RAADSVOORSTEL 09.0087 Rv. nr.: 09.0087
B&W-besluit d.d.: 19 mei 2009 B&W-besluit nr.: 09.0501
Naam programma +onderdeel: Stedelijke Ontwikkeling + actualisering bestemmingsplannen. Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan Stevenshof. Aanleiding: Het ontwerp – bestemmingsplan heeft vanaf 16 juni 2008 tot en met 28 juli 2008 ter inzage gelegen overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet op de Ruimtelijke Ordening. Er zijn tegen het ontwerp – bestemmingsplan 27 zienswijzen ingediend waarvan twee met medeondertekenaars. Deze worden behandeld in het zienswijzenrapport. Door de omvang van het bestemmingsplangebied en de uiteenlopende zienswijzen was afhandeling binnen de termijn van 4 maanden niet mogelijk. Het betreft echter een termijn van orde, waaraan geen gevolgen zijn verbonden ten aanzien van de bevoegdheid van de raad tot vaststelling. Wel verdient het aanbeveling het bestemmingsplan voor de zomer door de raad te laten vaststellen om verdere vertraging te voorkomen. Doel: Vaststelling van het bestemmingsplan, zodat het om goedkeuring naar Gedeputeerde Staten kan worden gezonden en na goedkeuring in werking kan treden. Kader: Wet op de Ruimtelijke Ordening (Oud) Overwegingen: Actualisering van bestemmingsplannen is verplicht. Het plan is overwegend conserverend van aard. Het is zoveel mogelijk opgesteld conform de nota “Bestemmingsplan Nieuwe stijl”. De opzet is globaal en flexibel waar dat mogelijk is. Maar waar nodig wordt ingespeeld op specifieke situaties. Op grond van de nota worden de mogelijkheden voor bouwen, verbouwen en gebruiksveranderingen in de gehele stad waar mogelijk op gelijke wijze benaderd. In het plan wordt rekening gehouden met ontwikkelingen/wijzigingen, waarvoor in een aantal gevallen procedures ex. artikel 19 WRO zijn opgestart of (grotendeels) doorlopen. U treft hieronder een overzicht aan; Aanbouwen en bijgebouwen, de regeling voor aanbouwen en bijgebouwen geactualiseerd waarbij gestreefd is naar een standaardregeling; Bowling, in verband met de verplaatsing van de bowlinghal (Menken) van de Boshuizerlaan 1 naar de Kenauweg 10 heeft dit gebouw in het bestemmingsplan een Sport en Recreatie bestemming gekregen;
Dierenasiel en gemeentewerf aan de Kenauweg (voormalige zoutstrooilocatie Rijkswaterstaat) krijgen positief bestemde uitbreidingsmogelijkheden, zienswijzen hebben betrekking op inrichting plan, verkeersaantrekkende werking, parkeren en overlast; Fabriek voor Diastatische Producten e.o., locatie met een bedrijfsbestemming waar herontwikkeling ten gunste van woondoeleinden mogelijk wordt gemaakt met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (30 woningen of woon/werkcombinaties), zienswijzen richten zich tegen bedrijfsbestemming met daarmee gepaard gaande overlast, massa en uitbreidingsmogelijkheden; Hoogwerkerlocatie, locatie met een bedrijfsbestemming waar herontwikkeling ten gunste van woondoeleinden mogelijk wordt gemaakt met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid (30 woningen of woon/werkcombinaties); Hotel – Restaurant Het Haagsche Schouw, uitbreiding van het restaurant is met toepassing van artikel 19 WRO gerealiseerd en in het plan opgenomen; Kenauweg; verbreding van de weg ten gunste van parkeerstroken wordt mogelijk gemaakt met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zienswijzen hebben betrekking op parkeren en rommeligheid omgeving; Kerk en Klooster, de kerk heeft een bestemming Maatschappelijke doeleinden, voor het voormalige klooster aan de Rijndijk en bijbehorend gebouw is een woonbestemming opgenomen, terwijl het voorterrein is belegd met de bestemmingen Wonen – tuin en Verblijfsgebied (kerk en klooster zijn gemeentelijk monument), zienswijze ten aanzien van bestemming bijbehorend gebouw en inrichting voorterrein; kleine Vink, intensivering van bebouwing met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid in de stationsomgeving de kleine Vink, 12.500 m2 bvo voor kantoren, detailhandel, vrijetijdsvoorzieningen, (maatschappelijke) dienstverlening en horeca. zienswijzen hebben betrekking op massa, functies, verkeeraantrekkende werking, parkeren, milieu – en omgevingsfactoren en overlast; Langzaamverkeerbrug A44, verbinding tussen Stevenshof en Valkenburgsemeer via brug over A44 wordt met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt; Maatschappelijke doeleinden, voor een aantal (onderwijs)locaties is een bredere bestemming maatschappelijke doeleinden opgenomen, zienswijzen richten zich vooral op de locatie Mary Zeldenrustweg 18 en hebben betrekking op functies (vooral jongerenwerk), massa, verkeeraantrekkende werking, parkeren, staat van onderhoud/visuele aspecten en overlast; Valkenburgseweg 10, woondoeleinden bestemming voor voormalige boerderij (rijksmonument) met lichte bedrijvigheid in naastgelegen schuur op een locatie met oorspronkelijk een agrarische bestemming waarvan met de bouw van de Stevenshof het oorspronkelijk gebruik al decennia geleden is komen te vervallen; Winkelcentrum Stevensbloem, met uitbreidingsmogelijkheden op basis van een positieve bestemming en met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt een beperkte uitbreiding en opwaardering van het winkelcentrum mogelijk gemaakt, zienswijzen hebben betrekking op bestemmingswijze, massa, functies, parkeren, ontsluiting en inrichting; Conclusie: Het bestemmingsplan heeft een breed draagvlak. De zienswijzen hebben betrekking op een beperkt aantal locaties en geven in een aantal gevallen aanleiding om het bestemmingsplan bij te stellen. Voor het overige kunnen de zienswijzen zodanig worden weerlegd, dat tot vaststelling van het bestemmingsplan kan worden overgegaan. Financiën: Nieuwe ontwikkelingen zullen in het algemeen door de initiatiefnemers worden bekostigd. Evaluatie: Niet van toepassing.
2
Bijgevoegde informatie: Zienswijzenrapport inzake het bestemmingsplan Stevenshof d.d. april 2009 + bestemmingsplan Stevenshof april 2009
RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 09.0087 van 2009), mede gezien het advies van de commissie * het gewenst is het bestemmingsplan dat Stevenshof vast te stellen; * dat de gevraagde adviezen in het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn ontvangen; * dat het ontwerp – bestemmingsplan met ingang van 16 juni 2008 tot en met 28 juli 2008 ter inzage gelegen; * dat tegen het ontwerp – bestemmingsplan 27 zienswijzen ingediend, waarvan twee met medeondertekenaars; * dat alle zienswijzen ontvankelijk kunnen worden verklaard met uitzondering van de zienswijzen van de fam. van den Assem, dhr. R. Boezaard en fam. M. Steenvoorde; * dat op grond van de overwegingen vermeld in het voorstel van Burgemeester en Wethouders de ontvankelijke zienswijzen voor overneming, niet voor overneming of deels voor overneming in aanmerking komen; * dat kan worden ingestemd met de in dit voorstel opgenomen beoordelingen en motiveringen en de voorstellen over de ingediende zienswijzen en in verband daarmee de voorgestelde wijzigingen alsmede over de ambtshalve voorgestelde wijzigingen; Gelet op de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het besluit op de ruimtelijke ordening, de invoeringswet Wet ruimtelijke ordening met daarin het Overgangsrecht Wet op de Ruimtelijke Ordening , alsmede de Wet milieubeheer en de Wet Geluidhinder;
BESLUIT: 1. 2. 3.
4.
de zienswijzen van de fam. van den Assem, dhr. R. Boezaard en fam. M. Steenvoorde niet ontvankelijk te verklaren; alle overige zienswijzen ontvankelijk te verklaren; de ontvankelijke zienswijzen in overeenstemming met de bespreking in dit raadsvoorstel en de hieraan voorafgaande overwegingen voor overneming, niet voor overneming of deels voor overneming in aanmerking komend te verklaren; in te stemmen met de in dit raadsvoorstel naar aanleiding van de zienswijzen voorgestelde aanpassingen en voorgedragen ambtshalve aanpassingen van het ontwerp – bestemmingsplan;
Aanpassingen Zienswijzen Toelichting Paragraaf 7.1 Het Waterplan Leiden (2007) is toegevoegd aan de toelichting.
3
Daarnaast is de complete waterparagraaf herschreven en geactualiseerd. W1 Paragraaf 7.1.1 Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland (H.H.) wordt beschreven conform de door het H.H. voorgestelde tekst. Daarin worden de ambities van het H.H. weergegeven zoals opgenomen in waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006 – 2009. W2 Paragraaf 7.1.1 Keur en Beleidsregels 2006 In de “Keur en Beleidsregels 2006” van het H.H. wordt een beschrijving gegeven van de taken van het H.H. als waterkwaliteitsbeheerder. W3 Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt het beleid van het H.H. Uitgangspunt is dat wij streven naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3. W4 In de Toelichting van bestemmingsplan wordt een tekst toegevoegd over advisering door H.H. bij werken en ontgravingen en de verplichting tot aanvraag van een vergunning bij aanpassing oppervlaktewater W5 Paragraaf 10 Tekst opgenomen in toelichting over de aanwezigheid van boven – en ondergrondse gedeelten van de 150 kV – en telecommunicatieverbinding Voorburg – Leiden van Tennet W6 Voorschriften: Artikel 1, 31 In de voorschriften wordt artikel 1 lid 31 als volgt aangepast: maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. W7 Artikel 5 In de voorschriften wordt artikel 5 Maatschappelijke doeleinden aangepast: Mogelijk gemaakt worden ondergeschikte horeca en detailhandel (bijv. etenswaren in schoolkantines), Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak – en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen. De aanduiding ds in combinatie met w geeft aan dat een dierenasiel is toegestaan en de aanduiding w dat een bedrijfswoning bij het asiel is toegestaan. Bij de aanduiding re is een religieuze voorziening toegestaan. En voor niet – woonfuncties geldt dat uitsluitend voorzieningen zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder bepalingen omtrent bebouwing, parkeren en vrijstelling. W8 Artikel 22 Artikel 22, Leidingen is aangevuld met “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 22, lid 5 is opgenomen dat de hoogte van hoogspanningsmasten maximaal 40 meter mag bedragen; het aanlegvergunningstelsel geldt voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; in lid 6 sub b is de vetgedrukte passage opgenomen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…”, in een nieuw lid 6 sub f is opgenomen: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”; in lid 8 en 9 wordt niet alleen verwezen naar de aardgastransportleiding maar tevens naar de hoogspanningverbinding; W9 Artikel 23 In de voorschriften is artikel 23 Waterkering (medebestemming) opgenomen. W10 Artikel 24 Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied I wordt gewijzigd: 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen, 3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak
4
worden volledig ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet meegerekend. Ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van 4.000 m2 en 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen. W11 Aan gebied 1, toegevoegd wordt lid 7 dat in het wijzigingsplan wordt zo mogelijk een halte voor busvervoer opgenomen. W12 Tevens wordt onder c, horeca tot maximaal categorie III toegevoegd. Horeca is nu abusievelijk niet opgenomen. W13. Opgenomen wordt in lid 8 dat de invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt afhankelijk is van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk. W14 Aan gebied I, lid 9 wordt toegevoegd dat in het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden. W15 Gebied IV (Expeditiehoven.) zal als volgt worden gewijzigd: De bestemming “Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” met dien verstande dat: a. de hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen;b. een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren Gebied V, onder b. wordt als volgt gewijzigd:b. de maximale hoogte aan de zijde van het Ina Boudier Bakkerplein ten hoogste 7 m mag bedragen. W16 Gebied V, onder c. wordt als volgt gewijzigd: c. de maximale hoogte aan de zijde van de Top Naeffstraat maximaal 4 m mag bedragen. W17 Gebied V lid 1 wordt als volgt gewijzigd: Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” ten behoeve van de uitbreiding van de daar aanwezige gebouwen” W18 beschikbaar is. W19 In de voorschriften is in lid 7 een gebied, wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen met de volgende tekst: Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. W20 Plankaart * Betreft locatie Wijzigingsbevoegdheid II. De plankaart is aangepast op de volgende punten: - De Romneyloods nabij de brug is in een woonbestemming gebouwd. De woonbestemming is hier teruggebracht, zoals in het vigerende bestemmingsplan reeds het geval was. Omdat de loods niet middels een procedure mogelijk is gemaakt, is deze niet positief bestemd.- Het terrein van de voedingsmiddelenfabriek is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Het terrein van het aannemersbedrijf is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die
5
* * *
*
*
*
* * *
vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Het terrein van het bedrijf op Rijndijk 180/180a is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. W21 Op de plankaart zijn de contouren van het bouwvlak van de MZ18 aangepast aan de werkelijke omvang van het huidige gebouw. W22 Bestemming Maatschappelijke doeleinden MD4 voor het bijgebouw van het klooster (Rijndijk 121) is gewijzigd in Wonen W4. W23 Op de plankaart is voor Rijndijk 121 een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Wonentuin, met te beschermen groenelementen, en Verblijfsgebied, waar parkeren mogelijk is. W24 Op de plankaart is een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen langs de Kenauweg vanaf de ingang van de gemeentewerf (schuin tegenover Kenauweg 2) tot aan Kenauweg 11. W25 Op de plankaart is het zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebied langs de Kenauweg in noordoostelijke richting verschoven. Het vormt zo één geheel met het aangrenzende bedrijfsterrein (Gemeentewerf). Het tussenliggende groengebied is ten zuidwesten van dit gebied teruggekomen en vormt samen met de op de plankaart reeds aanwezige groenstrook een geheel. Per saldo is het oppervlakte aan bedrijventerrein met deze verschuiving gelijk gebleven. W26 Op de plankaarten zijn alle waterkeringen nauwkeurig aangeven met beschermingszone van 15 m. Daarnaast zijn ontbrekende waterkeringen toegevoegd aan de plankaart. W27 Op de plankaart is met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as aangegeven; W28 Op de plankaart is met de aanduiding “ondergrondse hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aangegeven, waarbij een begrenzing is aangehouden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed W29 De woonboot bij Valkenburgseweg 49 is positief bestemd op de plankaart. W30 Voor locatie MZ 18 aan MD aanduiding (-sm) toegevoegd-Renvooi aangepast W31; op het plankaartblad genummerd GE 09056 aan de bestemming Maatschappelijke doeleinden (MD(-sm)) voor het perceel Mary Zeldenrustweg 18 toe te voegen Sport en Recreatie (S&R) W31a;
Ambtshalve aanpassingen Toelichting Paragraaf 1.5 Overzicht zienswijzenfase toegevoegd. W32 Paragraaf 5.2 Beschrijving rondom de fabriek voor Diastatische Producten aangescherpt. W33 Paragraaf 5.2 Zinsnede opgenomen over het opnemen van de bestaande situatie ter hoogte van De Groote Vink (in plaats van een wijzigingsbevoegdheid). W34 Paragraaf 6.1 De Groote Vink wordt nu beschreven als een locatie waar mogelijk in de toekomst, maar in naar verwachting buiten deze planperiode, ontwikkelingen plaats zullen vinden. W35 Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat, indien in de toekomst door technische innovaties woningbouw mogelijk is, dit door middel van een wijzigingsplan kan worden gerealiseerd. W36 Paragraaf 6.3 Oude paragraaf 6.3 (IJsbaan en tenniscomplex) is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. W37
6
Paragraaf 6.4 Oude paragraaf 6.4 over de verbinding A4-A44 is herschreven als gevolg van recente ontwikkelingen met betrekking tot deze “Rijnlandroute”. W38 Paragraaf 6.10 Nieuwe paragraaf 6.10 (Fabriek van Diastatische Producten). W39 Paragraaf 6.11 Oude paragraaf 6.11 is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. W40 Paragraaf 7.1 Waterparagraaf grotendeels herschreven en geactualiseerd aan de hand van nieuw beleid. W41 Bijlage 2 Geactualiseerde bedrijvenlijst opgenomen W42 Voorschriften Artikel 1.1 Geactualiseerd plankaartnummer opgenomen. W43 Artikel 1.8 Begripsbepaling b.v.o. opgenomen. W44 Artikel 1.26 Begripsbepaling geluidscontour industrielawaai opgenomen. W45 Artikel 1.31 Begripsbepaling maatschappelijke voorzieningen herschreven. Geconcretiseerde termen gebruikt en religieuze voorzieningen verwijderd (religieuze voorzieningen worden positief bestemd op de plankaart). W46 Artikel 3 In lid 12 is een verkeerde verwijzing aangepast. W47 Artikel 4 In lid 10 is een verkeerde verwijzing aangepast. W48 Artikel 9 In lid 2 is een sub f toegevoegd ten behoeve van een meubelmakerij (categorie 2) op het perceel Valkenburgseweg 10. Dit bedrijf is via een ontheffing mogelijk gemaakt. W49 Lid 19 Nadere eisen toegevoegd. W50 Artikel 10 Ten behoeve van de Stevensbloem is in het artikel Gemengde doeleinden een aanduiding “k” opgenomen, die kantoren mogelijk maakt op de 1e en 2e verdieping, conform de huidige juridische situatie. W51 In lid 6 is de maximale toegestane horeca-categorie op II gesteld. Categorie III is mogelijk middels vrijstelling. W52 Artikel 11 In lid 5 is een verkeerde verwijzing aangepast. W53 Artikel 18 Artikel 18 (archeologie) is vervangen door vier nieuwe artikelen 18, 19, 20 en 21. Op de plankaart staan vier verschillende aanduidingen. W54 Artikel 24 Lid 1 sub f is toegevoegd. Hierin is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen om horeca-instellingen tot maximaal categorie III mogelijk te maken op locaties waar maximaal categorie II rechtstreeks is toegestaan. W55 Bijlage 1 Vervangen door geactualiseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten (nieuwe bijlagen 1 t/m 4). W56 Plankaart De bouwhoogte van het gebouw aan de Mary Zeldenrustweg 18 is veranderd in 5 meter, conform het bestaande gebouw. W57 Het bouwvlak op het perceel Mary Zeldenrustweg 18 is strak rond de bestaande bebouwing gelegd. W58 De bouwhoogte van het gebouw van de IJsbaan aan de Dobbedreef is veranderd in 6 meter. W59 De waterkeringen zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. W60 Ter hoogte van De Groote Vink zijn leidingenstroken van bestaande bovengrondse en ondergrondse leidingen ingetekend. W61 De archeologische waardenkaarten zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. W62 Het gebied voor wijzigingsbevoegdheid I (De Kleine Vink) is uitgebreid ten behoeve van het kunnen realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. W63 Op de ontsluitingswegen zijn extra bestemmingssymbolen aangebracht. W64
• • • • • • • •
7
• • • • • • • • 5.
Aan de Kenauweg is een gedeelte van de bedrijfsbestemming verschoven in noordelijke richting, waarbij het aantal vierkante meters bedrijventerrein en groen gelijk zijn gebleven. W65 Aan de Kenauweg is een wijzigingsgebied VII ingetekend, welke het mogelijk maakt om de Kenauweg middels een wijzigingsplan te verbreden. W66 Bij winkelcentrum De Stevenbloem is een gedeelte van de luifel meegenomen in het bouwvlak. W67 Bij winkelcentrum De Stevenbloem is voor enkele delen de aanduiding veranderd in GDk, waardoor kantoren op de 1e en 2e verdieping mogelijk blijven. W68 Op de Hoogwerkerlocatie aan de Rijndijk is een gedeelte van de woonbestemming veranderd in een bedrijfsbestemming. Het gebied wijzigingsbevoegdheid III is verkleind, zodat deze niet op de woonbestemming ligt. W69 Op het perceel Valkenburgseweg 10 is op de bestaande schuur een bedrijfsbestemming gelegd ten behoeve van een meubelmakerij. Hiervoor is een ontheffingsprocedure gevoerd. W70 In het renvooi is de bestemmingsaanduiding MO aangepast in M. W71 Gebied ontsloten aan de Esther de Boer – van Rijkstraat van woonbestemming veranderd in de bestemming Verblijfsdoeleinden W72 het aldus gewijzigde bestemmingsplan Stevenshof vast te stellen.
Gedaan in de openbare raadsvergadering van 15 oktober 2009, de Griffier,
de Voorzitter,
8
TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: Organisatieonderdeel: Telefoon: E-mail:
Ruud Braamskamp Afdeling Realisatie/Team Stadsruimte 071-516.5814 R.Braamskamp@leiden
Verantwoordelijk portefeuillehouder: Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszaken Communicatie: Publicatie na vaststelling in de Stadskrant en Staatscourant
9
Bijgevoegde informatie: Het bestemmingsplan Stevenshof + zienswijzerapport ontwerp-bestemmingsplan ADVIES PRESIDIUM
Doel:
Behandelingsvoorstel:
Opmerkingen/aandachtspunten:
10
B&W.nr. 09.0501, d.d. 19 mei 2009
B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp
Vaststelling bestemmingsplan Stevenshof
BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. Kennis te nemen van de zienswijzen die zijn ontvangen op het ontwerp bestemmingsplan Stevenshof en in te stemmen met de beantwoording daarvan, zoals verwoord in het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Stevenshof met het daarbij behorende zienswijzenrapport; 2. De beantwoording van de zienswijzen, zoals verwoord in het zienswijzenrapport ontwerp bestemmingsplan Stevenshof ter kennis te brengen van de indieners van de zienswijzen; 3. Het zienswijzenrapport toe te zenden aan de raad ten behoeve van het horen van de indieners van deze zienswijzen; 4. In te stemmen met de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van het ontwerp – bestemmingsplan (zoals weergegeven onder de voorgenomen besluiten van het college en raad); 5. De Raad voor te stellen: A.
de zienswijzen van de fam. van den Assem (10), dhr. R. Boezaard (13) en de fam. M. Steenvoorde (27) niet ontvankelijk te verklaren; B. alle overige zienswijzen ontvankelijk te verklaren; C. de ontvankelijke zienswijzen in overeenstemming met de bespreking in dit raadsvoorstel en de hieraan voorafgaande overwegingen voor overneming, niet voor overneming of deels voor overneming in aanmerking komend te verklaren; D. in te stemmen met de in dit voorstel raadsvoorstel naar aanleiding van de zienswijzen voorgestelde aanpassingen en voorgedragen ambthalve aanpassingen van het ontwerp – bestemmingsplan, genummerd met W1 en volgende; Aanpassingen Zienswijzen Toelichting Paragraaf 7.1 Het Waterplan Leiden (2007) is toegevoegd aan de toelichting. Daarnaast is de complete waterparagraaf herschreven en geactualiseerd. W1 Paragraaf 7.1.1 Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland (H.H.) wordt beschreven conform de door het H.H. voorgestelde tekst. Daarin worden de ambities van het H.H. weergegeven zoals opgenomen in waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006 – 2009. W2 Paragraaf 7.1.1 Keur en Beleidsregels 2006
11
Paragraaf 10
In de “Keur en Beleidsregels 2006” van het H.H. wordt een beschrijving gegeven van de taken van het H.H. als waterkwaliteitsbeheerder. W3 Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt het beleid van het H.H. Uitgangspunt is dat wij streven naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3. W4 In de Toelichting van bestemmingsplan wordt een tekst toegevoegd over advisering door H.H. bij werken en ontgravingen en de verplichting tot aanvraag van een vergunning bij aanpassing oppervlaktewater W5 Tekst opgenomen in toelichting over de aanwezigheid van boven – en ondergrondse gedeelten van de 150 kV – en telecommunicatieverbinding Voorburg – Leiden van Tennet W6
Voorschriften: Artikel 1, 31 In de voorschriften wordt artikel 1 lid 31 als volgt aangepast: maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. W7 Artikel 5 In de voorschriften wordt artikel 5 Maatschappelijke doeleinden aangepast: Mogelijk gemaakt worden ondergeschikte horeca en detailhandel (bijv. etenswaren in schoolkantines). Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak – en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen. De aanduiding ds in combinatie met w geeft aan dat een dierenasiel is toegestaan en de aanduiding w dat een bedrijfswoning bij het asiel is toegestaan. Bij de aanduiding re is een religieuze voorziening toegestaan. En voor niet – woonfuncties geldt dat uitsluitend voorzieningen zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Verder bepalingen omtrent bebouwing, parkeren en vrijstelling. W8 Artikel 22 Artikel 22, Leidingen is aangevuld met “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 22, lid 5 is opgenomen dat de hoogte van hoogspanningsmasten maximaal 40 meter mag bedragen; het aanlegvergunningstelsel geldt voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; in lid 6 sub b is de vetgedrukte passage opgenomen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…”, in een nieuw lid 6 sub f is opgenomen: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”; in lid 8 en 9 wordt niet alleen verwezen naar de aardgastransportleiding maar tevens naar de hoogspanningverbinding; W9 Artikel 23 In de voorschriften is artikel 23 Waterkering (medebestemming) opgenomen. W10 Artikel 24 Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied I wordt gewijzigd: 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen, 3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak worden volledig ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet meegerekend. Ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van 4.000 m2 en 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen. W11 Aan gebied 1, toegevoegd wordt lid 7 dat in het wijzigingsplan wordt zo mogelijk een halte voor busvervoer opgenomen. W12 Tevens wordt onder c, horeca tot maximaal categorie III
12
toegevoegd. Horeca is nu abusievelijk niet opgenomen. W13. Opgenomen wordt in lid 8 dat de invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt afhankelijk is van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk. W14 Aan gebied I, lid 9 wordt toegevoegd dat in het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden. W15 Gebied IV (Expeditiehoven.) zal als volgt worden gewijzigd: De bestemming “Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” met dien verstande dat: a. de hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen;b. een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren Gebied V, onder b. wordt als volgt gewijzigd:b. de maximale hoogte aan de zijde van het Ina Boudier Bakkerplein ten hoogste 7 m mag bedragen. W16 Gebied V, onder c. wordt als volgt gewijzigd: c. de maximale hoogte aan de zijde van de Top Naeffstraat maximaal 4 m mag bedragen. W17 Gebied V lid 1 wordt als volgt gewijzigd: Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” ten behoeve van de uitbreiding van de daar aanwezige gebouwen” W18 beschikbaar is. W19 In de voorschriften is in lid 7 een gebied, wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen met de volgende tekst: Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. W20 Plankaart * Betreft locatie Wijzigingsbevoegdheid II. De plankaart is aangepast op de volgende punten: - De Romneyloods nabij de brug is in een woonbestemming gebouwd. De woonbestemming is hier teruggebracht, zoals in het vigerende bestemmingsplan reeds het geval was. Omdat de loods niet middels een procedure mogelijk is gemaakt, is deze niet positief bestemd.- Het terrein van de voedingsmiddelenfabriek is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Het terrein van het aannemersbedrijf is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Het terrein van het bedrijf op Rijndijk 180/180a is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. W21 * Op de plankaart zijn de contouren van het bouwvlak van de MZ18 aangepast aan de werkelijke omvang van het huidige gebouw. W22
13
* *
*
*
*
* *
Bestemming Maatschappelijke doeleinden MD4 voor het bijgebouw van het klooster (Rijndijk 121) is gewijzigd in Wonen W4. W23 Op de plankaart is voor Rijndijk 121 een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Wonentuin, met te beschermen groenelementen, en Verblijfsgebied, waar parkeren mogelijk is. W24 Op de plankaart is een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen langs de Kenauweg vanaf de ingang van de gemeentewerf (schuin tegenover Kenauweg 2) tot aan Kenauweg 11. W25 Op de plankaart is het zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebied langs de Kenauweg in noordoostelijke richting verschoven. Het vormt zo één geheel met het aangrenzende bedrijfsterrein (Gemeentewerf). Het tussenliggende groengebied is ten zuidwesten van dit gebied teruggekomen en vormt samen met de op de plankaart reeds aanwezige groenstrook een geheel. Per saldo is het oppervlakte aan bedrijventerrein met deze verschuiving gelijk gebleven. W26 Op de plankaarten zijn alle waterkeringen nauwkeurig aangeven met beschermingszone van 15 m. Daarnaast zijn ontbrekende waterkeringen toegevoegd aan de plankaart. W27 Op de plankaart is met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as aangegeven; W28 Op de plankaart is met de aanduiding “ondergrondse hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aangegeven, waarbij een begrenzing is aangehouden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed W29 De woonboot bij Valkenburgseweg 49 is positief bestemd op de plankaart. W30 Voor locatie MZ 18 aan MD aanduiding (-sm) toegevoegd-Renvooi aangepast W31
Ambtshalve aanpassingen Toelichting Paragraaf 1.5 Overzicht zienswijzenfase toegevoegd. W32 Paragraaf 5.2 Beschrijving rondom de fabriek voor Diastatische Producten aangescherpt.W33 Paragraaf 5.2 Zinsnede opgenomen over het opnemen van de bestaande situatie ter hoogte van De Groote Vink (in plaats van een wijzigingsbevoegdheid). W34 Paragraaf 6.1 De Groote Vink wordt nu beschreven als een locatie waar mogelijk in de toekomst, maar in naar verwachting buiten deze planperiode, ontwikkelingen plaats zullen vinden. W35 Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat, indien in de toekomst door technische innovaties woningbouw mogelijk is, dit door middel van een wijzigingsplan kan worden gerealiseerd. W36 Paragraaf 6.3 Oude paragraaf 6.3 (IJsbaan en tenniscomplex) is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. W37 Paragraaf 6.4 Oude paragraaf 6.4 over de verbinding A4-A44 is herschreven als gevolg van recente ontwikkelingen met betrekking tot deze “Rijnlandroute”. W38 Paragraaf 6.10 Nieuwe paragraaf 6.10 (Fabriek van Diastatische Producten). W39 Paragraaf 6.11 Oude paragraaf 6.11 is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. W40 Paragraaf 7.1 Waterparagraaf grotendeels herschreven en geactualiseerd aan de hand van nieuw beleid. W41 Bijlage 2 Geactualiseerde bedrijvenlijst opgenomen W42 Voorschriften Artikel 1.1 Geactualiseerd plankaartnummer opgenomen. W43
14
Artikel 1.8 Artikel 1.26 Artikel 1.31
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11 Artikel 18 Artikel 24
Bijlage 1
Begripsbepaling b.v.o. opgenomen. W44 Begripsbepaling geluidscontour industrielawaai opgenomen. W45 Begripsbepaling maatschappelijke voorzieningen herschreven. Geconcretiseerde termen gebruikt en religieuze voorzieningen verwijderd (religieuze voorzieningen worden positief bestemd op de plankaart). W46 In lid 12 is een verkeerde verwijzing aangepast. W47 In lid 10 is een verkeerde verwijzing aangepast. W48 In lid 2 is een sub f toegevoegd ten behoeve van een meubelmakerij (categorie 2) op het perceel Valkenburgseweg 10. Dit bedrijf is via een ontheffing mogelijk gemaakt. W49 Lid 19 Nadere eisen toegevoegd. W50 Ten behoeve van de Stevensbloem is in het artikel Gemengde doeleinden een aanduiding “k” opgenomen, die kantoren mogelijk maakt op de 1e en 2e verdieping, conform de huidige juridische situatie. W51 In lid 6 is de maximale toegestane horeca-categorie op II gesteld. Categorie III is mogelijk middels vrijstelling. W52 In lid 5 is een verkeerde verwijzing aangepast. W53 Artikel 18 (archeologie) is vervangen door vier nieuwe artikelen 18, 19, 20 en 21. Op de plankaart staan vier verschillende aanduidingen. W54 Lid 1 sub f is toegevoegd. Hierin is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen om horeca-instellingen tot maximaal categorie III mogelijk te maken op locaties waar maximaal categorie II rechtstreeks is toegestaan. W55 Vervangen door geactualiseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten (nieuwe bijlagen 1 t/m 4). W56
Plankaart De bouwhoogte van het gebouw aan de Mary Zeldenrustweg 18 is veranderd in 5 meter, conform het bestaande gebouw. W57 Het bouwvlak op het perceel Mary Zeldenrustweg 18 is strak rond de bestaande bebouwing gelegd. W58 De bouwhoogte van het gebouw van de IJsbaan aan de Dobbedreef is veranderd in 6 meter. W59 De waterkeringen zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. W60 Ter hoogte van De Groote Vink zijn leidingenstroken van bestaande bovengrondse en ondergrondse leidingen ingetekend. W61 De archeologische waardenkaarten zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. W62 Het gebied voor wijzigingsbevoegdheid I (De Kleine Vink) is uitgebreid ten behoeve van het kunnen realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. W63 Op de ontsluitingswegen zijn extra bestemmingssymbolen aangebracht. W64 Aan de Kenauweg is een gedeelte van de bedrijfsbestemming verschoven in noordelijke richting, waarbij het aantal vierkante meters bedrijventerrein en groen gelijk zijn gebleven. W65 Aan de Kenauweg is een wijzigingsgebied VII ingetekend, welke het mogelijk maakt om de Kenauweg middels een wijzigingsplan te verbreden. W66 Bij winkelcentrum De Stevenbloem is een gedeelte van de luifel meegenomen in het bouwvlak. W67 Bij winkelcentrum De Stevenbloem is voor enkele delen de aanduiding veranderd in GDk, waardoor kantoren op de 1e en 2e verdieping mogelijk blijven. W68 Op de Hoogwerkerlocatie aan de Rijndijk is een gedeelte van de woonbestemming veranderd in een bedrijfsbestemming. Het gebied wijzigingsbevoegdheid III is verkleind, zodat deze niet op de woonbestemming ligt. W69
• • • • • • • • • • • • •
15
• • • E.
Op het perceel Valkenburgseweg 10 is op de bestaande schuur een bedrijfsbestemming gelegd ten behoeve van een meubelmakerij. Hiervoor is een ontheffingsprocedure gevoerd. W70 In het renvooi is de bestemmingsaanduiding MO aangepast in M. W71 Gebied ontsloten aan de Esther de Boer – van Rijkstraat van woonbestemming veranderd in de bestemming Verblijfsdoeleinden W72; het aldus gewijzigde bestemmingsplan Stevenshof vast te stellen.
16
Samenvatting Het ontwerp – bestemmingsplan Stevenshof heeft vanaf 16 juni 2008 tot en met 28 juli 2008 ter inzage gelegen overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet op de Ruimtelijke Ordening. Er zijn tegen het ontwerp – bestemmingsplan 27 zienswijzen ingediend waarvan twee met medeondertekenaars. Deze worden behandeld in het zienswijzenrapport, dat een onderdeel is van het raadsvoorstel. Naar aanleiding van de zienswijzen wordt voorgesteld het bestemmingsplan op een aantal punten aan te passen. Ook worden er een aantal ambtshalve aanpassingen voorgesteld. Het bestemmingsplan strekt zich uit over de buurten Schenkwijk, Kloosterhof, Dobbewijk – Noord en Dobbewijk – Zuid en een gebied nabij de Groote Vink/Ter Wadding. Het betreft een min of meer ruitvormig gebied gelegen in het zuidwesten aan de rand van de stad. Het plan is overwegend conserverend van aard. Het is zoveel mogelijk opgesteld conform de nota “Bestemmingsplan Nieuwe stijl”.. Het plan is globaal en flexibel waar dat mogelijk is. Maar waar nodig wordt ingespeeld op specifieke situaties. Op grond van de nota worden de mogelijkheden voor bouwen, verbouwen en gebruiksveranderingen in de gehele stad waar mogelijk op gelijke wijze benaderd. Ook is de regeling voor aanbouwen en bijgebouwen geactualiseerd waarbij gestreefd is naar een standaardregeling. Voor een aantal (onderwijs)locaties is een bredere bestemming Maatschappelijke Doeleinden opgenomen. In het plan wordt rekening gehouden met ontwikkelingen. De belangrijkste zijn Winkelcentrum Stevensbloem met uitbreidingsmogelijkheden op basis van een positieve bestemming en met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, intensivering van bebouwing met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid in de stationsomgeving de kleine Vink, 12.500 m2 bvo voor kantoren, detailhandel, vrijetijdsvoorzieningen, (maatschappelijke) dienstverlening en horeca, woningbouw met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid op de Hoogwerkerlocatie (30 woningen of woon/werkcombinaties) en de locatie Fabriek voor Diastatische Producten e.o. (30 woningen of woon/werkcombinaties) en uitbreidingsmogelijkheden op basis van een positieve bestemming voor locaties aan de Kenauweg zoals de gemeentewerf en het dierenasiel. De uitbreiding van Hotel – restaurant Het Haagsche Schouw en de vestiging van een Bowling aan de Kenauweg zijn in het plan verwerkt.
17
ZIENSWIJZERAPPORT
inzake het ontwerp – bestemmingsplan
STEVENSHOF
april 2009
18
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
INLEIDING EN BELANGRIJKE ONDERWERPEN
Hoofdstuk 2
ZIENSWIJZEN
Hoofdstuk 3
BESPREKING VAN ZIENSWIJZEN EN REACTIE STAAT VAN WIJZIGINGEN N.A.V. ZIENSWIJZEN
Hoofdstuk 4
AMBTSHALVE WIJZIGINGEN
Hoofdstuk 5
STAAT VAN WIJZIGINGEN
19
Beantwoording zienswijzen
Voorstel aan burgemeester en wethouders van Leiden betreffende de beantwoording van de zienswijzen inzake ontwerp bestemmingsplan Stevenshof.
Hoofdstuk 1
1.1.
Inleiding en belangrijke onderwerpen.
Inleiding
Voor het hele grondgebied van de gemeente Leiden worden nieuwe bestemmingsplannen opgesteld ter vervanging van de verouderde regelingen. Het huidige bestemmingsplan voor de wijk Stevenshof dateert uit 1980 (vaststelling Raad) en is in 1987 met de Kroonuitspraak onherroepelijk geworden. Een bestemmingplan doorloopt een uitvoerige procedure. De procedure voor het nieuwe bestemmingsplan Stevenshof is uitgebreider geweest dan de reguliere procedure. Eerst is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. Een externe klankbordgroep van bewoners, woningbouwcorporaties, maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsleven was bij het opstellen betrokken. Diverse instanties hebben hun visie gegeven. Een excursie per bus in de wijk maakte deel uit van het proces. De nota is in 2004 door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld en bevat een overzicht van kenmerken van de wijk, het wonen, de voorzieningen, de bedrijven, de verkeerssituatie en de ontwikkelingsmogelijkheden.
1.2
Belangrijke onderwerpen
Eerder is voor een goed inzicht al verwezen naar de planstukken, te weten de plankaart, de voorschriften en de toelichting. Het ontwerp bestemmingsplan Stevenshof heeft betrekking op een min of meer ruitvormig gebied dat in het noorden wordt begrensd door de gemeentegrens met Katwijk en de Rijn, in het oosten door de Korte Vliet en de gemeentegrens met Voorschoten, in het zuiden door de gemeentegrens met Voorschoten en het westen door de gemeentegrens met Wassenaar. In het oosten is tevens het gebied rond de voormalige uitspanning de Groote Vink in het plan opgenomen.Het ontwerp heeft betrekking op de buurten Schenkwijk, Kloosterhof, Dobbewijk – Noord en Dobbewijk – Zuid en is onderdeel van het stadsdeel West. Het bestemmingsplan is zoveel mogelijk opgesteld conform de Nota “Bestemmingsplan Nieuwe Stijl”. Op grond van de nota worden de mogelijkheden voor bouwen, verbouwen en gebruiksveranderingen in de gehele stad waar mogelijk op gelijke wijze benaderd. Ook is de
20
regeling voor aanbouwen en bijgebouwen geactualiseerd waarbij gestreefd is naar een standaardregeling. Het plan is globaal en flexibel waar dat mogelijk is. Maar waar nodig wordt ingespeeld op specifieke situaties. De ontwikkeling van de Stevenshof van poldergebied tot woonwijk is vrijwel gerealiseerd. Het plan is daarom voor het grootste deel conserverend van karakter. De wijk is echter aan verandering onderhevig. Het voorontwerp biedt voor de komende jaren nog ontwikkelingsmogelijkheden. In het bestemmingplan zijn een aantal locaties opgenomen waar nieuwe ontwikkelingen (indirect) mogelijk worden gemaakt. Het bedrijvengebied Westwal en bedrijfslocaties langs de Rijn maken deel uit van het plangebied. Voor deze gebieden is de planologische regeling opnieuw bekeken.
1.2.1.
Kleine Vink
Aan de Leidse kant van de spoorweghalte bevindt zich een openbare ruimte die herontwikkeld kan worden, zodat er tevens een sociaal veiliger en beter herkenbaar plein ontstaat met diverse functies die daarbij passen. Ook kan worden ingespeeld op de nabijheid van een halte voor het openbaar vervoer. Hoewel bebouwing met woningen een aantrekkelijke bijdrage kan leveren aan de leidse woningbehoefte zijn deze niet in het plan opgenomen vanwege de milieuaspecten (geluidhinder vanwege spoorwegverkeer/ontsluitingsweg dobbedreef). In het plan richt de wijzigingsbevoegdheid bestemming zich op kantoren, vrijetijdsbesteding, detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke dienstverlening en horeca. Uitgegaan wordt van een zo optimaal mogelijke benutting van de schaarse ruimte middels de realisering van de nodige massa. De hoogte wordt beperkt tot maximaal 30 meter. Ontwikkeling van de locatie hangt samen met de uitkomsten van studie naar de Rijnlandroute. In de wijzigingsbevoegdheid is ruimte gelaten voor een goede parkeeroplossing. Hierin kan zowel ondergronds, bovengronds, inpandig of in een combinatie van deze opties worden voorzien.
1.2.2. Winkelcentrum Stevensbloem. Het winkelcentrum is hard aan een opwaardering toe. De ontsluitingsstructuur van het winkelcentrum, en met name de bevoorrading, is een minder sterk punt. Aan de parkzijde kan een uitbreiding komen om de relatie met het park te versterken en een beperkte uitbreiding van de winkelvloeroppervlakte mogelijk te maken. Rekening is gehouden met herinrichting van de omgeving. Een positieve bestemming voor uitbreidingsmogelijkheden van het winkelcentrum wordt in het bestemmingplan opgenomen. De bevoorradingsdokken worden opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid naar Gemengde Doeleinden onder voorwaarde van een goede oplossing voor parkeren, bevoorrading en verkeersontsluiting. Voor het deel van het winkelcentrum nabij het Ida Boudier – Bakkerplein wordt ruimte voor uitbreiding van de winkels en het politiebureau opgenomen in wijzigingsbevoegdheden onder voorwaarde van voorzien in voldoende parkeervoorzieningen en adequate ontsluiting en bevoorrading.
1.2.3. Rijndijk, Fabriek voor diastatische producten e.o. In het plan is de mogelijkheid opgenomen van vrijwillige herontwikkeling van het fabrieksterrein als het bedrijf zou vertrekken of beëindigd worden. Op deze locatie en de naastgelegen bedrijfsterreinen kunnen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan de Rijn maximaal 30 woningen of combinaties van woningen en units voor bedrijvigheid worden gebouwd in
21
combinatie met een openbare wandelroute langs het water. Zo kan tot aan de oprit naar brug gebouwd worden. In het bestemmingsplan wordt overigens uitgegaan van een voortzetting van het bedrijfsmatige gebruik. De beschreven herontwikkeling is een optie als de bedrijven vrijwillig zouden besluiten te vertrekken. De opgenomen bebouwingsvlakken betreffen de huidige bedrijfsbebouwing. Een vergroting van de bebouwingsvlakken is ongewenst met het oog op beperking van de overlast voor omwonenden alsook de voorkeur voor woonbebouwing in de toekomst.
I.2.4. Rijndijk Hoogwerkerlocatie. Aan de westelijke kant van de oprit ligt een bedrijfsterrein dat in de planperiode mogelijk voor herontwikkeling beschikbaar komt. Het is een uitstekend gelegen kavel waar aan woningbouw gedacht kan worden eventueel in combinatie met kleine units voor bedrijvigheid. Er zouden insteekhaventjes gemaakt kunnen worden. Ook hier kan een openbare wandelroute langs het water komen. De capaciteit van deze locatie bedraagt na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid maximaal 30 woningen of combinaties van woningen met units voor bedrijvigheid.
I.2.5. Rijndijk, Haagse Schouwweg. Op de hoek met de Haagse Schouwweg zijn een aantal oudere woningen en loodsen aanwezig die vervangen kunnen worden door nieuwbouw. In het bestemmingsplan is de situatie opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan Stevenshof uit 1980.
I.2.6. Bedrijventerrein Westwal. In het plan wordt uitgegaan van het handhaven van dit terrein voor bedrijfsuitoefening. Er is rekening gehouden met een uitbreiding van het dierenasiel en inrichting van het naastgelegen terrein voor de Afdeling Stedelijk Beheer. De bowling heeft een sport en recreatie bestemming gekregen. Het gebied grenst aan Rijksweg A 44. Er wordt tevens rekening gehouden met de bouw van een brug voor voetgangers en fietsers over deze weg heen zodat een doorverbinding ontstaat naar het recreatiegebied Valkenburgse meer.
I.2.7 Hotel Het Haagsche Schouw. Het horecacomplex nabij de brug over de Rijn heeft een uitbreiding ondergaan met een restaurant aan de rivierzijde. Plan is gerealiseerd met toepassing van artikel 19, lid 2, WRO.
I.2.8. Rijnlandroute. In de studie naar een verbinding tussen de A4 en de A44 (en verder richting Katwijk), de Rijnlandroute loopt nog. De Rijnlandroute is niet klaar voor 2014. In 2009 wordt de Milieueffecten-rapportage (plan-mer) opgesteld. Op basis van de plan-mer zal de Provincie ZuidHolland een keuze maken of er, en zo ja hoe, een Rijnlandroute wordt aangelegd. In aanmerking komende tracé(delen) in de Stevenshof worden in het Streekplan gevrijwaard en dat zal ook in het bestemmingsplan het geval zijn. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat het gebied op de plankaart een groenbestemming/agrarische bestemming krijgt. Aanleg wordt daarmee niet onmogelijk gemaakt.
22
1.3 Procedure Voortraject Op 10 maart 2006 is het reguliere bestemmingsplanproces aangevangen en heeft het College van Burgemeester en Wethouders het voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof vastgesteld en voor inspraak vrijgegeven. Het voorontwerp is van 10 april tot en met 22 mei 2006 voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Daarvan is voorafgaand mededeling gedaan in de Stadskrant. Tot en met 22 mei konden schriftelijke reacties aan Burgemeester en wethouders worden gezonden. Van de gelegenheid mondelinge reacties in te dienen is geen gebruik gemaakt. Eind april 2006 is een informatiefolder huis aan huis verspreid in het plangebied en delen van aangrenzende gebieden in het Morskwartier, De Coebel en een deel van Voorschoten. Daarin is het plan in grote lijnen beschreven en worden de ontwikkelingslocaties toegelicht. Voorafgaand aan de inspraakavond heeft een inloopmiddag plaatsgevonden in het Stadsbouwhuis. Op 9 mei 2006 heeft een inspraakavond plaatsgevonden in het buurthuis in de Stevenshof. Van de bijeenkomst is een verslag gemaakt dat aan de inspraakrapportage is toegevoegd. In totaal zijn 242 schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Gelijktijdig is overlegd met de daarvoor in aanmerking komende instanties zoals o.a. de Provinciale Planologische Commissie. Op 4 december 2007 heeft het College aan de hand van de notitie “Bestemmingsplan Stevenshof – Bestemmingrichting locaties” besloten akkoord te gaan met bijstelling van de bestemmingsrichting zoals opgenomen in de Nota van Uitgangspunten. Het College komt vooral tegemoet aan inspraakreacties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het mogelijk maken van ontwikkelingen bij de Groote Vink, rond de Haagsche Schouwbrug en in mindere mate bij de kleine Vink. In een brief, d.d. 4 december 2007, heeft het College alle insprekers van haar besluit op de hoogte gesteld. Deze besluiten zijn tevens besproken in een bijeenkomst van de Raadscommissie op 13 januari 2008. Op 10 juni 2008 heeft het College het inspraakrapport waarin alle reacties worden beantwoord vastgesteld is aan alle indieners een exemplaar toegezonden. Ontwerp - bestemmingsplan Op 16 juni 2008 is de volgende fase van de bestemmingsplanprocedure gestart met de tervisielegging van het ontwerp – bestemmingsplan voor een periode van zes weken. Bekendmaking heeft plaatsgevonden in het Leids Nieuwsblad en de Staatscourant. Daarbij is vermeld dat tot en met 28 juli 2008 een ieder schriftelijk en mondeling zijn of haar zienswijze kenbaar kan maken bij de Raad. Daarbij is vermeld dat iedereen die een zienswijze indient deze persoonlijk mag toelichten bij de raadscommissie. Dit zienswijzen rapport bevat de bespreking van de zienswijzen. Hoofdstuk I is de onderhavige inleiding met algemene informatie. In Hoofdstuk II is een lijst opgenomen van alle indieners van zienswijzen. Verder wordt in hoofdstuk II aangegeven in hoeverre zienswijzen tijdig zijn ontvangen in verband met de beoordeling van de vraag of zij in behandeling kunnen worden genomen. Voor zover thema’s aan de orde worden gesteld, is achter ieder zienswijzenbrief een nummer
23
geplaatst dat verwijst naar de in het hoofdstuk III gegeven beantwoording van het desbetreffende thema. Naast zienswijzen die per thema gerangschikt zijn kunnen individuele zienswijzen onderscheiden worden. Deze worden na de thema’s behandeld. Hoofdstuk III is het belangrijkste deel van dit rapport en bevat de bespreking van de thematische zienswijzen. Alle zienswijzen zin in de linker kolom samengevat. In de middelste kolom is het gemeentelijk commentaar weergegeven, af te sluiten met een conclusie inzake de vraag of de zienswijze al dan niet voor overneming in aanmerking komt. In de rechterkolom tenslotte is vermeld in hoeverre het bestemmingsplan bij een zienswijze, dat voor overneming in aanmerking komt, moet worden aangepast. Daarnaast en daarna komen de overige zienswijzen aan de orde. Tenslotte bevat dit hoofdstuk de Staat met wijzigingen n.a.v. de ingediende zienswijzen. Hoofdstuk IV bevat een verantwoording van de “ambtshalve aanpassingen” van het plan in de vorm van een Staat van ambtelijke wijzigingen. De planstukken worden niet alleen bijgesteld op grond van zienswijzen die voor overneming in aanmerking komen, maar ook als gevolg van voortschrijdende ontwikkelingen. De hierop betrekking hebbende wijzigingen worden door B&W op eigen initiatief (ambtshalve) voorgesteld. Samen met de gehonoreerde zienswijzen ontstaat een beeld van de veranderingen die in het vast te stellen bestemmingsplan zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp – bestemmingsplan. Dit zienswijzenrapport wordt eerst door Burgemeester en Wethouders vastgesteld en vervolgens aan alle indieners van zienswijzen toegezonden. De indieners van zienswijzen worden overeenkomstig artikel 23 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in de gelegenheid gesteld hun brief toe te lichten bij de raadscommissie. Zij ontvangen hiervoor een uitnodiging. De commissie komt daarna nog een keer bijeen om te beraadslagen over de zienswijzen en de door het College gegeven beantwoording. In de daarop volgende Raad wordt over de vaststelling van het plan beslist. Het zienswijzenrapport is ten behoeve van de “presenteerbaarheid” in de vorm van een boekje vervat en aan alle indieners van zienswijzen toegezonden. Het is echter ook een formeel document omdat de bespreking van de zienswijzen onderdeel uitmaakt van het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan. De Staat van Wijzigingen geeft aan op welke onderdelen het bestemmingsplan na vaststelling door de Raad wordt aangepast. De Raad krijgt het ontwerp bestemmingsplan bij de stukken en niet het plan zoals het er na vaststelling zou kunnen uitzien. Als bij de vaststelling nog weer tot extra wijzigingen wordt besloten zullen die samen met de Staat van Wijzigingen in de periode na de vaststelling in de stukken worden verwerkt. Het aangepast bestemmingsplan met het Raadsbesluit en andere bijbehorende stukken wordt vervolgens naar Gedeputeerde Staten (GS) voor goedkeuring gezonden. Tevens vangt dan een nieuwe tervisielegging van zes weken aan met de mogelijkheid om bij G.S. bedenkingen in te dienen. G.S. beslissen binnen zes maanden inzake de goedkeuring met inachtneming van de bedenkingen. De indieners daarvan worden als regel uitgenodigd om hun bedenkingen ten overstaan van GS toe te lichten.
24
Hoofdstuk II
2.1
ZIENSWIJZEN
Lijsten van indieners en ontvankelijkheid.
Brieven met zienswijzen zijn ontvangen van 27 personen of instellingen. Daaronder zijn twee zienswijzen met handtekeningenlijsten. De zienswijze onder 14 is opgenomen onder de eerste naam op de bijbehorende handtekeningenlijst. De namen van de (mede)ondertekenaars (102) op de handtekeningenlijst zijn in een apart overzicht toegevoegd. De zienswijze onder 15 is opgenomen met de namen van de beide (hoofd) ondertekenaars. De namen van de medeondertekenaars (9) op de bijbehorende handtekeningenlijst zijn in een apart overzicht toegevoegd. Er is één mondelinge zienswijze, 19, ingediend. Alle indieners van een zienswijze, dus ook de medeondertekenaars, ontvangen een reactie op de ingediende zienswijze. Het ontwerp – bestemmingsplan heeft ter visie gelegen van 16 juni 2008 tot en met 28 juli 2008. Artikel 6:9 van de Algemene Wet Bestuursrecht geeft aan dat een bezwaarschrift of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Zienswijze 10 heeft als datum 23 juli 2008, maar is op 31 juli 2008 per aangetekende brief verstuurd en op 1 augustus 2008 bij de griffie binnengekomen. Deze zienswijze is buiten de termijn ontvangen. De zienswijze is wel van een inhoudelijke reactie voorzien. Zienswijze 13 is op 17 augustus om 22.49 uur per e-mail verzonden/ontvangen. De zienswijze is buiten de termijn ontvangen. De zienswijze is wel van een inhoudelijke reactie voorzien. Zienswijze 27 is per e-mail verzonden/ontvangen op 29 juli 2008 om 15:24 uur. De zienswijze is buiten de termijn ontvangen. De zienswijze is wel van een inhoudelijke reactie voorzien. De overige zienswijzen zijn tijdig ingediend.
nr.
naam
adres
1
Leidseweg 572,
2253 JS
Voorschoten
Jaagpad 3, Postbus 217
2343 BS 8180 AE
Oegstgeest Heerde
I I
4
A. van Hilten & E.B. Rijnbeek M.A.J. Smitsloo Stichting tot behoud van Partiiculiere Historische Buitenplaatsen Wijkraad Stevenshof
nr. thema I
2331EC
Leiden
I, II
5
Heemschut,
Emerantia Baningstraat 4 Ir. R.K. Onel,
Leiden
I
2 3
25
nr. diversen
Bescherming Cultuurmonumenten
6
Mw. D. Bergman
7
10
Landro Vastgoed BV R. van der Grijp C.G. van der Grijp. Bouwbedrijf Niersman B.V. Niersman Projectontwikkeling Fam. van den Assem
11 12 13
Dhr. J.M. Ketelaar Dhr. R. van Duijn Dhr. R. Boezaard
14
19 20
E. Wubben en 101 mede-ondertekenaars M. den Edel en C.M. Lievers en 9 medeondertekenaars Sjhapoo/Noordvest Vastgoed bv. J.C. Haartsen & F. Zandbergen Ondernemersvereniging Stevenshof u Vereniging van Eigenaren Stevenspoort Kenauweg 11-25 Move Next P.H. Kerkvliet
21
Mr. F.J. Kooper
22
Tennisvereniging Stevenshof Hoogheemraadschap Rijnland Gemeente Voorschoten Tennet Gemeente Katwijk Familie M. Steenvoorde
8 9
15
16
17 18
23 24 25 26 27
Secretaris Provincilae Commissie ZuidHolland Alexandrinne Tinneplein 148 A. Kappeynestraat 33 IB Bakkerplein 3 Veurseweg 79
2331PP
Leiden
II
2331 RZ
Leiden
III
2331 HE 2251 AA
Leiden Voorschoten
III IV
Haagse schouwweg 16 Rijndijk 176 Rijndijk 172 Rijndijk 170
2332 KG
Leiden
VII
2331 AK 2331 KA 2331 AK
Leiden Leiden Leiden
V V V
H. Freezersingel 28 Beppie Nooijstraat 5 Beppy Nooystraat 7
2331 SC
Leiden
VI
2331 HT
Leiden
VIII
2331 HT
Leiden
Apothekersdijk 32
2312 DD
Leiden
IX
Ondernemingsweg 36 Kenauweg 25
2404 HN
X
2331 BA
Alphen a/d Rijn Leiden
Kenauweg 25 Valkenburgseweg 49 Annelien Kappeynestraat 15 Marga Klompestraat 8 Postbus 156
2331 KA 2331 AA
Leiden Leiden
X
2331 RZ
Leiden
XI
2331 RX
Leiden
2300 AD
Leiden
XI
Postbus 393 Postbus 178 Postbus 589 Rijndijk 142
2250 AJ 6800 AS 2220 AN 2331 AJ
Voorschoten Arnhem Katwijk Leiden
I,II XII
X
1
2
3 4
26
Lijst (mede) ondertekenaar Medeondertekenaars no. 14 1 J. Varneln . 2 A.R. Wafelman . 3 E.Snijder . 4 P.v.d. Waard . 5 M.Ziegelaar . 6 H. ten Kate . 7 E. Fiekman . 8 G. Muers . 9 H. Bruens-Broekman . 1 C. Kaal en R. Buitenhuis 0 . 1 F. Veerman 1 . 1 Carina 2 . 1 J.de Bruijn 3 . 1 dhr. Hopman 4 . 1 dhr. Huizing 5 . 1 Y. Boenrostro 6 . 1 J.Rats en W.Koopman 7 . 1 S. Altink 8
zienswijze 14
M.Rutgersweg 46
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 58
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 58
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 56
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 54
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 52
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 50
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 48
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 48
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 44
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 42
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 40
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 38
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 36
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 34
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 28
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 26
2331 NW
Leiden
M.Rutgersweg 24
2331 NW
Leiden
27
1 9 . 2 0 . 2 1 . 2 2 . 2 3 . 2 4 . 2 5 . 2 6 . 2 7 . 2 8 . 2 9 . 3 0 . 3 1 . 3 2 . 3 3 . 3 4 .
J.den Dalh
M.Rutgersweg 43
2331 NT
Leiden
D. Zhou
M.Rutgersweg 41
2331 NT
Leiden
M.v.d. Schake
M.Rutgersweg 39
2331 NT
Leiden
P.van Oosten
M.Rutgersweg 37
2331 NT
Leiden
D. Nieuwveen
M.Rutgersweg 35
2331 NT
Leiden
P.van Kleef
M.Rutgersweg 31
2331 NT
Leiden
P. Boot
M.Rutgersweg 29
2331 NT
Leiden
J. Sumaroe
M.Rutgersweg 25
2331 NT
Leiden
E.Pekt
M.Rutgersweg 23
2331 NT
Leiden
J. de Bakker en A.Visser
M.Rutgersweg 21
2331 NT
Leiden
H. Snijers
M.Rutgersweg 15
2331 NT
Leiden
A. Hermans
M.Rutgersweg 17
2331 NT
Leiden
E. Wagenaar
M.Rutgersweg 13
2331 NT
Leiden
dhr. v.d. Linden
M.Rutgersweg 11
2331 NT
Leiden
N. de Vos
M.Rutgersweg 5
2331 NT
Leiden
R. Jimmink
M.Rutgersweg 1
2331 NT
Leiden
28
3 5 . 3 6 . 3 7 . 3 8 . 3 9 . 4 0 . 4 1 . 4 2 . 4 3 . 4 4 . 4 5 . 4 6 . 4 7 . 4 8 . 4 9 . 5 0 . 5
R. Kruit
M.Rutgersweg 32
2331 NW
Leiden
A. Dekker
M.Rutgersweg 30
2331 NW
Leiden
J. Solleveld
M.Rutgersweg 9
2331 NT
Leiden
H. Bui
M.Rutgersweg 19
2331 NT
Leiden
M. Dongelmans
M.Rutgersweg 27
2331 NT
Leiden
E. v/d Elst
M.Rutgersweg 7
2331 NT
Leiden
F. Sysling
M.Rutgersweg 22
2331 NW
Leiden
J.Dijkstra
M.Rutgersweg 3
2331 NT
Leiden
E. Wagemaker
M.Rutgersweg 13
2331 NT
Leiden
J. Moerland
E. Baeldestraat 6
2331 NN
Leiden
C. Devilee
E. Baeldestraat 8
2331 NN
Leiden
P. van Beek
E. Baeldestraat 10
2331 NN
Leiden
fam. Veltrop
E.Baeldestraat 12
2331 NN
Leiden
dhr. Warmbier
E. Baeldestraat 14
2331 NN
Leiden
E. v.d. Berg
E. Baeldestraat 17
2331 NN
Leiden
dhr. De Wilde
E. Baeldestraat 15
2331 NN
Leiden
W. Schats
E. Baeldestraat 9
2331 NN
Leiden
29
5 2 . 5 3 . 5 4 . 5 5 . 5 6 . 5 7 . 5 8 . 5 9 . 6 0 . 6 1 . 6 2 . 6 3 . 6 4 . 6 5 . 6 6 . 6 7 .
P. Koolen
E. Baeldestraat 7
2331 NN
Leiden
J. van Houten
E. Baeldestraat 5
2331 NN
Leiden
A. van Houten
E.Baelstraat 5
2331 NN
Leiden
M.Blikman
E.Baelstraat 3
2331 NN
Leiden
H. Keijzer
E.Baelstraat 1
2331 NN
Leiden
fam. Scheurwater
E. Baeldestraat 4
2331 NN
Leiden
E. Wubben
H. Freezersingel 28
2331 SC
Leiden
H. de Heiden
H. Freezersingel 30
2331 SC
Leiden
Dhr. Dubbelaar
H. Freezersingel 34
2331 SC
Leiden
C.den Hollander
H.Freezersingel 36
2331 SC
Leiden
L. v.d. Waal
H.Freezersingel 38
2331 SC
Leiden
M. Dubbeldeman
H.Freezersingel 40
2331 SC
Leiden
M.Eenink
H.Freezersingel 42
2331 SC
Leiden
A. Geurts
H.Freezersingel 44
2331 SC
Leiden
S. v.d. Laan
H.Freezersingel 46
2331 SC
Leiden
dhr. Bolle
H.Freezersingel 48
2331 SC
Leiden
30
6 8 . 6 9 . 7 0 . 7 1 . 7 2 . 7 3 . 7 4 . 7 5 . 7 6 . 7 7 . 7 8 . 7 9 . 8 0 . 8 1 . 8 2 . 8 3 . 8
H. de Kler
H.Freezersingel 50
2331 SC
Leiden
N. v.d. Weijden
H.Freezersingel 54
2331 SC
Leiden
H.van Zijp
H.Freezersingel 56
2331 SC
Leiden
J. Romein
H.Freezersingel 26
2331 SC
Leiden
S. van Valderen
H.Freezersingel 24
2331 SC
Leiden
dhr. Knijnenburg
H.Freezersingel 22
2331 SC
Leiden
fam. Rijsbergen
H.Freezersingel 20
2331 SC
Leiden
E. van Leeuwen
H.Freezersingel 18
2331 SC
Leiden
A. van Tegelaar
H.Freezersingel 16
2331 SC
Leiden
J. Verra
H.Freezersingel 14
2331 SC
Leiden
H. Stavleu
H.Freezersingel 12
2331 SC
Leiden
P v.d. Linden
H.Freezersingel 10
2331 SC
Leiden
C.de Vos
H.Freezersingel 8
2331 SC
Leiden
M. Bekker
H.Freezersingel 6
2331 SC
Leiden
A.de Vries en I.Montnor
H.Freezersingel 2
2331 SC
Leiden
C.de Hoos-Kaptein
M.Zeldenrustweg ???
???????
Leiden
J. Hoek
M.Zeldenrustweg
2331 PC
Leiden
31
8 5 . 8 6 . 8 7 . 8 8 . 8 9 . 9 0 . 9 1 . 9 2 . 9 3 . 9 4 . 9 5 . 9 6 . 9 7 . 9 8 . 9 9 . 1 0 0
M. van Berkel
11 M.Zeldenrustweg 3
2331 NG
Leiden
onleesbaar
onleesbaar
onleesbaar
Leiden
dhr. Smit
M.Zeldenrustweg 7
2331 PC
Leiden
dhr. Venekamp
M.Zeldenrustweg 13
2331 NG
Leiden
dhr. Meijer
M.Zeldenrustweg 15
2331 NG
Leiden
dhr. Sinteur
M.Zeldenrustweg 22
2331 ND
Leiden
onleesbaar
onleesbaar
onleesbaar
Leiden
fam. Van Delft
Dobbedreef 185
2331 SB
Leiden
fam. Witjes-de Vries
Dobbedreef 189
2331 SB
Leiden
J.v.d.Vegt en J.denOtto
Dobbedreef 179
2331 SB
Leiden
fa. Van Andel
Dobbedreef 177
2331 SB
Leiden
fam. Overdijk
Dobbedreef 173
2331 SB
Leiden
fam. Anneeze
Dobbedreef 169
2331 SB
Leiden
fa. Kriek-Kok
Dobbedreef 167
2331 SB
Leiden
C.v.d. Leek
Dobbedreef 165
2331 SB
Leiden
dhr. Segaar
Kappeynestraat 31
Leiden
32
1 dhr. Hamelink 0 1 . 1 dhr. Rostenvel 0 2 .
C.Kok van Alphenstraat 51
2331 NJ
Leiden
L. Wentstraat 40
2331 NM
Leiden
Lijst (mede) ondertekenaar 1 dhr. Langezaal . 2 dhr. Den Dulk . 3 H.P. van Dijk . 4 F.A.A.Graves . 5 J.H.A.Ravensbergen . 6 J.Tuit . 7 R.Luijken . 8 C.Keijzer . 9 H.M. Bron .
zienswijze 15 B. Nooijstraat 9
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 3
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 1
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 15
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 17
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 19
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 23
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 25
2331 HT
Leiden
B. Nooijstraat 27
2331 HT
Leiden
33
Hoofdstuk III Bespreking van zienswijzen en reactie.
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Thema I: De Groote Vink – Ter Wadding a. In de toelichting staat in verschillende hoofdstukken dat rekening moet worden gehouden met bebouwing van de ontwikkelingslocatie De Groote Vink; Ingebracht door: 1,2,4, 24
a. In de toelichting staat in verschillende hoofdstukken dat rekening moet worden gehouden met bebouwing van de ontwikkelingslocatie De Groote Vink; Het College heeft naar aanleiding van de inspraak besloten geen directe bestemming voor woondoeleinden op te nemen. Dat doet echter geen afbreuk aan de al sinds het verschijnen van het Structuurplan “Boomgaard van kennis” (1995) bestaande voornemens tot transformatie. Deze worden nog steeds als wenselijk gezien. Ook op de “Nieuwe kaart van Leiden 2007, Ruimtelijke Structuur tot 2030”, is de Groote Vink als ontwikkelingsgebied met de omschrijving “Nieuwbouw in groen”, opgenomen. De locatie is qua ligging geschikt voor het tot stand brengen van woningen. Daarover berichten wij in de toelichting in klare taal om naar belanghebbenden toe geen verkeerd beeld te laten ontstaan. Voor realisatie van nieuwbouw in de toekomst is een procedure noodzakelijk met de mogelijkheid daarop te reageren.
Geen, de wijzigingsbevoegdheid alhier is al in het ontwerpplan komen te vervallen.
34
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking b. Het toegevoegde begrip rotonde loopt vooruit op genoemde bebouwing; Ingebracht door: 1
b. Het toegevoegde begrip Geen rotonde loopt vooruit op genoemde bebouwing; Het begrip rotonde wordt in relatie tot de huidige omvangrijke verkeersstructuur gebruikt om aan te geven op welke wijze relatief veel ruimte voor ontwikkeling beschikbaar kan komen. Het is daarmee een waardevolle toevoeging om inzicht te verschaffen in de (verborgen) mogelijkheden van de locatie met het oog op toekomstige ontwikkelingen. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
c. In de beschrijving heeft het gebied een poortfunctie richting Voorschoten zonder rekening te houden met de poortfunctie van het gebied voor de gemeente Voorschoten. Ingebracht door: 1
c. In de beschrijving heeft het gebied een poortfunctie richting Voorschoten zonder rekening te houden met de poortfunctie van het gebied voor de gemeente Voorschoten. Bij de toekomstige ontwikkeling van het gebied zal zeker aandacht worden besteed aan een evenwichtige stedenbouwkundige inpassing van plannen voor het gebied als geheel.
Geen
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking d. Met de onder a, b en c genoemde beschrijvingen worden de eigendoms – en woonbelangen van indieners
d. Met de onder a, b en c genoemde beschrijvingen worden de eigendoms – en woonbelangen van indieners
Geen
35
Samenvatting ingekomen zienswijze van zienswijze geschaad. Verzocht wordt betreffende passages te schrappen en te vervangen door meer neutrale teksten waaruit blijkt dat de locatie geschrapt is op basis van onzekere ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Ingebracht door: 1,4
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
van zienswijze geschaad Het College geeft er de voorkeur aan duidelijkheid te scheppen naar alle betrokkenen over haar toekomstige voornemens met het gebied. Met het schrappen van de directe bestemming wordt in het plan voldoende zekerheid geboden. Bebouwing in de toekomst kan slechts plaatsvinden na toepassing van een nieuwe buitenplanse procedure. Er kan dan door betrokkenen op het plan worden gereageerd. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking
e. De bebouwing van de Groote Vink leidt tot vermindering van de kwaliteit en de beeldbepalende uitstraling (cultuur) historisch en esthetisch van Buitenplaats Ter Wadding
e De bebouwing van de Groote Vink leidt tot vermindering van de kwaliteit en de beeldbepalende uitstraling (cultuur) historisch en esthetisch van Buitenplaats Ter Wadding
Geen
Bedreiging uitzicht, zichtlijnen Uiteraard hechten wij waarde en open en vrije karakter van aan de aanwezigheid van de de buitenplaats buitenplaats. Daarbij tekenen wij aan dat deze voor het Ingebracht door: 2,3 grootste deel in de gemeente Voorschoten is gelegen. Voor (woon)bebouwing van (delen) van de buitenplaats op Leids grondgebied bestaan geen voornemens. In tegendeel: de gronden zijn juist conserverend bestemd. Wel zijn wij de mening toegedaan dat de aanwezigheid van de buitenplaats goed kan samengaan met (woon)bebouwing van de
36
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Groote Vink. Een kwalitatief aantrekkelijk geheel kan ontstaan als gevolg van vermindering van het oppervlak van de ruim aanwezige infrastructuur (vervanging door rotonde) in combinatie met passende bebouwing. Daarbij moet worden bedacht dat de Groote Vink onderdeel is van een sterk verstedelijkte omgeving waar de schaarse bebouwingsmogelijkheden met beide handen moeten worden aangegrepen. Nogmaals willen wij benadrukken dat bij toekomstige bebouwing naar een goede inpassing van het landgoed zal worden gezocht. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking. f. Monumentale samenhang tussen Landgoed Ter Wadding en Koetshuis moet prioriteit van gemeente zijn.
f. Monumentale samenhang tussen landgoed Ter Wadding en Koetshuis moet prioriteit van gemeente zijn.
Ingebracht door: 2, 3
Landgoed Ter Wadding en Koetshuis vormen met de overige bij het landgoed horende bijgebouwen en tuin – en parkaanleg een ensemble dat wij waarderen.
Geen
De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking g. Bij toekomstige bebouwing moet rekening worden gehouden met wijziging groenstructuur. Ter Wadding valt onder de wet
g. Bij toekomstige bebouwing moet rekening worden gehouden met wijziging groenstructuur. Ter Wadding valt onder de wet
Geen
37
Samenvatting ingekomen zienswijze natuurschoon en dit heeft planologische gevolgen.
Reactie van het college
Indiener van de zienswijze stelt dat in het voorontwerp is opgenomen dat bij ontwikkeling van de Groote Vink met een wijziging van de groenstructuur rekening moet worden gehouden.
Wij wijzen er op dat in de door de indiener van de zienswijze aangehaalde toelichting op het voorontwerp (pagina’s 21 en 42) juist op de aanwezigheid bij de Groote Vink van een forse infrastructuur wordt gewezen. Van bebouwing van het landgoed is in dit plan geen sprake.
Ingebracht door: 2, 3
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
natuurschoon en dit heeft planologische gevolgen.
Deze zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking h. Er wordt tevens gewezen op het feit dat landgoed Ter Wadding een van rijkswege beschermd gebied is en bebouwing in de nabijheid wellicht kan leiden tot overtreding in de zin van artikel 11 van de Monumentenwet. Ingebracht door: 2, 3
h. Er wordt tevens gewezen op Geen het feit dat landgoed Ter Wadding een van rijkswege beschermd gebied is en bebouwing in de nabijheid wellicht kan leiden tot overtreding in de zin van artikel 11 van de Monumentenwet. Uiteraard zullen wij bij toekomstige planvoming binnen de wettelijke kaders blijven. Deze zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking
i. Klager constateert dat de omgeving al onnodig is verstoord door te grootschalige aanleg verkeersnet Ingebracht door: 2
i. Klager constateert dat de omgeving al onnodig is verstoord door te grootschalige aanleg verkeersnet Aanleg heeft destijds plaatsgevonden met het oog op de komst van de Leidse baan.
Geen
38
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking j. Verzoek/Advies om exacte begrenzing van beschermd complex historische buitenplaats Ter Wadding in de vorm van een dubbelbestemming. Aanduidingen Rijks-, en gemeentelijke monumenten ontbreken evenals MIPpanden.
Indiener zienswijze stelt zich op het standpunt dat met het aangeven van de exacte begrenzing van Ter Wadding aantasting van het monument kan worden voorkomen en extra waarborgen worden geschapen ten gunste van behoud en versterking van cultuurhistorische waarden. Gewezen wordt op de wijze waarop archeologische waarden in het plan zijn opgenomen. Ingebracht door: 2, 3 en 5
j. Verzoek om exacte Geen begrenzing van beschermd complex historische buitenplaats Ter Wadding in de vorm van een dubbelbestemming Wij zijn de mening toegedaan dat de bescherming van buitenplaats Ter Wadding bezien moet worden binnen het kader waar deze thuis hoort, namelijk dat van de Monumentenwet en de status van “complex historische buitenplaats ter Wadding”. Daarmee wordt adequate bescherming geboden. Dat geldt ook voor Rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is er bewust voor gekozen om onnodige aanduidingen/dubbelbestemm ingen op de plankaart zoveel mogelijk te vermijden en daarmee duidelijkheid en toegankelijkheid te vergroten. Uiteraard wordt in het bestemmingsplan aandacht besteed aan monumenten. In de toelichting is daarvoor expliciet het hoofdstuk “Monumenten en beeldbepalende panden” opgenomen. De opname van archeologische waarden op de plankaart vloeit voort uit het verdrag van Malta en het op verwachtingen en bodem gerichte karakter. De zienswijzen komen niet
39
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
voor overneming in aanmerking k. Voor de buitenplaats Ter Wadding betekent elke vorm van (hoog) bebouwing in de directe nabijheid een waardevermindering. Ingebracht door: 2
k. Voor de buitenplaats Ter Wadding betekent elke vorm van (hoog) bebouwing in de directe nabijheid een waardevermindering. Van bebouwing is nu geen sprake. Bij toekomstige bebouwing biedt de Wet ruimtelijke ordening de mogelijkheid tot het indienen van planschade verzoeken
Geen
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
1
l. Indiener van zienswijze geeft aan dat eerdere reactie in het kader van de inspraak deel uitmaakt van deze zienswijze. Indiener verwijst naar inspraakreacties d.d. 18, 22 en 24 mei 2006. Ingebracht door: 2
l. Indiener van zienswijze geeft Geen aan dat eerdere reactie in het kader van de inspraak deel uitmaakt van deze zienswijze. Het College heeft de reacties in het kader van de inspraak beantwoordt in de toegezonden “Inspraaknota mei 2008”. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
Thema II De kleine Vink a. Uitwerkingsregels komen niet overeen met toelichting en beantwoording inspraak. Toegestane functies verschillen en maximale hoogte van 50 meter toegestaan voor bebouwing i.p.v. 27 meter met hoogteaccent van 50 meter. Ingebracht door: 6, 24
a. Uitwerkingsregels komen niet overeen met toelichting en beantwoording inspraak. Toegestane functies verschillen en maximale hoogte van 50 meter toegestaan voor bebouwing i.p.v. 27 meter met hoogteaccent van 50 meter. Het is correct dat er in de voorwaarden voor het op te stellen wijzigingsplan enkele fouten zijn geslopen.
Voorschriften: - Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1 wordt als volgt gewijzigd: 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen; 3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak worden volledig ondergrondse gebouwde
40
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Daarvoor excuses. Daarnaast parkeervoorzieningen niet worden de voorwaarden in het meegerekend. Ondergrondse wijzigingsplan aanzienlijk gebouwde gewijzigd om tegemoet te parkeervoorzieningen zijn komen aan hieronder nog te toegestaan tot een maximum behandelen onderdelen van van 4.000 m2. zienswijzen. In de 4. De totale bouwhoogte van Voorschriften zal worden de bebouwing mag ten opgenomen dat de hoogste 30 m bedragen. maximumhoogte 30 meter bedraagt. Het bebouwd - Artikel 24 (in het ontwerp oppervlak blijft bovengronds artikel 21), gebied 1, gehandhaafd op 2500 m2. toegevoegd wordt lid 7: Nieuw is dat het bebouwd 7.In het wijzigingsplan wordt oppervlak ondergronds wordt zo mogelijk een halte voor vastgelegd op max. 4000 m2 busvervoer opgenomen. om ook ondergronds parkeren mogelijk te maken. In de voorwaarden wordt tevens opgenomen dat voor de functies kantoren, vrijetijdsvoorzieningen, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca het max. aantal m2 b.v.o. 12.500 m mag bedragen. Daarin is niet begrepen de ruimte die noodzakelijk is om te voorzien in de parkeerbehoefte. Verder zal worden opgenomen dat mogelijk een halte voor busvervoer zal worden opgenomen. De zienswijzen komen voor overneming in aanmerking
b. De ruime bestemmingsomschrijving kantoren etc. en mogelijke interpretaties bieden onvoldoende rechtszekerheid aan omwonenden. Het gaat dan om vrije tijdsvoorzieningen, detailhandel, dienstverlening
b.De ruime bestemmingsomschrijving kantoren etc. en mogelijke interpretaties bieden onvoldoende rechtszekerheid aan omwonenden. Al in de inspraaknota is aangegeven dat bewust is gekozen voor een globale- en
Voorschriften: Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Wijzigingsbevoegdheden, Wijzigingsbevoegdheid I, onder a, wordt horeca tot maximaal categorie III toegevoegd. Horeca is nu abusievelijk niet in de
41
Samenvatting ingekomen zienswijze en maatschappelijke voorzieningen - uitgezonderd geluidgevoelige functies – en in verband daarmee voor wegen, fiets – en voetpaden, parkeervoorzieningen, nuts-, groen – en speelvoorzieningen en water. Een nadere precisering ontbreekt. Het plan bevat geen nadere bepalingen over de aard en omvang van de detailhandel, de soorten van dienstverlening, een nadere omschrijving van de vrijetijdsvoorzieningen of maatschappelijke voorziening. Van een Albert Heijn, Gamma, meubelzaak, fitnessruimte, automatenhal, snookercentrum, kerk, school, opvang voor dak- en thuislozen, alles kan binnen deze bestemming. Ingebracht door: 6
Reactie van het college flexibele bestemming waarin de plek en de exacte omvang van afzonderlijke functies niet bij voorbaat zijn vastgelegd. Wel is hierboven aangegeven dat het totaal aantal m2 b.v.o. voor genoemde functies maximaal 12.500 m2 zal bedragen. Daarin is niet de ruimte voor parkeren begrepen. Daarmee wordt toch duidelijkheid gegeven over de invulling van de locatie met functies zonder ontwikkelingskansen onnodig te beperken. De invulling van de wijzigingsbevoegdheid met daarop inspraakmogelijkheid biedt voldoende mogelijkheid om te zijner tijd in overleg met betrokkenen tot een acceptabele invulling te komen. Overigens is het niet zo dat alles kan. Een supermarkt behoort zoals hierboven aangegeven tot de mogelijkheden maar wordt in de uitwerkingsbevoegdheid gebonden aan onderzoek naar de aanwezigheid van uitbreidingsruimte in de wijk. Een Gamma behoort niet tot de mogelijkheden want deze valt onder de grootschalige detailhandel evenals grootschalige meubelbedrijven. Scholen en de opvang van dak – en thuislozen vallen onder de geluidgevoelige bestemmingen en zijn op deze locatie niet toegestaan. Fitnessruimten, automatenhal, snookercentrum behoren wel tot de mogelijkheden.
Gevolgen voor het voorgestelde besluit wijzigingsbevoegdheid opgenomen. - Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt lid 8; 8. De invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt is afhankelijk van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk.
42
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De mogelijkheid tot vestiging van horeca (tot maximaal categorie III) is abusievelijk niet in de doeleinden omschrijving opgenomen en zal daaraan worden toegevoegd. De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking. c. Naar de verkeersaantrekkende werking van functies is binnen de bebouwingsmogelijkheden geen onderzoek gedaan naar de inpasbaarheid en toelaatbaarheid. Ook luchtkwaliteitonderzoeken ontbreken.
c. Naar de Geen. verkeersaantrekkende werking van functies is binnen de bebouwingsmogelijkheden geen onderzoek gedaan naar de inpasbaarheid en toelaatbaarheid. Ook luchtkwaliteitonderzoeken ontbreken.
Ingebracht door: 6
De kleine Vink is als ontwikkelingslocatie wel meegenomen in het onderzoek naar de luchtkwaliteit. Op basis van het maximum aantal van 12.500 m2 b.v.o. voor de diverse functies heeft indicatief onderzoek plaatsgevonden naar de parkeerbehoefte en is binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid daarvoor voldoende ruimte aanwezig. Er hoeft geen vrees te bestaan voor het ontstaan van problemen voor wat betreft de behoefte aan vervoermogelijkheden. De locatie is gelegen nabij een station, bushalte en langs de weg die dient als verkeersontsluiting voor de wijk (Dobbedreef). Tevens ligt de locatie uiterst gunstig aan het fietsroutenetwerk waarmee de hele wijk is ontsloten en via de tunnel onder het spoor Voorschoten
43
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
en andere delen van de wijk. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking. d. Functies kunnen overlast veroorzaken. Overlast is afhankelijk van openingsduur, sluitingstijden, omvang, intensiteit, doelgroep. Onderzoeken naar de mate van overlast ontbreken in het ontwerp – bestemmingsplan. Ingebracht door: 6
d) Functies kunnen overlast veroorzaken. Onderzoek naar de mate van overlast is terug te vinden in de milieuparagraaf van het bestemmingsplan of in de bijlage van het bestemmingsplan waarnaar in de milieuparagraaf wordt verwezen. Daarbij willen wij er op wijzen dat een zekere mate van “reuring” inherent is aan een stationsomgeving. Maar dat de opname van een functie als bijvoorbeeld vrije tijdsvoorzieningen ook tegemoet kan komen aan meer sociale controle.
Geen
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking. e. Over parkeren is niets in het plan opgenomen. Hoe is de compensatie van parkeergelegenheid op de bestaande parkeerplaats geregeld en waar komen de parkeerplaatsen te liggen. Op voorhand twijfels over de mogelijkheid te voorzien in voldoende parkeerruimte. Verzoek om parkeernormen in het bestemmingsplan op te nemen. Ingebracht door: 6,24
e. Over parkeren is niets in het plan opgenomen. Het beleid van de gemeente is er op gericht dat in de behoefte aan parkeeraccommodatie binnen het bouwterrein zelf wordt voorzien. Tenslotte moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat auto’s in de woonbuurten neergezet gaan worden. Dit kan er toe leiden dat een ondergrondse parkeergarage met voldoende capaciteit moet worden gerealiseerd. Hoe groot die capaciteit zal zijn is op voorhand niet te zeggen. Dat hangt van het functionele programma van de ontwikkeling af. Op grond van de gemeentelijke
Voorschriften: Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt: 9. In het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het
44
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden.
bouwverordening worden aan de hand van een concreet bouwplan parkeernormen opgelegd. Op grond van de Bouwverordening (artikel 2.50.30) zal in voorkomende gevallen een parkeereis worden In de toelichting is de tekst op gesteld. Als daaraan niet wordt dit punt aangepast. voldaan kan geen bouwvergunning worden verleend. Een plan met Leidse parkeernormen is in voorbereiding, zolang er geen parkeernormen voor de Leidse situatie zijn vastgesteld zullen de parkeernormen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond -, Water- en Wegenbouw (CROW) gebruikt worden als richtlijn om de benodigde parkeerbehoefte te bepalen. In de publicaties van het CROW wordt gedetailleerd aangegeven wat de standaard parkeerbehoefte is in relatie tot de functie(s) van een gebouw. De bouwverordening biedt overigens een ontheffingsmogelijkheid als het voorgenomen gebruik van een gebouw als gevolg van bijzondere omstandigheden die leiden tot overwegende bezwaren. De ontheffing is te beschouwen als een “hardheidsclausule”. Dat wil zeggen: alleen toepasbaar in die uitzonderlijke situaties waar in redelijkheid niet geëist kan worden dat aan de vastgestelde normen moet worden voldaan. In de regels waaronder aan de uitwerking medewerking kan worden verleend staat onder f. vermeld “aan de behoefte aan parkeerplaatsen binnen de bestemming moet worden
45
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
tegemoetgekomen.” Hierboven staat duidelijk geschetst op welke wijze met de parkeerbehoefte zal worden omgegaan. Daarmee wordt de realisering van bouwplannen gekoppeld aan functioneel programma en realistische parkeernormen. De gemeente Leiden heeft bij de invulling van de wijzigingsbevoegdheid bewust gekozen voor een flexibele en globale aanpak wat betreft functies en normering. Daarbij passen geen statische parkeernormen Tenslotte moet nog vermeld worden dat in een parkeergarage of elders binnen de ontwikkelingslocatie ruimte voor het stallen van fietsen van reizigers moet worden opgenomen. Binnen de locatie zal compensatie moeten worden gevonden voor de bestaande parkeerplaatsen. Dat laatste zal worden opgenomen in de wijzigingsvoorschriften. De zienswijzen komen deels voor overneming in aanmerking f. Het toevoegen van een gebouw van 50 meter is uit stedenbouwkundig oogpunt niet aanvaardbaar. Een dergelijke hoogte heeft nadelige gevolgen voor bezonning- en windhindersituatie.
f. Het toevoegen van een gebouw van 50 meter is uit stedenbouwkundig oogpunt niet aanvaardbaar. Een dergelijke hoogte heeft nadelige gevolgen voor bezonning- en windhindersituatie.
Ingebracht door:4, 6 en 24
De Stevenshof is niet de plek om grootstedelijke
Voorschriften: - Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, lid 4 wordt als volgt gewijzigd: 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen.
46
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
hoogbouwclusters neer te zetten. Het gebied kan worden gekenschetst als een laagbouwgebied met een beperkt aantal hogere accenten. Maar ook hier zijn locaties waar hogere gebouwen mogelijk en wenselijk zijn. Incidentele stedenbouwkundige accenten op goed gekozen plekken dragen bij aan de oriëntatie in de omgeving. De Kleine Vink ligt langs de spoorlijn binnen het werkgebied van “Zuidvleugel Stedenbaan” Dit is een initiatief van het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel (BPZ) en richt zich op verbetering van vervoer per trein, voor – en natransport en beter en intensiever grondgebruik in de nabijheid van stations. Holland – Rijnland neemt deel in het BPZ. Het station wordt daarnaast in stedenbouwkundig opzicht gerekend tot de (kleine) poorten/entrees van de stad. Er zijn daarom voldoende overwegingen om in de wijzigingsbevoegdheid intensiever bebouwingsmogelijkheden te bieden dan gebruikelijk in de overige delen van de Stevenshof. Hierboven is aangegeven dat de hoogte van het gebouw maximaal 30 meter mag bedragen. In het kader van de hoogbouwnota zal bij concrete planvorming toepassing plaats vinden van de hoogbouwtoets. Deze toets wordt gehanteerd bij het
47
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
oprichten van elk gebouw hoger dan 40 meter en in laagbouwgebieden en gemengde gebieden voor gebouwen hoger dan 25 meter. In de hoogbouwtoets wordt o.a. aandacht geschonken aan a) betekenis voor de stad, b) impact op de omgeving (waaronder windhinder, schaduwwerking en privacy) en c) maaiveldinrichting ( vormgeving, aansluiting maaiveld, verkeersafwikkeling, bouwlogistiek/overlast en groenvoorzieningen. De zienswijzen komen voor overneming in aanmerking. g. Ontwikkelingen rondom de Vink zijn voorlopig uitgesteld mede in verband met eventuele aansluiting van de Stevenshof op de Rijnlandroute. Vrees voor aantasting leefbaarheid.
g. Ontwikkelingen rondom de Vink zijn voorlopig uitgesteld mede in verband met eventuele aansluiting van de Stevenshof op de Rijnlandroute. Vrees voor aantasting leefbaarheid.
Ingebracht door: 4, 24
Ontwikkelingen rond de kleine Vink zijn niet uitgesteld. Er zijn geen concrete en haalbare ontwikkelingen. Wel is er voor gekozen om de locatie niet direct te bestemmen maar toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden in een wijzigingsbevoegdheid onder te brengen. Daarbij speelt inderdaad een mogelijke aansluiting van de Rijnlandroute richting Haagweg een rol. Op verzoek van Voorschoten wordt daarbij de keuze voor een westelijk van de spoorbaan
Geen
48
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Leiden – Den Haag gelegen variant niet al bij voorbaat onmogelijk gemaakt door bebouwing bij de kleine Vink. Zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking h. Kantoorfunctie in bestemming Gemengde Doeleinden niet acceptabel De Stevenshof kent geen typische kantoorlocaties en de Kleine Vink is vanwege de matige ontsluiting weinig geschikt. De kantoren komen niet langs een doorgaande weg. De locatie komt voor zelfstandige kantoorontwikkeling niet in aanmerking. Ingebracht door:24
h. Kantoorfunctie in Geen bestemming Gemengde Doeleinden niet acceptabel. De Stevenshof is vooral een woonwijk waar op een beperkt aantal locaties ruimte is voor invulling met bedrijvigheid en de kantoorfunctie. De Kleine Vink is ook geen typische kantoorlocatie. Wel is de locatie gunstig gelegen bij een station en bushalte en kan in de toekomst mogelijk voorzien in een beperkte locale en regionale behoefte aan kantoren. De kantoorfunctie is opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid met een bredere bestemming Gemengde Doeleinden. Daarbij wordt ook gekeken naar mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het kader van “Zuidvleugel Stedenbaan” dat zich richt op intensivering van het gebruik van het spoor en de ontwikkeling van stationsgebieden Zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
i. Gemeente Voorschoten is niet voornemens oostelijke zijde van de kleine Vink in aanmerking te laten komen voor ontwikkeling. Verzoek af te zien van elke vorm van bebouwing aan de
i. Gemeente Voorschoten is niet voornemens oostelijke zijde van de kleine Vink in aanmerking te laten komen voor ontwikkeling. Verzoek af te zien van elke vorm van bebouwing aan de westelijke
Geen
49
Samenvatting ingekomen zienswijze westelijke zijde. De gemeente ondersteunt de aanleg van fietspad in het kader van het regionale fietspadennetwerk. De gemeente Voorschoten sluit een beperkte herstructurering van het gebied niet uit. Indien in de toekomst mocht blijken dat er ruimte is voor een beperkte bebouwing (parkeren fietsen en auto’s)dan kan dit alsnog met een bestemmingsplanwijziging worden gerealiseerd.
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
zijde. Voornemens gemeente Voorschoten staan mogelijke ontwikkeling westelijke zijde met toepassing van wijzigingsbevoegdheid niet in de weg. Oplossing van ontsluiting, parkeren en fietsverbindingen vormen in het kader van intensief grondgebruik op stationslocaties een boeiende uitdaging Zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
Ingebracht door:24 j. Ontwikkelingen in Stevenshof mogen aanleg tracés in kader verbindingsweg A4 – A44 niet in de weg staan.
j. Ontwikkelingen in Stevenshof mogen aanleg tracés in kader verbindingsweg A4 – A44 niet in de weg staan.
Bestemmingsplanwijziging mag geen belemmering vormen voor diverse tracés van de verbindingsweg A4 – A44. of een eventuele aansluiting op het Leidse wegennet. Daarbij wordt ook verwezen naar de Oude Rijn zone.
Voor de zone langs de Oude Rijn staat niets ontwikkeling meer in de weg. Het Korte Vliet tracé is inmiddels als variant afgevallen. Ontwikkeling van de kleine Vink is voorlopig ondergebracht in een wijzigingsbevoegdheid en ontwikkeling van de Groote Vink kan in de toekomst alleen via een afzonderlijke procedure plaatsvinden.
Ingebracht door:24
Geen
Zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking Thema: III Winkelcentrum Stevenbloem a. In het ontwerp – a. In het ontwerp – Voorschriften: bestemmingsplan/inspraaknot bestemmingsplan/inspraaknot Artikel 24 (in het ontwerp a zijn m.b.t. de maximale a zijn m.b.t. de maximale artikel 21), Gebied V, onder b.
50
Samenvatting ingekomen zienswijze bouwhoogte onjuiste waarden opgenomen. In de reactie wordt gewezen op onjuiste waarden wat betreft maximale bouwhoogten in het ontwerp bestemmingsplan zijn opgenomen aan de zijde van het Ina Boudier – Bakkerplein en de zijde van de Top Naeffstraat. Ingebracht door: 7, 8
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit bouwhoogte onjuiste waarden wordt als volgt gewijzigd: opgenomen. b. de maximale hoogte aan de De reactie is correct. In de zijde van het Ina Boudier randvoorwaarden voor Bakkerplein ten hoogste 7 m toepassing van de mag bedragen. Wijzigingsbevoegdheid is een Artikel 24 (in het ontwerp fout geslopen. De hoogtes zijn artikel 21), Gebied V, onder c. verwisseld. De maximale wordt als volgt gewijzigd: hoogte aan de zijde van de het c. de maximale hoogte aan de Ina Boudier – Bakkerplein, in zijde van de Top Naeffstraat het verlengde van de al maximaal 4 m mag bedragen. bestaande bebouwing in twee lagen, mag ten hoogste 7 meter bedragen, De maximale hoogte aan de zijde van Top Naeffstraat, in het verlengde van de al bestaande bebouwing in een laag, mag maximaal 4 meter bedragen. Zienswijze komt geheel voor overneming in aanmerking
b. Het is onduidelijk of de opstelplaats(en) voor vracht/bestelauto’s de status van verblijfsgebied hebben gekregen. Ingebracht door: 7, 8
b. Het is onduidelijk of de Geen opstelplaats(en) voor vracht/bestelauto’s de status van verblijfsgebied hebben gekregen. In het ontwerp bestemmingsplan is op de plankaart aan het betreffende gebied de bestemming Verblijfsgebied gegeven. Het betreft hier een bestemmingsplan en geen inrichtingsplan. Een opstelplaats is binnen de bestemming wel mogelijk. Een deel van het gebied is opgenomen als wijzigingsgebied V. Het College kan van de wijzigingsbevoegdheid gebruik maken om de bestemming Verblijfsgebied te wijzigen in Gemengde Doeleinden. Het voorzien in
51
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
een goede oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren is een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Het bestemmingsplan geeft bestemmingen aan gronden en heeft geen functie als inrichtingsplan. Zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking c. De bestemming van het object dient zodanig te zijn dat de aanwezigheid van een politiebureau, medische zogverlening en winkels flexibel ingepast kunnen worden.
c. De bestemming van het object dient zodanig te zijn dat de aanwezigheid van een politiebureau, medische zogverlening en winkels flexibel ingepast kunnen worden.
Ingebracht door: 7, 8
De bestemming van de huidige bebouwing is in het ontwerp – bestemmingsplan Gemengde Doeleinden. De op de kaart met de bestemming Gemengde Doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca (max. categorie II). Het huidige gebruik van het object als politiebureau, tandartspraktijk en winkel past binnen deze bestemming. Dat geldt uiteraard niet voor de gronden binnen de wijzigingsbevoegdheid. Deze hebben de bestemming Verblijfsdoeleinden. In de wijzigingsbevoegdheid V zal om misverstanden te voorkomen worden aangegeven dat het gaat om uitbreiding van aanwezige
Voorschriften: Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V lid 1 zal als volgt worden gewijzigd: Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” ten behoeve van de uitbreiding van de daar aanwezige gebouwen”
52
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
gebouwen i.p.v. winkels. Deze zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking d. De randvoorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals beschreven op p.93 van het bestemmingsplan kunnen aanleiding geven tot discussie of wel aan alle voorwaarden is voldaan. Inspraakprocedures bouwplannen geven voldoende garantie voor omwonenden en belanghebbenden.
d. De randvoorwaarden voor Geen toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals beschreven op p.93 van het bestemmingsplan kunnen aanleiding geven tot discussie of wel aan alle voorwaarden is voldaan. Inspraakprocedures bouwplannen geven voldoende garantie voor omwonenden en belanghebbenden.
Ingebracht door: 7/8
Op pagina 86 van het aangepaste plan wordt aangegeven dat er plannen bestaan voor de uitbreiding van de bebouwing aan de Ida Boudier Bakkerstraat. Er is geen duidelijkheid over de plannen en de gevolgen daarvan voor de omgeving, omwonenden en belanghebbenden. Daarom is besloten de huidige bestemming te handhaven en uitbreidingsmogelijkheden op te nemen in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. In de Voorschriften is in artikel 21, Gebied V, voor deze wijzigingsbevoegdheid eenduidig aangegeven wat de maximaal toe te voegen oppervlakte en hoogte(s) van de bebouwing zijn net als de toekomstige bestemming. Daarnaast moet op eigen terrein worden voorzien in de behoefte aan parkeerplaatsen, hetzij op hetzij onder de
53
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
gebouwen, en er dient een goede oplossing te zijn voor de bevoorrading en ontsluiting. Parkeren is afhankelijk van concrete planvorming. Dat geldt ook voor ontsluiting en bevoorrading. Het is duidelijk dat planvorming gevolgen heeft voor omwonenden en belanghebbenden. Daarom is het des te meer van belang dat deze in een vroegtijdig stadium in de gelegenheid worden gesteld op de plannen te reageren. In een op te stellen wijzigingsplan worden immers locatie, bouwvolume en gebruik vastgelegd. In de bouwplanfase wordt getoetst of het plan in overeenstemming is met het vastgestelde wijzigingsplan. De inhoud van het wijzigingsplan is dan niet meer aan de orde. Tenslotte nog de opmerking dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheden een recht is dat is voorbehouden aan het College van Burgemeester en wethouders. Deze zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking e. In het ontwerp – bestemmingsplan is onvoldoende ruimte opgenomen danwel beschikbaar om de verkeersoverlast en parkeerproblematiek m.b.t. het gebruik van de auto op te lossen. De toename van
e. In het ontwerp – Geen bestemmingsplan is onvoldoende ruimte opgenomen danwel beschikbaar om de verkeersoverlast en parkeerproblematiek m.b.t. het gebruik van de auto op te lossen. De toename van
54
Samenvatting ingekomen zienswijze winkeloppervlakte maakt uitbreiding van parkeervoorzieningen noodzakelijk. Er zijn geen eisen gesteld met betrekking tot de parkeervoorzieningen en randvoorwaarden. Ingebracht door: 7/8
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
winkeloppervlakte maakt uitbreiding van parkeervoorzieningen noodzakelijk. Er zijn geen eisen gesteld met betrekking tot de parkeervoorzieningen en randvoorwaarden. In het ontwerp – bestemmingsplan is de omgeving van het winkelcentrum Stevensbloem globaal en flexibel bestemd voor Verblijfsdoeleinden. Deze bestemming biedt de ruimte waarbinnen verkeer, parkeren, ontsluiting en bevoorrading kunnen worden opgelost. Een invulling voor de inrichting biedt een bestemmingsplan niet. Daarvoor zijn inrichtingsplannen het geëigende middel. Al eerder is aangegeven dat in bestemmingsplannen geen absolute parkeernomen (meer) worden opgenomen (zie thema II onder e). Uitgangspunt zijn de CROW normen. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking
f. Het ontwerp bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding c.q. wijzigingsbevoegdheid van de verblijfsruimten en ladingsdokken. Er is een mogelijkheid opgenomen de bestemming van expeditiehoven te wijzigen naar algemene doeleinden zonder dat gelijktijdig een nieuwe oplossing is gevonden
f. Het ontwerp bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding c.q. wijzigingsbevoegdheid van de verblijfsruimten en ladingsdokken. In het ontwerp bestemmingsplan is, artikel 21, gebied IV (Expeditiehoven), de mogelijkheid opgenomen met toepassing van een
Voorschriften: Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), 4. gebied IV (Expeditiehoven.) zal als volgt worden gewijzigd: De bestemming “Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” met dien
55
Samenvatting ingekomen zienswijze en in de bestemming is vastgelegd. Het overdekt lossen/laden van beide supermarkten is gezien de grote volumes en veelvuldige bevoorrading een absolute noodzaak Ingebracht door: 7, 8
Reactie van het college wijzigingsbevoegdheid de bestemming “Verblijfsgebied” te wijzigen in “Gemengde Doeleinden”. Daarmee wordt de mogelijkheid geboden bestaande expeditiehoven te bebouwen. Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt met dien verstande dat “een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren beschikbaar is”. Er wordt dus een verband gelegd tussen bebouwing en voorzien in oplossingen voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren. Op welke wijze de problematiek wordt opgelost wordt hier opengelaten. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs een overdekte oplossing te zijn. Daarbij komt dat het College kan besluiten toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid. Het is echter geen verplichting. Daartoe dient een wijzigingsplan te worden opgesteld waarover inspraak mogelijk is. De formulering van de wijzigingsbevoegdheid is niet geheel correct en geeft aanleiding tot misverstanden. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om bebouwing van de expeditiehoven mogelijk te maken met gebouwen voor Gemengde Doeleinden.
Gevolgen voor het voorgestelde besluit verstande dat: a. de hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen; b. een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren beschikbaar is.
De zienswijze komt ten dele voor overneming in aanmerking
56
Samenvatting ingekomen zienswijze g. Aan de kant van het Ida Boudier – Bakkerplein is de mogelijkheid ontstaan opstelmogelijkheden en laad – en losmogelijkheden te faciliteren voor vrachtauto’s. Deze situatie is onwenselijk en zorgt voor verkeersonveiligheid, geluidsoverlast, vervuiling van het (uit)zicht en blijvende isolatie van de winkels aan IB Bakkerplein/straat van de rest van het winkelcentrum. Ingebracht door: 7, 8
Reactie van het college g. Aan de kant van het Ida Boudier – Bakkerplein is de mogelijkheid ontstaan opstelmogelijkheden en laad – en losmogelijkheden te faciliteren voor vrachtauto’s. Aan de kant van het Ina Boudier – Bakkerplein ter hoogte van de Digros zijn geen uitbreidingsmogelijkheden in het ontwerp – bestemmingsplan opgenomen. De gronden hebben daar de bestemming Verblijfsgebied gekregen en zijn bestemd voor langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer en de daarbij behorende voorzieningen als wegen, busbanen, voet – en fietspaden, trottoirs, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en leidingen. Het gebruik van de gronden met de bestemming Verblijfsdoeleinden wordt in het ontwerp bestemmingsplan niet concreet ingevuld. Het is belangrijk hierbij op te merken dat het bestemmingsplan hier het mogelijke gebruik van de gronden regelt maar niet de feitelijke invulling hiervan. De feitelijke invulling zal plaatsvinden in inrichtingsplannen. De bestemming van de gronden naast de Digros tot Verblijfsgebied kan daarom op zich geen aanleiding geven tot verkeersonveiligheid, geluidsoverlast of vervuiling van het uitzicht. Ook kan de bestemming op zich geen
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Geen
57
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
aanleiding geven tot isolatie van voorzieningen aan IB Bakkerplein/straat van de rest van het winkelcentrum. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking h. Teneinde te komen tot een betere diversiteit in branches is een verzoek gedaan tot uitbreiding van het winkelcentrum aan de parkzijde. Nu de Digros dit niet nodig heeft kan uitbreiding achterwege blijven. Ingebracht door: 7, 8
h. Teneinde te komen tot een Geen betere diversiteit in branches is een verzoek gedaan tot uitbreiding van het winkelcentrum aan de parkzijde. Nu de Digros dit niet nodig heeft kan uitbreiding achterwege blijven. Bij het opstellen van het ontwerp – bestemmingsplan is met het oog op mogelijkheden voor toekomstige uitbreiding van het winkelcentrum gekeken naar de locatie waar dit in stedenbouwkundig opzicht het meest wenselijk en aanvaardbaar zou kunnen zijn. Daarbij is al in een vroegtijdig stadium gekozen voor de parkzijde, vanwege daar aanwezige ruimte en de mogelijkheid om het winkelcentrum meer op het park te oriënteren. Invulling van de uitbreidingsmogelijkheid is niet gebonden aan een specifieke winkelformule of detaillist maar gericht op de levensvatbaarheid van het winkelcentrum als geheel. Daarbij is versterking van het aanbod dagelijkse artikelen en aanverwante artikelen gewenst.
58
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking i. Het toevoegen van de bestemming Maatschappelijke Voorzieningen staat haaks op het handhaven van diversiteit in detailhandelsactiviteiten. Ingebracht door: 7, 8
i. Het toevoegen van de Geen bestemming Maatschappelijke Voorzieningen staat haaks op het handhaven van diversiteit in detailhandelsactiviteiten In het bestemmingsplan is bewust gekozen om aan de Stevensbloem een brede bestemming Gemengde Doeleinden te geven. De bestemming Gemengde Doeleinden maakt functies mogelijk zoals, wonen, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horeca. Daarmee wordt tevens een breed scala van al in het centrum aanwezig gebruik “bestemd”. Met het opnemen van de bestemming Maatschappelijke Voorzieningen wordt het gebruik van ruimten als politiebureau, psychologie- en tandartspraktijk of bijvoorbeeld een charitatieve instelling mogelijk gemaakt. Het valt niet goed in te zien hoe een bestemming maatschappelijke voorzieningen als onderdeel van een bredere bestemming, die aansluit bij het al bestaande gebruik in het winkelcentrum, haaks staat op de winkelfunctie. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking
j. Winkelfront Stevensbloem aan zijde Stevenshofdreef.
j. Winkelfront Stevensbloem aan zijde Stevenshofdreef.
Geen
59
Samenvatting ingekomen zienswijze Naar het zich laat aanzien zal de huidige in/uitgang van de Digros komen te vervallen. Het gehele front aan de Digroszijde zal, zonder verdere voorwaarden in de bestemming, een gesloten front gaan vormen. Hierdoor wordt een “dode hoek” gecreëerd ten opzichte van de winkels aan het Ina Boudier Bakkerplein/straat. Ter voorkoming van het “dichttrekken” aan de Digroszijde, dient een bescherming te worden opgenomen in het bestemmingsplan, onder andere wat betreft aanwezigheid van winkels aan die zijde, met in/uitgangen. (zie Aholdzijde).
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Het bestemmingsplan richt zich op het gebruik van gronden en de bebouwingsmogelijkheden daarvan (oppervlakte/hoogte). Het bestemmingsplan biedt geen kader voor bemoeienis met de wijze waarop bestaande panden worden ingericht. De zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking
Ingebracht door: 7, 8 Thema IV Haagse Schouwweg – Rijndijk (Montfoortpark fase II) a.Indiener van zienswijze kan zich niet verenigen met het Voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof betreffende de locatie “Haagse SchouwwegRijndijk”.
a. Indiener van zienswijze kan zich niet verenigen met het Voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof betreffende de locatie “Haagse SchouwwegRijndijk”.
a. In de zienswijze wordt verwezen naar een ambtelijke brief van 5 juni 2000 waarin wordt ingestemd met een appartementengebouw in 15 lagen en ondergronds parkeren. Op grond van de met de Gemeente Leiden afgesproken randvoorwaarden heeft de indiener van de zienswijze destijds besloten tot
Op 5 juni 2000 is ambtelijk een brief verzonden waarin de randvoorwaarden zijn aangegeven die, naar aanleiding van een schetsplan (voorstel tot bebouwing), zijn overeengekomen. Het gaat dan om bebouwing van een locatie op de hoek Rijndijk – Haagse Schouwweg met een toren van 15 lagen, ondergronds parkeren en
Geen
60
Samenvatting ingekomen zienswijze verwerving van de gronden ter plaatse. De gemeente heeft in een later stadium eenzijdig het aantal woonlagen bijgesteld tot maximaal 8 woonlagen. De gemeente kan zich niet verschuilen achter de mededeling dat louter sprake is van “ambtelijke toezeggingen zonder bestuurlijke dekking”. Ingebracht door: 9
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
voorwaarden ten aanzien van vrijblijven van de oever van bebouwing (7m), parkeren en duurzaam bouwen. In de brief wordt aangegeven dat voor realisatie vrijstelling moet worden gegeven van het bestemmingsplan en dat alleen kan onder voorwaarde van medewerking door het College van Burgemeester en Wethouders. In de brief van 2000 wordt ook duidelijk aangegeven dat het realiseren van het bouwplan niet alleen afhankelijk is van de instemming met de procedure door het College van Burgemeester en Wethouders, maar ook de (toenmalige) Commissie Ruimtelijke Ordening, Wonen en Verkeer, de Raad en G.S. De indiener van de zienswijze kon er dus beslist niet op vertrouwen dat zekerheid bestond over realisering van een appartementengebouw en er sprake was van bestuurlijke dekking. Het College is destijds niet bereid gebleken een procedure te starten vanwege de randvoorwaarden voor de bebouwing. Ambtelijk is vervolgens opnieuw stedenbouwkundig onderzoek verricht naar de mogelijkheden van de locatie waarbij tevens aandacht is besteed aan de aanwezige omliggende bebouwing en toekomstige bebouwingsmogelijkheden van nabijgelegen locaties. De zienswijze komt niet voor
61
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
overneming in aanmerking b. Niettegenstaande afspraken met de Gemeente Leiden die zowel ambtelijk als bestuurlijk werden gedragen wordt afgezien van het opnemen van het bouwplan met een positieve bestemming in het Voorontwerp – bestemmingsplan. Ingebracht door: 9
b. Niettegenstaande afspraken Geen met de Gemeente Leiden die zowel ambtelijk als bestuurlijk werden gedragen wordt afgezien van het opnemen van het bouwplan met een positieve bestemming in het Voorontwerp – bestemmingsplan. In het voorontwerp – bestemmingsplan is de locatie positief bestemd opgenomen. Daarover hebben wel degelijk gesprekken plaatsgevonden tussen het betrokken stedenbouwkundig bureau en de gemeente. Het voorontwerp voorziet op de locatie in een appartementengebouw met een maximale hoogte van 24 meter en een naastgelegen appartementengebouw met een maximale hoogte van 10 meter. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
c. De gemeente dreigt het bouwplan en de randvoorwaarden niet op te nemen en in het voorontwerp – bestemmingsplan. Het is onduidelijk waarom de gemeente niet meer bereid is het bouwplan in het voorontwerp bestemmingsplan op te nemen terwijl er maar een bezwaar is dat zich richt tegen de voorgenomen bouwhoogte van 24 meter. De gemeente dreigt ondanks overeenstemming over een
c. De gemeente dreigt het bouwplan en de randvoorwaarden niet op te nemen en in het voorontwerp – bestemmingsplan In de brief wordt voortdurend gesproken over een voorontwerp – bestemmingsplan. Vermoedelijk wordt geen onderscheid gemaakt tussen het voorontwerp – bestemmingsplan en het daarop ter visie gelegde en gewijzigde ontwerp – bestemmingsplan.
Geen
62
Samenvatting ingekomen zienswijze bouwplan dit niet op te nemen in het voorontwerp bestemmingsplan en de route van een zogeheten vrijstellingsprocedure te willen volgen. Ingebracht door: 9
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De inspraak op het voorontwerp – bestemmingsplan leidt tot een zevental negatieve reacties (inspraaknota nr. 141, 160, 161, 162, 198, 200, 209 en 211) op de opgenomen bebouwingsmogelijkheden voor de locatie RijndijkHaagse Schouwweg. Bezwaren hebben betrekking op stedenbouwkundige structuur, hoogte en parkeren. Daarbij is ook een inspraakreactiereactie van de indiener van de zienswijze waarin verzocht wordt om aanpassing van het voorontwerp – bestemmingsplan conform de voorwaarden zoals opgenomen in de onder a. genoemde brief. Aangezien geen overeenstemming bestaat over de randvoorwaarden tot bebouwing en met het oog op de negatieve reacties op de opgenomen bebouwingsmogelijkheden wordt besloten het voorontwerp – bestemmingsplan aan te passen. In het ontwerp – bestemmingsplan wordt de bestemming van de locatie conform het vigerende bestemmingsplan opgenomen. In de inspraaknota wordt daarbij wel aangegeven dat de gemeente een appartementengebouw van maximaal 24 meter niet onredelijk acht en in een afzonderlijke procedure aan de randvoorwaarden zal
63
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
worden gewerkt. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking. d. Indiener zienswijze verzoekt aanpassing van het voorontwerp – bestemmingsplan conform een met de stedenbouwkundige overeengekomen appartementengebouw in 8 lagen, een appartementengebouw aansluitend op de kleinschalige bebouwing langs de Rijndijk en het vrijhouden van een strook van 7 meter uit de oever voor een strook openbaar groen. Bezwaar wordt gemaakt tegen het gebruik van een vrijstellingsprocedure en het ontbreken van de bereidheid het bouwplan op te nemen in een nieuw bestemmingsplan. Ingebracht door: 9
d. Indiener zienswijze verzoekt Geen aanpassing van het voorontwerp – bestemmingsplan conform een met de stedenbouwkundige overeengekomen appartementengebouw in 8 lagen, een appartementengebouw aansluitend op de kleinschalige bebouwing langs de Rijndijk en het vrijhouden van een strook van 7 meter uit de oever voor een strook openbaar groen. Bezwaar wordt gemaakt tegen het gebruik van een vrijstellingsprocedure en het ontbreken van de bereidheid het bouwplan op te nemen in een nieuw bestemmingsplan. In de beantwoording wordt er van uitgegaan dat de indiener van de zienswijze verzoekt om een aanpassing van het ontwerp – bestemmingsplan. Over een lange periode is met de architecten gesproken over verschillende alternatieven voor het appartementengebouw in 15 lagen. Naar aanleiding van een van deze varianten heeft invulling plaatsgevonden in het voorontwerp – bestemmingsplan. Ook nadat het College, vanwege het ontbreken van overeenstemming over randvoorwaarden en bebouwingsmogelijkheden en
64
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
naar aanleiding van de inspraak, had besloten de locatie te bestemmen conform het vigerende bestemmingsplan, heeft nog overleg plaatsgevonden met de architecten van indiener van de zienswijze. Uitgangspunt voor het College na de inspraak is steeds geweest dat voor realisering niet meer de weg van het bestemmingsplan wordt gekozen maar die van een afzonderlijke procedure. Op het moment van schrijven is een schetsplan in procedure gebracht voor de locatie. Het streven is er op gericht om de bestemmingsplan procedure niet verder te laten vertragen door een (omstreden) bouwplan maar wel medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure indien een acceptabel en haalbaar plan wordt aangeboden. Dit biedt belanghebbenden ook de mogelijkheid in een zelfstandige procedure expliciet op een concreet plan te reageren. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
Thema V Fabriek voor Diastatische Producten a. De wijzigingsbevoegdheid van bedrijven naar wonen schept onduidelijkheid over de bestemming van de locatie op korte en langere termijn. Het gebied dient of bestemd te worden als bedrijventerrein of
a. De wijzigingsbevoegdheid Geen van bedrijven naar wonen schept onduidelijkheid over de bestemming van de locatie op korte en langere termijn. Het gebied dient of bestemd te worden als bedrijventerrein of
65
Samenvatting ingekomen zienswijze als woningbouwlocatie. De voorkeur gat uit naar een woningbouwlocatie met een overgangsregeling. (Dit geldt ook voor de Hoogwerkerlocatie). Ingebracht door: 11, 12, 13
b. Zonder proces en procedure zijn woningen en woonbestemmingen omgezet in bedrijfsbestemmingen. Ook zijn illegale bouwwerken en illegaal gewijzigde bestemmingen zonder procedure opgenomen in het bestemmingsplan. De plankaart wijkt aanzienlijk af van de werkelijke situatie en
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
als woningbouwlocatie. De voorkeur gat uit naar een woningbouwlocatie met een overgangsregeling. Het is de wens van het college om de locatie(s) op termijn in te rechten voor woningbouw. Dit kan echter alleen met medewerking van de gevestigde bedrijven. De gemeente is geen eigenaar van de genoemde locaties en kan deze (dus) niet zelf herontwikkelen. Het college kan niet zomaar bestaande bedrijven met bestaande rechten en vergunningen wegbestemmen. Bovendien zou, als dit al zou kunnen, de gemeente een forse (plan)schadeclaim tegemoet kunnen zien van de wegbestemde bedrijven. Omdat het college verwacht dat er in de komende planperiode wel tot herontwikkeling van de bedrijfslocatie(s) gekomen kan worden, zijn wijzigingsbepalingen opgenomen in het bestemmingsplan. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking b. Zonder proces en procedure zijn woningen en woonbestemmingen omgezet in bedrijfsbestemmingen. Ook zijn illegale bouwwerken en illegaal gewijzigde bestemmingen zonder procedure opgenomen in het bestemmingsplan. De plankaart wijkt aanzienlijk af van de werkelijke situatie en
Plankaart: De plankaart is aangepast op de volgende punten: - De Romneyloods nabij de brug is in een woonbestemming gebouwd. De woonbestemming is hier teruggebracht, zoals in het vigerende bestemmingsplan reeds het geval was. Omdat de loods niet middels een
66
Samenvatting ingekomen zienswijze het vigerende bestemmingsplan.
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit het vigerende procedure mogelijk is bestemmingsplan. gemaakt, is deze niet positief In het ontwerpbestemd. Ingebracht door: 11, 12, 13 bestemmingsplan zijn - Het terrein van de inderdaad een aantal voedingsmiddelenfabriek is bedrijfsgebouwen ten enger bestemd dan in het onrechte positief bestemd. ontwerp. Slecht de gebouwen Ook zijn bedrijfsgebouwen die vergund en kadastraal bestemd die in bekend zijn, zijn als zodanig woonbestemmingen bestemd. Gebouwen zijn strak gesitueerd zijn. bestemd in omvang en hoogte. De zienswijze komt deels voor - Het terrein van het overneming in aanmerking. aannemersbedrijf is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. - Het terrein van het bedrijf op Rijndijk 180/180a is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. c. De opgenomen c. De opgenomen Geen bedrijfscategorie is beduidend bedrijfscategorie is beduidend zwaarder dan de zwaarder dan de bedrijfscategorie in het bedrijfscategorie in het vigerende bestemmingsplan. vigerende bestemmingsplan. Gevraagd wordt om een meer Gevraagd wordt om een meer actief verplaatsingsbeleid. actief verplaatsingsbeleid. Alle bedrijven hebben een Ingebracht door: 11, 12, 13 categorie 2bedrijfsbestemming gekregen. Daarnaast hebben de bestaande bedrijven die in een zwaardere categorie vallen, een maatbestemming gekregen. Dit betekent dat bij een vertrek van de voedingsmiddelenfabriek (categorie 4) geen nieuw categorie-4 bedrijf gevestigd
67
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
kan worden. Maximaal categorie 2 is dan toegestaan. De gemeente onderkent dat een categorie 4-bedrijf niet past in een woonbestemming. Daarom is gekozen voor een maatbestemming. Het verplaatsingsbeleid van de gemeente Leiden staat los van dit bestemmingsplan. Bij een eventuele verplaatsing kan wel op een snelle manier woningbouw mogelijk worden gemaakt, middels de wijzigingsbevoegdheid uit dit plan. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking. d. In het vigerende d. In het vigerende Geen bestemmingsplan zijn bestemmingsplan zijn bebouwingspercentages van bebouwingspercentages van 30% en 70% opgenomen voor 30% en 70% opgenomen voor de bedrijfslocaties. In het de bedrijfslocaties. In het nieuwe bestemmingsplan zijn nieuwe bestemmingsplan zijn deze achterwege gelaten. deze achterwege gelaten. Omdat het college in het Omdat het college in het verleden heeft aangegeven dat verleden heeft aangegeven dat uitbreiding van de Diastaat uitbreiding van de Diastaat niet vergund zal worden, niet vergund zal worden, dienen genoemde dienen genoemde percentages gehandhaafd te percentages gehandhaafd te worden. worden. In dit bestemmingsplan is Ingebracht door: 11, 12, 13 ervoor gekozen om de bedrijfsgebouwen, voor zover deze niet zonder vergunning zijn opgericht, zo nauwkeurig mogelijk te bestemmen. Buiten de bouwvlakken mogen geen bedrijfsgebouwen worden opgericht. Bebouwingspercentages worden gebruikt op (bedrijfs)locaties waar het bebouwingsvlak groter is dan
68
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
de werkelijke bebouwing. Dit is onder andere het geval op bedrijventerrein Westwal. Omdat dit op het terrein van de Diastaat e.o. niet het geval is, is niet gewerkt met percentages. Dit zou namelijk meer vrijheid geven voor nieuwe ontwikkelingen dan de nu toegepaste maatbestemming.
e. Tekening en tekst van het ontwerp-bestemmingsplan komen niet overeen. Ingebracht door: 11, 12, 13
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking. e. Tekening en tekst van het ontwerp-bestemmingsplan komen niet overeen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn inderdaad een aantal gebouwen onjuist bestemd.
Zie de aanpassingen onder b.
De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking. Thema VI De Zwaluw – Mary Zeldenrustweg 18/Locaties Maatschappelijke Doeleinden a. De bestemming van de locatie Mary Zeldenrustweg 18 (MZ 18) (Maatschappelijke Doeleinden) is ruim gehouden. Hierdoor kan worden bereikt dat maatschappelijke functies op eenvoudige wijze zonder rompslomp uitgeruild kunnen worden. Ingebracht door: 4, 14
a. De bestemming van de locatie Mary Zeldenrustweg 18 (MZ 18) (Maatschappelijke Doeleinden) is ruim gehouden. Hierdoor kan worden bereikt dat maatschappelijke functies op eenvoudige wijze zonder rompslomp uitgeruild kunnen worden. In het kader van de nota “Bestemmingsplannen Nieuwe stijl” worden de mogelijkheden voor bouwen, verbouwen en gebruiksveranderingen in de stad waar mogelijk op gelijke wijze benaderd. Het plan is globaal en flexibel waar dat mogelijk is. Voor de locatie Mary Zeldenrustweg is
Voorschriften: In de voorschriften wordt artikel 1 lid 31 als volgt aangepast: maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. In de voorschriften wordt artikel 5 Maatschappelijke doeleinden als volgt aangepast: Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Maatschappelijke doeleinden “MD” aangewezen gronden
69
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit gekozen voor een flexibele zijn bestemd voor bestemming Maatschappelijke maatschappelijke Doeleinden. Daarmee kan de voorzieningen als bedoeld in komende jaren zonder artikel 1 onder 31; ingrijpende juridische procedures tegemoet worden 2. Met daaraan ondergeschikte gekomen aan de behoefte aan detailhandel en horeca ten ruimte voor Maatschappelijke dienste van deze bestemming. Doeleinden. Teneinde overlast voor de 3. Met de daarbij behorende omgeving te voorkomen zijn voorzieningen, zoals groen, voor de locatie MZ 18 dak- en water, speelvoorzieningen, thuislozen opvang, wegen en paden, nuts- en verslaafdenopvang en parkeervoorzieningen en seksinrichtingen binnen de bouwwerken, geen gebouwen bestemming Maatschappelijke zijnde. Doeleinden uitgesloten. In het bestemmingplan zijn 4. Ter plaatse van de religieuze instellingen, die aanduiding “ds” is een binnen de bestemming dierenasiel toegestaan en ter Maatschappelijke doeleinden plaatse van de aanduiding “w” worden bestemd, positief zijn de gronden mede bestemd bestemd. Dit betekent dat ze voor een bedrijfswoning alleen mogen voorkomen op behorende bij een dierenasiel, locaties die op de plankaart met bijbehorende gronden als zodanig zijn aangegeven buiten het bebouwingsvlak. met de aanduiding “re”. MZ18 heeft deze aanduiding niet. 5. Ter plaatse van de aanduiding “re” is een De zienswijze komt religieuze voorziening gedeeltelijk voor overneming toegestaan. in aanmerking. 6. Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen.
Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik niet-woonfuncties
70
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit 7. Voor niet-woonfuncties geldt dat uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 8. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. 9. In afwijking van het bepaalde in lid 8 is het toegestaan om kleine gebouwen tot een oppervlak 20 m2 en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 op te richten buiten het bebouwingsvlak. De hoogte van deze kleine gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen. bedrijfswoningen. 10. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “w” is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan. De bepalingen van artikel 3 (Woondoeleinden) zijn van overeenkomstige toepassing op de op de kaart als zodanig aangeduide bedrijfswoning met bijbehorend terrein. hoogte gebouwen 8. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 9. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd.
71
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Indien een bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bebouwd oppervlak dit percentage niet overschrijden.
kelders 10. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw; 11. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is. Vrijstelling. 12. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9 voor de oprichting van aanbouwen en bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak tot een maximum van 150 m2 per instelling. Plankaart: Voor locatie MZ 18 aan MD
72
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
b. In de Stevenshof is een duidelijke functiescheiding. De functies storen elkaar op een enkele uitzondering na niet. Het is overwegend een woonwijk. Dat wil men graag zo houden. Er wordt gewezen op de concentratie van winkels en voorzieningen in de Stevensbloem en bij de Vink. Een beperkt aantal maatschappelijke functies wordt mogelijk geacht. Echter niet die functies met een verkeersaantrekkende werking, (geluid)overlast, ruime openingsduur, openingstijden in weekeinden, doelgroep/gebruikers, parkeerproblematiek welke ten koste gaan van de woonkwaliteit.
b. In de Stevenshof is een duidelijke functiescheiding. De functies storen elkaar op een enkele uitzondering na niet. Het is overwegend een woonwijk. Dat wil men graag zo houden. Winkels en Voorzieningen zijn inderdaad voor een belangrijk deel geconcentreerd bij de Stevensbloem en De Vink. Dat is echter niet overal zo. In een aantal gevallen is er voor gekozen om voorzieningen (scholen/kerk) op een andere plek in de wijk onder te brengen. De behoefte aan ruimte voor scholen zal de komende jaren dalen. Daarmee komt ruimte vrij voor ander gebruik. Het algemene beeld is dat het aanbod van maatschappelijke voorzieningen laag is. De behoefte aan voorzieningen komt naar het zich laat aanzien de komende jaren te liggen op het gebied van kinderopvang, jongerenwerk, gezondheids- en ouderenzorg. Locaties zijn in de wijk niet of nauwelijks voorhanden. Ruimte daarvoor is onvoldoende aanwezig in de omgeving van de Stevensbloem en zal elders moeten worden gevonden. Transformatie van de locatie aan de Mary Zeldenrustweg 18 is een voor de hand liggende keuze. Daarbij komt dat de locatie is gelegen aan de rand van een woonbuurt en grenst aan de uitlopers van het Stevenshofpark en de Dobbewetering. Om de
Ingebracht door: 14
Gevolgen voor het voorgestelde besluit aanduiding (-sm) toegevoegd. Zie aanpassingen onder a.
73
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
komende jaren flexibel op de behoefte in te kunnen spelen en niet onnodig te verzeilen in wijzigingsprocedures ligt een brede bestemming maatschappelijke doeleinden voor de hand. De aanwezigheid van de woonvoorziening voor ouderen de “Dobbegaarde” in de directe nabijheid biedt, met het oog op toekomstige ontwikkeling van een woonzorgconcept voor ouderen, een perspectief om de locatie beschikbaar te houden voor maatschappelijke doeleinden. Het is echter een van de mogelijkheden waarvoor de locatie ruimte kan bieden. Wat betreft overlast zullen te vestigen voorzieningen moeten voldoen aan milieuwetgeving. Wat betreft de verkeersaantrekkende werking en parkeren voorzien wij niet op voorhand problemen. Deze is afhankelijk van de te vestigen functie en de omvang daarvan. De locatie is gelegen aan een belangrijke ontsluitingsweg voor de Stevenshof en het huidige speelplein kan gebruikt worden als parkeergelegenheid. De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking. c. De locatie Mary Zeldenrustweg 18 grenst direct aan een woonbebouwing
c. De locatie Mary Zeldenrustweg 18 grenst direct aan een woonbebouwing
Geen
74
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
In het bestemmingsplan zijn geen onderzoeken naar de effecten naar de effecten op de omgeving te vinden. Zo zal er onderzoek moeten plaatsvinden voor wat betreft de geluidshinder. Ook onderzoek naar de verkeeraantrekkende werking en parkeernormen ontbreekt. Parkeermogelijkheden ontbreken terwijl er vooral in de avonduren een gebrek is aan reguliere parkeerplaatsen. Onderzoek naar de mate van overlast zoals bijvoorbeeld veroorzaakt door een jongerencentrum, kinderdagverblijf met buiten spelende kinderen en drugsverslaafden in het bestemmingsplan niet aangetroffen. Aan overleg omtrent gebruikswijziging binnen de brede bestemming Maatschappelijke doeleinden wordt geen waarde gehecht omdat daarmee geen wijziging wordt gebracht in de juridisch planologische situatie (p.87 toelichting ontwerp).
Veel maatschappelijke voorzieningen grenzen aan woningen. De afstand van het bestaande gebouw tot de dichtstbijzijnde woningen varieert tussen de 10 en 50 meter. Voor de meeste woningen in de omgeving pakt dat gunstiger uit. Voor Maatschappelijke Voorzieningen wordt over het algemeen voor wat betreft geluid uitgegaan van een voorkeursafstand tot woningen van 30 meter. In dit geval wordt een beperkter afstand tot de dichtstbijzijnde woning, met het oog op de ligging nabij een wijkontsluitingsweg (Dobbedreef-Mary Zeldenrustweg), niet onredelijk geacht. Het is niet noodzakelijk om ten aanzien van de vestiging van maatschappelijke functies al a priori onderzoek naar de mate van overlast of parkeerbehoefte te doen in het kader van het bestemmingsplan. Pas wanneer daadwerkelijk een functie wordt gevestigd kan onderzoek in het kader van bijvoorbeeld milieuwetgeving/vergunninge n noodzakelijk zijn. Indien een voorziening bij rechte kan worden gevestigd, dan is dit onderzoek in principe niet noodzakelijk.
Ingebracht door: 4,14
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking d) De aanzienlijke toegenomen d) De aanzienlijke toegenomen Plankaart:
75
Samenvatting ingekomen zienswijze bebouwingsmogelijkheden en veranderingen in de voorgevelrooilijnen zijn niet onderbouwd en hebben nadelige gevolgen voor nabijgelegen woningen.
Reactie van het college
Krachtens de plankaart mogen binnen het bebouwingsvlak gebouwen worden opgericht tot een hoogte van 7 meter terwijl maximaal 80% binnen dit oppervlak bebouwd mag worden. Dit betekent dat het vloeroppervlak van de huidige, 1 laagse bebouwing van ruim 1.000 m2 kan worden vergroot tot meer dan 2.500 m2 in 2 bouwlagen. Dat is een forse niet nader onderbouwde vergroting van de massa. Buiten het bebouwingsvlak zijn gebouwen toegestaan tot een oppervlak van 20 m2 en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 (met vrijstelling tot 150 m2) toegestaan met een hoogte van maximaal 3 meter.
Het is zeker niet de bedoeling het gebruiksoppervlak drastisch uit te breiden. Het bebouwingsvlak op de plankaart is foutief aangegeven en zal in het bestemmingsplan worden beperkt tot dat van het huidige gebouw. Binnen wordt dan een bebouwingspercentage van 100% opgenomen. De toegestane hoogte wordt beperkt tot 4 meter. De huidige bebouwing in één laag blijft gehandhaafd. De bestemming is daarbij gericht op het bestaande gebouw.
e. In het bestemmingsplan dient niet het huidige gebouw uitgangspunt te zijn maar een binnen de omgeving passende kwalitatieve ontwikkeling neergelegd. De huidige tijdelijke schoolaccommodatie getuigd qua materiaaltoepassing en in esthetisch opzicht niet van een goede ruimtelijke ordening.
e. In het bestemmingsplan Geen dient niet het huidige gebouw uitgangspunt te zijn maar een binnen de omgeving passende duurzame, kwalitatieve ontwikkeling neergelegd. Wij zijn niet voornemens nu in het bestemmingsplan vooruit te lopen op toekomstige ontwikkeling van de locatie. Er bestaan op dit moment geen concrete ontwikkelingsplannen. Het vastleggen van materiaaltoepassingen en esthetische uitgangspunten is in het bestemmingsplan niet
Ingebracht door: 14
bebouwingsmogelijkheden en veranderingen in de voorgevelrooilijnen zijn niet onderbouwd en hebben nadelige gevolgen voor nabijgelegen woningen.
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Op de plankaart zijn de contouren van het bouwvlak van de MZ18 aangepast aan de werkelijke omvang van het huidige gebouw.
De zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
76
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
aan de orde. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking f. Bestemming Maatschappelijke Doeleinden maakt wijziging in gebruikersgroep mogelijk zonder inspraakprocedure. Wanneer binnen de bestemming Maatschappelijke Doeleinden wijzigingen kunnen plaatsvinden zonder dat recht op inspraak en bezwaar wordt geboden verzoekt men om inperking van de bestemming Maatschappelijke Doeleinden voor alle locatie in de wijk. Ingebracht door: 4
f. Bestemming Maatschappelijke Doeleinden maakt wijziging in gebruikersgroep mogelijk zonder inspraakprocedure. Het College heeft gekozen voor een flexibele bestemming van ruimten voor Maatschappelijke Doeleinden. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte flexibel in te kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. In nagenoeg alle gevallen gaat het om ruimten die relatief gunstig zijn gelegen ten opzichte van woonbebouwing. Hierbij moet een goede balans worden gevonden tussen de mogelijke maatschappelijke functies en de woonfunctie. Functies die op gespannen voet staan met de woonomgeving, zoals een verslaafdenopvang of een religieuze instelling (behalve op locaties waar reeds een religieuze instelling aanwezig is), zijn niet rechtstreeks, en dus niet zonder planologische procedure, toegestaan.
Zie aanpassingen onder a. Functies die gevoelig liggen in een woonomgeving zijn niet rechtstreeks toegestaan.
De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking Thema: VII Haagse Schouwweg 16 e.o. a. Bezwaar wordt gemaakt tegen het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor Haagse Schouwweg 16
a. Bezwaar wordt gemaakt tegen het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor Haagse Schouwweg 16
Geen
77
Samenvatting ingekomen zienswijze e.o.
Reactie van het college
De locatie Haagse Schouwweg 16 e.o. is een prima locatie voor woningbouw ondanks bezwaren van de Milieudienst. Deze bezwaren kunnen met moderne technische middelen gemakkelijk worden verholpen.
Het College zal daar waar dat opportuun is de mogelijkheden voor woningbouw met graagte aangrijpen. In aanloop naar het opstellen van het bestemmingsplan zijn mogelijkheden voor woningbouw onderzocht. Voor de locatie is op initiatief van dhr. F. Schohaus, mede namens de familie van den Assem, onderzoek gedaan naar de milieusituatie. Deze onderzoeken zijn voorgelegd aan de Milieudienst West Holland. Er zijn een tweetal rapporten opgesteld m.b.t. woningbouw. Uit het onderzoek Luchtkwaliteit, woningbouw aan de Haagsche Schouw, d.d. 27 augustus 2007, AMP/IDDS blijkt dat in de autonome situatie en de situatie met planontwikkeling wordt voldaan aan de grenswaarden van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Het milieubeleidsplan van de gemeente Leiden is er echter op gericht geen gevoelige bestemmingen als woningbouw mogelijk te maken langs snelwegen. Uit het Akoestisch Rapport, woningbouw aan de Haagse Schouw te Leiden blijkt “doordat de maximale grenswaarde van 53 dB wordt overschreden is nieuwbouw op deze locatie niet mogelijk”. Gezien de bouwhoogte, het feit dat er al dubbellaags ZOAB op de A44 ligt en er een 3 meter hoog scherm staat, is
Ingebracht door: 10
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
e.o.
78
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
het niet mogelijk aanvullende maatregelen te treffen. Op basis van het bovenstaande concluderen wij dat er geen reden is nu, al dan niet als wijzigingsbevoegdheid, een woonbestemming op te nemen. Uiteraard is er belangstelling voor perspectiefrijke en aantoonbaar haalbare voorstellen voor ontwikkeling van de locatie. In dat geval gaat de voorkeur uit naar realisatie met toepassing van een projectbesluit of postzegelplan. Deze zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
Thema VIII Oprichting gebouwen aan of voor de voorgevelrooilijn (Beppy Nooystraat) a. Verzoek van de bewoners van Beppie Nooystraat 5 en 7 e.a. tot aanpassing paragraaf 10.2 zodat uitbreiding van woningen aan de voorzijde, in de Beppie Nooystraat of vergelijkbare woningen elders in de wijk, mogelijk is. In de Beppie Nooystraat bevindt zich voor een aantal woningen ruim twee meter voor de voorgevel een schuur. Er bestaan plannen de ruimte tussen schuur en woning vol te bouwen. Ingebracht door: 15
a. Verzoek van de bewoners Geen van Beppie Nooystraat 5 en 7 e.a. tot aanpassing paragraaf 10.2 zodat uitbreiding van woningen aan de voorzijde, in de Beppie Nooystraat of vergelijkbare woningen elders in de wijk, mogelijk is. Van het uitgangspunt dat wij geen medewerking willen verlenen aan het bouwen voor de voorgevelrooilijn, anders dan in die gevallen waar deze bebouwing al onderdeel uitmaakt van het oorspronkelijke bouwplan, willen wij in het bestemmingsplan niet afwijken. In artikel 3, Woondoeleinden, staan de bebouwingsvoorschriften
79
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
voor de woonfunctie nauwkeurig aangegeven. Bebouwing voor de voorgevelrooilijn heeft in veel gevallen een negatieve uitstraling op de straat als geheel. In specifieke situaties kan er onder voorwaarden sprake zijn van bouwplannen voor de voorgevelrooilijn waaraan wij medewerking willen verlenen. Dat kan met toepassing van artikel 3.23 van de Wro en binnen de voorwaarden van artikel 4.1.1. van het Besluit Ruimtelijke Ordening ontheffing worden verleend. Op voorhand kunnen wij niet aangeven of dat ook met uw bouwplan het geval zal zijn. Algemeen gesteld geven wij in situaties waar daarvoor ruimte is de voorkeur aan uitbreidingsplannen achter de voorgevelrooilijn. Deze zienswijzen komen niet voor overneming in aanmerking Thema IX Kerk en Klooster – Rijndijk 121 a. Het klooster heeft in het ontwerp – bestemmingsplan de bestemming Woondoeleinden gekregen, terwijl het bijgebouw de bestemming Maatschappelijke Doeleinden heeft gekregen. Beide panden vormen functioneel een geheel. Het lijkt wenselijk beide gebouwdelen dezelfde woonfunctie toe te kennen.
a. Het klooster heeft in het ontwerp – bestemmingsplan de bestemming Woondoeleinden gekregen, terwijl het bijgebouw de bestemming Maatschappelijke Doeleinden heeft gekregen. Beide panden vormen functioneel een geheel. Het lijkt wenselijk beide gebouwdelen dezelfde woonfunctie toe te kennen. Tegen het toekennen van een woonfunctie aan het
Plankaart: Bestemming Maatschappelijke doeleinden MD4 voor het bijgebouw van het klooster is gewijzigd in Wonen W4.
80
Samenvatting ingekomen zienswijze Ingebracht door:16
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
bijgebouw bestaat geen bezwaar. De zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
b. Het parkeerterrein op het voorterrein krijgt de functie woondoeleinden-tuin en mag alleen als tuin worden gebruikt. Verzoek het voorterrein mede te bestemmen voor parkeren of de toevoeging tuin te schrappen. Momenteel wordt het terrein gebruikt als parkeerterrein voor de kerk en de huidige bewoners. In het koopcontract is dit middels een erfdienstbaarheid vastgelegd. Ingebracht door:16
b. Het parkeerterrein op het voorterrein krijgt de functie woondoeleinden-tuin en mag alleen als tuin worden gebruikt. Verzoek het voorterrein mede te bestemmen voor parkeren of de toevoeging tuin te schrappen. Kerk en Klooster hebben als ensemble de status van gemeentelijk monument. Het voorterrein is deels als parkeerterrein ingericht en deels als tuin met groenvoorzieningen en groensingel. Het is zeker niet de bedoeling om de aanwezige groenstructuur aan te tasten. De bestemming Wonen- tuin zal gegeven worden aan de aanwezige groenvoorzieningen en groensingel. Het overblijvende deel van het gebied kan worden gebruikt voor parkeren.
Plankaart: Op de plankaart is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Wonen-tuin, met te beschermen groenelementen, en Verblijfsgebied, waar parkeren mogelijk is.
De zienswijze komt voor overname in aanmerking. c. Verzoek om aan de woonbestemming van het klosster een wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijke Doeleinden toe te voegen. Verzoeker wil in toekomst wellicht andere passende functie aan pand toekennen (zorg)hotel,
c. Verzoek om aan de Geen woonbestemming van het klooster een wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijke Doeleinden toe te voegen. Artikel 25, lid 4, biedt al de mogelijkheid om het plan te wijzigen in verband met de toevoeging van voorzieningen
81
Samenvatting ingekomen zienswijze seniorenwoningen, medische zorg. Ingebracht door:16
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
van maatschappelijke aard. Er is geen reden om aan de huidige Woonbestemming een afzonderlijke Wijzigingsbevoegdheid naar Maatschappelijke Doeleinden toe te voegen. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking.
Thema X Bedrijventerrein Westwal-Kenauweg e.o. a. De ondernemersvereniging Stevenshof betreurt het niet afzonderlijk te zijn geïnformeerd over de ter visielegging van het ontwerp – bestemmingsplan Stevenshof. Ingebracht door: 17
a. De ondernemersvereniging Geen Stevenshof betreurt het niet afzonderlijk te zijn geïnformeerd over de ter visielegging van het ontwerp – bestemmingsplan Stevenshof. Aan het ter visie leggen van het ontwerp – bestemmingsplan Stevenshof is een uitgebreide procedure vooraf gegaan. Over het voorontwerp – bestemmingsplan heeft inspraak plaatsgevonden met toezending van informatiefolder aan alle bewoners, bedrijven en instellingen, een inspraakavond met voorafgaand een inloopmiddag om vragen te stellen. Het ontwerp – bestemmingsplan is geheel conform de gebruikelijke procedure ter visie gelegd en daarvan heeft publicatie plaatsgevonden in de Stadskrant en de Staatscourant. De bestemmingsplanprocedure voorziet niet in afzonderlijke kennisgevingen aan bewoners bedrijven en instellingen.
82
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking b. De parkeerstrook naast de Kenauweg is te smal voor auto’s en vrachtwagens. Verbreding is slechts mogelijk aan de noordwestzijde van de weg. Een oplossing voor de problemen ziet de ondernemersvereniging in het toevoegen van de huidige sloot aan de bestemming verkeersdoeleinden. Ingebracht door:17
b. De parkeerstrook naast de Kenauweg is te smal voor auto’s en vrachtwagens. Verbreding is slechts mogelijk aan de noordwestzijde van de weg. In het ontwerp – bestemmingsplan is er voor gekozen om aan de Kenauweg en de aangrenzende groenstrook de bestemming Verkeersdoeleinden te geven. Binnen deze bestemming is een flexibele inrichting van de ruimte voor Verkeersdoeleinden mogelijk. Aan het watersysteem wordt al een aantal jaren een hogere prioriteit gegeven dan in het verleden het geval is geweest. Over de bestemming van waterwegen en sloten in de Stevenshof heeft in het kader van de Watertoets overleg met het Hoogheemraadschap Rijnland plaatsgevonden. Daarbij is op expliciet verzoek van het Hoogheemraadschap aan belangrijk geachte waterwegen en watergangen expliciet een waterbestemming gegeven. Het beleid van de gemeente is veeleer gericht op het verbeteren van het watersysteem. Een andere bestemming dan Water voor de watergang is nu niet aan de orde. Een oplossing kan worden gevonden door verlegging van de Kenauweg in oostelijke richting dichter op de bedrijven.
Plankaart: Op de plankaart is een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen langs de Kenauweg vanaf de ingang van de gemeentewerf (schuin tegenover Kenauweg 2) tot aan Kenauweg 11. In de voorschriften is in artikel 24 lid 7 een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen met de volgende tekst: Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
83
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Een andere mogelijkheid is verplaatsing van de Waterweg in westelijke richting. Uiteraard dient daarvoor overleg plaats te vinden met het Hoogheemraadschap. Met het oog op verplaatsing van de waterweg in westelijke richting en verbreding van de Kenauweg wordt langs de Kenauweg een Wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de aan de verbreding met een binnenplanse procedure medewerking kan worden verleend. De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking c. De stroken en terreinen buiten de bouwvlakken met de bestemming Bedrijfsdoeleinden of Sport en Recreatie voorzien voor tussenliggende gronden niet in een bestemming Verkeersdoeleinden. De toekenning van een bestemming Bedrijfsdoeleinden aan de gronden op het bedrijfsterrein Westwal staat bedrijven toe niet alleen personenauto’s en vrachtauto’s maar ook goederen en materieel te stallen. Dit is niet in overeenstemming met de doelstelling van het project Schoon, Heel en Veilig. Hiermee hangt samen de formulering van artikel 15 van de Voorschriften. Ingebracht door:17
c. De stroken en terreinen Geen buiten de bouwvlakken met de bestemming Bedrijfsdoeleinden of Sport en Recreatie voorzien voor tussenliggende gronden niet in een bestemming Verkeersdoeleinden. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de regels van de Nota “Bestemmingsplan Nieuwe Stijl”. Uitgangspunt is globale en flexibele wijze van bestemmen. In het plan is de openbare ontsluitingsstructuur van het bedrijfsterrein bestemd voor Verkeersdoeleinden. De bedrijfsgebouwen en omliggende onbebouwde gronden hebben een bestemming Bedrijfsdoeleinden gekregen. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van gronden met de bestemming
84
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Bedrijfsdoeleinden ligt bij de betrokken bedrijven. Het bestemmingsplan is niet het kader om beheersproblemen op te lossen. In een aantal gevallen kan de Algemene Plaatselijke Verordening of de Wet Milieubeheer een kader bieden. Wel dient bedacht te worden dat opslag van goederen en materieel inherent zijn de bedrijfsbestemming en bedrijfsvoering. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking d. Tussen sloot en gemeentewerf aan de Kenauweg ligt een groenstrook. Voorgesteld wordt deze strook ook als groen te bestemmen. De groenstrook wordt gewenst geacht als een blijvende visuele afscherming. Ingebracht door:17
d. Tussen de sloot en de gemeentewerf aan de Kenauweg ligt een groenstrook. Voorgesteld wordt deze strook ook als groen te bestemmen. De globale en flexibele bedrijfsbestemming biedt alle ruimte voor groenvoorzieningen, ook voor deze groenstrook. Er is geen reden voor deze strook een uitzonderingspositie in het plan op te nemen, anders dan de overige bedrijfsbestemmingen.
Geen
De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking e. In het huidige groengebied aan de noordwestzijde van de Kenauweg ligt een nieuw terrein met de bestemming Bedrijfsdoeleinden. Verzoek dit terrein op te schuiven aansluitend aan de “gemeentewerf”. Aansluiting op de
e. In het huidige groengebied aan de noordwestzijde van de Kenauweg ligt een nieuw terrein met de bestemming Bedrijfsdoeleinden. Verzoek dit terrein op te schuiven aansluitend aan de “gemeentewerf”. Tegen het omklappen van het
Plankaart: Op de plankaart is het zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebied langs de Kenauweg in noordoostelijke richting verschoven. Het vormt zo één geheel met het aangrenzende bedrijfsterrein (Gemeentewerf). Het
85
Samenvatting ingekomen zienswijze gemeentewerf biedt meerdere voordelen; geen extra inspanningen visuele afscheiding gemeentewerf, aansluiting bestaande groenstrook en sloot, uitzicht bedrijven onderhoud, beveiliging en wellicht vervallen behoefte aan extra uitrit. Ingebracht door: 17, 18. 19
Reactie van het college
f. Het is onduidelijk wat de status van de plannen voor de uitbreiding van de gemeentewerf is. Het gaat om de wijziging van de bestemming van de huidige ecologische zone voor uitbreiding van de gemeentewerf (containeropslag), kapvergunning bomen, toestemming provincie Zuid – Holland, bouwvergunning en andere vergunningen alsook de planning.
f. Het is onduidelijk wat de Geen status van de plannen voor de uitbreiding van de gemeentewerf is. De zone, waar de uitbreiding van de gemeentewerf is voorzien, is in het vigerende bestemmingsplan bestemd voor gebruik als opslag en/of werkterrein en voor groenvoorzieningen alsmede toegangswegen, water e.d., maar kan zonder vrijstelling niet worden bebouwd (Aanduiding “O”, Steunpunt wegonderhoud en groenvoorzieningen). Met de vaststelling van het bestemmingsplan krijgen alle gronden die deel gaan uitmaken van de gemeentewerf de bestemming Bedrijfsdoeleinden. De kapvergunning is niet verleend omdat niet aan alle procedurele vereisten was voldaan. Een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. De aanvraag voor een milieuvergunning is bij de provincie bekend. In de aanvraag komen tal van onderwerpen aan de orde geluidsmetingen, geurproeven en verkeersbewegingen.
Ingebracht door: 18
gebied bestaan niet dusdanige bezwaren dat van medewerking moet worden afgezien. De zienswijze komt voor overneming in aanmerking
Gevolgen voor het voorgestelde besluit tussenliggende groengebied is ten zuidwesten van dit gebied teruggekomen en vormt samen met de op de plankaart reeds aanwezige groenstrook een geheel. Per saldo is het oppervlakte aan bedrijventerrein met deze verschuiving gelijk gebleven.
86
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Aanvullende geluidsmetingen zijn nodig waarop definitieve aanvraag bij provincie volgt. Bouwvergunningen worden aangevraagd wanneer milieuvergunning en kapvergunning zijn verleend. Planning is afhankelijk van vergunningen. De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking g. Schoon, heel en veilig. Garantie van gemeente dat vestiging niet leidt tot stank, stof, rommel, lawaai en opstoppingen. Ingebracht door: 18
g. Schoon, heel en veilig. Geen De werf moet net als andere gebruikers van het bedrijventerrein Westwal voldoen aan de eisen van de milieuvergunning. Als locatie-eigenaar en lid ondernemersvereniging zal de gemeente zich committeren aan onderlinge afspraken. Bij inrichtingsplannen is rekening gehouden met maatregelen die eventuele overlast beperken. Het aantal verkeersbewegingen is beperkt, zo’n 10 a 20 per dag. De verkeersbewegingen vinden bovendien overwegend plaats op de rustige uren buiten de spits. Het af- en opzetten van gesloten vuilcontainers zal op het terrein zelf plaatsvinden. Het bestemmingsplan maakt de aanleg van twee rotondes (Haagse SchouwwegStevenshofdreef en Hadewijchlaan – Stevenshofdreef) in de directe nabijheid van het bedrijfsterrein mogelijk. De aanleg van deze rotondes zal bijdragen aan een verbetering
87
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid in de nabijheid van de Kenauweg De zienswijze komt niet voor overneming in aanmerking
Thema XI Watertoets Hoogheemraadschap en Water a. Actualisering beleidstekst. Het Hoogheemraadschap verzoekt de gemeente het beleid van het Hoogheemraadschap zoals verwoord in Hoofdstuk 7, p.50 te actualiseren door opname van een in de zienswijze opgenomen tekst.
a. Actualisering beleidstekst. Beleidstekst Hoogheemraadschap wordt geactualiseerd conform voorgestelde tekst. De zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Toelichting: In Toelichting onder Hoofdstuk 7, Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland wordt de tekst vervangen door onderstaande: Waterplan Rijnland Op 1 maart 2006 heeft het algemeen bestuur van Rijnland een nieuw waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006 – 2009” vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in “Waterwerk Rijnland 2006-2009” bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om
88
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekeninghoudend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Keur en Beleidsregels 2006 De “Keur en Beleidsregels 2006” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels(gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
89
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt ons beleid aangepast. Uitgangspunt is dat wij streven naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3.
b. Verzoek wateringen op een aantal plaatsen nauwkeuriger aan te geven als dubbelbestemming en ontbrekende waterkering bij spoorlijn aan te geven. Beschermingszone van waterkering dient een breedte te krijgen van 15 m.
b. Verzoek wateringen op een aantal plaatsen nauwkeuriger aan te geven als dubbelbestemming en ontbrekende waterkering bij spoorlijn aan te geven. Beschermingszone van waterkering dient een breedte te krijgen van 15 m. Waterkeringen worden binnen de technische mogelijkheden zo nauwkeurig mogelijk weergegeven met een breedte van 15 m.
Plankaart: Op de plankaarten zijn alle waterkeringen nauwkeurig aangeven met beschermingszone van 15 m. Daarnaast zijn ontbrekende waterkeringen toegevoegd aan de plankaart.
De zienswijze komt voor overneming in aanmerking c. De dubbelbestemming “waterkering” ontbreekt in de voorschriften. Ter bescherming van de veiligheid en de stabiliteit van de waterkering dient de beschermingszone van de waterkering als primaire bestemming waterkering te krijgen.
c. De dubbelbestemming “waterkering” ontbreekt in de voorschriften. Ter bescherming van de veiligheid en de stabiliteit van de waterkering dient de beschermingszone van de waterkering als primaire bestemming waterkering te krijgen. (mede)bestemming waterkering wordt alsnog in het plan opgenomen.
Voorschriften: In de voorschriften is artikel 23 Waterkering (medebestemming) opgenomen.
De zienswijze komt voor overneming in aanmerking
90
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
d. Bij bestemming “Water” opnemen dat bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater advies moet worden ingewonnen bij de waterbeheerder. Het is op grond van Rijnlands Keur verplicht om een vergunning aan te vragen voor het aanpassen van het oppervlaktewater.
d. Bij bestemming “Water” opnemen dat bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater advies moet worden ingewonnen bij de waterbeheerder. De opmerking over advies van de waterbeheerder en het aanvragen van een vergunning voor het aanpassen van het oppervlaktewater hoort net als het moeten voldoen aan milieuvoorschriften niet in de Voorschriften thuis. In de keur van het Hoogheemraadschap wordt ook niet verwezen naar gemeentelijke regelgeving. Wel zal de opmerking worden opgenomen in de Toelichting bij het bestemmingsplan.
e. Waterrecreatie komt in bestemmingsplan niet aan de orde zoals o.a. blijkt uit ontbreken van aandacht voor het steeds ondieper wordende vaarwater.
e. Waterrecreatie komt in bestemmingsplan niet aan de orde zoals o.a. blijkt uit ontbreken van aandacht voor het steeds ondieper wordende vaarwater. Zoals u zelf al aangeeft is het Leidse waterplan het document waarin de gemeente haar visie op water en waterrecreatie weergeeft. Het Leidse Waterplan zal dan ook worden opgenomen in het hoofdstuk Gemeentelijk Beleid. Aan water wordt in het plan overigens wel degelijk aandacht geschonken. Wij wijzen u hierbij op Hoofdstuk 4.1.2. en Hoofdstuk 7.
Ingebracht door:21
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
Toelichting: In de Toelichting van bestemmingsplan aan hierboven onder a. genoemde tekst toevoegen: Bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater moet advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Rijnland).Het is op grond van Rijnlands Keur verplicht om een vergunning aan te vragen voor het aanpassen van het oppervlaktewater en in sommige gevallen op grond van de wet Verontreiniging oppervlaktewater. Dempingen moeten mogelijk in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden gemeld. Formulieren voor De zienswijze komt deels voor meldingen en vergunningen overneming in aanmerking kunt u downloaden van de website www.rijnland.net onder de knop E-loket Het Waterplan Leiden (2007) is toegevoegd aan de toelichting, op pagina 45. Daarnaast is de complete waterparagraaf herschreven en geactualiseerd.
91
Samenvatting ingekomen zienswijze
Reactie van het college
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
De Veenwatering is nog niet zo lang geleden gebaggerd door de gemeente Leiden. De Dobbewatering zal worden opgenomen in planning voor het baggeren van Zuidwest Rijnland. Naar verwachting zal dit in 2009 gaan plaatsvinden. Plannen zullen worden gepubliceerd op de website van het Hoogheemraadschap Rijnland. Veenwatering en Dobbewatering zijn verboden voor motorvaart, behoudens vergunninghouders. Voor het bevaren van deze wateren met een motorboot is een Bvergunning nodig. De zienswijze komt deels voor overneming in aanmerking.
Thema XII Leidingen a. Verzoek om bovengrondse hoogspanningsleidingen gewijzigd en ondergrondse hoogspanningsleidingen in het bestemmingsplan op te nemen.
a. Verzoek om bovengrondse hoogspanningsleidingen gewijzigd en ondergrondse hoogspanningsleidingen in het bestemmingsplan op te nemen.
Verzocht wordt om; - met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” niet alleen de lengte – as van de hoogspanningsverbinding op de plankaart aan te geven maar de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as; - met de aanduiding “ondergrondse
Het bestemmingsplan zal op genoemde punten worden aangepast. De zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Plankaart: Op de plankaart is met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as aangegeven; Op de plankaart is met de aanduiding “ondergrondse hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aangegeven, waarbij een begrenzing is aangehouden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed; Voorschriften: - Artikel 22, Leidingen is aangevuld met
92
Samenvatting ingekomen Reactie van het college zienswijze hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aan te geven en daarbij een begrenzing aan te houden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed; - Artikel 19, Leidingen aan te vullen voor “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 19, lid 5 op te nemen dat de lengte van hoogspanningsmasten ten hoogste 40 meter mag bedragen; - het aanlegvergunningstelsel te laten gelden voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; - in lid 6 sub b de vetgedrukte passage op te nemen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…” - nieuw lid 6 sub f: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”. - in lid 8 en 9 niet alleen verwijzen naar aardgastransportleiding maar tevens naar hoogspanningverbinding; - In de Toelichting in hoofdstuk 8.10 melding te maken van de aanwezigheid van de elektriciteitswerken van Tennet en het bedrijf tijdig te betrekken bij het overleg indien uit het bestemmingsplan voortvloeiende werkzaamheden zich uitstrekken in de richting van
Gevolgen voor het voorgestelde besluit “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 22, lid 5 is opgenomen dat de hoogte van hoogspanningsmasten maximaal 40 meter mag bedragen; - het aanlegvergunningstelsel geldt voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; - in lid 6 sub b is de vetgedrukte passage opgenomen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…” - in een nieuw lid 6 sub f is opgenomen: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”. - in lid 8 en 9 wordt niet alleen verwezen naar de aardgastransportleiding maar tevens naar de hoogspanningverbinding; Toelichting - In Hoofdstuk 8.10 is opgenomen: In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, bevinden zich boven – en ondergrondse gedeelten van de 150 kV – en telecommunicatieverbinding Voorburg – Leiden van Tennet, te weten: - het lijngedeelte ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haa gweg; - het overgangspunt tussen het bovengrondse en
93
Samenvatting ingekomen zienswijze eigendommen van het bedrijf. - in het bestemmingsplan de termen “ondergrondse hoogspanningleiding” en “bovengrondse hoogspanningsleiding te gebruiken” waar de benaming “hoogspanningsleiding wordt gebruikt.
Reactie van het college
Ingebracht door: 25
Thema XIII 1
Gevolgen voor het voorgestelde besluit ondergrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding (het zogenaamde opstijgpunt De Vink) aan de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haa gweg; - het kabelgedeelte onder de spoorbaan Den Haag – Leiden, de Rijndijk en door de Oude Rijn. Langs de spoorbaan Den Haag – Leiden ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/ de Rijndijk en door de Oude Rijn. Tennet dient tijdig te worden betrokken bij het overleg over uit het bestemmingsplan voortvloeiende werkzaamheden die zich uitstrekken in de richting van eigendommen van het bedrijf.
Diversen
Woonboot Woonboot aan de Valkenburgseweg 49 is niet in bestemmingsplan opgenomen In 1991 is er voor de woonboot aan de Valkenburgseweg 49 een ligplaatsvergunning verstrekt. Verzoek aanpassing bestemmingsplan
Woonboot aan de Plankaart: Valkenburgseweg 49 is niet in De woonboot is positief bestemmingsplan opgenomen bestemd op de plankaart. De woonboot is bij het opstellen ten onrechte niet in het plan opgenomen. De zienswijze komt voor overneming in aanmerking.
Ingebracht door: 20
2
Tennisvereniging Stevenshof Opmerkingen tennisvereniging zijn in ontwerp – bestemmingsplan afdoende verwerkt
Opmerkingen tennisvereniging zijn in ontwerp – bestemmingsplan afdoende verwerkt
Geen
Ingebracht door: 22
94
Samenvatting ingekomen zienswijze Gemeente Katwijk ziet geen reden tot opmerkingen
Reactie van het college Gemeente Katwijk ziet geen reden tot opmerkingen
Gevolgen voor het voorgestelde besluit Geen
3 Ingebracht door: 26 Beperking uitbreidingsmogelijkheden woning Rijndijk 142.
4
De woning heeft volgens het vigerende bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant. In het ontwerp – bestemmingsplan worden de mogelijkheden tot uitbreiding van de woning aan de zijkant beknot. Verzoek deze mogelijkheden ook in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen. Ingebracht door: 27
Beperking Geen uitbreidingsmogelijkheden woning Rijndijk 142. De besluitvorming rondom de uitbreiding van Rijndijk 142 heeft nog niet plaatsgevonden. De plannen zijn nog in behandeling en de adviezen zijn deels negatief. Daarop vooruitlopend wordt de uitbreiding niet in het bestemmingsplan opgenomen. De woning heeft volgens het Geen vigerende bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant. Deze uitbreidingsmogelijkheid is nooit benut. Thans is een principeplan in behandeling om de woning uit te breiden en de adviezen zijn deels negatief. Daarop vooruitlopend wordt de uitbreiding niet in het bestemmingsplan opgenomen.
95
Staat van Wijzigingen als gevolg van ingediende zienswijzen
Ingebracht door: 6, 24
Wijziging: Voorschriften: - Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1 wordt als volgt gewijzigd: 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen; 3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak worden volledig ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet meegerekend. Ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van 4.000 m2. 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen.
6
6,24
- Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt lid 7: 7.In het wijzigingsplan wordt zo mogelijk een halte voor busvervoer opgenomen. Planvoorschriften: Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Wijzigingsbevoegdheden, Wijzigingsbevoegdheid I, onder a, wordt horeca tot maximaal categorie III toegevoegd. Horeca is nu abusievelijk niet in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. - Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt lid 8; 8. De invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt is afhankelijk van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk. Voorschriften Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt: 9. In het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden. In de toelichting is dit punt aangepast.
96
4, 6, 24
7, 8
7, 8
7, 8
4, 14
- Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, lid 4 wordt als volgt gewijzigd: 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen. Voorschriften: Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V, onder b. wordt als volgt gewijzigd: b. de maximale hoogte aan de zijde van het Ina Boudier Bakkerplein ten hoogste 7 m mag bedragen. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V, onder c. wordt als volgt gewijzigd: c. de maximale hoogte aan de zijde van de Top Naeffstraat maximaal 4 m mag bedragen. Voorschriften Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V lid 1 zal als volgt worden gewijzigd: Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” ten behoeve van de uitbreiding van de daar aanwezige gebouwen” Voorschriften Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), 4. gebied IV (Expeditiehoven.) zal als volgt worden gewijzigd: De bestemming “Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” met dien verstande dat: a. de hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen; b. een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren beschikbaar is. In de voorschriften wordt artikel 1 lid 31 als volgt aangepast: maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugden kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. In de voorschriften wordt artikel 5 Maatschappelijke doeleinden als volgt aangepast: Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Maatschappelijke doeleinden “MD” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1 onder 31; 2. Met daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze bestemming. 3. Met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, speelvoorzieningen, wegen en paden, nuts- en parkeervoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
97
4. Ter plaatse van de aanduiding “ds” is een dierenasiel toegestaan en ter plaatse van de aanduiding “w” zijn de gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning behorende bij een dierenasiel, met bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak. 5. Ter plaatse van de aanduiding “re” is een religieuze voorziening toegestaan. 6. Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen
Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik niet-woonfuncties 7. Voor niet-woonfuncties geldt dat uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 8. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. 9. In afwijking van het bepaalde in lid 8 is het toegestaan om kleine gebouwen tot een oppervlak 20 m2 en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 op te richten buiten het bebouwingsvlak. De hoogte van deze kleine gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen. bedrijfswoningen. 10. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “w” is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan. De bepalingen van artikel 3 (Woondoeleinden) zijn van overeenkomstige toepassing op de op de kaart als zodanig aangeduide bedrijfswoning met bijbehorend terrein. hoogte gebouwen 8. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 9. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd.
98
Indien een bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bebouwd oppervlak dit percentage niet overschrijden.
kelders 10. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw; 11. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is.
11, 12, 13
14
Vrijstelling. 12. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9 voor de oprichting van aanbouwen en bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak tot een maximum van 150 m2 per instelling. Plankaart: Voor locatie MZ 18 aan MD aanduiding (-sm) toegevoegdRenvooi aangepast Betreft locatie Wijzigingsbevoegdheid II. De plankaart is aangepast op de volgende punten: - De Romneyloods nabij de brug is in een woonbestemming gebouwd. De woonbestemming is hier teruggebracht, zoals in het vigerende bestemmingsplan reeds het geval was. Omdat de loods niet middels een procedure mogelijk is gemaakt, is deze niet positief bestemd. - Het terrein van de voedingsmiddelenfabriek is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. - Het terrein van het aannemersbedrijf is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. - Het terrein van het bedrijf op Rijndijk 180/180a is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Op de plankaart zijn de contouren van het bouwvlak van de MZ18 aangepast aan de werkelijke omvang van het huidige
99
16
16
17
17, 18, 19
21
gebouw. Plankaart: Bestemming Maatschappelijke doeleinden MD4 voor het bijgebouw van het klooster (Rijndijk 121) is gewijzigd in Wonen W4. Plankaart: Op de plankaart is voor Rijndijk 121 een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Wonen-tuin, met te beschermen groenelementen, en Verblijfsgebied, waar parkeren mogelijk is. Plankaart: Op de plankaart is een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen langs de Kenauweg vanaf de ingang van de gemeentewerf (schuin tegenover Kenauweg 2) tot aan Kenauweg 11. In de voorschriften is in artikel 24 lid 7 een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen met de volgende tekst: Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Plankaart: Op de plankaart is het zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebied langs de Kenauweg in noordoostelijke richting verschoven. Het vormt zo één geheel met het aangrenzende bedrijfsterrein (Gemeentewerf). Het tussenliggende groengebied is ten zuidwesten van dit gebied teruggekomen en vormt samen met de op de plankaart reeds aanwezige groenstrook een geheel. Per saldo is het oppervlakte aan bedrijventerrein met deze verschuiving gelijk gebleven. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in “Waterwerk Rijnland 2006-2009” bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekeninghoudend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden
100
maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Keur en Beleidsregels 2006 De “Keur en Beleidsregels 2006” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels(gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
21
21
21
21
Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt ons beleid aangepast. Uitgangspunt is dat wij streven naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3. Plankaart: Op de plankaarten zijn alle waterkeringen nauwkeurig aangeven met beschermingszone van 15 m. Daarnaast zijn ontbrekende waterkeringen toegevoegd aan de plankaart. Voorschriften: In de voorschriften is artikel 23 Waterkering (medebestemming) opgenomen. Toelichting bij bestemmingsplan In de Toelichting van bestemmingsplan aan hierboven onder a. genoemde tekst toevoegen: Bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater moet advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Rijnland).Het is op grond van Rijnlands Keur verplicht om een vergunning aan te vragen voor het aanpassen van het oppervlaktewater en in sommige gevallen op grond van de wet Verontreiniging oppervlaktewater. Dempingen moeten mogelijk in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden gemeld. Formulieren voor meldingen en vergunningen kunt u downloaden van de website www.rijnland.net onder de knop E-loket. Het Waterplan Leiden (2007) is toegevoegd aan de toelichting, op pagina 45. Daarnaast is de complete waterparagraaf herschreven en
101
25
geactualiseerd. Plankaart: Op de plankaart is met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as aangegeven; Op de plankaart is met de aanduiding “ondergrondse hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aangegeven, waarbij een begrenzing is aangehouden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed; Voorschriften: - Artikel 22, Leidingen is aangevuld met “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 22, lid 5 is opgenomen dat de hoogte van hoogspanningsmasten maximaal 40 meter mag bedragen; - het aanlegvergunningstelsel geldt voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; - in lid 6 sub b is de vetgedrukte passage opgenomen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…” - in een nieuw lid 6 sub f is opgenomen: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”. - in lid 8 en 9 wordt niet alleen verwezen naar de aardgastransportleiding maar tevens naar de hoogspanningverbinding; Toelichting - In Hoofdstuk 8.10 is opgenomen:
20
In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, bevinden zich boven – en ondergrondse gedeelten van de 150 kV – en telecommunicatieverbinding Voorburg – Leiden van Tennet, te weten: - het lijngedeelte ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haagweg; - het overgangspunt tussen het bovengrondse en ondergrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding (het zogenaamde opstijgpunt De Vink) aan de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haagweg; - het kabelgedeelte onder de spoorbaan Den Haag – Leiden, de Rijndijk en door de Oude Rijn. Langs de spoorbaan Den Haag – Leiden ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/ de Rijndijk en door de Oude Rijn. Tennet dient tijdig te worden betrokken bij het overleg over uit het bestemmingsplan voortvloeiende werkzaamheden die zich uitstrekken in de richting van eigendommen van het bedrijf. De woonboot bij Valkenburgseweg 49 is positief bestemd op
102
de plankaart. Hoofdstuk 4 4.1
Ambtshalve wijzigingen
Toelichting
Hoofdstuk 1 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 1.5 Overzicht zienswijzenfase toegevoegd. Hoofdstuk 2 Algemeen:
Hoofdstuk 3 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen.
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen.
Hoofdstuk 4 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 4.1 Beschrijving van de ontwikkelingsmogelijkheden rond De Groote Vink zijn verwijderd wegens het komen te vervallen van de wijzigingsbevoegdheid alhier. Hoofdstuk 5 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 5.2 Beschrijving rondom de fabriek voor Diastatische Producten aangescherpt. Paragraaf 5.2 Zinsnede opgenomen over het opnemen van de bestaande situatie ter hoogte van De Groote Vink (in plaats van een wijzigingsbevoegdheid).
103
Hoofdstuk 6 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 6.1 De Groote Vink wordt nu beschreven als een locatie waar mogelijk in de toekomst, maar in naar verwachting buiten deze planperiode, ontwikkelingen plaats zullen vinden. Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat in compensatie van bestaande parkeerplaatsen moet worden voorzien. Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat, indien in de toekomst door technische innovaties woningbouw mogelijk is, dit door middel van een wijzigingsplan kan worden gerealiseerd. Paragraaf 6.3 Oude paragraaf 6.3 (IJsbaan en tenniscomplex) is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. Paragraaf 6.4 Oude paragraaf 6.4 over de verbinding A4-A44 is herschreven als gevolg van recente ontwikkelingen met betrekking tot deze “Rijnlandroute”. Paragraaf 6.11 Oude paragraaf 6.11 is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. Paragraaf 6.10 Nieuwe paragraaf 6.10 (Fabriek van Diastatische Producten). Hoofdstuk 7 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 7.1 Waterparagraaf grotendeels herschreven en geactualiseerd aan de hand van nieuw beleid. Hoofdstuk 8 Algemeen
Hoofdstuk 9 Algemeen:
Hoofdstuk 9 Algemeen:
Het complete hoofdstuk is herschreven. Het is korter en bondiger geworden en gebaseerd op het meest recente beleid. De diverse ontwikkelingslocaties zijn meegenomen in dit Milieu-hoofdstuk.
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Verouderd beleid niet langer opgenomen en recent beleid toegevoegd.
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen.
104
Planbeschrijving aangepast naar aanleiding van wijzigingen in de voorschriften (zie 4.2 Voorschriften) Hoofdstuk 10 t/m 13 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Bijlage 2 Geactualiseerde bedrijvenlijst opgenomen
4.2
Voorschriften
Artikel 1.1 Artikel 1.8 Artikel 1.26 Artikel 1.31
Geactualiseerd plankaartnummer opgenomen Begripsbepaling b.v.o. opgenomen Begripsbepaling geluidscontour industrielawaai opgenomen Begripsbepaling maatschappelijke voorzieningen herschreven. Geconcretiseerde termen gebruikt en religieuze voorzieningen verwijderd (religieuze voorzieningen worden positief bestemd op de plankaart). Artikel 3 In lid 12 is een verkeerde verwijzing aangepast. Artikel 4 In lid 10 is een verkeerde verwijzing aangepast. Artikel 5 Artikel 5 (Maatschappelijke doeleinden) is compleet herschreven. Ondergeschikte horeca en detailhandel is toegestaan (bijvoorbeeld verkoop van etenswaren in een schoolkantine). Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen Religieuze gebouwen zijn positief bestemd. Artikel 9 In lid 2 is een sub f toegevoegd ten behoeve van een meubelmakerij (categorie 2) op het perceel Valkenburgseweg 10. Dit bedrijf is via een ontheffing mogelijk gemaakt. Lid 19 Nadere eisen toegevoegd Artikel 10 Ten behoeve van de Stevensbloem is in het artikel Gemengde doeleinden een aanduiding “k” opgenomen, die kantoren mogelijk maakt op de 1e en 2e verdieping, conform de huidige juridische situatie. In lid 6 is de maximale toegestane horeca-categorie op II gesteld. Categorie III is mogelijk middels vrijstelling. Artikel 11 In lid 5 is een verkeerde verwijzing aangepast Artikel 18 Artikel 18 (archeologie) is vervangen door vier nieuwe artikelen 18, 19, 20 en 21. Op de plankaart staan vier verschillende aanduidingen. Artikel 26 Lid 1 sub f is toegevoegd. Hierin is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen om horeca-instellingen tot maximaal categorie III mogelijk te maken op locaties waar maximaal categorie II rechtstreeks is toegestaan. Bijlage 1
Vervangen door geactualiseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten (nieuwe bijlagen 1 t/m 4)
105
4.3
Plankaart • • • • • • • • •
• •
• •
•
• •
De bouwhoogte van het gebouw aan de Mary Zeldenrustweg 18 is veranderd in 5 meter, conform het bestaande gebouw. Het bouwvlak op het perceel Mary Zeldenrustweg 18 is strak rond de bestaande bebouwing gelegd. De bouwhoogte van het gebouw van de IJsbaan aan de Dobbedreef is veranderd in 6 meter. De waterkeringen zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. Ter hoogte van De Groote Vink zijn leidingenstroken van bestaande bovengrondse en ondergrondse leidingen ingetekend. De archeologische waardenkaarten zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. Het gebied voor wijzigingsbevoegdheid I (De Kleine Vink) is uitgebreid ten behoeve van het kunnen realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. Op de ontsluitingswegen zijn extra bestemmingssymbolen aangebracht. Aan de Kenauweg is een gedeelte van de bedrijfsbestemming verschoven in noordelijke richting, waarbij het aantal vierkante meters bedrijventerrein en groen gelijk zijn gebleven. Aan de Kenauweg is een wijzigingsgebied VII ingetekend, welke het mogelijk maakt om de Kenauweg middels een wijzigingsplan te verbreden. Bij winkelcentrum De Stevenbloem is een gedeelte van de luifel meegenomen in het bouwvlak, Bij winkelcentrum De Stevenbloem is voor enkele delen de aanduiding veranderd in GDk, waardoor kantoren op de 1e en 2e verdieping mogelijk blijven, Op de Hoogwerkerlocatie aan de Rijndijk is een gedeelte van de woonbestemming veranderd in een bedrijfsbestemming. Het gebied wijzigingsbevoegdheid III is verkleind, zodat deze niet op de woonbestemming ligt. Op het perceel Valkenburgseweg 10 is op de bestaande schuur een bedrijfsbestemming gelegd ten behoeve van een meubelmakerij. Hiervoor is een ontheffingsprocedure gevoerd. Gebied ontsloten aan de Esther de Boer – van Rijkstraat van woonbestemming veranderd in de bestemming Verblijfsdoeleinden In het renvooi is de bestemmingsaanduiding MO aangepast in M.
Hoofdstuk V Staat van Wijzigingen Aanpassingen Zienswijzen Toelichting Hoofdstuk 7 Paragraaf 7.1 Het Waterplan Leiden (2007) is toegevoegd aan de toelichting. Daarnaast is de complete waterparagraaf herschreven en geactualiseerd. Paragraaf 7.1.1 Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland wordt de tekst vervangen door onderstaande: Waterplan Rijnland Op 1 maart 2006 heeft het algemeen bestuur van Rijnland een nieuw waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006 – 2009” vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en
106
maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in “Waterwerk Rijnland 2006-2009” bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekeninghoudend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Paragraaf 7.1.1 Keur en Beleidsregels 2006 De “Keur en Beleidsregels 2006” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels(gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt ons beleid aangepast. Uitgangspunt is dat wij streven naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3. `
Hoofdstuk 8 Paragraaf 10
In de Toelichting van bestemmingsplan aan hierboven genoemde tekst toevoegen: Bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater moet advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Rijnland).Het is op grond van Rijnlands Keur verplicht om een vergunning aan te vragen voor het aanpassen van het oppervlaktewater en in sommige gevallen op grond van de wet Verontreiniging oppervlaktewater. Dempingen moeten mogelijk in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden gemeld. Formulieren voor meldingen en vergunningen kunt u downloaden van de website www.rijnland.net onder de knop E-loket. In het plangebied waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, bevinden zich boven – en ondergrondse gedeelten van de 150 kV – en telecommunicatieverbinding Voorburg – Leiden van Tennet, te weten: - het lijngedeelte ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haagweg;
107
- het overgangspunt tussen het bovengrondse en ondergrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding (het zogenaamde opstijgpunt De Vink) aan de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haagweg; - het kabelgedeelte onder de spoorbaan Den Haag – Leiden, de Rijndijk en door de Oude Rijn. - Langs de spoorbaan Den Haag – Leiden ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/ de Rijndijk en door de Oude Rijn. Tennet dient tijdig te worden betrokken bij het overleg over uit het bestemmingsplan voortvloeiende werkzaamheden die zich uitstrekken in de richting van eigendommen van het bedrijf. Voorschriften: Artikel 1, 31 In de voorschriften wordt artikel 1 lid 31 als volgt aangepast: maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. Artikel 5
In de voorschriften wordt artikel 5 Maatschappelijke doeleinden als volgt aangepast: Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Maatschappelijke doeleinden “MD” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1 onder 31; 2. Met daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze bestemming. 3. Met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, speelvoorzieningen, wegen en paden, nuts- en parkeervoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Ter plaatse van de aanduiding “ds” is een dierenasiel toegestaan en ter plaatse van de aanduiding “w” zijn de gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning behorende bij een dierenasiel, met bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak. 5. Ter plaatse van de aanduiding “re” is een religieuze voorziening toegestaan. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik 6. Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen niet-woonfuncties 7. Voor niet-woonfuncties geldt dat uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 8. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. 9. In afwijking van het bepaalde in lid 8 is het toegestaan om kleine gebouwen tot een oppervlak 20 m2 en een gezamenlijk oppervlak van ten
108
hoogste 100 m2 op te richten buiten het bebouwingsvlak. De hoogte van deze kleine gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen. bedrijfswoningen. 10. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “w” is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan. De bepalingen van artikel 3 (Woondoeleinden) zijn van overeenkomstige toepassing op de op de kaart als zodanig aangeduide bedrijfswoning met bijbehorend terrein. hoogte gebouwen 8. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 9. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd. Indien een bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bebouwd oppervlak dit percentage niet overschrijden. kelders 10. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw; 11. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is. Vrijstelling. 12. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9 voor de oprichting van aanbouwen en bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak tot een maximum van 150 m2 per instelling. Artikel 22 Artikel 22, Leidingen is aangevuld met “hoogspanningskabel ondergronds”; - In artikel 22, lid 5 is opgenomen dat de hoogte van hoogspanningsmasten maximaal 40 meter mag bedragen; - het aanlegvergunningstelsel geldt voor zowel het ondergrondse – als bovengrondse gedeelte van de hoogspanningsverbinding; - in lid 6 sub b is de vetgedrukte passage opgenomen “… diepwortelende en hoogopgaande beplantingen…” - in een nieuw lid 6 sub f is opgenomen: “het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander hoog straatmeubilair”. - in lid 8 en 9 wordt niet alleen verwezen naar de aardgastransportleiding maar tevens naar de hoogspanningverbinding; Artikel 23 In de voorschriften is artikel 23 Waterkering (medebestemming) opgenomen. Artikel 24 Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1 wordt als volgt gewijzigd: 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen;
109
3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak worden volledig ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet meegerekend. Ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van 4.000 m2. 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt lid 7: 7.In het wijzigingsplan wordt zo mogelijk een halte voor busvervoer opgenomen. Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Wijzigingsbevoegdheden, Wijzigingsbevoegdheid I, onder a, wordt horeca tot maximaal categorie III toegevoegd. Horeca is nu abusievelijk niet in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt lid 8; 8. De invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt is afhankelijk van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, toegevoegd wordt: 9. In het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden. - Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), gebied 1, lid 4 wordt als volgt gewijzigd: 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V, onder b. wordt als volgt gewijzigd: b. de maximale hoogte aan de zijde van het Ina Boudier Bakkerplein ten hoogste 7 m mag bedragen. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V, onder c. wordt als volgt gewijzigd: c. de maximale hoogte aan de zijde van de Top Naeffstraat maximaal 4 m mag bedragen. Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), Gebied V lid 1 wordt als volgt gewijzigd: Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” ten behoeve van de uitbreiding van de daar aanwezige gebouwen” Artikel 24 (in het ontwerp artikel 21), 4. gebied IV (Expeditiehoven.) zal als volgt worden gewijzigd: De bestemming “Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde Doeleinden” met dien verstande dat: a. de hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen;
110
b. een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren beschikbaar is. In de voorschriften is in artikel 24, lid 7 een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen met de volgende tekst: Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Plankaart *
* * *
*
*
*
Betreft locatie Wijzigingsbevoegdheid II. De plankaart is aangepast op de volgende punten: - De Romneyloods nabij de brug is in een woonbestemming gebouwd. De woonbestemming is hier teruggebracht, zoals in het vigerende bestemmingsplan reeds het geval was. Omdat de loods niet middels een procedure mogelijk is gemaakt, is deze niet positief bestemd. - Het terrein van de voedingsmiddelenfabriek is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. - Het terrein van het aannemersbedrijf is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. - Het terrein van het bedrijf op Rijndijk 180/180a is enger bestemd dan in het ontwerp. Slecht de gebouwen die vergund en kadastraal bekend zijn, zijn als zodanig bestemd. Gebouwen zijn strak bestemd in omvang en hoogte. Op de plankaart zijn de contouren van het bouwvlak van de MZ18 aangepast aan de werkelijke omvang van het huidige gebouw. Bestemming Maatschappelijke doeleinden MD4 voor het bijgebouw van het klooster (Rijndijk 121) is gewijzigd in Wonen W4. Op de plankaart is voor Rijndijk 121 een duidelijk onderscheid gemaakt tussen Wonen-tuin, met te beschermen groenelementen, en Verblijfsgebied, waar parkeren mogelijk is. Op de plankaart is een gebied wijzigingsbevoegdheid VII opgenomen langs de Kenauweg vanaf de ingang van de gemeentewerf (schuin tegenover Kenauweg 2) tot aan Kenauweg 11. Op de plankaart is het zuidwestelijk gelegen bedrijfsgebied langs de Kenauweg in noordoostelijke richting verschoven. Het vormt zo één geheel met het aangrenzende bedrijfsterrein (Gemeentewerf). Het tussenliggende groengebied is ten zuidwesten van dit gebied teruggekomen en vormt samen met de op de plankaart reeds aanwezige groenstrook een geheel. Per saldo is het oppervlakte aan bedrijventerrein met deze verschuiving gelijk gebleven. Op de plankaarten zijn alle waterkeringen nauwkeurig aangeven met beschermingszone van 15 m. Daarnaast zijn ontbrekende waterkeringen toegevoegd aan de plankaart.
111
*
* *
Op de plankaart is met de aanduiding “bovengrondse hoogspanningverbinding” de gehele zakelijk rechtstrook met een breedte van 55 meter (27,5 meter aan weerszijden van de lengte – as aangegeven; Op de plankaart is met de aanduiding “ondergrondse hoogspanningverbinding” de hoogspanningskabel aangegeven, waarbij een begrenzing is aangehouden die 3 meter breder is dan het huidige kabelbed; De woonboot bij Valkenburgseweg 49 is positief bestemd op de plankaart. Voor locatie MZ 18 aan MD aanduiding (-sm) toegevoegd-Renvooi aangepast.
Ambtshalve aanpassingen Toelichting Hoofdstuk 1 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 1.5 Overzicht zienswijzenfase toegevoegd. Hoofdstuk 2 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Hoofdstuk 3 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Hoofdstuk 4 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 4.1 Beschrijving van de ontwikkelingsmogelijkheden rond De Groote Vink zijn verwijderd wegens het komen te vervallen van de wijzigingsbevoegdheid alhier. Hoofdstuk 5 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 5.2 Beschrijving rondom de fabriek voor Diastatische Producten aangescherpt. Paragraaf 5.2 Zinsnede opgenomen over het opnemen van de bestaande situatie ter hoogte van De Groote Vink (in plaats van een wijzigingsbevoegdheid).
112
Hoofdstuk 6 Algemeen:
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 6.1 De Groote Vink wordt nu beschreven als een locatie waar mogelijk in de toekomst, maar in naar verwachting buiten deze planperiode, ontwikkelingen plaats zullen vinden. Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat in compensatie van bestaande parkeerplaatsen moet worden voorzien. Paragraaf 6.2 Bij De Kleine Vink wordt aangegeven dat, indien in de toekomst door technische innovaties woningbouw mogelijk is, dit door middel van een wijzigingsplan kan worden gerealiseerd. Paragraaf 6.3 Oude paragraaf 6.3 (IJsbaan en tenniscomplex) is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. Paragraaf 6.4 Oude paragraaf 6.4 over de verbinding A4-A44 is herschreven als gevolg van recente ontwikkelingen met betrekking tot deze “Rijnlandroute”. Paragraaf 6.11 Oude paragraaf 6.11 is uit de beschrijving van ontwikkelingslocaties gehaald. Paragraaf 6.10 Nieuwe paragraaf 6.10 (Fabriek van Diastatische Producten). W48 Hoofdstuk 7 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Paragraaf 7.1 Waterparagraaf grotendeels herschreven en geactualiseerd aan de hand van nieuw beleid. Hoofdstuk 8 Algemeen Het complete hoofdstuk is herschreven. Het is korter en bondiger geworden en gebaseerd op het meest recente beleid. De diverse ontwikkelingslocaties zijn meegenomen in dit Milieu-hoofdstuk. Hoofdstuk 9 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Verouderd beleid niet langer opgenomen en recent beleid toegevoegd. Hoofdstuk 9 Algemeen: Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Planbeschrijving aangepast naar aanleiding van wijzigingen in de voorschriften (zie 4.2 Voorschriften) Hoofdstuk 10 t/m 13
113
Algemeen:
Bijlage 2 Voorschriften Artikel 1.1 Artikel 1.8 Artikel 1.26 Artikel 1.31
Diverse grammaticale en tekstuele aanpassingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Actualisering van verschillende passages als gevolg van recente ontwikkelingen, niet betreffende wijzigingen van juridisch bindende onderdelen. Geactualiseerde bedrijvenlijst opgenomen
Geactualiseerd plankaartnummer opgenomen. Begripsbepaling b.v.o. opgenomen. Begripsbepaling geluidscontour industrielawaai opgenomen. Begripsbepaling maatschappelijke voorzieningen herschreven. Geconcretiseerde termen gebruikt en religieuze voorzieningen verwijderd (religieuze voorzieningen worden positief bestemd op de plankaart). \ Artikel 3 In lid 12 is een verkeerde verwijzing aangepast. Artikel 4 In lid 10 is een verkeerde verwijzing aangepast. Artikel 5 Artikel 5 (Maatschappelijke doeleinden) is compleet herschreven. Ondergeschikte horeca en detailhandel is toegestaan (bijvoorbeeld verkoop van etenswaren in een schoolkantine). Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen Religieuze gebouwen zijn positief bestemd. Artikel 9 In lid 2 is een sub f toegevoegd ten behoeve van een meubelmakerij (categorie 2) op het perceel Valkenburgseweg 10. Dit bedrijf is via een ontheffing mogelijk gemaakt. Lid 19 Nadere eisen toegevoegd. Artikel 10 Ten behoeve van de Stevensbloem is in het artikel Gemengde doeleinden een aanduiding “k” opgenomen, die kantoren mogelijk maakt op de 1e en 2e verdieping, conform de huidige juridische situatie. In lid 6 is de maximale toegestane horeca-categorie op II gesteld. Categorie III is mogelijk middels vrijstelling. Artikel 11 In lid 5 is een verkeerde verwijzing aangepast. Artikel 18 Artikel 18 (archeologie) is vervangen door vier nieuwe artikelen 18, 19, 20 en 21. Op de plankaart staan vier verschillende aanduidingen. Artikel 24 Lid 1 sub f is toegevoegd. Hierin is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen om horeca-instellingen tot maximaal categorie III mogelijk te maken op locaties waar maximaal categorie II rechtstreeks is toegestaan. Bijlage 1 Vervangen door geactualiseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten (nieuwe bijlagen 1 t/m 4). Plankaart • De bouwhoogte van het gebouw aan de Mary Zeldenrustweg 18 is veranderd in 5 meter, conform het bestaande gebouw. • Het bouwvlak op het perceel Mary Zeldenrustweg 18 is strak rond de bestaande bebouwing gelegd. • De bouwhoogte van het gebouw van de IJsbaan aan de Dobbedreef is veranderd in 6 meter. • De waterkeringen zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend. • Ter hoogte van De Groote Vink zijn leidingenstroken van bestaande bovengrondse en ondergrondse leidingen ingetekend. • De archeologische waardenkaarten zijn in het gehele plangebied opnieuw ingetekend.
114
• • •
• •
• •
•
• •
Het gebied voor wijzigingsbevoegdheid I (De Kleine Vink) is uitgebreid ten behoeve van het kunnen realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. Op de ontsluitingswegen zijn extra bestemmingssymbolen aangebracht. Aan de Kenauweg is een gedeelte van de bedrijfsbestemming verschoven in noordelijke richting, waarbij het aantal vierkante meters bedrijventerrein en groen gelijk zijn gebleven. Aan de Kenauweg is een wijzigingsgebied VII ingetekend, welke het mogelijk maakt om de Kenauweg middels een wijzigingsplan te verbreden. Bij winkelcentrum De Stevenbloem is een gedeelte van de luifel meegenomen in het bouwvlak. Bij winkelcentrum De Stevenbloem is voor enkele delen de aanduiding veranderd in GDk, waardoor kantoren op de 1e en 2e verdieping mogelijk blijven. Op de Hoogwerkerlocatie aan de Rijndijk is een gedeelte van de woonbestemming veranderd in een bedrijfsbestemming. Het gebied wijzigingsbevoegdheid III is verkleind, zodat deze niet op de woonbestemming ligt. Op het perceel Valkenburgseweg 10 is op de bestaande schuur een bedrijfsbestemming gelegd ten behoeve van een meubelmakerij. Hiervoor is een ontheffingsprocedure gevoerd. In het renvooi is de bestemmingsaanduiding MO aangepast in M. Gebied ontsloten aan de Esther de Boer – van Rijkstraat van woonbestemming veranderd in de bestemming Verblijfsdoeleinden.
Conclusie B&W-advies Vervolg procedure B&W-advies leiden tot
115
Stevenshof
Bestemmingsplan
April 2009
116
117
Toelichting
118
119
Inhoud van de toelichting
1.1. Inleiding.............................................................................................................20 1.2 Belangrijke onderwerpen..................................................................................20 1.3 Procedure............................................................................................................23 2.1 Lijsten van indieners en ontvankelijkheid............................................................25 maatschappelijke voorzieningen: ....................................................................69 maatschappelijke voorzieningen: ....................................................................97
Inleiding...........................................................................................................127 Aanleiding...............................................................................................................127 Begrenzing van het plangebied...............................................................................127 Gebiedsvisie............................................................................................................129 Vigerende bestemmingsplannen.............................................................................133 Planproces en procedure........................................................................................133 Leeswijzer...............................................................................................................134
1.Geschiedenis................................................................................................135 Geschiedenis..........................................................................................................135
2.Bevolkingsopbouw en demografische gegevens....................................138 Schets van de wijk..................................................................................................138 Ruimtegebruik.........................................................................................................138 Demografische gegevens.......................................................................................138 Inkomen..................................................................................................................139 3.5. Leefbaarheid....................................................................................................139
3.Ruimtelijke karakteristiek en structuur.....................................................141 4.1 Ruimtelijke structuur..........................................................................................141 De wijk 141 Groen- en waterstructuur...............................................................................146 4.2 Cultuurhistorie...................................................................................................147
120
Monumenten en beeldbepalende panden.....................................................147 Archeologie....................................................................................................149 Algemeen.......................................................................................................149
Functionele karakteristiek en structuur.......................................................152 Wonen.....................................................................................................................152 153 Bedrijven en voorzieningen.....................................................................................153 Sport, recreatie en speelplekken en cultuur............................................................155 Maatschappelijke voorzieningen.............................................................................157 Verkeer en infrastructuur.........................................................................................160 Integrale veiligheid..................................................................................................162
Ontwikkelingslocaties....................................................................................163 6.Water en ecologie........................................................................................169 7.1. Waterhuishouding...........................................................................................169 7.1.1. Beleidskader water.............................................................................169 Riolering .................................................................................................................173 7.2. Ecologie...........................................................................................................176
7.Milieu.............................................................................................................178 Ruimtegebruik.........................................................................................................178 Energie en duurzaam bouwen................................................................................178 Bedrijvigheid............................................................................................................179 Horeca.....................................................................................................................182 Sportvelden.............................................................................................................183 Externe veiligheid....................................................................................................183 Geluid......................................................................................................................185 Luchtkwaliteit...........................................................................................................186
121
Bodemkwaliteit........................................................................................................188 Leidingen en straalpadverbindingen.......................................................................189
Beleid...............................................................................................................190 Rijksbeleid...............................................................................................................190 Provinciaal beleid....................................................................................................192 Regionaal beleid.....................................................................................................196 Gemeentelijk beleid.................................................................................................198
9.Het plan.........................................................................................................207 Planvorm.................................................................................................................207 Woonbestemmingen...............................................................................................207 Toevoeging kap.............................................................................................208 Dakopbouwen................................................................................................208 Gemengde bestemming..........................................................................................211 Maatschappelijke doeleinden..................................................................................211 Bedrijven.................................................................................................................212 Verkeersbestemmingen .........................................................................................214 Water en groen.......................................................................................................215 Recreatie.................................................................................................................216 Ontwikkelingslocaties .............................................................................................217
10.Economische uitvoerbaarheid.................................................................222 11.Handhaving................................................................................................223 Versterking van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit...................................223 Versterking van de kwaliteit van de leefruimte........................................................223 Wijze van handhaving.............................................................................................224
12.Uitvoerbaarheid..........................................................................................225 Inspraakprocedure..................................................................................................225
122
Overlegprocedure...................................................................................................225
Inleidende bepalingen......................................................................................20 Artikel 1 Begripsbepalingen......................................................................................20 plan
20
kaart
20
aanbouw..........................................................................................................20 aan huis gebonden beroep..............................................................................20 agrarisch bedrijf...............................................................................................20 archeologisch deskundige...............................................................................20 archeologische waarde....................................................................................21 b.v.o. 21 bebouwing.......................................................................................................21 bebouwingsgrens.............................................................................................21 bebouwingspercentage....................................................................................21 bebouwingsvlak...............................................................................................21 bedrijf 21 bestaand..........................................................................................................21 bestemmingsvlak.............................................................................................21 bouwlaag.........................................................................................................21 bouwperceel....................................................................................................21 bouwwerk.........................................................................................................23 bijgebouw.........................................................................................................23 consumentenvuurwerk.....................................................................................23 detailhandel ....................................................................................................23 detailhandel in volumineuze goederen ...........................................................23 dienstverlening.................................................................................................23 bedrijfswoning..................................................................................................23 gebouw............................................................................................................23
123
geluidsconcour industrielawaai........................................................................23 geluidshinderlijke inrichting..............................................................................23 hoofdgebouw...................................................................................................24 horeca .............................................................................................................24 kantoor ............................................................................................................24 maatschappelijke voorzieningen......................................................................24 nutsvoorzieningen............................................................................................24 onderbouw.......................................................................................................24 publieksgerichte dienstverlening......................................................................24 seksinrichting...................................................................................................25 Staat van Bedrijfsactiviteiten............................................................................25 stationsvoorzieningen......................................................................................25 verhard oppervlak............................................................................................25 voorgevel.........................................................................................................25 voorgevelbouwgrens........................................................................................25 woning 25 woonschip........................................................................................................25 woonwagen......................................................................................................25 Artikel 2 Bepalingen over het meten.........................................................................26 Wijze van meten..............................................................................................26
Bestemmingsbepalingen.................................................................................28 Artikel 3 Woondoeleinden “W”..................................................................................28 Artikel 4 Woonwagenstandplaatsen “Ww”................................................................32 Artikel 5 Maatschappelijke doeleinden “MD”............................................................34 Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik.........................................34 Artikel 6 Nutsdoeleinden “N”.....................................................................................36 Artikel 7 Sport en Recreatie “S&R”..........................................................................37 Artikel 8 Horecadoeleinden “H”.................................................................................38
124
Vrijstellingsbevoegdheid terrassen..............................................................................................38 Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden “B”.................................................................................39 Artikel 10 Gemengde doeleinden “GD”....................................................................42 Artikel 11 Agrarische doeleinden “ALN”....................................................................44 Artikel 12 Molen “M” / Molenbiotoop.........................................................................46 Artikel 13 Groenvoorzieningen “G”............................................................................48 Artikel 14 Water “WA”...............................................................................................49 Artikel 15 Verkeersdoeleinden “V”............................................................................50 Artikel 16 Verblijfsgebied “Vb”...................................................................................51 Artikel 17 Spoorwegdoeleinden “S”...........................................................................52 Artikel 18 Gebied met hoge archeologische verwachting (medebestemming)........53 Artikel 19 Gebied met middelhoge archeologische verwachting (medebestemming) 56 Artikel 20 Gebied met lage archeologische verwachting (medebestemming)...........58 Artikel 21 Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)..............................61 Artikel 22 Leidingen (medebestemming)...................................................................64 Artikel 23 Waterkering (medebestemming)...............................................................66 Artikel 24 Wijzigingsbevoegdheden I tot en met VII..................................................67
Algemene bepalingen.......................................................................................70 Artikel 25 Bestaande maten.....................................................................................70 Artikel 26 Algemene vrijstellingen.............................................................................71 Artikel 27 Procedure vrijstelling.................................................................................72 Artikel 28 Algemene wijzigingsbevoegdheden..........................................................73 Artikel 29 Procedure wijziging...................................................................................74
Slotbepalingen..................................................................................................75 Artikel 30 Overgangsbepalingen...............................................................................75 Artikel 31 Gebruiksbepalingen..................................................................................76
125
Artikel 32 Strafrechtelijke bepaling............................................................................77 Artikel 33 Slotbepaling.............................................................................................78
Bijlagen: 1. Ecologisch onderzoek 2. Bedrijveninventarisatie 3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 4. Horeca inventarisatie 5. Verslag Inspraakbijeenkomst
126
Inleiding
Aanleiding Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de Stevenshof is actueel om een aantal redenen. De geldende bestemmingsplannen voor dit gebied zijn ouder dan 10 jaar. Het belangrijkste vigerende bestemmingsplan is vooral gemaakt met het doel de ontwikkeling van de Stevenshofjespolder tot woonwijk mogelijk te maken. Dit plan beperkte zich tot het regelen van de gewenste hoofdopzet in globale (nader uit te werken) bestemmingen, waarin zaken worden geregeld zoals het aantal woningen dat in de Stevenshof kan worden gebouwd, de hoofdwegenstructuur en de omvang van de voorzieningen, winkels, scholen en dergelijke. Voor de precieze invulling van het gebied met de onderverdeling in bouwblokken, tuinen, woonstraten en openbaar groen zijn uitwerkingsplannen vereist. Het nog van kracht zijnde bestemmingsplan heeft voor het doel waarvoor het destijds is opgesteld uitstekend gefunctioneerd, maar is vanwege de globaliteit en het ontwikkelingskarakter niet goed bruikbaar meer nu de wijk voltooid is en de nadruk ligt op beheer. Nu vrijwel de gehele wijk is gebouwd, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk dat een goed kader biedt voor bescheiden ontwikkelingen en beheer in de komende jaren. Het ontbreken van een actueel bestemmingsplan laat zich al geruime tijd voelen bij het realiseren van kleine en grote bouwplannen. Ook is het voor burgers van belang dat er een helder en leesbaar plan komt. Het streven van de gemeente is om het aantal bestemmingsplannen te beperken. Dit kan door het opstellen van een plan voor een samenhangend groter gebied. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt behalve het bestemmingsplan Stevenhof ook een viertal kleinere plannen vervangen. Ook wil de gemeente het bestemmingsplan nadrukkelijker inzetten als beleidsinstrument. Een actueel bestemmingsplan is belangrijk als handhavingskader.
Begrenzing van het plangebied Het plangebied is min of meer ruitvormig en wordt in het noordwesten begrensd door de gemeentegrens met Katwijk en Oegstgeest, in het noordoosten door het hart van de Rijn, in het oosten door de Korte Vliet en de gemeentegrens met Voorschoten, in het zuidoosten door de gemeentegrens met Voorschoten, die gelijk loopt met de spoorlijn Leiden - Den-Haag en in het zuidwesten door de gemeentegrens met Wassenaar. Bij het vaststellen van de grenzen van het plangebied heeft ook een natuurlijke grens als de Rijn, naast historische en functionele relaties, een belangrijke rol gespeeld. Vanwege genoemde relaties zal ook Ter Wadding worden meegenomen en ontstaat een duidelijke grens met het bestemmingsplangebied Zuidwest. Ten opzichte van het inspraakplan (voorontwerp) is het plangebied verkleind: het gedeelte ten noorden van de Rijn (Haagse Schouwweg e.o.) is niet langer in het plan opgenomen. Ontwikkelingen in dat gebiedsdeel worden in andere bestemmingsplannen geregeld.
De Stevenshof ligt door een aantal zeer duidelijke barrières, zoals de Rijn, de spoorlijn en de A44, relatief geïsoleerd van de rest van de stad. Typisch voor de Stevenshof zijn ook de gemeentegrenzen met Katwijk, Voorschoten en Wassenaar. De Stevenshof bestaat uit de buurten Schenkwijk, Kloosterhof, Dobbewijk-noord en Dobbewijk-zuid en is onderdeel van stadsdeel West.
128
Gebiedsvisie In de Nota van Uitgangspunten die, voorafgaand aan het bestemmingsplan is opgesteld, zijn vanuit verschillende beleidsvelden uitgangspunten geformuleerd voor het plangebied en het op te stellen bestemmingsplan. In deze paragraaf worden de conclusies en uitgangspunten zoals die in de Nota van Uitgangspunten zijn opgenomen samengevat weergegeven. In de navolgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op betreffende beleidsvelden. Demografie Conclusie • In de Stevenshof wonen relatief veel jongeren in de leeftijd tot 20 jaar • In de Stevenshof wonen relatief veel gezinnen • Het gemiddeld besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking ligt boven het gemiddelde in Leiden • Het werkloosheidspercentage ligt relatief laag. Ruimtelijke structuur Conclusie • Het ligt gezien de leeftijd van de bebouwing in de wijk en de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) niet voor de hand dat de minder sterke delen van de hoofdstructuur van de Stevenshof ingrijpend kunnen worden gewijzigd. Uitgangspunten • Op onderdelen aanbrengen van relatief kleinschalige verbeteringen in de wijk. • Bij renovatie/uitbreiding herstellen van de oriëntatie van het winkelcentrum Stevensbloem op het park. • Intensivering van de woonbebouwing langs de Rijnoever op beschikbaar komende locaties in samenhang met aantrekkelijker maken van de Rijnoever en vergroten van de openbaarheid. • Realiseren van een aantrekkelijke entree naar de wijk bij De Groote Vink/Ter Wadding. • Bebouwing van de locatie bij station De Vink met een variëteit aan functies. Gedacht wordt aan functies als wonen, kantoren, maatschappelijke doeleinden, horeca en sport en recreatie in onderlinge samenhang met het station en het plein om het gebied aantrekkelijker en veiliger maken. • De kwaliteit van de huidige groene buffers tussen de buurten als wezenlijke onderscheidende zones moet in ieder geval gehandhaafd blijven. Ingrepen die afbreuk doen aan de continuïteit en de landschappelijke kwaliteit moeten worden voorkomen. Water en Groenstructuur Conclusie • De groennorm wordt in de Stevenshof niet gehaald, de wijk is behoorlijk “kaal” • De waterkwaliteit is matig Uitgangspunten • Waar mogelijk zal de natuurlijke structuur van de Stevenshof en de groene verbindingen met het buitengebied worden versterkt. • Bij projecten in de Stevenshof wordt gestreefd naar de groennorm en voldoen aan de Nederlandse Flora- en faunawet en de Leidse bomenverordening. Er wordt gestreefd naar
129
• • •
• • • •
een algemene groennorm van 75 m2 groen per woning en een boomnorm van 0,36 bomen per inwoner. De relatie tussen winkelcentrum Stevensbloem en het Stevenspark wordt versterkt. Als de mogelijkheid zich voordoet, zal extra ruimte worden geclaimd voor speelplekken voor kinderen. In het plangebied dient gestreefd te worden naar een oppervlak gelijk aan 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak voor extra open water. Het beleid moet zijn gericht op het vasthouden van water (regenwater zowel als gebiedseigen (kwel) water) en vertragen van de waterafvoer afkomstig van verhard oppervlak. Watersystemen worden zo min mogelijk versnipperd. Milieuvriendelijk inrichten van oevers wordt gestimuleerd. Verbeteren waterkwaliteit wordt waar mogelijk nagestreefd. Waterkeringen, boezemkaden, polderkaden en het waterstaatkundige hoofdsysteem dienen aangegeven te zijn met een op de functie toegesneden bestemming.
Archeologie en Monumenten Conclusie • Het plangebied Stevenshof bevindt zich in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en heeft een redelijke kans op het aantreffen van archeologische sporen. Uitgangspunt • Afstemming van plannen met accent op behoud en bescherming van de aanwezige archeologische waarden en wel door opgraving en documentatie bij verstoring. Financiering voor rekening van de verstoorder. Op plaatsen waar dat nodig is wordt in het bestemmingsplan een aanlegvergunningsstelsel opgenomen. Wonen Conclusie • De Stevenshof kent relatief veel eengezinswoningen • Koopwoningen in de duurdere segmenten zijn slechts beperkt aanwezig • De gemiddelde WOZ-waarde ligt iets boven het Leidse gemiddelde. • Op sociaal minder veilige plekken kan met name woningbouw bijdragen aan meer veiligheid. Uitgangspunten • Binnen de wijk moeten mogelijkheden worden gecreëerd voor de bewoners om een vervolgstap te kunnen zetten in hun wooncarrière. Daar waar mogelijkheden zijn voor woningbouw wordt daarom gestreefd naar de bouw van woningen die aanvullend zijn op de bestaande woningvoorraad. • Met name koopwoningen in de duurdere segmenten en goedkope appartementen voor starters en duurdere appartementen geschikt voor ouderen dienen bijgebouwd te worden. • Bestaande appartementen dienen zoveel mogelijk aan de eisen van seniorenwoningen te worden aangepast. • Totstandkoming van wijksteunpunten dient gestimuleerd te worden om zorg en begeleiding te bieden aan zelfstandig wonende ouderen en aan bewoners met een lichte functiebeperking.
130
Economie Conclusie • Bedrijvigheid waar mogelijk handhaven en detailhandel en horeca versterken. Uitgangspunten • De bedrijvigheid op huidige bedrijfslocaties in de Stevenshof versterken. • Gebruik maken van de mogelijkheden tot introductie van de woon-werkfunctie. • Het versterken en concentreren van de detailhandelsfunctie in de Stevensbloem • Gebruik maken van mogelijkheden om horeca waar wenselijk te versterken Sport, recreatie en speelplekken. Conclusie • In de Stevenshof is een beperkt aanbod van sportvoorzieningen en zijn weinig voorzieningen voor jongeren. Uitgangspunten • De komende bestemmingsplanperiode aangrijpen voor uitbreiding van sportvoorzieningen. • Inrichting van een jeugdhonk. • Het aanwezige groen benutten voor de inrichting van avontuurlijke speelplaatsen. Maatschappelijke Voorzieningen. Conclusie • Het voorzieningenniveau in de Stevenshof is in vergelijking met andere districten laag. Uitgangspunten • Voor de komende 10 jaar rekening houden met een groeiende behoefte aan gezondheidszorg. • Het wegwerken van de achterstand in de capaciteit aan kinderopvang en buitenschoolse opvang. • In de wijk zoeken naar een plek voor het vestigen van ouderenvoorzieningen en dit planologisch mogelijk maken. • Ruimte bieden voor de vestiging van beroepsbeoefenaars op medisch gebied door ruimere regelgeving in het bestemmingsplan. Verkeer Conclusies • De verkeerstructuur van de Stevenshof functioneert over het algemeen goed. • In het oude bestemmingsplan Stevenshof zijn te krappe parkeernormen gehanteerd. De parkeerdruk in sommige delen van de Stevenshof is hoog. • Er is een aantal onveilige verkeerssituaties in de Stevenshof, vooral bij het winkelcentrum. Dit heeft vooral te maken met ladende en lossende vrachtwagens en het conflict met het overige verkeer. Uitgangspunten • In sommige delen van de Stevenshof de parkeervoorzieningen uitbreiden. • Verbetering van de verkeersveiligheid met ruimtelijke consequenties opnemen in het bestemmingsplan. • Verbetering van fietsroutes (vooral ontbrekende schakels toevoegen).
131
Milieu Conclusie • Het woon- en leefklimaat in de Stevenshof wordt ten minste gehandhaafd op het huidige niveau en waar mogelijk verbeterd. Uitgangspunten Ruimtegebruik • Streven naar functiemenging en intensief ruimtegebruik bij het NS station De Vink • Aandacht voor fietsverbindingen naar NS station, centrum en buitengebied Uitgangspunten Milieuzonering • Streven naar een zo laag mogelijke milieubelasting van bedrijven op de omgeving • De voorkeursafstanden van de Milieudienst West-Holland, afgeleid van de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG, dienen als uitgangspunt • Bedrijvenlocaties in de omgeving van de Kenauweg zoneren volgens de voorkeursafstanden. Uitgangspunten Bodem • Op locaties waar nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden in beginsel historisch bodemonderzoek verrichten. • Mobiele verontreiniging verwijderen. • Bij immobiele verontreiniging voldoen aan de eisen die vanuit de functies worden gesteld. Uitgangspunten Geluid • De geluidsbelasting ten gevolge van autoverkeer, railverkeer en bedrijven op woningen en andere geluidgevoelige objecten mag de bewoners geen hinder en gezondheidsschade toebrengen. Uitgangspunten Geurhinder • Op plaatsen waar mensen wonen, langdurig verblijven en intensieve sporten beoefenen en dergelijke, gelden de richt- en streefwaarden voor lucht als maximum. • Geurhinder mag niet toenemen. Uitgangspunten Duurzame ontwikkeling • Bieden van mogelijkheden om duurzaam en energiezuinig te bouwen • Toepassen van de principes van duurzaam bouwen bij inbreidingslocaties en beheer van de bestaande woningvoorraad. • Waar mogelijk hergebruiken van bestaande gebouwen in plaats van slopen. Uitgangspunten Veiligheid • Voor risicovolle activiteiten mag nergens het plaatsgebonden risico van 10-6 overschreden worden. • Op plekken waar mensen langere perioden verblijven moet het plaatsgebonden risico onder de 10-7 blijven. • Rekening houden met route voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
132
Handhaving Uitgangspunt • Het opstellen van een bestemmingsplan waarbij aandacht wordt besteed aan handhaafbaarheid. In het bestemmingsplan wordt het bovengenoemde beleid zoveel mogelijk vertaald in een passende juridisch-planologische regeling. Het plan heeft echter een voornamelijk consoliderend karakter met - waar mogelijk - ruimte voor ontwikkelingen die passen binnen het karakter van de wijk. Diverse uitgangspunten zijn niet in het plan meegenomen omdat daarvoor nog onvoldoende concrete plannen bestaan. Als deze zich aandienen dan kan daaraan medewerking worden verleend door het plan op onderdelen te herzien. De realisering van een aantal andere uitgangspunten, vooral Verkeer en Milieu, is niet afhankelijk van het bestemmingsplan en wordt op andere wijze nagestreefd.
Vigerende bestemmingsplannen Voor de Stevenshof gelden nu 5 bestemmingsplannen. Drie bestemmingsplannen dateren uit de periode vóór de overgang van gronden van de gemeente Voorschoten naar Leiden en zijn dus vastgesteld door de gemeenteraad van Voorschoten. Het onderhavige bestemmingsplan Stevenshof betreft een nieuw bestemmingsplan voor (delen) van de volgende vigerende bestemmingsplannen: naam bestemmingsplan
vastgesteld
goedgekeurd
Herziening Uitbreidingsplan in hoofdzaak Partieel Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1956 Noord Hofland Dobbebrug/Rijndijk Stevenshof
12 april 1950 18 juni 1957 25 januari 1963 3 april 1989 5 januari 1980
10 mei 1951 14 juli 1958 18 maart 1964 26 september 19891 14 april 19822
Dit laatste bestemmingsplan is de feitelijke basis waarop de ontwikkeling van de Stevenshof van poldergebied tot woonwijk heeft plaatsgevonden.
Planproces en procedure Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten opgesteld waarin de uitgangspunten voor het plangebied en voor het op te stellen bestemmingsplan zijn vastgelegd. Deze Nota is na uitgebreid overleg met de belanghebbenden in 2004 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Op 10 maart 2006 heeft het College van Burgemeester en Wethouders het voorontwerpbestemmingsplan Stevenshof vastgesteld en voor inspraak vrijgegeven. Het voorontwerp is van 10 april tot en met 22 mei 2006 voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Daarvan is voorafgaand mededeling gedaan in de Stadskrant. Tot en met 22 mei 2006 konden schriftelijke en 1
Bij Koninklijk Besluit van 4 september 1991 onherroepelijk geworden.
2
Behoudens de delen waaraan goedkeuring is onthouden in werking getreden. Bij Koninklijk Besluit van 11 juni 1987 onherroepelijk geworden.
133
mondelinge reacties aan Burgemeester en wethouders worden kenbaar gemaakt. Van de gelegenheid mondelinge reacties in te dienen is geen gebruik gemaakt. Eind april 2006 is voorts een informatiefolder huis-aan-huis verspreid in het plangebied en in delen van aangrenzende gebieden in het Morskwartier, De Coebel en een deel van Voorschoten. In de folder is het plan in grote lijnen beschreven en worden de ontwikkelingslocaties toegelicht. Voorafgaand aan de inspraakavond heeft een goed bezochte inloopmiddag plaatsgevonden in het Stadsbouwhuis. Op 9 mei 2006 heeft van 19.30 tot 23.00 uur een zeer druk bezochte inspraakavond plaatsgevonden in het buurthuis in de Stevenshof. Van de bijeenkomst is een verslag gemaakt dat aan de inspraakrapportage is toegevoegd. De toen gemaakte opmerkingen en gestelde vragen komen grotendeels terug in de schriftelijk ingekomen reacties. Het plan is op 16 juni 2008 voor een periode van zes weken in ontwerp ter visie gelegd. Hiervan is vooraf mededeling gedaan in de Staatscourant en de Stadskrant. In de publicatie is aangegeven dat de mogelijkheid bestond om tot en met 28 juli 2008 mondelinge of schriftelijke zienswijzen, gericht aan de Raad, kenbaar te maken. Tijdens de tervisielegging zijn 27 zienswijzen kenbaar gemaakt (waarvan enkele door meerdere personen ondertekend). Van de zienswijzen zijn er 3 te laat ingediend. Deze zijn echter wel meegenomen in de beantwoording. De Raad moest het plan, samen met de beantwoording en verwerking van de zienswijzen, binnen vier maanden na afloop van de terinzagelegging vaststellen. Deze termijn is niet gehaald, waardoor de voorbeschermende werking van het bestemmingsplan is komen te vervallen. Het bestemmingsplan wordt medio 2009 door de Raad vastgesteld. Vervolgens is het de taak van Gedeputeerde Staten (GS) om te besluiten inzake de goedkeuring. Als het planproces naar verwachting verloopt kan het plan begin 2010 in werking treden. Dit bestemmingsplan valt nog onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. In verband daarmee is nog goedkeuring door GS vereist. Doordat het ontwerp-bestemmingsplan voor 1 juli 2009 ter visie is gelegd, hoeft het plan niet te voldoen aan de digitaliseringsplicht.
Leeswijzer Het bestemmingsplan Stevenshof bestaat uit voorschriften en een plankaart met een weergave van de ligging van de onderscheiden bestemmingen, vergezeld van een toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat een aantal inleidende onderdelen, zoals de aanleiding voor het bestemmingsplan en de gebiedsvisie. In hoofdstuk 2 wordt de ontstaansgeschiedenis van het gebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de demografische gegevens weergegeven. Hoofdstuk 4 en 5 bevatten respectievelijk de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied. In hoofdstuk 6 worden de ontwikkelingen in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 7 bevat een toelichting op de ecologische- en wateraspecten. Hoofdstuk 8 beschrijft de milieuaspecten. In hoofdstuk 9 wordt het beleidskader weergegeven. Hoofdstuk 10 bevat de uitgangspunten van het plan en de juridische planbeschrijving. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 11 aan de orde. In hoofdstuk 12 wordt ingegaan op de handhaving van het plan. En ten slotte worden in hoofdstuk 13 de resultaten van de inspraak en het overleg ingevolge artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan de orde gesteld.
134
1. Geschiedenis
Geschiedenis De periode van sterke bevolkingsgroei na de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot de ontwikkeling van relatief grote woongebieden rond de vooroorlogse schil. Het zijn sterk planmatig en grootschalig ontwikkelde wijken, die als gevolg van de toenemende afstand tot het stadscentrum over een eigen voorzieningenpakket beschikken. De situering van grootschalige infrastructuur en de begrenzingen van de verschillende polders zijn bepalend geweest voor de ligging en omvang van deze wijken, die fasegewijs zijn ontwikkeld. Vandaag de dag is nagenoeg het volledige grondgebied van de gemeente Leiden stedelijk gebied en maakt de stad samen met de omliggende gemeenten deel uit van de Leidse regio (Leiden, Alkemade, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten, Zoeterwoude). Navolgend wordt de ontstaansgeschiedenis van de Stevenshof beknopt weergegeven. Veengebied met Weteringen langs de Oude Rijn De Stevenshof is van oudsher een veengebied met weteringen om het oppervlaktewater, dat tijdens de regenperioden het waterpeil vaak plotseling deed stijgen, naar de Rijn af te voeren. De weteringen, waarvan er nu nog een enkele in het landschap te herkennen is, liepen vrijwel evenwijdig aan elkaar en mondden op ongeveer gelijke afstanden nagenoeg haaks op de Rijn uit. Of deze weteringen geheel door de natuur gevormd waren of dat hierbij menselijk ingrijpen een rol heeft gespeeld is niet met zekerheid vast te stellen. Aan de weinige weteringen die er nog zijn wordt in dit plan aandacht besteed. Lintbebouwing langs de Oude Rijn Langs de Rijn stonden bedrijven en boerderijen. In de loop der eeuwen is het langs de Rijn voller geworden, maar ook nu nog treft men bedrijven langs de rivier aan. In de bocht van de Rijn, ter hoogte van De Groote Vink en Ter Wadding stonden in de tweede helft van de 16e eeuw steen- en kalkovens. De plaats langs de rivier was niet toevallig: de klei en slib die nodig waren voor het bakken van stenen konden direct uit de rivier gehaald worden. In de kalkovens werden schelpen gebrand. De daarvoor benodigde schelpen werden aan de kust gewonnen. De schoorstenen van de ovens werden in verband met de veroorzaakte luchtverontreiniging steeds hoger om de vuile lucht goed af te voeren. Bij de ontwikkeling van de polder tot woonwijk in het begin van de jaren tachtig is in samenhang met de uiteindelijke verkeersstructuur gekozen om de bestaande lintbebouwing langs de Rijn te integreren in de Stevenshof. De bouwkundige kwaliteit van deze bebouwing, bestaande uit woningen en bedrijven, was overwegend goed. Wel diende er een oplossing te komen voor het drukke verkeer over de Rijndijk, waardoor de situatie ter plekke als volledig onleefbaar werd gekwalificeerd. Deze Rijndijk verbond de Haagweg als uitvalsweg met het kruispunt bij Haagse Schouw en takte daar aan op de Rijksweg naar Den Haag.
De polders De Stevenshof is gebouwd in vier polders, te weten de Stevenshofjespolder, de Papenwegse polder, de Noordhoflandse Polder en de Ommedijksepolder. Het gebied is ongeveer 130 hectare groot. In het Leidse deel van de polders waren een zevental kassen aanwezig. Reeds in het uit 1958 daterende structuurplan voor de Leidse agglomeratie wordt de Stevenshof aangewezen als woningbouwlocatie met bijbehorende voorzieningen. Een bestemming overigens die nogal wat problemen in het vooruitzicht stelde. Weliswaar boden de omringende verkeersverbindingen van rijk en provincie perspectief op een goede bereikbaarheid van de gehele omgeving vanuit de nieuwe wijk, maar de juiste tracering zou met veel zorg moeten geschieden. Het gebied is bij de grenswijziging van 1 juli 1966 met de gemeenten Voorschoten, Wassenaar en Valkenburg toegevoegd aan het grondgebied van de gemeente Leiden. In 1972 startte een werkgroep onder leiding van de toenmalige wethouder met de voorbereiding van een plan. Het grootste deel van de werkzaamheden voor de stedenbouwkundige ontwikkeling van de Stevenshof is toen uitgevoerd door ir. W.F. Schut namens het instituut “Stad en Landschap” (een stedenbouwkundig adviesbureau uit Rotterdam) en mondde in oktober 1973 uit in het rapport “Leiden Stevenshof, doelstellingen en beschouwingen over keuzemogelijkheden voor de ontwikkeling”. Infrastructuur Een belangrijke rol bij de ontwikkeling speelden destijds de plannen voor wegen met een bovenwijkse functie. Hoofdwegen uit het toenmalige structuurplan voor de Leidse agglomeratie, zoals een plan om de Trompweg (Voorschoten - Noord Hofland) dwars door de huidige Stevenshof te verbinden met het Morskwartier via een brug of de Rijndijk als een uitvalsweg met gescheiden rijbanen naar Den Haag, zijn door de tijd achterhaald. In 1973 heeft een grenswijziging plaatsgevonden met de gemeente Voorschoten ter hoogte van Ter Wadding. Een deel van de gronden waarop het landgoed Ter Wadding is gelegen is toen overgegaan naar de gemeente Leiden. Dat hierbij het landhuis Ter Wadding op Voorschotens grondgebied is blijven liggen, terwijl het bijbehorende koetshuis is overgegaan naar Leiden, vindt zijn oorsprong in de voorgenomen aanleg van de “de Leidse baan”. Deze was ontworpen als snelweg van Leiden naar Den Haag, parallel aan het spoor tussen Voorschoten en Wassenaar. Voor de aanleg zijn precies genoeg gronden van Voorschoten naar Leiden overgegaan om ervoor te zorgen dat de weg in één gemeente kwam te liggen. Uiteindelijk is de weg er als gevolg van maatschappelijke protesten niet gekomen. Wel is er nog de herinnering in de vorm van het buitengewoon zwaar uitgevoerde verkeersknooppunt bij Ter Wadding. Nooit weg geweest uit de discussie is de aan de zuidzijde van de Stevenshof voorziene Rijksweg 11 (Rijnlandroute) met mogelijke aftakking naar het verkeersknooppunt Ter Wadding parallel aan de spoorbaan. De bouw van de wijk Het was de bedoeling om op basis van het globale bestemmingsplan Stevenshof voor de diverse deelgebieden uitwerkingsplannen vast te stellen. Van het opstellen van deze uitwerkingsplannen is het echter niet altijd gekomen. Ten behoeve van de realisering van woningbouw in de Stevenshof is in 1981 een woningbouwdraaiboek opgesteld. De wijk is daarbij onderverdeeld in een aantal deelgebieden; ook wel aangeduid als vlekken. In totaal is de Stevenshof opgebouwd uit 29 vlekken. Per deelgebied zijn stedenbouwkundige verkavelingen gemaakt. Daarin zijn de bouwstroken, straten, tuinen, waterpartijen en dergelijke aangegeven. Op grond van deze verkavelingen zijn vervolgens de bouwplannen ontwikkeld en gerealiseerd. Na de inwerkingtreding van het
136
bestemmingsplan is voor de meeste vlekken geanticipeerd op de totstandkoming van bovengenoemde uitwerkingsplannen. Bouwvergunningen voor de verschillende woonbuurten (vlekken) zijn effectief en flexibel verstrekt met vrijstellingen op grond van artikel 15 (oud) van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 38, lid 2 van de voorschriften van het bestemmingsplan Stevenshof biedt daartoe de mogelijkheid. Zo werd begin jaren tachtig vanaf de Haagsche Schouw begonnen met de bouw van de geplande 4.500 woningen in de Stevenshofjespolder. Met de toevoeging van de vlekken 17 en 29 halverwege de jaren negentig is de bouw van de Stevenshof voltooid en staan er uiteindelijk zo’n 4.700 woningen.
137
2. Bevolkingsopbouw en demografische gegevens
Schets van de wijk Het Stevenshofdistrict (kortweg de Stevenshof) bestaat uit de buurten Schenkwijk, Kloosterhof, Dobbewijk-noord en Dobbewijk-zuid en is onderdeel van stadsdeel West. De Stevenshof is een jonge wijk, gebouwd in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw. Voor het grootste gedeelte bestaat dit district uit woongebieden, in het noordwesten rond de Kenauweg bevindt zich geconcentreerd nog een aantal bedrijven. Verder bestaat een strook aan de zuidwestkant van de Stevenshof uit poldergebied. Net buiten het centrum van het district bevindt zich geconcentreerd veel groen in het ruim negen hectare grote Stevenspark.
Ruimtegebruik
gegeven Oppervlakte totaal (km2) oppervlakte land (km2) oppervlakte water (km2) Inwoners per km2 land Woningen en woonruimten per km2 land Bedrijfsvestigingen per km2 land Werknemers in bedrijven per km2 land
Leiden
Stevens hof
DobbeSchenk- Klooster wijkwijk hof noord
Dobbewijkzuid
23,16 21,99 1,16
2,00 1,88 0,12
0,58 0,56 0,03
0,43 0,38 0,05
0,39 0,38 0,01
0,59 0,57 0,03
116.891 5.316
12.242 6.512
2.174 3.882
3.040 8.000
3.419 8.997
3.609 6.332
56.000 2.547
4.692 2.496
868 1.550
1.160 3.053
1.354 3.563
1.310 2.298
4.037 184
204 109
43 77
36 95
79 208
46 81
57.434 2.612
1.106 588
360 643
109 287
524 1.379
113 198
Bronnen: GBA: bevolking 1 jan 2008; OGK: woonruimten 1 jan 2008 (voorlopige cijfers) Bedrijvenregister Zuid Holland, 1 jan 2007; CBS: oppervlakte
Demografische gegevens Op 1 januari 2008 woonden in de Stevenshof 12.242 mensen. Mensen blijven hier relatief lang wonen: meer dan zes van de tien bewoners woont al meer dan tien jaar op hetzelfde adres, in heel Leiden zijn dat er maar vier op de tien. Veel gezinnen die hier al lang wonen hebben nu kinderen in de tienerleeftijd, de ouders vallen nu voor een groot gedeelte in de leeftijdsgroep van 40 tot en met 54 jaar. De gezinnen met oudere kinderen zie je terug in de leeftijdsopbouw in dit district: tien procent van de bewoners valt in de leeftijdsgroep van twaalf tot en met zeventien jaar oud en dertig procent in die van veertig tot en met 54; beide percentages zijn het hoogste van alle Leidse districten. Wat betreft herkomst wonen er in dit district relatief zowel weinig nietwesterse als westerse allochtonen. Op 1 januari 2008 woonden in de Stevenshof 841 mensen minder dan tien jaar daarvoor. Dat heeft te maken met de levenscyclus van de wijk: de afgelopen jaren hebben steeds meer kinderen die in de Stevenshof zijn opgegroeid het ouderlijk huis verlaten. Omdat er ook nu nog
30 20 10 0 200 150 100 50 0 50 100 150 relatief veel thuiswonende oudere tieners zijn, is de verwachting dat de Stevenshof ook de 200 komende jaren nog in bevolkingsomvang zal dalen. 1990
2008
De Stevenshof is de kinderrijkste wijk van Leiden: ruim drie van elke tien inwoners (30,1%) is op 1 januari 2005 jonger dan twintig, in heel Leiden is 21,5% onder de twintig. Het merendeel van de wijkbewoners woont in gezinsverband (69,2%). Niet zo verwonderlijk met zo’n groot aandeel jongeren: het hoogste percentage van alle Leidse wijken. Het gemiddelde voor heel Leiden hiervan is 43,9%. De meeste tieners in de Stevenshof zijn ook opgegroeid in de wijk: 53,7% van hen woont vanaf of zelfs voor de tweede verjaardag op het huidige adres in de wijk. Dat is het hoogste percentage van alle wijken in Leiden; in heel Leiden geldt dit voor 34,7% van alle tieners. De Stevenshof is tenslotte niet alleen de wijk met relatief het grootste aandeel jongeren, het is ook de wijk met relatief het hoogste aandeel autochtonen: van ongeveer zes van elke zeven (86,3%) inwoners zijn beide ouders in Nederland geboren; in heel Leiden geldt dat voor ongeveer drie van elke vier inwoners (74,2%).
% 15-64 jarigen ingeschreven bij CWI
4,2%
1,8%
3,2%
3,4%
1,8%
3,5%
2,5%
1,6%
1,1%
2,8%
3,0%
5,7%
Inkomen 6% In 2002 was het gemiddeld besteedbare huishoudinkomen in de Stevenshof € 33.900; dat is 5% dan het gemiddelde voor heel Leiden: € 29.400. Met dit gemiddelde huishoudinkomen hoger staat 4% de Stevenshof op de derde plaats van de tien Leidse districten. Ook het aandeel van 5% huishoudens in de Stevenshof met een laag inkomen steekt gunstig af ten opzichte van het 3% Leidse gemiddelde dat met 10% twee keer zo hoog is (Bron: CBS, Regionaal Inkomens 2% Onderzoek 2002). 1% eind 2002 en eind 2004 steeg ook in Leiden en de Stevenshof de werkloosheid. Eind Tussen 2004 0% stond van de 15- tot en met 64-jarige inwoners van de Stevenshof 3,2% ingeschreven bij Kloosterhof DobbewijkDobbewijk- voor heel Stevenshof Leiden het CWISchenkwijk als niet werkende werkzoekenden; Leiden was dat percentage 5,7%. noord zuid Het percentage van de 18- tot en met 64-jarigen met een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand was in de Stevenhof 1,8% en in heel Leiden 4,2%. % 18-64 jarigen met een WWB-uitkering
Bronnen: Gemeente Leiden, Dienst Sociale Zaken, CWI en GBA, peildatum 31 december 2004
3.5. Leefbaarheid Leefbaarheid en veiligheid(bron: leefbaarheidsmonitor 2007) Het Stevenshofdistrict scoort op een aantal punten op het gebied van leefbaarheid en veiligheid slechter dan gemiddeld in Leiden. Overlast van medebewoners en verloedering komt vaker voor. Bewoners noemen vaker problemen die moeten worden aangepakt en zijn zelf minder actief in de buurt. Bovendien zijn ze minder tevreden over een aantal voorzieningen. In vergelijking met 2004 zijn er weinig positieve ontwikkelingen. De parkeerproblemen zijn wat afgenomen, bewoners zijn ook iets meer tevreden over de parkeergelegenheid. De aanwezigheid van jongeren wordt in het Stevenshofdistrict echter steeds vaker als aan te pakken probleem genoemd. Algemeen oordeel over de buurt
139
Het rapportcijfer voor de woonomgeving is in de afgelopen jaren niet veranderd, gemiddeld krijgt het district hiervoor een 7,2. Dat is iets lager dan Leiden gemiddeld (7,3 ). De bewoners van het Stevenshofdistrict zijn over het algemeen minder tevreden over de voorzieningen dan gemiddeld in Leiden. Bewoners zijn minder tevreden over de winkels voor dagelijkse boodschappen, het openbaar vervoer, de voorzieningen voor jongeren en de parkeergelegenheid. Over het basisonderwijs zijn juist meer bewoners tevreden. Ten opzichte van 2004 zijn er weinig veranderingen. Iets meer bewoners zijn tevreden over de parkeergelegenheid. Leefbaarheid en veiligheid Als gekeken wordt naar de indicatoren op het gebied van leefbaarheid, dan komen verloedering en overlast van medebewoners in het Stevenshofdistrict vaker voor dan gemiddeld in Leiden. Verkeersoverlast en verloedering zijn de afgelopen jaren niet aantoonbaar toe- of afgenomen. Wel vinden bewoners dat in vergelijking met 2004 bekladding van muren en of gebouwen vaker voorkomt. De overlast van medebewoners is ten opzichte van 2004 niet veranderd. In vergelijking met 2000 is de overlast van medebewoners echter toegenomen. Wat betreft criminaliteit en veiligheid zijn de scores voor vermogensdelicten en bedreiging sinds 2000 onveranderd gebleven. In vergelijking met 2004 komt tasjesroof volgens bewoners minder voor. Het gevoel van onveiligheid is ook vergelijkbaar met voorgaande jaren: 16% voelt zich wel eens onveilig. Dit is hetzelfde niveau als Leiden gemiddeld. Op de vraag welke problemen in de buurt als eerste aangepakt zouden moeten worden noemen in het Stevenshofdistrict verhoudingsgewijs veel mensen een probleem (87% tegenover 75% gemiddeld). Ook bij de metingen van 2004 en 2000 noemden al meer mensen problemen dan in de andere districten. Het grootste probleem in het Stevenshofdistrict zijn de parkeerproblemen. Dit springt er met 39% duidelijk uit. Dit percentage is wel lager dan in 2004. Ook de aanwezigheid van jongeren wordt door opvallend veel mensen genoemd. Dit probleem is in de loop van de jaren toegenomen. Sociale samenhang De sociale cohesie in het Stevenshofdistrict is vergelijkbaar met het gemiddelde in Leiden. Bewoners zijn wel minder actief dan de gemiddelde Leidenaar en vinden vaker dat de gemeente te weinig aandacht heeft voor problemen in de buurt. De sociale cohesie is in de loop der jaren gelijk gebleven. In vergelijking met 2004 zijn minder bewoners actief geweest maar vinden meer bewoners dat de gemeente voldoende aandacht heeft voor de problemen in de buurt.
140
3. Ruimtelijke karakteristiek en structuur
4.1
Ruimtelijke structuur
In deze paragraaf wordt de ruimtelijke structuur van het plangebied beschreven. Hierbij wordt eerst ingegaan op de wijk als geheel, waarbij apart aandacht wordt besteed aan de water- en groenstructuur. Vervolgens worden de specifieke kenmerken van de verschillende gebiedsdelen toegelicht. De wijk De globale ruimtelijke structuur van de wijk met de vele wendingen in wegen en buurten is duidelijk een product van z’n tijd: eind jaren ‘70, begin jaren ‘80. De architectuur van de bebouwing is ontwikkeld in de 80-er jaren en goed als zodanig herkenbaar en heeft in enkele delen van de Stevenshof tot grote kwaliteit geleid. Ten zuiden van de Stevenshofdreef heeft dat geresulteerd in een aaneenrijging van relatief zelfstandige buurten, van elkaar gescheiden door groene wiggen die te samen komen in het centrale park. Tussen de Stevenshofdreef en de Oude Rijn is meer sprake van een orthogonale rangschikking van buurten, gedefinieerd door de ligging tussen de Oude Rijn en de parallelle Stevenshofdreef. Het bedrijventerrein aan de Kenauweg is een locatie die gelegen is tussen het stelsel van buurten en de A44. Door de nadruk op de kwaliteit van de buurten als veelal losse elementen en doordat de oorspronkelijke bedachte ruimtelijke dragers van de wijk als geheel wel wat krachtiger hadden kunnen worden uitgewerkt, kan vastgesteld worden dat de samenhang tussen diverse onderdelen niet goed uit de verf komt. Zo is de situering van het (winkel)centrum Stevensbloem tussen de Stevenshofdreef en het Stevenshofpark van grote structurerende betekenis voor de wijk. Nadelig is dat er van hier uit geen duidelijk dwarsverband is gelegd met de kant aan de Oude Rijn, hetgeen meer ruimtelijke interessante relaties had kunnen opleveren. Daardoor wordt mede de nogal geïsoleerde ligging van het Kloosterhof, de drie buurten die tussen de Stevenshofdreef en de Oude Rijn gelegen zijn, verklaard. In de loop van de jaren is afbreuk gedaan aan de kwaliteit van het winkelcentrum, in het bijzonder de relatie met het centrale park, onder meer doordat winkelingangen daar dichtgezet zijn en aan die kant geen oriëntatie meer is op het park. Het winkelcentrum komt zo steeds meer op zichzelf te staan. Het basisidee was om niet de agrarische verkavelingen als uitgangspunt te nemen voor de structuur van de Stevenshof, maar meer de dynamiek van de geomorfologische processen die het landschap hebben gevormd voordat grootschalige ingrepen door de mens plaatsvonden. Alleen de hoofdvaarten, dDe Veenwatering en de Dobbewatering, en een gedeelte van een oude waterloop daartussen zijn overgebleven van de oorspronkelijke verkaveling. De Veenwatering is een zeer structurerend element voor de bebouwing die hierlangs ligt. De Dobbewatering heeft dat door z’n vrijere beloop veel minder en bovendien is de herkenbaarheid veel minder omdat een omlegging heeft plaatsgevonden. De dynamiek van de waterstromen in het stroomgebied van de Oude Rijn tussen de hogere en lage delen heeft de hoofdopzet van de Stevenshof voor een belangrijk deel aangegeven. Het centrale park is aangelegd waar door de lage ligging een slappe ondergrond was ontstaan. De Stevenshofdreef daarentegen is op de hogere oeverwallen geplaatst. Ten zuiden van het park zijn er weer hogere delen. Parallel aan de Oude Rijn liep tussen de hogere delen een kreek, waar voor de jaartelling boerderijen aan gelegen waren. Ten zuiden van het park, pal voor de drie appartementengebouwen, ligt hiervan nog het oorspronkelijke beloop.
Zo is dus de Stevenshofdreef de hogere uitvalsbasis voor de ontsluitingslus die de buurten om het lage groene hart aaneenrijgt. De Stevenshofdreef is heel herkenbaar neergezet en op een meer stedelijke wijze begrensd door appartementengebouwen in vier en vijf lagen. De relaties dwars hierop zijn niet expliciet ruimtelijk vorm gegeven (onder meer bij het al eerder genoemd wijk en winkelcentrum “Stevensbloem”, waardoor de Stevenshofdreef een al te duidelijke scheiding is in de wijk. Op lokaal niveau is in enkele delen vooral op architectonisch gebied een hoge kwaliteit bereikt. Te noemen valt hier het buurtensemble van hogere en lagere bebouwing tussen het station en de Stevenshofdreef met excellente hoekoplossingen. Een kwaliteit die ook in het oog springt is aansluiting van de buurten op de groene dooraderingen door middel van hoekbebouwingen. Daardoor hebben de buurten een duidelijke markering ten opzichte van de vrije ruimte. De zuidwestrand van de Stevenshof heeft een directe confrontatie met het polderlandschap en dat biedt voor de bebouwing daar grote kwaliteiten. De enige andere plek in Leiden waar die confrontatie ook plaatsvindt is bij de noord- en de oostkant van de Merenwijk. Ook is hier recreatief medegebruik mogelijk door de aanwezigheid van een fietspad. De wens die al langer bestaat is de doortrekking van dit fietspad onder het spoor door naar Voorschoten en over de A44 richting Katwijk. Hiermee krijgt deze mooie rand meer regionale recreatieve betekenis. De rand als geheel heeft niet echt een samenhang, de diverse buurten hebben alle een eigen confrontatie. De onzekerheid over de aanleg van de Rijnlandroute stimuleert niet om hier een grote inspanning te plegen voor verbeteringen. De termijn waarvoor dit bestemmingsplan gemaakt wordt is 10 jaar. Binnen deze termijn is het niet voor de hand liggend om op de schaal van de wijk aan de minder sterke punten van de hoofdstructuur te sleutelen. De bebouwing is van recente datum en structuurverbetering door bijvoorbeeld sloop van bebouwing is niet realistisch. Op langere termijn kunnen wellicht wel structurele aanpassingen gedaan worden. Binnen de horizon van dit bestemmingsplan kunnen wel onderdelen verbeterd worden. Als concreet voorbeeld wordt genoemd de voorgenomen renovatie van de Stevensbloem, waarbij de oriëntatie op het park weer hersteld moet worden. Op diverse andere plekken kunnen aanpassingen en/of functiewijzigingen een betere benutting van de mogelijkheden opleveren. Samenvattend kan gesteld worden dat de woonkwaliteit in de Stevenshof en de inrichting van de diverse buurten behoorlijk hoog is. Echter, de wijkstructuur is, gegeven de landschappelijke ligging, niet optimaal. De huidige bebouwing heeft dermate de huidige globale structuur vastgelegd dat alleen op langere termijn, buiten de periode waarvoor dit bestemmingsplan is ontwikkeld, substantiële wijzigingen aangebracht kunnen worden. Binnen deze planperiode zijn op meer lokaal niveau mogelijkheden om de kwaliteit te verhogen. Oriëntatie en aansluiting op de stad en omgeving Op de schaal van de stad is er op wijkniveau (Morskwartier, Stevenshof, Zuid-West) een duidelijke ontsluitingsring: Haagse schouwweg, Stevenshofdreef en Haagweg aangesloten op stadsweg Doctor Lelylaan/Churchilllaan. Zodanig neergelegd ten opzichte van de Oude Rijn dat een ruimtelijk interessante verhouding hiermee mogelijk is. Voor een stad als Leiden die z’n karakter voor een belangrijk deel hieraan te danken heeft is het zaak ook in de nieuwere stadsdelen optimaal de Oude Rijn te laten doorklinken. Op enkele locaties is dat te ervaren, zoals bij de brug bij Het Haagse Schouw die de rivier kruist en waar de Haagweg / Vinkweg langs de rivier loopt. De potentiële ruimtelijke ervaring als boulevard wordt op dit moment echter beperkt door de woonboten die hier langszij liggen.
142
De parallel aan de rivier liggende Stevenshofdreef heeft op dit moment nagenoeg geen profijt van deze nabije ligging, zoals in de inleiding al is vastgesteld. Binnen de bestemmingsplanperiode kunnen hier en daar op detailniveau verbeteringen worden aangebracht. Het gaat daarbij om meer gebruik maken van de Rijnoever voor openbare functies en duidelijkere dwarsverbanden tussen oever en Stevenshofdreef. Voor een optimale benutting van het rivierkarakter kunnen binnen deze periode geen echte structurele ingrepen gedaan worden. De volgende locaties kunnen, als belangrijk onderdeel van deze verkeer- en rivierring, in de komende planperiode aangepakt worden: Rijnoever Tussen de A44 en De Groote Vink zijn deels bedrijven gevestigd en voor het grootste deel particuliere woningen. In het structuurplan “Boomgaard van kennis” staat deze zone aangegeven als een waterontwikkelingszone. Het streven dient er in deze zones zoveel mogelijk op gericht te zijn om structurerende waterlopen vanaf de openbare ruimte zichtbaar en bruikbaar te maken en in samenhang met de gewenste wandel- en groenstructuur en de fietswegenhoofdstructuur vooral de woonfunctie langs deze zones te versterken. Andersom is het voor het gezicht vanaf het water gewenst dat het stadsbeeld aantrekkelijk oogt. De grotere openbaarstelling van de oever is op enkele incidentele locaties binnen deze planperiode mogelijk, met name bij herstructurering van bedrijvenlocaties. Doordat het overgrote deel in handen is van particuliere woningbezitters zal het lastig zijn om hier mogelijkheden te creëren voor openbaarstelling van de oever. Er moet naar gestreefd worden om op strategische plekken een publieke relatie te leggen met de Rijn. Een van de plekken die de komende planperiode aan bod komt, ligt tegenover Het Haagse Schouw en is bekend onder de naam Montfoortpark 2. Om een en ander goed te kunnen inschatten, moet er op structuurniveau een duidelijke gewenste karakteristiek vastgelegd worden. Vanuit de stad, waar de rivieroevers op uiterst stedelijke wijze vormgegeven zijn, is een zone tot aan de Stevenshof die ook nog behoorlijk verstedelijkt kan worden. Het gedeelte van De Groote Vink tot aan Het Haagse Schouwbrug is vervolgens, vooral aan Stevenshofkant, een aaneenrijging van woningen met daar tussen enkele bedrijfsvestigingen op een kleinschaliger niveau. Het gedeelte tussen de brug en de A44 is te beschouwen als een gedeelte met na te streven parkachtige kwaliteiten met extensieve robuuste (landgoedachtige) bebouwingen: Rhijnhof, nieuwe restaurantgedeelte Haagse Schouw, e.a. Dit deel van de wijk functioneert als een adempauze in de verstedelijking. Voorbij de A44 zal bij de ontwikkeling van een knooppunt west de verstedelijkingsdruk groot zijn. Aan de Morskwartierzijde van de Rijn is een ontwikkeling in gang gezet dat bij het vrijkomen van bedrijventerreinen deze aangewend worden voor het ontwikkelen van appartementsgebouwen in een groene oeverzone met een openbaar karakter. Ook aan De Haagse Schouwweg wordt ontwikkeling in de richting van appartementen voorzien. Hier wordt uiteraard aan gespiegeld, zij het dat aan de Stevenshofkant de mogelijkheden hiertoe wat minder zijn. Ook wat betreft de hoogtes van nieuwe bebouwingen kan gekeken worden naar de overkant. Dit betekent dat op belangrijke snijpunten de bebouwing meer manifest is dan in minder confronterende situaties. De hoogte van de woontoren aan de overkant bij de Agaatlaan is 12 lagen. De hoogte van de bebouwing van Montfoortpark 2e fase kan daarmee (deels) in evenwicht gebracht worden om de gelijkwaardigheid van de beide wijken tot uitdrukking te laten komen. Hier bij de Oude Rijn confronteren zich visueel de beide wijken.
143
Op minder strategische punten kan gespiegeld worden aan de drie appartementsgebouwen van zes lagen hoog. De westentree van de Stevenshof kan met de inrichting van de gronden direct grenzend aan Het Haagse Schouw brug aan allure en herkenbaarheid veel winnen in samenhang met het motel, de aansluiting aan de A44 en het groengebied. Aansluiting en oriëntatie lokaal Grenzend aan Voorschoten De spoorlijn vormt hier een duidelijke scheiding, nog eens versterkt door de bundeling met de hoogspanningskabels. Daarom moeten de onderdoorgangen sterk vormgegeven worden. Op dit moment is er alleen bij de Vink een verbinding. Deze kan door een kwaliteitsverbetering van het direct aangrenzende gebied aantrekkelijker en sociaal veiliger gemaakt worden. Met name de pleinruimte bij de winkels en de horeca ligt er nu afzijdig bij. Bij een kwaliteitsslag zal er een grotere samenhang moeten komen met de onderdoorgang. Het oude NS ticketgebouw zal geen stand kunnen houden. En een betere benutting van de open ruimte bij de parkeerplaats is aan de orde. Daar waar geen verbindingen zijn, parallel aan de spoorlijn, moet de ruimte tussen het spoor en de bebouwing een autonome ruimtelijke kwaliteit hebben, waar het aangenaam toeven is. Ten zuiden van de Vink met een waterpartij van formaat tussen bebouwing en spoor is sprake van een goed gedefinieerde ruimte, zowel ter plekke als beleving vanuit de trein. Ten noorden van de Kleine Vink ligt het buurtje langs de omgelegde Dobbewatering er duidelijk herkenbaar bij. Maar de Dobbedreef in samenhang met het spoortalud en de al eerder genoemde open ruimte bij de parkeerplaats vormen geen duidelijke en aantrekkelijke ruimte. Hier kunnen inrichtingsverbeteringen, bijvoorbeeld grote opgaande bomenrijen en bebouwing op de open ruimte bij de Vink en bij de Stevenshofdreef, een kwaliteitsverhoging bewerkstelligen. Op langere termijn is een langzaam verkeer verbinding hier aan te bevelen ter hoogte van de polder. Grenzend aan de A44 Omdat hier in de huidige situatie geen verbindingen zijn met de kant van Valkenburgse meer geeft de belijning van de Hadewijchlaan ten opzichte van de A44 een zelfstandig, niet bekneld karakter aan de woonbuurten. Op langere termijn is een (langzaamverkeer)doorverbinding met de recreatieve functies van het Valkerburgsemeer en omgeving en verderop met de duinen een logische optie. Het bedrijventerrein ligt als een op zichzelf staande locatie tussen de Hadewijchlaan en het groengebied. Groene aanplant vormt op dit moment een scherm tussen het bedrijventerrein en de Hadewijchlaan om een zo aangenaam mogelijk zicht van de woningen richting het bedrijventerrein mogelijk te maken. Voor dit terrein zijn binnen deze planperiode geen grote structurele wijzigingen te verwachten. Wel zal de verwerving van het Rijkswaterstaatterrein leiden tot een verdere intensivering van de opslag –en overslagfuncties van Wijkbeheer, de uitbreiding van het regionaal dierenasiel en de ontwikkeling van het terrein Haagsche Schouwweg 16 Grenzend aan de polder De vier woonbuurten aan deze kant tonen elk hun eigen gezicht naar de polder. Van een samenhangende rand is geen sprake en dat is ook niet zo noodzakelijk zolang de rand geen bovenlokale betekenis heeft. Dat zal wel het geval zijn als hier een regionale langzaam verkeer verbinding aangelegd zal worden, van Voorschoten tot aan de duinen. Het zal een verrijking betekenen voor de recreatiemogelijkheden vlakbij huis.
144
Op de achtergrond speelt mee of de Rijnlandroute hier aangelegd zal worden. Een langzaam verkeer verbinding zal dan een heel ander beloop krijgen als de Rijnlandroute niet (geheel) ondergronds aangelegd zal worden. Dan zal een zone ten zuiden van deze weg een rol spelen in de recreatieve ontsluiting. Eerst moet er dus duidelijkheid bestaan over de aanleg van deze weg voordat forse investeringen hier gedaan zullen worden. De sterkste verbinding met de polder vormt de oorspronkelijke Veenwatering met als extra de gehandhaafde molen. Hier is sprake van een prachtige introductie naar de polder. Vanaf de molen is hier een diagonale kortsluiting gemaakt met het centrale groene park, zodat optimaal gebruik is gemaakt van deze betekenisvolle plek. Verder monden tussen de woonbuurten de groene buffers uit in de polder, als uitlopers van het centrale park. Deze zijn van minder aansprekende kwaliteit. Kwaliteit van de woonbuurten en de openbare ruimte Zoals eerder al diverse malen genoemd zijn de woonbuurten als min of meer losse elementen opgevat. De positie van de buurten ten zuiden van de Stevenshofdreef, aaneengeregen door de kronkelende ontsluitingweg en gedrapeerd rondom het centrale park, is onafhankelijker dan die van de drie buurten tussen de Stevenshofdreef en de Oude Rijn. Dat is logisch, want deze buurten werden tussen de parallelle lijnen van weg en rivier gerangschikt, daar ging een sterk structurerende werking vanuit. De buurten ten zuiden grenzend aan de Stevenshofdreef zijn nog gelieerd aan deze weg, maar verder richting polder is er sprake van een echt vrije positie. Zelfs de ontsluitingsweg volgt de grillen van de diverse buurten en heeft aldus een lage autonome waarde, zonder veel structurerende betekenis. De buurt die het laatst is verwezenlijkt, tussen het zuidelijk gedeelte van de Dobbewatering en het spoor, heeft meer dan de andere buurten een sterkere uitdrukking naar buiten toe, door de duidelijke relatie met de Dobbewatering en het spoor. Aan de polderkant is door de uitwaaierende vorm en de gekromde eindbebouwing gereageerd op de open ruimte, daarbij is de buurt intern ook strakker gedefinieerd ten opzichte van de ontsluitingsweg. Deze heeft een kop, het winkelcentrumpje de Vink, en een staart, de uitwaaiering naar de polder. De groep geschakelde villa’s liggen daardoor als het ware buiten de Stevenshof. Hetgeen de buurten structureert is het centrale park met groene uitlopers tussen de buurten. Het centrale deel van dit park wordt ondersteund door de drie woontorens aan de zuidzijde en het wijk- en winkelcentrum de Stevensbloem aan de noordzijde. De oorspronkelijk bedoelde uitstraling richting park is, zoals eerder beschreven, nu vrijwel nihil, en dient bij de komende renovatieplannen weer in volle glorie terug te keren. Het karakter van het park is net zoals de buurten nogal op zichzelf staand. Een duidelijke entree, of koppeling, vanuit de omgeving is gewenst. Om te beginnen de kans die zich voordoet bij de Stevensbloem in combinatie met het naastliggende wijkcentrum. Hiermee kan meer uitdrukking worden gegeven aan het collectieve. Conclusie • Het ligt gezien de leeftijd van de bebouwing in de wijk en de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) niet voor de hand dat de minder sterke delen van de hoofdstructuur van de Stevenshof ingrijpend kunnen worden gewijzigd. Uitgangspunten Op onderdelen aanbrengen van verbeteringen in de wijk waarbij met name gestreefd wordt naar: • Bij renovatie/uitbreiding herstellen van de oriëntatie van het winkelcentrum Stevensbloem op het park
145
•
•
•
Intensivering van de woonbebouwing langs de Rijnoever op beschikbaar komende locaties in samenhang met aantrekkelijker maken van de Rijnoever en vergroten van de openbaarheid. Bebouwing van een locatie bij station de Vink om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren en in samenhang daarmee met een variëteit aan functies (kantoren, maatschappelijke doeleinden, horeca en sport en recreatie) het gebied aantrekkelijker en veiliger maken. Handhaving landschappelijke, onderscheidende kwaliteit van de bufferzones tussen de buurten.
Groen- en waterstructuur Groen De wijk Stevenshof is gebouwd op het klei- en veenweidegebied van de Stevenshofjespolder, de Papenwegse polder en de Noordhoflandsepolder. De oude landschapsstructuur is deels nog terug te vinden langs de Dobbewatering en de Veenwatering, die dwars door de wijk heen lopen. Ook in het Stevenspark is nog iets terug te zien van het oude verkavelingspatroon van het vroegere weiland. Het ontwerp voor het Stevenspark heeft een tweeledig karakter. Enerzijds is bij de aanleg aandacht uitgegaan naar sportvoorzieningen, zoals een voetbalveld, een tennismuur en later een skateboardbaan. Anderzijds is het Stevenspark gebaseerd op ecologische principes. Een windwatermolen, zo nodig bijgestaan door een elektromotor, regelt de waterhuishouding. Het park is waterrijk en bestaat uit meerdere eilanden die door bruggen met elkaar verbonden zijn. Tussen de inheemse beplanting liggen een dierenwei en schooltuinen terwijl langs de Dobbewetering later een grote waterspeelplaats is gemaakt. Na de opening van het Stevenspark volgde het buurtpark Rijndijk aan de rand van de Stevenshof. Het plantsoen is vooral bedoeld voor kinderen en staat daarom vol met speeltoestellen. Essen, zomereiken, treurwilgen en Japanse sierkers maken naast een ruig terrein deel uit van de beplanting. Iets verderop, aan de overkant van de Rijn, is jaren eerder een vergelijkbaar plantsoen naast de Hoge Morsweg aangelegd. De noordrand van de Stevenshof grenst aan de Oude Rijn, die op lang niet alle plaatsen zichtbaar meer is. Dat is jammer, want een openbare en door bewoners beleefbare rijnoever had de wijk meer ruimtelijke kwaliteit en allure gebracht. De zuidrand van de Stevenshof grenst aan een veenweidegebied met belangrijke natuur- en cultuurhistorische waarden, een vroegere ‘rijksbufferzone’. Het betreft een zogenaamde strandvlakte tussen twee strandwallen in (die van Wassenaar en Voorschoten), waar in de loop van lange tijd veen overheen is gegroeid. Belangrijke groengebieden in de Stevenshof zijn behalve het al genoemde Stevenspark ook de beboste strook langs de A44 en het parkje aan de Oude Rijn. De typische stadsnatuur kent een hoge mate van verstening, afgewisseld met grasperken, bomen en het privégroen van tuinen. De natuurlijke verbindingen tussen deze gebieden en met het buitengebied worden gevormd door diverse bomenlanen, plantsoenen, wilde bermen en de watergangen en oevers van de Dobbe- en Veenwatering. Diverse natuurlijke lijnen die bovenstaande elementen doorsnijden of met elkaar verbinden, zoals de bomenrijen in de straten, de grasbermen, de plantsoentjes en de oevers verdienen bescherming. Belangrijke voedingsaders voor natuur in de stad zijn de Dobbewetering en de Veenwetering, die het buitengebied verbinden met het Stevenspark. Deze verbindingen zijn wat betreft
146
inrichting niet optimaal en ook de natuurlijke verbinding tussen het park en de Oude Rijn kan aanmerkelijk beter dan hij nu is. Relevant voor het bestemmingsplan Stevenshof is dat het groenbeleid onder andere heeft geresulteerd in de Bomenverordening, waarin het beschermen van houtopstanden en bomen is geregeld. Plannen en projecten die binnen het kader van het bestemmingsplan Stevenshof gaan plaatsvinden, zullen de vereisten en de randvoorwaarden meenemen die volgen uit de Bomenverordening. Water De aanwezigheid van open water in stedelijk gebied wordt veelal door bewoners gewaardeerd. Water draagt bij aan de kwaliteit van de ruimtelijke structuur. De kwaliteit van de huidige waterstructuur moet in ieder geval gehandhaafd blijven. Ingrepen die hieraan afbreuk doen dienen te worden voorkomen. Water speelt in de structuur van de Stevenshof en belangrijke rol. De groen/blauwe dooradering van de wijk vormt een aaneengesloten systeem en is een van de belangrijkste structuurdragers. Grote of kleinere watergangen omgeven door groen vormen veelal de begrenzing van de verschillende buurten. Binnen de buurten vormt het water een belangrijk oriëntatiepunt. Conclusie • De groennorm wordt in de Stevenshof niet gehaald, de wijk is behoorlijk “kaal” • De waterstructuur dient gehandhaafd en waar mogelijk geaccentueerd te worden Uitgangspunten • Waar mogelijk zullen de natuurlijke structuur van de Stevenshof en de groene verbindingen met het buitengebied worden versterkt. • Projecten in de Stevenshof die passen binnen het nieuwe bestemmingsplan zullen de groennorm hanteren en voldoen aan de Leidse bomenverordening. • De relatie tussen winkelcentrum Stevensbloem en het Stevenspark wordt versterkt. • Watersystemen worden zo min mogelijk versnipperd.
4.2 Cultuurhistorie Monumenten en beeldbepalende panden Monumenten Langs de Rijn stonden bedrijven en boerderijen. In de loop der eeuwen is het langs de Rijn steeds voller geworden, maar ook vandaag de dag bevinden zich nog bedrijven langs de rivier. In de bocht bij Ter Wadding bevonden zich in de tweede helft van de 16 e eeuw reeds steen – en kalkovens. Overigens zijn hier nu geen resten meer van terug te vinden. Monumenten verwacht men eigenlijk niet aan te treffen in een recent gebouwde wijk als de Stevenshof. Toch heeft een inventarisatie een in aantal bescheiden maar wel waardevolle monumenten opgeleverd. Reden te meer om er zuinig op te zijn. Koetshuis Ter Wadding Het uit circa 1910 daterende koetshuis is een provinciaal monument en ligt aan de noordgrens van het rijksmonument landgoed Ter Wadding, een landschapspark met een landhuis uit 1770. Het Koetshuis wordt omgeven door oude bomen zoals beuken, kastanjes en eiken. Het landgoed Ter Wadding ligt op het grondgebied van de gemeente Voorschoten. Het bij het landhuis horende koetshuis ligt op het grondgebied van de gemeente Leiden. Het koetshuis heeft gefungeerd als koetshuis annex koetsierswoning.
147
Stevenshofjesmolen In het gebied bevindt zich een molen, de Stevenshofjesmolen (Henrie Bosmanpad). Deze molen, een rijksmonument, heeft tot 1985 de Stevenshof bemalen. Vanaf 1985 gebeurt dit door middel van een elektrisch gemaal, hoewel de molen nog steeds voor bemaling ingezet kan worden. De Stevenshofjesmolen aan de Veenwatering stond oorspronkelijk vrij in de polder. Door de bouw van woningen in de polder staat deze nu aan de rand van de Stevenshof. In overeenstemming met het eeuwenoude windrecht is de bebouwing in de omgeving laag gehouden. De ronde stenen schepradmolen met rieten kap werd in 1797 gebouwd. De molen is nu eigendom van de Rijnlandse Molenstichting. In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de molenbiotoop. De provincie Zuid- Holland heeft in 1998 speciale goedkeuringscriteria opgesteld voor het toetsen van gemeentelijke bestemmings-, stadsvernieuwings- en structuurplannen. Deze Provinciale “Richtlijn Traditionele Windmolens” is in 2002 verduidelijkt en wordt nu aangeduid als Goedkeuringscriteria Molenbiotoop. Het Haagsche Schouw Langs de Oude Rijn ligt aan De Haagse Schouwweg 14 het Van der Valk hotel-restaurant “Het Haagsche Schouw”. Het restaurant is gevestigd in een rijksmonument. De gepleisterde boerderij van het landhuistype met dwars op het woonhuis een uitgebouwde zomerkamer dateert uit de 17e/18e eeuw. Het is voorzien van een modern pannendak. De (nietmonumentale) naastgelegen hotelaccommodatie dateert uit 1987/88 en de verbindingsgang tussen hotel en restaurant uit 1989. Boerderij Valkenburgseweg 10 De boerderij is een rijksmonument van het langhuistype, gepleisterd met topgevel en terzijde vleugels eveneens in topgevel met lage schoorsteen, eindgevel en opkamer. De boerderij dateert uit de 17e of 18e eeuw. Kerk en Klooster Aan de Rijndijk 281 bevindt zich een kerk met klooster. Beide gebouwen zijn het beschermen waard. Het College van Burgemeester heeft in de vergadering van 17 oktober 2005 besloten om de kerk op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Dat geldt inmiddels ook voor het kloostergebouw. Kerk en klooster zijn gebouwd in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Beeldbepalende panden De beeldbepalende panden bevinden zich allemaal langs de Rijndijk. Het gaat daarbij om de volgende panden: - Rijndijk 128 - Rijndijk 154 - Rijndijk 228 - Rijndijk 230 Conclusie • In het plangebied Stevenshof bevindt zich een aantal waardevolle rijks –, provinciale en gemeentelijke monumenten. Uitgangspunt
148
•
Handhaven van bestaande monumenten.
Archeologie Algemeen Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt. De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen in de afgelopen jaren, immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen. Deze voorschriften zijn gebaseerd op een inventarisatie en evaluatie van de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. De resultaten van deze inventarisatie, die de gehele gemeente beslaat, zijn vastgelegd in een rapport, voorzien van een toelichting en een groot aantal kaartbijlagen waaronder een archeologische verwachtingskaart.1 Dit rapport geldt tevens als verantwoording en onderbouwing van de in het bestemmingsplan voorgestelde maatregelen. Archeologische waarden in het plangebied Uit het onderzoek dat is verricht ten behoeve van de archeologische inventarisatie is gebleken dat in het plangebied Stevenshof een groot aantal vondstmeldingen bekend is, daterend uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Het archeologisch onderzoek in de Stevenshofjespolder kent een lange geschiedenis. Al in 1982 werd tijdens bouwwerkzaamheden archeologisch materiaal verzameld. Het jaar daarop was de gelegenheid tot het uitvoeren van een archeologische verkenning en een geologisch onderzoek. Archeologisch vervolgonderzoek in 1984-1986 leverde sporen van bewoning en bebouwing op uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Het onderzoek werd voortgezet in 1995-1998 waarbij wederom bewoningssporen werden aangetroffen uit beide perioden alsmede een veenweg uit de ijzertijd. In het deel van het plangebied dat ten noorden van de Rijn is gelegen, zijn geen vondstmeldingen bekend. In de directe omgeving zijn in vergelijkbare geologische en geomorfologische eenheden wel bewoningssporen aangetroffen daterend uit de Romeinse Tijd en de vroege middeleeuwen. Uit historische bronnen zijn enkele cultuurhistorische elementen bekend waarvan nog resten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Het betreft enkele industriële complexen die langs de oever van de Rijn gevestigd zijn geweest. Alhoewel de RGD tot heden geen officiële geologische kaart heeft geproduceerd voor het Leidse grondgebied zijn er wel drie conceptkaarten voorhanden. Geologisch gezien komen in het plangebied 4 verschillende eenheden voor:
1
Hessing, W.A.M., C. Sueur, 2004: Archeologische waarden en verwachtingen op het grondgebied van Leiden, inventarisatie, kaarten en vertaling naar het ruimtelijk beleid, Amersfoort (Vestigia-rapport V120).
149
•
•
•
•
Duinkerke 0 afzettingen (1500 – 1000 v.Chr.): in vrijwel het gehele gebied werd een flink kleipakket afgezet. Tevens ontstonden in deze periode geul- en kreekafzettingen waarop in de ijzertijd bewoning kon ontstaan. Duinkerke I afzettingen (500-200 v.Chr.); ook in deze periode werd klei afgezet, boven op de Duinkerke 0-afzettingen. Aan de westzijde en noordzijde van het plangebied zijn geulafzettingen aanwezig waarop in de Romeinse tijd bewoning tot ontwikkeling kon komen. Duinkerke III afzettingen (800 – 1200 n.Chr.) bedekken in het gehele plangebied de voorgaande Duinkerke-afzettingen. Tijdens deze transgressiefase kunnen de onderliggende sedimenten geërodeerd zijn. Hollandveen: deze delen zijn in het verleden in veel mindere mate geschikt geweest voor bewoning.
In het plangebied zijn meerdere kreek- en geulstelsels aanwezig waarop in het verleden bewoning kon ontstaan. Ook in de stroomgordel van de Rijn waren de omstandigheden voor bewoning gunstig zoals blijkt uit de vele vindplaatsen die in de omgeving zijn aangetroffen. De lager gelegen gebieden waren veel minder geschikt voor bewoning. Tot slot is duidelijk dat delen van het plangebied in ernstige mate verstoord zijn. Ten behoeve van de aanleg van de Stevenshofwijk zijn de meeste gebouwen onderheid en in meerdere gevallen onderkelderd. Door deze ingrepen is de bodem in deze delen van het plangebied zeer diep geroerd is. Hierdoor zijn eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten voorgoed verloren gegaan. Het nog onbebouwde deel van het plangebied is in het verleden niet verstoord. In deze zones kunnen nog archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Op basis van bovengenoemde archeologische vondsten, geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken geldt voor delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting. Enkele andere delen van het gebied zijn aangewezen als gebieden waarvoor een middelhoge archeologische en lage verwachting geldt. In de reeds verstoorde delen van het plangebied zijn geen archeologische waarden meer aanwezig. Archeologische verwachtingskaart Het archeologisch erfgoed in de Leidse bodem is omvangrijk en divers. Het onderzoek dat ter voorbereiding van de archeologische verwachtingskaart is uitgevoerd was erop gericht een zo compleet mogelijk beeld te verkrijgen van het Leidse bodemarchief. Met name is aandacht geschonken aan de toekomst van het archeologisch onderzoek in Leiden. Centraal stond daarbij de vraag: kunnen we op basis van de resultaten in de afgelopen jaren aangeven welke delen van het grondgebied in de komende tijd speciale aandacht dienen te krijgen? In de verwachtingskaart is weergegeven waar de kans op informatieve overblijfselen uit het verleden het grootst is. Via het planologisch instrumentarium wordt het mogelijk gemaakt om de waardevolle delen van het bodemarchief te behouden, bij voorkeur in de bodem zelf en als dit niet mogelijk is door archeologisch onderzoek uit te voeren. In de plankaart is weergegeven voor welke delen van het plangebied deze beschermende maatregelen gelden. Bij de aanwijzing van waardevolle gebieden en de invulling van het bijbehorende instrumentarium in het bestemmingsplan is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds de wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en organisatorische uitvoerbaarheid. Ondanks de toegenomen inspanningen is het een illusie elk overblijfsel uit het verleden te onderzoeken of te beschermen. Duidelijk mag blijken dat niet elke vierkante meter van de Leidse bodem kan worden ontzien, ook niet als daar mogelijk sporen uit het verleden in aanwezig zijn. Anderzijds is gekozen voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de
150
archeologisch meest waardevolle delen van het Leidse grondgebied. De voorschriften zijn daarbij zoveel mogelijk proportioneel afgestemd op de omvang van de eventuele ingreep, in combinatie met de kans dat daarbij belangwekkende en informatieve overblijfselen zullen worden aangetroffen. Concreet betekent dit voor het onderhavige plangebied dat een oppervlaktecriterium is gehanteerd. De kans op het aantreffen van archeologische resten wordt als middelmatig ingeschat in de gebieden van het plangebied waarvoor een middelhoge verwachting geldt: slechts op eventueel aanwezige fossiele kreekruggen worden belangwekkende bewoningssporen uit het verleden verwacht. De kans dat deze kreekruggen worden aangetroffen bij kleine ingrepen is zeer klein. Pas wanneer een grootschalige ontwikkeling plaatsvindt, is er een reële kans op het aantreffen van deze fenomenen middels een inventariserend archeologisch veldonderzoek. Om deze reden is ervoor gekozen in deze gebieden alleen bij grote ingrepen archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De gebieden waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt zijn gebonden aan nauwere voorwaarden. In deze gebieden is de kans op het aantreffen van archeologische resten veel groter, hier zal dan ook bij kleinere bodemingrepen een archeologisch onderzoek vereist worden. In de gebieden waar archeologisch onderzoek wordt voorgeschreven zal, in lijn met de aanstaande Wet op de Archeologische Monumentenzorg, van toekomstige initiatiefnemers een (financiële) inspanning gevraagd worden om resten uit het verleden veilig te stellen. Daar staat tegenover dat de gemeente Leiden via haar eigen archeologische afdeling bij deze en andere, waaronder de meeste kleinere ingrepen, faciliterend zal kunnen optreden. Toelichting op de categorieën In de voorschriften van het bestemmingsplan zal een beschermende regeling voor de archeologische waarden worden opgenomen. Op basis van de hierboven genoemde inventarisatie van de gemeente en de vertaling naar de archeologische verwachtingenkaart, wordt binnen de gemeente Leiden een aantal voorschriftcategorieën onderscheiden. 1.
2. 3.
4.
5.
6.
Beschermd archeologisch monument. Archeologische resten die vanuit nationaal oogpunt behouden dienen te blijven. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste bodemverstorende activiteiten. Gebied of terrein van archeologische waarde. In eerdere onderzoeken is reeds aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen. Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Gebied met een lage archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en het ontbreken van archeologische vondsten een lage archeologische verwachting. Gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is. Het gaat hierbij om gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van saneringen, ontgrondingen, onderkelderingen en zware funderingen zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen.
In het plangebied Stevenshof zijn de categorieën 2, 3, 4, 5 en 6 aanwezig. Voor de categorieën 2, 3 en 4 is een beschermende regeling in het plan opgenomen.
151
Functionele karakteristiek en structuur
Wonen Binnen de Stevenshof is een duidelijke functiescheiding aangebracht. De functies storen elkaar, op een enkele uitzondering na, niet. In woonstraten heeft men nauwelijks verkeersoverlast. Verkeersoverlast heeft waar aanwezig vooral het karakter van parkeeroverlast. De scheiding tussen wonen enerzijds en commerciële en maatschappelijke voorzieningen anderzijds concentreert de levendigheid van de dagelijkse boodschappen en het bezoek aan voorzieningen op locaties buiten de directe woonzone. Dit leidt ertoe dat het in de woongedeeltes van de wijk relatief rustig is. De scheiding tussen bedrijvengebied en woongebied heeft een zelfde effect. De vruchtbare interacties en contacten zijn geconcentreerd op een aantal duidelijk herkenbare plekken bij scholen, winkel – en voorzieningencentrum Stevensbloem en het winkelcentrum/eindhalte bus/station De Vink. De scheiding van functies en de enigszins geïsoleerde ligging als stedelijke uitloper resulteren in een stadsdeel dat als suburbaan kan worden gekenmerkt. De bewoners vertonen een duidelijk stedelijk leef- en gedragspatroon. De leefomgeving wordt echter gekenmerkt door een haast landelijk aandoende rust die contrasteert met de stedelijkheid van de meer centraal gelegen delen van Leiden. Woningbezetting De Stevenshof telt op 1 januari 2002 4.693 woningen en 12.901 inwoners. Dat geeft een gemiddelde woningbezetting van 2.7. Dit is een relatief hoge woningbezettingsgraad, want het Leids gemiddelde ligt op 2,4 inwoners per woning. Deze hoge woningbezetting valt te verklaren door het relatief grote aantal eengezinswoningen. Woningen naar type en eigendomsverhouding Het Stevenshofdistrict bestaat uit ongeveer 55% koopwoningen, ongeveer 10% particuliere huurwoningen en 35% sociale woningbouw. Praktisch alle woningen zijn gebouwd na 1980. De Stevenshof is vrij 'plat'. Eengezinswoningen maken ongeveer 75% van de woningvoorraad uit. Het totale Leidse woningbestand bestaat voor 43% uit eengezinswoningen. Daarmee vergeleken zijn er in de Stevenshof veel meer eengezinswoningen. De gestapelde bouw is overwegend hoogbouw, met lift, goed toegankelijk voor senioren en ouderen. Slechts een enkel woongebouw met 4 of meer woonlagen heeft geen lift. De hoogbouw staat op strategische plekken in de wijk voornamelijk bij het park en de spoorlijn. De mogelijkheid voor bewoners om door te stromen binnen hun wijk is relatief beperkt. Om meer mogelijkheden te scheppen om bewoners binnen de Stevenshof vervolgstappen te 100% kunnen laten zetten in hun wooncarrière zijn maatregelen nodig. Zo moeten 64 51 57 54 56 38 nieuwbouwprojecten hierop worden afgestemd. Er bestaat behoefte aan grotere woningen in de 75% koopsector. Deze dienen levensloopbestendig te worden ontworpen. 50%
In de Stevenshof zal de vergrijzingsgolf harder toeslaan dan in veel andere delen van Leiden, omdat25% het nu een relatief jonge wijk is. Veel seniorenwoningen zijn er echter niet. Wel is uit onderzoek (Compaenen 2000) dat een groot aantal woningen aanpasbaar is voor 36 49 43 gebleken 46 44 een 62 0% lichte functie-uitval. Schenk Kloos Dobbe Dobbe Stev Leiden Bij de beperkte nieuwbouwmogelijkheden in de Stevenshof is hiervoor aandacht nodig. w ijk terhof w ijk-n w ijk-z hof Daarnaast dient gekeken te worden naar de combinatie van wonen en zorg voor ouderen. % huur % koop
152
100%
9 3
75%
18 2
41
19
23
43
3 5
50%
14
25% 88
80
54
81
74
w ijk
terhof
w ijk-n
w ijk-z
hof
Woningvoorraad. naar eigendomsvorm, Leiden en wijken van de Stevenshof, in procenten 0% SchenkGoed KloosKarthotheek Dobbe Dobbe Stev Bron: Onroerens % eengezins
% meergezins
% flat
43 Leiden
Voorraad woningen naar woningtype, Leiden en wijken van de Stevenshof, in procenten WOZ-waarde De Wet Onroerende Zaakbelasting (WOZ)-waarde ligt relatief hoog (22% boven het Leids gemiddelde). Er zijn geen grote verschillen waar te nemen, met uitzondering van het Centrumgebied, Dobbewijk-noord, waar het gemiddelde rond het Leids gemiddelde ligt. De inkomens per persoon blijven licht achter bij het regionaal gemiddelde, ondanks een laag aandeel 65+‘ers en een gemiddeld aandeel jongeren. Slechts op een beperkt aantal plekken vinden we duurdere woningen. Conclusie • Het Stevenshofdistrict kent relatief veel eengezinswoningen • Koopwoningen in de duurdere segmenten zijn slechts beperkt aanwezig • De gemiddelde WOZ-waarde ligt boven het Leids gemiddelde • Op sociaal minder veilige plekken kunnen woningen en andere functies die ook in de avond in gebruik zijn bijdragen aan meer veiligheid Uitgangspunten • Binnen de wijk moeten mogelijkheden worden gecreëerd voor de bewoners om een vervolgstap te kunnen zetten in hun wooncarrière. Daar waar mogelijkheden zijn voor woningbouw wordt daarom gestreefd naar de bouw van woningen die aanvullend zijn op de bestaande gebouwenvoorraad. • Met name koopwoningen in de duurdere segmenten, goedkope appartementen voor starters en (vooral) duurdere appartementen geschikt voor ouderen dienen bijgebouwd te worden. • Bestaande appartementen dienen zoveel mogelijk aan de huidige eisen van Seniorenwoningen te worden aangepast Ook zogenaamde “wijksteunpunten wonen-zorg-welzijn” zijn nodig om zorg en begeleiding te bieden aan zelfstandig wonende ouderen en bewoners met een lichte functie-uitval
Bedrijven en voorzieningen Bedrijven De ontwikkeling van de Leidse bedrijvigheid is de afgelopen jaren redelijk positief geweest. Het aantal vestigingen nam de laatste jaren sterk toe, met name in de dienstverlening en bedrijvigheid. De groothandel en detailhandel namen in aantallen af. Ten opzichte van Nederland kenmerkt Leiden zich door de aanwezigheid van relatief veel dienstverlenende bedrijven, detailhandelsbedrijven en bouwbedrijven. Traditionele sectoren als de landbouw en industrie zijn sterk ondervertegenwoordigd. Er starten in Leiden relatief veel mensen een nieuwe onderneming, voornamelijk in de bouw en zakelijke dienstverlening. Specifiek voor de Stevenshof is het relatief grote aantal bedrijven en instellingen in relatie tot het beperkte aandeel in de werkgelegenheid. Belangrijke sectoren zijn (detail) handel, horeca en overige dienstverlening. Opvallend is het grote aantal bedrijfjes in de bouw. Bedrijven
153
hebben over het algemeen weinig werknemers. Er zijn slechts 10 bedrijven met meer dan 20 medewerkers. Daar waar nu reeds bedrijvigheid gevestigd is, moet deze zoveel mogelijk worden behouden om te voorkomen dat de Stevenshof verandert in een louter op wonen gerichte monocultuur Een uitzondering dient te worden gemaakt voor een aantal bedrijven langs de Rijnoever in de waterontwikkelingszone Korte Vlietkanaal – Oude Rijn. In deze zone, die loopt van de Haagsche Schouw tot en met het verkeersplein bij Ter Wadding, is het beleid gericht op intensivering van de woonfunctie. Het bedrijf Diastatische Producten zorgt voor overlast. Tot op heden is voor dit bedrijf nog geen uitzicht op een spoedige verhuizing naar een nieuwe locatie. Het bedrijf wordt in dit bestemmingsplan zodanig bestemd, dat uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten en/of -bebouwing op deze locatie wordt voorkomen. Er is één monofunctioneel bedrijventerrein in het gebied, te weten bedrijventerrein Westwal (rondom de Kenauweg). Het gebied is goed bereikbaar via de A44 (afrit Leiden Zuid). Op het bedrijventerrein Westwal zijn met name bedrijven in de groothandel en handelsbemiddeling, dienstverlening gevestigd. Daarnaast bevinden zich hier een bowlingcentrum en een dierenasiel. Het terrein functioneert goed. Het is de bedoeling om op het terrein een ondernemersvereniging op te starten. De uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein zal de komende tijd weer een punt van aandacht worden. De gemeente is bezig met het project Schoon en Heel om een en ander in gang te zetten op dit gebied. Bij Ter Wadding is zoals bekend een overbemeten verkeersplein gelegen. Bij reconstructie van het verkeersplein ontstaat in combinatie met De Groote Vink een ruimte die mogelijkheden biedt voor intensivering van de woonfunctie. Hier kan ook worden gedacht aan woonwerkcombinaties. De randvoorwaarden en planvorming voor deze locatie is echter nog niet concreet genoeg. Daarom is de bestaande situatie in dit bestemmingsplan vastgelegd. Detailhandel De detailhandel is in de Stevenshof geconcentreerd in twee gebieden. De grootste daarvan is het winkelcentrum ‘De Stevensbloem’. De Kleine Vink nabij het NS station is niet direct als een winkelcentrum aan te duiden. Het gaat om een in omvang beperkte hoeveelheid winkels en horeca in de directe omgeving van NS-station ‘De Vink’. Stevensbloem De Stevensbloem heeft de functie van wijkwinkelcentrum. Het centrum is in hoofdzaak gericht op de primaire levensbehoeften. Daarnaast zijn in beperkte mate winkels in secundaire levensbehoeften aanwezig. De routing en uitstraling van dit centrum laten te wensen over. Dit kan worden verbeterd door een duidelijke structuur, waarbij de winkels in één keer te overzien zijn. Rekening houdend met de concurrentieverhoudingen binnen de agglomeratie kan aan een compleet en goed functionerend boodschappencentrum een aantal randvoorwaarden worden gesteld: • twee servicesupermarkten (> 1.000 m2 vvo), die zich qua marktsegment van elkaar onderscheiden (publiekstrekkers); • compleet overig aanbod speciaalzaken in de dagelijkse sector; • overzichtelijke opzet met minimale loopafstanden tussen winkels onderling en tussen winkels en parkeren; • goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid; • verzorgde en eigentijdse uitstraling van het winkelgebied en de winkels.
154
Door de relatief geïsoleerde ligging van Stevensbloem is een groot deel van de koopkracht van de inwoners te binden aan dit winkelcentrum. Zij kan haar wijkverzorgende functie in de toekomst behouden, waarbij ruimte bestaat voor twee volwaardige supermarkten. De Stevensbloem is een levensvatbaar wijkwinkelcentrum en dient te worden behouden. Om een volwaardig, eigentijds wijkwinkelcentrum te worden, is enige uitbreiding en versterking van het aanbod in dagelijkse artikelen en aanverwante branches (boodschappen-plus) gewenst. De bereikbaarheid van het winkelcentrum is goed, door de centrale ligging aan de wijkontsluitingsweg. De Vink In de oorspronkelijke opzet van de Stevenshof is De Vink opgenomen als een klein tweede winkelcentrum. Er heeft zich echter geen duidelijk herkenbaar winkelcentrum ontwikkeld. Rond NS-station de Vink is enige kleinschalige detailhandel zoals een avondwinkel aanwezig. Het gaat om een zeer beperkt aanbod. Voor het overige vormen vooral horeca en dienstverlening nu de hoofdmoot. Gezien de aanwezigheid van een NS-station dienen deze functies behouden te worden, mede ook uit oogpunt van sociale veiligheid. Voor de stationsomgeving sluit een gevarieerde invulling met verschillende functies beter aan op de locatie dan die van winkelcentrum. Horeca Als gevolg van de verruimde winkeltijdenwet vervaagt de scheiding tussen horeca en detailhandel in de dagelijkse praktijk. De horecafunctie van en in de wijk is beperkt. Rond het station de Vink is in de loop van de tijd meer horeca toegestaan. Het gaat hier om een snackbar, een restaurant en een eetcafé. In het kader van de sociale veiligheid is het wenselijk om de mogelijkheden voor de vestiging van horeca te verruimen. Ook in de Stevensbloem zijn er mogelijkheden voor uitbreiding van de horeca. Daghorecavoorzieningen dienen aan dezelfde verplichtingen te voldoen als de zwaardere (avond en nacht) horecavoorzieningen in de binnenstad. Aan de ondersteunende functie voor het winkelgebied kan daarmee niet voldoende recht worden gedaan. Bezien moet worden of een oplossing gevonden kan worden in het benoemen van een categorie ‘daghoreca’ die gelieerd is aan de openingstijden van de winkels en op een ‘winkelbestemming’ van het bestemmingsplan gehuisvest zou mogen zijn. Een andere vorm van horeca, die toegelaten zou kunnen worden, is horeca die gelieerd is aan bedrijfsfuncties. Ook daar moet het doel blijven een ondersteuning te bieden aan de primaire bedrijfsfuncties. Aan Het Haagse Schouw bevindt zich Van der Valk hotel/restaurant “Het Haagse Schouw”, direct bij de afrit van de A44. Er is nog ruimte voor uitbreiding van het restaurant. Gezien de beperkte hoeveelheid aan hotelbedden in de stad Leiden en de wens om meer bedden in Leiden te realiseren dient deze hotelvoorziening in ieder geval te worden gehandhaafd. Uitgangspunten • De bedrijvigheid in de wijk versterken. • Gebruik maken van de mogelijkheden tot introductie van de woon-werkfunctie. • Het versterken en concentreren van de winkelfunctie in de Stevensbloem • Horeca waar mogelijk versterken
Sport, recreatie en speelplekken en cultuur
155
In de Stevenshof is de groep tussen 11 en 17 jaar relatief groot. Voor deze groep zijn weinig voorzieningen. Het gering aantal voorzieningen vindt haar reflectie in het gebruik van met name het gebied rond het station de Vink. Het stationsgebied wordt ’s avonds gebruikt als hangplek. Voor deze jongeren ontbreekt een jeugdhonk. Voor een dergelijke voorziening zou in het bestemmingsplan ruimte moeten komen. Het jeugdhonk kan het best gecombineerd worden met andere functies, te denken valt aan het buurthuis. Het gebrek aan jongerenvoorziening heeft zich na 2003 geopenbaard in de vorm van overlast. De ontwikkeling van de groep 13 t/m 18 jarigen voor de Stevenshof laat een dalende lijn zien. De prognose aan de hand van de wat scherpere daling van de groepen onder de twaalf jaar betekent naar verwachting in de toekomst een verdere dalende lijn. (zie bijlage 1/ figuur 3). De behoefte aan jongerenvoorziening houdt echter geen rekening met andere factoren die van invloed kunnen zijn. Gezien de overlast, het op dit moment ontbreken van specifieke voorziening en hoger verwachte behoefte onder jongeren zelf is een jongerenvoorziening noodzakelijk. De locatie Mary Zeldenrustweg 18 zou een prima locatie zijn voor een voorziening voor jongeren Sport Er zijn in de Stevenshof twee bovenwijkse sportvoorzieningen: een schaatsbaan en een tenniscomplex. Beide zijn gesitueerd aan de Dobbedreef. In het PRIL is een zogenaamde Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie (ambities) Sportvoorzieningen, met een tijdshorizon van 2007 tot 2020, opgenomen. Doel is het efficiënter en effectiever inrichten van sportgerelateerde locaties en daar waar mogelijk locaties herontwikkelen door realisatie van woningbouw. De opbrengst hiervan zou dan moeten terugvloeien naar de sport, waarmee uitbreiding en/of upgrading van sportvoorzieningen kan worden gerealiseerd. De Stevenshof is een district, waar op dit moment ‘slechts’ een tennisvereniging en een natuurijsbaan zijn gevestigd. In de lange termijn visie (een interne notitie) wordt voorzichtig gesproken over de mogelijke vestiging van een korfbalvereniging in de Stevenshof. Echter, wanneer dit gestalte krijgt, zou de huidige natuurijsbaan moeten worden opgeofferd. Daarnaast wordt gesproken over een mogelijke fusie tussen twee Leidse tennisverenigingen, wat betekent dat het wenselijk is om in ieder geval de bestaande bestemming van de tennisvereniging en de natuurijsbaan te handhaven. Op korte termijn zijn geen concrete ontwikkelingen aan de orde, waardoor herbestemming van de locatie op dit moment niet noodzakelijk is. Om de kwantiteit en diversiteit in het sportaanbod in de Stevenshof (maar ook op gemeentelijk niveau) te ontwikkelen en te waarborgen, is het van belang om met het oog op de toekomst gronden te reserveren. Hierdoor kan op diverse locaties in de stad flexibeler worden ingesprongen op toekomstige demografische ontwikkelingen en trends op het gebied van wonen én sport. Voor de locatie Zwaluw II verdient het dus aanbeveling om een sportbestemming mogelijk te maken c.q. open te houden. Speelplekken Het aantal speelplekken in de Stevenshof is voor nu en in de toekomst voldoende. Kijkend naar de in het beleidsplan speelruimte vastgestelde aanbod 2008 vraag 2008 verschil norm en het aantal kinderen in de wijk kan 0 t/m 5 31 worden opgemaakt 11 20 onderstaande tabel 6 t/m 12 41 12 29 13 t/m 18 16 9 7
156
Bij de tabel moet worden bedacht dat de speelplekken vaak geschikt zijn voor meerdere leeftijdscategorieën. Kijkend naar de adressen dan zijn in de Stevenshof 52 speelplekken. Gezien het verschil tussen vraag en aanbod is een overweging de inrichting van de speelplekken meer te richten op 13 t/m 18 jarigen. Een nadere analyse over de speelruimte moet komen uit het buurtspeelplan. Het buurtspeelplan uit 2004 zou idealiter bijgesteld moeten worden in 2009. Het credo om het aantal speelplekken te handhaven uit 2003 is ook van toepassing in 2008
Maatschappelijke voorzieningen Het voorzieningenniveau in de Stevenshof is in vergelijking met andere districten laag. Wordt in zijn totaliteit naar voorzieningen voor gezondheid, sport, cultuur, onderwijs, kinderopvang, buurthuizen en speelvoorzieningen gekeken dan ligt op basis van het bevolkingsaantal het voorzieningenniveau in de Stevenhof ruim 5% onder het Leids gemiddelde. Sterker, het voorzieningenniveau per inwoner is in de Stevenshof het laagst van Leiden. Met uitzondering van de voorziening voor het buurthuis en de bibliotheek ligt voor alle maatschappelijke voorzieningen het niveau onder het gemiddelde. Met name gezondheidszorg voorzieningen scoren laag. Wel dient bedacht te worden dat de Stevenshof een relatief jonge wijk is en daardoor gekenmerkt wordt door een bevolking met een relatief hoog niveau van zelfredzaamheid. Bovendien zijn veel bewoners afkomstig uit andere Leidse wijken en zijn nu (nog) deels georiënteerd op de voorzieningen in de wijken waaruit zij afkomstig waren. Voor de komende 10 jaar is het echter zaak rekening te houden met een groeiende behoefte aan voorzieningen. Onderwijs De Stevenshof is een wijk met relatief veel 4 tot 11 en 12 tot 17 jarigen. Dit heeft consequenties voor de benodigde voorzieningen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en buitenschoolse kinderopvang. In de Stevenshof zitten 5 voorzieningen voor basisonderwijs. De huidige capaciteit voor basisonderwijs is voldoende. De prognoses voor het aantal leerlingen op de basisscholen maken duidelijk dat over ongeveer zes jaar de populatie met 1/3 afneemt. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg gehad dat de dependance van De Zwaluw aan de Mary Zeldenrustweg vrij is gekomen voor ontwikkeling van een andere dan onderwijskundige functie. Gezien de ontwikkeling van de basisschool leeftijdsgroep wordt in de toekomst geen voorziening voor basisonderwijs meer voorzien. Geen voorzieningen zijn aanwezig voor het voorgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. De vraag naar deze bovenwijkse voorzieningen en de daarbij benodigde ruimte zal op een groter schaalniveau dan het plangebied worden beschouwd. Vooralsnog is er geen noodzaak in het bestemmingsplan ruimte vrij te maken voor het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. In relatie tot de nieuwbouw van het Stedelijk Gymnasium is voor de korte termijn is een optie om enkele groepen onder te brengen aan de Mary Zeldenrustweg. Voor de lange termijn is er voor het voortgezet onderwijs ook geen onderwijsbehoefte. Kinderopvang Voor kinderopvang wordt gestreefd naar een goede verdeling over de stad. In 2004 werd de vastgestelde norm van 28 kindplaatsen dagopvang 0 – 4 jaar op 100 kinderen op stedelijk niveau gehaald. Op wijkniveau werd de norm niet gehaald. Per 1 januari 2007 is de nieuwe wet op de kinderopvang in werking getreden. De vraag naar kinderopvangplaatsen is sindsdien landelijk sterk gestegen.
157
In het bestemmingsplan zijn daarom voor een aantal locaties bestemmingen opgenomen die de vestiging van kinderopvang en peuterspeelzalen toelaten. Het gaat dan om de locaties Schaatsbaan Stevenshof waar de bestemming Maatschappelijke Doeleinden op komt te liggen en mogelijkheden tot toevoeging van een bouwlaag zijn opgenomen. Op de locatie De Kleine Vink bij het station is voorzien in een bestemming Gemengde Doeleinden opgenomen die de vestiging van Maatschappelijke doeleinden mogelijk maakt. Daarnaast is de in de toekomst vrijkomende schoollocatie “De Zwaluw” een optie en bestaat de mogelijkheid tot intensivering van het gebruik van bestaande te handhaven scholen. Met de nieuwe wet kinderopvang per 1 januari 2007 is veel veranderd. De behoefte aan kinderopvang is flink toegenomen. Hoe de behoefte doorwerkt op de normgetallen uit 2003 is niet duidelijk. Kijkend naar vraag en aanbod van de huidige voorzieningen voor dagopvang 0 t/m 3 jarigen en de buitenschoolse opvang (BSO) (4 t/m 11 jarigen) is wel duidelijk dat ondanks de daling van de doelgroep ook bij toepassing van de oude normgetallen er een tekort is. aanbod 2008 voor dagopvang verschil en BSO. Onderstaande tabel 2008 geeft vraag het verschil 0 t/m 3 66 114 -48 4 t/m 11 110 130 -20 Voor peuterspeelzalen is de situatie verschillend. Er is een tendens te zien dat ouders hun kinderen i.p.v. de peuterspeelzalen naar de kinderopvang brengen. Om de specifieke taken van de peuterzalen rond de voor schoolse opvang te borgen, wordt onderzocht hoe een harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang voorziening kan plaatsvinden. Het aanbod aan peuterplaatsen in de Stevenhof is 920 3 urige dagdelen en 175 peuterspeelplaatsen 4 urige dagdelen. Een peuterspeelplaats is gedefinieerd als opvang voor één peuter voor 2 dagdelen. Gezien de recente ontwikkeling rond peuterspeelplaatsen kunnen geen specifieke uitspraken worden gedaan over de toekomstige behoefte. Over de locatie van de kinderopvang kan nog worden gezegd dat deze idealiter gesitueerd is bij een basisonderwijsvoorziening. Senioren Wat betreft de kenmerken van de woningen is de Stevenshof redelijk goed voorbereid op de aankomende vergrijzing. Uit een onderzoek van Compaenen “Onderzoek huisvesting en zorg voor senioren, gemeente Leiden/Leidse regio” uit juni 2000 blijkt dat op dit moment in de Stevenshof nog een overschot is aan voor senioren met een lichte functiebeperking geschikte woningen. Tussen 2005 en 2010 wordt echter een omslag naar een licht tekort verwacht. In verhouding tot vele andere wijken is de Stevenshof echter relatief goed op de toekomst voorbereid. Dit geldt nog niet voor het voorzieningenniveau. Voorzieningen voor ouderen zijn niet in de Stevenshof aanwezig. De nota wonen, zorg en welzijn is uitgewerkt tot een investeringsplan. Het investeringplan bevat een toets en handelingskader voor het plannen en adviseren rond woonservicezone. In het investeringsplan zijn prioriteitsgebieden opgenomen. De Stevenshof is niet als prioriteitsgebied opgenomen. Als in Leiden keuzen moeten worden gemaakt scoort op dit terrein scoort de Stevenshof niet het hoogst. De demografische ontwikkeling laat wel zien dat in de toekomt iets op het terrein van activiteiten voor ouderen één en ander mag worden verwacht. (zie bijlage figuur 2). De vraag van ouderen (65+) naar ontmoetings- en activiteitenruimte zal groeien. De wijk kent nu in bescheiden mate enkele voorzieningen waar ouderen gebruik van maken; dit zal voor de toekomst niet toereikend zijn. Het aantal ouderen groeit in de wijk. De ervaring leert dat naarmate mensen ouder worden, ze meer gebruik maken van voorzieningen in de eigen wijk. De locatie aan de Mary Zeldenrust is een reële optie voor een permanente activiteitenruimte voor ouderen.
158
Gezondheidszorg Wat betreft de aanwezige eerstelijns-gezondheidsvoorzieningen zijn geen signalen bekend die wijzen in de richting van een mogelijk tekort. Echter de Stevenshof is in vergelijkend perspectief mager voorzien van gezondheidsvoorzieningen. Het aantal van vijf huisartsen in de Stevenshof komt nog redelijk overeen met het niveau aan huisartsen in de andere districten, maar het aanbod aan fysiotherapeuten, tandartsen en apotheken is zeker in Leids perspectief mager te noemen. De mogelijkheid tot uitoefening van beroep aan huis kan hier perspectief bieden. Voor maatschappelijke opvang voor kwetsbare groepen als (ex-)verslaafden, thuis en daklozen, (ex-)psychiatrische patiënten en vrouwenopvang is op dit moment geen ruimte in de Stevenshof. Uitspraken over de noodzaak voor het creëren van ruimte voor maatschappelijke opvang zijn in dit stadium niet te doen. Bij de dienst Cultuur en Educatie van de gemeente wordt in een werkgroep zorgaccommodaties gewerkt aan een integrale visie op de opvang van kwetsbare groepen. De werkgroep zal uitspraken doen over waar in Leiden voor welke groep opvang is gewenst. Op voorhand lijkt voor bovenwijkse voorzieningen in de sfeer van maatschappelijke opvang het gebied, mede door zijn excentrische ligging, niet evident geschikt te zijn. De 24 uurs zorgstructuur voor de opvang van kwetsbare groepen is gerealiseerd met het project Nieuwe Energie aan de Langegracht. Voor de Stevenshof is voor nu en in de nabije toekomst geen behoefte aan voorzieningen. Conclusie • Het (maatschappelijke) voorzieningenniveau in de Stevenshof is in vergelijking met andere districten laag.
159
Uitgangspunten • Voor de komende 10 jaar rekening houden met een groeiende behoefte aan voorzieningen. • Voorzien in voldoende capaciteit aan kinderopvang en buitenschoolse opvang. • In de wijk zoeken naar een plek voor het vestigen van ouderenvoorzieningen. • Ruimte bieden voor de vestiging van beroepsbeoefenaars op medisch gebied.
Verkeer en infrastructuur De wijk Stevenshof ligt ingeklemd tussen weg, water en spoor, de A44, de spoorlijn Amsterdam – Den Haag / Rotterdam en de Oude Rijn. Het gebied wordt via de Stevenshofdreef ontsloten vanaf de A44 (die verbinding geeft met Den Haag en (via de A4) met Amsterdam). De Stevenshofweg maakt deel uit van de hoofdwegenstructuur van Leiden (gebiedsontsluitingswegen). Via de Vinkweg wordt het plangebied verbonden met het centrum van Leiden en kan eveneens de A4 (Den Haag Amsterdam) worden bereikt. Buiten het plangebied, maar wel van invloed is het kruispunt Vinkweg/ Haagweg/ Leidseweg. Dit is een bijzonder kruispunt, ooit aangelegd om een verbinding met Den Haag te realiseren, de Leidse Baan. Zoals eerder aangegeven is deze zware infrastructuur overbodig geworden. Een aanmerkelijk minder ruimte vragende structuur zoals bijvoorbeeld een rotonde is een realistisch alternatief. Gebiedsontsluitingswegen De ontsluiting voor het autoverkeer wordt gekenmerkt door een rondwegstructuur. De Stevenshofdreef, de Dobbedreef, Mary Zeldenrustweg en de Hadewijchlaan zijn de belangrijkste verkeersaders. Deze wegen horen tot de categorie gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur -wegen). Langs gebiedsontsluitingswegen behoren vrijliggende fietspaden aanwezig te zijn. Dit is grotendeels het geval. Op sommige delen (Stevenshofdreef langs de Nelly van Kolstraat en de Mary Zeldenrustweg ) ontbreekt deze omdat er geen ruimte voor beschikbaar is. Erftoegangswegen De overige wegen of straten zijn erftoegangswegen, die binnen de 30 km/uur zone vallen. De Charley Tooropweg en Heintje Davidsweg en de Helena Verburghstraat zijn erftoegangswegen, waar een busroute over heen gaat. In deze 30 km/uur gebieden komt geen doorgaand verkeer, heeft langzaam verkeer extra prioriteit, wordt gestreefd naar geconcentreerd parkeren en worden parkeren op eigen terrein en het toepassen van een deelautosysteem gestimuleerd. Openbaar Vervoer Het plangebied wordt per openbaar redelijk tot goed ontsloten door zowel bus als trein. Bus Het plangebeid wordt per bus ontsloten door een busverbinding die via een halfuursdienst het gebied verbindt met onder andere de Leidse binnenstad, de centrumhalte Pelikaanstraat, Leiderdorp en de NS-stations Leiden Centraal en De Vink. De busroutes voeren conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig zo veel mogelijk over de gebiedsontsluitingswegen van het gebied. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een aantal erftoegangswegen de Charley Tooropweg, Heintje Davidsweg en de Helena Verburghstraat,. Hierdoor bedraagt de afstand tot een bushalte nergens meer dan 250 meter.
160
Trein Naast een busverbinding heeft de Stevenshof een NS-station, namelijk station De Vink. Dit stoptreinstation functioneert zowel voor De Stevenshof als ook voor Voorschoten. De stoptreinen op dit station geven het plangebied vier maal per uur verbinding met onder andere Leiden Centraal, Voorschoten, Den Haag, Delft en Rotterdam. De NS heeft enkele jaren geleden de loketten gesloten en kaartautomaten bijgeplaatst. Fiets Er is een goed netwerk van fietspaden in de Stevenshof. Op de erftoegangswegen vindt de afwikkeling van het fietsverkeer gemengd met het autoverkeer plaats. Langs de meeste gebiedsontsluitingswegen zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Op sommige delen (Stevenshofdreef langs de Nelly van Kolstraat en de Mary Zeldenrustweg ) ontbreken deze omdat er geen ruimte voor beschikbaar is. Toch zijn er nog wat verbeteringen mogelijk. In de fietsnota “Fietsers Opstappen” vastgesteld in december 1995 en het Structuurplan “Boomgaard van kennis” vastgesteld in juli 1995 staat een gewenste (verbeterde) verbinding over de Rijn en onder het spoor door om aan te sluiten op het knooppunt Vinkweg. Ook wenselijk is een verbinding met het Morskwartier naast/langs de Spoorlijn Amsterdam – Den Haag. In het bestemmingplan is hiermee rekening gehouden. In het structuurplan “Boomgaard van kennis” (p.77 t/m 79) staat een ontbrekende schakel over / onder de A44 aangegeven en over / onder het spoor in het uiterste zuiden puntje van de Stevenshof . Dit is ook opgenomen in het Provinciale Fietspadenplan (RF2, Vlietland - Katwijk) Parkeren In toenemende mate is er een gebrek aan parkeerruimte in woongebieden. In het bijzonder is het parkeren in de Stevenshof de laatste jaren een probleem geworden. De gehanteerde parkeernormen blijken steeds meer ontoereikend om aan de groeiende vraag tegemoet te komen. Voor de Stevenshof is een wijkactieplan opgesteld. In het wijkplan wordt naar extra parkeermogelijkheden gekeken. Daarbij zal een afweging gemaakt worden rekening houdende met de ruimtelijke kwaliteit, de ecologische en groenstructuur en de gebruikswaarde van het groen. Met medewerking van bewoners is gekeken naar locaties waar de extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Dit heeft geresulteerd in 42 voorstellen voor de realisering van ruim 300 extra parkeerplaatsen. De plaatsen worden niet in een keer gerealiseerd. Het betreft voorstellen voor de korte-, middellange- en lange termijn. Binnen de toe te passen systematiek bieden de bestemmingen Groenvoorzieningen, Verkeersdoeleinden, Verblijfsgebied en Spoorwegdoeleinden is hiervoor ruimte. Er zullen geen algemene parkeernormen in het bestemmingsplan worden opgenomen, omdat deze normen aan veroudering onderhevig zijn.. Verkeersveiligheid In het winkelcentrum zijn de bezoekersstromen eenzijdig op de Stevenshofzijde georiënteerd als gevolg van het dichtzetten van de ingangen van de supers aan de parkzijde ten gunste van een groter en efficiënter vloergebruik. Bevoorrading van de winkels met grote trucks geeft aanleiding tot problemen. Er zijn ook een drietal blackspots in de Stevenshof ter hoogte van de Stevensbloem (Stevensbloem – Ina Boudier – Bakkerstraat; Ina Boudier Bakkerplein – Groenrand, Stevensbloem; Stevensbloem – Truus Wijsmullerpad). (Black spot; minimaal 12 ongevallen of 6 letselongevallen in 3 jaar).
161
Uitgangspunten • In de delen van de Stevenshof met een hoge parkeerdruk de parkeervoorzieningen uitbreiden. • Bestaande plannen voor de verbetering van de fietsveiligheid met ruimtelijke consequenties zijn opgenomen in het bestemmingsplan. • Aanpakken van 3 blackspots in de Stevenshof ( Stevensbloem – Ina Boudier –Bakkerstraat; Ina Boudier Bakkerplein – Groenrand, Stevensbloem; Stevensbloem – Truus Wijsmullerpad). Een locatie wordt als een black spot beschouwd wanneer er minimaal 12 ongevallen of 6 letselongevallen in 3 jaar plaatsvinden.
Integrale veiligheid Veiligheid en leefbaarheid zijn belangrijk voor de stad. Hoe veiligheid en leefbaarheid worden ervaren is hieronder terug te vinden in de gegevens over het woonklimaat, verloedering, overlast en verkeersoverlast. Woonklimaat De bewoners van de Stevenshof zijn in de tijd gezien vrij constant in de beoordeling van hun woning en woonomgeving. Ook gemiddeld in Leiden is dit zo. In de Stevenshof is men steeds iets positiever over de woning. Het rapportcijfer is gemiddeld een 7,8. Het rapportcijfer voor de woning wordt onder meer bepaald door de mening van de bewoners over de grootte en het onderhoud van de woning. Over beide aspecten zijn de bewoners van de Stevenshof positiever dan de gemiddelde Leidenaar. Relatief weinig mensen vinden hun woning te klein of slecht onderhouden. Dit laatste is niet zo verwonderlijk, er zijn immers veel koopwoningen. Beoordeling bewoners van woning en woonomgeving Stevenshofdistrict
Leiden
1997
2000
2002
1997
2000
2002
Rapportcijfer woning
7,8
8,0
7,8
7,5
7,7
7,6
Rapportcijfer woonomgeving
7,2
7,4
7,2
7,1
7,3
7,1
Bron: Leefbaarheidsmonitor De woning waarin ik woon… (% (helemaal) mee eens) Stevenshofdistrict
Leiden
1997
2000
2002
1997
2000
2002
… is te klein
14
12
12
21
18
18
… is slecht onderhouden
8
11
5
19
16
13
Bron: Leefbaarheidsmonitor
162
Ontwikkelingslocaties
Het gemeentelijk beleid voor het plangebied is in overwegende mate gericht op consolidatie van de bestaande ruimtelijk-functionele structuur. Daarnaast biedt het plan ruimte voor een bescheiden aantal ontwikkelingen. Navolgend wordt aangegeven welke ontwikkelingen er spelen en hoe daar in het bestemmingsplan op wordt geanticipeerd. In hoofdstuk 10 wordt nader uiteengezet op welke wijze vormgegeven wordt aan de juridische regeling van de ontwikkelingslocaties binnen het plangebied. Voorafgaand aan het opstellen van dit plan is veel aandacht besteed aan het potentieel van de ontwikkelingslocaties. In de stedenbouwkundige studie “Verkenning Ontwikkelingen Stevenshof “ werd duidelijk dat ontwikkeling van deze locaties een belangrijke bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de wijk als geheel. De problematiek rond het tot stand brengen van de voor ogen staande ontwikkelingen is echter complex. Mede daarom is in de periode liggend tussen de inspraak en het in ontwerp ter inzage leggen van het plan besloten de meeste transformatieplekken weg te laten uit het onderhavige bestemmingspan. Mede daarom is de genoemde “Verkenning Ontwikkelingen Stevenshof “ niet langer actueel. Deze vergezelt de toelichting dan ook niet meer. 6.1. De Groote Vink. Er is momenteel geen concreet plan voor de locatie beschikbaar. In het plan is gekozen voor het weergeven van de bestaande situatie zonder directe of indirecte mogelijkheden voor een transformatie. Deze wordt overigens nog steeds als wenselijk gezien. De locatie is qua ligging geschikt voor de bouw van woningen. Als daarop zicht is kan aan de hand van concrete voorstellen bezien worden in hoeverre daaraan medewerking kan worden verleend. Onderdeel van de wet is de verplichting een exploitatieplan vast te stellen waarin de voorwaarden zijn opgenomen waaronder de medewerking kan worden gegeven en de bouwvergunning kan worden verleend. Deze locatie heeft tot bijzonder kenmerk dat de bestaande infrastructuur – vooral een viaduct – tevoren gesloopt moet worden. Daaraan zijn hoge kosten verbonden. De financiering van deze werkzaamheden moet veilig gesteld worden in een exploitatieplan. Los daarvan is de aanwezigheid van de drukke spoorlijn en een hoofspanningsverbinding met een verdeelstation een complicerende factor. 6.2. De Kleine Vink e.o. Bij het centrum De Vink ligt een onbebouwde locatie. Ooit is de locatie bij de ontwikkeling van de wijk in het bestemmingsplan en de planexploitatie opgenomen als een kantorenlocatie. In de kantorennota is de locatie ook als zodanig opgenomen. Het heeft daarbij echter een lage prioriteit (na 2016) gekregen. Rond station De Vink is al enige tijd sprake van onrust en vernielingen. Versteviging van de sociale controle in de vorm van bebouwing met gemengde functies kan bijdragen aan een levendig en veilig plein. Op de begane grond van de bebouwing, maar wellicht ook de lagere verdiepingen van nieuw toe te voegen bebouwing, zijn functies wenselijk die zowel overdag maar ook in de avond de sociale controle vergroten. Het gebouwtje voor kaartverkoop bij het station is enkele jaren geleden gesloten en vervangen door een extra kaartautomaat. Hierdoor komt ook deze plek voor herontwikkeling beschikbaar. In de detailhandelsnota van de gemeente wordt aan De Vink als klein winkelcentrum geen vruchtbare toekomst meer toegedacht. Rond het plein lijken vooral dienstverlenende beroepen, horeca en specifiek op de stationslocatie gerichte detailhandel te kunnen functioneren.
163
Ook sport – en recreatieve functies en maatschappelijke doeleinden kunnen aan een aantrekkelijk en veilig leefklimaat een bijdrage leveren. Het ligt voor de hand hier bij de bestemming op in te spelen en deze meer te richten op de stationsomgeving. Vandaar dat in het bestemmingsplan wordt gekozen voor een gemengde bestemming. In stedenbouwkundig opzicht is de relatie met De Groote Vink en de wijk van belang. Bij bebouwing zal ook aandacht geschonken worden aan de parkeerfunctie. De ontwikkeling van bovengenoemde functies dient echter niet afhankelijk gemaakt te worden van de parkeerfunctie. Tijdelijke uitbreiding van de huidige parkeercapaciteit is niet gewenst. Wel dient bij ontwikkeling van deze locatie compensatie plaats te vinden van de bestaande parkeerplaatsen bij het station. Voor deze locatie is een stedenbouwkundige studie verricht. Onderzocht is op welke wijze de openbare ruimte afgemaakt kan worden door toevoeging van bebouwing aan de spoorzijde en herinrichting van het plein. Uitgegaan wordt van een gemengde functie in de bebouwing. Rekening wordt gehouden met een gebouwde parkeervoorziening voor auto’s en fietsen. De plannen zijn nog niet concreet. In het bestemmingsplan is aanvankelijk een direct werkende bestemming opgenomen met een aantal randvoorwaarden waaraan een initiatief wordt getoetst. In de periode tussen het inspraakplan en het ter inzage te leggen plan is besloten deze locatie wel als zodanig te handhaven, maar de planfiguur te veranderen in een wijzigingsbevoegdheid. De maximale hoogte bedraagt 30 meter. Vanwege de geluidhinder als gevolg van het spoorweglawaai is woningbouw vooralsnog niet mogelijk gebleken binnen de geldende wettelijke grenzen. Indien in de toekomst door technische innovaties de bouw van woningen op deze locatie toch mogelijk blijkt, dan kunnen Burgemeester en Wethouders hier een separate procedure voor starten. Voor wat betreft de stedenbouwkundige vormgeving wordt ernaar gestreefd om, in samenhang met het bestaande half cirkelvormige gebouw, nieuwbouw tot stand te brengen die eveneens een gebogen verloop heeft zodat een meer besloten pleinruimte ontstaat. Het wegenbeloop wordt aan dit ontwerp aangepast. 6.3. Scholen In het verleden zijn problemen gerezen in verband met de uitbreiding van de scholen in de Stevenshof. Toen speelden uitbreidingsmogelijkheden als gevolg van klassenverkleining een rol. Ook de keerzijde van de medaille bekijken is de moeite waard. Op basis van de huidige prognoses zal in de Stevenshof ruimte vrijkomen. De dependance van De Zwaluw aan de Mary Zeldenrustweg komt beschikbaar voor een andere functie. Kinderopvang en buitenschoolse opvang en jongerenwerk moeten daarbij ook in aanmerking worden genomen. Er kan echter ook worden gedacht aan, al dan niet in combinatie, gezondheidszorg of wijksteunpunt voor zelfstandig wonende ouderen. In de regeling wordt rekening gehouden met functieverandering op scholenlocaties. Door een brede maatschappelijke bestemming op de scholenlocaties te leggen wordt gebruik als bijv. kinderopvang en gezondheidszorg mogelijk gemaakt. 6.4. Verbinding A4 – A44 Met de weg wordt al meer dan 4 decennia rekening gehouden. Aanleg is weer actueel nu door de regio Holland-Rijnland studie hiernaar wordt verricht. De studie naar een mogelijke verbinding tussen de A4 en de A44 (en verder richting Katwijk), de RijnlandRoute loopt nog. De Rijnlandroute is niet klaar voor 2014. In 2008 is de Milieu-effecten-rapportage (plan-mer) opgesteld, inclusief aanvullende plan-mer’s. Op basis van deze plan-mer’s zal de Provincie Zuid-Holland een keuze maken of er, en zo ja hoe, een RijnlandRoute wordt aangelegd. Een aantal varianten voor de verbinding hangt nog boven de markt.
164
De plan-mer’s kunnen nog leiden tot andere varianten. Bijvoorbeeld blijft de mogelijkheid tot (vergaande) aanpassing van het huidige N206 tracé (Europaweg, Churchilllaan en Dr. Lelylaan) bestaan. Maar ook andere oplossingen kunnen nog in beeld komen. Vooralsnog is er een voorkeurszone aangegeven waarbinnen de nieuwe verbinding kan komen te liggen. Ruwweg komt dit voorkeurgebied neer op: • vanaf de aansluiting N206 langs de A4, zoveel mogelijk haaks door de Oostvlietpolder richting Vliet. • onder de Vliet door, vervolgens over het gebied van Voorschoten richting NS spoor Leiden Den Haag. • onder het spoor door langs de Stevenshof naar de A44. • langs de A44 richting Knoop Leiden west, • via de knoop, dan wel via een korte of lange bypass richting N206 (Katwijk). Deze tracé(delen) worden in het Streekplan gevrijwaard, dus moeten ook in het bestemmingsplan gevrijwaard worden. Voor het bestemmingsplan betekent dit het gebied op de plankaart een groenbestemming/agrarische bestemming krijgt. Aanleg wordt daarmee niet onmogelijk gemaakt. De gronden behouden hun huidige agrarische bestemming, een en ander overeenkomstig het nieuwe streekplan Zuid-Holland West. 6.5. Winkelcentrum Stevensbloem Het winkelcentrum loopt goed. De gedachten in de vastgestelde detailhandelsnota gaan uit naar herstructurering en uitbreiding. Het winkelcentrum en ook de directe omgeving kunnen wel een opknapbuurt en herstructurering gebruiken. Daarbij is ook de verkeerssituatie een punt van aandacht. In de afgelopen jaren zijn de ingangen van de twee supers aan de parkzijde “dichtgezet” ten bate van een grotere vloeroppervlakte en een efficiënter gebruik. Daarmee is de toegang nu geheel aan de Stevenshofdreefzijde komen te liggen. Daardoor is de oriëntatie van het winkelcentrum op het park vervallen en de druk van bezoekerstromen geheel op de voorkant gelegd. Bevoorrading van de winkels met grote trucks geeft aanleiding tot problemen. Voet – en fietspadenstructuur rond het winkelcentrum zal zoveel mogelijk intact blijven. Ook het feit dat rond het winkelcentrum activiteiten plaatsvinden zoals markten, wijkfeesten en kermis is daarbij een factor om rekening mee te houden. In 2002 is studie verricht naar uitbreiding. Conclusie van de studie was de wenselijkheid van een uitbreiding in combinatie met herstructurering en een betere branchering. Ook hierin werd aandacht gevraagd voor de openbare ruimte. De gewenste uitbreiding wordt aan de parkzijde van het winkel- en voorzieningencentrum mogelijk gemaakt. Hierbij kan de relatie met het park versterkt worden. Verder worden naast detailhandel en dienstverlening ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt om het totaal pakket aan voorzieningen te kunnen verbreden. 6.6. Zone tussen A44 en Hadewychlaan. Intensivering van de bebouwing in deze zone behoort tot de mogelijkheden. Aan de Kenauweg ligt het terrein van Rijkswaterstaat. Het terrein wordt gebruikt voor opslag van materiaal voor gladheidbestrijding. Daarnaast heeft de gemeentelijke dienst Milieu en Beheer een deel van het terrein in gebruik voor wijkbeheer. De gemeente heeft het terrein van Rijkswaterstaat verworven. Er zal een uitbreiding van opslag– en overslagactiviteiten plaatsvinden.
165
Op het terrein zijn nu slechts beperkte bouwmogelijkheden. In de gewenste uitbreiding wordt in het bestemmingsplan voorzien. Ook wordt aandacht besteed aan uitbreidingsmogelijkheden van het Dierenasiel met bedrijfswoning. Rekening moet worden gehouden met een toekomstige fietsverbinding richting Valkenburgse meer. In het plan is voor de zone waarin een brug over de Rijksweg A 44 kan worden gebouwd een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan de kant van het bedrijventerrein is al een verhoogd landhoofd aanwezig dat als oplegpunt voor de fietsbrug kan dienen. Aan de overzijde zal een afrit moeten worden geconstrueerd. Het vervolg van het fietspad is nog niet bekend. Mede daarom is het gebied waarbinnen aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing kan worden gegeven ruim genomen. Voor deze locatie is de gewenste groenstructuur (waarin fietspaden mogen worden aangelegd) met een directe bestemming vastgelegd. De bedrijfsterreinen hebben een bestemming bedrijfsdoeleinden gekregen. Voor de bowling is een bestemming Sport en recreatie bc opgenomen terwijl voor het dierenasiel een bestemming “Maatschappelijke doeleinden” ds is opgenomen met daarbij bebouwingspercentages. 6.7. Hotel Het Haagsche Schouw Het bouwplan voor uitbreiding van het restaurant in de richting van de Rijn is inmiddels uitgevoerd. Dit bouwplan is opgenomen in het bestemmingsplan. De oever blijft vrij van bebouwing. Extra auto’s van bezoekers kunnen op een perceel met ernstige bodemvervuiling langs de Valkenburgseweg worden geparkeerd. Op basis van het bouwplan voor de uitbreiding van het restaurant is de toekomstige situatie van het complex strak vastgelegd. 6.8. Valkenburgseweg 15 Deze locatie ligt nu braak en is in gebruik als overloop voor het parkeren van bezoekers aan de Haagsche Schouw. De vervuiling van de grond moet worden opgeruimd. 6.9. Haagse Schouwweg 16 Bij de afrit van de A44, tegenover het motel, is een vrij groot perceel waarop zich één bungalow bevindt. Een deel van deze grond is in particuliere handen, een deel is eigendom van de gemeente. De ligging is bijzonder gunstig voor een andere functie dan de bestaande woonfunctie. Gedacht werd aan een hotel of een functie op het gebied van de vrije tijdsbesteding. Verder is aan kantoren gedacht worden of aan bebouwing voor maatschappelijke doeleinden of daarmee vergelijkbare instellingen. Wonen komt niet in aanmerking vanwege de geluidsoverlast in verband met de nabijheid van de Rijksweg A44 Op het terrein bevinden zich een aantal bomen die het behouden waard zijn. In het voorontwerpplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen opgrond waarvan aan de bouw een slank gebouw met een maximale hoogte van 60 m meegewerkt kon worden. Dat idee is inmiddels verlaten. Niettemin betreft het een gunstig gelegen perceel dat wellicht later herontwikkeld kan worden. In het voorliggende bestemmingsplan is de bestaande toestand weergegeven. 6.10. Fabriek van Diastatische Producten. Tussen de Rijndijk en de Rijn liggen achter en naast een aantal woningen bevindt zich al een groot aantal jaren de Fabriek van Diastatische Producten. Op zich gaat het om een in economisch opzicht aantrekkelijk productiebedrijf. Het bedrijf is echter in de loop der jaren geleidelijk gegroeid en daarmee is ook de milieubelasting op de omgeving toegenomen. Er is nu sprake van een minder wenselijke verhouding tussen de bedrijfsactiviteiten en de woonsituatie van omwonenden. De woningen die de meeste overlast ondervinden van het bedrijf staan aan
166
de Rijndijk en grenzen aan het bedrijf. De invloed van het bedrijf strekt zich echter verder uit, ook in de richting van het Morskwartier. Zowel voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf als voor de uitbreiding van de woonfunctie is verplaatsing van het bedrijf naar een andere locatie vanuit planologisch oogpunt wenselijk. Daarbij verdient het de voorkeur om in overleg met het bedrijf te streven naar verplaatsing van het bedrijf naar een andere locatie in Leiden of elders in de regio. Een complicerende factor is de behoefte van het bedrijf aan vrij grote hoeveelheden koelwater. Op de naastgelegen kleinere bedrijfsterreinen treft men nog andere functies aan, zoals onder andere opslag en een bouwbedrijf. Bestemmingsplantechnisch is de situatie voor de locatie tussen Rijndijk 152 en 192 tamelijk complex. Ook de eigendomsverhoudingen zijn divers. Allereerst is er sprake van een historisch gegroeide situatie met bebouwing die nogal afwijkt van het later vastgestelde bestemmingsplan Stevenshof. a. Er bevinden zich in het gebied particuliere woningen op gronden die in het bestemmingsplan overeenkomstig het bestaande gebruik (wonen en tuinen) zijn bestemd. b. In het gebied bevindt zich de “Diastatische Fabriek”. Deze is positief bestemd voor bedrijfsdoeleinden met een wijzigingsbevoegdheid naar wonen. c. Tenslotte zijn er nog de bedrijfspanden aanwezig op naastgelegen gronden die deels positief zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden. Voor deze locatie zijn de bedrijven zo strak mogelijk bestemd. Uitbreiding van deze functie is hierdoor niet mogelijk. Verder is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om hier woningen te bouwen wanneer de locatie vrijkomt. In deze wijzigingsbevoegdheid zijn randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van het bouwvolume en de inrichting van het gebied. Het is de bedoeling aldaar ca. 25 à 30 woningen te bouwen. Deze woningen zullen qua type en afmetingen moeten aansluiten aan de bestaande huizen aan de Rijndijk. Alleen op het perceel dat aan de busroute grenst is iets hogere bebouwing mogelijk. Er moet voorts worden voorzien in een openbare wandelroute langs de Rijn. In samenhang met de hierna te bespreken Hoogwerkerlocatie kan aldus een aantrekkelijke wandroute langs het water worden gecreëerd. 6.11. Hoogwerkerlocatie Juist ten westen van de brug over de Rijn (alleen bestemd voor openbaar vervoer en langzaamverkeer) langs de Rijndijk, bevindt zich een vrij groot perceel waarop tot voor kort hoogwerkers werden gestald. Voorheen was er een aannemingsbedrijf. Daarnaast bevindt zich een perceel waar ook bedrijfsuitoefening heeft plaatsgevonden. Beide percelen kunnen herontwikkeld worden. Daarbij kan zowel aan woningbouw als aan een combinatie met bedrijvigheid gedacht worden. Er kan een insteekhaven worden aangelegd zodat een aantal woningen over een eigen aanlegplaats kan beschikken. Langs het water wordt een openbare wandelroute aangelegd. Zoals reeds is aangegeven wordt gedacht aan een combinatie van wonen en werken. Er kunnen ook woon-werkwoningen worden gebouwd, of woningen in combinatie met kantoren, laboratoria, kleinschalige productiebedrijven, ICT-bedrijven en dergelijke. Voorwaarde is dat de invulling een hoogwaardige uitstraling krijgt. Het gebied moet bij transformatie een hoge beeldkwaliteit hebben. Overigens wordt de bestaande situatie overeenkomstig het bestaande gebruik en het in het verleden uitgeoefende gebruik voor bedrijfsdoeleinden bestemd. Er is geen verplichting voor de gemeente om de verandering actief mogelijk te maken. De bestaande bedrijfsgebouwen mogen eventueel vernieuwd worden. Aangezien er nog geen concrete plannen zijn is een wijzigingsbevoegdheid naar wonen in het plan opgenomen. Er wordt voorzien wordt in een insteekhaven en in een openbare
167
voetgangersroute die aansluit op de route die gecreëerd kan worden als de fabriek van diastatische producten zou vertrekken 6.12. Ommedijkseweg Langs de Ommedijkseweg ten westen van de A44 en grenzend aan de gemeenten Wassenaar en Katwijk liggen nog gronden binnen de gemeentegrenzen van Leiden. Naast wonen treft men er de bestemmingen groenvoorzieningen en recreatieve doeleinden aan. Hier wordt aangesloten op het Natuur en Recreatiegebied Valkenburgseplas en het Smalspoormuseum. Achter de woningen aan de Ommedijkseweg is ook De Graaf’s Autorecycling gevestigd. In het nog van kracht zijnde bestemmingsplan is dit bedrijf wegbestemd. Op basis van het overgangsrecht en met vergunning van de Provincie kan het bedrijf echter nog blijven functioneren. Een bouwvergunning voor uitbreiding van het bedrijf is, voor zover op Leids grondgebied gelegen, tot op heden op basis van het vigerende bestemmingsplan geweigerd. Gezien de historische situatie is het bedrijf nu als zodanig bestemd. Verdere uitbreiding van de bedrijfsbebouwing wordt niet mogelijk gemaakt. 6.13 Kenauweg De Kenauweg is de belangrijkste ontsluitingsweg van het tussen de Stevenshof en de A44 gelegen bedrijventerrein. Het huidige profiel is echter te smal om op een goede manier te voorzien in de verkeersstromen, het parkeren en het manouvreren met vrachtwagens ten behoeve van het laden en lossen van bedrijven. Om de Kenauweg in de toekomst beter in te kunnen richten voor deze verschillende functies, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan die de verbreding van de Kenauweg mogelijk maakt. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in een uitbreiding van de verkeersbestemming.
168
6.
7.1.
Water en ecologie
Waterhuishouding
Deze waterparagraaf bestaat uit respectievelijk: beleidskader, het waterbeheer en hoe de watertoets wordt ingevuld, de beschrijving van het huidige watersysteem en de vertaling van het beleid naar het bestemmingsplan. 7.1.1.
Beleidskader water
Vierde Nota Waterhuishouding (1998) De landelijke hoofdlijnen van het beleid op het gebied van de waterhuishouding zijn hierin aangegeven, waarbij integraal waterbeheer en de watersysteembenadering belangrijke uitgangspunten vormen. Er wordt gestreefd naar een veilig en bewoonbaar land met gezonde en duurzame watersystemen. Relevant in dit kader is het streven naar duurzaam stedelijk waterbeheer, vergroting van de waterberging van watersystemen en een goede afstemming van het water- en het ruimtelijke ordeningsbeleid. Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2000) Dit kabinetsstandpunt, grotendeels gebaseerd op het Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, beschrijft de nieuwe aanpak van het waterbeheer, met name in thema's als veiligheid en wateroverlast. Belangrijk is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Nota Bruisend Water (1999) en Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (2000) Door middel van de "Nota Bruisend Water" en het "Beleidsplan Milieu en Water" heeft de provincie aangegeven op welke wijze invulling kan worden gegeven aan duurzame (stedelijke) watersystemen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland moet meer rekening worden gehouden met de consequenties van onder meer klimaatverandering. Bij keuzes ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet gezocht worden naar flexibele en veerkrachtige oplossingen. In het Provinciaal Waterhuishoudingsplan is de basisfunctie van het water in het plangebied vastgelegd als "bebouwd gebied". Binnen het thema Vitaal stedelijk gebied zijn de beleidsspeerpunten: 10% water in en rond de stad en berging en buffering in stedelijk groen; diffuse verontreinigingen in bestaand stedelijk gebied saneren, zoals afspoeling van wegen en daken, riooloverstorten, lekkende riolering, gebruik van strooizout en bestrijdingsmiddelen; belevingswaarde van water in de stad vergroten door het zichtbaar te maken voor de bewoners; waar mogelijk natuurvriendelijk oeverbeheer.
Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland Het beleid van Rijnland is onder andere vastgelegd in de Keur en beleidsregels en het Waterbeheerplan. Meer informatie is te vinden op www.hhrijnland.nl Waterplan Rijnland Op 1 maart 2006 heeft het algemeen bestuur van Rijnland een nieuw waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006 – 2009” vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem en het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in “Waterwerk Rijnland 2006-2009” bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen. Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekeninghoudend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Watertoetsprocedure De watertoetsprocedure houdt in het kort in dat een initiatiefnemer (gemeente projectontwikkelaar, particulier) in een zo vroeg mogelijk stadium contact zoekt met de waterbeheerder(s) voor overleg over het plan. In een aantal gevallen is het doorlopen van de watertoetsprocedure wettelijk verplicht: • een provinciale structuurvisie; • een regionale structuurvisie; • een gemeentelijke structuurvisie; • een bestemmingsplan; • een projectbesluit. Keur De Keur is de algemene verordening van een waterschap. En dus van Rijnland. Daarin staat wat verboden is en wat daarentegen is verplicht. Zolang het gaat om de taken van een waterschap: de zorg voor de watergangen, waterkeringen, het waterpeil en het verkeer op het water. Via een vergunningenstelsel kan iemand ontheffing krijgen van zo'n gebod of verbod. Aan een verleende vergunning worden dan voorwaarden gesteld. Waterbeheerplan 2006-2009 In het Waterbeheerplan (WBP) staan het beleid en de maatregelen die het Hoogheemraadschap van Rijnland per jaar gaat uitvoeren voor het oppervlaktewater voor de periode tot 2009. Nota Waterneutraal bouwen (2007) In de Nota Waterneutraal Bouwen is het beleid van het hoogheemraadschap van Rijnland op dit punt nader uitgewerkt voor boezemland. Boezemland bestaat uit gebieden die vrij het water afvoeren (zonder tussenkomst van een gemaal) naar het open water van Rijnlands boezem. Deze boezem vormt het geheel van plassen, meren en kanalen die met elkaar in open verbinding staan. Dit zijn o.a. alle grote kanalen en meren in het gebied van Rijnland. Leiden is voor het grootste deel boezemland, De Waard in zijn geheel.
170
Kort gezegd komt het beleid voor waterneutraal bouwen in boezemland op het volgende neer: Het extra waterbezwaar in boezemland als gevolg van de toename van verhard oppervlak (bebouwing, drainage e.d.) kan worden opgevangen als in het plangebied een oppervlak gelijk aan 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak gereserveerd wordt voor extra open water. Dit open wateroppervlak komt bovenop het al bestaande oppervlak aan open water. Waterplan Leiden (2007) Met het Waterplan Leiden hebben de gemeente Leiden en het Hoogheemraadschap van Rijnland afgesproken om gezamenlijk knelpunten in het watersysteem efficiënter op te lossen, kansen te benutten en andere te inspireren om ‘Leiden Waterstad’ nog beter op de kaart te zetten. In het Waterplan Leiden wordt aan de hand van de volgende vier thema’s een visie op het water gegeven: Ruimte voor water, Water als trekpleister, Schoon en gezond water, Water in de wijk. Deze visie is vertaald in een uitvoeringsprogramma. Keur en Beleidsregels 2006 De “Keur en Beleidsregels 2006” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebieds- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregel, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Ten aanzien van natuurvriendelijke oevers wordt het beleid aangepast, Uitgangspunt is dat Rijnland streeft naar 100% natuurvriendelijke oevers. Wanneer een watergang wordt aangepast of gegraven, dan streeft Rijnland naar een oeverinrichting met een talud van minimaal 1:3. Bij werken of ontgravingen bij het oppervlaktewater moet advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder (Hoogheemraadschap van Rijnland). He is op grond van het Rijnlands Keur verplicht om een vergunning aan te vragen voor het aanpassen van het oppervlaktewater en in sommige gevallen op grond van de wet Verontreiniging oppervlaktewater. Dempingen moeten mogelijk in het kader van het Besluit Bodemwaliteit worden gemeld. Formulieren voor meldingen en vergunningen kunnen worden gedownload op de website www.rijnland.net oner de knop E-loket. Beleid gemeente De gemeente streeft samen met het Hoogheemraadschap van Rijnland in het algemeen naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Tevens zullen in het kader van het Waterplan Leiden concrete maatregelen voor het verbetering van het watersysteem van Leiden worden uitgewerkt. Maatregelen die in het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer getroffen kunnen worden, zijn onder andere: • de inrichting van de watergangen: zo min mogelijk duikers, bevorderen van watercirculatie en het vermijden van doodlopende watergangen; • het voorkomen van aantasting van het aquatisch ecosysteem; • het zoveel mogelijk afkoppelen van schone verharding: in de huidige situatie wordt het regenwater via traditionele gemengde rioolstelsels direct, samen met het afvalwater, afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. De gevolgen zijn een verminderde stroming naar de grondwatervoorraad (verdroging), een capaciteitsprobleem bij waterzuiveringsinstallaties en het zuiveren van relatief schoon water. Om dit negatieve proces te keren is het goed denkbaar om bij nieuwe inbreidingsprojecten of grotere woningverbetering- en herinrichtingprojecten het dakwater en regenwater te scheiden.
171
•
Daarnaast moeten mogelijkheden worden bezien om hemelwater bovengronds af te voeren. maatregelen richten op het vasthouden van water (zowel regenwater als gebiedseigen (kwel)water) en vertragen van de waterafvoer afkomstig van verhard oppervlak.
Waterbeheer, samenwerking en watertoets Waterbeheer Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat per 1 januari 2005 zowel het waterkwantiteits-, het waterkwaliteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen (een deel van de boezemwateren is in onderhoud bij de gemeente). De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van kaden en beschoeiingen waarvan de gemeente kadastraal eigenaar is. Samenwerking met waterbeheerder Voor het beleidskader water op rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt verwezen naar het hiervoor beschreven beleidskader. Met betrekking tot de visie over de opzet en het functioneren van het toekomstige watersysteem van de gemeente Leiden wordt door de gemeente en de waterbeheerder een waterplan opgesteld. In het kader van het Waterplan Leiden zullen de gemeente en de waterschappen aanvullende en/of nieuwe beleidsafspraken maken ten gunste van een kwalitatief goed woonen leefklimaat voor mens, flora en fauna. Afhankelijk van de lokale situatie zullen bij toekomstige uitbreidings- en/of reconstructieplannen afspraken gemaakt worden tussen de gemeente en waterbeheerder om zo optimaal mogelijk aan de voorwaarden voor een kwalitatief goed watersysteem tegemoet te komen. Inzake de emissievermindering van het afvalwater kan worden verwezen naar het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) dat mede in overleg met de waterbeheerder tot stand is gekomen. In het GRP komen bijvoorbeeld aan de orde: het toepassen van een (verbeterd) gescheiden systeem, het afkoppelen van schoon verhard oppervlak en het aanpakken van de riooloverstorten. Watertoets bestemmingsplan Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Beschrijving huidige watersysteem Oppervlaktewater De wijk Stevenshof is gebouwd op het klei- en veenweidegebied van de Stevenshofjespolder, de Papenwegse polder en de Noordhoflandsepolder. De oude landschapsstructuur is deels nog terug te vinden langs de Dobbewatering en de Veenwatering, die dwars door de wijk heen lopen. Ook in het Stevenspark is nog iets terug te zien van het oude verkavelingpatroon van het vroegere weiland. Het plangebied bestaat in de huidige situatie vrijwel geheel uit boezemland, dat wil zeggen land dat zonder hulp van gemalen afwatert naar het boezemwater. De Oude Rijn, de Veenwatering en de Dobbewatering behoren tot het boezemwatergangenstelsel (streefpeil NAP –0,60 m). Een klein deel van het plangebied aan de noordwestzijde ligt in de Stevenshofjespolder Een deel van de watergang hier betreft hoofdwatergang. De aanwezigheid van open water in stedelijk gebied wordt veelal door bewoners gewaardeerd. Water draagt bij aan de kwaliteit van de ruimtelijke structuur.
172
Waterkwaliteit De kwaliteit van het water in Leiden wordt gemeten door het hoogheemraadschap. De waterkwaliteit in het plangebied Stevenshof is matig. Overigens wijkt dit niet af van de situatie zoals die geldt voor andere delen van Leiden. Stoffen die een aandachtspunt vormen zijn fosfaat, stikstof, zuurstof en zware metalen (kopper en nikkel). De concentraties van deze stoffen liggen boven de MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar Risico). De MTR waarden zijn streefwaarden. Op dit moment kunnen grote delen van Zuid – en Noord-Holland niet aan deze waarden voldoen. Mogelijke oorzaken van de matige waterkwaliteit zijn inlaatwater, riooloverstorten en diffuse verontreinigingen zoals bestrijdingsmiddelen en afstroming van vervuild oppervlak.
±
0
250
500
meter
Figuur: Groen- en waterstructuur Riolering In de Stevenshof is de riolering van het type gemengd systeem. Afvalwater en regenwater worden beide in dit systeem afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Onder vrij verval stroomt het water naar het (laagstgelegen) verzamelpunt op de hoek Dobbedreef/Stevenshofdreef. Vandaar wordt het via een persleiding naar de afvalwaterzuivering in Zuid-West getransporteerd. De nieuw gebouwde woningen, winkels en bedrijven zijn bij de aanleg van de wijk aangesloten op dit stelsel. Tevens heeft een operatie plaatsgevonden om de bestaande bebouwing langs de Rijndijk op het riool aan te sluiten. Deze loosden hun vuilwater namelijk op de Rijn. Om overstortproblemen bij hevige regenval te vermijden is bij de bouw van de Stevenshof uitgegaan van een relatief hoge verwerkingscapaciteit. Overstorten komen maximaal 4 à 5 maal per jaar voor. Vertaling beleid water naar bestemmingsplan Dit bestemmingsplan heeft een voornamelijk conserverend karakter, maar ook met een aantal (kleinschalige) ontwikkelingslocaties. Deze ontwikkelingen moeten worden besproken worden in het kader van de watertoets. Allereerst wordt hierna het algemene beleid beschreven die gelden voor ontwikkelingslocaties in het algemeen, naast het al eerder beschreven beleid in par. 7.1.1. Vervolgens zijn de ruimtelijke ontwikkelingen in een tabel samengevat als voorbereiding op de watertoets. Per ontwikkeling is
173
een beschrijving opgenomen en is aangegeven welke aspecten vanuit de waterhuishouding en riolering en dus in de watertoets aan de orde zijn.
174
Duurzaam water algemeen bij ruimtelijke ontwikkelingen, waterkwantiteit Het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt waterkwantitatieve eisen voor voldoende open water. Het beleid is in boezemland de 15%-regel: dit houdt in dat voor iedere verharde uitbreiding in stedelijk gebied 15% van dit oppervlak aan open boezemwater gecreëerd moet worden (bijvoorbeeld in geval van verdichting in het bestaande stedelijke gebied), wanneer er op grote schaal wordt afgekoppeld of wanneer er lokaal knelpunten zijn in het watersysteem. Ook in het poldergebied geldt de eis van minimaal 15% open water dan wel zoveel water als uit nadere berekening noodzakelijk blijkt. Langs de hoofdwatergangen in de Stevenshofjespolder is een beschermings- en onderhoudszone aanwezig van 5 meter aan weerszijden, die vrij dient te blijven van bebouwing. Het Hoogheemraadschap hanteert daarnaast andere voorwaarden binnen het kwantitatieve waterbeheer, zoals het dempingsverbod, het compensatiebeginsel indien toch sprake is van demping en het tegengaan van versnippering in peilvakken. Ook met deze randvoorwaarden moet binnen het plangebied rekening gehouden worden. Duurzaam water algemeen bij ruimtelijke ontwikkelingen, waterkwaliteit Bij de inrichting van watergangen wordt gestreefd naar aaneengesloten watergangen met een minimum aan duikers of andere kunstwerken. Vanuit het belang van waterkwaliteit moeten doodlopende watergangen worden vermeden. Tevens zal bij vernieuwing van de beschoeiingen, en bij nieuwbouw voor bouwmaterialen en straatmeubilair zoveel mogelijk duurzame en niet-uitloogbare materialen gebruikt worden (dus geen koper, zink en lood). De gemeente heeft het Aktieplan Duurzaam Bouwen vastgesteld waarin onder andere de problematiek van “uitlogen” aan de orde komt. Rijnland streeft voorts naar 100% natuurvriendelijke oevers in het stedelijk gebied. Natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het zelfreinigend vermogen en aan extra waterberging, en geven tevens een impuls aan de ecologische potenties van de stedelijke watergangen. Waterkeringen Langs de boezemwatergangen liggen aan weerszijden boezemwaterkeringen. Binnen de kernen beschermingszones van deze waterkeringen zijn beperkingen vanuit de Keur aanwezig ten aanzien van bouw- en graafwerkzaamheden. De primair te bestemmen zones Waterkering komen uit het wateroverleg in het kader van de watertoets. Tabel: Specifieke afspraken per waterrelevante ruimtelijke ontwikkeling
175
Ruimtelijke ontwikkeling
Relevante wateraspecten
Concrete afspraken watertoets/ kansen
Wijzigingslocatie De Kleine Vink/ station De Vink/ winkelcentrum Alexandrinne Tinneplein verdichting/nieuwbouw/herstructure ring met ondergronds parkeren
-
geen toename aan verharding ondergronds bouwen weinig effect op waterhuishouding
-
Terrein Rijkswaterstaat aan de Kenauweg verdichting huidige bedrijventerrein, uitbreidingsmogelijkheid dierenasiel in westhoek.
toename verharding
-
Wijzigingslocatie diastatische fabriek parkeren onder maaiveld, jachthavenligplaatsen
waterkering langs Oude Rijn/ Korte Vliet
-
-
-
-
renovatiemogelijkhede n riolering p.m.
renovatiemogelijkhede n riolering p.m.
-
7.2. Ecologie Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwd gebied. Er is daarom natuur te vinden met typische stadse trekjes; vooral in de parken en de groenstroken, in tuinen, maar ook in en om de gebouwen. De aanwezige stadsnatuur is gewend aan de verstoring van de stadse drukte. Veel soorten zoeken de stad juist op, als "wintergast" omdat het altijd een beetje warmer is in de stad, of juist in de zomer omdat de stad broedplaatsen biedt die daarbuiten niet (meer) te vinden zijn. Hierbij kan men denken aan vleermuizen in spouwmuren, zwaluwen of mussen onder de dakpannen, muurvegetaties langs de grachten of egels in een tuin. Ontwikkelingen Dit voornamelijk consoliderende bestemmingsplan maakt enkele ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, waardoor natuurwaarden ter plaatse mogelijk worden aangetast. Het is daarom van belang om in een vroeg stadium het Ecologisch Toetsingskader voor stedelijke projecten Leiden (vastgesteld januari 2004) in betreffende projecten in te zetten. Niet alleen natuurwetgeving als de Flora- en faunawet wordt hiermee gediend, ook kansen voor stadsnatuur kunnen met het toetsingskader worden gepakt. Het ecologische toetsingskader geeft inzicht in de diverse verplichtingen die de Flora- en faunawet met zich meebrengt en kan op elk stedelijk project worden toegepast: of het nu gaat om een volledige herstructurering van een buurt of om het plaatsen van een dakkapel. Onderzoeksplicht Werkzaamheden die worden uitgevoerd om ontwikkelingen mogelijk te maken, kunnen mogelijk aanwezige natuurwaarden verstoren of aantasten. Om deze reden dient – in het kader van de Flora- en faunawet – een ecologische toets uit te worden gevoerd om het effect van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk te kunnen maken.
176
Bij de toetsing van nieuwe ontwikkelingen aan de Flora- en faunawet en aan de Vogel- en Habitatrichtlijn moet inzicht worden verkregen in: de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten; de noodzaak om ontheffing aan te vragen en de waarschijnlijkheid dat de ontheffing wordt verleend; de aanwezigheid van speciale beschermingzones ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn en de effecten van de ruimtelijke ingreep op deze gebied(en). De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 5.
177
7.
Milieu
In dit hoofdstuk worden milieuaspecten beschreven die van invloed (kunnen) zijn op toekomstige ontwikkelingen in het plangebied en op ruimtelijke- en functionele aspecten die in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Ruimtegebruik Zuinig ruimtegebruik is nodig vanwege de beperkte ruimte in Leiden. Zuinig ruimtegebruik is te vertalen in het minimaliseren van onderlinge afstanden tussen verschillende functies (functiemenging) omdat dit de mobiliteitsbehoefte verkleint. Als het bebouwd oppervlak zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt (intensief ruimtegebruik) blijft er ruimte over, bijvoorbeeld voor stedelijk groen. In de Stevenshof is het van belang de groenstructuur te behouden en desnoods te versterken. Met name wanneer in de omgeving van het NS station De Vink gebouwd of geherstructureerd wordt, moet ernaar gestreefd worden op hetzelfde grondoppervlak een groter vloeroppervlak te realiseren. Bij voorkeur wordt gestreefd naar een concentratie van voorzieningen op plekken waar dit mogelijk en gewenst is. Intensief ruimtegebruik bij haltes van het openbaar vervoer betekent dat veel mensen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Tenslotte is het van belang dat er een goede fietsverbinding is naar zowel het centrum als het buitengebied. Ook de wijkvoorzieningen en het station moeten goed met de fiets, bij voorkeur beter dan met de auto, bereikbaar zijn. Energie en duurzaam bouwen In de nota “Bestemmingsplan Nieuwe Stijl” is speciaal aandacht besteed aan duurzaamheid in bestemmingsplannen, ofwel “duurzame ruimtelijke ontwikkeling”. Daarmee wordt bedoeld dat de ruimtelijke ontwikkeling zodanig moet zijn dat zo min mogelijk negatieve effecten ontstaan op het milieu en de menselijke gezondheid. Bij de ontwikkeling van de gemeentelijke- en particuliere inbreidingslocaties worden duurzaam bouwen-principes toegepast. Er is echter pas werkelijk sprake van duurzaamheid1 wanneer milieukwaliteit in een gebied in samenhang wordt bekeken met ruimtelijke en sociale kwaliteit (veiligheid, belevingswaarde, betrokkenheid bewoners). Daarnaast zullen de principes van duurzaam bouwen worden toegepast bij het beheer van de woningvoorraad en zal aandacht worden gegeven aan energiebesparing. Het bestemmingsplan moet vooral kansen aangeven. Hieronder wordt apart ingegaan op de thema’s energie en duurzaam bouwen. Energie De gemeente Leiden heeft een klimaatprogramma vastgesteld. Dat wil zeggen dat de gemeente een inspanningsverplichting op zich heeft genomen om de CO2-uitstoot in 2020 ten opzichte van 1990 te halveren. Daarnaast is er landelijk beleid dat in 2020 20% van ons energiegebruik duurzaam moet worden opgewekt. In de Stevenshof wordt stadsverwarming toegepast. Bij de aanleg van de wijk is destijds besloten gebruik te maken van warmte-kracht koppeling. Koelwater van de energiecentrale aan de Lange Gracht wordt via een buizensysteemleiding naar de Stevenshof gevoerd om daar te worden gebruikt voor de verwarming van woningen. 1
Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. (Bron: Commissie Brundtland (1987)
Duurzaam Bouwen Duurzaam bouwen heeft in de gemeente Leiden de volle aandacht. Leiden wil zowel nieuwe als bestaande bouwlocaties duurzaam inrichten, bouwen (revitaliseren) en beheren. Een gebied als Stevenshof, met zijn inbreidingsplannen biedt daartoe mogelijkheden. De gemeente streeft ernaar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen. Als de gemeente opdrachtgever is voor een bouwproject, gelden de richtlijnen voor duurzaam bouwen. Deze richtlijnen gaan verder dan de wet vereist, maar leveren een onbetwist milieuvoordeel op. Kwaliteit en Duurzaam wordt berekend met behulp van de Gemeentelijke Prestatie Richtlijn voor gebouwen (GPR-Gebouw). Het resultaat wordt in school-cijfers van 1 tot 10 uitgedrukt. Een score van 8.0 is de maatlat. Op de site van de Milieudienst West-Holland (www.mdwh.nl) zijn de richtlijnen terug te vinden. Voor woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, architecten en aannemers zijn de richtlijnen voor duurzaam bouwen niet verplicht. De gemeente stimuleert deze partijen echter wel om aan de richtlijnen te voldoen door het gratis beschikbaar stellen van de Gemeentelijke Prestatie Richtlijn voor gebouwen (GPR-Gebouw) voor het berekenen van de kwaliteit en duurzaamheid. Een score van 7.0 is de maatlat. Bedrijvigheid Algemeen De aanwezigheid van bedrijven nabij een gebied, waar voornamelijk wordt gewoond, kan een spanningsveld met zich meebrengen. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezige en potentiële milieubelasting die met deze bedrijfsactiviteiten samenhangen. De manier waarop en de mate waarin een bedrijf als hinderlijk ervaren wordt, hangt af van de volgende factoren: • de aard van de bedrijfsactiviteiten, • het tijdstip van de bedrijfsactiviteiten, • de aanwezigheid van andere bedrijvigheid (cumulatie), • de aard van de omgeving (bijvoorbeeld rustige woonwijk of gemengd gebied), • de afstand tussen het bedrijf en de woningen. Leiden streeft naar een zo laag mogelijke milieubelasting van bedrijven op de omgeving. Zonering in bestemmingsplannen Om het hiervoor genoemde spanningsveld te beheersen zijn twee instrumenten voorhanden; de milieuwetgeving en het bestemmingsplan. De milieuwetgeving, en dan met name de Wet milieubeheer, regelt bij vestiging van een individueel bedrijf door middel van vergunningen of algemene regels welke voorzieningen er getroffen moeten worden om de milieubelasting tegen te gaan of in ieder geval te beperken. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om bedrijven al dan niet toe te staan. Verder kan door het realiseren van een afstand tussen bedrijven en milieugevoelige functies (zoneren) de milieubelasting worden beperkt. Afhankelijk van de afstand tot milieugevoelige functies zoals woningen kunnen bepaalde bedrijfsactiviteiten worden toegestaan. Deze afstand wordt bepaald door de milieubelasting van de betreffende bedrijfssoort. Lijst met bedrijfsactiviteiten De potentiële milieubelasting van de verschillende soorten bedrijvigheid wordt bepaald op basis van de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. De lijsten met bedrijfsactiviteiten van deze publicatie zijn in bijlage 1 t/m 4 van de voorschriften opgenomen (“VNG-lijst”). Hierin zijn de in Nederland voorkomende soorten bedrijvigheid
179
ingedeeld volgens de Standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In de gebruikte indicatieve methode zijn per bedrijfstype de milieuaspecten geurhinder, stofhinder, geluidhinder en gevaar getoetst. Aan te houden richtafstanden De potentiële milieubelasting wordt in de VNG-lijst uitgedrukt in richtafstanden die aangehouden moeten worden tussenm bijvoorbeled, het bedrijf en een “rustige woonwijk”. In de VNG-lijst worden 6 categorieën onderscheiden, met afstanden variërend van 0-10 meter tot meer dan 1.500 meter. De categorieën betreffen: categorie 1: De gewenste minimumafstand is 0 tot 10 meter. Deze categorie bedrijven betreft (bedrijfs)activiteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. categorie 2: De gewenste minimumafstand is 30 meter. Dit zijn (bedrijfs)activiteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing toelaatbaar zijn, echter alleen in gebieden met gemengde functies. categorie 3: De gewenste minimumafstand is 50 respectievelijk 100 meter. Dit zijn (bedrijfs)activiteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken. categorie 4: De gewenste minimumafstand is 200 respectievelijk 300 meter. Deze categorie betreft (bedrijfs)activiteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. categorieën 5 en 6: De gewenste minimumafstand is voor categorie 5 500 - 1.000 meter en voor categorie 6 1.500 meter. Het zijn bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. Afwijken van de richtafstanden De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen dan “een rustige woonwijk” worden afgeweken van de richtafstanden. Door het hanteren van de richtafstanden uit de VNG-publicatie, kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke milieuknelpunten, door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuvergunningenspoor, ook bij kleinere afstanden goed kan worden voorkomen. Bij de toepassing van kleinere afstanden in een bestemmingsplan worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: • leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); • de richtafstanden worden voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd. Plangebied: algemene toelaatbaarheid Het grootste deel van het plangebied heeft een woonkarakter, waar alleen bedrijven worden toegestaan uit milieucategorie 1. Toch is op enkele locaties sprake van enige vorm van functiemenging (maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en wonen). Het gaat hier om de Stevensbloem en het A.Tinneplein. Daarnaast is het noordelijk deel van het plangebied gelegen langs een drukke verkeersweg (A44), waardoor het hinderniveau reeds hoger ligt dan bij een “rustige woonwijk”.
180
In het plangebied kan de Rijndijk beschouwd worden als een gebied met een gemengd karakter dat steeds meer het karakter krijgt van een rustige woonwijk. Bedrijven verdwijnen en woningbouw komt daarvoor in de plaats. Gelet op de aard van het plangebied worden in de genoemde gemengde gebieden activiteiten toegestaan uit categorieën 1 en 2, zoals deze in de VNG-lijst genoemd zijn. Dit zijn bedrijven (en andere activiteiten), die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gebieden met gemengde functies. Bedrijfsinventarisatie Voor het plangebied zijn de aanwezige bedrijven geïnventariseerd en ingeschaald volgens de VNG-lijst. De meeste bedrijven die in de Stevenshof gevestigd zijn, zijn gelegen aan de Rijndijk en de Kenauweg of bevinden zich in de omgeving hiervan. Deze bedrijven behoren tot categorie 2 en 3, met uitzondering van de Fabriek Diastatische Producten BV (FDP) aan de Rijndijk 156 die in milieucategorie 4 valt. Een bedrijvenlijst is als bijlage 2 bijgevoegd. De meeste van de bedrijven onder milieucategorie 3 of 4 vallen, voldoen niet aan de aanbevolen afstanden tot woningbouw uit “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit is in historisch gegroeid. Rond de bedrijven aan de Kenauweg en de Hadewychlaan is een hoog achtergrondgeluidniveau ten gevolge van de ligging nabij de A44. Hierdoor is geen sprake van een rustige woonwijk maar van een gemengd gebied nabij een drukke verkeersader. In plaats van de gebruikelijke 50 meter kan daarom voor geluid worden volstaan met een afstand van 30 meter tot woningen. Hierdoor kunnen in dit gebied bedrijven van categorie 3.1 gevestigd worden, met uitzondering van bedrijven die veel geluid veroorzaken. In de rest van het plangebied worden bedrijven in categorie 3 en 4 aanvaard als het een gegroeide, bestaande situatie betreft. De betreffende activiteiten krijgen een specifieke aanduiding, om er zorg voor te dragen dat deze in de toekomst kunnen worden blijven uitgevoerd (de betreffende subbestemming is in de bedrijfsinventarisatie aangegeven). Dit houdt voor de betreffende bedrijven in dat bij bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing zich alleen nog maar een soortgelijk bedrijf kan vestigen of een bedrijf dat wel toelaatbaar wordt geacht. Dit neemt niet weg dat bij wijziging van de aard van het bedrijf een nieuwe situatie ontstaat en dan wel degelijk rekening moet worden gehouden met de woonomgeving en de door de VNG aanbevolen afstanden. In verband met milieuhinder zijn de zwaardere bedrijven ongewenst in of nabij een woonomgeving. Deze bedrijven worden daarom alleen toegestaan geconcentreerd in het gebied rond de Kenauweg. Aan de Rijndijk aan de zijde van de Rijn liggen achter en naast een aantal woonpanden ook een aantal bedrijfspanden. Een bedrijf dat voor omwonenden hinder veroorzaakt is de Fabriek Diastatische Producten BV (FDP). De fabriek van Diastatische Producten verwerkt mout en gerst. Aan de Rijndijk waren voorheen meerdere bedrijven gevestigd. Met de bouw van de Stevenshof, het verdwijnen van een aantal bedrijven en het doodlopend worden van de Rijndijk heeft de wijk waar de fabriek gevestigd is steeds meer het karakter gekregen van een rustige woonwijk. Een productiebedrijf van de grootte van de FDP past niet goed in een rustige woonwijk. Gezien de bestaande klachten en de locatie van het bedrijf (gelegen in een rustige woonwijk) zijn er voldoende redenen om een andere locatie voor het bedrijf te zoeken. Een concreet uitzicht op een eventuele verplaatsing van de fabriek naar nieuwe locatie is er echter niet, zodat het bedrijf FDP in dit bestemmingsplan zodanig bestemd wordt dat uitbreiding of (nieuw)vestiging van dit type bedrijven niet langer mogelijk is. In dit bestemmingsplan worden op deze locatie door middel van een wijzigingsbevoegdheid woningen mogelijk gemaakt.
181
Bedrijven grenzend aan het plangebied Hoge Morsweg 113 A, Scheepswerf Akerboom BV De scheepswerf is een categorie 5 bedrijf. De provincie Zuid-Holland is bevoegd gezag en heeft voor industrieterrein Akerboom een geluidzone ex. art. 53 jo. 57 Wgh vastgesteld. Omdat woningbouw mogelijk wordt gemaakt, wordt binnen de zone waarbij een geluidniveau geldt van 50-55 dB(A) een hogere grenswaarde procedure gevolgd. In de geluidzone van industrieterrein Akerboom kunnen op grond van de Wet geluidhinder geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt binnen de 55 dB(A)-contour. De geluidcontouren van industrieterrein Akerboom zijn op de plankaart aangegeven. Hoge Morsweg 132, M.V. van der Meij De machinefabriek is een categorie 3 bedrijf waarvoor een afstand tot woningen geldt van 100 meter. De werkelijke afstand tussen deze inrichting en de ontwikkelingslocaties aan de Rijndijk is momenteel 50 meter. Op basis van de feitelijke activiteiten van het bedrijf, wordt deze afstand aanvaardbaar geacht. Amphoraweg 20, Wernink Beton Dit is een categorie 4 bedrijf met een geluidzone die alleen in de uiterste oosthoek van het plangebied valt, over een gedeelte van de Rijn. De zone heeft geen invloed op ontwikkelingslocaties. Nieuweweg Aan de Nieuweweg bevindt zich een fok- en africhtstal voor paarden. De aan te houden afstand tussen een dergelijk bedrijf bedraagt volgens de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ 50 meter. De afstand tussen dit bedrijf en de dichtstbijzijnde woning in het plangebied bedraagt meer dan 300 meter. Dit bedrijf vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Horeca In de Stevenshof zijn enkele horecagelegenheden aanwezig: een snackbar in het winkelcentrum (aan) de Stevensbloem, een snackbar, een chinees afhaalrestaurant en een snackbar/eetcafé aan het Alexandrine Tinneplein bij NS-station de Vink en een hotel-restaurant Het Haagsche Schouw aan de Haagsche Schouwweg aan de noordzijde van het plangebied (zie bijlage 4). Horeca-activiteiten kunnen milieuoverlast voor de omgeving veroorzaken (met name geluidsoverlast voor omwonenden). Om er zorg voor te dragen dat de milieubelasting voor omwonenden als gevolg van horeca-activiteiten beperkt blijft, worden in dit bestemmingsplan in het algemeen alleen horeca-activiteiten uit categorie I en II toegestaan, zoals genoemd in de begripsbepaling van de voorschriften. Dit zijn horeca-activiteiten die de minste vorm van hinder veroorzaken, zoals lunchrooms, ijssalons en broodjeszaken en horeca-activiteiten met een beperkte hinder zoals cafetaria, snackbars en shoarmazaken. Bij reeds aanwezige horecabedrijven die in een hogere categorie vallen (III), wordt tevens de betreffende hogere categorie toegestaan. Het gaat hierbij om restaurants. Voor de reeds aanwezige horecabedrijven die in een specifieke categorie vallen (VI) wordt naast categorie I alleen de specifieke categorie toegestaan. Het gaat hierbij om een hotel aan de Haagsche Schouwweg.
182
Sportvelden Aan de zuidoostzijde van het plangebied bevindt zich een openlucht ijsbaan met kantine en een tennispark. De ijsbaan en het tennispark bevinden zich niet nabij een ontwikkelingslocatie. Externe veiligheid Algemeen Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het individuele risico voor woningen en kwetsbare objecten wordt gesteld op een niveau van 10–6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). Leiden heeft de ambitie om op plaatsen waar gewerkt wordt of waar mensen om andere redenen langere perioden verblijven (scholen, ziekenhuizen en woonwijken), het plaatsgebonden risico onder de 10-7 (één op de tien miljoen) per jaar te houden. Voor het groepsrisico geldt een oriënterende waarde: de kans op 10 dodelijke slachtoffers moet liefst onder de 10-5 (één op de honderdduizend) per jaar blijven, de kans op 100 dodelijke slachtoffers onder de 10-6 per jaar, enz. De gemeente mag van deze waarde afwijken als daar zwaarwegende redenen voor zijn. Bovendien geldt een verantwoordingsplicht in gevallen waar het groepsrisico toeneemt. Wanneer bijvoorbeeld binnen het effectgebied van een risicobron huizen worden gebouwd, moet de gemeente aantonen dat dit verantwoord is. Dergelijke situaties worden met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Externe veiligheid en bedrijven Voor veiligheid in de nabijheid van bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Over de A44 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats waaraan risico´s zijn verbonden. De Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) geven aan dat in het gebied buiten de 200 meter zone van de A44 geen beperkingen aan het ruimtegebruik worden gesteld. In het gebied binnen de 200 meter van de Rijksweg moet in principe het groepsrisico worden verantwoord. Een gedeelte van de Stevenshof ligt in de 200 meter zone. Derhalve is een groepsrisicoverantwoording vereist. Bij het weggedeelte A44 Leiden-Leidschendam ligt de PR 10-6 contour niet buiten de A44. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico lager is dan 10-6 per jaar en in het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (rapportnummer 141223/EA8/0K1/000641/sfo, dd 26 juni 208 Arcadis). De prognose voor 2020 geeft aan de het transport van gevaarlijke stoffen in enige mate toeneemt. Dit heeft geen gevolgen voor de ligging van de PR 10-6. De risico’s worden veroorzaakt door het transport van brandbare gassen zoals LPG. Het aantal transporten van brandbare gassen in 2006 bedroeg 924 en dit aantal zal niet veranderen. Het
183
totale aantal transporten van gevaarlijke stoffen bedroeg in 2006 circa 5800 en kan tot 2020 toenemen tot circa 6500 (bron Rijkswaterstaat, toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen). Het bedrijventerrein aan de Kenauweg ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A44. In de 200 meter zone zijn ongeveer 150 personen werkzaam in de dagperiode. Het aantal woningen binnen het invloedsgebied bedraagt circa 100. Het totaal aantal personen binnen het invloedsgebied aan de Leidse kant van de Rijksweg komt daarmee op 270 in de dagperiode en 240 in de nachtperiode (standaard aanwezigheidfactoren cf handreiking GRverantwoording toegepast) en de personendichtheid op 14 respectievelijk 12 per hectare. Aan de westzijde van de A44 in de gemeente Katwijk-Rijnsburg-Valkenburg is binnen 200 meter van de rijksweg verspreid liggende bebouwing aanwezig. De situatie langs de A44 kan derhalve beschouwd worden als eenzijdig bebouwd. Als de vuistregels uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, bijlage 3 worden toegepast dan wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico op dit moment niet overschreden. In de toekomst zal dat niet veranderen. Het bestemmingsplan Stevenshof maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een grotere personendichtheid binnen het invloedsgebied. Er is geen aanleiding tot het treffen van extra risicoreducerende maatregelen. Het bedrijventerrein en de woongebieden zijn in geval van een calamiteit goed bereikbaar voor hulpdiensten. In het invloedsgebied zijn geen gebouwen zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, basisscholen aanwezig, waarvan verwacht kan worden dat de aanwezigen verminderd zelfredzaam zijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor De meest recente gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor komen uit de publicatie van Prorail, ‘Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor; een beleidsvrije marktprognose’ van 5 december 2003. Deze publicatie is op 26 april 2004 door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer aangeboden en heeft daarmee een officiële status gekregen. Uit de prognose blijkt dat via Leiden geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en dat dit op grond van marktontwikkelingen voor de planperiode ook niet verwacht wordt. Prorail wil in de toekomst de mogelijkheid behouden om in beperkte mate gevaarlijke stoffen te vervoeren over het baanvak Den Haag – Leiden – Haarlem. Deze optie veroorzaakt echter geen ruimtelijke beperkingen in de omgeving van het spoor. Volgens Prorail moet bij de inrichting van gebouwen in de spoorzone wel rekening worden gehouden met vluchtroutes voor aanwezigen in het geval van een ongeluk met gevaarlijke stoffen op het spoor. Vervoer van gevaarlijke stoffen over water In de Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland (20 februari 2003, Rijkswaterstaat) wordt een vaarwegindeling op basis van vervoerstromen gegeven. De Rijn van Leiden naar Katwijk is in de risicoatlas niet als hoofdvaarweg aangemerkt. Dit betekent dat de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen per tankschip via deze route zodanig is, dat deze transportstroom voor externe veiligheid niet relevant is. Er hoeft daarom in verband met ruimtelijke ontwikkelingen geen rekening mee te worden gehouden. Vervoer van gevaarlijke stoffen door transportleidingen Het vigerende beleid met betrekking tot hogedruk aardgastransportleidingen is de circulaire van VROM getiteld “zonering rondom hoge druk aardgastransportleidingen” uit 1984. Hierin staan standaardafstanden afhankelijk van druk en diameter van de leiding. Momenteel wordt het beleid rond hogedruk aardgastransportleidingen herzien omdat een risicoanalyse uitwijst dat grotere afstanden nodig zijn om de externe veiligheid te waarborgen. In de tussentijd worden
184
gemeenten verzocht het RIVM te raadplegen voor vragen over veiligheidsafstanden. Het RIVM zal de juiste (maximale) veiligheidsafstanden verstrekken. In ieder geval dienen minimaal de afstanden uit huidige circulaire te worden aangehouden. Aan de zuidelijke rand van het plangebied, bij de Nieuweweg, loopt een regionale aardgastransportleiding. In het plangebied is direct naast de gasleiding een agrarisch bedrijfsgebouw gelegen. Volgens de plankaart ligt de gasleiding (die door Gasunie is ingetekend) op 0 meter van een hoek van het gebouw. De circulaire uit 1984 geeft voor onderhavige gasleiding een minimale afstand tot bebouwing van 4 meter. Deze afstand geldt voor gebieden met verspreide bebouwing, zoals hier het geval is. Conform het interimbeleid is het RIVM is gevraagd de juiste (maximale) veiligheidsafstanden te geven behorende bij deze leiding. De gegeven afstand komt overeen met de ligging van de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar, of de huidige bebouwingsafstand. Voor deze leiding bedraagt de maximale veiligheidsafstand 50 meter. Deze afstand geldt voor gebouwen met een maximale hoogte van 10 meter. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan de externe veiligheid als zij liggen binnen de toetsingsafstand rond de aardgasleiding. Voor deze leiding bedraagt de toetsingsafstand 20 meter. Het bestemmingsplan Stevenshof maakt binnen deze afstand geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gevolgen De afstand tussen de gasleiding en het agrarische bedrijfsgebouw is 0 meter. Dit is minder dan de minimale afstand tot bebouwing van 4 meter volgens de circulaire. De circulaire uit 1984 geldt echter alleen voor nieuwe situaties. Ook wordt niet voldaan aan de afstand van 50 meter die door het RIVM is gegeven als maximale veiligheidsafstand, nodig om aan de plaatsgebonden risiconorm van 10-6/jaar te kunnen voldoen. Het is niet bekend hoe het Rijk in haar aankomende beleid voor aardgasleidingen om wil gaan met bestaande situaties waarin niet aan de veiligheidsafstand wordt voldaan. Aangezien het hier om een bestaande situatie gaat zijn er vooralsnog geen gevolgen voor het bestemmingsplan Stevenshof. Geluid Binnen het gehele plangebied van Stevenshof moet rekening worden gehouden met de geluidzones van de gezoneerde wegen. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van: • woonerven; • 30 km/uur-gebieden; Wegverkeer Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). Voor het plangebied zijn de Stevenshofdreef, de Hadewychlaan, de Mary Zeldenrustweg, de Dobbedreef, en Rijksweg A44 van belang. De A44 heeft een onderzoekszone van 400 meter aan beide zijden van de weg, voor de overige gezoneerde wegen geldt een onderzoekszone van 200 meter aan beide zijden van de weg (binnenstedelijke situatie met 2 rijstroken). Met dit bestemmingsplan worden twee geluidgevoelige ontwikkelingslocaties mogelijk gemaakt. Dit zijn Rijndijk 156 t/m 192 (locatie Fabriek Diastatische Producten BV en omgeving) en Rijndijk 204 t/m 222 (Hoogwerkerlocatie). De Rijndijk is een 30 km/uur weg en ook als zodanig
185
ingericht. Het is derhalve niet noodzakelijk akoestisch onderzoek te verrichten in verband met wegverkeerslawaai. De dichtstbijzijnde weg met een geluidszone is de Stevenshofdreef. De Milieudienst verwacht geen hinder als gevolg van deze weg ter plaatse van de ontwikkelingslocaties. De voorkeursgrenswaarde zal niet worden overschreden. De Rijndijk is overigens een zeer rustige overwegend doodlopende weg. De gevelbelasting ten gevolge van deze 30 km/uurweg zal dermate laag zijn dat geen bijzondere gevelmaatregelen noodzakelijk zijn teneinde aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen. Spoorverkeer Het spoortraject Den Haag-Leiden (trajectnummer 508) heeft een onderzoekszone van 500 meter. De ontwikkelingslocaties liggen buiten deze onderzoekszone. Inrichting Wet milieubeheer Zonevaststelling is onderdeel van de bestemmingsplanprocedure. Dit is alleen nodig indien “grote lawaaimakers” zich op een terrein mogen vestigen. Dit zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluid kunnen produceren en worden genoemd onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Over een deel van het plangebied ligt de 50 dB(A)zonegrens van het gezoneerde industrieterrein Akerboom. Ook ligt een klein deel van het plangebied binnen de 55 dB(A)-contour van hetzelfde industrieterrein. Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn de zonegrenzen van de bovengenoemde contouren opgenomen. Het industrieterrein zelf valt buiten het plangebied. De genoemde grenzen vallen over het bedrijvengebied waar zich thans de Fabriek van Diastatische Producten bevindt. Na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogen op dat terrein woningen gebouwd worden. Daarbij moeten de op de plankaart aangegeven zoneringen in acht genomen worden met dien verstande dat in het gebied tussen de 50 dB(A) en de 55 dB(A) contour wel gebouwd mag worden maar niet eerder nadat een procedure hogere grenswaarde is gevolgd. Deze procedure zal vóór de planvaststelling doorlopen zijn. Het desbetreffende besluit zal als separate bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen worden. Omdat nadere invulling van de locatie nog onduidelijke is wordt voor de maximaal 30 mogelijke woningen een hogere waarde van 55 dB(A) vastgesteld. Luchtkwaliteit Inleiding lucht Het plangebied wordt grofweg begrensd door de Oude Rijn, spoorlijn Leiden-Den Haag, gemeentegrens Leiden en A44. Het plan is grotendeels conserverend van aard. Daarnaast zijn er een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit betreft: 1. Kleine Vink: indicatief programma omvat 10.000 m2 kantoren, 1.000 m2 fitness, 300 m2 horeca, 500 m2 dienstverlening, 200 m2 maatschappelijke dienstverlening, 500 m2 detailhandel 2. fabriek voor Diastatische producten: nieuwbouw maximaal 30 woningen 3. winkelcentrum Stevensbloem: uitbreiding winkels met ongeveer 750 m2 4. Rijndijk hoogwerkerlocatie: realisatie 30 woningen. 5. bedrijventerrein Westwal: uitbreiding dierenasiel
186
Toetsing aan de wet Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Aan hoofdstuk 5 is een titel toegevoegd: titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In de wet is, door middel van criteria, voor woningbouw en kantoren een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de overgangsperiode ligt de grens bij 1 % van de grenswaarde ( = 0,4 µg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof. Voor ontwikkelingen die niet zijn benoemd in de Regeling dient gemotiveerd te worden of sprake is van een klein of groot project. Bij de ontwikkelingen met woningbouw geldt dat per ontsluitingsweg er minder dan 500 woningen worden gerealiseerd waardoor de deelplannen volgens bijlage 3B van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ projecten “niet in betekenende mate” zijn. Er hoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. In bijlage 3B van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ is verder een grens genoemd voor realisatie van kantoren. De grens ligt bij 33.333 m2 bvo. Bij de overige ontwikkelingen geldt dat, hoewel er geen sprake is van kantoren, toch kan worden aangenomen dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate zijn omdat de oppervlakte van de ontwikkelingen kleinschalig is (ver beneden de grens voor kantoren). Er hoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om de deelprojecten op de locaties te realiseren. Voor deze afweging kan getoetst worden aan de ambitie uit het Milieubeleidsplan 2003-2010. Daarnaast is het van belang of de luchtkwaliteit verslechterd door de realisatie van het plan. Toetsing Milieubeleidsplan 2003-2010 De ambitie uit het Milieubeleidsplan 2003-2010 luidt: op het merendeel van de plaatsen waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven is de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager dan de toegestane grenswaarden. In de praktijk is de term beduidend lager dan de grenswaarden gesteld op 37 µg/m3. Uit de rapportage luchtkwaliteit 2006 blijkt dat in 2010 ter plaatse van de bebouwing (daar waar de blootstelling plaatsvindt) de volgende concentraties gelden:
Haagsche Schouwweg Haagweg Stevenshofdreef Vinkweg
Concentratie NO2 (µg/m3) 32 34 29 28
Concentratie PM10 (µg/m3) 21 21 20 20
Overschrijding grenswaarde: stikstofdioxide (norm: 40 μg/m3), fijn stof (norm: 40 μg/m3), 24uurgemiddelde fijn stof (norm: maximaal 35 overschrijdingen van de grenswaarde van 50 μg/m3 toegestaan). Uit bovenstaande blijkt dat wordt voldaan aan de ambitie uit het Milieubeleidsplan. Verslechtering luchtkwaliteit
187
Door de realisatie van het plan wordt extra verkeer aangetrokken. Hierdoor zal de luchtkwaliteit verslechteren. De verwachting is dat er, ondanks de verslechtering van de luchtkwaliteit door het plan, geen overschrijding van de grenswaarden zal optreden. Conclusie lucht Volgens de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen is het bestemmingsplan “niet in betekenende mate” (NIBM). Er wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. Bodemkwaliteit Dit bestemmingsplan regelt over het algemeen de bestaande situatie. Alleen voor nieuwe situaties moet met betrekking tot eventuele bodemverontreiniging een procedure worden gevolgd, aangezien er niet gebouwd mag worden op ernstig verontreinigde bodem. Bij functiewijziging dient daarom een historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Voor de ontwikkelingslocaties is een historisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn de bij de Milieudienst West-Holland beschikbare gegevens geraadpleegd. Het betreft het bodemarchief (historisch), bedrijvenbestand en tankbestand. Het historisch onderzoek beoogt een zo compleet mogelijk beeld van de bodemgesteldheid te geven. Het blijft echter een momentopname. Daarnaast is het mogelijk dat elders gegevens bekend zijn waar de Milieudienst niet over beschikt. De Kleine Vink Ter plaatse van de chauffeurskantine op het Alexandrine Tinneplein is in 1990 een bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de aanvraag bouwvergunning. Er zijn geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. Voor deze ontwikkelingslocatie geldt dat de actuele bodemkwaliteit middels bodemonderzoek moet worden vastgelegd. Fabriek Diastatische Producten BV en omgeving: Rijndijk 156 t/m 192 Rijndijk 156: Op de locatie is de diastatische fabriek gevestigd. In het verleden waren hier een smederij en wagenmakerij gevestigd. In 1996 is een zeer beperkt deel van het perceel onderzocht in het kader van het vastleggen van de nulsituatie voor de milieuvergunning. Hierbij zijn geen ernstige verontreinigingen aangetroffen. Op de locatie is in 1999 een ondergrondse tank verwijderd, inclusief aanhangende verontreinigde grond. Rijndijk 178: Op de locatie is in het verleden een brandstoffenhandel gevestigd geweest. In 1997 is een ondergrondse tank verwijderd, inclusief aanhangende verontreinigde grond. Rijndijk 180-190: Op de locatie is in het verleden een vlakdrukkerij gevestigd geweest. Er is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Voor deze ontwikkelingslocatie geldt dat de actuele bodemkwaliteit middels bodemonderzoek moet worden vastgelegd. Hoogwerkerlocatie: Rijndijk 204 t/m 222 Rijndijk 206-216 is een Wbb-locatie. Uit onderzoek van 1986 en 1993 blijkt dat op de locatie sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in grond en grondwater. De locatie wordt gemonitoord in afwachting van bodemsanering. Rijndijk 218: in 1996 is een ondergrondse tank verwijderd. Daarbij is geen bodemverontreiniging aangetroffen.
188
Rijndijk 220: hier is in het verleden een benzine service station en brandstoffengroothandel gevestigd geweest. Er is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Voor deze locatie geldt dat de actuele bodemkwaliteit middels bodemonderzoek moet worden vastgelegd, waarna een bodemsanering moet worden uitgevoerd. Conclusie bodemkwaliteit Over het algemeen kan gesteld worden dat de gegevens met betrekking tot de bodemkwaliteit summier en verouderd zijn. Voor bodemonderzoek wordt een termijn van maximaal 5 jaar aangehouden. De meeste onderzoeken dateren van voor 2000 en zullen dus, voordat bouwvergunning kan worden verleend, opnieuw moeten worden uitgevoerd. Voor de ontwikkelingslocaties op de onverdachte terreinen geldt dat er geen aanleiding is om ernstige verontreinigingen te verwachten. Naar verwachting hoeven daar dan ook geen saneringen te worden uitgevoerd. Voor de ontwikkelingslocaties op de verdachte terreindelen cq. bedrijfsterreinen geldt dat er mogelijk wel sprake is van ernstige verontreinigingen (voor de Hoogwerkerlocatie is dat ook vastgesteld). Hierbij moet dus wel rekening gehouden worden met saneringskosten. Leidingen en straalpadverbindingen Langs de Rijndijk lopen 2 waterleidingen van L.D.M. (500 en 1000); de “1000”-leiding splitst af in westelijke richting en loopt in westelijke richting door ter hoogte van de Veenwatering. Onder De Groote Vink bevinden zich verschillende watertransportleidingen. Verder loopt door het plangebied een kerosineleiding die momenteel niet meer wordt gebruikt. Ter hoogte van de Veenwatering loopt tevens een straalverbinding over het plangebied. Hier geldt een beperking van de bouwhoogte van 29 meter aan de westzijde tot 67 meter aan de oostzijde. Ook aan de zuidzijde van het plangebied loopt een straalverbinding met een beperking van de bouwhoogte van 39 meter. Binnen het plangebied worden geen bebouwing of bouwwerken van 29 meter of hoger toegestaan De straalpadverbinding heeft daarom geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Tenslotte verdient vermelding dat in de uiterste zuidwest punt van het plangebied een aardgastransportleiding aanwezig is die door het agrarisch gebied loopt. Deze leiding dient van de gebruikelijke beschermende bepalingen te worden voorzien. In het plangebied waar dit bestemmingsplan van toepassing is, bevinden zich boven- en ondergrondse gedeelten van de 150 kV & telecommunicatieverbinding Voorburg- Leiden van Tennet. Het betreft de volgende delen: 1. Het lijngedeelte ter hoogte van de Stevenshofdreef/Vinkweg/Haagweg. 2. Het overgangspunt tussen het bovengrondse en ondergrondse gedeelte van de hoogspanningsleiding (het zogenaamde opstijgpunt De Vink) aan de Stevenshofdreef/Vinkweg/haagweg. 3. Het kabelgedeelte onder de spoorbaan Den Haag – Leiden, de Rijndijk en door de Oude Rijn. De leidingbeheerder dient tijdig te worden betrokken bij het overleg over uit het bestemmingsplan – en andere – voortvloeiende werkzaamheden die zich uitstrekken in de richting van eigendommen van de leidingbeheerder.
189
Beleid In dit hoofdstuk worden de integrale beleidsstukken beschreven die van belang zijn voor de ontwikkeling van beleid en de regelgeving die in het bestemmingsplan Stevenshof worden uitgewerkt. In de analyses en de uitgangspunten van deze nota is al rekening gehouden met het hieronder weergegeven vigerende beleid. Rijksbeleid Nota Ruimte De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. De nota is op 23 april 2004 door het kabinet vastgesteld en is tevens door de Tweede Kamer aangenomen. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; • borging van de veiligheid. Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de direct belanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door: • Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet. • Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader. • Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen. • Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering met onder meer een periode die financieel gedekt is tot aan 2010. Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit geeft de visie van het Rijk op het verkeer en vervoersbeleid weer tot en met 2020. De Nota is in samenwerking met de provincies, gemeenten, kaderwetgebieden en
waterschappen tot stand gekomen. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid komen terug in de Nota Ruimte van het Ministerie van VROM. De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 28 mei 2004 de hoofdlijnennotitie voor de Nota Mobiliteit aan de Tweede Kamer aangeboden. In de hoofdlijnennotitie worden de volgende beleidsdoelen aangegeven: • het verbeteren van de internationale bereikbaarheid; • het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden; • een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen als essentiële voorwaarde voor economische ontwikkeling; • het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen. De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving. Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling in Nederland. Op zijn beurt creëert die ontwikkeling weer nieuwe mobiliteit. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De hoofddoelstelling van het NVVP is het aan een ieder bieden van een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoersysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Het belangrijkste doel uit deze hoofddoelstelling ligt in het streven naar vermindering van nadelige effecten van de mobiliteitsgroei. Er worden echter geen eisen meer gesteld aan de vervoerswijzekeuze en ook wordt de groei van het gemotoriseerd verkeer niet meer aan een maximum gebonden. Belangrijkste kernpunten van het NVVP zijn: • infrastructuur moet een drager worden van ruimtelijk-economische ontwikkelingen; • de rol van de markt in de infrastructuur moet nadrukkelijker aanwezig zijn; • de gebruiker van de infrastructuur betaalt; • regio's betalen en beslissen nadrukkelijker mee; regio's krijgen hiervoor de beschikking over een apart mobiliteitsfonds. In het NVVP is nog steeds de rijksreservering voor een toekomstige A11 west opgenomen. Stedelijke vernieuwing en GroteStedenBeleid (GSB) Eind jaren '90 is een nieuwe beleidsvorm ontwikkeld om problemen in met name de naoorlogse wijken van de grotere steden van Nederland aan te pakken. Het gaat hier om stedelijke vernieuwing als onderdeel van het GroteStedenBeleid (GSB). Stedelijke vernieuwing geldt in feite als opvolger van het "klassieke" stadsvernieuwingsbeleid en is een integrale beleidsvorm welke gericht is op het wegwerken van fysieke achterstanden in stedelijke gebieden. Uiteindelijk gaat het om het scheppen van condities voor de kwaliteitsverbetering van het woon-, werk-, productie- en leefmilieu in en rond de steden. Dit moet bereikt worden door het treffen van maatregelen die vooral gericht zijn op de aard en het beheer van de fysieke leefomgeving. Voor 30 grote steden, waaronder Leiden, maakt stedelijke vernieuwing deel uit van het GSB. Het GSB richt zich naast de fysieke pijler ook op de sociale en economische pijler. Vanuit deze drie invalshoeken wordt gewerkt aan het verbeteren van de concurrentiepositie van de steden.
191
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001) Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 signaleert een groot aantal knelpunten waar nog niet kan worden voldaan aan de minimale milieukwaliteitcondities. Daarom krijgt het stedelijk gebied in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP 4) extra aandacht. Het gaat om gezondheidsrisico's door luchtvervuiling (NO2 en fijn stof), geluidhinder of te grote risico's op calamiteiten. Volgens het NMP 4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen, die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bebouwing, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Om de milieukwaliteit van de stad te vergroten moeten lawaai, lucht, bodem- en (grond)waterverontreiniging worden aangepakt. Watertoets Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze ‘watertoets’ is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen (Handreiking Watertoets II, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag, 2003). Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap. Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland West (2003) De provincie wil de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool ondersteunen, gebruik makend van onderscheidende gebiedseigen kwaliteiten. Een hoogwaardig productieen vestigingsmilieu met een sterk verbeterde bereikbaarheid voor personen en goederen is daarbij een centraal thema. Een kracht van de Deltametropool is het gevarieerde stedelijk en suburbaan woon – en verblijfsklimaat in combinatie met een robuust en duurzaam groenblauw raamwerk. De ruimtevraag moet zoveel mogelijk binnen het streekplangebied worden opgevangen. In het Deelgebied Stedelijke as Leiden – Katwijk is de kwaliteit van het nabije landelijk gebied van grote waarde. Die kwaliteit moet worden versterkt en de toegankelijkheid van het gebied moet worden verbeterd. Waar mogelijk zal de inrichting van de oevers van de Oude Rijn worden gericht op versterking van de recreatieve en landschappelijke kwaliteiten. Binnen de stad wil de provincie alle mogelijkheden voor woningbouw en daarbij passende bedrijvigheid optimaal doen benutten. Vanaf 2010 kan vliegveld Valkenburg beschikbaar komen voor woningbouw. Om de ruimtelijke verscheidenheid van stad en land te garanderen worden rode en groene contouren geïntroduceerd Om een goede balans tussen rode en groene functies te realiseren is binnen stedelijke netwerken aandacht nodig voor regionale parken. In het streekplan zijn de huidige bebouwingsgrenzen van de Stevenshof als rode grenzen opgenomen. Stedelijke netwerken worden omschreven als sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een aantal goed met elkaar verbonden compacte grotere en kleinere steden. Binnen deze stedelijke netwerken zijn bundelinggebieden aangegeven waar een deel van de stedelijke opgave dient te worden geaccommodeerd. Nieuwe verstedelijking moet vooral plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied (herontwikkeling, functiemenging en meervoudig ruimtegebruik) en bij voorkeur bij knooppunten van infrastructuur. De R/P 11 ofwel zuidelijke randweg is in het plan opgenomen als zijnde in studie.
192
Duurzaam waterbeheer vormt een integraal onderdeel van het beleid. Om wateroverlast te voorkomen komt er meer ruimte voor waterberging en worden boezemwateren verbreed. Om watertekort te voorkomen en om de waterkwaliteit te beheersen woorden voorraadbergingen aangelegd en een flexibel peilbeheer ingesteld. De provincie stelt bij ruimtelijke plannen een watertoets verplicht. Die moet garanderen dat bij ruimtelijke plannen water in de planvorming wordt meegenomen. Het groenblauwe netwerk speelt in het beleid een centrale rol. Een samenstel van natuur, landschap, landbouw, en water verbindt internationale, nationale, regionale en stedelijke groene gebieden. De aanwezigheid van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten moeten worden behouden. De Stevenshof grenst aan het regionaal park Den Haag – Katwijk. De Stevenshofjespolder en de Papenwegse Polder maken hiervan deel uit als waardevol weidevogelgebied. Het Leidse deel van de polders heeft overwegend een functie voor openluchtrecreatiegebied gekregen een kleiner deel als agrarisch gebied en tevens waardevol weidegebied. De Stevenshof ligt tevens in een Topgebied cultureel erfgoed tevens Belvedèregebied. Het maakt onderdeel uit van de Limes-zone. De streekplankaart geeft samengevat voor de Stevenshof het volgende weer: • Molenbiotoop op Stevenshofjesmolen • Verbinding A4 – A44 als studieobject. • Stevenshofjespolder en Papenwegse polder hebben vooral een functie als openluchtrecreatiegebied en agrarisch gebied in regionaal park. • De Stevenshof maakt onderdeel uit van een Topgebied Cultureel erfgoed tevens Belvedèregebied. Het maakt tevens onderdeel uit van de limes-zone. • Het Leidse deel van het openlucht en recreatiegebied Valkenburgseplas is als openluchtrecreatiegebied in het streekplan opgenomen. • Het resterende deel van de Stevenshof valt onder bestaand stedelijk gebied. Regels voor ruimte Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de nota Regels voor Ruimte vastgesteld. Deze nota komt ter vervanging van de nota Planbeoordeling. De nota vormt naast de streekplannen het beoordelingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen en bevat beleidsregels ten behoeve van de goedkeuring van ruimtelijke plannen. De nota Regels voor Ruimte benadrukt en bewaakt de provinciale belangen beter en laat de gemeenten meer vrijheid, onder andere op het gebied van agrarische bebouwing, inrichtingseisen voor het stedelijke gebied, en voor toerisme en recreatie. Procedures worden korter door het overleg over ontwerpbestemmingsplannen in te perken en indieningvereisten voor ruimtelijke plannen te vereenvoudigen. Bij de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening blijft de nota Regels voor Ruimte van kracht. De provinciale nota Interim-beleid WRO geeft aan dat de inhoud van de nota Regels voor Ruimte gedurende de interim-periode gehandhaafd blijft. Interim-beleid WRO In de periode vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 tot de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie eind 2009, zal het bestaande ruimtelijke beleid worden voortgezet. Uitgangspunt is het beleid zoals vastgelegd in de diverse streekplannen en het toetsingskader, de nota Regels voor Ruimte. Er wordt niet vooruitgelopen op de inhoudelijke keuzes die gemaakt zullen worden in het kader van de nieuwe Provinciale Structuurvisie. Verder hebben
193
Gedeputeerde Staten ingestemd met de gedragslijn voor de inzet van Wro-instrumenten in de interim-periode. De gedragslijn gaat uit van overleg vooraf, ter voorkoming van juridische procedures achteraf. Inpassingsplannen worden alleen opgesteld indien dit een duidelijke provinciale meerwaarde oplevert of waar de provincie een opdracht heeft. Voor het overige wordt het opstellen van bestemmingsplannen in eerste instantie overgelaten aan de gemeenten. De bestemmingsplannen worden gemonitoord op provinciaal belang. Inpassingsplannen kunnen eveneens worden opgesteld wanneer gemeenten weigeren een bestemmingsplan op te stellen. Voor de interimperiode worden geen verordeningen opgesteld, tenzij uit de monitoring blijkt dat het provinciaal belang structureel wordt geschaad. Provinciale structuurvisie Zuid-Holland 2020 De visie op het provinciaal ruimtelijk beleid is beschreven in de provinciale ruimtelijke structuurvisie. Deze structuurvisie heeft geen juridische status in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, maar zij is voor de provincie wel een zelfbindend en richtinggevend document, waarin de streekplangebieden in onderlinge samenhang worden bezien. De ruimtelijke strategie in de PRSV richt zich op 2020 met een doorkijk naar de nog langere termijn. Deze structuurvisie helpt bij het duidelijker positioneren van streekplangebied overschrijdende zaken als de Zuidvleugel en het Groene Hart. Het doel van de structuurvisie is om tijdig en actief in te spelen op ruimtelijke processen. De provincie Zuid Holland wil een samenhangende en richtinggevende ruimtelijke strategie schetsen die inspeelt op rijksbeleid, zoals in de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit, en die actuele provinciale en regionale plannen en visies integreert: de streekplannen, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, het Beleidsplan Milieu en Water, de Provinciale Economische Visie, de Deelstroomgebiedsvisies, de Zuidvleugelvisie en de Kwaliteitszonering Groene Hart. De ruimtelijke opgave richt zich op locaties voor de kennisintensieve en stuwende industrie (onder meer Leiden), herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen en ontwikkelingskansen voor kleinschalige stadseconomie in het bestaand stedelijk gebied. Voor herstructurering en intensivering van bedrijventerreinen is schuifruimte nodig. Om die te krijgen zet de provincie in op een proces van doorstroming en ontmenging. Kleinschalige, intensieve bedrijvigheid kan ter plaatse intensiveren of doorstromen naar knooplocaties. Dit moet leiden tot intensiever en hoogwaardiger ruimtegebruik op binnenstedelijke bedrijventerreinen, kansen voor broedplaatsmilieus, creatieve diensten en een betere integratie met het overig stedelijk gebied. Regionaal programma van afspraken Voor de uiteindelijke invulling van het streekplan speelt regionaal beleid een belangrijke rol. Hiervoor hebben het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio en het Samenwerkingsorgaan Duinen Bollenstreek gezamenlijk een regionaal Programma van Afspraken opgesteld dat doorvertaald zal worden naar het streekplan. De belangrijkste afspraken die van invloed zijn op de Stevenshof zijn de volgende: • Inpassing en financiering van de RijnGouweLijn: Voor deze lightrailverbinding tussen Gouda, Alphen a/d Rijn, Leiden (binnenstad), Transferium ’t Schouw (A44), Katwijk en Noordwijk moet een reservering worden gemaakt voor een eventuele uitbreiding van de lijn over de Willem de Zwijgerlaan. • Oost-westverbinding A4-A44: partijen zullen zich inzetten om, samen met Rijkswaterstaat, zo spoedig mogelijk een studie te starten ten behoeve van de capaciteitsuitbreiding tussen de A4 en de A44. In deze studie zullen de twee
194
•
belangrijkste alternatieven, herstructurering van de huidige doorgaande route door Leiden over de Churchilllaan én aanleg van een nieuwe verbinding ten zuiden van Leiden, met elkaar vergeleken worden. Afstemming van het woonbeleid: dit betekent onder meer de ambitie om te komen tot één regionale woningmarkt en een verkenning en programmering van de woonbehoefte en herstructurering.
Beheersd groeien, Ontwerp Provinciaal Verkeer – en Vervoersplan (PVVP) 2002 – 2020 In het PVVP van Zuid-Holland staan de wensen van de individuele reizigers en het bedrijfsleven voorop. De vliegwielwerking die uitgaat van mobiliteit op de economische en sociale processen is uiterst belangrijk. Bereikbaarheid van Zuid – Holland is belangrijk om de aanjager van de Nederlandse economie op gang te houden. De uitdaging is echter om tegelijk een duurzaam veilig Zuid-Holland tot ontwikkeling te brengen. Ongeremde groei van de mobiliteit past daar niet mee. De provincie kiest daarom voor “beheerst groeien”. Voor de periode tot 2020 wordt van een mobiliteitsgroei van 20 a 30 % uitgegaan. Omdat er zo langzamerhand niet veel meer ruimte is op de beschikbare infrastructuurnetwerken is het opvangen van die groei een stevige opgave. Ingezet wordt op een beleidsmix van benutten, beprijzen, bouwen en besturen. Een belangrijk instrument is het verbeteren van de nu niet adequate aansluiting tussen het hoofdwegennet (HWN) en het onderliggend wegennet (OWN). De provincie presenteert een logisch samenhangend en klantgericht netwerk. Dit zijn regionale wegen met een hoog doorstromingsprofiel die niet alleen een gebiedsontsluitende functie hebben maar ook een verbindende functie (OWN+). Voor de Corridor Schiphol, Leiden, Den Haag heeft het openbaar vervoer en vooral de RijnGouweLijn prioriteit. De kwaliteit van de oost – west verbinding wordt als matig aangemerkt. Ook na de aanleg van de Rijn– Gouwelijn zullen zowel de verkeersafwikkeling als de leefbaarheid in Leiden verre van optimaal zijn. Er worden drie mogelijkheden voor een nieuwe verbinding ten zuidwesten van Leiden genoemd: • Uitvoeren als deel van een Nationaal netwerk; • Als regionale weg (OWN+ net); • Of opwaarden en aanpassen van de route via de Churchilllaan in Leiden-Zuid. Bestemmingsplannen Blauw Gekleurd De provincie heeft zich er voor uitgesproken om “water” een volwaardige plaats te geven en stelt het verplicht om in bestemmingsplannen een waterparagraaf op te nemen. Daarnaast is het van groot belang dat vanaf het begin van het planproces overleg wordt gevoerd tussen gemeente en waterbeheerder(s), om op goede wijze rekening te houden met uitgangspunten van duurzaam waterbeheer. Met “Bestemmingsplannen blauw gekleurd” (maart 2001) geeft de provincie richtlijnen voor de invulling van de waterparagraaf. In de waterparagraaf wordt ingegaan op de resultaten van het overleg tussen gemeente en waterbeheerder. In de Nota Planbeoordeling 2002 van de provincie wordt aangegeven dat elk bestemmingsplan voortaan een waterparagraaf bevat met daarin aandacht voor: • veiligheid en waterbeheer; • de huidige (water)situatie en gewenste ontwikkelingen volgens het waterbeleid; • vertaling naar ruimtelijk beleid; • vertaling naar plankaart en voorschriften; • gevoerde overleg met de waterbeheerders.
195
Nota Bruisend Water (1999) en Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (2000) Door middel van de "Nota Bruisend Water" en het "Beleidsplan Milieu en Water" heeft de provincie aangegeven op welke wijze invulling kan worden gegeven aan duurzame (stedelijke) watersystemen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland moet meer rekening worden gehouden met de consequenties van onder meer klimaatverandering. Bij keuzes ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet gezocht worden naar flexibele en veerkrachtige oplossingen. In het Provinciaal Waterhuishoudingsplan is de basisfunctie van het water in het plangebied vastgelegd als "bebouwd gebied". Binnen het thema Vitaal stedelijk gebied zijn de beleidsspeerpunten: 10% water in en rond de stad en berging en buffering in stedelijk groen; diffuse verontreinigingen in bestaand stedelijk gebied saneren, zoals afspoeling van wegen en daken, riooloverstorten, lekkende riolering, gebruik van strooizout en bestrijdingsmiddelen; belevingswaarde van water in de stad vergroten door het zichtbaar te maken voor de bewoners; waar mogelijk natuurvriendelijk oeverbeheer. Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 – 2010 De provincie Zuid-Holland heeft haar beleid vastgelegd in onder andere de Nota Planbeoordeling, Waterhuishoudingplan, Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004, Streekplan, etc. Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 – 2010 verwacht op het gebied van waterbeheersing van gemeenten onder andere dat zij hun plannen minimaal waterneutraal ontwikkelen en dat er mogelijkheden gecreëerd worden om opgaven in bestaand gebied op te lossen. Bijvoorbeeld door functies als recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie te combineren. In deze meervoudige gebiedsontwikkeling wordt gestreefd naar win-win situaties. Regionaal beleid Structuurvisie Leidse Regio De Structuurvisie Leidse regio is in 1992 vastgesteld door de Stuurgroep Leidse Regio en schetst een beeld van de wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Met onder meer het VINEX-beleid (toen nog) in het vooruitzicht wordt in de Structuurvisie de conclusie getrokken dat de Leidse regio de behoefte aan wonen en werken niet binnen eigen grenzen kan opvangen. Andere hoofdlijnen zijn de betere ruimtelijke afstemming van stedelijke functies en daardoor een goed evenwicht tussen nabijheid en bereikbaarheid, de verbetering van de kwaliteit van het openbaar vervoer en fietspadennet, en versterking van een samenhangende groenstructuur. Beleidsvisie Wonen Leidse Regio Het Samenwerkingsorgaan Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Leidse Regio (SROVLR) heeft in 2002 de Beleidsvisie Wonen Leidse Regio uitgebracht. Deze heeft een looptijd tot 2010. De visie geeft een beeld van trends en een kwantitatieve analyse van de Leidse woningmarkt. Enkele genoemde trends zijn: duurzaamheid, stijgende ruimtebehoefte, regionalisering woningmarkt, verschuiving van aanbod naar vraagmarkt, toename keuzevrijheid, vrijheid voor gebruikers, woon-werk combinaties en vergrijzing van de bevolking. Om meer evenwicht te brengen is de realisatie van gevarieerde woonmilieus van belang. In de toekomst zullen kwetsbare wijken geherstructureerd moeten worden.
196
Van de Stevenshof wordt opgemerkt dat deze recente uitlegwijk vooral wordt bewoond door gezinnen met kinderen. Landschapsbeleidsplan Het regionale landschapsbeleidsplan heeft meerdere doelstellingen. Aangegeven moet worden hoe de agrarische, ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke kwaliteiten van het landschap behouden, versterkt of ontwikkeld kunnen worden op een zodanige manier, dat een meerwaarde ontstaat op regionaal niveau. Daarnaast moet een landschappelijk raamwerk worden ontworpen waarin functies als landbouw, natuur, waterbeheer, recreatie en mogelijkheden voor verstedelijking duidelijk zijn gepositioneerd. Ook een optimale wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden moet worden aangegeven. De relatie stad-land, de voedingsaders voor natuur in de stad, moeten daarvoor geoptimaliseerd en beschermd worden. Om de doelstellingen te kunnen realiseren moeten wezenlijk van belang zijnde projecten geïdentificeerd worden. Om een beeld te krijgen van de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden in de Leidse regio is wellicht onderzoek nodig. Daarvoor moeten voorstellen worden gedaan. Tenslotte is het verkrijgen van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor een gemeenschappelijke visie een van de doelstellingen van het plan. In het plan is de inpassing van een snelweg langs de rand van de Stevenshof tussen A4 en A44 opgenomen. Aangegeven wordt dat een forse investering nodig zal zijn voor een goede landschappelijke inpassing en voor de aanleg van compenserend groen. Gedacht kan worden aan een waterpartij met brede rietoevers en verspreide bosschages. De weg kan mogelijk verdiept worden aangelegd. De Leidse Regio: Sleutel tot Succes Ruimtelijk – economisch beleidsplan voor de Leidse regio (2001) gericht op het verkennen van de perspectieven van de Leidse regio. De Leidse regio ligt op een centrale en strategische positie in de Europese Deltametropool. Randstad. Deze strategische ligging biedt veel kansen, die echter ook hun keerzijde hebben. De situatie vraagt om een doordachte ruimtelijkeconomische strategie, welke ook heldere randvoorwaarden formuleert voor wonen en bereikbaarheid. De Leidse regio heeft de ambitie haar positie als bruggenhoofd tussen Noord – en Zuidvleugel uit te bouwen. Daarbij zal de regio het “beste van twee werelden” combineren. Het doel van het ruimtelijk economisch beleid kan worden geschetst als: het gericht stimuleren van hoogwaardige en kennisintensieve economische activiteiten in een aantrekkelijke regio met selectiviteit in behoud en uitbouw van werkgelegenheid. Om dit doel te kunnen bereiken is een set van ambities en randvoorwaarde gesteld. Ambities: bevorderen bedrijvigheid bio- en life sciences, stimuleren toeristische activiteiten, ontwikkelen, herstructureren en segmenteren van bedrijfsterreinen, aantrekken internationale kantoren met kennisintensieve dienstverlening. Voorwaarden: een aantrekkelijk woonklimaat voor hoogopgeleide kenniswerkers en een goede bereikbaarheid van stedelijk gebied en randlocaties. Het plan pleit o.a. voor een nieuwe dan wel vernieuwde adequate verbinding tussen A4 en A44. In Goede Banen Leiden: Kantorenstrategie Leidse Regio De gemeente Leiden en het Samenwerkingsverband Leidse regio hebben een meer integrale aanpak van de kantoorontwikkeling in de regio voor ogen. Deze integrale aanpak moet vorm krijgen in een kantorenstrategie voor de Leidse regio. Centraal staat de wens om de werkgelegenheid in de Leidse regio zowel van binnenuit als van buitenaf meer te stimuleren en de regio een gezicht te geven als kantorenlocatie.
197
De Stevenshof kent geen typische kantorenlocaties. In de plannen heeft de gemeente Leiden op een locatie nabij station De Vink voor circa 5000m2 kantoren voorzien. De locatie is echter vanwege de matige ontsluiting weinig geschikt. De kantoren komen niet langs een doorgaande weg te liggen: met de auto is de locatie slecht ontsloten. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is vanwege het nabijgelegen station (alleen stoptreinen) en de bushalte beter. De locatie kan door ligging nabij een station wel dienen als optionele locatie, mocht in de toekomst blijken dat andere locaties in Leiden onvoldoende in staat zijn om de locale bedrijvigheid op te vangen. Regionaal Verkeer en Vervoerplan Begin juli 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer en Vervoerplan (RVVP) verschenen. In dit RVVP met de titel “De Regio’s Verbonden” wordt aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. In het RVVP wordt daarover aangegeven dat het tot 2010 mogelijk is om met behulp van benuttingsmaatregelen de capaciteit op de huidige oost-west route tussen Katwijk en de A4 iets te verhogen. Tegelijkertijd wordt echter geconcludeerd dat een structurele capaciteitsuitbreiding op termijn noodzakelijk is. Daarvoor zal een studie gestart worden waarin de twee belangrijkste alternatieven, herstructurering van de huidige doorgaande route door Leiden én aanleg van een nieuwe verbinding ten zuiden van Leiden, met behulp van een kosten-baten analyse met elkaar vergeleken worden. Hierbij zullen tevens de verschillende inpassingvarianten meegenomen worden. In 2003 is met deze studie begonnen. In het RVVP wordt de huidige route via Europaweg – Voorschoterweg - Churchilllaan en Dr. Lelylaan aangeduid als route met een regionaal belang. De consequentie daarvan is dat maatregelen op deze route die tot gevolg kunnen hebben dat de verkeersintensiteiten toe- of afnemen, niet mogelijk zijn zonder voorafgaand overleg met de regio. Regionaal Milieubeleidsplan 2003-2010 Uit het Milieubeleidsplan zijn een drietal speerpunten te destilleren voor het milieubeleid voor de komende jaren. De gemeenten in de regio willen aan de Kyotoverplichtingen voldoen. Dit vraagt een grote inspanning op veel terreinen. Het klimaatbeleid is vooral gericht op het beperken van de vraag naar energie, het omschakelen naar duurzame energie en het zuinig gebruiken van energie. Hiermee heeft het klimaatbeleid onder meer invloed op beleid ten aanzien van verkeer en vervoer, woningbouw en gebouwenbeheer. Met grote inzet kan worden bereikt dat in 2010 de CO2uitstoot in deze regio in elk geval met 6% is afgenomen ten opzichte van 1990 en ten minste 5% van het totale energieverbruik binnen de gemeenten duurzaam wordt opgewekt. Een goede milieukwaliteit is een belangrijke randvoorwaarde voor het leefbaar houden van de regio. Deze milieukwaliteit is, zeker in gebieden waar veel mensen wonen, aanmerkelijk beter dan wat wettelijk met grenswaarden en normen door rijksbeleid wordt voorgeschreven. Dit wordt uitgewerkt in gebiedsafhankelijk milieubeleid en in deelaspecten, zoals geluid, luchtkwaliteit, geur en externe veiligheid. Ruimtelijke en economische keuzes zijn vaak bepalend voor de lokale milieukwaliteit, voor het behoud van landschappelijke en ecologische waarden en voor de duurzaamheid van de regio in zijn geheel. Milieuaspecten zijn steeds meer geïntegreerd in het gemeentelijk beleid zoals bijvoorbeeld een bestemmingsplan. Gemeentelijk beleid
198
Structuurplan Leiden "Boomgaard van kennis" (1995) Het Structuurplan beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier wordt geconstateerd dat in het stedelijke gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het (voornamelijk) binnenstedelijk realiseren van de VINEXopgave wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit. Voor de Stevenshof geeft de nota aan dat er geen behoefte bestaat aan het openbreken van de harde grens tussen stad en landschap ongeacht de komst van een mogelijke verbinding tussen A44 en A4. Ook wordt de relatief beperkte omvang als een kwetsbaar punt van de wijk genoemd. Goede verbindingen met Noord – Hofland en de verdichting met woonfuncties langs de Rijn in het Morskwartier bieden hier kansen tot versterking. Rond station De Vink en winkelcentrum kunnen de meeste werk – en winkelfuncties worden geconcentreerd.. Vooral in de nabijheid van het station zou de stad zich bouwkundig massaler moeten manifesteren als oriëntatiepunt voor zowel de Stevenshof als Noord-Hofland. De veldsportaccommodaties voor de Stevenshof worden in eerste instantie gezocht in het sportpark Morskwartier. Leiden kan meer profijt trekken uit de ligging langs het water. Als bedrijfsfuncties hier op termijn afnemen kan de ruimte weer openbaar gemaakt worden door middel van fietsroutes, wandelpaden en woonfuncties. De grootste winst is te halen tussen De Vink en De Haagsche Schouwbrug. De ecologische verbindingszone tussen Voorschoten en Leiden staat op gespannen voet met de aanleg van de 11 – West, maar hoeft die (verdiepte) aanleg niet in de weg te staan. Brede bermen en een groene inpassing kunnen zorgen voor voldoende ecologische voorwaarden. Een deel van die groene zone kan dan voor sportvoorzieningen worden gebruikt. Een onbebouwde Papenwegse polder behoeft een recreatieve ontsluiting met bescheiden paden voor fietsers en wandelaars. Leiden, Stad van ontdekkingen: profiel 2030 (2005) In 2004 is een gemeentelijke ontwikkelingsvisie verschenen waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van de stad Leiden. De kwaliteiten van de stad worden benoemd, evenals de kansen en de bedreigingen. De historie, de ligging en de levendigheid zijn duidelijke kwaliteiten. Daarnaast valt op dat de Leidse bevolking jong is en een goed opleidingsniveau heeft. Anderzijds is de stad nagenoeg volgebouwd; is er spanning op de woningmarkt en de ruimte voor wonen, werken en recreatie is beperkt. In navolging van deze nota wordt het structuurplan Boomgaard van Kennis geactualiseerd. Nota wonen, zorg en welzijn Doel van de nota is de gemeente Leiden een stad te laten zijn waarin alle mensen, inclusief die met een zorgbehoefte, goed wonen, actief kunnen participeren in de samenleving en zelf de regie in handen hebben bij de invulling van de wijze waarop hun zorgbehoefte wordt vervuld. Het beleid kan in zeven speerpunten worden samengevat: 1. preventie voorop; 2. vraag gestuurd: denken vanuit de zelfstandige vrager; het speerpunt vraagt om een transformatie van de woningmarkt, waardoor er enkele duizenden "geschikte" woningen bij komen voor mensen met een zorgvraag;
199
3.
4.
5. 6. 7.
diversiteit vraagt om maatwerk: buurtgerichte benadering; per samenhangend woongebied wordt een analyse gemaakt van de huidige stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen; samenwerken, informeren en regisseren; er wordt een drietafeloverleg geïntroduceerd waar onder leiding van de corporaties (wonentafel), het zorgkantoor (zorgtafel) en de gemeente (welzijnstafel) het actieprogramma wordt uitgewerkt en de uitvoering wordt gemonitord; de voorzitters van de tafels rapporteren aan de wethouder wonen, zorg en welzijn; kennis van de vraag nodig; er wordt nader onderzoek gedaan naar de wonen, zorg en welzijnsvraag van niet-senioren; efficiënte oplossingen; met de introductie van het concept woonservicezone wil de gemeente efficiënte en duurzame oplossingen stimuleren; beperkte middelen en capaciteiten vragen om prioriteiten. In eerste instantie kiest de gemeente ervoor haar inspanningen te richten op Leiden-Noord en Zuidwest; dat neemt niet weg dat ook met in Stevenshof initiatieven en mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan het kunnen voldoen aan de toekomstige grote vraag naar geschikte woningen worden bekeken en afgewogen.
Nota Fietsers Opstappen In deze fietsnota is een aantal hoofdroutes opgenomen die voor de Stevenshof belangrijk zijn. • Breestraat – Boshuizen – Fortuinwijk – Haagweg – Ter Wadding – Dobbe – en Stevenshofdreef. • Binnenstad – Fortuinwijk/Gasthuiswijk (Vijfmeilaan) - Noord – Hofland – De Vink. • Binnenstad – Hoge Mors – Stevenshof. Hoofdfietsroutes zijn kansrijke fietscorridors, die bij het optimaliseren van de fietsvoorziening kunnen leiden tot bevordering van het gebruik van de fiets. Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen (wonen en werken met een toekomst) Duurzaam bouwen heeft in Leiden volop de aandacht. Uit het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen (april 1999) blijkt dat Leiden duurzaam bouwen in de breedste zin beschouwt. Het gaat om meer dan alleen milieuvriendelijk materiaalgebruik en energiezuinige woningbouw. De definitie zoals Leiden die hanteert luidt ‘zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving’. Leiden wil zowel nieuwe als bestaande bouwlocaties duurzaam inrichten, bouwen (revitaliseren) en beheren. Leiden streeft er daarom naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken om de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijke niveau te brengen. De gemeente Leiden wil met duurzaam bouwen een stapje verder gaan dan het minimumniveau dat de nationale overheid aangeeft in de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. Dat betekent het waar mogelijk toepassen van maatregelen die verder gaan dan de “standaardmaatregelen”. Voor het bouwprogramma in Leiden Stevenshof vertaalt dit zich in intensief ruimtegebruik, duurzaam materiaalgebruik, duurzame energievoorziening en energiebesparing, integraal waterbeheer, afvalscheiding en afvalverwerking. Welstandsnota Op 1 januari 2003 is een wijziging van de Woningwet van kracht geworden die van grote invloed is op het te maken en te voeren gemeentelijke welstandsbeleid. De criteria die worden toegepast voor de beoordeling of een bouwwerk of standplaats in strijd is met redelijke eisen van welstand, moeten voortaan zijn vastgelegd in een door de gemeenteraad vastgestelde wel-
200
standsnota. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de genoemde wetswijziging hebben gemeenten 18 maanden de tijd om een welstandsnota vast te stellen. De Welstandsnota is per 1 juni 2004 vastgesteld. Inmiddels is een herziening in voorbereiding genomen. Deze zal in 2009 aan de Raad ter vaststelling worden aangeboden. Bij het opstellen van de Leidse welstandsnota zijn onder meer ook beleidsregels opgenomen die betrekking hebben op de kwaliteit van de openbare ruimte. Ook moeten welstandscriteria een dam opwerpen tegen het gevaar van aantasting van winkelpuien. Verder is het zo dat de nota uitgaat van een gebiedsgerichte benadering. Voor wat betreft de binnenstad wordt uitgegaan van een zo volledig mogelijke welstandsbeoordeling: zowel de relatie van een bouwwerk met de omgeving, als de vorm van het bouwwerk op zichzelf gezien, als de aard van de details worden in de beoordeling betrokken. In de waardestellende beschrijving van de binnenstad is de grote cultuurhistorische waarde van de binnenstad nadrukkelijk tot uitdrukking gebracht. Nota Kunst Het is van belang bij elk bouwplan van enige omvang en/of ingreep in de stedelijke omgeving, voor zover de gemeente daar initiatiefnemer van is of daar door regelgeving invloed op heeft, waar mogelijk beeldende kunst een aanvulling op het project te laten zijn. Zo dient de mogelijkheid van beeldende kunsttoepassingen zowel in inhoudelijke als budgettaire zin in de ontwerpfase aan de orde te komen. Gemeentelijk Verkeers – en vervoersplan In Leiden, stad in beweging, het concept-ontwerp gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, is het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende jaren vastgelegd, samen met de benodigde maatregelen voor alle facetten van verkeer en vervoer. Het plan is een visie op hoofdlijnen voor de lange termijn (2020), maar richt zich ook op concrete maatregelen voor de korte termijn (tot ca. 2010). Het is een integrale visie, wat zich uit in twee sporen: 1) het verkeers- en vervoersbeleid is afgestemd op andere beleidsvelden (externe) integratie zoals: ruimtelijke ordening/stedenbouw, milieu- en economische zaken. 2) Er is sprake van interne integratie: onderlinge afstemming van beleid voor bijvoorbeeld alle gebruikersgroepen en de verschillende vervoerswijzen (auto, fiets, voetgangers). Ingegeven door overwegingen van duurzaamheid wordt er sterk op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad. Toekomstige mobiliteitsgroei wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer (zoals de RijnGouweLijn). Dit betekent niet dat er niet in auto-infrastructuur geïnvesteerd hoeft te worden. Juist om meer ruimte te kunnen geven aan voetganger, fiets en openbaar vervoer in het centrumgebied, moet de auto een alternatief hebben buiten het centrumgebied. De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang aan de stadsrand (P&R, transferia), met goede looproutes, fietsroutes en openbaar vervoer naar het centrumgebied. Daarmee wordt de realisering van de ontbrekende schakels in het randwegstelsel – (A4-A44 verbinding) en de stadsring- (Verbinding Schipholweg met Haagweg/Churchilllaan en Kanaalweg met de Waard (Kanalenroute) op termijn noodzakelijk. Zowel op korte als langere termijn kunnen vervoers- en verkeersmanagementmaatregelen een goede bijdrage aan de oplossing leveren. Op termijn kan de uitvoering van de in het concept – ontwerp opgenomen plannen voor de Stevenshof de aanleg van de verbinding A4 – A44 door de Stevenshofjespolder met zich brengen. Parkeerbeleidsplan In januari 2002 is het Parkeerbeleidsplan Leiden vastgesteld door de gemeenteraad. Belangrijk voor de Stevenshof is de constatering dat in drie van de vier wijken (Kloosterhof, Dobbewijk-
201
Zuid, en Schenkwijk) sprake is van een hoge parkeerdruk. Bij een relatief hoge groei van het aantal auto’s zal in 2006 al sprake zijn van serieuze stallingproblemen In een wijkactieplan is opgenomen dat er parkeerruimte is te winnen door kleinere maatregelen, zoals het efficiënter indelen van parkeervakken, het anders neerzetten van lichtmasten of het anders inrichten van groen. Vooral dit laatste is van belang voor het nieuwe bestemmingsplan omdat de bestemming groen in de regel niet samengaat met een bestemming parkeren. Ruimtelijk Economisch Beleidsplan 2001 “Sleutel tot Succes” In aansluiting op de nota "Bescheidenheid Voorbij" in 1998 is in juli 2002 het Ruimtelijk Economisch Beleidsplan “Sleutel tot Succes” vastgesteld. In deze nota is een aantal speerpunten van beleid verwoord. Een goed ondernemingsklimaat is de beste voorwaarde voor de groei van de bestaande en het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. De groei van het bestaande bedrijfsleven vertaalt zich in de groei van de directe werkgelegenheidsontwikkeling en voor de dienstverlening in de toeleveringsindustrie. Aandacht is nodig voor de uitbreidingsmogelijkheden van de al gevestigde bedrijven waarbij, gelet op de beperkte (regionale) beschikbaarheid van extra m2 voor nieuwe bedrijventerrein, ingezet wordt op optimalisering van uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven op de huidige locaties. Dit geldt ook voor het bestaande bedrijventerrein Westwal. Geconstateerd kan worden dat de detailhandelsvoorzieningen in de wijken steeds verder onder druk komen te staan. Met name voor de "kleine zelfstandigen" wordt het steeds moeilijker op een verantwoorde wijze de bedrijfsvoering te continueren. Dat betekent niet per definitie dat detailhandelsvoorzieningen geheel uit de wijken zullen verdwijnen; ook de grote concerns werken bijvoorbeeld met nieuwe formules op wijkniveau. Het nieuwe aanbod van de grote concerns zal het functioneren van de kleine lokale ondernemers echter nog meer onder druk kunnen zetten. Wanneer autochtone winkeliers in met name de kleinschalige winkelclusters hun bedrijf beëindigen nemen steeds vaker allochtone winkeliers hun plaats in. Hoewel deze winkels zich vooral op de “eigen” doelgroep richten, kunnen ze een belangrijke functie vervullen in het garanderen van het aanbod van dagelijkse goederen op korte afstand in de wijken. Detailhandelsnota Leiden. Het ruimtelijk detailhandelsbeleid wordt met de Nota Ruimte ingrijpend gewijzigd. Met het nieuwe Rijksbeleid zal er sprake zijn van een aanmerkelijke decentralisering waarbij gemeenten (en provincies) expliciet verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling en uitvoering van een eigen ruimtelijk detailhandelsbeleid. In de Detailhandelsnota wordt het bestaande winkelbestand in Leiden geïnventariseerd. Op basis van een analyse van trends en knelpunten wordt per winkel- en buurtcentrum het toekomstperspectief geschetst. De positie en kansen van buurtwinkels zullen expliciet onderwerp van studie zijn. Wanneer de Stevensbloem een volwaardig, eigentijds winkelcentrum voor de Stevenshof wil blijven is enige uitbreiding van het aanbod in dagelijkse artikelen en aanverwante branches in gewenst. Een verbetering van de opzet en uitstraling kan worden bereikt door modernisering van panden en inrichting van de openbare ruimte. Voor het winkelcentrum De Vink wordt als winkelcentrum op zich geen toekomst meer gezien. Voor buurtwinkelcentra voorziet de nota alleen nog een functie als buurtcentrum (Buurtwinkel, horeca, maatschappelijke diensten, etc.). Ook lenen de winkelpanden zich daar voor andere al dan niet specifiek buurtgebonden functies. Ecologisch Beleidsplan Het ecologisch beleidsplan vormt op onderdelen een aanscherping van het structuurplan Leiden. De belangrijkste aanvulling betreft het niet alleen ontwikkelen van ecologische
202
verbindingen buiten de stad, maar het doortrekken van deze verbindingen tot in het stedelijk gebied. Het uitgangspunt van het ecologisch beleidsplan is "de natuur" mee te laten tellen als "bewoner" van de stad. Daarbij worden de kansen om de natuur de stad in te halen optimaal benut en worden de bedreigingen voor die natuur zoveel mogelijk beperkt terwijl rekening wordt gehouden met de multifunctionaliteit van de stad en haar stedelijk groen. De verbindingszone door de Oostvlietpolder en de Stevenshofjespolder is in het plan opgenomen evenals de Oude Rijn. Ter Wadding is opgenomen als klein landgoedbos met uitbundige voorjaarsbloemen (stinzen). De Papenwegse polder is een oorspronkelijk veenweidelandschap met weiland, sloten, kleine geriefhoutbosjes, bomenrijen en erfbeplantingen. De Veen – en Dobbewatering leggen met de sloten in het Stevenshofpark en langs de rand van de wijk de natte relatie tussen de Stevenshof en de Papenwegsepolder. Structuurbepalende bomenrijen bevinden zich langs de Stevenshofdreef, en de spoorlijn Amsterdam – Rotterdam. Extensief en ecologisch beheerde bermen liggen er langs de wijkrand, Dobbedreef, Veenwetering, Hadwijchlaan en Rijndijk. De berm langs de spoorlijn is ecologisch waardevol. Dobbewatering, Zuidelijke Wijkrand, Veenwetering, Stevenshofpark, Bosgebied nabij A44 en Oude Rijn zijn opgenomen als onderdelen van de Leidse Ecologische Hoofdstructuur. In het uitvoeringsprogramma Ecologisch Beleidsplan gemeente Leiden 2002 – 2005 wordt er op gewezen dat er blijvende aandacht nodig is voor het meewegen van ecologische aspecten in stedelijke projecten, zodat de Leidse Ecologische Structuur (LES) behouden en waar mogelijk versterkt kan worden. Aandacht zal specifiek gericht worden op regionale aspecten van het ecologisch beleidsplan, natuurdoelstellingen voor de stad, natuurlijk beheer, communicatie, stedelijke projecten en monitoring van de stadsnatuur. Bomennota In de door de gemeenteraad op 15 maart 1994 vastgestelde Bomennota is aangegeven dat monumentale, waardevolle en bijzondere bomen in Leiden beter beschermd moeten worden. In de Bomenverordening van 1996 zijn onder meer regels vastgelegd over de wijze waarop bomen op een lijst van monumentaal (categorie A), bijzonder respectievelijk waardevol (categorie B) kunnen wordt geplaatst door het college van burgemeester en wethouders en over de procedure met betrekking tot het kappen en verplanten van bomen. Indien een boom als bijzonder of waardevol is aangemerkt kunnen burgemeester en wethouders daarvoor slechts op zwaarwegende gronden en na advies van de Commissie voor monumentale en bijzondere bomen een kapvergunning verlenen en steeds onder de voorwaarde dat een nader door burgemeester en wethouders te bepalen financiële compensatie in het Bomenfonds wordt gestort. Het Bomenfonds dient voor het onderhoud en de instandhouding van bomen en voor de uitbreiding van aantallen bomen. In de Kaderstelling bomenbeleid 2004-2014 wordt voorgesteld het accent te verleggen van een toename van het aantal bomen naar de kwaliteit van het bomenbestand en burgers meer te betrekken bij belevingswaarde van de sortimentskeuze. De Stevenshof behoort tot de wijken die met voorrang voor verbetering in aanmerking komen Het beleid is gericht op de aanplant van solitaire bomen en / of boomgroepen op markante plaatsen, met aandacht voor groeiomstandigheden. In Leiden zijn ruimtelijke en stedenbouwkundige structuren nauw verbonden. Invalswegen naar de stad zijn veelal geaccentueerd met bomen. Op wijkniveau worden de stedenbouwkundige structuren eveneens door bomen versterkt. Aan de zuidwestzijde grenst de wijk aan het
203
buitengebied. Uit de daar aanwezige randzone lopen langs de fietsroutes en watergangen groene vingers de wijk in. Centraal in de wijk ligt het wijkpark, dat via deze groene vingers met het buitengebied in verbinding staat. Het Rijndijkpark legt de verbinding met de Rijnoever. Binnen de woonbuurten met erven en hofjes, is door de dichte verkaveling weinig ruimte voor groen. Veel woningen hebben geen tuin aan de straatzijde en bomen worden “los” en individueel aangeplant, daar waar de fysieke ruimte dit (onder- en bovengronds) toelaat. Langs de ontsluitingswegen vinden we een structurele boombeplanting van kastanje en berk, echter ook hier zijn de groeiomstandigheden beperkt. Speelruimtebeleidsplan Voor de optimalisatie van het speelruimtebeleid is nota "Om het kind draait alles geschreven". Één van de doelstellingen van de nota is een kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van speelvoorzieningen over de stad en het creëren van ruimte voor jongeren (12-18 jaar), meer avontuurlijke speelplekken en scheiding tussen openbare speelplekken en speeltuinen op te heffen. De Leidse Groene Velden Het doel van de nota is te komen tot een ontwikkelingsplan voor de Leidse groene sportvelden voor de komende 20 jaar en een concreet investeringsplan tot het jaar 2002. In de nota worden alle sportvelden besproken, behalve de tennisvelden. De Leidse sportvelden zijn in eerste instantie relevant voor de sport zelf. Bijna 8.000 burgers maken gebruik van de sportvelden via een vereniging. Daarnaast dragen de sportvelden door de ruimtelijke kwaliteit van een groene enclave positief bij aan de leefbaarheid in de stad. Dit betekent dat de sportvelden niet alleen de sporters maar iedere Leidse burger aangaan. De IJsbaan en het tenniscomplex in de Stevenshof zijn alleen visueel in de nota opgenomen. Daarnaast wordt aangegeven dat voor de sportvelden in de Mors sprake is van overbespeling mede omdat sporters de Stevenshof in belangrijke mate op deze velden georiënteerd zijn. Verwachting is dat als gevolg van de leeftijdsopbouw in de Stevenshof dit probleem over 10 jaar wellicht zal zijn afgenomen Opmaat tot Ontwikkelingsvisie Vanuit de Opmaat tot Ontwikkelingsvisie heeft de Dienst Cultuur & Educatie (C&E) van de gemeente Leiden voor elke wijk een toekomstgericht beeld neergezet. Er dient ingespeeld te worden op de ontwikkelingen waarmee de wijk de komende decennia te maken krijgt. Deze ontwikkelingen betreffen de samenstelling van de bevolking (multiculturalisatie, toename van het aantal 65-plussers, toename van het aantal alleenwonenden), beleidsmatige veranderingen (extramuralisatie in de zorg, decentralisatie van taken in bijvoorbeeld de jeugdzorg, schaalvergroting in bijvoorbeeld het onderwijs) of veranderingen in de dagbesteding van mensen (veroorzaakt door bijvoorbeeld het in toenemende mate combineren van arbeid en zorg, door individualisering en door digitalisering). Er dient vooral geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de dienstverlening en het realiseren van multiculturele voorzieningen Daarnaast moet de leefbaarheid worden versterkt. In de toekomst is ook de realisering van een Brede School, een brede wijkvoorziening, in de Stevenshof gewenst. Duurzaam bouwen De gemeente Leiden vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is "zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving". Leiden streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mo-
204
gelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijke niveau brengen. Duurzame stedenbouw Duurzame stedelijke ontwikkeling is vooral het inspelen op de kansen van de nieuwe bouwlocatie. Juist door in een vroegtijdig stadium aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie kan er voor gezorgd worden dat er een aantrekkelijke woon- en voorzieningenomgeving ontstaat. In de planontwikkeling wordt daarom op alle schaalniveaus speciale aandacht gegeven aan aspecten van duurzaam bouwen, gebaseerd op het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw met minimaal het daarin omschreven ambitieniveau "….altijd doen". In 2004 wordt het duurzame stedenbouwbeleid in Leiden geactualiseerd. DuBo-pluspakket (2004) Het Leidse duurzaam bouwen beleid is opgenomen in het Dubo-pluspakket, dat is vastgesteld in 2004. Het Dubo-beleid heeft betrekking op de bouwsegmenten "woningbouw nieuwbouw", "woningbouw beheer", "utiliteitsbouw" en "grond-, weg- en waterbouw". Per bouwsegment worden ambities geformuleerd, gebaseerd op de desbetreffende Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. Het in deze pakketten gehanteerde ambitiesysteem, waarbij vaste Dubo-maatregelen worden aangevuld met variabele Dubo-maatregelen tot het gewenste niveau, is het uitgangspunt voor de maatregelenlijsten. Per bouwproject is het Dubo-pluspakket uitgangspunt voor het programma van eisen. Aan de hand van de maatregelenlijst wordt de projectambitie samengesteld, geconcretiseerd en getoetst. Taakstelling klimaatbeleid Naast het Dubo-pluspakket is er een taakstelling uit het Klimaatbeleid (2003) en het Milieubeleidsplan 2003-2010 (2004), namelijk: Er wordt een energievisie opgesteld en opgenomen in het bestemmingsplan voor alle woningbouwprojecten met meer dan 250 woningen. De energievisie bestaat uit een inventarisatie van haalbare opties, een selectie van de opties in maatregelenpakketten en in energievoorzieningen en een berekening van de selectie. De selecties worden getoetst aan de doelstellingen uit het regionale Dubo-pluspakket en op haalbaarheid. Geluidnota Leiden heeft de Geluidsnota Leiden vastgesteld. Met deze geluidsnota wordt voor het eerst het gemeentelijk geluidbeleid, ook het gedeelte zoals dat al jaren wordt uitgevoerd, formeel vastgelegd. Het nieuwe geluidsbeleid maakt lokaal differentiëren mogelijk en levert zo een passend geluidsniveau per gebied. Waar het oude beleid vooral uitging van de verschillende bronnen van geluid (bedrijven, weg, spoor en railverkeer) maakt het nieuwe beleid een omslag naar de gewenste geluidkwaliteit in een gebied. Woonvisie 2005 De Woonvisie Leiden is op 11 oktober 2005 door de Raad vastgesteld en beloopt de periode van 2005 tot 2015. De centrale visie en ambitie is dat Leiden een stad wil zijn waar alle inwoners (binnen hun financiële mogelijkheden) vrij kunnen kiezen voor een woning met de door hen gewenste kwaliteit. De nota geeft een toekomstvisie op wonen en de woningmarktontwikkelingen in Leiden. In de nota wordt gesteld dat de sociale woningmarkt in Leiden op slot zit. De belangrijkste oorzaken zijn het gat tussen de huur- en koopmarkt, de sterk verminderde uitstroom van ouderen, en de lage bouwproductie in de laatste tien jaar door het ontbreken van nieuwe uitleglocaties. Er is een stevige vraag naar meer kwaliteit, vooral op het gebied van woninggrootte, levensloopbestendigheid, duurzaamheidaspecten, energiebeperking
205
en veilig wonen. De achtergrond hiervan is de grote voorraad naoorlogse appartementen die een lage kwaliteit hebben, de groei in inkomens en de komende vergrijzing die nieuwe eisen aan woningen stelt. Voordat de Woonvisie uitkwam was al in de Ontwikkelingsvisie aangekondigd dat Leiden zich in de periode tot 2030 verder wil ontwikkelen tot een kennisstad, waarin het prettig wonen en werken is. Voor deze gewenste ontwikkeling zijn kwaliteit en een evenredige groei van woningvoorraad en werkgelegenheid sleutelbegrippen. Dat betekent hoge eisen aan de voorzieningen in de stad, de kwaliteit van de woonomgeving en de woning. Leiden moet proberen mensen aan zich te binden, ook jonge gezinnen en veelverdieners. De Woonvisie houdt nadrukkelijk rekening met de maatschappelijke veranderingen die beschreven staan in de nota Wonen, Zorg en Welzijn. Hierin wordt nader ingegaan op de voorzieningen voor ouderen en bijvoorbeeld de mogelijkheden voor woonzorglocaties en - steunpunten. De Woonvisie concentreert zich vervolgens op de gewenste ontwikkeling van kwaliteit van de woning (naar vraag en aanbod) en zegt zijdelings iets over de woonomgeving. Daartoe zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: • Doorstroming op de woningmarkt vergroten door snel te bouwen in de segmenten waar de spanning het grootst is; • Het maken van een kwaliteitssprong in de woningvoorraad en de nieuwbouw: voor hoge en lage inkomens, maar vooral ook met het oog op de toenemende vergrijzing; • Waarborgen voor de huisvesting van de lage inkomens. Gezien de ambitie, het geschetste toekomstperspectief en de genoemde hoofddoelen, staat Leiden tot 2010 voor twee centrale opgaven. De eerste opgave is het verbeteren van de kwaliteit van de woningvoorraad: • onder meer door renovatie van circa 3.500 sociale huurwoningen (waarbij ongeveer 90% in dezelfde huurprijsklasse blijft); • het realiseren van circa 3.500 levensloopbestendige woningen, deels in de voorraad en deels in de nieuwbouw; • door sloop van circa 1000 woningen. De tweede opgave is het vergroten van het aanbod door nieuwbouw van 4.000 woningen, in allerlei categorieën en eigendomsvormen. Maar betaalbaarheid en hoge kwaliteit van woningen is niet voldoende om Leiden een aantrekkelijke woonstad te laten zijn. Het gaat ook om aantrekkelijke buurten, de buren, de parkeerplaatsen, het groen. De stad moet daarom veel verschillende woongebieden bieden waar vraag naar is, met een verschillende uitstraling, woonklimaat en imago, ofwel met een verschillend woonmilieu. Voor grotere projecten is daartoe in de Woonvisie het gewenste toekomstige woonmilieu vastgelegd. Het bereiken van de beleidsdoelen geformuleerd in de Woonvisie is van groot belang. Medewerking door de gemeente zal steeds (mede) hieraan worden getoetst. Woonschepenverordening 2000 en Ligplaatsenplan In de Woonschepenverordening worden de voorwaarden weergegeven waaronder een vergunning voor een woonschip verleend kan worden. Iedereen die beschikt over een woonschip kan in aanmerking komen voor een ligplaatsvergunning. In het ligplaatsenplan zijn de ligplaatsen aangegeven. Ook in het bestemmingsplan worden de ligplaatsen geregeld. Als een ligplaats ontbreekt in het bestemmingsplan dan wel in het Ligplaatsenplan dan kan geen woonschip worden afgemeerd.
206
9. Het plan In dit hoofdstuk komen juridische aspecten van het bestemmingsplan aan de orde. Ingegaan wordt op de juridische regeling en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. In dit hoofdstuk wordt een aantal principiële keuzes uiteengezet en wordt de praktische toepassing van het plan toegelicht: hoe moet de kaart in combinatie met de voorschriften worden gehanteerd. Planvorm Het bestemmingsplan Stevenshof is op de gebruikelijke wijze opgezet volgens de Nota Bestemmingsplan Nieuwe Stijl: flexibel en globaal waar mogelijk en gedetailleerd waar nodig. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheden om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen met zoveel mogelijk flexibiliteit voor de invulling. Het plan zelf bestaat uit een plankaart, schaal 1:2.000 en voorschriften. Deze toelichting vergezelt het plan. De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat definities voor begrippen en de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk bestaat uit algemene bepalingen. Deze bepalingen zijn van meer algemene strekking en hebben betrekking op vrijwel alle bestemmingen in hoofdstuk 2. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde en laatste hoofdstuk. In de nu volgende paragrafen worden de bestemmingen toegelicht en verklaard. Woonbestemmingen Algemeen De voornaamste gebruiksvorm van in het plangebied is het wonen. Op de plankaart zijn alle woningen opgenomen in een bebouwingsvlak of –strook. In principe mag alleen daarbinnen gebouwd en verbouwd worden. Er zijn vrijstaande huizen en rijen woningen. De woningen moeten binnen het vlak of de strook aaneengebouwd worden. Dat geldt ook bij vervanging van huizen. De voorgevel moet in de bestaande voorgevelbouwgrens geplaatst worden als het een rijtje betreft. Een vrijstaand huis mag desgewenst wat meer achterwaarts gebouwd worden. Maximaal 40% van het vloeroppervlak mag voor beroepsuitoefening worden gebruikt, onder voorwaarde dat de woonfunctie als belangrijkste functie, gehandhaafd blijft. Hoogteregeling, kappen of platte afdekking Zoals in paragraaf 8.1 al naar voren kwam, wordt in dit plan zoveel mogelijk flexibiliteit betracht, waar de situatie dat toestaat. Voor de hoogteregeling betekent dit dat doorgaans een maximale hoogte op de kaart is ingetekend. Deze maximale hoogte correspondeert met de bestaande hoogte. Voor een aantal gebieden in het plangebied is het van belang dat de gevelhoogte wordt vastgelegd, ten einde het straatbeeld te behouden. Op die plaatsen heeft een wisselende goothoogte meer effect op het straatbeeld. Het vastleggen van de goothoogte is in die gevallen een geëigend instrument om de ruimtelijke kwaliteit te behouden. Daarom zijn de desbetreffende bebouwingsvlakken voorzien van een maatbepaling betreffende deze goothoogte. In de voorschriften is verder bepaald dat de hoogte van een kap maximaal 3,50 m mag bedragen. In de meeste gevallen zijn de woningen die zijn voorzien van een maximale bouwhoogte ook plat afgedekt. De beperking die voor deze woningen geldt, betekent dat deze plat afgedekt
moeten blijven. Dat is ingegeven door het destijds gekozen stedenbouwkundige concept van de wijk en de buurten waaruit het gebied is opgebouwd. Toevoeging kap In het plangebied treft men diverse woningtypen aan. Veel nieuwe woningen zijn van een platte afdekking voorzien. Als woninguitbreiding op de begane grond niet mogelijk is wordt wel gedacht aan het toevoegen van een kap met hellende dakvlakken. In visueel oogpunt kan een dergelijke toevoeging afbreuk doen aan een homogeen stedenbouwkundig beeld. Daarom is bepaald dat de goothoogte van een huis in die gevallen tevens de totale hoogte is. In de voorschriften is een vrijstelling opgenomen met behulp waarvan meegewerkt kan worden aan de bouw van een kap met hellende dakvlakken. De aanvragen worden individueel beoordeeld door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Als de toevoeging van een dergelijk kap uit een oogpunt van welstand aanvaardbaar is wordt positief geadviseerd door de ARK en kan de vrijstelling verleend worden. Er wordt niet alleen gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van een kap, maar ook op andere aspecten zoals verlies van privacy voor de omgeving, bezonning van tuinen e.d. Tevens moet voorkomen worden dat een verbrokkeld stedenbouwkundig beeld ontstaat. Daarom wordt er de voorkeur aan gegeven als diverse aan elkaar grenzende huizen in één keer van een kap voorzien worden. De eerst geplaatste kap bepaald overigens het toekomstig beeld. Onderling afwijkende kapvormen en materiaaltoepassingen moeten worden vermeden. Voor de oudere woningen langs de Rijndijk geldt een ander regime. Daar is het in stedenbouwkundig opzicht niet bezwaarlijk als een bestaand plat afgedekt huis van een kap wordt voorzien. Dakopbouwen Het incidenteel toevoegen van een dakopbouw vanuit de door de burger ervaren gebruikswaarde van de woning kan soms toch zeer gewenst zijn. In bepaalde gevallen is het vanuit ruimtelijke overwegingen ook toelaatbaar. Van belang is dat er voor de omgeving sprake kan zijn van verminderde lichtinval, negatief effect op de bezonning en inbreuk op de privacy. Vanuit die optiek bezien is een nadere afweging noodzakelijk. De dakopbouw dient te voldoen aan hoogte- en afstandmaten tot de gevels. Verder mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, dat wil zeggen: aantasting van de privacy; - beperking van de lichttoetreding; - invloed op de bezonning. Voor die gedeelten van de wijk waar plat afdekte woningen staan en waar toevoeging van een extra bouwlaag in de vorm van een dakopbouw aanvaardbaar is geldt dus het volgende. In het plangebied zijn de betreffende bouwstroken op de kaart aangeduid met afzonderlijke aanduiding “a”. Deze verwijst naar een wijzigingsbevoegdheid van het College van burgemeester en wethouders. Met behulp daarvan kan toegestaan worden dat een dakopbouw wordt gerealiseerd. Het gaat in feite om een extra woonverdieping die aan de voor- en aan de achterzijde ten opzichte van het gevelvlak terugliggend moet worden uitgevoerd. Het in collectief verband (dat wil zeggen: met meerdere of alle bewoners uit een blok realiseren van de dakopbouwen) verdient de voorkeur. Aldus zullen eenvormige opbouwen ontstaan met gelijksoortig materiaalgebruik. Het is niet noodzakelijk dat een hele rij woningen in één keer van een dakopbouw wordt voorzien; anderzijds zal een particulier die een huis midden in een blok heeft niet op medewerking mogen rekenen omdat dan een verbrokkelde ontwikkeling ontstaat die afbreuk doet aan het beeld.
208
Voor een hoekwoning kan dat anders zijn: een hoekhuis kan juist wel een esthetisch verantwoorde toevoeging verdragen. Tuinen en erven Een belangrijk deel van de huizen in de Stevenshof bestaat uit eengezinswoningen met tuinen voor en erven achter. Het groene karakter van de wijk is mede te danken aan deze particuliere tuinen. Dat beeld moet behouden blijven. Anderzijds hebben veel bewoners de wens om een deel van hun zij- en achtererf te bebouwen met bijvoorbeeld aanbouwen aan de woning of een vrijstaande berging. Voor een deel is deze bebouwing al aanwezig en wordt deze door de bepalingen van het plan gelegaliseerd. De kern van de regeling is dat maximaal 50% van het open gedeelte van het perceel bebouwd mag worden. Niet al het terrein dat bij een woning hoort wordt als potentieel bouwterrein voor aanbouwen en bijgebouwen beschouwd. Er wordt gerekend vanaf één meter achter de voorgevellijn. Als er een zijerf is wordt het meegeteld. Er mag maximaal 30 m2 bebouwd worden. Om deze oppervlakte te bereiken moet het berekende erf dus minimaal 60 m2 groot zijn: anders mag minder opgericht worden met inachtneming van het percentage. Bestaande achterpaden worden niet tot het erf van een woning gerekend, hoewel ze wel opgenomen zijn in de woonbestemming. Men is vrij in de keuze van het soort erfbebouwing: een aan- of uitbouw mag worden opgericht maar ook een vrijstaand bijgebouw. Ook is het aantal bijgebouwen niet gelimiteerd: men mag desgewenst, naast een aanbouw ook één of meerdere losse bergingen bouwen. Als al erfbebouwing aanwezig is wordt die in mindering gebracht op de gewenste toevoeging. Men kan er ook voor kiezen om bestaande bebouwing te slopen en in ruil daarvoor nieuwbouw op te richten. Zoals het woord al zegt: een aan- of uitbouw zit vast aan de woning en dient ter vergroting van de woning. Een aanbouw mag maximaal 2,50 m diep zijn, gerekend vanaf de bestaande achtergevel en/of zijgevel. Een bijgebouw is bestemd voor aan het wonen ondergeschikte doeleinden, meestal tot berging of garage. Zowel een aan- of uitbouw als bijgebouw mag slechts in één laag worden opgericht. Beroepsuitoefening Beroepsuitoefening aan huis is wel in de aanbouw, maar niet in het bijgebouw toegestaan. Overkappingen Omdat overkappingen ruimtelijk effect hebben op de omgeving, is hiervoor de volgende regeling van toepassing. Overkappingen worden meegeteld in de oppervlakte aan erfbebouwing. Net als voor de aan- en uitbouwen of de aangebouwde bijgebouwen geldt ook voor overkappingen een maximale diepte van 2,5 m vanuit de gevel waaraan zij gebouwd worden. Ook geldt eenzelfde regeling als voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten aanzien van de afstand tot de lijn in het verlengde van de voorgevel. De goothoogte van vrijstaande overkappingen (denk aan prieeltjes en dergelijke) mag niet meer dan 3 m bedragen. Net als bij aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt dat dakterrassen op overkappingen niet toegestaan. Boventallige erfbebouwing Vooral langs de Rijndijk treft men percelen aan waar meer erfbebouwing aanwezig is dan krachtens deze voorschriften kan worden toegelaten. De vraag is dan aan de orde of deze bebouwing in de toekomst zal moeten verdwijnen. Het ideaalbeeld bestaat uit het uiteindelijk verdwijnen van boventallige erfbebouwing omdat een onbebouwd erf aan de wateroever in het geheel een meerwaarde heeft boven erfbebouwing. De regeling beoogt overigens niet de boventallige erfbebouwing onder het overgangsrecht te brengen. Wie ervoor kiest om in een situatie waarbij sprake is van boventallige bebouwing, een
209
bestaand gebouw te slopen gevolgd door herbouw zal daarvoor bouwvergunning krijgen. Voorwaarde is dat de strijdigheid met het bestemmingsplan niet wordt vergroot. Ook dient sloop direct gevolgd te worden door nieuwbouw, dat wil zeggen: het bijgebouw dient aanwezig te zijn op het moment waarop de bouwvergunning wordt verleend. Bebouwing aan of voor de voorgevel Aan of voor de voorgevel van een woning mogen geen gebouwen worden opgericht. Bestaande voorportaaltjes mogen gehandhaafd blijven en eventueel vernieuwd worden, maar ze mogen niet uitgebreid worden. Woonwagenstandplaatsen Aan de Trien Semlerstraat bevinden zich veertien standplaatsen voor woonwagens. Daarvoor is een afzonderlijk bestemmingscategorie opgenomen. De woonwagens kunnen niet meer rijden en worden als bouwwerken beschouwd. De maximale oppervlakte van een woonwagen mag niet meer dan 60 m2 bedragen. Daarnaast mogen aanbouwen en bijgebouwen worden opgericht tot ten hoogste 50% van het bij de woonwagen behorende erf, tot ten hoogste 30 m2. Dit is – gezien dezelfde positie die woonwagens wordt toegedacht – gelijkgesteld aan de mogelijkheden bij de woningen in de wijk. Overige bouwmogelijkheden Gebruikelijk is dat tuinen begrensd worden door heggen of schuttingen. Vergunningvrij mag een schutting gebouwd worden: op het zij- en of achtererf tot een hoogte van maximaal 2 m; aan de voorzijde tot maximaal 1 m. Daarnaast komt voor dat men een pergola wil plaatsen of een barbecueplek wil inrichten door een gemetselde oven o.i.d. te plaatsen. Antennes voor zendamateurs mogen geplaatst worden mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. Deze maat geldt voor alle overige bouwwerken die niet als gebouw aangemerkt kunnen worden; de bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Iedere woning mag verder van een kelder worden voorzien. Voor de bestaande bouw zal dat om technische reden geen optie zijn, maar bij vervangende nieuwbouw kan het de moeite waard zijn een woning van een kelder te voorzien. Die kan voor dezelfde doeleinden gebruikt worden als de rest van de woning, maar ook voor de stalling van auto’s. Een kelder mag maximaal 1 m boven maaiveld uitsteken. Dit heeft het voordeel dat hij minder diep hoeft te worden uitgegraven, dat er toetreding van daglicht kan zijn en dat de woonetage iets boven maaiveld uitgetild wordt. De extra maat moet wel beschikbaar zijn in de toegelaten goothoogte of totale hoogte (de bouwhoogte). Aan de achtergevel mag een kelder maximaal 2.50 m uitsteken buiten de achtergevel. Op dat gedeelte kan met bijvoorbeeld later een aanbouw realiseren of een terras aanleggen. Een woning mag in beginsel niet van een dakterras worden voorzien. Het platte dak van een aanbouw mag dus niet van een afrastering worden voorzien om daarvan een dakterras te maken. Dat zou aan de privacy in aangrenzende tuinen te zeer afbreuk doen. In de voorschriften is overigens wel een vrijstelling opgenomen. Er zijn flats waar een dakterras zonder omgevingsbezwaren denkbaar is: hetzij boven op het gebouw zelf, hetzij op een aangebouwd gedeelte. Bij een aanvraag om vrijstelling zal het omgevingsbelang terdege meegewogen worden.
210
Gemengde bestemming De bestemming “Gemengde doeleinden” is toegekend aan de bebouwing die voor wat betreft de begane grond tevens voor niet-woonfuncties wordt gebruikt. Dat betreft in de eerste plaats het winkelcentrum Stevensbloem en verder de bebouwing nabij het NS station De Vink. De begane grond mag ingericht worden als winkel, dienstverlenend bedrijf, maatschappelijke voorzieningen maar ook voor sport en recreatie of horeca. Daarop is een vrijstelling van toepassing met behulp waarvan toegestaan kan worden dat de eerste verdieping ook gebruikt wordt als kantoor, winkel, dienstverlenend bedrijf etcetera. Het plan bevat geen bepalingen over de aard van de winkels en de soorten van dienstverlening. Alleen de prostitutie is uitgezonderd. Voor wat dit laatste betreft in Leiden zijn een aantal plekken aangewezen waar een prostitutiebedrijf mag worden uitgeoefend. Deze mogen niet in de Stevenshof gevestigd worden. Daarom bevat het plan een bepaling op grond waarvan de prostitutie is uitgesloten onder de vormen van commerciële dienstverlening. Voor wat betreft de horeca geldt een beperking tot en met categorie II. Er kunnen in deze bestemming lichte horecabedrijven worden gevestigd, maar geen cafés. Daarvoor is een vrijstelling van toepassing zodat een aanvraag daarvoor goed afgewogen kan worden en er kunnen voorwaarden gesteld worden. Aan het gebouwencomplex De Groote Vink is eveneens de gemengde bestemming toegekend. Daarbinnen zijn voldoende mogelijkheden om het complex te exploiteren. Momenteel zijn er diverse bedrijven gevestigd. Zoals elders in deze toelichting uiteengezet is het niet uitgesloten dat het gebied waarin De Groote Vink gelegen is in de toekomst een andere ontwikkeling tegemoet gaat. Dat is dan ook het moment om te bezien of het complex al dan niet daarin ingepast kan worden. De Groote Vink vertegenwoordigt in cultuurhistorisch opzicht een zekere waarde. Bij herontwikkeling zal in iedere geval getracht worden het geheel op een verantwoorde wijze in te passen. Vooruitlopend daarop kan het bestaande gebruik gehandhaafd blijven. Dit betekent dat detailhandel en horeca niet kunnen worden toegestaan. Kantoor- en bedrijfsgebruik zijn zeer wel mogelijk, naast dienstverlening en wonen. Maatschappelijke doeleinden Algemeen Alle bestaande scholen, kerken, en andere gebouwen voor sociale en culturele doeleinden zijn met de bestemming “Maatschappelijke doelenden” opgenomen. Het hele terrein van een instelling is van deze bestemming voorzien. Op het eigen perceel is een gebied aangegeven waarbinnen de gebouwen mogen worden geplaatst. De bestaande bebouwing is daarbinnen opgenomen. Buiten dit bouwvlak mag in principe niet gebouwd worden, behoudens hekken e.d. (bouwwerken, geen gebouwen zijnde). Voor kleine gebouwtjes en andere bouwwerken zoals fietsenstallingen, bergingen en dergelijke is hierop een uitzondering gemaakt. Deze zijn buiten het bouwvlak toegestaan mits het oppervlak per bouwwerk niet meer dan 20 m2 bedraagt en het gezamenlijke oppervlak niet meer dan 100 m2 bedraagt. De bestemmingsomschrijving is ruim gehouden zodat diverse soorten voorzieningen bij recht gevestigd kunnen worden. Een school kan bijvoorbeeld veranderd worden in een gebouw voor religieuze of levensbeschouwelijke doeleinden en een kerk kan bijvoorbeeld verbouwd worden tot opvanginrichting voor dak- en thuislozen. Hierdoor wordt bereikt dat maatschappelijke functies zonder veel rompslomp uitgeruild kunnen worden en op eenvoudige wijze voorzien kan worden in veranderingen van de vraag.
211
Het spreekt overigens vanzelf dat omtrent de gevolgen van een gebruikswijzing tevoren met omwonenden uitvoerig overlegd zal worden. Bovenstaande voorbeelden zijn slechts illustratief en betreffen in geen enkel opzicht een beleidsvoornemen. Het bebouwingsvlak is in de meeste gevallen ruimer ingetekend dan de bestaande bebouwing aangeeft. Er is enerzijds gekeken naar de mogelijkheden uit het voorheen van kracht zijnde plan; anderzijds is per locatie bezien of open grond eventueel nog voor bebouwing in aanmerking kan komen. In bepaalde gevallen is de hoeveelheid te bebouwen oppervlakte begrensd door het toekennen van een bebouwingspercentage. Bij ruimere bebouwingsvlakken is op die manier voldoende flexibiliteit geboden, zonder dat de belangen van omwonenden en de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in de omgeving onevenredig worden aangetast. Hetzelfde betreft de toegelaten bouwhoogte: deze kan meer bedragen dan de hoogte van de bestaande gebouwen. Dierenasiel Op het bedrijventerrein Westwal bevindt zich een dierenasiel. Dat zal in de toekomst een uitbreiding ondergaan waaraan planologische medewerking wordt gegeven. Omdat een dergelijke instelling niet tot de bedrijven gerekend wordt is daaraan in het in ontwerp ter inzage te leggen plan een bestemming voor Maatschappelijke doeleinden toegekend. De uitbreiding kan binnen het perceel gerealiseerd worden. Tevens is de bouw van een beheerderswoning geregeld. Deze is al gebouwd. Het dierenasiel heeft een nieuwe milieuvergunning nodig, dan wel een revisievergunning bij verandering of uitbreiding. In die vergunning worden als regel voorwaarden opgenomen met als doel de overlast voor de omgeving te verkleinen. Dat zal ook in het onderhavige geval gebeuren. In dat kader wordt vooral gedacht aan geluidswerende voorzieningen. Bedrijven Inleiding In het plangebied komt een bedrijventerrein voor (Westwal). Daarnaast zijn er vooral kleinere bedrijven langs de Rijndijk gevestigd. De variëteit in de bedrijven is groot. Westwal is een traditioneel bedrijventerrein dat intensief gebruikt wordt. Modernisering daarvan is nog niet aan de orde. Het gebied is optimaal ontsloten aan de A44. Er is veel groen in de werkomgeving. Er is slechts één bedrijfswoning aanwezig, namelijk bij het dierenasiel. Deze is op de plankaart van een afzonderlijke aanduiding voorzien. Deze woning is al gebouwd. Tevens is de bowlinghal van Menken er gevestigd. Bouw-en gebruiksmogelijkheden Bouwen Ook voor het bedrijventerrein geldt dat op de plankaart een belijning voorkomt waarbinnen gebouwd mag worden: de bebouwingsvlakken. Daarbuiten zijn geen gebouwen toegestaan. De gronden binnen het bebouwingsvlak mogen geheel bebouwd worden, tenzij een bebouwingspercentage staat aangegeven. Dat percentage wordt berekend binnen het bouwvlak en is afgestemd op wat er aan bebouwing al aanwezig is. Als binnen één bouwvlak meerdere bedrijven zijn gevestigd geldt het percentage per afzonderlijk perceel. Gebouwen kunnen aan elkaar gebouwd worden. Overigens zal 100% bebouwing in de praktijk meestal niet realiseerbaar blijken omdat voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernormering. Afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid wordt – als een bouwvergunning aan de orde is – een parkeernorm bepaald. Gegeven de beperkte mogelijkheden in het openbaar gebied, ligt het voor de hand om het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein op te lossen. Bij bouwaanvragen
212
wordt hierop gelet. Als op eigen terrein onvoldoende geparkeerd kan worden kan dit leiden tot het weigeren van een bouwvergunning. De gemeente hanteert de landelijk bekende CROWnormen. Daarnaast speelt de welstand een rol: voorkomen moet worden dat een onaantrekkelijk terrein ontstaat. Toepassing van het welstandstoezicht betekent overigens niet dat minder grond bebouwd zou kunnen worden. De bedrijfsterreinen langs de Rijndijk zijn afzonderlijk bekeken. Als nog bedrijfsbebouwing toegevoegd kan worden, zonder bezwaar voor de omgeving, moet deze binnen het bebouwingsvlak worden opgericht. De bebouwingsvlakken zijn zodanig ingetekend dat rekening wordt gehouden met de omgeving. Zo wordt vooral voorkomen dat bedrijfsgebouwen te dicht bij bestaande woningen wordt opgericht. Een en ander betekent dat in een aantal gevallen vastgesteld moest worden dat een locatie niet verder uitgebreid kan worden. De maximale hoogte van de bedrijfsbebouwing is afgestemd op de gebruikelijke maten voor een bedrijventerrein, met dien verstande dat ten behoeve van een zo efficiënt mogelijk terreingebruik ook hogere bedrijfsbebouwing toegelaten kan worden. Een verdieping kan benut worden voor een bedrijfskantoor, kantine, e.d. Gebruiken De buiten de bebouwingsvlakken gelegen gronden mogen worden gebruikt voor bijvoorbeeld opslag, parkeren, water en/of groenvoorzieningen. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn grenzen gesteld aan de opslaghoogte. Aan de voorzijde van bedrijfspercelen is opslag per definitie verboden. De aanblik van het bedrijventerrein wordt daardoor verbeterd, de voorzijde blijft beschermd tegen “verrommeling”. Voor de gronden gelegen achter de voorgevel is opslag alleen qua hoogte aan beperkingen gebonden. De opslag van goederen mag daar niet meer dan 4 m bedragen. Het bedrijventerrein is primair bedoeld voor de gebruikelijke bedrijvigheid, zoals industrie, reparatie, transport, dienstverlening e.d. De planvoorschriften bevatten de in gemeente Leiden gebruikelijke Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). De toelaatbare bedrijfsvormen mogen zich afspelen binnen de categorieën 1, 2 en 3 van de SvB. De categorie 3 is in twee delen gesplitst: 3.1 en 3.2. Vanwege overlast is het niet wenselijk om bedrijven uit categorie 3.1 of hoger toe te laten in gemengd gebied, dat hoofdzakelijk in gebruik is voor de woonfunctie. Categorie 3.1 en hoger zijn derhalve voornamelijk van toepassing op het terrein Westwal. Waar de afstand van bedrijven tot gevoelige bestemmingen, zoals woonbebouwing, ten minste 100 m bedraagt, kunnen bedrijven uit categorie 3.2 van de SvB gevestigd worden. De richtafstand (de minimaal aan te houden afstand tussen bedrijfsgebouwen en woonbebouwing) voor bedrijven uit categorie 3.1 bedraagt 50 m. Langs de zuidelijke rand van Westwal, de Hadewychlaan, bedraagt de afstand tot de woonbebouwing minder dan 50 m. Niettemin kunnen daar toch bedrijven uit categorie 3.1 gevestigd worden, mits deze naar aard invloed en omvang naar de omgeving vergelijkbaar zijn met een bedrijf uit categorie 2 van de SvB. Via het milieuvergunningspoor kunnen daartoe voorwaarden worden opgenomen om eventuele hinder voor de deze woningen te voorkomen. Aan de Rijndijk zijn op enkele plaatsen bedrijven aanwezig die zich voor wat betreft de milieuzonering (dus: een hogere categorie dan eigenlijk toegestaan) te dicht op de
213
woonbebouwing bevinden. Vaak zijn deze bedrijven al lange tijd aanwezig en verplaatsing behoort dan vaak niet de mogelijkheden. Gelet op de bestaande rechten van deze bedrijven zijn deze bedrijven positief bestemd. Dat houdt in dat de bedrijven die er nu zitten, bestemd zijn op grond van hun huidige bedrijfsvoering en daarom een specifieke aanduiding (maatbestemming) hebben gekregen. Soortgelijke bedrijven die passen in de maatbestemming op de kaart en bovendien naar aard, invloed en omvang gelijk te stellen zijn aan de zittende bedrijven, zijn eveneens toegestaan. Andere bedrijven uit de zelfde milieucategorie als de zittende bedrijven zijn ter plaatse van bestemmingen met een maatbestemming niet toegestaan. Wel toegestaan zijn tevens bedrijven uit de categorie die op de kaart aan het perceel is toegekend. Bijvoorbeeld: een perceel ligt op 35 m van een woonwijk. De categorie die hier ten hoogste is toegestaan, is categorie 2 van de SvB. Op het perceel is een garagehouder gevestigd. Deze garage valt in categorie 3.1 van de SvB. De garage is positief bestemd door de toevoeging van een maatbestemming. Deze en andere garagehouders uit categorie 3.1 zijn ter plaatse toegestaan. Maar ook andere bedrijven, voor zover behorend tot categorie 2 zijn ter plaatse toegestaan. Door deze oplossing wordt voorkomen dat het huidige bedrijf in zijn bedrijfsvoering belemmerd wordt. Tevens worden toch voldoende gebruiksmogelijkheden geboden voor het perceel. Het bovenstaande betekent echter tevens dat bedrijven uit een hogere categorie, die zijn toegestaan door middel van een maatbestemming en die groei kennen, op termijn mogelijk niet meer zullen passen binnen de thans toegekende maatbestemming. Gelet op de milieuhinder voor de omgeving, ligt het niet in de rede, dat de milieuvergunning te zijner tijd op deze groei wordt aangepast. Voor dit soort bedrijven rest op termijn niets anders dan verplaatsing. Het bedrijventerrein Westwal is geen kantorenlocatie omdat het terrein niet in de nabijheid van een halte voor hoogwaardig openbaar vervoer is gelegen. De werknemers komen dus hoofdzakelijk per auto. Aangezien het autogebruik beperkt moet worden zullen kantorenlocaties in de nabijheid van bijvoorbeeld een station de voorkeur verdienen. Bedrijfskantoren zijn wel toegestaan tot maximaal 50% van de bebouwde oppervlakte met een maximum van ten hoogste 3.000 m2. Het gebied is evenmin bedoeld voor detailhandel, voor bouwmarkten en tuincentra. Detailhandel in zelf vervaardigde goederen is wel toelaatbaar, evenals de verkoop aan particulieren van volumineuze goederen zoals auto’s, caravans, machines, grove bouwmaterialen e.d. Bedrijfswoningen Er is op het terrein Westwal slechts één bedrijfswoning aanwezig. Het perceel waarop deze woning is gelegen, heeft op de plankaart een aanduiding gekregen met als doel deze woning positief te bestemmen. De bestemming van het terrein is overigens “Maatschappelijke doeleinden”. Deze woning is inmiddels gebouwd. Het plan laat de bouw van bedrijfswoningen bij andere bedrijven niet toe. Bewoning op het bedrijfsterreinen is uit de tijd omdat bewaking door gespecialiseerde bedrijven geschiedt en fabricageprocessen zijn doorgaans op afstand controleerbaar. Verkeersbestemmingen
214
Wegverkeer Alle wegen, straten en paden in het plangebied zijn voorzien van een bestemming “Verkeersdoeleinden” of “Verblijfsgebied”. In het plan is een strikt onderscheid gemaakt tussen openbaar en privé: al het openbare gebied is in deze twee bestemmingen ondergebracht met inbegrip van de bestemmingen “Groenvoorzieningen” en “Water”. Aldus is optimale duidelijkheid gegeven betreffende de verantwoordelijkheid voor aanleg en onderhoud. De hoofdontsluitingswegen zoals Stevenshofdreef, de Rijksweg A 44 en de Dobbedreef zijn voorzien van de bestemming “Verkeersdoeleinden”. Deze bestemming is toegekend aan alle wegen waar het belang van het rijdend verkeer prevaleert boven andere belangen. Volledigheidshalve moet hier herhaald worden dat de Rijnlandroute niet in dit bestemmingsplan is opgenomen. Als de aanleg actueel wordt zal daarvoor en afzonderlijk bestemmingsplan in procedure worden gebracht. Alle overige openbare en grotendeels verharde gebieden zijn opgenomen in de bestemming “Verblijfsgebied”. De gemeente is vrij in de inrichting van de openbare ruimte. Daarom zijn de bestemmingen in de voorschriften zodanig geredigeerd dat de gemeente zich daarin niet vastlegt op indelingsaspecten. Dat kan inhouden dat bij een herinrichtingsplan gekozen wordt voor een andere profilering van de rijbanen, een andere indeling van het parkeren e.d. Openbaar groen zal zoveel mogelijk gespaard worden, maar het is nu eenmaal niet te voorkomen om bijvoorbeeld bij grote parkeerdruk groen in verharding om te zetten. Dat gebeurt slechts nadat een herinrichtingsplan aan de belanghebbenden is voorgelegd en daarop commentaar is gegeven. De keuze om groen op te geven voor verharding komt dan bewust en na inspraak tot stand. Er zal overigens geen groen worden opgeofferd als parkeeroverlast het gevolg is van het niet benutten van parkeerplaatsen op eigen terrein van bedrijven of flatcomplexen. Hetzelfde geldt als de parkeerdruk het gevolg is van winkelend of reizend publiek dat de auto in de woonbuurt plaatst. Als dergelijke overlast zou optreden moet gekozen worden voor handhavend optreden. Spoorweg De spoorbaan is opgenomen in de bestemming “Spoorwegdoeleinden”. Daarbinnen bevindt zich verder de halte De Vink en de spoorbrug over de Rijn. Waar de spoorweg de Stevenshofdreef, de Rijn en het fietspad ter hoogte van de Alexandrine Tinneplein elkaar ongelijkvloers kruisen, is een aanduiding toegekend om het gebruik van het terrein op maaiveldhoogte te onderscheiden van het gebruik op de hoger gelegen spoorbaan. De spoorwegbeheerder is verder vrij in de inrichting van het spoorbaantracé. Dat betreft het aantal sporen, de ligging van perrons, bovenleidingen e.d. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden voor voorzieningen ten behoeve van het ongelijkvloers kruisende verkeer veiliggesteld. Het loketgebouwtje op het Alexandrine Tinneplein is opgenomen binnen de bestemming “Spoorwegdoeleinden”. Het gebouwtje zal waarschijnlijk gesloopt worden als overgegaan kan worden tot bebouwen van dat plein. Water en groen Water De belangrijkste ”waterpartij” in het plan is de Rijn. Deze rivier dient voor de waterafvoer maar ook voor verkeer en vervoer te water en voor de recreatie op het water. Deze functies zijn in de bestemmingsomschrijving vastgelegd. De schaarse plekken waar de oever van de Rijn openbaar toegankelijk is worden in het plan beschermd. Verder bevat het plan een verbod om aanlegplaatsen voor boten te maken, behoudens één aanlegplaats per perceel voor een eigen
215
recreatieschip. Een eigen insteekhaventje mag overkapt worden. De daarvoor te gebruiken te bebouwen oppervlakte wordt beschouwd al erfbebouwing en gaat in mindering op de mogelijkheden om aanbouwen of andere bijgebouwen te plaatsen. Verder zijn de in de wijk aanwezige watergangen en waterpartijen in het plan opgenomen en voorzien van de bestemming "Water”. In hoofdstuk 6 (water en ecologie) is uiteengezet welk belang het water voor het plangebied heeft. Tevens is vastgesteld dat niet voldaan wordt aan de gewenste verhouding tussen water en verharde gebieden. Voorkomen moet worden dat nog meer onverhard gebied aan het areaal onttrokken wordt. Daarom is in het plan een verbod opgenomen om onverharde terreinen te verharden. Dat betreft de bestemmingen “Groenvoorzieningen” en “Agrarische doeleinden”. Als in het openbaar groen verharding moet worden aangebracht – behoudens paden - dient een compensatie gevonden worden door minimaal 15% van de oppervlakte (elders) in de vorm van open water aan te leggen. Verder bevat het plan een algemeen verbod om water te dempen. Dat betreft ook het water in de bestemming “Groenvoorzieningen”. Woonschepen De ligplaatsen, zoals aangegeven op het Ligplaatsenplan dat weer een onderdeel is van de Woonschepenverordening, worden in principe in het bestemmingsplan overgenomen. In de Stevenshof zijn momenteel ligplaatsen aangewezen op plekken waar deze om uiteenlopende redenen minder gewenst zijn. Ligplaatsen kunnen niet zomaar opgeheven worden. Wel kunnen ligplaatsen die inmiddels niet meer gebruikt worden niet opnieuw uitgegeven worden, op voorwaarde dat het ligplaatsenplan is aangepast. Bij het opstellen van zowel het nieuwe ligplaatsenplan als het nieuwe bestemmingsplan moet hier rekening mee gehouden worden. In het Ligplaatsenplan is een elftal ligplaatsen opgenomen. Momenteel liggen in het gedeelte van de Rijn dat in dit bestemmingsplan is begrepen slechts drie woonschepen. De in het verleden gebruikte ligplaatsen worden in het plan niet overgenomen. Het gaat om ligplaatsen achter tuinen en andere particuliere eigendommen. De aldaar in het verleden aanwezige woonboten zijn kennelijk vrijwillig vertrokken omdat de voorkeur gegeven werd aan een vrije eigen oever. Bij het perceel Valkenburgseweg 49 is een ligplaats in het bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor is in 1991 een ligplaatsvergunning verleend. Groenvoorzieningen Deze bestemming is toegekend aan de grotere aaneengesloten groene gebieden in de wijk, met name aan het park Stevenshof en het buurtpark aan de Rijndijk. Daarnaast is de hoofdgrondstructuur die de stedenbouwkundige kwaliteit van deze wijk mede bepaalt, in deze bestemming opgenomen. Dat betreft vooral het groen dat de Dobbewetering en de Veenwetering begeleidt. Speelterreintjes en groene gebiedjes tussen woonblokken en flats zijn tevens bestemd voor “Groenvoorzieningen”. Deze bestemming garandeert het voortbestaan. In de wijk is nog veel meer groen aanwezig. Dat is ondergebracht in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Verblijfsgebied”. Hierboven is al uiteengezet dat een en ander niet betekent dat het zonder meer voor verharding in aanmerking komt. In de bestemming “Groenvoorzieningen” mogen paden aangelegd worden. De bestaande doorgaande fiets- en wandelpaden zijn overigens aangegeven met de bestemming “Verblijfsgebied”. Recreatie
216
Aan de Dobbedreef is het tenniscomplex gelegen. Tevens is daar de van oudsher bekende ijsbaan. Als er geen natuurijs verwacht wordt is het een sportveld. De hoge lichtmasten zijn nodig als de ijsbaan in gebruik is. De clubgebouwen voor zowel de sportvelden als de ijsbaan zijn op de kaart in bebouwingsvlakken opgenomen. Vermeldenswaard is dat horecagebruik in kantines functiegebonden moet zijn. Het verhuren van de ruimten aan derden levert strijd met het bestemmingsplan op en kan leiden tot een handhavingsactie. De Menken Bowlingbaan aan de Kenauweg nr. 10 is ondergebracht in een recreatieve bestemming. Uitbreiding op eigen terrein is niet mogelijk. Omdat recreatieve functies soms enige hinder kunnen betekenen voor de omgeving, is een voorbehoud gemaakt om recreatieve functies niet zonder meer met elkaar uitwisselbaar te maken. Soms kan dit al niet, vanwege fysieke vereisten die er vanuit de recreatieve voorziening zelf is. Soms mag dit niet, vanwege geluidsoverlast, parkeerdruk of verkeersafwisseling. De in het gebied aanwezige functies zijn daarom allemaal voorzien van een maatbestemming. Ontwikkelingslocaties Inleiding Hoewel het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is bevat het een aantal ontwikkelingslocaties. Daaronder wordt verstaan: plekken waarvan verwacht wordt dat gedurende de komende planperiode (10 jaar na het inwerkingtreden van het bestemmingsplan) zich ontwikkelingen zullen voordoen die in sterke mate afwijken van de nu bestaande situatie. Aan regeling via een bestemmingsplan wordt de voorkeur gegeven boven het later inzetten van afwijkingsmogelijkheden. Door de integrale benadering van een groter gebied wordt de inpassing van een ontwikkelingslocatie die in en bestemmingsplan is opgenomen duidelijker en weten belanghebbenden in een vroegtijdig stadium wat verwacht kan worden. Zoals al is aangegeven is er een kenmerkend verschil tussen een ontwikkelingslocatie een conserverend bestemde plek. Conservering wil overigens niet zeggen dat de bestaande situatie wordt bevroren. Normale ontwikkelingen worden via het plan mogelijk gemaakt, waaronder complete vernieuwing met dien verstande dat bij vervangende nieuwbouw aangesloten moet worden op de plaatsing en de afmetingen van hetgeen verwijderd is. Dit kan actueel zijn als woningen gesloopt zijn of bedrijfslocaties beschikbaar komen voor herontwikkeling. Juridische mogelijkheden Er zijn verschillende mogelijkheden om vorm te geven aan de juridische regeling van ontwikkelingslocaties. De keuze is afhankelijk van de concreetheid van de plannen en de mogelijkheden tot daadwerkelijke realisering: in welke mate is het te verwachten dat de locatie binnen de planperiode daadwerkelijk beschikbaar komt voor nieuwe functies. Afhankelijk van de feitelijke situatie (concreetheid, realiseerbaarheid, programmatische invulling) kan per locatie een keuze gemaakt worden uit de volgende mogelijkheden. 1. Directe bestemming. De gewenste ruimtelijk-functionele situatie wordt al direct in het bestemmingsplan vastgelegd, omdat zekerheid bestaat over de uitvoering van de plannen. Als daarvoor vergunning wordt aangevraagd kan met een vrij grote mate van zekerheid vastgesteld worden dat de vergunning verleend zal worden. 2. Wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan wordt voor diverse ontwikkelingslocaties een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO opgenomen voor wijziging van de bestemmingen. De bestaande toestand wordt conform de huidige toestand bestemd. Het gebied is echter op de plankaart voorzien van een afzonderlijke aanduiding ten teken dat verandering kan
217
plaats vinden. Het initiatief ligt niet bij de gemeente maar bij een belanghebbende partij. Het wijzigingsplan wordt in overleg met de gemeente opgesteld. Afhankelijk van de invloed op de omgeving van de locatie kan gekozen worden voor één of meer inspraak- en/of informatiebijeenkomsten. Los daarvan moet een wijzigingsplan ook een formele procedure doorlopen met voldoende momenten voor bezwaar of beroep.
Beschrijving van de ontwikkelingslocaties Directe bestemmingen Haagse Schouwweg hoek Rijndijk Hier bevindt zich oudere bebouwing. Het is gewenst deze te vervangen door meer representatieve nieuwbouw, die de toegang tot de stad beter markeert. Het perceel is geschikt voor bebouwing in meerdere lagen. Ernaast kan ook enige min of meer vervallen bebouwing worden vervangen. Daar wordt gedacht aan eengezinshuizen of gestapelde bouw in maximaal 8 lagen. De mogelijkheden uit het oude nog vigerende bestemmingspan Stevenshof zijn in het nieuwe plan ongewijzigd overgenomen. Een aanvankelijke mogelijkheid tot hoger bouwen is verlaten. Stevensbloem Het is de bedoeling dat het winkelcentrum een “update” zal ondergaan. Dat houdt in dat aan de achterzijde, richting park bebouwing kan worden toegevoegd. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden door het bouwvlak enigszins te verbreden. Wijzigingsbevoegdheden De Kleine Vink Het plein voor de treinhalte De Kleine Vink komt voor herontwikkeling in aanmerking. Het kantoortje voor kaartverkoop heeft zijn functie verloren aan een kaartautomaat. Het is de bedoeling een duidelijke pleinruimte te creëren. De huidige weg zal verlegd worden. In de nieuwbouw zijn gevarieerde functies mogelijk, met de nadruk op niet-geluidgevoelige bestemmingen, zoals kantoren. Dit in verband met de geluidhinder van het spoor. Als gevolg daarvan is de nieuwbouw van appartementen niet mogelijk. Indien een initiatiefnemer kan aantonen dat het door technische ontwikkelingen kan voldoen aan de op dat moment geldende geluidsnormen, dan kan het college middels een vrijstellingsprocedure besluiten alsnog medewerking verlenen aan woningbouw. De bouwhoogte mag maximaal 30 m bedragen. Het totale bebouwde oppervlakte mag maximaal 2.500 m2 bedragen, met aan maximaal b.v.o. van 12.500 m2. In het wijzigingsplan moet veel aandacht worden besteed aan het parkeren. In het plan dient zowel compensatie plaats te vinden van de huidige parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen, als voldoende extra parkeerplaatsen voor de nieuwe functies. In de wijzigingsbevoegdheid is daarom de mogelijkheid opgenomen om maximaal 4.000 m2 aan (volledig) ondergrondse parkeervoorzieningen op te nemen. Daarnaast is het mogelijk om parkeervoorzieningen onder te brengen in de bovengrondse bebouwing, waarbij het gestelde maximale bebouwde oppervlakte niet mag toenemen. Bovengronds parkeren is toegestaan op de eerste drie bouwlagen. Een combinatie van bovengronds en ondergronds parkeren is mogelijk. In vergelijking tot het inspraakplan is deze herontwikkelingsmogelijkheid van een directe bestemming veranderd in een wijzigingsbevoegdheid. Als daarvan gebruik gemaakt gaat worden zullen omwonenden en andere belanghebbenden vooraf in de gelegenheid gesteld worden hun opvattingen kenbaar te maken.
218
Langzaamverkeersroute over Rijksweg A44 Aan de westzijde van het bedrijventerrein Westwal bevindt zich een bruggenhoofd, dat wil zeggen een opgehoogd terreingedeelte dat momenteel is ingeplant. Van daar uit kan een brug gemaakt worden naar de overzijde van de Rijksweg A 44 om aldus een verbinding voor voetgangers en fietsers in de richting van Valkenburg te maken. Aldaar is het recreatiegebied Valkenburgse Meer. Zuidwaarts fietsend kan men Wassenaar bereiken; in westelijke richting via het dorp Valkenburg de kust. De provincie heeft veel belang toegekend aan deze verbinding. Vanwege ontoereikende financiën is het nog niet gekomen van de aanleg. Voor de komende planperiode moet gekeken worden naar de financiële dekking voor dit project. Mede daarom is voor een wijzigingsbevoegdheid gekozen. Het gebied waarbinnen de brug aangelegd kan worden is vrij ruim begrensd om te zijner tijd niet gebonden te zijn aan een exact bepaalde plek. Diastatische fabriek e.o. Het is de bedoeling de verplaatsing van dit bedrijf te bevorderen. Deze bedrijfsverplaatsing zal op vrijwillige basis tot stand moeten komen, bij voorkeur door verhuizing naar een bedrijventerrein. Een aangrenzend terrein, waar zich nu een bouwbedrijf en een loodgieter bevinden, kan na verplaatsing in de herontwikkeling van dit gebied worden betrokken. Het overblijvende gebied tussen de Rijndijk en de Rijn heeft voldoende oppervlakte voor herontwikkeling in de sfeer van woningbouw. Ook een mengvorm van wonen en werken behoort tot de mogelijkheden. Dat geldt in het bijzonder het perceelsgedeelte dat aan de oprit naar de brug ligt. De bestaande woningen langs de Rijndijk blijven gehandhaafd, met inbegrip van de daarbij behorend tuinen. De nieuwbouw wordt op de Rijn georiënteerd, waarmee goede uitgangspunten voor een aantrekkelijk woonklimaat aanwezig zijn. Hogere bebouwing kan plaats vinden op het perceelsgedeelte waar zich momenteel een vrij hoog fabrieksgebouw bevindt. Er is daar sprake van verkregen rechten. De vervangende bebouwing mag uit privacyoverwegingen niet te dicht op de bestaande woningen en tuinen gebouwd worden. Tevens moet een appartementencomplex zodanig ontworpen worden dat zo min mogelijk ramen, balkons of terrassen uitkijken op deze bestaande woningen en tuinen. In de uiterste noordelijke hoek van het perceel kan eveneens wat hogere bebouwing worden geprojecteerd. Voor het overige wordt aan laagbouw gedacht. De ontsluiting vindt plaats via de bestaande inritten van de fabriek en van de andere bedrijven. Het parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden. Daarvoor is voldoende ruimte aanwezig, of desnoods ondergronds te creëren onder de op te richten bebouwing. De capaciteit van deze locatie bedraagt ongeveer 25 tot 30 woningen. Locatie hoogwerkerbedrijf Op de hoek van de Rijndijk en de Helena Verburgstraat aan vlakbij de brug over de Rijn ligt en vrij groot bedrijfsperceel waarop zich momenteel een bedrijf bevindt dat hoogwerkers verhuurt. Daarnaast is een autospuiterij gelegen. Deze locatie is heel geschikt voor vervangende bebouwing. Daarbij wordt in de eerste plaats gedacht aan woningbouw. Er wordt overigens ook gedacht aan een combinatie van wonen en werken. Aan de overzijde is de Engelberthahoeve (restaurant) gelegen. Het terras daarvan bevindt zich aan het water. In combinatie met de mogelijke nieuwbouw op de hoogwerkerlocatie kan een aantrekkelijk geheel ontstaan. Tevens is – gelet op de omgeving – wat hogere bebouwing (tot maximaal 20 m) denkbaar. Er moet voldoende afstand tot de bestaande woningen aan de Rijndijk in acht genomen worden. Het perceel waarop dit bedrijf aanwezig is kan bij de ontwikkeling worden betrokken. Ina Boudier Bakkerstraat
219
Er bestaan uitbreidingsplannen voor de bestaande winkels en het politiebureau aan de Ida Boudier Bakkerstraat. De uitbreiding is voorzien aan de achterzijde. Er zal vooral op eigen terrein voorzien moeten worden in voldoende parkeerplaatsen en compensatie van parkeerplaatsen die verdwijnen evenals een adequate voorziening voor bevoorrading en een goede ontsluiting. Zoals eerder is aangegeven zal een wijzigingsplan pas in procedure worden gebracht nadat vooraf met omwonenden en andere belanghebbenden is gecommuniceerd.
220
Stevensbloem De eigenaar van het winkelcentrum de Stevensbloem heeft het initiatief genomen om samen met de gemeente te werken aan een opknapbeurt. Naast een uitbreiding is behoefte aan een herinrichting van de openbare ruimte. Daarbij speelt een verbetering van de bevoorrading en ontsluiting een belangrijke rol. Een oplossing wordt gezocht in een andere bevoorrading van de beide supermarkten aan de parkzijde van het winkelcentrum om de zijde aan de Stevenshofdreef te ontlasten. Bevoorrading aan de parkzijde betekent dat de bevoorradingsdokken aan de dreefzijde kunnen worden gebruikt voor bebouwing.
221
10. Economische uitvoerbaarheid Het plan is grotendeels conserverend van aard. Het voorontwerpplan bevatte nog een aantal ontwikkelingslocaties waarin de uitvoering van werken door de gemeente was voorzien. De ontwikkelingen die zijn overgebleven kunnen door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid gefaciliteerd worden. Als dat aan de orde is zal per locatie een specifieke grondexploitatie worden opgezet. Dat neemt niet weg dat nu al beoordeeld is of een locatie door toepassing van genoemde wijzigingsbevoegdheid herontwikkeld kan worden. De uitkomst van dat onderzoek is positief. Hieronder een overzicht van de desbetreffende locaties. 1. Alexandrine Tinneplein: Hier worden gemengde bestemmingen voorgestaan. De te realiseren oppervlakken zijn zodanig dat bij de heersende marktverhoudingen gerekend kan worden op een positief saldo. 2. Uitbreiding politiebureau c.a Een projectontwikkelaar heeft op eigen initiatief een plan tot vergroting van de bebouwing ingediend. Hieruit blijkt dat geen negatief resultaat verwacht worden. 3. Overdekken van de bevoorradingslocatie. Als dit aan de orde is zal aan de middenstanders die ermee gebaat zijn een zodanig bijdrage leveren in de kosten dat een en ander uitgevoerd kan worden. 4. Diastatische fabriek en Hoogwerkerlocatie. Beide plekken zullen pas herontwikkeld worden als de eigenaren daartoe het initiatief nemen. Gelet op de ligging en de heersende hoge prijzen voor onroerend goed moet verwacht worden dat een herontwikkeling rendabel zal zijn. Hierbij speelt mede een rol dat de te bouwen woningen voor een belangrijk deel langs de Rijn gesitueerd kunnen worden. 5. Voetgangers- fietsersverbinding over de A44. Hiervoor kan een bijdrage van de provincie verwacht worden.
11. Handhaving De gemeente Leiden heeft in het kader van de handhaving van voorschriften betreffende het bouwen en wonen in 2003 een Handhavingsnota opgesteld. In deze nota "Handhaving, in beginsel een plicht" zijn de speerpunten voor handhaving benoemd. Deze nota is al enige jaren van kracht. Voor een totaalbeeld van de wijze waarop de gemeente haar voorschriften betreffende het bouwen en wonen handhaaft wordt verwezen naar deze nota. Hieronder wordt op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze handhaving plaatsvindt van de bestemmingsplanvoorschriften en welke middelen de gemeente tot haar beschikking heeft om effectief te handhaven. In dat verband wordt verwezen naar de volgende speerpunten in de nota: • versterking van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit; • versterking van de kwaliteit van de leefruimte. Versterking van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit Het versterken van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit heeft betrekking op de handhaving van het karakteristieke historische Leidse stadsbeeld waarin monumenten en archeologie een belangrijke rol spelen en op onder meer het gemeentelijk optreden tegen aantasting van monumenten (illegale bouw en sloop). In de Leidse Monumentennota 1991 heeft de gemeente aangegeven dat controle en handhaving met betrekking tot monumenten meer aandacht moeten krijgen. Daartoe wordt gestreefd naar een lik-op-stuk beleid. Aangezien er bij monumenten sprake is van cultureel erfgoed en herstel in de oude toestand niet (altijd) mogelijk is (onherstelbare schade), is het van belang dat hierbij het meest effectieve instrumentarium wordt toegepast: bestuursdwang dan wel het opleggen van een dwangsom. Ook is het mogelijk om door middel van het strafrecht te handhaven. In de toekomst zal deze vorm worden uitgebreid. Op dit moment wordt hiervoor beleid ontwikkeld. Versterking van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit wordt ook bereikt door toetsing van bouwplannen aan de Welstandsnota. De Welstandsnota is per 1 juni 2004 vastgesteld. Inmiddels is een herziening in voorbereiding genomen Deze zal in 2009 aan de Raad ter vaststelling worden aangeboden. Deze nota geeft invulling aan het begrip "redelijke eisen van welstand" waarop bij bouwvergunningverlening moet worden getoetst. Wanneer zonder of in afwijking van een verleende vergunning wordt gebouwd, zal handhavend worden opgetreden. Ook deze nota is inmiddels in werking getreden. Bouwaanvragen worden eraan getoetst. Versterking van de kwaliteit van de leefruimte Handhaving van het ruimtelijk beleid is van belang voor de ruimtelijke kwaliteit en de inrichting die in het bestemmingsplan staan omschreven. De algemene doelen van handhaving en het specifieke doel voor wat betreft het bestemmingsplan – een goede ruimtelijke ordening – kunnen alleen worden bereikt als er op een goede en structurele wijze wordt gehandhaafd en het bestemmingsplan ook daadwerkelijk handhaafbaar is. De aanleiding voor gemeentelijk optreden op het gebied van de ruimtelijke ordening ligt in het bouwen zonder of in afwijking van de verleende bouwvergunning en/of het handelen in strijd met de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan. In de praktijk richt de handhaving zich
vooral op bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan overtredingen die gevaar, brand of constructieve onveiligheid opleveren dan wel overlast veroorzaken. Het handelen in strijd met de gebruiksbepalingen wordt slechts incidenteel aangepakt op basis van constatering door de inspecteur of door signalen: overlast of klachten en signalen van omwonenden. Met betrekking tot de uitoefening van structureel toezicht wordt beleid ontwikkeld. Wijze van handhaving In de nota "Handhaving, in beginsel een plicht" heeft de gemeente aangegeven hoe zij handhaaft. Voordat aan handhaving wordt toegekomen, moet eerst een aantal stappen worden doorlopen. In de eerste plaats is er het traject van vergunningverlening. Vergunningverlening vindt plaats als een plan voorzien van een vergunningaanvraag is ingediend en bij toetsing geconstateerd is dat het plan voldoet aan de daaraan te stellen eisen en de op het plan van toepassing zijnde regelgeving. Na de vergunningverlening mag het plan worden uitgevoerd. In deze situatie is sprake van preventief toezicht. Met preventief toezicht wordt bevorderd dat een voorgenomen activiteit ook daadwerkelijk in overeenstemming met de regelgeving wordt uitgevoerd. Het instrument van een vergunning vormt derhalve een kader ter bevordering van de naleving van regelgeving. Vervolgens wordt er toezicht gehouden op de naleving van de voorschriften dan wel of gebouwd wordt met de vereiste en conform de verleende vergunning(en). In dat geval is er sprake van repressief toezicht. Wanneer uit het toezicht blijkt dat er sprake is van een met wet- en regelgeving strijdige situatie, vindt overleg plaats met de overtreder over hoe en wanneer deze illegale situatie kan worden beëindigd. Wanneer de illegale situatie blijft voortduren, vindt er − met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur − een belangenafweging plaats waaruit de conclusie kan worden getrokken dat er bijzondere redenen zijn om handhaving (tijdelijk) uit te stellen dan wel achterwege te laten. Wanneer hiervan geen sprake is, vindt handhaving (sanctionering) plaats waarbij er (bestuursrechterlijke) sancties worden opgelegd, bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom. Ingeval er sprake is van een (zeer) spoedeisende situatie, zoals gevaar of ernstige hinder, kan het overleg en de voorlopige aanschrijving achterwege blijven en wordt onmiddellijk opgetreden(door bijvoorbeeld stillegging van de bouw, verzegeling van een pand). Handhaving vindt plaats in een aantal werkstappen. De belangrijkste werkstappen zijn: 1. constatering/overleg/toezicht; 2. de vooraanschrijving (ontwerpbeschikking, zienswijze); 3. de aanschrijving/inschrijving in het kadaster; 4. de feitelijke uitvoering; 5. de bezwaar- en beroepsmogelijkheden; 6. invordering dwangsom/kostenverhaal bestuursdwang; 7. dwangbevel.
224
12. Uitvoerbaarheid
Inspraakprocedure Op 10 maart 2006 heeft het College van Burgemeester en Wethouders het voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof vastgesteld en voor inspraak vrijgegeven. Het voorontwerp is van 10 april tot en met 22 mei 2006 voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Daarvan is voorafgaand mededeling gedaan in de Stadskrant. Tot en met 22 mei konden schriftelijke reacties aan Burgemeester en wethouders worden gezonden. Van de gelegenheid mondelinge reacties in te dienen is geen gebruik gemaakt. Eind april 2006 is voorts een informatiefolder huis aan huis verspreid in het plangebied en delen van aangrenzende gebieden in het Morskwartier, De Coebel en een deel van Voorschoten. Daarin is het plan in grote lijnen beschreven en worden de ontwikkelingslocaties toegelicht. Voorafgaand aan de inspraakavond heeft een goed bezochte inloopmiddag plaatsgevonden in het Stadsbouwhuis. Op 9 mei 2006 heeft van 19.30 – 23.00 uur een zeer druk bezochte inspraakavond plaatsgevonden in het buurthuis in de Stevenshof. Van de bijeenkomst is een verslag gemaakt dat aan deze inspraakrapportage is toegevoegd. De toen gemaakte opmerkingen en gestelde vragen komen grotendeels terug in de schriftelijk ingekomen reacties. Nadat het voorontwerp bestemmingplan door Burgemeester en wethouders op 10 maart 2006 was vastgesteld is tevens een begin gemaakt met de overlegprocedure. Daartoe is het voorontwerp bestemmingsplan aan een aantal instanties toegestuurd met de vraag mede te delen of het plan aanleiding geeft tot op- en aanmerkingen. Hieronder is het overlegresultaat weergegeven. Overlegprocedure Het plan is op grond van artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening verzonden aan: 1. Provinciale Planologische Commissie Zuid-Holland, Postbus 90602, 2509 LP 's-Gravenhage; 2. N.V. Energie- en Watervoorziening Rijnland, Postbus 41, 2300 AA Leiden; 3. Ministerie VROM, Rijksplanologische Dienst, Inspectie West, Nieuwezijds Voorburgwal 120-126, 1012 SH Amsterdam; 4. Ministerie van VROM, Inspectie Volkshuisvesting, Laan van Nieuw Oost Indië 127, 2593 BM 's-Gravenhage; 5. Hoogheemraadschap van Rijnland, Postbus 156, 2300 AD Leiden; 6. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, Directie Zuid-Holland, Postbus 11117, 2301 EC Leiden; 7. Ministerie van Economische Zaken, Rijksconsulentschap Zuid-Holland, Prinses Margrietplantsoen 20, 2595 AM 's-Gravenhage; 8. N.V. Nederlandse Gasunie, Postbus 124, 2280 AC Rijswijk; 9. Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam, t.a.v. mevrouw J.P. Stal-Loesberg; 10. NV Nederlandse Spoorwegen, afdeling Bedrijf- en productieontwikkeling, Postbus 2025, 3500 HA Utrecht; 11. Kamer van Koophandel en Fabrieken, Postbus 2059, 2301 CB Leiden; 12. Ministerie van VROM, Regionale Inspectie Milieuhygiëne, Postbus 5312, 2280 Rijswijk; 13. PTT Telecom Netwerkdiensten, Afd. UTN Straalverbindingen, Postbus 9107, 7300 HR Apeldoorn;
14. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Postbus 1001, 3700 BA Zeist; 15. Monumentenraad, Postbus 1001, 3700 BA Zeist. 16. ARK, Postbus 9100, 2300 PC Leiden. Waar in het navolgende verwezen wordt naar artikelen van de voorschriften moet bedacht worden dat de nummering daarvan is aangepast. 1. Ministerie van Verkeer en Waterstaat – Rijkswaterstaat. a.Externe Veiligheid. Opmerking: Op p. 56 van het plan wordt geconstateerd dat over de Rijksweg A 44 vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De mogelijke invloed hiervan op het plangebied via zonering wordt niet beschreven. Het is van belang dat in het bestemmingsplan eventuele consequenties duidelijk worden verankerd. Reactie: In overleg met de Milieudienst West Holland zijn de consequenties voor het bestemmingsplan in paragraaf 6.8 opgenomen. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen risico bestaat dat nadere aandacht verdienen. b.Fietsbrug. Opmerking: In de Voorschriften onder artikel 22, punt 1, wordt een wijzigingsbevoegdheid voor het bouwen van een fietsbrug over de A 44 benoemd. Verzocht wordt om de eventuele bouw van een fietsbrug met Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland af te stemmen alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt vastgesteld om te waarborgen dat de fietsbrug geen belemmering vormt voor toekomstig gebruik van de A 44. Reactie: In artikel 22 van de wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen dat alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid hierover afstemming plaatsvindt met Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland. c:Beleidskaders. Opmerking: Bij de beschrijving van het rijksbeleid wordt uitgegaan van het Nationaal Verkeersen Vervoerplan (NVVP). Men ziet graag de uitgangspunten van de Nota Mobiliteit beschreven in plaats van het NVVP. Reactie: De Nota Mobiliteit zal met uitgangspunten in beschrijving worden opgenomen. 2. VROM inspectie. a) Vestiging van BEVI inrichtingen in plangebied uitsluiten en aangeven of er in omgeving van het plangebied bedrijven zijn die onder de BEVI vallen. Opmerking: In het voorontwerp – bestemmingsplan wordt er van uit gegaan dat zich in de omgeving geen bedrijven bevinden waarop het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen) van toepassing is. Verzocht wordt om concreet aan te geven of dergelijke bedrijven in het plangebied of de omgeving aanwezig zijn. Tevens wordt geadviseerd in het plan op te nemen dat dergelijke
226
bedrijven van vestiging worden uitgesloten of deze alleen toe te staan onder voorwaarden. Een voorwaarde is dat pr-contour van het bedrijf op het eigen terrein moet liggen. Reactie: In het plangebied en in de omgeving van het plangebied zijn geen BEVI inrichtingen aanwezig. Het is niet noodzakelijk om in het plan op te nemen dat vestiging van dergelijke bedrijven uitgesloten is omdat op de bedrijvenlocaties uitsluitend de lichtere bedrijfsvormen toegelaten kunnen worden. De BEVI bedrijven vallen onder de zwaardere bedrijfscategorieën. b) Kerosineleiding in het plangebied. Opmerking: In het plangebied ligt nog een niet in gebruik zijnde kerosineleiding. De leiding is op de plankaart niet als zodanig te herkennen. Tevens ontbreekt nadere informatie over de diameter. De inspectie adviseert de leiding duidelijk op de plankaart op te nemen en tevens in het plan Voorschriften op te nemen voor bebouwingsafstanden en aanlegvergunningen. Reactie: Door de wijk loopt een buiten gebruik gestelde kerosineleiding van de Defensie Pijpleidingen Organisatie (DPO). Deze wordt niet als leiding op de plankaart opgenomen: slechts planologisch relevante leidingen worden als zodanig bestemd. In dit geval betreft het geen planologisch relevante leiding, aangezien de kerosineleiding niet meer in gebruik is en ook niet te verwachten valt dat de leiding weer in bedrijf genomen zal worden. De functie is met de opheffing van het vliegveld Valkenburg feitelijk komen te vervallen. c) Externe Veiligheid en vervoer gevaarlijke stoffen. Opmerking: Op p. 56 van het plan wordt geconstateerd dat over de Rijksweg A 44 vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De mogelijke invloed hiervan op het plangebied via zonering wordt niet beschreven. Het is van belang dat in het bestemmingsplan eventuele consequenties duidelijk worden verankerd. Reactie: In overleg met de Milieudienst West Holland worden de consequenties voor het bestemmingsplan in paragraaf 6.8 opgenomen. Opmerking wordt mee genomen in milieuparagraaf. De toelichting is inmiddels geactualiseerd. d) Luchtkwaliteit. Opmerking: Voor de bepaling van de luchtkwaliteit heeft de Milieudienst West – Holland (indicatieve) berekeningen uitgevoerd. De uitkomsten van deze berekeningen ontbreken en daarmee is er onvoldoende inzicht in de luchtkwaliteit in het plangebied. Geadviseerd wordt de ontbrekende informatie op te nemen en, in het geval van toekomstige overschrijding van de grenswaarde, maatregelen te treffen. Paragraaf 6.10 gaat uit van het Besluit luchtkwaliteit 2001. In augustus 2005 is het Besluit Luchtkwaliteit 2005 in werking getreden. Toetsing van de luchtkwaliteit dient te geschieden op basis van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Reactie: Opmerking is verwerkt in milieuparagraaf. Inmiddels is de Wet Luchtkwaliteit van toepassing e) Fietsbrug.
227
Opmerking: De gemeente neemt onder artikel 22, punt 1 een wijzigingsbevoegdheid op voor het bouwen van een fietsbrug over de A 44. Voordat op dit punt vaststelling van de wijzigingsbevoegdheid plaatsvindt, is een afstemming met Rijkswaterstaat Zuid – Holland noodzakelijk. Dit om te waarborgen dat de fietsbrug geen belemmering vormt voor toekomstig gebruik van de A 44 en een eventuele aanpassing van de rijksweg. Reactie: In artikel 22 van de wijzigingsbevoegdheid is inmiddels opgenomen dat, alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid hierover afstemming plaatsvindt met Rijkswaterstaat, Dienst Zuid-Holland. f) Beleidskaders. Opmerking: Bij de beschrijving van het rijksbeleid wordt uitgegaan van het Nationaal Verkeersen Vervoerplan (NVVP). Men ziet graag de uitgangspunten van de Nota Mobiliteit beschreven in plaats van het NVVP. Reactie: De Nota Mobiliteit zal met uitgangspunten in de beschrijving worden opgenomen. 3. Provincie Zuid – Holland De provincie constateert dat het plan past binnen de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en in overeenstemming is met het streekplan. a) geluidskwaliteit. Opmerking: De toelichting bij het plan geeft geen inzicht in de geluidsbelasting van het bedrijfsterrein Akerboom, de spoorlijn Leiden – Den Haag en het wegverkeerslawaai. Reactie: De geluidsbelasting van bovengenoemde bronnen zal in het ontwerp worden verwerkt. De mogelijkheden voor herontwikkeling van de bouwlocatie ter plaatse van de fabriek voor Diastatische Producten is hierop aangepast. b) luchtkwaliteit. Opmerking: Het plan is niet getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Reactie: In het ontwerp bestemmingsplan is inmiddels een geactualiseerde paragraaf betreffende de luchtkwaliteit opgenomen. Wlk is van toepassing i.p.v. Blk c) bodemkwaliteit. Opmerking: Het plan geeft geen inzicht in de financiële uitvoerbaarheid van de bodemsanering die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zou kunnen staan. Reactie: Opmerking wordt meegenomen in milieuparagraaf d) waterkwaliteit.
228
Opmerking: Uit plan blijkt niet dat er overleg is geweest met de waterbeheerder. Verzoek hiervan verslag te doen in waterparagraaf en consequenties aan te geven voor bestemmingsplan. Op de plankaart ontbreken de waterkeringen in het plangebied. Reactie: In een vroeg stadium heeft overleg plaatsgevonden in het kader van het opstellen van de Nota van Uitgangspunten. De uitgangspunten uit deze nota zijn vervolgens omgezet in het Voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof. Op 25 juli 2003 is in het kader van die Nota van Uitgangspunten een reactie ontvangen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. In deze periode maakte het Waterschap “De Oude Rijnstromen” nog geen deel uit van het Hoogheemraadschap. Van het Waterschap is op 22 augustus 2003 een reactie ontvangen. Het voorontwerp – bestemmingsplan is ook aan het Hoogheemraadschap gezonden. De verwerking van de ontvangen reactie hieronder wordt tevens in het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen. Daaruit blijkt dat in voldoende mate is overlegd met de waterbeheerder. 4. Gemeente Voorschoten a) Het voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof maakt de in onderzoek zijnde tracés voor een verbinding tussen de A 4 en de A 44 onmogelijk. Opmerking: In het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de ontwikkelingen die kunnen voortvloeien uit de tracékeuze voor de verbinding A 4 – A 44. Dat geldt voor het “Korte Vliettracé” en de het zuidelijke tracé door Voorschoten en de Papenwegse polder. Belemmeringen worden gezien in de invulling van de locaties de Kleine en de Groote Vink en locaties langs de Rijnoever. Reactie: Het is niet de intentie van de gemeente Leiden om op basis van het voorontwerp – bestemmingsplan medewerking te verlenen aan bouwplannen die de aanleg van een verbinding tussen A 4 en A 44 (Rijnlandroute) op een tracé via de Korte Vliet en de Rijn of door Voorschoten en de Papenwegse polder onmogelijk te maken. Bij het opstellen van het voorontwerp - bestemmingsplan hebben de ontwikkelingsmogelijkheden van locaties anders dan voor verkeersdoeleinden voorop gestaan. In de periode waarin het plan in concept voorontwerp is opgesteld bestond geen of weinig duidelijkheid over de tracés. De gewenste duidelijkheid kan nog niet verschaft worden. De MER, waarin de mogelijke alternatieven voor de Rijnlandroute onderzocht worden, is nog niet afgerond. Vooruitlopend daarop zal de gemeente Leiden geen medewerking geven aan ontwikkelingen die de aanleg van deze route overeenkomstig de beide genoemde tracés onmogelijk zouden maken dan wel in ernstige mate zouden bemoeilijken. Een paar plekken in het plangebied komen mogelijk in aanmerking voor een functieverandering als de Rijnlandroute daar geprojecteerd zou worden. Het betreft de locaties de Kleine Vink en De Groote Vink. Deze locatie die in aanmerking komen voor toevoeging van woningbouw en andere functies hebben in het voorontwerp bestemmingsplan een directe bestemming “Woondoeleinden” of “Gemengde doeleinden” ontvangen. De achtergrond daarvan is dat aldus op korte termijn bouwvergunning zou kunnen worden verleend. De locaties krijgen in het ontwerp bestemmingsplan geen directe bestemming meer. De locatie De Groote Vink wordt bestemd conform de huidige situatie waarbij in de toelichting wordt opgenomen dat in de toekomst met bebouwing van de locatie rekening moet worden gehouden. De locatie De Kleine Vink krijgt de bestemming Verblijfsgebied met een wijzigingsbevoegdheid naar Gemengde Doeleinden. Dat betekent dat Burgemeester en Wethouders het tijdstip kunnen bepalen waarop tot herontwikkeling van de gronden kan worden overgegaan. Wanneer de gronden waarop deze wijzigingsbevoegdheden rusten, als gevolg van de uitkomsten van de tracékeuze voor de verbinding A 4 – A 44, niet meer voor aanleg van de
229
route noodzakelijk zijn kunnen deze alsnog met toepassing van een op te stellen wijzigingsplan of projectprocedure worden ontwikkeld. Over het wijzigingsplan zal opnieuw inspraak worden geboden. Voor wat betreft de invulling van de ontwikkelingslocaties langs de Rijn ziet de gemeente Leiden in relatie tot het Korte Vliettracé geen probleem en ook geen reden voor wijziging van het bestemmingsplan in zijn huidige vorm. De locaties “Diastatische Fabriek en omgeving” en “Hoogwerkerlocatie” aan de Rijndijk respectievelijk ten oosten en ten westen van de bus- en langzaamverkeerbrug zijn al opgenomen in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. In de randvoorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is voor beide locaties langs de Rijnoevers een openbare voetgangersroute opgenomen. Dat betekent dat bebouwing enige afstand tot de Rijnoever in acht moet nemen. De uitbreiding van het hotel – restaurant “Het Haagsche Schouw” blijft de uitbreiding circa 6 meter uit de oever. Bebouwing van een locatie op de hoek Haagse Schouwweg – Rijndijk wordt buiten het plan gelaten en te zijner tijd met toepassing van een projectprocedure gerealiseerd. b) In het plan wordt de bestuurlijke voorgeschiedenis niet up-to-date weergegeven. Opmerking: In het plan is niet de meest actuele stand van zaken voor wat betreft de tracékeuze studie weergegeven. Reactie: Dat is correct. Bij het opstellen van het voorontwerp – bestemmingsplan is de focus vooral gericht op de wijk zelf. In het ontwerp zal ook in de toelichting onder paragraaf 5.5. de keuze voor de nu in studie zijnde varianten worden opgenomen. c) invulling locatie Groote Vink nabij Ter Wadding. Opmerking: Vanuit ruimtelijk en cultuurhistorisch oogpunt is het voorstel om deze locatie te bebouwen met appartementengebouwen met bouwhoogten tot 30 en 50 meter onaanvaardbaar. De voorgestelde bebouwing doet afbreuk aan het landgoed Ter Wadding. Reactie: Het College heeft besloten in het ontwerp – plan geen directe bestemming voor Woondoeleinden op te nemen. In de toelichting wordt wel opgenomen dat in de toekomst met bebouwing van de locatie rekening moet worden gehouden. In het bestemmingsplan wordt de huidige situatie opgenomen. De reacties op dit planonderdeel komen daardoor in een ander daglicht te staan. Beantwoording daarvan is niet langer inhoudelijk of procedureel actueel. Niettemin hierbij een korte reactie. Al in het structuurplan “Boomgaard van kennis” wordt voor deze locatie voorzien in bebouwing. De gemeente Leiden is van mening dat bebouwing van de locatie kansen kan bieden om enerzijds woningen te realiseren en anderzijds een parkachtig openbaar gebied te realiseren. Daarbij kan ook de relatie met de Korte Vliet en de Rijn worden hersteld. Bedacht dient te worden dat ook de huidige overbemeten verkeersstructuur zeker niet kan worden aangemerkt als een ruimtelijk en cultuurhistorisch hoogtepunt. d) ontwikkeling De Kleine Vink. Opmerking: Over extra bebouwing is niet tijdig geïnformeerd en een verbindingweg tussen het zuidelijke tracé A4 – A 44 en het centrum van Leiden wordt onmogelijk gemaakt. Over het parkeerterrein aan de Voorschotense zijde wordt een negatief waardeoordeel gegeven.
230
Reactie: Reeds in een vroeg stadium is de gemeente Voorschoten uitgenodigd voor een excursie met de bus in de wijk naar de belangrijkste ontwikkelingslocaties. Daarbij is ook een bezoek gebracht aan De Kleine Vink. Een exemplaar van de destijds opgestelde Nota van Uitgangspunten is aan de gemeente Voorschoten gezonden. Tenslotte wordt nu ook de mogelijkheid geboden in het kader van het artikel 10 Bro overleg in te spreken. Zoals al is aangeven wordt de locatie in een wijzigingsbevoegdheid ondergebracht. Daarmee wordt niets onmogelijk gemaakt. Over het op te stellen wijzigingsplan kan te zijner tijd nog overleg plaats vinden en worden ingesproken. Van het parkeerterrein aan Voorschotense zijde wordt alleen melding gemaakt. De toelichting bevat geen kwaliteitsoordeel. Voor de Leidse zijde wordt aangegeven dat tijdelijke uitbreiding van het al aanwezige parkeerterrein niet gewenst is. 5. Gemeente Wassenaar a) Het voorontwerp – bestemmingsplan Stevenshof maakt in onderzoek zijnde tracés voor een verbinding tussen de A 4 en de A 44 onmogelijk. Opmerking: De gemeente Wassenaar constateert dat als gevolg van de bouw van de woonbuurt tussen het Antonia Korvezeepad en het Tine Tammerspad een alternatief voor een wegverbinding tussen A 4 en A 44 zuidelijker komt te liggen dan zonder de bouw van deze woonwijk het geval zou zijn. In het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de ontwikkelingen die kunnen voortvloeien uit de tracé keuze voor de verbinding A 4 – A 44. Dat geldt voor het “Korte Vliettracé” en het zuidelijke tracé door Voorschoten en de Papenwegse polder. Belemmeringen worden gezien in de invulling van de locaties de Kleine en de Groote Vink en locaties langs de Rijnoever. Reactie: Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar een ongeveer gelijkluidende opmerking van de gemeente Voorschoten. In de MER-studie is ook een mogelijk tracé opgenomen door de Papenwegse Polder. Voor zover deze polder op Leids grondgebied gelegen is wordt daaraan een agrarische bestemming toegekend, overeenkomstig het huidige gebruik. Er wordt geen rekening gehouden met de aanleg van de Rijnlandroute. Als dat eventueel te zijner tijd aan de orde zal zijn moet een afzonderlijke procedure worden gestart. Het is niet de intentie om op basis van het voorontwerp – bestemmingsplan bouwplannen mogelijk te maken die de aanleg van een verbinding tussen A 4 en A 44 (Rijnlandroute) op een tracé via de Korte Vliet en de Rijn of door Voorschoten en de Papenwegse polder onmogelijk te maken. b) In het plan wordt de bestuurlijke voorgeschiedenis niet up-to-date weergegeven. Opmerking: In het plan is niet de meest actuele stand van zaken voor wat betreft de tracékeuze studie weergegeven. Reactie: Dat is correct. Bij het opstellen van het voorontwerp – bestemmingsplan is de focus vooral gericht op de wijk zelf. In het ontwerp zal ook in de toelichting onder paragraaf 5.5. de keuze voor de nu in studie zijnde varianten worden opgenomen. c) Verbinding voor langzaam verkeer over de A44 op andere locatie. Opmerking: Ter hoogte van het terrein van Rijkswaterstaat is ruimte bestemd voor een langzaam verkeersverbinding. Gezien het karakter van het gebied en de hoogteligging van de A
231
44 wordt verzocht de verbinding te heroverwegen en in zuidelijker richting op te schuiven. De verbinding kan dan ook een ecologisch doel beter dienen. Reactie: Vooralsnog opteert de gemeente Leiden ervoor om de wijzigingsbevoegdheid op deze locatie te handhaven. Een belangrijk argument is dat daarmee wordt aangesloten op de al in het vigerende bestemmingsplan Stevenshof voorziene langzaam verkeersroute. Het bruggenhoofd voor een dergelijke route is in het verleden al aangelegd in combinatie met de aarden geluidswal ter plaatse. De gemeente Leiden realiseert zich echter dat bij aanleg van een verbinding A 4 – A 44 (zuidelijk van de Stevenshof) ten aanzien van de aanleg van een fietsverbinding, mogelijk in combinatie met een ecologische functie, een geheel ander perspectief kan ontstaan. Een dergelijke verbinding kan dan onderdeel uitmaken van de planologische regeling welke noodzakelijk is voor de realisering van deze wegverbinding. De toepassing van de in het voorliggende plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid is dan uiteraard niet meer aan de orde. Vooralsnog wordt de wijzigingsbevoegdheid gehandhaafd, met dien verstande dat het gebied waarbinnen de toegepast kan worden verruimd moet worden om te zijner tijd een optimale plek te kunnen kiezen. d) Rijksbufferzone Den Haag – Leiden – Zoetermeer en Belvédèregebied Den Haag – Wassenaar opnemen in bestemmingsplan. Opmerking: Verzocht wordt de in Nota Ruimte opgenomen Rijksbufferzone Den Haag – Leiden – Zoetermeer en het Belvédèregebied Den Haag – Wassenaar in het bestemmingsplan op te nemen. Reactie: De nota Ruimte is in de Toelichting onder paragraaf 7 opgenomen. e) Op plankaart ontbreekt deel. Opmerking: Op de plankaart ontbreekt in de het noordwestelijke gedeelte een gebied dat deel uitmaakt van het Leidse grondgebied. Reactie: De opmerking is correct. In het ontwerp is deze omissie inmiddels gecorrigeerd. Het betreft een gedeelte van de A 44 een paar kleinere particuliere percelen aan de westzijde daarvan. Het is niet nodig daarvoor de inspraakprocedure over te doen. Het zijn ondergeschikte aanvullingen. De plangrens wordt verder door het hart van de Rijn gelegd. 6. Hoogheemraadschap van Rijnland a. Bestemming Waterkering ontbreekt op plankaart. Opmerking: Verzoek bestemming Waterkering inclusief zones op de plankaart in te tekenen. Reactie: De waterkering is inmiddels op de plankaart weergegeven. b. Bestemming Waterkering in Voorschriften als dubbelbestemming. Opmerking: De bestemming Waterkering ontbreekt in de Voorschriften. Het Hoogheemraadschap wil de bestemming opgenomen zien als een dubbelbestemming, waarbij de bestemming Waterkering de primaire bestemming is.
232
Reactie: De bestemming Waterkering wordt opgenomen in de voorschriften als een dubbelbestemming, waarbij de bestemming Waterkering de primaire bestemming is. c. 15% van de toename verharding voor extra water. Opmerking: Verzoek om bij de bestemming Woondoeleinden – Ontwikkelingslocatie (Wo-O) op te nemen dat bij transformatie naar verhard oppervlak 15% van deze toename aan verharding als extra water moet worden gerealiseerd. Reactie: Deze bestemming is als gevolg van het besluit dat Burgemeester en Wethouders vervallen. Daarmee behoeft de opmerking niet verder beantwoord te worden. d. Voor dempen en/of graven van water en aanbrengen overkluizingen is ontheffing keur nodig. Opmerking: Verzoek in de voorschriften bij het bestemming Water op te nemen dat voor het dempen en/of graven van water en voor het aanbrengen van overkluizingen een ontheffing van de keur noodzakelijk is. De aanleg van overkluizingen, zoals steigers, en woonboten moet voldoen aan het overkluizingenbeleid. Reactie: De opmerking dat voor het dempen en/of graven van water en voor het aanbrengen van overkluizingen een ontheffing van het keur noodzakelijk is hoort net als het moeten voldoen aan milieuvoorschriften e.d. niet in de voorschriften thuis. In de keur van het Hoogheemraadschap wordt ook niet verwezen naar de gemeentelijke regelgeving. Wel zal deze opmerking opgenomen worden in de Toelichting bij het bestemmingsplan onder paragraaf 6.1.3. Het maken van overkluizingen of het dempen van water is niet aan de orde. De bestaande oeververbindingen zijn opgenomen in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Verblijfsgebied”; nieuwe bruggen e.d. worden niet gepland. Bij woonboten mogen krachtens het bestemmingsplan voorzieningen ten behoeve van het afmeren worden gebouwd. Rechthebbenden zullen er door de gemeente op gewezen worden dat zij zich voor ontheffingen van de keur tot het Hoogheemraadschap dienen te wenden. e. Voor bestemmingsplanwijzigingen advies inwinnen bij de waterbeheerder in het kader van de watertoets. Opmerking: Verzocht wordt om in artikel 22 waar de wijzigingsbevoegdheden worden benoemd op te nemen dat voor een bestemmingsplanwijziging altijd advies moet worden ingewonnen bij de waterbeheerder in het kader van de watertoets. Reactie: In het artikel zal worden opgenomen dat bij het wijzigen van het bestemmingsplan altijd advies moet worden ingewonnen bij Het Hoogheemraadschap Rijnland in het kader van de watertoets. f. 15% extra water bij transformatie van onverhard naar verhard. Opmerking: Op pag. 4 van de toelichting (de Gebiedsvisie) staat dat er gestreefd moet worden naar een oppervlak gelijk aan 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak voor extra open water. Verzocht wordt aan te geven dat bij transformatie van onverhard naar verhard oppervlak 15% van deze toename aan verharding aan extra water moet worden gerealiseerd.
233
Reactie: Bij deze transformaties van onverhard naar verhard gebied zal minimaal 15% van deze toename aan verharding moet worden gerealiseerd aan extra water. Als dat niet op de locatie zelf kan worden gerealiseerd zal de vereiste oppervlakte elders moeten worden gezocht. g. In poldergebied geldt dezelfde eis van 15% bij transformatie van onverhard naar verhard als in boezemland Opmerking: Op p. 49 staat dat in poldergebied de eis geldt van minimaal 10% open water dan wel zoveel als uit nadere berekening noodzakelijk blijkt. In polderland geldt inmiddels dezelfde eis als in boezemland, 15% van de extra verharding bij transformatie van onverhard naar verhard als extra water realiseren. Reactie: Pagina 49 van de toelichting zal conform de wens van het hoogheemraadschap aangepast worden. In het poldergebied bevindt zich relatief weinig verharde oppervlakte. Dat moet ook zo blijven. Er kan hooguit gedacht worden aan een weggetje naar de gebouwen, een melkplaats e.d.. h. Het Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar 50% natuurvriendelijke oevers en stelt eisen aan talud. Opmerking: Het hoogheemraadschap verzoekt om aan de opmerking over 50% natuurvriendelijke oevers in stedelijk gebied toe te voegen dat ook aan de talud van alle nieuwe watergangen eisen worden gesteld. Reactie: Het betreft een aspect van uitvoering en beheer. De gemeente Leiden conformeert zich aan het beleid van het Hoogheemraadschap op het gebied van natuurvriendelijke oevers. De toelichting zal in bovenbedoelde zin worden aangevuld. i. Water in Stevenspark behoort ook tot polderwater. Het beheer berust op dit moment bij de gemeente Leiden. Opmerking: Verzoek in paragraaf 6.1.3. op te nemen dat oppervlaktewater in het Stevenspark ook tot polderwater behoort en het beheer hiervan op dit moment bij de gemeente Leiden berust. Reactie: Paragraaf 6.1.3. zal conform de opmerking worden aangepast. 7. Gasunie Gastransportleiding opnemen in bestemmingsplan. Opmerking: De Gasunie geeft aan dat in het plangebied een gastransportleiding, leidingnummer W-535-01, van het bedrijf ligt die niet als zodanig is aangegeven. De leiding is niet op de plankaart aangegeven en loopt in de uiterste zuidpunt van het bestemmingsplan op de grens met Voorschoten nabij de paardenhouderij door het plangebied. Verzocht wordt de leiding op de plankaart aan te geven, de aanwezigheid in paragraaf 6.12., “Planologisch relevante leidingen en straalpadverbindingen”, van de toelichting op te nemen alsook in de Voorschriften van artikel 21, “Leidingen (medebestemming) en voor veiligheidsafstanden contact op te nemen met het RIVM.
234
Reactie: De leiding is weliswaar op de plankaart aangegeven maar een aanduiding ontbreekt. Het plan zal op dit punt aangepast worden. De leiding zal ook worden vermeld in paragraaf 6.12. van de toelichting. In de voorschriften zullen bepalingen worden opgenomen om het planologisch aspect van deze leiding te regelen. 8. ProRail Vergunning voor bouwen nabijheid spoor en rekening houden met spoorgeluid. Opmerking: Voor het bouwen binnen 11 meter van het spoor of 6 meter vanaf de teen van het talud is een vergunning nodig. Bij het bouwen bij de Kleine Vink zal rekening moeten worden gehouden met spoorgeluid. Reactie: De opmerkingen over het bouwen en het geluid worden opgenomen in paragraaf 5.5. van de toelichting opgenomen. Overigens kan worden vermeld dat vooralsnog geen woningen gebouwd kunnen worden in de onmiddellijke nabijheid van de spoorbaan. De bestemming van het nabij de halte gelegen terrein is in het ontwerp bestemmingsplan ondergebracht in een wijzigingsbevoegdheid. Bij de uitvoering zal zo nodig rekening gehouden worden met het vereiste van een afzonderlijke vergunning. 9. Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Opmerking: De commissie heeft waardering voor de duidelijke opzet en leesbaarheid van het voorontwerp – bestemmingsplan. Positief is de commissie ten aanzien van het feit dat ontwerpend onderzoek is gedaan met het oog op de invulling van de ontwikkelingslocaties parallel aan het bestemmingsplan. Zij is echter kritisch ten aanzien ten aanzien van de diepgang van de analyse, de direct mogelijke uitwerkingen en status van de Verkenning Ontwikkelingen Stevenshof”. Reactie: De “Verkenning Ontwikkelingen Stevenshof” is opgesteld als een experiment in het kader van het voorontwerp – bestemmingsplan. Enerzijds als richtsnoer voor beroepsgebruikers anderszins als voorbeeld voor burgers. Bestemmingsplannen roepen over het algemeen bij een beperkt aantal burgers (ingewijden) een reactie op. Met de “Verkenning” is een poging ondernomen burgers op een tastbare en toegankelijke wijze te laten zien wat dit daadwerkelijk zou kunnen betekenen. De Verkenning zal geen onderdeel meer uitmaken van het ontwerp – bestemmingsplan. a) Haagse Schouwweg. Opmerking: De commissie vraagt zich af of ontwikkelingslocaties langs de Haagsche Schouwweg in het Morskwartier niet beter bij het naastgelegen plan betrokken kunnen worden. Reactie: Voor deze locaties zal een afzonderlijk plan worden gemaakt. Herziening van het bestemmingsplan Morskwartier laat echter nog op zich wachten. b) Conserverend deel. Opmerking: Het conserverende deel van het plan lijkt voldoende te worden beschermd. De losse bebouwing aan de Lotte Beesestraat lijkt voldoende te worden beschermd.
235
Reactie: In grote lijnen akkoord. Voor enkele locaties worden kleine omissies in voorontwerp gecorrigeerd. c) Schetsplannen Ontwikkelingslocaties. Opmerking: Er zijn de ARK geen schetsplannen voor de ontwikkelingslocaties bekend. Reactie: Bij het voorontwerp – bestemmingsplan is tevens de stedenbouwkundige studie “Verkenning Ontwikkeling Stevenshof” gevoegd. Hierin zijn stedenbouwkundige studies van de locaties opgenomen. Abusievelijk is de Verkenning niet meegezonden. De “Verkenning Ontwikkeling Stevenshof” is alsnog ter bespreking aan de ARK aangeboden. Inmiddels heeft de ARK daarop afzonderlijk gereageerd. De inhoud van het advies wordt in de bespreking hieronder meegenomen. De verkenning heeft overigens vooral tot doel gehad om de mogelijkheden van de locaties te verkennen en ook bewoners op een tastbare wijze te informeren over een mogelijkheid tot invulling van de opgenomen ontwikkelingslocaties. Zoals gezegd vergezelt de Verkenning het plan, zoals dat in ontwerp ter inzage wordt gelegd, niet langer. Het stuk heeft grotendeels zijn betekenis verloren als gevolg van het schrappen van de meeste ontwikkelingslocaties. De door de ARK gemaakte opmerkingen zullen een rol spelen als de nu geschrapte locaties in een latere fase en in ander planperspectief opnieuw aan de orde komen. d. Wijzigingsbevoegdheid het juiste middel. Opmerking. Men vraagt zich af of het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid wel het geëigende middel is om een ruimtelijke afstemming op de bestaande kwaliteiten te realiseren. Is hier een uitwerkingsverplichting niet juister. Reactie. Er is een principieel verschil tussen beide instrumenten: uitwerken of wijzigen. Bij uitwerken neemt de gemeente de verplichting op zich om binnen de planperiode tot herontwikkeling van een locatie over te gaan. Er kan op basis van een concept uitwerking eventueel onteigend worden. Bij wijzigen faciliteert de gemeente de ontwikkeling, maar wacht verder af wat rechthebbenden gaan doen. In beide gevallen wordt in het bestemmingsplan aangegeven binnen welke ruimtelijke en functionele kaders de herontwikkeling plaats moet c.q. mag vinden. Inhoudelijk behoeft er geen verschil te bestaan. De procedure rond uitwerken en wijzigen is ook nagenoeg gelijk. d) De Groote Vink. Opmerking: Over de ontwikkelingslocatie de Groote Vink wordt opgemerkt dat de bestemming een nogal grove ontwikkeling mogelijk maakt op een zo belangrijke plek in de stad. De vereenvoudiging van de verkeersstructuur wordt door de ARK ondersteund maar zou meer in samenhang met de bouwmogelijkheden ter plaatse bezien moeten worden. Er leven vragen over hoe de voorstellen zich verhouden tot het Park ter Wadding, of een openbare functie niet meer voor de hand ligt, de hoogteaccenten geen al te groot contrast vormen met het landgoed Ter Wadding, of hoogbouw wel letterlijk in de as van de Rijn moet staan, er zijn twijfels bij de analyse, de waterpartijen, de nogal willekeurige bebouwing en het ontbreken van samenhang tussen infrastructuur en bebouwing. Reactie: Het College is met de ARK van mening dat het hier om een belangrijke plek in de stad gaat. Mede naar aanleiding van de kritische reactie van de ARK maar vooral ook de
236
inspraakreacties van bewoners is besloten de locatie De Groote Vink uit het plan te halen en te bestemmen conform de huidige situatie. Wel zal in de Toelichting op het plan worden opgenomen dat de locatie in de toekomst voor bebouwing in aanmerking blijft komen. e) De Kleine Vink Opmerking: Bij de ARK leven vragen over de leisure functies in de plint, de verkeersafwikkeling, autoverkeer onder het spoor en uit het beeld raken van het station. Reactie: Het College heeft besloten de directe bestemming te laten vervallen met het oog op de aanleg van een mogelijke aftakking van de Rijnland route. De locatie zal met de bestemming Verblijfsdoeleinden in het plan worden opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid naar Gemengde Doeleinden. Leisure heeft vooral betrekking op diverse vormen van actieve vrijetijdsbesteding van sportschool tot bowlen. De verkeersafwikkeling zal te zijner tijd worden meegenomen in een op te stellen wijzigingsplan. Autoverkeer onder het spoor door is niet te verwachten. Het buiten beeld raken van het station is een aspect dat bij de uitwerking van het wijzigingsplan kan worden meegenomen. f) Montfoortpark Opmerking: Een goede analyse van de locatie ontbreekt. Voorgestelde bebouwing accentueert met bouwhoogte aan de overzijde brug maar verstoort continuïteit bebouwing langs de Rijnoever. Reactie: De positieve bestemming in het bestemmingsplan vervalt. Bebouwing zal plaatsvinden in de vorm van een vrijstellingprocedure of projectprocedure. g) Locaties Rijndijk bij de brug Opmerking: Een analyse van het karakter van de Oude Rijn in deze omgeving met bijpassende conclusie ontbreekt. Voor de Diastatische Fabriek is gekozen voor gesloten front en voor Hoogwerkerlocatie een bouwwijze haaks op de Rijn. Reactie: Hier wordt aangesloten op bestaande bebouwing. Tevens wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid de rivieroever weer openbaar toegankelijk te maken. Invulling van locatie bij vertrek fabriek met toepassing van een wijzigingsplan. Invulling kan in een wijzigingsplan Hoogwerkerlocatie nader worden aangegeven. h) Stevensbloem Opmerking: Voorgestelde uitbreiding aan parkzijde kan verkeerd uitpakken. Een functionele analyse van het winkelcentrum in relatie tot parkeren en routes ontbreekt. Reactie: De betere oriëntatie zal gezocht moeten worden in een op het park gerichte ruimte met verblijfskwaliteit als onderdeel van de centrale ruimte van het winkelcentrum. Sturing dient niet te worden gezocht in het bestemmingsplan. Daarin worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Goed overleg tussen initiatiefnemer en gemeente zal hier tot een goed resultaat moeten leiden, waarbij de gemeente als grondeigenaar partij is in het proces. De parkzijde maakt nu een desolate indruk. Parkeren, Bevoorrading en routes zijn in huidige situatie erg onbevredigend. In werkgroepverband wordt met de eigenaar hard gewerkt aan een
237
invulling van de uitbreidingsmogelijkheden aan parkzijde die de aantrekkelijkheid van het winkelcentrum kan verhogen. Daarbij wordt ook specifiek aandacht besteed aan bevoorrading, parkeren en ontsluiting. i) Koninkrijkszaal: Opmerking: Wat zijn de richtlijnen. Reactie: De Wijzigingsbevoegdheid komt te vervallen. De locatie krijgt in het bestemmingsplan een Groenbestemming conform de huidige situatie.
10. Kamer van Koophandel De Kamer van Koophandel heeft kennis genomen van bovengenoemd voorontwerp – bestemmingsplan en heeft hierop geen aanmerkingen. 12. Ministerie van Defensie. Het voorontwerp geeft geen aanleiding tot op- en/of aanmerkingen. 13. KPN. Het plan geeft geen aanleiding tot opmerkingen van KPN Vaste Net. De Straalpaden lopen buiten dit plangebied. 14. Gemeente Leiderdorp. Het plan geeft geen aanleiding tot opmerkingen. 15. Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Rijksdienst heeft aangegeven voor 6-06-2006 te berichten. Op telefonisch verzoek is een reactie ontvangen inhoudende dat een advies op of vóór 14 juli wordt verzonden. Een reactie is tot op heden niet ontvangen, zodat ervan uitgegaan wordt dat met het plan ingestemd wordt. 16. NS Commercie. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
238
Bijlage 1. Ecologisch onderzoek
1. Aanleiding en doel onderzoek Het bestemmingsplan maakt enkele ruimtelijke ontwikkelingen direct mogelijk. Onderzoeksplicht Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen geldt ingevolge het Besluit op de ruimtelijke ordening (artikel 9 Bro) een onderzoeksplicht naar de bestaande toestand van het gebied en naar de mogelijke, wenselijke ontwikkelingen in dat gebied. In dit bestemmingsplan zullen alleen de ontwikkelingen die direct mogelijk worden gemaakt worden behandeld. Overige ontwikkelingen, zoals ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid of een uit te werken bestemming mogelijk worden gemaakt, dienen in de desbetreffende wijziging of uitwerking te worden behandeld. Het onderzoek naar de effecten op natuurwaarden dient – op basis van lid 2 van artikel 9 van het Bro – mede betrekking te hebben op de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling. Op grond van de Flora- en faunawet mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van (in de wet gespecificeerde soorten) planten en dieren niet aantasten of verstoren. Is een dergelijke aantasting te verwachten, dan kan de ingreep slechts worden uitgevoerd nadat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) daarvoor ontheffing heeft verleend. Ontheffing De Minister van LNV kan ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen (art. 8 t/m 11 Ffw), indien aan bepaalde ontheffingscriteria is voldaan. Het is daarom van belang om in deze beoordeling aan te geven of aan deze ontheffingscriteria zal worden voldaan en daarbij zal tevens worden ingegaan op de vraag of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Indien de soorten zijn opgenomen in categorie I (algemene soorten) of II (overige soorten) van de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur, hoeft voor deze soorten geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor de soorten van categorie II (waaronder ook alle vogelsoorten) geldt de vrijstelling voor het aanvragen van een ontheffing alleen, indien aan de voorwaarden van de AMvB wordt voldaan (zoals het hebben van een door LNV goedgekeurde gedragscode). Categorie III betreft de extra beschermde soorten, zoals de soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Hiervoor geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten kan niet bij voorbaat ontheffing worden aangevraagd. Gebiedsbescherming Naast de soortenbescherming dient onderzocht te worden of gebiedsbescherming van toepassing is. Daarbij is het onderzoek in het bijzonder gericht op een eventuele aanwezigheid van speciale beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen kennen zowel een interne als een externe werking: indien een ruimtelijke ingreep in of in de nabijheid van een dergelijk gebied is voorgenomen, kan dit tot significante verstoring voor het gebied leiden. In Leiden wordt – naast de Europese richtlijnen – tevens rekening gehouden met de Leidse Ecologische Structuur.
Doel Samenvattend betekent dit dat inzicht moet worden verkregen in: de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten; tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat; de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden en de effecten van de ruimtelijke ingreep op deze gebied(en) en de natuurwaarden in deze gebieden.
2. Opzet beoordeling De opzet van deze beoordeling is als volgt. In paragraaf 3 wordt een korte beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied en omgeving en van de voorgenomen ruimtelijke ingreep. Paragraaf 4 en 5 geven een beschrijving van de aanwezige en de te verwachten natuurwaarden in het gebied. Deze gegevens zijn vervolgens geïnterpreteerd en beoordeeld in het licht van de voorgenomen ontwikkelingen. In paragraaf 6 worden de conclusies van de beoordeling vermeld. 3. Plangebied en voorgenomen ontwikkelingen In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de voorgenomen functiewijzigingen in het plangebied. Huidige situatie In deze ecologische toets wordt het bestemmingsplangebied Stevenshof behandeld. Het plangebied bestaat uit bebouwd gebied met parken en watergangen. Stevenshof wordt aan de zuiden westzijde begrensd door polders, terwijl de noord- en oostzijden op bebouwd gebied aansluiten. Binnen het bebouwd gebied van Stevenshof zijn echter ook natuurwaarden te vinden. Met name in en bij de watergangen, het park en in tuinen, maar naar verwachting ook in en om de gebouwen. Hierbij kan men denken aan vleermuizen en broedende vogels. Doordat het gebied vooral voor bewoning intensief wordt gebruikt en een deel aan drukbereden wegen ligt, is al sprake van enige mate van verstoring van de aanwezige natuurwaarden in het gebied door geluid en beweging. De aanwezige natuurwaarden zijn daarom gewend aan een hogere mate van activiteit. Bovendien komen natuurwaarden in bebouwd gebied vaak juist voor dankzij menselijke activiteiten (vleermuizen in spouwmuren, muurvegetaties of merels in een tuin), het is daarom niet per definitie zo dat alle natuurwaarden aangetast of verstoord worden door menselijk handelen. Ontwikkelingen In een plangebied zijn, zelfs als er geen (grote) ontwikkelingen gepland zijn, altijd kleine ontwikkelingen mogelijk, zoals de nieuwbouw of uitbreiding van een woning of de plaatsing van een schuur of dakkapel (mits het gebouw geen monumentaal pand betreft). Hierbij is een onderscheid aan te brengen tussen ingrepen waarvoor een vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd. In het kader van dit bestemmingsplan worden enkele functiewijzigingen mogelijk gemaakt, welke eventueel een effect hebben op de aanwezige natuurwaarden.
2
Werkzaamheden die worden uitgevoerd om ontwikkelingen mogelijk te maken, kunnen mogelijk aanwezige natuurwaarden verstoren of aantasten. Om deze reden dient − in het kader van de Flora- en faunawet − een ecologische toets uit te worden gevoerd om het effect van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk te kunnen maken. Indien het Vergunningplichtige ontwikkelingen betreft, kan een toets in het kader van de Floraen faunawet worden uitgevoerd tijdens de vergunningprocedure. Maar ook voor niet-vergunningplichtige werkzaamheden is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor het inzichtelijk maken van de effecten van de voorgenomen ontwikkeling en het voorkomen van significant negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. (Bouw)vergunningplichtige activiteiten Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de mogelijke ontwikkelingen in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en is niet doelmatig in het kader van het bestemmingsplan maar wél bij de aanvraag van de betreffende vergunning. In het kader van de vergunningaanvraag dient in ieder geval een verkennend onderzoek naar de beschermde dier- en plantsoorten te hebben plaatsgevonden. Afhankelijk van de activiteit en de periode kan het zijn dat er een ontheffing aangevraagd dient te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een vergunning die door de gemeente verstrekt moet worden: bijvoorbeeld kap-, bouw- en sloopvergunning. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingvergunning is de provincie het bevoegd gezag. Vergunningvrije activiteiten Diverse activiteiten zijn niet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen, regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten vallen buiten de directe verantwoordelijkheid van de gemeente of andere overheden. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in enkele gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten mogelijk in gevaar kan brengen. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met bijvoorbeeld de aanwezigheid van vleermuizen of broedende vogels in huizen, tuinen en in/op of onder daken. In de meeste tuinvijvers zijn amfibieën aanwezig, deze diergroep is beschermd en mag in principe niet verstoord worden zonder ontheffing. Ter voorkoming van negatieve effecten voor natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels (maart t/m juli) plaats te vinden. Daar waar er sprake is van vaste broedplaatsen (bijvoorbeeld van uilen of vleermuizen) is het noodzakelijk en tevens wenselijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden voorafgaand aan de werkzaamheden (mitigerende en compenserende maatregelen). In dergelijke situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet altijd noodzakelijk. De ontwikkelingen zijn vanuit het oogpunt van de flora en fauna in het algemeen als volgt te typeren: verwijderen van beplanting; slopen bestaande bebouwing; grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken en aanleg infrastructuur); bouwwerkzaamheden. Indien niet voorafgaand aan de werkzaamheden inzicht is verschaft in de ecologische effecten, loopt men het risico dat de werkzaamheden stilgelegd worden.
3
4. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming Stevenshof maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied en is eveneens niet nabij een dergelijk beschermd natuurgebied gesitueerd. Ook provinciale ecologische verbindingszones ontbreken in de nabijheid van het plangebied. De polders ten zuiden en westen van het bebouwd gebied, het Stevenshofpark en de watergangen behoren echter wel tot de Leidse Ecologische Structuur (LES) als ecologische / recreatieve groene routes en verblijfsgebieden. De LES is opgenomen in het ecologisch beleid van de gemeente en is geen beschermd natuurgebied, maar neemt toch een belangrijke plaats in binnen de stad. Op deze manier wordt de natuur volwaardig opgenomen in ruimtelijke projecten (gemeente Leiden, 2001). Beschikbare inventarisatie gegevens Natuurloket In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de beschikbare gegevens over het voorkomen van de diverse soortgroepen in het plangebied zoals vermeld bij het Natuurloket1). Stevenshof ligt in het zuidwestelijke deel van Leiden en wordt omringd door doorgaande wegen, spoor en de Oude Rijn. Ten westen van het plangebied ligt het Valkenburgse Meer en ten zuiden liggen veenweidegebieden. Het grootste deel van de omgeving bestaat echter uit bebouwd gebied. De deelplangebieden zijn gesitueerd in de kilometerhokken 90-462, 90-463, 91-462 en 91-463. De kilometerhokken bestaan voor het grootste deel uit stedelijk gebied, waarbinnen ontsluitingswegen, watergangen, parken, bebouwing, de Oude Rijn en polders vallen. De kilometerhokken zijn goed onderzocht op vaatplanten (o.a. in het kader van de inventarisaties van parken en begraafplaatsen), evenals broedvogels in het zuidoostelijke kilometerhok (natuurgebiedje Ter Wadding buiten het plangebied). Ook dagvlinders zijn redelijk tot goed onderzocht. Libellen zijn over het algemeen redelijk onderzocht. Zoogdieren zijn veelal matig onderzocht. De andere soortgroepen zijn niet of slecht onderzocht. Het Natuurloket geeft weer dat er diverse soorten vaatplanten die beschermd worden als gevolg van de Flora- en faunawet en diverse soorten van de Rode Lijst voorkomen in de kilometerhokken. Dit is mogelijk het geval in de plangebieden, maar ook andere gebieden behoren tot de kilometerhokken, zoals parken en landgoederen of begraafplaatsen. Naar verwachting gaat het om planten langs watergangen (dotterbloem en zwanebloem) en planten in parken of polders. In geen van dergelijke gebieden worden ontwikkelingen gepland, zodat beschermde plantensoorten niet worden aangetast. In alle plangebieden zijn waarnemingen gedaan van zoogdiersoorten die beschermd worden door zowel de Flora- en faunawet als die vermeld zijn op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit betreffen vleermuissoorten, naast enkele overige te beschermen soorten zoogdieren.
1
)
Het Natuurloket is een gezamenlijk initiatief van het Ministerie van LNV en de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). In de VOFF zijn Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's) verenigd. Het Natuurloket heeft als doel de toegankelijkheid van gegevens over de aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten in Nederland te vergroten (www.natuurloket.nl). De gebiedsinformatie is gebaseerd op waarnemingen die verzameld zijn door de PGO's.
4
Er wordt melding gemaakt van 30 soorten broedvogels in het zuidoostelijke kilometerhok, naar verwachting naar aanleiding van een inventarisatie in Ter Wadding, een natuurgebied. In ditzelfde kilometerhok is één soort amfibie waargenomen, die tevens staat vermeld op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit betreft naar verwachting een rugstreeppad, die mogelijk is gesignaleerd toen de woonwijk in de jaren ’70 en ’80 werd ontwikkeld. De pionierssituatie waar de rugstreeppad voorkeur aan geeft komt nu nagenoeg niet meer voor binnen het plangebied. De soort kan echter wel in de omgeving een leefgebied hebben, zoals in de polders ter plaatse van watergangen met kale oevers. Natuurgegevens Stevenshof is voor een groot deel verhard (bebouwing, wegen en parkeerplaatsen etc.) en het plangebied heeft relatief weinig groen, zoals dit bij veel stedelijke gebieden het geval is. Toch zijn hier naar verwachting natuurwaarden aanwezig die gekoppeld zijn aan menselijk gebruik. Daarnaast zijn natuurwaarden geconcentreerd in het park en in de groenstroken, al dan niet aan het water. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; Bergmans en Zuiderwijk, 1986; www.ravon.nl) zijn in de omgeving van de deelplangebieden de volgende soorten waargenomen: amfibieën: rugstreeppad, gewone pad en bruine kikker; zoogdieren: watervleermuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, egel, gewone bosspitsmuis, mol, bosmuis en konijn. De amfibieën zullen vooral verblijfplaatsen hebben in de bestaande groengebieden, met name langs de watergangen. Amfibieën kunnen alleen op land langs een watergang voorkomen, indien de watergang een redelijk flauwe oever heeft en niet beschoeid is. De kleine zoogdieren zijn grotendeels ook aan deze biotopen (groengebieden) gebonden. Met uitzondering van de vleermuizen: de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de meervleermuis hebben juist verblijfplaatsen in gebouwen met spouwmuren. De watervleermuis heeft verblijfplaatsen in oude bomen met holten. Vogelsoorten zijn te vinden in alle soorten biotopen, door de gehele kern. Dit betreffen soorten van bebouwd gebied, zoals kauw, kraai, zwarte roodstaart, spreeuw en huismus, maar ook van bos en struweel (in parken, tuinen, groensingels en begraafplaatsen), zoals winterkoning, koolmees, pestvogel, groenling, vink, scholekster, zanglijster, ekster, houtduif en roodborst. Langs de waterkant, op flauwe, onbeschoeide taluds kunnen wilde eend, waterhoen, meerkoet en fuut een verblijfplaats hebben. Alle vogelsoorten worden beschouwd als extra te beschermen soorten als gevolg van de Floraen faunawet, omdat de Vogelrichtlijn een zwaar beschermingsregime eist. Vleermuizen en de rugstreeppad worden eveneens als extra te beschermen soorten beschouwd, omdat zij zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Extra beschermde soorten mogen niet worden verstoord of aangetast, zonder eerst compenserende of mitigerende maatregelen te treffen en alternatieven te onderzoeken. Om verstoring en aantasting van extra beschermde soorten te voorkómen, dient voorafgaand aan de werkzaamheden maatregelen te worden getroffen. Voor de andere genoemde soorten zoogdieren en amfibieën geldt een dergelijk zwaar beschermingsregime niet, voor deze soorten moet alleen voorafgaand aan de werkzaamheden ontheffing te zijn aangevraagd (en verleend). Indien de soorten zijn opgenomen in categorie I (algemene soorten) of II (overige soorten) van de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur, hoeft voor deze soorten geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor de soorten van categorie II (waaronder ook alle vogelsoort) geldt de vrijstelling voor het aanvragen van een ontheffing
5
alleen, indien aan de voorwaarden van de AMvB wordt voldaan (zoals het hebben van een door LNV goedgekeurde gedragscode).
5. Verwachte effecten op natuurwaarden Onderzoek in verband met soortenbescherming Rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies, zoals nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke zijn binnen de huidige bestemming veelal mogelijk. Hierbij is een onderscheid aan te brengen voor ingrepen waarvoor een vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd (zie paragraaf 2.2 van deze bijlage). In het kader van dit bestemmingsplan worden functiewijzigingen mogelijk gemaakt, welke mogelijk een effect hebben op de aanwezige natuurwaarden. Het betreft: renovatie / uitbreiding winkelcentrum Stevensbloem; intensiveren woonbebouwing langs oever van de Oude Rijn; realiseren aantrekkelijke entree vanuit Leiden centrum (Ter Wadding) (verkeer); realiseren bebouwing bij stationslocatie. De ontwikkelingen zijn vanuit het oogpunt van de flora en fauna in het algemeen te typeren als: verwijdering van de beplanting; slopen bestaande bebouwing; grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken en aanleggen infrastructuur); bouwwerkzaamheden. Ervan uitgaande dat alle bebouwing in het plangebied Stevenshof dezelfde natuurwaarden herbergen, zullen bovenstaande ontwikkelingen in het algemeen worden besproken. Deze beschrijven de effecten voor alle ontwikkelingsgebieden. Verwijderen van de beplanting Het verwijderen van de beplanting kan leiden tot aantasting van het broed- en rustgebied van broedvogels en bepaalde zoogdieren. Ook kunnen amfibieën in hun winterbiotoop worden aangetast. Bovendien kunnen amfibieën, zoogdieren en vogels in de omgeving worden verstoord. De aantasting en verstoring zal naar verwachting tijdelijk zijn en in de omgeving is voldoende alternatief leefgebied, mede dankzij het beleid van de gemeente groene buffers te behouden en ingrepen die afbreuk doen aan deze natuurwaarden dienen te worden voorkomen. Mogelijk aan te tasten broedvogels zijn broedvogelsoorten van tuin, struweel en bos, waaronder winterkoning, merel en koolmees. Zoogdieren, zoals egel, gewone bosspitsmuis en konijn kunnen mogelijk worden aangetast bij het rooien van de beplanting. Indien bomen met holten worden verwijderd, kunnen zij verblijfplaatsen bieden aan de watervleermuis. Vleermuizen zijn extra beschermde soorten als gevolg van de Flora- en faunawet. Of de watervleermuis daadwerkelijk voorkomt in die boom, dient voorafgaand aan het rooien te worden onderzocht. In het struweel (langs water) kunnen amfibieën als gewone pad en bruine kikker worden verstoord. Voor genoemde vogelsoorten en vleermuizen, maar ook voor de overige te beschermen soorten zoogdieren is in de nabijheid van de locaties naar verwachting voldoende gelijkwaardig
6
leefgebied voorhanden, zodat van aantasting van de gunstige staat van instandhouding geen sprake is. Slopen bestaande bebouwing Het slopen van bebouwing kan eveneens leiden tot aantasting van het broed- en rustgebied van broedvogels en bepaalde zoogdieren. Ter plaatse van het verwijderde struweel worden soorten niet meer aangetast of verstoord. Amfibieën, zoogdieren en vogels in de omgeving kunnen door sloopwerkzaamheden worden verstoord. Mogelijk aan te tasten broedvogels zijn huismus, spreeuw, kauw, zwarte roodstaart en mogelijk gierzwaluw. Broedvogelsoorten van tuin, struweel en bos, waaronder winterkoning, merel en koolmees kunnen worden verstoord, aangezien deze in nabijheid van de te slopen bebouwing kunnen verblijven. Zoogdieren, die gebruik maken van bebouwing, zoals meervleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger, kunnen mogelijk worden aangetast bij de sloop. Vleermuizen zijn extra beschermde soorten als gevolg van de Flora- en faunawet. Deze soorten maken het gehele jaar gebruik van gebouwen. Of bovengenoemde soorten daadwerkelijk voorkomen op de ontwikkelingslocaties en in welke mate zij gebruik maken van de bebouwing, is onduidelijk. Overige zoogdiersoorten maken geen gebruik van de bebouwing, mogelijk wel van tuinen en groengebieden, zoals egel en gewone bosspitsmuis en kunnen worden verstoord door de werkzaamheden. Indien groengebieden aan water grenzen, kunnen ook amfibieën als rugstreeppad, gewone pad en bruine kikker worden verstoord. Of de extra beschermde soort rugstreeppad daadwerkelijk momenteel aanwezig is, is nog onbekend. Aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van deze soort wordt aangeraden vlak voordat de werkzaamheden ter plaatse starten. Voor genoemde vogelsoorten en vleermuizen, maar ook voor de overige te beschermen soorten zoogdieren is in de nabijheid van de locaties naar verwachting voldoende gelijkwaardig leefgebied voorhanden, zodat van aantasting van de gunstige staat van instandhouding geen sprake is. Grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken) Nadat bebouwing of beplanting is gesloopt, zullen de grondwerkzaamheden voor het bouwrijp maken naar verwachting niet meer leiden tot aantasting of extra verstoring van aanwezige te beschermen soorten zoogdieren, amfibieën of broedvogels in de omgeving, met uitzondering van zoogdiersoorten, die onder de grond verblijven, zoals de mol. Voor de rugstreeppad, die in de omgeving voorkomt en voorheen naar verwachting ook binnen het plangebied, ontstaat bij grondwerkzaamheden een geschikt biotoop: kale zanderige ondergrond met eventueel plassen of nabij sloten en waterpartijen. Deze soort kan zich derhalve gaan vestigen op een locatie waar grondwerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien de grondwerkzaamheden direct aansluiten op de vervolgwerkzaamheden, zoals de bouw, wordt voorkomen dat de rugstreeppad een verblijfplaats zal vinden op een van de bouwplaatsen. Bouwwerkzaamheden Ook het bouwen van de woningen zal, indien deze werkzaamheden aansluiten op de grondwerkzaamheden, niet leiden tot extra verstoring van de te beschermden diersoorten.
7
6. Conclusie en samenvatting Conclusie Op grond van de beschikbare gegevens en de uitgevoerde beoordeling zijn de volgende conclusies getrokken. Gebiedsbescherming Stevenshof maakt geen onderdeel uit van een groen- of natuurgebied. Provinciale ecologische verbindingszones ontbreken in de nabijheid van de deelplangebieden. Delen van Stevenshof vallen echter wel in de Leidse Ecologische Structuur (LES). De LES is opgenomen in het ecologisch beleid van de gemeente en is geen beschermd natuurgebied, maar neemt toch een belangrijke plaats in binnen de stad. Extra te beschermen soorten De werkzaamheden in het plangebied leiden tot mogelijke aantasting van de verblijfsgebieden en/of verstoring van de volgende extra te beschermen soorten: broedvogels: alle vogelsoorten met een verblijfplaats in of nabij de plangebieden, te weten soorten van stedelijk gebied en soorten van bos en struweel; zoogdieren: meervleermuis, watervleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger (mogelijk); amfibieën: rugstreeppad (mogelijk). De aantasting en verstoring van de vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (maart t/m juli) te laten starten. Ontheffing van het Ministerie van LNV is niet mogelijk voor vogels. Voor de andere extra beschermde soorten (vleermuizen en rugstreeppad) dient voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijkheid te zijn over de aanwezigheid van de soorten in het plangebied. Indien deze aanwezig zijn, moeten vervangende verblijfplaatsen worden gerealiseerd voordat men met de werkzaamheden kan aanvangen. Aanvullend onderzoek Of de vleermuissoorten vaste verblijfplaatsen (onder andere kraamkolonies) in (een van de) te slopen gebouwen of te rooien bomen met holten hebben, is onbekend. Aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen in het plangebied voor vleermuizen wordt aanbevolen (voorjaar). Ook voor de rugstreeppad wordt vlak voorafgaand aan werkzaamheden (grondwerkzaamheden) aanbevolen onderzoek te doen naar de aanwezigheid van de rugstreeppad. Overige beschermde soorten De werkzaamheden in het plangebied leiden tot mogelijke aantasting van de verblijfgebieden en/of verstoring van de volgende overige te beschermen soorten: zoogdieren: egel, mol, gewone bosspitsmuis en konijn; amfibieën: gewone pad en bruine kikker. Deze soorten komen algemeen voor in Nederland. De verwachting is dat met de in dit bestemmingsplan behandelde ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in het geding komt, omdat genoemde soorten (indien zij verstoord worden) slechts tijdelijk worden verstoord. Nabij de deelplangebieden is voldoende gelijkwaardig leefgebied voorhanden. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten is niet noodzakelijk.
8
Ontheffing/AMvB Een ontheffing van het ministerie van LNV is nodig voor zoogdieren: egel, mol, gewone bosspitsmuis en konijn; amfibieën: gewone pad, kleine watersalamander en bruine kikker. In redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Samenvatting Aantasting (van het leefgebied) en verstoring van extra beschermde soorten (vogels) dient te worden voorkomen door buiten het broedseizoen (maart tot en met juli) te starten met werkzaamheden. Aanvullend onderzoek wordt aanbevolen voor vleermuizen. Ontheffing voor de Flora- en faunawet van het Ministerie van LNV is noodzakelijk voor overige te beschermen soorten zoogdieren en amfibieën binnen het plangebied. De Flora- en faunawet zal naar verwachting de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. 7. Literatuur • • • • • • • • • • • • •
Bergmans, W. en A. Zuiderwijk (1986): "Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen" Boer, T.E. den, Majoor F.A. (1994): “Vogels onder dak” (Vogelbescherming) Broekhuizen et al (1992): "Atlas van de Nederlandse zoogdieren" Gemeente Leiden (2001): "Grootschalig Groen In en Om de Stad, het vervolg", Dienst Milieu & Beheer Gemeente Leiden (1990): “Wandeling langs de groene Leidse singels” Gemeente Leiden (2003): “Uitvoeringsprogramma Ecologisch Beleidsplan gemeente Leiden 2002 – 2005”, dienst Milieu & Beheer, sector wijkbeheer Groos, J. (2003): “Leiden Lekker Wild, Over natuur in de stad”, gemeente Leiden Grontmij (2003): “Ecologisch toetsingskader voor stedelijke projecten Leiden”, gemeente Leiden Limpens, H. e.a. (1997): “Atlas van de Nederlandse vleermuizen” Provincie Zuid-Holland, 1997. Kaart “Provinciale ecologische Hoofdstructuur, situatie per 11-1997”. Provincie Zuid-Holland, 1996. Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, aanwijzingen voor inrichting en beheer. SOVON (2002): "Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998 - 2000" www.minlnv.nl/thema/groen/natuur/natura2000 www.natuurloket.nl
9
Bijlage 2. Bedrijveninventarisatie
Bedrijvenlijst bestemmingsplan Stevenshof Datum: 23 augustus 2006
Nr.
Adres
Huisnr
Bedrijfsnaam
Bedrijfsactiviteit
1
A Teding v Berkhoutstr Alexandrine Tinneplein Alexandrine Tinneplein Anne Frankweg Beppy Nooijstraat Carry van Bruggepad Christine Baderpad
34
NUON onderstation O
pompstation svw
8-10.
Snackgigant Plein 10
snackbar
553
96-108. Chin Rest Alexander
restaurant
553
39 6 2 201
NUON onderstation D NUON onderstation J Speeltuin Ver Stevenshof NUON
pompstation svw pompstation svw speeltuinvereniging met kantine gasdrukstation
21
NUON onderstation L
pompstation svw
10
Cornelie v. Zantenstraat Dobbedreef
1A
ijsclub, kantine
10A
Dobbedreef
1A
Ijsclub Rijndijk/HogeMors Ijsclub
2 3 4 5 6 7
SBI code
Cat. (richt)afstand woningen 41 2
opmerkingen 30 30
2 30
41 41 5551
2 2 2 2
30 30 30
ge
1
10
41
2
30
5551
2
30
92
4
en 9
ijsclub
300 gebruik komt sporadisch voor
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 23
Dobbedreef Etta Palmstraat Guurtje Riemenshof Haagsche Schouwweg Hadewychlaan Hadewychlaan Hadewychlaan Ina BoudierBakkerplein Jo de Clerstraat Kenauweg Kenauweg Kenauweg
1B 19 24 14
9261 41 41 553
3.1 2 2
50 30 30 30
11 15 17 3
EZH Tackenberg Met. M.J. Hoogeveen R. van der Grijp
hulpketel svw groothandel metaalfabriek tandarts
40 5154 281 8513
1 1 2 3
NUON onderstation C St. Dierentehuis Leiden H.W.S. Verhuur Gemeent. op- en overslag Profile Tyrec. Onderwater Loek den Elzen Bas Menken Bowling
pompstation svw dierenasiel machineverhuur containerwisselplaats, milieustraat bandencentrum
41 9305 713 90
2 3.2 3.1 3.2
30 100 50 100
502
2
30
5139 9261.2 731
2 2 2
30 30 30
514 45 33 45
2 3.1 2 3.1
514
2
Kenauweg
6
25 N N
Kenauweg Kenauweg
10 10
Kenauweg Kenauweg Kenauweg Kenauweg
11 14 15 18
Kenauweg Kenauweg
19 21
29
61.2 tennispark pompstation svw pompstation svw hotel-restaurant
2 3.2 3.1 3.2 1
24
26 27 28 N
Rijndijk/HogeMors Tennispark Stevenshof NUON onderstation P NUON onderstation Q Het Haagsche Schouw
grooth. Horeca Bowlingcentrum Testen van onderzoeksapparatuur (natuurwet. speur- en Leiden Cryogenics ontwikkelingswerk) Kühn drogi/parfu grooth. drogisterij Aannemer M. W. Meijer aannemersbedrijf Tandtech Van Bemmel tandtechnisch lab ADVLO terrazzo bedrijf, werkplaats, Vloerafwerkingen opslag Xtac Analytical groothandel
100 50 100 10
00.2
2
30 50 30 50 cat 3, maar werkelijke geluidbelasting veel lager 30
30 31 N 32 33 34 N N
Kenauweg Kenauweg
22 24
Kenauweg Kenauweg Kenauweg Kenauweg
24 25 26 31
Kenauweg
34
35 62 36
Kenauweg 27-29 Mary Zeldenrustweg 1 Nieuweweg Ommedijkseweg 24
37
Rijndijk
26
38 N 40 41 49 43 45 47 48 39 42
Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk Rijndijk
44
Rijndijk
72 72 156 156 178 206 238 292 304 112A 188190. 210A
Poeliersbedrijf H. Bayer kippenverwerking J. Lagerberg goederentransport groothandel Diastatische Producten voedingsmiddelen Delonghi Nederland opslag goederen J. Lagerberg groothandel Wagemaker steenbewerking Natuursteen GEJA Steigerbouw BV Steigerbouw T.C. Duivestein Techniek Groothandel telecom NUON onderstation M pompstation svw Le Pen-Aubert fok- en africhtstal Autodemontage De autosloperij Graaf RG Prescott's meubelmaker Finewood Slagerij Van der Poel slagerij Slagerij Van der Poel Slagerij Diastatische Produkten moutextractfabriek NUON gasdrukstation Aannemer M.W. Meijer aannemersbedrijf TJ. P. van Kampen transportbedrijf H. van den Berg oliehandel Smederij J. van Dijk smederij Fa. van Rooijen transportbedrijf Jachtwerf Albatros jachtwerf Van Tol's Carwash autowasbedrijf De Kler
aannemersbedrijf
5123 514 5138
3.2 2 2
100 30 30
45 514
3.1 2 3.2
50 30 100
3.1 2
50 30
267 45 517 41 122 5157 361 5222 5222/3 1561 geen 45 6024 5155.1 284 6024 351 50 20.5 45
2 3.1 3.2
30 50 in buitengebied, 300 m van woningen 100
3.2
100
2 2 4 1 3.1 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 2
30 30 200 10 50 100 100 100 100 100 30
3.1
50
3
46 50 52 53 54 55 57 51 58 61
Rijndijk Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem Stevensbloem (IBBpln) Stevenshofdreef
238A 5 37 167 169 173 173 11-21. 0
Gebroeders de Wit Stevenshof Hulst, Peter van Prijzenslager Slender You Coresdé Digros multimarkt Digros vlees Albert Heijn Polane, L.
autoschadeherstel snackbar fietshandel slagerij zonstudio kruidenier slagerij supermarkt vis en schaaldieren
0
Gemeente Leiden
rioolgemaal
5020.4 52 527 5222 9304 5211 5222 5211 5222
automobielbedrijf tankstation
505
2
30
505
2
30
5020.5
2
30
1
Fred van Tongeren Auto Tankstation Stevensdreef Tankstation Stevenshof B.V. Tankstation Stevenshof B.V. Apotheek Stevenshof
Wasstraat apotheek
52
1
10
15
NUON onderstation K
pompstation svw
41
2
30
4
Buurthuis Stevenshof
buurthuis
91
3.1
50
90
2
30
Stevenshofdreef
150
60
Stevenshofdreef
152
N
Stevenshofdreef
152
63 64 65
Theda Mansholtstraat Therese Schwartzestraat Trix Terwindtstraat
30
gee n 501 2
59
Stevenshofdreef
100 10 10 30 30 30 30 30 30
ge
en
N
3.2 1 1 2 2 2 2 2 2
152
30
Motorbrandstofverkoop
33.1 Vinkweg
0
Hoogheemraadschap Rijnland
Poldergemaal 01
= Horeca
4
5
Bijlage 3. Toelichting op de staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie) al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen. Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde "basiszoneringslijst"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de basiszoneringslijst van de VNG op de volgende punten nader bewerkt en aangevuld: De VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de Staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. Criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte lijst deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. De richtafstanden uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:
categorie 1:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen (afstandsindicatie 50 tot 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn (afstandsindicatie 200 tot 300 m).
categorieën 5 en 6:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).
Afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-publicatie richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten (behalve gevaar) door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuvergunningenspoor ook bij kleinere afstanden goed kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); de richtafstanden worden voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een afwijking van de richtafstanden veelal gewenst is. De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moet de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd.
gebiedstype toegestane afwijking motivatie 1a. gebied waar functiemenging verlaging richtafstanden kortere afstand is aanvaardbaar wordt nagestreefd (bijv. met 1 afstandsstap in het belang van functiemenging
2
nieuw woongebied met toevoeging van bedrijvigheid)
(levendigheid, handhaving bestaande woningen)
1b. verspreid gesitueerde idem woningen in een gebied met functiemenging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijv. gesitueerd langs drukke wegen)
er is al sprake van een verhoogd hinderniveau
2.
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige natuurgebieden geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
stiltegebied/verstoringsgevo elig natuurgebied
verhoging richtafstanden met 1 afstandsstap
Opzet van de Staat De Opzet van de Staat is overgenomen van de VNG-publicatie. Hiervoor is, net als in de VNGpublicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de Staat aangegeven (maatgevende) milieuaspecten. Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde vrijstellingsmogelijkheid een categorie lager in te delen. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieube-
3
lasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
4
Bijlage 4. Horecainventarisatie
adres Alexandrine Tinneplein Alexandrine Tinneplein Haagsche Schouwweg
huisnum mer 8-10. 96-108.
14
Stevensbloe 5 m
bedrijfsnaam activitei t Snackbar snackba Plein 10 r Chinees restaura Restaurant nt Alexander Het hotelHaagsche restaura Schouw nt Stevenshof snackba r
horecacateg toelaatbaar orie heid II II III
III
VI
II en IV
II
II
opmerkin gen
Bijlage 5. Verslag inspraakbijeenkomst
Gehouden op dinsdag 9 mei 2006 buurthuis Stevenshof, Trix Terwindestraat 4 in Leiden. Aanwezig: de heer A. de Jong De heer B. Braamskamp De heer J. Nijland Mevrouw M. Luijendijk
Beleidsmedewerker afd. Ruimtelijk Beleid (Voorz.) Beleidsmedewerker afd. Ruimtelijk Beleid Beleidsmedewerker Stedelijk Ontwerp afd. Ruimtelijk Beleid (verslag)
Voorts waren in de zaal ca. 135 belangstellenden en 2 bij het bestemmingsplan betrokken ambtenaren aanwezig.
Verslag. 1. Opening. De heer De Jong opent de bijeenkomst en heet alle aanwezigen welkom. Momenteel ligt het voorontwerp bestemmingsplan Stevenshof ter inzage. De inspraakprocedure voor het voorontwerp loopt van 10 april 2006 tot en met 22 mei 2006. Tot die datum kunnen reacties op het voorontwerpbestemmingsplan worden ingediend bij het college van B&W. Van deze avond wordt een verslag gemaakt. Alle opmerkingen / suggesties die deze avond naar voren zijn gebracht, worden meegenomen als inspraakreacties. Aan de aanwezigen die hun naam en adres op de presentielijst schrijven, wordt het verslag van de avond toegestuurd. De heer De Jong stelt de aanwezige beleidsmedewerkers voor. 2. Algemene toelichting op het plan door de heer Braamskamp. De heer Braamskamp vertelt dat een bestemmingsplan een looptijd heeft van 10 jaar. Niet alle toekomstige ontwikkelingen zijn over zo’n periode niet te voorzien. De nu bekende ontwikkelingen zijn in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen en met mogelijke ontwikkelingen is zoveel mogelijk rekening gehouden. Hij geeft van alle ontwikkelingslocaties in het kort de belangrijkste wijzigingen aan. De procedure van het bestemmingsplan is als volgt: • Voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gedurende 6 weken inspraakreacties naar het college 10-4-’06 t/m 22-5-‘06 • ontwerp ter inzage gedurende 6 weken zienswijzen naar de gemeenteraad dec.’06 - jan.’07 • vaststelling door de Raad ter goedkeuring toezenden aan Gedeputeerde Staten ter inzage gedurende 6 weken bedenkingen naar Gedeputeerde Staten maart ‘07 • goedgekeurd bestemmingsplan ter inzage gedurende 6 weken
6
•
beroepschriften naar Raad van State Raad van State beslist tav beroepen (max. 1 jaar) onherroepelijk bestemmingsplan
Tot slot belicht de heer Braamskamp de kenmerken van de verschillende bestemmingen. Een tijd geleden is hier in het buurhuis een druk bezochte informatieavond over de N11 gehouden. In regionaal en provinciaal verband worden de verschillende varianten bekeken. Naar verwachting zal over 1 á 1,5 jaar de keuze voor een variant genomen zijn. De gemeente Voorschoten is van mening dat de plannen voor De Groote Vink de aanleg van de Voorschotense variant voor de N11 onmogelijk maken. De gemeente Leiden zal het voorontwerp, waar nodig, aanpassen op locaties waar op een keuze wordt vooruitgelopen. 3. Presentatie ontwikkelingslocaties door de heer Nijland De heer Nijland is stedenbouwkundige. Hij behandelt alle ontwikkelingslocaties vanuit de stedenbouwkundige visie. Hij vertelt welke plannen voor de verschillende locaties bekend zijn. Per locaties vertelt hij het aantal geplande woningen en de ideeën over de inrichting/randvoorwaarden. 4. Presentatie Servicepunt Bouwen en Wonen door mevrouw Van Houten. Mevrouw Van Houten van het Servicepunt Bouwen en Wonen vertelt dat iedereen die na deze avond nog vragen heeft over de voorschriften en de plankaarten van het voorontwerp bestemmingsplan Stevenshof terecht kan bij het Servicepunt in het atrium van het Stadsbouwhuis. Het voorontwerp bestemmingsplan ligt ook bij het Servicepunt ter inzage. 5.Pauze 6. Gelegenheid tot het stellen van vragen. Een inspreker heeft enkele vragen over het voorontwerp. Hij vraagt waarom de gemeente niet eerst met de provincie is gaan overleggen over de plannen t.a.v. de N11, zodat deze in het bestemmingsplan verwerkt kunnen worden. De heer Braamskamp antwoordt dat het huidige bestemmingsplan oud is en vernieuwd moet worden. De planvorming rond de N11 is een proces dat al jaren loopt. Op dit moment is nog helemaal niet duidelijk waar de weg komt te lopen. Wanneer in een volgende fase van het opstellen van het bestemmingsplan meer duidelijk is over het racé van e N11 kunnen ontwikkelingen in het plan worden verwerkt. De gemeente heeft plannen om meer woningen te bouwen in de wijk. Inspreker verwacht nog meer druk op de nu al dicht slippende wegen en nog minder ruimte voor de jeugd om vrij te bewegen in hun eigen wijk. De heer Braamskamp vertelt dat de inrichting van wegen niet in een bestemmingsplan te regelen is. De afdeling verkeer van de gemeente heeft de woningbouwplannen op vervoersaspecten bekeken. Inspreker is van mening dat de wijk Stevenshof aan makelaars wordt verkocht. Verplicht de gemeente de bouwers mee te helpen de wegen aan te passen en het parkeerprobleem op te lossen? De heer Braamskamp antwoordt dat vanaf 1983 de Stevenshofjespolder is volgebouwd van polder tot woonwijk. De overgebleven terreinen zijn meest particulier eigendom. Wanneer er nieuw gebouwd gaat worden zal er op eigen terrein moeten worden voorzien in voldoende
7
parkeervoorzieningen. Daarbij zullen voor de verschillende functies (landelijke) parkeernormen als richtlijn gelden zoals deze zijn geformuleerd door de CROW. De aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein maakt het bouwen wel duur, zodat veelal woningen uit het duurdere segment gerealiseerd kunnen worden. Waarschijnlijk heeft dit een ‘doorschuif effect’ en komen daardoor later ook goedkopere woningen vrij. Inspreker merkt op dat er al een weg is die naar het Valkenburgse meer leidt. Een nieuwe brug aanleggen is niet nodig. De heer De Jong antwoordt dat de aanleg van de brug goed past in het het provinciaal fietsroutenetwerk. De heer Hanevelt geeft aan dat in het bestemmingsplan Morskwartier , vastgesteld in 1997, voor het Rijkswaterstaatterrein was opgenomen dat maximaal 50% onbebouwd zou blijven en maximaal 40 woningen gebouwd zouden worden. In dit voorontwerp zijn 80 woningen gepland op het terrein. Zijn tweede vraag betreft het ontbreken van de huidige groenstrook rond het Rijkswaterstaatterrein op de plankaart. De heer Braamskamp merkt op dat het aantal woningen helder in het voorontwerp bestemmingsplan zijn opgenomen. Niets is voor de eeuwigheid en in de loop der tijden wijzigen inzichten. De behoefte aan woningen is momenteel groot. Daarom is de bebouwingsdichtheid verhoogd. De heer Hanevelt merkt op dat drie jaar geleden toen het complex Rijnstede te koop werd aangeboden, de kopers –schriftelijk- is voorgehouden dat er op het Rijkswaterstaat terrein één appartementengebouw zou komen van maximaal 40 woningen. Hierop baseerden mensen de aankoop van een huis. De heer De Jong merkt op dat de gemeente door de hele stad heen zoekt naar woningbouwlocaties. De bouw hiervan is altijd in afwijking van de bestaande bestemmingsplannen, oude en nieuwere. In deze fase heeft de gemeente bekeken wat stedenbouwkundig verantwoord op deze plek mogelijk is. Hier wijkt men af van een nieuwer bestemmingsplan. Hij zegt toe dat de opmerking van de heer Hanevelt serieus meegenomen zal worden in de volgende fase van het bestemmingsplan Stevenshof. Mevrouw Bach heeft bezwaar tegen de hoogteaccenten in het plan m.n. bij Haagse Schouw 16. De Stevenshof heeft nog een groen karakter. De binnenkomst in deze groene wijk langs een toren van 60 meter hoog vindt zij niet logisch. De heer Nijland vertelt dat de plek een schakelplek zal worden tussen A44, Morskwartier en Stevenshof. Door de hoogbouw is een parkachtig gebied mogelijk. De heer Braamskamp merkt op dat de huidige bestemming wonen en groen is. Op het gebied ligt een wijzigingsbevoegdheid – de bouw van de toren is een mogelijkheid, geen plicht. De bestemming wordt gemengde doeleinden. Hierbinnen zijn verschillen functies mogelijk, bijvoorbeeld kantoor, leisure, hotel of maatschappelijke voorzieningen. Zo dicht bij de Rijksweg kunnen geen woningen gerealiseerd worden. Mevrouw Jekel woont tegenover station De Vink in Voorschoten. Als de plannen uit het voorontwerp gerealiseerd worden, gaat zij aankijken tegen een boven het spoor uitstekende flat van 27 meter hoog over de hele breedte met een hoogteaccent van 50-60 meter hoogte. In de toren zijn kantoren gepland. Is er wel zoveel behoefte aan kantoorruimte? Het gebouw komt op het huidige parkeerterrein. Komen er parkeerplaatsen onder het nieuwe gebouw, zodat de parkeerdruk in Voorschoten niet toeneemt? Onder het spoor loopt een weg die nu alleen door bussen gebruikt wordt. Wordt deze weg opengesteld voor alle verkeer?
8
De heer Braamskamp vertelt dat het parkeerterrein in het huidige bestemmingsplan de bestemming kantoor heeft. Nu is deze ontwikkelingslocatie ruim bestemd en zijn verschillende functies mogelijk. Gebouwen langs het spoor zijn meestal hoge gebouwen. Het voorontwerp maakt op deze locatie alleen in principe een gebouw mogelijk. De aangegeven hoogte is maximaal, het is niet gezegd dat zo hoog wordt gebouwd. Het gebruik van de weg onder het spoor blijft naar verwachting gelijk, namelijk gebruik voor openbaar vervoer en langzaamverkeer. Op dit moment is gebruik door de bus komen te vervallen. Voor de toekomst is gebruik door de bus echter niet uitgesloten. Parkeervoorzieningen zullen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Mevrouw Bach benadrukt dat zij en mevrouw Jekel hun zorg uitspreken over de maximale bouwgrens, die mogelijk wordt gemaakt. Mevrouw Jekel vraagt of bij de plannen voor De Groote Vink rekening gehouden is met de toename van verkeersdrukte? Zal in de volgende fase van het bestemmingsplan ook een folder verspreid worden? De heer Nijland antwoordt dat de afdeling verkeer de plannen rond De Groote Vink heeft beoordeeld. In de plannen is ruimte gemaakt om de verkeersstromen op te vangen. De heer Braamskamp vertelt dat in de volgende fasen van het bestemmingsplan alleen een publicatie in de huis-aan-huis-krant zal worden geplaatst en geen folder wordt verspreid. Mevrouw Keizer spreekt namens Heemschut. Bij Ter Wadding is de verkeersafwikkeling niet duidelijk op de plankaart te zien. De ensemblevorming wordt schade toegebracht door de omvang en de veelheid van de bebouwing. Hoeveel woningen wordt gedacht en hoe groot is het gebied? De heer Nijland antwoordt dat 120-150 woningen zijn gepland. De grootte van het gebied weet hij niet uit zijn hoofd. Deze informatie zal hij naar mevrouw Keizer sturen. N.B. Het terrein is 3,3 hectare . De heer De Jong brengt naar voren dat de gemeente streeft de groene setting van Ter Wadding naar de Rijn door te trekken. Naast de hoogbouw blijft ruimte voor groen en water. Mevrouw Keizer merkt op dat de waardering voor het gebied voortkomt uit de menselijke maat die Ter Wadding heeft. Na de bouw van de hoge gebouwen is deze beleving misschien verdwenen en constateert men dat de gebouwen te hoog zijn. De heer Ketelaar woont in de buurt van de Diastatische. Voor het terrein van de Diastatische is een wijzigingsbevoegdheid in het voorontwerp opgenomen. De huidige functie blijft gehandhaafd tot van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. In het oude bestemmingsplan had het gebied van de Diastatische een bebouwingspercentage van 70%. In dit voorontwerp is dat 80%. Het gebied van Meyer en van der Plas had 30% bebouwing en heeft nu geen percentage meer zodat deze bedrijven kunnen uitbouwen. Onlangs is d.m.v. een rechtszaak voorkomen dat Meyer gaat bouwen. Op grond van dit voorontwerp zal een uitbreiding van het bedrijf wel mogelijk worden. De heer De Jong geeft aan dat de gemeente stimuleert dat het bedrijf zijn activiteiten eindigt. Hij zegt toe de bebouwingspercentages en –grenzen nauwkeurig te bekijken. In het algemeen mag een particulier binnen de grenzen van de redelijkheid uit te breiden. Soms zijn de uitbreidingsgrenzen bereikt. De heer Ketelaar vertelt dat het vele verkeer dat gebruik maakt van de brandgang een gevaarlijke situatie schept. In de uitspraak van de rechtbank is gevraagd hier naar te kijken. De heer Braamskamp merkt op dat de gemeente al lang in gesprek is met de heer Ketelaar over de huidige situatie. Na vertrek van de Diastatische kan het gebied een aantrekkelijk
9
karakter krijgen. Het gebied heeft een wijzigingsbevoegdheid, omdat er nog geen concrete plannen zijn. De heer Ketelaar stelt voor het gebied een woonbestemming te geven. Dan is verzekert dat de Diastatische niet meer kan uitbreiden. De heer Braamskamp antwoordt dat de gemeente heeft gekozen voor het positief bestemmen van de huidige bedrijfsgebouwen maar geen uitbreidingsmogelijkheden wil bieden. De heer De Jong voegt hieraan toe dat intern besproken wordt of de gemeente zich actiever kan opstellen. Dit is geen belofte. Als dit niet lukt, zal de reden in de inspraaknota aangegeven zijn. Mevrouw Nabbe citeert uit de Welstandnota, waarin staat dat het Klooster en Kerk aan de Rijndijk behouden moet blijven. In dit voorontwerp wordt de kerk beschermd maar het klooster niet. Het klooster is ook geen beeldbepalend pand. De heer Braamskamp brengt naar voren dat de mening van de monumentencommissie is gewijzigd en er is geadviseerd het klooster aan te wijzen als gemeentelijk monument. Het bestemmingsplan zal op dit punt aangepast worden. De heer Schuur merkt op dat het fietspad ten zuiden van Stevensbloem niet meer op de plankaart staat, dat de parkeerplaats bij station De Vink een ideale plek is voor een fietsenstalling voor de forensen en dat een fietsbrug over de rijksweg direct naar het Valkenburgse meer voor fietsers zeer goed zou zijn omdat het drukke verkeersplein zo vermeden kan worden. Hij merkt op dat een reconstructie van verkeersplein Ter Wadding het oversteekprobleem van de fietser kan oplossen. De heer Braamskamp vertelt dat het fietspad bij Stevensbloem blijft. Bij de bouwplannen bij De Vink zal rekening gehouden worden met een fietsenstalling. Een fietsenstalling zal aan de (juridische) voorwaarden voor het gebied worden toegevoegd. De gemeente zou ook graag een fietsbrug over de rijksweg aanleggen, maar op dit moment is daar geen geld voor. De brug is als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De nieuwe inrichting van verkeersplein Ter Wadding is een uitvoeringszaak en niet in een bestemmingsplan te regelen. Hij zal de opmerking aan de afdeling verkeer doorgeven. Mevrouw Entcom woont in de Briljantstraat. Het is nu een rustige veilige straat. De langzaamverkeer route over de oude Rijn komt in deze straat uit. Zij is bang dat voor de kinderen een gevaarlijke situatie zal ontstaan. Zij pleit ervoor de bewoners, ook van de Briljantstraat en de Aquamarijnstrat, bij de planvorming te betrekken. De heer Nijland zal dit doorgeven aan de afdeling Verkeer. De heer Pot merkt op dat aan de andere kant van de spoordijk een ventweg loopt. Dit zou een ideaal fietspad zijn. De heer De Jong vertelt dat het Wernink terrein binnen enkele jaren in gebruik zal wijzigen. De heer Nierop vraagt of een oplossing is gevonden voor het probleem van het laden en lossen aan de voorkant van de Stevensbloem? De heer Braamskamp vertelt dat het bestemmingsplan alleen bestemmingen aan gebieden geven. Concrete, praktische oplossingen kunnen niet geregeld worden in een bestemmingsplan. Wel is een ruimer gebied bestemd tot verblijfsgebied, zodat in de toekomst de inrichting gewijzigd kan worden.
10
De heer Mey vindt de twee bestaande hoge appartementen gebouwen in de wijk niet mooi. In dit voorontwerp wordt meer hoogbouw toegestaan. Hij oppert een enquête te houden over de wenselijkheid van deze hoogbouw. In de krant stond dat de N11 bij de ijsbaan boven de grond komt. Bij westenwind zullen de uitlaatgassen zijn straat in waaien. Wat vindt de gemeente hiervan? Bij de ijsbaan is een fietspad gepland. Vroeger is om drie bomen te sparen de straat zo smal mogelijk gehouden. Als het fietspad komt, sneuvelen dan de bomen of wordt de ijsbaan smaller? Tot slot merkt de heer Mey op dat na aanleg van een fietspad op de brug over de Rijn steeds meer kinderen vanaf de brug in de Rijn zullen duiken. De heer De Jong vertelt dat de inspraak op een bestemmingsplan in feite een raadpleging van de mensen is. B&W en de gemeenteraad beslissen uiteindelijk op het bestemmingsplan en nemen dan de mening van hun achterban mee. Voor de N11 zijn nu nog drie tracés in studie. Na 1 tot 1,5 jaar zal de studie zijn afgerond. In het bestemmingsplan kan geen tracé voor de N11 worden opnemen. De perikelen rond het fietspad bij de ijsbaan zal de heer De Jong nader bekijken. De heer Zegers vraagt naar de stand van zaken van de nieuwe visie t.a.v. de ontwikkelingslocatie Haagse Schouwweg 16 , naar de mogelijkheid om in de toren wonen voor de vergrijzende bevolking mogelijk te maken en de ontwikkeling van het Wennink terrein. De heer Braamskamp merkt op dat alleen voor het bestemmingsplan relevante zaken nu ter sprak zijn. In de toren is wonen niet mogelijk. De heer Knijnenburg, is (mede)eigenaar van De Groote Vink. In het bestemmingsplan is geen goede informatie over eigendom en gebruik van de Groote Vink opgenomen. Hij zou graag in de toekomst via e-mail informatie ontvangen. Hij maakt bezwaar tegen het plannen t.a.v. het terrein van De Groote Vink en wil de huidige functie handhaven. De heer Braamskamp vertelt dat de folder in de wijk verspreid is. In het Leids Nieuwsblad en de staatscourant is de ter inzage legging gepubliceerd. In de verdere procedure zullen alleen publicaties verschijnen in het leids nieuwsblad en de staatscourant. Om op de hoogte te blijven moeten men deze kranten goed bijhouden. De heer De Jong meldt dat het doel is De Groote Vink aan te kopen en het gebied te ontwikkelen. Hij raadt de heer Knijnenburg aan de ontwikkelingen voor het terrein te bekijken. De heer Engelbert maakt bezwaar tegen de verdwijning van de parkeerplaats bij de Kleine Vink, omdat hij bang is dat in zijn straat en wijk meer geparkeerd zal gaan worden. Op de kaart is één vlak getekend. Hij oppert de plankaart aan te passen aan de maquette. De heer De Jong vertelt dat het niet de bedoeling is de parkeerders de wijk in te drijven. De parkeer mogelijkheden zullen zo veel mogelijk behouden bljiven of er zal naar een andere oplossing gezocht worden. De begrenzing van het gebied is als op de plankaart aangegeven. De maquette is geen bouwplan. In een volgende fase van het bestemmingsplan is de invulling mogelijk concreter. 7. Sluiting. De heer De Jong dankt allen voor hun inbreng deze avond en sluit de bijeenkomst
Reacties n.a.v. het verslag: 1. dhr. Paul de Graaf heeft gebeld met opmerking over verslag. Vanaf het begin van punt 6 worden opmerkingen toegeschreven aan “Inspreker” t/m dhr. Hanevelt.
11
Deze opmerkingen zijn gemaakt door Paul de Graaf. 2. De heer Ketelaar heeft gemaild voor een wijziging op pagina 4: De heer Ketelaar heeft met een rechtszaak voorkomen dat de heer Van der Plas (i.p.v. de heer Meyer) gaat bouwen.
12
Voorschriften
april 2009
13
14
Inhoud van de voorschriften
1.1. Inleiding.............................................................................................................20 1.2 Belangrijke onderwerpen..................................................................................20 1.3 Procedure............................................................................................................23 2.1 Lijsten van indieners en ontvankelijkheid............................................................25
Inleiding...........................................................................................................127 Aanleiding...............................................................................................................127 Begrenzing van het plangebied...............................................................................127 Gebiedsvisie............................................................................................................129 Vigerende bestemmingsplannen.............................................................................133 Planproces en procedure........................................................................................133 Leeswijzer...............................................................................................................134
1.Geschiedenis................................................................................................135 Geschiedenis..........................................................................................................135
2.Bevolkingsopbouw en demografische gegevens....................................138 Schets van de wijk..................................................................................................138 Ruimtegebruik.........................................................................................................138 Demografische gegevens.......................................................................................138 Inkomen..................................................................................................................139 3.5. Leefbaarheid....................................................................................................139
3.Ruimtelijke karakteristiek en structuur.....................................................141 4.1 Ruimtelijke structuur..........................................................................................141 4.2 Cultuurhistorie...................................................................................................147
Functionele karakteristiek en structuur.......................................................152 Wonen.....................................................................................................................152 Bedrijven en voorzieningen.....................................................................................153
15
Sport, recreatie en speelplekken en cultuur............................................................155 Maatschappelijke voorzieningen.............................................................................157 Verkeer en infrastructuur.........................................................................................160 Integrale veiligheid..................................................................................................162
Ontwikkelingslocaties....................................................................................163 6.Water en ecologie........................................................................................169 7.1. Waterhuishouding...........................................................................................169 Riolering .................................................................................................................173 7.2. Ecologie...........................................................................................................176
7.Milieu.............................................................................................................178 Ruimtegebruik.........................................................................................................178 Energie en duurzaam bouwen................................................................................178 Bedrijvigheid............................................................................................................179 Horeca.....................................................................................................................182 Sportvelden.............................................................................................................183 Externe veiligheid....................................................................................................183 Geluid......................................................................................................................185 Luchtkwaliteit...........................................................................................................186 Bodemkwaliteit........................................................................................................188 Leidingen en straalpadverbindingen.......................................................................189
Beleid...............................................................................................................190 Rijksbeleid...............................................................................................................190 Provinciaal beleid....................................................................................................192 Regionaal beleid.....................................................................................................196 Gemeentelijk beleid.................................................................................................198
9.Het plan.........................................................................................................207
16
Planvorm.................................................................................................................207 Woonbestemmingen...............................................................................................207 Gemengde bestemming..........................................................................................211 Maatschappelijke doeleinden..................................................................................211 Bedrijven.................................................................................................................212 Verkeersbestemmingen .........................................................................................214 Water en groen.......................................................................................................215 Recreatie.................................................................................................................216 Ontwikkelingslocaties .............................................................................................217
10.Economische uitvoerbaarheid.................................................................222 11.Handhaving................................................................................................223 Versterking van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit...................................223 Versterking van de kwaliteit van de leefruimte........................................................223 Wijze van handhaving.............................................................................................224
12.Uitvoerbaarheid..........................................................................................225 Inspraakprocedure..................................................................................................225 Overlegprocedure...................................................................................................225
Inleidende bepalingen......................................................................................20 Artikel 1 Begripsbepalingen......................................................................................20 Artikel 2 Bepalingen over het meten.........................................................................26
Bestemmingsbepalingen.................................................................................28 Artikel 3 Woondoeleinden “W”..................................................................................28 Artikel 4 Woonwagenstandplaatsen “Ww”................................................................32 Artikel 5 Maatschappelijke doeleinden “MD”............................................................34 Artikel 6 Nutsdoeleinden “N”.....................................................................................36 Artikel 7 Sport en Recreatie “S&R”..........................................................................37
17
Artikel 8 Horecadoeleinden “H”.................................................................................38 Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden “B”.................................................................................39 Artikel 10 Gemengde doeleinden “GD”....................................................................42 Artikel 11 Agrarische doeleinden “ALN”....................................................................44 Artikel 12 Molen “M” / Molenbiotoop.........................................................................46 Artikel 13 Groenvoorzieningen “G”............................................................................48 Artikel 14 Water “WA”...............................................................................................49 Artikel 15 Verkeersdoeleinden “V”............................................................................50 Artikel 16 Verblijfsgebied “Vb”...................................................................................51 Artikel 17 Spoorwegdoeleinden “S”...........................................................................52 Artikel 18 Gebied met hoge archeologische verwachting (medebestemming)........53 Artikel 19 Gebied met middelhoge archeologische verwachting (medebestemming) 56 Artikel 20 Gebied met lage archeologische verwachting (medebestemming)...........58 Artikel 21 Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)..............................61 Artikel 22 Leidingen (medebestemming)...................................................................64 Artikel 23 Waterkering (medebestemming)...............................................................66 Artikel 24 Wijzigingsbevoegdheden I tot en met VII..................................................67
Algemene bepalingen.......................................................................................70 Artikel 25 Bestaande maten.....................................................................................70 Artikel 26 Algemene vrijstellingen.............................................................................71 Artikel 27 Procedure vrijstelling.................................................................................72 Artikel 28 Algemene wijzigingsbevoegdheden..........................................................73 Artikel 29 Procedure wijziging...................................................................................74
Slotbepalingen..................................................................................................75 Artikel 30 Overgangsbepalingen...............................................................................75 Artikel 31 Gebruiksbepalingen..................................................................................76 Artikel 32 Strafrechtelijke bepaling............................................................................77
18
Artikel 33 Slotbepaling.............................................................................................78
Bijlage: Staat van Bedrijfsactiviteiten.
19
Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: plan het bestemmingsplan Stevenshof van de gemeente Leiden, vervat in deze voorschriften en de kaart. kaart de plankaart deel uitmakend van het bestemmingsplan, bestaande uit 1 kaartblad, genummerd GE 09056. aanbouw een als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw (woning) aan te merken aangebouwde uitbreiding, die uit architectonisch en/of bouwkundig oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw. aan huis gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat door ten minste een van de bewoners in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe kunnen in ieder geval worden gerekend: zakelijke dienstverlening (zoals advocaat, makelaar, administratiekantoor, verzekeringskantoor); eerstelijnsgezondheidszorg (zoals huisarts, tandarts, fysiotherapeut, verloskundige); kinderopvang; persoonlijke dienstverlening (zoals kapper, pedicure). agrarisch bedrijf een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in: a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de weidegang essentieel is, waaronder niet wordt verstaan paardenhouderij; b. paardenhouderij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege; c. intensieve veehouderij: het houden van fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel; archeologisch deskundige de gemeentelijk archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten. b.v.o. Het totale gebouwde vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor wonen, kantoren, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen. bebouwing een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken. bebouwingsgrens een op de kaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen. bebouwingspercentage een op de kaart of in de voorschriften genoemd percentage, dat de grootte van het deel van het betreffende bebouwingsvlak aangeeft, dat per bouwperceel maximaal mag worden bebouwd. bebouwingsvlak een op de kaart (mede) door bebouwingsgrenzen omsloten vlak, dat voorzien is van een hoogteaanduiding, waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. bestaand bij bouwwerken: • bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel bouwwerken die nog niet bestaan maar gebouwd mogen worden krachtens een voor dat tijdstip verleende bouwvergunning; bij gebruik: • bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingplan. bestemmingsvlak een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolderverdieping. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan.
21
22
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. bijgebouw een zelfstandig gebouw behorende bij en ruimtelijk ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, met een aan dat hoofdgebouw ondergeschikte functie. consumentenvuurwerk vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit (Stb. 2002, 33, laatst gewijzigd Stb. 2004, 133). detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstallingen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitvoering van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. detailhandel in volumineuze goederen een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; tuincentra; grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering; bouwmarkten. dienstverlening het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten. bedrijfswoning een woning in of bij een bedrijfsgebouw of bedrijfsterrein en bestemd voor (het huishouden van) een huishouden wiens huisvesting daar − gelet op de bestemming van dat bedrijfsgebouw of – terrein noodzakelijk is. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. geluidsconcour industrielawaai grens van de zone ex artikel 53 jo. 61 van de Wet geluidhinder. geluidshinderlijke inrichting bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604).
23
hoofdgebouw een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken. horeca een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden: I. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank (thee- en koffiehuizen, lunchrooms, broodjeszaken en ijssalons); II. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank om aldaar te nuttigen (cafetaria's, snackbars, shoarmazaken); III. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse bereide maaltijden als alcoholhoudende of -vrije drank al dan niet in combinatie met etenswaren (restaurants, eetcafés, café-restaurants, grand-cafés); IV. horeca-inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse (cafés, bars, pubs); V. horeca-inrichtingen voor het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende of -vrije drank en kleine etenswaren (dancings); VI. horeca-inrichtingen als genoemd in categorie III, waarbij tevens gelegenheid wordt geboden tot overnachting (hotels); VII. horeca-inrichtingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging (sociëteiten). kantoor een ruimte of complex van ruimten, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied. maatschappelijke voorzieningen bibliotheken, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsleven, jeugd- en kinderopvang, bejaardenvoorzieningen, verzorgingstehuizen, welzijn, cultuur, openbaar nut en openbare dienstverlening. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. onderbouw een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen. publieksgerichte dienstverlening op het publiek gerichte dienstverlening met een baliefunctie, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen en internet- en belwinkels.
24
seksinrichting voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang als of zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Staat van Bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt. stationsvoorzieningen het station, de perrons, wachthokjes, kaartautomaten, voorzieningen voor ontsluiting en nooduitgangen. verhard oppervlak gebouwen, overkappingen, wegen, voet- en fietspaden en parkeerterreinen. voorgevel de meest beeldbepalende gevel van een gebouw. voorgevelbouwgrens een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bebouwingsgrens. woning een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden. woonschip elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als - of te oordelen naar zijn constructie of inrichting - in hoofdzaak bestemd is tot, een als hoofdverblijf geldend dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen. woonwagen een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
25
Artikel 2
Bepalingen over het meten
Wijze van meten 1. Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a. peil 1.
2.
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang; de hoogte is 20 mm boven de aan de hoofdtoegang aansluitende definitieve verharding; voor de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
b. totale hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde vanaf peil tot het hoogste punt. c. totale hoogte van een gebouw vanaf peil tot het hoogste punt, ondergeschikte bouwdelen zoals ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, zonnepanelen, torenspitsen en antennes niet meegerekend. d. goothoogte van een gebouw indien een gebouw wordt afgedekt met een kap: vanaf het peil tot de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het hellende dakvlak; indien een gebouw plat wordt afgedekt: vanaf het peil tot de bovenkant van het boeibord van het platte dak. e. de hoogte van de afrastering rond een dakterras vanaf de bovenkant van de vloerconstructie van het dakterras tot het hoogste punt van de afrastering. f. breedte van een gebouw van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat indien de zijgevels niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte. g. diepte van een gebouw buitenwerks tussen de voorgevel en de achtergevel, met dien verstande dat, indien een gevel niet evenwijdig loopt of verspringt, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste diepte. h. oppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1 m boven peil meegerekend. i. vloeroppervlakte van een gebouw binnenwerks; het totaal van alle horizontale oppervlaktes van alle ruimtes binnen dat gebouw met inbegrip van eventuele binnenwanden, maar met uitzondering van de onderbouw en van oppervlaktes waarboven geen vrije hoogte van tenminste 1,5 m aanwezig is.
26
Uitzondering ondergeschikte bouwdelen 2. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwings- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, balkons, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bebouwings- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden. Percentages 3. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven percentage geeft aan hoevee van het bebouwingsvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bebouwingsvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Anti-dubbeltelbepaling 4. Een grondoppervlakte dan wel grond, welke al een keer in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, mag bij de beoordeling van een andere bouwaanvraag niet opnieuw in beschouwing worden genomen als grondoppervlakte dan wel grond, waarover de bouwaanvraag zich mag uitstrekken.
27
Bestemmingsbepalingen
Artikel 3
Woondoeleinden “W”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Woondoeleinden “W” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. 2. De gronden zijn − uitsluitend waar dat op de kaart is aangegeven − mede bestemd voor de volgende voorzieningen: a. ter plaatse van de aanduiding “d” tevens detailhandel; b. ter plaatse van de aanduiding “m” tevens maatschappelijke doeleinden; c. ter plaatse van de aanduiding “b” tevens voor bedrijfsdoeleinden, te weten een meubelmakerij of een daarmee naar de aard gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf, mits vallend in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat tevens de bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak voor de betreffende voorzieningen als bedoeld onder a, b en c. zijn bestemd. 3. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 en 2 genoemde doeleinden behorende erven en tuinen, toegangswegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, almede voor ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water, zulks met inachtneming van het bepaalde in lid 7 en lid 8; Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik aan huis gebonden beroep 4. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van aanbouwen, mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden beroepen. Ten hoogste activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, mits het geen activiteiten betreft waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is. 5. De in lid 2 bedoelde voorzieningen zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. Tuinen 6. Ter plaatse van de aanduiding “t” mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt voor tuinen. zwembaden en haventjes 7. Ten aanzien van het in lid 3 bedoelde water geldt: a. de bouw of aanleg van zwembaden is niet toegestaan; b. het aanleggen van haventjes die in verbinding staan met de Rijn of andere waterpartijen is niet toegestaan. Bebouwingsvoorschriften situering hoofdgebouwen 8. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. De voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelbouwgrens geplaatst worden.
hoogte hoofdgebouwen 9. Ten aanzien van de goot- en of totale hoogte geldt: a. de goothoogte en de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet hoger zijn dan de maximale goot- en/of bouwhoogte die is aangegeven. b. indien binnen een bebouwingsvlak een maximale bouwhoogte is aangeven mogen de gebouwen niet van een kap worden voorzien. c. indien binnen een bebouwingsvlak alleen een maximale goothoogte is aangegeven mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de goothoogte vermeerderd met 3,50 m. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10. De hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen. 11. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen. hoogte tuinmeubilair 12. In afwijking van het bepaalde in lid 11 mag de totale hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelbouwgrens niet meer dan 2 m en achter de voorgevelbouwgrens niet meer dan 3 m bedragen. kelders 13. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw; 14. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een kelder bij of onder een appartementengebouw en een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is. overbouwing 15. Ter plaatse van de aanduiding “overbouwing” mag op de begane grond geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping. bebouwingspercentage bebouwingsvlak 16. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd. Indien een bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bebouwd oppervlak dit percentage niet overschrijden. overige gronden 17. Voor de gronden buiten het bebouwingsvlak gelden de volgende bepalingen: a. de gronden vanaf 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevelbouwgrens tot aan de voorste bestemmingsgrens mogen uitsluitend met bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan reeds aanwezig zijn gehandhaafd kunnen blijven; b. de gronden gelegen vanaf 1 m achter de lijn in het verlengde van de voorgevelbouwgrens mogen worden bebouwd met bouwwerken, met inachtneming van de volgende bepalingen: 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 % bedragen, tot ten hoogste 35 m2 van het totale oppervlak van
29
het bij de woning behorende zij- en achtererf, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van 25m2 vrij van bebouwing dient te blijven; 2. de diepte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, gemeten vanuit de zij- of achtergevelbouwgrens mag ten hoogste 2,5 m bedragen; 3. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen; de totale hoogte maximaal 4,50 m; 4. aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mogen uit ten hoogste 1 bouwlaag bestaan, waarbij de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen de hoogte van de eerste bouwlaag met niet meer dan 0,25 m mag overschrijden, tot een goothoogte van ten hoogste 4 m; 5. dakterrassen op aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan; c. Ter plaatse van de aanduiding “t” mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. d. De gronden die op de kaart voorzien zijn van de aanduiding “b” mogen bebouwd worden met bedrijfsgebouwen ten behoeve van een meubelmakerij of een daarmee naar de aard gelijk te stellen ambachtelijk bedrijf mits de grondoppervlakte niet meer zal bedragen dan 150 m2 en de goothoogte niet meer zal bedragen dan 4 m. Vrijstellingen 18. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 7 ten behoeve van de aanleg van één insteekhaventje per perceel met dien verstande, dat: a. deze mogelijkheid uitsluitend geldt voor tuinen die aan de Rijn grenzen; b. uitsluitend één recreatievaartuig mag worden afgemeerd; c. per perceel een overkapping of botenhuis mag worden gebouwd waarop de bepalingen van lid 17 van toepassing zijn; 19. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 8 voor de plaatsing van de voorgevel of delen daarvan achter de voorgevelbouwgrens. 20. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 9 onder b. ten behoeve van de toevoeging van een kap op woningen met platte afdekking indien toevoeging van een kap niet in onevenredige mate afbreuk doet aan het homogene stedenbouwkundige beeld. Wijzigingsbevoegdheid 21. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ten aanzien van het bepaalde in lid 9 wijzigen ten behoeve van dakopbouwen op woningen met platte afdekking ter plaatse van de aanduiding “afwijkende hoogte na wijziging”, met in achtneming van de volgende bepalingen: a. de hoogte van de dakopbouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de totale hoogte van het hoofdgebouw niet meer dan 10 m mag bedragen; b. de dakopbouw dient ten opzichten van de voor- en achtergevel ten minste 1,45 m teruggelegd te worden; c. er mag geen sprake zijn van onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, gelet op de volgende aspecten: 1. aantasting van de privacy; 2. beperking van de lichttoetreding; 3. invloed op de bezonning.
30
Nadere eisen 22. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de hoogte van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, bestaande beplanting, de ligging van leidingen, de waterhuishouding, de situering van parkeerplaatsen, de bereikbaarheid voor hulpdiensten, dan wel indien dit voor het verkrijgen van een stedenbouwkundig aanvaardbare indeling noodzakelijk is.
31
Artikel 4
Woonwagenstandplaatsen “Ww”
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woonwagenstandplaatsen “Ww” zijn bestemd voor woonwagenstandplaatsen. 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende erven en tuinen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik aan huis gebonden beroep 3. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van standplaats mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden beroepen. Ten hoogste activiteiten uit categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Bouwvoorschriften situering woonwagens 4. De woonwagens mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden geplaatst. aantal woonwagenstandplaatsen 5. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan op de kaart door middel van een cijfer is aangegeven. oppervlakte woonwagens 6. Het grondoppervlak van een woonwagen mag ten hoogste 60 m² bedragen. hoogte woonwagens 7. De totale hoogte van woonwagens mag niet meer dan 3,50 m bedragen. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 8. De hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen. 9. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen. hoogte tuinmeubilair 10. In afwijking van het bepaalde in lid 9 mag de hoogte van tuinmeubilair voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 3 m bedragen. aan- en uitbouwen 11. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 % bedragen, tot ten hoogste 30 m2 van het totale oppervlak van het bij de woonwagen behorende zij- en achtererf;
32
12. De goothoogte van aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
33
Artikel 5
Maatschappelijke doeleinden “MD”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Maatschappelijke doeleinden “MD” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1 onder 31. 2. Met daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze bestemming. 3. Met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, speelvoorzieningen, wegen en paden, nuts- en parkeervoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Ter plaatse van de aanduiding “ds” is een dierenasiel toegestaan en ter plaatse van de aanduiding “w” zijn de gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning behorende bij een dierenasiel, met bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak. 5. Ter plaatse van de aanduiding “re” is een religieuze voorziening toegestaan. 6. Ter plaatse van de aanduiding (-sm) is de volgende specifieke vorm van maatschappelijke doeleinden uitgesloten: dak- en thuislozenopvang, verslaafdenopvang en seksinrichtingen. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik niet-woonfuncties 7. Voor niet-woonfuncties geldt dat uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 8. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. 9. In afwijking van het bepaalde in lid 8 is het toegestaan om kleine gebouwen tot een oppervlak 20 m2 en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2 op te richten buiten het bebouwingsvlak. De hoogte van deze kleine gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen. bedrijfswoningen 10. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “w” is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan. De bepalingen van artikel 3 (Woondoeleinden) zijn van overeenkomstige toepassing op de op de kaart als zodanig aangeduide bedrijfswoning met bijbehorend terrein. hoogte gebouwen 11. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 12. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd. Indien een bebouwingspercentage is aangegeven, mag het bebouwd oppervlak dit percentage niet overschrijden. kelders 13. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw; 14. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is.
34
Vrijstelling 15. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9 voor de oprichting van aanbouwen en bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak tot een maximum van 150 m2 per instelling.
35
Artikel 6
Nutsdoeleinden “N”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Nutsdoeleinden "N" aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen in de vorm van gemaalgebouwtjes, trafohuisjes en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van openbaar nut. 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende toegangswegen, parkeer- en groenvoorzieningen. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 3. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. hoogte hoofdgebouwen 4. De op de plankaart aangegeven goothoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 5. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd.
36
Artikel 7
Sport en Recreatie “S&R”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Sport en Recreatie “S&R” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding “st”: een speeltuin; b. ter plaatse van de aanduiding “v”: veldsport; c. ter plaatse van de aanduiding “ij”: een ijsbaan, tevens sportveld; d. ter plaatse van de aanduiding “ijmd”: een ijsbaan, tevens sportvelden en maatschappelijke doeleinden; e. ter plaatse van de aanduiding “bc”: een bowlingcentrum; 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende toegangswegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik horeca 3. Horeca is uitsluitend toegestaan mits deze strikt functiegebonden is, met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte van de bestaande horecafaciliteiten met niet meer dan 20% mag worden uitgebreid ten opzichte van de oppervlakte zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. fitness en fysiotherapie 4. De gebouwen mogen tevens gebruikt worden bepaling toevoegen voor fitness/fysiotherapie tot een maximum van 150 m2. Bebouwingsvoorschriften hoogte gebouwen 5. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 6. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd. hoogte bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 7. De totale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 7 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen lichtmasten 8. Lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen “v”, “ij” en “ijmd”. Met een hoogte van maximaal 10 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten behoeve van de ijsbaan maximaal 15 m mag bedragen.
37
Artikel 8
Horecadoeleinden “H”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Horecadoeleinden "H" aangewezen gronden zijn bestemd voor een horecabedrijf met de daarbij behorende bedrijfswoningen, terrassen, tuinen, erven, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen en water. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik horeca 2. Uitsluitend horeca-activiteiten overeenkomstig de categorie zoals op de kaart is aangegeven en als bedoeld in artikel 1 lid 29 zijn toegestaan. bedrijfswoningen 3. Ten behoeve van ieder horecabedrijf is één bedrijfswoning toegestaan. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 4. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. hoogte hoofdgebouwen 5. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 6. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 7. De hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen. 8. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen. kelders 9. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat tevens een parkeerkelder mag worden gebouwd op het bij het motel behorende verharde parkeerterrein mits een verkeerskundig veilige ontsluiting zal worden gerealiseerd. Vrijstellingsbevoegdheid terrassen 10. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het plan ten aanzien van het bepaalde in lid 8 ten behoeve van het buiten het bebouwingsvlak toelaten van terrasbebouwing en overkappingen, mits het oppervlak van het terras buiten het bouwvlak hierdoor niet meer dan 200 m2 bedraagt.
38
Artikel 9
Bedrijfsdoeleinden “B”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Bedrijfsdoeleinden “B” aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen, bedrijfskantoren, werkplaatsen, magazijnen, showrooms, (eventueel ondergrondse) parkeervoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut met de daarbij behorende, leidingen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erf, parkeergelegenheden, groenvoorzieningen, water en toegangswegen Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik categorie 2-bedrijven 2. Voor bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding “B(2)” uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat tevens zijn toegestaan bedrijven behorend tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.: a. ter plaatse van de aanduiding “B(1)as”: een autosloperijbedrijf; b. ter plaatse van de aanduiding “B(2)an”: een aannemingsbedrijf: c. ter plaatse van de aanduiding “B(2)gc”: een oliehandel; d. ter plaatse van de aanduiding “B(2)mb”: een meubelmakerij; e. ter plaatse van de aanduiding “B(2)sch”: een bedrijf in scheepsbouw; f. ter plaatse van de aanduiding “B(2)sp”: een spuiterij. 3. In afwijking van het onder 2. bepaalde is ter plaatse van de aanduiding “B(2)vm”: een voedingsmiddelenbedrijf annex moutextractfabriek voor zover behorende tot categorie 3.2. c.q. 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. categorie 3.1-bedrijven 4. Voor bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding “B(3.1)” uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. categorie 3.2-bedrijven 5. Voor bedrijven geldt dat ter plaatse van de aanduiding “B(3.2)” uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. kantoren 6. De gebouwen mogen worden gebruikt voor aan de in lid 1 t/m 5 genoemde bedrijven ondergeschikte, functiegebonden kantoren, mits het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot ten hoogste 3.000 m². Detailhandel 7. De uitoefening van detailhandel is niet toegestaan met dien verstande dat: a. detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen wel is toegestaan waarbij de netto verkoopvloeroppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen; b. detailhandel in auto’s, motorfietsen, caravans, landbouwwerktuigen, machines, grove bouwmaterialen, keukens en badkamers en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen volumineuze of grootschalige goederen eveneens is toegestaan; c. bouwmarkten, meubelbedrijven, tuincentra en detailhandel in woninginrichtingsartikelen niet zijn c.q. is toegestaan.
39
40
bouwwerken van openbaar nut 8. Tevens zijn toegestaan bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut mits de grondoppervlakte en de goothoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m2 en 4 meter. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 9. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. hoogte gebouwen 10. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. hoogte bouwwerken 11. De hoogte van bouwwerken mag ten hoogste 4 m meer bedragen dan de ten hoogste toegestane goot- en/of totale hoogte van gebouwen; met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen; bebouwingspercentage 12. Het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage mag niet worden overschreden. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, dan mag het bebouwingspercentage voor 100% worden bebouwd. kelders 13. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw; 14. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is. bijzondere gebruiksvoorschriften 15. Het is verboden de onbebouwde gronden gelegen voor de voorgevel van de gebouwen, te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag. 16. Het is verboden de overige onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag hoger dan 4 m. 17. Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan. 18. Geluidshinderlijke inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan voor zover het bestaande bedrijven betreft. nadere eisen 19. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, het aantal en de situering van parkeerplaatsen en de inrichting van een perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie, (bestaande) boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijke, dan wel indien dit uit een oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.
41
Artikel 10
Gemengde doeleinden “GD”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Gemengde doeleinden “GD” aangewezen gronden zijn bestemd voor a. wonen; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. maatschappelijke voorzieningen; e. horeca. 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende tuinen, erven, voet- en fietspaden, toegangswegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water. 3. De gronden zijn − uitsluitend waar dat op de kaart is aangegeven − mede bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding “k” tevens kantoren toegestaan op de 1e en 2e verdieping; Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik aan huis gebonden beroep 4. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen in woningen is toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van de aan huis gebonden beroepen. Ten hoogste activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, mits het geen activiteiten betreft waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is. niet-woonfuncties 5. Voor niet-woonfuncties geldt dat deze tenzij anders aangegeven uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan; horecabedrijven 6. Voor horeca geldt dat uitsluitend activiteiten zijn toegestaan uit maximaal categorie II van de in artikel 1 onder 29 genoemde categorie-indeling van de horecabedrijven. bergingen 7. De gebouwen met de aanduiding “b” mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van bergingen. detailhandel en horeca De Groote Vink 8. Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven locatie “De Groote Vink” is geen detailhandel en geen horeca toegestaan. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 9. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. hoogte gebouwen 10. De op de plankaart aangegeven goot- en/of totale hoogte mag niet worden overschreden. bebouwingspercentage 11. Het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd.
42
hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 12. De hoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen. 13. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen. kelders 14. De hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een kelder, met dien verstande dat: Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder in één bouwlaag waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw. 15. Het gebruik van kelders ten behoeve van parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een in verkeerskundig veilige ontsluiting aanwezig is. Vrijstellingsbevoegdheid horecacategorie
16. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het plan ten aanzien van het bepaalde in lid 6 ten behoeve van het toelaten van horecabedrijven uit één categorie hoger dan in lid 6 aangegeven, mits: a. de toe te laten hogere categorie niet meer bedraagt dan categorie IV; b. geen afbreuk zal worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waaronder de verkeers- en parkeersituatie; niet-woonfuncties op de eerste verdieping 17. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 voor de vestiging van niet-woonfuncties op de eerste verdieping aansluitend aan de begane grond, mits: a. een en ander niet tot gevolg heeft dat de woonfunctie in het pand niet langer wordt of kan worden uitgeoefend, met dien verstande dat tenminste één verdieping – niet zijnde een kapverdieping – voor het wonen in gebruik zal blijven; b. bestaande trappenhuizen en opgangen naar verdiepingen met een woonfunctie gehandhaafd zullen blijven; c. aangetoond is dat uitbreiding op de begane grond niet mogelijk is in verband met het ontbreken van bijbehorend te bebouwen achtererf of daarmee gelijk te stellen omstandigheden.
43
Artikel 11
Agrarische doeleinden “ALN”
Doeleindenomschrijving 1. Het gebied aangewezen als Agrarische doeleinden “ALN” is bestemd voor grondgebonden veehouderijbedrijven in combinatie met behoud en herstel van de bij het karakter van het gebied behorende landschaps- en natuurwaarden in open veenweidegebied. 2. Ter plaatse van de aanduiding “ph” zijn de gronden mede bestemd voor een paardenhouderij, met dien verstande, dat tevens de bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak voor de betreffende voorzieningen zijn bestemd. 3. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 en 2 genoemde doeleinden behorende voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 deze gronden tevens zijn bestemd voor een langzaamverkeersroute met een breedte van ten hoogste 4 m, aansluitend op de in artikel 21 lid 1 bedoelde brug voor langzaamverkeer over de Rijksweg A44 Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik 4. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Watertoets. 5. Bij een vergroting van het verhard oppervlak binnen de gedeelten van deze bestemming die op de kaart voorzien zijn van de aanduiding “G” (groenvoorzieningen) ten opzichte van de bestaande toestand van meer dan 10 m2, dient binnen het plangebied een oppervlak van minimaal 15% van de vergroting te worden gereserveerd voor extra open water. 6. Onder verhard oppervlak wordt gerekend: gebouwen, overkappingen, wegen, voet- en fietspaden en parkeerterreinen. Bouwvoorschriften situering gebouwen 7. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht; hoogte gebouwen
8. Indien op de kaart een maximale goothoogte is aangegeven, mag de goothoogte van gebouwen niet hoger zijn dan de maximale goothoogte die is aangegeven. bebouwingspercentages 9. De op de kaart aangegeven bebouwingspercentages mogen niet worden overschreden. 10. Tevens zijn toegestaan bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut mits de grondoppervlakte en de goothoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m2 en 4 meter. Bijzonder gebruiksvoorschrift 11. Het is verboden de gronden met de subbestemming ph te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag, behoudens voorzover nodig in het kader van de bedrijfsvoering. Vrijstelling 12. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 ten behoeve van het vergroten van het verhard oppervlak zonder compensatie binnen het
44
plangebied, mits vooraf de waterbeheerder is gehoord en deze compensatie op grond van het Integraal Waterplan Leiden elders gerealiseerd kan worden. Aanlegvoorschriften Verbodsbepaling 13. Het is verboden op of in de gronden met de in lid 1 genoemde (sub)bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem; c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds; d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen; e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant; f. het scheuren van grasland ten behoeve van andere gewassen dan gras- en voedergewassen. Uitzonderingen 14. Het verbod als bedoeld in lid 13 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud, beheer, en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; d. de aanleg van ontsluitingspaden naar gebouwen voor zover deze paden niet breder zijn dan 3 m; e. werken en/of werkzaamheden binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Toelaatbaarheid 15. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13 zijn slechts toelaatbaar, indien daarvoor de landschaps- en natuurlijke waarden van de gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden verkleind.
45
Artikel 12
Molen “M” / Molenbiotoop
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart als ‘Molen/Molenbiotoop’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een traditionele watermolen en mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende watermolen als werktuig en als beeldbepalend element, waaronder mede begrepen de vrije windvang en het zicht op de molen. Nadere bepalingen inzake de bestemming en het gebruik Beplantingsverbod 100 m 2. Binnen de op de kaart als zodanig aangegeven cirkel met een straal van 100 m mag geen beplanting worden aangebracht die hoger is of zal worden dan de onderste punt van de wiek in verticale stand; Beplantingsverbod 400 m 3. Binnen de op kaart als zodanig aangegeven cirkel met een straal van 400 mag geen beplanting worden aangebracht die hoger is of zal worden dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen vermeerderd met de hoogte van de wiek in de onderste stand; Bebouwingsvoorschriften. Bebouwingsverbod 100 m 4. Binnen de op de kaart als zodanig aangegeven cirkel met een straal van 100 m mag geen bebouwing worden opgericht die hoger is dan de onderste punt van de wiek in verticale stand; Bebouwingsverbod 400 m 5. Binnen de op kaart als zodanig aangegeven cirkel met een straal van 400 m mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen vermeerderd met de hoogte van de wiek in de onderste stand. Molen 6. De molen mag uitsluitend gebouwd worden binnen de op de kaart aangegeven bestemming met dien verstande dat: a. de bestaande afmetingen niet mogen worden gewijzigd. b. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden in de vorm van een traditionele watermolen gewaarborgd moet zijn; c. de bouw van aanbouwen en bijgebouwen niet is toegestaan; d. bewoning en gebruik voor andere doeleinden dan het molenbedrijf zelf uitsluitend is toegestaan indien de functie van de molen daardoor niet geschaad wordt of kan worden. Vrijstelling 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, 3, 4 en 5 teneinde beplanting en/of bebouwing toe te staan met een hoogte die groter is dan in genoemde leden is voorgeschreven indien: a. de vrije windvang en het zicht op molen al zijn beperkt vanwege bestaande beplanting en/of bebouwing en het zicht en de windvang niet verder beperkt zullen worden;
46
b. toepassing van de in lid 2, 3, 4 en 5 bedoelde afstands- en/of hoogtematen maten in onevenredige mate schade zullen betekenen voor beplantingen en/of bebouwing. Procedurevoorschriften 8. Alvorens Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van vrijstelling als bedoeld in lid 7 wordt de in artikel 27 voorgeschreven procedure gevolgd. Bovendien wordt vooraf de eigenaar en/of gebruiker van de molen gehoord. Een vrijstelling wordt slechts verleend nadat vooraf van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
47
Artikel 13
Groenvoorzieningen “G”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Groenvoorzieningen “G” aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik als openbaar groen. 2. Ter plaatse van de aanduiding “st” zijn de gronden mede bestemd voor schooltuinen. 3. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden en water. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik 4. Bij een vergroting van het verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande toestand met meer dan 10 m2 dient binnen het plangebied een oppervlak van ten minste 15% van de vergroting te worden gecompenseerd voor extra open water. Bebouwingsvoorschriften 5. Ten behoeve van de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 6. In afwijking van het bepaalde onder 5 mogen ten behoeve van de schooltuinen bergingen en daarmee gelijk te stellen gebouwen worden opgericht mits de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 50 m2 en de goothoogte niet meer dan 3 m zal bedragen; 7. Tevens zijn toegestaan bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut mits de grondoppervlakte en de goothoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m2 en 4 meter. Vrijstellingsbevoegdheid watertoets 8. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4 ten behoeve van het bouwen van het vergroten van het verhard oppervlak zonder compensatie binnen het plangebied, mits vooraf de waterbeheerder is gehoord en deze compensatie op grond van het Integraal Waterplan Leiden elders gerealiseerd kan worden.
48
Artikel 14
Water “WA”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Water "WA" aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen en waterpartijen ten dienste van de waterhuishouding, de recreatie- en de beroepsvaart, met de daarbijbehorende voorzieningen zoals oeverbeschoeiingen en ondergrondse leidingen. 2. Ter plaatse van de aanduiding “ws” zijn de gronden mede bestemd voor woonschepen. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik aantal woonschepen 3. Het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan op de kaart door middel van een cijfer is aangegeven. 4. Per woning met een tuin grenzend aan de Rijn mag één recreatievaartuig worden afgemeerd. Bebouwingsvoorschriften bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat: a. langs de oever van de Rijn één aanlegsteiger is toegestaan per aangrenzend perceel met de bestemming “Woondoeleinden” ten behoeve van het aanleggen van één recreatievaartuig per woning mits deze steiger niet hoger is dan 1 m boven de gemiddelde hoogte van het wateroppervlak, de breedte van een steiger niet meer bedraagt dan 1, 50 m en de afstand van de steiger tot de oever niet meer bedraagt dan 2, 50 m. b. in afwijking van het bepaalde onder a. tevens een steiger is toegestaan ten behoeve van de op de op de plankaart aangeven ligplaatsen voor woonschepen; c. de hoogte van oeverbeschoeiingen maximaal 0,50 m boven de gemiddelde hoogte van het wateroppervlak mag bedragen; d. bruggen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de op de plankaart aangeven aanduiding “brug”; e. voor het overige meerpalen, zinkers en duikers mogen worden gebouwd. Vrijstellingen 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5 ten behoeve van de bouw van een vissteiger mits deze aansluitend aan openbaar gebied wordt gebouwd.
49
Artikel 15
Verkeersdoeleinden “V”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Verkeersdoeleinden “V” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gemotoriseerd verkeer (met name doorgaand verkeer en gebieds- en wijkontsluiting); b. openbaar vervoer; c. langzaam verkeer. 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 genoemde doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, busbanen, voet- en fietspaden, trottoirs, groenvoorzieningen, nutvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en leidingen. Nadere bepaling inzake bestemming en gebruik 3. Het aantal rijstroken mag niet meer bedragen dan 2, met uitzondering van in-, uitvoeg- en opstelstroken en openbaar vervoerbanen. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3, mag het aantal rijbanen ter plaatse van de A44 niet meer bedragen dan 2x3, met uitzondering van in-, uitvoeg- en opstelstroken. Bebouwingsvoorschriften 5. Ten behoeve van de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. 6. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “brug” mag een brug worden gebouwd. 7. Tevens zijn toegestaan bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut mits de grondoppervlakte en de goothoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 50 m2 en 4 meter.
50
Artikel 16
Verblijfsgebied “Vb”
Doeleindenomschrijving 1. De op de kaart voor Verblijfsgebied “Vb” aangewezen gronden zijn bestemd voor langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer. 2. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 en 2 genoemde doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, busbanen, voet- en fietspaden, trottoirs, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en leidingen. Nadere bepalingen inzake bestemming en gebruik. Watertoets. 3. Bij een vergroting van het verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande toestand van meer dan 10 m2, dient binnen het plangebied een oppervlak van minimaal 15% van de vergroting te worden gereserveerd voor extra open water. Onder verhard oppervlak wordt gerekend: gebouwen, overkappingen, wegen, voet- en fietspaden en parkeerterreinen. Bebouwingsvoorschriften 4. Ten behoeve van de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen op de kaart. bruggen 5. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “brug” mag een brug worden gebouwd. Vrijstelling 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3. ten behoeve van het vergroten van het verhard oppervlak zonder compensatie binnen het plangebied, mits vooraf de waterbeheerder is gehoord en deze compensatie op grond van het Integraal Waterplan Leiden elders gerealiseerd kan worden.
51
103. Artikel 17
Spoorwegdoeleinden “S”
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Spoorwegdoeleinden (S) zijn bestemd voor spoorwegen en stationsvoorzieningen. 2. De gronden zijn − uitsluitend waar dat op de kaart is aangegeven − mede bestemd voor de volgende voorzieningen: a. ter plaatse van de aanduiding “v”: tevens voor ongelijkvloerse kruisingen over gronden met de bestemming verkeersdoeleinden; b. ter plaatse van de aanduiding “vb”: tevens voor ongelijkvloerse kruisingen over gronden met de bestemming Verblijfsgebied; c. ter plaatse van de aanduiding “wa”: tevens voor ongelijkvloerse kruisingen over water; d. ter plaatse van de aanduiding “s”: een station; e. ter plaatse van de aanduiding “svb”: een station en tevens voor ongelijkvloerse kruisingen over gronden met de bestemming Verblijfsgebied; met dien verstande, dat tevens de bijbehorende gronden buiten het bebouwingsvlak voor de betreffende voorzieningen zijn bestemd. 3. De gronden zijn tevens bestemd voor bij de in lid 1 en 2 genoemde doeleinden behorende voorzieningen zoals rails, bovenleidingen, taluds, groenvoorzieningen, nutvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en water. Bebouwingsvoorschriften situering gebouwen 4. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bebouwingsgrenzen worden opgericht. hoogte gebouwen en overkappingen 5. De hoogte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 5 m bedragen. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, alsmede bruggen, mag ten hoogste 10 m mag bedragen.
52
Artikel 18
Gebied met hoge archeologische verwachting (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De voor 'Gebied met hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Bebouwingsvoorschriften 2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 3. Indien uit het in lid 2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. b. De verplichting tot het doen van opgravingen. c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Aanlegvergunningen 5. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, b. verwijderen van funderingen; c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld; e. het ophogen van gronden hoger dan 0,5 m boven maaiveld. Toelaatbaarheid 6. Het in lid 5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
53
c. een gebied beslaan dat niet groter is dan 250 m2.
54
Uitzonderingen 7. De in lid 5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. 8. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 9. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
55
Artikel 19
Gebied met middelhoge archeologische verwachting (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De voor 'Gebied met middelhoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Bebouwingsvoorschriften 2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 3. Indien uit het in lid 2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. b. De verplichting tot het doen van opgravingen. c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Aanlegvergunningen 5. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,75 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, b. verwijderen van funderingen; c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,75 m onder het maaiveld; e. het ophogen van gronden hoger dan 0,5 m boven maaiveld. Toelaatbaarheid 6. Het in lid 5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. een gebied beslaan dat niet groter is dan 500 m2.
56
Uitzonderingen 7. De in lid 5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. 8. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 9. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
57
Artikel 20
Gebied met lage archeologische verwachting (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De voor ‘Gebied met lage archeologische verwachting’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Bebouwingsvoorschriften
2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 3. Indien uit het in lid 2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. b. De verplichting tot het doen van opgravingen. c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Aanlegvergunningen 5. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,75 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, b. verwijderen van funderingen; c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,75 m onder het maaiveld; e. het ophogen van gronden hoger dan 0,5 m boven maaiveld. Toelaatbaarheid 6. Het in lid 5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
58
c. een gebied beslaan dat niet groter is dan 500 m2.
59
Uitzonderingen 7. De in lid 5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. 8. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 9. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
60
Artikel 21
Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De voor 'Archeologisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Bebouwingsvoorschriften
2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 3. Indien uit het in lid 2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning: a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. b. De verplichting tot het doen van opgravingen. c. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Aanlegvergunningen 5. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, b. verwijderen van funderingen; c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld; e. het ophogen van gronden hoger dan 0,5 m boven maaiveld. Toelaatbaarheid 6. Het in lid 5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
61
c. een gebied beslaan dat niet groter is dan 30 m2.
62
Uitzonderingen 7. De in lid 5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. 8. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 9. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
63
Artikel 22
Leidingen (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor “Leidingen, bovengrondse hoogspanningsleiding en ondergrondse hoogspanningsleiding” zijn mede bestemd voor een hoogspanningsleiding, met inbegrip van een beschermingszone ter breedte van 3 m ter weerszijden van het kabelbed van ondergrondse hoogspanningskabels en met inbegrip van een beschermingszone ter breedte van 27,5 m aan weerszijden van de lengte-as van bovengrondse hoogspanningsleidingen. 2. De gronden op de kaart aangewezen voor “Leidingen, aardgastransportleiding” zijn mede bestemd voor een aardgastransportleiding een en ander met inbegrip van een beschermingszone ter breedte van 4 m aan weerzijden van de hartlijn van de op de plankaart als zodanig aangeduide leidingen. Bouwvoorschriften vanwege samenvallende bestemmingen 3. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door burgemeester en wethouders is verleend. Vrijstelling wordt verleend indien de belangen van de leiding hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Adviesprocedure voor bouwen 4. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. Bebouwingsvoorschriften 5. De hoogte van hoogspanningsmasten mag maximaal 40 m bedragen. Aanlegvergunning 6. Het is verboden om binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde beschermingszone zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. bodem verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het rooien van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en bomen; d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond. f. het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten. 7. Het bepaalde in het zesde lid geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die grond gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
64
b. werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren. 8. De werken en werkzaamheden als bedoeld in het zesde lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in het eerste lid genoemde zone gelegen aardgastransportleiding ontstaat of kan ontstaan. 9. Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in het derde lid wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de aardgastransportleiding.
65
Artikel 23
Waterkering (medebestemming)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor “Waterkering” zijn mede bestemd voor dijken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Bouwvoorschriften vanwege samenvallende bestemmingen 2. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad. Bebouwingsvoorschriften 3. Op en boven de in het eerste lid bedoelde gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, indien en voor zover zulks voor de waterkering en de waterhuishouding noodzakelijk is. Adviesprocedure voor bouwen 4. Alvorens te beslissen omtrent een aanvraag voor bouwvergunning als bedoeld in het tweede lid wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
66
Artikel 24
Wijzigingsbevoegdheden I tot en met VII.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, onder toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, te wijzigen als de wijziging betrekking heeft op de volgende onderwerpen. 1. Gebied I (Kleine Vink) 1. Binnen het op de kaart aangegeven gebied mogen gebouwen worden opgericht die bestemd zijn voor kantoren, vrije tijdsvoorzieningen, detailhandel, horeca t/m categorie III, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen – uitgezonderd geluidgevoelige functies - en in verband daarmee voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, nuts-, groen- en speelvoorzieningen en water met inachtneming van de volgende nadere regels: a. De bebouwing dient evenwijdig aan de spoorlijn Leiden – Den Haag te worden gebouwd en wel zodanig dat in combinatie met de bestaande bebouwing aan het Alexandrine Tinneplein een pleinruimte ontstaat; b. De aansluiting van de Annie Romeijnsingel op de Dobbedreef wordt geconstrueerd; c. Kantoren, vrije tijdsvoorzieningen, detailhandel, horeca t/m categorie III, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mogen worden opgericht tot een maximaal gezamenlijk b.v.o. van 12.500 m2; 2. Het bebouwd oppervlak voor de bebouwing als bedoeld onder 1. mag ten hoogste 2.500 m2 bedragen; 3. Bij het onder 2 genoemde bebouwd oppervlak worden volledig ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen niet meegerekend. Ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum van 4.000 m2. 4. De totale bouwhoogte van de bebouwing mag ten hoogste 30 m bedragen; 5. Bovengronds inpandig parkeren is uitsluitend op de eerste 3 bouwlagen toegestaan; 6. In het wijzigingsplan moet een fietsenstalling worden opgenomen voor treinreizigers; 7. In het wijzigingsplan wordt zo mogelijk een bushalte opgenomen; 8. De invulling van het wijzigingsgebied met een supermarkt is afhankelijk van een tevoren te verrichten onderzoek naar de aanwezige uitbreidingsruimte in de wijk; 9. In het wijzigingsplan wordt voorzien in compensatie van de bestaande parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen en in voldoende parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen voor de nieuwe functies. Deze parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen mogen ondergronds, bovengronds of in een combinatie van beiden worden gebouwd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt door middel van onderzoek aangetoond. Het aantal parkeerplaatsen dat mogelijk is op basis van deze wijzigingsbevoegdheid hoeft niet gemaximaliseerd te worden. 2. Gebied II (Diastatische Fabriek) 1. Binnen het op de kaart aangegeven gebied mogen woningen worden geprojecteerd, zo mogelijk in combinatie met lichte bedrijven, kleinschalige dienstverlening en kleine kantoren dan wel woon-werkwoningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, ontsluitingen groen- en parkeervoorzieningen; 2. De goothoogte van de woningen zal niet meer dan 7 m mogen bedragen, met uitzondering van bebouwing aan de zijde van de brug over de Rijn waar de goothoogte maximaal 15 m mag bedragen en eventuele bebouwing ter plaatse van een bestaand hoger bedrijfsgebouw waarbij de hoogte en de grondoppervlakte niet mogen worden vergroot;
67
3. 4. 5. 6. 7.
De totale inhoud van de gebouwen mag niet meer dan 12.000 m3 bedragen; Het totaal aantal woningen of combinaties van woningen en units voor bedrijvigheid mag niet meer dan 30 bedragen; De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer zal vanaf de Rijndijk geschieden; In het wijzigingsplan zal een waterpartij met een oppervlakte van ten minste 300 m2 worden opgenomen; In het wijzigingsplan zal een openbare voetgangersroute langs de Rijnoever worden opgenomen.
3. Gebied III (Hoogwerkerlocatie). 1. Binnen het op de kaart aangegeven gebied III mogen woningen worden geprojecteerd, zo mogelijk in combinatie met lichte bedrijven, kleinschalige dienstverlening en kleine kantoren dan wel woon-werkwoningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, ontsluitingen groen- en parkeervoorzieningen; 2. De goothoogte van de woningen zal niet meer dan 7 m mogen bedragen, met uitzondering van bebouwing aan de zijde van de brug over de Rijn waar de hoogte maximaal 20 m mag bedragen; 3. Het totaal aantal woningen of combinaties van woningen en units voor bedrijvigheid mag niet meer dan 30 bedragen; 4. In het wijzigingsplan mag een insteekhaven met een verbinding naar de Rijn worden opgenomen zodat woningen over een eigen aanlegsteiger kunnen beschikken; 5. De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer zal vanaf de Rijndijk geschieden; 6. In het wijzigingsplan zal een openbare voetgangersroute langs de Rijnoever worden opgenomen. 4. Gebied IV (Expeditiehoven). 1. De bestemming ”Verblijfsgebied” van het op de kaart aangegeven gebied IV mag gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde doeleinden” met dien verstande,dat: a. De hoogte van de gebouwen niet meer dan 4 m mag bedragen; b. Een adequate oplossing voor bevoorrading, ontsluiting en parkeren beschikbaar is. 5. Gebied V (Ina Boudier Bakkerstraat) 1. Binnen het op de kaart aangegeven gebied V mag de bestemming “Verblijfsgebied” gewijzigd worden in de bestemming “Gemengde doeleinden ten behoeve van de uitbreiding van de aldaar aanwezige gebouwen met dien verstande dat: a. de maximale toe te voegen grondoppervlakte maximaal 750 m2 mag bedragen; b. de maximale hoogte aan de zijde van het Ina Boudier Bakkerplein ten hoogste 7 m mag bedragen; c. de maximale hoogte aan de zijde van de Top Naeffstraat maximaal 4 m mag bedragen; d. op eigen terrein voorzien wordt in de behoefte aan parkeerplaatsen hetzij op hetzij onder de gebouwen; e. een goede oplossing bestaat voor de bevoorrading en de ontsluiting. 6. Gebied VI (Langzaamverkeersbrug over de A44) 1. Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag een brug voor langzaamverkeer worden gebouwd. 2. De toeleidende routes zullen aansluiten op het plaatselijke en het regionale fietspadennet. 3. De brug zal voldoende hoogte moeten hebben voor een onbelemmerde doorgang van het verkeer op de Rijksweg A44.
68
4.
Alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid zal hierover afstemming plaats vinden met Rijkswaterstaat, Dienst Zuid-Holland.
7. Gebied VII (Kenauweg) Binnen het op de kaart aangegeven gebied mag ten behoeve van een verbreding van de weg de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden”, “Water” en “Groen”, mag de bestemming “Water” gewijzigd worden in de bestemming “Verkeersdoeleinden” en mag de bestemming “Groen” gewijzigd worden in de bestemmingen “Verkeersdoeleinden” en “Water”, waarbij te dempen watergangen volledig moeten worden gecompenseerd binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
69
Algemene bepalingen
Artikel 25
70
Bestaande maten
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge de hoofdstukken I en II is voorgeschreven, mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. Indien afstanden tot en hoogten van bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge de hoofdstukken I en II is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de bouw geschiedt op dezelfde plaats. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 van dit artikel ten behoeve van herbouw op een andere plaats binnen dezelfde bestemming en met andere afmetingen, mits: a. dit in voorkomend geval wenselijk en de bruikbaarheid van het bouwwerk en de omgeving in acht genomen wordt; b. de belangen van derden niet geschaad worden; c. de inhoud van het bouwwerk niet wordt vergroot en de uitwendige afmetingen met niet meer dan 20% worden gewijzigd.
Artikel 26
Algemene vrijstellingen
Vrijstellingen 1. Burgemeester en wethouders kunnen, vrijstelling verlenen van het plan ten behoeve van: overschrijding bebouwingsgrenzen a. overschrijding van bebouwingsgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bebouwingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. geringe afwijkingen maten b. afwijkingen van de voorgeschreven maten (waaronder bebouwingspercentages) van ten hoogste 10%, tenzij op grond van hoofdstuk II en III terzake reeds vrijstelling kan worden verleend. een groter vloeroppervlak voor een aan-huis-gebonden beroep c. het toestaan van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep tot een oppervlak van maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat hiervoor niet tevens gebruikgemaakt mag worden van de onder b bedoelde vrijstellingsbevoegdheid. categorieën Staat van Bedrijfsactiviteiten d. het toelaten van activiteiten in één categorie hoger dan genoemd in de gebruiksvoorschriften, voor zover de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de tot de ingevolge de gebruiksvoorschriften toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; e. het toelaten van activiteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de tot de ingevolge de gebruiksvoorschriften toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. de vestiging van horecabedrijven uit een hogere categorie f. het toelaten van horeca-inrichtingen uit maximaal categorie III van de in artikel 1 lid 29 opgenomen staat van horeca-inrichtingen op locaties die ingevolge de bestemming horecainrichtingen tot maximaal categorie II toestaan. Afwegingscriterium 2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
71
Artikel 27
Procedure vrijstelling
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van vrijstelling van het plan wordt de openbare voorbereidingsprocedure gevolgd zoals bedoeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
72
Artikel 28
Algemene wijzigingsbevoegdheden
Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. Wijzigingsbevoegdheid Archeologisch gebied met hoge waarde en Archeologisch waardevol gebied 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door: a. de medebestemmingen geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog de medebestemming toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. Wijzigingsbevoegdheid aanpassing gebouwen voor Maatschappelijke doeleinden 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de terreinen voor Maatschappelijke doeleinden geheel of gedeeltelijk te wijzigen in een bestemming voor woondoeleinden, met dien verstande dat: a. Van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik gemaakt mag worden om bestaande gebouwen geschikt te maken voor bewoning; b. in de behoefte aan parkeerplaatsen op eigen terrein zal worden voorzien; c. de bruikbaarheid waaronder de privacy van aangrenzende en nabijgelegen gronden en gebouwen in voldoende mate gewaarborgd blijft; d. de minimale grondoppervlakte van een woning ten minste 100m2 zal bedragen. Wijzigingsbevoegdheid toevoeging maatschappelijk voorzieningen
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen in verband met het toevoegen van voorzieningen van maatschappelijke aard zoals voor het onderwijs, de kinderopvang speel- en recreatieve voorzieningen, (para-)medische zorg, religie of sociale zorg, voorzieningen voor ouderen of gehandicapten en hiermee naar de aard gelijk te stellen doeleinden, met dien verstande dat: a. de terreinoppervlakte die in een wijzigingsplan begrepen kan worden niet meer dan 2.000 m2 mag bedragen; b. niet meer dan 50% van het onder a. bedoelde de terrein mag worden bebouwd; c. in de behoefte aan parkeerplaatsen op eigen terrein zal worden voorzien; d. de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 7 m zal bedragen
73
Artikel 29
Procedure wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing: a. over het ontwerp van een wijzigingsplan wordt overleg gevoerd met belanghebbenden; b. het ontwerpbesluit tot wijziging ligt gedurende een termijn van vier weken voor een ieder ter inzage; c. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een huis-aanhuisblad dat binnen de gemeente verspreid wordt; d. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk een zienswijze over het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders; e. de indiener van een zienswijze wordt in de gelegenheid gesteld mondeling de zienswijze toe te lichten voor de desbetreffende commissie(s), f. tevens wordt het advies ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit; g. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van de zienswijze(s) in kennis van hun besluit.
74
Slotbepalingen
Artikel 30
Overgangsbepalingen
Ten aanzien van bouwwerken 1. Bestaande bouwwerken en die in enigerlei opzicht afwijken van het plan, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot en onverminderd de bevoegdheid tot onteigening overeenkomstig de wet: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, mits de bouwaanvraag hiervoor binnen twee jaar na de calamiteit wordt ingediend. Het hiervoor gestelde geldt niet voor gebouwen en andere bouwwerken, die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan waren toegestaan. Ten aanzien van het gebruik 2. Het ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestaande gebruik van gronden en bouwwerken, dat in strijd is met het bestemmingsplan, mag worden voortgezet. Het is toegestaan dit afwijkende gebruik te wijzigen, indien deze wijziging ten doel heeft het gebruik meer in overeenstemming te brengen met de bestemming volgens het plan. Het is voorts toegestaan dit strijdige gebruik te wijzigen in een ander afwijkend gebruik, mits de bestaande afwijkingen van het plan worden verkleind. Het hiervoor gestelde geldt niet voor gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan was toegestaan. Vrijstelling voor vergroting bouwwerken 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een éénmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in het lid 1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
Artikel 31
Gebruiksbepalingen
Algemeen verbod tot gebruik in strijd met de bestemming 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften inzake bestemming en gebruik volgens het plan. Bijzondere gebruiksverboden 2. Het is in ieder geval verboden bouwwerken en gronden te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor: a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; c. het opslaan van klare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan; d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen; e. het exploiteren van seksinrichtingen f. het opslaan van consumentenvuurwerk. Uitzonderingen bijzondere gebruiksverboden 3. Het in het vorige lid bepaalde is niet van toepassing voor zover het betreft: a. opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane bedrijfsvoering; b. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, die nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen; c. het opslaan of storten van afvalstoffen, voorzover noodzakelijk voor het normale onderhoud van erven, andere open terreinen en watergangen. Vrijstelling 4. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in dit artikel, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
76
Artikel 32
Strafrechtelijke bepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikelen: 9 lid 13 tot en met 18 11 lid 11 en 13; 12 lid 2 en 3; 18 lid 3; 19 lid 3 20 lid 3 21 lid 3 22 lid 6; 30 lid 1 en 2 van deze voorschriften is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
77
Artikel 33
Slotbepaling
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan Stevenshof.
78
1 - bedrijfsgebouwen
0112
2 - kassen zonder verwarming
0112
0112
3 - kassen met gasverwarming - champignonkwekerijen 4 (algemeen) - champignonkwekerijen met 5 mestfermentatie - bloembollendroog- en 6 prepareerbedrijven
0112
7 - witlofkwekerijen (algemeen)
0121
Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van overige 0 graasdieren:
0112 0112
0122 0122
1 - paardenfokkerijen
0122
2 - overige graasdieren
0123 0124
Fokken en houden van varkens 0 Fokken en houden van pluimvee:
0124
1 - legkippen
0124
2 - opfokkippen en mestkuikens
0124
3 - eenden en ganzen
0124
4 - overig pluimvee
1 0 1 0 1 0 3 0 # # 3 0 3 0 # #
5 0 5 0 # # # # # # # # # #
VERKEER
CATEGORI E
AFSTAND GROOTSTE
GEVAAR
10
30 C
10
30
2
1 G
1
B
L
10
30 C
10
30
2
1 G
1
B
L
10
30 C
10
30
2
1 G
1
B
L
10
30 C
10
30
2
1 G
1
B
L
10
30 C
10
30
1 G
1
B
10
30 C
10
100
2 3. 2
1 G
1
B
10
30 C
10
30
2
1 G
1
B
10
30 C
10
30
1 G
30
30 C
0
100
2 3. 2
GELUID
LUCHT
0112
1 0
INDICES+
BODEM
0111, 0113 0112
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE - LANDBOUW Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 0 Tuinbouw:
AFSTANDEN IN METERS
VISUEEL
01
OMSCHRIJVING
STOF
-
Staat van bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk – tabel 1.
nummer
SBI-CODE
1.
GEUR
Bijlage
30
30 C
0
50
30
30 C
0
50
30
50 C
0
200 D
30
50 C
0
200 D
30
50 C
0
200
50
50 C
0
200
30
50 C
0
100 D
3. 1 3. 1 4. 1 4. 1 4. 1 4. 1 3. 2
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
79
0125
Fokken en houden van overige 0 dieren:
0125
1 - nertsen en vossen
0125
2 - konijnen
0125
3 - huisdieren
0125
4 - maden, wormen e.d.
0125
5 - bijen
0125
6 - overige dieren Dienstverlening t.b.v. de 0 landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): 1 b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): 2 b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en 3 hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en 4 hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
014 014 014 014 014 0142 02
02
KI-stations
-
-
05
-
30 C
0
200
30
30 C
0
100
0
50 C
10
50
0
30 C
10
100
0
30 C
10
30
10
30 C
0
1 G
1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
2
1 G
1
30 D
2
1 G
1
3. 1
2 G
1
1 G
1
2 G
1
10
50
10
50 D
10
30
10
30
10
50
10
50
2 3. 1
10
30
10
30
2
1 G
1
10
30 C
0
30
2
1 G
1
50
3. 1
1 G
1
2 G
2
1 G
1
1 G
1
1 G
1
2 G
2
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW Bosbouwbedrijven
0501.1
1 0
10
50
0
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven
0502
Binnenvisserijbedrijven 0 Vis- en schaaldierkwekerijen - oester-, mossel- en 1 schelpenteeltbedrijven
0502 10 10
2 - visteeltbedrijven - TURFWINNING
103 11
3 0 3 0 3 0 3 0 3 0
30
4. 1 3. 2 3. 1 3. 2
-
020 05
0501.2 0502
# # # # 3 0 # # 1 0 3 0
Turfwinningbedrijven
# # 5 0 # # 5 0
5 0
50 R
0
50 C
10
50
30
50 C
0
100
0
50 C
0
50
3. 2 3. 1
100
3. 2
50 100 C
10
100
3. 2 3. 1
0 100 C
80
11 111 111
AARDOLIE- EN - AARDGASWINNING 0 Aardolie- en aardgaswinning:
1421
1 - aardoliewinputten - aardgaswinning incl. 2 gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m3/d - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N 3 m3/d WINNING VAN ZAND, GRIND, - KLEI, ZOUT, E.D. Steen-, grit- en krijtmalerijen (open 0 lucht):
1421
1 - algemeen
1421
2 - steenbrekerijen
111
111 14 14
144 145 15
15 151 151 151 151
151
151
151 151
151
Zoutwinningbedrijven Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven
# # 3 0 5 0
0 200 C
200 R
200
0 500 C
200 R
500
4. 1 5. 1
200 R
700
5. 2
0 700 C
1 0 100 200 1 0 200 700 5 0 10 100 C 1 0 200 500 C
Z
4. 1 5. 2 3. 2 5. 1
1 G
2
B
1 G
1
B
1 G
1
B
2 G
1
2 G
2
2 G
1
3 G
3
2 G
1
2 G
2
2 G
2
10
200 D
10
700
30
100
50
500
0 100 C
50 R
100 D
0 100 C
30
700
0 100 C
50 R
300
3. 2 5. 2 4. 2
100
3. 2
2 G
2
3. 1
1 G
1
1 G
1
1 G
1
2 G
1
Z
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN - DRANKEN Slachterijen en overige 0 vleesverwerking: - slachterijen en 1 pluimveeslachterijen 2 - vetsmelterijen - bewerkingsinrichting van darmen 3 en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 4 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 5 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 6 200 m² 7 - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar8 maaltijden met p.o. < 2.000 m²
# # # # # # # # 5 0 3 0 5 0 5 0
0 100 C
50 R
0
50 C
30
50
0
50
10
50
0
50
10
50
3. 1 3. 1
50
3. 1
0
50
10
81
B
L
152
0 Visverwerkingsbedrijven:
152
1 - drogen
152
2 - conserveren
152
1532, 1533
3 - roken - verwerken anderszins: p.o.> 4 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 5 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 6 300 m² 0 Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van 1 aardappelproducten - vervaardiging van snacks met 2 p.o. < 2.000 m² Groente- en 0 fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1 - jam
1532, 1533
2 - groente algemeen
1532, 1533
3 - met koolsoorten
1532, 1533
1541
4 - met drogerijen - met uienconservering 5 (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en 0 vetten:
1541
1 - p.c. < 250.000 t/j
1541
2 - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en 0 dierlijke oliën en vetten:
152 152 152 1531 1531 1531
1532, 1533
1542 1542
1 - p.c. < 250.000 t/j
1542 1543
2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Margarinefabrieken:
1543
1 - p.c. < 250.000 t/j
1543 1551
2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Zuivelprodukten fabrieken:
# # 100 200 C # # 0 100 C # # 0 50 C # # 10 50 C # # 10 50 5 0 10 30 # # 5 0
5 0 5 0 # # # # # #
# # # #
# # # # # # # #
30
700
30
200
0
300
30
300 D
30
100
10
50
30 200 C
50 R
300
10
50 R
50
50
10 100 C
10
100
10 100 C
10
100
10 100 C
10
100
10 200 C
30
300
10 100 C
10
300
30 100 C
30 R
200
50 R
300
50 300 C
Z
10 100 C 10 300 C
Z
10 200 C 10 300 C
Z
100 R
200
200 R
300
30 R
200
50 R
300
5. 2 4. 1 4. 2 4. 2 3. 2 3. 1 4. 2 3. 1
3. 2 3. 2 3. 2 4. 2 4. 2
4. 1 4. 2
4. 1 4. 2 4. 1 4. 2
2 G
2
2 G
2
1 G
2
2 G
2
1 G
1
1 G
1
2 G
2
1 G
1
1 G
1
2 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
2
3 G
2
B
3 G
3
B
3 G
2
B
3 G
3
B
3 G
2
3 G
3
82
B
- gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Meelfabrieken:
1551
1
1551
2
1551
3
1551
4
1551
5
1552
1
1552 1561
2 0
1561
1 - p.c. >= 500 t/u
1561
2 - p.c. < 500 t/u
1561 1562
Grutterswarenfabrieken 0 Zetmeelfabrieken:
1562
1 - p.c. < 10 t/u
1562 1571
2 - p.c. >= 10 t/u 0 Veevoerfabrieken:
1571
1571
1 - destructiebedrijven - beender-, veren-, vis-, en 2 vleesmeelfabriek - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 3 10 t/u water - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 4 10 t/u water
1571
5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u
1571
1581
6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en 0 banketbakkerijen:
1581
1 - v.c. < 2500 kg meel/week
1581
2 - v.c. >= 2500 kg meel/week
1571
1571
1572
# # 100 500 C # # 30 500 C 5 0 0 100 C # # 0 300 C 5 0 50 300 C 5 0 0 100 C 1 0 0 30
Z
50 R
500
Z
50 R
500
50 R
100
50 R
300
50 R
300
50 R
100
5. 1 5. 1 3. 2 4. 2 4. 2 3. 2
0
30
2
100 R
300
50 R
200
50
200 D
30 R
200
50 R
300
50
700 D
30 R
700 D
5. 2 5. 2
30
300
4. 2
50
700
30
200
50 R
300
30
200
30 C
10
30
30 100 C
30
100
# # 100 300 C # # 50 200 C 5 0 100 200 C # # # # # # # # # # # # # # # # # #
3 0 # #
Z
Z
50 200 C 100 300 C
Z
30 200 C 100 100 C
100 200 C
200 300 C
Z
50 200 C 100 300 C 100 200 C
10
Z
4. 2 4. 1 4. 1 4. 1 4. 2
5. 2 4. 1 4. 2 4. 1
2 3. 2
3 G
2
3 G
2
2 G
1
3 G
2
3 G
2
2 G
2
1 G
1
2 G
2
2 G
2
2 G
2
1 G
2
2 G
3
3 G
3
3 G
3
2 G
2
3 G
3
3 G
3
3 G
3
2 G
2
1 G
1
2 G
2
83
1582 1583
Banket, biscuit- en koekfabrieken 0 Suikerfabrieken:
1583
1 - v.c. < 2.500 t/j
1583
2 - v.c. >= 2.500 t/j Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en 0 suikerwerk: - Cacao- en chocoladefabrieken: 1 p.o. > 2.000 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 2 m² - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 3 m² - Suikerwerkfabrieken met suiker 4 branden - Suikerwerkfabrieken zonder 5 suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder 6 suiker branden: p.o. <= 200 m²
1584 1584
1584
1584 1584 1584 1584 1585 1586
Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en 0 theepakkerijen:
1586
1 - koffiebranderijen
1586
1589
2 - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
1589.1 1589.2
Bakkerijgrondstoffenfabrieken 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1587
1589.2
1 - zonder poederdrogen
1589.2
2 - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Destilleerderijen en likeurstokerijen
1589.2 1591
# # # # # #
10 100 C
200 R
500 100 0
5. 1 5. 3
30
100 300 C 200 700 C
100
3. 2
100 R Z
2 G
2
2 G
2
B
3 G
3
B
# #
50 100
50 R
500
5. 1
2 G
3
# #
30
50
30
100
3. 2
2 G
2
10
30
10
30
1 G
1
30
50
30 R
300
2 G
2
30
50
30 R
100
2 4. 2 3. 2
2 G
2
10
30
10
30
1 G
1
30
10
10
50
2 3. 1
2 G
2
2 G
1
2 G
1
2 G
1
2 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
2
3 0 # # # # 3 0 5 0
# # # # # # # # # # # # # # # # # #
30 200 C
10
500 D
10
30
10
100
30
50
10
200
30
50
30
200 D
50
50
50 R
200
10
50
10
100
50
50
50 R
300
50
50
30
200
30
300
30 200 C
5. 1 3. 2 4. 1 4. 1 4. 1 3. 2 4. 2 4. 1 4. 2
84
1592
Vervaardiging van ethylalcohol 0 door gisting:
1592
1 - p.c. < 5.000 t/j
1592 1593 t/m 1595
2 - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d.
1596
Bierbrouwerijen
1597
Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
1598 16 16 160 17 17 171 172
-
Tabakverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel:
172
2 - aantal weefgetouwen >= 50
173
Textielveredelingsbedrijven
174, 175
Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
1751
200
50 300 C
50 R
300
0
30 C
0
2
2 G
3
1 G
1
2 G
2
2 G
2
3 G
2
30 100 C
50 R
300
50 100 C
30
300
50 R
100
2 4. 2 4. 2 3. 2
30
200
4. 1
2 G
1
30
100
3. 2
2 G
1
2 G
1
3 G
2
2 G
2
1 G
1
2 G
2
1 G
2
0 100
30
1 G
B
# #
30
1 0
50 100
50 C
1 0 1 0 5 0 1 0 # # 0
0
50
10
50
0
50
10
50
30 200
10
200
10
10
50
3. 2 4. 2 3. 1 3. 1 4. 1 3. 1
1 G
1
10 100 30 300
50
Z
0
100
50
300
B
B
L
B
L
-
-
181
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
182
183 19 19
30 R
-
1 - aantal weefgetouwen < 50
18
30 200 C
4. 1 4. 2
VERWERKING VAN TABAK
172
176, 177 18
# # # # 1 0 # # # # 1 0
-
3 0 1 0 5 0
0
50
0
50
3. 1
10
30
10
30
2
2 G
2
50
3. 1
1 G
1
10
10
10
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. 85
KLEDING) 191
Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
192 193 20
20 2010.1 2010.2
Schoenenfabrieken
-
Houtzagerijen 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
2 - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen 0 van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen 1 van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN - KARTONWAREN
203, 204, 205 205 21
21
10
10
30
10
50 D
10
50
10
50
4. 2 3. 1 3. 1
100
3. 2
300
2 G
2
B
L
2 G
2
2 G
1
2 G
2
2 G
2
B
L
2 G
1
B
3 G
2
B
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
1 - met creosootolie
203, 204, 205
30 100
-
2010.2
202
# # 5 0 5 0
2111 2112
Vervaardiging van pulp 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112
1 - p.c. < 3 t/u
2112
2 - p.c. 3 - 15 t/u
2112
3 - p.c. >= 15 t/u
212 2121.2
Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2
1 - p.c. < 3 t/u
2121.2 22
2 - p.c. >= 3 t/u -
0 # # 1 0 # #
50 100
50 R
30
50
10
200
30
50
10
50
30 100
10
100
4. 1 3. 1 3. 2
2 G
2
0
30 100
0
100
3. 2
0 1 0
30
50
0
50
3. 1
1 G
1
10
30
0
30
2
1 G
1
50 R
200
4. 1
3 G
2
30 R
50
1 G
2
2 G
2
3 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
2
# #
100 200 C
5 0 30 50 # # 50 200 # # 100 300 3 0 30 100 3 0 5 0
C C
Z
50 R
200
C
Z
100 R
300
30 R
100
C
30 100 C 30 200 C
Z
30 R
100
30 R
200
3. 1 4. 1 4. 2 3. 2 3. 2 4. 1
86
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren)
22 221
-
2221
2222.6 2223
Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen A Grafische afwerking
2223
B Binderijen
2222
2224
Grafische reproduktie en zetten
2225
Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
223 23
23
-
2320.1
Aardolieraffinaderijen
2320.2
A Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor B afgewerkte olie
2411
C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven VERVAARDIGING VAN - CHEMISCHE PRODUKTEN Vervaardiging van industriële 0 gassen: - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 1 10 t/d lucht - overige gassenfabrieken, niet 2 explosief - overige gassenfabrieken, 3 explosief
2412 2413
Kleur- en verfstoffenfabrieken 0 Anorg. chemische
233 24 24 2411 2411 2411
10
0
10
0
1 P
1
3 G
2
B
100
1 3. 2 3. 2
0 100 C
10
100
0 100
10
3 G
2
B B
L
0 0
30 10
0 0
30 10
2 1
1 P 1 G
1 1
0
30
0
30
2
2 G
1
0
10
10
30
2
2 G
1
B
0
30
10
30 D
2
2 G
1
B
0
10
0
10
1
1 G
1
100 R 150 0 R
100 0 150 0
5. 3
2 G
3
B
L
3 G
3
B
L
30 R
100
2 G
2
B
L
50 R
300
6 3. 2 4. 2 4. 2
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
6
1 G
2
B
3 G
3
3 G
3
L
3 G
3
L
3 G
3
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWE RK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Cokesfabrieken
2320.2
0
-
231
2320.2
0 3 0 3 0 1 0 0 3 0 3 0 3 0
# 100 # 700 0 C # 150 # 100 0 C 5 0 0 100 # # 0 100 # # 0 200 1 0 10 100
1 0 # # # # # #
Z Z
50 R 150 0
300 D 150 0 D
100 R
700
0 500 C
100 R
500
0 500 C
300 R
500
0 200 C
200 R
200 D
0 700 C
Z
5. 2 5. 1 5. 1 4. 1
87
B
L
grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Sevesorichtlijn" - vallend onder "post-Sevesorichtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Sevesorichtlijn" - vallend onder "post-Sevesorichtlijn"
2413
1
2413
2414.2
2 A 0 A 1 A 2 B 0 Methanolfabrieken: B 1 - p.c. < 100.000 t/j B 2 - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken 0 (niet synth.):
2414.2
1 - p.c. < 50.000 t/j
2414.2
2 - p.c. >= 50.000 t/j
2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1
2415 2416 242
Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d. 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1 - fabricage
242
2 - formulering en afvullen
243 2441
Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische 0 grondstoffenfabrieken:
2441
1 - p.c. < 1.000 t/j
2441
2 - p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische 0 produktenfabrieken: - formulering en afvullen 1 geneesmiddelen
2442 2442 2442 2451 2452
2 - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en
# # # #
# # # #
# # # #
# # # # # # # # # # # # # #
# # # #
30 300 C
300 R
300 D
50 500 C
700 R
700 D
4. 2 5. 2
4. 2 5. 3
10 200 C
300 R
30 500 C
700 R
300 D 100 0 D
0 200 C
100 R
200
200 R
300
100 R
300
200 R
500
300 500 C
500 R
500
30 300 C
500 R
700
50 100 C
100 0 R
100 0
10
30 C
500 R
500 D
30 200 C
300 R
300 D
10 200 C
300 R
300
10 300 C
500 R
500
4. 2 5. 1
50 R
50
3. 1
10
30
0 300 C
Z
0 200 C 0 300 C
5 0 10 50 1 0 10 30 # # 100 200 C # 30 50 C
Z
100 R 50 R
300 300
4. 1 4. 2
4. 2 5. 1 5. 1 5. 2 5. 3 5. 1 4. 2
2 4. 2 4.
2 G
3
B
L
3 G
3
B
L
2 G
3
B
L
2 G
2
B
L
2 G
2
B
3 G
3
B
2 G
2
B
L
3 G
3
B
L
3 G
3
B
L
3 G
3
B
L
3 G
3
B
L
2 G
2
B
3 G
2
B
L
1 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2 G
1
B
L
2 G
1
3 G 2 G
2 2
88
B
2461 2462
cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1 - zonder dierlijke grondstoffen
2462
25
2 - met dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische A kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische B produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garenen vezelfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN - KUNSTSTOF
2511 2512
Rubberbandenfabrieken 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2464 2466 2466 247 25
2512
1 - vloeropp. < 100 m2
2512
2 - vloeropp. >= 100 m2
2513 252
Rubber-artikelenfabrieken 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1 - zonder fenolharsen
252
2 - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3 kunststofbouwmaterialen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 0 Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 1 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 2 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 3 5.000 t/j
252 26
26 261 261 261 261
# 3 0 # # # # 5 0 5 0 # # # #
# # 5 0 # # # # # # # #
5 0
10
100 0 V
50
100 0
2 5. 3
30 100 C
200 R
200 D
30 300 C
200 R
300
3. 2 5. 1 3. 2 3. 1 4. 1 4. 2
50 300 C
100 R
300
4. 2
10 100
50
100
30 100
50
500
10 100
50 R
100
10
50 R
50
10
50
30
30
50
50 100
50 R
200
10
50 R
100 D
50
3. 1 4. 1 3. 2
50 100
100 R
200
50 100
200 R
300
4. 1 4. 2
30
50
3. 1
30
100
50 R
300
30
300
30
50
3 0 30 100 3 0 100 300 C # # 100 100
Z
3. 2 4. 2 4. 2
1 G
2
B
3 G
2
B
3 G
2
B
3 G
2
B
3 G
2
B
2 G
2
B
L
3 G
3
B
L
2 G
2
B
1 G
1
2 G
2
1 G
2
2 G
2
2 G
2
2 G
1
1 G
1
L
2 G
2
L
1 G
1
L
89
L
L
B
B
L
261 2615 262, 263
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 4 5.000 t/j
264
Glasbewerkingsbedrijven 0 Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens 1 totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens 2 totaal >= 40 kW Baksteen en A baksteenelementenfabrieken
264 2651
B Dakpannenfabrieken 0 Cementfabrieken:
262, 263 262, 263
2651
1 - p.c. < 100.000 t/j
2651 2652
2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Kalkfabrieken:
2652
1 - p.c. < 100.000 t/j
2652 2653
2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Gipsfabrieken:
2653
1 - p.c. < 100.000 t/j
2653 2661.1
2661.1 2661.2
2 - p.c. >= 100.000 t/j 0 Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en 1 bekistingtrille - met persen, triltafels of 2 bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d - met persen, triltafels of 3 bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1 - p.c. < 100.000 t/j
2661.2 2662 2663, 2664
2 - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1 - p.c. < 100 t/u
2663, 2664 2665, 2666
2 - p.c. >= 100 t/u 0 Vervaardiging van produkten van
2661.1 2661.1
# # 200 300 C 1 0 30 50
Z
1 0 10 30 3 0 50 100 3 0 200 200 5 0 200 200 1 0 300 500 C 3 100 0 500 0 C 3 0 200 200 5 0 500 300 3 0 200 200 5 0 500 300 1 0 100 200 1 0 100 300 3 0 200 700 1 0 50 100 3 0 200 300 5 0 50 100 1 0 50 100 3 0 200 300
50 R 10
50
10
30
30
100
30
200
100 R
30 R Z
Z
Z
Z
Z
Z
500
50 R
5. 1 3. 1
200
2 3. 2 4. 1 4. 1
500 100 0
5. 1 5. 3
30 R
200
50 R
500
30 R
200
50 R
500
30
200
30
300
30
700
30
100
30
300
30
100
100 R
100
50 R
300
4. 1 5. 1 4. 1 5. 1 4. 1 4. 2 5. 2 3. 2 4. 2 3. 2 3. 2 4. 2
2 G
2
1 G
1
1 G
1
L
2 G
2
L
2 G
2
L
2 G
2
2 G
2
3 G
3
2 G
2
3 G
3
2 G
2
3 G
3
B
2 G
2
B
2 G
2
B
3 G
3
B
2 G
2
3 G
3
2 G
2
3 G
2
3 G
3
90
L
B
beton, (vezel)cement en gips: 2665, 2666
1 - p.c. < 100 t/d
2665, 2666 267
2 - p.c. >= 100 t/d 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: 1 p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: 2 p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, 3 v.c. < 100.000 t/j - met breken, zeven of drogen, 4 v.c. >= 100.000 t/j
267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken A 0 A 1 A 2 B 0 B 1 B 2
1 0 30 100 1 0 30 50 1 0 100 300 3 0 200 700 1 0 30 50
Z
50 R
100
200 R
300
0
Z
100 D
0
50
10
300
10
700
10
50 D
3. 2 4. 2
2 G
2
3 G
2
1 G
2
1 G
1
1 G
2
2 G
3
1 G
2
3 G
2
B
L
3 G
3
B
L
2 G
2
2 G
2
2 G
2
3 G
2
B
L
3 G
2
B
L
5. 2
2 G
2
B
6
3 G
3
B
2 G
2
B
3 G
2
B
3. 2 3. 1 4. 2 5. 2 3. 1
B
Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
# # # #
100 100 200 200
# # 200 300 C # - overige isolatiematerialen # 100 100 C 5 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 0 50 100 # Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur # 50 200 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 # ton/uur # 100 300 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j
2682 27
C D 0 D 1 -
27 271
VERVAARDIGING VAN - METALEN 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1 - p.c. < 1.000 t/j
271 272
2 - p.c. >= 1.000 t/j 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272
1 - p.o. < 2.000 m2
272 273
2 - p.o. >= 2.000 m2 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en
2682
1 0 50 100 3 0 200 300
# # # #
500 700 100 150 0 0 C
3 0 30 500 5 100 0 100 0
30
300
Z
50
500
Z
30
300
50
200
50
100 D
30
200
50
300
Z
200 R Z
300 R
30 Z
50 R
700 150 0
500 100 0
4. 2 5. 1
4. 2 4. 1 3. 2 4. 1 4. 2
5. 1 5. 3
91
L
profielzetterijen: 273
1 - p.o. < 2.000 m2
273
2 A 0 A 1 A 2 B 0 B 1 B 2
274 274 274 274 274 274
- p.o. >= 2.000 m2
- p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: - p.o. < 2.000 m2
2751, 2752 2751, 2752
1 - p.c. < 4.000 t/j
2751, 2752
2 - p.c. >= 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ 0 -smelterijen:
2753, 2754
1 - p.c. < 4.000 t/j
2753, 2754 28
2 - p.c. >= 4.000 t/j VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. - MACH./TRANSPORTMIDD.) 0 Constructiewerkplaatsen:
28 281 281
30 300 50 700
Z
30
300
50 R
700
4. 2 5. 2
2 G
2
3 G
3
B
1 G
2
B
2 G
3
B
2 G
2
B
3 G
3
B
1 G
2
B
2 G
3
B
1 G
2
B
2 G
3
B
2 G
2
B
1 G
1
2 G
2
B
3 G
3
B
2 G
2
B
3 G 2 G
3 2
B B
Non-ferro-metaalfabrieken:
- p.o. >= 2.000 m2 IJzer- en staalgieterijen/ 0 -smelterijen:
2753, 2754
3 0 5 0
281
1 - gesloten gebouw 1 a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2
281
2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2
281 2821
3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1 - p.o. < 2.000 m2
2821 2822, 2830
2 - p.o. >= 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en
# # # #
100 300 300 700
5 0 50 500 # 100 # 100 0
# # # #
# # # #
Z
Z
50 300 C 100 500 C
Z
50 300 C 100 500 C
3 0 30 100 3 0 30 50 3 0 50 200 5 0 200 300 3 0 50 300 5 0 100 500 3 30 200 0
Z
Z
Z
30 R
300
50 R
700
4. 2 5. 2
50 R 100 R
500 100 0
5. 1 5. 3
30 R
300
50 R
500
30 R
300
50 R
500
30
100
10
50
30
200
30
300
30 R
300
50 R 30
500 200
4. 2 5. 1
4. 2 5. 1
3. 2 3. 1 4. 1 4. 2 4. 2 5. 1 4. 1
92
L
L
284
A
284 284
B B 1
2851
0
2851
stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbe drijven:
2851
1 1 0 1 1 1 2
2851
2 - scoperen (opspuiten van zink)
2851
3 - thermisch verzinken
2851
4 - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, 5 polijsten)
2851 2851
2851 2851 2851 2851
2851 2852 2852 287 287 287 287 287
- algemeen - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen
6 - anodiseren, eloxeren - chemische 7 oppervlaktebehandeling 8 - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, 9 verkoperen ed) Overige metaalbewerkende 1 industrie Overige metaalbewerkende 2 industrie, inpandig, p.o. <200m2 A Grofsmederijen, anker- en 0 kettingfabrieken: A 1 - p.o. < 2.000 m2 A 2 - p.o. >= 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken B n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken B n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
1 0 5 0 3 0
30 200
30
200
30 100
30
100 D
30
10
50 D
50
5 0 50 100 3 0 200 200 3 0 50 100 # # 30 100 5 0 50 100 # # 50 100 # # 50 100 3 0 5 0 5 0 # # 3 0 1 0 1 0
50
100
30
200 D
50
100 D
50 R
100 D
30 R
100 D
50
100
50
100
50 100
30
100
10 100
30
100
10 100
30
100
50 100
50 R
100
30 100
50
100
30 100
30
100 D
30
10
50 D
50
3 0 50 200 5 0 100 500 3 0 30 100 3 0 30 50
Z
30
200
30
500
30
100
10
50
4. 1 3. 2 3. 1
3. 2 4. 1 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 1
4. 1 5. 1 3. 2 3. 1
1 G
2
B
2 G
2
B
1 G
2
B
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
1 G
2
B
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
1 G
1
B
2 G
2
B
1 G
2
B
1 G
2
B
2 G
2
B
3 G
3
B
2 G
2
B
1 G
2
B
93
L
29
-
29 29
VERVAARDIGING VAN - MACHINES EN APPARATEN 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29
1 - p.o. < 2.000 m2
29
2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien 3 verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN - COMPUTERS Kantoormachines- en A computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, - APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken
29
30 30 30 31
31 311 312 313 314
30 200
30
200 D
30
300 D
30 300
10
Z
30
3 0 5 0
Elektrotechnische industrie n.e.g.
33 33
100 D
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, videoen telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading
316
3210 33
30
Koolelektrodenfabrieken
Lampenfabrieken
32 321 t/m 323
3 0
30 100
# # 30 30 # # 10 30 # # 10 200 # # 30 100 # # 30 30 3 0 10 30 # 100 # 300 0 C
315
3162 32
3 0 5 0 5 0
10
30
50
200
50
200
100 R 50 300 R 10 Z
200 R
200 D 100 300 30 150 0
3. 2 4. 1 4. 2
2 G
1
B
3 G
2
B
3 G
2
B
1 G
1
1 G
2
B
L
1 G
2
B
L
2 G
2
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2
1 G
1
6
2 G
3
B
L
2 G
1
B
1 G
2
B
1 G
1
2
4. 1 4. 1 4. 1 3. 2 4. 2
L
-
-
0
50
30
50 D
10
50
30
50
3. 1 3. 1
0
30
0
30
2
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN - INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en
3 0
94
instrumenten e.d. 34
-
34
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en 0 assemblagebedrijven
341 341
1 - p.o. < 10.000 m2
341
2 - p.o. >= 10.000 m2
3420.1
Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
3420.2 343 35
35 351
Auto-onderdelenfabrieken
351
2 - kunststof schepen
351
3 - metalen schepen < 25 m - metalen schepen >= 25m en/of 4 proefdraaien motoren >= 1 MW
352 352 352 353
30 R
200 D
50 R
300
10 200
30 R
200
10 200
30
200
10 100
30 R
100
30 300
Z
3 G
2
B
3 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
2 G
1
B
2 G
1
B
2 G
2
B
2 G
3
B
2 G
3
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. - AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en 0 reparatiebedrijven: 1 - houten schepen
3511
10 200 C
4. 1 4. 2 4. 1 4. 1 3. 2
-
351
351
# # # # # # 3 0 3 0
Scheepssloperijen Wagonbouw- en 0 spoorwegwerkplaatsen: 1 - algemeen - met proefdraaien van 2 verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en 0 -reparatiebedrijven:
353
1 - zonder proefdraaien motoren
353
2 - met proefdraaien motoren
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
3 0 30 50 # # 50 100 5 0 100 200 # # 100 500 C # # 200 700
5 0 5 0
5 0 # # 3 0 3 0
10
Z
30 300
30 200 100 30 0
50 R
100
30
200
50
500
100 R
30 100 Z
50
700
30
100
30 R
300
30 100 R
200 100 0
10 100
30 R
100
30 100
30
100 D
Z
3. 1 3. 2 4. 1 5. 1 5. 2
3. 2 4. 2
4. 1 5. 3 3. 2 3. 2
95
L
36
36 361
-
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
362
1 Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 2 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d.
363
Muziekinstrumentenfabrieken
364
Sportartikelenfabrieken
365 3661.1
Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
361
3661.2 37
-
37
-
371
Metaal- en autoschredders
372 372
B Rubberregeneratiebedrijven
372 40
C Afvalscheidingsinstallaties PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM - EN WARM WATER A Elektriciteitsproduktiebedrijven 0 (electrisch vermogen >= 50 MWe) - kolengestookt (incl. meestook A biomassa), thermisch vermogen > 1 75 MWth A - oliegestookt, thermisch 2 vermogen > 75 MWth - gasgestookt (incl. bijstook A biomassa), thermisch vermogen > 3 75 MWth,in A - kerncentrales met koeltorens
372
40 40
40 40
40 40
0 3 0 3 0 3 0 3 0 0 3 0
50 100
30
100 D
3. 2
2 G
2
B
10
10
0
10
1
1 P
1
10
10
10
30
2
1 G
1
10
30
10
30
2 G
2
10
50
30
50
2 G
2
10 30
50 30
30 0
50 30
2 G 1 P
2 1
10
50
30
50 D
2 3. 1 3. 1 2 3. 1
2 G
2
2 G
3
2 G
2
3 G
3
2 G
2
3 G
2
B
2 G
3
B
L
2 G
3
B
L
1 G 1 P
3 3
B
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
A 0 Puinbrekerijen en -malerijen: A 1 - v.c. < 100.000 t/j A 2 - v.c. >= 100.000 t/j
372
5 0
3 0 100 500
Z
3 0 100 300 3 0 200 700 # # 50 100 # # 200 300 C
# # # #
30
500
10
300
10
700
50 R
300
50
300
5. 1
4. 2 5. 2 4. 2 4. 2
700 700 C
Z
200
700
100 500 C
Z
100
500
5. 2 5. 1
500 150 D
5. 1 6
# # 100 500 C 1 10 500 C
Z
100 R 150
96
B
40 40
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41
4 A 5 B 0 B 1 B 2 C 0 C 1 C 2 C 3 C 4 C 5 D 0 D 1 D 2 D 3 D 4 D 5 E 0 E 1 E 2 F 0 F 1 F 2 F 3 -
- warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
0 3 0
# # 5 0
0 30 500 C
Z
0
100 R
500
50 100
30 R
100
50 100
30 R
100
5. 1
3. 2 3. 2
2
2 G
1
L
2 G
1
L
1 P
1
B
1 P
1
B
1 P
2
B
1 P
2
B
1 P
2
B
1 P
1
1 P
2
- < 10 MVA
0
0
30 C
10
30
- 10 - 100 MVA
0
0
50 C
30
50
- 100 - 200 MVA
0
0 100 C
50
100
- 200 - 1000 MVA
0
0 300 C
Z
50
300
- >= 1000 MVA
0
0 500 C
Z
50
500
0
0 300 C
100
300
0
0 500 C
200 R
500
4. 2 5. 1
0
0
10 C
10
10
1
1 P
1
0
0
30 C
10
30
1 P
1
0
0
50 C
50 R
50
2 3. 1
1 P
1
50
100
3. 2
1 P
2
30 C
10
30
2
1 P
1
1 P
2
1 P
2
1 P
3
Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gascompressorstations vermogen >= 100 MW - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming - blokverwarming
3 0 1 0
10 100 C 0
2 3. 1 3. 2 4. 2 5. 1
1 G
windmolens: - wiekdiameter 20 m
0
0 100 C
30
100
- wiekdiameter 30 m
0
0 200 C
50
200
- wiekdiameter 50 m
0
0 300 C
50
300
3. 2 4. 1 4. 2
97
502
WINNING EN DITRIBUTIE VAN - WATER A Waterwinning-/ bereiding0 bedrijven: A 1 - met chloorgas A - bereiding met chloorbleekloog 2 e.d. en/of straling B Waterdistributiebedrijven met 0 pompvermogen: B 1 - < 1 MW B 2 - 1 - 15 MW B 3 - >= 15 MW - BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 0 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 1 2.000 m² Aannemersbedrijven met 2 werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met 3 werkplaats: b.o.< 1000 m² HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; - BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Groothandel in vrachtauto's (incl. import)
5020.4 5020.4
A Autoplaatwerkerijen B Autobeklederijen
5020.4
C Autospuitinrichtingen
5020.5
503, 504 505
Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 Benzineservisestations:
505
1 - met LPG > 1000 m3/jr
505
2 - met LPG < 1000 m3/jr
41 41 41 41 41 41 41 41 45 45 45 45 45 45 50
50 501, 502, 504
5 0 1 0
100 0 R
100 0 D
0
50 C
0
50 C
30
50
0
0
30 C
10
30
0
0 100 C
10
100
0
0 300 C
10
300
1 0 1 0 1 0 0
1 0 1 0 1 0 0 5 0 1 0
0 3 0 3 0
5. 3 3. 1
2 3. 2 4. 2
1 G
2
L
1 G
2
1 P
1
1 P
1
1 P
2
2 G
2
B
2 G
1
B
2 G
1
B
30 100
10
100
30
50
10
50
30
50
10
50
3. 2 3. 1 3. 1
10
30
10
30
2
1 G
1
B
0
30
10
30
2 P
1
B
10 100
10
100
2 G
1
30 100 0 10
10 10
100 10
1 G 1 G
1 1
30
30
30 R
50
2 3. 2 3. 2 1 3. 1
1 G
1
0
30
0
30
2
3 P
1
0
30
10
30
2
1 P
1
0
30
200 R
200
3 P
1
B
0
30
50 R
50
3 P
1
B
4. 1 3. 1
98
B
L
505 51
5121
3 - zonder LPG GROOTHANDEL EN - HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in akkerbouwprodukten en 0 veevoeders Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 1 ton/uur of meer
5122
Grth in bloemen en planten
5123
Grth in levende dieren
5124
Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken
51 511 5121
5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7
0
5148.7
1
5148.7
2
5148.7
3
Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen:
5148.7 5148.7 5151.1
4 5 0
5151.1
1 - klein, lokaal verzorgingsgebied
3 0
0 3 0
0
30
10
30
2
3 P
1
0
10
0
10
1 P
1
30
50
2 G
2
2 G
2
2 G
1
2 G
1
2 G
1
2 G
1
2 G 2 G
1 1
# # 100 300 1 0 10 30 5 0 10 100 C 5 0 0 30 3 0 10 30 1 0 0 30 0 0 30 1 0 0 30 1 0 10 30 3 0 10 30 1 0 10 30 1 0 10 30 1 0 1 0
1 0
Z
30 R
50
1 3. 1
50 R
300
4. 2
0
30
50 R
50
50 R 0
50 30
2 3. 2 3. 1 3. 1 3. 1 2
0
100
0
50
0
30
2
2 G
1
0
30
2
2 G
1
0
30
2
2 G
1
10
30
2
2 G
1
10
30
2
2 G
1
2 G
1
2 G
1
0
30
10 V
30
0
30
50 V
50
2 3. 1
0
30
500 V
500
5. 1
2 G
1
100 0 V 30
100 0 30
5. 3 2
2 G 2 G
1 1
50
3. 1
2 P
2
1 0 0
0 0
30 30
1 0
50
50
30
99
B
5151.1 5151.2
- kolenterminal, opslag opp. >= 2 2.000 m2 Grth in vloeibare en gasvormige 0 brandstoffen:
5 0 500 500
5 0 # # 5 0 # #
5151.2
1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3
5151.2
2 - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3
5151.2 5151.3 5152.1
3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 0 Grth in metaalertsen:
5152.1
1 - opslag opp. < 2.000 m2
5152.1
2 - opslag opp. >= 2.000 m2
5152.2 /.3 5153
Grth in metalen en -halffabrikaten 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
0
5153 5153 5153.4
1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 4 zand en grind:
5153.4 5153.4
Z
100
500
0
50
200 R
200 D
0
50
500 R
500 D
0
50
300 R
300 D
0
30
5. 1
4. 1 5. 1 4. 2 3. 2
3 G
3
B
2 G
2
B
L
2 G
2
B
L
2 G
2
2 G
2
B
3 G
3
B
3 G
3
B
2 G
2
50
100
10
300
10
700
10 100
10
100
4. 2 5. 2 3. 2
0 0
10 10
50 30
10 10
50 30
3. 1 2
2 G 1 G
2 1
0 0
30 100 10 30
0 0
100 30
3. 2 2
2 G 1 G
2 1
5154
5 - algemeen: b.o. > 200 m² 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en 0 verwarmingsapparatuur:
5154 5154
1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m²
0 0 5 0 3 0 1 0 1 0 1 0 1 0 1 0
10 0
50 30
2 G 1 G
2 1
2 G
2
5155.1
Grth in chemische produkten
5155.2
Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen
5156 5157
0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m²
5157
1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en 0 schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en 1 schroot: b.o. <= 1000 m² 0 Grth in machines en apparaten: 1 - machines voor de bouwnijverheid
5157.2/3 5157.2/3 5162 5162
3 0 300 300 5 0 500 700
0
Z
3. 1 2 3. 2
0 0
50 30
10
30
100 R
30
30
30 R
30
2
1 G
1
10
30
10
30
2 G
2
30 100
30
100
2 G
2
B
10
50
10
50
2 G
2
B
30 100
10
2 G
2
B
10
50
10
50
2 3. 2 3. 1 3. 2 3. 1
2 G
2
B
10 100
10
100
3.
2 G
2
100 D
100 D
100
B
5162
517 52 52 52 5211/2,524 6/9
2 - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE - T.B.V. PARTICULIEREN A Detailhandel voor zover n.e.g.
0
10
50
0
50
2 3. 1
0
0
30
0
30
2
2 G
1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt
0
0
10
10
10
1
2 P
1
0
10
10
10
1
1 P
1
10 C 0
10 10
10 10
1 1
1 P 1 P
1 1
Postorderbedrijven Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
5222, 5223 5224 5231, 5232 5246/9 5249 5261 527 55 55
5511, 5512 552
553 554 554
1
1 0 1 0 0
10 0
0
0
30
10
30
2
3 P
1
0
0
10
10 V
10
1 P
1
0
0
50
0
50
1 3. 1
2 G
1
0
0
10
10
10
1
1 P
1
0
10
10
10
2 P
1
0
50 C
30
50
1 3. 1
2 P
1
0 0 0
10 C 10 C 30 C
10 10 10
10 10 30 D
1 1 2
2 P 2 P 2 P
1 1 1
0
10 C
10
10 D
1
1
0
30 C
10
30
2
1 P G/ 1 P
3. 2
3 P
2
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars 2 Discotheken, muziekcafé's -
5551
Kantines
5552 60 60 601
Cateringbedrijven
601
2 G
1 0 3 0 1 0 0 0 1 0 1 0
1
- VERVOER OVER LAND 0 Spoorwegen: 1 - stations
0
0 100 C
50 R
100 D
101
601 6021.1 6022 6023
- rangeerterreinen, overslagstations (zonder 2 rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven
3 0 0 0 1 0
30 300 C
300 R
300 D
10 100 C 0 30 C
0 0
100 D 30
0 100 C
0
100
4. 2 3. 2 2 3. 2
6311.1
Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. 0 > 1000 m² - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. 1 <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen VERVOER OVER WATER / - DOOR DE LUCHT Vervoersbedrijven (uitsluitend A kantoren) DIENSTVERLENING T.B.V. HET - VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven 0 t.b.v. zeeschepen:
6311.1
1 - containers
0
10 500 C
100 R
500
6311.1
300 D 100 0
6311.1
6 - olie, LPG, e.d.
6311.1
7 - tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven 0 t.b.v. binnenvaart:
0 30 300 C 5 100 0 700 0 C # # 500 500 C 5 0 700 700 C # # 0 100 C # # 10 100 C
100 R
6311.1
2 - stukgoederen - ertsen, mineralen e.d., 3 opslagopp. >= 2.000 m2 - granen of meelsoorten, v.c. >= 4 500 t/u - steenkool, opslagopp. >= 2.000 5 m2
6024
6024 603 61, 62 61, 62 61, 62 63 63
6311.1 6311.1
6311.2 6311.2
3 G
2
2 P 2 P
2 1
2 G
1
3 G
1
0
0 100 C
30
100
3. 2
0
0
50 C
30
50
3. 1
2 G
1
0
0
30 C
10
30 D
2
1 P
1
0
0
10
0
10
1
2 P
1
3 G
3
3 G
3
B
3 G
3
B
3 G
3
3 G
3
B
2 G
3
B
1 G
2
B
2 G
2
1 G
2
B
2 G 2 G
2 2
B B
Z
50
Z
100 R
500
Z
100 100 0 R
700 100 0
200 R
300
10 300
50 R
300 300
6311.2
1 - containers 1 0 - tankercleaning
0 # #
10 100
200 R
6311.2 6311.2
2 - stukgoederen 3 - ertsen, mineralen, e.d.,
0 10 100 3 200 300
50 R 30
100 D 300
5. 1 4. 2 5. 3 5. 1 5. 2 5. 3 4. 2
4. 2 4. 2 3. 2 4.
102
B
L
opslagopp. < 2.000 m² - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2
6311.2
4
6311.2
5
6311.2
6
6311.2
7
6311.2
8
6311.2
6322, 6323
9 - olie, LPG, e.d. Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Autoparkeerterreinen, 1 parkeergarages Stalling van vrachtwagens (met 2 koelinstallaties) Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
6323
A Luchthavens
6323 633
B Helikopterlandplaatsen Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren) - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven B 0 zendinstallaties: - LG en MG, zendervermogen < B 100 kW (bij groter vermogen: 1 onderzoek!) B 2 - FM en TV B 3 - GSM en UMTS-steunzenders FINANCIELE INSTELLINGEN EN - VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, A beurzen - VERHUUR VAN EN HANDEL IN
6312 6321 6321
634 64 64 641 642 642
642 642 642 65, 66, 67 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70
0 5 0 5 0 # # 5 0 5 0 # # 3 0 1 0 1 0
500 700
Z
300 200 500 300
Z
300 300 500 500 0
50
Z
50
700
50 R
300
100 R
500
50
300
100
500
700 R
700
10
50 C
0
30 C
0
30
0 100 C
30
100
0 # #
0
10 150 50 0 C
0 0
50 500 0 10
50 R
0 500 R 50 0
50 D
10 150 0 D 500 10
2 5. 2 4. 2 5. 1 4. 2 5. 1 5. 2 3. 1
3 G
3
2 G
2
3 G
3
2 G
2
B
3 G
3
B
2 G
3
B
2 G
2
2 3. 2
3 P
1
2 G
1
1
2 P
1
6 5. 1 1
3 P
3
1 P 1 P
2 1
0
0
10
0
10 D
1
1 P
1
0 0
0 0
30 C 10 C
0 0
30 10
2 1
2 P 1 P
1 1
1 P
2
0
0
0 C
100
100
3. 2
0
0
0 C
10
10
1
1 P
2
0
0
0 C
10
10
1
1 P
2
0
0
10 C
0
10
1
1 P
1
103
B
L
L
B
L
70 71
71
ONROEREND GOED Verhuur van en handel in A onroerend goed VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE - ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
712 713 714 72 72
72 72 73 73 731
732 74 74 74 747
0
0
10
0
10
1
1 P
1
1 0
0
30
10
30
2
2 P
1
2 G
1
2 G
1
1 0 1 0 1 0
0
50
10
50 D
0
50
10
50 D
3. 1 3. 1
10
30
10
30 D
2
2 G
2
0 0
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
3 0
10
30
30
2
1 P
1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
0 5 0 1 0 5 0 0
0
10
0
10 D
2 P
1
30
30
50 D
1 3. 1
10
1 P
1
B
30 C
10
30
2 G
1
B
200 10
2 4. 1 1
3 G 2 P
2 1
10
1
2 P
1
B
COMPUTERSERVICE- EN - INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's A e.d. B Switchhouses SPEUR- EN - ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek OVERIGE ZAKELIJKE - DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: A kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
7484.3 7484.4 75
-
75 75
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, - SOCIALE VERZEKERINGEN A Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
0
0
10 30 C
30 200 C 0 10
0
10
0 0
30 R
50 R 0
0
104
7522 7525 80 80
-
801, 802 803, 804 85
-
85
-
8511
9001 9001 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2
Brandweerkazernes
0
0
50 C
0
50
4. 1 3. 1
ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
0 1 0
0
30
0
30
0
30
10
0
30 C
0 0
1 2 A 0 A 1 A 2 A 3
0 0
Verpleeghuizen Kinderopvang
100
200 D
3 G
1
B
1 G
1
2
1 P
1
30 D
2
2 P
1
1 0
10
30
2
3 P
2
0 0 1 0 0
10 10
0 0
10 10
1 1
2 P 1 P
1 1
30 C 30
0 0
30 30
2 2
1 P 2 P
1 1
100 C
10
200
2 G
1
2 G
1
3 G
2
1 P
1
2 G
1
2 G
1
B
3 G
3
B
3 G
3
1 G
1
1 G 1 G
1 2
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e. - 100.000 - 300.000 i.e. - >= 300.000 i.e.
B rioolgemalen Vuilophaal-, A straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afvalB inzameldepots) C A 0 A 1 A 2 A 3 A
30 200 C
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Ziekenhuizen Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven Consultatiebureaus
8512, 8513 8514, 8515 853 853 90 90
Defensie-inrichtingen
3 0
Vuiloverslagstations
# # 10 # # 10 # # 10 3 0 0 5 0 30 3 0 30 # # 200
200 C
Z
10
300
300 C
Z
10
500
0
30
50
10
50
50
30 R
50
10 C
300
30
300
10 100 C
10
500
10 150 0 10
100 150 0 50
4. 1 4. 2 5. 1 2 3. 1 3. 1 4. 2
Afvalverwerkingsbedrijven:
- kabelbranderijen
# # # #
- verwerking radio-actief afval - pathogeen afvalverbranding
0 5
- mestverwerking/korrelfabrieken
50
30
10 200 C 10 30
5. 1 3. 2 6 3.
105
B
L
L
9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 91 91
9111 9131 9133.1 9133.1 92 92 921, 922 9213
9232 9233 9234 9234.1 9251, 9252
4 A 5 A 6 A 7
(voor ziekenhuizen)
B C 0 C 1 C 2 C 3 C 4 C 5 -
Vuilstortplaatsen
- oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval
0 # # 0 10 # # 200 300 C 1 0 10 30 # # 200 300
Z
30 R
100 D
50
300 D
30 R 10
30 300
1 3. 2 4. 2 2 4. 2
1 G
2
B
L
3 G
3
B
L
1 G
1
B
L
3 G
3
B
2 G
2
B
2 G
2
B
2 G
2
B
3 G
2
B
3 G
1
B
1 P 2 P 2 P
1 1 1
1 P
1
Composteerbedrijven: - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. A Buurt- en clubhuizen B Hondendressuurterreinen CULTUUR, SPORT EN - RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Bioscopen Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen Recreatiecentra, vaste kermis e.d. Muziek- en balletscholen Dansscholen Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.
9253.1 9261.1
Dierentuinen 0 Zwembaden:
9261.1
1 - overdekt
# # # # # # # # # #
100
50
10
300
300 100
30
700
100 100
10
100
200 100
30
200
50 100
100 R
200
4. 2 5. 2 3. 2 4. 1 4. 1
0 0 0
0 0 0
10 30 30 C
0 0 0
10 30 30 D
0
0
50
0
50
1 2 2 3. 1
0 0
0 0
30 C 30 C
10 0
30 30
2 2
2 G 3 P
1 1
0 3 0 0 0 0 # #
0
30 C
0
30
3 P
1
10 300 0 30 0 30 C 0 10
10 0 0 0
3 2 2 2
P P P P
3 1 1 1
3 P
1
3 P
1
1 0
10
50 C
0
100
2 4. 2 2 2 1 3. 2
0
50 C
10
50
3. 1
300 D 30 30 10
106
L
9261.1
2 - niet overdekt
3 0
50
4. 1 3. 1 2 3. 2 4. 2 3. 1 3. 1 3. 1 1 3. 1
9261.2 9261.2
A Sporthallen B Bowlingcentra
0 0
0 0
9261.2
C Overdekte kunstijsbanen
0
0 100 C
50 R
100
9261.2
D Stadions en open-lucht-ijsbanen
0 300 C
50 R
300
9261.2
E Maneges
0 5 0
30
9261.2
F Tennisbanen (met verlichting)
0
9261.2 9261.2
G Veldsportcomplex (met verlichting) H Golfbanen
9261.2 9262
200
200 100 0
4. 1 5. 3
30 10
30 10
300 150 0 150 0 150 0
300 150 0 150 0 150 0
10
200
200
300 100 0
500 150 0
500 150 0
30
500 100 0
0 200 50 C 30 C
10
200
0 0
50 30
30
0
50
0
50 C
0
50
0 0
0 0
50 C 10
0 0
50 10
0
0
30 C
9262 9262
I Kunstskibanen 0 Schietinrichtingen: - binnenbanen: geweer- en 1 pistoolbanen 1 - buitenbanen met voorzieningen: 0 pistoolbanen 1 - buitenbanen met voorzieningen: 1 boogbanen 2 - binnenbanen: boogbanen
9262
9262
0 1 0
0 200 C 100 0 0
0 0
0 0
3 - vrije buitenbanen: kleiduiven
0
0 200
9262
4 - vrije buitenbanen: schietbomen
9262
5 - vrije buitenbanen: geweerbanen
9262
6 - vrije buitenbanen: pistoolbanen
0 1 0 1 0
0 500 150 0 0 150 0 0
9262
7 - vrije buitenbanen: boogbanen - buitenbanen met voorzieningen: 8 schietbomen - buitenbanen met voorzieningen: 9 geweerbanen Skelter- en kartbanen, < 8 B uur/week in gebruik Skelter- en kartbanen, >=8 C uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen D e.d., < 8 uur/week in gebruik Autocircuits, motorcrossterreinen E e.d., >=8 uur/week in gebruik F Sportscholen, gymnastiekzalen
0 0 1 0 0 1 0 0 5 0 30 5 0 50 # # 50 # # 100 0 0
9262
9262 9262 9262 9262 9262 9262 9262
50 R
10
30 10 C
500 C 100 0 C 700 150 0 30 C
Z
30 50
Z
50 0
700 150 0 30
3 P
1
2 P 2 P
1 1
2 P
1
3 P
2
2 P
1
2 P
2
2 P 2 P
2 1
2 P
2
2 P
1
1 P
1
2 1 4. 2
1 P 1 P
1 1
2 P
1
6
1 P
1
6
2 P
1
6 4. 1 5. 1
2 P
1
1 P
1
2 P
1
6 5. 1 5. 3 5. 2
2 P
1
2 P
1
B
2 P
1
B
3 P
1
B
6 2
3 P 2 P
1 1
B
107
L
9262
Jachthavens met diverse G voorzieningen
9271 9272.1 9272.2 93 93
Casino's Amusementshallen Modelvliegtuig-velden -
A Wasserijen en strijkinrichtingen
9301.1
B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen B Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 Begrafenisondernemingen: 1 - uitvaartcentra 2 - begraafplaatsen
9302 9303 9303 9303 9303
10
50 C
30
50
0 0
30 C 30 C
0 0
30 30
100
300
0 300
3. 1 2 2 4. 2
3 P
1
3 P 2 P
1 1
1 P
1
2 G
1
2 G
1
B
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
9301.2 9301.3 9301.3
1 0 1 0 0 1 0
9304
3 - crematoria Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
9305 9305
A Dierenasiels en -pensions B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
3 0 3 0 3 0 0 0
0
50 C
30
50
0
50
30
50
3. 1 3. 1
0 0 0
30 30 10
30 R 0 0
30 30 10
2 2 1
2 G 1 G 1 P
1 1 1
0
0
10
0
10
1
1 P
1
0 0 # # 1 0 3 0 0
0 0
10 10
0 0
10 10
2 P 2 P
1 1
10
30
10
100
1 1 3. 2
2 P
2
30 C
0
30
1 P
1
0 100 C 0 10 C
0 0
2 3. 2 1
1 P 1 P
1 1
0
100 10 D
108
L B
L
L
Staat van bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk – tabel 2
30
2 - bovengronds, 2 - 8 m3
-
-
-
50 R
50
1
3 - bovengronds, 8 - 80 m3
-
-
-
100 R
100
1
4 - bovengr., 80 - 250 m3
-
-
-
300 R
300
1
5 - ondergronds, < 80 m3
-
-
-
50 R
50
1
6 - ondergr., 80 - 250 m3 niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld brandbare vloeistoffen (in 0 tanks): - ondergronds, K1/K2/K31 klasse - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 2 m3 - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 3 1000 m3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 4 m3 - bovengronds, K3-klasse: 10 5 1000 m3 Overige gevaarlijke stoffen in 0 tanks: - bovengronds < 10 m3 en 1 onder drempelwaarde BRZO - overige opslagen onder 2 drempelwaarde BRZO - opslagen in hoeveelheden 3 boven drempelwaarde BRZO 0 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in
-
-
-
200 R
200
-
-
-
1
2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 5
50
50
2 3. 1 3. 2 4. 2 3. 1 4. 1 3. 1
- -
-
- -
-
- -
2
- -
3
- -
-
- -
-
- -
2
LUCHT
30
BODEM
GELUID -
1 1
OPSLAGEN butaan, propaan, LPG (in 0 tanks): 1 - bovengronds, < 2 m3
VISUEEL
STOF -
subnr.
-
0
VERKEER
INDICES
CATEGORIE
AFSTAND IN METERS
GEUR
OMSCHRIJVING
AFSTAND GROOTSTE
Nr .
2.
GEVAAR
Bijlage
- 10
-
-
10
10
10
-
-
50 R
50
30
-
-
100 R
100
10
-
-
10
30
30
-
-
50
50
10
-
-
10
10
30
-
-
50
50
30
-
-
700 R
700
1 3. 1 3. 2
- -
-
B
- -
-
B
- -
3
B
2 3. 1
- -
-
B
- -
3
B
1 3. 1 5. 2
- -
-
- -
-
- -
-
109
5
1
5
2
5 6
3 0
6
1
6
2
6
3
6 7
4 0
7
-
-
-
10
10
1
- -
-
-
-
-
30 R
30
2
- -
-
-
-
-
500 R
500
5. 1
- -
-
- -
-
-
-
-
500
500
5. 1
-
-
-
100 0
100 0
5. 3
- -
-
-
-
-
10
10
1
- -
-
-
-
-
30
30
2
- -
-
5. 1
- -
-
- -
-
- -
-
- -
1
- -
-
B
- -
-
B
- -
1
B
2 P
1
1 G
1
-
500 V
500
-
-
100 0 V
100 0
kunstmest, niet explosief
- 50
-
30
9
kuilvoer gier / drijfmest (gesloten 10 0 opslag):
50 10
-
0
5. 3 3. 50 D 1 3. 50 D 1
10 1 - oppervlakte < 350 m2
50 10 0 20 0
-
-
-
50
-
-
-
100
-
-
-
200
7 8
1
emballage of in gasflessen: - kleine hoeveelheden < 10 ton - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau) ontplofbare stoffen en munitie: ontplofbare stoffen <= 50 kg NEM (netto explosieve massa) ontplofbare stoffen > 50 kg en < 6000 kg NEM (netto explosieve massa) - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 professioneel vuurwerk: - hoeveelheid netto explosieve massa < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) - hoeveelheid netto explosieve massa > 750 kg en < 6000 kg
2
10 2 - oppervlakte 350 - 750 m2 10 3 - oppervlakte >= 750 m2 INSTALLATIES gasflessenvulinstallaties 12 (butaan, propaan) laadschoppen, shovels, 13 bulldozers 14 0 laboratoria:
-
-
-
3. 1 3. 2 4. 1
11
10
0 30
30 30 50
100 R 10
100 50
3. 2 3. 1
110
14 1 - chemisch / biochemisch 14 2 - medisch en hoger onderwijs luchtbehandelingsinst. t.b.v. 15 detailhandel 16 keukeninrichtingen koelinstallaties freon ca. 300 17 kW koelinstallaties ammoniak < 18 400 kg koelinstallaties ammoniak > 19 400 kg total energy installaties 20 (gasmotoren) ca. 100 kW afvalverbrandingsinstallatie, 21 kleinschalig noodaggregaten t.b.v. 22 elektriciteitsopwekking verfspuitinstallaties en moffel23 en emailleerovens vorkheftrucks met 24 verbrandingsmotor 25 vorkheftrucks, elektrisch 26 transformatoren < 1 MVA
30 10
0 30 0 30
10 10
30 D 30
2 2
1 P 1 P
1 1
10 30
0 10 C 0 10 C
0 0
10 30
1 P 1 P
1 1
0
50
1 2 3. 1
0
0 50 C
1 P
1
0
0 30
10
30
1 G
1
0 50
50 R
2 3. 50 1 3. 50 1 3. 100 D 2
0
1 G
1
1 P
1
1 G
2
1 G
1
1 P
1
1 G 1 G 1 P
1 1 1
28 vatenspoelinstallaties 29 hydrofoorinstallaties 30 0 windmolens:
1 G 1 G
1 1
1 P
2
1 P
2
1 P
3
1 P
1
1 P
1
1 P 1 G
2 1
1 G
1
1 G
2
1 G 2 G
1 2
10 0 50 C 10 0 50 50 C
10
10
0 30
10
30 D
50 30 50
30
50
10 10 50 0 10 30 0 0 10 C
0 0 10
50 30 10
50 10 50 0 0 30 C
30 0
50 30
30
100
50
200
50
300
30
31 1 - wiekdiameter 20 m
0
31 2 - wiekdiameter 30 m
0
31 3 - wiekdiameter 50 m stookinstallaties>900kW 31 0 thermisch vermogen: 32 1 - gas, < 2,5 MW
0
10 0 C 20 0 0 C 30 0 0 C
10
0 30 C
10
30
32 2 - gas, 2,5 - 75 MW
30
30
50
32 3 - gas, >= 75 MW 32 4 - olie, < 2,5 MW
30 30
0 50 C 20 0 0 C 0 30 C
50 10
200 30
32 5 - olie, 2,5 - 75 MW
30 10 50 20 50 30 0 10 10 30 0 0 50 30 30
30
50
32 6 - olie, >= 75 MW 32 7 - kolen, 2,5 - 75 MW 32 8 - kolen, >= 75 MW
0
Z
C C
Z
50
200
C C
Z
30 50
100 300
2 3. 1 3. 1 2 1 3. 1 2 3. 2 4. 1 4. 2
2 3. 1 4. 1 2 3. 1 4. 1 3. 2 4.
L
L
B
B
L L L
111
0 32 33 34
36
stoomwerktuigen luchtcompressoren liftinstallaties motorbrandstofpompen zonder LPG afvalwaterbehandelingsinstalla ties < 100.000 i.e.
37
radarinstallaties
35
0 0 50 10 10 30 0 0 10 C
30 10 10
2 3. 50 D 1 30 D 2 10 1
30 0 30 20 10 0 10 0 C
10
30
0
0
0
0 C
10 150 0
2 4. 200 D 1 150 0 D 6
1 P 1 P 1 P
1 1 1
2 G
1
1 G
1
1 P
3
B
112
15
-
151
0
151
1
151
3
151
4
151
5
151
6
151
151 152
7 - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar8 maaltijden met p.o. < 2.000 m² 0 Visverwerkingsbedrijven:
152
2 - conserveren
152
3 - roken - verwerken anderszins: p.o.> 4 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 5 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 6 300 m² 0 Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van 1 aardappelproducten 2 - vervaardiging van snacks met
152 152 152 1531 1531 1531
10 0 30 0
CATEGORI E
GELUID
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
AFSTAND IN METERS
STOF
nummer
OMSCHRIJVING
AFSTAND GROOTSTE
SBICODE
Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen
GEVAAR
3.
GEUR
Bijlage
0 100 C
50 R
100 D
0 100 C
50 R
300
3. 2 4. 2
100
3. 2
50
3. 1
10 0
0 100 C
50 R
50
0
30
50 C
30
0
50
10
50
50
0
50
10
50
3. 1 3. 1 3. 1
50 20 0 30 0 30 0 10 0 50 30 0 50
0
50
10
50
0 100 C
30
200 300
0
50 C
0
10
50 C
30
300 D
10
50
30
100
10
30
10
50
4. 1 4. 2 4. 2 3. 2 3. 1
300 50
4. 2 3.
30 200 C 10 50
50 R 50 R
113
1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533
1541
p.o. < 2.000 m² Groente- en 0 fruitconservenfabrieken: 1 - jam
50
10 100 C
10
100
2 - groente algemeen
50 10 0 30 0 30 0
10 100 C
10
100
10 100 C
10
100
10 200 C
30
300
10 100 C
10
300
3 - met koolsoorten 4 - met drogerijen - met uienconservering 5 (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en 0 vetten:
1541
1 - p.c. < 250.000 t/j
1541 1542
2 - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en 0 dierlijke oliën en vetten:
1542
1 - p.c. < 250.000 t/j
1542 1543
2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Margarinefabrieken:
1543
1 - p.c. < 250.000 t/j
1543 1551
2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 3 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 4 55.000 t/j
1551 1551 1551 1552 1552 1561 1561 1561 1561
1
20 0 30 0
20 0 30 0 10 0 20 0
50 10 0
30 100 C 50 300 C
10 100 C 10 300 C
Z
10 200 C 10 300 C
Z
200
50 R
300
100 R
200
200 R
300
30 R
200
50 R
300
4. 1 4. 2
4. 1 4. 2 4. 1 4. 2
50 R
100
50 R
300
C
50 R
300
C
50 R
100
3. 2 4. 2 4. 2 3. 2
0
30
2
100 R
300
50 R
200
50
200 D
0 100 C 0 300 C
5 - overige zuivelprodukten fabrieken 50 50 300 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 1 200 m² 50 0 100 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 2 200 m² 10 0 30 0 Meelfabrieken: 20 1 - p.c. >= 500 t/u 0 100 300 10 2 - p.c. < 500 t/u 0 50 200 Grutterswarenfabrieken
Z
30 R
3. 2 3. 2 3. 2 4. 2 4. 2
C C
50 100 200 C
Z
Z
4. 2 4. 1 4. 1
114
1562
0 Zetmeelfabrieken:
1562
1 - p.c. < 10 t/u
1562 1571
2 - p.c. >= 10 t/u 0 Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 30 3 t/u water 0 100 20 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 0 50 30 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 0 100 Vervaardiging van voer voor 20 huisdieren 0 100 Broodfabrieken, brood- en 0 banketbakkerijen: 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 10 10 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 0 30 10 Banket, biscuit- en koekfabrieken 0 10 0 Suikerfabrieken: Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en 0 suikerwerk: - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 10 2 m² 0 30 - Suikerwerkfabrieken met suiker 30 4 branden 0 30 - Suikerwerkfabrieken zonder 10 5 suiker branden: p.o. > 200 m² 0 30
1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1583
1584
1584 1584 1584 1585 1586 1586
Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en 0 theepakkerijen:
1589
2 - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
1589.1 1589.2
Bakkerijgrondstoffenfabrieken 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1 - zonder poederdrogen
1587
20 0 50 200 C 30 0 100 300 C
50
10 0 20 0 20 0 20 0 10 0
Z
30 R
200
50 R
300
4. 1 4. 2
4. 2 4. 1 4. 2 4. 1
200 C
30
300
200 C
30
200
50 R
300
200 C
30
200
30 C
10
30
100 C
30
100
100 C
30
100
50
30
100
50
30 R
300
50
30 R
100
30
10
10
50
10
30
10
100
30
50
10
200
30
50
30
200 D
50
50
50 R
200
3. 2 4. 1 4. 1 4. 1
10
50
10
100
3. 2
300 C
Z
2 3. 2 3. 2
3. 2 4. 2 3. 2 3. 1
115
1589.2 1589.2 1591
2 - met poederdrogen Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
1592
Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol 0 door gisting:
1592
1 - p.c. < 5.000 t/j
1592
2 - p.c. >= 5.000 t/j
1596
Bierbrouwerijen
1597
Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
1598 16 16 160 17 17
-
30 0 20 0 30 0
20 0 30 0 30 0 30 0 10
4. 2 4. 1 4. 2
50
50
50 R
300
50
50
30
200
30 200 C
30
300
30 200 C
30 R
200
50 300 C
50 R
300
30 100 C
50 R
300
50 100 C
30
300
50 R
100
4. 1 4. 2 4. 2 4. 2 3. 2
30
200
4. 1
3. 2
0 100
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
20 0
30
10
50 100
30
100
0
100
50
300
50 C
-
171 172
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel:
172
1 - aantal weefgetouwen < 50
10
10 100
172
2 - aantal weefgetouwen >= 50
10
30 300
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
174, 175
Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
10 10 0
0
50
10
50
30 200
10
200
0
10
50
10
50
3. 2 4. 2 3. 1 3. 1 4. 1 3. 1
30
0
50
0
50
3. 1
50
3. 1
1751 176, 177 18
18
-
-
181
183 19
Z
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
116
19
-
191
Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
192 193 20
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
Schoenenfabrieken
2010.1 2010.2
Houtzagerijen 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1 - met creosootolie
2010.2
21
2 - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van 0 hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van 1 hout, p.o. < 200 m2 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN - KARTONWAREN
2111 2112
Vervaardiging van pulp 0 Papier- en kartonfabrieken:
203, 204, 205 21
10
50
10
30
10
50 D
50
10
50
10
50
3. 2
300
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
-
203, 204, 205
30 100
4. 2 3. 1 3. 1
-
20
202
30 0
2112
1 - p.c. < 3 t/u
2112
2 - p.c. 3 - 15 t/u
2112
3 - p.c. >= 15 t/u
212 2121.2
Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken:
0 20 0 10 10 0
0
0
50 100
50 R
100
30
50
10
200
30
50
10
50
30 100
10
100
4. 1 3. 1 3. 2
30 100
0
100
3. 2
50
3. 1
200
4. 1
30
50
0
20 0 100 200 C
50 30 50 C 10 0 50 200 C 20 0 100 300 C 30
50 R
30 R
50
Z
50 R
200
Z
100 R
300
30 R
100
30 100 C
2121.2
1 - p.c. < 3 t/u
30
30 100 C
2121.2 22 22
2 - p.c. >= 3 t/u - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN
50
30 200 C
Z
30 R
100
30 R
200
3. 1 4. 1 4. 2 3. 2 3. 2 4. 1
117
EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 2221 2222 23
23
Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen)
2320.2 2320.2 233 24 24 2411
-
A Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor B afgewerkte olie C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven VERVAARDIGING VAN - CHEMISCHE PRODUKTEN Vervaardiging van industriële 0 gassen: Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Sevesorichtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Sevesorichtlijn"
2413
0
2413
1 A 0 A 1 B 0 Methanolfabrieken: B 1 - p.c. < 100.000 t/j B 2 - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken 0 (niet synth.):
2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 242 243 2441
10
100
30
0 100
10
100
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWE RK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Aardolieraffinaderijen
2412
2414.1
0 100 C
-
2320.1 2320.2
30
3. 2 3. 2
1 - p.c. < 50.000 t/j 0 Landbouwchemicaliënfabrieken: Verf, lak en vernisfabrieken 0 Farmaceutische
## 150 # 100 0 C
Z
150 0 R 1500
50 30 0 30 0
0 100
30 R
100
0 100
50 R
300
10
10 100
0 200
50 R 300 D 150 0 1500 D
6 3. 2 4. 2 4. 2 6
20 0
0 200 C
200 R
200 D
4. 1
10 0
30 300 C
300 R
300 D
4. 2
30 0
10 200 C
300 R
300 D
4. 2
10 0 20 0
30 0 30 0
0 200 C 0 300 C
0 200 C
30 200 C
Z
100 R
200
200 R
300
4. 1 4. 2
300
4. 2
300 D
4. 2
100 R
300 R
118
grondstoffenfabrieken: 2441
2451
1 - p.c. < 1.000 t/j Farmaceutische 0 produktenfabrieken: - formulering en afvullen 1 geneesmiddelen Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
2452 2462
Parfumerie- en cosmeticafabrieken 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2442 2442
2462
25
1 - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische A kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische B produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garenen vezelfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN - KUNSTSTOF
2511 2512
Rubberbandenfabrieken 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1 - vloeropp. < 100 m2
2512
2 - vloeropp. >= 100 m2
2513 252
Rubber-artikelenfabrieken 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1 - zonder fenolharsen
252
2 - met fenolharsen - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3 kunststofbouwmaterialen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 0 Glasfabrieken:
2464 2466 2466 247 25
252 26
26 261
20 0
10 200 C
50 10 50 30 0 100 200 C 30 0 30 50 C
300 R
300
50 R
50
100 R
300
50 R
300
10 0
10 100
50
100
50
10 100
50 R
100
50 20 0 30 0
10
50 R
50
30 0
50 20 0 10 0 20 0 30 0
50
4. 2
3. 1 4. 2 4. 2
30 100 C
200 R
200 D
30 300 C
200 R
300
3. 2 3. 2 3. 1 4. 1 4. 2
50 300 C
100 R
300
4. 2
10
50
30
30
50
3. 1 4. 1 3. 2
50 100
50 R
200
10
50
50 R
100 D
50 100
100 R
200
50 100
200 R
300
4. 1 4. 2
50
3. 1
30
50
30
119
261 261 261 2615 262, 263
- glas en glasprodukten, p.c. < 1 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 2 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 3 5.000 t/j
30
30 100
30 100 300 C 30 0 100 100
50 R
300
30
300
10
50
10
264 264 2651 2652
B Dakpannenfabrieken 0 Cementfabrieken: 0 Kalkfabrieken:
50 200 200
100 R
200
3. 2 4. 1 4. 1
2652 2653
1 - p.c. < 100.000 t/j 0 Gipsfabrieken:
30 200 200
30 R
200
4. 1
2653 2661.1
1 - p.c. < 100.000 t/j 0 Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en 1 bekistingtrille - met persen, triltafels of 2 bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 0 Kalkzandsteenfabrieken:
30 200 200
30 R
200
4. 1
2661.1 2661.1 2661.2
30
50
100
Glasbewerkingsbedrijven 0 Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens 2 totaal >= 40 kW Baksteen en A baksteenelementenfabrieken
262, 263
30
Z
30
3. 2 4. 2 4. 2 3. 1
50 100
30
100
30 200 200
30
200
10 100 200
30
200
10 100 300
30
300
2661.2
1 - p.c. < 100.000 t/j
10
2661.2
2 - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
30 200 300
2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267
50 100
50
50 100
1 - p.c. < 100 t/u
10
50 100
2 - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van 0 beton, (vezel)cement en gips:
30 200 300
Z
30
100
30
300
30
100
4. 1 4. 2 3. 2 4. 2 3. 2
0 Betonmortelcentrales:
1 - p.c. < 100 t/d
10
2 - p.c. >= 100 t/d 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven: 1 - zonder breken, zeven en drogen:
30 200 300 10
Z
50 100
30 100
Z
100 R
100
50 R
300
3. 2 4. 2
50 R
100
200 R
300
3. 2 4. 2
100 D
3.
0
120
267 267
p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: 2 p.o. <= 2.000 m² - met breken, zeven of drogen, 3 v.c. < 100.000 t/j
2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken A 0 A 1 B 0 B 1 B 2
- p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen
2682 27 27 271
VERVAARDIGING VAN - METALEN 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 272
273 273 274 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754
Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur
2 - p.c. >= 1.000 t/j 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en 0 profielzetterijen: 1 A 0 A 1 B 0
30
50
0
50
10 100 300
10
300
10
10
30
50
50 D
Bitumineuze materialenfabrieken:
C D 0 D 1 -
2682
10
2 3. 1 4. 2 3. 1
- p.o. < 2.000 m2
30 0 100 100
10 0 200 300 C 20 0 100 100 C
Z
50 50 100 10 0 50 200 20 0 100 300
Z
## 100 150 # 0 0 C
Z
30
30 300
4. 2
30
300
30
300
50
200
50
100 D
30
200
50
300
4. 2 4. 1 3. 2 4. 1 4. 2
300 R 1500
6
30
300
4. 2
Non-ferro-metaalfabrieken:
- p.c. < 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: IJzer- en staalgieterijen/ 0 -smelterijen: 1 - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ 0 -smelterijen: 1 - p.c. < 4.000 t/j
10 0 100 300
30 R
300
4. 2
10 0
50 300 C
30 R
300
4. 2
10 0
50 300 C
30 R
300
4. 2
121
28
-
28 281
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. - MACH./TRANSPORTMIDD.) 0 Constructiewerkplaatsen: 30
30 100
30
100
281
1 - gesloten gebouw 1 a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2
30
30
50
10
50
281
2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2
30
50 200
30
200
281 2821
3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
50 200 300
30
300
3. 2 3. 1 4. 1 4. 2 4. 2
281
2821 2822, 2830 284 284 284 2851 2851
1 - p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en A forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, B bankwerkerijen e.d. B Smederijen, lasinrichtingen, 1 bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbe 0 drijven:
2851
1 1 0 1 1 1 2
2851
2 - scoperen (opspuiten van zink)
2851
3 - thermisch verzinken
2851
4 - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, 5 polijsten)
2851 2851
2851 2851 2851 2851
Z
30
50 300
30 R
300
30
30 200
30
200
10
30 200
30
200
50
30 100
30
100 D
30
30
10
50 D
50
- algemeen
50
50 100
50
100
- stralen
30 200 200
30
200 D
- metaalharden
30 10 0
50 100
50
100 D
30 100
50 R
100 D
50 10 0 10 0
50 100
30 R
100 D
50 100
50
100
50 100
50
100
30
50 100
30
100
50
10 100
30
100
50 10
10 100 50 100
30 50 R
100 100
- lakspuiten en moffelen
6 - anodiseren, eloxeren - chemische 7 oppervlaktebehandeling 8 - emailleren
4. 1 4. 1 3. 2 3. 1
3. 2 4. 1 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3. 2 3.
122
0 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
2851
9
2852
1
2852
287
2 A 0 A 1 - p.o. < 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken B n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken B n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
29 29
VERVAARDIGING VAN - MACHINES EN APPARATEN 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 29
287 287 287
29
30 30 30 31
31 311 312 313 314
30
30 100
50
100
10
30 100
30
100 D
10
30
50
10
50 D
30
50 200
30
200
30
30 100
30
100
30
30
50
10
50
1 - p.o. < 2.000 m2
30
30 100
30
100 D
2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien 3 verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN - COMPUTERS Kantoormachines- en A computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, - APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken
50
30 200
30
200 D
50
30 300
30
300 D
30
10
315 3162 32
2
Lampenfabrieken Koolelektrodenfabrieken
Z
30
20 0 30 30 20 0 10 30 10 0 10 200 10 0 30 100 20 0 30 30 ## 100 # 300 0 C
10
30
50
200
50
200
4. 1 3. 2 3. 1
3. 2 4. 1 4. 2
2
300
4. 1 4. 1 4. 1 3. 2 4. 2
200 R 1500
6
100 R 50 300 R Z
3. 2 3. 2 3. 1
200 D 100
-
123
32 321 t/m 323 3210 33
-
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, videoen telecom-apparatuur e.d.
30
0
50
30
50 D
Fabrieken voor gedrukte bedrading 50
10
50
30
50
3. 1 3. 1
0
30
0
30
2
-
341
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN - INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en A instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en 0 assemblagebedrijven
341
1 - p.o. < 10.000 m2
341
2 - p.o. >= 10.000 m2
33
33 34
34
3420.1
Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
3420.2 343 35
Auto-onderdelenfabrieken
351 351
1 - houten schepen
351
2 - kunststof schepen
351
3 - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en 0 spoorwegwerkplaatsen:
352 352 352
10 0 20 0 10 0
10 200 C
30 R
200 D
50 R
300
10 200
30 R
200
30
10 200
30
200
30
10 100
30 R
100
30 10 0
30
10
30 300
Z
4. 1 4. 2 4. 1 4. 1 3. 2
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. - AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en 0 reparatiebedrijven:
35
30
1 - algemeen - met proefdraaien van 2 verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
50 100
50 100 200
50
30 100
50
30 300
Z
50
50 R
100
30
200
30
100
30 R
300
3. 1 3. 2 4. 1
3. 2 4. 2
124
353
Vliegtuigbouw en 0 -reparatiebedrijven:
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10 100
30 R
100
355 36
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30 100
30
100 D
4. 1 3. 2 3. 2
50
50 100
30
100 D
3. 2
353
1 - zonder proefdraaien motoren
30
200
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
-
361
1 Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 2 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken
362 363
30 200
-
36
361
50
0
10
10
0
10
1
30 30
10 10
10 30
10 10
30 30
2 2 3. 1 3. 1 2 3. 1
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
365 3661.1
Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30 0
10 30
50 30
30 0
50 30
30
10
50
30
50 D
3661.2 37
-
372
VOORBEREIDING TOT - RECYCLING A 0 Puinbrekerijen en -malerijen: A 1 - v.c. < 100.000 t/j
372
B Rubberregeneratiebedrijven
372 40
C Afvalscheidingsinstallaties PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM - EN WARM WATER A Elektriciteitsproduktiebedrijven 0 (electrisch vermogen >= 50 MWe) A 4 - kerncentrales met koeltorens B bio-energieinstallaties electrisch 0 vermogen < 50 MWe: B - covergisting, verbranding en 1 vergassing van mest, slib, GFT en
37 372
40 40 40 40 40
30 100 300 30 0 50 100 20 0 200 300 C
10
10 500 C
10 0
50 100
10
300
50 R
300
50
300
150 0
30 R
1500 D
100
4. 2 4. 2 4. 2
6
3. 2
125
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41
B 2 C 0 C 1 C 2 C 3 C 4 D 0 D 1 D 5 E 0 E 1 -
41 45 45
A 0 A 2 B 0 B 1 B 2 B 3 -
45
0
45
1
45
2
45
3
41 41 41 41 41
reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
50
50 100
30 R
100
- < 10 MVA
0
0
30 C
10
30
- 10 - 100 MVA
0
0
50 C
30
50
- 100 - 200 MVA
0
0 100 C
50
100
- 200 - 1000 MVA
0
0 300 C
50
300
0
0 300 C
100
300
0
0
Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereidingbedrijven: - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
30
50 C
10 100 C
Z
50 R
50
2 3. 1 3. 2 4. 2
50
4. 2 3. 1
100
3. 2
3. 1
10
0
50 C
30
50
- < 1 MW
0
0
30 C
10
30
- 1 - 15 MW
0
0 100 C
10
100
- >= 15 MW
0
0 300 C
10
300
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
3. 2
2 3. 2 4. 2
10
30 100
10
100
10
30
50
10
50
10
30
50
10
50
3. 2 3. 1 3. 1
0
10
30
10
30
2
126
50
50
-
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Groothandel in vrachtauto's (incl. import)
5020.4
A Autoplaatwerkerijen
10
30 100
10
5020.4 51
C Autospuitinrichtingen GROOTHANDEL EN - HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en 0 veevoeders Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 1 ton/uur of meer Grth in bloemen en planten
50
30
30
30 R
50
3. 2 3. 2 3. 1
30
30
50
30 R
50
3. 1
50 R 0
300 30
502
51 5121
10
10 100
10
100 100
5123
Grth in levende dieren
50
5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135
Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen:
50
0
30
30
10
30
50 R
50
10 0 10
0 0 0
30 30 30
50 R 0 0
50 30 30
4. 2 2 3. 2 3. 1 3. 1 3. 1 2 2
10
10
30
0
30
2
30
10
30
0
30
2
10
10
30
10
30
2
10
10
30
10
30
2
10
0
30
10 V
30
10 0
0 0
30 30
50 V 30
50 30
2 3. 1 2
10
50
50
30
50
3. 1
5121 5122
5136 5137 5138, 5139 514 5148.7
0
5148.7
1
5148.7 5148.7 5151.1
2 5 0
5151.1
1 - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige 0 brandstoffen:
5151.2
10 0 100 300 10 10 30 10 100 C
Z
0
100
0
50
127
5151.2
1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3
50
0
50
200 R
200 D
5151.2
3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 0 Grth in metaalertsen:
50 10 0
0
50
300 R
300 D
0
30
5151.3 5152.1 5152.1 5152.2 /. 3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156
1 - opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 Grth in hout en bouwmaterialen: 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 4 zand en grind: 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en 0 verwarmingsapparatuur: 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen
30 300 300 0
0 0
0 0
10 100
10 10
50 30
30 100 10 30
50
100
10
300
10
100
4. 2 3. 2
50 30
3. 1 2
100 30
3. 2 2
10 10
0 0
0 0
0 0
50 30
10 0
50 30
10 30
30 30
10
10
30
10
30
100 R 30 R
50 30 100 D 30
5157
0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m²
10
30 100
30
100
5157
1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en 0 schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en 1 schroot: b.o. <= 1000 m² 0 Grth in machines en apparaten:
10
10
50
10
50
10
30 100
10
10
10
10
5157.2/3 5157.2/3 5162
50
100
50
0
50
30
0
30
2
0
10 100
5162
2 - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. - VERVOER OVER LAND Bus-, tram- en metrostations en -remises
0
10
0
0
0
50
2 3. 2 3. 1 3. 2 3. 1
10
1 - machines voor de bouwnijverheid
6021.1
100 D
3. 1 2 3. 2 2
3. 2 3. 1
5162
517 60 60
4. 1 4. 2 3. 2
10 100 C
0
100 D
3. 2
128
10
0 100 C
0
100
0
0 100 C
30
100
3. 2
6311.1
Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. 0 > 1000 m² - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. 1 <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET - VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven 0 t.b.v. zeeschepen:
3. 2
6311.1
2 - stukgoederen
30 300 C
100 R
300 D
6311.1
7 - tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven 0 t.b.v. binnenvaart:
0 30 0
10 100 C
200 R
300
0 30 0
10 300
50 R
300
10 100
200 R
300
0
10 100
50 R
100 D
30 200 300
30
300
50 300 200
50 R
300
50 300 300
50
300
30
50 R
6023
6024
6024 603 63 63
6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6321 64 64 641 642 71
71
712
1 - containers 1 0 - tankercleaning 2 - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., 3 opslagopp. < 2.000 m² - granen of meelsoorten , v.c. < 5 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 7 m2 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Stalling van vrachtwagens (met 2 koelinstallaties) - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE - ROERENDE GOEDEREN Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)
0
0
50 C
30
50
3. 1
0
0
30 C
10
30 D
2
10
10
50 C
0 100 C
0 0
0 0
30 C 10 C
10
0
50
4. 2 4. 2
30
100
4. 2 4. 2 3. 2 4. 2 4. 2 4. 2 3. 1 3. 2
0 0
30 10
2 1
50 D
3. 1
10
50 D
129
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
713 714
72 72 74 74 747 7481.3 7484.3 75 90 9001 9001 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2
COMPUTERSERVICE- EN - INFORMATIETECHNOLOGIE B Switchhouses OVERIGE ZAKELIJKE - DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten - MILIEUDIENSTVERLENING A RWZI's en gierverwerkingsinricht., 0 met afdekking voorbezinktanks: A 1 - < 100.000 i.e. A 2 - 100.000 - 300.000 i.e. B rioolgemalen Vuilophaal-, A straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afvalB inzameldepots) C A 0 A 2 A 3 A 4 A 5 A 6 A 7
Vuiloverslagstations
10
0
50
10
50 D
3. 1
10
10
30
10
30 D
2
0
0
30 C
0
30
2
50 10
10 0
30 30 C
30 10
50
30 200 C
50 R
200
10 100 C
10
200
10 0
300 30
10
50
30 R
50
20 0 30 0 30 50
10 200 C 0 10 C 30
Z
50
30 30 50 20 0 200 300
30
50 D 30
3. 1 2 4. 1
300
4. 1 4. 2 2 3. 1 3. 1 4. 2
100
3. 2
Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen
10 0
50
30
- verwerking radio-actief afval 0 10 200 C - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 - oplosmiddelterugwinning 0 0 10 - afvalverbrandingsinrichtingen, 30 thermisch vermogen > 75 MW 0 200 300 C - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 B Vuilstortplaatsen 0 200 300 C Composteerbedrijven:
Z
10 150 0
1500
10
50
30 R
100 D
50
300 D
30 R 10
30 300
6 3. 1 3. 2 4. 2 2 4. 2
130
9002.2 9002.2 9002.2 91 93
0 C 3 C 4 C 5 -
- belucht v.c. < 20.000 ton/jr - belucht v.c. > 20.000 ton/jr - GFT in gesloten gebouw
10 0 100 100 20 0 200 100 20 0 50 100
10
100
30
200
100 R
200
3. 2 4. 1 4. 1
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
A Wasserijen en strijkinrichtingen
30
0
50 C
30
50
9301.1
B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen
30
0
50
30
50
3. 1 3. 1
30 0
0 0
30 30
30 R 0
30 30
2 2
9301.2 9301.3
131
Bijlage
4.
Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging
01 014 014 014 0142 15 15 151 151 1552 1581 1584 1584 1584 1593 t/m 1595 17 17 174, 175 176, 177 18 18 181 20 20 203, 204, 205 205 22 22 221 2222.6 2223 2223 2224
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven), b.o < 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² KI-stations VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² Vervaardiging van wijn, cider e.d.
CATEGORI E
SBI-CODE OMSCHRIJVING
B B B
B B B B B B
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B B
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer
B
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten
B B
A B A B B
132
2225 223 24 24 2442 2442 26 26 2615 262, 263 262, 263 267 267 2681 28 28 281 284 2852 287 30 30 30 33 33 33 36 36 361 362 363 3661.1 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41
Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
B A
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - verbandmiddelenfabrieken
B
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW Natuursteenbewerkingsbedrijven: - indien p.o. < 2.000 m² Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
B B B B
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
B B B B
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken
B
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
B
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sociale werkvoorziening
A B B B
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA Gasdistributiebedrijven: - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - blokverwarming
B A B B
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
133
41 45 45 45 50 50 501, 502, 504 5020.4 5020.5 503, 504 51 51 511 5134 5135 5136 5137 514 5148.7 5148.7 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5154 5154 5154 5156 5162 517 52 52 52 5211/2,52 46/9 5222, 5223 5224 5231, 5232 5249 527 55 55 5511,
- < 1 MW
B
BOUWNIJVERHEID Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2
B
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen - indien b.o. < 2000 m2 zand en grind: - indien b.o. < 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen - indien b.o. <2.000 m² Grth in overige intermediaire goederen Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra
B A B B
A C C C C C B C B B C B C C C
A B A A A A A
A
134
5512 553 554 554 5551 5552 60 60 6022 6024 603 61, 62 61, 62 61, 62 63 63 6321 6322, 6323 633 634 64 64 641 642 642 642 642 65, 66, 67 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 70 71 71 711 712 713 714 72 72 72 72 73 73
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. Café's, bars Discotheken, muziekcafé's Kantines Cateringbedrijven
A A B A B
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
B C B
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
A
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Autoparkeerterreinen, parkeergarages
C
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren) POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven zendinstallaties: - FM en TV - GSM en UMTS-steunzenders
A A A
C A B B
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
B
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed
A
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
B C C C
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Switchhouses
A B
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
135
732 74 74 74 7481.3 7484.4 75 75 75 7525 80 80 801, 802 803, 804 85 85 8512, 8513 8514, 8515 853 853 9001 91 91 9111 9131 9133.1 92 92 9213 9232 9234 9234.1 9251, 9252 9261.1 9261.2 9261.2 9262 9262 9262 9271 9272.1 93 93 9301.3 9301.3
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
A
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
A C A
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Openbaar bestuur (kantoren e.d.) Brandweerkazernes
A C
ONDERWIJS Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
B B
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven Consultatiebureaus Verpleeghuizen Kinderopvang rioolgemalen
A A B B B
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. Buurt- en clubhuizen
A B B
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Bioscopen Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen Muziek- en balletscholen Dansscholen
C C B B
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Zwembaden: overdekt Sporthallen Bowlingcentra Schietinrichtingen: - binnenbanen: boogbanen Sportscholen, gymnastiekzalen Casino's Amusementshallen OVERIGE DIENSTVERLENING Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons
A C B B A B C B
B A
136
9302 9303 9304 9305
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
A A B A
137