RAADSVOORSTEL 10.0116 Rv. nr..: 10.0116
B&W-besluit d.d.: 5-10-2010 B&W-besluit nr.: 10.1042
Naam programma +onderdeel: Bereikbaarheid Onderwerp: Besluitvorming ten aanzien van het advies “Sleutel tot een stap voorwaarts” van de commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden. Aanleiding: Op 22 september 2010 heeft de commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden haar advies “Sleutel tot een stap voorwaarts” openbaar gemaakt waarin zij conform het beleidsakkoord “Samen Leiden 2010 – 2014” een aantal adviezen geeft over de wijze waarop HOV in en om Leiden tot stand moet komen. In het bijzonder gaat het daarbij om de RijnGouwelijn. Doel: Een standpuntbepaling ten aanzien van het advies “Sleutel tot een stap voorwaarts” en een vertaling hiervan in de planologische procedure voor de inpassing van de RijnGouwelijn in de stad Leiden. Kader: Bestuurlijke Overeenkomst II tussen de gemeente Leiden en de provincie Zuid-Holland betreffende trajectdeel RijnGouwelijn grondgebied Leiden, kaderbesluit RGL RV. nr. 08.0120 d.d. 16-12-2008 Voorontwerpbestemmingsplan RijnGouwelijn B&W. nr. 09.1570 d.d. 9-2-2010 Bestuursakkoord 2010 – 2014 “Samen Leiden” Instellen commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden B&W.nr. 10.0613, d.d. 1-6- 2010 Advies commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden “Sleutel tot een stap voorwaarts”, 22 september 2010; Overwegingen: Het huidige college bevordert de realisatie van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) in en om Leiden. Dat is opgenomen in het beleidsakkoord dat deel uit maakt van het bestuursakkoord “Samen Leiden 2010-2014”. Het college van B&W heeft op 1 juni 2010 de commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden ingesteld teneinde haar te adviseren over de wijze waarop HOV in en om Leiden tot stand moet komen. In het bijzonder gaat het daarbij om de RijnGouwelijn. Het college heeft kennisgenomen van het advies “Sleutel tot een stap voorwaarts” van de commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden (HOVL). Op basis daarvan is duidelijk dat een ingrijpende wijziging van het vervoersconcept van de RGL uitsluitend tot stand kan komen op initiatief (en met brede steun) van de Provinciale Staten of een ander bovenlokaal platform en dat druk vanuit Leiden op een dergelijke ingrijpende ontwikkeling, maar zonder een dergelijk draagvlak, contraproductief zal zijn voor de Leidse positie in de regio en voor het ontwikkelingsklimaat in Leiden.
1
Het is echter, zoals aangegeven in het advies van de commissie HOVL, in het belang van Leiden om binnen de bestaande planologische en bestuurlijke ruimte de regie te behouden op de inpassing van de RGL over Leids grondgebied. Daarnaast dient op korte termijn, zowel lokaal als regionaal, duidelijkheid worden geboden over de inpassing van de RGL en de daaraan verbonden planologische consequenties. De aanbeveling van de commissie HOVL om een MER te doorlopen is niet op zich zelf staand. Uit het bijgaande advies d.d. van 28 september 2010 uitgebracht door het advocatenkantoor Stibbe te Amsterdam, het advies d.d. 2 juni 2009 uitgebracht door advocatenkantoor Geelkerken & Linskens en diverse ambtelijke adviezen kan worden geconstateerd dat zowel uit rechtsstatelijk perspectief als uit oogpunt van professioneel risicomanagement,het alsnog doorlopen van een MER-procedure in het kader van de voorbereiding van een concept-bestemmingsplan "RijnGouwelijn" noodzakelijk is. Het is weliswaar evident dat een Milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd moet worden alvorens een besluit genomen kan worden over het bestemmingspan RGL, maar het is nog niet volkomen duidelijk aan welke eisen deze MER-procedure dient te voldoen. Duidelijkheid is echter geboden op korte termijn. In de aanloop naar de MER dient een startdocument MER te worden opgesteld. Dit in samenspraak met de provincie Zuid – Holland, de initiatiefnemer van de RijnGouwelijn. Dit dient op korte termijn te gebeuren, opdat eind dit jaar de MER kan worden opgestart en voldaan wordt aan de inspanningsverplichting ten aanzien van het bestemmingsplan RijnGouwelijn Oost, conform de Tweede Bestuurlijke Overeenkomst inzake de RijnGouwelijn (BO II). De commissie HOVL adviseert om vier tracés ander te beschouwen. Het college vindt echter de variant “Light Rail Hybride over Bestaand Spoor uitgaande van spoorverdubbeling, met ‘korte bocht’ kruising onder Leiden CS” bestuurlijk niet wenselijk, gezien de bij het onderzoek ten tijde van het referendum gebleken grote impact op de wijk Transvaal en hoge meerkosten. Het college gaat de volgende drie varianten nader beschouwen: • Light Rail Hybride via Hooigracht – Langegracht; • Light Rail Hybride door de Breestraat; • Over bestaand spoor (tot Leiden CS) in combinatie met Light Rail Sneltram (west); Waarbij het tracé Hooigracht – Langegracht het in BO II genoemde voorkeurstracé is dat als dusdanig de MER ingaat. In de aanloop naar de MER-procedure wordt nader onderzocht op welke wijze de afweging tussen deze alternatieven op een evenwichtige manier kan plaats vinden. Hierbij wordt in ieder geval uitgegaan van het juridisch gezien minimaal noodzakelijke. Het opstarten van een MER valt in deze fase van de planologische procedure (ontwerpbestemmingsplan) in het verlengde van de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing onder de verantwoordelijkheid van het college. Aangezien dit echter raakt aan de inspanningsverplichting uit de Bestuurlijke Overeenkomst II ligt en gezien het grote belang voor de stad Leiden wordt de gemeenteraad verzocht om in te stemmen met het besluit tot het starten van een MER-procedure. Financiën:
2
De MER leidt mogelijk tot meerkosten. Er dient een startdocument MER te worden opgesteld en vastgesteld in het college. Daarin wordt ook aangegeven op welke wijze eventuele meerkosten gedekt kunnen worden. Evaluatie: Niet van toepassing. RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 10.0116 van 2010), mede gezien het advies van de commissie BESLUIT: 1. Onder dankzegging aan de commissie, kennis te nemen van het rapport d.d. 22 september 2010 van de Commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer, getiteld "Sleutel tot een stap voorwaarts" en de in het rapport opgenomen aanbevelingen op hoofdlijnen te onderschrijven; 2. Op grond van het advies af te zien van verdere pogingen om vanuit haar positie als bestuur van Leiden het vervoersconcept van de RGL ter discussie te stellen en uitsluitend na initiatief van Provincie of Rijk een heroverweging met een dergelijke strekking te zullen steunen; 3. Gelet op de specifieke aanbeveling in het rapport inzake het doorlopen van een MERprocedure, het advies d.d. 28 september 2010 van advocatenkantoor Stibbe te Amsterdam, het advies d.d. 2 juni 2009 uitgebracht door advocatenkantoor Geelkerken &Linskens en eerdere ambtelijke adviezen te constateren dat, zowel uit rechtsstatelijk perspectief als uit oogpunt van professioneel risicomanagement, het alsnog doorlopen van een MER-procedure in het kader van de voorbereiding van een concept- bestemmingsplan "RijnGouwelijn Oost" noodzakelijk is; 4. Gegeven het wettelijke vereiste van een zorgvuldige voorbereiding van het opstellen van ontwerpbestemmingsplan, welk bestemmingsplan moet kunnen worden gemotiveerd vanuit het belang van "een goede ruimtelijke ordening", waarbij in deze aangelegenheid uiteraard ook provinciale belangen moeten worden begrepen in de zin van artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening, aan het College te verzoeken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk voor vaststelling van het startdocument MER te laten rapporteren over de door de commissie HOVL opgeroepen vragen en aanbevelingen tan aanzien van de inpassing in Leiden, voor zover die niet aan de orde komen tijdens de MER-procedure als genoemd onder 3 en de bevindingen te betrekken bij de verdere besluitvorming; 5. Het College te verzoeken op basis van de reeds beschikbare informatie en verrichte onderzoeken de navolgende drie inpassingvarianten over Leids grondgebied te betrekken in de MER-procedure en deze procedure, met inachtneming van de daartoe geldende regels, met de nodige voortvarendheid te doorlopen en aan Gedeputeerde Staten het dringende verzoek te doen, mede op grondslag van de verplichtingen die dit college is aangegaan op grond van BOII, omtrent de inrichting van deze MER-procedure overleg te voeren met het Leidse College; 6. Het College te verzoeken te starten met de voorbereiding van een MER-procedure ter beoordeling van drie inpassingvarianten over Leids grondgebied zijnde de tracés: a. Light Rail Hybride via Hooigracht – Langegracht; b. Light Rail Hybride door de Breestraat;
3
c.
Over bestaand spoor (tot Leiden CS) in combinatie met Light Rail Sneltram (west); Waarbij het tracé Hooigracht – Langegracht het in BO II genoemde voorkeurstracé is dat als dusdanig de MER ingaat; 7. Het College te verzoeken gedurende de periode van de MER - procedure het ontwerpbestemmingsplan voor het traject Hooigacht – Langegracht verder gereed te maken voor de ter inzage legging, conform hetgeen daarover is afgesproken bij de BO II;’ Gedaan in de openbare raadsvergadering van , de Griffier,
de Voorzitter,
4
Opsteller: Organisatieonderdeel: Telefoon: E-mail:
TECHNISCHE INFORMATIE Erik Kiers PMB 5139
[email protected]
Verantwoordelijk portefeuillehouder: Robert Strijk Communicatie:
5
B&W.nr. 10.1042, d.d. 5-10-2010
B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp
Collegestandpunt RijnGouwelijn naar aanleiding van het advies “Sleutel tot een stap voorwaarts” van de commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden BESLUITEN
Behoudens advies van de commissie
2. de raad voor te stellen: a. Onder dankzegging aan de commissie, kennis te nemen van het rapport d.d. 22 september 2010 van de Commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer, getiteld "Sleutel tot een stap voorwaarts" en de in het rapport opgenomen aanbevelingen op hoofdlijnen te onderschrijven; b. Op grond van het advies af te zien van verdere pogingen om vanuit haar positie als bestuur van Leiden het vervoersconcept van de RGL ter discussie te stellen en uitsluitend na initiatief van Provincie of Rijk een heroverweging met een dergelijke strekking te zullen steunen; c. Gelet op de specifieke aanbeveling in het rapport inzake het doorlopen van een MERprocedure, het advies d.d. 28 september 2010 van advocatenkantoor Stibbe te Amsterdam, het advies d.d. 2 juni 2009 uitgebracht door advocatenkantoor Geelkerken &Linskens en eerdere ambtelijke adviezen te constateren dat, zowel uit rechtsstatelijk perspectief als uit oogpunt van professioneel risicomanagement, het alsnog doorlopen van een MER-procedure in het kader van de voorbereiding van een concept- bestemmingsplan "RijnGouwelijn Oost" noodzakelijk is; d. Gegeven het wettelijke vereiste van een zorgvuldige voorbereiding van het opstellen van ontwerpbestemmingsplan, welk bestemmingsplan moet kunnen worden gemotiveerd vanuit het belang van "een goede ruimtelijke ordening", waarbij in deze aangelegenheid uiteraard ook provinciale belangen moeten worden begrepen in de zin van artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening, aan het College te verzoeken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk voor vaststelling van het startdocument MER te laten rapporteren over de door de commissie HOVL opgeroepen vragen en aanbevelingen tan aanzien van de inpassing in Leiden, voor zover die niet aan de orde komen tijdens de MER-procedure als genoemd onder 3 en de bevindingen te betrekken bij de verdere besluitvorming; e. Het College te verzoeken op basis van de reeds beschikbare informatie en verrichte onderzoeken de navolgende drie inpassingvarianten over Leids grondgebied te betrekken in de MER-procedure en deze procedure, met inachtneming van de daartoe geldende regels, met de nodige voortvarendheid te doorlopen en aan Gedeputeerde Staten het dringende verzoek te doen, mede op grondslag van de verplichtingen die dit college is aangegaan op grond van BOII, omtrent de inrichting van deze MER-procedure overleg te voeren met het Leidse College; f. Het College te verzoeken te starten met de voorbereiding van een MER-procedure ter beoordeling van drie inpassingvarianten over Leids grondgebied zijnde de tracés:
6
i. Light Rail Hybride via Hooigracht – Langegracht; ii. Light Rail Hybride door de Breestraat; iii. Over bestaand spoor (tot Leiden CS) in combinatie met Light Rail Sneltram (west); Waarbij het tracé Hooigracht – Langegracht het in BO II genoemde voorkeurstracé is dat als dusdanig de MER ingaat; g. Het College te verzoeken gedurende de periode van de MER - procedure het ontwerpbestemmingsplan voor het traject Hooigacht – Langegracht verder gereed te maken voor de ter inzage legging, conform hetgeen daarover is afgesproken bij de BO II;’ 2. bijgaande conceptbrief aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland vast te stellen;
Samenvatting Kernboodschap standpunt RGL Het college neemt het advies 'Sleutel tot een stap voorwaarts' van de commissie Hoogwaardige Openbaar Vervoer Leiden over en staakt het verzet tegen de komst van de RGL. Het college behoudt de regie over inpassing van de RijnGouwelijn (RGL) door Leiden en wil in goed overleg met de provincie en regio komen tot het beste inpassingstracé. Het college gaat met de provincie in overleg over de te starten MER (Milieu Effect Rapportage)-procedure.
7