STUDIEGIDSEN Hogeschool Utrecht MASTEROPLEIDINGEN 2011-2012
1
Voorwoord De complexe wereld waarin kinderen en jongeren opgroeien, stelt hen voor ingewikkelde uitdagingen. Deze uitdagingen gaan veelal verder dan de individuele belangen en behoeften en raken het welzijn van de omgeving (gezin, familie, vrienden, school, enzovoort) waarvan zij deel uitmaken. De vraag naar goede begeleiding van alle partijen en kennis wordt dan ook steeds groter. De Masteropleiding Pedagogiek van Hogeschool Utrecht leidt professionals op die deze ondersteuning kunnen bieden in de zorg, educatie en de welzijnssector. Hogeschool Utrecht biedt als enige in Nederland een Masteropleiding Pedagogiek met een ecologische grondslag. De kracht van ecologische pedagogiek is om het verhaal van kinderen en jongeren, opvoeders en andere betrokkenen te verstaan en te begrijpen. Dit is veelal een meerstemmig en meervoudig verhaal. Dat betekent, onder meer, voor de ecologisch pedagoog: niet te snel conclusies trekken of verhalen van kinderen en jongeren vanuit één theorie verklaren in een zoektocht naar een dominante waarheid, maar juist meerdere perspectieven ontdekken. Vanuit het ene perspectief zien wij misschien een probleem, vanuit andere perspectieven kunnen wij, samen met het kind en de jongere, hun opvoeders, leraren en voor het kind en de jongere belangrijke anderen, mogelijkheden, kwaliteiten en kansen ontdekken. Opvoedingssteun, preventie, vroegtijdige onderkenning en signalering, afstemming van pedagogische interventies in verschillende contexten als gezin, school, vrije tijd en virtuele milieu, samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg en jeugdwelzijn, opvoeden in een multiculturele, urbane samenleving zijn ontwikkelingsthema‟s die vragen om de inzet van ecologische pedagogen. Ecologisch pedagogen die in staat zijn tot praktisch pedagogische ondersteuning , die weten te functioneren , weten samen te werken binnen en tussen meerdere opvoedingscontexten en die in staat zijn vanuit meerdere perspectieven naar de opvoedingsituatie te kijken. De deelopleiding Master Pedagogiek van de Hogeschool Utrecht is een geaccrediteerde masteropleiding op hboniveau. Het gaat om een driejarige deeltijdopleiding. In deze studiegids vindt u veel informatie die u bij de studie nodig heeft. De gids biedt algemene informatie over de organisatie van de opleidingen, rechten en plichten van de student en over het Instituut voor Ecologische Pedagogiek. Samen met de onderwijs- en examenreglementen van de Hogeschool Utrecht (HU) en de Faculteit Maatschappij en Recht (FMR), beide te vinden op Sharepoint, vormt deze studiegids het formele onderwijs- en examenreglement van de deeltijdopleiding Master Pedagogiek, zoals voorgeschreven in de WHW. U kunt er dus bijvoorbeeld rechten aan ontlenen voor wat betreft het onderwijsaanbod en de examenregeling. Ook de opleiding kan zich er op beroepen. Deze studiegids is bedoeld voor studenten die in het studiejaar 2010-2011 starten bij de deeltijdopleiding Master Pedagogiek. Deze studiegids geeft in het eerste deel algemene informatie over de Hogeschool Utrecht, de faculteit en het instituut. In hoofdstuk 2 vindt u informatie over de voorzieningen voor studenten. Meer specifieke informatie betreffende de eigen opleiding en de bijbehorende programmaonderdelen kunt u vinden in de hoofdstukken 3, 4 en 5. In hoofdstuk 6 en 7 treft u informatie over de gang van zaken bij examens respectievelijk over klachten, bezwaar en beroep. In hoofdstuk 8 treft u het jaarrooster. Vele honderden studenten hebben reeds gekozen voor onze opleidingen en vele honderden starten dit jaar. Wij bieden de studenten een inspirerende leeromgeving in het maatschappelijk veld van pedagogiek en educatie. Wij zien er naar uit om daar samen met u aan te mogen werken en wensen u veel succes bij de studie. drs. Marcel Meer Directeur Instituut voor Ecologische Pedagogiek Riki Verhoeven MSc Opleidingsmanager deeltijd Bachelor- Masteropleiding Pedagogiek
2
Inhoudsopgave 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5 1.1.6 1.1.7 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.2.6 1.2.7 1.2.8 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5 1.3.6 1.3.7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.11.1 2.11.2 2.11.3 2.11.4 2.11.5 2.11.6 2.12 2.12.1 2.12.2 2.13 2.14 2.14.1 2.14.2 2.15 2.16 2.17 2.18 2.19
Algemene informatie Algemene informatie HU Onderwijsprofiel HU Bachelor- en Masterstelsel Hogeschool- en faculteitsregelingen Kwaliteitszorg Ordehandhaving (ongewenst gedrag) Organogram HU Locaties HU Algemene informatie faculteit FMR Algemeen Organogram faculteit Contactgegevens Plattegrond Praktische voorschriften en aanwijzingen Openingstijden gebouwen Vakanties en vrije dagen Faciliteiten Algemene informatie opleiding Ecologische Pedagogiek Algemeen Contactgegevens In- en uitschrijven voor de opleiding Examencommissie Onderwijsbalie Studievereniging Overige informatie Studentvoorzieningen Studiebegeleiding Studentendecaan Vertrouwenspersoon Studentenarts Bureau Studentenpsychologen Mediation Financiële steun Studeren met een functiebeperking Verbetering taal- en schrijfvaardigheden Mediatheek ICT-faciliteiten Algemeen Studentenmail Sharepoint OSIRIS Student Wachtwoord Informatiebeveiliging en privacy Medezeggenschap Inspraakorganen Ondersteuning bestuurlijk actieve studenten Studium Generale Studentenvereniging Algemeen Bestuursbeurs Topsport Trajectum Sport Veilig, gezond en milieuvriendelijk studeren Wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen
6 6 7 7 8 9 9 10 10 11 12 12 12 13 14 14 15 16 16 16 16 17 18 18 19 20 20 20 21 22 22 22 23 23 23 24 25 25 25 25 26 27 27 28 28 28 29 29 29 29 29 30 30 31 32 3
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.1.9 4.1.10 4.1.11 4.1.12 5 5.1 5.2 5.3 5.4 6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.3.7 6.3.8 6.3.9 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 7 7.1 7.2 7.3 7.3.1. 7.4 7.5 7.6
Opleiding en beroep Beroepsprofiel Beroep Vaardigheden afgestudeerde Werkveld en functies Opleidingsprofiel Doelstelling opleiding Uitwerking van beroepsprofiel Het hbo-master niveau van de opleiding Didactische uitgangspunten Didactische werkvormen Competenties beroepsbeoefenaar Horizontale doorstroommogelijkheden Inrichting en organisatie opleiding Algemeen Opleidingsvarianten Opleidingsstructuur algemeen Verkorte opleidingsroutes Overzicht curriculum (per studiejaar) Lesdagen en –tijden Uitval van lessen Studieloopbaanbegeleiding Registratie studievoortgang Introductie- en begeleidingsdagen, excursies, werkweken en trainingen Studiekosten en eigen bijdragen Stages en stagewaardigheid Afstuderen Cursusdeelname Algemeen Inschrijving voor cursussen Aanwezigheidsplicht Beginvereisten Tentamens en examens Algemeen Vrijstellingen Organisatie tentamens Tentamenvorm en -duur Inschrijving en deelname (her)tentamens Voorzieningen bij een functiebeperking Legitimatieplicht bij schriftelijke tentamens Gang van zaken tijdens tentamens Beoordeling en inzage tentamenwerk Onregelmatigheden / fraude Bewaring en teruggave tentamen- en examenwerk Geldigheidsduur studieresultaten Getuigschriften en titulatuur Algemeen Graden en titulatuur Aantekening cum laude of met genoegen Procedure afgifte getuigschrift Klachten, bezwaar en beroep Inleiding Bezwaar Klachten Ongewenst gedrag Beroep Hoger Beroep Herzieningsverzoeken bij klachten
33 33 33 34 35 35 35 36 37 38 40 41 42 45 45 45 45 46 46 48 48 48 49 49 50 50 52 53 53 53 53 53 54 54 54 54 54 55 56 56 57 57 60 61 61 61 61 62 62 63 64 64 64 65 65 66 66 67 4
8 9 10
Roosters Cursusbeschrijvingen Bijlagen
68 69 70
Deze studiegids is op 1 juli 2011 vastgesteld door Instituutsdirecteur na advies van de OC en goedgekeurd door de faculteitsdirecteur op 1 juli 2011
5
Algemene informatie 1.1
Algemene informatie HU
Hogeschool Utrecht (HU) is met ruim 38.000 studenten en ruim 3.400 medewerkers een van de grootste en meest veelzijdige hbo-instellingen in Nederland. De zes faculteiten, gevestigd in Utrecht en Amersfoort, bieden meer dan 80 bacheloropleidingen aan op het gebied van communicatie en journalistiek, economie en management, natuur en techniek, gezondheidszorg, onderwijs, en maatschappij en recht. De HU heeft onderwijslocaties in de Utrechtse binnenstad en op De Uithof en is gevestigd in Amersfoort. Na het behalen van je bachelordiploma kun je bij de HU ook in diverse richtingen een mastergraad behalen. Het onderwijs is per opleiding georganiseerd en is daardoor overzichtelijk en persoonlijk. Is je interesse breder dan je eigen opleiding, dan kun je deelnemen aan onderwijsactiviteiten van andere HU-opleidingen of van andere onderwijsinstellingen in Nederland of in het buitenland. Denk aan het volgen van een minor of stage lopen.
1.1.1
Onderwijsprofiel HU
Hoger beroepsonderwijs in de (kennis)samenleving De HU wil bijdragen aan een duurzame kennissamenleving waarbij de mens het uitgangspunt is. Waar onze studenten en medewerkers zich kunnen ontplooien, zich thuis voelen en waar we in samenwerking met onze relaties durven te experimenteren en innoveren. We bieden onze studenten kansen om zich optimaal te ontplooien in hun studie, zodat iedereen zijn capaciteiten zo goed mogelijk in de praktijk kan brengen. We leiden hoogwaardige professionals op en werken daarnaast, door ondernemerschap en kennisontwikkeling, aan de innovatie van de beroepspraktijk. Vandaar onze sterke externe oriëntatie op sociale, economische en maatschappelijke vraagstukken. Niet alleen in Nederland maar ook internationaal. We zijn een transparante organisatie door open communicatie met elkaar en onze omgeving. Uitgangspunt in de samenwerking is dat we onze kennis delen en doen wat we beloven, zowel in- en extern. Dat betekent dat we onze verschillende competenties en expertises consistent erkennen, gebruiken, delen en versterken. Zodat we er met elkaar uithalen wat er in zit. Het onderwijsprofiel van HU Uitgangspunt van het onderwijsprofiel van de HU is: de HU richt haar opleidingen competentie- en vraaggericht in en laat studenten studeren in sterke leeromgevingen. Competentiegericht onderwijs Onderwijs is competentiegericht als de student die kennis, vaardigheden en houdingen aanleert waarmee een bepaald beroep kan worden uitgeoefend. De opleidingen formuleren, onderschrijven en actualiseren de competenties in nauw overleg met het werkveld. Competentiegericht opleiden betekent ook dat we de student maatwerk leveren. We sluiten aan op eerder verworven competenties, we stimuleren de student om in toenemende mate regisseur te zijn van zijn eigen leerproces, keuzes te maken en deze te verantwoorden. Onze studenten moeten in staat zijn professioneel te handelen in kenmerkende beroepssituaties van toenemende complexiteit. Tevens dagen we studenten uit te werken aan hun onderzoeksvaardigheid en hun competenties te ontwikkelen in een internationale/multiculturele context. Vraaggestuurd onderwijs Het onderwijs richt zich zowel op de vraag van de beroepspraktijk als op de vraag van de student. Wij matchen de kennis en leervragen van studenten met die van de beroepspraktijk op een manier die past binnen de kwaliteitseisen van de opleiding. We vinden dat de student zelf verantwoordelijk is voor zijn studieloopbaan en dat de HU hem daarbij moet ondersteunen.
6
Een sterke leeromgeving Een competentiegerichte en vraaggerichte opleiding veronderstelt een sterke leeromgeving. Een leeromgeving die studenten inspireert, uitdaagt en waarin studenten zich steeds op de grens van hun kunnen begeven. Een leeromgeving die het leren vanuit het werken in de praktijk vormgeeft: leren is werken en werken is leren. Een leeromgeving die indien van toepassing internationaal is georiënteerd. Iedere opleiding kent een, samen met het beroepenveld vastgestelde, kennisbasis. Vanaf het eerste jaar staat het verwerven van kennis en vaardigheden vanuit realistische beroepstaken centraal. Het onderwijs bestaat uit een mix aan werkvormen, zowel individueel als in samenwerking met medestudenten, waarbij in toenemende mate wordt gewerkt in authentieke beroepssituaties.
1.1.2
Bachelor- en Masterstelsel
Bachelor-masterstructuur Het onderwijs aan universiteiten en hogescholen is opgedeeld in twee fasen: de bachelorfase en de masterfase. 1 Een vierjarige hbo-opleiding noem je een bacheloropleiding . Na afronding van de opleiding krijg je een bachelorgraad. Op de universiteit kun je in drie jaar een bachelordiploma behalen. Hierna kun je doorstuderen voor een masterdiploma. Zowel hogescholen als universiteiten bieden masteropleidingen aan. Studeer je aan een hogeschool, dan kun je recht hebben op studiefinanciering. Bij de deeltijdvariant bestaat er geen recht op studiefinanciering. Zie voor meer informatie over studiefinanciering de website van DUO (www.ocwduo.nl) Masteropleidingen Na afronding van je bacheloropleiding kun je nog een masteropleiding volgen aan een hogeschool of universiteit. De HU heeft een groeiend aantal masteropleidingen, ook voor mensen die al een aantal jaren werkervaring hebben. Kijk voor meer informatie op www.masters.hu.nl. Wil je een master volgen aan een universiteit dan kan dat ook. Een hbo-opleiding sluit echter niet altijd naadloos aan op een universitaire master. Om jouw kennis en vaardigheden op het vereiste niveau te brengen, zijn voor een aantal masters speciale trajecten ontwikkeld. Deze zogenaamde pre-masters volg je voorafgaand aan de master, en geeft je direct toegang. Kijk voor meer informatie op www.premasters.hu.nl of haal de folder Doorstuderen na je bachelor aan de UU.
1.1.3
Hogeschool- en faculteitsregelingen
De Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek (WHW) legt de HU als instelling voor Hoger Beroepsonderwijs een aantal verplichtingen op. De HU heeft deze in diverse regelingen verwerkt. Er zijn regelingen die voor alle studenten binnen de HU gelden, de zogenaamde HU-brede regelingen, die je kunt terug vinden op de site www.reglementen.hu.nl. Daarnaast zijn er ook regelingen die alleen gelden voor studenten aan een bepaalde faculteit of een specifieke opleiding. Deze regelingen vind je terug op de sharepointsite van de faculteit en/of opleiding. HU-brede regelingen Voor jou als student zijn de HU-brede regelingen uit de categorieën “Student en onderwijs” en “Medezeggenschap” het meest van belang. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: Het Studentenstatuut HU Hierin worden de rechten en plichten van studenten in algemene zin vastgelegd. De Onderwijs- en Examenregeling HU Hierin worden de rechten en plichten van studenten ten aanzien van het onderwijs, tentamens, examens en verwante zaken vastgelegd. De Inschrijvingsregeling Hierin worden de procedurele (niet: inhoudelijke) aspecten rond inschrijving, collegegeld en uitschrijving beschreven. Zieook par. 1.3.3. Het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU
1
De duur van vier jaar geldt voor de voltijdvariant. Bij deeltijd en duaal kan er sprake zijn van een afwijkende duur. 7
-
-
Hierin wordt beschreven welke acties een student kan ondernemen als hij het ergens niet mee eens is. Het Profileringsfonds Hierin worden de verschillende vormen van financiële ondersteuning die de HU studenten kan bieden geregeld. Reglement voor de Opleidingscommissies Hierin wordt alles omtrent de Opleidingscommissie (adviesorganen op afdelingsniveau) geregeld. Zie ook par. 2.12.1.
Zie voor de meest recente versies van de reglementen: www.reglementen.hu.nl De belangrijkste studentenregelingen, waaronder de Onderwijs en Examenregeling en ook deze studiegids, worden jaarlijks herzien en opnieuw vastgesteld. De nieuwe versies vervangen de vorige versies die dan niet meer gelden. Als het nodig is om oude regels te handhaven, wordt een overgangsregeling opgenomen, waarin vermeld is voor wie en tot welke datum die oude regels nog gelden. De OER en studiegids van een bepaald studiejaar gelden voor alle studenten die in dat studiejaar zijn ingeschreven. Facultaire en opleidingsregelingen De facultaire regelingen zijn opgenomen in Hoofdstuk 10 van de OER-HU masteropleidingen 2011-2012 en de opleidingsregelingen zijn opgenomen in de studiegids, als nadere uitwerking van de OER-HU masteropleidingen 2011-2012. Deze regelingen bevatten de rechten en plichten van studenten van de betreffende faculteit/opleiding ten aanzien van het onderwijs, tentamens, examens en verwante zaken. Je kunt ze vinden op of via de sharepointsite van de opleiding. De regelingen van andere faculteiten zijn opgenomen in het betreffende facultaire hoofdstuk 10 van de OER-HU masteropleidingen 2011-2012. Zie voor de OER-HU masteropleidingen 2011-2012 met alle facultaire hoofdstukken 10 www.reglementen.hu.nl. Opleidingsspecifieke richtlijnen voor de studieboekhouding zijn te vinden op Sharepoint.
1.1.4
Kwaliteitszorg
De HU besteedt veel zorg en aandacht aan kwaliteit. Kwaliteitszorg heeft onder meer betrekking op alle onderdelen van het onderwijs, het curriculum, de studievoortgang, de begeleiding, de onderwijsorganisatie en de relatie opleiding-arbeidsmarkt. Een precieze uitwerking van het systeem van kwaliteitszorg dat de opleiding hanteert, vindt plaats in het kwaliteitsplan. Hierin staat beschreven op welke wijze en met welke middelen inzicht wordt verkregen in de kwaliteit van de opleiding, hoe kan worden gewerkt aan eventuele verbetering, hoe studenten zijn betrokken bij de evaluatie en op welke wijze verslag wordt gedaan van de resultaten van deze evaluaties. Opleidingscommissies spelen een belangrijke rol in het systeem voor kwaliteitszorg en hebben in het verleden belangrijke verbeteringen in gang gezet. De kwaliteit van het onderwijs kan natuurlijk het beste worden beoordeeld door jou en je mede-studenten. Je zult daarom regelmatig worden benaderd om mee te werken aan een (anonieme) enquête om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. INSTRUCTIE Hier specifieke info opnemen over de invulling van kwaliteitszorg in opleiding. Bijv.: welke enquetes krijgt de student en hoe krijgt de student feedback? Wat is de rol van de OC hierin?
1.1.5
Ordehandhaving(ongewenst gedrag)
Artikel 48 van het Studentenstatuut (zie www.reglementen.hu.nl) regelt de ordehandhaving binnen de HU. Deze regeling houdt (kort samengevat) het volgende in: Voorschriften en aanwijzingen Om de goede gang van zaken te handhaven, gelden -naast de wet- binnen de HU nadere voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld door of namens het College van Bestuur of de faculteitsdirectie. Zij kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot, de volgende onderwerpen:
8
ongewenst gedrag; fraude en/of onregelmatigheden bij tentamens (Zie par. 6.3.7); het gebruik van de gebouwen en terreinen met de daarin of -op aanwezige voorzieningen; afmelding van de student bij ziekte of verhindering anderszins; bijzondere omstandigheden. Binnen de HU geldt verder een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding. De opleiding kan aanvullende kledingvoorschriften stellen, indien dit uit het oogpunt van praktische uitvoering van het onderwijs noodzakelijk is. Plichten student Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet gelden voorstudenten in ieder geval de volgende plichten: de plicht om in werk en studie zorgvuldig en voorzichtig te handelen; de plicht om zich op de hoogte te stellen van (veiligheids)voorschriften die betrekking hebben op het werk en de studie; de plicht om aangebrachte veiligheidsvoorzieningen op de juiste wijze te gebruiken en de verplichte beschermingsmiddelen te dragen of toe te passen; de plicht om onveilige en/of ongezonde werksituaties te melden aan de desbetreffende faculteitsdirectie. Maatregelen Bij overtreding van de voorschriften/aanwijzingen of bij het niet nakomen van de plichten zoals bijvoorbeeld hierboven genoemd, kunnen door de faculteitsdirectie de volgende maatregelen worden getroffen: het geven van een waarschuwing of berisping; het ontzeggen van de toegang tot gebouwen en terreinen van de HU voor de tijd van hoogstens een jaar; het beëindigen van de inschrijving. Ook is het mogelijk de inschrijving van een student te weigeren of te beëindigen indien de student door zijn gedrag of uitlatingen heeft laten zien dat hij ongeschikt is voor het beroep waarvoor de opleiding hem opleidt of ongeschikt voor de praktische voorbereiding daarop. Als een student zich schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden kan ook de Examencommissie bepaalde maatregelen treffen. Zo kan de Examencommissie besluiten dat een student gedurende een bepaalde periode één of meer tentamens niet mag af leggen, of kan de Examencommissie de student het getuigschrift onthouden. Ook kan de Examencommissie de faculteitsdirecteur adviseren om de inschrijving van de student definitief te beëindigen. Deze sanctiemogelijkheden van de Examencommissie zijn nader uitgewerkt in paragraaf 6.3.7 van deze studiegids en artikel 29 OER-HU masteropleidingen 2011-2012.
1.1.6
Organogram HU
Een organogram van de HU is te vinden op http://www.hu.nl/OverDeHU/In%20het%20kort/Organogram.aspx. Bij de HU is het onderwijsaanbod georganiseerd in instituten, academies en centra. De bacheloropleidingen worden aangeboden door de instituten. Academies zijn groepen docenten die ieder voor zich verantwoordelijk zijn voor een of meer opleidingen. Kenniscentra zijn groepen lectoren die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van onderzoeksprogramma‟s. De masteropleidingen worden bij sommige faculteiten binnen academies ondergebracht en bij andere faculteiten binnen centra. Een overzicht vind je op www.hu.nl/adressen. Organisatorisch is de HU ingedeeld in faculteiten. Zie ook par. 1.1.7.
9
1.1.7
Locaties HU
Locaties HU in Utrecht en Amersfoort Adresgegevens en routebeschrijvingen naar alle locaties in Utrecht en Amersfoort vind je op www.hu.nl/adressen. Kijk voor de bereikbaarheid per openbaar vervoer op www.9292ov.nl.
1.2
Algemene informatie faculteit Maatschappij & Recht
1.2.1
Algemeen
De Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) maakt deel uit van Hogeschool Utrecht en is een grote, moderne onderwijsinstelling waar het prettig studeren en werken is. De FMR heeft haar hoofdvestiging in Utrecht (De Uithof) en heeft een nevenvestiging in Amersfoort (De Nieuwe Poort 21). De FMR biedt een scala aan opleidingen op het gebied van Recht, SocialWork, Pedagogiek, Arbeid & Organisatie en Integrale Veiligheidskunde.Er volgen ongeveer 8400 studenten een studie binnen de FMR en er zijn ongeveer450 personeelsleden werkzaam. De Faculteit Maatschappij en Recht verzorgt naast de deeltijd Masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perpsectief de volgende bacheloropleidingen in voltijd en deeltijd en de opleiding CMV, MWD en SPH ook duaal. Creatieve Therapie (CT) Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) Pedagogiek (PED) Integrale Veiligheidskunde (IVK) Personeel & Arbeid (P&A) Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) HBO-Rechten (HBR) waaronder de afstudeerrichting Kandidaat Gerechtsdeurwaarder (GDW) Kenniscentrum Sociale Innovatie Het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) doet onderzoek naar actuele maatschappelijke vraagstukken op het gebied van hulp- en dienstverlening, sociaal beleid, welzijnswerk, maatschappelijke ondersteuning, personeel en arbeid, recht, justitie en veiligheid. Het maakt deel uit van de Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) van Hogeschool Utrecht. Het omvat zeven lectoraten, waar een tiental lectoren aan verbonden zijn. Een lector is op een HBO een expert op een bepaald vakgebied, te vergelijken met een hoogleraar aan een universiteit.Bij het kenniscentrum zijn circa 100 onderzoekers actief. Het is haar missie om een bijdrage te leveren aan de sociale kwaliteit van de samenleving door kennis te verzamelen, te ontwikkelen en door te geven. De ontwikkelde kennis wordt verspreid naar onderwijs en beroepspraktijk. De kennis wordt overgedragen aan professionals en organisaties in het werkveld door publicaties, studiedagen, conferenties, opleidingen en trainingen. Daarnaast wordt de kennis gebruikt in de vele opleidingen van de FMR. Zo levert het kenniscentrum een bijdrage aan vernieuwing van het onderwijs door het geven van colleges en het aanbieden van minoren. Ook draagt het KSI bij aan het ontwikkelen van masteropleidingen. Docenten en lectoren dragen ook kennis over via onderzoeksprojecten. Jaarlijks nemen enkele honderden studenten deel aan deze onderzoeksprojecten. Zo zijn ze betrokken bij Verbinden door voetbal, een project dat de participatie van de leden bij amateurvoetbalclubs wil bevorderen, om zo agressie spanningen bij de clubs te voorkomen. Studenten ontwikkelden o.a. een Fair Play Cup, om kinderen te verleiden sportief en respectvol te spelen. Maar de studenten doen ook ander zaken, bijvoorbeeld enquêtes en interviews afnemen. Dit laatste is ook het geval bij het project Jongeren en schulden, dat is bedoeld om hoge schulden bij jongeren te voorkomen. Om dit doel te bereiken, houden studenten zich intensief bezig met de zogeheten Geldweek op ROC Midden Nederland. Sommige studenten schrijven analyses en formuleren tevens aanbevelingen.
10
Velen vinden het erg leuk aan deze onderzoeken mee te werken, onder meer omdat ze dikwijls kennismaken met studenten van andere opleidingen bij de HU. De onderzoeken van het kenniscentrum staan open voor studenten van alle studiejaren van de FMR-opleidingen. In 2010 leverde het kenniscentrum de Lector van het Jaar, in de persoon van Stijn Verhagen, lector Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling. Het KSI was uiteraard verheugd over de uitslag van deze landelijke verkiezing, die voor het eerst werd georganiseerd. Heb je ook interesse in de onderzoeken van het kenniscentrum? Of wil je meer weten over het KSI? Check dan de website: www.socialeinnovatie.onderzoek.hu.nl
11
1.2.2
Organogram faculteit
1.2.3
Contactgegevens
Faculteit Maatschappij & Recht Heidelberglaan 7 3584 CS Utrecht Postbus 85397 3508 AJ UTRECHT Telefoon (088) 481 8283 Fax (088) 481 9601 Alarmnummer: (088) 481 99 11
FMR Amersfoort De Nieuwe Poort 21 3812 PA Amersfoort Telefoon (088) 481 21 00 Fax: (088) 481 2340 Alarmnummer: (088) 481 2111
1.2.4
Plattegrond
(zie website FMR → Faciliteiten → plattegronden)
12
1.2.5
Praktische voorschriften en aanwijzingen
Binnen de HU gelden de volgende regels: 2
-
Indien gevraagd, moet je je kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs . Mobiele telefoons dienen tijdens de lessen te worden uitgeschakeld. Studenten die te laat komen, kunnen worden geweigerd in de lessen. Roken in het gebouw is verboden. In het gebouw is het niet toegestaan te fietsen, rolschaatsen, skaten of om huisdieren mee te nemen. Afval moet worden gedeponeerd in de daarvoor bestemde containers en prullenbakken. Eigendommen van de faculteit mogen niet zonder schriftelijke toestemming worden meegenomen uit het pand. Het aanplakken van affiches is alleen toegestaan op de daarvoor bestemde prikborden in de lifthallen van het gebouw. Bel bij een calamiteit het alarmnummer van het pand : 088 –4819911 Naast bovenstaande regels kan de faculteitsdirectie nadere aanwijzingen van praktische aard geven. Zie ook par. 1.1.5. Bij brand / ongeval / verzoek EHBO: Bel via een vaste telefoon de receptie, toets daarvoor 9911meld daarbij het volgende: - uw naam; - de plaats van de calamiteit; - de aard van de calamiteit; - of/ en hoeveel personen erbij betrokken zijn; - wacht daarna (als het om een ongeval gaat) bij het slachtoffer tot er hulp is. Bel je met een mobiele telefoon? Dan kom je rechtstreeks bij de landelijke hulpdiensten terecht. Waarschuw in dat geval, na de melding ook meteen de receptie of geef iemand anders daar opdracht toe. Ontruiming: Door middel van de omroepinstallatie (slow whoop signaal) of door een hulpverlener wordt iedereen verzocht het pand te verlaten. - verlaat het pand rustig via de dichtstbijzijnde (nood) nooduitgang, - gebruik nooit de lift, - volg de instructies van de bedrijfshulpverlener op, - ga naar de aangewezen verzamelplaats en wacht daar op verdere instructies, - voorkom paniek en blijf kalm. Huisregels
Neem de volgende huisregels in acht voor een leefbare studie- en werkomgeving: -
2
(Brom)fietsen stallen in de fietsenrekken of in de fietsenstalling van de parkeergarage Cambridgelaan. Motoren stallen in de parkeergarage Cambridgelaan, niet op het faculteitsplein. Alleen geleidehonden zijn toegestaan, geen andere huisdieren. Skaten, steppen, boarden of rolschaatsen in het pand of op het faculteitsplein is niet toegestaan. Mobiele telefoons zijn tijdens onderwijsactiviteiten, in mediatheek en studieplein uitgeschakeld. Serviesgoed altijd terugbrengen naar een afruimmeubel. Meegenomen servies en bestek dezelfde dag nog terugbrengen naar de catering. Het is niet toegestaan te eten en te drinken in de leslokalen, de mediatheek en het studieplein. Laat geen afval rondslingeren, afval dient in de afvalbakken gedeponeerd te worden.. Het is niet toegestaan om met punaises of plakband iets op de muren en deuren te bevestigen. Posters alleen ophangen met toestemming van de Facilitaire Dienst. Mededelingen alleen op de daarvoor bestemde borden of met toestemming Facilitaire Dienst. Aan het eind van de dag: licht uit, ramen, deuren, computer en monitor (af)sluiten. Het is wettelijk niet toegestaan in het faculteitsgebouw te roken. Het is niet toegestaan binnen een straal van vijf meter voor de entree te roken. Het noodtrappenhuis (de aluminium cilinder) alleen gebruiken bij calamiteiten. Houdt trappenhuizen, doorgangen, vluchtwegen en redmiddelen vrij.
Een paspoort, Europese identiteitskaart, Nederlands of internationaal rijbewijs of vluchtelingendocument 13
-
-
Het is verboden om waterkokers, koffiezetapparaten en andere elektrische apparatuur in het pand te gebruiken. Gebruik automaten, kopieerapparaten e.d. op een normale wijze. Beschadigingen aan gebouw en/of inventaris worden in rekening gebracht bij de veroorzaker. Moedwillig beschadigen is strafbaar. Bij gebruik van apparatuur, voorwerpen en computerfaciliteiten in eigendom toebehorend aan de Hogeschool Utrecht of aan derden, dient u de noodzakelijke zorgvuldigheid in acht te nemen. Bij vermissing, vernieling of beschadiging daarvan door schuld van student en/of medewerker, wordt de daaruit voorvloeiende schade verhaald op de desbetreffende schadeveroorzaker. Elke gebruiker of bezoeker moet zich op verzoek van een medewerker SSC-Faciliteiten kunnen legitimeren.
Huisregels (extra) leslokalen -
Het is niet toegestaan te eten en te drinken in de leslokalen. Afval (en kauwgom) dient in de afvalbakken te worden gedeponeerd. Wordt in een lokaal vergaderservice verleend, alles achteraf graag bij elkaar zetten voor catering. Geen kauwgom onder en/op op stoelen en tafels plakken. Niet met pennen/stiften schrijven op meubilair. Meubilair in de leslokalen dient in de oorspronkelijke opstelling te worden teruggeplaatst.
Voorziening voor mindervaliden Utrecht, Heidelberglaan 7 Mindervaliden kunnen de beschikking krijgen over een liftsleutel; deze liftsleutel geeft tevens toegang tot de aangepaste toiletruimte. Aangepaste toiletruimten zijn te vinden op de begane grond en de tweede etage, noordvleugel en de tweede en vierde etage van de zuidvleugel. De liftsleutel is aan te vragen bij het facilitair meldpunt. Bij aanvraag kan om een doktersverklaring gevraagd worden. Amersfoort, De Nieuwe Poort 21 De aangepaste toiletruimtes zijn vrij toegankelijk en te vinden in de A-vleugel op de begane grond en de eerste tot en met de vierde verdieping.
1.2.6
Openingstijden gebouwen
Utrecht, Heidelberglaan 7 Maandag t/m donderdag van 7.00 – 22.00 uur. Vrijdag van 7.00 uur – 19.00 uur. Tijdens de vakantieweken is het gebouw geopend van 8.00 uur – 18.00 uur (onder voorbehoud van eventuele andere besluiten van de directie.
In principe is het gebouw ook op een groot aantal zaterdagen open. Check hiervoor je rooster.
Amersfoort, Nieuwe Poort 21 Het gebouw is geopend van maandag tot en met vrijdag van 08.00 – 19.00 uur. Op dinsdagavond is het gebouw geopend tot 22.00 uur. Op enkele (feest)dagen is het gebouw gesloten, zie hiervoor de jaarplanning. Alle openingstijden zijn onder voorbehoud. Actuele openingstijden zijn te vinden op: https://www.sharepoint.hu.nl/sites/faciliteiten/Lists/Openingstijden/AllItems.aspx
1.2.7
Vakanties en vrije dagen
Vakantieperiodes 2011-2012 De HU kent in het collegejaar 2011-2012 de volgende verplichte studentenvakantie en verplichte vrije dagen:
14
Vakantie Kerstvakantie Verplichte vrije dagen, inclusief de feestdagen e e 1 en 2 kerstdag Nieuwjaarsdag Goede vrijdag e e 1 en 2 paasdag Koninginnedag Bevrijdingsdag Hemelvaartsdag Dag na hemelvaartsdag e e 1 en 2 Pinksterdag
Data 26 december 2011 tot en met 8 januari 2012
25 en 26 december 2011 1 januari 2012 6 april 2012 8 en 9 april 2012 30 april 2012 5 mei 2012 17 mei 2012 18 mei 2012 27 en 28 mei 2012
De faculteiten vermelden in hoofdstuk 8.1 welke onderwijsvrije periodes er verder zijn.
1.2.8
Faciliteiten
Studentenservice FMR Voor algemene vragen over studiefinanciering, prestatiebeurs, profileringsregelingen, inschrijving, (tussentijdse) uitschrijving enzovoort kunnen studenten terecht bij de Studentenservice (Utrecht) telefoon 030 252 9999
[email protected]. Zo nodig zal de Studentenservice je verwijzen naar het decanaat. Studenten van de locatie Amersfoort, kunnen voor bovenstaande vragen bij de onderwijsbalie van de themazone Zorg & Welzijn terecht. Voor vragen over studiefinanciering kunnen studenten ook terecht bij het regiokantoor Herman Gorterstraat 40 in Utrecht (plattegrond bij studentenservice verkrijgbaar.) of in Amersfoort: Stadhuisplein 1, Amersfoort (Publieksbalie gemeente Amersfoort). Voor telefonische informatie over studiefinanciering is het volgende nummer beschikbaar: 050-5997755. Restaurant Utrecht, Heidelberglaan 7 Het restaurant is te vinden op de begane grond. Openingstijden: maandag t/m donderdag van 8.30 uur – 18.30 uur. Vrijdag van 8.30 uur – 15.30 uur. Tijdens vakantieweken is het restaurant gesloten. Warme drankautomaten zijn te vinden op de brinken. Bij het restaurant staan frisdrank- en snoepautomaten. Amersfoort, De Nieuwe Poort 21 Het restaurant is te vinden op de begane grond van ons nieuwe gebouw. Bij de loungetrappen op de begane grond is bij speciale gelegenheden een barvoorziening mogelijk. Repro Utrecht, Heidelberglaan 7 De reproruimte bevindt zich op de begane grond. Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.30 uur – 17.00 uur. Tijdens vakantieweken is de repro beperkt open. Amersfoort, De Nieuwe Poort 21 Op de locatie Amersfoort is geen Repro beschikbaar. Wel staan er op alle etages kopieerapparaten die te gebruiken zijn door middel van een chipknip. Utrecht, Heidelberglaan 7 Servicebalie Utrecht, Heidelberglaan 7 De servicebalie is te vinden op de begane grond naast het auditorium. Openingstijden: maandag t/m donderdag van 08.30 tot 18.00 uur. Vrijdag van 08.30 – 17.00 uur. Bij de servicebalie kan men terecht voor: kantoorartikelen, readers uitleen van AV-middelen, vragen en storingen op ICT en facilitair gebied . Het telefoonnummer van de servicebalie is(088) -4819638. Amersfoort, De Nieuwe Poort 21 Voor ondersteunende middelen kun je terecht bij de centrale balie in het learningcentre op de eerste verdieping. 15
1.3
Algemene informatie opleiding Ecologische pedagogiek
1.3.1
Algemeen
De Master Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is ontstaan uit een bijzonder samenwerkingsverband tussen de Faculteit Educatie en de Faculteit Maatschappij & Recht. De Master Pedagogiek is gestart in 2006. Naast de Master Pedagogiek is er ook een Bachelor Pedagogiek (voltijd en deeltijd). De opleidingen vallen onder het Instituut voor Ecologische Pedagogiek.
1.3.2
Contactgegevens
Deeltijdopleiding Master Pedagogiek Padualaan 97 3584 CH Utrecht Telefoon: (088)-4817291 Secretariaat: mevrouw Desiré van Dijk en mevrouw RiekiVerheul
[email protected] en
[email protected]
1.3.3
In- en uitschrijven voor de opleiding
Bureau Inschrijving Bureau Inschrijving is belast met het in-, uit en herinschrijven van studenten bij de HU, het innen van het collegegeld en het verstrekken van collegekaarten. Inschrijving Als student word je ingeschreven voor een opleiding onder de volgende voorwaarden: je voldoet aan de toelatingseisen (zie ook hoofdstuk 10 van de HU OER Masters); het collegegeld is betaald (of betaling ervan is verzekerd door een machtiging of garantieverklaring); je voldoet aan de overige vereisten zoals genoemd in de Inschrijvingsregeling HU (zie www.reglementen.hu.nl). Pas na rechtsgeldige inschrijving heb je recht op het gebruik van de onderwijsfaciliteiten. Herinschrijving Ieder studiejaar schrijf je je opnieuw in. Je regelt je herinschrijvingen de betaling van collegegeld online via Studielink: www.hu.studielink.nl. Voorafgaand aan een nieuw studiejaar (rond juni) ontvang je bericht van Bureau Inschrijving over hoe je je herinschrijving regelt. Collegekaart en bewijs van inschrijving Wanneer je inschrijving of herinschrijving is voltooid, ontvang je een collegekaart en een Bewijs van Inschrijving. Je collegekaart geldt ook als inschrijvingsbewijs. Beëindiging inschrijving Als je je niet opnieuw inschrijft voor het nieuwe studiejaar (zie onder “Herinschrijving”) eindigt je inschrijving op 1 september. De verwachting is dat dit in de toekomst zal veranderen. Dan schrijf je je één keer in en blijf je ingeschreven staan totdat je je via Studielink weer uitschrijft. Als je inschrijving eindigt, dan eindigt ook het recht op studiefinanciering en je Studenten OV-chipkaart. Op verzoek kun je ook je inschrijving gedurende het studiejaar (=tussentijds) beëindigen. De inschrijving wordt beëindigd met ingang van de eerste van de maand, volgend op het verzoek tot uitschrijving. Ook als je afgestudeerd bent zal je jezelf via Studielink moeten uitschrijven. Je kunt per de eerste van de maand volgend op je diplomadatum worden uitgeschreven. Let op! De uitschrijfdatum is van belang voor eventuele restitutie van het collegegeld. Zie voor meer informatie over restitutie bij uitschrijving de Inschrijvingsregeling HU op www.reglementen.hu.nl. 16
Tot slot kan de inschrijving worden beëindigd als de student na aanmaning het verschuldigde (deel van het) collegegeld niet betaalt. De inschrijving wordt dan beëindigd met ingang van de tweede maand volgend op de aanmaning. Bovenstaande informatie is slechts een samenvatting. De procedures zijn nader geregeld in de Inschrijvingsregeling HU (zie www.reglementen.hu.nl). Kijk voor meer informatie over in- en uitschrijven op de website van Bureau Inschrijving:www.inschrijven.hu.nl
1.3.4
Examencommissie
Instelling en benoeming Voor elke door de faculteit aangeboden opleiding of groep van opleidingen verbonden aan een instituut, of voor alle opleidingen van de faculteit, wordt een Examencommissie ingesteld. Ten aanzien van Associate degreeopleidingen (Ad-opleidingen) is bepaald dat de Examencommissie van de verwante bachelor-opleiding of groep van opleidingen bevoegd is. De faculteit kent Examencommissies voor de volgende opleidingen, dan wel groep van opleidingen verbonden aan een instituut, dan wel voor alle opleidingen van de faculteit: Examencommissie Instituut voor Social Work Examencommissie Instituut voor Ecologische Pedagogiek Examencommissie Instituut voor Arbeid& Organisatie Examencommissie Instituut voor Veiligheid Examencommissie Instituut voor Recht Samenstelling Elke Examencommissie bestaat uit tenminste drie leden, te weten een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en één of meer leden.De leden van de Examencommissie worden door de faculteitsdirectie benoemd. De examencommissie van het Instituut Ecologische Pedagogiek: Mw. L. Romeinders, voorzitter Mw. L. Blokland, lid Mw. A. Pfaff, lid Er is een vacature voor de voltijd bachelor opleiding c.q. secretaris Mw. J. Mulder, ambtelijk secretaris Adres examencommissie Hogeschool Utrecht Instituut voor Ecologische Pedagogiek t.a.v. examencommissie Master Pedagogiek: Postbus 14007 3508 SB Utrecht Of Hogeschool Utrecht Instituut voor Ecologische Pedagogiek t.a.v. examencommissie Master Pedagogiek Padualaan 97 3584 CH Utrecht Taken en bevoegdheden De taken en bevoegdheden van de Examencommissie zijn vastgelegd in hoofdstuk 4 van de OER-HU masteropleidingen 2011-2012 en in het Reglement Examencommissies HU en, indien van toepassing, in het Reglement Examencommissies van deze faculteit. De Examencommissie ziet er onder andere op toe dat de regels met betrekking tot het onderwijs, tentamens en examens, zoals opgenomen in de OER-HUmasteropleidingen 2011-2012 en studiegidsen op correcte wijze worden uitgevoerd. Maar de Examencommissie dient ook de kwaliteit van de tentamens en de examens te borgen, adviseert bij het vaststellen van het toetsbeleid, wijst examinatoren aan, verleent vrijstellingen, reikt getuigschriften uit en nog veel meer.
17
De Examencommissie kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van haar taken en bevoegdheden, zoals: de gang van zaken bij schriftelijke tentamens (tentamenreglement); de surveillance bij schriftelijke tentamens (surveillanteninstructie); de gang van zaken bij mondelinge tentamens (tentamenprotocol); het maken en beoordelen van tentamens (tentamenrichtlijnen); het sanctioneren van onregelmatigheden (fraudeprocedure). De Examencommissie heeft op grond van artikel 7.12b lid 1 sub a WHW de taak de kwaliteit van de examens en tentamens te borgen. Op grond van art. 7.12b lid 1 sub d WHW kan de Examencommissie richtlijnen en aanwijzingen vaststellen ten aanzien van de uitslag van tentamens. Als daarvoor goede gronden zijn (bijv. fraude) kan de Examencommissie tentamenresultaten ongeldig verklaren. Bij spoedeisende zaken kunt u contact opnemen met de ambtelijk secretaris, en bij haar afwezigheid met de voorzitter. Verzoekschrift Als je een verzoek hebt aan de Examencommissie op grond van de OER-HUmasteropleidingen 2011-2012 dan kun je een verzoekschrift bij de Examencommissie indienen. Bijvoorbeeld als je vindt dat de Examencommissie een regel uit de OER-HUmasteropleidingen 2011-2012 niet goed heeft toegepast, of omdat jij vindt dat er juist een uitzondering op de regel gemaakt moet worden. Een verzoekschrift moet je ondertekenen en bevat tenminste: a. b. c. d. e.
je naam,adresgegevens en studentnummer; de dagtekening; het verzoek en de redenen van het verzoek; de opleiding en variant (voltijd, deeltijd, duaal) waaraan je staat ingeschreven; eventuele bewijsstukken.
Dien je verzoekschrift wel tijdig in. Dit kan digitaal via www.examencommissieFMR.hu.nl Let op! Voor een verzoek om vrijstellingen gelden aanvullende regels, zie paragraaf 6.2. Ben je het niet eens met de beslissing van de Examencommissie op je verzoekschrift dan zijn er de volgende mogelijkheden. Of je dient binnen twee weken (de bezwaartermijn) nadat je het besluit van de Examencommissie hebt ontvangen direct bij de Examencommissie een bezwaarschrift in, of je gaat binnen diezelfde periode naar het facultaire loket Rechtsbescherming, die het bezwaarschrift doorleidt naar de Examencommissie. Als hoofdregel geldt dat de Examencommissie binnen twee weken na ontvangst van het bezwaar een besluit dient te nemen. Ook bestaat er de mogelijkheid om tegen een besluit van de Examencommissie in beroep te gaan bij het College van Beroep voor de Examens. De beroepstermijn bedraagt zes weken nadat je het besluit van de Examencommissie hebt ontvangen. Zie voor meer informatie over het indienen van een bezwaarschrift of een beroepschrift hoofdstuk 7 of kijk op www.klachtenwegwijzer.hu.nl
1.3.5
Onderwijsbalie
Voor specifieke vragen over Pedagogiek kunt u contact opnemen met het secretariaat (zie paragraaf 1.3.2).
1.3.6.
Studievereniging
Studieverenigingen hebben als doel jouw studententijd zo leuk mogelijk te maken. Studieverenigingen organiseren niet alleen leuke en gezellige activiteiten, ze zorgen ook voor betrokkenheid bij je studie en je toekomstige vak. De studieverenigingen binnen de HU zijn verenigd in de koepelorganisatie OSHU, die hogeschoolbreed de belangen van de diverse verenigingen behartigt. Voor meer informatie zie de website van OSHU: www.oshu.nl
18
1.3.7.
Overige informatie
Mededelingen over lessen en tentamens worden via je opleidingsintranet bekendgemaakt en indien mogelijk ook via mededelingenborden en je studentenmail. Ook correcties en aanvullingen op de studiegids worden zo bekendgemaakt. De HU verwacht dat je postadres bij de studentenadministratie klopt en dat je regelmatig je emailbox van je HU-account leest zodat je goed geïnformeerd bent over (student)zaken binnen de HU. Roosters en roosterwijzigingen vind je op de roostersite: www.roosters.hu.nl. De studie wordt vormgegeven door individuele begeleiding, leerteams, kwaliteitskringen en landelijke werkplaatsdagen. Tijden en plaats van Individuele begeleiding en leerteams worden in onderling overleg vastgesteld. Kwaliteitskringen vinden veelal plaat op zaterdagen en worden in overleg met de leerteams vastgesteld, Landelijke werkplaatsdagen vinden vooral op woensdagen plaats van 14.30 tot 21.00 in Utrecht; voor specifieke informatie kan sharepoint geraadpleegd worden. Voor oudere jaars zijn er dit jaar nog meer zaterdagen ingeroosterd Voor de leerroutes zie 4.1.4. van deze studiegids
19
2
Studentvoorzieningen 2.1
Studiebegeleiding
Inleiding Een afgestudeerd hbo-masterstudent wordt geacht zelfstandig te kunnen handelen. Gedurende de opleiding word je daarom ook gestimuleerd tot zelfstandig en initiatiefrijk optreden. Ons type onderwijs stimuleert kritisch en zelfstandig leren door probleemgestuurd- en projectonderwijs. Dat betekent dat je verantwoordelijk bent voor je eigen leerproces en studieloopbaan. De opleidingen van de HU dienen voor randvoorwaarden en voor ondersteuning te zorgen. De opleiding verzorgt studiebegeleiding bij diverse facetten van het studie- en leerproces. We onderscheiden vier typen begeleiding: inhoudelijke begeleiding, begeleiding bij studievaardigheden, studieloopbaanbegeleiding en begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen. De HU gaat ervan uit dat je op eigen initiatief gebruikmaakt van deze vormen van begeleiding. Studieloopbaanbegeleiding Elke student heeft recht op begeleiding door een studieloopbaanbegeleider. Deze begeleider begeleidt de student in zijn/haar competentieontwikkeling. De studieloopbaanbegeleider dient op basis van deze competentieontwikkeling en de studieresultaten die daarop volgen, de algehele studievoortgang van de aan hem of haar toegewezen studenten te monitoren en daarnaar te handelen. De studieloopbaanbegeleider heeft onder andere de volgende taken: Gevraagd en ongevraagd informatie verstrekken over de inhoud en organisatie van het onderwijs. Bewaken en bespreken van studieresultaten. Adviseren van studenten bij het maken van keuzes, die in het kader van de opleiding van belang zijn. Verwijzen naar een studentendecaan indien de vragen en problemen niet direct met de studie hebben te maken(persoonlijke omstandigheden, studiefinanciering, bezwaar en beroep). Zie voor meer informatie over studieloopbaanbegeleiding door de opleiding par. 4.1.7., en par. 2.2 e.v. voor begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen.
2.2
Studentendecaan
Het studentendecanaat van de HU geeft studenten informatie, advies en begeleiding. Elke faculteit en HU Amersfoort heeft één of meer studentendecanen. Zij zijn er om jou te ondersteunen bij het aanpakken van je vragen of problemen tijdens je studie. De studentendecaan kan ook doorverwijzen, bijvoorbeeld naar de studentenpsycholoog of studentenarts. Alles wat je bespreekt, blijft vertrouwelijk. De studentendecanen zijn gebonden aan het Reglement Studentendecanen HU en de gedragscode van het Platform Studentendecanen van de HU. Studievoortgang en persoonlijke omstandigheden Tijdens je studie kun je studievertraging oplopen, bijvoorbeeld door familie- of relatieproblemen. Maar ook psychische problemen, een (chronische) ziekte of functiebeperking kunnen een belemmering vormen in de studievoortgang. Of je wilt je studie onderbreken vanwege een langdurige ziekenhuisopname. Ook faalangst kan je studievoortgang blokkeren. De studentendecaan helpt je om het probleem te verhelderen en oplossingen te zoeken. Ook kan de studentendecaan je helpen bij het vinden van een andere vorm van hulpverlening. Procedures De studentendecanen zijn goed op de hoogte van regelingen waarin de rechten en plichten van de student en de HU staan beschreven. De studentendecaan kan je adviseren en ondersteunen bij bezwaar- en beroepsprocedures. Ook kun je bij het Studentendecanaat terecht bij twijfel over je studie, beroepskeuze en advies over vervolgopleidingen. Financiële zaken Financiële problemen zijn vervelend. Zeker als het echt een noodsituatie wordt en je bijvoorbeeld door een
20
overmachtsituatie in (tijdelijke) geldnood komt te verkeren. In sommige gevallen kun je een beroep doen op een financiële tegemoetkoming uit het Profileringsfonds. Je studentendecaan kan je hierbij adviseren. Kijk voor meer informatie op www.studentendecanaat.hu.nl. Zie ook artikel 40 Studentenstatuut en Reglement Studentendecanen HU (www.reglementen.hu.nl). Centrum Studie Keuze Bij Centrum Studie Keuze, een gezamenlijk initiatief van de HU en de Universiteit Utrecht, kun je terecht als je twijfelt over je opleiding, als je bent vastgelopen. Bij Centrum Studie Keuze kun je advies inwinnen en ondersteuning vragen met betrekking tot je studiekeuze. Kijk voor meer informatie op www.centrumstudiekeuze.nl. Bereikbaarheid studentendecanaat FMR, Utrecht, Heidelberglaan 7 In Utrecht is er een studentendecanaat voor studenten van alle opleidingen van locatie Utrecht, Heidelberglaan 7. Voor het maken van een afspraak - bellen naar Miriam van Toor (secretariaat decanaat), telefoon (088) 481 9995 - mailen naar
[email protected] of - langskomen kamer 0.123 Inloopspreekuren: dagelijks van 13.00 tot 15.00 uur. De studentendecanen zijn: - Margriet Andriesen - Agnes van Heel - Fred Piek - Maria Smit - Ivo de Haard
2.3
Vertrouwenspersoon
De vertrouwenspersoon is er voor iedereen (medewerker en student), die te maken heeft (of heeft gehad) met ongewenst gedrag. Bij ongewenst gedrag kun je denken aan fysiek geweld, agressie, verbale en seksuele intimidatie, discriminatie, schending van integriteit en racisme. Maar ook handtastelijkheden, flauwe grappen, pesterijen en intimiderende e-mails of sms-jes kunnen als ongewenst worden ervaren. Iedereen bepaalt altijd zelf de grens waarover de ander niet heen mag gaan. Met andere woorden, niet voor iedereen ligt de grens van wat gewenst of ongewenst gedrag is op hetzelfde niveau. Dat kan te maken hebben met verschillen in achtergrond en opvoeding. Ongewenst gedrag kan mensen diep raken, zelfs zo dat ze er ziek van worden. Velen denken dat het gedrag vanzelf overgaat als je er maar geen aandacht aan besteed. Maar dat gebeurt zelden. Wie last heeft van welke vorm van ongewenst gedrag dan ook, zal de moed moeten opbrengen om dat onder woorden te brengen. De ervaring leert telkens weer dat praten helpt en daarvoor kun je bij de vertrouwenspersoon terecht. Daar is anonimiteit en vertrouwelijkheid gewaarborgd. Na een melding kijkt de vertrouwenspersoon samen met jou als melder hoe het ongewenste gedrag zo snel mogelijk gestopt kan worden. Dit alles gebeurt in goed overleg: er worden geen stappen genomen zonder toestemming van jou als melder. Desgewenst begeleidt de vertrouwenspersoon je enige tijd. De brochure Vertrouwenspersoon voor studenten en medewerkers is verkrijgbaar bij de vertrouwenspersoon en het STIP (Studenten Informatie Punt). Meer informatie vind je ook op www.studentzaken.hu.nl. De Regeling inzake ongewenst gedrag en verdere relevante informatie staan op de openbare site van de HUvertrouwenspersonen: www.vertrouwenspersoon.hu.nl. Zie ook artikel 51 Studentenstatuut en Regeling inzake Ongewenst Gedrag (www.reglementen.hu.nl) Je bent als melder van ongewenst gedrag altijd vrij om de keuze te maken naar een vertrouwenspersoon van een andere faculteit te gaan. Vertrouwenspersoon voor de FMR/Utrecht: SytskeTeppema: kamer 0.104, tel. 088-481 9745, e-mail:
[email protected] Vertrouwenspersonen voor de FMR/Amersfoort: 21
HannyDeelen, tel. 088 - 481 33 79, e-mail
[email protected] Frans Colon, tel. 088421 2754, e-mail
[email protected]
2.4
Studentenarts
Wanneer je in Utrecht komt studeren en wonen, ben je verplicht je in te schrijven bij de gemeente Utrecht. Ook ben je vanuit je zorgverzekeraar verplicht je in te schrijven bij een huisarts in Utrecht. Je kunt je als student, ongeacht waar je in Utrecht woont, inschrijven bij Huisartsenpraktijk Campus Uithof via www.huisartsdeuithof.nl. De huisartsenpraktijk heeft twee vestigingen in Utrecht, op de Uithof in Casa Confetti (Leuvenplein 10-11) en op stadion Galgenwaard (Herculesplein 379). In geval van door ziekte gemiste tentamens, studiestaking door ziekte of bij het aanvragen voor ondersteuning uit het Profileringsfonds, is het overleggen van een doktersverklaring soms noodzakelijk. Niet iedere huisarts wil dergelijke verklaringen ten behoeve van derden afgeven. Bovendien heeft de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst) een richtlijn uitgegeven dat de behandelende arts niet de aangewezen persoon is om zo'n verklaring af te geven. Wanneer je een verklaring over je gezondheid nodig hebt, dien je dit eerst bij je eigen huisarts na te gaan. Indien je eigen huisarts deze niet kan of wil geven, dan kun je naar de studentenarts gaan. Verwijzing naar de studentenarts gaat uitsluitend via de studentendecaan (zie par. 2.2). De studentenarts van de HU is: Huisartsenmaatschap Therapeuticum Utrecht, telefoonnummer (030) 275 95 00, Dekhuyzenstraat 60, 3572 WN in Utrecht.
2.5
Bureau Studentenpsychologen
Het kan zijn dat je tijdens je studie moeilijkheden ervaart. Dat kan direct met je studie te maken hebben, maar het kan ook van meer persoonlijke aard zijn en een negatieve invloed hebben op je studievoortgang. Kom je er zelf niet uit, dan kun je terecht bij Bureau Studentenpsychologen van de HU, gevestigd in Utrecht en Amersfoort. In een aantal gesprekken zoekt de studentenpsycholoog samen met jou een oplossing voor je problemen. Het maximum aantal gesprekken is 8 (van 50 minuten). Minder kan uiteraard ook. Behalve individuele gesprekken verzorgt Bureau Studentenpsychologen ook groepstrainingen zoals faalangsttraining, assertiviteitstraining en de training Niet Piekeren (in samenwerking met Indigo). Het kan zijn dat de hulp die de studentenpsycholoog biedt niet aansluit bij jouw problemen en/of hulpverwachting. Dan kan Bureau Studentenpsychologen je helpen de weg te vinden naar andere hulpverlenende instanties. Voor aanmelding bij het Bureau Studentenpsychologen is een verwijzing nodig van een studentendecaan. Neem dus eerst contact op met de studentendecaan voor een verwijzing. Vervolgens kun je langskomen of je telefonisch aanmelden tijdens de spreekuren. Vertrouwelijkheid staat voorop. Niemand anders dan jij en het Bureau Studentenpsychologen kennen de inhoud van de gesprekken. En alleen als jij dat wilt, kunnen er anderen bij betrokken worden. Er zijn voor jou geen kosten aan verbonden. Meer informatie vind je op www.bureaustudentenpsychologen.hu.nl.
2.6
Mediation
Heb je een samenwerkingsprobleem met een medestudent? Een conflict met je docent? Zijn er problemen in je studentenhuis? Er is een grote kans dat een studentmediator je kan helpen!
Mediation is een vorm van conflictoplossing. Je gaat met elkaar op zoek naar de oplossing van je conflict, waarbij je begeleid wordt door een neutrale en onafhankelijke derde, de mediator. De mediator stelt je in staat om alles waarover jullie het oneens zijn te bespreken, zorgt voor herstel van de communicatie en helpt je de relatie te verbeteren. De mediator draagt zelf geen oplossingen aan, maar helpt je om de oplossingen te vinden die voor iedereen het beste zijn.
22
Als je meer wilt weten over studentmediation of als je een studentmediator wilt inschakelen, kun je direct contact opnemen met HU-Mediation voor advies en/of hulp via(030) 2529838 of www.mediation.hu.nl. Meer informatie vind je op www.mediation.hu.nl of onder www.studentvoorzieningen.hu.nl.
2.7
Financiële steun
De HU biedt financiële ondersteuning aan studenten die om speciale redenen studievertraging oplopen. Die speciale redenen kunnen bestaan uit bestuursactiviteiten of bijzondere omstandigheden waardoor een student studievertraging heeft opgelopen. Voor financiële ondersteuning in verband met bijzondere omstandigheden dien je een aanvraag via je studentendecaan te doen. Zie voor meer informatie het Profileringsfonds HU of kijk op www.studentvoorzieningen.hu.nl. Zie voor financiële ondersteuning van bestuurlijk actieve studenten par. 0.
2.8
Studeren met een functiebeperking
Als je een functiebeperking of een chronische ziekte hebt, adviseren we je om aan het begin van het studiejaar contact op te nemen met een studentendecaan van je faculteit. Ook als je denkt (nog) geen hulp nodig te hebben. Dit kun je doen per mail, telefonisch of door gewoon aan te kloppen bij de studentendecaan. Op www.studentendecanaat.hu.nl vind je de gegevens van het studentendecanaat op jouw faculteit. Een functiebeperking of een chronische ziekte kan immers belemmeringen veroorzaken die tot studievertraging of studie-uitval kunnen leiden. Aanpassingen en voorzieningen Het is raadzaam je beperking zo spoedig mogelijk te melden bij je slb-er en bij een studentendecaan van je faculteit, aangezien het dan mogelijk is aanpassingen en/of voorzieningen voor je te regelen. In een intakegesprek met een studentendecaan van je faculteit bespreek je welke functiebeperking of chronische ziekte je hebt en welke belemmeringen er zijn of kunnen optreden tijdens je studie. Vervolgens wordt onderzocht of er voorzieningen en maatregelen nodig zijn, en zo ja, welke. Hierbij geeft de studentendecaan aan welke reële mogelijkheden er binnen jouw faculteit zijn om met aanpassingen succesvol te kunnen studeren. De studentendecaan zal ook aangeven wanneer iets niet mogelijk is. Als er (nog) geen maatregelen nodig zijn, bespreekt de studentendecaan de vervolgstappen met je op het moment dat er wel belemmeringen optreden. Uiteraard wordt alles wat je met de studentendecaan bespreekt vertrouwelijk behandeld. Wanneer heb je een functiebeperking? Onder een functiebeperking verstaan we alle lichamelijke, zintuiglijke en psychologische aandoeningen die chronisch, dus blijvend van aard, zijn. Soms is een beperking te zien of te horen. Het komt echter vaak voor dat een beperking of chronische ziekte niet opvalt. Denk aan dyslexie, chronische vermoeidheid, AD(H)D, RSI, reuma, psychische aandoeningen zoals depressie en vormen van autisme, zoals PDD-NOS en Syndroom van Asperger. Meer informatie over studeren met een functiebeperking of chronische ziekte vind je in paragraaf 6.3.3 van deze studiegids en op www.onbelemmerdstuderen.hu.nl.
2.9
Verbetering taal- en schrijfvaardigheden
Heb je problemen met je Nederlandse spreek- en schrijfvaardigheden, raadpleeg dan je studentendecaan voor informatie over de mogelijkheden om aan deze vaardigheden te werken. Ook kun je gebruik maken van het digitale taalloket om deze vaardigheden te verbeteren: www.taalloket.hu.nl of een cursus volgen via het James Boswell instituut, zie www.jbi.uu.nl.
23
2.10 Mediatheek Als HU-student kun je op vertoon van je collegekaart gratis gebruikmaken van alle HU-mediatheken. Ook kun je gratis lid worden van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Naast boeken en tijdschriften hebben de mediathekenook een groot digitaal aanbod. Via de gezamenlijke website www.mediatheek.hu.nl kun je de mediatheken digitaal bezoeken. Via deze site heb je toegang tot de catalogus van de HU waarin je kunt zoeken in alle mediatheekcollecties. Via deze site heb je ook toegang tot naslagwerken en internetbronnen die relevant zijn voor het onderwijs binnen de HU. Elke faculteit heeft daarnaast een eigen portal waarin de bronnen voor de afzonderlijke vakgebieden bij elkaar staan. Zie ook artikel 41 Studentenstatuut (www.reglementen.hu.nl).
Mediatheek FMR De FMR heeft, verspreid over twee locaties, een volledig geïntegreerde mediatheek en studieplein. Het doel hiervan is gebruikers een zo optimaal mogelijke service te bieden om zowel studiemateriaal te verzamelen, alsook (zonodig) uit te werken. Mediatheek FMR Utrecht is gevestigd aan de Heidelberglaan Utrecht; de andere locaties, Creatieve Therapie en SocialWork / De Horst, zijn gevestigd aan De Nieuwe Poort 21 in Amersfoort. Mediatheek FMR Utrecht. De collectie van de mediatheek Utrecht bestaat uit boeken, scripties, videobanden, dvd‟s, cd‟s en tijdschriften. Dit alles ter ondersteuning van de opleidingen CMV, IVK, MWD, SPH, SW, P&A, SJD, HBO-Rechten en Pedagogiek. Bijzonderheden: De mediatheek biedt via het HU-netwerk o.a. databanken aan als Kluwer Navigator HBO-basis, LexisNexisNewsportal en ArtStor. De uitleentermijn van boeken en scripties is 4 weken. De uitleentermijn voor videobanden, dvd‟s en cd‟s is één week. Tijdschriften zijn niet uitleenbaar. Op het studieplein staan: drie printers/ kopieerapparaten waarvan één kleurenprinter, een scanner, 130 pc‟s, 6 multimedia pc‟s voor bewerking van digitale video en audio- en video/dvd-afspeelapparatuur. Van alle verplichte literatuur, is naast uitleenbare exemplaren, altijd één exemplaar ter inzage aanwezig. Dit exemplaar is niet uitleenbaar. Openingstijden mediatheek FMR Utrecht: maandag t/m donderdag 08.30-17.30 uur, vrijdag 08.30-17.00 uur. Tijdens de vakanties zijn er gewijzigde openingstijden. Zie hiervoor de mediatheeksite www.mediatheek.hu.nl . Mediatheek HU Amersfoort e In het Learning Centre op de 1 verdieping is de ruimte bestemd voor: De mediatheek met boeken-, tijdschriften- en AV-mediacollectie (fysiek en digitaal) Studentenwerkplekken in verschillende vormen, voorzien van digitale middelen en draadloos internet Instructielokalen en projectruimten voorzien van technische onderwijsmiddelen zoals: smartboards, videoconferencing, 1 balie met meerdere loketten voor Uitleen, Informatie, ICT en AV Bijzonderheden: HU Mediatheek Amersfoort bedient studenten en docenten van opleidingen die vallen onder de faculteiten FMR, FG , FEM en FE. De collectie voor SocialWork omvat de opleidingen Social management/CMV, SPH , MWD en Creatieve therapie. Collecties van andere locaties staan ook ter beschikking en worden snel op elke locatie geleverd Actuele openingstijden te vinden via: www.mediatheek.hu.nl Digitale mediatheek te vinden via het HUA portaal op : www.mediatheek.hu.nl Mediatheekinstructie Om zich informatievaardigheden eigen te maken, is voor studenten een complete mediatheekinstructie ontwikkeld. Deze instructie is te vinden op de internetsite van de mediatheek www.mediatheek.hu.nl en kan zelfstandig en in eigen tempo bestudeerd worden. Binnen de meeste opleidingen valt de mediatheekinstructie onder studieloopbaanbegeleiding. Na het doorwerken van de instructie moet de student in staat zijn om: een onderwerp af te bakenen verschillende zoekstrategieën te gebruiken te zoeken op internet, in de HU catalogus en de catalogus van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (UBU) de gevonden informatie te beoordelen Zie ook artikel 41 Studentenstatuut (www.reglementen.hu.nl). 24
2.11 ICT-faciliteiten 2.11.1
Algemeen
De HU biedt haar studenten een aantal standaard ICT-faciliteiten aan. Met je eigen HU-inlognaam en wachtwoord heb je toegang tot (de meeste van) deze faciliteiten. Je inlognaam en wachtwoord ontvang je kort voor aanvang van je studie via de e-mail. Na ontvangst kun je inloggen op: je eigen mailadres (via www.webmail.hu.nl); de computers aanwezig op de HU. Je kunt ook met je eigen laptop binnen de gebouwen van de HU gebruikmaken van het draadloze netwerk (Eduroam, www.eduroam.nl); de online catalogus van de mediatheek (www.catalogus.hu.nl); het intranet van de HU (www.sharepoint.hu.nl); je eigen ruimte om bestanden op te slaan (Sharepoint,My Site); OSIRIS Student (www.osiris.hu.nl); een aantal openbare sites, zoals Surfspot (www.surfspot.nl). Hier kun je tegen gereduceerde prijs software kopen. Als je niet langer als student aan de HU bent ingeschreven, kun je geen gebruik meer maken van deze ICTfaciliteiten. Meer informatie over de ICT-faciliteiten en actuele ontwikkelingen vind je op de site van ICT (www.ict.hu.nl).
2.11.2
Studentenmail
Elke student aan de HU heeft een eigen HU e-mailadres. Deze studentenmail is een belangrijk communicatiemiddel om je op de hoogte te houden van actuele informatie over je opleiding.Als regel geldt dat de opleiding bij communicatie via de mail alleen het HU-mailadres van de student gebruikt. De mailbox is toegankelijk via de webversie van Microsoft Outlook (webmail.hu.nl). Je kunt inloggen met je HU-inlognaam en wachtwoord. Als student word je geacht je HU-mailadres in de gaten te houden.
Met je studentenmail kun je gemakkelijk mailen met je medestudenten en docenten. Via het adresboek kun je alle e-mailadressen opzoeken. Ook beschik je over een agenda en een taken- en een contactpersonenlijst. Verder is het natuurlijk mogelijk om e-mail naar je privé e-mailadres door te sturen. Het is ook mogelijk om de mail, agenda en contactpersonen te synchroniseren met je GSM of Smartphone.
2.11.3
Sharepoint
De HU gebruikt een intranet gebaseerd op SharePoint als interne webomgeving. Steeds meer systemen aan de HU gebruiken SharePoint om hun informatie aan de gebruiker door te geven. SharePoint werkt optimaal samen met Microsoft Office waardoor het gezamenlijk werken aan documenten, presentaties of spreadsheets eenvoudig wordt gemaakt. Intranet Het intranet van de HU bevat informatie van alle faculteiten, instituten en HU Diensten. Alle informatie met betrekking tot het onderwijs en de organisatie is hier te vinden: direct dan wel in een verwijzing. Het intranet van je opleiding bevat links naar cursussen, mededelingen en belangrijke data van de HU, de faculteit en je opleiding, ziekmeldingen van docenten en het laatste nieuws. Portfolio Afhankelijk van je opleiding wordt er gebruikgemaakt van een portfolio voor begeleiding van jou en je studieloopbaan. Ook dit portfolio maakt onderdeel uit van de SharePoint-omgeving. Cursussen Veel cursussen die digitaal worden ondersteund hebben een site in SharePoint. Gebruik van deze 25
cursussite kan variëren van het uitwisselen van gegevens – bijvoorbeeld PowerPoint-presentaties van de docent – tot het samenwerken met medestudenten aan projecten of opdrachten. MySite De MySite is een persoonlijke pagina op SharePoint. Hier kun je bestanden plaatsen die je zowel thuis als op school kunt openen en wijzigen. Ook kun je werkruimtes maken om alleen of met andere studenten aan een project, werkstuk of opdracht te werken. Daarnaast kun je een blog aanmaken om je kennis te delen met anderen.
2.11.4
OSIRIS Student
OSIRIS staat voor Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem. De HU gebruikt dit systeem voor de registratie van studenten. Hierin worden alle gegevens, cijfers en (deel)tentameninschrijvingen van studenten bijgehouden. Voor (deel)tentamens wordt ook wel de term toets gebruikt. Elke student heeft zelf toegang tot OSIRIS via www.osiris.hu.nl. Eenmaal ingelogd kun je gebruikmaken van de volgende basisfunctionaliteiten: Cijfers inzien Via het tabblad Resultaten zie je welke cijfers je voor de laatste 15(deel)tentamens hebt behaald. Tevens is een statistisch overzicht beschikbaar over hoe het (deel)tentamen gemiddeld gemaakt is. Wil je alle resultaten in het huidige studiejaar zien, kijk dan bij het tabblad Voortgang. Onder Dossier vind je een overzicht van de resultaten die je gedurende je hele studie hebt behaald. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je binnen vier weken na bekendmaking van het cijfer in OSIRIS, te melden bij de examinator of de Examencommissie. Studievoortgang Wil je weten welke vakken je nog moet volgen voor je kunt afstuderen, ga dan weer naar het tabblad Voortgang. Onder het kopje Studievoortgang selecteer je de opleiding die je volgt en geef aan dat je „nog te volgen onderwijs‟ wilt zien. OSIRIS vergelijkt jouw resultaten dan met het curriculum dat je volgt en geeft aan wat je gehaald hebt en wat je nog moet doen. Wanneer dit overzicht niet werkt, dan is jouw curriculum (examenprogramma) mogelijk nog niet vastgelegd. Je kunt dit melden bij de administratie. Aanvragen vrijstellingen Studenten kunnen een aanvraagformulier voor vrijstellingen invullen bij “Studievoortgang – vrijstelling aanvragen”. Hier wordt je eigen curriculum getoond en kun je op basis daarvan je vrijstellingsaanvraag invullen en uitprinten. Meer informatie over de verlening van vrijstellingen vind je in paragraaf 6.2). Toets- en Cursusinformatie Alle informatie over toetsen en cursussen en over de wijze van inschrijven, is te vinden in OSIRIS. Inschrijven voor cursussen en toetsen Via de knop Inschrijven kun je een keuze maken of je je wilt inschrijven voor een cursus of toets. Via een eenvoudige wizard kun je de juiste cursus of toets kiezen. Zo kun je een keuze maken uit de cursussen uit je verplichte curriculum of een cursus zoeken uit het complete cursusaanbod van de HU. Het inschrijven voor cursussen en toetsen is alleen mogelijk in de periodes die door je opleiding zijn opengesteld. Informatie over de inschrijfperiode vind je terug in paragraaf 6.3.2 van deze studiegids.Meer informatie over de inschrijving is ook te vinden in paragraaf 5.2 van deze studiegids. Overzicht inschrijvingen Wil je weten voor welke cursussen en toetsen je bent ingeschreven, kijk dan bij het tabblad Inschrijven onder het kopje Overzicht inschrijvingen. Dit overzicht laat alleen de cursussen en toetsen zien die op dit moment lopen of in de toekomst liggen. Bevestiging inschrijving Soms denk je dat je je correct hebt ingeschreven voor een cursus of toets, maar is jouw inschrijving bij de administratie niet te vinden. Om dit probleem te voorkomen krijg je na iedere inschrijving een bevestiging van de inschrijving op je HU e-mailadres. Controleer altijd of je dit bericht hebt ontvangen en bewaar het goed. 26
Uitschrijven voor cursussen en toetsen Indien je bent ingeschreven voor een cursus of een toets en je wenst je hiervoor uit te schrijven dan kun je gebruikmaken van het tabblad Uitschrijven. Vink de onderdelen (cursussen of toetsen) aan waarvoor je je wilt uitschrijven en kies voor uitschrijven. Een uitschrijving voor een cursus of toets is alleen mogelijk in de daarvoor opengestelde periode. Ook van het uitschrijven op een cursus of toets ontvang je een bevestigingsmail. Personalia wijzigen Op het tabblad Personalia kun je zelf je adres wijzigen en een (nieuwe) pasfoto uploaden. Deze pasfoto wordt gebruikt voor de collegekaart die je jaarlijks opgestuurd krijgt. Mocht je bij het scherm personalia onjuistheden constateren, neem dan contact op met Bureau Inschrijving. Een adreswijziging kun je ook via Studielink doorgeven.
2.11.5
Wachtwoord
Na verloop van tijd verloopt je HU-wachtwoord. Je krijgt dan vanzelf het verzoek om een nieuw wachtwoord in te voeren. Dit kan vanaf elke werkplek op de HU. Vanuit huis je wachtwoord wijzigen kan via de websitewww.inloggen.hu.nl. Het nieuwe wachtwoord dat je kiest moet uit acht posities bestaan en zowel letters als cijfers bevatten. Via deze website kun je ook, na eenmalige aanmelding van een mobiel nummer, een vergeten wachtwoord resetten doordat je via SMS een eenmalig te gebruiken wachtwoord krijgt toegestuurd. Let op: voor sommige programma‟s die in je eigen opleiding gebruikt worden, kunnen afwijkende wachtwoorden gelden. Voor vragen en ondersteuning met betrekking tot je wachtwoord kun je je wenden tot de tot de servicebalie (0884819638), of de mediatheek, of deonderwijsbalie (zie par. 1.3.5). Verder is meer informatie te vinden op de website www.ict.hu.nl. In Amersfoort zit de servicebalie bij de centrale balie in het learningcentre op de eerste verdieping
2.11.6
Informatiebeveiliging en privacy
De HU hecht veel waarde aan informatiebeveiliging. Dit betekent dat we op infrastructureel gebied maatregelen hebben genomen om alle gegevens binnen de HU zo goed mogelijk tegen misbruik te beschermen. Daarnaast bestaan er regels ten aanzien van het gebruik van de computers en het netwerk op de HU: de ICT-gedragsregels (zie www.reglementen.hu.nl). Je wordt geacht deze regels te kennen en je hieraan te houden. Als gebruiker kun je zelf ook een en ander doen om de veiligheid te vergroten, zoals: de pc waarop je bent aangemeld niet onbeheerd achter te laten; je wachtwoord niet aan anderen te geven; brieven en lijsten met vertrouwelijke gegevens direct bij de printer op te halen; vragen en/of missers op het gebied van vertrouwelijkheid van gegevens aan
[email protected] te mailen. De HU kent tevens een privacyreglement op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Hierin is de bescherming van persoonsgegevens geregeld. In dit reglement staat onder meer welke informatie geldt als vertrouwelijk en welke regels gelden ten aanzien van het gebruik van deze gegevens. Op de site www.ict.hu.nl lees je meer hierover, alsmede over de ICT-gedragsregels.
27
2.12 Medezeggenschap Kritische studenten zijn onmisbaar voor onze hogeschool. Vind jij het belangrijk je steentje bij te dragen aan de kwaliteit van het onderwijs? Word dan actief in een van de commissies of raden waar jij kunt meepraten over de inhoud van je eigen onderwijs. Kijk voor meer informatie op www.medezeggenschap.hu.nl of op www.bps.hu.nl. Je kunt ook contact opnemen met de coach Bestuurlijke Participatie Studenten (BPS) via
[email protected] coach Bestuurlijke Participatie Studenten coacht, traint en ondersteunt studenten in de medezeggenschapsraden van de HU.
2.12.1
Inspraakorganen
Je treft advies- en medezeggenschapsorganen op de HU op drie niveaus aan: Opleidingscommissies (OC’s) zijn adviesorganen. Ze controleren en adviseren het management van de opleiding. Het gaat hier bijvoorbeeld om de inhoud van het onderwijs, de studiebegeleiding die wordt aangeboden en de praktijkcomponent van een opleiding, oftewel alles wat met jouw opleiding te maken heeft. Elke opleiding binnen de HU heeft zo‟n opleidingscommissie. De faculteitsdirectie wordt gecontroleerd door de Facultaire Medezeggenschapsraad (FMR). Ze spreken met elkaar over alle opleidingsoverstijgende zaken binnen een faculteit. Hierbij moet je denken aan zaken die per faculteit worden geregeld, zoals ICT-voorzieningen, het facultaire loket rechtsbescherming en de faculteitsbegroting. Elke faculteit heeft een eigen Facultaire Medezeggenschapsraad. De Centrale Medezeggenschapsraad (CMR) controleert de directie van de HU: het College van Bestuur (CvB). Hier gaat het om hogeschoolbrede onderwerpen, zoals de nieuw ingevoerde merkenstructuur, de hogeschoolbrede begroting en samenwerkingsverbanden met andere hogescholen. De inspraakorganen hebben tal van mogelijkheden om hun invloed uit te oefenen, met als uiteindelijke doel het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Kijk voor meer informatie over medezeggenschap en de inspraakorganen op www.medezeggenschap.hu.nl. Zie ook de reglementen voor de Centrale Medezeggenschapsraad, Facultaire Medezeggenschapsraad en Opleidingscommissies, hoofdstuk 5 van het Studentenstatuut HU en het Kiesreglement CMR-FMRpersoneelsraden op www.reglementen.hu.nl.
2.12.2
Ondersteuning bestuurlijk actieve studenten
De HU stimuleert studenten om bestuurlijk actief te zijn, zodat je bestuurlijke en organisatorische vaardigheden in de praktijk kunt opdoen. Daarnaast zien we graag dat zoveel mogelijk studenten betrokken worden bij de beleidsontwikkeling van de HU. Daarom kun je als bestuurlijk actieve student gebruikmaken van onderstaande voorzieningen: Als studentlid van een inspraakorgaan kun je je gratis en onbeperkt laten trainen in bepaalde competenties. Er is een handboek voor studentleden die zitting nemen in de centrale raad, facultaire raad of opleidingscommissie. Via het speciaal voor alle bestuurlijk actieve studenten opgezette intranet (www.bps.hu.nl) kun je vliegensvlug kennis en informatie delen met studentleden uit andere inspraakorganen. Uiteraard doe je het niet voor niets, behalve een flinke hoeveelheid bestuurlijke ervaring ontvang je per vergadering € 40,-. Aan de (totale) financiële compensatie voor bestuursactiviteiten kan een maximum verbonden zijn. Zie de desbetreffende regelingen. Wil je graag lid worden van één (of meerdere) inspraakorga(a)n(en), dan kan dat door je kandidaat te stellen bij de eerstkomende verkiezingen(www.verkiezingen.hu.nl). Raadpleeg voor vragen over de OC het secretariaat van je opleiding of stuur een email naar de coach BPS (
[email protected]).Zie voor meer informatie ook www.bps.hu.nl.
28
2.13 Studium Generale Studium Generale is dé plek voor HU-studenten die wat extra uitdaging of verdieping naast hun studie zoeken. De PLUS-programma‟s van Studium Generale bieden je de mogelijkheid om onder leiding van gedreven professionals je ondernemersvaardigheden, academische vorming of maatschappelijke idealen te onderzoeken en aan te scherpen. Tijdens debatten over de ontwikkelingen binnen de HU, het hoger onderwijs en de maatschappij leer je om je mening te onderbouwen en een goed argument op te bouwen, terwijl je bij de HU Popprijs je muzikale kwaliteiten kunt laten zien. Daarnaast hebben we regelmatig uitdagende opdrachten beschikbaar voor studenten die zich in willen zetten voor een actueel maatschappelijk thema, een lokale activiteit of een (overheids)organisatie die op zoek is naar innovatieve ideeën. In onze maandelijkse nieuwsbrief introduceren we onze activiteiten, op www.studiumgenerale.hu.nl vind je altijd het laatste nieuws.
Bestuursbeurs Bestuursbeurs Zit je in het bestuur of in een commissie van een studentenvereniging (Utrechtbreed of hogeschoolbreed), dan kun je in aanmerking komen voor een bestuursbeurs. Een bestuursbeurs is een toelage die dient als compensatie voor de studievertraging die je door je bestuursactiviteiten oploopt en die je buiten je prestatiebeurs ontvangt. Welke studentenorganisaties en bestuurlijke functies in aanmerking komen voor een bestuursbeurs kun je vinden in de Bijlage bij de Regeling bestuursbeurzen voor studentbestuurders in studentenorganisaties UU/HU. Zie ook hoofdstuk E van het Profileringfonds HU (www.reglementen.hu.nl). Kijk voor meer informatie over de procedure of voor het aanvragen van een bestuursbeurs op www.studentvoorzieningen.hu.nl onder Profileringfonds.
2.14 Studentenvereniging 2.14.1
Algemeen
Utrecht heeft een bruisend studentenleven. De verenigingen en studentenorganisaties in allerlei soorten en maten dragen daar hun steentje aan bij. Het bekendst zijn de gezelligheidsverenigingen. Er zijn ook verenigingen die een andere inslag hebben, zoals de levensbeschouwelijke studentenverenigingen, internationale en interculturele verenigingen. En natuurlijk hebben studenten ook allerlei eigen sportverenigingen en culturele verenigingen. Een overzicht van alle verenigingen vind je op www.utrecht.studiestad.nl. De HU geeft financiële steun aan studentenverenigingen. De subsidie kan worden gegeven voor structurele en voor incidentele activiteiten. Wil je meer weten over het aanvragen van en de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie? Kijk dan op www.studentvoorzieningen.hu.nl onder Geldzaken. Ter verduidelijking nog even het volgende: naast studentenverenigingen zijn er ook studieverenigingen. Studieverenigingen zijn gekoppeld aan je opleiding. Zie hiervoor par. 1.3.6.
2.15 Topsport Doe jij aan topsport en wil je daarnaast studeren? Dan is het goed te weten dat de HU een groot aantal faciliteiten biedt aan studenten die hun studie willen combineren met een carrière in de topsport. De HU beoordeelt op basis van jouw individuele omstandigheden en het niveau waarop je de sport beoefent of je gebruik kunt maken van deze voorzieningen. Je kunt eventueel een beroep doen op de volgende faciliteiten: begeleiding in het plannen van je studie; indien noodzakelijk: uitstel of verplaatsing van tentamens; samenwerking met coaches, trainers, sportbonden, Olympische steunpunten en de afdeling Individuele Begeleiding van NOC*NSF; de mogelijkheid om gebruik te maken van sportaccommodatiesen sportmedische begeleiding; 29
financiële ondersteuning als je studievertraging oploopt ten gevolge van sporten op topniveau. Voor meer informatie neem je contact op met topsportcoördinator HU, Mieke Wikkerman (
[email protected] of (088) 481 51 26) of met je studentendecaan (zie par. 2.2) of kijk je op www.topsport.hu.nl.
2.16 Trajectum Trajectum is het redactioneel onafhankelijke magazine van de HU dat tweewekelijks verschijnt. In Trajectum staan verhalen over studenten en studeren en studentenleven, onderwijs en onderzoek, de stad Utrecht, cultuur en schrijven studenten en docenten columns en andere bijdragen. Op de site www.trajectum.hu.nl vind je elke dag nieuws, staan prijsvragen, filmpjes, blogs van studenten en docenten en vind je praktische informatie. Trajectum is te volgen via Facebook en Twitter.
2.17 Sport Tegen studentprijzen kun je sporten bij Olympos, het sportcentrum van de HU en Universiteit Utrecht. Olympos heeft onder meer een ruim aanbod aan conditionele sporten en bal-, dans-, vecht- en racketsporten. Kijk op www.olympos.nl voor uitgebreide informatie over het aanbod, data en tarieven. Zie ook artikel 42 Studentenstatuut (www.reglementen.hu.nl).
2.18 Veilig, gezond en milieuvriendelijk studeren De HU hecht groot belang aan een gezonde, veilige en plezierige leer- en werkomgeving, aan zorg voor het milieu en zuinig omgaan met energie. De HU wil de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers en studenten waarborgen, door het -tot een aanvaardbaar niveau- verkleinen van risico‟s op het gebied van arbeidsomstandigheden. Daarom beschikken alle faculteiten en diensten van de HU over een Arbo- en Milieucommissie (A&M-commissie) die het aanspreekpunt is voor arbo- en milieuzaken en de uitvoering coördineert van het Arbo- en Milieubeleid binnen de faculteiten. Een deel van de verantwoordelijkheid voor veiligheid, gezondheid en milieu ligt echter ook bij de studenten zelf. Hoe kun jij bijdragen aan de veiligheid en gezondheid? Van studenten binnen de HU wordt verwacht dat zij meewerken aan een veilige, gezonde en milieuvriendelijke studieomgeving. Aandachtspunten zijn: Weet wat je moet doen in geval van brand, ongevallen en andere calamiteiten. Voorkom CANS (RSI). Aandacht voor het milieu. Wat te doen bij brand, ongeval of calamiteit? Studenten worden geacht op de hoogte te zijn van de regeling voor brand, calamiteiten, ongevallenmelding (zie hieronder) en van vluchtroutes en nooduitgangen. Vluchtroutes en nooduitgangen zijn te vinden op de vluchtplattegronden in het gebouw. In alle ruimtes staat vermeld wat te doen bij een calamiteit. Bel nooit zelf brandweer, politie of ambulance. Bel wel onmiddellijk het interne alarmnummer (088-481 99 11), je komt dan in contact met een medewerker(-ster) van de centrale faculteits- of locatiebalie of de receptie. Meld kort en duidelijk: je naam en lokaal / werkplek; je telefoonnummer; de actuele situatie (hoe, wat en waar); of er slachtoffers zijn en hoeveel; waar het is gebeurd. De medewerker(-ster) zorgt voor inzet van een EHBO-er of alarmeert, bij een grotere calamiteit, het hoofd Bedrijfshulpverlening (BHV). Blijf altijd kalm, waarschuw alle in gevaar zijnde personen en wacht tot hulpverleners ter plaatse zijn.
30
Bedrijfshulpverlening (BHV) & EHBO Iedere locatie beschikt over een bedrijfshulpverleningsorganisatie die bij brand, ongevallen en andere calamiteiten kan worden ingezet. BHV-ers zijn tijdens hun inzet herkenbaar aan hun gekleurde hesjes met daarop de tekst BHV-er. Volg bij brand, ongevallen of andere calamiteiten altijd strikt hun aanwijzingen op. Maak bij ontruiming van het gebouw geen gebruik van de lift. Blijf buiten op de verzamelplaats die door de BHVer wordt aangewezen en wacht op verdere instructies. Houd altijd de weg vrij voor brandweer en ambulances. Verlaat het gebied niet zonder je af te melden. Dit voorkomt eventuele zoekacties. Studeren en CANS (RSI) “Het lijkt wel of ik steeds vaker last heb van mijn nek.” Misschien heb je pijn in je arm, schouder, elleboog of pols. In eerste instantie denk je dat het wel over zal gaan. Maar helaas is dat niet altijd het geval. Deze pijn kan namelijk duiden op CANS (Complaints of Arm, Neckand or Shoulder), vroeger ook wel RSI genoemd. Iedereen kan hiermee te maken krijgen. Als je de eerste signalen niet serieus neemt, kunnen de klachten zich uitbreiden. Oorzaken van CANS kunnen zijn: repeterend werk; een statische werkhouding; weinig afwisseling in houding en beweging; een verkeerde zithouding op je werkplek (informatie over een juiste zithouding staat in de HU-folder Geef CANS geen KANS); stress, vooral in piekperioden (tentamens, scriptie schrijven). Tijdens je studie werk je soms lang achter elkaar in dezelfde houding en/of maak je steeds dezelfde bewegingen. Je werkt bijvoorbeeld regelmatig en langdurig aan een beeldscherm, niet alleen op school maar ook nog thuis. Vergeet ook niet de uren die je „s avonds doorbrengt met spelletjes en internet. Je kunt CANS grotendeels zelf voorkomen. De belangrijkste tips zijn: Wissel beeldschermwerk af met lezen, aantekeningen maken etc. Werk per dag niet langer dan 5 à 6 uur achter een (standaard desktop opstelling) beeldscherm en niet langer dan 2 uur met een laptop. Zorg bij laptopgebruik langer dan 2 uur voor laptopstandaard, losse muis en los toetsenbord. Neem bij beeldschermwerk ieder uur een korte pauze. Let op een goede zithouding voor het beeldscherm. Zorg voor voldoende ontspanning/sport naast je studie. Neem lichamelijke klachten serieus. Beginnende klachten (pijn, tintelingen, stijf gevoel) kunnen snel verergeren. Met CANS-klachten kun je terecht bij je studieloopbaanbegeleider of studentendecaan. Je kunt ook terecht bij de arboadviseur van de faculteit (zie: www.arboenmilieu.hu.nl). Zijn je klachten al zo ernstig dat er een arts moeten worden geconsulteerd, ga dan naar je eigen huisarts. Zie ook paragraaf 2.8 over studeren met een functiebeperking). Milieu De faculteit heeft aandacht voor het milieu. Dit betekent zuinig omgaan met water en energie, minder afval en een goede afvalscheiding. Je kunt hier zelf een bijdrage aanleveren door: het licht niet aan te doen wanneer er voldoende licht is; het licht uit te doen als je een lokaal leeg achterlaat; geen water te verspillen en de spaarknop van de spoelbak (als die er is) te gebruiken; bij warmte het raam niet open te zetten maar de verwarming lager zetten; je computer en het beeldscherm uit te zetten als je klaar bent met je werk; (chemisch) afval (batterijen, papier, restanten van consumpties) in de daarvoor bestemde afvalbakken te doen, ook in de kantine; het gebouw schoon te houden en zwerfafval te voorkomen; niet binnen het gebouw te roken (verboden).
31
Meer specifieke informatie over Arbo en Milieu, het instellen van beeldschermwerkplekken is na te lezen op de A&M site van de HU: https://www.sharepoint.hu.nl/sites/Arbo_Milieu/default.aspx. Voor vragen, opmerkingen of ideeën over arbo- en milieuzaken kun je terecht bij de Arbo- en Milieucommissie van je faculteit of bij het Arbo- & Milieuteam HU. Kijk voor meer informatie: www.arboenmilieu.hu.nl
2.19 Wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen Je bent als student in beginsel zelf aansprakelijk voor de gevolgen van ongevallen en schade veroorzaakt aan derden. Door middel van een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren kun je je tegen de financiële gevolgen hiervan verzekeren. Een dergelijke verzekering kun je bij diverse verzekeringsmaatschappijen afsluiten. Voor ongevallen/overlijden en voor wettelijke aansprakelijkheid tijdens het verblijf in of op weg naar gebouwen van de faculteit heeft de HU een beperkte verzekering. Activiteiten in het kader van de studie buiten de HUlocaties (in Nederland) vallen hier ook onder, evenals activiteiten in het kader van het HU-onderwijs in het buitenland. Studenten die in het kader van HU-onderwijs naar het buitenland gaan, adviseren wij echter een aanvullende verzekering af te sluiten. Dit kan gratis via de HU. Zie voor meer informatie de website van International Office: www.io.hu.nl Veroorzaak je schade tijdens je stage dan wordt eerst de WA-verzekering van de stagebiedende instelling aangesproken. Biedt deze geen dekking dan wordt vervolgens jouw WA-verzekering aangesproken. Bieden beide verzekeringen geen dekking, dan kan - tot slot - de verzekering van de HU worden aangesproken.
32
3
Opleiding en beroep
3.1
Beroepsprofiel 3.1.1
Beroep
Hoofdkenmerken Integrale aanpak van opvoedingsvragen De heroverwegingen van opvoeden en onderwijs, die de masteropleiding Pedagogiek voorstaat, zijn ingegeven door sociale kritiek en de problemen binnen de hedendaagse samenleving en worden gevoed vanuit haar diep ecologische antropologie. De Hogeschool Utrecht stelt zich met de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief ten doel de afstand tussen sociaal-(ped)agogische opleidingen en de (onderwijs)pedagogische opleidingen te overbruggen en de expertise op de terreinen van onderwijs en zorg en welzijn op het terrein van pedagogische vraagstukken te verbreden, te bundelen, te integreren en te verdiepen. Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief 3 Pedagogiek kent vele perspectieven . Elk perspectief kijkt op een andere manier naar kinderen en naar opvoeden. Het voert wat ver om hier nu uitgebreid op in de te gaan, maar een klein tipje van de ecologische sluier willen we wel oplichten. De complexe wereld waarin kinderen en jongeren opgroeien, stelt hen voor ingewikkelde uitdagingen. Deze uitdagingen gaan veelal verder dan de individuele belangen en behoeften en raken het welzijn van de omgeving (gezin, familie, vrienden, school, enzovoort) waarvan zij deel uitmaken. In de ecologische benadering staat de mens niet los: een pedagoog met een ecologisch perspectief beschouwt de wereld als een netwerk van verschijnselen, die onderling afhankelijk en fundamenteel met elkaar verbonden zijn. Als we bijvoorbeeld praten over kinderen en opvoeders, dan suggereren we dat dat duidelijk af te grenzen groepen zijn, maar kan een kind geen opvoeder zijn en de volwassene beïnvloeden en iets leren? Ook dat wat de materiële wereld genoemd wordt heeft invloed op kinderen, in die zin zou u bijvoorbeeld de woonomgeving als „opvoeder‟ kunnen noemen . De kracht van pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is om het verhaal van kinderen en jongeren, opvoeders en andere betrokkenen te verstaan en te begrijpen. Dit is veelal een meerstemmig en meervoudig verhaal, omdat het verhaal van kinderen en jongeren gevoed wordt uit verschillende culturen. Dat betekent, onder meer, voor de pedagoog met een ecologisch perspectief: niet te snel conclusies trekken of verhalen van kinderen en jongeren vanuit één theorie verklaren in een zoektocht naar een dominante waarheid, maar juist meerdere perspectieven ontdekken. De perspectieven van het kind en de jongere zelf, van zijn vrienden, ouders, oma‟s en opa‟s, de jeugdzorg, de school, zijn allemaal van belang. Vanuit het ene perspectief zien wij misschien een probleem, vanuit andere perspectieven kunnen wij, samen met het kind en de jongere, hun opvoeders, leraren en voor het kind en de jongere belangrijke anderen, mogelijkheden, kwaliteiten en kansen ontdekken. Ecologisch perspectief en Leren. Een voortdurend wenkend ontwikkelen van kinderen en jongeren vanuit een onderzoekend leren is een belangrijk thema in het ecologisch pedagogisch perspectief. Onderliggend mens/kindbeeld en vanuit ecologisch perspectief zijn gebaseerd op enkele inspiratiebronnen. De eerste inspiratiebron is die van het postmoderne denken. Hierin bestaan geen ´grote verhalen´, of grote ´verklarende theorieën. In de zin van dominante verklarende theorieën. Wat ons rest zijn hooguit „kleine vertellingen‟ waaraan vanuit „kritisch‟ (letterlijk: „onderscheidend‟) vermogen betekenis wordt gegeven. De tweede inspiratiebron is gelegen in de denktraditie van de maatschappijkritiek en maatschappelijk engagement. We kijken vooral kritisch naar de werking van dominantie in allerlei pedagogische systemen. In onze visie op leren zijn de volgende elementen te herkennen: • Leren is levend en stelt de common sense ter discussie; • Leren is onderzoeken; • Leren en leven zijn verenigd. Leren is niet iets dat alleen in opleidingen of op scholen plaats vindt. Vanuit een ecologische visie is de idee dat leren plaats heeft in het werkelijke leven. De wereld wordt gezien daarbij als een netwerk van verschijnselen, die onderling afhankelijk en fundamenteel met elkaar verbonden zijn. Een lerende construeert in deze werkelijkheid een eigen wereldbeeld waarmee gegeven wordt dat een ecologisch perspectief vloeibaar is en dient om te komen tot een transparantie waarover de lerende met zichzelf en anderen 3
Smeyers, P. & Levering, B. (2005). Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom of Miedema, S (red.) (1997). Pedagogiek in meervoud. Houten &Diegem: BohnStafleu Van Loghum. 33
in dialoog gaat. In de idee van de pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is de werkelijkheid niet te vangen in een moment. In elke situatie vraagt hij/zij zich af wat er zich in de context afspeelt en is hij/zij zich bewust van gezagsverhoudingen. Ook in de opleiding krijgt dit een plaats doordat een docent binnen pedagogiek vanuit ecologisch perspectief ruimte/mogelijkheden creëert voor studenten om met een voortdurende veranderende context om te kunnen gaan. Belangrijke waarden in pedagogiek vanuit een ecologische visie zijn: wijsheid ontwikkelen, en ethisch beself in raltie met de wereld om ons heen vanuit welbevinden en betrokkenheid; duurzaam opvoeden en ontwikkelen in verbondenheid authentiek zijn: een manier van zijn en geen manier van doen jongeren begrijpen en verstaan vrij zijn en vrijheid nemen in het maken van professionele keuzes in combinatie en relatie met de professionele verantwoordelijkheid Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief kenmerkt zich door meerstemmigheid, verbondenheid en complexiteit. Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is een voortdurende unieke esthetische en ethische beleving die plaats 4 heeft binnen interspecifieke relaties ten aanzien van het goede handelen . Kleine verhalen zijn voor een pedagoog met een ecologisch perspectief van groot belang. Kernbegrippen voor onze opleiding zijn: - Onderzoekend leren; - Reflectie op jezelf, methodiek en maatschappij; - Het gesprek zoeken met anderen, vooral met hen die niet gehoord worden. Accent op maatschappelijk opvoeden De opleiding legt binnen de pedagogiek vanuit ecologisch perspectief een duidelijk accent bij maatschappelijk opvoeden met als centrale vraagstelling: hoe wordt bereikt, dat kinderen en jongeren zich betrokken voelen bij de samenleving en bereid en in staat zijn daarin een actieve en verantwoordelijke rol te vervullen. In de uitwerking hiervan moet onder meer gedacht worden aan aandacht voor de ontwikkeling van sociale competenties als een van de kerndoelen in het onderwijs; het ontwikkelen van krachtige leeromgevingen in de samenwerking tussen scholen en andere opvoedingsvoorzieningen; versterking van de opvoedende waarde van sociale verbanden in de buurt, van vrijetijdsorganisaties en de natuurlijke leefwerelden waarvan kinderen en jongeren deel uit maken; aandacht voor het leren dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheid door jeugdigen; versterking van de dialoog tussen jongeren en volwassenen, tussen instellingen, ouders en jongeren over beleid, waarden en normen; specifieke aandacht voor maatschappelijke integratie van jeugdigen met beperkingen en hun recht op een eigen maar volwaardige kwaliteit van leven. Praktijknabij, een opleiding gericht op leef- en werkkwaliteiten De Utrechtse masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief onderscheidt zich niet alleen door de hierboven besproken inhoudelijke uitgangspunten van bestaande opleidingen pedagogiek maar ook door het eigen praktijknabije, op leef- en werkkwaliteiten gerichte opleiding (competentiegericht), daarbij geïnspireerd door Leven Leren (Jansen,2005) waarbij het leren in eerste instantie plaatsvindt in en aan de hand van de praktijk zoals die zich in het hier en nu voordoet. De student wordt hierbij beschouwd als volwassen educatieve partner met een eigen leerverantwoordelijkheid en werkend met een persoonlijk opleidingsarrangement, dat mede met de student op maat vorm wordt gegeven en leidt tot het verwerven, met behulp van leer- en communicatiekwaliteiten, van de benodigde leef- en werkkwaliteiten (eindkwalificaties).
3.1.2
Vaardigheden afgestudeerde
De opleiding van de hbo-master Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is primair beroepsgericht met een stevige wetenschappelijke, sociaal culturele en filosofische ondergrond. De opleiding is gericht op het ontwikkelen van leef- en werkkwaliteiten (eindkwalificaties), onder meer, door het uitvoeren van beroepstaken in de echte pedagogische beroepspraktijk. Gedurende de opleiding vindt voortdurend directe terugkoppeling van de leerontwikkeling naar de huidige- en (toekomstige) pedagogische werkpraktijk plaats. Binnen de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief ligt sterk de nadruk op samen leren en werken in een multidisciplinaire context, op het verwerven van specifieke beroepsgerichte kwaliteiten naast persoonsgerichte kwaliteiten en op een flexibele afstemming van de individuele opleidingstrajecten van studenten op de gedifferentieerde beroepssituatie. Studenten kunnen de opleiding ervaren als een ondersteuning voor hun werksituatie, als schakel tot het professioneler functioneren binnen die werksituatie of, op weg naar een nieuwe werksituatie, als ondersteuning van het door hen zelf uitgezette loopbaantraject.
4
interspecifieke relatie: een relatie tussen organismen van verschillende soorten (inter = tussen, species = soort) 34
3.1.3
Werkveld en functies
Binnen de hbo-masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wordt via differentiatiemogelijkheden en/of persoonlijke leerroutes opgeleid voor een breed spectrum van functies. In alle gevallen worden hierbij de algemeen geldende eindkwalificaties van de opleiding gehaald. Voorbeelden van functies zijn: Pedagogen werkzaam als leraar pedagogiek in mbo en hbo; Opleidingsdocenten, leraren mbo, leraren met een bijzondere expertise op het terrein van opvoedkunde en zorg; Pedagogen werkzaam in het onderwijs Pedagogen werkzaam in opvoedingsondersteuning, spel- en opvoedingsvoorlichting, pedagogische thuisbegeleiding, intensieve pedagogische thuiszorg; Pedagogen binnen samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs; Pedagogen in de regionale verwijzingscommissie (RVC) voortgezet onderwijs; Pedagogen werkzaam in Jeugdzorg, gehandicapten- en gezondheidszorg; Leidinggevende en/of beleidsmedewerker bij een overkoepelende organisatie of overheidsinstelling met taken en verantwoordelijkheden op een breed pedagogisch terrein; Leidinggevende functionarissen als schooldirecties, coördinatoren samenwerkingsverbanden; Ondersteuningsfunctionarissen in zorginstellingen.
3.2
Opleidingsprofiel 3.2.1
Doelstelling opleiding
De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wil niet vernieuwen om het vernieuwen, maar wil studenten doelgericht, vrij van autoriteitsdenken, voorbereiden op het beroep van ecologisch pedagoog dat velen vanuit een passie hebben gekozen: het samen met de ander betekenis geven aan een steeds gecompliceerder wordende (informatie)maatschappij. De op leef- en werkkwaliteiten gerichte Utrechtse masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wil, door bij te dragen aan de ontwikkeling van een meer integrale en ecologische pedagogische aanpak - gericht op persoonlijkheidsvorming en sociale- en culturele ontwikkeling meer in het algemeen, en op de cultivatie van normbesef en sociaal gedrag meer in het bijzonder - de maatschappelijke integratie en participatie van kinderen en jongeren in het algemeen en van risico- jongeren in het bijzonder actief bevorderen. De Utrechtse masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wil van hieruit een duidelijk eigen invulling geven aan het (landelijke) conceptberoepsprofiel van de hbo-pedagoog: De opleiding van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is primair beroepsgericht met een stevige wetenschappelijke, sociaal culturele en filosofische ondergrond. Daarmee geldt dat zij aansluit bij en verbreding en verdieping geeft aan de huidige of toekomstige pedagogische beroepspraktijk. Er is sprake van een permanente pendel tussen theorie en beroepspraktijk. De invulling van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief v indt plaats op basis van onderzoeksvragen over (maatschappelijk) opvoeden, die gerelateerd zijn aan de eigen beroepssituatie van de student. De behandeling van dergelijke onderzoeksvragen noodzaakt de student om aangrenzende sectoren te exploreren. Gedurende de opleiding wordt de student gestimuleerd om voor de uit te voeren onderzoeken niet enkel de specifieke pedagogische expertise te zoeken die hiervoor vereist is, maar om ook te zoeken en actief onderzoek te doen vanuit een integrale ecologische benadering. De Utrechtse master-pedagoog vanuit ecologisch perspectief heeft theoretisch gefundeerde en in de praktijk bewezen kennis met betrekking tot ecologische pedagogiek. Hij onderscheidt zich van andere functionarissen in onderwijs, welzijn en jeugdzorg doordat hij werkt vanuit een integrale en ecologische visie op opvoedingsondersteuning – en begeleiding en doordat hij zoveel mogelijk werkt vanuit een preventieve doelstelling: wat zich in het hier en nu voordoet is daarbij veelal in eerste instantie leidend. Hij is hierbij expert op sociaalpedagogisch terrein of op (ortho)pedagogisch –educatief terrein. Vanuit deze achtergrond is hij in staat door het inzetten van relevante methoden en theoretische inzichten van de (ortho)pedagogische en sociale wetenschappen om pedagogische kwesties wetenschappelijk, integraal en creatief /innovatief aan te pakken. In alle gevallen functioneert hij als traitd‟union tussen wetenschap en praktijk bij opvoedingsvraagstukken en tussen (actoren binnen) in opvoedingssituaties. Die rol van verbindingspersoon kan hij vervullen vanuit functies op microniveau (bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen), op mesoniveau (bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden) of macroniveau (overheid). De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief biedt aan de studenten een op volwassenenonderwijs gestoeld opleidingsarrangement, dat samen met studenten op maat vorm gegeven wordt. De studenten worden als educatieve partners gezien met een eigen leerverantwoordelijkheid. 35
3.2.2
Uitwerking van beroepsprofiel
De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is gebaseerd op het pedagogische opleidingsmodel Levend Leren, dat ontwikkeld is - in nauwe samenwerking met het Instituut voor Ecologische Pedagogiek. - door het voormalige lectoraat „Vernieuwende Opleidingsmethodiek en –didactiek(lector Hans Jansen) van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. Belangrijke premissen binnen Levend Leren zijn voor van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief: Leren is levend en stelt de commonsense ter discussie wanneer het bijvoorbeeld gaat om regels en controle; Leren is onderzoeken, binnen de masteropleiding pedagogiek spreken wij daarom van onderzoekend leren; In een meer traditionele onderwijssetting is de docent de meest belangrijke persoon, die kennis heeft en weet wat anderen (studenten) zouden moeten weten en binnen de masteropleiding Pedagogiek wordt deze relatie gedeconstrueerd en gereconstrueerd; Leren en leven zijn verenigd. Leren is niet iets dat alleen in opleidingen of op scholen plaats vindt en is niet alleen een cognitief proces, maar een meervoudig geletterd proces De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wordt vormgegeven binnen het model van een leerlandschap, uitgewerkt met een kaart van keuzemogelijkheden voor leraren en socialworkers, die werken in een pedagogische praktijk en ecologisch pedagoog willen worden. Het leerlandschap van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief bestaat uit vijf leerdomeinen (leefwereld, leren, pedagogische uitdagingen, pedagogisch taalspel en pedagogische sensitiviteit) waarbinnen vanuit pedagogiek, filosofie en onderzoek invulling wordt gegeven. Bij het werken met een leerlandschap maakt een student vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid keuzes rond onderwerpen die in het licht van zijn leven, zijn leren en zijn beroepsvoorbereiding c.q. beroepsuitoefening de moeite waard zijn. De begeleiding van studenten is gebaseerd op een systeem van coaching binnen een leerteam. Het is de taak van de coach/opleider om commentaar te geven op de studievorderingen, de voortgang van de student te monitoren, te adviseren over studie- en ontwikkelingsmogelijkheden en het beoordelen van assesments. Behalve van de coach/opleider krijgt de student ook ondersteuning van zijn medestudenten en andere coaches. Binnen de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief ligt sterk de nadruk op samen leren en de ander ondersteunen bij het leren (in de breedste zin van het woord). De student maakt met zijn leerteam en coach/opleider een plan waarin hij aangeeft hoe en wat hij de komende tijd gaat leren en op welke wijze hij wil en gaat demonstreren wat hij geleerd heeft. In deze planning worden binnen de opleiding de leer- en communicatiekwaliteiten (de ontwikkeling en verbetering van de leer-kracht van de student) in het kader van het ontwikkelen van de leef- en werkkwaliteiten (de eindkwalificaties) uitgewerkt. De demonstraties van leren (papers, essays, tekeningen, gedichten, digital stories waarin hij film, foto‟s, beeld, tekst en muziek combineert, enzovoort) neemt de student op in zijn ontwikkelingsportfolio. Uiteindelijk stelt de student vanuit zijn ontwikkelingportfolio zijn eindportfolio samen. Bij het werken met een leerlandschap zet de student een aantal stappen in de zogenaamde leerroute (conform de aanwijzingen zoals omschreven in het werkboek van de opleiding dat bij de start van de opleiding kan worden aangeschaft en de bijstellingen die jaarlijks via Sharepoint kan worden gedownload). Tijdens de opleiding wordt aan alle onderdelen van deze leerroute, expliciet aandacht besteed. Centraal binnen het werken met het leerlandschap van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectiefstaat het doen van praktijkgericht onderzoek en het stellen van vragen. De student wordt beschouwd als educatieve partner met een eigen leerverantwoordelijkheid en werkend met een persoonlijk opleidingsarrangement, dat mede met de student op maat vorm wordt gegeven en leidt tot het verwerven van de benodigde leef- en werkkwaliteiten. De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief richt zich op het in huis hebben en in huis halen door de student van een samenhangend pakket van bij het beroepsprofiel en de functie van hbopedagoog met een ecologisch perspectief op masterniveau behorende leef- en werkkwaliteiten.
36
Het leerlandschap van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief omvat verschillende differentiatiemogelijkheden voor elke student. Deze differentiatiemogelijkheden hebben betrekking op de professionele mogelijkheden die een student heeft na het behalen van het diploma. Voor de masteropleiding Pedagogiek zijn de volgende specialisaties uitgewerkt: Management en beleid Adviseren en Begeleiden Diagnostiek en hulpverlening Opleiden en begeleiden Media in Pedagogiek Algemene variant 5
De specialisaties staan beschreven in het Werkboek Master Ecologische Pedagogiek (Jansen & Linde, 2010) onder de titel „Uitstroomprofielen‟, en staan ook vermeld op Sharepoint. In hetzelfde werkboek staat beschreven dat de antropologie van de opleiding zich kenmerkt door verbondenheid, meerstemmigheid, streven naar machtsgelijkheid, differentiedenken en niet-westerse denktradities. In het kader van hun specialisatie betekent dit dat studenten zelf kunnen bepalen op welk moment in hun leertraject ze zich gaan richten op de door hen gekozen specialisatie en hoe daar vorm en inhoud aan te geven. De beschrijving van ieder specialisatie vormt dus een richtlijn waarlangs de student zich kan specialiseren, een verantwoord alternatief voor een uitstroomprofiel kan en mag altijd aan de coach voorgelegd worden. Wel zijn er een aantal gemeenschappelijke kenmerken in de beschrijvingen van iedere specialisatie terug te vinden, waarvan de meest pregnante de koppeling met eindkwalificatie 7 is: leiding geven aan projecten waarin complexe problemen worden opgelost, of innovaties worden voorbereid of worden geïmplementeerd. In overleg met de coach en op basis van de portfolio van de student kan echter ook de centrale plaats van deze eindkwalificatie binnen het uitstroomprofiel beargumenteerd - deels - plaats maken voor een of meerdere andere eindkwalificaties.
3.2.3
Het hbo-master niveau van de opleiding
Hogeschool Utrecht heeft als doel haar studenten op te leiden voor een functie op hbo-niveau en elke afgestudeerde student dient aan een groot aantal (beroeps)competenties te voldoen die zijn afgeleid van het beroepsprofiel. Om het niveau van beroepsuitoefening te bepalen worden de volgende vijf samenhangende criteria gehanteerd: Dublin Descriptor
Kwalificaties Master
Eindkwalificaties van de opleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over
Eindkwalificatie 1 t/m 7
Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Communicatie
Eindkwalificatie 1 en 3
Eindkwalificatie 2 en 6
Eindkwalificatie 3, 4 en 7
5
Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel.
37
te brengen op een publiek van specialisten of nietspecialisten. Leervaardigheden
3.2.4
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Eindkwalificatie 5
Didactische uitgangspunten
De opleiding heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel. Een competentie is een vaardigheid op grond van bijvoorbeeld kennis, vaardigheden en houdingen die nodig is om een taak in een bepaalde (beroeps)context uit te oefenen. Voor het onderwijs betekent dit het volgende: Het onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties, d.w.z. het in samenhang verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten waarmee beroepstaken kunnen worden uitgevoerd binnen of buiten Nederland, maar altijd in een internationale context. Het leren wordt opgevat als een doelgerichte activiteit van de student; het onderwijs bevordert actief en zelfstandig leren. De docent ondersteunt en coacht het leerproces van de student en is inhoudelijk expert op een bepaald competentiegebied. Het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Hierbij wordt waar wenselijk en mogelijk gebruikgemaakt van moderne media (ICT). Het onderwijs is gebaseerd op het concurrency-principe, waarbij leermomenten op de opleiding en in de beroepspraktijk elkaar wederzijds positief beïnvloeden. Het leren is een sociaal en interactief proces, studenten werken samen: met elkaar, de docent en professionals uit de praktijk. Toetsen zijn bedoeld om vast te stellen welke beheersniveau van de competenties is bereikt en de student inzicht te geven in de vorderingen in het eigen leerproces. De heroverwegingen van opvoeden en onderwijs, die de masteropleiding Pedagogiek voorstaat, zijn ingegeven door sociale kritiek en de problemen binnen de hedendaagse samenleving en worden gevoed vanuit haar diep-ecologische antropologie. De masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief is gebaseerd op het pedagogische opleidingmodel Levend Leren met een maatschappij kritisch uitgangspunt. Onder “maatschappij kritisch‟ verstaan wij het bewust zijn van dominante normen en waarden in onze samenleving: het doorzien en doorbreken van de commonsense (dat wat vanzelfsprekend lijkt), inpower zijn om samen met kinderen en jongeren en voor hen belangrijke volwassenen te ontwikkelen en te leren voor het leven, en het (toekomstige) beroep en, in solidariteit, anderen te ondersteunen bij dit proces. Veel kinderen, jongeren en volwassenen ervaren dat hun pedagogische energie verdwijnt en dat zij gedwongen worden om - in plaats van de pedagogische energie te gebruiken om te leren - andere uitwegen voor het omgaan met maatschappelijke power te zoeken. Door onderzoekend leren zijn lerenden in staat om de dominante normen en waarden te doorzien en bewust te worden van de kracht van hun eigen kennis en stem. Vooral luisteren naar elkaar is van belang binnen het onderzoekend leren, want dialogen verhelderen mentale modellen en laten zien wat er onder de veranderingen verbeteringsperspectieven ligt. Het is niet eenvoudig om een cultuur van samenwerking en educatief partnership op te bouwen. Het voeren van dialogen als dagelijkse communicatiepraktijk vormt een brug tussen communicatie, leren en cultuur. Deze verbinding wordt mogelijk door uitdagende perspectieven te creëren, het verleden en het heden niet weg te gooien als u u op de toekomst richt, te investeren in relaties, de losstaande onderdelen van de leergemeenschap met elkaar te verbinden, lerenden te laten zien dat hun stem telt en de leergemeenschap zichtbaar te maken. Niet het weten is belangrijk, maar het willen weten (het leren en het - gezamenlijk - onderzoeken). Voor het onderwijs betekent dit het volgende: Het onderwijs is gericht op het verwerven van leef- en werkkwaliteiten, d.w.z. het in samenhang verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten waarmee beroepstaken kunnen worden uitgevoerd; Het leren wordt opgevat als een doelgerichte onderzoekende activiteit van de student; het onderwijs bevordert actief, zelfstandig en samenwerkend leren; De coach/opleider ondersteunt en coacht het leerproces van de student en is inhoudelijk expert binnen een bepaald pedagogisch leef- en werkdomein; Het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Hierbij wordt waar wenselijk en mogelijk gebruik gemaakt van moderne media (ICT); Leren is een dialogisch proces, studenten leren en werken samen: met elkaar, de coach/opleider en professionals uit de praktijk; Demonstraties van leren zijn bedoeld om vast te stellen welk niveau van de leef- en werkkwaliteiten is bereikt en de student inzicht te geven in de vorderingen in het eigen leerproces.
38
3.2.5
Didactische werkvormen
Het pedagogische opleidingsconcept Levend Leren vormt de basis voor de inhoudelijke en didactische vormgeving van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. „Leven is leren‟ is een belangrijk credo binnen Levend Leren en voor de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Een mens leert zijn leven lang, maar dat gebeurt vaak onbewust, het heeft met de volle breedte van het leven te maken. Leren doet u overal en altijd, dat geeft direct al aan dat leren en onderzoekend leren nooit stopt. Binnen de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief neemt een permanente lerende neemt zelf het initiatief, neemt zijn eigen ontwikkeling in handen, staat open voor verandering, is flexibel en is bereid aan zichzelf te sleutelen, wanneer zijn omgeving daar om vraagt. Permanent leren is het leven zelf als leerweg zien voor zelfrealisatie, waarin leren, werken en (re)creëren niet los van elkaar bestaan, maar sterk verweven zijn met elkaar. Permanent leren gaat niet meer alleen over het verwerven van kennis en vaardigheden, het gaat in de eerste plaats over een aan te leren houding. Self-directedlearning (zelfsturend leren) en co-directedlearning (samenwerkend leren, zoals in een leerteam) zijn leervormen die aansluiten bij het ontwikkelen en ondersteunen van een houding, die permanent leren mogelijk maakt. Dat betekent dat studenten van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectiefkeuzes moeten (kunnen) maken die bij hen passen als persoon en als professional. Self- en co-directedlearning voor en door studenten vraagt om self- en co-directedlearning coaches/opleiders. Coaches/opleiders van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief zijn daarom medelerenden (co-learners) van studenten en van collega-coaches/opleiders. Coaches/opleiders van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief maken ten slotte het self- en co-directedlearning van studenten mogelijk, ondersteunen en begeleiden deze. Dat wil zeggen: coaches/opleiders en studenten creëren leersituaties waarin het mogelijk is om leer- en communicatie kwaliteiten te ontwikkelen (en in het verlengde daarvan leef- en werkkwaliteiten) en verantwoordelijkheden voor leerprocessen af te wisselen en uiteindelijk bij lerenden en hun leerteams te laten. Dit betekent bij voorkeur en voor zo ver mogelijk: Lerend onderzoeken vanuit, met en voor de pedagogische beroepspraktijk; Werken op basis van een persoonlijk ontwikkelingsplan, ondersteunt door een ontwikkelingsgericht portfolio; Recht doen aan elders of eerder verworven leef- en werkkwaliteiten; Een actieve rol voor lerenden; Aansluiten bij belangstelling en kennis; Ruimte voor subjectieve en persoonlijke ervaringen; Demonstratie van leren in plaats van kennisreproductie; Samen lerend onderzoeken; Lerend onderzoeken om nieuwe perspectieven te krijgen en het handelingsrepertoire in de pedagogische beroepssituatie te vergroten. Voor de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief wordt een leeromgeving tot stand gebracht die de volgende eisen vervult: Is op maat gesneden (c.q. te snijden) voor elke student; Maakt de samenstelling van een persoonlijk leertraject of leerarrangement mogelijk; Maakt een ontwikkeling en verbetering van teacher-directedlearning (docent gestuurd leren), naar self- en co-directedlearning (zelfsturend- en samenwerkend leren) mogelijk; Houdt rekening met het geambieerde uitstroomprofiel van de student; Sluit aan op de pedagogische beroepspraktijk en de ontwikkelcontext van de student; Is gericht op het ontwikkelen, verwerven, aanvullen, verbeteren en vernieuwen van persoonlijke, professionele en academische kwaliteiten van de student; Sluit aan op het huidige ontwikkelingsniveau van de student en daagt uit tot het bereiken van een volgend ontwikkelingsniveau van de student; Is op het betekenisvol leren van de student gericht; Maakt de samenhang tussen de verschillende leerdomeinen en pedagogische beroepspraktijken duidelijk; Laat de eigen verantwoordelijkheid voor het leren bij de student; Laat een persoonlijke invulling van inhouden toe; Maakt de vervanging van traditionele toetsen (tentamens) door persoonlijke demonstraties mogelijk; Initieert de verbinding met de persoonlijke leeragenda van de student (persoonlijke leerdoelen en persoonlijke uitkomsten); Maakt monitoring met behulp van een portfolio mogelijk; Is plaats- en tijdonafhankelijk (WBL = Web Based Learning en WBT = Web Based Training); Stimuleert intensieve samenwerking met medestudenten.
39
3.2.6
Competenties beroepsbeoefenaar
Voor de Utrechtse masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief gelden de volgende eindkwalificaties welke de student vanuit een persoonlijke invulling in de diverse onderdelen van het leerlandschap persoonlijk concretiseert: Eindkwalificatie 1: besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid De student: Kan kritisch reflecteren op en in de praktijk bewust en zorgvuldig omgaan met ethische en normatieve vraagstukken en maatschappelijke verantwoordelijkheden met betrekking tot de ontwikkeling, verbreiding en toepassing van kennis op pedagogisch terrein. Is zich bewust van de taken en verantwoordelijkheden van de pedagoog op het gebeid van maatschappelijk opvoeden en handelt hiernaar. Is zich bewust van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheden van factoren binnen de diverse opvoedingsmilieus voor de opvoeding van jeugd en jongeren en is in staat om een stimulerend opvoedingsklimaat en stimulerende leef- en leeromgevingen te scheppen, verbindingen tot stand te brengen tussen mensen en sociale netwerken te benutten en te ontwikkelen. Is zich bewust van zijn (mede-)verantwoordelijkheid als pedagoog voor de totstandbrenging en optimale benutting van de mogelijkheden tot preventie van opvoedingsproblemen en handelt hiernaar. Kan een juiste inschatting doen van de betekenis van sociale en culturele verschillen bij opvoedingsvragen binnen een multiculturele samenleving en hiermee bij pedagogische begeleiding of bij de vormgeving aan pedagogisch beleid rekening houden. Eindkwalificatie 2: onafhankelijke oordeelvorming met betrekking tot gewenste ontwikkeling, gebaseerd op kennis van hoog niveau De student: Heeft een constructief kritische instelling ten aanzien van theorievorming, gebruikte oplossingsmethoden en geboekte resultaten op pedagogisch terrein. Kan algemeen pedagogische, ecologisch pedagogische, urbaan pedagogische, sociaalpedagogische, onderwijspedagogische en orthopedagogische kennis en kennis vanuit relevante nevendisciplines integreren en problemen, rekening houdend met de diverse invalshoeken, integraal en ecologisch benaderen. Is bereid en in staat zijn pedagogisch handelen te verantwoorden aan de hand van theoretische en normatieve kaders. Is in staat tot kritische zelfreflectie met betrekking tot eigen sterke en zwakke kanten bij de beroepsuitoefening, staat open voor de kritiek van andere factoren binnen het pedagogisch domein en beschikt over lerend vermogen, tot uitdrukking komend in het nemen van de verantwoordelijkheid voor de eigen professionele- en loopbaanontwikkeling. Heeft interesse in en is bereid tot structurele en frequente uitwisseling van ervaringen met betrekking tot opvoedingsvraagstukken en wil en kan met anderen samenwerken bij het zoeken naar oorzaken van problemen en naar mogelijke oplossingen. Eindkwalificatie 3: effectief functioneren in en vanuit een arbeidsomgeving De student: Is in staat vanuit een arbeidsomgeving een agogische en pedagogische relatie aan te gaan, te onderhouden en te beëindigen met een individu, groep en/of groter sociaal verband en op basis daarvan de kerntaken uit te voeren, die behoren tot het beroep van de pedagoog. Is in staat om bij zijn activiteiten als pedagoog rekening te houden met de aanwezige motivatie, mogelijkheden, activiteiten en zich ontwikkelende inzichten bij cliënten/leerlingen en/of factoren binnen de pedagogische sector waarmee hij samenwerkt. Is in staat vanuit een arbeidsomgeving te functioneren in diverse rollen als collega, lid van een multidisciplinair team, werkbegeleider, coördinator en leidinggevende, als projectleider, als voorlichter, als leraar, als netwerker en als vertegenwoordiger van de organisatie in externe samenwerkingsverbanden. Is in staat om in en vanuit een arbeidsomgeving en op basis van gericht onderzoek en systematische evaluatie bij te dragen aan de vormgeving van beleid, de verbetering van de hulp- en dienstverlening en de ontwikkeling van nieuwe producten. Weet van toepassing zijnde financiële, beheersmatige, organisatorische, wettelijke en beleidsmatige kaders bij de uitvoering van zijn werk effectief te hanteren.
40
Eindkwalificatie 4: uitvoering van op toepassing van kennis gericht onderzoek, waarin complexe (ecologisch, urbane, sociaal- en ortho-)pedagogische problemen worden geanalyseerd, mede met behulp van kennis voortkomend uit praktijkgericht onderzoek De student: Is in staat tot het zelfstandig en in teamverband verrichten van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek vanuit multidisciplinair perspectief, ook juist waar dit gericht is op opvoedingsproblemen, die zich in alle drie de opvoedingsmilieus voordoen. Is bij het verrichten van praktijk gericht onderzoek gespitst op het leveren van een bijdrage aan de preventie of oplossing van actuele opvoedingsproblemen of vernieuwing/verbetering van de pedagogische dienstverlening/infrastructuur. Tegelijkertijd is hij in staat en bereid tot open discussie en kritische evaluatie met betrekking tot de (mogelijke) effecten van zijn onderzoek in de praktijk. Is in staat om bij praktijkgericht onderzoek vraag- en klantgericht te werken, is zich bij de aanvaarding en uitvoering van een onderzoeksopdracht bewust van de grenzen van zijn eigen leef- en werkkwaliteiten en schakelt zo nodig expertise van derden in. Is in staat om bij het verrichten van praktijkgericht onderzoek rekening te houden met gangbare kentheoretische en methodologische inzichten en gebruik te maken van relevante resultaten van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op pedagogisch, ecologisch pedagogisch, urbaan pedagogisch, sociaalpedagogisch, orthopedagogisch, onderwijskundig en sociaalwetenschappelijk terrein. Is in staat om bij pedagogisch en sociaalwetenschappelijk (veld)onderzoek gangbare methoden en technieken op een verantwoorde wijze toe te passen en houdt bij het trekken van conclusies rekening met conflicterende informatie/uitkomsten van eerder onderzoek. Is in staat de uitkomsten van zij onderzoek gemeenschappelijke verantwoorden en zowel mondeling als schriftelijk duidelijk en systematisch te presenteren aan vakgenoten. Eindkwalificatie 5: zelfstandig kennis verwerven op het pedagogisch terrein, daarover kunnen communiceren met anderen en kennis kunnen delen met en overdragen op het begripsniveau van de diverse factoren binnen de pedagogische sector De student: Is op de hoogte van, en in staat tot het zelfstandig kritisch volgen van de nieuwste (ook internationale) ontwikkelingen binnen het vakgebied, het beroepenveld en de onderliggende disciplines en bereid en in staat zijn handelen op basis hiervan bij te stellen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Kan in woord en geschrift actief deelnemen aan de (internationale) maatschappelijke discussie over opvoedkundige vraagstukken en de maatschappelijke functie, identiteit en legitimiteit van de beroepsuitoefening van pedagogen. Kan professioneel functioneren in multiculturele en internationale werksituaties. Is in staat om pedagogische, agogische en onderwijskundige kennis toe te passen in begeleiding vanuit het onderwijs en is in staat om op basis van pedagogische en didactische kennis educatieve programma‟s te ontwerpen en uit te voeren dan wel de uitvoering daarvan door anderen te coördineren. Eindkwalificatie 6: methodische verantwoording en gedisciplineerd werken De student: Is zelfstandig en functionerend binnen een samenwerkingsverband in staat tot plan- en procesmatig werken: (1) grondige inventarisatie van het probleem/de uitgangssituatie, (2) opstellen van een realistisch plan, (3) methodische uitvoering van het plan, (4) geregelde kritische reflectie/evaluatie en (5) bijstelling. Is in staat om gebruik te maken van theoretische noties en theorievorming op het vakgebied en kan de relevantie daarvan beoordelen bij het uitvoeren van werkzaamheden en het initiëren van praktijkgericht onderzoek. Is in staat om pedagogische problemen te bezien vanuit een holistisch perspectief en integraal aan te pakken vanuit een interdisciplinaire benadering. Eindkwalificatie 7: leiding geven aan projecten waarin complexe problemen worden opgelost, of innovaties woorden voorbereid of worden geïmplementeerd De student: Staat open voor nieuwe invalshoeken, speelt een stimulerende rol bij het genereren van nieuwe inzichten en de ontwikkeling van innovatieve plannen en weet daarbij kennis en capaciteiten van anderen aan te spreken en hen uit te dagen daaraan bijdragen te leveren. Is in staat tot het integreren van multidisciplinaire kennis en visies van verschillende experts rond een praktijkprobleem. Is in staat om een leidende of coördinerende rol te spelen bij projectmatig onderzoek op pedagogische probleemgebieden, bij de totstandkoming en uitvoering van pedagogisch beleid op micro-, meso-, en macroniveau en bij het op elkaar afstemmen van pedagogische aanpakken.
41
Kan op de uitvoering van pedagogisch beleid reflecteren, daarbij „waaromvragen‟ stellen en van het concrete niveau abstraheren om nadere beleidsconclusies en meer algemene lessen te trekken.
42
4
Inrichting en organisatie opleiding
4.1
Algemeen 4.1.1
Opleidingsvarianten
Deeltijdopleiding Het deeltijdonderwijs biedt studenten de mogelijkheid om op een beperkt aantal dagen per week en/of in de avonduren een volledige Masteropleiding te volgen. De programma‟s van de deeltijdopleiding zijn toegesneden op studenten die naast hun werk willen studeren. Kenmerkend voor de deeltijdopleiding is meestal dat relevant werk in een voor het beroep relevante organisatie wordt gecombineerd met het volgen van beroepsonderwijs. De roostering is daarop aangepast. Het curriculum van de deeltijdopleiding heeft een ander karakter dan dat van de dagopleiding. Om toegelaten te worden tot de deeltijdopleiding dien je als student aan dezelfde vooropleidingseisen te voldoen als bij de voltijdopleiding. Aanvullend kunnen er eisen aan de werkkring worden gesteld. Het diploma van de deeltijdopleiding is gelijkwaardig aan dat van de voltijdopleiding.
4.1.2
Opleidingsstructuur algemeen
Wettelijke studieduur, studielast en studiepunten De studielast van de opleiding en de daartoe behorende cursussen worden uitgedrukt in hele studiepunten (EC‟s) volgens het European Credit Transfer System (ECTS). Dit is een studiepuntensysteem om opleidingen internationaal vergelijkbaar te maken. De studielast van 1 EC komt overeen met 28 studie-(klok)uren (inclusief contacttijd). De opbouw van de studielast, uitgedrukt in studie- belastingsuren (sbu), telt een omvang van 2520 sbu. De 90 EC van de masteropleidingen deeltijd Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief zijn verdeeld over: • 5 domeinen elk 10 EC • Specialisatie 10 EC • Wetenschappelijk Praktijkgericht onderzoek 20 EC • Startportfolio : 5 EC De beschrijvingen van het startportfolio, de leerdomeinen, de specialisaties, het praktijkgericht wetenschappelijk 6 onderzoek en het eindportfolio staan beschreven in het werkboek van Jansen & Linde (2010 ); geactualiseerde onderdelen ervan staan op Sharepoint. Studiepunten worden pas toegekend nadat de desbetreffende onderwijseenheid op voldoende niveau is afgerond met de bijbehorende prestaties (c.q. alle deeltentamens) op basis van vooraf gestelde criteria van de masteropleiding. Zowel bij de beschrijving als bij de beoordeling van de afronding van een leerdomein, specialisatie en het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek wordt aandacht besteed aan theoretische kennis en inzichten, het onderzoeksproces, het leerproces, de vormgeving, en de eindkwalificaties.De bijbehorende beoordelingsformulieren staan beschreven in het formulierenboek en op een memory-stick (Jansen & Linde, 2010). 7
Op weg van teacher-directedlearning naar self-directedlearning en co-directedlearning (Jansen, 2007 ) kan de student gebruik maken van individuele contacten met de coach, het leerteam, de kwaliteitskring, en landelijke werkplaatsdagen. Voor specialisaties en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek worden ondersteunende werkplaatsdagen georganiseerd. Aan het begin van de studie zal er vanuit de coaches meer sprake zijn van aansturing om via meewerken en meeleven te komen tot dienen en ondersteunen van wat de student doet, wil en durft. Elke afronding kent een studielast die bestaat uit: Contacttijd: hierin zijn de te volgen bijeenkomsten opgenomen
6
Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. 7
Jansen, H. (2007). Van TDL naar SDL en CDL binnen opleidingen: van teacher-directedlearning naar selfdirectedlearning en co-directedlearning. Utrecht: Uitgeverij Agiel.
43
Met betrekking tot de leerdomeinen zijn dit in ieder geval de werkplaatsdagen rondom filosofie, pedagogiek en onderzoeksdesign naast de 2-wekelijkse leerteambijeenkomsten en de 6 kwaliteitskringen. Optioneel zijn bijeenkomsten leeronderzoeksgroepen die studenten na inschrijving kunnen volgen. Met betrekking tot de specialisatie betreft dit de werkplaatsdagen rondom de specialisaties. Dit betreft een cyclus die twee maal per jaar kan worden gevolgd en bestaat uit een startbijeenkomst en 4 vervolgbijeenkomsten. Daarnaast volgen studenten de 2-wekelijkse leerteambijeenkomsten en de 6 kwaliteitskringen. Optioneel zijn bijeenkomsten leeronderzoeksgroepen die studenten na inschrijving kunnen volgen. Met betrekking tot het wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek is dit de startbijeenkomst waarin de diverse begeleiders zichzelf en hun onderzoeksmethodologie presenteren. Studenten kiezen vervolgens een vorm passende bij hun onderzoek en volgen daartoe zeven vervolgdagen ter begeleiding van hun onderzoek. Daarnaast volgen studenten de 2-wekelijkse leerteambijeenkomsten en de 6 kwaliteitskringen. Optioneel zijn bijeenkomsten leeronderzoeksgroepen die studenten na inschrijving kunnen volgen. Te bestuderen literatuur: Deze staat beschreven in de diverse cursusomschrijvingen. De verhouding theorie en praktijk is circa 65 % – 35 % waarbij over het totaal 50 % zelfstudie wordt verwacht. In de cursusbeschrijvingen is per cursus de studielast opgenomen, uitgedrukt in hele EC‟s. Zie OSIRIS (www.osiris.hu.nl). EC‟s worden pas toegekend nadat de desbetreffende cursus is afgerond met het bijbehorende tentamen (c.q. alle deeltentamens). Zie ook par. 6.3.6. De studielast verschilt per traject. Eerste jaars studenten worden in de gelegenheid gesteld een tweejarig traject te volgen, waarbij de studielast per jaar 1260 uur bedraagt (45 EC x 28 uur). De tweede en derde volgen een driejarig traject waarbij de studiebelasting per jaar 840 uur bedraagt (30 EC x 28 uur). In beide varianten bedraagt de volledige studiebelasting uit 2520 uren.
4.1.3
Verkorte opleidingsroutes
Zie voor meer informatie over vrijstellingen par. 6.2.
4.1.4
Overzicht curriculum (per studiejaar)
Per studiejaar wordt door de opleiding het onderwijsprogramma ofwel het curriculum van zowel de gehele studie als van de onderdelen vastgesteld. Dit studieprogramma geldt uitsluitend voor het studiejaar waarvoor het is vastgesteld. De cursussen zijn hieronder per opleidingsjaar aangegeven inclusief het aantal bijbehorende EC‟s en de OSIRIScode. De volledige cursusbeschrijvingen zijn te vinden in OSIRIS. Tweejarige leerroute voor studenten die beginnen per 2011-2012 Jaar
Semes ter
Blok/ periode
1,2 1,2 1,2 1,2 1,2
1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2
A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D
2 2 2 2 2 2
1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2
A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D
2
1 of 2
A,B,C of D
Onderwijsprogramma 20112012 DOMEINEN Leefwereld Leren Pedagogische uitdaging Pedagogische sensativiteit Pedagogisch taalspel SPECIALISATIES Management en beleid Opleiden en begeleiden Diagnostiek en hulpverlenen Adviseren en begeleiden Media en pedagogiek Algemene variant ONDERZOEK Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en forum
Studiepunten
OSIRIS-code
10 10 10 10 10
APE-MLEEFWRLD-08 APE-MLEREN-08 APE-MPEDUIT-08 APE-MPEDSENS-08 APE-MPEDTAAL-08
10 10 10 10 10 10
APE-MUPMB-08 APE-MUPOB-08 APE-MUPDH-08 APE-MUPAB-08 APE-MUPPMP-10 APE-MUPAV-08
20
APE-MWETFOR-08
44
PORTFOLIO‟S 1 2
1 of 2 1 of 2
A,B,C of D A,B,C of D TOTAAL HOOFDFASE
5 5 90
APE-MSTPORT-08 APE-MEINDPORT-09
Er bestaat geen vaste volgorde of tijd voor het uitwerken van leerdomeinen van het leerlandschap van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Studenten stellen leerroutes samen waarbij zij de vrijheid hebben tot het combineren van onderdelen binnen de leerdomeinen, een gekozen specialisatie en/of het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Echter om de opleiding vanuit een tweejarige leerroute perspectief realiseerbaar te maken is een nieuwe begeleidingsstructuur ontworpen. Jaar 1 Begeleiding Sturend
Tijdspad September + oktober
Onderdeel Startportfolio inclusief introductiedagen
EC 5
September oktober
Werkplaatsdagen onderzoeksdesign, pedagogiek en filosofie Twee leerdomeinonderzoek parallel afronden (2x10)
20
Werkplaatsdagen onderzoeksdesign, pedagogiek en filosofie Twee leerdomeinonderzoek parallel afronden (2x10)
20
Oktober - januari Meewerkend + meelevend
Januari + februari Januari - mei
Dienend + ondersteunend
Jaar 2 Begeleiding Dienend + ondersteunend Sturend
Juni
Start onderzoek leerdomeinonderzoek „leren‟ en startbijeenkomst WPO
Jaar 1
Totale studielast
45
Tijdspad September Oktober - april
Onderdeel Afronding domein „leren‟ en voorleggen proposal Onderzoek specialisatie *
EC 10 10
September - mei Juni Jaar 2
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek Eindportfolio Totale studielast
20 5 45
Driejarig leerroute voor studenten die begonnen zijn in 2010-2011 of eerder Jaar
Semes ter
Blok/ periode
1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3
1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2
A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D
1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3 1,2, of 3
1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2 1 of 2
A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D A,B,C of D
1,2, of 3
1 of 2
A,B,C of D
1
1 of 2
A,B,C of D
Onderwijsprogramma 20112012 DOMEINEN Leefwereld Leren Pedagogische uitdaging Pedagogische sensativiteit Pedagogisch taalspel SPECIALISATIES Management en beleid Opleiden en begeleiden Diagnostiek en hulpverlenen Adviseren en begeleiden Media en pedagogiek Algemene variant ONDERZOEK Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en forum PORTFOLIO‟S
Studiepunten
OSIRIS-code
10 10 10 10 10
APE-MLEEFWRLD-08 APE-MLEREN-08 APE-MPEDUIT-08 APE-MPEDSENS-08 APE-MPEDTAAL-08
10 10 10 10 10 10
APE-MUPMB-08 APE-MUPOB-08 APE-MUPDH-08 APE-MUPAB-08 APE-MUPPMP-10 APE-MUPAV-08
20
APE-MWETFOR-08
5
APE-MSTPORT-08
45
3
1 of 2
A,B,C of D TOTAAL HOOFDFASE
5 90
APE-MEINDPORT-09
Driejarige leerroute Er bestaat geen vaste volgorde of tijd voor het uitwerken van leerdomeinen van het leerlandschap van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Studenten stellen leerroutes samen waarbij zij de vrijheid hebben tot het combineren van onderdelen binnen de leerdomeinen, een gekozen specialisatie en/of het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Enkele voorbeelden van leerroutes die een student gedurende de drie jaar studie kan samenstellen. 1. - Jaar 1: startportfolio en uitwerking van 3 leerdomeinen. - Jaar 2: uitwerking overige 2 leerdomeinen en de gekozen specialisatie met aan het einde van dit jaar een eerste ideevorming m.b.t. het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. - Jaar 3: het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en het eindportfolio (het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek kan een relatie hebben met een uitwerking van een gekozen leerdomein en/of specialisatie). 2. - Jaar 1: startportfolio, uitwerking 2 leerdomeinen en in het verlengde van een leerdomein een specialisatie. - Jaar 2: uitwerking overige 3 leerdomeinen met aan het einde van dit jaar een eerste ideevorming m.b.t. het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. - Jaar 3: het wetenschappelijk onderzoek en het eindportfolio (het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek kan een relatie hebben met een uitwerking van een gekozen leerdomein) Studenten die in deze periode begonnen zijn met de studie, raden we aan de langstudeerdersregeling goed in de gaten te houden.
4.1.5
Lesdagen en –tijden
Lesdagen De bijeenkomsten in Utrecht vinden plaats op woensdag van 14.30 tot17.30, en van 18.00 tot 21.00 uur en/of op zaterdag van 10.00 tot 13.30. Daarnaast vinden er leerteambijeenkomsten en kwaliteitskringen op afspraak plaats.
4.1.6
Uitval van lessen
Afwezigheiddocenten De opleiding streeft ernaar om in geval van ziekte of afwezigheid om een andere reden van een docent, ervoor te zorgen dat bijeenkomsten zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. Indien een bijeenkomst uitvalt, worden studenten hiervan op de hoogte gesteld via de publicatieborden en via Sharepoint. De coach overlegt bij terugkeer met de groep hoe de stof van de uitgevallen lessen wordt ingehaald. Afwezigheid studenten (bijvoorbeeld bij ziekte) Indien een student afwezig is geldt de volgende regel: afwezigheid bij onderdelen worden gemeld bij de coach en in geval van een leerteambijeenkomst bij de leerteamleden. Indien en student zich heeft opgegeven voor deelname aan de landelijke werkplaatsdagen wordt deze ook geacht te verschijnen. Bij onverhoopte afwezigheid als gevolg van ziekte of anders meld de betreffende student dit bij het secretariaat van de opleiding.
4.1.7
Studieloopbaanbegeleiding
Iedere HU-student heeft recht op studieloopbaanbegeleiding. Om deze begeleiding mogelijk te maken zijn meerdere docenten aangewezen als studieloopbaanbegeleider (SLB‟er), die als spil tussen de student en de opleiding fungeren. Je kunt bij hem of haar terecht met vragen en problemen die verband houden met je studie. Denk daarbij aan je studievoortgang of keuzes die je kunt maken in het curriculum. Elke student krijgt bij aanvang van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief een coach (tevens studieloopbaanbegeleider) toegewezen. De studieloopbaanbegeleider, een coach/opleider van de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief, is uw eerste aanspreekpunt tijdens de studie. Studieloopbaanbegeleiding is het proces waarin u uw eigen studie en loopbaan stuurt en leert sturen. Doel van studieloopbaanbegeleiding is dat u: Inzicht verwerft in een pedagogisch beroep en in de eisen die de beroepsuitoefening stelt; 46
Op basis daarvan kunt beoordelen of u zichzelf in het pedagogische beroep wil bekwamen en ontplooien; Zich daadwerkelijk bekwaamt in een pedagogische beroepsuitoefening, zodat u na afronding van de opleiding voldoet aan de gestelde leef- en werkkwalificaties (eindkwalificaties); Optimaal gebruik maakt van de beschikbare middelen en tijd, zodat een maximaal studierendement wordt bereikt. In de praktijk komt dit op het volgende neer.
Onder begeleiding van de studieloopbaanbegeleider/coach komt u tot een bepaalde wijze van werken en tot inhoudelijke activiteiten die moeten leiden tot een succesvol verloop van uw studie. Daarnaast helpt de studieloopbaanbegeleider/coach u om te reflecteren op het studieproces en de organisatie daarvan, en de daaruit voortvloeiende resultaten. De studieloopbaanbegeleider vervult hierbij de rol van coach. De begeleiding vindt plaats in de leerteams. De begeleiding van studenten is in de eerste plaats gebaseerd op een systeem van coaching. Iedere student krijgt een coach toegewezen. Het is de taak van de coach om commentaar te geven op de studievorderingen, de voortgang van de student te monitoren, te adviseren over studie- en ontwikkelingsmogelijkheden en het beoordelen van assessments. Behalve van de coach krijgt de student ook ondersteuning van zijn medestudenten. Studenten en coaches hebben voor de invulling en begeleiding van het leertraject een groot aantal (begeleidings)instrumenten, werkvormen en studieactiviteiten beschikbaar om de student de vereiste leef- en werkkwaliteiten (competenties) te laten verwerven: Werkvormen: Self-Directed Learning, Co-Directed Learning, Web Based Learning, PersoonlijkeLeeragenda; Begeleidingsinstrumenten: (Elektronisch) portfolio; (Self)assessment; Peerassessment; Assignments, 360º Feedback; Coaching; Intervisie; Twinmate; Educatieve partners: Collegialeondersteuning door coach en medestudenten (twinmate en leerteam); Ondersteuningsbijeenkomsten: Introductiedagen, coachdagen, werkplaatsdagen; kwaliteitskringen; Internet ondersteuning: Sharepoint en e-mail. Vele studie/coachingscontacten verlopen via het intranet Sharepoint, waarover iedere student beschikt. De portfoliomogelijkheid en de registratie van leertrajecten worden eveneens digitaal ondersteund door Sharepoint. Informatie over de opleiding kan de student vinden op Sharepoint. Voor de monitoring van de studievoortgang zijn vooral het portfolio, de werkbesprekingen met coach, twinmate of leerteam van belang. De studieloopbaanbegeleiding/coaching heeft vooral ook tot doel om de relatie tussen theorie en praktijk actueel te houden en te bewerkstelligen dat studenten de masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief ervaren als een ondersteuning voor hun werksituatie, als schakel tot het professioneler functioneren binnen die werksituatie of, op weg naar een nieuwe werksituatie, als ondersteuning van het door hen zelf uitgezette loopbaantraject.
4.1.8
Registratie studievoortgang
Je behaalde studieresultaten worden geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem van de HU: OSIRIS. Zie ook par. 2.11.4. De studievoortgang wordt uitgedrukt in studiepunten volgens het European Credit Transfer System (EC‟s). Voor elke cursus waarvan de eindbeoordeling voldoende is, worden de bijbehorende EC‟s toegekend. Zie ook par. 6.3.6. Via OSIRIS kun je te allen tijde zelf je studievoortgang bekijken. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je binnen vier weken na bekendmaking van het cijfer in OSIRIS te melden bij de examinator of de Examencommissie.
4.1.9
Introductie- en begeleidingsdagen, excursies, werkweken en trainingen
De opleiding kent een introductie van twee dagen welke plaats vinden op zaterdagen in september. Daarnaast zijn er dagen welke in Utrecht worden georganiseerd gedurende het gehele jaar. De introductiedagen hebben een verplichtend karakter. Studenten die door overmacht en/of persoonlijke omstandigheden niet kunnen deelnemen kunnen in overleg met de examencommissie een vervangende opdracht krijgen. Bovengenoemde excursies, werkweken e.d. maken onderdeel uit van het onderwijsprogramma van de opleiding. Deelname is verplicht. Studenten die door overmacht en/of persoonlijke omstandigheden (waaronder financiële problemen) niet kunnen deelnemen aan excursies, werkweken, trainingen en begeleidingsdagen kunnen in aanmerking komen voor een vervangende opdracht. Daartoe kun je een verzoek indienen bij de Examencommissie.
47
4.1.10
Studiekosten en eigen bijdragen
Als student moet je rekening houden met kosten verbonden aan het onderwijs. Collegegeld Afhankelijk van je situatie wordt bepaald of je wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd bent. In hoofdlijnen geldt de volgende regeling. Je betaalt wettelijk collegegeld als: -
-
je niet eerder een bachelor- of mastergraad hebt behaald. Een uitzondering geldt voor een bachelor- of mastergraad van de opleidingen in de domeinen Gezondheidszorg of Educatie, als je maar niet eerder binnen hetzelfde domein een graad hebt gehaald en; je woont in Nederland, België, Luxemburg of in de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Neder-Saksen of Bremen van Bondsrepubliek Duitsland en; je de Nederlandse nationaliteit hebt of daarmee gelijk wordt gesteld (conform art. 2.2 WSF 2000).
Voor het studiejaar 2011-2012 gelden de volgende collegegelden: Het wettelijk (c.q. door de HU op grond van art. 7.45 lid 4 WHW vastgestelde) collegegeld voor studiejaar 20112012 bedraagt: € 1.713,-voor voltijdstudenten; € 1.713,-voor duale studenten; € 1.399,-voor deeltijdstudenten; € 1.534,- voor deeltijdstudenten die een bekostigde master volgen aan de FE of de FMR. Het voor het studiejaar 2011-2012 vastgestelde instellingscollegegeld bedraagt: € 7.414,- voor voltijdstudenten; € 7.414,- voor duale studenten; € 6.652,- voor deeltijdstudenten. Voor studenten die al in studiejaar 2010-2011 twee bacheloropleidingen volgden geldt een ander tarief (zie hierna). Voor studenten die voor studie of stage verplicht naar het buitenland moeten (en daardoor niet ingeschreven kunnen blijven staan in de Gemeentelijke BasisAdministratie), geldt een instellingscollegegeld ter hoogte van het wettelijk tarief. Twee bekostigde masteropleidingen tegelijk: Als je al in studiejaar 2010-2011 of eerder voor twee masteropleidingen stond ingeschreven of je gaat je per studiejaar 2011-2012 voor een tweede masteropleiding inschrijven, dan geldt tijdelijk een bijzondere regeling. Als je een graad voor de eerste opleiding hebt behaald, en de tweede opleiding wilt afmaken, ben je instellingscollegegeld verschuldigd (tenzij het om de uitzonderingen voor educatie en gezondheidszorg gaat). Op grond van afspraken tussen de hbo-instellingen en het ministerie ben je in dat geval in de jaren 2011-2012 en 2012-2013 een instellingscollegegeld verschuldigd dat gelijk is aan het dan geldende wettelijke collegegeld. Twee bekostigde masteropleidingen na elkaar: Per 1 september 2010 is de wetgeving ingrijpend gewijzigd. Een belangrijke wijziging in de wet is dat het Ministerie van OCW nog maar één bachelor- en één masteropleiding bekostigt, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen HBO- en WO-graden. Wanneer je eerder een bachelor- of mastergraad hebt behaald (tenzij vóór 1991-1992) en je wilt je inschrijven, of je hebt al een graad en je bent nu ingeschreven voor een tweede bachelorof masteropleiding dan val je in de categorie “stapelaars”. Stapelaars betalen voor hun tweede bachelor- of masteropleiding niet het wettelijke collegegeld, maar het instellingscollegegeld. De overheid maakt een uitzondering voor een tweede studie in de zorg of het onderwijs, maar alléén als je eerste studie buiten die sectoren valt.
48
Instellingscollegegelden liggen aanzienlijk hoger dan wettelijke collegegelden omdat de HU geen bekostiging meer ontvangt voor een student die een tweede bachelor dan wel tweede masteropleiding volgt. De HU echter heeft besloten om voor stapelaars die al vóór het studiejaar 2010-2011 ingeschreven stonden bij een opleiding aan de HU, en deze opleiding ononderbroken hebben voortgezet, de verhoging van het collegegeld geleidelijk in te voeren. In 2011-2012 betaal je 50 % van het instellingscollegegeld en in 2012-2013 betaal je het volledige instellingscollegegeld. Als je nieuw (of na een onderbreking) bent ingestroomd in het studiejaar 2010-2011, heeft de HU eveneens besloten de verhoging van het collegegeld geleidelijk in te voeren. In 2011-2012 betaalt je 75 % en in 2012-2013 100% van het instellingscollegegeld. Er zijn soms mogelijkheden om een beroep te doen opfiscale aftrek van studiekosten (www.belastingdienst.nl). Als je naast je studie werkt, kun je ook bij je werkgever naar de mogelijkheden informeren. Inschrijving als extraneus Het door de HU vastgestelde examengeld voor extraneï bedraagt €1.713,-. Deze inschrijvingsvorm is mogelijk voor studenten die alleen tentamens afleggen en geen begeleiding of ondersteuning nodig hebben. Een extraneï mag geen onderwijs volgen, maar legt enkel tentamens en examens af. Inschrijving als extraneus is niet altijd mogelijk. Voor deze opleiding kan een student niet als extraneus ingeschreven worden.
Collegegeldverhoging langstudeerders Met ingang van studiejaar2012-2013 wordt mogelijk het wettelijk collegegeld verhoogd wanneer je meer dan een jaar uitloopt met je opleiding. Na de reguliere studieduur van zowel een bachelor als van een master mag je nog een jaar extra studeren tegen het normale (lage) wettelijke collegegeld. Let op: voor het bepalen van de inschrijvingsduur tellen ook eerdere inschrijvingen aan andere vergelijkbare Hoger Onderwijs-opleidingen vanaf 1991 mee (bv. ook universitaire opleidingen). Als je het uitloopjaar hebt benut, ga je het langstudeerderstarief betalen, dat wil zeggen het normale wettelijke collegegeldtarief plus een verhoging van waarschijnlijk € 3000,-. Als er een jaar extra studiefinanciering is toegekend, krijg je ook een extra jaar uitstel. De nominale studieduur is gesteld op 60 EC per jaar. Voor een bachelor van 240 EC is de nominale studieduur 4 jaar; vanaf het 6e studiejaar val je onder de langstudeerders regeling. Voor een master van 60 EC is de nominale studieduur 1 jaar; vanaf het 3e studiejaar val je onder de langstudeerders regeling. Voor een master van 90 EC en 120 EC is de nominale studieduur 2 jaar; vanaf het 4e studiejaar val je onder de langstudeerders regeling. Kosten voor boeken en leermiddelen De kosten van boeken en leermiddelen zullen per student sterk variëren. Er dient rekening gehouden te worden met een bedrag van circa € 400,00. Bij aanvang van de studie koopt de student het boek van Jansen & Linde 8 9 10 (2010) op de eerste introductiedag, inclusief een boek van Brohm en Jansen & Brandsma (2011) . Dat kan via de opleiding waarbij de student rekening dient te houden met een bedrag van circa € 75,00. Financiële tegemoetkoming Studenten die wegens aantoonbare financiële redenen de kosten van bepaalde onderwijsvoorzieningen niet kunnen dragen, kunnen in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. Daarvoor moet een verzoek 8
Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. 9 Brohm, R. & Jansen, W. (2010). Kwalitatief onderzoeken: praktische kennis voor de onderzoekende professional. Delft: Uitgeverij Eburon. 10 Jansen, H. & Brandsma, J. (2011). Herwonnen vertrouwen. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. 49
worden ingediend bij de faculteitsdirectie.
4.1.12
Afstuderen
Een van de onderdelen van het leerlandschap is de presentatie van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan een forum. De student houdt een presentatie over zijn praktijkgericht wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek voor een (wetenschappelijk) forum. Uit de presentatie moet onder andere blijken, dat de student in staat is tot een integrale en ecologische benadering en behandeling van pedagogische vraagstukken. Studenten van de masteropleiding Pedagogiek worden in de gelegenheid gesteld deze presentatie te geven binnen georganiseerde Dutch EcologicalEducational Research Association (DEERA). In het cursusjaar 20112012 zijn hiervoor mogelijkheden in november, februari en juli. Zie voor verdere informatie zoals beschreven op Sharepoint. Daarnaast presenteren studenten aan het eind van hun studie hun eindportfolio waarmee ze lvia hun performance laten blijken een pedagoog met een ecologisch perspectief te zijn. Zie hoofdstuk 6 voor meer informatie over het examen en het getuigschrift. Zie par. 1.3.3 voor uitschrijving na afstuderen. Digitaal aanleveren en publiceren van scripties en onderzoeksartikelen De HU is één van de hogescholen die actief deelneemt aan de HBO-Kennisbank. Hierop worden publicaties, zoals scripties en onderzoeksartikelen, die binnen hogescholen worden geproduceerd digitaal beschikbaar gesteld aan geïnteresseerden van over de hele wereld. En kunnen ze omgekeerd ook weer een rol spelen bij onderwijs en onderzoek. Studenten die hun afstudeerscriptie hebben afgerond met het cijfer 7 of hoger, mogen hun scriptie kosteloos digitaal laten publiceren op de HBO-Kennisbank. Belangrijke voorwaarde is wel dat het stagebedrijf hiermee akkoord gaat en dat er geen vertrouwelijke informatie in voor komt. Voor meer informatie: www.hbo-kennisbank.nl
50
5
Cursusdeelname
5.1
Algemeen
Het onderwijsprogramma van de opleiding is samengesteld uit onderwijseenheden, de zogenaamde cursussen. Een cursus is een samenhangend geheel van te verwerven kennis, inzicht en (beroeps)vaardigheden, met een studielast uitgedrukt in EC‟s. Een cursus wordt afgerond door middel van een tentamen (zie ook par. 6.1). Alle cursussen worden aan het begin van het studiejaar gepubliceerd in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Zie voor een curriculumoverzicht par. 0, en voor meer informatie over de specifieke cursussen hoofdstuk 9.
5.2
Inschrijving voor cursussen
Deelname aan cursussen is slechts mogelijk na tijdige inschrijving in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Inschrijven (en eventueel uitschrijven) is mogelijk tot twee weken voor de start van een onderwijsperiode waarin het onderwijs van de desbetreffende cursus wordt gegeven. Als student bent u hier zelf verantwoordelijk voor. U kunt u in hetzelfde studiejaar eenmaal per cursus inschrijven. Informatie over werkplaatsdagen zijn te vinden op Sharepoint, inschrijven gaat ook via Sharepoint.
5.3
Aanwezigheidsplicht
Voor je studievoortgang is het van groot belang dat je aanwezig bent bij alle bijeenkomsten. Je leert immers niet alleen van je docent, maar ook van de interactie met klasgenoten. Bovendien blijkt dat studenten die vaak aanwezig zijn betere studieprestaties boeken. Sommige cursussen hebben een aanwezigheidsplicht; dit staat vermeld in OSIRIS.
5.4
Beginvereisten
Aan een cursus kunnen begin- of toegangsvereisten zijn verbonden. Zie daarvoor de cursusbeschrijvingen op sharepoint. Voldoe je niet aan deze vereisten dan kan je niet deelnemen aan de cursus, tenzij de Examencommissie daarvoor toestemming verleent.
51
6
Tentamens en examens
6.1
Algemeen
Tentamens Een cursus wordt afgerond met een tentamen. Elk tentamen toetst de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de individuele student. Een tentamen kan ook een onderzoek naar de beroepshouding van een student betreffen. Tentamens (ook die in groepsverband worden gemaakt) dienen primair om de leerresultaten van individuele studenten te toetsen aan de beoogde doelstellingen.De Examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens, het vaststellen van de uitslag en de invoering daarvan in OSIRIS examinatoren aan. Een tentamen kan zijn onderverdeeld in deeltentamens (of deeltoetsen). Een tentamen of examen is met goed gevolg afgelegd als hiervoor vóór afronding ten minste het cijfer 5,5 is behaald. (zie paragraaf 6.3.6.).
6.2
Vrijstellingen
De Examencommissie kan een student vrijstellen van (deel)tentamens op grond van: 1. 2.
Een eerder behaald tentamen(s) of examen(s). Elders opgedane kennis of vaardigheden op grond van een EVC-assessment, dat is afgenomen door een gecertificeerd EVC-bureau.
Vrijstellingen zijn zes jaar geldig en worden verstrekt door de Examencommissie op basis van de procedure als vermeld in artikel 31 OER HU masteropleidingen 2011-2012. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie van de termijn van zes jaar afwijken. Zie par. 1.3.6. voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de Examencommissie. Aan een student mogen niet meer dan 25% van de nominale studielast van de opleiding aan vrijstellingen worden verleend op grond van elders opgedane kennis en vaardigheden. Dit ziet dus op het aantal vrijstellingen toe dat verleend wordt op basis van hierboven genoemde punt 2. Indien aan een student vóór het collegejaar 2011-2012 al meer dan 25% aan vrijstellingen verleend zijn op basis van elders opgedane kennis of vaardigheden, dan behoudt de student daar recht op, tenzij de vrijstellingen ouder dan zes jaar zijn. Zie ook artikel 31 OER HU Masteropleidingen 2011-2012. Vrijstelling van een tentamen of examen betekent dat de student niet hoeft deel te nemen aan de desbetreffende cursus(sen). Overleg eerst met de studieloopbaanbegeleider of het zinvol is om een vrijstelling aan te vragen. Als een verzoek wordt ingediend, moet daar altijd een schriftelijk bewijsstuk (diploma, cijferlijst, verklaring etc.) zijn bijgevoegd. Vrijstellingen op basis van binnen de onderwijsafdeling behaalde resultaten worden in OSIRIS met het oorspronkelijke cijfer opgevoerd. Andere vrijstellingen worden weergegeven als ”VRY-O” (op grond van eerder gevolgd onderwijs), “VRY-A” (op grond van een assessment van een gecertificeerd EVC-bureau) of “VRY-E” (op grond van elders opgedane kennis en vaardigheden zonder EVC assessment). De vrijstelling blijft buiten beschouwing bij eventuele berekening van een gemiddelde.
6.3
Organisatie tentamens 6.3.1
Tentamenvorm en -duur
Tentamens zijn instrumenten om de studieresultaten van studenten te toetsen en te beoordelen. Dit kan op verschillende manieren. De meest gebruikte tentamenvormen zijn: tentamens met gesloten vragen; tentamens met open vragen; 52
tentamens met meerkeuzevragen; werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; het vervaardigen en/of uitvoeren van een presentatie en/of taak; een mondeling tentamen. De examinatoren stellen de benodigde opdrachten, opgaven en beoordelingsnormen vast en zorgen ervoor (samen met andere bij een tentamen betrokkenen) dat de vereiste geheimhouding in acht wordt genomen totdat de opgaven zijn uitgereikt aan de kandidaten. De Masteropleiding Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief gebruikt het portfolio als performance instrument. De student verzamelt met behulp van het portfolio instrument bewijsmateriaal om aan te tonen op welke wijze aan de invulling en uitwerking is voldaan. Het startportfolio vormt het begin van de opleiding. Het eindportfolio is de uiteindelijk vorm waarin de student presenteert aan alle voorwaarden te hebben voldaan (aanwijzingen hiervoor staan opgenomen in het werkboek van de opleiding met jaarlijkse update op Sharepoint).
6.3.2
Inschrijving en deelname (her)tentamens
Inschrijving tentamens Deelname aan tentamens is slechts mogelijk na tijdige inschrijving in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Als student ben je hier zelf verantwoordelijk voor. Controleer dus altijd of je bent ingeschreven. Het is aan te bevelen een print van je inschrijfbevestiging te maken. Als je niet correct bent ingeschreven, heb je geen toegang tot het tentamen. Zie hoofdstuk 8 voor tentamenroosters e.d. Inschrijven nà de officiële inschrijvingstermijn Er is een mogelijkheid om € 15,00 (in verband met extra organisatie- en administratiekosten) per tentamen te betalen om alsnog te worden ingeschreven. Er is een maximum bedrag (per periode) verbonden aan de inschrijving. Bij inschrijving voor meer dan vier toetsen wordt maximaal € 60,00 betaald. Dit kan tot uiterlijk de vrijdagochtend (tot 12.00 uur) van onderwijsweek 5. Hiervoor kan de student zich melden bij de kiosk. Vervolgens kan hij met een bewijs van betaling zich alsnog handmatig laten inschrijven door het onderwijssecretariaat. Tentamenkansen / herkansingen Gedurende het studiejaar zijn er per cursus meerdere data waarop een tentamen kan worden afgelegd. Zie OSIRIS voor deze data. Een student mag het tentamen van een cursus een beperkt aantal keer per jaar afleggen. Herkansing van een afgelegd tentamen is slechts mogelijk als de beoordeling van het tentamen onvoldoende is. Bij deelname aan een herkansing vervallen alle eerdere beoordelingen voor het tentamen. Als je staat ingeschreven voor een tentamen maar daaraan niet deelneemt, verlies je een tentamenkans in dat studiejaar. De aanduiding NA (Niet Aanwezig), die gebruikt wordt als een student zich heeft ingeschreven voor een schriftelijk tentamen, maar daar niet aan deelneemt, wordt beschouwd als een tentamenuitslag. De student die door overmacht niet aan een tentamen kan deelnemen, kan de Examencommissie verzoeken om een extra tentamenkans. Van overmacht is sprake als zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen: ziekte; lichamelijke of andere functiestoornis; zwangerschap; bijzondere familieomstandigheden; andere situaties van overmacht, dit ter beoordeling van de Examencommissie; de opleiding kan ook een extra tentamenkans toekennen indien dat deel uitmaakt van een vastgesteld beleid gericht op (potentiële) Langstudeerders. Zie par. 1.3.4 voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de Examencommissie.
53
Tentamenmogelijkheid bij wijziging of vervanging van een cursus In opvolgende studiejaren kunnen de naam, vorm en/of inhoud van cursussen en tentamens wijzigen of worden vervangen. In het collegejaar ná deze wijziging/vervanging krijgt een student minimaal twee maal de mogelijkheid om op basis van de oude cursus een tentamen af te leggen. De student geeft aan wanneer een onderzoek is afgerond. De student bepaalt vervolgens het niveau van de uitwerking in overleg met zijn leerteam (peer-assessment) en zijn opleider/coach (expert-assessment). “Voor de 11 ‘beoordeling’ houdt de student rekening met : gepresenteerd bewijsmateriaal, commentaar van de opleider/caoch en commentaar van zijn leerteam kwaliteitsstandaards van de opleiding Het uiteindelijke resultaat wordt altijd beoordeeld door een tweede opleider/coach, die het betreffende beoordelingsformulier mede ondertekend.
6.3.3
Voorzieningen bij een functiebeperking
Algemeen Een student met functiebeperking kan de Examencommissie verzoeken om voorzieningen te treffen, waardoor de 12 student bijvoorbeeld een examen of tentamen op aangepaste wijze kan afleggen. Een verzoek hiertoe moet tijdig en schriftelijk met bijbehorende deskundigenverklaring ingediend worden bij de Examencommissie. Tijdig houdt in dat de opleiding voldoende tijd heeft om het verzoek te behandelen en de logistieke planning geëffectueerd kan worden voor de start van de tentamens waarop de aanvraag betrekking heeft. De studentendecaan kan je begeleiden bij het indienen van het verzoek. Onder een functiebeperking verstaan we alle lichamelijke, zintuiglijke en psychische aandoeningen die chronisch, dus langdurig van aard, zijn. Soms is een beperking goed te zien of te horen, zoals een visuele beperking of chronisch stotteren. Het komt echter vaak voor dat een beperking of chronische ziekte niet opvalt. Denk aan dyslexie, chronische vermoeidheid, AD(H)D, RSI, reuma, psychische aandoeningen zoals depressie en vormen van autisme, zoals PDD-NOS en Syndroom van Asperger. Zie par. 2.8 voor algemene informatie over studeren met een functiebeperking, en par. 1.3.4 voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de Examencommissie. Algemene geldigheid van voorzieningen Kent de Examencommissie een voorziening toe vanwege een functiebeperking dan stelt zij tevens de duur van de voorziening vast. De student heeft gedurende de vastgestelde periode recht op dezelfde voorziening bij het afnemen van een examen of tentamen aan een andere opleiding. De student moet in dat geval voldoen aan de volgende voorwaarden: de toegekende voorziening is uiterlijk bij inschrijving voor het tentamen of examen gemeld bij de Examencommissie van de andere opleiding; de student op verzoek het schriftelijk besluit kan tonen waaruit blijkt dat de voorziening is toegekend; de Examencommissie van de andere opleiding de gemelde voorziening niet heeft geweigerd (een weigering moet schriftelijk en gemotiveerd voor het tentamen of examen aan de student worden bekendgemaakt).
6.3.4
Legitimatieplicht bij schriftelijke tentamens
Voor deelname aan schriftelijke tentamens geldt dat een student zich moet legitimeren door middel van een geldige collegekaart van de HU. Daarnaast moet een student zich te allen tijde kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs (zie paragraaf 1.2.5). Met het oog op fraudepreventie moet een student ook bij deelname aan een tentamen op verzoek een geldig legitimatiebewijs kunnen tonen. 11
Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. 12
Zo is het voor studenten met dyslexie mogelijk om via de studentendecaan het softwareprogramma Kurzweil aan te vragen, ter ondersteuning 54
Indien je geen geldige collegekaart kan tonen, kun je alleen deelnemen aan tentamens door het tonen van een geldige tentamenpas en een geldig legitimatiebewijs (paspoort, Europese identiteitskaart, Nederlands of internationaal rijbewijs of vluchtelingendocument). Heb je nog geen collegekaart ontvangen, dan kun je in de week voorafgaand aan de tentamenperiode kosteloos een tentamenpas (periodepas) aanvragen. Deze tentamenpas is geldig gedurende de daarop aangegeven periode. Heb je wel een collegekaart ontvangen maar ben je deze door verlies of diefstal kwijtgeraakt, dan kun je een tentamenpas (dagpas) aanvragen tijdens de tentamenperiode. Deze tentamenpas is uitsluitend geldig op de dag van afgifte. Aan de tentamenpas zijn kosten verschuldigd: € 25,- per pas tot een maximum van € 100,- per tentamenperiode. Studenten die door aantoonbare overmacht (zoals bijvoorbeeld diefstal waarvan een procesverbaal overlegd kan worden) hun collegekaart zijn verloren, hebben recht op restitutie van dit bedrag. De tentamenpas wordt slechts afgegeven indien de student: rechtsgeldig staat ingeschreven als student aan HU; bij de aanvraag een geldig legitimatiebewijs toont; staat ingeschreven voor het desbetreffende tentamen. Ben je je collegekaart kwijtgeraakt dan dien je dit direct te melden bij het secretariaat van de opleiding om een nieuwe collegekaart aan te vragen (tegen betaling van vervangingskosten).
6.3.5
Gang van zaken tijdens tentamens
De opleidingsonderdelen worden afgesloten met een assessment zoals beschreven in de cursusomschrijvingen. Studenten schrijven zich bij aanvang van het jaar voor de te volgen onderdelen in en geven conform par. 6.3.2 aan op welk moment hun product beoordeeld dient te worden. De beoordeling zal dan binnen een termijn van 3 weken worden afgerond. De assessments bestaan uit werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; reflectieverslagen; het vervaardigen en/of uitvoeren van een presentatie en/of taak; De presentatie dient door betreffende student tijdig in overleg met de coach te worden ingepland tijdens een leerteam of kwaliteitskring om de termijn van 3 weken te kunnen garanderen.
6.3.6
Beoordeling en inzage tentamenwerk
Werkwijze en kernwaarden bij toetsing De verhouding tussen formatieve en summatieve toetsing Zowel formatieve, als summatieve toetsing hebben een plaats in de vormgeving van de leercyclus van de student. In onze opleiding verstaan we onder de formatieve functie van toetsing, de betekenis die deze heeft voor het zelfverstaan, en de vormgeving van het eigen leer- en ontwikkelingsproces. Summatieve toetsing gaat vooral over de beslissing in welke mate de student voldaan heeft aan de criteria die geformuleerd zijn voor het domein, de specialisatie of het onderzoek, en of er studiepunten worden toegekend. De eerste twee stappen in de leercyclus die de opleiding hanteert, zijn vooral van belang voor de formatieve toetsing. 1. Iedere student begint de opleiding met het maken van een startportfolio waarin hij verslag doet van zijn ontwikkeling , voorafgaand aan de opleiding. Hij besteedt daarin aandacht zijn leef- en werkkwaliteiten op dat moment en aan zijn werk- en ontwikkelingscontext. 2.
In overleg met het leerteam, de coach en actoren uit de eigen werkcontext maakt de student een plan van aanpak voor een onderdeel van het leerlandschap (een leerdomein, specialisatie of een onderzoek). In dit plan besteedt hij aandacht aan: De betekenis van dit plan voor zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling (Wie ben ik, en wie wil ik zijn als ecologisch pedagoog in relatie tot de ander?); 55
De te ondernemen stappen; Zijn concrete bijdrage aan een groter ecologisch geheel; Zijn zelfsturing of met anderen gedeelde sturing (inrichten van selfdirected en co- directed leren). Alle voorgaande stappen kunnen we opvatten als vormgeving van formatieve toetsing. De volgende stap geeft de plaats aan van de summatieve toetsing in de leercyclus. 3.
De student voert het plan van aanpak uit, ontvangt feedback van medestudenten, coach en werkveld, presenteert zijn product of „onderzoek in ontwikkeling‟, en schrijft een reflectieverslag.
De uiteindelijke summatieve beoordeling van beroepsproducten, onderzoeken, projecten en andere bewijsmaterialen vindt plaats op basis van beoordelingscriteria die ontleend zijn aan de Dublindescriptoren voor het masterniveau. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: Een heldere rolverdeling tussen de student en de examinatoren De student is eindverantwoordelijk voor de verantwoording van het proces, het product en de performance die beoordeeld wordt in relatie tot de eindkwalificaties. -
Het gaat bij een assessment niet om af te vinken indicatoren, maar om het verband tussen aangetoonde leer-en communicatiekwaliteiten, onderzoekskwaliteiten en leef- en werkkwaliteiten, en de ontwikkeling van ecologisch pedagogische waarden, kernkwaliteiten en persoonlijke zingeving. Dit alles in relatie met de eisen die gesteld worden binnen de eindkwalificaties van de opleiding Uiteraard is niet iedere student bij het eerste domeinwerkstuk al op masterniveau. Leerprocessen en producten die in de domeinen plaatsvinden kunnen als voldoende beoordeeld worden terwijl de student nog op weg is naar het (professionele) masterniveau. 13 Sluijsmans noemt dit het ipsatief beoordelingsmodel. Hierin wordt de student in eerste instantie in de tijd vergeleken met zichzelf. Er moet in deze fase wel een redelijk uitzicht zijn op het behalen van het vastgelegde eindniveau. Aan het eind van de opleiding, bij het specialisatie en bij het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek gelden onverkort de kwaliteitseisen van het masterniveau. De zgn „Dublindescriptoren zijn hierbij richtinggevend. De door de examencommissie aangewezen beoordelaars voor de eindfase (het zijn er altijd meerdere) maken deel uit van een „special interest group‟ (SIG) of zijn erkende specialisten op het gebied van een specialisatie. Om deze werkwijze te onderbouwen heeft de opleiding haar beoordelingscriteria uitgewerkt voor het niveau waarop de student competent is bij het werken binnen de verschillende domeinen van het leerlandschap, en het professionele masterniveau dat gevraagd wordt bij de specialisatie en het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Beoordeling heeft een veelzijdig karakter, waarin meerstemmigheid van belang is. In een portfolio van een student is zichtbaar dat het onderzoek naar de beroepsbekwaamheid plaatsgevonden heeft vanuit meerdere perspectieven, door een verschillende feedbackgevers en examinatoren, en met meerstemmigheid als extra waarde. 14 Bax c.s. spreken in dit verband over multi dimensionaliteit in de toets- en beoordelingspraktijk. Eindkwalificaties en bewijsmateriaal Eindkwalificatie 1: Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie wordt vooral verzameld binnen de domeinen „leefwereld‟ en „pedagogische uitdaging‟. Interpretatief en narratief onderzoek zijn hier geëigende vormen, maar ook onderzoek waarin onderliggende principes, overwegingen en denkkaders (van belang voor fundamentele veranderingen) aan de orde komen. Eindkwalificatie 2: Onafhankelijke oordeelsvorming met betrekking tot gewenste ontwikkelingen, gebaseerd op kennis van hoog niveau Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie wordt vooral verzameld binnen de domeinen „leren‟ en „taalspel‟. 13
D. Sluijsmans (2010): Beoordeln met het oog op de toekomst; in Ts.‟ Examens‟, maart, 2010. A. Bax (2006): Toetsen van VCM: vraag gestuurd competentiegericht maatwerkonderwijs; in H. van Berkel & A. Bax: Toetsen in het hoger onderwijs; BohnStafleu van Loghum. 14
56
De student verantwoordt zich over de (onderzoekende en veranderende) rol die hij speelt in verbetering, verandering of vernieuwing van leerprocessen in een professionele context. In het domein taalspel worden bewijsmaterialen verzameld die getuigen bezinning en filosofische reflectie rond gewenste ontwikkelingen die pedagogisch relevant zijn. Eindkwalificatie 3: Effectief functioneren in en vanuit een arbeidsomgeving Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie wordt vooral verzameld binnen de domeinen „pedagogische sensitiviteit‟ en „pedagogische uitdaging‟. Fenomenologisch onderzoek, en ook vormen van onderzoekend leren met een socratisch karakter kunnen hier aangetroffen worden. Daarnaast zien we rond deze eindkwalificatie ook vormen van actieonderzoek, waarin de student reflecteert op eigen sensitiviteit binnen samenwerkingsrelaties waarin empowerment van anderen van belang is. Net als bij de eerste eindkwalificatie laat de student zien dat principes, overwegingen en denkkaders (van belang voor fundamentele veranderingen) doordacht worden. Eindkwalificatie 4: Uitvoeren van op toepassing van kennis gericht onderzoek, waarin complexe (ortho)pedagogische problemen worden geanalyseerd, mede met behulp van kennis, voortkomend uit fundamenteel onderzoek. Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie wordt vooral verzameld binnen de domeinen „leren‟ en „leefwereld‟, en uiteraard binnen het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Binnen dit laatste onderdeel gelden onverkort de eisen van het masterniveau. Bewijsmaterialen binnen de domeinen. Vanuit het domein „leren‟ dragen studenten bewijsmateriaal aan waarin hij verheldert hoe zijn onderzoek een rol speelt in het lerend veranderen van de praktijk. De term „leefwereld‟ is bedoeld om studenten te prikkelen om in hun onderzoek op zoek te gaan en aan te sluiten bij meerstemmigheid en verschillende betekenisverleningen (interpretatief onderzoek) in een context. Eindkwalificatie 5: Zelfstandig kennis verwerven op pedagogisch terrein, daarover kunnen communiceren met anderen, en kennis kunnen overdragen op het begripsniveau van de diverse actoren binnen de pedagogische context. Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie wordt verzameld vanuit het gezichtspunt van de „pedagogische sensitiviteit‟ en het „pedagogisch taalspel‟. In het eerste perspectief gaat het om het realiseren van een sensitieve relatie, die helpt om afscheid te nemen van het „bankconcept‟ van Freire (Freire, 19832). Hij gebruikt dit concept als er sprake is van machtsongelijkheid tussen de agoog en de ander (bijv. op basis van deskundigheidsmacht. De student laat in zijn portfolio zien dat hij reflecteert op vragen rond de thema‟s: „Hoe verhoud ik me bij deze eindkwalificatie tot de ander?‟, en: „Wat is ethisch verantwoord rond deze eindkwalificatie? „ Eindkwalificatie 6: Methodisch verantwoord en gedisciplineerd werken Bewijsmateriaal rond deze eindkwalificatie komt in alle domeinen, het specialisatie, en praktijkwetenschappelijk onderzoek aan de orde in de verantwoording van gemaakte keuzes. Eindkwalificatie 7: Leiding geven aan projecten waarin complexe problemen worden opgelost, of innovaties worden voorbereid of worden geïmplementeerd. Hierbij staat bewijsmateriaal rond het specialisatie centraal. Tentamenbeoordeling 15 De beoordeling van een (deel)tentamen wordt uitgedrukt in een woordbeoordeling: VRY (vrijstelling) , Voldaan, Niet Voldaan, Onvoldoende, Voldoende, Ruim voldoende, Goed, Zeer goed, Uitmuntend. Een (deel)tentamen is als voldoende beoordeeld bij een cijfer 5,5 of hoger, bij een voldoende of hoger of bij de beoordeling VRY. Een cijferbeoordeling moet wel een 5,5 zijn vóór afronding. Dit betekent dat een cijfer dat vóór afronding lager ligt dan een 5,5 maar door afronding een 5,5 zou worden, nu een 5,4 wordt. Een voorbeeld: een 5,49 wordt dus afgerond naar een 5,4 en niet naar een 5,5. Dit is dus geen voldoende beoordeling.
15
Vrijstellingen worden weergegeven als ”VRY-O” (ogv eerder gevolgd onderwijs), “VRY-A” (ogv een assessment van een gecertificeerd EVC-bureau) of “VRY-E” (ogv elders opgedane kennis en vaardigheden zonder EVC assessment) 57
Als een tentamen uit meerdere deeltentamens bestaat, kan het zo zijn dat niet alleen eisen worden gesteld aan het gewogen gemiddelde, maar eveneens aan de hoogte van de beoordelingen van de afzonderlijke deeltentamens. Deze eisen staan vermeld in de cursusbeschrijving in hoofdstuk 9. De uitdrukking in woorden verhoudt zich tot de tienpuntsschaal als aangegeven in deze tabel: uitmuntend 10 zeer goed 9 goed 8 ruim voldoende 7 voldoende 6 onvoldoende ≤5 Er kunnen geen rechten worden ontleend aan mondeling meegedeelde resultaten. Bekendmaking tentamenresultaten Als bewijs dat een tentamen is afgelegd, wordt de uitslag door de desbetreffende examinator of examinatoren bekendgemaakt in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Tentamenresultaten worden altijd bekendgemaakt onder voorbehoud van rekenkundige, type- en overschrijffouten. Studenten kunnen zelf uit OSIRIS een resultatenlijst uitprinten en deze controleren. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je binnen vier weken na bekendmaking van het cijfer in OSIRIS te melden bij de examinator of de Examencommissie. Een cijfer in OSIRIS kan onder andere nog wijzigen na controle bij inzage, wijzigingen in de normering of bij een kennelijke fout bij de invoering. Na deze vier weken na bekendmaking kunnen resultaten slechts met goedkeuring van de Examencommissie worden gewijzigd. Zie ook art. 28 lid 4 OER-HU masteropleidingen 2011-2012. Voor vragen over correcties of resultaten kunnen de studenten zich melden bii de examencommissie. 16
Voor de bekendmaking van tentamenresultaten gelden de volgende termijnen : uiterlijk drie weken na afname van een tentamen, met uitzondering van mondelinge tentamens; op de dag van afname van een mondeling tentamen. Indien sprake is van een eindbeoordeling op basis van meerdere deeltentamens, begint de termijn zoals hierboven genoemd te lopen vanaf het laatste deeltentamen. De Examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van de genoemde beoordelingstermijnen, mits het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Zie ook art. 23 en 28 OER-HU masteropleidingen 2011-2012. Inzage tentamenwerk De student heeft recht op inzage van het gemaakte en beoordeelde tentamenwerk. De inzage, al dan niet gekoppeld aan een nabespreking, vindt plaats binnen drie weken na het bekendmaken van de tentamenuitslag, maar uiterlijk voor het hertentamen. De Examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van deze termijn, op voorwaarde dat het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
6.3.7
Onregelmatigheden / fraude
Fraude bij tentamens en examens is verboden. Voor een student die zich schuldig maakt aan fraude (of andere vormen van onregelmatigheden zie artikel 29 OER HU masteropleidingen 2011-2012) kan de Examencommissie één van de volgende maatregelen nemen tegen de desbetreffende student(en): ontzeggen van deelneming aan een of meer tentamens of het examen voor een termijn van ten hoogste een jaar; onthouden van het getuigschrift, verklaring of certificaat; afnemen van een hernieuwd examen op door de Examencommissie aan te wijzen onderdelen en op een door haar te bepalen wijze; 16 Erkende feestdagen die in Osiris staan vermeld, tellen niet mee binnen deze termijn 58
de faculteitsdirectie adviseren om de inschrijving van de betrokken student definitief te beëindigen indien: 1. Een student zich eerder schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden en hem daarvoor tenminste een half jaar de deelname aan tentamens is ontzegd. 2. Een student zich schuldig maakt aan zodanig ernstige onregelmatigheden, waarbij sprake is van verzwarende omstandigheden, dat deze sanctie gerechtvaardigd wordt geacht. De Examencommissie moet instaan voor de kwaliteit van de toetsing en kan om die reden ook genoodzaakt zijn maatregelen te treffen die ook de belangen van overige studenten raken. Soms kunnen daarom tentamenresultaten ongeldig verklaard worden. Indien een student die een sanctie opgelegd heeft gekregen zich uitschrijft, wordt de sanctie opgeschort en herleeft de sanctie bij herinschrijving. Alvorens een besluit te nemen wordt de student door de Examencommissie gehoord. De Examencommissie stelt de student direct op de hoogte van de beslissing. Zie voor de volledige procedure artikel 29van de Onderwijs- en examenregeling Masteropleidingen HU (www.reglementen.hu.nl).
6.3.8
Bewaring en teruggave tentamen- en examenwerk
Alle schriftelijke tentamens en examens worden in elk geval bewaard tot zes maanden na bekendmaking van de uitslag, of tot de beslissing in een eventuele beroepsprocedure met betrekking tot die uitslag. Voor afstudeerproducten geldt een termijn van twee jaar. De student kan pas na afloop van de bewaartermijn op verzoek tentamen- of examenwerk terugkrijgen. Wel is het mogelijk om tussentijds voor eigen rekening een fotokopie ervan te krijgen. Alle documenten met betrekking tot: (voldoende) tentamen- of examenuitslagen; vrijstellingen; de inschrijving van de student; de afgifte van getuigschriften of verklaringen, worden bewaard gedurende een periode van dertig jaar, conform het Privacyreglement studenten HU. De instituutsdirecteur ziet erop toe dat deze documenten bewaard blijven gedurende deze periode.
6.3.9
Geldigheidsduur studieresultaten
De resultaten van tentamens en van afgegeven vrijstellingen zijn zes jaar geldig. Als de geldigheidsduur van een tentamen of een vrijstelling is verstreken, kan de Examencommissie deze geldigheidsduur verlengen of een aanvullend of vervangend tentamen opleggen.
6.4 Getuigschriften en titulatuur 6.4.1
Algemeen
Als bewijs dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift (Masterdiploma) uitgereikt: Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter en een lid van de Examencommissie van de opleiding. Aan het Masterdiploma wordt een Internationaal Diploma Supplement (IDS) volgens het Europese model toegevoegd, met als doel inzicht te geven in de aard en de inhoud van de opleiding en de behaalde studieresultaten. Dit bevordert de internationale herkenbaarheid van de opleiding en het getuigschrift of diploma.
59
Je ontvangt slechts één getuigschrift. Het getuigschrift wordt in beginsel in het Nederlands opgesteld. Op verzoek van de student kan, in plaats van een Nederlands getuigschrift, echter ook een Engelstalig getuigschrift worden verstrekt. Het Internationaal Diploma Supplement wordt altijd in het Engels opgesteld. Als je meer dan één tentamen met goed gevolg hebt afgelegd, maar je krijgt geen diploma uitgereikt, dan kun je de Examencommissie om een verklaring verzoeken. Daarin worden de behaalde tentamens vermeld. De verklaring wordt ondertekend door de voorzitter en een lid van de Examencommissie van de opleiding. Artikel 33OER-HUmasteropleidingen 2011-2012 (www.reglementen.hu.nl) regelt welke gegevens het getuigschrift en supplement moeten bevatten. Zie ook het Spoorboekje Diploma‟s op www.reglementen.hu.nl.
6.4.2
Graden en titulatuur
De Examencommissie verleent, namens het instellingsbestuur,de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van de opleiding heeft afgelegd. Aan de graad kan een vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft, worden toegevoegd. Het verlenen van de graad Master geeft het recht om deze als titel te voeren, afgekort tot M (met eventuele toevoeging) achter de eigen naam. In plaats daarvan (dus niet in combinatie) kan ook worden gebruikt:
6.4.3
Aantekening cum laude of met genoegen
Vermelding cum laude Op het masterdiploma wordt uitsluitend op voorafgaand verzoek van de student de aantekening cum laude vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen: aan alle gevolgde cursussen (vrijstellingen uitgezonderd) is een (eind)beoordeling van ten minste 6.0 vóór afronding verbonden; het gewogen rekenkundige gemiddelde van alle (eind)beoordelingen (vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 8.0 vóór afronding; de (eind)beoordeling van een afstudeeropdracht of eindscriptie is minimaal 8.0 vóór afronding; de student niet langer dan de nominale studieduur ingeschreven is geweest voor de desbetreffende opleiding, waarbij voor de berekening van de nominale studieduur wordt uitgegaan vande nominale duur van het standaardaanbod; de student aan wie meer dan de helft van het totaal aan studiepunten van de betreffende Masteropleiding aan vrijstellingen is verleend, kan niet in aanmerking komen voor bovengenoemde aantekeningen op het diploma; 17 resultaten die zijn uitgedrukt in de woorden “Voldaan” en “Niet voldaan”en „VRIJ ” tellen niet mee bij deze beoordeling. Ook extra behaalde studiepunten (bijvoorbeeld bij een excellente route) tellen niet mee bij deze beoordeling. Vermelding met genoegen Op het einddiploma wordt uitsluitend op voorafgaand verzoek van de student de aantekening met genoegen vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen: aan alle gevolgde cursussen (vrijstellingen uitgezonderd) is een (eind)beoordeling van ten minste 6.0 vóór afronding verbonden; het gewogen rekenkundige gemiddelde van alle (eind)beoordelingen (vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 7.0 vóór afronding; de (eind)beoordeling van een afstudeeropdracht of eindscriptie is minimaal 7.0 vóór afronding; de student niet langer dan de nominale studieduur ingeschreven is geweest voor de desbetreffende opleiding, waarbij voor de berekening van de nominale studieduur wordt uitgegaanvan de nominale duur van het standaardaanbod; 17
Vrijstellingen worden weergegeven als ”VRY-O” (ogv eerder gevolgd onderwijs), “VRY-A” (ogv een assessment van een gecertificeerd EVC-bureau) of “VRY-E” (ogv elders opgedane kennis en vaardigheden zonder EVC assessment)
60
de student aan wie meer dan de helft van het totaal aan studiepunten van de betreffende Masteropleiding aan vrijstellingen is verleend, kan niet in aanmerking komen voor bovengenoemde aantekeningen op het diploma; resultaten die zijn uitgedrukt in de woorden “Voldaan” en “Niet voldaan”en „VRIJ” tellen niet mee bij deze beoordeling. Ook extra behaalde studiepunten (bijvoorbeeld bij een excellente route) tellen niet mee bij deze beoordeling. Indien de inschrijvingsduur langer is dan de nominale duur van het standaardaanbod als gevolg van erkende persoonlijke omstandigheden, kan de Examencommissie beslissen dat de student toch in aanmerking komt voor de aantekening cum laude of met genoegen, mits wel voldaan is aan de overige eisen. Reikwijdte Bovenstaande regeling is uitsluitend van toepassing op studenten die op of na 1 september 2005 voor het eerst deelnemen aan de opleiding.
6.4.4
Procedure afgifte getuigschrift
De Examencommissie geeft pas een getuigschrift af nadat de faculteitsdirectie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Daarvoor wordt onderzocht of de student aan alle verplichtingen jegens de opleiding heeft voldaan (onder meer moeten alle tentamens zijn behaald en dient de student rechtsgeldig te zijn ingeschreven). Degene die aanspraak maakt op uitreiking van een getuigschrift, kan de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Hiervoor dient de student tijdig, doch uiterlijk één week voor het tijdstip waarop het laatste tentamen of het afsluitend aanvullend onderzoek afgelegd wordt, een schriftelijk gemotiveerd verzoek in te dienen. Zie par. 1.3.4. voor het indienen van een verzoek. Voor de feitelijke procedure: zie aanwijzingen Sharepoint.
61
7 Klachten, bezwaar en beroep 7.1
Inleiding
Als je het niet eens bent met een beslissing, als je vindt dat iemand zich tegenover jou niet goed gedragen heeft, of als er iets anders fout is gegaan, dan kun je daar wat aan doen. De eerste stap is zelf direct contact te zoeken met de veroorzaker van het probleem, en proberen het in onderling overleg op te lossen. De HU verwacht van docenten, slb-ers en Examencommissies ook dat ze open staan voor klachten en zich inzetten om deze af te handelen. Maar het kan natuurlijk gebeuren dat je er toch niet uitkomt, of iemand niet zelf aan wilt spreken, b.v. bij ongewenst gedrag. Dan staat de formele weg open. De formele weg is binnen de HU op 2 niveaus vormgegeven en staat open voor (aankomende) studenten. Eerst wordt een procedure op de faculteit doorlopen. Dit betreft een bezwaar- of klachtprocedure. Je kunt je bezwaar of klacht rechtstreeks bij het betrokken orgaan indienen, maar als je niet precies weet waar je moet zijn, of behoefte hebt aan advies, kun je je wenden tot het facultaire loket Rechtsbescherming. Dit is digitaal te bereiken via
[email protected] en is in de faculteit ondergebracht bij
[email protected] Er is een standaardformulier waarop je je bezwaren kunt vermelden, het loket zorgt ervoor dat het binnen de faculteit op de juiste plek terecht komt. Dit formulier kun je vinden op de website www.klachtenwegwijzer.hu.nl Het facultaire loket kan je verwijzen naar de studentendecaan of, bij klachten over gedrag, naar de vertrouwenspersoon. Zij kunnen je adviseren over de procedures. En net als de studentmediatoren ondersteunen ze ook bij een oplossing in overleg, zodat de procedure alsnog voorkomen kan worden. Als je niet tevreden bent over de afhandeling op de faculteit, kun je je wenden tot het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Het gaat dan om een beroep (na de bezwaarprocedure op de faculteit) of een herzieningsverzoek (na de klachtprocedure op de faculteit). Je kunt je beroep of herzieningsverzoek bij het HULoket indienen, dat zorgt ervoor dat je kwestie door het juiste orgaan behandeld wordt. Het HU-Loket kan je ook informeren over de procedures. Je kunt ook rechtstreeks in beroep bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten, of daar een klacht indienen. De procedures op de faculteiten zijn echter speciaal ingesteld omdat deze sneller zijn en minder formeel. Als je het niet eens bent met de uitkomst kun je altijd nog naar het HU-Loket. Het advies is dan ook altijd de extra mogelijkheid op de faculteit te benutten, en daar eerst je bezwaar of klacht in te dienen. In de beschrijving hieronder wordt daar ook van uit gegaan. Let vooral op de termijnen: als je op de faculteit een bezwaar of klacht wilt indienen, moet je dat binnen 2 weken na het besluit of feit waarop dat betrekking heeft doen. Voor beroepszaken en herzieningsverzoeken geldt dat je je binnen een termijn van 6 weken vanaf de datum dat het besluit op de faculteit is genomen tot het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten moet wenden. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende procedures.
7.2
Bezwaar
Bezwaar is mogelijk tegen besluiten die zijn genomen op grond van de onderwijs- en examenregeling. Dit zijn besluiten die rechtstreeks met onderwijs, tentamens en examens te maken hebben (zoals tentamenbeoordelingen en voorzieningen). Het betreft alleen besluiten die zijn gericht op een individuele student. Op het besluit staat ook vaak vermeld dat je een bezwaar kunt indienen, maar niet altijd. Je kunt bijvoorbeeld ook een bezwaar indien als je vindt dat de beoordeling van je tentamen niet klopt, maar bij cijfers in OSIRIS staat natuurlijk niet steeds zo‟n bezwaarclausule. Je dient binnen twee weken na bekendmaking van het besluit een schriftelijk bezwaarschrift in te dienen bij het facultaire loket (emailadres:
[email protected] [email protected]) of de Examencommissie. Hiervoor is een standaardformulier beschikbaar. Als je het bezwaarschrift bij het loket indient, zorgt het loket voor doorzending aan de Examencommissie. De Examencommissie kan je in de gelegenheid stellen om de bezwaren mondeling toe te lichten. In dat geval wordt je tijdig uitgenodigd voor een hoorzitting.
62
De Examencommissie neemt in principe binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift een beslissing en maakt deze schriftelijk bekend. De beslissing is gebaseerd op een hernieuwde beoordeling en moet gemotiveerd zijn. Bij toewijzing van het bezwaar neemt de Examencommissie tevens een nieuw (inhoudelijk) besluit. Als het bezwaar wordt afgewezen, blijft het oorspronkelijke besluit in stand. In het laatste geval kun je nog beroep instellen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Dat moet wel gebeuren binnen 6 weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Het kan ook voorkomen dat je bezwaar maakt tegen een besluit van de afdelingsdirectie of faculteitsdirectie, bijvoorbeeld als er een voorziening is geweigerd of een ordemaatregel is getroffen. Dan geldt dezelfde procedure. De volledige bezwaarprocedure is beschreven in het Reglement Rechtsbescherming Studenten, en voor de Examencommissie ook nog eens beschreven in art. 36 OER-HUmasteropleidingen2011-2012 (www.reglementen.hu.nl). Contactadressen: Examencommissie zie par. 1.3.4; Facultair loket bij pedagogiek
[email protected] of
[email protected] HU-Loker Rechtsbescherming: zie www.klachtenwegwijzer.hu.nl. Bronnen: Art.6 Reglement Rechtsbescherming Studenten; Art. 36 OER-HU.
7.3 Klachten Tegen een aantal andere besluiten, en gedragingen van andere studenten of medewerkers, kun je geen bezwaar aantekenen, maar je kunt wel een klacht indienen. Ook dat moet binnen een termijn van 2 weken gebeuren, en ook hiervoor kun je het standaardformulier gebruiken. Dit kan je downloaden op www.klachtenwegwijzer.hu.nl. Je kunt je klacht indienen bij het facultaire loket
[email protected] [email protected] of rechtstreeks bij het verantwoordelijke orgaan. Het facultaire loket zorgt er weer voor dat je klacht door het juiste orgaan wordt behandeld. De procedure lijkt veel op de bezwaarprocedure. Het orgaan dat je klacht behandelt, kan je in de gelegenheid stellen om gehoord te worden. Als je klacht betrekking heeft op een collega-student of een medewerker, wordt deze altijd in de gelegenheid gesteld om zijn reactie op jouw klacht te geven. In principe wordt binnen 2 weken een beslissing over je klacht genomen. Als je het niet eens bent met deze beslissing, kun je binnen 6 weken een herzieningsverzoek indienen bij het HULoket Rechtsbescherming Studenten. Je kunt een klacht ook mondeling bij het facultaire loket indienen, dan wordt ter plekke het standaardformulier ingevuld. De procedure is niet van toepassing op besluiten van algemene strekking. Contactadressen: Facultair loket:
[email protected] of
[email protected] HU-LoketRechtsbescherming: zie www.klachtenwegwijzer.hu.nl. Bronnen: Art.8 Reglement Rechtsbescherming Studenten; Art. 36 OER-HU.
7.3.1. Ongewenst gedrag Het kan voorkomen dat je klacht betrekking heeft op gedrag dat zo intimiderend is dat het onder de regelgeving voor ongewenst gedrag valt. Het gaat bijvoorbeeld om verbale of seksuele intimidatie, waarvan de gevolgen ernstig kunnen zijn. Het facultaire loket zal je altijd wijzen op de mogelijkheid je tot een vertrouwenspersoon (zie 2.3) te wenden. Als je een klacht indient, kun je ervoor kiezen die op de faculteit te laten behandelen (de opleidingsdirecteur onderzoekt de klacht of laat hem onderzoeken), of deze voor te leggen aan de Klachtencommissie Ongewenst 63
Gedrag van de HU. De klacht wordt dan doorgestuurd naar het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Er geldt een afwijkende termijn voor de indiening van klachten over ongewenst gedrag. De termijn kan tot 2 jaar na de gedraging doorlopen. Bronnen: Art.1.8 Reglement Rechtsbescherming Studenten; Bronnen: Art.8 Reglement Rechtsbescherming Studenten (begripsbepaling); Art. 19 Reglement Rechtsbescherming Studenten (termijn reglement ongewenst gedrag)
7.4 Beroep Beroep staat open tegen besluiten en besluiten op bezwaar die op grond van de onderwijs- en examenregeling zijn genomen (zoals tentamenbeoordelingen en voorzieningen)maar ook als het besluiten op bezwaar in andere zaken betreft, bijvoorbeeld rondom inschrijving en uitschrijving voor de opleiding, zaken van financiële aard of ordemaatregelen e.d. Je kunt binnen 6 weken vanaf de bekendmaking van het besluit schriftelijk beroep aantekenen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Dit kan digitaal via
[email protected], maar dient dan ook per post met handtekening te worden nagezonden. Het HU-Loket Rechtsbescherming zorgt ervoor dat je beroepschrift door het juiste orgaan behandeld wordt. Dit kan het College van Beroep voor de Examens(voor vrijwel alle besluiten van de Examencommissie), of de Geschillenadviescommissie (besluiten van de opleidingsof faculteitsdirectie op grond van de WHW) zijn. Dit zijn onafhankelijke, hogeschoolbrede beroepsinstanties voor (aankomende) studenten en extraneï van de HU. Ze zijn dus niet verbonden aan een faculteit of opleiding. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste: je naam, studentnummer, huisadres, woonplaats en je telefoonnummer; vermelding van de faculteit en de afdeling/opleiding waar je bent ingeschreven; de dagtekening; een duidelijke omschrijving van het besluit met datum waartegen het beroep is gericht, onder vermeldingvan de persoon die, of het orgaan dat het besluit heeft genomen; één of meer gronden, waarop het beroep berust; een zo nauwkeurig mogelijk omschreven eis. Daarnaast moet een kopie van het bestreden besluit worden bijgevoegd. Het beroepschrift moet worden gericht aan het HU-Loket Rechtbescherming Studenten, Postbus 573, 3500 AN Utrecht. Het College van Beroep voor de Examens kan het beroep gegrond of ongegrond verklaren. Als het beroep gegrond wordt verklaard, betekend dat vaak dat de Examencommissie of directie die het oorspronkelijke besluit heeft genomen, een nieuw besluit moet nemen. Het College van Beroep voor de Examens doet dat dus niet zelf. Als het beroep ongegrond wordt verklaard, blijft het oorspronkelijke besluit in stand. De Geschillenadviescommissie brengt na onderzoek een advies uit aan het College van Bestuur, dat op basis daarvan een besluit neemt. Ook de commissie adviseert het College van Bestuur een beroep gegrond of ongegrond te verklaren. Als het College van Bestuur het advies overneemt, zal het bij een gegrondverklaring ook de Examencommissie of directie opdragen een nieuw besluit te nemen. In het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU (www.reglementen.hu.nl) staan de procedures nader beschreven. Zie voor meer informatie www.klachtenwegwijzer.hu.nl. Je kunt je voor informatie en advies ook wenden tot de studentendecaan (zie par. 2.2) of het secretariaat van het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten, tel. (088) 4818352.
7.5
Hoger Beroep
Als je het niet eens bent met de uitspraak van het College van Beroep voor de Examens, of het besluit van het College van Bestuur na advies van de Geschillenadviescommissie, kun je hiertegen ook nog extern hoger beroep aantekenen bij het College van Beroep voor het hoger onderwijs in Den Haag. Informatie over de procedure en termijnen kun je vinden op de website www.cbho.nl. 64
Bron: Hoofdstuk 9 Reglement Rechtsbescherming Studenten
7.6
Herzieningsverzoeken bij klachten
Als je niet tevreden bent over de afhandeling van je klacht op de faculteit, kun je een verzoek tot herziening indienen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Ook hiervoor geldt een termijn van 6 weken vanaf de beslissing naar aanleiding van je klacht. Je kunt het herzieningsverzoek digitaal indienen bij
[email protected], maar dan dien je het ook per post, voorzien van een handtekening, na te zenden. Het adres is: HU-Loket Rechtbescherming Studenten, Postbus 573, 3500 AN Utrecht. Het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten zorgt ervoor dat je verzoek door het juiste orgaan behandeld wordt. Dit is bij de meeste klachten de Klachtencommissie Studenten, maar als het om klachten inzake ongewenst gedrag gaat, wordt de klacht behandeld door de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. Dit zijn allebei hogeschoolbrede onafhankelijke klachtinstanties, die niet verbonden zijn aan de faculteit. Ze brengen advies uit aan het College van Bestuur, dat vervolgens een besluit neemt. In het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU en het Reglement inzake Ongewenst Gedrag (www.reglementen.hu.nl) staan de procedures nader beschreven. Bronnen: Hoofdstuk 4 Reglement inzake ongewenst gedrag Hoofdstuk 10 Reglement Rechtsbescherming Studenten
65
8 Roosters 8.1
Jaarrooster
Voor het studiejaar 2011-2012 vinden de werkplaatsdagen in de volgende perioden plaats. 1) Eerste periode september 2011 - december 2011 2) Tweede periode januari 2012 - april 2012 3) Derde periode april 2012 - juli 2012 Gedurende deze periode worden diverse werkplaats- en informatiedagen, vooral op woensdagen en in mindere mate op zaterdagen, in Utrecht gepland rond thema‟s. Woensdagen: 14.30 – 17.30 uur, 18.00 – 19.00 uur Zaterdagen: 10.00 – 13.30 uur Introductiedagen: 10.00 -16.00 uur. Het rooster van alle werkplaatsdagen voor het cursusjaar 2010-2011 is te vinden op Sharepoint en in bijlage 1. Zie voor roosters: www.roosters.hu.nl. Voor het reserveren van ruimtes kunt u mailen naar: www.ruimtereserveren.hu.nl (alleen voor studenten van FMR, FEM en HUA).
66
9 Cursusbeschrijvingen De cursusbeschrijvingen zijn te vinden in Osiris (ww.osiris.hu-nl). Daarnaast zijn alle beschrijvingen, aanwijzingen 18 en richtlijnen te vinden in het werkboek van de opleiding . De jaarlijkse updates voor het werkboek zullen geplaatst worden op Sharepoint onder Master Pedagogiek. Tevens zijn de cursusbeschrijvingen opgenomen in bijlage 2.
18
Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel.
67
10 Bijlagen 10.1 Onderwijs- en examenregeling De onderwijs- en examenregeling is te vinden via de opleidingssite.
10.2
Studentenstatuut
Het studentenstatuut is te vinden op www.reglementen.hu.nl
68
Bijlage 1.
Planning werkplaatsdagen Master Pedagogiek sept. 2011 – sept. 2012 DEF versie voor coaches 010611 Werkplaatsdagen op woensdag zijn in onderstaand 14.30u-17.30u parallelsessie schema in een blokje van 4 ingevuld; ieder blokje 18.00u-21.00u parallelsessie staat voor: Werkplaatsdagen opzaterdag: 10.00 – 13.30u Donkergrijs gekleurde blokjes: weekenddagen; lichtgrijs gekleurde blokjes: vakantie/vrije dagen Toelichting kleurtjes & afkortingen onderaan op volgende pagina September 2011
Oktober
November
1
1
2
3
Ond. 3 P&K 2 1E INTRODAG (Landelijk)
4 5
6 7
8 9
1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1
2 2 2
UP 2
2-DAAGSE
3
VBSP congres ped. 2 EMP 1 Filo 3 PWO 2
4 5
6 7
Media literacy
8 9
Coachoverleg Med. Lit Med. Lit Media literacy PWO 1
EMP 2+ PR&int2
Media literacy herfstvak N/M
PWO 3
2E INTRODAG (in de regio’s)
Ond. 1 Filo 1
UPinkl. PR&in t1 Herfstvak Z KW.KRING
EMP 3 PWO 4
NIEUWJAARSDA G
ped. 6
eind kerstvak.
Ond. 6
Filo 6
UP 3
Coachoverleg
1 0 1 1 1 2
1 3 1 4
Coachoverleg
Coachoverleg
Februari
2
VBSP congres
Ond. 2 ped. 3
Januari 2012
UP atelier
2-DAAGSE
1 0 1 1 1 2
1 3 1 4
December
1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1
DEERA Filo 4 Ond. 4
KW.KRING
Coachoverleg P&K 3 PR&in t3 KW.KRING
KW.KRING
Coachoverleg ped. 4 Filo 5
UP 4
voorj.vak. M/Z
KW.KRING
2 2 2
69
3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 0 3 1
DEERA KW.KRING
ped. 1
P&K 1
Filo 2 KW.KRING
XXXXXXXXXXX XXXX
Maart 2012
XXXXXXXXXXX XXXX
April
1 2 3 4 5 6 7
8 9
KW.KRING
3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8
start kerstvak. KERST
XXXXXXXXXXX XXX XXXXXXXXXXX XXX
Mei
P&K 5 PR&int5
10 11 12 13 14
PWO 5&UP- inkl.
2 9 3 0 3 1
P&K 4 PR&i nt4 PASEN PASEN
Juni 1 2 3 4 5
8 9
UP 5
Juli
August us
KW.KRING
6 7
10 11 12 13 PWO 6
voorj.vak. N
KERST
BEVRIJDINGSD AG eind meivak
Coachoverle g
Ond. 5 ped. 5
Zomer v. M
EMP 5
PR&int6 P&K 6
14
PWO 7&UP 6
UP ateli er 15 16 17
HEMELVAART
18 19
KW.KRING
20 21
Coachoverleg KW.KRING
22 23 24 25 26
18 19
einde zomerv. Z
20 21
UP 7 KW.KRING EMP 4
15 16 17
Coachoverleg
22 23 24 25 26
Zomer v. N DEERA
einde zomerv. M
70
Maart 2012
April
27 28 29 30
KW.KRING
31
Meivak N/M/Z
Mei
Juni
PINKSTEREN
27
PWO aftrap
PINKSTEREN
28 29 30
Coachoverleg Zomerv. Z
KW.KRING KONINGINNEDA G XXXXXXXXXXXX XXX
31
Ped. = werkplaatsdag pedagogiek filo = werkplaatsdag filosofie Ond. = werkplaatsdagonderzoekdsdesign PWO = ondersteuning onderzoeksmethodologie PWO UP = werkplaatsdag uitstroomprofielen UP atelier = verwerkingsbijeenkomst studenen& coaches van alle UP‟s aanwezig
Juli
August us
XXXXXXXXXXXX XXX
KW.KRING = kwaliteitskring in de regio‟s P&K = leeronderzoeksgroep pedagogiek en kunst PR&int = leeronderzoeksgroep pedagogische relaties in internationaal perspectief EMP = leerondezoeksgroepEcoMediatedPedagogy Med. Lit & Media literacy =workshops door Shirley R. Steinberg uit Canada
DEERA informatiestudiejaar 2011-2012:
DEERA (regio!) 25 nov. 2011 17 febr. 2012 22 juni 2012 23 nov. 2012 22 febr. 2012
Inleveren proposal
Inleveren paper
2 nov. 2011 7 mrt. 2012 6 juni 2012
16 okt. 2011 8 jan. 2011 13 mei 2012 Na zomer 2012 Na zomer 2012
Proefpresentatie (landelijk!) 12 nov. 2011 4 febr. 2011 9 juni 2012 Na zomer 2012 Na zomer 2012
71
Bijlage 2. Onderwijsprogramma 2011-2012 DOMEINEN Leefwereld Leren Pedagogische uitdaging Pedagogische sensetiviteit Pedagogisch taalspel SPECIALISATIES Management en beleid Opleiden en begeleiden Diagnostiek en hulpverlenen Adviseren en begeleiden Media en pedagogiek Algemene variant ONDERZOEK Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en forum PORTFOLIO‟S
TOTAAL
19
Studie-punten
OSIRIS-code
10 10 10 10 10
APE-MLEEFWRLD-08 APE-MLEREN-08 APE-MPEDUIT-08 APE-MPEDSENS-08 APE-MPEDTAAL-08
10 10 10 10 10 10
APE-MUPMB-08 APE-MUPOB-08 APE-MUPDH-08 APE-MUPAB-08 APE-MUPPMP-10 APE-MUPAV-08
20
APE-MWETFOR-08
5 5 90
APE-MSTPORT-08 APE-MEINDPORT-09
Domeinen Inleiding Opvoeden, opvoedingsvraagstukken en opvoedingsproblemen zijn actueler en relevanter dan ooit en vormen de kern van de professionele activiteiten van pedagogen in onderwijs, zorg en welzijn. De masteropleiding ecologische pedagogiek is gericht op het tot stand brengen van integraal denken en beroepsmatig handelen met betrekking tot het opvoeden in de vier milieus: gezin, school, maatschappij en virtuele wereld. Er is gekozen voor een ecologische pedagogische benadering, waarbij het accent ligt op de leefwereld van het kind of de jongere, te weten: het gezin, de school en de buurt. In de natuurlijke omgeving van kinderen en jongeren moeten, volgens deze benadering, krachten gemobiliseerd worden die veranderingen ten goede kunnen bewerkstelligen. Vanuit die natuurlijke omgeving en ter ondersteuning van de aanwezige krachten kijkt de ecologische pedagogiek naar de maatschappelijke machts- en opvoedingprocessen, die er een rol spelen, en hun onderlinge verwevenheid. De masteropleiding ecologische pedagogiek leidt pedagogen op vanuit deze integrale, kritische en ecologisch pedagogische visie. Naast het verwerven van theoretische kennis op hoog niveau en het leren doen van verschillende soorten praktijkonderzoek, gaat er in de opleiding ook nadrukkelijk aandacht uit naar de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student. Uiteindelijk is de afgestudeerde Master Pedagogiek in staat zich op adequate wijze in en tussen de vier milieus te bewegen. Studenten stellen binnen de masteropleiding ecologische pedagogiek een eigen leerroute samen, die past binnen de geboden kaders. Daarbij worden studenten beschouwd als educatieve partner met eigen leerverantwoordelijkheid, werkend met een persoonlijk opleidingsarrangement dat voortkomt uit persoonlijke en professionele leerbehoeften. Samen met hun leerteam en opleider/coach werken studenten hun leervragen op onderzoeksmatige wijze uit. Er vinden verschillende soorten van praktijkgestuurd onderzoek plaats binnen de vijf leerdomeinen van de ecologische pedagogiek. Voorbeelden van praktijkonderzoek zijn paradigma III-onderzoek, actieonderzoek, fenomenologisch onderzoek, narratief onderzoek en reflexief-experimenteel onderzoek. De vijf leerdomeinen van de ecologische pedagogiek zijn: het leerdomein leren het eerdomein leefwereld het leerdomein pedagogische uitdagingen het leerdomein pedagogische sensitiviteit 19
ZIE OOK: Jansen, H. & Linde, R. van der (2010). Ecologische Pedagogiek: Werkmateriaal voor studenten en opleiders / coaches van de masteropleiding ecologische pedagogiek. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. 72
het leerdomein pedagogisch taalspel Het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren. Voor een leerdomein zijn dit: het beoordelingsformulier van het betreffende leerdomein de beoordelingsformulieren van de eindkwalificaties waaraan gewerkt is
Studielast- en contacttijd Leerdomeinen en Specialisatie Totaal 10 EC‟s-studiepunten Studielasten contacttijd Het domein heeft een omvang van 10 EC‟s-studiepunten (280 uur) en wordt in de regel in een periode van 10 weken afgerond. De volgende activiteiten en onderwijsvormen kunnen binnen deze ruimte worden gepland: Leerteambijeenkomsten : wekelijkse bijeenkomst van 2 uur. Totaal 10 bijeenkomsten a 2 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Studielast: 28 uur = 1 EC studiepunt. Werkplaatsdagen : leerdomeinen; bijeenkomsten conform rooster in studiegids (Studiegids 2011-2012 bijlage 1 te weten bijeenkomsten filosofie; pedagogiek en onderzoeksdesign): per onderdeel 6 bijeenkomsten ten behoeve van de leerdomeinen. In oktober 2011 bijeenkomsten en internationaal Congres 20 Critical and Ecological Pedagogy. Dit wil zeggen 18 bijeenkomsten à 3 uur = 54 uur x 3 = 162 uur voor 5 leerdomeinen= 1 EC-studiepunt per leerdomein. Internationale week a 22 uur ofwel 1 EC-studiepunt per leerdomein. Totaal voor elk leerdomein:2 EC-Studiepunten. Specialisaties: bijeenkomsten conform rooster in studiegids (Studiegids 2011-2012 bijlage 1 te weten Specialisatie en Specialisatie atelier): 5 bijeenkomsten t.b.v de specialisatie. In oktober 2011 bijeenkomsten en internationaal Congres Critical and Ecological Pedagogy. Dit wil zeggen 5 bijeenkomsten a 3 uur = 15 uur x 2 = 30 uur en Internationale week a 22 uur ofwel 52 uur totaal. Optioneel: masterclasses, leeronderzoeksgroepen. Studielast: 28 uur = 2 EC-studiepunt. Kwaliteitskringen waarin presentatie van het afgeronde onderdeel: 1 bijeenkomst per onderdeel. Bijeenkomst van 4 uur. Het beschrijven van een procesverslag en reflectieverslag door elke deelnemende student van 3 pagina‟s. Studielast: 6 uur. Lezen en becommentariëren van de papers / werkstukken gemaakt door de leden van het leerteam (kritische reflectie). Tijd: 14 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Totale studielast = 20 + 8 uur =1 EC-studiepunt. Praxis: Het schrijven van paper/ werkstuk van 15 pagina‟s door elke deelnemende student (waaronder een eerste activiteitenkaart) waarin een verbinding wordt gelegd tussen een werkplek en relevante literatuur. Een paper van 15 pagina‟s impliceert dat er 306 pagina‟s worden gelezen, hetgeen gelijk staat aan 2 EC‟sstudiepunten (56 uur maal 6 pagina‟s per uur). Onder „lezen‟ wordt inbegrepen het vinden van het materiaal, het bestuderen ervan, het schrijven van een concepttekst en de revisie van deze tekst. Studielast= 3 EC‟s– studiepunten. Het schrijven van paper/ werkstuk van 15 pagina‟s door elke deelnemende student (waaronder een eerste activiteitenkaart). Studielast = 30 uur = 1 EC-studielast Een paper van 15 pagina‟s impliceert dat er 306 pagina‟s worden gelezen, hetgeen gelijk staat aan 2 EC‟s-studiepunten (56 uur maal 6 pagina‟s per uur). Onder „lezen‟ wordt inbegrepen het vinden van het materiaal, het bestuderen ervan, het schrijven van een concepttekst en de revisie van deze tekst. Studielast= 3 EC‟s–studiepunten. NB. het is mogelijk beide papers te integreren. 21 Totaal studielast: 1 + 2 +1 + 3 + 3= 10 EC‟s-studiepunten. 20 21
In verband met uit te voeren opdrachten is hier de factor 3 van toepassing
Uitgangspunten Een master student moet in staat worden geacht 6 pagina‟s literatuur per uur te bestuderen en te reproduceren in de vorm van een paper / werkstuk. Een EC-studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. Voor één uur contacttijd (kwaliteitskring, leerteam, werkplaatsdag) dienen twee belastingsuren te worden gerekend; het tweede uur is noodzakelijk ter voorbereiding en/of ter bestudering. Voor het schrijven van één pagina van een paper of werkstuk / scriptie wordt als norm gebruikt dat hiervoor 2 uur studielast per pagina.
73
Leerdomein ‘leren’ APE-MLEREN-08 naam leerdomein korte beschrijving leerdomein
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteit en aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten verplichte items en relatie met uitstroomprofielen
keuze-items en relatie met uitstroomprofielen
aanbevolen eindkwalificaties/leefen werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
10 EC‟s Leren De oriëntatie op het leerdomein leren is breed. De student gaat op zoek naar voor hem betekenisvolle facetten van leren. Hierbij knoopt hij aan bij zijn eigen kennis en ervaring. Het aansluiten bij reeds bekende en betekenisvolle elementen levert een verdere verdieping op. De student kan binnen het leerdomein echter ook op zoek gaan naar voor hem onbekende of minder bekende facetten van leren. Hierbij treedt kennisgeneratie op. Vanuit ecologisch perspectief vindt leren overal en altijd plaats. Waar leren plaats vindt (zowel binnen institutioneel leren als binnen andere vormen van leren) is het zaak voor student en opleider/coach om attent te zijn voor machtsfactoren die het leren kunnen belemmeren. Machtsfactoren die Illich samengevat heeft in zijn boek ‘Ontscholing van de maatschappij’ (1974). LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-10, LCK-12 en LCK-13
BK-1, BK-5, BK-7, BK-8 en BK-9 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3 en PK-4
duurzaam leren verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ leertheorie, leerpsychologie en leersociologie verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ omgaan met verschillen verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ leren in een moderne/postmoderne (urbane) wereld verbinding met uitstroomprofiel ‟opleiding en onderwijs‟ meervoudige geletterdheid verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ leerstijlen verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ kennis en wijsheid verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ multilevellearning verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ persoonlijk/professioneel leren verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ leren, opvoeden, ontwikkelen en Illich verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ mediale geletterdheid verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ multi/intercultureel leren en indigenousknowledge verbinding met uit verbinding met uitstroomprofiel stroomprofiel „advies en begeleiding‟ EK-2 en EK-4
Illich, Ivan (1974). Ontscholing van de maatschappij. Het einde van een illusie? Baarn: Het Wereldvenster (Serie Anatomie van de toekomst). McLaren, Peter (2003). Life in Schools. An Introduction to Critical Pedagogy in the Foundations of Education. Boston, New York, San Francisco, Mexico City, Montreal, Toronto, London, Madrid, Munich, Paris, Hong Kong, Singapore, Tokyo, Cape Town & Sydney: Allyn and Bacon (Pearson Education, Inc.). Jansen, Hans (2007b). Van TDL naar SDL en CDL binnen opleidingen. Van
74
teacher-directed learning naar self-directed learning en co-directed learning. Meer zelfverantwoordelijkheid binnen Levend Leren voor het eigen leren van studenten.Utrecht: Uitgeverij Agiel (Innovatiereeks 7). Macedo, Donaldo& Steinberg, Shirley R. (eds.) (2007). Media Literacy. A Reader. New York, Washington, Bern, Frankfurt am Main, Berlin, Brussels, Vienna & Oxford: Peter Lang. assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek aanbevolen werkvormen
aanwijzingen leerprocessen
aanwijzingen leerproducten aanwijzingen professionele performance assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
22
benchmarkonderzoek : leren op school (praktijkonderzoek) reflexief zelfonderzoek praktijkopdracht: observeren binnen diverse ecologische situaties/praktijken de student verantwoordt zich over de (onderzoekende en veranderende) rol die hij speelt in verbetering, verandering of vernieuwing (de transformatie) van leerprocessen in een relevante professionele context 23 werken binnen kwaliteitskringen (gebruik van digital storytelling - DST) werken met discussiegroepen (inclusief skypen) deelnemen aan leerlaboratoria: media literacy consumers society aandacht voor self-reflection 24 aandacht voor peer-reflection reflectie op het eigen leren: wat is leren? hoe leer ik? onderzoeksverslag digital storytelling (DST)/beeldverslag artikel, paper of essay de rol van de ecologisch pedagoog bij het eigen leren en het leren van een ander minimaal 1 leerproduct onderzoeksverslag, artikel, paper of essay minimaal 3000 woorden digital story in overleg met DST-expert kwaliteit zie beoordelingsformulier leerdomein leren het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het leerdomein leren onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier leerdomein leren reflectieverslagen op de eindkwalificaties EK-2 en EK-4 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het leerdomein leren zijn dit: het beoordelingsformulier leerdomein leren de beoordelingsformulieren van eindkwalificaties EK-2 en EK-4
Leerdomein ‘leefwereld’ APE-MLEEFWRLD-08 10 EC‟s naam leerdomein korte beschrijving
Leefwereld De leefwereld van kinderen/jongeren is vloeibaar. Dit axioma is onder
22
Voor opzetten en uitvoeren van benchmarkonderzoek zie: Jansen en Reulen (2009). Voor aanmaken van digital stories zie: Jansen en Van der Linde (2006). 24 Voor self-reflection en peer-reflection zie: Jansen (2007b). 23
75
leerdomein
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteit en aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten verplichte items en relatie met uitstroomprofielen
keuze-items en relatie met uitstroomprofielen
andere gebaseerd werk van Sloterdijk (2005). Daarop is de stelling gebaseerd dat een leefwereld een niet-scherp omgrensd en niet-lineair flexibel systeem is. Overvloeiend in en door elkaar vertakkend en alle kanten opgaand, verschuimend, voortdurend in beweging en zich aanpassend en zowel stoffelijke als onstoffelijke zaken omvattend. De mens is onderling verbonden met zijn leefwereld. Deze vloeibare leefwereld toont, zoals in de antropologie van de opleiding staat beschreven, een verbondenheid die sterk wordt benadrukt door Bateson (2000). Machtsverhoudingen spelen binnen die onderlinge verbondenheid een hele belangrijke rol. Een kritische houding is daarom van belang. Mulderij en Beekman (in Smeyers& Levering, 2005) schrijven over de bedreigde perspectief van het kind en Jansen (2009) vertelt over de leraar als koelie. Het zijn deze gedachten en uitgangspunten die in de praktijk van de eigen leefwereld, de virtuele leefwereld en de verbinding tussen die leefwerelden een belangrijke rol spelen en onderzocht worden. LCK-1, LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-10, LCK-12 en LCK-13
BK-1, BK-5, BK-6, BK-7 en BK-9 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15 en OK-16 PK-3 en PK-4
eigen leefwereld verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ virtuele leefwereld verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ verbinding tussen leefwerelden verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ een student selecteert minimaal twee keuze-items uit onderstaande lijst ouders/professionele opvoeders en multimedia verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ ontwerpen van een digitale leeromgeving verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ akoestische landschappen verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ multilevellearning verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ ideologiekritiek: media geven een beeld van de samenleving verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ pesten en gepest worden verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ uniek zijn en erbij horen verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ de betekenis van agressie verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ wonen in een groep verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ jeugdzorg verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ jeugd, politiek en actualiteit verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ sport en prestatie verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ scholen in een urbane omgeving verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ multiculturele samenleving verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ 76
aanbevolen eindkwalificaties/leefen werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek
aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen
aanwijzingen leerproducten
urbane pedagogiek verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ Operatie Jong verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ EK-1 en EK-4
Bateson, G. (2000). Steps to an Ecology of Mind. Chicago & London: The University of Chicago Press. Jansen, H. (2009). De leraar als koelie. Postmoderne kritische pedagogiek. Proefschrift. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. Macedo, D. & Steinberg, S. (2007). Media Literacy.New York: Peter Lang Publishing. Sloterdijk, P. (2005). Sferen. Amsterdam: Boom. Smeyers, P. & Levering, B. (2005). Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom een paradigma III-, een narratief en/of experimenteel-relfexief onderzoek praktijkopdracht: observeren van de eigen leefwereld en „observeren‟ van een virtuele wereld (bijvoorbeeld in het kader van mulitmediale geletterdheid) het leerdomein leefwereld staat voornamelijk in het teken van het interpretatief begrijpen van de leefwereld van de student zelf en die van anderen; dat kan door binnen onderzoek te kijken naar algemene kenmerken of juist naar de eigenheid van mensen die binnen een specifieke leefwereld leven en waarvan de onderzoeker een eigen verhaal maakt het onderzoek kan op velerlei wijzen uitgevoerd worden, onder andere via gesprekken, verhalen, foto‟s, video‟s, interviews en reportages en eventueel via vragenlijsten het onderzoek kan zowel binnen geïnstitutionaliseerde instellingen (bijvoorbeeld: scholen, woonvoorzieningen, justitiële inrichtingen, bureaus jeugdzorg en bureaus jeugdgezondheidszorg) als binnen nietgeïnstitutionaliseerde (bijvoorbeeld: straat, jeugdbendes en drugsscene) plaats vinden leefwereldonderzoek maakt het mogelijk het bedreigende perspectief van een kind zichtbaar te maken, zoals dit bijvoorbeeld in het werk van Beekman en Mulderij (in Smeyers& Levering, 2005) naar voren komt; of, misschien nog een stap daaraan voorafgaand, te begrijpen hoe de verbinding is tussen het leerdomein leefwereld en de leerdomeinen taalspel (de taal van een kind en de taal van begrijpend onderzoek) en het leerdomein pedagogische sensitiviteit leefwereldonderzoek kan ook het bedreigende perspectief zichtbaar maken van een pedagoog in de praktijk, zoals beschreven door Jansen (2009) werken binnen leerteambijeenkomsten 25
vragen om peer-reflection
op:
presentatie en reflectieverslag eigen leefwereld presentatie onderzoeksverslag met betrekking tot het verslag van de eigen leefwereld een presentatie aan het leerteam met beeld en toelichting een reflectieverslag met: een toelichting op de beelden een verslag over het leerproces gebaseerd op het eigen dagboek (als onderdeel van de persoonlijke leeragenda) feedback van leerteam en opleider/coach op de presentatie en het verslag
25
Voor peer-reflection zie: Jansen (2007b). 77
leeropbrengsten met betrekking tot het onderzoeksverslag
aanwijzingen professionele performance assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
een verslag van de oriëntatiefase een activiteitenkaart met toelichting een audit-trail van de gemaakte keuzes een presentatie aan het leerteam van het onderzoek feedback van leerteam en opleider/coach op de presentatie en het verslag leeropbrengsten een ecologisch pedagoog weet in de praktijk van alledag verbindingen tussen leefwerelden te leggen en weet in te gaan op de heersende machtsverhoudingen vanuit het perspectief van kwetsbare betrokkenen verslag eigen leefwereld 500 woorden onderzoeksverslag 2500 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier leerdomein leefwereld het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het leerdomein leefwereld onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier leerdomein leefwereld reflectieverslagen op de eindkwalificaties EK-1 en EK-4 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het leerdomein leefwereld zijn dit: het beoordelingsformulier leerdomein leefwereld de beoordelingsformulieren van eindkwalificaties EK-1 en EK-4
Leerdomein ‘pedagogische uitdagingen’ APE-MPEDUIT-08 10 EC‟s naam leerdomein korte beschrijving leerdomein
pedagogische uitdagingen In het leerdomein pedagogisch uitdagingen staat het onderzoeken van onderliggende principes, overwegingen, denkkaders in relatie tot de eigen handelingsbekwaamheid als ecologisch pedagoog centraal. Waarom is iets een probleem? En voor wie? Vanuit welk perspectief? Welke alternatieven kunnen aangedragen worden? En wat betekent deze perspectieven en alternatieven voor een ecologisch pedagoog? Binnen het leerdomein pedagogische uitdagingen kan een student kiezen voor het nader kennismaken met verschillende perspectieven rond casuïstiek of een verdieping van een benaderingswijze zoals bijvoorbeeld een oplossingsgerichte benadering, contextuele, systeemgerichte of paradigma III-benadering uitwerken. Aandachtspunten Interactie Interactie neemt binnen pedagogiek een centrale rol in. Een ecologisch pedagoog werkt binnen een context waarin verschillende betrokkenen met verschillende rollen, belangen, overtuigingen, uitgangspunten ten aan zien van opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren een rol spelen. Deze zaken zijn veelal impliciet aanwezig. Binnen het werkveld van jeugdzorg, welzijn en onderwijs kan een student aanlopen tegen situaties die vanuit het perspectief van een betrokkene niet gaan zoals verwacht 78
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteit en aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke
wordt. Het kan dan handelen om een kind dat in zijn ontwikkeling op school belemmerd wordt. Ouders merken dat het binnen de opvoeding van hun kind niet zo gaat zoals ze zouden wensen/willen. Beleidsvorming en beleidsuitwerking verlopen anders dan men voor ogen had. Daarbij oefenen politiek en maatschappelijke ontwikkelingen hun invloed uit op beleidsvorming en beleidsuitwerking, waarbij vaak gewerkt wordt volgens min of meer vaststaande, geïnstitutionaliseerde werkkaders of (denk)modellen. De ecologisch pedagoog vindt zijn pedagogische opgave in een bredere, contextgerichte benadering van uitdagingen in opvoedingsrelaties. Denken en handelen vanuit alternatieve mogelijkheden De klassieke pedagogiek (en met name de orthopedagogiek) heeft zich van oudsher aangesloten bij een psychologisch of een medisch model, dat bijvoorbeeld ontwikkeld is binnen de psychiatrie en uitgewerkt is in DSM. Het medisch model gaat uit van defecten die opgespoord, gediagnosticeerd en behandeld kunnen worden. De behandelingen worden in lijn met de „evidencebased‟ ontwikkelingen in de medische wetenschap steeds meer gestandaardiseerd en geprotocolleerd. Pedagogiek (en alweer: met name de orthopedagogiek) is, enigszins chargerend gezegd, de pedagogiek van de labels en de pillen geworden. Een ecologisch pedagoog zoekt de uitdaging van de mogelijkheden die zich in de verbondenheid van het kind en zijn omgeving voordoen. De nadruk ligt hierbij op de wijze waarop met pedagogische dilemma‟s omgegaan wordt, in plaats van dat een ecologisch pedagoog direct pedagogische problematiek als voor behandeling vatbare individuele problematiek beziet. Er bestaan namelijk benaderingswijzen die zich meer richten op het aanboren van de krachten (energie) bij kinderen, jongeren, ouders en professionele opvoeders. Voorbeelden zijn Levend Leren, postmoderne kritische pedagogiek, paradigma III-perspectieven, oplossingsgericht werken, vraaggericht werken, HGD en HGW en (voor een deel) competentiegericht werken. Kritische instelling In het onderwijs zien we de dominantie van de effectieve scholenbeweging en op het niveau van beleidsontwikkeling de dominantie van managers en bestuurders. We zien daarbij tegengestelde belangen, spanningsvelden tussen wat vanuit de pedagogische inhoud van belang is en wat vanuit efficiency voorop gesteld wordt, verantwoording naar overheden etc. Op welke wijze vindt de student binnen deze complexiteit als ecologisch pedagoog zijn weg? Ondersteuning van professionals Ondersteuning van professionele opvoeders is in beweging. De complexer wordende samenleving, de ontwikkelingen binnen jeugdzorg, welzijn en onderwijs doen een voortdurend beroep op de vaardigheden van professionele opvoeders. Van hen wordt meer en meer verwacht dat zij – naast de ouders – partij zijn in het opvoeden van kinderen en jongeren tot zelfstandige volwassenen. Ecologische pedagogen zijn betrokken bij het professionaliseren van professionals, bijvoorbeeld als coördinator, opleider/coach of docent. zij zoeken naar wegen om op een interactieve manier en vanuit een diep ecologisch perspectief te komen tot menswaardige oplossingen voor opvoedingsproblemen. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-12 en LCK-13
BK-5, BK-6, BK-7, BK-8 en BK-9 OK-11, OK-12, OK-13, OK-14, OK-15 en OK-16 PK-3, PK-4 en PK-11 t/m PK-27
79
kwaliteiten verplichte items en relatie met uitstroomprofielen
een student selecteert minimaal twee verplichte items uit onderstaande lijst met „klassieke‟ benaderingen: het medisch model verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ het expertdenken verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ het managementdenken verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ de effectieve schoolbeweging verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ en uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ het centralistisch denken verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ kindgericht denken verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ DSM IV verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ een student selecteert minimaal twee keuze-items uit onderstaande lijst „alternatieve‟ benaderingen:
keuze-items en relatie met uitstroomprofielen
systeemdenken verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ oplossingsgericht denken en adviseren verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ contextualiteit: het kind in verbondenheid met haar omgeving verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ urbane pedagogiek verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ en uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ vraaggericht werken verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ bevrijdingspedagogiek verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ en uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ verandermanagement verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ interactieve beleidsontwikkeling verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ naast de vier verplichte items (twee maal twee keuzes) kiest een student aanvullend uit dezelfde lijsten keuze-items: het medisch model verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ het expertdenken verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ het managementdenken verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ de effectieve schoolbeweging verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ en uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ het centralistisch denken verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ kindgericht denken verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ DSM IV verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ 80
aanbevolen eindkwalificaties/leefen werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
systeemdenken verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ oplossingsgericht denken en adviseren verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ contextualiteit: het kind in verbondenheid met haar omgeving verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ urbane pedagogiek verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ en uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ vraaggericht werken verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ bevrijdingspedagogiek verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ en uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ verandermanagement verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ interactieve beleidsontwikkeling verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ EK-2 en EK-5
algemeen Smeyers, P. (2001). Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom. ‘klassieke thema’s’ Drenth, P.J.D. (2006). Testtheorie. Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen. Amsterdam: BohnStaffleu Van Loghum. Koster van Groos, G.A.S. (2005). Werken met de DSM-IV. Hulpvragen bij psychiatrische diagnostiek. Amsterdam: Harcourt. ‘alternatieve’ thema’s Bannink, F. (2006). Oplossingsgerichte vragen. Handboek oplossingsgerichte gespreksvoering.xxx: Pearson Assessment and Information. Nabuurs, M. (2007). Basisboek Systeemgericht werken. HB Uitgevers. Prakken, J. & Steege, M. van der (2004). Van tribune naar speelveld. Vraaggericht werken in de praktijk. :NIZW
assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek
aanbevolen werkvormen
paradigma III-onderzoek, actieonderzoek of andere onderzoeksvorm naar keuze praktijkopdracht: verplichte en keuze-items koppelen aan praktijksituaties door bijvoorbeeld te observeren, gesprekken aan te gaan of te participeren het onderzoek kan op velerlei wijzen uitgevoerd worden, onder andere via gesprekken, verhalen, foto‟s, video‟s, interviews en reportages en eventueel via vragenlijsten het onderzoek kan zowel binnen geïnstitutionaliseerde instellingen (bijvoorbeeld: scholen, woonvoorzieningen, justitiële inrichtingen, bureaus jeugdzorg en bureaus jeugdgezondheidszorg) als binnen nietgeïnstitutionaliseerde (bijvoorbeeld: straat, jeugdbendes en drugsscene) plaats vinden een student kiest bij voorkeur voor paradigma III-onderzoek of voor actieonderzoek werken binnen leerteambijeenkomsten
81
aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten
aanwijzingen professionele performance assessments aanwijzingen professionele boekhouding
26
aandacht voor self-reflection en peer-reflection op presentatie van onderzoeksverslag in het onderzoeksverslag besteedt de student aandacht aan: voor de werkcontext relevante pedagogische uitdagingen gebaseerd op een brede, contextrijke, oplossinggerichte benadering van de verplichte en keuze-items de plaatsing van de werkzaamheden van de student in een overzicht van de geschiedenis van de pedagogiek de relevantie van de onderzoekslijn voor het onderzoek feedback van het werkveld een persoonlijke, toekomstgerichte reflectie met betrekking tot ecologische pedagogiek en de gekozen onderzoekslijn de student zoekt naar wegen om op een interactieve manier en vanuit een diep ecologisch perspectief te komen tot menswaardige oplossingen voor opvoedingsproblemen onderzoeksverslag 2500 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier leerdomein pedagogische uitdagingen het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het leerdomein pedagogische uitdagingen onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier leerdomein pedagogische uitdagingen reflectieverslagen op de eindkwalificaties EK-2 en EK-5 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het leerdomein pedagogische uitdagingen zijn dit: het beoordelingsformulier leerdomein pedagogische uitdagingen de beoordelingsformulieren van eindkwalificaties EK-2 en EK-5
Leerdomein ‘pedagogische sensitiviteit’ APE-MPEDSENS-08 10 EC‟s naam leerdomein korte beschrijving leerdomein
26
pedagogische sensitiviteit Uit ons eigen verleden en heden kent en herkent een ieder wel een pedagoog die net die ene snaar wist te raken. Pedagogische sensitiviteit ontstijgt tijd en ruimte en is dat wat tussen mensen ontstaat. Zoals Jansen (2005) zegt: ’… Het leraar-lerende contact is meer dan een interactie, het is een energetische verbinding, een spel van onderlinge betrokkenheid op het toneel van het leven, waarin beiden een rol hebben te vervullen, die van wederzijdse betekenis is. Hierbij gaat het om het beleven van de schoonheid van de interactie met elkaar ...’ (61). Energetische verbinding, beleving van de schoonheid van de interactie, dit alles laat zich moeilijk onder woorden brengen. Mensen voelen aan dat „het goed zit‟ binnen een pedagogische relatie, maar het ontbreekt ons aan taal om dat duidelijk te maken. Pedagogisch sensitief zijn, kun je niet alleen: het is een relationeel aspect. ‘… zijn inschattingsvermogen ten aanzien van wat in een pedagogische relatie nodig en verantwoord is. Kort gezegd: het gaat om het ontwikkelen van zijn gevoel voor pedagogisch juiste keuzes.’ (Jansen, 2005, 55). Oog hebben voor de pedagogisch sensitieve relatie, kunnen genieten van de schoonheid daarvan, in plaats van genieten van de
Voor self-reflection en peer-reflection zie: Jansen (2007b). 82
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten verplichte items en relatie met uitstroomprofielen
keuze-items en relatie met uitstroomprofielen
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
status als hulpverlener, alles wetende en professionele pedagoog, is van belang binnen het leerdomein pedagogische sensitiviteit. Wat heeft een professionele opvoeder, een pedagoog nodig binnen een pedagogisch sensitieve relatie? Wat is verantwoord binnen een pedagogisch sensitieve relatie? Wat vraagt dat van een student? Van zijn kennis? Van zijn waarden en normen? Van zijn gevoel? Pedagogisch sensitief zijn kun je, als gezegd, niet alleen: het is een INTER-relationeel gegeven. Een pedagogisch sensitieve relatie kan alleen tot stand komen als professionele opvoeders zich flexibel kunnen verplaatsen in kinderen en jongeren. Als een leraar leerling kan zijn, een ouder kind kan zijn, een onderzoeker onderzochte kan zijn enzovoort. De posities van betrokkenen binnen een pedagogische relatie liggen voor een deel vast, maar kennen geen kenmerken die in elke situatie gelijk zijn. De inzet van een pedagoog is een pedagoog te zijn die van rol kan wisselen, die niet alles weet, maar die samen oploopt, vanuit de verbinding nadenkt en samen kijkt wat te doen. Die ook lerende durft te blijven, als een beginneling. Vanuit bovenstaande beschrijving wordt duidelijk dat pedagoog zijn niet iets is dat je aflegt als je de deur uit gaat, maar onderdeel is van je totale zijn. Dat houdt in dat een pedagoog een verantwoordelijkheid heeft naar de maatschappij. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-12 en LCK-13 BK-5, BK-6, BK-7, BK-8 en BK-9 OK-11, OK-12, OK-13, OK-14, OK-15 en OK-16 PK-3, PK-4 en PK-11 t/m PK-27 pedagogische relatie en interactie verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ rolwisseling van de opvoeder verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ fysieke en sociale context verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ rationaliteit en intuïtie verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ meervoudige geletterdheid en sensitiviteit verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ aanraken verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ sensitiviteit in cultureel perspectief verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ buurthuiswerk en beleid verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ EK-3 en EK-5
Jansen, H. (2005). Levend leren. Ontwikkeling, onderzoek en ondersteuning binnen het pedagogisch werkveld. Utrecht: Uitgeverij Agiel. Jansen. H., & Linde, R. van der (2006). Vertellend leren. Digital Storytelling binnen Levend Leren. Utrecht: Uitgeverij Agiel. Miedema, S (red.) (1997). Pedagogiek in meervoud. Houten &Diegem: BohnStafleu Van Loghum. Mulderij, K.J. (2005). Blind vertrouwen in eigen kunnen. Kleine antropologie en fenomenologie van het ‘onderwijzen’. In: H. Jansen. Levend leren. Ontwikkeling, onderzoek en ondersteuning binnen het pedagogisch werkveld. Utrecht: Uitgeverij Agiel.
83
assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek
aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen
aanwijzingen leerproducten
Verhofstadt-Deneve, L., Geert, P. van &Vyt, A (2003). Handboek ontwikkelingspsychologie. Grondslagen en theorieën. Houten: BohnStafleu Van Loghum. onderzoekslijn naar keuze het voeren van een socratisch gesprek met het leerteam praktijkopdracht: verplichte en keuze-items koppelen aan praktijksituaties door bijvoorbeeld te observeren, gesprekken aan te gaan of te participeren het onderzoek kan op velerlei wijzen uitgevoerd worden, onder andere via gesprekken, verhalen, foto‟s, video‟s, interviews en reportages en eventueel via vragenlijsten het onderzoek kan zowel binnen geïnstitutionaliseerde instellingen (bijvoorbeeld: scholen, woonvoorzieningen, justitiële inrichtingen, bureaus jeugdzorg en bureaus jeugdgezondheidszorg) als binnen nietgeïnstitutionaliseerde (bijvoorbeeld: straat, jeugdbendes en drugsscene) plaats vinden werken binnen leerteambijeenkomsten 27 aandacht voor self-reflection en peer-reflection op: reflectieverslag eigen pedagogische sensitiviteit presentatie van onderzoeksverslag met betrekking tot het verslag van eigen pedagogische sensitiviteit een presentatie aan het leerteam met beeld en toelichting een reflectieverslag met: een toelichting op de beelden een verslag over het leerproces gebaseerd op het eigen dagboek (als onderdeel van de persoonlijke leeragenda) feedback van leerteam en opleider/coach op de presentatie en het verslag leeropbrengsten met betrekking tot het socratisch gesprek een verslag over de voorbereiding, het gesprek en de reflectie op het gesprek met betrekking tot het onderzoeksverslag
aanwijzingen professionele performance assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
27
een verslag van de oriëntatiefase een activiteitenkaart met toelichting een audit-trail van de gemaakte keuzes (verplichte en keuze-items) een presentatie aan het leerteam van het onderzoek feedback van leerteam en opleider/coach op de presentatie en het verslag leeropbrengsten De student is gericht op ontdekken, ontwikkelen en reflecteren op persoonlijk, theoretisch en professioneel vlak verslag van eigen pedagogische sensitiviteit 500 woorden onderzoeksverslag 2500 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier leerdomein pedagogische sensitiviteit het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het leerdomein pedagogische sensitiviteit onderdelen uit het
Voor self-reflection en peer-reflection zie: Jansen (2007b). 84
monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier leerdomein pedagogische sensitiviteit reflectieverslagen op de eindkwalificaties EK-3 en EK-5 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het leerdomein pedagogische sensitiviteit zijn dit: het beoordelingsformulier leerdomein pedagogische sensitiviteit de beoordelingsformulieren van eindkwalificaties EK-3 en EK-5 Leerdomein ‘pedagogisch taalspel’ APE-MPEDTAAL-08 10 EC‟s naam leerdomein korte beschrijving leerdomein
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteit en aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten verplichte items en relatie met uitstroomprofielen
keuze-items en relatie met uitstroomprofielen
pedagogisch taalspel Van oudsher is er sprake van een kruisbestuiving tussen pedagogiek en filosofie. En voor wie er vandaag de dag oog voor heeft: deze kruisbestuiving is nog altijd mogelijk. Daarom neemt binnen de opleiding de relatie tussen ecologische pedagogiek en filosofie een belangrijke plaats in. Het doel is om de filosofie vruchtbaar te maken voor de ecologische pedagogiek. En het begrip „taalspel‟ speelt hierbij een belangrijke rol. Binnen het leerdomein pedagogisch taalspel ligt het accent op bezinning of (radicaal kritische) reflectie. Er wordt onderzoek gedaan naar een bepaald (actueel) thema of probleem op het gebied van het pedagogisch taalspel en een verbinding gezocht tussen de filosofische reflectie en bezinning en verdere ontwikkeling op persoonlijk, theoretisch en professioneel vlak. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-10, LCK-12 en LCK-13
BK-5, BK-6, BK-9 en BK-12 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15 en OK-16 PK-3 en PK-4
geschiedenis van de filosofie verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ systematiek van de filosofie verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ speel/werkvormen filosofie verbinding met uitstroomprofiel „advies en begeleiding‟ wetenschapsfilosofie verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ ethiek verbinding met uitstroomprofiel „diagnostiek en behandeling‟ sociale en politieke filosofie verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ esthetica/filosofie van kunst en cultuur verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ filosoferen met kinderen verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ filosofie en bedrijf verbinding met uitstroomprofiel „management en beleid‟ multimedia verbinding met uitstroomprofiel „opleiding en onderwijs‟ niet-westerse filosofie verbinding met uitstroomprofiel
85
aanbevolen eindkwalificaties/leefen werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek
aanbevolen werkvormen
aanwijzingen leerprocessen
aanwijzingen leerproducten aanwijzingen professionele performance assessments aanwijzingen professionele boekhouding
„management en beleid‟ EK-2 en EK-5
Bor, J. &Petersma, E. (red.) &Kingma, J. (beeldred.) (2000). De verbeelding van het denken. Geïllustreerde geschiedenis van de westerse en oosterse filosofie. Amsterdam & Antwerpen: Contact. Delfgaauw, B. & Peperstraten, F. van (2000). Beknopte geschiedenis van de wijsbegeerte. Van Thales tot Lyotard. Kampen: Kok Agora & Kapellen: DNB/Pelckmans. Descombes, V. (2001). Modern French Philosophy. Cambridge: Cambridge University Press. Solomon, R.C. (2001). Filosofie. Het plezier van het denken. Rotterdam: Lemniscaat. Wouters, P. (2004). Denkgereedschap. Een filosofische onderhoudsbeurt. Rotterdam: Lemniscaat. uitvoeren van een paradigma III-onderzoek of een reflexief-experimenteel onderzoek praktijkopdracht: verplichte en keuze-items koppelen aan praktijksituaties door bijvoorbeeld te observeren, gesprekken aan te gaan of te participeren de algemene vormgeving van het onderzoek verloopt steeds volgens een drietrapsbeweging, namelijk vanuit een concrete pedagogische vraag of problematiek naar een filosofische reflectie en/of bezinning en vervolgens een terugkoppeling naar het oorspronkelijke vertrekpunt deelnemen aan de werkplaatsdagen filosofie het deelnemen aan de werkplaatsdagen filosofie is niet verplicht, maar wordt sterk aanbevolen een student of een leerteam kan alternatieven aandragen voor het volgen van werkplaatsdagen en in overleg met zijn/hun opleider/coach andere keuzes maken 28 aandacht voor self-reflection en peer-reflection op: bijdrage aan het theoretisch onderzoek in leerteamverband het inzetten van minimaal een speel/werkvorm bijdrage aan het praktijkonderzoek en de presentatie ervan in leerteamverband samenstellen van een onderzoeksverslag filosofische reflectie en bezinning op het handelen op persoonlijk, theoretisch en professioneel vlak onderzoeksverslag 3000 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier leerdomein pedagogisch taalspel het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het leerdomein pedagogisch taalspel onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier leerdomein pedagogisch taalspel reflectieverslagen op de eindkwalificaties EK-2 en EK-5 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het leerdomein pedagogisch taalspel zijn dit:
28
Voor self-reflection en peer-reflection zie: Jansen (2007b). 86
het beoordelingsformulier leerdomein pedagogisch taalspel de beoordelingsformulieren van eindkwalificaties EK-2 en EK-5
Integratie leerdomeinen Na het onderzoeken van de leerdomeinen moet de kennis die ontwikkeld is geïntegreerd worden. De masteropleiding ecologische pedagogiek (en het daarbij behorende leerlandschap) bestaat namelijk niet uit een verzameling losse leerdomeinen en specialisaties, maar vormt een complexe totaliteit, waarvan de onderdelen op verschillende manieren geschakeld kunnen worden. De integratie van de leerdomeinen (en specialisaties) is een activiteit die in ieder geval terugkomt in het in het eindportfolio op te nemen eindessay (zie hiervoor beschrijving portfolio‟s). Specialisaties. APE-MUPMB-08 APE-MUPOB-08 APE-MUPDH-08 APE-MUPAB-08 APE-MUPPMP-10 APE-MUPAV-08 Inleiding De opleiding kent zes specialisaties welke vorm worden gegeven in de specialisaties: specialisatie „management en beleid‟ specialisatie „advies en begeleiding‟ specialisatie „diagnostiek en hulpverlening‟ specialisatie „opleiden en begeleiden‟ specialisatie „media in pedagogiek‟ specialisatie „algemene variant‟ De beschrijving van de specialisaties heeft in grote mate eenzelfde indeling als die van de leerdomeinbeschrijvingen. Deze vorm van beschrijven zou het idee kunnen opwekken dat de leertrajecten binnen de opleiding lineair van karakter zijn, wat tegenstrijdig is met de antropologie van de opleiding, die zich kenmerkt door verbondenheid, meerstemmigheid, streven naar machtsgelijkheid, differentiedenken en niet-westerse denktradities. In de praktijk betekent dit dat studenten zelf kunnen bepalen op welk moment in hun leertraject ze zich gaan richten op het gekozen specialisatie en hoe ze daar vorm en inhoud aan geven. De beschrijving van ieder specialisatie vormt een richtlijn waarlangs een student zich kan specialiseren. Een aantal gemeenschappelijke kenmerken van specialisaties zijn in de beschrijvingen van ieder specialisatie terug te vinden, waarvan de meest pregnante de koppeling met eindkwalificatie 7 (EK-7) is: leiding geven aan projecten waarin complexe problemen worden opgelost of innovaties worden voorbereid of worden geïmplementeerd. Het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren. Voor een leerdomein zijn dit: het beoordelingsformulier van het betreffende leerdomein de beoordelingsformulieren van de eindkwalificatie EK-7 en/of van de (andere) eindkwalificaties waaraan gewerkt is. Studielast- en contacttijd Leerdomeinen en Specialisatie Totaal 10 EC‟s-studiepunten Studielasten contacttijd Het domein heeft een omvang van 10 EC‟s-studiepunten (280 uur) en wordt in de regel in een periode van 10 weken afgerond.
87
De volgende activiteiten en onderwijsvormen kunnen binnen deze ruimte worden gepland: Leerteambijeenkomsten : wekelijkse bijeenkomst van 2 uur. Totaal 10 bijeenkomsten a 2 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Studielast: 28 uur = 1 EC studiepunt. Werkplaatsdagen : leerdomeinen; bijeenkomsten conform rooster in studiegids (Studiegids 2011-2012 bijlage 1 te weten bijeenkomsten filosofie; pedagogiek en onderzoeksdesign): per onderdeel 6 bijeenkomsten ten behoeve van de leerdomeinen. In oktober 2011 bijeenkomsten en internationaal Congres 29 Critical and Ecological Pedagogy. Dit wil zeggen 18 bijeenkomsten à 3 uur = 54 uur x 3 = 162 uur voor 5 leerdomeinen= 1 EC-studiepunt per leerdomein. Internationale week a 22 uur ofwel 1 EC-studiepunt per leerdomein. Totaal voor elk leerdomein:2 EC-Studiepunten. Specialisaties: bijeenkomsten conform rooster in studiegids (Studiegids 2011-2012 bijlage 1 te weten Specialisatie en Specialisatie atelier): 5 bijeenkomsten t.b.v de specialisatie. In oktober 2011 bijeenkomsten en internationaal Congres Critical and Ecological Pedagogy. Dit wil zeggen 5 bijeenkomsten a 3 uur = 15 uur x 2 = 30 uur en Internationale week a 22 uur ofwel 52 uur totaal. Optioneel: masterclasses, leeronderzoeksgroepen. Studielast: 28 uur = 2 EC-studiepunt. Kwaliteitskringen waarin presentatie van het afgeronde onderdeel: 1 bijeenkomst per onderdeel. Bijeenkomst van 4 uur. Het beschrijven van een procesverslag en reflectieverslag door elke deelnemende student van 3 pagina‟s. Studielast: 6 uur. Lezen en becommentariëren van de papers / werkstukken gemaakt door de leden van het leerteam (kritische reflectie). Tijd: 14 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Totale studielast = 20 + 8 uur =1 EC-studiepunt. Praxis: Het schrijven van paper/ werkstuk van 15 pagina‟s door elke deelnemende student (waaronder een eerste activiteitenkaart) waarin een verbinding wordt gelegd tussen een werkplek en relevante literatuur. Een paper van 15 pagina‟s impliceert dat er 306 pagina‟s worden gelezen, hetgeen gelijk staat aan 2 EC‟sstudiepunten (56 uur maal 6 pagina‟s per uur). Onder „lezen‟ wordt inbegrepen het vinden van het materiaal, het bestuderen ervan, het schrijven van een concepttekst en de revisie van deze tekst. Studielast= 3 EC‟s– studiepunten. Het schrijven van paper/ werkstuk van 15 pagina‟s door elke deelnemende student (waaronder een eerste activiteitenkaart). Studielast = 30 uur = 1 EC-studielast Een paper van 15 pagina‟s impliceert dat er 306 pagina‟s worden gelezen, hetgeen gelijk staat aan 2 EC‟s-studiepunten (56 uur maal 6 pagina‟s per uur). Onder „lezen‟ wordt inbegrepen het vinden van het materiaal, het bestuderen ervan, het schrijven van een concepttekst en de revisie van deze tekst. Studielast= 3 EC‟s–studiepunten. NB. het is mogelijk beide papers te integreren. 30 Totaal studielast: 1 + 2 +1 + 3 + 3= 10 EC‟s-studiepunten.
1 Specialisatie ‘management en beleid’ APE-MUPMB-08 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie
29 30
management en beleid Management en beleid is een verschijnsel, dat we binnen „elke‟ werksoort terug zien, zowel „te pas‟ als te „onpas‟. Niet alleen op het zogenaamde managementniveau en vanuit managementdirectieven, maar ook vanuit een ecologische perspectief, bijvoorbeeld in een klas, in interactie met jongeren en in overleg met de buurt en buurtorganisaties, kortom in de dagelijkse praktijk van alledag. In de specialisatie management en beleid wordt door een student vanuit verschillende perspectieven in overleg met zijn opleider/coach en het werkveld vorm gegeven aan de uitwerkmogelijkheden.
In verband met uit te voeren opdrachten is hier de factor 3 van toepassing
Uitgangspunten Een master student moet in staat worden geacht 6 pagina‟s literatuur per uur te bestuderen en te reproduceren in de vorm van een paper / werkstuk. Een EC-studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. Voor één uur contacttijd (kwaliteitskring, leerteam, werkplaatsdag) dienen twee belastingsuren te worden gerekend; het tweede uur is noodzakelijk ter voorbereiding en/of ter bestudering.. Voor het schrijven van één pagina van een paper of werkstuk / scriptie wordt als norm gebruikt dat hiervoor 2 uur studielast per pagina.
88
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten aanwijzingen professionele performance assessments
LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-11 en LCK-13 BK-5, BK-6 en BK-8 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3, PK-4, PK-12, PK-20, PK-24 en PK-26 voor specialisatieonderzoek één perspectief kiezen en daarbinnen het verplichte item en twee keuze-items uitwerken perspectieven: verplicht item: keuze-items: macht en management macht macht, kennis en consumers volgensFoucault society macht en seksualiteit macht en onderdrukking antiautoritaire opvoeding managementtheorieën management volgens management volgens Aygiris en managementgoeroes Boje management volgens De Bono management volgens Covey management volgens Fullan management volgens De Liefde management volgens Mintzberg management volgens Senge management, chaos en chaos en netwerk-management complexiteitstheorie complexiteitstheorie transformatie in organisaties volgens Cilliers inspirerend leiderschap personeels-management EK-7
Boje, D.M. (2001). Narrative Methods for Organizational & Communication Research. London, Thousand Oaks & New Delhi: Sage Publications. Cilliers, P. (1998). Complexity & Postmodernism. Understanding complex systems. London & New York: Routledge. Foucault, M. (1989). Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis. Groningen: HistorischeUitgeverij Groningen. Morgan, G. (2006). Images of Organization. Thousand Oaks, London & New Delhi: Sage Publications. Wheatley, M.J. (2006). Leadership and the New Science. Discovering order in a Chaotic World. San Francisco: Berrett-Koehler Publishers, Inc. literatuuronderzoek paradigma III-onderzoek of actieonderzoek praktijkopdracht: perspectieven koppelen aan praktijksituaties door bijvoorbeeld te observeren, gesprekken aan te gaan of te participeren paradigma III-onderzoek of actieonderzoek gekoppeld aan een (werk)situatie waar de student de mogelijkheid heeft om een verandering door te voeren werkplaatsdagen specialisatie management en beleid leesclub literatuuronderzoek participatie van betrokkenen stimuleren aandacht voor verbondenheid, meerstemmigheid en complexiteit samenstellen van een onderzoeksverslag een verandering op democratische wijze invoeren in de praktijk onderzoeksverslag minimaal 3000 woorden, maximaal 6000 woorden 89
aanwijzingen professionele boekhouding
kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie management en beleid het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie management en beleid onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie management en beleid reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie management en beleid zijn dit:
aanwijzingen intervisie
aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling
het beoordelingsformulier specialisatie management en beleid het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 Intervisiemogelijkheden binnen de opleiding: werkplaatsdagen „specialisatie‟ kwaliteitskring bijeenkomsten bijeenkomsten eigen leerteam samenstellen tijdelijk leerteam Intervisiemogelijkheden buiten de opleiding: samenstellen intervisiegroep velddeskundigen Oriëntatie op specialisaties Onderzoeken van eigen voorkeur en kunde: „zelfconfrontatie‟
2 Specialisatie ‘advies en begeleiding’ APE-MUPAB-08 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven
advies en begeleiding Binnen de specialisatie advies en begeleiding komen concepten aan de orde, die ook terug te vinden zijn in andere specialisaties. Studenten die zich voor de specialisatie advies en begeleiding kiezen, doen dit vanuit het perspectief advies en begeleiding. Een student werkt in een klantgerichte context met opdrachtgevers en opdrachtnemers. De adviseur en/of begeleider werkt vanuit zijn vakdiscipline als ecologisch pedagoog. Het beroepenveld van de ecologische pedagoog is zeer divers. Er wordt binnen uiteenlopende contexten gewerkt kunnen worden: in educatieve settings, in socialworksettings en daarbij zowel op uitvoerend, als op organisatorisch en beleidsniveau. Binnen de specialisatie advies en begeleiding wordt er vooral gewerkt aan de hand van casussen. Inbreng van de deelnemers (casussen, voorbeelden, vragen en problemen) is noodzakelijk. Vier werkplaatsdagen staan binnen de specialisatie advies en begeleiding centraal. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-11 en LCK-13 BK-5, BK-6 en BK-8 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3, PK-4, PK-12, PK-20, PK-24 en PK-26 voor specialisatieonderzoek één perspectief kiezen en daarbinnen het verplichte item en twee keuze-items uitwerken perspectieven: verplicht item: keuze-items: de adviseur/ de mens als verhaal ik- en wij-cultuur begeleider is creatief denken authentiek leef- en werkkwaliteiten
90
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments
werk/stagecontacten en praktijkopdrachten
de adviseur/ begeleider is pedagogisch sensitief
de organisatie als verhaal
de adviseur/ begeleider is politiek sensitief
advies en macht
identiteit en identiteitsontwikkeling functioneren in sociale verbanden inclusief denken organisatiecultuur diversiteit de rol als adviseur opzetten van een begeleidingsplan responsief evalueren de veranderende organisatie
EK-7
Bateson, G. (2000). Steps to an Ecology of Mind. Chicago & London: The University of Chicago Press. Coenen, B. (2005). Humanisering van begeleiding. Soest: Nelissen. Endt-Meijling, M. van (2007). Met nieuwe ogen. Werkboek voor de ontwikkeling van een transculturele attitude. Bussum: Uitgeverij Coutinho bv. Galenkamp, H. & Vollenhoven, M. (2003). Als scholen een gezicht krijgen. De cultuur als voedingsbodem voor een lerende organisatie. Amersfoort: CPS. Schein, E.H. (2005). Procesadvisering. Over de ondersteunende rol van de adviseur en het opbouwen van samenwerking tussen adviseur en cliënt. Dordrecht:Academic Service. paradigma III-onderzoek of actieonderzoek gekoppeld aan een (werk)situatie waarin de student de gelegenheid heeft om advies c.q. begeleidingsactiviteiten te ontplooien praktijkopdracht: verhalen verzamelen in de praktijk en deze verhalen inbrengen als casus voor het opzetten van een adviesbureau het werken binnen een adviesbureau vormt de rode draad tijdens de werkplaatsdagen voorbeelden van werkcontexten zijn: preventie gezinswerk casemanagement educatieve settings als scholen e.d. inrichtingen, instellingen en overheden rondom jeugd en gezin justitiële inrichtingen recreatie en cultuur In deze contexten komen taken terug als: het adviseren en begeleiden van (mede)opvoeders, extern en intern analyseren van pedagogische situaties hulpverlenings- en handelingsplannen opzetten uitvoeren en coördineren van (leerling)begeleiding coördineren van zorg ontwikkelen van beleid en methodieken voorlichting geven aan (mede)opvoeders en jeugdigen / jongeren preventie verrichten leiding geven 91
aanwijzingen onderzoek
training geven (extern en in-service) opvoedingsvoorlichting pedagogische begeleiding binnen de specialisatie advies en begeleiding werken studenten in een voor de gelegenheid samengestelde adviesbureaus, rond een door henzelf ingebrachte casus aan de hand van een casus wordt het werk van de (proces)adviseur verduidelijkt fase 1: verkenning en diagnose fase 2: opstellen van (handelings)plannen opgesteld en uitvoeren van interventies gepleegd fase 3: terugblikken: wat heeft gewerkt? wat niet? hoe moet het een volgende keer gaan?
aanbevolen werkvormen
aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten aanwijzingen professionele performance assessments aanwijzingen professionele boekhouding
studenten brengen een advies uit met betrekking tot hun casus; dat advies maakt onderdeel uit van het onderzoeksverslag. deelnemen aan werkplaatsdagen specialisatie advies en begeleiding, waarin onderwerpen aan bod komen als: de rol van adviseur/begeleider do‟s en don‟ts van een adviseur/begeleider de verbinding tussen de specialisatie advies en begeleiding en ecologische pedagogiek oefenen van communicatieve vaardigheden tijdens werkplaatsdagen samenstellen van een onderzoeksverslag overdenken van het eigenaarschap van een advies- en begeleidingstraject onderzoeksverslag minimaal 3000 woorden, maximaal 6000 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie advies en begeleiding het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie advies en begeleiding onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie advies en begeleiding reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie advies en begeleiding zijn dit:
aanwijzingen intervisie
aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling
het beoordelingsformulier specialisatie advies en begeleiding het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 Intervisiemogelijkheden binnen de opleiding: werkplaatsdagen „specialisatie‟ kwaliteitskring bijeenkomsten bijeenkomsten eigen leerteam samenstellen tijdelijk leerteam Intervisiemogelijkheden buiten de opleiding: samenstellen intervisiegroep velddeskundigen Oriëntatie op specialisaties Onderzoeken van eigen voorkeur en kunde: „zelfconfrontatie‟
92
3 Specialisatie ‘diagnostiek en hulpverlening’ APE-MUPDH-08 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie
diagnostiek en hulpverlening In de specialisatie diagnostiek en hulpverlening verschuift het „algemene‟ accent binnen het pedagogisch werkveld zich in de richting van een zorg en onderwijs setting waarin diagnostiek, behandeling en hulpverlening een kernrol spelen. De onderstaande uitwerking en inrichting van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening verhindert niet dat een student in overleg met zijn eigen opleider/coach met argumenten kiest voor een andere inrichting van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening. Er staat een studielast van 10 EC‟svoor een specialisatie. De eigen opleider/coach blijft in samenspraak met de student verantwoordelijk voor de toekenning van deze studiepunten. De opleiders/coaches die de bijeenkomsten van een specialisatie verzorgen, adviseren desgewenst de opleider/coach van de student over het professionele gehalte en de masterwaardigheid van de door de student uitgevoerde assignments. Aandachtspunten:
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven
kinderpsychiatrische, medische en ontwikkelings- en/of neuropsychologische diagnosegroepen, zoals gebruikt in classificatiesystemen als DSM-IV-TR, ICIDH en ICF; traditionele pedadiagnostiek, zoals klinisch pedagogisch onderzoek, ontwikkelingspsychologisch onderzoek en handelingsgerichte diagnostiek invloed van overheidsbeleid en instellingsbeleid op het werken in een diagnostische en hulpverleningssetting en de beïnvloeding van overheidsbeleid en instellingsbeleid door de pedagoog werkzaam in een diagnostische en hulpverleningssetting directe behandeling en hulpverlening: methodieken indirecte behandeling en hulpverlening: methodieken LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-11, LCK-12 en LCK-13 BK-5, BK-6, BK-8 en BK-9 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3 en PK-4 voor specialisatieonderzoek één perspectief kiezen en daarbinnen het verplichte item en twee keuze-items uitwerken perspectieven: verplicht item: keuze-items: de ecologische de theoretische ontwikkelingen binnen de pedagoog als achtergronden van de pedagogische en diagnosticus traditionele diagnostiek van psychologische classificatiesystemen diagnostiek na de gebaseerd op taxonomieën en Tweede Wereldoorlog de daarbij behorende diagnostische diagnosegroepen instrumenten de ecologische de basale ingrediënten en de betekenis van basale pedagoog binnen principes van directe ingrediënten en principes directe behandelings- en van directe behandeling en hulpverleningsmethodieken behandelings- en en de verhouding tussen hulpverlening hulpverleningsecologische pedagogiek en methodieken voor de directe behandeling en behandelaar en/of hulpverlening hulpverlener de zin/onzin van het
93
de ecologische pedagoog binnen indirecte behandeling en hulpverlening
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments
werk/stagecontacten en praktijkopdrachten
aanwijzingen onderzoek aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten
de verhouding tussen ecologische pedagogiek en indirecte behandeling en hulpverlening
onderscheid in diagnostiek en hulpverlening de basale ingrediënten en principes van indirecte behandelings- en hulpverleningsmethodieken de betekenis van basale ingrediënten en principes van indirecte behandelings- en hulpverleningsmethodieken voor de behandelaar en/of hulpverlener
EK-7
Bateson, G. (2000). Steps to an Ecology of Mind. Chicago & London: The University of Chicago Press. Rinogroep (2009). Programmaboek Opleiding en Nascholing 2009/2010. Opgehaald 30 juli 2009 op http://www.rinogroep.nl/?pageID=60. Vereniging O&A (2009). Cursusaanbod seizoen 2009/2010 Opgehaald 30 juli 2009 op http://www.o-a.nl/ind_cursus.asp?m=24. Postacademisch onderwijs (2009). GITP-PAO Cursussen, thema kinderen en jeugd. Opgehaald op 11 augustus 2009 op http://www.pao.nl iedere werkplaatsbijeenkomst van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening kent een eigen assignment elk assignment moet na de betreffende werkplaatsbijeenkomst uitgewerkt worden vast onderdeel van ieder assignment is de vraag aan de student om positie te kiezen ten aanzien van diagnostiek en hulpverlening, alsmede te reflecteren op de betekenis van diagnostiek en hulpverlening vanuit een ecologisch pedagogisch perspectief formeel bestaat de studielast in het uitvoeren van de vier assignments de student vraagt feedback op zijn onderzoeksactiviteiten aan zijn medestudenten van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening en van zijn eigen leerteam, aan vertegenwoordigers uit het werkveld, waaronder minstens één diagnosticus en één behandelaar/hulpverlener en aan zijn eigen opleider/coach het eindassessment van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening bestaat uit de bundeling van de assignments met een verbindend reflectieverslag in het reflectieverslag neemt de student positie in met betrekking tot diagnostiek en hulpverlening en maakt hij een koppeling met zijn eigen of toekomstige werkplek de assignments van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening bestaan uit het bestuderen van literatuur, het schrijven van essays, verslaggeving van gesprekken en/of interviews met diagnostici en behandelaars uit het eigen werkveld en uit een werkveld waar de student zelf niet werkzaam in is en zo mogelijk praktische arbeid in het werkveld. paradigma III- en/of reflexief onderzoek binnen met het werkveld deelname aan de werkplaatsdagen van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening bespreken en uitwisselen van casuïstiek tijdens de werkplaatsdagen het eindassessment van de specialisatie diagnostiek en hulpverlening bestaat uit de bundeling van de assignments met een verbindend reflectieverslag
94
aanwijzingen professionele performance assessments
in het reflectieverslag neemt de student positie in met betrekking tot diagnostiek en hulpverlening en maakt hij een koppeling met zijn eigen of toekomstige werkplek de student wordt uitgedaagd om de ecologische pedagogiek te positioneren ten opzichte van de traditionele diagnostiek en tot een eigen positiebepaling te komen uitwerking van vier assignments presentatie van een van de assignments een reflectieverslag met: feedback van medestudenten en opleider/coach op de het reflectieverslag leeropbrengsten samenstellen van een onderzoeksverslag (bundeling van vier assignments) onderzoeksverslag minimaal 3000 woorden, maximaal 6000 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie diagnostiek en hulpverlening reflectieverslag waarin positie wordt ingenomen met betrekking tot diagnostiek en hulpverlening (professionele performance)
aanwijzingen professionele boekhouding
reflectieverslag 500 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie diagnostiek en hulpverlening het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie diagnostiek en hulpverlening onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie diagnostiek en hulpverlening reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie diagnostiek en hulpverlening zijn dit:
aanwijzingen intervisie
het beoordelingsformulier specialisatie diagnostiek en hulpverlening het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 Intervisiemogelijkheden binnen de opleiding: werkplaatsdagen „specialisatie‟ kwaliteitskring bijeenkomsten bijeenkomsten eigen leerteam samenstellen tijdelijk leerteam Intervisiemogelijkheden buiten de opleiding: samenstellen intervisiegroep velddeskundigen Oriëntatie op specialisaties Onderzoeken van eigen voorkeur en kunde: „zelfconfrontatie‟
aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling . 4 Specialisatie ‘’ Opleiden en begeleiden” APE-MUPOB-08 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie
De specialisatie richt zich vanuit een HRD-perspectief op drie varianten binnen verschillende pedagogische werkvelden: opleider: ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van opleiden binnen onderwijssettingen (VO, MBO en HBO)
95
trainer: verzorgen van interne- en externe trainingen (studiedagen, workshops) coach: begeleiden van individuen en teams waarbij leren en ontwikkelen centraal staan In deze beroepsrollen wordt bijgedragen aan: het faciliteren van verbeteringen, veranderingen en vernieuwingen van pedagogische contexten het verbreden van mogelijkheden van kinderen en jongeren om te leren en zich te ontwikkelen het ontwikkelen, delen en gebruiken van kennis in pedagogische contexten het emanciperen (in de zin van vrij maken) van betrokkenen in pedagogische contexten De specialisatie maakt het mogelijk: opleiden en begeleiden in een maatschappelijke context te plaatsen kritisch na te denken en op basis van kennis te kunnen oordelen veranderingsvoorstellen te formuleren de functionaliteit of betrekkelijkheid van opleiden en begeleiden te onderzoeken andere invalshoeken rond praktijkrelevant opleiden en onderwijs te kiezen te komen tot een integrale benadering en een organische samenhang te ontdekken
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven
In de specialisatie vervult een kritisch ecologische pedagoog de rol van opleider, coach en trainer vanuit een gevoel van verbondenheid. Hij signaleert machtsongelijkheid, verschillen tussen mensen en verhalen en complexiteit van situaties. LCK-7, LCK-8, LCK-9, LCK-11 en LCK-13 BK-5, BK-6, BK-7, BK-8 en BK-9 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3, PK-4, PK-12, PK-20, PK-24 en PK-26 voor specialisatieonderzoek één perspectief kiezen en daarbinnen het verplichte item en twee keuze-items uitwerken perspectieven: verplicht item: keuze-items: microniveau persoonlijke en omgaan met leerblokkades collectieve ontwikkelen van leergeschiedenissen leertrajecten voor individuele werknemers ontwikkelen van leertrajecten voor teams coachen van mensen vanuit hun kracht of verlangen evalueren van mesoniveau begeleiden van organisatiecultuur en onderzoekend leren leerklimaat van groepen van sociaal-constructivisme als professionals perspectief om te kijken naar binnen de eigen leerprocessen in leefwereld organisaties macroniveau invalshoeken en opleiden, begeleiden en keuzes bij het opleiden, onderwijs vanuit: begeleiden en
96
onderwijs binnen organisaties
Levend Leren (Jansen, 2005) self-directedlearning, codirectedlearning, free-agent learning en leren voor de toekomst (Jansen, 2007) human resource development adviseren bij opleidingsvraagstukken
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur
assignments
EK-7
Argyris, C. (1990). Overcoming Organizational Defenses. Facilitating Organizational Learning. Boston: Allyn and Bacon Guba, E.G. & Lincoln, Y.S. (1989). Fourth Generation Evaluation. Newbury Park, London & New Delhi: Sage Publications Jansen, H. (2005). Levend Leren. Ontwikkeling, onderzoek en ondersteuning binnen het pedagogisch werkveld. Utrecht: Uitgeverij Agiel. Jansen, H. (2007). Van TDL naar SDL en CDL binnen opleidingen. Van teacher-directed learning naar self-directed learning en co-directed learning. Utrecht: Uitgeverij Agiel. Kessels, J.W.M. (2001). Learning in Organizations. A corporate curriculum for the knowledge economy. In: Futures, 33, 479-506. onderzoek naar de verbinding tussen de beroepsrol en: persoonlijke en collectieve leergeschiedenissen begeleiden van onderzoekend leren van groepen van professionals binnen de eigen leefwereld invalshoeken en keuzes bij opleiden, begeleiden en onderwijs binnen organisaties
werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek
in deze verbindingen spelen de waarden en normen die een student uitdraagt een rol in zijn ontwikkeling tot kritisch ecologisch pedagoog praktijkopdracht: perspectieven koppelen aan praktijksituaties door bijvoorbeeld te observeren, gesprekken aan te gaan of te participeren paradigma III-onderzoek of actieonderzoek in een (werk)situatie waarin de student de mogelijkheid heeft om in de praktijk een individu of een groep op te leiden en/of te begeleiden onderzoek naar verbinding tussen beroepsrol en:
aanwijzingen leerproducten
persoonlijke en collectieve leergeschiedenissen begeleiden van onderzoekend leren van groepen van professionals binnen de eigen leefwereld invalshoeken en keuzes bij opleiden, begeleiden en onderwijs binnen organisaties deelname aan werkplaatsdagen van de specialisatie opleiden en begeleiden aandacht voor self-feedback, peer-feedback, werkveld-feedback, self-reflection 31 en peer-reflection samenstellen van
aanwijzingen professionele
een onderzoeksverslag; een digital story (DST) of beeldverslag aandacht voor reflexief handelen en vragen om feedback
aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen
31
Voor self-feedback, peer-feedback, self-reflection en peer-reflection zie: Jansen (2007b). 97
performance assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
samenstellen van minimaal één leerproduct onderzoeksverslag minimaal 3000 woorden, maximaal 6000 woorden kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie opleiden en begeleiden het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie opleiden en begeleiden onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie opleiden en begeleiden reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie opleiden en begeleiden zijn dit:
aanwijzingen intervisie
aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling
het beoordelingsformulier specialisatie opleiden en begeleiden het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 Intervisiemogelijkheden binnen de opleiding: werkplaatsdagen „specialisatie‟ kwaliteitskring bijeenkomsten bijeenkomsten eigen leerteam samenstellen tijdelijk leerteam Intervisiemogelijkheden buiten de opleiding: samenstellen intervisiegroep velddeskundigen Oriëntatie op specialisaties Onderzoeken van eigen voorkeur en kunde: „zelfconfrontatie‟
5. Specialisatie ‘media in de pedagogiek’ APE-MUPPMP-10 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven
Media in de pedagogiek Over mediabewustzijn in pedagogische actie: Een professionele attitude waarbij multimedia (audiovisuele media, internet faciliteiten) praktisch en analytisch worden ingezet om het pedagogische proces te intensiveren. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-11, LCK-12 en LCK-13 BK-5, BK-6, BK-7, BK-8 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21 en OK-23 PK-3, PK-4, PK-12, PK-20, PK-24 en PK-26 voor specialisatieonderzoek één perspectief kiezen en daarbinnen het verplichte item en twee keuze-items uitwerken perspectieven: verplicht item: keuze-items: 1. Persoonlijke Onderzoek en praktische n.t.b. multimediale oefeningen: Semiologie taalontwikkeling; en postmoderne passieve en actieve uitwerkingen; genre, stijl multimediale en betekenis. (Incl. taalvaardigheid interactiviteit.) 2. Mediale oriëntatie op Onderzoek en praktische n.t.b. de 'eigen' woon- en oefeningen: Reportage, leefomgeving reconstructie, discussie, participatie. Tools en
98
betekenissen. n.t.b. Digital storytelling. Het creatieve proces; Creative Commons; Massamediamedia vs. persoonlijke media; Tools en betekenissen. n.t.b. Mediale oriëntatie op de (Serious) gaming; virtuele leefwereld bouwen van (eigen productie / prototype) en bewegen (meespelen, participeren) in virtuele werelden. n.t.b. Mediale oriëntatie op Wisselwerking tussen 'de globalisering en politiek-pedagogische mondiaal bewustzijn beleid' en 'de media'. Nieuwe grensoverschrijdende publicatievormen (internet). Mediawijsheid: Persoonlijke multimediale taalvaardigheid; analytisch (visuele analyse) en actief (audiovisuele reportage, multimediale en crossmediale productie); Mediakritiek en Pedagogische Toepassing: Praktische en ideologiekritische toepassing van media in de pedagogische beroepspraktijk, gericht op „creatieve en culturele actie‟. Ziebijlage literatuuronderzoek paradigma III-onderzoek of actieonderzoek praktijkopdracht: perspectieven koppelen aan praktijksituaties door het opzetten van een project waarbij leerlingen/deelnemers zelf media gebruiken (thematisch uitgangspunt; reportage, analyse, produktie follow-up, participatie: feedback, verwerking van 'reacties'.) Paradigma III-onderzoek of actieonderzoek gekoppeld aan een (werk)situatie waar de student de mogelijkheid heeft om een verandering door te voeren; Bijdragen aan ontwikkeling van de specialisatie zelf. werkplaatsdagen specialisatie media in de pedagogiek leesclub literatuuronderzoek participatie van betrokkenen stimuleren aandacht voor verbondenheid, meerstemmigheid en complexiteit Samenstellen van 'mediaal dossier', met concrete resultaten van onderzoek, analyse, productie en participatie; Samenstellen van een onderzoeksverslag Verandering / uitbreiding van de situatie in de beroepspraktijk: Pedagogische actie (actieonderzoek en productie); Inzet van media met als doel 'mediabewustzijn'. Mediaal dosssier: Fragmenten; multimediaal materiaal i.h.k.v. 'onderzoek, analyse, productie en participatie (bijv. Webportal, blog of webcommunity). Onderzoeksverslag Verwijzing naar en toelichting op het mediale dossier. Minimaal 1000 woorden, maximaal 3000 woorden. kwaliteit zie beoordelingsformulier specialisatie management en beleid het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie media in de pedagogiek onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie management en beleid 3. Mediale oriëntatie op collectieve creativiteit en het persoonlijke verhaal
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten
aanbevolen literatuur assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten
aanwijzingen onderzoek
aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten
aanwijzingen professionele performance assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
99
reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7
aanwijzingen intervisie
aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling
het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie media in de pedagogiek zijn dit: het beoordelingsformulier specialisatie media in de pedagogiek het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 Intervisiemogelijkheden binnen de opleiding: werkplaatsdagen „specialisatie‟ kwaliteitskring bijeenkomsten bijeenkomsten eigen leerteam samenstellen tijdelijk leerteam Intervisiemogelijkheden buiten de opleiding: samenstellen intervisiegroep velddeskundigen Oriëntatie op specialisaties Onderzoeken van eigen voorkeur en kunde: „zelfconfrontatie‟
6. Specialisatie ‘algemene variant’ APE-MUPAV-08 10 EC‟s naam specialisatie korte beschrijving specialisatie
aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten aanbevolen bijkomende kwaliteiten aanbevolen onderzoekskwaliteiten aanbevolen persoonlijke kwaliteiten perspectieven aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten aanbevolen literatuur assignments werk/stagecontacten en praktijkopdrachten aanwijzingen onderzoek aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen aanwijzingen leerproducten aanwijzingen professionele performance Assessments aanwijzingen professionele boekhouding
algemene variant Binnen de specialisatie algemene variant stelt een student in overleg met zijn opleider/coach een eigen leerarrangement en onderzoeksprogramma samen. De student neemt in de beschrijving van het leerarrangement dezelfde onderdelen op als beschreven in de andere specialisaties, waarbij er geen onderscheid is tussen verplichte items en keuze-items. In de beschrijving hieronder worden alleen suggesties voor aanbevolen leer- en communicatiekwaliteiten, bijkomende kwaliteiten, onderzoekskwaliteiten en persoonlijke kwaliteiten gegeven. De aanbevolen eindkwalificatie is EK-7 en er zijn aanwijzingen opgenomen voor de professionele boekhouding. Zie verder de aanwijzingen voor de andere specialisaties. LCK-6, LCK-7, LCK-8, LCK-11 en LCK-13 BK-5, BK-6 en BK-8 OK-12, OK-13, OK-14, OK-15, OK-16, OK-21, en OK-23 PK-3, PK-4, PK-12, PK-20 en PK-24 zie de aanwijzingen voor de andere specialisaties
het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek 100
het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor de specialisatie algemene variant onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier specialisatie algemene variant reflectieverslag op de eindkwalificatie EK-7
aanwijzingen intervisie aanwijzingen persoonlijke ontwikkeling
het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor de specialisatie algemene variant zijn dit: het beoordelingsformulier specialisatie algemene variant het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-7 zie de aanwijzingen voor de andere specialisaties
Onderzoek Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek APE-MWETFOR-08 Studielast- en contacttijd Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek Totaal 20 ECTS-studiepunten Studielasten contacttijd Het domein heeft een omvang van 20 EC‟s-studiepunten (560 uur) en wordt in de regel in een periode van 25 weken afgerond. De volgende activiteiten en onderwijsvormen kunnen binnen deze ruimte worden gepland: Leerteambijeenkomsten : wekelijkse bijeenkomst van 2 uur. Totaal 10 bijeenkomsten a 2 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Studielast: 28 uur = 1 ECstudiepunt. Werkplaatsdagen : PWO. Bijeenkomsten conform rooster in studiegids (Studiegids 2011-2012 bijlage 1 t.w. PWO, ondersteuning onderzoeksmethodologie ): 5 bijeenkomsten à 4,5 uur = 22,5 uur, en 2 bijeenkomsten à 3 uur = 6 uur; totaal 28,5 uur x 2 = 57 uur. Optioneel: masterclasses, leeronderzoeksgroepen. Studielast: 57 uur = 2 EC-studiepunt. Lezen en becommentariëren van de papers/werkstukken gemaakt door de leden van het PWO-leerteam (kritische reflectie). Tijd: 14 uur. Daarnaast onderling contact / uitwisseling op daartoe geëigende digitale media = 8 uur. Totale studielast = 14 + 8 uur = 1 EC-studiepunt. Totaal 3 EC‟sStudiepunten. Het schrijven van paper van 30 pagina‟s door elke deelnemende student (waaronder een proposal). Een proposal van 5 pagina‟s en paper van 30 pagina‟s betekent 80 uur ten behoeve van het schrijven = 3 EC‟sStudiepunten. Daarnaast impliceert 30 pagina‟s paper dat er 2016pagina‟s worden gelezen, hetgeen gelijk staat aan 12 EC‟s-studiepunten (336 uur maal 6 pagina‟s per uur). Onder „lezen‟ wordt inbegrepen het vinden van het materiaal, het bestuderen ervan, het schrijven van een concepttekst en de revisie van deze tekst. Studielast= 15 EC‟s–studiepunten. Praxis: Het bijhouden van een logboek, schrijven van een procesverslag en reflectieverslag Het procesverslag en reflectieverslag beslaat maximaal 10 pagina‟s . Een verslag van 10 betekent 20 uur t.b.v. het schrijven ofwel 1 EC-studiepunt. 32 Totaal studielast: 1 +3 + 15 + 1 = 20 EC‟s-studiepunten. 32
Uitgangspunten Een masterstudent moet in staat worden geacht 6 pagina‟s literatuur per uur te bestuderen en te reproduceren in de vorm van een paper / werkstuk. Een EC-studiepunt staat voor 28 studiebelastingsuren. Voor één uur contacttijd (kwaliteitskring, leerteam, werkplaatsdag) dienen twee belastingsuren te worden gerekend; het tweede uur is noodzakelijk ter voorbereiding en/of ter bestudering.. Voor het schrijven van één pagina van een paper of werkstuk / scriptie wordt als norm gebruikt dat hiervoor 2 uur studielast per pagina.
101
Proposal voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
33
Inleiding: inhoud en functie van het proposal Bij de Masteropleiding Pedagogiek in Utrecht schrijf je een proposal voordat je aan de uitvoering van je praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek begint. Je kunt een proposal individueel of gezamenlijk (maximaal 2 personen) schrijven en indienen. Een proposal is een voorstel en een plan voor het uitvoeren van een onderzoek. In het proposal zet je de contouren van je onderzoek neer. Je geeft aan van waaruit je vertrekt en je beschrijft zo precies mogelijk welke stappen je van plan bent om te gaan zetten in je praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Daarbij verantwoord je telkens de keuzes die je maakt. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat je in je proposal helderheid geeft over het WAT, het WAAROM, het WAARTOE en het HOE van je onderzoek. Het WAT staat hierbij voor het onderzoeksgebied, of probleemgebied waarbinnen je onderzoek valt, voor het thema waar je je op wilt richten en de vragen die je wilt gaan onderzoeken. Het WAAROM staat voor de aanleiding van je onderzoek. Hoe ben je uitgekomen op de vragen die je stelt in je onderzoek? Waarom is het onderzoek relevant om uit te gaan voeren en waar blijkt dat uit? Het WAARTOE van je onderzoek hangt ook samen met de relevantie, maar is toekomstgericht. Wat wil je met je onderzoek bereiken? Wat wil je van je onderzoek leren? Waar wil je inzicht in krijgen? Wat zou er in de praktijk gedaan kunnen worden met de inzichten die je opdoet in je onderzoek? Het HOE staat voor je werkwijze, je methode. Wat ga je doen om meer inzicht te krijgen in de kwesties waar je je vragen over stelt? Wat ga je doen om je onderzoeksdoelen te bereiken? Waarmee en met wie of bij wie ga je informatie verzamelen? Wat ga je met deze informatie doen? Een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek kan uitgevoerd worden op een groot aantal verschillende manieren en binnen een brede variëteit aan onderzoekstradities. De ene vorm is daarin niet beter dan de andere. Voor elke vorm geldt dat je het proposal schrijft om overtuigend te beargumenteren wat de relevantie van het uit te voeren onderzoek is voor de praktijk van het ecologisch pedagogisch werkveld. Daarnaast laat je in het proposal zien dat het voorstelbaar is dat het onderzoek dat je wilt gaan uitvoeren, ook daadwerkelijk uitvoerbaar zal zijn en dat het voortelbaar is dat er met het uitvoeren van je onderzoek wat te zeggen is over de onderzoeksvragen en/of- doelen die je stelt. Het proposal is geen vaststaand plan; gaandeweg kunnen er zaken veranderen. Op het moment dat je je proposal schrijft wil je echter wel overtuigend zijn over de plannen die je gemaakt hebt en kun je afdoende beargumenteren dat je onderzoeksopzet kan leiden tot een onderzoek dat voldoet aan de eindkwalificaties. De onderstaande aanwijzingen hebben de intentie om een ondersteuning te bieden bij het schrijven van je proposal en vormen geen voorschrijvend format. Een opzet voor het proposal Essentiële uitgangspunten of criteria bij het schrijven van een proposal voor een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek zijn de volgende: explicitering, heel precies zijn in je beschrijvingen, transparantie sluit hierbij aan, de lezer moet je gedachtegang en je handelen steeds kunnen volgen, consistentie, alle verschillende onderdelen sluiten bij elkaar aan, zijn consistent zijn met elkaar, en verantwoording, de keuzes die je maakt, zowel wat betreft onderwerpkeuze, als wat betreft benaderingswijze en methodologie zijn onderbouwd. Besef van de ethische aspecten van je geplande onderzoek zijn bij dit laatste punt onontbeerlijk. Bovenstaande uitgangspunten zijn belangrijk voor elk aspect van het proposal. De volgende aspecten hebben doorgaans een plek in een proposal:
Duidelijk maken wat je gaat onderzoeken, waarom je dat gaat onderzoeken en waartoe je dat gaat onderzoeken. Het is van belang dat je kunt beschrijven dat het onderzoek relevant is voor de ecologisch
33
Herziene versie van Werkboek, 9.8 DEERA, Tijdspad (p. 183) & Richtlijnen voor het indienen van een proposal (pp. 183, 184)
102
pedagoog. Het onderzoek kan relevant zijn op het niveau van je eigen praktijk en je onderzoeksgroep, op het niveau van de organisatie waarin het onderzoek plaatsvindt en/of op het niveau van het probleemgebied waarnaar je onderzoek uitvoert. Met een probleemstelling, vraagstelling(en) en doelstelling(en) kun je het waarom, het wat, en het waartoe van je onderzoek over het algemeen duidelijk maken. Deze zaken schrijf je meestal in een inleiding.
Aangeven wat de theoretische basis van je onderzoek is. Dit kun je beschrijven in een theoretisch kader. Je theoretische kader hangt samen met het probleemgebied en de onderzoeksvragen van het onderzoek. Op basis van literatuuronderzoek geef je theoretische informatie weer over je probleemgebied en je onderzoeksvragen. Deze informatie kadert je probleemgebied en onderzoeksvragen en geeft mogelijk deels antwoord op je onderzoeksvragen. Daarnaast schrijf je in een theoretisch kader vaak over het methodologische kader of de methodologische benadering van waaruit je gaat werken. Dit geeft richtlijnen voor de methode van je onderzoek. Hierbij ben je transparant over je wetenschapsfilosofische benadering en daarmee over je gekozen visie op onderzoek. Je geeft telkens aan waarom je voor bepaalde kaders / thema‟s / benaderingen kiest.
Beschrijven hoe je van plan bent te werk te gaan in de uitvoering van je onderzoek. Doorgaans wordt dit in een hoofdstuk over methodologie gedaan. De onderzoeksvragen en –doelen en je onderzoeksbenadering vormen de leidraad voor de keuze van de methodologie. In de beschrijving van je onderzoeksmethode ga je bijvoorbeeld in op mensen en/of zaken waarmee of waarover je informatie wilt verzamelen. Je gaat in op hoe je die informatie gaat verzamelen, wat voor middelen je daarvoor gebruikt, hoe die middelen eruit zien. Je gaat in op hoe je denkt dat je onderzoek stap voor stap zal verlopen en op wat je hebt gedaan om aan bruikbare informatie te komen waarmee je een reactie kunt geven op je onderzoeksvragen en waarmee je je onderzoeksdoelen kunt behalen. Daarnaast beschrijf je vaak hoe je de verzamelde informatie gaat verwerken / analyseren. Het is heel belangrijk dat je in de beschrijving van je methode transparant en expliciet bent. Zoals gezegd verantwoord je te allen tijde de keuzes die je maakt.
In een literatuurlijst komen de bronnen te staan waarop je je proposal baseert. In een lijst met nog te lezen literatuur vermeld je de literatuur die je in de verdere uitwerking van je onderzoek gaat gebruiken. De literatuurlijst is volgens de APA richtlijnen opgesteld.
Naast bovenstaande zaken, geef je in je proposal je ideeën aan voor het soort eindproduct dat je wilt gaan maken om over je onderzoek te communiceren. Je kunt hierbij denken aan een onderzoeksverslag, een essay, een beeldverhaal, een documentaire, een artikel, et cetera. Beargumenteer je voorstel. Overigens kunnen en mogen ook je plannen op dit vlak gaandeweg veranderen.
Proposal in procedure Je levert je proposal in bij het secretariaat van de opleiding. Twee coaches (niet zijn de de eigen coach) kijken of het proposal hen heeft weten te overtuigen van de relevantie en uitvoerbaarheid van het voorgenomen onderzoek en zij geven feedback aan de indiener van het proposal. Aan de hand van het proposal en de ontvangen feedback ga je verder aan de slag met het uitvoeren van je praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Je onderzoek presenteer je uiteindelijk in een eindproduct dat schriftelijk kan zijn, maar ook andere vormen kan hebben. Er wordt wel verwacht dat er bij een alternatieve presentatievorm in ieder geval ook een schriftelijk deel is. De criteria expliciet en transparant zijn, consistentie en je keuzes verantwoorden blijven bij alle onderzoeksrapportages van toepassing. Bij de afronding van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek hoort ook een presentatie op de DEERA, de onderzoeksconferentie van de Master Pedagogiek, waarin je aan vertegenwoordigers uit het werkveld en aan familie en vrienden over je onderzoek presenteert. In de richtlijnen over rapportage van het praktijk gericht wetenschappelijk onderzoek is meer te lezen over het te maken eindproduct. Het proposal verstuur je via e-mail naar het secretariaat van de Masteropleiding Ecologische Pedagogiek, via:
[email protected] het document met je proposal jouw naam, zodat je proposal makkelijk terug te vinden is in de diverse mailboxen en mappen!
103
Op het voorblad van je proposal staan in ieder geval vermeld: De titel; De auteursnaam (namen; max. 2); Emailadres van de auteur(s); Het studentnummer(s) van de auteur(s); De naam van de coach van de opleiding; De naam van de coach die het onderzoek begeleidt (indien van toepassing); De naam van het lectoraat waarbij je het onderzoek zult uitvoeren (indien van toepassing); Plaats, maand en jaar; De naam van opleiding, faculteit en hogeschool.
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek APE-MWETFOR-08 20 EC‟s Inleiding Binnen de opleiding verrichten studenten praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (als „uitbreiding‟ van een leerdomeinonderzoek of als „zelfstandig‟ onderzoek). Ze kunnen daarbij kiezen uit paradigma I-, II- en IIIonderzoek (en eventueel uit een combinatie van paradigma I- en II-onderzoek en een combinatie van paradigma II- en III-onderzoek). De voorkeur van de opleiding gaat naar het opzetten en uitvoeren van paradigma II- of IIIonderzoek. ‘soort’ praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek ‘type’ praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek korte beschrijving van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
paradigma I-onderzoek (empirisch-analytisch of kwantitatief onderzoek) paradigma II-onderzoek (interpretatief of kwalitatief onderzoek) paradigma III-onderzoek (postmodern kritisch pedagogisch onderzoek) bijvoorbeeld: experiment, veldonderzoek, narratief onderzoek
Onderzoek aan de Hogeschool Utrecht richt zich op kennisontwikkeling en kenniscirculatie. Deze kennis is bruikbaar, komt voort uit maatschappelijke behoeften, is gericht op de professionalisering van de beroepspraktijk en voldoet aan internationaal gangbare methodische vereisten. In kenniscentra wordt door lectoren, onderzoekers, promovendi, studenten en beroepsbeoefenaren onderzoekend en ontwerpend samengewerkt aan bijdragen aan een goede beroepsuitoefening en aan goed onderwijs. De kennissamenleving vraagt professionals om een nieuw perspectief op kennis en kennisgebruik. Wat in de initiële opleiding is geleerd vormt een springplank naar een leven lang leren. Kennis is geen statisch gegeven, maar wordt gekenmerkt door een steeds grotere omloopsnelheid. Naast het vormen van een goede kennisbasis is daarom het ontwikkelen van het vermogen om kennis op een systematische wijze bij te stellen en te vernieuwen voor Hogeschool Utrecht een essentiële competentie in alle opleidingen. De kennissamenleving vraagt daarmee echter ook een andere professionele houding: nieuwsgierigheid, creativiteit, kritisch denken en zelfstandig posities innemen en verdedigen vormen een integraal onderdeel van de bagage die alumni meenemen als ze hun bijdrage gaan leveren aan de innovatie van de beroepspraktijk. Wat studenten wordt voorgehouden moet een instelling als Hogeschool Utrecht in alle haarvaten uitstralen. Het vermogen om te innoveren komt ook tot uitdrukking in de wijze waarop de kennisfunctie gestalte krijgt. Door de komst van lectoren en de inrichting van de kenniscentra binnen de faculteiten heeft de hogeschool kennisontwikkeling en kenniscirculatie een duidelijke plaats gegeven. De professionele masteropleidingen van de hogeschool en de voorbereiding van de studenten op eventuele doorstroom naar de wetenschappelijke masteropleidingen, moet toegesneden zijn op de concrete ontwikkelingen in het beroepenveld en de kennissamenleving. Thematisch moet het aanbod van masteropleidingen dan ook duidelijk aansluiten bij de focus van de kenniscentra waar lectoraten aan verbonden zijn. Verondersteld mag overigens worden - gelet op de ontwikkeling van de kennissamenleving en ervaringen die 104
aanbevolen onderzoekskwaliteiten
aanbevolen eindkwalificaties/leef- en werkkwaliteiten
internationaal met de professionele masteropleidingen zijn opgedaan - dat dit type masteropleidingen in toenemende mate aantrekkelijk wordt in het kader van een leven lang leren. Binnen de masteropleiding ecologische pedagogiek worden studenten aangemoedigd om op basis van hun nieuwsgierigheid, passie en wensen op onderzoek uit te gaan. Een onderzoekende houding is hierbij essentieel. Met het ontwikkelen van hun onderzoekskwaliteiten (OK’s) leren de studenten een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. In de uitwerkingen van de leerdomeinen hebben studenten zich hierin bekwaamd. Deze onderzoekskwaliteiten zijn niet alleen inzetbaar tijdens en binnen de studie, ook op de werkplek en na de studie kan het bewust zijn en het beheersen van deze kwaliteiten de eigen blik aanscherpen en mogelijkheden bieden tot veranderende inzichten, gedragingen en omstandigheden. De onderzoekskwaliteiten zijn geschreven vanuit een wetenschappelijk perspectief met het oog op praktijkgericht onderzoek. Er vinden verschillende soorten van praktijkgericht onderzoek plaats binnen vijf domeinen van de ecologische pedagogiek. Voorbeelden van praktijkonderzoek zijn paradigma III-onderzoek, actieonderzoek, fenomenologisch onderzoek, narratief onderzoek en reflexief-experimenteel onderzoek. De context waarbinnen onderzoek wordt verricht kan op een meervoudige manier begrepen worden. Er is een pluraliteit aan relevante perspectieven (van scholier, ouders, leerkracht, groepsleider etc.). Deze combinatie maakt kennisontwikkeling vele malen ingewikkelder. Het vinden van een algemeen geldende waarheid is veelal geen doel „ansich‟. Wel het komen tot inzichten die gedeeld kunnen worden met betrokkenen en die van invloed kunnen zijn op verdere ontwikkelingen in de concrete situatie. De ecologische pedagoog als onderzoeker is zich bewust van de meerstemmigheid in perspectieven en de betekenis van de keuze die hij daarin maakt, namelijk de constructie van de werkelijkheid op individueel niveau en dus de individuele waardegeladenheid van beschikbare data waarmee hij als onderzoeker komt tot een persoonlijke werkelijkheid en deze omzet in actieve kennis. afhankelijk van het „soort‟ en „type‟ praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek maakt een student een „keuze‟ uit onderstaande onderzoekskwaliteiten: OK-24: paradigmatische/methodologische keuzes maken OK-25:onderzoeksdomein/onderzoeksveld/onderzoeksfocus kiezen (focussen en fuiken) OK-26:onderzoekstype kiezen OK-27: onderzoeksplan samenstellen OK-28: probleemstelling/doelstelling/vraagstelling formuleren OK-29: onderzoeksgroep/doelgroep/populatie/steekproef/respondenten/partners in onderzoek selecteren OK-30:onderzoekslocatie/onderzoekssite selecteren OK-31: toegang tot onderwijsveld creëren OK-32: onderzoekseenheden selecteren OK-33: onderzoeksinstrumenten ontwikkelen OK-34: methodologische issues uitwerken (betrouwbaarheid/validiteit/generaliseerbaarheid/triangulatie) OK-35: ethische code samenstellen OK-36:onderzoeksbegroting samenstellen OK-37: informatie/data verzamelen (dataverzamelingsmethode selecteren) OK-38: informatie/data organiseren OK-39: informatie/data bewerken/interpreteren/analyseren/statistisch verwerken (data-analysemethode selecteren) OK-40: conclusies trekken/aanbevelingen en adviezen samenstellen OK-41: vervolgonderzoek plannen OK-42: onderzoeksrapport samenstellen OK-43: onderzoeksrapport presenteren EK-6
105
aanbevolen literatuur
assignments aanbevolen werkvormen aanwijzingen leerprocessen assessments
aanwijzingen professionele boekhouding
Abma, T.A. &Widdershoven, G.A.M. (2006). Responsieve methodologie. Interactief onderzoek in de praktijk. Den Haag: LEMMA. Abma, T.A. &Broerse, J. (2007). Zeggenschap in Wetenschap. ‟s-Gravenhage: Uitgeverij Lemma. Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Boje, D. (2001). Narrative methods for organizational and communication research. London: Sage. Clandinin, D.J. (2007). Handbook of narrative inquiry. Mapping a methodology. California: Sage Publications. Czarniawska, B. (2004). Narratives in Social Science Research. London: Sage Publications. Feyerabend, P.K. (1977). In Strijd met de Methode. Aanzet tot een anarchistische kennistheorie. Meppel: Boom. Gee, J.P. (2005). An Introduction to Discourse Analysis. Theory and method. New York & London: Routledge. Guba, E.G. & Lincoln, Y.S. (1989). Fourth Generation Evaluation. Newbury Park, London &New Delhi: Sage Publications. Jansen, H. (2009). De leraar als koelie. Postmoderne kritische pedagogiek. Proefschrift. Amersfoort: Uitgeverij Agiel. Kincheloe, J.L. (2003). Teachers as researchers. Qualitative Inquiry as a Path to Empowerment. London & New York: Routledge. Levering, B. & Smeijers, P. (2003). Grondslagen van de wetenschappelijke pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam: Boom. Riessman, C.K. (2008). Narrative Methods for the Human Sciences. Los Angeles, London, New Delhi & Singapore: Sage Publications. Silverman David (2006). Interpreting qualitative data. Third edition.Sage Publications. Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve Analyse. Uitgangspunten en procedures. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Proposal werkplaatsdagen onderzoek, kwaliteitskringen tijdens werkplaatsdagen is er ruimte voor het oefenen met onderdelen behorende bij het uitvoeren van een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek proposal paper forumpresentatie de aanwijzingen voor uitwerking voor proposals, papers en forumpresentaties zijn opgenomen in paragraaf 9.8 DEERA kwaliteit: zie beoordelingsformulier praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de masteropleiding ecologische pedagogiek het eindportfolio bevat als „bewijsvoering‟ voor de examencommissie voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek onderdelen uit het monitorportfolio: leerproduct(en) beoordelingsformulier praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek reflectieverslagen op de eindkwalificatie EK-6 het toekennen van europeancredits (EC’s) vindt plaats door middel van de daarvoor bestemde formulieren voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek zijn dit: het beoordelingsformulier praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek het beoordelingsformulier van de eindkwalificatie EK-6
106
Portfolio‟ s Professionele boekhouding: evaluatie en assessment De opleiding houdt de student eraan om een professionele studieboekhouding bij te houden. Dit hoofdstuk beschrijft hoe een studieboekhouding eruit kan zien en er worden hulpmiddelen aangereikt om de studieboekhouding te realiseren. Het staat de student vrij om in overleg met de coach / opleiding een eigen wijze van vastleggen te hanteren, afwijkend van de voorgestelde formulieren. Mits er sprake is van een helder en transparant systeem waarin de onderdelen zoals die in dit hoofdstuk aan de orde komen duidelijk aanwezig zijn. Achtereenvolgens komen het portfolio, persoonlijk leertraject, persoonlijke leeragenda aan de orde en het geheel wordt afgesloten met een overzicht van formulieren die de student kan gebruiken om de studieboekhouding systematisch vast te leggen. Het portfolio in de opleiding Master Pedagogiek In een eerdere paragraaf is het begrip portfolio reeds uitgebreid aan de orde geweest. Op deze plaats herhalen we enkele zaken daaruit. De opleiding Master Pedagogiek gebruikt het portfolio als performance assessment-instrument. De student verzamelt met behulp van het portfolio-instrument bewijsmateriaal om aan te tonen op welke wijze aan de invulling en uitwerking van de assessments en assignments van de opleiding ecologische pedagogiek gewerkt is. Het startportfolio vormt het begin van het ontwikkelingsportfolio en monitorportfolio uiteindelijk uitmondend in het eindportfolio. Het begrip portfolio. Het begrip portfolio wordt op velerlei manieren opgevat (Meeus et. al, 2005). In dit document wordt uitgegaan van een uiterst brede begripsinvulling, met een viertal specifieke onderscheidingen. Portfolio staat voor alle materialen, uitingen, gedachten, opvattingen en ideeën die de portfoliohouder opgedaan heeft in de loop van zijn/haar ontwikkeling tot nu toe en tot zijn of haar beschikking heeft. o Startportfolio is een gematerialiseerde keuze die de student maakt uit het beschikbare portfolio om een markeerpunt aan te geven van waaruit de eigen ontwikkeling gevolgd en gemonitored kan worden. o Ontwikkelingsportfolio omvat de producten, opbrengsten van recente leeractiviteiten en werkzaamheden, die de student voor zichzelf vastlegt en wat deze betekenen voor de eigen persoonlijke en/of professionele ontwikkeling. Het ontwikkelingsportfolio dient als basis voor het monitorportfolio. o Monitorportfolio vormt de gematerialiseerde keuze uit het ontwikkelingsportfolio die de student maakt en die hij/zij voor feedback voorlegt aan de opleiding, het werkveld of beroepenveld, aan het leerteam, medestudenten en coaches. Het is voorstelbaar dat een student er voor kiest een monitorportfolio voor de coach/opleiding samen te stellen die afwijkt van een monitorportfolio ten behoeve van feedback van medestudenten. o Eindportfolio omvat het startportfolio, onderdelen uit het monitorportfolio voor de opleiding en aangevuld met een aantal onderdelen. Het eindportfolio vormt het markeerpunt voor de afsluiting van de studie ecologische pedagogiek. Voor de studie zijn het start-, monitor- en eindportfolio van belang voor alle stappen in het leerproces van de student zoals die aangegeven worden in de matrix van 8 (zie hoofdstuk 7 Leerdomeinonderzoek). De verschijningsvorm van de portfolio´s is divers. Het kan bestaan uit ringbanden of ordners, waarin verslagen, foto‟s, tekeningen, essays, prints van Powerpoint-presentaties, verwijzingen naar video‟s en dergelijke opgenomen zijn. Het kan ook de vorm van een digitaal portfolio hebben en bestaan uit een CD of DVD met documenten, films, foto‟s, Powerpoint-presentaties een en ander functioneel aan elkaar gelinkt. Het start-, monitor- en eindportfolio kan ook webbased zijn, onder voorwaarde dat het gehele portfolio op het eind van de studie ook offline beschikbaar is. Vooralsnog kent de opleiding geen format voor een digitaal portfolio op het intranet, dit in verband met de overgang naar een nieuw intranetsysteem. In de onderstaande paragrafen volgt een bespreking van de functies van de voor de opleiding relevante portfolioonderdelen.
107
Startportfolio APE-MSTPORT-08
5 EC‟S
Het assignment Startportfolio, geeft richtlijnen voor het samenstellen van een startportfolio en omvat een overzicht van het persoonlijke en professionele ontwikkelingsproces van de student en de verwerking van de leeractiviteiten in de introductieperiode. Voor wat betreft de periode voorafgaand aan de studie wordt een handreiking gegeven voor de vormgeving van het startportfolio. Aangaande de verwerking van de leeractiviteiten en het leerproces in de introductieperiode geldt het volgende: de vastlegging van een product als resultaat van een proces en de beschrijving van dit proces is niet aan vaste regels gebonden. Een verslag kan bestaan uit een schriftelijke weergave evenals uit andere expressievormen. Ter evaluatie of ter afronding van een onderdeel kan een luisterdocument samengesteld worden, maar ook een videoproductie, schilderij, drieluik, driedimensionale weergave dan wel een schriftelijk reflectieverslag. Kortom welke expressievorm dan ook kan toegepast worden. Aanvankelijk is het voorstelbaar dat er snel teruggegrepen wordt op schriftelijke verslaggeving, vanwege de vertrouwdheid met een dergelijke activiteit. Heeft de student zich opgegeven voor een procedure EVC (eerder verworven competenties) wordt het EVC portfolio opgenomen in hoofdstuk 2 van het startportfolio. De functie van het startportfolio is gelegen in het markeren van het beginpunt van de studie ecologische pedagogiek. Behalve het kennismaken met de werkwijze van de opleiding en de uitgangspunten van het pedagogisch opleidingsconcept Levend Leren, levert het de ingrediënten voor het samenstellen van een persoonlijk leerarrangement en een eerste persoonlijke leeragenda, met ondersteuning van en in overleg met de coach en het leerteam. De inhoud van het startportfolio, met uitzondering van een eventueel EVC portfolio, is aan geen enkele vorm van formele waardering en/of beoordeling onderhevig. Vermits de onderdelen zoals die in het assignment staan, aanwezig en terug te vinden zijn in het startportfolio. Eindportfolio APE-MEINDPORT-09
5 EC‟S 34
Presentatie eindportfolio
Bij de afronding van de opleiding maakt de student een eindportfolio (EP) conform de aanwijzingen in het werkboek. Ter afsluiting van de studie presenteert hij zichzelf als pedagoog met een ecologische visie. Dit gebeurt aan de hand van het EP waarbij de student ervoor kan kiezen om dit te combineren met de presentatie van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (PWO) tijdens de regionale DEERA bijeenkomst. Uit het handboek: Eindportfolio omvat het startportfolio, onderdelen uit het monitorportfolio voor de opleiding en aangevuld met een aantal onderdelen. Het eindportfolio vormt het markeerpunt voor de afsluiting van de studie pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. … wat uitgebreider: Eindportfolio Het eindportfolio geeft een samenvattend overzicht over de opleiding Master Pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Het eindportfolio bevat als bewijsvoering richting examencommissie de volgende onderdelen: Het startportfolio Onderdelen uit het monitorportfolio waarbij gebruik kan worden gemaakt van de formulieren; in hoofdstuk 9.3 van het werkboek staat een overzicht van de formulieren, de formulieren zelf staan afgedrukt in het formulierenboek en de elektronische versies ervan staan op de bijgeleverde USB-stick. Per leerdomein leer- en onderzoeksproducten opzet en planning presentatie beoordelingsformulier reflectieverslag met daarin opgenomen: de bijkomende kwaliteiten, de leer- en communicatiekwaliteiten en de relevante eindkwalificaties 1-2-3-4-5. Zie de beoordelingsformulieren behorende bij het betreffende leerdomein 34
Herziene versie van Werkboek, 9.9. Portfolio, Eindportfolio – p. 190 108
-
Specialisatie Leer- en onderzoeksproducten opzet en planning beoordelingsformulier reflectieverslag met daarin opgenomen: de bijkomende kwaliteiten, de leer- en communicatiekwaliteiten, de onderzoekskwaliteiten en relevante eindkwalificaties 2-57
-
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek leer- en onderzoeksproducten onderzoeksverslag presentatie beoordelingsformulier reflectieverslag met daarin opgenomen: de bijkomende kwaliteiten, de leer- en communicatiekwaliteiten, de onderzoekskwaliteiten en de relevante eindkwalificaties 2-4-5-6 Een eindessay waarin de student reflecteert op de gehele opleiding in samenhang met alle eindkwalificaties van de opleiding. De student presenteert het EP aan vertegenwoordigers van de examencommissie van de masteropleiding pedagogiek. De presentatie is tevens een profilering van de pedagoog met een ecologische visie in het (eigen) werkveld. Presentatie EP-PWO De presentatie van het EP vindt plaats tijdens een van de drie DEERA bijeenkomsten in de regio. De student kan er voor kiezen om hier zowel het PWO als het EP te presenteren. Hierbij worden tevens afgevaardigden uit het werkveld uitgenodigd, zoals leidinggevenden en collega‟s. Wanneer de student ervoor kiest om het EP niet samen met het PWO te presenteren, presenteert hij het EP in een volgende regiokwaliteitskring. In het laatste geval vindt dan tevens de diploma-uitreiking plaats. Bij een integratie van het PWO en het EP valt het accent allereerst op het PWO. Van daaruit presenteert de student zichzelf als pedagoog met een ecologische visie en neemt zijn maatschappelijke pedagogische betrokkenheid en het belang van zijn onderzoek hierbij mee. De student brengt na de presentatie zelf een dialoog met het publiek op gang. Mogelijk door vragen te beantwoorden of het inbrengen van een stelling. Indeling presentaties DEERA : Geïntegreerd (PWO – EP): Presentatie student Gesprek discussiant/publiek
25 minuten 15 minuten
Presentatie afzonderlijk PWO of EP Presentatie student Gesprek discussiant/publiek
15 minuten 15 minuten
De presentatie van het afzonderlijke EP kan ook plaatsvinden in een gewone kwaliteitskring in de regio.
109
Studiegids MasteropleidingenPedagogiek vanuit ecologisch perpsectief 2011-2012
110/110 © Hogeschool
Utrecht, september 2011