RAADSVOORSTEL 11.0041
Rv. nr.: 11.0041
B&W-besluit d.d.: 17-05-2011 B&W-besluit nr.: 11.0531
Naam programma +onderdeel: Programma 4, Bereikbaarheid Onderwerp: Parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt Aanleiding: In juni 2009 heeft de Raad het programma Binnenstad vastgesteld en daarmee ingestemd met de visie op de ontwikkeling van de binnenstad van Leiden en de manier waarop deze te realiseren (de uitvoeringsstrategie). Het Programma Binnenstad heeft als doelstelling om meer bezoekers naar de binnenstad van Leiden te trekken, die meer besteden en die het bezoek aan Leiden hoog waarderen. Hiervoor is het van belang dat het autoverkeer de huidige en toekomstige bestemmingen in de binnenstad goed kan blijven bereiken. Om de autobereikbaarheid voor bezoekers te kunnen waarborgen dienen aan de randen van de binnenstad extra parkeerplaatsen in goed ontsloten centrumgarages gerealiseerd te worden volgens het zogenaamde “Park+Walk”-concept. In de bestuursovereenkomst “Samen Leiden” (2010-2014) is aangegeven dat er in de binnenstad, ter hoogte van de Garenmarkt, Lammermarkt en Kaasmarkt, 1.000 extra ondergrondse parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd, te beginnen op de Garenmarkt en Lammermarkt. In april 2011 zijn de projectopdrachten en voorbereidingskredieten voor de parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt definitief vastgesteld. Hiermee is conform het Leidse planproces de initiatieffase afgerond en de definitiefase gestart. Doel: Ter uitvoering van de projectopdracht wordt nu het Programma van Eisen (PvE) voor de parkeergarages ter vaststelling voorgelegd. In deze fase van het proces is het PvE voor de parkeergarages nog “locatieonafhankelijk” waardoor het mogelijk is deze voor beide parkeergarages te combineren. Ook worden de belangrijkste principes en ambities voor de inrichting van de openbare ruimte, voortkomend uit kaderstellende documenten, ter vaststelling voorgelegd. Tenslotte wordt een besluit gevraagd aangaande het proces tot aan het kaderbesluit en alle werkzaamheden die hieruit voortvloeien. Programma van Eisen Parkeergarages Uniformiteit parkeergarages Leiden Het PvE voor de parkeergarages is opgesteld door adviesbureau SPark. Zij hebben ook het PvE voor de openbare parkeergarages in het project Kooiplein e.o. geschreven (nog niet vastgesteld overigens). Er wordt gestreefd de PvE’s zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten zodat uniformiteit binnen de gemeentelijke garages ontstaat. Kwaliteit parkeergarages
Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren. De garages dienen voldoende ruim, overzichtelijk en sociaal veilig te zijn. In het kader van kwaliteit, uitstraling en comfort, stelt het PvE op bepaalde punten hogere eisen dan conform NEN normen en wet- en regelgeving noodzakelijk is. Een selectie van belangrijke eisen is als volgt: − Het PvE eist parkeerplekken van 2,50 meter breed terwijl de huidige NEN 2,30 meter voorschrijft. Slechts met goede argumenten en in overleg met de gemeente kan van deze hogere eis worden afgeweken, maar nooit tot onder de 2,40 meter. − In de garage zijn geen hellingspercentages van meer dan 14% toegestaan. − Gestreefd moet worden naar parkeren onder een hoek van 65 tot 80 graden. − Voor de bepaling van de piekbelasting in het maatgevende uur wordt ervan uitgegaan dat de gehele capaciteit van de garage in één uur moet kunnen in- of uitrijden. − De bufferruimte dient voldoende capaciteit te hebben om te voorkomen dat op piekmomenten inrijdende en uitrijdende parkeerders de doorstroming in de garage en op de openbare weg frustreren. Het uitgangspunt is een bufferruimte ter grootte van 2% van het aantal auto’s, waarbij wordt uitgegaan van een benodigde lengte van 5,50 meter per auto. Dit geldt voor o Bufferruimte op de toegangsweg vóór de inrit/toegangscontrole-apparatuur; o De bufferruimte vóór de uitrit/uitgangscontroleapparatuur; o De bufferruimte vóór de aansluiting op de openbare weg. − De garage moet aangesloten worden op het gemeentelijk parkeerroute informatiesysteem (PRIS). − De garage zal moeten voldoen aan De European Standard Parking Award (ESPA). Duurzaamheid − Elektrische oplaadpunten zullen worden toegevoegd om aan gebruikers van elektrische voertuigen tegemoet te komen en dit gebruik zodoende te stimuleren in Leiden. − Er zal onderzocht worden wat de meest duurzame methode van verlichting is, zowel qua investering als qua beheer. Te denken valt aan LED verlichting. Een zorgvuldige afweging zal ten grondslag liggen aan de definitieve verlichtingskeuze. Status PvE Gedurende het vervolg van het proces (zie toelichting en planning) wordt het PvE van de parkeergarages locatiespecifiek gemaakt. Er dient rekening mee gehouden te worden dat gedurende deze fase bepaalde aspecten uit het PvE nog binnen toelaatbare marges gewijzigd zullen worden. Ook tijdens het ontwerpproces zal de uitvoerder op basis van nadere uitwerkingen waarschijnlijk bepaalde eisen ter discussie willen stellen. Indien voorgestelde wijzigingen a. goed worden beargumenteerd, b. redelijke alternatieven ontbreken, c. het kwaliteitsniveau van de garage als geheel niet wordt aangetast, bijvoorbeeld door het treffen van compenserende maatregelen elders en de garage en d. de garage blijft voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, kunnen wijzigingen in overleg met de gemeente worden toegestaan. Gedurende het proces zal duidelijk worden of er behoefte is aan het opstellen van een separaat PvE voor technische voorzieningen en verlichting. Indien hiertoe wordt besloten, zullen de eisen uit het huidige PvE met betrekking tot deze eisen komen te vervallen. Het nieuwe PvE zal de huidige eisen met betrekking tot deze onderwerpen als ondergrens nemen.
Paragrafen eigendom en beheer zullen nog worden ingevuld naar aanleiding van het kaderbesluit. Principes en Ambities Openbare Ruimte Kwaliteit en ruimte voor evenementen De principes en ambities voor de inrichting van de openbare ruimte moeten in algemene zin leiden tot een ontwerp van de openbare ruimte dat kwalitatief van hoogwaardig niveau is. De openbare ruimte op de Lammermarkt krijgt een groen karakter. Het karakter op de Garenmarkt wordt versterkt. Beide pleinen moeten plek kunnen blijven bieden aan de 3 oktober festiviteiten en andere evenementen. Op de Lammermarkt zullen bovengrondse parkeerplekken verdwijnen. Op beide pleinen wordt de ruimte zo ingericht dat horeca en cultuur een plek kunnen krijgen en krachtstroompunten worden toegevoegd voor gebruik tijdens evenementen en kermis. Randvoorwaarden Naast de zojuist beschreven principes en ambities zijn de volgende randvoorwaarden van belang: − De parkeergarages moeten ten allen tijden goed bereikbaar zijn. − Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren (zie ook het PvE parkeergarages). − Bezoekers moeten op een prettige manier in en uit kunnen rijden en lopen. − Bezoekers kunnen de bestemming vanuit de parkeergarage op een prettige manier te voet bereiken. Volgende processtap In de periode tot aan het kaderbesluit zullen de principes die ten grondslag liggen aan het ontwerp van de openbare ruimte verder worden uitgewerkt. Kader: Bestuursovereenkomst “Samen Leiden” (2010-2014) Kadernota Bereikbaarheid (RV 09.0039) Programma Binnenstad (RV 09.0050) (voornamelijk visiehoofdstuk en het hieruit voortvloeiende ambtelijk stuk ‘Verder met de Binnenstad’) Programmabegroting 2011, programma 4 (RV 10.0113) Uitgangspunten ontwikkeling parkeergarages binnenstad (BW 10.1082) Kadernota Kwaliteit Openbare ruimte en Handboek openbare ruimte (nog niet vastgesteld, nu in Concept gereed) Structuurvisie Singels Overwegingen Het vervolgproces tot aan kaderbesluit bestaat uit verschillende fases. Een zorgvuldig proces zal doorlopen worden waarin voldoende tijd moet zijn voor externe toetsing. De fases zijn als volgt: Eerste fase: onderzoek en analyse. In deze fase zullen tal van onderzoeken plaatsvinden. Voor deze fase is 4-6 maanden nodig. Rekening houdend met zomerreces, kerstreces en de nodige zorgvuldigheid bij het uitvoeren van de verschillende studies, zal worden gestreefd naar een afronding van deze fase voor het einde van 2011. In concreto gaat het om de volgende onderzoeken en werkzaamheden:
A. Analyse mogelijkheden alternatieven ondergronds Diverse onderzoeken worden uitgevoerd om de situatie ondergronds te verkennen. − Sonderingen bepalen de bodemopbouw en daarmee de mogelijke bouwmethodes en funderingswijzen; − Bestaande kabels en leidingen kunnen obstakels vormen in de voorziene bouw van de parkeergarages. Daarom worden deze geïnventariseerd en conflicten gelokaliseerd; − Archeologisch onderzoek bepaalt de archeologische waarde van het gebied; − Onderzoek naar het grondwater zal verricht worden en de effecten hiervan worden in kaart gebracht; − Proefsleuven en grondmonsters zijn nodig om uitspraak te doen naar de milieukwaliteit. Alternatieven zullen worden geanalyseerd om 1000 plekken extra te realiseren. Aangezien parkeerplekken op maaiveld op de Lammermarkt verdwijnen, betekent dit dat circa 1200 plekken ondergronds gerealiseerd moeten worden met als richtlijn circa 800 plekken op de Lammermarkt en 400 plekken op de Garenmarkt. Aangaande de Lammermarkt zullen de ruimtelijke alternatieven voor de “parkeerbak” zich bevinden tussen de volgende uitersten, afhankelijk van de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken: - De huidige contouren van het maaiveldparkeren. Om aan 800 parkeerplaatsen te komen, betekent dit een 6-laagse parkeergarage. - De huidige contouren oprekken tot onder de Singel en/of onder de naastgelegen wegen, zodat een parkeergarage met 2 á 3 lagen kan worden gerealiseerd met 250-400 plekken per laag. Voor de Garenmarkt zal de keuze beperkter zijn, aangezien er door de direct naastgelegen bebouwing, minder tot geen mogelijkheden zijn voor oprekken van de contouren en aldus de ondergrondse voetprint. B. Analyse bereikbaarheid en openbare ruimte Parallel aan een traject waarin de mogelijkheden worden onderzocht voor ontwikkelingen onder de grond, zal de huidige verkeersstructuur en daarmee samenhangend de mogelijkheden qua bereikbaarheid en ontsluiting voor de parkeergarages verder uitgewerkt worden. Het “succes” van een garage is namelijk afhankelijk van de bereikbaarheid. Hoe eenvoudig, vanuit hoeveel richtingen en vanuit welke richtingen kunnen automobilisten de garage bereiken en na afloop van hun bezoek weer wegrijden. Een goede bereikbaarheid mag de verkeerssituatie van de binnenstad niet teveel nadelig beïnvloeden. Indien dit wel het geval is zullen compenserende maatregelen getroffen moeten worden. Tegelijkertijd worden de uitgangspunten voor de openbare ruimte toegespitst op de locatie Lammermarkt en Garenmarkt en worden verschillende ruimtelijke alternatieven geschetst. C. Opstellen raming investeringskosten Op basis van bouwmethoden en ontwerp (breedte, diepte, aantal lagen) kan een globale kostenraming van de garagevarianten plaats vinden in verband met een financiële vergelijking. Ook zal een globale raming gemaakt worden van de investering die nodig is om de openbare ruimte te verbeteren. Bij deze inschatting zal onderscheid gemaakt worden tussen een investering die direct is verbonden aan de realisatie van de parkeergarages en een investering die niet direct voortvloeit uit de realisatie van de parkeergarages en daarmee verder reikt dan de projectopdrachten ‘realisatie parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt’.
D. Opstellen exploitatieberekeningen Aan de hand van een analyse van de huidige parkeeruren per parkeerplek per jaar in Leiden en een vergelijkend onderzoek naar gebouwde parkeervoorzieningen in bestaand stedelijk gebied in andere steden zal kennis worden opgedaan van verwachtte inkomsten. Deze zullen worden verwerkt in een parkeerexploitatie waarin ook de verwachtte investering wordt opgenomen. De investering in de openbare ruimte die niet direct verband houdt met de realisatie van de parkeergarage, zal niet gedekt worden vanuit de parkeerexploitatie. Hiervoor zal een andere dekking moeten worden gezocht. E. Bepalen marktstrategie en definiëren positie Gemeentelijk Parkeermanagement. Voor de realisatie van de parkeergarages moet nog worden bepaald hoe en wanneer de markt betrokken wordt. Dit kan op verschillende manieren in verschillende contractvormen en voor verschillende onderdelen (fasen) binnen het project: financiering, planontwikkeling/ontwerp, realisatie, exploitatie en beheer. Er zijn diverse mogelijkheden voor tijdstip van afname en overdracht verantwoordelijkheden. De eigendom en exploitatie is op dit moment voorzien bij het Gemeentelijk Parkeermanagement. Aangezien het drempelbedrag wordt overschreden is er altijd een Europese aanbestedingsplicht aan de orde voor wat betreft de realisatie. Er zal een strategie worden opgesteld of parkeerapparatuur separaat of geïntegreerd met de garage wordt aanbesteed en of er een separaat PvE voor apparatuur en installaties gewenst is. De complexiteit van de opgave vraagt om een intensieve gemeentelijke betrokkenheid. Beide garages kunnen worden getypeerd als langdurige projecten met een hoge bouwtechnische moeilijkheidsgraad in een beperkte ruimte en in een drukke omgeving die “gewoon” moet blijven functioneren. Uit het kaderbesluit moet blijken in hoeverre ook andere (commerciële) parkeerbedrijven mee mogen denken en/of bieden. F. Opstellen Communicatieplan en peilen draagvlak. Ten behoeve van de Programma’s Binnenstad en Bereikbaarheid zijn uitvoerige communicatiestrategieën en –plannen uitgewerkt. De communicatie over de ontwikkeling van de parkeergarages wordt hiermee afgestemd. Een belangrijk onderdeel van het proces zal zijn om wijkverenigingen, bewoners en andere belanghebbenden te betrekken. Hiervoor wordt een plan van aanpak gemaakt. G. Inventariseren van de risico’s. De bouw van een parkeergarage brengt risico’s met zich mee. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in risico’s voor de omgeving (bijvoorbeeld schade in de openbare ruimte of aan belendingen) en risico’s voor de bouw en het bouwwerk zelf. Ook bijvoorbeeld organisatorische, maatschappelijke, bestuurlijke, economische, technische en communicatieve risico’s spelen een rol. De risico’s zullen zorgvuldig in kaart worden gebracht. Tweede fase: toetsing alternatieven. Deze fase behelst de confrontatie van de mogelijkheden onder de grond (1A) met de mogelijkheden boven de grond (1B). Verschillende (ruimtelijke) garage-alternatieven zullen getoetst worden op de volgende aspecten: − Bereikbaarheid en effecten verkeersafwikkeling in de omgeving/ binnenstad.
− Inpassing openbare ruimte. − Bouwmethoden en bouwkosten. − Risico’s. Nu al is duidelijk dat de eisen met betrekking tot het bouwbesluit, die voorschrijft dat een uitgang nooit op meer dan 30 meter afstand ligt, veel impact zal hebben op de openbare ruimte bij een grote footprint van de garage. Nu al is duidelijk dat de eisen met betrekking tot het bouwbesluit, die voorschrijft dat een uitgang nooit op meer dan 30 meter afstand ligt, veel impact zal hebben op de openbare ruimte bij een grote footprint van de garage. Ook is nu al duidelijk dat de bufferruimtes (zie ‘kwaliteit parkeergarage’) óf een grote impact hebben op de openbare ruimte, óf, indien ze in de garage worden opgelost, de investering van de garage fors negatief zullen beïnvloeden. Ook is nu al duidelijk dat de bufferruimtes (zie ‘kwaliteit parkeergarage’) óf een grote impact hebben op de openbare ruimte, óf, indien ze in de garage worden opgelost, de investering van de garage fors negatief zullen beïnvloeden. Deze fase duurt 1 á 2 maanden en zal, als de eerste fase volgens planning verloopt, worden afgerond medio februari 2012. Derde fase: selectie voorkeursvarianten en uitwerken PvE. Een selectie van garagevarianten zal een stap verder worden uitgewerkt. Tegelijkertijd zal het PvE worden uitgewerkt tot een meer gedetailleerd en locatieafhankelijk PvE, op basis van de reeds opgestarte onderzoeken. Deze fase is voor een deel dus al gestart en “wacht” voor een ander deel op de afronding van de eerste en tweede fase. De derde fase wordt volgens planning in maart 2012 afgerond. Vierde fase: kaderbesluit. Een of meerdere voorkeursvariant(en) zullen worden voorgelegd, toegelicht en van advies worden voorzien ten behoeve van het kaderbesluit. Alle onderzoeksresultaten behorend bij de eerste fase zullen onderdeel uitmaken van het voorstel. Het kaderbesluit zal volgens planning in april 2012 worden gepresenteerd. De belangrijkste stappen voor de realisatie van de parkeergarage na het kaderbesluit zijn: • Selectie van een uitvoerder. De uitvoerder zal binnen de kaders en randvoorwaarden zoals vastgesteld bij het kaderbesluit het ontwerp uitwerken en een bieding doen. Dit zal gebeuren binnen de Europese wet- en regelgeving. Indien zich geen onverwachte situaties voordoen zal in de tweede helft van 2013 een uitvoerder worden geselecteerd. • Contractvorming. Naast het selecteren van een uitvoerder en de contractvorming die daar mee samenhangt, zullen ook afspraken gemaakt moeten worden met de exploitant en eigenaar. In de loop van 2013 zullen deze afspraken uitgewerkt zijn in ondertekende contracten. • Bestemmingsplanprocedure. De Lammermarkt valt binnen het huidige bestemmingsplan binnenstad I. Binnen dit plan is ruimte voor 450 ondergrondse plekken. Het bestemmingsplan wordt momenteel herzien. Omdat de contouren van de nieuwe garage nog niet bekend zijn en onvoldoende onderzoeken zijn uitgevoerd is het, na uitvoerig overleg, niet mogelijk gebleken de gewenste uitbreiding naar 800 plekken nu al mee te nemen. Er zal een apart bestemmingsplan moeten worden opgesteld. De Garenmarkt valt binnen het vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad II en is
•
daarin bestemd voor verblijfsgebied en evenementenplein. Aangezien bebouwing niet is toegestaan, zal ook om de parkeergarage Garenmarkt te kunnen ontwikkelen het bestemmingsplan moeten worden aangepast. Een bestemmingsplanprocedure kan een lange tijd in beslag nemen afhankelijk van bezwaarprocedures van belanghebbenden. De ambitie is om beide bestemmingsplannen in 2013 gereed te hebben. Bouw. Als bovenstaande stappen zijn uitgevoerd kan worden aangevangen met de bouw. Deze zal 1 á 2 jaar duren. Oplevering van de garages kan dan op zijn vroegst in 2014/ 2015 plaats vinden.
Financiën: In de projectopdrachten wordt uitgegaan van een onrendabele top van de nieuwe parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt, waarvan de dekking gezocht wordt in de totale parkeerexploitatie op lange termijn. De totale parkeerexploitatie wordt gevoed door de netto opbrengsten van al het gereguleerd parkeren in het publieke domein. Op basis van de uitgangspunten waarmee gerekend is in de projectopdracht blijft een onrendabele top bestaan na 20 jaar. Indien dit het geval is zal aanspraak gemaakt worden op NUON gelden, waarvan reeds €5 miljoen is vrijgemaakt om de bereikbaarheid van Leiden te verbeteren. De investering in de openbare ruimte die niet direct verband houdt met de realisatie van de parkeergarage, zal niet gedekt worden vanuit de parkeerexploitatie of door de genoemde NUON gelden. Er zal een andere dekking moeten worden gezocht. Evaluatie: Geen. Bijgevoegde informatie 1. Locatie-onafhankelijk PvE parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt. 2. Principes en Ambities openbare ruimte Garenmarkt en Lammermarkt. RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadasvoorstel 11.0041 van 2011), mede gezien het advies van de commissie. BESLUIT 1.
Het locatie-onafhankelijke Programma van Eisen voor de parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt, conform de bijlage, vast te stellen. De belangrijkste eisen zijn:
A. Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren. B. De garages dienen voldoende ruim, overzichtelijk en sociaal veilig te zijn. C. In het kader van kwaliteit, uitstraling en comfort, stelt het PvE op bepaalde punten hogere eisen dan conform NEN normen en wet- en regelgeving noodzakelijk is. a. Het PvE eist parkeerplekken van 2,50 meter breed terwijl de huidige NEN 2,30 meter voorschrijft. Slechts met goede argumenten en in overleg met de gemeente kan van deze hogere eis worden afgeweken, maar nooit tot onder de 2,40 meter; b. In de garage zijn geen hellingspercentages van meer dan 14% toegestaan; c. Gestreefd moet worden naar parkeren onder een hoek van 65 tot 80 graden;
D. E. F.
G.
2.
d. Voor de bepaling van de piekbelasting in het maatgevende uur wordt ervan uitgegaan dat de gehele capaciteit van de garage in één uur moet kunnen in- of uitrijden; e. De bufferruimte dient voldoende capaciteit te hebben om te voorkomen dat op piekmomenten inrijdende en uitrijdende parkeerders de doorstroming in de garage en op de openbare weg frustreren; f. De garage moet aangesloten worden op het gemeentelijk parkeerroute informatiesysteem (PRIS); g. De garage zal moeten voldoen aan De European Standard Parking Award (ESPA). Elektrische oplaadpunten zullen worden toegevoegd om aan gebruikers van elektrische voertuigen tegemoet te komen en dit gebruik zodoende te stimuleren in Leiden. Krachtstroompunten zullen worden toegevoegd voor gebruik tijdens evenementen en kermis. Er zal nog onderzocht worden wat de meest duurzame methode van verlichting is, zowel qua investering als qua beheer. Een zorgvuldige afweging zal ten grondslag liggen aan de definitieve verlichtingskeuze. De status van het PvE is als volgt: a. Gedurende het vervolg van het proces (zie toelichting en planning) wordt het PvE van de parkeergarages locatiespecifiek gemaakt. Tijdens deze fase kunnen bepaalde aspecten uit het PvE nog binnen toelaatbare marges gewijzigd worden. b. Ook tijdens het ontwerpproces zal de uitvoerder op basis van nadere uitwerkingen waarschijnlijk bepaalde eisen ter discussie willen stellen. Indien voorgestelde wijzigingen a. goed worden beargumenteerd, b. redelijke alternatieven ontbreken, c. het kwaliteitsniveau van de garage als geheel niet wordt aangetast, bijvoorbeeld door het treffen van compenserende maatregelen elders en de garage en d. de garage blijft voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, kunnen wijzigingen in overleg met de gemeente worden toegestaan. De principes en ambities voor de inrichting van de openbare ruimte op en rondom de parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt, conform de bijlage, vast te stellen. De belangrijkste principes en ambities zijn:
A. De Garenmarkt en Lammermarkt vormen een ‘ontvangsthal‘ voor de stad. B. Volgens de criteria van de ‘Kadernota kwaliteit openbare ruimte’ zijn beide markten te kwalificeren als ‘speciale plek’. C. De parkeergarages moeten ten allen tijden goed bereikbaar zijn. D. Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren (zie ook het PvE parkeergarages). E. Bezoekers moeten op een prettige manier in en uit kunnen rijden en lopen. F. Bezoekers kunnen de bestemming vanuit de parkeergarage op een prettige manier te voet bereiken. G. De ruimtes dienen zich te voegen in de historische stedelijke structuur en deze te versterken. H. De openbare ruimte dient plaats te kunnen blijven bieden aan verschillende festiviteiten, waaronder die rond 3 oktober. I. Specifiek voor de Lammermarkt geldt: a. De openbare ruimte krijgt een groen karakter. b. Het heringerichte maaiveld vormt straks een robuuste schakel in de groene singelrand. c. Bovengrondse parkeerplaatsen zullen verdwijnen.
J.
3.
d. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten. Specifiek voor de Garenmarkt geldt: a. Het blijft mogelijk om op maaiveld te parkeren. b. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten. Het college opdracht te geven om uiterlijk april 2012 een kaderbesluit ten behoeve van de realisatie van de parkeergarages en herinrichting van de openbare ruimte Garenmarkt en Lammermarkt te presenteren.
Gedaan in de openbare raadsvergadering van, de Griffier,
de Voorzitter,
TECHNISCHE INFORMATIE Opstellers: Robert Bergenhenegouwen en Sigrid Verleun-Cuperus Organisatieonderdeel: Projectmanagementbureau Telefoon: Robert: 06-27852945(M) -5379 (vast) Sigrid: 06-31675929 (M) -7866 (vast) E-mail:
[email protected]/
[email protected]
Portefeuillehouder: Pieter van Woensel
B&W.nr. 11.0531, d.d. 17 mei 2011 Onderwerp
Parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt
BESLUIT 1. Het locatie-onafhankelijke Programma van Eisen voor de parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt, conform de bijlage, vast te stellen. De belangrijkste eisen zijn: A. Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren. B. De garages dienen voldoende ruim, overzichtelijk en sociaal veilig te zijn. C. In het kader van kwaliteit, uitstraling en comfort, stelt het PvE op bepaalde punten hogere eisen dan conform NEN normen en wet- en regelgeving noodzakelijk is. a. Het PvE eist parkeerplekken van 2,50 meter breed terwijl de huidige NEN 2,30 meter voorschrijft. Slechts met goede argumenten en in overleg met de gemeente kan van deze hogere eis worden afgeweken, maar nooit tot onder de 2,40 meter; b. In de garage zijn geen hellingspercentages van meer dan 14% toegestaan; c. Gestreefd moet worden naar parkeren onder een hoek van 65 tot 80 graden; d. Voor de bepaling van de piekbelasting in het maatgevende uur wordt ervan uitgegaan dat de gehele capaciteit van de garage in één uur moet kunnen in- of uitrijden; e. De bufferruimte dient voldoende capaciteit te hebben om te voorkomen dat op piekmomenten inrijdende en uitrijdende parkeerders de doorstroming in de garage en op de openbare weg frustreren; f. De garage moet aangesloten worden op het gemeentelijk parkeerroute informatiesysteem (PRIS); g. De garage zal moeten voldoen aan De European Standard Parking Award (ESPA). D. Elektrische oplaadpunten zullen worden toegevoegd om aan gebruikers van elektrische voertuigen tegemoet te komen en dit gebruik zodoende te stimuleren in Leiden. E. Definitieve verlichtingskeuze nadat onderzoek is verricht wat de meest duurzame methode van verlichting is, zowel qua investering als qua beheer. F. De status van het PvE is als volgt: a. Gedurende het vervolg van het proces (zie toelichting en planning) wordt het PvE van de parkeergarages locatiespecifiek gemaakt. Tijdens deze fase kunnen bepaalde aspecten uit het PvE nog binnen toelaatbare marges gewijzigd worden. b. Tijdens het ontwerpproces zal de uitvoerder op basis van nadere uitwerkingen waarschijnlijk bepaalde eisen ter discussie willen stellen. Indien voorgestelde wijzigingen a. goed worden beargumenteerd, b. redelijke alternatieven ontbreken, c. het kwaliteitsniveau van de garage als geheel niet wordt aangetast, bijvoorbeeld door het treffen van compenserende maatregelen elders en de garage en d. de garage blijft voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, kunnen wijzigingen in overleg met de gemeente worden toegestaan. 2. De principes en ambities voor de inrichting van de openbare ruimte op en rondom de parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt, conform de bijlage, vast te stellen. De belangrijkste principes en ambities zijn:
A. De Garenmarkt en Lammermarkt vormen een ‘ontvangsthal‘ voor de stad. B. Volgens de criteria van de ‘Kadernota kwaliteit openbare ruimte’ zijn beide markten te kwalificeren als ‘speciale plek’. C. De parkeergarages moeten ten allen tijden goed bereikbaar zijn. D. Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren (zie ook het PvE parkeergarages). E. Bezoekers moeten op een prettige manier in en uit kunnen rijden en lopen. F. Bezoekers kunnen de bestemming vanuit de parkeergarage op een prettige manier te voet bereiken. G. De openbare ruimte dient plaats te kunnen blijven bieden aan verschillende festiviteiten, waaronder die rond 3 oktober. H. Specifiek voor de Lammermarkt geldt: a. De openbare ruimte krijgt een groen karakter. b. Het heringerichte maaiveld vormt straks een robuuste schakel in de groene singelrand. c. Bovengrondse parkeerplaatsen zullen verdwijnen. d. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten. I. Specifiek voor de Garenmarkt geldt: a. Het blijft mogelijk om op maaiveld te parkeren. b. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten.
3. Het college opdracht te geven om uiterlijk april 2012 een kaderbesluit ten behoeve van de realisatie van de parkeergarages en herinrichting van de openbare ruimte Garenmarkt en Lammermarkt te presenteren.
Pers samenvatting: Het Programma van Eisen voor realisatie van ondergrondse parkeergarages aan de Garenmarkt en de Lammermarkt is vastgesteld. De twee garages bieden samen 1000 extra parkeerplekken voor auto’s. In het Programma van Eisen staat beschreven welke ambities de gemeente Leiden nastreeft voor het ontwerp van de garages. Voor de inrichting van de omgeving zijn de principes en ambities vastgesteld. Meer parkeerplaatsen maken de Leidse binnenstad gemakkelijker bereikbaar en aantrekkelijker voor bezoekers. Naar verwachting begint de bouw van de garages in 2013.
Locatie-onafhankelijk Programma van Eisen Parkeergarages Garenmarkt en Lammermarkt
Gemeente Leiden
SPARK Nieuwstraat 4 2266 AD Leidschendam T. 070 3177005 F. 070 3178066 www.spark-parkeren.nl 9 mei 2011 Versie: 1.0
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
Inleiding 18 1.1 Status PvE 18 1.2 Leeswijzer PvE 19 Randvoorwaarden en uitgangspunten 20 2.1 Betrokkenheid gemeente Leiden 20 2.2 Normen en voorschriften 20 2.3 Ontwikkeling, realisatie, eigendom en ingebruikname 20 2.4 Vergunningen 21 2.5 Beheer en exploitatie 21 2.6 Gebruik 21 2.7 Garageprincipe, omvang en bouwvorm 21 2.8 Materiaalgebruik en afwerking 21 2.9 Belijning, bewegwijzering en bebording 24 2.10 Kwaliteit 24 2.10.1 Duurzaamheid 24 2.10.2 Kwaliteit parkeergarage vanuit het perspectief van de consument 2.10.3 Fysieke en sociale veiligheid 27 2.10.4 Verkeersveiligheid 27 Functionele eisen 29 3.1 Ontsluiting voertuigen 29 3.2 Ontsluiting voetgangers 29 3.3 Entree straatzijde (tussen rijbaan en gevel garage) 30 3.4 Toegang voertuigen 30 3.5 Toegang voetgangers 30 3.6 Parkeervloer 31 3.7 Minder validen 32 3.8 Hellingbanen 34 3.9 Trappenhuizen 34 3.10 Liften 35 3.11 Openbare toiletten 35 3.12 Exploitatieruimte 35 3.13 Technische ruimten 35 3.14 Beheerderruimte 36 3.14.1 Hoofdruimte 36 3.14.2 Pantry/eetruimte/bespreekruimte/geldtelruimte 36 3.14.3 Overig 36 3.15 Serviceruimten (t.b.v. opstelling betaalautomaten) 37 3.16 Bewegwijzering / wayfinding 37 Toegangscontrole/parkeermanagement 39 4.1 Heffen parkeertarief 40 4.2 CCTV-systeem 40 Constructieve eisen 42 5.1 Algemeen 42 5.2 Vloer, wanden en dak 42 5.3 Plafond- en wandopeningen 42
25
6
7
8
9
5.4 Liftput(ten) en schacht(en) 5.5 Kolommenstramien 5.6 Algemene bouwkundige uitgangspunten Veiligheid bij brand 6.1 Brandbestrijdingsinstallatie 6.2 Brandmelding-/ontruimingsinstallatie Werktuigbouwkundige eisen 7.1 Algemene voorzieningen 7.2 Ventilatie 7.2.1 Stuwdrukventilatie 7.2.2 Overdrukventilatie 7.3 Verwarming 7.3.1 Algemeen 7.3.2 Luchtbehandelinginstallatie 7.3.3 Ribbenbuiskachels 7.4 Koudwateraansluitingen 7.5 Binnen- en buitenriolering en waterafvoer Elektrotechnische installaties 8.1 Algemeen 8.1.1 Nuts- en centrale energievoorzieningen 8.1.2 Eisen verdeelinrichtingen 8.1.3 Noodvoorzieningen 8.2 Verlichting 8.3 Communicatie 8.4 Beveiliging en monitoring 8.4.1 CO/LPG –detectie (indien van toepassing) Garanties en onderhoud 9.1 Garanties 9.1.1 Bouwkundig 9.1.2 Werktuigbouwkundige installaties 9.1.3 Elektrotechnische installaties 9.2 Onderhoud
43 43 44 45 46 46 47 47 47 47 47 48 48 48 48 48 48 50 50 50 50 50 51 52 52 52 53 53 53 53 54 54
©2009, Spark B.V.,
[email protected] 2266 AD Leidschendam, tel 070-317 70 05, fax 070-317 80 66 Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit dit document worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Spark B.V. Alle rechten voorbehouden. Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Spark B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voortvloeiend uit eventuele onjuistheid of onvolledigheid van de in dit document vermelde informatie.
Inleiding
De gemeente Leiden is van plan parkeergarages onder de Garenmarkt en de Lammermarkt te (laten) realiseren. Het betreft openbare, ondergrondse parkeergarages met een verwachte capaciteit van respectievelijk circa 400 tot 800 plaatsen. De garages zullen naar verwachting in eigendom en exploitatie komen bij de gemeente Leiden. In dit stadium wenst de gemeente over een Programma van Eisen (PvE) te beschikken dat aan de ontwerpers en/of uitvoerder kan worden verstrekt en dat als uitgangspunt dient bij het ontwerp van de garages. Het voorliggende PvE is een locatieonafhankelijk PvE dat op beide locaties van toepassing is. Dit Programma van Eisen (PvE) bevat technische en functionele eisen waaraan het ontwerp van de te ontwikkelen parkeergarages dient te voldoen. Het PvE moet leiden tot ontwerpen van (parkeer)gebouwen met alle daarbij behorende voorzieningen, die worden weergegeven in een bestek en bijbehorende tekeningen, berekeningen etc. Het (parkeer)gebouw is in essentie een verzameling van ruimten waarin bestuurders van motorvoertuigen alsmede voetgangers comfortabel en veilig kunnen rijden, parkeren, lopen en zich kunnen (laten) informeren over in de omgeving aanwezige functies, (OV-)voorzieningen en overige relevante informatie. Tevens moet toezichthoudend en technisch personeel onder prettige en optimale omstandigheden hun functie kunnen uitoefenen. De eisen uit NEN 2443 – Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages, Nederlands Normalisatie-instituut, april 2000 dienen te worden aangehouden. Indien de eisen uit dit PvE de voorschriften en normen van de NEN 2443 overstijgen, zijn de eisen uit dit PvE in die gevallen leidend en bepalend. Ook de Arbo-wet is een integraal onderdeel van het voorliggende PvE, met name in relatie tot de realisatie van optimale arbeidsomstandigheden voor uitvoerend personeel. De eisen uit dit PvE dienen altijd in een bredere context te worden beschouwd. Niet alleen de parkeervisie van de Gemeente Leiden en het vigerend gemeentelijk parkeerbeleid spelen daarbij een rol, maar ook de lokale infrastructuur en de mogelijkheden die deze biedt voor de verkeersafwikkeling, de stichtingskosten, het beoogde rendement en milieuaspecten zijn voorbeelden van onderwerpen die in deze bredere context een rol spelen. Er dient echter altijd in overleg met de gemeente Leiden een afstemming van alle relevante aspecten in relatie tot het ontwerp plaats te vinden, keuzes te worden gemaakt en besluiten te worden genomen.
Status PvE Dit PvE tracht voorafgaand aan het ontwerpproces zo volledig mogelijk te zijn. Gedurende het vervolg van het proces wordt het PvE locatiespecifiek gemaakt en wordt de uitvoering van de realisatie van de parkeervoorziening aanbesteed. Er dient rekening mee gehouden te worden dat gedurende deze fase bepaalde aspecten uit het PvE nog binnen toelaatbare marges gewijzigd kunnen worden. Aanvullend moet er rekening mee worden gehouden dat gedurende het ontwerpproces op basis van nadere uitwerkingen en onderzoek bepaalde aspecten alsnog kunnen worden vastgesteld, nader worden benoemd of kunnen worden gewijzigd. De gemeente Leiden zal in dat geval betreffende aspecten
tijdig in het ontwikkelingsproces inbrengen. Aanpassingen en wijzigingen kunnen door alle betrokkenen in het ontwikkeling- en ontwerpproces worden ingebracht doch kunnen uitsluitend door de gemeente Leiden worden geaccordeerd. De wijze waarop wijzigingen kunnen worden ingebracht zal door de gemeente Leiden bij de start van het ontwerpproces worden benoemd, in overleg met de bij het ontwerp betrokken partijen. Indien er eisen in dit PvE staan waaraan de uitvoerder – om welke reden dan ook – niet kan of wenst te voldoen moet dit terstond aan de gemeente Leiden worden gemeld. Wijzigingen ten opzichte van dit PvE zullen in een separaat document (Nota van Wijzigingen) worden vastgelegd en één geheel (blijven) vormen met dit PvE. Gedurende het proces zal duidelijk worden of er behoefte is aan het opstellen van een separaat PvE voor technische voorzieningen en verlichting. Indien hiertoe wordt besloten, zullen de eisen uit het huidige PvE met betrekking tot deze eisen komen te vervallen. Het nieuwe PvE zal de huidige eisen met betrekking tot deze onderwerpen als ondergrens nemen. Paragrafen eigendom en beheer zullen nog worden ingevuld naar aanleiding van het kaderbesluit. Leesw ijzer PvE In hoofdstuk 2 van dit PvE worden de algemene randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de functionele eisen en hoofdstuk 4 de eisen aan het toe te passen parkeermanagementsysteem. In hoofdstuk 5 worden de constructieve eisen behandeld. Hoofdstuk 6 beschrijft de veiligheid bij brand. De werktuigbouwkundige eisen en eisen aan de elektrotechnische installaties zijn respectievelijk in de hoofdstukken 7 en 8 opgenomen. Hoofdstuk 9 bevat de eisen ten aanzien van garanties en onderhoud.
Randvoorwaarden en uitgangspunten
Betrokkenheid gemeente Leiden De gemeente Leiden dient tijdens het gehele ontwikkelproces, vanaf het ontwerp tot en met de uitvoering/bouw, betrokken te zijn en te blijven bij het proces. Om de gemeente Leiden in staat te stellen de te realiseren kwaliteit van de parkeervoorziening te monitoren en te toetsen en waar nodig bij te sturen of te corrigeren, zowel in technische als in functionele zin, moet de uitvoerder de gemeente voorzien van alle daartoe gewenste informatie (tekeningen, bestekken e.d.) en in de gelegenheid stellen daar tijdig op te reageren. Nadere afspraken hiertoe worden door de gemeente en de uitvoerder in de koop/-aannemingsovereenkomst vastgelegd. Normen en voorschriften De volgende normen en voorschriften –als meest relevante– zijn van toepassing, inclusief de daarin opgenomen verwijzingen naar overige van toepassing zijnde normen en voorschriften: Het bouwbesluit en gemeentelijke voorschriften op het gebied van Bouw- en Woningtoezicht. Indien relevant zijn naast de door het Bouwbesluit direct of indirect aangestuurde normen ook de overige materiaal gebonden normen van de TGB 1990 van toepassing. Voorschriften van lokale nutsbedrijven (elektra, CAI, water, telefonie, data e.d.). Praktijkrichtlijn (aanvullende) Brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m², en de Aanvulling (2004) m.b.t. rookcompartimenten. De voorschriften van de brandweer in Leiden. Politie Keurmerk (o.a. inbraakwerende deuren volgens klasse II). Wegenverkeerswet. Milieudienst, de Wet Milieubeheer, normen en grenswaarden luchtkwaliteitdoelstellingen. Arbeidsinspectie en ARBO wetgeving. NEN 2443: Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages. Handboek voor toegankelijkheid, Gehandicaptenraad 1996. Nederlandse normen van de stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NNI), zoals deze zijn vermeld in de publicatie ‘Jaarboek bouw’ (jaarlijkse uitgave NNI), waaronder: ▫ NEN 1010 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. ▫ NEN 1087 – Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw. ▫ NEN 1814 – Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen. ▫ NEN 2757 – Afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan 130 kW op bovenwaarde - Bepalingsmethoden geschiktheid afvoersystemen. ▫ NEN 2916 – Energieprestatie van utiliteitsgebouwen – Bepalingsmethode. ▫ NEN 3140 – Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties. ▫ NEN 6088 – Brandveiligheid van gebouwen - Vluchtwegaanduiding - Eigenschappen en bepalingsmethoden. Ontwikkeling, realisatie, eigendom en ingebruikname
De parkeergarage moet worden ontwikkeld conform afspraken zoals die zijn/worden gemaakt tussen de gemeente Leiden en de uitvoerder en zullen nader worden vastgelegd. Het uitgangspunt is op dit moment dat de gemeente Leiden eigenaar van de garage wordt. Vergunningen De uitvoerder die voor de ontwikkeling en realisatie van de parkeergarage zorgt, zorgt ervoor dat deze volledig (dus de garage in zijn geheel) voldoet aan alle voorwaarden die nodig zijn voor het verstrekken van een gebruiksvergunning door derden. De aanvraag voor de gebruiksvergunning wordt door de gemeente verzorgd, waarbij de uitvoerder zorg draagt voor een tijdige levering van alle relevante gegevens, binnen 21 kalenderdagen na schriftelijk verzoek van de gemeente Leiden, zodanig dat bij oplevering beschikt wordt over een geldige gebruiksvergunning. Beheer en exploitatie De garage moet geschikt zijn om een parkeertarief in rekening te brengen en abonnementen uit te geven aan vaste gebruikers. Op dit moment is het uitgangspunt dat de gemeente Leiden beheerder en exploitant van de garage wordt. Gebruik De garage is overwegend bestemd voor de bezoekers, maar mogelijk worden ook vaste gebruikers gefaciliteerd. De garage wordt daarom beschouwd als publiek toegankelijke parkeergarage. Het parkeermanagementsysteem (zie hoofdstuk 0) moet in staat zijn onderscheid te maken tussen de verschillende doelgroepen en moet over de flexibiliteit beschikken om verschillende aantallen parkeerders per functie/doelgroep toe te laten en/of delen van de parkeercapaciteit (getalsmatig) te reserveren voor bepaalde doelgroepen. De garage moet geschikt zijn om 24 uur per dag toegankelijk te zijn voor automobilisten en voetgangers, maar moet ook voor beide doelgroepen afzonderlijk kunnen worden afgesloten. Ook moet de mogelijkheid bestaan dat de garage voor een bepaalde periode slechts voor uitrijden wordt gebruikt. Tevens moet de mogelijkheid aanwezig zijn de garage in zijn geheel af te sluiten. De garage dient niet toegankelijk te zijn voor auto’s met aanhangers en caravans. De garage vormt een zelfstandige parkeervoorziening en mag daarom niet worden gebruikt als ontsluiting voor andere parkeervoorzieningen. Dit houdt in dat de garage volledig zelfstandig moet kunnen functioneren en dat eventuele andere garages in de omgeving van eigen ontsluitingen moeten worden voorzien. Garageprincipe, omvang en bouwvorm Uitgegaan wordt van een ondergrondse, openbare parkeervoorziening. Een deel van de parkeercapaciteit moet geschikt zijn voor minder validen (zie ook paragraaf 0). Gestreefd moet worden naar een bruto vloeroppervlak van de garage en alle daartoe behorende ruimten van gemiddeld maximaal 27,5 m2 per parkeerplaats. Materiaalgebruik en afwerking
De keuze van de toe te passen materialen in met name de publiekstoegankelijke ruimten dient ervoor te zorgen dat vervuiling en vandalisme zoveel mogelijk worden beperkt en dat eventuele vervuiling/roetaanslag of graffiti eenvoudig kan worden verwijderd. In de tabel die hierna volgt is aangegeven welke materialen voor de afwerking van de verschillende relevante ruimten moeten worden toegepast. Het kleurgebruik van schilderwerk, bewegwijzeringen etc. moet in overleg met de gemeente Leiden worden vastgesteld, en moet zoveel mogelijk overeenstemmen met andere, toekomstige gemeentelijke parkeergarages. Te denken valt aan een huisstijl met herkenbare kleuren voor Leiden.
Tabel 1.
Materiaalgebruik Wanden/kolommen Beto n
Onderdeel In- en uitritten Parkeerdek Hellingbanen Loge Hoofdruimte Loge pantry Alle toiletten (incl. voorruimten) Betaalruimtes/ voetgangersontsluitingen Trappenhuizen* Liften* Technische ruimten Pompruimten Containerruimte
Schilderwe rk
Tege ls
x x x x
x x x x x
Vloeren
Beton
Tegel s
Plafonds Linoleu m
Beton
x x x
Schilderwe rk
Systee mplafon d
x x x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x x x x x
x x x
* = Dit betreft de niet-transparante gedeelten, trappenhuizen en liften moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd. Zoals uit het bovenstaande blijkt, wordt de kwaliteit van de parkeergarage in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit van het beton (zowel in het werk gestort als prefab) en de in sommige gevallen daarop aan te brengen afwerking. In dit kader wordt geëist dat het beton zonder luchtbelletjes, kleurverschillen en de aftekening van naden wordt gerealiseerd (oppervlakte beoordelingsklasse 1B volgens NEN 6722). Aanvullend gelden de volgend eisen: De parkeergarage dient voorzien te zijn van een vuilwerende coating, met name tegen graffiti en roet aanslag. Het gebruikte materiaal, zowel binnen als buiten (wanden, vloeren en plafonds), dient bestand te zijn tegen vandalisme, graffitiuitingen, aanrijdingen met lage snelheid, en vervuilingen (natuurlijke verontreiniging, duivenoverlast) en makkelijk te onderhouden zijn. De wanden en de vloer van de beheerderruimte moeten van een onderhoudsvrije bekleding worden voorzien. Mocht er toch sprake zijn van beschadiging dan dient dit eenvoudig gerepareerd te kunnen worden. De betonvloeren dienen geschikt te zijn voor het aanbrengen van een coating en thermoplast1. Op plaatsen waar de voertuigen onder een hoek van 65 tot 90 graden op de wanden van de garage worden geparkeerd moeten de wanden tot een hoogte van 0,75 meter worden voorzien van een donkergrijze kleur die ervoor zorgt dat roetaanslag als gevolg van de uitlaatgassen minder goed zichtbaar is. Tussen de parkeervakken moet deze kleur worden onderbroken door de kleur van de (rest van de) wanden, zodat de belijning van de parkeervakken doorloopt in de
1
Thermoplast is een markering die wordt toegepast waar een hoge slijtvastheid en daardoor een lange levensduur gewenst is.
wanden en parkeerders aldus goed kunnen zien of ze in het midden van het parkeervak parkeren.
Voorbeeld grijze gedeelten tegen roetaanslag én doorzetten belijning op de wanden Belijning, bew egwijzering en bebording
Bij de ingang van de parkeergarage moet worden aangegeven of er plaatsen beschikbaar zijn (vol/vrij-aanduiding). Als de garage vol is moet worden vermeld hoeveel plaatsen er in de andere garage beschikbaar zijn en hoeveel plaatsen er op een nog te bepalen 3e parkeerlocatie beschikbaar zijn. Zowel voor automobilisten als voor voetgangers moet een goede bewegwijzering worden aangebracht. Belijning, bewegwijzering en bebording in de parkeergarage, zowel voor de automobilisten als voor voetgangers, dient duidelijk te zijn en te voldoen aan de eisen uit hoofdstuk 8 van de NEN 2443. De markering in de garage moet voldoen aan de Wegen Verkeers Wetgeving. De rijrichting, parkeervakken, voetgangersvoorzieningen (looproutes en zebrapaden) en de voorrangsregeling in de garage (bijvoorbeeld ‘haaientanden’) moeten worden aangegeven met een markering van thermoplast. Interne bewegwijzering en bebording voor het autoverkeer dienen uitgevoerd te worden conform het Reglement Verkeersregels Verkeerstekens (RVV) en dienen op zodanige afstand zichtbaar te zijn voor de automobilist dat deze er tijdig naar kan handelen.
Duurzaamheid, kw aliteit en beleving De kwaliteit van de parkeervoorziening is mede een gevolg van het uitvoeren van de eisen die in dit PvE zijn opgenomen. Daarnaast wordt de eis gesteld dat het te realiseren parkeergebouw bij toetsing in staat moet zijn om een European Standard Parking Award (ESPA) te behalen. De gemeente Leiden hecht onder meer aan duurzaamheid, aan de kwaliteit van de parkeergarage vanuit het perspectief van de consument, aan fysieke en sociale veiligheid en aan verkeersveiligheid. Om het belang van deze zaken te verankeren is in deze paragraaf een aantal eisen en beschrijvingen opgenomen die van toepassing zijn. Deze vormen een belangrijk aanvullend kader voor het ontwerp van de parkeervoorziening, dat onlosmakelijk is verbonden met de overige eisen die in dit PvE zijn opgenomen. Duurzaamheid De gemeente Leiden heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Voor de te ontwikkelen parkeergarage betekent dat er sprake moet zijn van een duurzame bouwplaats en een duurzaam parkeergebouw, maar ook dat rekening moet worden gehouden met voorzieningen voor elektrische auto's. Bouwplaats Bij de inrichting van de bouwplaats en de werkzaamheden op de bouwplaats moet rekening worden gehouden met een beperking van de productie van CO2 en fijnstof en van het energie- en waterverbruik, zowel door de activiteiten op de bouwplaats als door transportactiviteiten van en naar de bouwplaats. Vervuiling van grond- en oppervlaktewater moet worden voorkomen. Uiteraard is ook
de veiligheid van de werknemers en de omgeving een belangrijk aandachtspunt. Tenslotte is het van belang dat goed afvalmanagement plaatsvindt, waarbij scheiding van soorten afval en recycling belangrijke elementen zijn. Duurzaam gebouw Een duurzaam gebouw ontstaat al op de tekentafel door rekening te houden met milieu-, energie- en gezondheidsaspecten. Dit vertaalt zich onder meer in een ontwerp dat rekening houdt met: Het besparen van energie (bijvoorbeeld door daglichttoetreding waardoor overdag minder verlichting nodig is) en het toepassen van duurzame energie. Verantwoord materiaalgebruik (cradle to cradle: het toepassen van materialen die duurzaam zijn en volledig herbruikbaar, maar ook het gebruik van milieuvriendelijke materialen). De toepassing van gebouwdelen en installaties die een lange levensduur hebben. Het minimaliseren van de uitstoot van CO2, fijnstof en (bestanddelen van) uitlaatgassen. Meer specifiek moet energiezuinige verlichting worden toegepast, bijvoorbeeld LED-verlichting of hoogfrequentie TL-lampen. Het uitgangspunt is dat de verlichting energiezuinig moet zijn en gedurende een lange periode het vereiste verlichtingsniveau garandeert. Gedurende het ontwerpproces moet duidelijk worden welk type verlichting wordt toegepast. Elektrische auto's Voor elektrische auto's moeten gereserveerde parkeerplaatsen met oplaadpunt worden gerealiseerd. Bij de oplevering moet per 200 parkeerplaatsen één parkeerplaats bestemd zijn voor elektrische auto's. De parkeervoorziening moet echter zijn voorbereid op het bestemmen van 5% van de parkeercapaciteit voor elektrische auto's. Dat betekent dat deze plaatsen moeten zijn voorbereid op het eenvoudig aanbrengen van oplaadpunten en dat reeds loze leidingen moeten worden aangebracht. Voor de gereserveerde plaatsen en oplaadpunten gelden de volgende eisen: De parkeerplaatsen bevinden zich nabij de voornaamste bestemmingen, waarbij parkeerplaatsen voor minder validen de prioriteit krijgen. De oplaadpunten moeten aan de internationale normen IEC 61851-1 en IEC 62196-1 voldoen. De oplaadpunten moeten voldoende veilig en robuust zijn om ongelukken, misbruik en vandalisme te voorkomen. De laadinfrastructuur moet voldoen aan afspraken over toegang en gastgebruik voor verschillende aanbieders. De parkeerplaatsen voor elektrische auto's worden duidelijk zichtbaar gemaakt met bebording (op basis van het RVV 1990) en een groene vloercoating. Het laadpunt wordt bij voorkeur aan een wand of kolom bevestigd. Het laadpunt moet met een elektriciteitskabel én een kabel voor dataverkeer worden aangesloten op de exploitatiekast, zodat communicatie (en eventueel betaling voor het afnemen van stroom) met het parkeermanagementsysteem mogelijk is. De afstand tussen het laadpunt en de bijbehorende parkeerplaats mag maximaal 0,50 meter bedragen. Beleving parkeervoorziening Als je een stad bezoekt, wil je niet hoeven zoeken naar een parkeerplaats, je wilt snel naar je bestemming, de binnenstad, om te winkelen, een museum, horeca, bioscoop bezoeken, etc. Je wilt snel en eenvoudig naar een parkeerlocatie worden geleid. Een verwijssysteem geeft helder aan waar een parkeeraccommodatie te vinden is, ook als je Leiden voor het eerst bezoekt. De parkeergarage
en de in- en uitgangen passen niet alleen in de omgeving, maar voegen daar ook nog kwaliteit aan toe. Op het drukste moment van de week wil je niet te lang hoeven wachten voor een plaats en ook weer vlot kunnen uitrijden. Als je bij de parkeerlocatie bent, wil je daar makkelijk kunnen in- en uitrijden. Een hellingbaan moet geen eng gevoel geven, hij mag dus niet te stijl zijn en er moet opstelruimte zijn, zowel om de garage in te rijden als om een kaartje te trekken. Je wilt als je de garage inrijdt een overzichtelijke situatie beleven. De parkeervakken zijn ruim genoeg. De draaicirkels en bochtstralen bij op- en afritten naar andere verdiepingen en voor het veranderen van rijbaan zijn voor iedere bestuurder en voor ieder voertuig goed te nemen. Het is kortom makkelijk om te manoeuvreren in de garage. Je kan je zowel als automobilist en als voetganger gemakkelijk oriënteren, in- en uitgangen zijn makkelijk te vinden. In de garage krijg je een gevoel waar je bent. In dit geval dus in het centrum van Leiden, en er zijn elementen die daarmee associatie oproepen, bijvoorbeeld muurschilderingen. Indien mogelijk worden elementen aangebracht die verwijzen naar de (historische) identiteit van Leiden, zoals muurschilderingen, foto's of archeologische vondsten. Indien mogelijk is er op alle niveaus daglichttoetreding. Het is duidelijk op welke plaats je auto staat zodat je deze bij terugkeer in de garage snel kunt terugvinden, het is ook duidelijk waar je kunt betalen. Je wordt goed geïnformeerd middels bebording en tekens op de vloeren over rijrichtingen, vrije plaatsen en in- en uitgangen. Je voelt je in de garage veilig en hebt het vertrouwen dat je je auto later weer aantreft zoals je deze hebt achtergelaten. De afstand tot je plaats van bestemming (de binnenstad) is goed te lopen. Als je naar het centrum loopt, ervaar je het als een prettig te lopen route, die (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van winkels of horeca) ook aantrekkelijk is. Je komt weinig obstakels tegen, er zijn geen verkeersaders te kruisen, je bent beschut tegen weersinvloeden. Je ervaart het te betalen parkeertarief als in balans met het geboden product. Betalen is gemakkelijk (munt, kaart, mobiel) , eerlijk (uitgangspunt: “per minuut”) en transparant. Vanzelfsprekend is de garage schoon en heel. Je komt er graag weer terug.
Fysieke en sociale veiligheid Een gebruiker dient een veilig gevoel te hebben in de garage. Om een optimale fysieke en sociale veiligheid mogelijk te maken zijn de volgende algemene eisen van toepassing: De garage moet een overzichtelijke indeling krijgen, hetgeen betrekking heeft op de relatie tussen de in- en uitrit(ten), rijbanen en parkeervakken, (eventuele) kolommen, trappenhuizen, liften en hellingbanen. Donkere hoeken moeten worden vermeden. Er moet een goed, gelijkmatig verlichtingsniveau worden gerealiseerd, waarbij zoveel als mogelijk toetreding van daglicht wordt gehanteerd. Daglichttoetreding indien mogelijk toepassen ten behoeve van de oriëntatie van de parkeerder (in relatie tot de (gebouwde) omgeving van de parkeergarage). Bij voorkeur worden geen kolommen in de stroken met parkeervakken aangebracht, zodat kolomvrije overspanningen ontstaan. Mochten kolommen lokaal onvermijdelijk zijn, dan moeten slanke, afgeronde kolommen en wanden met doorkijkopeningen worden toegepast. De wanden van liften, trappenhuizen e.d. moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd. In de garage worden lichte kleuren en een zorgvuldige, hoogwaardige materiaalkeuze en afwerking toegepast (schoon en goed schoon te houden). Bij de toepassing van kleuren/tinten op rijbanen en parkeervakken worden de rijbanen in een lichtere tint uitgevoerd dan de parkeervakken, zodat eventuele olielekkages minder zichtbaar zijn. Ter bevordering van de beleving van de parkeergarage is het aanbrengen van muurschilderingen of andere wandafwerkingen gewenst. Muurschilderingen kunnen bijvoorbeeld verwijzen naar de historie van Leiden, naar het logo van de gemeente of naar bestemmingen die zich in de nabijheid van de garage bevinden. Het ontwerp van aan te brengen muurschilderingen moet in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald. Installaties en toebehoren (leidingen etc.) moeten zorgvuldig worden ingepast en zodanig worden gemonteerd dat ze geen visueel storende elementen vormen en/of aanrijdgevoelig zijn. Plafonds en muren dienen uitgevoerd te zijn zonder obstakels en bij voorkeur oplopend naar de zijkanten. Hierdoor wordt visuele vernauwing en schaduwvorming tegengegaan. Er worden voorzieningen gerealiseerd voor toezichthoudend personeel en er wordt rekening gehouden met het plaatsen van camera’s (CCTV2) in de garages. Muziek en geur dragen bij aan een prettige beleving, vooral in de ruimtes waar mensen wachten, zoals betaalruimtes. Verkeersveiligheid Het ontwerp van de parkeergarage dient een maximale verkeersveiligheid te waarborgen. Daarvoor gelden de volgende eisen: De snelheid van het autoverkeer in de garage dient stapvoets te zijn. De vloeren dienen stroef te zijn. Kruising van diverse soorten verkeer moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het zicht op overig verkeer zowel bij in- als uitrijden dient goed te zijn. Een wachtend voertuig mag geen obstakel vormen op de openbare weg. Er dienen zo min mogelijk kruisingen tussen looproutes en parkeerwegen3 aanwezig te zijn (conflictkans beperken).
2
CCTV staat voor Closed Circuit TeleVision. Deze term wordt doorgaans toegepast voor systemen voor beeldregistratie, -weergave en -opslag. 3 Een parkeerweg is een rijbaan waaraan parkeervakken bereikbaar zijn.
Een logische verkeerscirculatie draagt bij aan verkeersveilige garages. Vanuit de inrit gezien, levert de kortste route naar het verst verwijderde parkeervak meestal de beste bereikbaarheid van de parkeervakken. Zoekverkeer naar vrije parkeervakken beïnvloedt de circulatie en de verkeersveiligheid (oplettendheid overige deelnemers neemt af), en moet dus zoveel mogelijk worden vermeden. Ten aanzien van de routing moet worden uitgegaan van eenrichtingsverkeer. De looproutes dienen zo efficiënt en veilig mogelijk vormgegeven te worden. De loopafstanden van voetgangers naar de verschillende in- en uitgangen moeten zo kort mogelijk zijn. Het oversteken van de parkeerweg nabij de in- en uitgangen dient haaks te gebeuren waarbij zowel de voetgangers als de automobilist vrij zicht hebben. Aanbevolen wordt de oversteek te voorzien van markeringen (bijv. d.m.v. suggestiestroken op het wegdek). Bij het verlaten van de in- en uitgangen en/of andere publieksruimten moet de voetganger niet direct op de rijbaan of parkeerweg terechtkomen. In een situatie waarbij de afstand korter is dan 3,00 meter moet er een hekwerk geplaatst worden van tenminste 1,20 meter hoog. Om "zoekverkeer" van voetgangers te voorkomen wordt aanbevolen afzonderlijke bewegwijzering aan te brengen voor voetgangers.
Functionele eisen
De parkeergarage en de daartoe behorende infrastructuur moet dusdanig worden ontworpen dat een veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk is, zowel voor auto's als voor voetgangers. Vluchtwegen vanuit de parkeergarage moeten uitkomen op openbaar terrein, terwijl vluchtwegen en overige toegangen vanuit eventuele aangrenzende functies naar de garage niet zijn toegestaan. Ontsluiting voertuigen
De garage moet aangesloten worden op het gemeentelijk parkeerroute informatiesysteem (PRIS). Daarnaast moet bij de entree van de garage naar een alternatieve parkeerlocatie worden verwezen als deze garage vol is (zie paragraaf 0). Voor de bepaling van de piekbelasting in het maatgevende uur wordt ervan uitgegaan dat de gehele capaciteit van de garage in één uur moet kunnen in- of uitrijden. Het aantal rijstroken voor in- en uitrijdend verkeer dient te worden afgestemd op het feit dat de garage in een tijdsbestek van één uur vol of leeg moet kunnen geraken én op het feit dat per rijstrook met parkeerapparatuur (slagbomen/speedgates4 met kaartgevers en –lezers) maximaal 270 voertuigen per uur kunnen worden verwerkt. In- en uitritten dienen te bestaan uit aparte rijstroken die ieder apart moeten kunnen worden afgesloten. De in- en uitritten moeten minimaal bestaan uit één inrit, één uitrit en één wisselstrook, ook indien dit op basis van voorgaande punten niet noodzakelijk is. De wisselstrook is noodzakelijk om eventuele storingen te kunnen opvangen én om vaste gebruikers toegang te bieden indien de parkeercapaciteit voor bezoekers volledig bezet is en de inrit door wachtende bezoekers wordt geblokkeerd. De bufferruimte op de toegangsweg vóór de inrit/toegangscontrole-apparatuur dient voldoende capaciteit te hebben. Voor de inrit is een bufferruimte nodig voor 2% van het aantal auto’s dat in het maatgevende uur de garages in- of uitrijdt. Hierbij wordt uitgegaan van een benodigde lengte van 5,50 meter per auto (inclusief de ruimte tussen de auto’s). Het mag niet voorkomen dat op piekmomenten inrijdende parkeerders de doorstroming op de openbare weg frustreren. De bufferruimte vóór de uitrit/uitgangscontroleapparatuur is van gelijke lengte als die van vóór de inrit. Het mag niet voorkomen dat op piekmomenten uitrijdende parkeerders de verkeerscirculatie in de parkeergarage frustreren. De bufferruimte vóór de aansluiting op de openbare weg moet van gelijke lengte zijn als de bufferruimte voor de parkeerapparatuur, zoals bij de voorgaande punten is beschreven. Het mag niet voorkomen dat op piekmomenten parkeerders die wachten tot ze de openbare weg kunnen oprijden de verkeerscirculatie in de parkeergarage frustreren. De laatste 5 meter van de bufferruimte tot de openbare weg is horizontaal. De maatvoering die voor de diverse onderdelen van de ontsluiting wordt geëist is verderop in dit hoofdstuk beschreven.
Ontsluiting voetgangers
4
De locaties waar de voetgangersontsluitingen worden aangebracht moeten in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald.
Speedgates worden ook wel aangeduid met 'snelvouwhekken'.
De ontsluitingen voor voetgangers moeten worden voorzien nabij de belangrijkste functies waarvoor de garage de parkeerbehoefte moet faciliteren. Onbevoegden (niet-parkeerders) mogen geen toegang hebben tot de garage, teneinde de garage zo sociaal veilig als mogelijk te houden (beperken auto-inbraak, vandalisme).
Entree straatzijde (tussen rijbaan en gevel garage)
De rijbanen van de entree moeten minimaal 2,65 meter breed zijn, waar nodig vermeerderd met ongeveer 0,50 meter kolombreedte voor een speedgate. Omdat de entree van de garage zich vaak haaks op de openbare weg bevindt is hierbij rekening gehouden met het maken van een haakse bocht. Indien deze niet nodig is kan in overleg met de gemeente Leiden een breedte van 2,50 meter worden toegepast. De rijbanen moeten een afwijkende kleur en verharding krijgen ten opzichte van de toegepaste verharding in de directe omgeving van de entree. De entree moet zodanig zijn ontworpen dat eventuele voetgangers tijdig worden opgemerkt door in- en uitrijdende automobilisten en vice versa. Indien een voetgangerspad/trottoir is gelegen nabij de entree van de garage dan dient er ter bescherming van voetgangers aan weerszijden van de entree een transparante afscheiding te worden geplaatst. Hiermee moet worden voorkomen dat voetgangers direct langs de gevel kunnen lopen en niet worden waargenomen door uitrijdende automobilisten.
Toegang voertuigen
De toegang van de voertuigen moet duidelijk zichtbaar zijn door middel van een portaal voor of aan de gevel. De netto vrije hoogte bij de toegang van de garage moet minimaal 2,30 meter bedragen. De rijstroken van de toegang moeten met speedgates worden afgesloten, waarbij iedere rijstrook over een afzonderlijke speedgate moet beschikken. De speedgate(s) moet(en) met behulp van trillingsdempers akoestisch gezien geheel vrij van de bouwconstructie worden gemonteerd, zodat contactgeluid wordt voorkomen. De deur(en) van de speedgate(s) moet(en) voldoen aan de vigerende wetgeving. De vrije doorrijdbreedte per rijstrook moet ter plaatse van de kaartgevers/-lezers 2,50 meter bedragen. De aanrijdroute en het gedeelte ter plaatse van de toegangscontrole-/ parkeerapparatuur moeten een vlak verloop hebben. Het is niet toegestaan parkeerapparatuur in een bocht te plaatsen. Het is niet toegestaan om zonder overleg met de gemeente Leiden parkeerapparatuur (bijvoorbeeld slagbomen, speedgates, betaalautomaten) buiten de garage te plaatsen, ter voorkoming van diefstal, vandalisme en extra onderhoud. Een uitzondering hierop vormen de kaartlezers en –gevers. Indien toch betaalautomaten buiten de garage worden geplaatst moeten ze worden voorzien van een overkapping. De opstelplaatsen voor parkeerapparatuur moeten minimaal 1,00 meter breed zijn. De verschillende onderdelen van de parkeerapparatuur moeten in één rechte lijn worden geplaatst. De minimale afstand tussen de rijweg en de parkeerapparatuur moet 0,15 meter bedragen. De opstelruimte bij de parkeerapparatuur dient horizontaal te zijn en heeft een minimale lengte van 10,00 meter voor de speedgate.
Toegang voetgangers
Het aantal uitgangen voor voetgangers wordt bepaald door de plaats van de garage, de loopafstanden en de eisen uit met name het Bouwbesluit ten aanzien van vluchtroutes. Voor eisen aan de vluchtwegen zie hoofdstuk 0. De 'overige' ontsluiting(en) voor voetgangers moeten aansluiten op de meest logische bestemmingen die zich in de nabijheid van de garage bevinden en moeten in overleg met de gemeente Leiden worden ingepast. Alle loopdeuren – dus ook de deuren van vluchtwegen – hebben een minimale breedte van 1,00 meter in verband met de gewenste toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers. Alle loopdeuren moeten worden voorzien van een panieksluiting die in noodgevallen zonder sleutel van binnenuit te openen is. Alle loopdeuren moeten worden uitgerust met een elektrisch slot, dat bedoeld is om de loopdeur met het parkeermanagementsysteem (zie hoofdstuk 0) te kunnen openen. Het slot wordt door het parkeermanagementsysteem aangestuurd. Alle toegangsdeuren moeten worden voorzien van een deurstandsignalering die op een synoptisch paneel kunnen worden aangesloten. Alle deuren die publiek toegankelijke ruimtes verbinden moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd. De toegang vanuit de hoofdvoetgangersontsluiting naar de openbare ruimte moet plaatsvinden middels automatische (schuif)deuren.
Parkeervloer
De afstemming tussen de maatvoering van de parkeerweg, de rijrichtingen, de breedte van de parkeervakken en de hoek waaronder geparkeerd wordt zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten voldoen aan de eisen die NEN 2443 stelt voor openbare parkeergarages. De parkeervakken moeten minimaal 2,50 meter breed zijn. Indien dit niet haalbaar is moet met de gemeente Leiden worden overlegd. Het absolute minimum is een breedte van 2,40 meter5. Indien (op bepaalde locaties) een kolomvrije overspanning niet mogelijk is en kolommen tussen de parkeervakken aanwezig zijn, moeten deze óf op minimaal 0,50 meter en op maximaal 1,50 meter uit de parkeerweg staan, óf op minimaal 4,00 meter uit de parkeerweg staan. Indien niet aan deze eis wordt voldaan, is voor parkeervakken die aan één zijde naast een kolom gesitueerd zijn een breedtetoeslag van 0,15 meter noodzakelijk. Indien een parkeervak aan weerszijden door kolommen wordt begrensd die niet aan deze eis voldoen is een totale breedtetoeslag van 0,35 meter noodzakelijk. Gestreefd moet worden naar parkeren onder een hoek van 65 tot 80 graden. Indien parkeervakken onder een hoek van 90 graden worden aangebracht én er doodlopende gedeelten zijn, dient voor het de laatste vakken een extra breedte van 0,50 meter te worden aangebracht. Deze breedte is noodzakelijk om de benodigde bocht te kunnen maken. Parkeergarages hebben bij voorkeur gescheiden rijstroken voor komend en vertrekkend verkeer. De breedte van een rechte rijstrook bij verkeer in één richting bedraagt minimaal 3,00 meter, aan weerszijden vermeerderd met een kantstrookbreedte van minimaal 0,25 meter. De totale minimale wegbreedte bedraagt hiermee 3,50 meter. Indien de in- en uitritten langer zijn dan 30,00 meter wordt een obstakelafstandsmarge van 0,50 meter aangehouden en is de totale minimale wegbreedte 4,00 meter. Indien de rijbaan bestemd is voor verkeer in twee richtingen moet de breedte minimaal 6,50 meter bedragen bij wegen korter dan 30,00 meter en 7,00 meter bij wegen langer dan 30,00 meter.
In de nieuwe editie van NEN 2443, waaraan momenteel wordt gewerkt, wordt voor parkeergarages een minimale vakbreedte van 2,40 meter geëist. Omdat de gemeente Leiden hecht aan parkeercomfort en wil voorkomen dat bij het openen van de portieren beschadigingen optreden aan voertuigen wordt een minimale vakbreedte van 2,50 meter geëist. 5
Bochtstralen in parkeerwegen moeten voldoen aan de eisen uit tabel 2 van NEN 2443. De vrije doorrijhoogte en doorloophoogte op de parkeervloer moeten overal tenminste 2,30 meter bedragen. Ter plaatse van balken is een hoogte van 2,20 meter toegestaan, terwijl incidenteel een hoogte van 2,10 meter is toegestaan bij leidingen en andere voorwerpen die onder de constructie zijn aangebracht. Indien voor een constructie met vlakke plafonds wordt gekozen en er dus geen ruimte tussen de balken beschikbaar is voor o.a. mechanische ventilatoren, is een hoogtetoeslag noodzakelijk die voldoende ruimte biedt om de mechanische ventilatie aan te brengen. De benodigde hoogte voor het ‘laagste’ systeem dat op de markt is bedraagt 0,32 meter. Parkeervakken die in lengterichting naast elkaar worden aangebracht moeten worden gescheiden door een markering met een breedte van totaal 0,40 meter. Deze markering mag bestaan uit één vlak met een breedte van 0,40 meter, maar er mag ook worden gekozen voor twee parallelle lijnen met een minimale breedte van 0,08 meter en waarvan de buitenzijde van deze lijnen een onderlinge afstand van 0,40 meter heeft. Deze wijze van markeren maakt de parkeerplaatsen visueel smaller en heeft als doel de parkeerders in het midden van de vakken te laten parkeren. Restruimten die niet geschikt zijn voor het parkeren van auto’s kunnen worden gebruikt voor het realiseren van plaatsen voor motoren. De afmetingen van een plaats voor een motor bedragen 2,50 bij 1,25 tot 1,50 meter. Bij parkeerplaatsen voor motoren moet een stalen ring worden aangebracht (verankerd), zodat de motorrijders daar een slot aan kunnen bevestigen. Looproutes moeten zoveel mogelijk worden gescheiden van autoverkeer, op fysieke of visuele wijze, en moeten een breedte hebben van minimaal 0,90 meter. Voor de hoofdroutes van voetgangers langs rijbanen6 moet een fysiek afgescheiden looppad worden aangebracht. Looproutes naar de in- en uitgangen die onderdeel uitmaken van de parkeerweg moeten gemarkeerd worden door een afwijkende kleur in vergelijking met de parkeerweg. Deze markering hoeft niet doorlopend te zijn, maar kan ook bestaan uit vierkante vlakken of cirkels met pijlen daarin. De toe te passen markering moet worden afgestemd met de gemeente Leiden. Ter voorkoming van vervuiling dienen op looproutes en andere plaatsen waar naar verwachting vuil wordt gedeponeerd, vlamdovende prullenbakken te worden geplaatst. Op plaatsen waar looproutes en rijbanen elkaar kruisen worden zebrapaden aangebracht. In overleg met de gemeente Leiden dient te worden bepaald of de garage gebruikt wordt door bezoekers van een supermarkt en of winkelwagens in de garage worden verwacht. Indien dit het geval is gelden de volgende aanvullende eisen: Hellende parkeervloeren zijn niet toegestaan. Er moeten opstelplaatsen voor winkelwagens worden aangebracht.
Voorbeeld gemarkeerd gedeelte voor voetgangers op de parkeerweg Minder validen Voor het parkeren voor minder validen gelden de volgende eisen: De breedte van parkeervakken voor minder validen moet minimaal 3,50 meter bedragen bij schuine of haakse parkeervakken. De lengte van langsparkeervakken voor minder validen moet minimaal 7,00 meter bedragen. Parkeerplaatsen voor minder validen moeten zo dicht mogelijk bij in- en uitgangen worden aangebracht.
Een rijbaan is een weg waaraan zich geen parkeervakken bevinden, een parkeerweg is een weg waaraan zich parkeervakken bevinden.
6
De parkeerplaatsen voor minder validen én de routes tussen deze parkeerplaatsen en de in- en uitgangen van de garage moeten horizontaal zijn. 1% van de parkeercapaciteit moet bestemd zijn voor minder validen en als dusdanig uitgevoerd, met een maximum van 5 plaatsen. Het definitieve aantal en de locatie van de plaatsen moeten worden afgestemd met de gemeente Leiden, waarbij het ook mogelijk is dat de gemeente deze plaatsen op maaiveld realiseert en in de garage geen plaatsen voor minder validen nodig zijn. Bij vluchtwegen nabij de parkeerplaatsen voor minder validen moet bij een eventuele trap die zich na het passeren van de deur van de vluchtweg op de vluchtroute bevindt een plaats beschikbaar zijn waar een minder valide zich buiten de vluchtroute van de validen kan opstellen en op hulp kan wachten.
Hellingbanen
Hellingbanen worden bij voorkeur dusdanig uitgevoerd dat geen hellingbaanverwarming nodig is. De uitvoerder moet aantonen of hellingbaanverwarming noodzakelijk is of dat een andere oplossing volstaat. Voor de opvang van lekwater dient de onderzijde van de hellingbanen te zijn voorzien van een opvangbak met een overrijdbaar rooster en een pompput. Een hellingbaan met één rijstrook moet minimaal 3,50 meter breed zijn bij een lengte van maximaal 30 meter, een hellingbaan met twee rijstroken moet minimaal 6,50 meter breed zijn bij een lengte van maximaal 30 meter. Bij langere hellingbanen gelden breedtes van respectievelijk 4,00 en 7,00 meter. Ter plaatse van overgangen tussen hellingbanen en horizontale gedeelten is een hoogtespeling nodig gelijk aan de hoogte van het toegestane voertuig vermeerderd met 0,15 meter speling en 0,01 meter per procent van het hellingspercentage. Ter plaatse van overgangen tussen hellingbanen en parkeerwegen moet ten allen tijde voldoende ruimte beschikbaar zijn om te garanderen dat elkaar tegemoetkomende automobilisten hun manoeuvres kunnen maken zonder hinder van elkaar te ondervinden. Ter plaatsen van overgangen tussen hellingbanen en parallelle parkeerwegen moet tussen de overgang van hellingbaan en parkeervloer en de parkeerweg een overgangsweg beschikbaar zijn met een lengte van minimaal 15,00 meter. In de garage zijn geen hellingspercentages van meer dan 14% toegestaan7. Indien kan worden verwacht dat als gevolg van de interne of externe verkeerscirculatie auto’s tijdelijk stilstaan op hellingbanen, mag het hellingspercentage maximaal 10% bedragen.
Trappenhuizen
De wanden van de voetgangersontsluitingen moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd. De breedte van trappen bedraagt tenminste 1,50 meter. Noodtrappenhuizen mogen alleen in geval van nood toegankelijk zijn (vrijgeven na brandalarm). In normale bedrijfssituaties zijn de noodtrappenhuizen niet toegankelijk.
7 In de nieuwe versie van NEN 2443, waaraan momenteel wordt gewerkt, wordt een maximaal hellingspercentage van 14% toegestaan. Omdat de gemeente Leiden hecht aan parkeercomfort wordt deze eis reeds van toepassing verklaard.
Liften
De lift(en) moeten uitkomen op brede en goed verlichte, transparante voorruimten. Deze voorruimten zijn obstakelvrij en groot genoeg voor de opvang van de behoefte van het liftgebruik. Per 200 tot 250 parkeerplaatsen moet een lift met een minimale capaciteit van 8 personen worden aangebracht. De liftkooi heeft een afmeting van tenminste 1,10 bij 1,50 meter en is toegankelijk voor rolstoelen. De voorruimte van de lift(en) moet minimaal even groot zijn als het oppervlakte van de lift(en).
Openbare toiletten In de garage moeten openbare toiletten worden aangebracht. Hiervoor geldt dat: Er is minimaal één mannentoilet en een gecombineerd vrouwen- en minder validentoilet aanwezig. De oppervlakte per toiletruimte bedraagt minimaal 1,10 bij 1,50 meter. De afmeting van het minder validentoilet bedraagt minimaal 2,00 bij 2,00 meter. De toiletten bevinden zich in het zicht en in de nabijheid van de beheerderruimte. De toiletten moeten worden voorzien van een goede vergruizer/vermaler ter voorkoming van verstoppingen. Deze moet na elke spoelbeurt in werking treden. Exploitatieruimte In deze ruimte dienen o.a. de volgende installaties te worden ondergebracht: De aansluiting van het energiebedrijf. Wateraansluiting en –meter. De hoofdverdeelinrichting. De schakelkast van het ventilatiesysteem. Centrale apparatuur CO/LPG-detectie. Het KPN Isra punt. De centrale noodverlichtingkast. De hoofdaardrail. De aardrail voor schone aarde.
Technische ruimten Voor verschillende installaties, zoals (indien van toepassing) het noodstroom-aggregaat, de vuilwaterpomp, containers/tijdelijke opslag afval etc. moeten diverse bouwkundige ruimten worden gerealiseerd. Daarnaast moet voor de volgende installaties een aparte technische ruimte worden gerealiseerd: De onderverdeelinrichting. De centrale apparatuur van het toegangscontrole-/parkeermanagement-systeem. Een wandgoot met 8 wandcontactdozen verdeeld voor 2 groepen 230 volt. De centrale apparatuur van CCTV. De brandmeldcentrale. Inbraakcentrale. Behalve deze technische ruimten is een berging nodig voor de opslag van een schoonmaakmachine (circa 3 bij 4 meter, voorzien van een elektra-aansluitpunt, watertappunt en uitstortgootsteen).
Beheerderruimte In de garage moet een beheerderruimte worden aangebracht. Deze beheerderrruimte moet bij voorkeur in de nabijheid van de hoofdin- en uitgangen voor auto’s en voetgangers én de belangrijkste betaalapparatuur worden aangebracht. De beheerderruimte bestaat uit een hoofdruimte, een pantry/eetruimte, een wachtruimte voor bezoekers en overige ruimten. De beheerder moet door middel van een intercom/oproepinstallatie oproepbaar zijn vanaf de in- en uitritten, voetgangers in- en uitgangen en de betaalautomaten. Hoofdruimte
Het minimale netto vloeroppervlak bedraagt circa 20,00 m² met een lengte van tenminste 5,00 meter. De beheerderruimte moet voldoen aan de ARBO-wetgeving. Bij de situering van de beheerderruimte moet daglichttoetreding mogelijk worden gemaakt. Hert grootste deel van de wanden moet transparant zijn om zoveel mogelijk zicht te bieden op de parkeergarage. De beheerderruimte moet goed bereikbaar zijn voor geldtransport. De hoogte tussen de bovenkant van de afgewerkte vloer tot de onderkant van het afgewerkt (systeem)plafond bedraagt tenminste 2,30 m. De vloer van de hoofdruimte wordt bij voorkeur verhoogd aangelegd ten behoeve van optimalisatie van het overzicht op aangrenzende ruimten. Ramen en deuren grenzend aan het publiekstoegankelijke gebied moeten worden voorzien van rolluiken en gelaagd (inbraakwerend) glas. In de hoofdruimte is verder voorzien: ▫ een schuifloket. ▫ een kast(ruimte). ▫ opstelruimte voor een meldtafel t.b.v. de centrale bewaking van de parkeergarage. Het (bedien)paneel van de brandveiligheidinstallatie moet zichtbaar in de beheerderruimte worden gesitueerd. Er moet een balie worden aangebracht op een positie waarvan men zittend achter de balie zicht heeft op de garage, de ingang/uitgang en de serviceruimte (als onderdeel van de hoofdvoetgangersentree). Onder de balie moeten kasten worden aangebracht voor het opstellen van het parkeermanagementsysteem. De balie moet onder andere de bediening van het parkeermanagementsysteem, de CCTV-installatie en het synoptisch paneel bevatten. Onder de balie moet een elektra wandgoot worden gemonteerd met verspreid 15 wandcontactdozen en 10 data aansluitingen.
Pantry/eetruimte/bespreekruimte/geldtelruimte
De pantry dient een afgescheiden ruimte te zijn die direct vanuit de hoofd-ruimte betreedbaar is. de eetruimte dient te worden voorzien van een aanrechtblok (warm- en koudwater) met bovenkastjes en een tafel met voldoende stoelen. de geldtelruimte annex bespreekruimte moet minimaal 15,00 m2 groot zijn.
één toilet met urinoir en één ‘gewoon’ toilet. een voorruimte van de toiletten die tevens kan dienen als kleedruimte. een technische werkplaats met berging en geldkluis.
Overig
de meterkast voor de parkeergarage moet in de beheerderruimte worden geplaatst.
Serviceruimten (t.b.v. opstelling betaalautomaten) Er zijn ruimten nodig voor het opstellen van betaalautomaten. Dergelijke serviceruimten moeten aan de volgende eisen voldoen: Per 100 parkeerplaatsen is één betaalautomaat nodig. Het bruto vloeroppervlak van de serviceruimte(n) dient afgestemd te zijn op het te verwachten maximale aantal klanten, dat zich op de piekmomenten voor de betaalautomaat bevindt. Hierbij kan uitgegaan worden van 1,0 m² bruto vloeroppervlak per klant. Wachtende klanten mogen de doorgang van personen die willen passeren niet hinderen. Elke betaalautomaat dient te worden opgesteld op een locatie die aansluit op de voetgangerslogistiek (bijvoorbeeld nabij voetgangersingangen). Betaalautomaten moeten duidelijk in het zicht van de omgeving, en zo veel als mogelijk in het zicht van de beheerderruimte, worden gesitueerd. Uitgangspunt is een sociaal veilige betaalomgeving met voldoende visueel overzicht. De wanden van de serviceruimten moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd en voorzien van automatisch beweegbare (schuif)deuren naar de parkeervloer. Bew egwijzering / w ayfinding In de garage moet bewegwijzering/wayfinding worden aangebracht. Buiten de garage moeten de routes naar de entree van de parkeergarage zowel voor voetgangers als voor automobilisten duidelijk worden aangegeven met bebording en eventuele andere aanwijzingen. Binnen én buiten de garage moeten de routes naar de functies waarvoor de garages bestemd zijn duidelijk worden aangegeven. Voor automobilisten moeten de routes naar de uitgang(en) van de garage worden aangegeven. Bij de voetgangersuitgangen moet een plattegrond van de omgeving van de parkeergarage worden aangebracht. Bij de ingang van de parkeergarage voor auto’s moeten de volgende zaken worden aangegeven/aangebracht: ▫ Toegestane maximumsnelheid 15 km/uur. ▫ Een verbod voor aanhangers. ▫ Een maximum doorrijhoogte die correspondeert met de hoogte van de auto’s die in de garage zijn toegestaan (2,00 meter)8. ▫ Een verbod om aan auto’s te sleutelen. ▫ Een doorrijhoogtenbeperking (bijvoorbeeld een balk of kettingen). Deze beperking mag geen schade veroorzaken aan te hoge auto’s. ▫ Een rijstrooksignalering. ▫ De openingstijden. ▫ Een vol/vrijsignalering. ▫ Een mogelijkheid om storingen te vermelden. ▫ De aanwezigheid van parkeerplaatsen voor minder validen. ▫ Het reglement. ▫ Een bord met de parkeertarieven.
8 De minimaal toegestane interne hoogte in de garage is 2,10 meter, waarmee 0,10 meter speling beschikbaar is ten opzichte van de toegestane autohoogte.
Voorbeeld entree parkeergarage met portaalbord, hoogtebalken en aanwijzingen
Detail van voorgaande foto
Voorbeeld informatiebord bij kaartgever (zelfde garage als voorgaande voorbeeld)
Toegangscontrole/parkeermanagement
Het toegangscontrole-/parkeermanagementsysteem (hierna PMS) omvat alle apparatuur en bekabeling welke nodig is voor het gecontroleerd toelaten en vertrekken van parkeerders (abonnementhouders en/of bezoekers, zo nodig inclusief het bijbehorend betalingsverkeer voor bezoekers). Hiermee worden feitelijk alle verkeersstromen naar, in en uit de garage beheerd. De hieraan te koppelen eisen zijn omvangrijk en moeten in een later stadium in een apart PvE worden weergegeven. Mogelijk wordt de parkeerapparatuur separaat aanbesteed, hetgeen inhoudt dat dit hoofdstuk, of een deel ervan, niet van toepassing is. De voornaamste eisen, die in dit stadium van het ontwerp van de garage van belang zijn, zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
De parkeergarage moet volledig afsluitbaar zijn. Tijdens uren waarop geen bemensing in de garage aanwezig is, wordt de garage op afstand bediend, waardoor de parkeerder altijd kan worden geholpen. Het PMS moet hiervoor geschikt zijn. Het PMS moet geschikt zijn om te kunnen werken met de huidige en toekomstige tarievenstructuur van de gemeente Leiden. Deze zal naar verwachting bestaan uit een uurtarief, abonnementen en kortingsregelingen. Hierbij moet het zowel mogelijk zijn om uit te gaan van betalen per uur als van betalen per minuut of per 5 minuten. Het PMS moet voldoen aan de eisen zoals ze door de gemeente Leiden nader gesteld worden. Nieuw te bouwen garages dienen eenzelfde systeem te hebben zodat dit zo goed mogelijk binnen de grenzen van het aanbestedingsbeleid aansluit op het beheer- en controle systeem zoals dat werkzaam is bij andere garages die door de gemeente Leiden worden geëxploiteerd. Alle toegangen, zowel voor auto's als voetgangers dienen via het PMS gekoppeld te zijn. Hiertoe dienen nader aan te geven voorzieningen in de vorm van loze leidingen aangebracht te worden. Om te voorkomen dat ongewenste parkeerdoelgroepen en voetgangers toegang krijgen tot de garage, wordt de toegangen voor voertuigen afgesloten met een snelvouwhek (speedgate) én slagboom. De kleur van de speedgate moet in de omgeving passen. Aan weerszijden van het snelvouwhek dienen detectielussen in het wegdek te worden aangebracht, zodat gedetecteerd kan worden of er een auto voor het hek staat en zodat het hek automatisch sluit na het passeren van het voertuig. Bij het openen wordt een voertuig geregistreerd zodat er een controle kan worden toegepast tussen de uitgifte van een kaartje en het vertrek door middel van het gebruik van dat kaartje. Bij abonnementhouders zal een combinatie van een detectielus en het aanbieden van een pas ervoor zorgen dat het hek zich opent of sluit. Op plaatsen waar detectielussen worden aangebracht dient rekening te worden gehouden met een wapeningsvrije toplaag van tenminste 0,05 meter. De toegangen voor voetgangers zijn met deuren afgesloten, voorzien van een elektrisch slot. Alle toegangen voor voertuigen én voetgangers moeten worden voorzien van een toegangscontrolesysteem, bijvoorbeeld een kaartlezer. Alle deuren die uitkomen in de garage moeten van een deurstandsignalering worden voorzien. Deuren naar ruimten die uitsluitend zijn bestemd voor geautoriseerde personen (bijvoorbeeld abonnementhouders of personeel) moeten worden voorzien van een deurstandsignalering, elektrisch slot en kaartlezer. Alle toegangen (zowel voor voertuigen als voor voetgangers) worden voorzien van een door de opdrachtgever goed te keuren sleutelplan. Alle sloten dienen te voldoen aan klasse II volgens het politiekeurmerk.
Heffen parkeertarief Om de garage afsluitbaar te maken (in verband met de sociale veiligheid) én om een parkeertarief te kunnen heffen, moeten bij de inrit kaartgevers worden geplaatst en bij de uitrit kaartlezers. Daarnaast moeten betaalautomaten worden aangebracht. Hiervoor geldt dat: Het aantal betaalautomaten bedraagt minimaal 1 per 100 parkeerplaatsen. De betaalautomaten moeten geschikt zijn voor betalingen met contant geld, voor pinbetalingen en voor credit card-betalingen. Het aantal en de locatie van de betaalautomaten waarbij met contant geld betaald moet kunnen worden moet in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald. De betaalautomaten moeten bij de in- en uitgangen voor voetgangers worden aangebracht. Indien er meer in- en uitgangen dan betaalautomaten zijn, wordt bij de in- en uitgang waar de minste parkeerders hun bestemming hebben geen betaalautomaat aangebracht. Betaalautomaten die zich in de nabijheid van parkeerplaatsen voor minder validen bevinden moeten ook door minder validen goed bedienbaar zijn. Voor de betaalautomaten moeten ruimtelijke reserveringen worden aangebracht én moeten loze leidingen worden ingestort waardoor in een later stadium de kabels worden aangebracht die de betaalautomaten met het parkeermanagementsysteem verbinden.
CCTV-systeem Om handelingen van personen en voertuigen in de garage te kunnen observeren en eventueel te kunnen vastleggen is een CCTV-systeem nodig. De CCTV installatie omvat camera’s, monitoren en centrale apparatuur voor opslag van beelden, inclusief de benodigde bekabeling. Voor de bekabeling moeten loze leidingwegen worden opgenomen. Bij het projecteren van de camera’s moet worden uitgegaan van een zogenaamde ‘schilbeveiliging’. Dit houdt in dat tenminste alle toegangen en uitgangen van de garage moeten kunnen worden geobserveerd, ofwel alle loopdeuren en alle speedgates van de in- en uitgang(en) van de garage. Aanvullend moeten de volgende handelingen, verkeersstromen en ruimten kunnen worden geobserveerd: de parkeervloer. de betaalautomaten. de beheerderruimte. nooduitgangen. een eventuele compartimenteringafscheiding. Andere eisen aan het camerasysteem zijn: Het camerasysteem moet op afstand (via internet) toegankelijk zijn. Alle auto's dienen in beeld te kunnen worden gebracht. Op alle in en uitgangen ( voetgangers) dienen vaste camera's gericht te zijn. Het systeem moet eenvoudig uitbreidbaar zijn. Het systeem moet opgebouwd zijn uit “standaard” componenten. De beelden moeten in een behoorlijke kwaliteit minimaal één week kunnen worden vastgelegd op een harddisk. Aansturing van domecamera's middels joystick. Het systeem moet zichzelf na een week “overschrijven”. De beelden moeten eenvoudig geëxporteerd kunnen worden in een gangbaar formaat. De bijgeleverde software moet kunnen werken op een computer die is voorzien van een gangbare MS Windows versie en gangbare versie van Internet Explorer. De camera’s moeten worden opgehangen in slagvaste behuizingen.
De bekabeling moet daar waar zij niet in een kabelgoot kan worden aangebracht, worden gemonteerd in een slagvaste pijp. De beelden van camera’s gericht op de in- en uitrit van de hoofdingang dienen kentekens van auto’s duidelijk weer te geven. Camera welke gericht staan op de betaalautomaten moeten voldoen aan de eis van gezichtsherkenning. Het camerasysteem dient geschikt te zijn voor beheer op afstand en op meerdere plaatsen tegelijkertijd beelden kan weergeven (meldkamers, politie, brandweer e.d.). Bij het camerasysteem dient een heldere Nederlandstalige instructiehandleiding geleverd te worden.
Constructieve eisen
Algemeen
De garage moet worden gerealiseerd met inachtname van alle geotechnische aspecten die bekend zijn danwel uit nader uit te voeren onderzoek worden vastgesteld. De garage wordt gerealiseerd met in acht name van alle omgevingsrandvoorwaar-den zoals die van toepassing zijn met betrekking tot de aanwezige, aangrenzende belendingen. Deze zullen door de gemeente Leiden worden bepaald. De wijze van fundering is afhankelijk van lokale omstandigheden en moet worden bepaald in overleg met de gemeente Leiden.
Vloer, wanden en dak
Alle vloeren zijn van beton en zijn vloeistofdicht (vloeropbouw of gedeelten daarvan). De vloeren moeten verkeersklasse B30 aankunnen. Afhankelijk van het oppervlak zal de vloer verdeeld worden in delen die worden gescheiden door een dilatatievoeg. De dilatatievoeg moet vloeistofdicht zijn. Voor het in of onder de vloer aan te brengen rioleringsstelsel (onder andere in de vloer aan te brengen afvoerputten/roosters etc.) moet rekening worden gehouden met een afschot van 0,5 centimeter per meter. Plafonds moeten vlak worden afgewerkt. Het dak van de garage moet sterk genoeg zijn om de kermis en andere evenementen te dragen en om verkeer (inclusief vrachtwagens met oplegger) overheen te laten rijden. De sterkte moet daarom in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald.
Plafond- en wandopeningen Plafond- en wandopeningen moeten zoveel als mogelijk worden toegepast ter bevordering van de toetreding van daglicht (zie ook paragraaf 0). De toepassing en afwerking van wandopeningen vindt in overleg met de gemeente Leiden plaats. Plafond- en wandopeningen mogen nooit leiden tot: ongewenste toetreding van water. vervuiling. ongewenste toetreding van dieren en/of personen in het gebouw. silhouetvorming door tegenlicht. verblinding of schitteringen op glanzende oppervlakten.
Liftput(ten) en schacht(en)
Constructieve voorzieningen voor de positionering van liftputten moeten nader worden bepaald. De liftschachten moeten zo transparant mogelijk zijn.
Kolommenstramien De plaatsing van kolommen en wanden moet worden afgestemd op de parkeervakken en –wegen, op dusdanige wijze dat wordt voldaan aan de eisen uit NEN 2443. Bij voorkeur worden per parkeerstramien (een rijbaan met aan weerszijden parkeervakken) kolomvrije overspanningen toegepast. Als kolommen worden toegepast moeten deze zijn afgerond en zo slank mogelijk worden uitgevoerd. Voor zover van toepassing moeten de kolommen worden voorzien van sparingen voor in te storten leidingen en voorzieningen voor bijvoorbeeld het CO/LPG detectiesysteem.
Voorbeeld kolomvrije overspanning
Algemene bouwkundige uitgangspunten
Aan de bovenzijde van de kolommen dient bij de draagconstructie rekening te worden gehouden met een zo klein mogelijk oppervlak van de consoles. Dit om de visuele beleving van de garage te optimaliseren. De wandafwerking dient zodanig te zijn dat leidingen zoveel mogelijk weggewerkt zijn en de wanden glad zijn. De vlakheid van de wanden dient zodanig te zijn dat de vereiste coating probleemloos kan worden aangebracht. Een vlakke onderzijde van het plafond is uitgangspunt. De kabels en leidingen dienen zoveel mogelijk opgenomen te worden in de vloer en wanden. Mocht dit niet overal kunnen dan worden voor die kabels aparte kabelgoten aangelegd. Kabelgoten die worden opgehangen moeten tweezijdig worden opgehangen om te voorkomen dat ze scheef gaan hangen.
Veiligheid bij brand
De brandveiligheid- en ontruimingsinstallaties vormen een complex geheel. Hierover dient vroegtijdig (voor afronding van de ontwerpfase) overleg worden gevoerd met de gemeente Leiden en de brandweer, teneinde tot een gecertificeerde installatie te komen. Dit hoofdstuk bevat een aantal van toepassing zijnde eisen.
Vluchtwegen uit de garage moeten op tekening worden aangegeven. De brandwerendheidseisen uit het Bouwbesluit zijn van toepassing. De voorkeur heeft de hoofddraagconstructie en de vluchtwegen zodanig te ontwerpen dat een sprinklerinstallatie niet noodzakelijk is. De vluchtvoorzieningen en aanduiding van vluchtwegen dienen in overeenstemming te zijn met de eisen van de brandweer inzake de gebruiksvergunning. Vroegtijdig in het ontwerpstadium dient met de brandweer overleg gevoerd te worden over de specifieke eisen die gelden voor het bouwwerk en een eventueel aanvalsplan. Het benodigd zijn van een droge blusleiding moet nader worden bepaald, mede in overleg met de brandweer. Afsluitbaarheid van deuren moet in overleg met de brandweer overeengekomen worden. Het ontwerp en de blusleidingen dienen te voldoen aan de voorschriften en eisen van de Brandweer Regio Leiden. De parkeergarage dient te worden voorzien van vluchtwegen voor voetgangers. Deze dienen snel te vinden en als zodanig herkenbaar te zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vluchtwegen als insluipmogelijkheden worden gebruikt. Vluchtwegen ontwerpen met in acht name van de eisen voortvloeiend uit het Bouwbesluit en de eisen van de brandweer ten aanzien van de gebruiksvergunning. Hiervoor moet worden uitgegaan van de meest actuele eisen. Ten tijde van opstellen van dit PvE geldt de eis dat vanuit ieder openbaar toegankelijke punt in de parkeergarage de loopafstand naar een vluchtweg maximaal 30 meter mag bedragen. Een in- en uitgang die onderdeel uitmaakt voor voetgangers mag alleen als vluchtweg worden beschouwd indien deze voldoet aan alle eisen die voor een vluchtweg gelden. Bij calamiteiten dient er een automatische ontgrendeling van de nooduitgangen plaats te vinden. De kabels in de garage dienen tot 60 minuten te blijven functioneren bij brand. In de garage moeten brandmeldsystemen aanwezig te zijn, automatisch en/of handmatig. Er dient een noodverlichtingsysteem te worden geïnstalleerd. Dit systeem moet voldoen aan de uitgave “Een brandveilig gebouw installeren”. De armaturen moeten voldoen aan de NEN-EN 60598-2-22. De noodverlichting dient aangebracht te worden op de volgende plaatsen: ▫ in de parkeergarage en toegangen. ▫ in de vluchtwegen. ▫ nabij blusmiddelen. ▫ in de beheerderruimte. ▫ bij de noodstroomopwekker. ▫ bij de vluchtdeuren. De richtings- en uitgangsborden maken deel uit van de noodverlichting. De verlichtingssterkte van de algemene noodverlichting moet binnen 5 seconden na netuitval tenminste 10 lux op vloerniveau zijn. Bij vluchtdeuren is dit tenminste 25 lux. De richtings- en uitgangsborden dienen permanent te zijn ingeschakeld.
Een optisch en akoestisch ontruimingsalarm moet bij calamiteiten in werking treden, het bestaat uit verlichte tekstborden, rode intermitterende signaallampen en akoestische signaalgevers, z.g. slow whoop. Zij moeten vanaf iedere plaats binnen de garage duidelijk waarneembaar zijn.
Brandbestrijdingsinstallatie
De garage moet worden voorzien van één of meerdere droge blusleidingen, te bepalen in overleg met de gemeente/brandweer. Indien mogelijk dient een sprinklerinstallatie te worden vermeden. Rookcontrole en brandbeheersing moeten bij voorkeur plaatsvinden met het eventueel toe te passen stuwdrukventilatiesysteem. Het aantal en de locatie(s) van de te plaatsen brandslanghaspels en/of brandblussers wordt in overleg met de gemeente/brandweer bepaald. Bij brandslanghaspels worden de leidingen naar de haspels pas met water gevuld indien een brandmelding heeft plaatsgevonden (droge blusleiding). Brandbestrijdingsmiddelen in publiekstoegankelijke ruimten mogen alleen toegankelijk zijn door het activeren van een brandalarm in combinatie met een elektrische ontgrendeling.
Brandmelding-/ontruimingsinstallatie De garage moet worden voorzien van een brandmeldingcentrale, waarbij tevens de volgende voorzieningen worden aangebracht: Een van buiten het gebouw waarneembaar flitslicht dat is aangesloten op de brandmeldingcentrale, op (een) in overleg met de brandweer te bepalen plaats of plaatsen. Een buiten of op het gebouw bevestigde sleutelkluis, op een in overleg met de brandweer te bepalen plaats, die te openen is met een brandweersleutel. Nabij de brandslanghaspels moet een brandmelder worden geplaatst die tevens de watertoevoer naar de haspels aanstuurt.
Werktuigbouwkundige eisen
Algemene voorzieningen
Leidingen dienen zoveel mogelijk uit het zicht te worden aangebracht. Leidingen mogen niet onder balken door lopen. Daar waar mogelijk moeten bouwkundige sparingen voor leidingen worden aangebracht. De plaats waarnaar lucht uit de garage wordt afgevoerd dient in overleg met de gemeente Leiden te worden vastgesteld. In verband met mogelijke geluidsoverlast voor de omgeving, dient overleg met de gemeente Leiden plaats te vinden over de zijde waar de benodigde installaties worden geplaatst.
Ventilatie Omdat de parkeergarage ondergronds wordt aangelegd is mechanische ventilatie noodzakelijk. Deze mechanische ventilatie moet voldoen aan de eisen die NEN 2443 stelt en de eisen uit paragraaf 0 en 0 van dit PvE. Stuwdrukventilatie
Er moet rekening worden gehouden met voorzieningen die in, op en/of aan het gebouw moeten worden geplaatst. Stuwdrukventilatie moet worden toegepast voor de toegang van de garage, de hellingbanen, de rijbanen en de parkeervakken. De aanzuigopeningen dienen minimaal op een hoogte van 5 meter boven straatniveau in een verkeersluwe omgeving en buiten de beïnvloeding van de uitblaasopeningen te worden aangebracht. Zie ook de toelichting in NEN 2443. De uitblaasopeningen dienen minimaal op een hoogte van 5 meter boven straatniveau in een verkeersluwe omgeving en buiten de beïnvloeding van de aanzuigopeningen te worden aangebracht. Zie ook de toelichting in NEN 2443. De aanbevelingen uit de toelichting van NEN 2443 bij paragraaf 7.3.2.6 en 7.3.2.7 gelden voor deze garage als eisen. Om extra vervuiling van apparatuur en de garage te voorkomen moet vermeden worden dat de mechanische ventilatie tot gevolg heeft dat via de in- en uitritten lucht met verhoogde snelheid de garage wordt ingezogen. Installaties voor mechanische ventilatie moeten beschikken over tenminste twee nagenoeg gelijkwaardige ventilatie-eenheden, die samen de totale capaciteit kunnen leveren. De ventilatieeenheden moeten zo geschakeld zijn dat indien één installatie-eenheid uitvalt automatisch de andere wordt ingeschakeld. De storingssignalering moet in werking treden.
Overdrukventilatie Overdrukventilatie moet worden toegepast in de volgende ruimten: Beheerderruimte, inclusief pantry, toiletten en voorruimte toiletten. Openbare toiletten/minder validentoilet. (Nood)trappenhuizen. Liften.
Serviceruimten.
Verw arming
Algemeen
De klimaatbeheersing moet voldoen aan de eisen uit NEN 1087 en NEN 8087. De eisen aan de klimaatbeheersing moeten haalbaar zijn bij een buitentemperatuur van -10o tot 40o Celsius en een windsnelheid van acht meter per seconde.
Luchtbehandelinginstallatie De klimaatbeheersing van de volgende ruimten moet middels een luchtbehandelinginstallatie (zo nodig aangevuld met radiatoren) plaatsvinden: Beheerderruimte, inclusief pantry en, toiletten en voorruimte toiletten. Hiervoor gelden de volgende eisen: De betreffende thermostaten moeten kunnen worden ingesteld op een gewenste temperatuur van 18o tot 26o Celsius. Alle buisleidingen, kabelgoten en ladderbanen van en naar de beheerderruimte moeten ter plaatse van vloeren, wanden en plafonds gasdicht worden afgesloten. Ribbenbuiskachels De klimaatbeheersing van de volgende ruimten moet plaatsvinden via ribbenbuiskachels: Openbare toiletten/minder validentoiletten. Magazijnruimte. Exploitatiekast/technische ruimte. Ruimte vuilwaterpomp. Ruimte met noodstroomaggregaat. Hierbij gelden de volgende eisen: Deze ruimten moeten een minimale temperatuur van 10o Celsius hebben. Er is sprake van een niet-instelbare regeling. Dit houdt in dat de betreffende thermostaten ingesteld zijn op de gewenste behoudtemperatuur en afgeschermd zijn tegen onbevoegd verstellen. De convectoren en ribbenbuiskachels dienen vast aangesloten te worden middels een afschakelbare thermostaat op de convector of ribbenbuis. Aansluiten via wandcontactdozen en een losse kabel met een stekker is niet toegestaan. In de exploitatieruimte, technische ruimte en NSA ruimte dienen tevens hygrostaten voor het aansturen van de ribbenbuiskachels te worden aangebracht. Koudwateraansluitingen In de garage moet een watertappunt met afvoer aanwezig zijn. Dit watertappunt moet zijn aangebracht in een bouwkundig afsluitbare kast/ruimte die met een sleutel afgesloten moet kunnen worden. Binnen- en buitenriolering en w aterafvoer
Standleidingen en hemelwaterafvoeren moeten dusdanig worden geprojecteerd dat ze niet ten koste gaan van de functie of functies van de ruimten waarin ze zich bevinden. Per 250 m2 vloeroppervlak moet in het midden van de rijweg een afvoerput (0,20 x 0,20 meter) worden ingestort en afgedekt met een thermisch verzinkt stalen putdeksel. Het water moet kunnen worden afgevoerd naar de olie/benzineafscheider. Er moet een olie-/benzineafscheider worden aangebracht die het afvalwater van alle afvoeren kan zuiveren alvorens het naar het riool wordt verpompt. In de parkeergarage dient een opvang te komen voor vuilwater. Deze opvang dient te worden voorzien van een pompinstallatie om het water af te voeren. De plafonds mogen geen vochtplekken bevatten. Afdruipend condensvocht mag geen schade berokkenen. De betonvloer moet aan redelijke eisen voor de afwatering voldoen. Het moet plasvorming van meer dan 5% van het oppervlak van de garage voorkomen (afschot en opvangputten). De hellingbanen moeten worden voorzien van een afvoergoot met afneembaar tralierooster over de volledige breedte van de hellingbaan. Deze afvoergoot moet minimaal 0,30 meter breed zijn. In de ruimte voor de schoonmaakmachine is een uitstortgootsteen aanwezig.
Elektrotechnische installaties
Algemeen
(Elektro)technische installaties dienen zo mogelijk stand-alone in de parkeergarage te worden aangebracht, goed bereikbaar vanuit de parkeergarage en bedienbaar vanuit de beheerderruimte. Alle installaties dienen te worden weggewerkt d.m.v. instorten van de leidingen en toebehoren of weggewerkt te worden achter verlaagde plafonds, in leidingschachten of kabelgoten. Verticale leidingen en horizontale leidingen die niet kunnen worden weggewerkt en zich in publiekstoegankelijke ruimten bevinden, moeten tot een hoogte van 2,50 meter worden uitgevoerd in Hostalietbuis met een afscherming van RVS Ω profiel en RVS bevestigingsmaterialen. De voedingsspanning naar installaties moet op een hoofdverdeelinrichting als afzonderlijke groep zijn uitgevoerd. Ze moeten zijn voorzien van overspanningsbeveiliging en voldoen aan de van toepassing zijnde NEN-normen met bijbehorende aanvullingen. De voedingskabels moeten van een moeilijk brandbare uitvoering zijn. De voedingskabels voor beveiligingsinstallaties moeten worden gelegd door ruimten waarin redelijkerwijs geen brand kan ontstaan. Voedingskabels van de betreffende brandpreventieve voorzieningen moeten zo zijn gesitueerd dat deze ten minste 60 minuten kunnen blijven functioneren. Alle installaties moeten voldoen aan de wettelijke geluids- en milieunormen.
Nuts- en centrale energievoorzieningen
De aangeleverde centrale energievoorzieningen moeten voldoende capaciteit hebben voor de garage en alle installaties die tot de garage behoren.
Eisen verdeelinrichtingen
De verdeelinrichtingen en de voedingsleidingen moeten een reservecapaciteit hebben van 20% ten opzichte van het geïnstalleerde vermogen.
Noodvoorzieningen
De noodverlichting dient te worden uitgevoerd als centrale noodverlichting en moet worden aangesloten op een centraal noodverlichtingsysteem. Indien in de garage mechanisch wordt geventileerd en het gebruik bij spanningsuitval gewoon doorgaat of wanneer de ventilatie-installatie onderdeel uitmaakt van de rookscheiding is een noodstroomvoorziening vereist. Indien blijkt dat een noodaggregaat moet worden toegepast, moet deze minimaal capaciteit bieden voor: ▫ Het toegepaste ventilatiesysteem. ▫ Het toegangscontrole-/parkeermanagementsysteem. ▫ Het centraal noodverlichtingsysteem. ▫ 20% reserve. De noodaggregaat moet worden uitgevoerd voor parallel netbedrijf (gesynchroniseerd), zodat belast proefdraaien op normaal vermogen ongestoord mogelijk is.
De capaciteit van de brandstoftank van de noodaggregaat moet voldoende zijn om 2 uur op nominaal vermogen te kunnen draaien inclusief 10 keer starten. Bij het uitvallen van de netspanning of een verlaging van 30% moet de noodstroomvoorziening automatisch worden ingeschakeld en moeten installaties na ten hoogste 15 seconden zijn overgeschakeld. Bij terugkerende netspanning van ten minste 90% moet de noodstroomvoorziening weer worden uitgeschakeld.
Verlichting
Binnenverlichting moet in een dag/avond/nacht niveau schakelbaar zijn. De elektrische verlichting moet worden uitgevoerd volgens de NEN 1890. Het verlichtingsniveau moet daarnaast in ieder geval voldoen aan de eisen uit onderstaande tabel (gemeten na een gebruiksperiode van twee jaar).
Ruimte Entree straatzijde In- uitritten binnen Parkeervloer Hellingbanen Gangen Betaalautomaten Beheerderruimte Alle toiletten inclusief Liften Trappenhuizen Technische ruimten Magazijnruimten Uitgangen en finale uitgang(en) Ruimte schoonmaakmachines
gebied/werkvlak vloer vloer vloer vloer vloer randzone van 1 meter geheel gebied vloer geheel gebied geheel gebied vloer vloer vloer vloer
verlichtingssterkte gelijkmatigheidindex 200 lux op 1 meter 0.30 200 lux op 1 meter 0.50 100 lux op 1 meter 0.50 100 lux op 1 meter 0.50 200 lux op 1 meter 0.50 200 lux op 1 meter 0,80 350 lux op 1 meter 0,80 100 lux op vloerhoogte 0,50 100 lux op vloerhoogte 0,50 100 lux op vloerhoogte 0,50 200 lux 0.50 200 lux 0.50 25 lux op vloerhoogte 0.30 200 lux 0.50
Verlichtingsarmaturen in de parkeerruimte dienen bij voorkeur op 1/3 van het parkeervak en evenwijdig aan de rijstroken te worden gemonteerd. De elektrische voeding moet over meerdere groepen en fasen worden verdeeld. De bediening van de verlichting in de parkeergarage dient te worden uitgevoerd middels pulsdrukknoppen met signalering, onder te brengen in de beheerderruimte van de parkeergarage. Een apart aandachtpunt is de overgang van daglicht naar kunstlicht. Bij de ingang van een parkeergarage is kunstlicht ook overdag belangrijk om de automobilist snel aan de overgang van binnen naar buiten en omgekeerd te laten wennen. Bij avond en nacht moet rekening gehouden worden met aanpassing van de verlichting in de parkeergarage vanuit een donkere buitenomgeving. Behoudens TL-armaturen die worden aangesloten op de centrale noodverlichtingunit, dienen de TL-armaturen voor de hellingbaan, de parkeervloer en de (nood)trappenhuizen uitgevoerd te worden met elektronische verliesarme voorschakelapparaten. De gebruikte verlichting moet aantoonbaar milieuvriendelijk zijn, zoals ook reeds in paragraaf 0 is beschreven. De uitvoerder moet dit aantonen. Alle armaturen moeten worden voorzien van slagvaste/vandalisme-bestendige kappen. Voor ingebruikname van de garage moet verlichting van de parkeergarage mogelijk zijn, het mag dus niet zo zijn dat (een deel van) de verlichting ontbreekt als de garage in gebruik wordt genomen.
Communicatie
Intercomfaciliteiten zijn een onderdeel van het parkeermanagementsysteem. Voor de entree van de auto’s vormen ze een onderdeel van de kaartlezers/-gevers, voor de entrees van de voetgangers vormen ze een onderdeel van de kaarlezers die bij deuren die middels een component van het parkeermanagementsysteem kunnen worden geopend. In de beheerderruimte moet een synoptisch paneel worden aangebracht. Op dit paneel dienen d.m.v. LED’s en tekst alle statusmeldingen van de installaties en deurstandsignaleringen te worden weergegeven. Koppeling naar een andere centrale positie/meldkamer moet mogelijk zijn.
Beveiliging en monitoring De veiligheids- en beheersystemen worden aangesloten op de beheerderruimte, waarbij beheer op afstand mogelijk moet zijn. De volgende voorzieningen voor gebruiksveiligheid en monitoring moeten worden opgenomen: visueel bewakingsysteem van camera’s en bewakingsbeeldschermen. brandmeldsysteem en -paneel. ontruimingssysteem en -bedieningspaneel. indien vereist (dichte garage) CO/LPG-detectie. Indien vereist (Bouwbesluit) een compartimenteringafscheiding. alarm/intercomsysteem. deurstandsignaleringen. nooduitgangen.
CO/LPG –detectie (indien van toepassing)
CO/LPG-detectie is noodzakelijk. De CO- en LPG-detectoren moeten worden geprojecteerd op basis van NEN 2443. Hierbij moet per combinatie van een CO- en LPG-detector een vloeroppervlakte van maximaal 400 m2 worden bewaakt en moet er per in- of uitgang voor auto’s minstens één detector binnen een straal van tien meter van de in- of uitgang worden gepositioneerd. De CO-detectoren moeten op 1,50 meter van de vloer worden geplaatst, LPG-detectoren moeten op 150 millimeter van de vloer worden geplaatst. Als er door het CO/LPG-detectiesysteem in het gebouw een verhoogde concentratie gassen wordt gemeten, moet dit ter plaatse van iedere ingang (dus zowel voor voetgangers als voor auto’s) aan de buitenzijde van de garage worden gesignaleerd.
Garanties en onderhoud
Garanties Bij het ontwerp van de garage, alle installaties die ertoe behoren en alle te gebruiken materialen etc., dient rekening te worden gehouden met eisen met betrekking tot de te leveren garanties en garantietermijnen. Deze gaan in op het moment van oplevering/overdracht van de garage aan de uiteindelijke eigenaar ervan. De eisen zijn hieronder opgesomd. Bouwkundig 10 jaar: garage en liftputten op waterdichtheid. prefab betononderdelen tegen afschilferen, roestvlekken, kromtrekken en dergelijke. gevelelementen. gevelconstructies, ingeschokte betegeling tegen loslaten, stabiliteit en functioneren kitvoegen (voor zover van toepassing). de corrosiebestendigheid van stalen daken en gevelplaten inclusief alle afwerkprofielen (voor zover van toepassing). de waterdichtheid van de dakbedekking. de waterdichtheid van de dilatatievoegen. 5 jaar: het binnenschilderwerk met een afbouwende garantie. het tegelwerk tegen vochtdoorslag, loslaten van de ondergrond en afschilferen glazuurlaag. de aanhechting van tegelwerken en andere wandafwerkingsmaterialen. 3 jaar: het buitenschilderwerk. Werktuigbouwkundige installaties 2 jaar: mechanische ventilatie met signaleringsinstallatie. vuilwaterpompen. olie-/benzineafscheider. binnen- en buitenriolering.
1 jaar: verwarmingspanelen, elementen, convectoren en ribbenbuis kachels. waterkranen en stopkranen. wasbakken en closetcombinaties. brandslanghaspels. poederblussers (voor zover van toepassing). lift, mits een onderhoudscontract is afgesloten. Elektrotechnische installaties 2 jaar: noodstroomaggregaat. centrale noodverlichtingsnuit. 1 jaar: verlichtingsarmaturen, schakelaars en wandcontactdozen. elektrische sluitplaten. speedgates/slagbomen parkeermanagementsysteem. camera’s, monitoren, multiplexers. CO- en LPG detectoren, stuurkast. brandmeldinstallatie. data- en telefooninstallatie. deurstandsignaleringen. synoptische panelen. Bij oplevering dient van alle technische installaties de volledig documentatie en garantieverklaringen gebundeld in klappers te worden opgeleverd. Voor de overdracht/ingebruikname dient een gebruikersinstructie plaats te vinden van ten minste de volgende installaties: verlichting en noodverlichting. noodstroomaggregaat. brandveiligheidinstallatie. ventilatiesystemen. pompinstallaties parkeermanagementsysteem CCTV. Onderhoud Behalve met voornoemde garanties dient bij het ontwerp van de garage, de installaties en alle daarbij te gebruiken materialen, ook rekening te worden gehouden met ‘onderhoudsarme’ keuzes. Daarnaast moeten de betreffende leveranciers een offerte uitbrengen om na het verstrekken van de benoemde garantietermijnen voor de door hen geleverde materialen en/of installaties een onderhoudscontract conform de geldende normen per component en/of installatie af te geven onder de volgende condities en/of voorzien van: een looptijd van 1 jaar, automatisch te continueren per kalenderjaar, met een opzegtermijn van 2 maanden inclusief materialen en arbeidsloon.
een volledige omschrijving van de/het te onderhouden component/installatie.
PVE Openbare Ruimte Lammermarkt en Garenmarkt concept 03, 10 05 2011
Dit document bevat randvoorwaarden en uitgangspunten. Randvoorwaarden vormen ‘voorwaarden’ voor het project. Uitgangspunten vormen een duidelijke richting waarin de oplossing moet worden gezocht. Deze uitgangspunten dienen binnen het project op hun haalbaarheid en op onderlinge samenhang te worden getoetst. De uitgangspunten dienen bij het Kaderbesluit te worden vastgesteld. Vanaf dat moment zullen zij fungeren als (bestuurlijke) randvoorwaarden voor het project.
1. AMBITIES De ambities voor de parkeergarages op de Lammermarkt en de Garenmarkt zijn hoog. Vanuit het Programma Binnenstad is duidelijk aangegeven dat het hebben van goede bronpunten voor het autoverkeer (oftewel parkeergarages in de binnenstad) van essentieel belang is voor het functioneren van de binnenstad. Een goed bronpunt is echter meer dan alleen het hebben van veel parkeerplaatsen op een bepaalde locatie. Het gaat ook om de vervlechting van parkeergarage met de stad. Daarom zijn de volgende randvoorwaarden van belang: • De parkeergarage moet ten allen tijde goed bereikbaar zijn. • Parkeren dient op een prettige manier te kunnen plaatsvinden (voldoende ruim, overzichtelijk, sociaal veilig). • De garage dient op een prettige manier te kunnen worden bereikt, zowel met de auto als te voet (goede en heldere entrees, een aangename ruimte bovenop de parkeergarage). • Vanuit de parkeergarage dient de bestemming op een prettige manier te kunnen worden bereikt (de aanloopstraten van de parkeergarage naar m.n. het kernwinkelgebied moeten aantrekkelijk zijn). De ambitie van het project is dus veel ruimer dan het aanleggen van twee parkeergarages.
2. BEREIKBAARHEID VAN DE LOCATIE EN VERKEERSKUNDIGE UITGANGSPUNTEN Voor beide projecten geldt dat de bereikbaarheid van de entree van de parkeergarage gegarandeerd moet zijn, zodat de capaciteit van de garage ook daadwerkelijk benut kan worden. Voor beide parkeergarages geldt ook dat de verkeerscirculatie van het OV en autoverkeer door het project Verkeerscirculatie Binnenstad moeten worden uitgewerkt. De verkeerscirculatie moet in ieder geval voldoen aan de volgende randvoorwaarden: Beide: • De parkeergarage moet ook bereikbaar zijn tijdens de 3 oktoberfestiviteiten (evt. via een andere toegangsweg).
• •
Het OV en het autoverkeer mogen elkaar niet hinderen. Inritten moeten zo geplaatst zijn dat ze ruimtelijk zo min mogelijk overlast geven.
Lammermarkt: • De belangrijkste toegangsweg tot de parkeergarage is het Schuttersveld. • Doorgaand verkeer van de Nieuwe Beestenmarkt naar de Langegracht moet worden voorkomen. • Voorkeur heeft het om het autoverkeer over een nieuwe brug via de Rijnsburgersingel naar het Schuttersveld te leiden. Garenmarkt: • De belangrijkste toegangsweg tot de parkeergarage is de Lammenschansweg. • De parkeergarage van de Hoogvliet moet bereikbaar blijven (evt. via een andere route). • De toegangen van de parkeergarages Hoogvliet en de nieuwe parkeergarage mogen elkaar niet hinderen. • Het doorgaand verkeer op de Korevaarstraat tussen het Levendaal en de Breestraat moet worden voorkomen. • Rekening dient te worden gehouden met het laden en lossen voor de Hoogvliet en de Aldi.
3. ONTWERPOPGAVE De eerder genoemde ruime ambitie vertaalt zich in een drietal ontwerpopgaven voor de openbare ruimte. (In de paragraaf ‘Kaders’ vindt u specifieke uitgangspunten per locatie.)
1. Een goede toevoerroute voor de auto naar de parkeergarage De toevoerroute vanaf de binnenring dient op een logische manier en met zo min mogelijk obstakels naar de parkeergarages te leiden. Dit betekent dat kruisingen met overig verkeer zoveel mogelijk gemeden moet worden. (Dit laatste zou kunnen leiden tot ongelijkvloerse oplossingen binnen of buiten het projectgebied.) Denkend vanuit de automobilist dient vooral helder te zijn waar de entree van de parkeergarage zich bevindt. Daarnaast dienen er zo weinig mogelijk obstakels te zijn die voor extra wachttijd of onduidelijkheid zorgen. Denkend vanuit de voetganger dient de verkeersfunctie ondergeschikt te zijn aan de verblijfskwaliteit. Dit geldt ook voor de in- en uitritten voor de auto en de entrees voor de voetganger.
2. Een goede ruimte bovenop de parkeergarage De ruimte bovenop de parkeergarage is het meest zichtbare deel van het project en behoeft zeer veel aandacht. Deze ruimte is het visitekaartje en vormt de eerste echte kennismaking met de stad als je uit de parkeergarage komt (de ‘ontvangsthal’). Er worden dus hoge eisen aan die openbare ruimte gesteld. De kwaliteit van de openbare ruimte hangt af van de samenhang tussen materialisering, de ruimte en het ruimtegebruik. De ruimte is een plein (Garenmarkt) of een plek met groen karakter
(Lammermarkt). In beide gevallen heeft de ruimte ook nog een evenementenfunctie. Een goed park of plein is een voor de voetganger ingerichte verblijfsruimte. De afwikkeling van het verkeer op en rondom het plein is dus ondergeschikt aan de verblijfskwaliteit. Voor ruimtevormende elementen op (gebouw) of aan (wanden) het plein geldt dat deze een positieve bijdrage moeten leveren aan het verblijfsklimaat.
3. Een goede looproute vanuit de parkeergarage naar de binnenstad De looproutes tussen de parkeergarages en de bestemming dienen prettig en aangenaam te zijn. Vooral van belang is dat de voetganger niet in de verdrukking komt met de overige verkeersstromen.
4. KADERS Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Lammermarkt en de Garenmarkt gelden de volgende kaderstellende documenten: Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn uitgangspunt: 1. ‘Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte’ (momenteel vrijgegeven voor inspraak). 2. ‘Handboek Openbare Ruimte’ (momenteel in concept gereed, maar heeft nog geen status). Voor de ruimtelijke herontwikkeling van beide locaties zijn uitgangspunt: 3. ‘Programma Binnenstad’, m.n. het visiehoofdstuk (door gemeenteraad vastgesteld). 4. ‘Verder met de Binnenstad’, vervolg op het visiehoofdstuk uit het vastgestelde raadsdocument ‘Programma Binnenstad (ambtelijk stuk). 5. ‘Structuurvisie Singels’ (door College vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak). Per document volgt hieronder een opsomming van de (per locatie) geldende uitgangspunten.
1. Kadernota Openbare Ruimte Uit de Kadernota kunnen met betrekking tot de Lammermarkt en Garenmarkt de volgende hoofduitgangspunten worden gedestilleerd: Algemeen (ontwerp): • Het ontwerp is integraal van karakter en houdt rekening met de identiteit van de plek in de stad (p. 10). • De verblijfskwaliteit wordt nadrukkelijk meegewogen bij de inpassing van het verkeer in de ruimte. • De openbare ruimte is zoveel mogelijk vrij van obstakels (p.24). • De stadsvloer is zoveel als mogelijk op één niveau uitgevoerd (geen hoogteverschil). • De inrichting van de openbare ruimte versterkt de historische kwaliteit van de binnenstad en heeft één eigen, hoogwaardige en duurzame inrichting, gebaseerd op de principes van Binnenste Beter (opgenomen in de Kadernota) (p. 18). Algemeen (beheer): • Het ontwerp van de openbare ruimte is duurzaam en goed te onderhouden (p. 9). • Onderhoud en handhaving zijn ook tijdens gebruiksfase (financieel) gegarandeerd (p.9) .
•
Er is een beheerparagraaf opgenomen bij ontwerp.
Uitzonderlijke plek? Beide markten kunnen op basis van de criteria worden aangemerkt als ‘uitzonderlijke plek’. Goed beargumenteerd kan dan op de plekken op details van de standaardmaterialisering worden afgeweken; dit hoeft niet. Criteria hiervoor zijn: intensief gebruik, afwijkend gebruik, betekenis van de plek is wijk- of stadsoverschrijdend, plek is een icoon voor de stad, plek heeft een verblijfsfunctie en nodigt uit tot ontmoeting of de plek heeft een uitzonderlijke cultuurhistorische waarde (p. 20). Lammermarkt: De ruimte maakt deel uit van de lijn ‘groene gordel rondom de binnenstad’ en het groene en blauwe netwerk. Dit betekent dat de ruimte van de Lammermarkt een robuuste schakel gaat vormen in deze gordel en het netwerk (p. 16). De oevers dienen te zijn ingericht voor recreatie en verblijf (p. 29). Verdere uitwerking van de uitgangspunten heeft plaatsgevonden in de ‘Structuurvisie Singels’. Zie aldaar. De verkeersaanvoerroute via Schuttersveld is één van de radialen richting binnenstad. Deze dient een herkenbare vormgeving (eenheid en samenhang met overige lijnen in de stad) te krijgen (p. 29). Deze vormgeving kent een evenwicht tussen verblijf en verkeer, heeft een symmetrisch profiel met robuuste bomen (p. 32).
2. Handboek Openbare Ruimte In het handboek zijn principes, profielen en detailleringen weergegeven die van toepassing zijn op de openbare ruimte. In hoofdlijnen hieronder een weergave van de relevante zaken. Voor overige aspecten dient het Handboek zelf te worden geraadpleegd. Algemeen: par. 3.2.2.1 In de binnenstad is gekozen voor een bank die past bij de historische uitstraling van de stad. par. 1.5.1 Het toegepaste bestratingsmateriaal is een gebakken klinker in de Binnenste Betermix. par. 1.5.1 De wegen rondom de pleinen worden in principe met standaardmaterialisering uitgevoerd. Lammermarkt: par. 2.2.1.3 Het profiel voor de radialen is maatgevend voor het Schuttersveld. 3. Programma Binnenstad Een verdere concretisering van ‘Programma Binnenstad’ is opgenomen in ‘Verder met de Binnenstad’. Zie aldaar. 4. Verder met de Binnenstad Lammermarkt: •
• •
Maakt onderdeel uit van de innoverende stad. Dit betekent dat er ruimte is voor functies die geen plaats kunnen krijgen in de conserverende stad, maar wel een aanvulling zijn op de binnenstad (p. 17). Nieuwbouw vormt een hedendaagse toevoeging voor de stad: ‘durf, maat en licht (p. 86). Het gebied met groen karakter moet recreatief bruikbaar zijn bijv. d.m.v. kleine terrassen (p. 25) .
• • • • • • •
Het water is voelbaar, de oevers zijn bruikbaar en er zijn aanmeermogelijkheden (p. 27). De plek vormt een ontmoetingsplek met veel dynamiek waar cultuur en uitgaan elkaar verstevigen (p. 39), ondersteund door horeca en winkels. De Lammermarkt vormt een bronpunt (parkeervoorziening): de entree van de stad is aangenaam en heeft een goede aanlooproute naar het kernwinkelgebied (p. 49). De Molenwerf is een groene ruimte, herkenbaar als bolwerk met de Molen de Valk als middelpunt (p. 77). De Lammermarkt blijft onbebouwd (zij biedt nl. ruimte aan de 3 oktober festiviteiten en dient beschikbaar te blijven voor evenementen). De Lammermarkt wordt groen met een grote ondergrondse parkeergarage. Deze vormt het belangrijkste bronpunt voor automobilisten vanuit het noorden. De omringende bebouwing heeft een kwaliteitsslag nodig (conserverend aan de zuidkant, innoverend aan de oostkant) (p. 100).
Garenmarkt: •
• • • • • • •
Maakt deel uit van de conserverende stad. Dit betekent dat er sprake is van een kleinschalige structuur die zich goed leent voor kleinschalige functies zoals wonen, winkels, cafés etc. Wonen kan overal, andere functies zullen met name op de begane grond gevestigd worden (p. 17). Eventuele nieuwbouw sluit in harmonie aan bij de historische kwaliteit en de schaal en maat van de omgeving (p. 86). De Garenmarkt vormt een bronpunt (parkeervoorziening): de entree van de stad is aangenaam en heeft een goede aanlooproute naar het kernwinkelgebied (p. 49). Het Levendaal-west en de Garenmarkt vormen een aantrekkelijk ontworpen openbare stadsruimte (p. 81). De Garenmarkt is een binnenstadsplein met daaronder een grote parkeergarage (belangrijkste bronpunt voor automobilisten vanuit het zuiden). Op het plein is groen en zijn terrassen mogelijk. Parkeren op maaiveld blijft mogelijk. De bebouwing rondom de Garenmarkt moet zoveel mogelijk een historische uitstraling krijgen die past bij dit conserverende gedeelte van de stad (p. 97).
5. Structuurvisie Singels In de ‘Structuurvisie Singels’ zijn alleen uitgangspunten voor de herontwikkeling van de Lammermarkt opgenomen. Lammermarkt: • •
• • • •
De huidige ruimtelijke kwaliteit van de singelrand wordt gekenmerkt als negatief (p. 18). De auto’s rijden bij voorkeur aan de noordzijde langs de singelgracht en steken het water over over een nieuwe autobrug. Hierdoor is de singelroute aan de zuidzijde langs het water beloopbaar en vormt de Molenwerf geen barrière meer (p. 27). Het versmallen van bruggen vergroot de herkenbaarheid van het water. De dominantie van de auto moet zoveel mogelijk worden teruggedrongen ten gunste van de ruimtelijke kwaliteit (p. 16). De binnenkomst van de (historische binnen)stad moet worden geaccentueerd (p. 16). Er zijn mogelijkheden voor horeca en cultuur (p. 21).
•
•
In de toekomst is de Lammermarkt heringericht als eigentijds groen plein met de Molen de Valk als centraal punt. Onder het plein bevindt zich een parkeergarage als bronpunt voor de binnenstad (p. 27). Het verkeer is aan de randen van het plein ingepast in het groen (p.27).
NB. Andere verkeersoplossingen dan de nieuwe autobrug die in de Structuurvisie Singels wordt genoemd zijn ook denkbaar als ze maar in lijn liggen met de centrale gedachte dat het groene bolwerk zo veel mogelijk gerespecteerd/verbeterd moet worden. Dit betekent overigens niet dat het gehele gebied een park moet worden; de groene uitstraling kan ook op andere manieren bereikt worden.
•
besluittekst
A. De Garenmarkt en Lammermarkt vormen een ‘ontvangsthal‘ voor de stad. B. Volgens de criteria van de ‘Kadernota kwaliteit openbare ruimte’ zijn beide markten te kwalificeren als ‘speciale plek’. C. De parkeergarages moeten ten allen tijden goed bereikbaar zijn. D. Bezoekers moeten op een prettige manier kunnen parkeren (zie ook het PvE parkeergarages). E. Bezoekers moeten op een prettige manier in en uit kunnen rijden en lopen. F. Bezoekers kunnen de bestemming vanuit de parkeergarage op een prettige manier te voet bereiken. G. De ruimtes dienen zich te voegen in de historische stedelijke structuur en deze te versterken. H. De openbare ruimte dient plaats te kunnen blijven bieden aan verschillende festiviteiten, waaronder die rond 3 oktober. I. Specifiek voor de Lammermarkt geldt: a. De openbare ruimte krijgt een groen karakter. b. Het heringerichte maaiveld vormt straks een robuuste schakel in de groene singelrand. c. Bovengrondse parkeerplaatsen zullen verdwijnen. d. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten. J. Specifiek voor de Garenmarkt geldt: a. Het blijft mogelijk om op maaiveld te parkeren. b. De inrichting van de openbare ruimte houdt rekening met de mogelijke komst van horeca en de toevoeging van culturele activiteiten.