COMMISSIE
VOOR
V a s t g e s t e l d
d . d .
WELSTAND 1 8
j u n i
EN
MONUMENTEN ROTTERDAM
2 0 1 5
VERSLAG VERGADERING van de COMMISSIE VOOR WELSTAND EN MONUMENTEN ROTTERDAM W OENSDAG 10 juni 2015
Locatie: De Rotterdam - Wilhelminakade 179 - 40e verdieping, kamer 40.11 AANWEZIG Commissie: Michel, Bakker, Bloks, Diederen, Galema, Molenaar en Stuhlmacher Secretariaat: Pronk (verslag), de Wit, van den Berg (gedeeltelijk), de Bruijn (gedeeltelijk), Scheer (gedeeltelijk) Bureau Monumenten: Knibbeler (gedeeltelijk) 3
BOUWPLANNEN
14:30 – 16:50
3.1 Wilhelminakade 52-58 (Pakhuis Meesteren), Feijenoord (1e behandeling) (gemeentelijk monument)14:30 omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
Aanpassing eerdere aanvraag Jan Verrelst (AWG architecten) OLO 1817087 (conceptaanvraag)
3.2 Eendrachtsstraat 154a, Centrum (2e behandeling) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
15:00
Nieuwbouw woning Joost Kühne (Kühne en co) OMV.15.02.00382
PAUZE
15:20-15:30
3.3 Museumpark 3/ Westersingel 76 (Arminius), Centrum (1e behandeling) (rijksmonument) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
3.4 Beijerlandselaan 60, 72-80, Feijenoord (1e behandeling) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
16:00
Oprichten winkelgebouw Colloseum Osman Könde, Kapplanres OLO ??
3.5 Achterhaven 148 (VOC-gebouw), Delfshaven (1e behandeling) (rijksmonument) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
15:30
Gedeeltelijk verwijderen kerkbanken Gerard Vreugdenhil, RAB OMV.15.02.00372
Renovatie rijksmonument Ineke Hulshof, Hulshof architecten OLO 1758291
1
16:20
BOUWPLANNEN 4.1 Pakhuis Meesteren, Feijenoord (1e behandeling) (gemeentelijk monument) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
Aanpassing eerder aanvraag Jan Verrelst (AWG) / Wilhelminakade 52 Rotterdam B.V. OLO 1817087 (conceptaanvraag)
Omschrijving van het plan Het plan is een wijziging op een eerder in 2013 vergunde bouwaanvraag. Omdat het programma nu deels wijzigt moet het oorspronkelijke bouwplan op enkele punten worden aangepast. De architect gaat kort in op het de ontwerpuitgangspunten (die gelijk zijn gebleven ten opzichte van het vergunde plan) en geeft daarna een opsomming van de belangrijkste wijzigingen. Deze hebben betrekking op het souterrain en de begane grondlaag. Het souterrain zal door middel van het aanbrengen van een ter plaatse gestorte betonnen kuip waterdicht worden gemaakt. Om de functionaliteit van de parkeergarage te vergroten wordt het vergunde plan om o.a. de bestaande vierkante metselwerkkolommen geheel in te pakken met een pakket van 25 cm rondom, verlaten. Daarvoor in de plaats wordt voorgesteld de bestaande metselwerkkolommen te vervangen door ronde betonnen kolommen met een veel kleinere diameter. Op de iets boven maaiveld gelegen begane grondverdieping komt een Mercado en wordt de hotelloby vergroot. Daarvoor zal de bestaande brandgang deels worden weggehaald. Wel zal door middel van belijning in de vloer dit historische element herkenbaar worden gehouden. Voor de Mercado zal een extra entree worden gemaakt op de hoek van de Wilhelminakade en de Statendam. Ook de entree van het hotel wordt ten opzichte van de vergunde versie uitgewerkt in een vereenvoudigde versie: nu zonder bloemkozijn en met een sterk vereenvoudigde frèle stalen luifel. Voorts zal er, in overleg en met instemming van SO, op de hoek van de Wilhelminakade en de Otto Reuchlinweg een verhoogd terras worden aangelegd. In de middenzone (atrium) komen in een tussengevoegd glazen volume, fitness- en een vergaderruimtes. Op de derde verdieping (het nieuw toe te voegen volume op het dak) komen de hotelkamers deels te vervallen en worden er een aantal conferentieruimtes toegevoegd. Ook worden de longstay appartementen vervangen door hotelkamers en zijn alle kamers via een binnengang van binnenuit bereikbaar. Tenslotte wordt het dakterras meer geoptimaliseerd voor ruim buitengebruik. Beleid (Welstandsnota Rotterdam): Gebiedstype: Rivierlocaties Welstandsniveau: Bijzonder (gemeentelijk monument) Relevante criteria Verschijningsvorm Uitbreidingen in een eigenzinnige vormentaal zijn goed mogelijk; wel moet er een verband zijn met de architectuur van de omgeving. Het gevelontwerp is consequent en goed van verhouding, en qua indeling en plasticiteit afgestemd op de omliggende bebouwing. Ingrepen aan de gevel, waaronder nieuwe balkons en luifels of winkelpuien, passen binnen de structuur, maat en schaal van het hoofdgebouw. Entreegebieden van gebouwen, inclusief luifels en logo’s, zijn uitnodigend en kwalitatief hoogwaardig vormgegeven. De begane grondverdieping past in maat en schaal bij het karakter van de straat. Materiaal, kleur en detaillering Materialen en detaillering dienen aan te sluiten bij het robuuste karakter van de kades en de waterbekkens. In woon-, kantoor- en winkelgebieden zijn detaillering en materiaalgebruik van de beganegrondgevel aan de straatzijde (met name rond de entree) van hoge kwaliteit (rijker en expressiever). Daken die zichtbaar zijn vanuit de omliggende bebouwing krijgen dezelfde kwaliteit als de gevel en worden ingericht als groene daken (of op andere wijze aantrekkelijk vormgegeven). Ventilatieroosters zijn niet zichtbaar of architectonisch ingepast in het gevelontwerp. Reactie van de commissie op de ingediende conceptaanvraag, de beelden zoals toegelicht, en de nabespreking: De commissie toont zich enthousiast over het feit dat na een lange periode van stilstand, dit initiatief weer wordt opgepakt. Ook het nieuwe programma voor een mercado wordt gezien als een positieve ontwikkeling. In grote lijnen toont zij zich positief over de nieuwe versie van het plan. Wel plaatst zij vraagtekens bij de nieuwe
gezichtspunten/ontwikkelingen die kennelijk hebben geleid tot de noodzaak van het vervangen van de gemetselde kolommen in de kelder (het oudste gedeelte van het monumentale gebouw). Vanuit de monumentale waarde is een dergelijke omvangrijke en radicale ingreep niet direct te beredeneren. Toch stemt de commissie in met de voorgestelde aanpak. Tenslotte was in het vergunde plan ook al sprake van een totaal in beton ingepakte kelderverdieping (inclusief ingepakte kolommen). Dit om opdrijven te voorkomen en de nieuwe fundering te realiseren die noodzakelijk is voor het behoud van het monument. Ook leidt de toepassing van slanke ronde kolommen tot een toename van het aantal parkeerplaatsen waardoor de functionaliteit van de kelder wordt vergroot. Voorts heeft de commissie op een aantal specifieke punten enkele vragen, opmerkingen en aandachtspunten die hieronder, zonder uitputtend of volledig te zijn, worden opgesomd. Bij de bespreking van het later vergunde plan wees de commissie in 2013 op de noodzaak dat minimaal één van die vier gesloten hoeken van het monument onaangetast zou moeten blijven. De afgesneden hoeken zijn (met vrijwel gesloten gemetselde gevelvlakken) kenmerkend voor de pakhuizen op de Wilhelminapier. De commissie ziet de noodzaak van de nieuw toe te voegen entree naar de Mercado. Toch pleit zij opnieuw voor het afleesbaar houden van die kenmerkende geslotenheid bij minimaal één hoek. Mogelijk is door de functiewijzigingen op de begane grond, nu een andere hoek gesloten uit te voeren. Het verhoogde terras doet afbreuk aan de monumentale karakteristiek van het gebouw. De commissie pleit ervoor dat het gebouw overal ‘stevig op de grond’ blijft staan, zonder overgangen. Daarom bepleit de commissie een veel minder nadrukkelijke aanwezigheid van een dergelijke functie in de openbare ruimte. Zij vraagt zich af waarom er niet volstaan kan worden met een eenvoudig ontworpen overbrugging van het niveauverschil, aangevuld met de losse elementen voor een terrasinrichting. De commissie verwijst naar het Rotterdams terrassenbeleid waarin wordt uitgegaan van het concept dat terrassen te gast zijn in de openbare ruimte en deze ruimte niet innemen met gebouwde elementen. De commissie vraagt zich af of achter het principe van het ‘bloemkozijn’ ook een situatie is voorzien waarin niet een deel van het achtergelegen muurvlak wordt verwijderd, maar 100% daarvan. De commissie benadrukt dat zij in latere planfases niet zal instemmen wanneer er bij de ‘bloemkozijnen’ niet een aanzienlijk deel van de achtergelegen muurvlakken intact blijft. Op de vraag van de architect hoe om te gaan met de platformpjes met trappetjes die deels nog op de begane grond aanwezig zijn, bepleit de commissie reconstructie van deze karakteristieke elementen. Tenslotte bepleit de commissie bij de opdrachtgever met klem de noodzaak van het betrokken houden van de architect bij het verdere proces van bouwvoorbereiding en -uitvoering. Betrokkenheid van de architect blijkt bij een complexe opgave noodzakelijk. Niet in de laatste plaats vanwege het monumentenaspect van de opgave. Conclusie: De commissie reageert positief op het concept voor een aangepaste versie van het eerder vergunde plan. Zij vraagt bij de verdere uitwerking naar een nieuwe aanvraag omgevingsvergunning aandacht voor de gemaakte opmerkingen. Zij mandateert het secretariaat voor de behandeling van het eventuele vervolg van de conceptaanvraag en de definitieve aanvraag omgevingsvergunning. Bij eventuele twijfel kan het plan opnieuw worden voorgelegd aan de commissie. Zij ziet de definitieve aanvraag omgevingsvergunning met belangstelling tegemoet.
4.2
Eendrachtsstraat 145, Centrum (2e behandeling)
omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
Nieuwbouw woning (Klein & Fijn) Joost Kühne / Kühne en Co OMV.15.02.00382
Omschrijving van het plan De architect gaat kort in op het concept. Het bouwkavel is onderdeel van het door de gemeente opgestarte initiatief Klein en Fijn. Dit houdt dat op strategische plekken in de stad kleine kavels zijn aangewezen voor verdichting. De kavel heeft een beperkt oppervlak en ligt op een lastige locatie. Door het gebouw te laten verstaffelen kan er goed worden aangesloten op de hoeken van de aangrenzende bebouwing. Om de constructietijd te kunnen verkorten is gekozen voor een staalconstructie. En door de keus voor een elementengevel hoeft er niet gewerkt te worden met een steiger. De gevel is opgebouwd uit verdiepinghoge en pandbrede prefab kozijnelementen die in één keer geplaatst worden. Deze gevelelementen bestaan uit drie materialen te weten een frame van lichte aluminium kozijnstijlen (naturel geanodiseerd) opgevuld met lichtbrons gekleurde panelen en draaiende delen met zwarte kozijnen en glas. De onderzijde van de steeds overkragende volgende verdieping wordt bekleed met een naturelkleurige aluminium plaat die is voorzien van ondiepe groeven die toont als een serie aaneengesloten kozijnprofielen. Beleid (Welstandsnota Rotterdam): Gebiedstype: niet-planmatige uitbreidingen Welstandsniveau: Bijzonder (centrumgebied) Relevante criteria Het gevelontwerp kent een driedeling (basement, middendeel, gevelbeëindiging) en wordt gekenmerkt door een verwevenheid van verticaal (ramen) en horizontaal (lijstwerk, linten, kroonlijsten etc.). Kleuren zijn terughoudend en afgestemd op de omliggende bebouwing. Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen de verschijningsvorm op samenhangende wijze. Materiaal en detaillering zijn afgestemd op de bestaande materialen (vooral baksteen en hout) van de oorspronkelijke bebouwing en van gelijke kwaliteit (vervanging van gevelonderdelen conform het origineel). Detaillering ondersteunt de verwevenheid van verticaal en horizontaal in het gevelbeeld. Reactie van de commissie op de ingediende conceptaanvraag, de beelden zoals toegelicht, en de nabespreking: De commissie staat in het algemeen zeer positief tegenover de initiatieven in het kader van Klein en Fijn. Zij meent dat het verrijkende effect dat uitgaat van de aanpak van verloren plekken, positief is voor de stad. Zo ontstaan er ‘pareltjes’ door bijzondere architectonische ingrepen en is een vrije lezing van de welstandscriteria gerechtvaardigd, zo meent de commissie. Zeker in een straat (zoals hier in de Eendrachtsstraat) die wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid in architectonische stijlen en -kwaliteiten, is ruimte voor een eigenzinnig initiatief. Dit vraagt wel een excellente en verfijnde uitwerking van het gevelconcept dat de architect voor ogen heeft. En op dat punt, zo meent de commissie, valt voor dit plan nog winst te behalen. De commissie kan zich goed vinden in de getrapte massa-opbouw. Ook de basisgedachte achter het gevelconcept acht zij overtuigend genoeg. Wat nog ontbreekt is een gevelontwerp dat in een perfect samengaan van materiaalgebruik, detaillering en kleurkeuze, het doordachte en inventieve idee achter het plan zichtbaar maakt. De commissie meent dat er verschillende mogelijke architectonische middelen voorhanden zijn die kunnen worden ingezet om het nu nog ‘uit elkaar vallende’ gevelbeeld door te werken naar een mooi rustig samenhangend geheel. Kern van de vraag is hier welk middel de architect zelf kiest om de laatste stap te zetten naar een eindbeeld dat voldoet aan het beoogde niveau van Klein en Fijn. Om haar bedoelingen te illustreren geeft de commissie enkele overwegingen mee die een aanknopingspunt kunnen vormen voor de gevraagde laatste ontwerp-stap: Om de associatie met vlakke, snel vervuilende paneelgevel [goedkope woningbouwgevels] te vermijden kan een gevelgrafiek met uitsluitend vertikale belijning worden overwogen. Het gekozen materiaal is op zichzelf niet ondenkbaar. Wel betwijfelt de commissie of de combinatie van naturel- en bronskleurige alumminium elementen de juiste is. Overwogen zou kunnen worden om minder uit elkaar liggende kleuren te kiezen die gezamenlijk een meer ingetogen palet vormen. Door toepassing van een afwijkende bekleding aan de onderzijde van de overkragingen (geprofileerde plaat), onderscheiden deze vlakken zich sterk van de massa-opbouw van het pand. Hiermee vervallen de gevels des te meer tot vlakken en verliest de sculpturale opbouw van het pand aan kracht. In dit verband wordt ook aandacht gevraagd voor de gevelbekleding van de zijkanten ,waar het pand boven de belendingen uitsteekt (van het pand die op verschillende punten in het zicht komen). Hier is het van belang geen afwijkend gevelmateriaal toe te passen zodat de sculpturale eenheid van het pand overal zichtbaar wordt gemaakt en de associatie met decorbouw wordt vermeden.
Conclusie: De commissie adviseert vooralsnog negatief aan het bestuur ten aanzien van het afgeven van de omgevingsvergunning. Zij vraagt aandacht voor bovenstaande aandachtspunten en opmerkingen bij het vervaardigen van een geoptimaliseerde versie van het ontwerp. De commissie mandateert het secretariaat voor de behandeling van het aangepaste plan dat daaruit voortkomt. Bij eventuele twijfel kan het plan opnieuw worden voorgelegd aan de commissie.
4.3
Museumpark 3/ Westersingel 76 (Arminius), Centrum (1e behandeling) (rijksmonument)
omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
gedeeltelijk verwijderen kerkbanken Arminius Gerard Vreugdenhil, RAB en Braaksma Roos architecten / Stichting Kerkgebouw Museumpark OMV.15.02.00372
Omschrijving van het plan De heer Vreugdenhil geeft een korte toelichting op de geschiedenis van het gebouw en de restauraties die in de afgelopen jaren al zijn uitgevoerd. De ingediende aanvraag betreft de aanpassing van het oorspronkelijke vaste bankenplan aan de linker- en rechterzijde van het middenvlak van het kerkgebouw. Van twee vaste bankensembles worden per ‘blok’ vijf van de zes banken verwijderd. De zesde bank blijft achteraan aanwezig. De houten ‘voorschotten’ die zich nu direct achter de gietijzeren kolommen bevinden en in ruimtelijke samenhang met de bovengelegen balkons als begrenzing van het middenvak functioneren, worden naar de positie ter plaatse van de overblijvende zesde kerkbank verplaatst. De vaste opgehoogde vloer zal worden ingekort tot de lengte van één bank. De houten vloer zal ter plaatse worden hersteld tot eenzelfde niveau als het centrale deel / gangpaden. Daardoor ontstaat een grotere, vlakke vloer die ruimte en flexibiliteit biedt voor diverse activiteiten. De overige kerkbanken worden opgeslagen in de ruime kelder. Indien nodig kunnen deze voor bepaalde activiteiten weer worden teruggeplaatst in de oorspronkelijke opstelling. De heer van der Steen geeft een toelichting op het ontwerp van verschillende nieuwe elementen die allerlei opstellingen en gebruik mogelijk maken. Hiermee wordt beoogd de ruimte en flexibiliteit te realiseren die nodig zijn voor het huidige gebruik. Het is de bedoeling dat hierbij de oorspronkelijke indeling afleesbaar wordt gehouden door aftekening van de gangpaden in het vloerontwerp. De oorspronkelijke ventilatieroosters in de vloer spelen hierbij een cruciale rol. Mevrouw Anceaux (directeur van Stichting Kerkgebouw Museumpark) geeft aan dat de verwijdering van kerkbanken noodzakelijk is om de flexibiliteit en daarmee de exploitatiemogelijkheden van het kerkgebouw te vergroten. Tevens is het doel om door de exploitatiebegroting sluitend te houden door toegenomen flexibiliteit, in de toekomst het orgel te kunnen restaureren en het voorplein terug te brengen in de oorspronkelijke situatie. Reactie van de commissie op de ingediende conceptaanvraag, de beelden zoals toegelicht, en de nabespreking: De commissie heeft zeker begrip voor de wens om voor Arminius meer flexibiliteit te kunnen realiseren. De commissieleden zijn goed bekend met de locatie en dragen deze een warm hart toe. Ook wordt ingezien dat meer flexibiliteit in gebruik een waarborg is voor het voortbestaan van het monument. Tegelijk wijst zij erop dat de charme van deze locatie mede bepaald wordt door de banken, waarop de nog aanwezige naamplaatjes van de gemeenteleden verwijzen naar het vroegere gebruik. Zij meent echter dat het gevoerde betoog dat tot de conclusie leidt dat het overgrote deel van de banken moet worden opgeslagen in de kelder, nog te eenzijdig wordt ingegeven door praktische exploitatie-overwegingen. Daarbij mist zij in het voorstel de invalshoek die vanuit het monument zélf zou kunnen voortvloeien tot een ingreep die de flexibiliteit vergroot. De commissie heeft zeker waardering voor de zorgvuldige zoektocht naar een passende transitie van een functie die is ontworpen voor ‘ééndimensionaal gebruik’ naar multifunctioneel gebruik. Toch blijven teveel vragen onbeantwoord die samenhangen met het monumentenaspect van het vraagstuk. Bij het voorstel om de voorschotten naar achteren te verplaatsen, rijst bijvoorbeeld de vraag op welke manier de waarde van de ruimtelijke samenhang tussen de positie van deze schotten en de bovengelegen balkons is meegenomen in de overwegingen. Concreet vraagt de commissie de architecten om een betere balans te zoeken in de afweging van de monumentale aspecten met de beoogde flexibiliteit in het gebruik van de ruimte. Hierbij is de vraag te inventariseren welke monumentale aspecten essentieel zijn en van daaruit ingrepen voor te stellen die de flexibiliteit vergroten. Conclusie: De commissie adviseert vooralsnog negatief aan het bestuur ten aanzien van het afgeven van de omgevingsvergunning. De commissie stelt een nader gesprek op locatie voor, tussen enkele leden (delegatie Werkgroep Monumenten) en de architect. Doel van dat gesprek is na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor een aangepast voorstel waarin sprake is van meer balans tussen monumentale waarden en functionele noden. Als uitgangspunt voor dat gesprek vraagt zij de architect om een nader uitgewerkte visie op de essentiële te behouden monumentale aspecten.
4.4
Beijerlandselaan 60, 72-80, Feijenoord (1e behandeling)
omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
Oprichten winkelgebouw Colloseum Osman Könde, Kapplanres OLO ??
Omschrijving van het plan De planontwikkeling betreft de oprichting van een warenhuis van een vier bouwlagen met daarin winkels voor Turkse modeartikelen. Om dit mogelijk te maken zal een groot deel van het betreffende bouwblok aan de Beijerlandselaan worden gesloopt en wordt ten behoeve van een efficiënte indeling, het bestaande bouwplot vergroot aan de achterzijde. Het plan is qua bouwvolume en programma strijdig met het huidige bestemmingsplan. Het programma bestaat uit 47 winkelunits over vier verdiepingen en een foodcourt op de vierde verdieping. Per bouwlaag is er ruimte voor negen tot tien winkels. De winkels op de begane grondverdieping worden ontsloten via zowel de straat als via de binnenzijde van het warenhuis. De begane grondgevel heeft een transparant karakter en gevels daarboven zijn gesloten. Op de bovenste verdieping waar zich het foodcourt bevindt zijn raampartijen aangebracht. De gevels worden afgewerkt met een baksteen die past in de omgeving van de Beijerlandselaan en worden versierd met een hekwerk van roestvrij staal met een oosters gevelmotief met daarin de naamgeving van het gebouw. Aan de zijde van de Beijerlandselaan komt een gevelaccent in de vorm van een halfcirkelvormig element in metselwerk, dat ter plaatse van de middenas van het gebouw voor het gevelvlak uitsteekt. Enerzijds wordt de symmetrische gevelcompositie onderstreept. Anderzijds wordt dit effect teniet gedaan omdat het element geheel wordt afgedekt door een megareclame. De heer Könde geeft aan dat het plan zich nog in een conceptfase bevindt en voor een nadere uitwerking zal te zijner tijd een architect bij het project worden betrokken. Beleid (Welstandsnota Rotterdam): Gebiedstype: planmatige stedelijke uitbreidingen Welstandsniveau: regulier Relevante criteria Ruimtelijke inpassing Bouwinitiatieven houden de stedenbouwkundige structuur herkenbaar en verstoren deze niet. Bouwinitiatieven passen binnen de architectonische eenheid van het ensemble (in dit gebiedstype het bouwblok of een aantal blokken of gespiegelde wanden). Bouwinitiatieven (waaronder hoogbouw) zijn in maat en schaal afgestemd op de omliggende bebouwing en de stad als geheel. Nieuwbouw heeft een bij de omliggende bebouwing passende hoofdvorm. Verschijningsvorm Het gevelontwerp is consequent en goed van verhouding, en qua indeling en plasticiteit afgestemd op de omliggende bebouwing. Het gevelontwerp kent een driedeling (basement, middendeel, gevelbeëindiging) en heeft een afgewogen verhouding open - gesloten die aansluit bij de oorspronkelijke bebouwing. Vormgeving of accentuering van de hoeken vindt plaats in samenhang met het blok als geheel en met de omringende blokken. Bindende elementen binnen een gevelwand (dakvlak, daklijst, vensters, ingangspartijen en erkers) sluiten bij nieuwbouw aan op het bestaande. Entreegebieden van gebouwen, inclusief luifels en logo’s, zijn uitnodigend en kwalitatief hoogwaardig vormgegeven. Beganegrondgevels aan de openbare ruimte hebben een bij de situatie passende openheid. In woon-, winkel-, en kantoorgebieden zijn dichte (bergings-)gevels aan de straat ongewenst. Detaillering, materiaal- en kleurgebruik Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen de verschijningsvorm op samenhangende wijze. Materialen en detaillering zijn afgestemd op die van de oorspronkelijke bebouwing en kwalitatief ten minste gelijkwaardig daaraan. In woon-, kantoor- en winkelgebieden zijn detaillering en materiaalgebruik van de beganegrondgevel aan de straatzijde (met name rond de entree) van hoge kwaliteit (rijker en expressiever).
Reactie van de commissie op de ingediende conceptaanvraag, de beelden zoals toegelicht, en de nabespreking: De commissie meent dat de gepresenteerde nieuwe functie, mits zorgvuldig ingepast in de omgeving, een verrijking voor het gebied kan betekenen. Daarbij stelt zij echter ook vast dat het getoonde nieuwbouwplan op het punt van stedenbouwkundige- én architectonische inpassing niet overtuigt. Ten dele hangt dit samen met het feit dat in het aangeleverde materiaal geen uitsluitsel wordt gegeven over hoe het gebouw zich verhoudt tot de context omdat deze eenvoudigweg niet is aangegeven, ten dele ook met het plan zelf. Niet alleen ontbreekt een beeld van hoe het gebouw zich voegt in de stedenbouwkundige omgeving. Ook ontbreken de meer gedetailleerde geveltekeningen die nodig zijn om te begrijpen hoe het nieuwe gebouw architectonisch aansluit op de bestaande gevelcompositie van het woningblok in de Slaghekstraat. Temeer daar wordt aangegeven dat dit blok deels wordt gesloopt, ligt hier, gegeven de welstandscriteria die vragen om een nauwgezette aansluiting op (bindende elementen van) de bestaande gevelwand, nog een zware ontwerpopgave. Ook op meer specifieke punten betreffende het ontwerp op zichzelf heeft de commissie vragen, opmerkingen en aandachtspunten die hieronder, zonder uitputtend of volledig te zijn, worden opgesomd. De Commissie vraagt aandacht voor de vormgeving van de gesloten gevels aan de achterzijde van de geplande ontwikkeling. Deze gevels bevinden zich in het zicht van de bestaande woningen. De openheid van de plint, die niet alleen door afdeling Stedenbouw als harde eis is gesteld maar ook een van de belangrijkste welstandscriteria vormt, is met het voorgelegde plan nog niet overtuigend aangetoond. De waarborg voor de verlangde transparante beganegrondgevel hangt mede af van een goed uitgewerkt plan voor het functionele systeem van publieke entree’s, winkelopslag, alsmede laden en lossen. De criteria vragen hier een gevelindeling en plasticiteit die is afgestemd op de aan- en omliggende woningbloken. De commissie doet de suggestie om, inplaats van het enkelvoudige- en zware element boven de hoofdentree, over een grotere breedte van de gevel een meer verfijnde vertikale parcellering toe te passen. Hiermee kunnen de afgeronde hoeken van het hoofdvolume aan zeggingskracht winnen. De commissie meent dat de expressie van die ronde hoeken wordt afgezwakt door het enorme verticale halfronde element boven de hoofdentree. Het toepassen van een verticale parcellering of geleding biedt mogelijk ook een kans om architectonisch de aansluiting te zoeken op wat overblijft van het belendende woningblok aan de Slaghekstraat. Ook doet zij de suggestie om inplaats van het ‘opgeplakte’ rvs ornament te kiezen voor een chique steen met een meer samenhangend patroon in metselwerk-relief. Het criterium van de driedeling van het gevelontwerp in basement, middendeel en gevelbeëindiging vraagt om een meer overtuigende uitwerking van de bovenste gevelstrook (gevelbeëindiging) die nu zwaar en somber oogt. De commissie bepleit een levendige uitstraling van de dakverdieping. Hier kan bijvoorbeeld een terrasfunctie toe bijdragen, maar ook het gebruik van een groene dakbedekking. Tenslotte wijst de commissie op het Rotterdamse reclamebeleid waarin megareclames die sprekende gevelelementen aan het oog onttrekken, zoals hier getoond, niet passen. Conclusie: De commissie ziet het plan graag terug in een versie waarin de stedenbouwkundige- en architectonische aansluiting op de omgeving goed in beeld wordt gebracht. Daarbij verwacht zij een antwoord op de vraag hoe de thema’s uit de bestaande omgeving worden opgepakt. Dit vraagt om een meer precieze uiteenzetting met- (dan wel reactie op) de architectuur van de belendende bebouwing, met inachtneming van de hierboven gemaakte opmerkingen. Om de gevraagde stedenbouwkundige- en architectonische onderbouwing en uitwerking tot een goed einde te brengen beveelt de commissie met klem aan om een ter zake kundig architect bij deze complexe ontwerpopgave te betrekken.
4.5 Achterhaven 148 (VOC gebouw), Delfshaven (1e behandeling) (rijksmonument) omschrijving: ontwerp/opdracht: dossier:
Renovatie rijksmonument Ineke Hulshof, Hulshof architecten / Urbannerdam OLO 1758291
Omschrijving van het plan Het voormalige VOCgebouw kent een bijzonder rijke gebruiksgeschiedenis die nog steeds afleesbaar is. In 1746 is het gebouw als gevolg van brand herbouwd en in de 19e en 20e eeuw is het in gebruik geweest als soda- en chemicaliënfabriek. In 1995 is er wederom een brand geweest en na het wegwerken van achterstallig onderhoud in 2000 is het gebouw tijdelijk in gebruik geweest bij WORM. Sinds 2010 staat het gebouw leeg. De conceptaanvraag betreft de realisatie van 9 appartementen en aantal bedrijfsruimten in het voormalige VOCgebouw. Bij de ontwikkeling van het plan heeft de architect gebruik gemaakt van de cultuurhistorische verkenning van Steenhuismeurs uit 2007. Om de voorgestelde nieuwe bestemming mogelijk te kunnen maken is funderingsherstel noodzakelijk en dienen er in het gebouw een aantal aanpassingen te worden doorgevoerd. Deze aanpassingen hebben betrekking op de gevels, de indeling en de kapconstructie. Ten behoeve van de woonfunctie zullen de gietijzeren sodatanks op de zolderverdieping moeten worden verwijderd en dient er voor de ontsluiting van de appartementen aan de noordzijde van het gebouw een trappenhuis met lift te worden gerealiseerd. Daarnaast dienen alle ramen (die niet oorspronkelijk zijn) te worden vernieuwd. De architect heeft daarvoor vier varianten ontwikkeld waarbij voor de variant met de kruisramen een voorkeur wordt aangegeven. Beleid (Welstandsnota Rotterdam): Gebiedstype: historische linten en kernen Welstandsniveau: bijzonder (rijksmonument) Relevante criteria Welstandscriteria historische linten en kernen: Verschijningsvorm Bijgebouwen zijn herkenbaar als op zichzelf staande volumes en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Aan- en uitbouwen, dakkapellen en dakopbouwen zijn in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen. Het gevelontwerp is consequent en goed van verhouding, en qua indeling en plasticiteit afgestemd op de omliggende bebouwing. De gevel aan de straatzijde heeft een uitgesproken vormgeving. Ingrepen aan de gevel, waaronder nieuwe balkons en luifels of winkelpuien, passen binnen de structuur, maat en schaal van het hoofdgebouw. Entreegebieden van gebouwen, inclusief luifels en logo’s, zijn uitnodigend en kwalitatief hoogwaardig vormgegeven. Beganegrondgevels aan de openbare ruimte hebben een bij de situatie passende openheid. In woon-, winkel-, en kantoorgebieden zijn dichte (bergings-)gevels aan de straat ongewenst. Materiaal, kleur en detaillering Kleuren zijn terughoudend en afgestemd op de omliggende bebouwing. Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen de verschijningsvorm op samenhangende wijze. Detaillering is ambachtelijk en benadrukt het kleinschalige karakter van de bebouwing. Materialen en detaillering worden zo gekozen dat veroudering en weersinvloeden geen negatieve gevolgen hebben voor het uiterlijk. Reactie van de commissie op de ingediende conceptaanvraag, de beelden zoals toegelicht, en de nabespreking: De commissie is verheugd over het feit dat dit initiatief, na jaren leegstand, nu mogelijk tot een nieuwe bestemming voor dit bijzondere gebouw kan leiden. Zij merkt echter op dat in het conceptplan meer sprake is van mogelijke ontwerpkeuzes dan van concrete voorstellen. Vermoedelijk hangt dit teveel aan vragen, mogelijkheden en vermoedens samen met het bijzondere planvormingsproces: ‘klushuizen maar dan met een monument’ zoals de architect het omschrijft. Juist dit bijzondere planvormingsproces met kopersparticipatie vraagt erom nu een pas op de plaats te maken om het monumentenaspect nadrukkelijker als inspiratie en uitgangspunt voor verdere planvorming op te nemen. Het feit namelijk dat alle voorgestelde mogelijke ontwerpkeuzes gebaseerd zijn op pragmatische afwegingen, baart de commissie zorgen. Zij mist hierbij elke onderbouwing in relatie tot de monumentwaarde van het rijksmonument. Zij doet dan ook de dringende aanbeveling om door een onafhankelijke deskundige een bouwhistorisch onderzoek te laten opstellen als uitgangspunt voor een restauratievisie. Daarmee kan in het verdere traject worden voorkomen dat het monumentenaspect door de participanten als storend wordt ervaren en uitpakt als vertraging van het proces. Het monument wordt immers bij de werving van participanten in deze cpo constructie als unique selling point naar voren gebracht.
Tenslotte geeft de commissie in reactie op een aantal concrete punten uit de presentatie enkele aandachtspunten mee voor de verdere planvorming. In navolging van de aanbevelingen uit het rapport van Steenhuismeurs bepleit de commissie dat dit gebouw naast de nu geplande woonfuncties een meer publieke functie verdient. In de gedachtenvorming over mogelijke publieke invullingen zou minimaal (een deel van) de begane grond betrokken moeten worden. Ook kan hier gedacht worden aan gemeenschappelijke functies die in relatie staan met het woonprogramma. Naast de keuze om de woonfuncties op de verdieping te ontsluiten via de asymmetrisch in de voorgevel gepositioneerde ‘kantoorentree’ mag de betekenis van de oorspronkelijke centrale ‘bedrijfsentree’ niet vervallen tot een ondergeschikt element in de gevelcompositie. In enkele getoonde schetsen lijkt deze entree teruggebracht tot een raam. Veel meer ligt het voor de hand om dit hoofdmoment in de gevel te koppelen aan de bepleite publieke functie. Aandacht wordt gevraagd voor de aanbeveling uit hetzelfde rapport, dat de vaak rauwe sporen van de roerige geschiedenis van het utilitaire gebruik van dit gebouw, een aspect vormen waaraan het monument specifieke kwaliteiten ontleent, die niet verloren mogen gaan. In de gevraagde planproducten (bouwhistorisch onderzoek en restauratievisie) dient dit aspect nadrukkelijk aan de orde te komen. De laatste dient concrete aanbevelingen te bevatten over de manier waarop met deze rauwheid omgegaan wordt, wanneer de herbestemming voor een belangrijk deel tot woonfuncties leidt. De commissie geeft dat het van belang is om meer van de bijzondere geschiedenis van het pand zichtbaar te maken. Het plan heeft nu niet of nauwelijks verwijzingen naar de VOC en de industriële geschiedenis. De keuze om de woonfuncties op de verdieping te ontsluiten via een trappenhuis ter plaatse van de noordgevel is niet a priori ondenkbaar. Wel vraagt de inpassing van een dergelijk bijzonder nieuw element in het bestaande gebouw bijzondere aandacht. Deze ontweropgave, die grote terughoudendheid en zorgvuldigheid vraagt, zal door de commissie nauwgezet beoordeeld worden. De voorgelegde keuze uit vier verschillende raamindelingen komt naar het oordeel van de commissie te vroeg. Het gevraagde bouwhistorisch onderzoek kan een eerste stap zetten inzake de vraag of en hoe nieuwe raamindelingen aan de orde zijn. Wel geeft de commissie aan dat zij de voorkeur van de architect (kruisvensters) niet deelt: binnen de huidige 18e eeuwse gevel is het niet passend om terug te grijpen op een raamindeling uit een veel verder verleden. En zeker niet ten dele, zoals hier wordt voorgesteld, waar de bovenramen met een raster van glas-in-loodruitjes worden weggelaten en ook andere elementen die bij dit historische gevelbeeld horen, niet worden teruggebracht. Conclusie: de commissie ziet de voorgelegde ideeën nog niet als de voldoende basis voor een nader uit te werken plan. Voorwaarde voor een succesvolle voortzetting van de koers die wordt onderzocht voor een bijzonder planproces met dit Rijksmonument, is het opstellen van de benodigde planproducten (bouwhistorisch onderzoek en restauratievisie) Wanneer het planteam wordt aangevuld met een bouwhistoricus die onafhankelijk van de ontwerpen procesdisciplines, de koers uitzet voor de omgang met het monument, is het mogelijk een passend uitgangspunt voor deze opgave te creëren.