RAADSVOORSTEL 10.0007
Rv. nr..: 10.0007
B&W-besluit d.d.: 12-1-2010 B&W-besluit nr.: 10.0006
Naam programma +onderdeel: Stedelijke ontwikkeling en actualisering bestemmingsplannen. Onderwerp: Vaststelling van de herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II. Aanleiding: De herziening is nodig om het bestemmingsplan Binnenstad II op een aantal onvolkomenheden te herstellen en te voorzien in een adequate oplossing voor de niet goedgekeurde gedeelten. Doel: Het vaststellen van de herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II. Kader: De Wet op de ruimtelijke ordening, inclusief de bijbehorende invoeringsbesluiten. Overwegingen: Te beschikken over een verbeterd bestemmingsplan voor Binnenstad II. Het zoveel mogelijk voorkomen van schade door het herstellen van enkele plantechnische fouten, waaronder een oplossing voor de onderdelen, die niet zijn goedgekeurd. Het herstellen van het bestemmingsplan Binnenstad II kan nu nog plaatsvinden volgens de methode waarop het moederplan is opgesteld. Voor bestemmingsplannen, die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd, is dat niet langer mogelijk. Financiën: Voor de ontwikkelingslocatie in de herziening wordt een overeenkomst gesloten. Evaluatie: Niet van toepassing RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 10.0007 van 2010)), mede gezien het advies van de commissie BESLUIT: 1. de 6 zienswijzen ingediend met betrekking tot de ontwerp herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II ontvankelijk te verklaren;
1
2. de zienswijzen in overeenstemming met de bespreking in dit raadsvoorstel en de hieraan voorafgaande overwegingen ongegrond dan wel gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond te verklaren; 3. in te stemmen met de in dit raadsvoorstel naar aanleiding van de zienswijzen en ambtshalve voorgestelde aanpassingen van de ontwerp – herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II, genummerd W1 tot en met W7;
4. 5. 6.
7.
Planregels na vernummering a. Sub 5 voor aanbouwen en bijgebouwen binnen diverse bestemmingen dient aan de regel om met ontheffing aanbouwen en bijgebouwen te voorzien van een kap de voorwaarde toegevoegd te worden dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet mag worden aangetast. W1 b. Sub 7.1 voor het bouwen van parkeervoorzieningen binnen de bestemming tuin dient de regeling zodanig te worden aangepast dat het gedeeltelijk bovengronds bouwen van parkeervoorzieningen tot maximaal 1 m alleen mogelijk is met een ontheffing in een nieuw artikel 15, lid 4, sub c., waarin de voorwaarde is opgenomen dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet mag worden aangetast W2 c. Sub 9; bestaande uit een nieuwe regeling in artikel 23 voor het uitwerkinggebied voor de Doelengracht; zal in lid 2 sub g een afstand van 14 m in acht genomen worden tot de stam van de boom, terwijl in lid 2 sub i het aantal parkeerplaatsen terug gebracht zal worden tot maximaal 18. W3 d. Sub 9; de ontheffingsmogelijkheid in lid 4 voor de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen tot maximaal 36 vervalt. W4” e. Sub 10, wat betreft de ontheffingsmogelijkheid om een dakterras op een hoger niveau dan de eerste verdieping te realiseren, zal als randvoorwaarde worden opgenomen dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het daklandschap niet mag worden aangetast; ambtshalve zal nog worden toegevoegd dat de ontheffingsmogelijkheid zich ook uitstrekt tot de in artikel 27, lid 4 bedoelde terras afscheidingen. W5 f. Plankaart 5: Het voor woondoeleinden aangewezen strookje grond wordt aan de achterkant van de panden Haarlemmerstraat 206 en 208 met 4 m ingekort ten gunste van de winkelbestemming. W6 g. Toelichting: Bovenstaande aanpassingen van de regels zullen verwerkt worden in de toelichting. W7 De aldus gewijzigde herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II vast te stellen. Ten aanzien van de herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II geen exploitatieplan vast te stellen, aangezien het kostenverhaal anderszins is geregeld. Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland en de Inspecteur VROM te verzoeken om een versnelde beoordeling van de wijzigingen ten opzichte van de ontwerp herziening. Hierbij te verklaren, dat deze herziening tevens strekt ter bescherming van het stadsgezicht, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet waartoe de Leidse Binnenstad is aangewezen.
Gedaan in de openbare raadsvergadering van 27 mei 2010, de Griffier, de Voorzitter,
2
RAADSVOORSTEL 10.0007
Rv. nr..: 10.0007
B&W-besluit d.d.: 12-1-2010 B&W-besluit nr.: 10.0006
12 januari 2010 Beantwoording zienswijzen Ontwerp herziening bestemmingsplan Binnenstad II Voorstel aan de gemeenteraad van Leiden betreffende de beantwoording van de zienswijzen inzake de vaststelling van de herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II. Inleiding De herziening heeft betrekking op het bestemmingsplan Binnenstad II, dat door de gemeenteraad op 16 januari 2007 is vastgesteld en op 17 juli 2007 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland grotendeels is goedgekeurd. Het bestemmingsplan Binnenstad II is na de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 augustus 2008 onherroepelijk geworden. Dit bestemmingsplan, dat betrekking heeft op de binnenstadswijken Academiewijk, d’Oude Morsch, Levendaal West,Maredorp/de Camp en Pancras 0ost bleek een aantal weeffouten te vertonen. Verder is op aantal punten goedkeuring onthouden aan dit bestemmingsplan, zodat opnieuw op deze onderdelen een bestemmingsplan is vereist. Procedure Over de ontwerp - herziening is overleg gevoerd met de in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening bedoelde instanties. Ook is het voorgelegd aan de wijk- en buurtverenigingen van de wijk van de delen van de Binnenstad, waarop de herziening betrekking heeft. De omwonenden van locaties, die bij de herziening aan de orde komen, en enkele andere belanghebbenden zijn rechtstreeks geïnformeerd over de herziening. De ontwerp herziening heeft vanaf 20 juli 2009 tot 7 september 2009 ter inzage gelegen, waarbij er gedurende een periode van 6 weken zienswijzen konden worden ingediend, waarbij 27 juli 2009 als ingangsdatum kan worden beschouwd. Er zijn 6 zienswijzen ingediend gedurende deze periode.
Kenmerken van het bestemmingsplan De herziening heeft slechts een beperkt karakter en is voornamelijk bedoeld om op enkele punten het bestemmingsplan Binnenstad II te verbeteren en daarnaast een regeling te treffen voor de onderdelen, waaraan goedkeuring is onthouden of waarvan de goedkeuring niet in stand is gelaten door de Raad van State. Hierbij zijn de ontwikkelingslocatie Doelengracht en het Vrouwenkerkhof betrokken. Hierover kan nog het volgende naar voren worden gebracht. De locatie Doelengracht is in het bestemmingsplan Binnenstad II opgenomen als uitwerkingsgebied voor woondoeleinden. Tegen dit onderdeel waren bedenkingen ingediend bij Gedeputeerde Staten van Zuid Holland. Gedeputeerde Staten hebben uitdrukkelijk ingestemd met de bestemming woondoeleinden in het bestemmingsplan Binnenstad II in zijn goedkeuringsbesluit. De bestemming woondoeleinden is daarmee onherroepelijk opgenomen op de plankaart van het bestemmingsplan. Gedeputeerde Staten stellen dan ook vast dat in
3
het plan voldoende rekening is gehouden met de directe omgeving en inhoudelijk in voldoende mate is tegemoetgekomen aan de bedenking. Anderzijds wordt geconstateerd door dit college, dat er een aantal tegenstrijdige bepalingen in de uitwerkingsregels zijn opgenomen in verband met de te beschermen beuk en de omvang van de bebouwing. Dit geldt ook voor de parkeerkelder met maximaal 36 plaatsen. Er is onvoldoende aannemelijk gemaakt of hierbij de beuk gehandhaafd kan blijven. Gedeputeerde Staten hebben daarom goedkeuring onthouden aan uitwerkingsregels bij de bestemming woondoeleinden. Door de Raad van State Afdeling Rechtspraak is daarentegen alsnog de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de locatie noordwand Vrouwenkerkhof/Dolhuissteeg op de plankaart geschrapt, vanwege onduidelijkheden op de plankaart, zoals verkeerde functiescheidingslijn op het renvooi, waardoor de kaart niet meer correspondeerde met de planvoorschriften. Deze voorschriften zijn wel in stand zijn gelaten. Ook was onvoldoende ingegaan op de bescherming van bepaalde zichtlijnen op de Marekerk in relatie met de toegestane (goot)hoogtes.
Thematisch overzicht van de zienswijzen Er zijn 6 zienswijzen ingediend. Er is één zienswijze die betrekking heeft op de regeling van horecaterrassen van verschillende wijk- en buurtverenigingen. De zienswijze van de ARK heeft betrekking op de mate waarin bij deze herziening rekening wordt gehouden met het beschermd stadsgezicht. Er is voorts een zienswijze ingediend over de locatie Doelengracht. Er zijn 2 zienswijzen ingediend met betrekking tot de locatie Vrouwenkerkhof. Verder is nog een zienswijze ingekomen over locatie Duizenddraadsteeg. De zienswijzen worden hierna afzonderlijk besproken.
Ingekomen reacties Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Thema: Algemeen
1
Ingebracht door: Stichting Buurtcomité Hogewoerd e.o, Wijkvereniging Noordvest, Buurtvereniging Maredorp, Buurtvereniging Tussen de Rijnen, Vereniging Pancras – West, Vereniging Pieters en Academiewijk en Levendaal West, Buurtvereniging “de Put in de Oude Morsch, Regeling Horecaterrassen Deze gezamenlijke reactie van diverse buurt en wijkverenigingen uit de binnenstad en directe omgeving
Regeling Horecaterrassen In het op 30 juni 2005 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad I is de regeling van het toestaan van een terras bij een horeca-inrichting nog geregeld via en binnenplanse vrijstellingsprocedure op basis van de WRO. Deze regeling is echter niet opgenomen in het door de raad op 16 januari 2007 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad II. Bij de inrichting
Geen
4
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college is gericht tegen het schrappen van de regeling, waarbij er op grond van het bestemmingsplan een ontheffing nodig is om een terras bij een horecabedrijf in te richten. De regeling op basis van de APV biedt de burgers onvoldoende bescherming, omdat alleen de belangen van omwonenden worden mee gewogen bij toestemming voor een terras op een binnenplaats of binnenterrein. Volgens het huidige systeem via de APV kan alleen de Burgemeester achteraf ingrijpen bij overlast. Als het inrichten van een terras wordt gekoppeld aan de eis van en ontheffing via de RO wetgeving is tenminste vooraf een afweging mogelijk. Bovendien is dan ook een afweging mogelijk over de ruimtelijke kwaliteit in verband met de inpassing in de historische omgeving. Geen inspraakprocedure De gezamenlijke wijk en buurtverenigingen zijn het er verder niet mee eens, dat er niet eerst een inspraakprocedure is gevolgd over een voorontwerp. De herziening zou wel degelijk wijzingen in het beleid betreffen.
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
van een terras voor een horecabedrijf gaat het veelal om een specifiek gebruik van de openbare ruimte. Hoe dat gebeurt en onder welke voorwaarden is meer een zaak van de openbare orde en niet van de ruimtelijke ordening. Het verlenen van een terrasvergunning is daarom opgenomen in de APV 2007. In artikel 2.3.1.2 zijn hiervoor dezelfde criteria opgenomen, die voorheen van toepassing waren op het verlenen van een vrijstelling op basis van het bestemmingsplan. De terrasvergunning is verder persoonsgebonden in tegenstelling tot planologische vrijstelling, die gebonden is aan de plaats van vestiging. Het systeem is daardoor beter controleerbaar bij wisseling in de exploitatie van de horecavestiging. Ook kan via de APV de openbare orde gecontroleerd worden. De APV biedt dus voldoende aanknopingspunten om met de belangen van omwonenden rekening te houden. In het bestemmingsplan dient echter wel aangegeven te worden, of een horecaterras past binnen de bestemmingsomschrijving voor de openbare ruimte als zodanig. Omdat deze regeling in het op 16 januari 2007 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad II ontbreekt, is in deze herziening hiervoor alsnog een aanvullende bepaling opgenomen in de bestemmingen Verblijfsgebied en Verkeersdoeleinden, waarbij uitdrukkelijk een koppeling is gelegd met de APV.
5
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Inspraak Over de aanpassing van de APV heeft een inspraakprocedure plaats gevonden. Het ontwerp voor de modernisering van de APV heeft 2 oktober 2006 tot 13 november 2006 ter inzage gelegen. De APV 2007 is op 17 april 2007 behandeld in de gemeenteraad. De herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II op het punt van de regeling van horecaterrassen borduurt hier op door. Er is geen sprake van gewijzigd beleid. Conclusie: Deze zienswijze komt niet voor overname in aanmerking en is daarom ongegrond te achten.
2
Thema: Beschermd Stadsgezicht Ingebracht door: de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit; Algemeen Het bestemmingplan voor het Beschermde Stadsgezicht moet vooral een consoliderend karakter hebben, waarin het handhaven en versterken van de monumentale, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit voorop staan. Het versterken van de bestaande ruimtelijk-functionele kwaliteiten en mogelijkheden van het plangebied moeten het belangrijkste stedenbouwkundige uitgangspunt vormen. Nieuwe bouwprojecten die zich op een eigentijdse en vanzelfsprekende wijze voegen in de bestaande gevelwanden, gaan deel uitmaken van de
Thema: Beschermd Stadsgezicht Algemeen Het bestemmingsplan Binnenstad II is door de uitspraak van de Raad van State op 13 augustus 2008 onherroepelijk geworden. Het heeft betrekking op de wijken Academiewijk / d’Oude Morsch, Levendaal West, Maredorp/de Camp en Pancras Oost. De herziening op dit plan heeft slechts een beperkt karakter. Er wordt mee beoogd te voorzien in Geen een nieuw bestemmingsplan voor de 2 locaties, die geheel of ten dele buiten de goedkeuring zijn gehouden. Verder worden er een aantal weeffouten hersteld en worden enkele planvoorschriften aangepast c.q. verbeterd. Het bestaande bestemmingsplan voor Binnenstad II blijft voor het
6
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college omgeving. Zo kan een nieuwe, hedendaagse kwaliteit worden toegevoegd en worden erfgoed en moderne traditie met elkaar verbonden. Nieuwe invullingen moeten wel kenmerken uit de omgeving overnemen. Rooilijnen, entrees in de voorgevel, panden die ‘op de grond staan’ en het in essentie ‘gesloten’ daklandschap behoren tot de historische structuurkenmerken, die volgens ons in het bestemmingsplan geformaliseerd moeten worden. Graag wijzen wij u erop dat andere gemeenten met historische binnensteden (o.a. Haarlem en Zwolle) bezig zijn met het opstellen van beleid om gesloten daklandschappen te behoeden voor verdere aantasting. Leiden kan daar bij aansluiten door hierover een passage in het bestemmingsplan op te nemen. Ten aanzien van de tekst van het Ontwerp Herziening Bestemmingsplan Binnenstad II maken wij nog de volgende opmerkingen: 1. Het schrappen van de 20 m2 regeling voor aanbouwen en bijgebouwen (Toelichting, C, pag. 10) Wij ondersteunen het schrappen van deze regeling. Het openhouden van binnenterreinen en plaatsjes is echter wel belangrijk voor het behoud van de fijnmazige historische stedenbouwkundige structuur, maar ook voor de ‘lucht’ in de stad; 2. Tuinen (Toelichting, F, pag. 11) - Een vrijstelling voor het
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
overige onverkort van kracht. In dit licht bezien zullen wij ook ingaan op de opmerkingen van der ARK. Ten overvloede merken wij op, dat het bestemmingsplan Binnenstad II al fungeert als beschermend bestemmingsplan volgens de WRO en de Monumentenwet.
1. Het schrappen van de 20 m2 regeling voor aanbouwen en bijgebouwen (Toelichting, C, pag. 10) Hiermee wordt de op dit punt te grove regeling in het huidige bestemmingsplan Binnenstad II verfijnd.
2.Tuinen Er is in de planvoorschriften bij het bestemmingsplan Binnenstad II in artikel 15, lid 4 een regeling opgenomen voor de oprichting van aanbouwen tot
7
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college oprichten van een klein bijgebouw of plantenkas vergroot de kans dat tuinen en binnenterreinen dichtslibben. Bovendien is er vanuit de dichtbebouwde omgeving altijd zicht op dergelijke bouwwerken. Wij adviseren daarom om deze vrijstelling binnen het Beschermd Stadsgezicht niet op te nemen;
3. Nieuwe regels voor de locatie Doelengracht (Toelichting, H, pag. 12) –4. Verhoging aanbouwen en bijgebouwen met kap(Toelichting, H, pag. 12) – Betekent een vrijstelling van de goothoogte met 1 meter (vanwege ondergronds parkeren) dat de maximale goothoogte hier 9 meter mag worden en er wat de goothoogte betreft dus 2 meter verschil met de bestaande bebouwing kan ontstaan? In dat geval adviseren wij af te zien van een dergelijke vrijstelling in straten met kleinschalige bebouwing van 1 of 2 bouwlagen en om in grootschaliger gebieden deze vrijstelling alleen te verlenen als de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld niet wordt aangetast;
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
een grondoppervlakte van maximaal 20 m2 zonder enige beperking aan het bebouwingspercentage, zodat theoretisch een groot deel van een tuin kan worden bebouwd. Daarbij is het volgens deze regeling weer niet toegestaan een losse berging te bouwen in de tuin, terwijl daaraan juist behoefte bestaat in de praktijk. Uit maatschappelijk oogpunt gezien kan een burger niet ontzegd worden over een berging te beschikken. Door de Geen regeling te koppelen aan een vrijstelling of ontheffing (volgens de terminologie van de nieuwe Wro) vindt dit echter wel op controleerbare wijze plaats. Aan de regeling is voorts een bebouwingspercentage toegevoegd, dat in de bestaande regeling in het bestemmingsplan Binnenstad II nog ontbrak. 3. Doelengracht Hoogteverschil bestaande bebouwing; Zowel de bestaande straat wand aan de even zijde als oneven zijde van de Doelengracht bestaat uit panden met wisselende goothoogtes en bouwhoogtes. Zo bevindt zich recht tegenover de bouwlocatie bebouwing in 4 bouwlagen. De maximale goothoogte in het uitwerkingsgebied bedraagt 8 m, terwijl het aantal bouwlagen moet beperkt blijven tot 2. Voorts is in artikel 23, lid 2 d (nieuw) als randvoorwaarde voor de uitwerking opgenomen, dat de goothoogte van een aansluitend woongebouw niet meer dan 1 m mag
8
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college verschillen met de goothoogte van een aangrenzend bestaand pand. De regeling om voor parkeervoorzieningen de in artikel 27 opgenomen vrijstellingbepaling, lid 3 ook toe te passen op parkeervoorzieningen, zoals beschreven in de toelichting sub I was nog niet verwerkt in de regels. Deze regel zal alsnog worden toegevoegd met de restrictie, dat deze vrijstelling alleen wordt verleend als de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet wordt aangetast.. 4. Verhoging aanbouwen en bijgebouwen met kap De door de ARK voorgestelde voorwaarden zullen toegevoegd worden aan deze ontheffingsregel ten behoeve van de uitbreiding met een kap. 5. Ondergronds parkeren De regel in 6.1 lid 3 ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen binnen de tuinbestemming zal worden omgezet in een ontheffing met de restrictie, dat deze ontheffing alleen wordt verleend als de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het betreffende pand niet wordt aangetast door gedeeltelijke bovengrondse voorzieningen tot maximaal 1 m boven het maaiveld.
4. Verhoging aanbouwen en bijgebouwen met kap (Regels 4, pag.19) - Graag zien wij bij ontheffing voor aanbouw en bijgebouw met kap een toevoeging zoals ‘mits deze de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het pand niet aantast; 5.Ondergronds parkeren (Regels 6.1, lid 3b, pag. 20) - De aanwezigheid van ondergrondse parkeervoorzieningen die boven het maaiveld uitsteken leidt -in het bijzonder in historische binnensteden- tot oneigenlijke, onaantrekkelijke en ongewenste ‘gaten’ in de straatwand. Panden in het Beschermde Stadsgezicht horen ‘op de grond’ te staan. Om de ruimtelijke kwaliteit van de gevelwanden en de architectonische kwaliteit van de panden in de binnenstad te behouden, adviseren wij om niet een verruiming van de parkeervoorzieningen tot 1 meter boven het maaiveld op te nemen; (Regels 4, pag.19) - Graag zien 6. Nulsituatie bij ontheffingen wij bij ontheffing voor aanbouw De nulsituatie betreft een situatie en bijgebouw met kap een
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Regels: Aan artikel 27, ld 3 van het bestemmingsplan Binnenstad II, zal worden toegevoegd in regel 10.1 van deze herziening, dat deze ontheffing ook van toepassing is op ondergrondse parkeergarages, onder voorwaarde dat deze ontheffing alleen wordt verleend, als hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet wordt aangetast. In de toelichting zal bij dit onderdeel sub I deze randvoorwaarde worden vermeld.
Regels: Aan de ontheffingsregel om aanbouwen en bijgebouwen te mogen afdekken met een kap in regel sub 6.2(vernummerd naar 7.2) van deze herziening zal als voorwaarde worden toegevoegd dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving van het betreffende pand niet wordt aangetast. De regel sub 6. 1(vernummerd naar 7.1) (artikel 15 lid 3 b Binnenstad II) zal beperkt tot ondergronds bouwen terwijl het gedeeltelijk bovengronds bouwen van parkeervoorzieningen tot maximaal 1 m boven de grond alleen mogelijk is met
9
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college toevoeging zoals ‘mits deze de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het pand niet aantast. 6.Ontheffingen (Regels, 6.2, pag. 20) - Wat geldt hier als ‘nulsituatie’? Op binnenterreinen werden door de jaren heen veel aan- en uitbouwen gerealiseerd, al dan niet met vergunning. Hoe wordt de 30% toegestane bebouwing bepaald?; 7.Dakterrassen op hoofdgebouw (Art. 27, lid 6, pag. 22) - Gezien de status van Beschermd Stadsgezicht, waarin het gesloten daklandschap (gekenmerkt door kappen) en het silhouet een van de belangrijkste onderdelen vormt, adviseren wij om de beoogde binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid te laten vervallen. Dit artikel stelt als restrictie dat ‘de bezonning en de privacy van aangrenzende of nabijgelegen gebouwen en open terreinen niet in onevenredige mate mag worden aangetast’. In ieder geval moet het artikel naar ons oordeel de toevoeging krijgen dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het daklandschap niet mag worden aangetast.
3
Thema: Locatie Doelengracht Ingebracht door: Van der Feltz advocaten namens de heer en mevrouw Lie – Veenema en diverse andere medeondertekenaars uit de omgeving Doelengracht Deze zienswijze heeft betrekking op de locatie Doelengracht,
zonder enige bebouwing van de desbetreffende grondoppervlakte, waarop de bepaling van toepassing is. Dit betekent dat al aanwezige bebouwing toch al meetelt bij berekening van het toegestane het bebouwingspercentage. 7. Dakterrassen op hoofdgebouwen In de praktijk komen dakterrassen in de hoger gelegen verdiepingen of kap regelmatig voor. Het beschikken hierover is een belangrijke kwaliteit, die bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van het wonen in de binnenstad. De mogelijkheid om te beschikken over een buitenruimte kun je bewoners niet ontzeggen. Er zal echter op aanraden van de ARK de restrictie worden toegevoegd, dat door realisering van het dakterras de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het daklandschap niet mag worden aangetast. Conclusie: De zienswijze van de ARK die leidt tot een aantal verbeteringen in de planregels, komt voor gedeeltelijke overname in aanmerking. Deze zienswijze is daarom gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond te achten. Thema: Locatie Doelengracht
Gevolgen voor het voorgestelde besluit een ontheffing, waarin de voorwaarde is opgenomen dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet mag worden aangetast in en nieuw artikel 15, lid 4, sub c. van Binnenstad !!
Regels Aan de ad 10 opgenomen ontheffingsregel over dakterrassen op hoofdgebouwen de randvoorwaarde toevoegen dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het daklandschap niet mag worden aangetast.
Ad A.) de procedure Volgens de publicatie van de ontwerp – herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II, heeft het ontwerp van 20 juli 2009 tot 7 september 2009 ter inzage gelegen. Volgens de
10
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college waarvoor nieuwe planvoorschriften zijn opgesteld en tevens op de procedure die voor deze herziening wordt gevolgd. A. de procedure In de tekst van de publicatie wordt de indruk gewekt dat de planinvulling van het terrein aan de Doelengracht door de onthouding van goedkeuring van de baan is. In het herzieningsvoorstel blijft deze echter voor 90 % gehandhaafd. De publicatie voor een belangrijk deel tijdens de zomervakantie wordt weinig burgergericht beoordeeld. De mogelijkheid van het inzien van de stukken van 20 juli tot 7 september 2009 en anderzijds de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen gedurende 6 weken dus tot 31 augustus 2009 wordt misleidend geacht. B. De vertaling in het bestemmingsplan De beuk die in de nabijheid staat van de geplande parkeerkelder en nu is aangeduid als waardevol, heeft volgens de indiener van deze zienswijze een monumentale status. De tuin bij het pand Rapenburg 43 is niet goed afgebakend. Verder dient het huis Rapenburg 35 buiten het plangebied van de herziening te blijven. Inhoudelijk gezien zou er voorts nog steeds geen rekening zijn gehouden met de uitspraak van Gedeputeerde Staten, omdat er eerst onderzoek gedaan zou moeten worden naar de gevolgen van de verkeersstroom naar de parkeerkelder en de
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
publicatie konden er gedurende die periode zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. Dit betreft inderdaad een termijn van 7 weken in plaats van 6 weken. Wij beschouwen daarom 27 juli 2009 als begindatum voor Geen indieningtermijn van de zienswijzen. In de publicatie zelf is voorts vermeld over welke onderdelen de herziening zich uitstrekt, waaronder een voorziening voor de niet goedgekeurde onderdelen. De direct belanghebbenden zijn rechtstreeks geïnformeerd over de terinzagelegging en de onderdelen waarop de herziening betrekking heeft, waaronder een nieuwe regeling voor de locatie Doelengracht, in plaats van het door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland niet goed gekeurde artikel 23, waarop hierna inhoudelijk wordt ingegaan. Ad B.) de vertaling in het bestemmingsplan De rode beuk is alsnog aangegeven op de kaart cultuurhistorie en bomen als waardevolle boom. De voor woondoeleinden aangewezen grondoppervlakte is verder teruggebracht tot de oorspronkelijke bouwlocatie. Aan de bestemming woondoeleinden als zodanig hebben Gedeputeerde Staten van Zuid Holland geen goedkeuring onthouden, maar wel aan de bijbehorende planvoorschriften. De boom viel voorheen binnen de bestemming woondoeleinden, maar in deze herziening is de boom
11
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college gevolgen voor de beuk door de bouwwerkzaamheden. De situatie zou sedert het besluit van Gedeputeerde van Zuid Holland over het bestemmingsplan Binnenstad II dd 17 juli 2007 niet zijn veranderd. Er zou verder geen rekening gehouden zijn met de gewijzigde situatie, waarbij het zogenaamde gat aan de Doelengracht is ingericht is als tuin.
opgenomen binnen de bestemming tuin. De noordoost hoek van de locatie schampt de bestemming tuin. Om de boom goed te beschermen is niet gewenst, dat er onder de boomkroon wordt gebouwd, deze heeft een diameter van circa 25 m; de afstandsnorm van 10 m tot de stam van de boom, waarbinnen niet gebouwd mag worden zal daarom verruimd worden tot 14 m. Ten aanzien van het pakeren merken wij op, dat het voormalige parkeerterrein van de ABN/ Amro een capaciteit had van circa 18 plaatsen. Dit aantal zal ook als maximum worden opgenomen in de uitwerkingsregels. De situatie verandert dan niet ten opzichte van de voormalige situatie. parkeerplaatsen. Aan de ontheffingsbepaling om het aantal parkeerplaatsen uit te breiden naar 36, zal als voorwaarde worden opgenomen dat door voorafgaand verkeersonderzoek aangetoond zal dienen te worden, dat de verkeersbelasting op de Doelengracht aanvaarbaar blijft voor de woonomgeving, terwijl de uitbreiding ook niet schadelijk mag zijn voor de boom. Een groter aantal parkeerplaatsen zal in de praktijk alleen maar de mogelijk zijn door een 2 ondergrondse bouwlaag. Naar aanleiding van de behandeling van de herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II in de raadscommissie voor Ruimte en Regio op 18 mei 2010 wordt een wijziging voorgesteld om de ontheffingsmogelijkheid opgenomen in artikel 23, lid 4 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan Binnenstad II om het aantal ondergrondse
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Regels: Sub 8(vernummerd naar 9)’; in het nieuwe artikel 23 voor de locatie Doelengracht, zal in lid 2 sub g een afstand van minimaal 14 m worden opgenomen tot de stam van de boom; In lid 2 sub i zal het aantal parkeerplaatsen worden terug gebracht tot 18; Aan de ontheffingsmogelijkheid in lid 4 voor de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen tot 36 zal als voorwaarde worden opgenomen dat door voorafgaand verkeersonderzoek aangetoond zal dienen te worden, dat de verkeersbelasting op de Doelengracht aanvaarbaar blijft voor de woonomgeving, terwijl dit ook geen aantasting mag opleveren voor de beuk... (Naar aanleiding van de behandeling van het raadsvoorstel in de vergadering van de raadscommissie Ruimte en Regio op 18 mei 2010 wordt alsnog de ontheffingsbesluit voor de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen van 18
12
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college parkeerplaatsen op de locatie in het uitwerkingsgebied Doelengracht van 18 uit te breiden naar 36 te schrappen. De overweging hierbij is dat een parkeergarage met 36 plaatsen alleen in twee ondergrondse bouwlagen mogelijk is, waardoor er sprake kan zijn van een verhoogd risico voor de kwetsbare omgeving met onder andere een monumentale beuk. . Het is een keuze van de eigenaar geweest om de gronden aan de Doelengracht in te richten als tuin. Dit betekent nog niet, dat deze woningbouwlocatie is vervallen, gelet op de behoefte die er bestaat aan woningen en in het bijzonder eengezinshuizen. Voor het realiseren van de woningen is echter wel een uitwerkingsplan vereist, waaraan weer een zienswijzen procedure is verbonden. Conclusie: deze zienswijze komt gedeeltelijk voor overname in aanmerking en is daarom als gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond te beschouwen.
4
Thema: Duizenddraadsteeg Ingebracht door: mevrouw M.C.M. Coster, Haarlemmerstraat 204, 2312 GH Leiden Mevrouw Coster heeft een zienswijze ingediend met betrekking tot de wijziging van de bestemming winkeldoeleinden naar de bestemming woondoeleinden van de percelen achter het pand Haarlemmerstraat 206 en de percelen Duizenddraadsteeg 2
Gevolgen voor het voorgestelde besluit naar 36 geschrapt vanwege een hoger risico voor aantasting van de kwetsbare omgeving met onder meer een monumentale beuk.)
Thema: Duizenddraadsteeg Tot de aanpassing van de kaart bij het perceel Duizenddraadsteeg 2, 4 en aan de achterzijde van Haarlemmerstraat 206 was door de raad al besloten bij de vaststelling van het bestemmingsplan Binnenstad II. De bezwaren zijn gericht tegen de bebouwing aan de van der Werfstraat tussen 39 en 41 (woningbouw 7 tot 11 m
Geen
13
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college en 4. Zolang zij aan de Haarlemmerstraat woont, is dit stuk grond al ingericht als tuin wat ook heel plezierig is voor de kamerbewoners in Haarlemmerstraat 204. Zij heeft bezwaar, zoals al naar voren gebracht in de procedure bij het bestemmingsplan Binnenstad II, tegen een woonbestemming, omdat zij hierdoor alle privacy in haar eigen tuin verliest, zoals door uitzicht op haar tuin vanaf de balkons van de nieuw te bouwen woningen. Bovendien beschikt zij, naar haar zeggen, zelf niet over een bouwmogelijkheid van haar tuin.
goothoogte) en bebouwing aan de Duizenddraadsteeg met een goothoogte van maximaal 6 m naast nr. 8. Hierdoor wordt de privacy geschonden bij het gebruik van de achtertuin bij het pand Haarlemmerstraat 204. Hiertegen kan het volgende worden ingebracht. Voor het gat aan de Duizenddraadsteeg naast nr. 8, geldt het zelfde. Ook dit betreft een gangbare kleinschalige binnenstedelijke invulling van een dergelijke steegwand met nieuwbouw. Er ligt nog een strookje tuin van 2 m tussen de mogelijke nieuwbouw en de achtertuin van Haarlemmerstraat 204. Het bebouwingsvlak achter Haarlemmerstraat 206 en Duizenddraadsteeg is enigszins te ruim ingevuld, Het gedeelte van circa 4 m diep, dat bij de winkel hoort kan er afgehaald worden. Verder geldt bij de ontwikkeling van een bouwplan op deze plek, dat het burenrecht op grond van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen moet worden, dat biedt bescherming voor privacy belangen. Bebouwingsmogelijkheid in eigen tuin: Er is al een ontwikkelingsmogelijkheid om woningen te realiseren aan de kant van der Werfstraat in het geldende bestemmingsplan Binnenstad II. De goothoogte van deze bebouwing mag 6-9 m bedragen. Het betreft een op diverse plekken al eerder plaats gevonden herinvulling aan de van der Werfstraat. De ontwikkeling aan de van der Werfstraat is facultatief. Conclusie: Deze zienswijze
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
ambtshalve Kaart: Maredorp /de Camp. Het toegevoegde strookje grond met een bestemming voor woondoeleinden wordt aan de kant van de Haarlemmerstraat achter de nrs, 206 en 208 met 4 m versmald.
14
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
komt niet voor overname in aanmerking. Wel wordt aangeraden de kaart ambtshalve te corrigeren.
5
Thema: Vrouwenkerkhof
Thema: Vrouwenkerkhof
Ingebracht door: De heer J. Kloeg, Vrouwenkerkhof 2, 2312 WB Leiden Plaatsingsadvies als gemeentelijk monument De heer Kloeg merkt op, dat er de panden Vrouwenkerkhof 2 en 8/10 en Dolhuissteeg12/12a beschikt kan worden over een positief plaatsingsadvies op de gemeentelijke monumentenlijst wordt beschikt. Ook mist hij een aanvulling op bijlage 2 van de lijst met beeldbepalende panden voor Vrouwenkerkhof 2. Zichtlijnen In de uitspraak van de Raad van State zou ook de zichtlijn op de Marekerk via de Vrouwenkerkkoorstraat aan de orde zin geweest. Hieraan is echter in de herziening geen aandacht geschonken. Horeca Verder verzet de heer Kloeg zich tegen de komst van een extra horecavestiging in de panden Vrouwenkerkhof 6 t/m 12 en de
Naar aanleiding van deze zienswijze merken wij het volgende op. Plaatsingsadvies als gemeentelijk monument Er is inderdaad een positief plaatsingsadvies voor genoemde panden. Er is echter nog geen besluit genomen over een eventuele plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. De panden hebben daarom nu nog geen status. In het bestemmingsplan worden alleen Geen al geplaatste panden in de monumentenlijst vermeld. Het pand Vrouwenhof 2 heeft hiernaast ook nog geen status als beeldbepalend pand. Zichtlijnen De zienswijze van de Stichting Arent van ’s-Gravensande, die hierna besproken wordt heeft ook op dit onderwerp betrekking, Wij verwijzen naar deze bespreking gerubriceerd als zienswijze 6. Horeca Een horecafunctie als zodanig is
15
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college panden Dolhuissteeg 10 t/m 14, gelet op de aanwezigheid van reeds diverse horecazaken in de directe omgeving. Hij pleit verder voor het geven van een directe woonbestemming aan het pand Vrouwenkerkhof 2. Hij is verder tegen de liberalisering van het horecabeleid door het openen van nieuwe terrassen over te laten aan de regeling in de APV, waardoor ruimtelijke aspecten onvoldoende tot hun recht komen. Verder zou de herplaatste trafo zuil een monumentale status dienen te krijgen
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
in de uitspraak van de Raad van State niet als onaanvaardbaar aangemerkt. De wijze waarop de horecabestemming in het bestemmingsplan Binnenstad II is opgenomen is wel onjuist bevonden, omdat de regeling in de planvoorschriften, dat in het in het bouwblok Vrouwenkerkhof 2 t/m 14 en Dolhuissteeg 10 t/m 18 maximaal 1 horecavestiging categorie h III is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m2, niet correspondeert met de plankaart, waarop alleen aan de kant Vrouwenkerkhof aanduiding h III is aangegeven. Verder komt de ononderbroken functiescheidingslijn niet in het bouwblok voor maar een onderbroken lijn, waarvoor geen verklaring is opgenomen op het renvooi. Het renvooi wordt op dit punt in deze herziening hersteld door daarin de onderbroken lijn weer te vermelden als functiescheidingslijn. Vrouwenkerkhof 2 Vrouwenkerkhof 2 heeft een gemengde bestemming, waarbinnen ook een volledige woonfunctie past. Een gemengde bestemming voor dit pandje, dat ligt aan een stedelijk plein, is conform het gemeentelijk beleid gericht op het aantrekkelijker maken van de binnenstad. Ook de eventuele monumentale status van de trafozuil valt buiten de reikwijdte van deze herziening. Terrassenbeleid Hiervoor verwijzen wij naar de bespreking van zienswijze 1 van de gezamenlijke wijk en buurtverenigingen.
16
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Conclusie: Deze zienswijze komt niet voor overname in aanmerking en is daarom ongegrond te achten.
6
Thema: Zichtlijnen op de Marekerk Ingebracht door: de Stichting Arent van ’s-Gravesande, Witte Rozenstraat 57, 2311 XT Leiden Namens deze Stichting merkt de Kuyper op verheugd te zijn dat in deze herziening met de meest westelijke zichtlijn vanaf de Haarlemmerstraat naar de kerk op de Lange Mare nu wordt rekening gehouden. Er dreigen echter 2 zichtlijken geblokkeerd te worden, namelijk vanaf de de ruïne over het 17 eeuwse pand Vrouwenkerkhof 8 / 10 met het ronde raam en het karakteristieke rode pannendak, en de zichtlijn vanaf de Haarlemmerstraat via de Vrouwenkerkoorstraat. Deze zichtlijn is als de bomen in het blad staan weliswaar belemmerd maar in het andere deel van het jaar wel functioneel. Door de voorgestelde bebouwingshoogten van de noordwand zullen deze zichtlijnen worden geblokkeerd.
Thema:
Zichtlijnen op de Marekerk In verband hiermee brengen wij de uitspraak hierover van de Raad van State onder de aandacht: Uitspraak Raad van State “De conclusie is dat hetgeen de stichting en [appellant sub 3] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het Geen bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de gevolgen van het plan voor de zichtlijnen vanuit de Haarlemmerstraat naar de Marekerk, niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen die betrekking hebben op het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden 5" ter plaatse van de percelen aan de Dolhuissteeg en het Vrouwenkerkhof met betrekking tot de goothoogte en bouwhoogte aldaar zijn gegrond. Het bestreden besluit dient voor zover dat betrekking heeft op de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden 5" ter plaatse van de percelen aan de Dolhuissteeg 16 en het Vrouwenkerkhof 2 wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.” De uitspraak van de Raad van State is dus toegespitst op de westelijke zichtlijn, die nu in deze herziening onverkort in stand
17
Samenvatting ingekomen reactie Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
blijft. De Zichtlijn door de Vrouwenkerkstraat Deze zichtlijn is minder opvallend waarneembaar vanaf de Haarlemmerstraat dan de zichtlijn via de Vrouwenkerksteeg. Zicht op de kerk ontstaat pas in de Vrouwenkerkstraat zelf. Aan die kant van het Vrouwenkerhof bevindt zich een pakhuis zonder kap (Vrouwenkerkhof nr. 14), dat in de huidige staat geen positieve uitstraling heeft. Aan deze zichtlijn wordt daarom minder belang worden gehecht dan de zichtlijn via de steeg. Bovendien is deze zichtlijn een groot deel van het jaar niet waarneembaar, als de platanen op het plein in blad staan. Wij vinden het daarom belangrijker, dat er op dit punt vervangende passende nieuwbouw kan plaatsvinden met een goothoogte tot maximaal 8 m kan worden gerealiseerd. Vanaf het begin van de Vrouwenkerkstraat is een vergelijking gemaakt met de bestaande situatie. Hierbij is een verschil in de zichtbaarheid van de kerk van circa 11 m in vergelijking met de bestaande situatie geconstateerd. Omdat respectievelijk de onderste 15 m en 26 m gemeten vanaf ooghoogte niet zichtbaar zijn. De zichtbaarheid vanaf het plein zelf is voorheen nooit aan de orde geweest. Conclusie: Deze zienswijze komt niet voor overname in aanmerking. En is daarom ongegrond te achten.
18
Conclusie: De ingediende zienswijzen geven slechts op beperkte schaal aanleiding wijzigingen aan te brengen in het ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II. Lijst van wijzigingen Planregels na vernummering a. Sub 5 voor aanbouwen en bijgebouwen binnen diverse bestemmingen dient aan de regel om met ontheffing aanbouwen en bijgebouwen te voorzien van een kap de voorwaarde toegevoegd te worden dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet mag worden aangetast. W1 b. Sub 7.1 voor het bouwen van parkeervoorzieningen binnen de bestemming tuin dient de regeling zodanig te worden aangepast dat het gedeeltelijk bovengronds bouwen van parkeervoorzieningen tot maximaal 1 m alleen mogelijk is met een ontheffing in een nieuw artikel 15, lid 4, sub c., waarin de voorwaarde is opgenomen dat hierdoor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en van het betreffende pand niet mag worden aangetast W2 c. Sub 9; bestaande uit een nieuwe regeling in artikel 23 voor het uitwerkinggebied voor de Doelengracht; zal in lid 2 sub g een afstand van 14 m in acht genomen worden tot de stam van de boom, terwijl in lid 2 sub i het aantal parkeerplaatsen terug gebracht zal worden tot maximaal 18. W3 d. Sub 9; de ontheffingsmogelijkheid in lid 4 voor de uitbreiding van het
aantal parkeerplaatsen tot maximaal 36 vervalt. W4 e.
Sub 10, wat betreft de ontheffingsmogelijkheid om een dakterras op een hoger niveau dan de eerste verdieping te realiseren, zal als randvoorwaarde worden opgenomen dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het daklandschap niet mag worden aangetast; ambtshalve zal nog worden toegevoegd dat de ontheffingsmogelijkheid zich ook uitstrekt tot de in artikel 27, lid 4 bedoelde terras afscheidingen. W5 f. Plankaart 5: Het voor woondoeleinden aangewezen strookje grond wordt aan de achterkant van de panden Haarlemmerstraat 206 en 208 met 4 m ingekort ten gunste van de winkelbestemming. W6 g. Toelichting: Bovenstaande aanpassingen van de regels zullen verwerkt worden in de toelichting. W7
Vervolg procedure Op deze herziening van het bestemmingsplan Binnenstad II is de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening van toepassing, die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Nadat de herziening door de gemeenteraad is vastgesteld geldt hiervoor de volgende procedure. De vastgestelde herziening van het bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en de Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening krijgen voorafgaand aan de terinzagelegging eerst nog een termijn van maximaal 6 weken om te reageren op de wijzigingen, die in de herziening zijn aangebracht. Tegen de vastgestelde herziening kan gedurende de terinzagelegging termijn van 6 weken beroep worden ingesteld door belanghebbenden bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er kan dan tevens schorsing van de inwerkingtreding van het
19
bestemmingsplan of onderdelen daarvan worden aangevraagd bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak Het instellen van beroep als zodanig heeft geen schorsende werking.
20
21