jaargang 2009 nr
Qua Patet Orbis
2
15
30
49
61
89
IN DIT NUMMER O.A. Beleidsvisie onderofficieren KM, geen papieren tijger 31ste Infanteriecompagnie Korps Mariniers verlaat Curaçao Bergtraining in Canada Oefening Loyal Engagement 2009 Kennismaking Marsof met Albanese Special Forces MSO en DPS ‘vallen’ voor het eerste samen Tenue correct, vertrouwen gewekt…toch? Voortgezette Vakopleiding Antilliaanse Militie in Amerika
Inhoud
3 Voorwoord Commandant 6 8
Q u a Pa t e t O r b i s jaargang 2009 nummer 2 Een uitgave van het Korps Mariniers
Door de Commandant van het Korps Mariniers wordt een magazine uitgegeven genaamd ‘Qua Patet Orbis’, waarvan de inhoud bijdraagt tot het op peil houden van de professionele kennis van officieren en schepelingen van het Korps Mariniers en het vergroten van de saamhorigheid binnen het Korps Mariniers door het verstrekken van informatie in algemene zin. De samenstelling en uitgave van ‘Qua Patet Orbis’ wordt verzorgd door de redactiecommissie. Als correspondent treedt op een actief dienend officier of schepeling van het Korps Mariniers. ‘Qua Patet Orbis’ verschijnt in principe drie keer per jaar, te weten in de maanden april, juli en december. Aan de inzenders van in ‘Qua Patet Orbis’ geplaatste artikelen wordt geen honorarium toegekend. Advertenties worden niet geplaatst. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eind- en beeldredactie: Cees Baardman
KOLMARNS R.A. Hardenbol, voorzitter Leden: LTKOLMARNS T. Buijs
MAJMARNS A.L.J. de Wit
LTKOLMARNS H. Engelsman
MAJMARNS M. den Hartog
LTKOLMARNS W.J. Briggen
MAJMARNS J.W. van Dijk
LTKOLMARNS R.L. Poetiray
KAPTMARNS S.M. Mastenbroek
LTKOLMARNS S.J.C. Nommensen
AOOMARNALG R.E. Ebbinge
MAJMARNS. H. Schonewille
SGTMARNALG J. Cohen
Van Ghentkazerne Redactie QPO
t.a.v. Cees Baardman Toepad 120 3063 NJ Rotterdam 010-4539278
15 19 28 30 35 40
Netherlands Maritime Force:
42 Inleiding 44 Loyal Engagement 2009 bezien vanuit een logistiek perspectief 47 Albanian Lion, TAC perspective 49 Albanië, land in transitie (vervolg)
Hr. Ms. Rotterdam
52 Programma Hr. Ms. Rotterdam maart-mei 2009
Mariniers Training Commando:
56 KC MOX: Lopende projecten, Mammut Barryvox Pulse en Scarpa T4 58 Bureau Evaluatie/Lessons Learned MTC: implementatie geleerde lessen 61 Grand Prix Kenia
Eerste Mariniersbataljon:
66 Bergtraining Canada 72 Medalparade DET Tsjaad 2 74 Verzoek ingewilligd. Canadese veteraan geëerd in België.
Tweede Mariniersbataljon:
Redactiecommissie:
Redactieadres:
9 10
Korps Mariniers Column Korpsadjudant Korpsdiner voor onderofficieren 2008 Bedankbriefje Fam. Nijboer Beleidsvisie onderofficieren KM, geen papieren tijger Combat Tracker Course, spoorzoeken bij de Mexicaanse grens Roadmap United States Marine Corps deel 2 31-Infcie verlaat Curaçao De Potom nieuwe stijl JHAT-training in de USA Despatcheropleiding in België
Lay-0ut:
Wim Balyon [obt bv]
Druk:
OBT bv, Den Haag
76 Inleiding Commandant 79 Opwerken Staf TFU7 80 22-Marnscie: Achttien weken tot Afghanistan 84 22-Marncie: Uruzgan Integration 82 23-Marnscie: Cooperative Lion Roemenië 86 24-Ostcie: Mariniers Training Groep 88 Assault Engineers gaan 22-Marnscie ‘joint’ ondersteunen tijdens TFE10 89 Verkpel: Ondersteuning bergtraining 1-Marnsbat te Canada 92 Open Militair Kampioenschap Speedmars 95 Oefening Caribbean Breeze
104 Kennismaking met Albanese Special Forces 107 Alpine Sprint 2009 109 MSO en DPS ‘vallen’ voor het eerst samen 110 MJEB: Joint Fire Exercise ‘Anaconda’ 112 1-Btcie: Oefening Loyal Engagement 114 2-Btcie: Media-aandacht, ondersteuning ‘Razende Bol schoon’
Amfibisch Logistiek Bataljon:
116 Inleiding commandant 117 Uitzending Tsjaad 120 Zes maanden Dacos CJ8 Eufor Tchad/RCA
Mariniers Opleidingscentrum:
123 Tenue correct, vertrouwen gewekt… toch? 126 Live firing op het eiland Sazan, Albanië 128 HF/VHF operator course op Aruba en Curaçao
Van Ghentkazerne:
130 Commando-overdracht 130 Herdenking bombardement Rotterdam 14 mei 1940 131 Sportdag Mytylschool de Brug 131 Rotterdamse Veteranendag
Commandement der Zeemacht Caribisch Gebied 31-Infcie:
132 Uit dienst stelling 134 Pre-bergtraining Aruba 135 Bergtraining te Bridgeport
Marinekazerne Suffisant:
138 Voortgezette Vakopleiding Antilliaanse Militie in Amerika
Marinierskazerne Savaneta:
141 Jungletraining eerste peloton 32-Infcie in Suriname 143 Ronde van Aruba 2009 Open Dag Marinierskazerne 145 Savaneta 2009
Mariniersmuseum
146 Ooit was een marinier gouverneur van New York DVD ‘Een Wereldkorps’ Eerste boek exemplaar voor Giovanni Hakkenberg Tentoonstelling Paul Kerrebijn ‘Gericht op Vrede’
Amfibisch Gevechtsteunbataljon:
100 Inleiding commandant 101 Marsof: Joint Combined SOTG in Cold Response 09
E-mail:
[email protected]
Sluitingsdatum inleveren kopij QPO 2009 nummer 3: 30 oktober 2009
Voorwoord Commandant Korps Mariniers Als deze QPO bij u op de deurmat ploft – en ‘ploffen’ doet ook deze dikke uitgave van ons prachtige korpsblad – bevindt de versterkte marinierscompagnie, met als kern 22-Infcie, zich reeds in Afghanistan voor inzet als onderdeel van de TFU. De afgelopen maanden heb ik in Grafenwöhr en Bergen-Hohne kunnen zien hoe onze mannen en hun (vrouwelijke) collega’s van de vloot zich opwerkten tot een hechte, professionele eenheid die zonder twijfel een aanwinst voor de TFU zal zijn. Er is hard gewerkt om de ‘skills & drills’ en de procedures maximaal op de omstandigheden in het missiegebied en op de samenwerking met CLAS-eenheden toe te snijden. Ook het materieel is waar nodig aangevuld of aangepast. Zo heeft de Viking een ware metamorfose ondergaan om het voertuig naast zijn unieke terreinvaardigheid ook een betere bescherming tegen de uitwerking van onder andere IED’s en RPG’s te bieden. Om inter-operabel met het CLAS te zijn, is Nimcis van een ‘interface’ (de ICRI) voorzien zodat ook met de (oudere) FM9000-serie van het CLAS kan worden gecommuniceerd. Met de ‘conceptuele en fysieke component’ zit het dus wel snor. Uit eigen waarneming heb ik kunnen constateren dat ook de ‘mentale component’ in orde is. De eenheid is zeer gemotiveerd om haar steentje bij te dragen aan de doelstellingen van de complexe missie in Afghanistan. Langs deze weg wil ik iedereen binnen en buiten het CZSK bedanken voor de inspanningen die zijn geleverd om de eenheid op tijd voor deze missie, die niet zonder gevaren is, klaar te stomen. Ik wens majoor Patrick van Rooij en zijn personeel alle sterkte toe bij deze uitdagende uitzending. Onvoorziene omstandigheden voorbehouden, zal ik de eenheid in september of oktober bezoeken.
QU A P AT E T ORBIS - ju li 2 0 0 9
3
uitwerking van de ontwikkelpaden uit de korpsvisie 2015. Tijdens geanimeerde discussies gaven zo’n honderd officieren en onderofficieren uit alle geledingen van het Korps hun verfrissende kijk op de concrete invulling van de negen ontwikkelpaden. Ik was blij verrast door de betrokkenheid van alle aanwezigen en de open manier waarop iedereen zijn mening gaf, vaak met de nodige humor. Duidelijk is wel dat de materie complex en met elkaar verweven is en dat de oplossingen die werden gesuggereerd, soms verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Het synchroniseren van de verschillende ontwikkelpaden (om tot een geïntegreerde aanpak te komen en te voorkomen dat de ideeën te ver uiteenlopen) zal een uitdaging zijn! Al met al was het een nuttige en plezierige dag die ertoe heeft bijgedragen dat de werkgroepen nu meer focus hebben en gevoel voor realiteit.
De uitzending van een wat grotere eenheid levert het risico op dat kleinere bijdragen in de schaduw komen te staan. Ook die inspanningen zijn echter belangrijk voor vrede en veiligheid wereldwijd en voor de ervaringsopbouw binnen ons Korps. Naast alle individuele uitzendingen – en dat zijn er nogal wat – denk ik dan aan de inspanningen van onze Marsof aan boord van Nederlandse fregatten in de Golf van Aden en voor de kust van Somalië. Daarnaast zijn onze maritieme ‘Special Forces’ samen met collega’s van het Korps Commando Troepen (KCT) in Afghanistan actief, evenals ‘Fire Support Teams’ (FST’s) van de 120 mm Mortiercompagnie. Over de verrichtingen van de FST’s in Afghanistan ontving ik op 9 juli jongstleden uit handen van majoor Emanuel Thomeer en kapitein Armand van Velzen een prachtig schilderij van de heer Paul Kerrebijn, dat vanaf heden in het Mariniersmuseum is te bewonderen. Jammer dat er geen extra zeefdruk was. In verband met alle ernstinzet ben ik ook blij met een andere ontwikkeling, te weten de oprichting van het ‘Collegiaal Korps Netwerk’ (CKN). Op initiatief van kltz Anniek Reiff - Kranenburg (Coördinator Personeelszorg) en enkele onderofficieren van het Korps is aangevangen met het opzetten van een collegiaal netwerk. Dit netwerk bestaat uit mariniers die een eerste aanspreekpunt vormen voor collega’s die behoefte hebben aan een collegiaal/ondersteunend gesprek, met name over missie-ervaringen of over andere taakgebonden incidenten en belevenissen. Daarnaast zijn zij opgeleid om in geval van calamiteiten (bijvoorbeeld gevechtsacties, een ernstig ongeval, etc.) collegiale opvang te verzorgen, waarbij zij een risicoinschatting maken van het effect hiervan op de individuele marinier. Indien daartoe aanleiding bestaat zal de netwerker vervolgens adviseren om contact op te nemen met de professionele hulpverlening. Het verschil met andere initiatieven is dat deze eerste opvang in nevenfunctie door collega-mariniers gebeurt die ook van de (uitgezonden) eenheid deel uitmaken. De inzet van korpsgenoten die eveneens in het missiegebied verkeren, werkt snel en laagdrempelig waardoor effectiever opvang kan worden geboden. Professionele hulpverlening, zoals de inzet van Sprint-teams1, wordt hierdoor niet overbodig maar zit later in de zorgketen. Maandag 8 juni jongstleden vond de ‘kick-off’ van het CKN plaats in aanwezigheid van Major Cameron March MBE (Royal Marines, retired), de grondlegger van het TRiM2-model waarop het CKN is gebaseerd. Het TriM-model is met succes bij de Britse krijgsmacht, politie en hulpverleningsdiensten geïntroduceerd. Alhoewel TRiM en het CKN serieuze onderwerpen zijn, werd de ‘kick-off’ met de bekende Britse ‘tongue-in-cheek’ humor gebracht. Inmiddels zijn de eerste CKN’ers opgeleid en actief.
Dat we nog bezig zijn met de uitwerking van de korpsvisie 2015 wil niet zeggen dat er in de praktijk niets mee gebeurt. Op het gebied van opleidingen (ontwikkelpad 9) is het initiatief genomen om de tekorten aan kaderleden terug te dringen. Dit plan, het plan ‘Damen’, dat in september door de Admiraliteitsraad zal worden behandeld, voorziet in het versneld inlopen van het kadertekort door een (meerjarige) extra opleidingsinspanning. Randvoorwaardelijk voor dit plan zijn voldoende instroom in de VVO en de beschikbaarheid van genoeg instructeurs. Over de invulling van de eerste randvoorwaarde ben ik optimistisch. De aanwas van nieuwe mariniers groeit (mede daardoor knelt het tekort aan kader momenteel meer) en door een betere voorlichting nemen ook de aanmeldingen voor de VVO toe. Daarnaast verwacht ik op termijn positieve resultaten van het project ‘loopbaanlint’ (instroom van aspirant-mariniers en -korporaals uit de Regionale Opleidingscentra). De beschikbaarheid van voldoende instructiekader ligt lastiger omdat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de categorie waarin juist schaarste bestaat en uitgerekend in een periode waarin het Korps voor ernstinzet grootschaliger aan de bak moet. Niets doen is echter geen optie, want dan holt het Korps verder uit – onderofficieren zijn immers de ruggengraat van onze organisatie. Onder het motto dat hier de kosten voor de baten uitgaan, moet ik dus een beroep doen op het personeel dat door de tekorten toch al zwaar wordt belast. Waar mogelijk zal het CZSK prioriteiten in het oefenprogramma stellen en indien noodzakelijk eenheden tijdelijk op non-actief stellen. Ik doe dit niet graag maar het inlopen van de huidige tekorten is noodzakelijk voor een evenwichtige personeelsopbouw, waarbij de lasten over voldoende schouders kunnen worden verdeeld. Uiteindelijk worden we hier allemaal beter van. Ik realiseer mij dat dit een offer van met name het onderofficierskorps vergt (junioren en senioren) en dat dit soms tot teleurstellingen zal leiden omdat opwerkprogramma’s en personeelsplanningen zullen moeten worden bijgesteld. Langs deze weg doe ik een beroep op u allen om de schouders eronder te zetten en het organisatiebelang boven het eigen belang te stellen. Ook dat is korpsgeest. Om de behoefte aan instructeurs voor de reeds
Op 9 juli vond in de Van Braam Houckgeestkazerne de eerste terugkoppeling plaats van de werkgroepen die bezig zijn met de 1 Special Psychiatric Rapid Intervention Teams 2 Trauma Risk Management
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
4
planmatig voorziene opleidingen (EVO en VVO) in de tweede helft van dit jaar en de eerste helft van volgende jaar te kunnen afdekken, heeft de leiding van het CZSK reeds prioriteiten moeten stellen. Ik besef dat dit sommigen onder u al heeft geraakt. Tijdens een recent bezoek aan Texel heb ik gemerkt dat dit voor individuele kaderleden soms verstrekkende gevolgen heeft. Ik zal P&O vragen naar maatwerk te streven en de betreffende eenheden te laten meedenken over de invulling van de gekozen oplossing. Ook op het terrein van ontwikkelpad 2 (verdere samenwerking tussen lichte amfibische infanterie en maritieme ‘Special Forces’) zijn de nodige stappen gezet. In het kader van het zogeheten ‘Hydraconcept’ werken 13-Infcie en SOF Marns regelmatig intensief samen. Het is mijn bedoeling om op basis van de opgedane ervaringen dit concept breder in het Korps toe te passen. Als volgende stap zal ook 32-Infcie op Aruba bij dit concept worden betrokken. Hiertoe zullen Marsof-teams op regelmatige basis met 32-Infcie ‘twinnen’.
Tot slot wil ik mijn waardering uitspreken voor de Marinierskapel en de Tamboers & Pijpers. Keer op keer vertegenwoordigen zij de vloot en het Korps op voortreffelijke wijze bij uiteenlopende manifestaties. Soms is daar veel aandacht voor, soms ook niet. Ik merk dat de komst van de nieuwe dirigent, majoor Harmen Cnossen, zoals dat ook hoort nieuw elan in de kapel heeft gebracht. Het recente optreden bij de opening van de ‘Hermitage’ in Amsterdam kreeg van alle kanten lof. Ook de manier waarop de Tamboers & Pijpers ondanks tekorten steeds weer het ceremonieel luister bijzetten, verdient bijval. Ik prijs mij gelukkig dat deze professionele optredens steeds met het Korps in verband worden gebracht.
Dit brengt mij op een andere belangrijke gebeurtenis, te weten de opheffing van 31-Infcie op Curaçao. Op 16 juni jongstleden heeft Czmcarib tijdens een plechtige ceremonie op Marinebasis Parera 31-Infcie uit dienst gesteld. Hiermee komt een einde aan de aanwezigheid van een marinierscompagnie op dit grootste eiland van de Nederlandse Antillen. Alhoewel ik begrijp dat uit bezuinigingsoverwegingen voor een andere constructie moest worden gekozen voor de militaire aanwezigheid op Curaçao, vind ik het meer dan jammer dat dit heeft geleid tot het opheffen van 31-Infcie. Ik vertrouw er echter op dat de samenwerking met het CLAS in de West ook nieuwe kansen zal bieden. Niettegenstaande het vertrek van 31-Infcie van Curaçao zullen we de unieke mogelijkheden van dit eiland voor de training van marinierseenheden ook in de toekomst blijven benutten.
Nadat nog maar kort geleden luitenant Barry den Hollander als ‘best man’ voor de Britse commando-opleiding slaagde, bereikte mij op het laatste moment het bericht dat nu ook kapitein Andries Broersma als tweede Nederlander ooit de ‘Achnacarry Award’ heeft ontvangen. Uit een deelnemersveld van 107 cursisten (waarvan er 56 de eindstreep haalden) slaagde hij als eerste, waarbij hij naast de snelste tijd op diverse onderdelen uitblonk door zijn ‘Determination, Courage, Cheerfulness & Unselfishness’. Overigens zijn het niet alleen de officieren die het goed doen. Tijdens de Britse ML2-opleiding eindigde marinier Mark Goudzwaard eveneens als ‘best man’ van deze lange en zware opleiding. Dit is des te meer een prestatie omdat hij de opleiding, uitsluitend bestaande uit officieren en onderofficieren, als tijdelijk korporaal volbracht. Een voortreffelijke prestatie! Ik prijs mij gelukkig met zulk personeel.
In de korpsvisie 2015 geven we in ons profiel aan dat wij gedisciplineerd zijn en ‘24/7’ vanuit een ‘moral highground’ opereren. Alhoewel dit voor het gros van ons Korps geldt, stelt het mij toch teleur dat ik soms met uitzonderingen op deze regel wordt geconfronteerd. Alhoewel dit gelukkig maar zelden voorkomt, kan ik het gebruik van verdovende middelen en openlijke geweldpleging niet verenigen met het beeld van de professionele marinier die onder alle omstandigheden zijn werk doet, in voor- en tegenspoed. De uitstraling van dergelijke incidenten, ook al betreft dit maar enkelen, zijn uitermate schadelijk voor het imago van ons Korps. Ik heb in dit soort gevallen dan ook geen enkele consideratie en het CZSK zal er binnen de regelgeving alles aan doen om korpsleden die zich op dergelijke wijze misdragen, uit het Korps te verwijderen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Bij het ontvangen van deze QPO zullen sommigen van u het zomerverlof er al op hebben zitten. Mocht u echter nog op vakantie gaan, dan wens ik u daarbij veel plezier toe en een behouden terugkomst. Ik hoop u na het zomerverlof weer te treffen, in Nederland, Afghanistan, voor de kust van Somalië of waar dan ook!
Op 4 juni jongstleden kreeg ik uit handen van luitenant-kolonel Frans van Gool het eerste exemplaar van het herinneringsboek OMLT (‘Operational Mentoring & Liaison Teams’). Het uitreiken van dit herinneringsboek markeert het einde van een ingrijpende missie voor de korpsgenoten die hieraan hebben deelgenomen. En in de loop van de tijd zijn dat er best veel geweest! De taakstelling van de OMLT’s was niet eenvoudig, evenals de omstandigheden waaronder dit moest gebeuren. Veelal verbleven de teams zonder enige voorzieningen samen met de Afghanen voor langere duur op vooruitgeschoven posten in Uruzgan. Van daaruit werd zij-aan-zij met het Afghaanse leger opgetreden. Het ‘pionieren’ en de omgang met mensen van een andere cultuur in een vreemd land onder primitieve, soms risicovolle, omstandigheden maakten het werk van de OMLT’s een echte marinierstaak. De OMLT’s hebben met hun optreden een trend gezet. Ontwikkelpad 1 en 3 uit de korpsvisie spelen op deze trend in.
Qua Patet Orbis
De Commandant van het Korps Mariniers
R. Verkerk Brigade-generaal der mariniers
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
5
Column
Korpsadjudant Risico’s
Dat ons marinierswerk ook buiten uitzendingen om geen ongevaarlijke aangelegenheid is blijkt uit enkele ernstige ongevallen die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. Een para-ongeval in Frankrijk waarbij smjrmarnalg John de Ruiter het slachtoffer was en het recente ongeluk op de klimtoren van de Van Ghentkazerne zijn daar de treurige voorbeelden van. Als je de vorige uitgaven van de QPO doorbladert en het aantal verschillende operaties, trainingen, opleidingen en andere activiteiten optelt, kun je de conclusie trekken dat daarin vaak een aanzienlijk risico schuilt. Het marinierswerk is per definitie risicovol.
Kadertekorten Zoals de Korpscommandant in zijn voorwoord in de vorige QPO heeft gesteld, is het kadertekort dusdanig opgelopen dat ingrijpen onvermijdelijk is geworden. Eén van de middelen die ingezet worden, is het flink verhogen van het aantal opleidingsplaatsen van de onderofficiersopleiding. Mede daartoe zijn al een aantal personele verplaatsingen uitgevoerd om door middel van een tijdelijke tewerkstelling
Ons veiligheidsbewustzijn is echter dusdanig ontwikkeld dat het aantal ernstige ongevallen in aantal beperkt is gebleven, doch elk ongeval is er één te veel. Met voor de betrokken slachtoffers helaas soms zeer verstrekkende gevolgen. Namens de collega’s wens ik alle korpsgenoten die nu revalideren veel sterkte. Ik wil dit onderwerp afsluiten met een pakkende kreet die ik ooit las op de deur van bureau ARBO in Doorn: If you think safety is expensive, try an accident! Veiligheidsaspecten lenen zich niet voor short-cuts.
(TTW) de instructeurcapaciteit in de dalorganisatie van het Mariniers Opleidingscentrum (MOC) snel te verhogen. Geen halve maatregelen maar noodzakelijke interventies. Voor de individuen die door een tijdelijke tewerkstelling uit hun normale werk onttrokken worden, is dit vaak een ongewenste situatie, begrijpelijk. Zij kunnen er echter van verzekerd zijn dat er een zeer intensief en nauwkeurig traject aan voorafgegaan is om de noodzaak vast te stellen en de duur van de TTW zo kort mogelijk te laten zijn. Voor de lange termijnoplossing heeft een werkgroep het Projectplan tekort onderofficieren bij het Korps Mariniers geschreven. Hierin zijn scenario’s opgenomen met betrekking tot de termijnen van probleemoplossing en zijn consequenties en aanbevelingen geïdentificeerd. Zodra dit projectplan zijn finale versie heeft bereikt, kunt u hierover meer informatie verwachten. Foto’s: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
6
Niet alleen ongevallen doch ook ziekte slaat met enige regelmaat toe binnen onze mariniersgelederen. Vanaf deze plek wens ik ook alle collega’s die ziek of herstellende zijn de kracht om door te gaan en hun ziekte te overwinnen.
Uitzending Uruzgan
Recent ben ik samen met de Korpscommandant in Bergen-Hohne (D) getuige geweest van de laatste voorbereidingen van de 22ste Marinierscompagnie (22-Marnscie) en de Assault Engineers in de aanloop naar de uitzending naar Uruzgan als onderdeel van TFE-10. Ik heb mogen constateren dat er alles aan wordt gedaan om deze uitzending operationeel tot een succesvolle periode te maken. Waar er in februari in Grafenwöhr nog een aantal aandachtspunten te constateren waren, bleken de puzzelstukjes nu veel beter in elkaar te passen. Er was duidelijk een sfeer van vertrouwen in elkaar en elkaars capaciteiten. De professionaliteit die aan de dag werd gelegd, kon iedere toets doorstaan. Van hoog tot laag werden alle mogelijkheden benut om tot in de puntjes voorbereid op pad te gaan. Niets werd aan het toeval overgelaten en zelfs de beste uitvoering werd als niet goed genoeg betiteld. Ook op het gebied van zorg zijn er ontwik-
kelingen. Zeer recent is het Collegiaal Korps Netwerk (CKN) ingesteld. Dit netwerk gaat bestaan uit collega’s (vrijwilligers) van het Korps die aanwezig zijn op alle werklocaties en tijdens missies. Het netwerk doet haar werk door middel van
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
7
een (door onder andere de Royal Marines) beproefd concept met de naam Trauma Risico Management (TRiM). Het concept is gebaseerd op een vorm van collegiale ondersteuning en zal al tijdens de aanstaande uitzending beperkt ingevoerd worden.
Deze vrijwillige collega’s, netwerkers genaamd, zijn opgeleid om een laagdrempelig aanspreekpunt te vormen voor collega’s die behoefte hebben aan een collegiaal/ondersteunend gesprek, met name over missie-ervaringen en/of taakgebonden incidenten en ervaringen. Daarnaast kunnen zij na een belevingsintensief incident (bijvoorbeeld gevechtsactie, ernstig ongeval, suïcide) collegiale opvang verzorgen en daarbij een risicoinschatting maken van het effect van incidenten op individuele mariniers. Als bovenstaande gesprekken daar aanleiding toe geven, zal de netwerker zijn collega adviseren in het aangaan van contact met professionele zorgverlening en desgewenst daarbij ook ondersteunen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan de verwerking van ingrijpende ervaringen en kan verergering van eventueel ontstane klachten worden voorkomen. Voor een uitgebreide uiteenzetting verwijs ik u naar de Alle Hens waarin binnenkort één en ander gepresenteerd gaat worden. Ook in de volgende QPO zult u verder geïnformeerd worden.
Korpsdiner voor
onderofficieren 2008
Als deze QPO bij u op de mat valt, is de deployment naar Uruzgan van 22-Marnscie, de Assault Engineers en alle individueel uitgezonden mariniers in volle gang. En laten we met alle terechte aandacht voor Afghanistan ook niet vergeten dat er al veel individueel uitgezonden collega’s ‘QPO’ aan het werk zijn, onder andere in Bosnië, het Midden-Oosten en Afrika. Ik wens alle collega’s en hun achterban succes tijdens deze intensieve periode.
Foto’s: AVDD
Door: AOOMARNALG E.R. Ebbinge Korpsadjudant Korps Mariniers E.R. Ebbinge Adjudant van de mariniers algemeen
De sfeer van kameraadschap, sublieme muzikale ondersteuning van een combo van de Marinierskapel en een kostelijk diner dat fantastisch uitgeserveerd werd in een stijlvolle ambiance waren de omgevingsfactoren van het eerste korpsdiner voor onderofficieren. De ruim honderd aanwezige collega-onderofficieren waren voor deze gelegenheid gekleed in het speciale avondtenue voor onderofficieren, wat een feestelijke aanblik bood. In de vertrouwde sfeer van de Van Braam Houckgeestkazerne vond in aanwezigheid van de Commandant van het Korps Mariniers, brigade-generaal der mariniers R. Verkerk, en een aantal speciale genodigden op 9 december 2008 een korpsdiner
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
8
voor onderofficieren plaats. Ter viering van de korpsverjaardag en met het doel de onderlinge band tussen onderofficieren te versterken. De avond werd gelardeerd met toespraken van de Korpscommandant, van ltkolmarns b.d. J.J. Severs als voorzitter van het Contact Oud Mariniers en van ondergetekende. Door de oudste onderofficier, aoomarnalg Leo Franken, werd symbolisch een boodschap overgedragen aan de jongste onderofficier. Adjudant Franken benadrukte het belang van de korpsgeest en hij enthousiasmeerde via deze boodschap de volgende generatie om inspanningen tot behoud van de korpsgeest te blijven plegen. Generaal Verkerk greep de gelegenheid aan om smjrmarnalg Frank Stam in het zonnetje te zetten door de uitreiking van
een Amerikaanse onderscheiding, de commemorative medal. Sergeant-majoor Stam heeft deze onderscheiding gekregen door zijn optreden als uitwisselingsonderofficier bij onze Amerikaanse counterpart. De Korpscommandant prees de inzet van Stam als onderofficier-ambassadeur van ons Korps. Het diner werd plezierig onderbroken door een spetterende show van onze Tamboers en Pijpers. De passie was duidelijk bij onze muzikanten aanwezig wat zich vertaalde in een klinkende bijdrage. De aanwezigen waren duidelijk onder de indruk van het optreden, getuige het applaus wat de Tamboers en Pijpers mochten ontvangen. Na een overdenking van de humanistisch raadsman werd het diner afgesloten met een digestief waarna nog ruimte was voor een ‘nabespreking’ in de Gouden Bal. Ik heb gevraagd en ongevraagd erg veel reacties ontvangen, al op de avond zelf maar ook achteraf. Overwegend positief maar gelukkig nog wat aandachtspunten van optimistische collega’s die tot verdere versterking van het concept moeten leiden. Langs deze weg dank ik een ieder die, veelal uitgebreid, input heeft geleverd. En dit jaar dan, zult u zich wellicht afvragen? Ook dit jaar gaan we een diner
organiseren, grotendeels langs dezelfde lijn waarbij de dinercommissie zich spontaan heeft opgeworpen om ook voor het komende diner een deel van de voorbereidingen te gaan ondersteunen. Het uitnodigingenbeleid zal worden bijgesteld naar aanleiding van een flink aantal reacties. Daarbij gaan we naar een andere balans zoeken in de aanwezigheid van de verschillende rangen. Ook de wijze waarop we stilstaan bij collega’s die ons
ontvallen zijn, zal aangepast worden. Wat we ook aanpassen, het mag de sfeer in ieder geval niet aantasten want die was in één woord geweldig. Dat hebben we als onderofficieren vóór elkaar en met elkaar gerealiseerd, waarvoor nogmaals mijn dank aan een ieder die zijn bijdrage heeft geleverd. Ik hoop u, collega-onderofficieren, op het komende diner te mogen verwelkomen.
Afscheid nemen is loslaten en achterlaten. Maar niet vergeten. Zoveel kaarten Zoveel medeleven. Zoveel warmte Zoveel mensen die aan ons gedacht hebben na het overlijden van onze lieve zoon, broer en oom, Alexander Nijboer. Wij willen defensie dank zeggen voor wat zij voor ons gedaan hebben en nog doen. Het is een hele steun geweest om de begrafenis van Alexander met ons te regelen en ook dat zijn maten een herdenking hebben gehouden. Om niet een naam te vergeten doen wij het op deze manier. Hartelijk dank daarvoor. 12 juni 2009
De familie van Alexander Nijboer.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
9
Beleidsvisie onderofficieren KM,
geen papieren tijger! Door: AOOMARNALG P.M.J. de Valk, Chef d’Equipage Amfibisch Logistiek Bataljon Foto’s: AVDD
Inleiding
Zoals u wellicht weet is op 28 augustus 2007 de beleidsvisie (BV) onderofficieren geaccordeerd door de Admiraliteitsraad (AR). Begin vorig jaar is deze visie, samengevat in een brochure, bij alle onderofficieren op de deurmat gevallen en de Korpsadjudant heeft reeds meerdere malen in zijn column van de QPO hier aandacht voor gevraagd, waarbij hij de visie in het juiste perspectief plaatste. De visie was echter slechts een begin en concrete stappen dienden hierop te volgen. Met dit artikel beoog ik u in grote lijnen te informeren over verdere ontwikkelingen, vanuit onze organisatie enerzijds en op de (MTC) werkvloer anderzijds. Voor meer detail adviseer ik u om de webpage van onze krijgsmachtsdeeladjudant KM op intranet te raadplegen, deze wordt regelmatig geactualiseerd. (intranet.mindef.nl/km/stafgroep_dp_c/organisatie/ eenheden_directies/Kabinet/Marineadjudant). In december 2007 heeft er een werkconferentie plaatsgevonden waaraan circa tachtig commandanten en Chefs d‘Equipage hebben deelgenomen Het doel was om acties te inventariseren die kunnen bijdragen aan de versterking van de status, positie en rol van de onderofficier binnen het CZSK.
Beleidsmatige acties
De stappen om te komen tot een positie- en kwaliteitsverbetering van de onderofficier binnen de KM zijn in de visie nog niet in detail uitgewerkt, hiertoe is een implementatieplan ontworpen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
10
Er zijn een aantal activiteiten geïnventariseerd die kunnen worden opgedeeld in: • te ondernemen door de onderofficieren en hun leidinggevenden, • te ondernemen door het CZSK. De uitkomsten van laatstgenoemde categorie zijn meegenomen in het uiteindelijke implementatieplan (IP), dat in april vorig jaar door de AR is vastgesteld. Dit plan behelst negen beleidsmatige acties die door middel van voortgangsrapportages bewaakt worden: • terugdringen opleidingsachterstand, • functioneringsgesprekken en beoordelingen, • verbetering loopbaanontwikkeling, • invoeren baksmeester nieuwe stijl, • verbeteren werving en selectie onderofficieren, • herbeleggen taken en verantwoordelijkheden, • ceremonieel, • cultuurontwikkeling, • communicatie. Voor de bewaking hiervan is een maand later een regiegroep benoemd. De regiegroep, onder voorzitterschap van de Souschef QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
11
module biedt veel meer mogelijkheden, de opleidingsduur is kort gehouden om het operationele tempo zo weinig mogelijk te verstoren. • Management Development (MD) beleid voor onderofficieren is doorontwikkeld en zal mogelijk binnenkort worden vastgesteld. De procedures zijn inmiddels inzichtelijk. Hierdoor krijgen we ’de juiste man op de juiste plek’ en wordt talent efficiënt benut. Sinds kort worden sergeanten en ’sergeant majoors structureel meegenomen in dit proces. Hierdoor verbetert het loopbaanperspectief. • Voordrachten en discussies met de beleidsvisie als onderwerp vormen een vast onderdeel in de VVO en LMV’s. Toekomstige kaderleden kennen de taken en verantwoordelijkheden binnen ons domein en competenties worden belegd en opgebouwd middels de diverse modules. • P&O adviseurs benaderen lijnmanagers actief teneinde functieintroductiegesprekken, functioneringsgesprekken en eindgesprekken te laten plaatsvinden. Zij gaan dit tevens bewaken. • Onderofficieren, in de rang vanaf sergeant, gaan in opdracht weer beoordeeld worden. Het betreft voor de sergeant de eerste operationele- en ondersteunende functie, voor de sergeantmajoor de eerste operationele functie. Daarnaast kan men onverminderd zelf verzoeken om beoordeeld te worden. Hierdoor krijgt de organisatie een beter beeld van het talent en - misschien nog wel belangrijker - heeft het individu een beter beeld over het eigen functioneren.
Personeelslogistiek, Commandeur Itzig-Heine, komt tweemaandelijks bijeen en rapporteert viermaandelijks aan de AR omtrent de voortgang van het implementatieplan. Tot nu toe misschien nog lekker wollig, wat is nu concreet bereikt? Mijns inziens al best wel veel! De voortgangsrapportage (op de reeds genoemde intranetsite) geeft dit in detail weer, maar ik wil u enkele voorbeelden niet onthouden: • voor het goed kunnen mentoren en coachen van jonge kaderleden is bij bureau leiderschap een aparte cursus ontwikkeld die zich richt op coachingsvaardigheden en gesprekstechnieken. De cursus richt zich op een verdere ontwikkeling van junior leadership. • Stafadjudanten zijn ingevoerd binnen onze organisatie. Hiermee wordt kennis en ervaring behouden binnen ons onderofficiersdomein. Daarnaast vervullen zij een ambassadeursrol in het kader van de beleidsvisie. • Onder leiding van het Hoofd Opleidingen KM is een werkgroep actief om de opleidingsachterstand bij de onderofficieren op te heffen. Er is reeds een format ontwikkeld voor leidinggevenden om de opleidingsbehoefte in kaart te kunnen brengen. Door de grote kadertekorten bij ons Korps zal het wegwerken van de grote achterstand echter op korte termijn niet gemakkelijk zijn, maar het niet verder laten oplopen is een goed streven. • Tevens is een werkgroep actief om een generiek instrument te ontwikkelen om het opleidingsniveau van elke eenheid binnen CZSK in kaart te kunnen brengen. De verwachting is dat in het derde kwartaal van 2009 een pilot gaat draaien, waarin het Amfibisch Logistiek Bataljon de ’groene’ vertegenwoordiger zal zijn. Brede uitrol is begin 2010 verwachtbaar. • De modulaire Leergang Management Vorming (LMV) is een vast begrip geworden in de carrièregerichte opleidingen. Deze
Wat doen (en kunnen) we zelf als onderofficieren?
Zoals reeds benoemd zijn er uit de werkconferentie ook een aantal actiepunten naar voren gekomen die we zelf op kunnen pakken. De beleidsvisie is door en voor ons ontworpen, waarbij we
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
12
voeren. Enerzijds voor een goede afstemming, anderzijds om gezamenlijk de knelpunten en een efficiënte implementatie van de beleidsvisie binnen het MTC te kunnen bewaken. Afgesproken is dat CSM’s, Compagnies Adjudanten (CA)1 en CDE’en binnen hun eenheden de beleidsvisie gaan uitdragen door middel van presentaties, forums, het uitzetten van acties en men zal door middel van feedback knelpunten identificeren om het potentieel van de onderofficier beter te kunnen benutten. Hierbij worden zij ondersteund door de stafadjudanten, die hierbij als klankbord fungeren voor alle beleidsvisie-gerelateerde zaken. Ook is voorgesteld om meer bekendheid met de beleidsvisie te bewerkstelligen door deze op te nemen in de instructie op het KIM, de VVO en tijdens de diverse LMV’s. Dit maakt reeds deel uit van het implementatieplan beleidsvisie en behoeft derhalve geen verdere actie onzerzijds. Ten slotte is gebleken dat het wenselijk is om de beleidsvisie onder de aandacht te brengen in directieven van commandanten en tijdens functie-introductiegesprekken. Bij sommige eenheden is dit reeds het geval, maar het kan beter. De Chef’s d’Equipage bewaken dit en zullen op hun beurt de beleidsvisie bij nieuwgeplaatste onderofficieren onder de aandacht brengen bij het inrouleren.
Specifieke aspecten voortvloeiend uit de beleidsvisie
Er is gesproken over een aantal zaken zoals het bewaken van het opleidingsniveau, niveau 1 en 2 (enkele man t/m geweergroep/ individueel en teamverband), het herbeleggen van taken en verantwoordelijkheden en het mentoren van junior-kaderleden. Een aantal uitkomsten en voorstellen dienen bij het schrijven van dit artikel nog verder uitgewerkt te worden, maar een aantal zal ik u niet onthouden. Zoals reeds aangehaald, is er een generieke format in ontwikkeling om het opleidingsniveau van elke eenheid in kaart te brengen en te bewaken, hierdoor dient de situatie uiteindelijk te verbeteren. Hierin kennen we binnen CZSK nog geen eenduidige aanpak, dan wel programma’s. Het betreft functioneel vereiste(conform functiebeschrijvingen) en carrièregerichte (LMV/APK) –opleidingen. De beleidsvisie dwingt de organisatie om opgeleid personeel te plaatsen en anderszins dient de opleiding binnen een jaar na plaatsing te zijn afgerond! De stafadjudanten vervullen een klankbordfunctie in deze en hebben de taak het opleidingsniveau 1 en 2 te bewaken binnen hun (deel)organisatie.
een eigen verantwoordelijkheid kennen. Een gedegen communicatieplan is hierbij essentieel, de visie dient uitvoerig toegelicht te worden, discussies moeten plaatsvinden en knelpunten dienen te worden geïnventariseerd en aangepakt. Om dit eenduidig binnen het MTC te gaan doen, is op 20 mei jongstleden een workshop georganiseerd door de Chef d’Equipage MTC, hierbij geassisteerd door de Chef d’Equipage Amfibisch Gevechtssteunbataljon (AGB) en CDE Amfibisch Logistiek Bataljon. In totaal hebben daar vierentwintig adjudanten en twee sergeant-majoors (CSM’s van de bootcompagnieën) vanuit het MTC aan deelgenomen. Tijdens deze workshop is door Chef d’Equipage MTC de beleidsvisie en het implementatieplan toegelicht en de stand van zaken daaromtrent is middels een voortgangsrapportage gepresenteerd door Chef d’Equipage AGB. Aansluitend hebben alle deelnemers zitting genomen in vier syndicaten, die zich hebben gebogen over een communicatieplan en een aantal specifieke aspecten. Na afloop van de syndicaten zijn, bij aanwezigheid van C-MTC, de uitkomsten door de syndicaatleiders gepresenteerd. Hieronder een korte weergave van de uitkomsten van de workshop, betreffende een aantal constateringen, waargenomen knelpunten en gemaakte afspraken.
Evaluaties van oefeningen en het geconstateerde ingangsniveau van de VVO hebben ons geleerd dat het niveau 1 en 2 nog wel eens te wensen overlaat. Dit is een primaire verantwoordelijkheid van de onderofficier. In de workshop werd bevestigd dat er onvoldoende continuïteit is geborgd na het voltooien van de EVO. Het kadertekort maakt het er echter niet eenvoudiger op en daarnaast werken de diverse fast balls (externe ondersteuning, ceremonieel, opleidingen et cetera) niet bevorderlijk. We dienen tijd en ruimte te claimen voor het op peil brengen en houden van deze niveaus.
Communicatieplan
De beleidsvisie beschrijft in grote lijnen de taken en verantwoordelijkheden van de onderofficier, waarop er kritisch gekeken dient te worden of we wel de juiste dingen doen. Door met name schaarste komt het nog wel eens voor dat de onderofficier werkzaamheden verricht op een te laag niveau. Dit ondermijnt
Er is aangegeven dat de communicatie over de beleidsvisie tot op heden niet overal even goed leeft. Daar is meer voor nodig dan verspreiding van een brochure, verwijzingen in de QPO, Alle Hens en een intranetsite die een volledig beeld geeft. Deze workshop is in dat kader een zeer welkome start gebleken, alle leden van de workshop toonden een grote betrokkenheid en spraken de wens uit dit overleg op reguliere basis te blijven
1 De term ‘CSM’ (Compagnies Sergeant-Majoor) is oneigenlijk. Bij het korps zijn er twee (bij de bootcompagniën) de rest zijn adjudanten (dus Compagnies Adjudanten, CA)
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
13
De werkzaamheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verschillen naarmate een onderofficier hoger in de militaire hiërarchie gaat functioneren. Onderofficieren vervullen in de bedrijfsvoering van de Koninklijke Marine vier essentiële rollen: uitvoerder, bewaker van processen, begeleider van mensen en adviseur. Zij doen dit op twee niveaus: als ‘junior leader’ en als ‘senior leader’. De verschillende rollen van de onderofficier zijn essentieel om de continuïteit, de kwaliteit en de veiligheid van de bedrijfsvoering van de marine te waarborgen.
de ontwikkeling qua competenties en ervaring van de onderofficier. In voorkomende gevallen dienen we dat beter te bewaken en waar nodig aan te pakken. Bovenal geldt de stelling: “Voel je verantwoordelijk en pak wat van jou hoort te zijn”. De beleidsvisie is de kapstok om verantwoordelijkheden op het juiste niveau te beleggen. U kunt hier in voorkomende gevallen terugvallen op de beleidsvisie.
Samenvatting
Men is de mening toegedaan trots te zijn op het feit onderofficier te zijn en men ziet het belang in van de beleidsvisie. De neuzen zijn gericht, vele knelpunten zijn geïdentificeerd en binnen elke eenheid zal de beleidsvisie in toenemende mate onderwerp van discussie vormen. Er zijn vele voorstellen gedaan die nader Het mentoren van junior kaderleden is een voortvloeisel uit de bestudeerd en teruggekoppeld gaan worden. Uiteraard zijn de beleidsvisie en binnen het MTC is daarvoor een ’begeleidingsboek schaarste en het overvolle programma bij vrijwel elk aspect aan korporaals MTC’ ontworpen. Elke Chef d’Equipage is eindverantde orde geweest. Maar juist de beleidsvisie biedt ons voldoende woordelijk voor een goede begeleiding van junior kaderleden handvatten om de juiste prioriteiten te stellen en daar dan ook binnen zijn bataljon. De CA/CSM reikt het boek aan de nieuwnaar te handelen (keuzes maken). Officieren dienen een bijdrage geplaatste uit en wijst een mentor aan, welke in de regel een te leveren in het scheppen van de juiste randvoorwaarden en OPC of dienstchef zal zijn. De uitvoering hiervan laat, vanwege onderofficieren dienen assertief op te treden, de primaire vertijdsdruk, nogal eens te wensen over, al was men wel van mening antwoordelijkheid voor het uitdragen van de visie ligt bij ons, de informeel reeds voortdurend te coachen en te mentoren. Hoe dan onderofficieren zelf! ook is dit aspect wel voor verbetering vatbaar en dienen we jonge We dienen tijd en ruimte te claimen voor functionele- en carrièonderofficieren voor een valse start te behoeden. reopleidingen en het trainen van de basis. Cultuurveranderingen duren jaren, maar dat wil niet zeggen dat we een afwachtende houding dienen aan te nemen. Een ieder dient zich betrokken op Rol en functioneringsniveaus te stellen en zich inhoudelijk op de hoogte te stellen van de visie. Het korps onderofficieren omvat verschillende rangen: van korDurf elkaar aan te spreken op de uitgangspunten van de beleidsporaal tot stafadjudant. visie! Het kunnen geven en ontvangen van feedback is onderdeel van een goede communicatie en dient Functioneringsniveau Rol Taakaspecten niet als kritiek beschouwd te worden. Senior Adviseur Adviseren en vertegenwoordigen Tot slot Met bovenstaande heb ik getracht aan te geven dat Bewaker van processen Vormen en de beleidsvisie geen papieren tijger is, maar de basis kennisoverdracht van veel ontwikkelingen die reeds zijn voltooid, in gang zijn gezet of nog volgen. Het dient één van de hoekstenen te vormen van onze bedrijfsvoering. Begeleider van mensen Leiding geven Junior Uitvoerder Vakkennis toepassen
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9 Foto: Marineadjudant
14
Mariniers ontwikkelen gevoel voor detail tijdens tracker course
Spoorzoeken bij de Mexicaanse grens FORT HUACHUCA, mei 2009 – Probeerde de Taliban door de vrij toegankelijke rivierbedding weg te komen of ging hij heuveltje op het steile zijterrein in. Sergeant Roel speurt naar aanwijzingen maar ziet geen voetstap, geknakte takjes of platgelopen gras. In een twee weken durende tracker course maken twaalf snipers en verkenners van het Korps Mariniers kennis met oude en nieuwe spoorzoekertechnieken. “Vaak moet je het doen met een steentje dat uit zijn bedding is gewipt.” Tekst: André Twigt/ Foto’s: Cees Baardman
ervaring arresteerden ze in het Afghaanse Helmand een aantal terroristen. Met zo’n insteek kwamen ook een twaalftal zeesoldaten van de 22e - en 23e Infanteriecompagnie naar het zuiden van de Verenigde Staten. Om straks in Uruzgan de leggers van geïmproviseerde explosieven te traceren, krijgen ze van ervaren
De Britse Royal Marines bezochten eerder de particuliere Tactical Tracking Operations School in Fort Huachuca (Arizona), tien kilometer van de Mexicaanse grens. Met de hier opgedane kennis en
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
15
voetafdrukken te verdoezelen en alle afval op de man te houden. Ook van steen naar steen springen of op eventueel aanwezige spoorrails lopen werken goed. Sommige oplossingen nemen de cursisten minder serieus. Net als Tarzan van boom naar boom zwieren, bijvoorbeeld. Goede ideeën zijn er te over. Zo helpen overschoenen met zolen van schapenbont wel degelijk de indruk van een voetstap te reduceren. Wat instructeur Mike ook iedere leerling meegeeft, is dat hij een oog voor detail moet ontwikkelen. “Ooit verloor een terro-
instructeurs allerlei methodes en technieken aangereikt. Zo leren ze voetafdrukken ‘lezen’ en hoe de degradatie van een achteloos weggegooid stukje brood, een afgekloven klokhuis of ontlasting verloopt. De toestand van dergelijk afval geeft een goede indruk van de voorsprong van een wegvluchtende tegenstander. Maar niet alleen het jagen op een verdachte, ook het uitwissen van je eigen sporen, een vorm van anti tracking, hoort erbij. Dat kan door met een plumeau, een bos takken of een fles lucht je
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
16
rist enkele rode draadjes van zijn sok, waardoor hij onvermoed een spoorzoeker naar zijn schuilplaats leidde.” De pruimtabak kauwende, klein van stuk zijnde, ex-sniper en Irak-veteraan weet waarover hij praat. Moeiteloos ziet hij aan voetstappen of een persoon een RPG over de schouder draagt, zijn tempo versnelt of juist vertraagt. Deze theorie krijgen de cursisten in alle vroegte bijgebracht. Daarna gaan ze de heuvels rondom Fort Huachuca in. Dit gebied leent zich om spoorzoekertechnieken te beoefenen.
Geen oog
Bij aanvang van de veertien dagen durende cursus is deze nog gericht op het aanleren van technieken in teamverband. Later krijgt het managen van een tracker operatie de aandacht. Sergeant Roel blijkt daarin een kei. Tijdens het opsporen van Taliban die zogenaamd een aantal raketten afvuurden op een politiepost, heeft de sectiecommandant de leiding. Eerst neemt hij de tijd om de aangetroffen voetstappen en het dito wapentuig onder de loep te nemen. Om het risico op verontreiniging te vermijden, mogen pas daarna teams twee en drie naar voren komen. “Het gaat om drie verdachten. Twee vluchtten in noordwestelijke richting, de
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
17
ander in zuidwestelijke.” Met zijn eigen team één stort Roel zich op een afdruk ‘maat 12’ met zwaar profiel van ongeveer twee uur oud. Vanaf het initiële contact duikt het zes man sterke team meteen het slecht begaanbare zijterrein in. De twee flankbeveiligers zoeken mee naar aanwijzingen. Bij het afspeuren van zo’n groot oppervlak kan dat niet anders. Zijn collega Rob ziet hierin een zwakte. “Je kunt alleen verantwoord optreden met hulp van onder meer een Quick Reaction Force pal achter je. Dan nog is het oppassen geblazen. Bij het afzoeken van het landschap heb je absoluut geen oog voor de vijand.” De tracker course is volgens Roel een extra toevoeging aan de in Uruzgan aanwezig IED counterorganisatie. “Binnen het Regional Command South werken we daarmee nauw samen.”
Vervuild
plekke verandert de zoekoperatie op slag in een observatiemissie. Korporaal Dewey neemt de eerste shift voor zijn rekening. Hij is best tevreden over het verloop van de oefening. Ondanks dat de paden en het grasland zijn vervuild met sporen van illegaal de grens overgekomen Zuid-Amerikanen kon team één de vijand een eind volgen. Instructeur Mike deelt die mening. Na afloop prijst hij Roel’s analyse. Die was niet alleen gebaseerd op de aangetroffen voetafdrukken, maar ook op de afvuurrichting van de projectielen. Verder was het radioverkeer volgens het boekje en leverde het afwisselen van de trackers geen problemen op. “Van de honderd punten geven we er jullie 98. Dat komt niet vaak voor. Mijn complimenten.”
De sectiecommandant brengt het geleerde goed in praktijk. Zodra hij het spoor kwijt is, laat hij zijn mannen aan weerszijden in een wijde cirkel zoeken. Meestal pik je dan wel weer een aanwijzing op. Marinier 1 Jan Willem heeft snel beet. Op een smal pad ziet hij een duidelijke Charlie One. Op de profiellijst komt de laars onder die code voor. De zoektocht gaat weer verder. Maar een paar honderd meter verder lijkt de verdachte weer van de aardbodem verdwenen te zijn. Een ‘360’ biedt dit keer geen soelaas, maar hulp van boven wel. Met zijn adelaarsblik spot een rondcirkelend onbemand verkenningsvliegtuig op anderhalve kilometer afstand vijf verdachten, van wie er drie bewapend zijn. Ook hebben ze een mortier bij zich. Eenmaal ter
Mariniers op het juiste spoor in Sierra Vista
Het ‘lezen’ van de sporen aan het begin van de urban tracking
Tekst en foto’s: Cees Baardman “Awesome, guys! The fastest urban tracking by students ever!” is het eerste wat een verbaasde Mike kan uitbrengen als de groep van sergeant Rob, vlak nadat hij zelf was gearriveerd, het leslokaal binnenstapt na een deze ochtend gehouden ‘urban tracking’. Met een voorsprong van een half uur vertrokken bij een grote ‘Shopping Mall’ om in een ‘urban’ omgeving, de buitenwijken van Sierra Vista, een route van zo’n zeven
Af en toe een voetafdruk in de berm
kilometer te lopen waarbij hij hier en daar enigszins zichtbare sporen achterlaat’, wordt Mike bijna voordat hij zijn einddoel bereikt ‘in de kraag gevat’. Het team zat hem met een achterstand van maar zo’n vijf minuten echt ‘op de hielen’, ondanks het feit dat Mike ook af en toe wat dwaalsporen had aangebracht op de route. Dat de geleerde lessen die in het ‘veld’ zijn toegepast ook in een ‘bewoonde wereld’ bruikbaar zijn, heeft het team van het Verkenningspeloton van 2-Marnsbat wel bewezen. Zodra we een ‘lost spoor’1
1 De term ‘lost spoor’ komt uit het voormalig Rhodesië, de bakermat van het huidige ‘tracken’.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
18
hadden, voerde ieder lid automatisch de procedures uit om zo snel mogelijk, als ware ‘bloedhonden’, het spoor weer op te pikken. Ook de met het team ‘trackende’ fotograaf werd door het ‘spoorzoekvirus’ gegrepen, en had op een gegeven moment meer oog voor eventuele sporen dan voor diafragma en sluitertijden. Weten waar je naar moet kijken, ‘common sence’ en de door echte praktijkmensen aangereikte lesstof toepassen, is de ‘toverformule’ van het tracken.
Door: LTKOLMARNS P.J. de Vin, Netherlands Liasion Officer United States Marine Corps Combat Development Command Quantico, VA, USA
Roadmap United States
Marine Corps (USMC) - deel 2
Foto’s: USMC
Kerncompetenties, strategische doelstellingen en acties/initiatieven USMC
In dit deel van mijn artikel werk ik de eerder geïdentificeerde kerncompetenties en doelstellingen zoals genoemd in de Visie verder uit. Welke acties en initiatieven zijn nu benodigd om de Visie te realiseren? Met de Counter Insurgency Operations (COIN) ervaringen die het USMC de afgelopen jaren in Irak en Afghanistan heeft opgedaan, is binnen de organisatie de afgelopen acht jaar al het één en ander gedaan. Het is voor de beeldvorming goed dat u inzage heeft in wat het USMC reeds op het gebied van Irregular Warfare (IW) doctrine, organisatie, training, materiaal, leiderschap en onderwijs, personeel en faciliteiten (DOTMLPF) aan veranderingen heeft doorgevoerd. Hierna ga ik in op de programma’s uit de Visie zodat u die wat beter in het grotere verband kunt plaatsen. Veel van de doorgevoerde aanpassingen van de laatste acht jaar komen terug in de uitwerking van die Visie. Bij de uitwerking van de Visie heb ik me daarom beperkt tot de grotere programma’s. In sommige gevallen is er mogelijk toch enigszins sprake van dubbeling van informatie.
Kerncompetenties USMC 1 het USMC maakt onderdeel uit van de VS’s permanent wereldwijd ontplooide maritieme eenheden en kan als ‘s lands meest expeditionary organisatie onmiddellijk reageren op een crisis waar ook ter wereld; 2 het USMC ontplooit taakgeorganiseerde eenheden (onder andere MAGTF) die, over de ROMO, in joint of multinationaal verband kunnen worden ingezet; 3 het USMC levert eenheden en gespecialiseerde detachementen voor missies aan boord van schepen, kazernes of land. 4 het USMC doet Joint Forcible Entry vanuit zee en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van amfibische doctrine en operationele capaciteiten; 5 het USMC voert complexe expeditionare operaties uit in verstedelijkte kust gebieden en andere uitdagende omgevingen; 6 het USMC draagt bij aan de integratie en het gebruik van de verschillende machtsmiddelen van de VS.
Doctrine
Op IW en COIN gebied diende binnen het USMC een inhaalslag gemaakt te worden. Veel documenten waren oud, erg gericht op Major Combat Operations of ontbraken. De Concepts and Plans Division heeft de afgelopen jaren onder meer de navolgende strategische IW gerelateerde publicaties uitgegeven. • The tentative Manual for Countering Irregular Threats: An Updated Approach to Counterinsurgency, juni 2006. Dit document biedt een systematiek voor het QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
19
tactische niveau om irreguliere dreigingen het hoofd te bieden. • The Marine Corps Operating Concepts for a Changing Security Environment, juni 2007. Dit document beschrijft hoe USMC eenheden moeten worden georganiseerd, getraind en uitgerust. • Multi-Service Concept for Irregular Warfare, augustus 2006. Opgesteld samen met USSOCOM en biedt een fundament voor Joint Concept ontwikkeling. • Irregular Warfare Joint Operating Concept, september 2007. Opgesteld door het Ministerie van Defensie en het geeft op
hoofdlijnen aan hoe een Joint Force Commander irreguliere oorlog moet voeren in combinatie met de andere machtsmiddelen van een staat. Tevens geeft het richting aan en integreert het IW capaciteitenontwikkeling, experimenten en wargames. Het document geeft ook richting aan drie Joint Integrating Concepts die momenteel geschreven worden. • The Counterinsurgency Manual (samen met de Army), december 2006. Het document geeft richting op het gebied van COIN aan bataljonscommandanten en hogere staven. • The Small Unit Leader’s Guide to Counterinsurgency, juli 2006. Document is bedoeld voor het tactische niveau en is opgesteld naar aanleiding van de voornaamste Lessons Learned van de Amerikanen, Britten en Australiërs. • Countering Irregular Threats; A new approach to Counterinsurgency, juni 2006. Dit document heeft tot doel de capability ontwikkeling binnen het USMC te beïnvloeden door de specifieke karakteristieken van IW te benadrukken. • Tentative Small-Unit Leader’s Guide to Urban Operations, februari 2008. Dit document biedt Tactics, Techniques en Procedures op het gebied van Urban Warfare. Een document dat met name bruikbaar is op de werkvloer. Daarnaast zijn in andere concepten, zoals The Long War, Send in the Marines, Vision & Strategy 2025, bovenstaande ideeën verwerkt.
Organisatie
Diverse organisaties zijn opgericht of aangepast om beter invulling te geven aan de benodigde IW capaciteiten. Hierbij gaat het om onder andere de navolgende organisaties.
• Center for Irregular Warfare, 2007. Opgericht teneinde de USMC capaciteiten op het gebied van operaties over de gehele Range of Military Operations (ROMO) te verbeteren. • Marine Special Operations Command, 2006. MARSOC heeft naast de traditionele SF taken in het bijzonder de opdracht gekregen zich te specialiseren in Foreign Internal Defense, Unconventional Warfare, Counterrorism en Information Operations. Binnen MARSOC is de Marine Special Operations Advisor Group gespecialiseerd in het leveren van training- en adviseurteams. • Center for Advanced Operational Culture Learning, 2005. Deze organisatie biedt training en scholing op maat. Afgestemd op het inzetgebied draagt zij kennis aan van de regio, cultuur en taal. • Foreign Area Officers en Regional Area Officers Programs, ongoing. Deze al oudere programma’s zijn recentelijk uitgebreid. Ook zullen in de toekomst de carrièregang van de FAO en RAO nauwgezet worden uitgestippeld. • Marine Corps Training Advisor Group, 2007. Opgericht om training en adviseur teams uit de reguliere eenheden op te leiden en te ondersteunen bij de uitvoering van hun operaties. • Marine Corps Information Operations Center, 2008. Deze organisatie is opgericht nadat men binnen het USMC de noodzaak heeft ingezien dat men in ‘the Battle of Ideas’ een eigen information operations capaciteit nodig heeft. De organisatie is verantwoordelijk voor de IO campaign binnen de MAGTF. In 2010 is men Full Operational Capable. • Regional Studies Program, ongoing. USMC heeft de wereld in zeventien regio’s opgedeeld en elke marinier die na zijn eerste contract voor verlening van dat QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
20
contract in aanmerking komt, krijgt een regio toegewezen die hij gedurende de rest van zijn carrière dient te bestuderen. • Marine Corps Intelligence Activity, 2008. Biedt aan opwerkende eenheden regio en cultureel relevante informatie aan met betrekking tot het inzetgebied. Tijdens de deployment biedt het reach back faciliteiten.
Training
Training and Education Command is verantwoordelijk voor de Pre Deployment Training (PTP) van alle eenheden. TECOM heeft IW training en scholing met de invoering van nieuwe programma’s formeel in de training en opleidingsinstituten geborgd. Specifieke IW training die onder ander wordt verzorgd, zijn counter-improvised explosive device training, intelligence collection and processing, civil-military operations, cultural awareness, tactical questioning, detainee handling, evidence gathering, and biometrics. Hiervoor zijn de navolgende initiatieven gestart. • Het MAGTF Staff Training Program. Momenteel is de voornaamste taak om elke twaalf maanden voor de MEF HQ’s (Divisie) een comprehensive Mission Rehearsal Exercise te organiseren. • Marine Expeditionary Force Mission Rehearsal Exercise. Momenteel nog primair in het teken van OIF echter het MEB HQ dat naar Afghanistan zal worden ontplooid, krijgt hier ook een specifieke opwerkoefening. • Infantery Immersion Training. Dit is een revolutionair trainingsysteem dat de mariniers optimaal voorbereid op de aanstaande uitzending. In de faciliteit wordt middels geluid, speciale effecten, hologrammen, pyrotechnische middelen en geur de werkelijkheid zo goed mogelijk nagebootst. In een levensechte
omgeving, compleet nagebouwde Irakese huizen, worden mariniers, geweergroepsen pelotonscommandanten optimaal op het nemen van beslissingen voorbereid. • Marine Corps Center for Lessons Learned. Om de trainingspakketten zo goed mogelijk te laten aansluiten op de werkelijkheid heeft het USMC teams geformeerd die zeer actief LL verzamelen. Op grond van deze LL worden lopende programma’s en trainingen en lespakketten voortdurend aangepast. • Security Cooperation Education & Training Center. SCETC participeert in interdepartementale workshops die door USAID worden georganiseerd. Verder is SCETC verantwoordelijk voor de inhoud van alle programma’s en trainingen binnen het USMC op het gebied van Civiel Militaire Samenwerking. Alle Transition Training teams voor Irak en Afghanistan worden onder andere door SCETC opgewerkt. • Cop on the Beat Tactics. Deze specifieke training wordt verzorgd door ingehuurde
politieagenten met ervaring in het bestrijden van ‘Gangs’ in de grote steden. • Language programs. Zoals al eerder aangegeven is het USMC op het gebied van taalonderwijs uiterst actief. Ook online kunnen mariniers vele uiteenlopende vormen van taaltraining volgen. • Combat Hunter. Dit programma richt zich op het verbeteren van de algemene mariniersvaardigheden op het gebied observatie, profiling, tracking en combat mindset. • Tactical Questioning. De cursus richt zich op vraagtechnieken voor kaderleden die betrokken zijn bij aanhoudingen of reguliere contacten. Het betreft hier niet de vaardigheden voor ondervragen of het verzamelen van specifieke inlichtingen uit langdurige humint bronnen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
21
• Tactical Debriefing. Dit programma bereidt personeel voor op de methodiek van debriefing. Dit helpt bij het bewuster zijn van de omgeving waarin men opereert en het verwerken van relevante informatie die men verzamelt.
Materiaal
Ook op dit gebied is door de opgedane ervaringen een aantal grote projecten van start gegaan waarbij de ervaringen van de laatste jaren leidend zijn. • Ground Combat Tactical Vehicle Strategy. Doel van deze strategie is het voertuigenpark beter af te stemmen op taken van de ROMO. Hierbij speelt het amfibische
karakter van het USMC een rol. In het bijzonder voertuigen als MRAP’s hebben een impact op beladingschema’s van amfibische schepen. Zo is gewicht van voertuigen inmiddels een belangrijk planningsgegeven geworden. Daarentegen is de toegenomen behoefte aan bescherming voor bestaande voertuigen of in reeds lopende programma’s ook belangrijk. • Personal Protective Equipment. Dit blijft een speerpunt de komende jaren. Hoe de individuele soldaat minder gewicht te laten meenemen zonder daarbij in te leveren aan bescherming? Een modulair beschermend vest is hiervoor recent aan de uitrusting toegevoegd waarbij de bataljonscommandant de bevoegdheid heeft om de graad van bescherming, en daarmee het gewicht van de uitrusting, aan de dreiging te kunnen aanpassen. • Unmanned Aircraft Systems. USMC heeft een Unmanned Aircraft Systems family of systems opgezet. Dit programma kent een drie niveau (three Tiers) indeling (Raven B is voor de compagnie en het bataljon, Scan Eagle als interim systeem voor het regiment en de Shadow is voor de divisie) • C2 Harmonization. Dit is het USMC programma om de eenheden (grond en lucht) in een genetwerkte omgeving operaties te laten uitvoeren.
Leiderschap en opleidingen
Met de ervaringen van de laatste jaren is het besef van de noodzaak tot verspreid en gedistribueerd (binnen een netwerk en met eigen stafcapaciteit) optreden toegenomen. Conceptueel heeft men hiervoor onder andere het Strategic Corporal document opgesteld. Dat dit echter op het gebied van leiderschap en onderwijs investeringen met zich meebrengt is ook duidelijk. • Enhanced Company Operations. Veel staffuncties die traditioneel binnen het bataljon of zelfs hoger zijn belegd, worden tegenwoordig ook op het niveau van de compagnie uitgevoerd. Dit is onder andere noodzakelijk om een hoger tempo van opereren dan de tegenstander mogelijk te maken. De organisatie is hierop niet afgestemd en dat moet wel gebeuren. Het betreft dan capaciteit op het gebied van onder andere intell collection en planningcapaciteit. Binnen het USMC lopen op dit gebied diverse experimenten. • The Basic School, Expeditionary Warfare School and Command and Staff programs. Alle officieren krijgen nu in de basisopleiding en vervolgopleidingen specifiek onderricht op het gebied van IW. • Enlisted Education. In 2006 zijn ook alle basisopleidingen voor de mariniers aangepast. De specifieke kenmerken van IW worden aangeleerd maar ook staat men
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
22
stil bij de complexiteit van de omgeving waarin de hedendaagse marinier opereert. • Marine Corps University. Binnen de universiteit is een IW stoel opgezet en tevens heeft men een antropoloog aangesteld.
Personeel
Ook op personeelsgebied is de laatste jaren een aantal wijzigen doorgevoerd. • Growth of the Marine Corps till 202.000. Teneinde de uitzenddruk te doen afnemen en onder andere de ambitie van voorwaarts gestationeerde eenheden te kunnen waarmaken mocht het USMC uitbreiden met 27.000 man. Dit dient in 2011 te zijn gerealiseerd. Men verwacht echter al dit jaar tot 202.000 te zijn gegroeid. • Enhanchement of Manpower Management in regards to IW Military Occupational Specialities (MOS). Er bestaat nog geen IW MOS maar momenteel worden individuen die specifieke IW relevante opleidingen hebben doorlopen wel doelmatiger geplaatst.
Faciliteiten
Op grond van ervaringen zijn uiteenlopende nieuwe behoeften gesteld. De benodigde infrastructuur ontbrak veelal.
Ook door de uitbreiding van het USMC zijn nieuwe faciliteiten nodig. Op dit gebied lopen de navolgende projecten: • barracks and Housing, • trainingsfaciliteiten. Tot zover de weergave van de lopende IW programma’s die na 9/11 van start gegaan zijn.
Uitwerking van de Visie
In deze paragraaf behandel ik per kerncompetentie de belangrijkste acties en initiatieven. Bij de eerste kerncompetentie, USMC conducts persistent forward naval engagement & responds as the nation’s force in readiness, zijn dat:
3 Marine Expeditionary Units (MEU)
Wat zijn de consequenties voor het USMC van deelname aan een permanente wereldomvattende maritieme presentie? Momenteel bestaat er een behoefte (aangegeven door de Combattant Commanders (COCOM)) aan permanent drie operationeel ontplooide MEU’s. De MEU was de kleinste vorm van een MAGTF en aan de basis staat een Battalion Landing team (BLT). Een MEU kent een vaste organisatievorm maar de eenheden in de MEU wisselen (Cdo, BLT, Log, Air). Een MEU is gedurende haar deployment normaliter gestationeerd aan boord van drie marineschepen. De ambi-
tie van drie MEU’s kan echter pas volledig worden gerealiseerd na de uitbreiding van het USMC tot 202.000. Er moeten hiervoor ook nog twee extra MEU hoofdkwartieren worden gecreëerd, in totaal worden dat er negen in plaats van de bestaande zeven. Binnen het USMC zijn de navolgende MEU’s HQ actief: • aan de Westkust 11th , 13th en 15th MEU, • aan de Oostkust 22nd, 24th, en 26th MEU, • en op Okinawa 31st MEU.
tussen een regiment en een regio. Binnen het regiment kunnen eenheden rouleren over de rotaties. Voordeel van deze aanpak is dat hij beter aansluit bij taal- en cultuurgericht onderwijs. Individuen kunnen zich specialiseren en zullen afhankelijk van de specialisatie bij het juiste regiment worden geplaatst. De focus van de training van de regimenten blijft overigens ook gewoon op full-spectrum training van bataljons. Missie gerichte training zal na opdracht van de COCOM’s plaatsvinden.
Het is nog onduidelijk waar de twee nieuwe MEU HQ’s gestationeerd zullen worden, na de uitbreiding van het USMC. De MEU HQ’s zijn permanente hoofdkwartieren maar ze hebben geen eigen eenheden, ze krijgen de eenheden pas toegewezen als de opwerkcyclus voor die specifieke MEU aanvangt. Momenteel, gezien de andere operationele verplichtingen, levert het USMC slechts twee operationele MEU’s die regelmatig ook worden ingezet in het kader van de strijd in Irak en/of Afghanistan.
Om binnen het USMC de culturele bewustwording van het personeel en SC MAGTF structureel te verbeteren, spelen vele van de eerder ingevoerde IW capaciteiten en organisaties een belangrijke rol. De gedachte bij de SC MAGTF is onder meer dat beroepsofficieren en onderofficieren aan het begin van hun carrière een regio toegewezen krijgen waarin zij zich gedurende hun loopbaan blijvend verdiepen. De afdeling personeel zal betrokkenen zoveel mogelijk plaatsten bij die regimenten die bij die specialisatie aansluiten.
SC MAGTF
Global Fleet Stations
De Security Coorporation MAGTF is een idee dat binnen het USMC momenteel veel aandacht krijgt. Het concept geeft invulling aan de ambitie van voortdurend voorwaarts ontplooide eenheden die bijdragen aan train, advise & assist forward. Het USMC wil deze taak beleggen bij vaste regimenten zodat er een permanente band ontstaat QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
23
Het USMC levert verder een toenemende bijdrage aan de Global Fleet Stations. GFS is een belangrijk innovatief concept dat door de combinatie van seabasing en een op de missie afgestemd pakket van eenheden bijdraagt aan de nationale veiligheid en de operationele behoefte van de diverse COCOM’s. GFS zijn permanente basis op zee
van waaruit de inzet van de eenheden in een regio kan worden gerealiseerd en gecoördineerd. De focus ligt hierbij op preventief optreden, Theater Security Operations, wereldwijde maritieme vertegenwoordiging en taken die verbonden zijn met de War on Terror. GFS biedt een platform om regionale maritieme veiligheid te verbeteren door joint, interdepartementale en internationale samenwerking. Het maakt ook samenwerking met de NGO’s en charitatieve instellingen mogelijk. De samenstelling van de GFS hangt af van de behoefte van de COCOM’s, de omgeving en de missie. De seabase moet de GFS echter ook de mogelijkheid van een HQ functie bieden en tevens is men in de GFS in staat operationele middelen te repareren. Dit kunnen schepen, voertuigen of vliegtuigen zijn. Tot slot biedt de GFS, in beperkte mate, lokalen voor instructie, medische faciliteiten, analyse capaciteit en logistieke capaciteit voor de gevechtseenheden. De regio’s van de GFS stations zijn onder andere het Caraïbische gebied, de West- en Oostkust van Afrika, Indonesische archipel en de Pacific.
Amfibische schepen
De huidige behoefte aan amfibische schepen is gebaseerd op transport van 2 Marine Expeditionary Brigades (MEB) gevechtsechelons. Daar zijn dertig amfibische platformen voor nodig. Tien Landing Ship Dock van het type 41/49, tien Landing Platform Dock type 17 en tien Landing Helicopter Dock schepen. In totaal dus dertig, maar met een planmatige beschikbaarheid komt dit neer op elf van elk type. Het derde MEB gevechtsechelon, benodigd om de MEF te vormen, wordt momenteel getransporteerd met behulp van de eerder genoemde MPF. De uiteindelijke behoefte van het USMC om over de gehele ROMO eenheden te kunnen leveren, moet nog met de Navy worden afgestemd. Het USMC ziet de behoefte aan amfibische schepen liever opgehoogd tot achtendertig zodat ook in de MPF(F) drie grote amfibische platformen kunnen worden toegevoegd (hier kom ik nog op terug). Het tweede aspect van de eerste kerncompetentie betreft de ambitie om ‘de meest operationele organisatie van de VS’ te zijn. Projecten die in dit kader lopen, zijn onder andere: • de reeds eerder genoemde uitbreiding van het USMC tot 202.000 man. • Geïnstitutionaliseerde ambitie om als two-fisted fighter over de gehele ROMO een operationele bijdrage te leveren. Tal
van nieuwe initiatieven zoals de hierboven beschreven organisaties als CAOCL, SCETC, MCIOC, MCTAG, FAO’s, RAO’s en het Centrum voor Irreguliere oorlogsvoering passen binnen de realisatie van deze ambitie. De lessen van het huidige COIN optreden in Irak en Afghanistan moeten blijvend in de organisatie worden geborgd. Hiermee loopt het USMC in de pas met de ambitie van een gebalanceerde krijgsmacht zoals minister van Defensie Gates recent verwoordde in Foreign Affairs. • Het concept van de strategische korporaal gaat niet zozeer om die korporaal maar het betreft iedere marinier in elke rang. In de huidige mondiale wereld is informatie, meer dan ooit tevoren, beeldbepalend. Tactisch optreden kan veelal strategische gevolgen hebben. • Eén van de laatste initiatieven is het verbeteren van interdepartementale integratie en samenwerking met de eigen hoofdkwartieren. Het permanent stationeren van senior politiek adviseurs binnen het USMC in diverse organisaties is hier een voorbeeld van. De belangrijkste initiatieven behorende bij de tweede kerncompetentie, USMC employs combined arms across the ROMO & able to operate as part of a joint or munitinatinal force, zijn:
MAGTF training, CAX next en Fire Support
Het eerste aspect van de tweede kerncompetentie betreft het inzetten van combined arms over de gehele ROMO. Het USMC is verantwoordelijk voor de organisatie, training en uitrusting van de MAGTF’s. Belangrijke aspecten daarbij zijn onder andere de Combined Arms Exercise (CAX) Next. CAX Next moet beter aansluiten op de hybrid war. Daarnaast wil het USMC over eigen geïntegreerde vuursteunmiddelen beschikken om MAGTF’s onder alle weersomstandigheden in te kunnen zetten. Speerpunt in het optreden van de MAGTF zijn grondgebonden indirecte vuursteunmiddelen, luchtsteun en Naval Surface Fire Support (NSFS). Het USMC beschikt momenteel over zo’n honderdtachtig 155mm artillerie systemen. Dit is een reductie van 50% gemeten over de afgelopen twintig jaar. Het USMC beschikt niet langer over 8 inch en 155mm Self Propelled vuursteunsystemen. Meer en meer wordt vertrouwd op precisievuur geleverd door vliegende platformen. Gezien het belang dat men binnen het USMC hecht aan de geïntegreerde QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
24
eigen vuursteun lopen er op dit gebied diverse projecten die nauw verbonden zijn met de verwerving van nieuwe middelen. Integratie van al de middelen is hierbij van essentieel belang. Naval Shore Fire Support (NSFS) is momenteel onvoldoende in staat om expeditionaire operaties in de Littorals te ondersteunen. Met de verwerving en instroom van middelen die Over the Horizon inzet mogelijk maken bestaat ook de behoefte aan gegarandeerde uiterst nauwkeurige 24/7 NSFS met een langere dracht. Recent is in samenwerking met de Navy een studie
• Medium Tactical Vehicle Replacement (MTVR) en de • High Mobility Multi-Purpose Wheeled Vehicle (HMMWV). De ground indirect fires traid bestaat uit de navolgende programma’s: • M777 Lightweight 155mm towed howitzer (van 16.000 naar 9.800 pounds gewicht) en de update versie hiervan de M777A2 die voorzien is van een digitaal vuurleidingssysteem waardoor precisiemunitie kan worden verschoten (Excalibur munitie), • het High Mobility Artillary Rocket System (HIMARS) en tot slot • het Expeditionary Fire Support System (EFSS). De 120mm systemen van het EFSS moeten in een V-22 of CH-53 te transporteren zijn. Binnenkort zal het EFSS voor het eerst operationeel met een MEU worden ontplooid.
Enhanced Company Operations
gestart naar mogelijke oplossingsrichtingen voor dit gat in de capaciteiten.
TAI
Tactical Air integration (TAI) is van belang omdat het USMC zeven van haar fighter/attack squadrons geïntegreerd laat opereren aan boord van marineschepen en installaties. Daarnaast is het een randvoorwaarde voor optreden in het MAGTF concept.
Mobility Traid
De Mobility Traid heeft in combinatie met de traid van Ground Indirect Fires tot
doel de MAGTF optimaal over de Area of Operations te verplaatsen en adequaat van vuursteun te voorzien. Hier worden de navolgende mobility programma’s ondergebracht: • expeditionary Fighting Vehicle (EFV), • de modernisering van de Amphibious Assault Vehicle (AAV), • de Marine Personnel Carrier (MPC), • Mine Resistant Ambush Protected Vehicle (MRAP), • Joint Tactical Light Vehicle (JLVT), • Internally Transportble Vehicle (ITV), QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
25
Een nieuw concept in het gedachtegoed van combined arms over de ROMO is Enhanced Company Operations (ECO), dat is voortgekomen uit het Distributed Operations Concept van 2005. Na diverse experimenten, interne discussie en operationele inzet, heeft het USMC voorlopig vastgesteld dat binnen het distributed operations concept het de infanteriecompagnie is die de sweet spot vormt voor kleine tactische eenheden die in staat moeten zijn zelfstandig, voor beperkte duur, acties (geen operaties want die gebeuren altijd in een integraal verband) moet kunnen voorbereiden en uitvoeren. Het USMC zal op grond van de opgedane ervaringen met dit concept komen met voorstellen om de organisatietabel van de infanteriecompagnie structureel te wijzingen. Tevens is men voornemens experimenten te starten waarbij het Brigade Landing Team binnen de MEU vervangen gaat worden door een compagnie, het Company Landing Team. Het tweede aspect van deze kerncompetentie betreft de ambitie om op te treden als onderdeel van een Joint of Multinationale eenheid. De eerder genoemde MAGTF’s, die tasked organized kunnen worden, geven hieraan invulling. Hierbij is een speerpunt voor de toekomst: de SC MAGTF. Permanente voorwaartse ontplooide eenheden, zeker als het in preventieve operaties kleine detachementen betreft, vereisen mondiale situational awareness en mondiale communicatie systemen. Diverse initiatieven worden hiervoor ontplooid.
De ambitie om operaties te leiden en interdepartementale samenwerking te ondersteunen, vraagt ook om systemen die uitwisselbaar zijn of om middelen die aan derden kunnen worden verstrekt. Deze ambitie zal ook in samenwerking met de Navy verder gestalte worden gegeven. De oprichting binnen de Navy van het Expeditionary Combat Command, in januari 2006, past uitstekend bij de USMC ambitie om operaties te leiden en interdepartementale samenwerking te ondersteunen. Samenwerking met dit commando is van belang voor beide organisaties. De belangrijkste initiatieven behorende bij de derde kerncompetentie, USMC provide forces & specialized detachsments for service aboard naval ships, on stations and operations ashore, zijn onder andere:
Samenwerking met de Marine
Het eerste deel van de derde kerncompetentie betreft het leveren van eenheden en specialistische detachementen aan boord van schepen en marinebases. Voor het USMC is de samenwerking met de Navy van strategisch belang. Het onderscheidend vermogen is immers het expeditionaire optreden in samenwerking met de Marine. Het USMC onderschrijft de gedachte van de Global Fleet Stations en wil daaraan ook middelen en mensen leveren. Het aantal Amerikaanse troepen in overzeese bases loopt de komende jaren verder terug en op deze manier positioneert het USMC zich toch nog op strategische posities. Het draagt bovendien bij aan de Building Partnership Capacity van de VS en het geeft invulling aan een toenemende operationele behoefte vanuit de COCOM’s. Bijdrage aan de GFS verschaft bovendien toegang tot middelen die bijdragen aan de situational awareness binnen het USMC.
belangrijk element daarbij is de logistieke integratie met de Navy. In 2003 hebben de Navy en het USMC een overeenkomst gesloten om de logistieke functies van beide organisaties verder te integreren. Dit noemt men Naval Logistics Integration (NLI). NLI is bedoeld om de Warfighter op zee en land zo optimaal mogelijk te ondersteunen. Naval Expeditionary Logistics is een essentiële capaciteit bij het optreden van het USMC op land en in de lucht. Het USMC en de Navy werken nauwer samen op logistiek gebied dan menigeen zich realiseert. Initiatieven behorende bij de vierde kerncompetentie, USMC conducts Joint Forcible Entry Operations from the sea & develops amphibious landing force capabilities, zijn onder andere:
MPF & MPF(F)
Het eerste deel van de vierde kerncompetentie betreft Joint Forcible Entry Operations vanaf zee. Speerpunten hierbinnen is de al eerder beschreven behoefte aan amfibische schepen om twee MEB (brigade) aanvalsechelons te kunnen transporteren. Het derde
Logistieke integratie
Het tweede deel van de derde kerncompetentie betreft operaties aan land. Een QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
26
MEB aanvalsechelon wordt momenteel nog met de Maritime Prepositioning Forces (MPF) vervoerd. De MPF bestaat uit een aantal schepen die over drie squadrons zijn toebedeeld aan de MEF (Divisie) commandanten. Samen met een Fly-In-Echelon (FIE) maakt de MPF link-up met de ontplooide MEB. Het verschaft het USMC strategische flexibiliteit omdat mensen en middelen op een bepaalde locatie de link-up maken. MPF’s kunnen ook grotere of kleinere MAGTF’s ondersteunen. MPF’s en FIE hebben echter nog steeds behoefte aan havens en vliegvelden om te kunnen ontladen of innemen. De MPF’s (F) zijn benodigd om het concept van seabasing mogelijk te maken. MPF (F) levert drijvende haven- (overslag) en vliegveldcapaciteit, voert versterkingen en voorraden aan, maakt, in beperkte mate, de samenstelling van op de opdracht afgestemde eenheden mogelijk en vermindert (anders gezegd optimaliseert) daardoor de footprint aan land en tot slot maakt de MPF (F) een sneller antwoord op crisis mogelijk. In de toekomst wil het USMC het derde MEB aanvalsechelon aan boord van een MPF (F) het theater inbrengen. Overslag vanaf de MPF (F) naar de amfibische schepen is immers op zee mogelijk. Hierdoor wordt nog meer flexibiliteit ingebouwd. MPF en MPF (F) op zich zijn geen seabasing! Seabasing is een officieel Joint Integrating Concept met de navolgende Lines of Operation: Close, Assemble, Employ, Sustain, & Reconstitute. Hieronder wordt het MPF (F) verlanglijstje weergegeven: Binnen MPF (F) zijn in het bijzonder de
Mobile Landing Platforms van belang. Zij vormen de schakel tussen de vrachtschepen en tactische platformen (zoals de Landing Craft Air Cushion, V-22 Osprey, Joint High Speed Vessel en CH-53). Daarnaast is het de bedoeling dat MPF (F) in drie onafhankelijke groepen kan opereren die elk door hun unieke capaciteiten maximaal Seabasing ondersteunen.
ook regelmatig op het belang van de MineCounter-Measure capaciteit, benodigd voor het ondersteunen van een MEB landing.
Amfibische doctrine en capaciteiten
Seabasing
Het tweede deel van deze kerncompetentie betreft de ontwikkeling van de benodigde amfibische capaciteiten en doctrine. Het
Bij de vijfde kerncompetentie, USMC concducts complex expeditionary operations in the urban littorals & other challenging environments, zijn de navolgende initiatieven van belang: Het uitvoeren van complexe expeditionaire operaties in de bewoonde kustgebieden brengt uitdagingen met zich mee. Eén van de initiatieven die de onafhankelijk-
kan worden. Seabasing is geen seabased logistics! De huidige VS definitie van seabasing luidt: “Seabasing is the rapid deployment, assembly, command, projection, reconstitution, and re-deployment of joint combat power from the sea, while providing continuous support, sustainment, and force protection to select expeditionary joint forces without reliance on land bases within the Joint Operations Area. These capabilities expand operational maneuver options, and facilitate assured access and entry from the sea”.
Three Block War and Different roles of the Marines
Het tweede deel van de Kerncompetentie spreekt over andere uitdagende omgevingen. In dit verband spreekt men binnen het USMC ook over de three Block War, hoewel soms het informatie domein als een vierde element wordt genoemd. Van belang hierbij is dat de marinier zijn handelwijze afstemt op zijn rol die hij vervult. Zo kan hij assisteren, trainen, adviseren of vechten. Ook dient iedere militair zich bewust te zijn van de mogelijk strategische consequenties van zijn tactische of lokale handelen.
ROMO
Binnen het USMC wordt in verband met optreden over het gehele geweldsspectrum veel aandacht geschonken aan flexibele en op maat verzorgde training en scholing. Hierbij is het uitgangspunt ROMO. Train, assist & advise met het oog op building partner capacity neemt hierbij aan belang toe. Hierin passen initiatieven als SC MAGTF en Marine Corps Training and Advisory Group (MCTAG). De zesde kerncompetentie, USMC leads Joint & Multinational operations & enables interagency activities, tot slot.
Samenwerking USMC komt in 2009 met een nieuwe versie van het Marine Operating Concept (MOC) en ook de Navy komt in 2009 met een nieuwe versie van het Navy Operations Concept. Het USMC maakt zich in toenemende mate zorgen over het verlies van amfibische focus en expertise binnen de Navy sinds de reorganisatie van de PhibGroups staven in die van de Expeditionary Strike Group (ESG). ESG staven zijn deployable en hebben hierdoor minder tijd en personeel beschikbaar om zich conceptueel met de toekomst bezig te houden. Het USMC wijst de Navy
heid van inzet van eenheden zal vergroten is seabasing. Het USMC is als geen ander een voorstander van dit Joint concept. Het heeft er alle schijn van dat Seabasing binnen het USMC hernieuwde aandacht heeft gekregen. Veel van wat het USMC momenteel aan concepten/middelen voor de toekomst bedenkt, of naar eigen zeggen nodig heeft, moet aansluiten bij dit concept. Seabasing is sinds 2005 een Joint Integrating Concept op DoD niveau. Het zal echter nog tot voorbij 2020 duren tot het concept daadwerkelijk (grootschalig) operationeel gebruikt QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
27
De meeste initiatieven behorende bij het eerste en tweede deel van deze kerncompetentie zijn bij andere kerncompetenties al genoemd. Het belang van deze ambitie is eerder gelegen in het feit dat het USMC het als kerncompetentie aanmerkt.
Afsluiting
In een steeds complexer en dynamischer wereld moeten overheidsinstanties zich wellicht meer dan ooit aanpassen om als instrument van diezelfde overheid relevantie te behouden. In dit artikel heb ik aangegeven op welke primaire gebieden het USMC dat voornemens is te doen.
Tijdens een indrukwekkende militaire ceremonie op Marinebasis Parera werd op 16 juni 2009 de 31ste Infanteriecompagnie van het Korps Mariniers opgeheven. Hiermee neemt het Korps Mariniers na tachtig jaar afscheid van Curaçao. In 2007 besloot Defensie tot bezuinigingsmaatregelen, om binnen de smalle financiële marges van het defensiebudget ruimte te scheppen voor investeringen. Eén van deze maatregelen betrof het opheffen van de 31ste Infanteriecompagnie, onder gelijktijdige vervanging door een roulerende compagnie van het Commando Landstrijdkrachten. Op dinsdag 16 juni 2009 viel - met groot ceremonieel - het doek voor de marinierscompagnie.
Mariniers op Curaçao in 1929, na de overval van de Venezolaanse avonturier Rafael Simon Urbina op het Waterfort, de inzet van zwaarbewapende mariniers ter bewaking van de Koraalspechtgevangenis tot aan de inzet van mariniers ter beveiliging van de Ronde Tafel Conferentie op Marinebasis Parera op 16 december 2008. “Decennialang is de infanteriecompagnie ingezet voor de hoofdtaken van Defensie. Wanneer het moest, trad de compagnie zelfbewust en voortvarend op. Zij vormde het baken waar altijd op gerekend kon worden”, sprak Lenselink de genodigden toe. “Mariniers zijn uitstekende militaire professionals die waar ook ter wereld, onder extreme omstandigheden, expeditionair kunnen worden ingezet. Vindingrijk, opgaan in de locale cultuur en fysieke fitheid zijn kenmerken van de marinier. Met lede ogen zie ik de compagnie vertrekken. U heeft het geweldig gedaan.”
Memorabele momenten
Nog eenmaal treedt de 31ste Infanteriecompagnie plechtig aan op het exercitieterrein van Marinebasis Parera. Begeleid door de vaandelwacht van het Korps Mariniers en voorgegaan door de Tamboers en Pijpers en het Fanfare Korps Natres. Als de laatste tonen van de parademars vervliegen, inspecteert de waarnemend Gouverneur van de Nederlandse Antillen, mevrouw Adèle van der Pluijm-Vrede, voor de laatste maal de gewapende wacht. Dan laat de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied, commandeur Peter Lenselink, een aantal memorabele momenten de revue passeren. Van de komst van het Korps
Met opgeheven hoofd
Dan is het woord aan de scheidend compagniescommandant, majoor der mariniers Eric Piwek. Ook hij staat stil bij het unieke
ste
31 Infanteriecompagnie
verlaat Curaçao Tekst en foto’s: LTZSD 2 OC A.C. Gelijns
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
28
karakter van de compagnie, de ongekende trainingsmogelijkheden op Curaçao, de hoge mate van getraindheid en professionaliteit. Emotie klinkt in zijn stem, als hij nog eenmaal het woord richt tot zijn mannen. “Ik heb de afgelopen twee jaar het voorrecht en het genoegen gehad om uw commandant te mogen zijn. Zonder jullie inzet, enthousiasme en vooral flexibiliteit waren alle dingen die ons pad kruisten niet gerealiseerd” Dan vraagt hij zijn mannen om na het Wilhelmus nog eenmaal voor de genodigden te defileren. “Met trots en opgeheven schouders, zullen wij het Caraïbisch Gebied, het prachtige eiland Curaçao en Marinebasis Parera vaarwel zeggen.”
Taken
De CLAS-compagnie neemt de taken van de 31ste Infanteriecompagnie over. Dit betekent dat de compagnie de hoofdtaken van Czmcarib – de verdediging van de territoriale integriteit van de Nederlandse Antillen en Aruba, het handhaven van de (inter)nationale rechtsorde en het ondersteunen van civiele autoriteiten – ondersteunt.
Operationele taken:
Territoriale verdediging van de Nederlandse Antillen en Aruba
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
29
De‘nieuwe Potomstijl’
FEW MEN ARE BORN BRAVE; MANY BECOME SO
Door: MAJMARNS C.J.J. Schellens, Hoofd Opleidingseenheid Potom Foto’s: Cees Baardman
Op 20 april is een nieuwe lichting adelborsten begonnen aan de Praktische Opleiding tot Officier der Mariniers (Potom) bij het Mariniers Opleidingscentrum (MOC). Deze adelborsten zijn de eersten die de Potom ‘nieuwe stijl’ aan den lijve zullen ervaren. Niet dat de opleiding nu volledig anders is ingericht, maar er is een aantal fundamentele veranderingen doorgevoerd wat de bovenstaande titel rechtvaardigt. Dit artikel heeft als doel u te informeren over de veranderingen en op welke wijze ze invloed hebben op de opleiding. Ik schets eerst het traject dat een aspirant-officier doorloopt voordat hij als eerste luitenant der mariniers aan de slag mag bij een van de operationele eenheden van het Korps Mariniers. Vervolgens zal ik een beeld geven van de opzet van de oude opleiding en daarna aangeven welke aspecten hebben geleid tot de veranderingen die zijn doorgevoerd. Ten slotte zal de huidige opleiding in hoofdlijnen worden behandeld.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
30
THROUGH TRAINING AND FORCE OF DISCIPLINE KIM / NLDA
In principe beginnen alle aspirant-officieren als adelborst voor het Korps Mariniers aan het Koninklijke Instituut voor de Marine (KIM), onderdeel van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Uiteraard hebben deze adelborsten allen het keuringstraject in Amsterdam doorlopen en hebben ze met goed gevolg de Praktische Officier Selectie Test (POST) doorstaan. Alle adelborsten voor de mariniers volgen op het KIM de Gemeenschappelijke Officiersopleiding (GOO). De adelborsten met een HAVO opleiding of een HBO/WO opleiding komen in aanmerking voor de ‘korte’ officiersopleiding. De adelborsten met een VWO schoolopleiding zullen de ‘lange’ officiersopleiding volgen1. Voor beiden categorieën geldt dat zij eerst 33 weken op het KIM studeren voordat ze aan de Potom beginnen. Na 49 weken Potom (inclusief zomer- en winterverlof) zullen de adelborsten voor het korte traject nog zes weken op het KIM doorbrengen, voordat zij beginnen aan hun eerste
operationele functie. De adelborsten voor het lange traject hebben nog een aantal jaren studie voor de boeg voordat zij aan de beurt zijn.
De oude opleiding
De ‘oude’ opzet van de Potom komt voort uit de tijd dat er nog dienstplichtige officieren werden opgeleid. Na de afschaffing van de dienstplicht bleef deze opzet van de opleiding valide aangezien de officieren bepaalde tijd (BT) nog rechtstreeks uit de burgermaatschappij kwamen. De oude opleiding bestond uit vier fases: • de introductiefase stond in het teken van de overgang van het burger- naar militaire leven en het aanleren van de eerste militaire beginselen (rangen en standen, exercitie, et cetera). Deze fase duurt vier weken. • Fase 1 stond in het teken van het aanleren van de vaardigheden van de enkele man (niveau 1). Deze fase duurt zes weken.
1 Adelborsten met een HAVO opleiding kunnen, na het behalen van de opleiding, in principe tot hun 35ste levensjaar bij het Korps Mariniers dienen. Indien zij een contract voor onbepaalde tijd ambiëren dienen zij eerst Hoger Beroeps Onderwijs of Wetenschappelijke Onderwijs te volgen. Adelborsten die reeds een opleiding in het Hoger Beroeps Onderwijs of Wetenschappelijk Onderwijs hebben gevolgd, worden geacht voldoende bagage te bezitten om hun volledige diensttijd te functioneren binnen het Korps Mariniers. Adelborsten met VWO volgen het lange traject aangezien zij op het KIM/NLDA geschoold worden om zo hun Bachelor graad te behalen en daarmee hun volledige diensttijd kunnen functioneren binnen het Korps Mariniers.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
31
• Fase 2 behelsde alle vaardigheden van het groepsniveau en werd afgesloten met het korporaalsexamen (niveau 2). Indien dit praktische examen met goed gevolg werd afgerond volgde de bevordering tot korporaal. Dit traject duurt zes weken. • Fase 3 stond in het teken van alle vaardigheden op pelotonsniveau en werd afgesloten met het luitenantsexamen en een eindoefening (niveau 3). Na afronding van de Potom volgde, voor de aspirant-officieren van het korte traject, de bevordering tot Eerste Luitenant der Mariniers (elntmarns) en een plaatsing bij een van de operationele eenheden. Met 33 weken is dit de langste fase. Gedurende de opleiding werden naast een groot aantal bivakken in Nederland twee periodes in het Verenigd Koninkrijk doorgebracht. De eerste periode bestond uit Live Firing Tactical Training (LFTT) op groepsniveau te Sennybridge, gevolgd door de traditionele oefening (Final Nail) samen met de Britse Potom. De tweede periode in het Verenigd Koninkrijk bestond uit een LFTT op pelotonsniveau, een fysiek pittige
Foto: AVDD
week op het Commando Training Centre Royal Marines (CTC RM) en de eindoefening Golden Crucible.
Veranderingen
Welke aspecten hebben geleid tot de veranderingen in de opleiding? Allereerst beginnen nu alle aspirant-officieren als adelborst op het KIM en volgen de GOO. De overgang van de burgermaatschappij naar het militaire bedrijf vindt dus plaats op het KIM / NLDA. Daarnaast worden de adelborsten niet meer bevorderd op basis van het behalen van de praktische examens gedurende de Potom maar door het behalen van voldoende studiepunten. Deze studiepunten worden verzameld door het behalen van de diverse vakken op het KIM. De adelborst krijgt daarnaast, hoe gek het ook klinkt, studiepunten voor iedere week dat hij in de Potom zit. De be-
vordering tot korporaal adelborst of zelfs tot sergeant adelborst kan dan ook gefaseerd plaats vinden tijdens de opleiding in plaats van en bloc. Tweede ingrijpende verandering is de verhoging van het aantal adelborsten dat mag beginnen aan de opleiding tot vijftig personen, in tegenstelling tot zesendertig personen bij de oude opleiding. Indien iedere adelborst de onderdelen van het korporaals- en luitenantsexamen minimaal één keer beoefend moet hebben voordat hij zijn examen aflegt, zou dit leiden tot een aanzienlijke toename van de opleidingsduur. Allereerst doordat meer kandidaten meer oefentijd nodig hebben om de praktische vaardigheden onder de knie te krijgen en vervolgens zal
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
32
het afnemen van de praktijkexamens zelf ook meer tijd in beslag nemen. Dit zou een uitbreiding van de opleiding met een groot aantal weken tot gevolg hebben. Uitbreiding van de opleiding is praktisch onmogelijk aangezien de tijd tussen twee lichtingen al gereduceerd is tot drie weken. Daarnaast was het in de oude opzet haast onmogelijk om voldoende externe examinatoren voor de praktijkexamens te ‘ronselen’ in de beperkte tijd die hiervoor was ingedeeld. De derde verandering komt voort uit een interne evaluatie van de leerdoelen, les-
stof en wijze van beoordelen zoals deze voor de oude opleiding waren vastgesteld. Deze interne evaluatie leverde de volgende waarnemingen op; • Bij het aanleren van de vaardigheden lag de nadruk voornamelijk op die tactische vaardigheden die geëxamineerd zouden worden en kwamen andere vaardigheden onvoldoende aan bod. Hierdoor werd nog slechts 60% van de benodigde lesstof uit Pamphlet No. 3 (Infantry Platoon Tactics) onderwezen. • Indien een adelborst tijdens fase drie alsnog de facetten van het groepsniveau niet beheerste, was het juridisch gezien zeer moeilijk om hem op deze gronden te verwijderen, omdat hij de praktijkexamens op dat niveau al had behaald. • Conform het oude examen reglement werden twee beoordelingsystemen gehanteerd. Allereerst de reeds vermelde praktijkexamens en daarnaast een beoordelingsysteem dat werd gehanteerd door het kader van de Potom. In dit laatste beoordelingsysteem werd gewerkt met beoordelingen, op grond van achttien persoonseigenschappen en functioneringsgesprekken. Een adelborst kon ontheven worden op grond van slechte beoordelingen of door het niet behalen van de examens. In de praktijk heeft dit geleid tot ongewenste situaties waarbij een adelborst zijn praktijkexamens wel behaald had maar op grond van zijn beoordelingen toch niet geschikt bleek te zijn voor officier der mariniers. Juridisch gezien was het dan niet altijd mogelijk om de adelborst uit de opleiding te verwijderen. • De ervaringen van afgelopen uitzendingen waren onvoldoende doorgevoerd binnen de opleiding.
• De mate van inlevingsvermogen onder de adelborsten was te laag. De aangeleerde mechanics voor diverse tactische gevechtshandelingen waren wel bekend bij de adelborsten, maar er was te weinig begrip op welke wijze deze nu in een tactische pelotons-, compagniesomgeving tot uiting kwamen. Kort gezegd stonden er voldoende instructiebivakken op het programma maar te weinig (volledig) tactische oefeningen.
‘Nieuwe stijl’
De hierboven genoemde veranderingen en waarnemingen maakten een aanpassing van de opzet en invulling van de opleiding noodzakelijk. Hierbij werd een aantal randvoorwaarden gesteld. De opleidingsduur van 49 weken zou niet veranderen en het aantal instructeurs zou, ondanks de ophoging van het aantal cursisten, niet toenemen. De hieronder genoemde maatregelen hebben geleid tot de nieuwe opzet van de Potom. • De opleiding is ingedeeld in drie in plaats van vier modules: - module één, enkele man (niveau 1), negen weken. - Module twee, groepsniveau (niveau 2), twaalf weken. - Module drie, pelotonsniveau (niveau 3), achtentwintig weken. • De toename van het aantal cursisten heeft een ophoging van het aantal uren praktische instructie tot gevolg. Tijd die in de ‘oude stijl’ niet meer vrij te maken was. Voornamelijk meer tijd voor de Command Appointments als geweergroepscommandant of pelotonscommandant, was een knelpunt. Deze instructietijd is nu verkregen door het afschaffen van de praktijkexamens, zoals deze in de oude QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
Foto: AVDD
33
vorm werden gehouden. Dit levert vier weken extra op. • Door de toename in instructietijd is het nu tevens mogelijk alle onderwerpen uit Pamphlet No. 3 te behandelen. Daarnaast zijn de volgende onderwerpen toegevoegd aan de hand van ervaring die is opgedaan bij diverse uitzendingen: - een module optreden met voertuigen. - Een module Counter Insurgency (COIN) met de gezamenlijke oefening Final Nail, met de Britse Potom, als tactische oefening binnen deze module. - De Basic Search en Patrol Search cursus. • Alle Command Appointments zullen beoordeeld worden ongeacht het niveau of de module waarin de opleiding zich op dat moment bevindt. Hierdoor ontstaat als het ware, voor ieder individu, een trajectmeting waarmee vastgesteld kan worden in welke mate kennis, inzicht, vaardigheden en attitude ontwikkeld worden gedurende de opleiding. Ondanks het feit dat iemand al module één en twee heeft afgerond, wordt hij nog steeds beoordeeld op zijn prestaties als geweergroepscommandant gedurende module drie. • Door het wegvallen van de praktijkexamens en de toename van de lesstof ontstaan er meer en andersoortige Command Appointments waarbij enerzijds gekeken wordt naar het beheersen van de mechanics van de diverse tactische vaardigheden, en anderzijds ligt de nadruk met name op the ability to Command and Control. • Er is nu een duidelijker onderscheid gemaakt tussen instructiebivakken en oefeningen. In deze oefeningen komen
de aangeleerde mechanics, in een nagebootste compagniesomgeving, in een tactisch scenario, tot uiting. Het aantal oefeningen in deze vorm is verdubbeld in de nieuwe opzet. Dit heeft hopelijk tot gevolg dat de adelborsten een beter beeld krijgen op welke wijze de aangeleerde vaardigheden in de praktijk tot uiting komen, om daarmee het inlevingsvermogen te vergroten. • Het nieuwe beoordelingsysteem is opgebouwd uit zestien competenties en twee gezichtspunten. Hierbij is een indeling gemaakt aan welke competenties, afhankelijk van het stadium van de opleiding, een adelborst moet voldoen. Iedere adelborst krijgt in principe om de twee weken een kort evaluatiegesprek. Tijdens de opleiding krijgt iedere adelborst vier keer een beoordeling. Met het wegvallen van de praktijkexamens vormen de Command Appointments een belangrijke graadmeter in welke mate een adelborst zijn kennis, inzicht, vaardigheden en attitude ontwikkelt.
Tot slot
Met de opzet van de nieuwe opleiding trachten we de toekomstige officieren nog beter voor te bereiden op hun functie als pelotonscommandant. Met de toename van de theoretische en praktische lesstof wordt de aspirant officier, nog meer dan voorheen, all round opgeleid. Daarnaast trachten we door een grote diversiteit aan Command Appointments een pelotonscommandant op te leiden die op iedere willekeurige taak is voorbereid en in iedere situatie adequaat actie kan ondernemen. Of met de nieuwe opzet van de Potom de beoogde kwaliteitsverbetering plaatsvindt, zal uiteraard in de toekomst moeten blijken, onder andere uit diverse evaluaties gedurende de opleiding. Vooralsnog is de opleiding aangepast aan de nieuwe omstandigheden en is het framework voor komende jaren neergezet.
Foto: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
34
JHAT training in de USA: Counter Terrorisme en CBRN, beide een probleem apart
Joint Hazardous Assessment Team
Door: AOOMARNALG M. Bal, instructeur NBC bij het OTC Genie te Vught Sinds drie jaar heeft de Joint CBRN (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair) school een cursus CBRN Counter Terrorisme op het toch al omvangrijke menu staan. De cursus voorziet in een stuk bewustwording op het gebied van een terroristische dreiging in combinatie met CBRN. Verschillende gespecialiseerde eenheden van zowel defensie als justitie Nederland hebben de school al bezocht voor dit specifieke stukje kennis. De behoefte aan kennis op dit gebied blijkt groot. Aangezien stilstand ook wel als achteruitgang bekend staat, werd er besloten om de cursus CBRN CT een internationale spiegel voor te houden. Op welk niveau staan we nu internationaal? Waar liggen punten ter verbetering of zijn er nieuwe ontwikkelingen die moeten worden ingepast? Een vergelijkbare training werd gevonden, ver over de grens in het district Orange County te Los Angeles. Sinds de aanslagen van 9/11 zijn er trainingsprogramma’s ontstaan voor hulpdiensten om op de juiste wijze te kunnen reageren op terreuraanslagen. Binnen een specificieke cultuur moet men kunnen samenwerken en vooral de commandovoering snel en ef-
ficiënt kunnen herleiden naar de mensen binnen het incident. De voorsteden van Los Angeles zijn tot een concept gekomen waarin politie, brandweer en EOD zich kunnen samenvoegen tot één team, genaamd Joint Hazardous Assessment Team (JHAT). Dit concept is uniek in de USA en heeft nu een voortrekkersrol voor de andere staten. Het antwoord op de vraag om als Nederlandse Defensie deel te mogen nemen aan deze training heeft even op zich doen wachten. Het positieve antwoord werd uiteraard met beide handen aangepakt. Twee instructeurs van de Joint CBRN school konden van deze uitnodiging dankbaar gebruik maken. Eind april kon er worden afgereisd naar Los Angeles om deze training een hoger ‘Joint’ niveau te geven. Zowel in Nederland als in de USA blijft de samenwerking tussen verschillende hulpdiensten bij een grote aanslag een ‘uitdaging’.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
35
Indien er ook nog eens een rol voor CBRN is weggelegd, wordt er erg veel gevraagd van deze eenheden. Binnen de reguliere politie in de USA zijn de zogenaamde SWATteams actief. Deze eenheden zijn er niet alleen om criminaliteit te bestrijden, maar zeker ook om een oog open te houden voor eventuele terroristische dreiging. Elk district heeft zijn eigen SWAT-team met vaak een eigen doctrine voor de aanpak van een calamiteit of dreiging. De samenwerking tussen districten onderling geeft daardoor vaak problemen, omdat de teamleden niet altijd onderling uitwisselbaar zijn. Bij grote aanslagen, waar veel van dit soort specialisten benodigd zijn, kan dit voor stagnatie zorgen in de uitvoering maar ook in de commandovoering. Tel daar de eigen werkwijze van brandweer, EOD, militaire detectieteams en medisch personeel bij op, dan moet de JHAT-training daar een oplossing voor bieden. Het brengen van structuur in de werkwijze van de commandovoering met geschakelde verbindingsmiddelen is daar een onderdeel van. Maar ook het oplijnen van de procedures van de SWAT-teams tot een uniform optreden is zeker zo belangrijk. In de aanloop naar of tijdens een incident met CBRN-middelen zullen de First responders zoals politie en / of defensie eenheden
opereren met CBRN-beschermend materiaal. Deze systemen / kleding zullen de eenheden operationeel zwaar op de proef stellen. Communicatieproblemen, prestatiedegradatie en invloed op operationele handelingen zijn de beperkende gevolgen van deze bescherming. Een doel van de JHAT-training is om de teamplayers (SWAT-eenheden) van verschillende districten met elkaar te laten samenwerken als een grote gecombineerde anti-terreureenheid. De ondersteuning zal hierbij volledig geïntregeerd zijn.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
36
In deze training werden de districten Irvine, Huntington Beach, Anaheim en Orange County tot een geoliede eenheid samengesmolten. Deze drie districten zijn voorsteden van Los Angeles.
Inhoud JHAT
In deze vijfdaagse opleiding wordt geen tijd verloren aan het geven van theorielessen. Op de eerste dag wordt een voorstelronde
Beeldvorming
gedaan en de inhoud van de opleiding duidelijk gemaakt. Hierna stopt de theorie en wordt alleen nog maar tijd gespendeerd aan skills en drills en korte evaluaties. Het is duidelijk een praktijkopleiding waar elk teamlid continue wordt gewisseld met teamleden uit andere districten. Iedereen krijgt bij toerbeurt de leiding over een team. Dankzij de step-by-step instruction wordt de hele eenheid meegenomen naar een stukje basispraktijk. Zodra iedereen dit heeft begrepen en getraind is, wordt hier een scenario aan gekoppeld. Zo ontstaat er een geheel, waarbij iedereen zich steeds meer
Bij een grote dreiging /aanslag moet men in staat zijn om een interventie eenheid van vijftig man (SWAT) op te kunnen roepen. Hier wordt nog eens tien man aan ondersteunende eenheden aan toegevoegd. Deze ondersteunende eenheid bestaat onder andere uit bomexperts, detectieteams en eventueel medisch personeel, al dan niet bewapend. Deze maken deel uit van de actie en zullen direct achter de SWAT-teams volgen. Er kan direct in de zogenaamde hot areas een beroep worden gedaan op hun expertise.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
37
thuis gaat voelen in de meest gecompliceerde scenario’s. Na het beoefenen van de basisdrills uit het boekje CQT (Close Quarter Tactics), worden de scenario’s aangescherpt met inbrengen van booby-traps, gewonden, gijzelaars, explosieven. Hierbij moet men tijdens het zuiveren van een area terugvallen op de supportteams, die meelopen achter de interventie eenheden. Als deze problematiek met goed gevolg door de verschillende teams is uitgevoerd, wordt CBRN ingebracht en krijgen we te maken met de problematiek die heel veel mensen bezig houdt. Een belangrijk onderdeel van de training is de uitleg van het Patriot systeem en het werken en schieten met deze CBRN adembeschermende uitrusting. Ook het leidinggeven als teamleider en opvolgend teamleider tijdens een operatie krijgt de aandacht. Waar passen de EOD, medics, detectieteams en brandweer in zo’n specifieke operatie en hoe bereik ik hen?
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
38
In Nederland zijn we erg gespitst op onze ontsmettingsproblematiek. We onderkennen de ernst hiervan en spitten elk detail uit. De Amerikanen laten het hier een beetje liggen. De brandweer heeft hierin een belangrijke rol. De onbekendheid met de uitrusting van de SWAT-teams alsook de ontsmettingsprocedure in het algemeen geeft aan dat er nog veel werk aan de winkel is voor deze hulpdienst. Na een fantastisch goede trainingsweek werden we geconfronteerd met basisfouten die de veiligheid van teamleden niet ten goede komt na een actie, waarbij CBRN een rol heeft gespeeld. Fouten in de ontkleedprocedure en het niet handhaven van een goede controledetectie zijn dikke rode strepen. Uiteraard hebben we hier een goede evaluatiesessie met de leidinggevenden aan over gehouden.
Dit alles wordt na een zeer gestructureerde opbouw afgesloten met twee eindoefeningen op de vrijdag. Tijdens deze finex wordt de ondersteuning van de brandweer ingeroepen voor de ontsmetting problematiek. We zijn vanaf de eerste dag zeer gastvrij ontvangen. De training rustig observeren was geen optie omdat men ons al had ingedeeld bij de SWAT-teams van Orange county. Learning on the job voor de Dutchies dus. Na het ‘inslingeren’ konden wij als Hollanders uitstekend mee met onze nieuwe collega’s. De training is praktijkgericht en het draven door gebouwen met een aantal verdiepingen is met 37 graden Celsius een aardige uitdaging. Op het moment dat de CBRN beschermende kleding inclusief het Patriot systeem wordt omgehangen, wordt de prestatiedegradatie een realistische factor. Het leidinggeven valt hierdoor voor een deel weg. Het raken van de juiste doelen wordt problematisch. Allemaal reëel en goed om op deze manier de kans te krijgen om in deze grote setting te oefenen en te verbeteren. De sturing door de instructeurs zorgt voor een goed leerproces waardoor zaken snel worden opgepakt. Werkelijk een compliment voor dit speciaal ingehuurd Amerikaanse team, dat zo snel en efficiënt een groep op de rails wist te krijgen.
Conclusie
Een zeer waardevolle ervaring, waarbij - zeer open - in elkaars CBRN CT keuken is gekeken. De middelen en de gedrevenheid van deze politiemensen bij het optreden onder CBRN-omstandigheden waren als een warm bad voor ons. Dit zien we in Nederland nog wel eens anders. Gelukkig hebben we kunnen concluderen dat wij in Nederland (ondanks het missen van dit soort trainingsfaciliteiten) een Nederlandse CBRN CT cursus hebben staan van een zeer goed niveau, waarmee we ook internationaal voor de dag kunnen komen.
Was het dan allemaal zonneschijn in Los Angeles?
De werklust en fanatisme van deze eenheden kan alleen maar met hoge cijfers worden beoordeeld. Echter na de actie zien we breuken ontstaan.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
39
Despatcheropleiding in België bij de Na een keuring van twee dagen in het militaire ziekenhuis en in het bezit zijnde van een AO- en BO- brevet,
Para-Commando’s Door: SGTMARNALG N. Eeken
mogen een Nederlandse korporaal en een sergeant van de mariniers aan de zeven maanden durende (interne) opleiding te Schaffen beginnen om de begeerde ‘kippenpoot’ - zoals de despatcherwing ook wel wordt genoemd - te behalen.
Vanaf het begin is het meteen een Belgische opleiding, overgenomen van de Engelsen in 1947 waar de eerste despatchers opgeleid zijn. De eerste woorden tijdens de kennismaking zijn dan ook: “deze opleiding is niet meer veranderd sinds 1947”. En dat klopt ook (natuurlijk met uitzondering van materiaal en vliegtuigen). Het is een strenge, maar zeer professionele opleiding die je tot AO (automatisch opening / static line) en BO (bevolen opening / vrije val) instructeur opleidt. In het begin spring je met veel verschillende soorten aflaatbare uitrusting, zoals die er is voor een MAG, sniperwapen, Loaw, of Minimi, uit een met helium gevulde ballon vanaf 1000 ft (305 meter).
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
40
Je krijgt een verkorte herhaling grondopleiding van het ‘bolletje’ - niet bestuurbare - en een ‘MI’ bestuurbare (met wind in je rug landen) parachute. Voorts zit je iedere dag uren in het ‘stresskot’ (leslokaal) voor de theorielessen, die later geëxamineerd worden en waarbij je minimaal een 7 moet halen anders is het RTU (return to unit). Dat geeft een extra stress impuls aan de opleiding. Daarnaast geef je veel onderlinge instructie en je geeft les aan burgers en militairen. Deze lessen worden natuurlijk ook beoordeeld, waarbij je uiteraard voldoenals bij nacht) waarbij het controleren van de uitrusting en parachutes in de beoordeling van de cursisten zwaar weegt. Men gebruikt hier andere parachutes dan in Nederland en de uitrusting zit aan de achterkant van de benen, in tegenstelling tot bij ons, waar de uitrusting aan de voorzijde van de benen zit. (De Belgen stappen in de toekomst ook over naar deze manier van springen met uitrusting). des dient te halen. Je begint al vrij snel, begeleidt door een instructeur, met para’s uit de ballon droppen. Bij voldoende ‘goede drops’ ben je ‘solo ballon’ (eerste lichtpuntje van de opleiding) en mag je zelfstandig de para’s inspecteren en ‘ballon droppen’. Tussen de bedrijven door heb je ook de Para-Commando sporttesten, waaronder touwbaan, hindernisbaan, speedmarsen, zwemmen en de BFT (die de Belgische Para-Commando’s moeten behalen voor het behouden van hun commandopremie en baret, en de ‘Hollanders’ voor de eer). Na ongeveer 3,5 maand krijg je een examen (half sessietest) die twee dagen duurt (theorie en praktijk). Hierbij dien je minimaal een 7 voor alle testen te halen (dus geen 6,9!!) en ben je geslaagd voor de eerste fase. Dan ga je de tweede fase in; droppen uit de C-130, met soms wel zestig para’s tegelijk uit twee paradeuren (‘scharêt’ zoals ze dat hier noemen) Port en Starboard. Op deze manier is zo’n vliegtuig binnen tien seconden leeg. Doet men dit met meerdere vliegtuigen tegelijk dan heeft men binnen een zeer korte tijd een hele compagnie of meer op de grond, inclusief materieel en wapens (de Belgen springen ook met AT-wapens, .50, mortieren 60 - en 81 mm, alle munitiesoorten en groot materieel zoals voertuigen). Ook vrije val met- en zonder uitrusting komt veelvuldig aan bod (zowel overdag
Tijdens de opleiding wordt er ook uit verschillende helikopters en vliegtuigen gesprongen om ervaring op te doen met zoveel mogelijk verschillende types. De laatste twee weken van de opleiding leid je ook zogenaamde ‘para junior’ op. Dit zijn Belgische jongeren tussen de 16 en 20 jaar die een grondopleiding volgen en vier ballonsprongen mogen maken (waarbij ze hopen dat ze later bij de Para-Commando’s mogen dienen) en natuurlijk om de bevolking te betrekken bij defensie. Er zijn gedurende de despatcheropleiding
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
41
een aantal ‘cursisten’ afgevallen, waaronder helaas ook een Nederlander. Veiligheidsfouten mag je uiteraard niet maken en na minimaal een 7 voor je theorieexamen, veel goede drops en een volledige grondopleiding te hebben gegeven, mochten na zeven maanden, acht Belgische en een Nederlandse cursist de ‘kippenpoot’ en de coin (van oud despatchers) met daarop je nummer (375 ooit opgeleid sinds 1947) in ontvangst nemen, uiteraard overgoten met bier en later met meel, zoals de traditie dat voorschrijft. Na deze opleiding volgt de omscholing tot Nederlands despatcher bij de Defensie Para School in Breda. Deze omscholing duurt twee tot drie maanden, waarin je een halve en een hele stick opleidt en dropt. Het omscholen is van belang omdat er altijd kleine verschillen in kretologie en werkwijze zijn en iedere Nederlandse despatcher op dezelfde lijn moet zitten. Al met al een lang traject maar wel de moeite waard.
Netherlands Maritime Force Commandant: CDR P.J. Bindt Opvolgend Commandant: KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens
Bij het verschijnen van deze editie van de QPO is de Standby fase voor NRF12 inmiddels beëindigd. Het heeft niet tot een daadwerkelijke inzet geleid, maar de opgedane ervaringen in het voorbereidingstraject zijn legio. Majoor Art van Beekhuizen (Nlmarfor G4) licht in zijn bijdrage een tipje van de sluier op met betrekking tot de operationele logistiek. Het zuiver analyseren van alle Lessons, in de juiste context, vergt veel tijd. Ik hoop dat wij, maar ook het CZSK daartoe de tijd vinden.
Door: KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens
voorstellen worden binnen de staf Nlmarfor uitgewerkt en binnenkort aangeboden aan het Marsitcen. Zonder vooruit te willen lopen op de planning van het operationeel jaarplan, bestaat de mogelijkheid om in 2011 een veelzijdige training en oefencyclus in Albanië uit te voeren.
De jongste marinier bij Nlmarfor, marn1vb Limjoco beschrijft zijn belevenissen tijdens de oefening Albanian Lion. Hij trad in deze periode op als verbindelaar van lntkolmarns De Jong, die door zijn aanwezigheid en inzet mij persoonlijk heeft kunnen ontlasten. Limjoco beschrijft zijn belevenissen in zijn eigen woorden, zonder verdere ‘redactionele interventie’. Goede zaak, en ik hoop dat andere mariniers ook de pen ter hand gaan nemen.
In december 2007 lanceerde ik de ‘Ideation kaart’. Nu, anderhalf jaar later maken we de balans op van onze ambitie om tijdens de Standby periode van NRF12 onze gereedheid voor inzet te bestendigen c.q. verder te vergroten. Het gaat echter veel verder, het gehele traject van concept development tot en met de realisatie (uitvoering) was zondermeer een ‘NRF overstijgende exercitie’. Het bracht ons tot zeer nauwe samenwerking met andere departementen, ambassades en vele organisaties, zowel in - als buiten
Majoor Wouter de Jong (Nlmarfor G3) vervolgt zijn eerdere bijdrage over trainen en oefenen in Albanië. Albanië, in mijn optiek, is een goudmijn aan kansen voor zowel vloot als mariniers, natuurlijk met inbegrip van joint capaciteiten. Concrete
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
42
Foto’s: NLMARFOR
Nederland. Voor de staf een goede reality check voor het optreden in complexe en nieuwe omgevingen, en het samenwerken met civiele actoren onder zeer uiteenlopende culturele omstandigheden. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar de kleine ‘CLF-staf’, die het afgelopen jaar, naast alle andere lopende commitments bijna 24/7 bezig is geweest met de concrete planning en invulling van de oefeningen in Roemenië en Albanië, en de C4I connectivety trial in Valencia. Als team bewogen we ons tussen het politiek/ militair niveau en ‘grass root level’. Soms werkte je binnen je functionele comfort zone, vaker daarbuiten. Soms stond je voor de klas met een tolk, om Roemeense mariniers te onderrichten in amfibische operaties; soms moest je het ‘uitharden’ als Rebro bij een Roemeense wijnboer. Ik kijk terug op een buitengewoon leer-
zame periode, die Nlmarfor, en dus impliciet vloot en mariniers, zowel nationaal als in de internationale arena, duidelijk op de kaart hebben gezet. Met het verschijnen van deze QPO begint de staf Nlmarfor aan een periode van ‘bewuste versnippering’. CDR Bindt, met een groot deel van de vlootcollega’s, zal per 13 augustus het commando over de EU anti-piraterij missie op zich nemen. Ikzelf, met een handjevol ‘blauw/groene’ staf zal opwerken in het kader van de CZSK bijdrage aan de (UK/NL) EU Battlegroup rotatie 2010/1. Het merendeel van de groene staf is inmiddels begonnen met het opwerken voor gefaseerde inzet bij komende TFU/TFE rotaties. Medio 2010 is het de bedoeling dat staf Nlmarfor weer ‘formeert’ als geïntegreerde staf in de verschijningsvorm CATF/CLF.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
43
Loyal Engagement deployment 2009 (LE09) bezien vanuit een Door: MAJMARNS A. van Beekhuizen Foto’s AVDD
De NRF 12 Stand-by fase voor een deel van CZSK was een feit. Op 1 januari 2009 stonden we op vijf dagen notice to move. De invulling die Nlmarfor heeft gegeven aan de NRF-12 stand-by periode vormde een uitgelezen kans om materiaal en voertuigen aan boord van de LPD’s te plaatsen (prestock, voor het geval dat NRF geactiveerd zou worden). Om te zorgen dat je ergens snel inzetbaar bent, kun je ervoor kiezen een hoeveelheid materiaal en personeel aan boord van LPD’s te positioneren nabij een potentieel inzetgebied. Dit ‘inzetgebied’ werd uiteindelijk vormgegeven door onder andere twee bilaterale oefeningen. Een oefening met Roemenië (Cooperative Lion ’09) en een oefening met Albanië (Albanian Lion ’09). Door de gekozen insteek van het pre-stocken van materieel ontstond een win-win situatie. Het pakket gepositioneerd aan boord van de LPD’s voor mogelijke NRF inzet kon immers tevens tijdens de geplande oefeningen worden gebruikt. Ondanks dat het pakket materieel groter was dan strikt noodzakelijk voor de geplande oefeningen zou in geval van het activeren van NRF en afhankelijk van de missie (onder andere locatie en tijdsduur), het nasturen van materieel naast personeel noodzakelijk zijn. Ten aanzien van de verbruiksgoederen zijn extra voorraden meegenomen zoals water en rantsoenen om de NRF voorraden te ontzien tijdens de geplande oefeningen. Uiteindelijk heeft dit ‘concept’ gewerkt. Weliswaar zijn toch NRF voorraden klasse 1
logistiek perspectief
en 3 gebruikt vanwege onder andere efficiency overwegingen en support aan buitenlandse eenheden, maar de eerste lijns NRF voorraden van het Tweede Mariniersbataljon (2-Marnsbat) waren nog geheel intact. In zowel de QPO als de Alle Hens heeft al het een en ander gestaan over deze deployment. Wat ik niet wil doen is herhalen of een chronologische opsomming geven van logistieke voorbereidingen (vanuit logistiek oogpunt kan ik er geen jongensboek van maken). Ik wil wel een opsomming geven van situaties en observaties. Soms gevolgd door een conclusie of een persoonlijke mening.
Het materieelpakket
Het NRF pre-stocken betrof een deel van het materieelpakket van 2-Marnsbat, de tweede Combat Service Support Group (CSS Gp2), een Very Shallow Water team, twee Bootcompagnieën, een Rapid Environmental Assessment team en Nlmarfor. Dit materieelpakket was inclusief een aanzienlijk deel van de voertuigen van deze eenheden. Voor de CSS Gp betrof het materieelpakket slechts enkele objecten. De NRF voorraden die aan boord gezet zijn van de LPD’s zijn hoofdzakelijk door 2-Marnsbat aangevraagd aangezien het hun eerste lijn logistiek betrof. Een deel is aangevraagd bij het Amfibisch Logistiek bataljon te Doorn en een deel is aangevraagd bij externe bedrijven (bijvoorbeeld rantsoenen en water uit het Paresto depot te Bathmen). Om u een indruk te geven van het materiQU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
44
eel en goederen pakket, gepre-stocked aan boord van de LPD’s, volgt hieronder een korte en geenszins volledige opsomming: 121 kentekens (waaronder achttien Mercedes Benz/Land Rover, 35 BV’s206, 24 trucks 4ton, drie wissellaadsystemen, twee ambulances, een groot aantal specialistische voertuigen en een ruim assortiment aan aanhangers waaronder aggregaten 20 kW, kombuiswagens, douchewagens, toiletwagens en wasmachinewagens). Het voertuigpakket was zodanig dat het bataljon en de CSS Gp hun taken in principe goed konden volbrengen. Beide LPD’s zijn ook beladen met goederen ten behoeve van NRF. Een greep uit het pakket: • 42 pallets waterflessen, • 34 pallets rantsoenen, • 2800 liter benzine, • 2500 liter nafta en • 120 pallets munitie. Een aantal goederen uit diverse bevoorradingsklassen zijn aangevraagd door Nlmarfor aangezien het Tweede Mariniersbataljon druk was met de Winterdeployment en andere verplichtingen. Tevens betrof dit goederen waarvoor wij als Nlmarfor vanuit onze stafpositie iets gemakkelijker de verstrekker konden benaderen. Het ging om de eerste lijn Strategische Voorraad (SV) munitie voor de taakeenheid, een ernst NBC pakket voor een infanteriecompagnie, een NEO
infrastructuurpakket vanuit het Algemeen Goederen bedrijf (AGB) en kogelwerende vesten. Voor de laatste twee aanvragen heeft het MSC als intermediair opgetreden omdat de aanvragen ‘buiten proportie waren’. De DUO organisatie leent ‘slechts’ maximaal voor drie maanden uit (NRF stand-by is zes maanden) en in principe worden er geen goederen uitgeleend voor (ondersteuning van) ernstoperaties. Tevens waren de kogelwerende vesten bedoeld voor NRF inzet en konden we hier niet volstaan met trainingsvesten.
met de aanwezigen vanuit de voorziene munitieketen. Het voordeel van dit overleg was ieders inbreng voor de uitvoering en uiteindelijk ieders commitment het werkbaar te maken. De schepen hebben ieder 50% van de eerste lijn SV munitie aan boord genomen (zo’n zestig pallets per LPD). Door deconflictie in tijd ging het beladen goed en was het overzichtelijk op de kade. Het was volgens het munitiebedrijf Veenhuizen de eerste keer dat er voor NRF daadwerkelijk munitie uit de SV gereed werd gezet op locatie van de eenheid. Het munitiebedrijf gaf alle medewerking om
budget CZSK zou komen. Ik denk dat met geringe kosten (transportkoten, manuren, derving et cetera) een relatief groot resultaat is bereikt.
Dat Nlmarfor aanvragen ging doen voor een taakeenheid bracht ons redelijk in de problemen aangezien we hier niet op zijn ingericht als planningsstaf. Wie gaat al die goederen tellen, controleren, verpakken en verplaatsen? Zodra dit soort uitvoerende werkzaamheden gaan toenemen heb je als staf een organieke ondersteuningsploeg nodig, of nog meer augmentees die dan ook ruim voor vertrek aanwezig moeten zijn en ook na de oefening/inzet meehelpen met afwikkelen.
dit mogelijk te maken. Het munitiepakket is uiteindelijk niet volledig geleverd. Zo konden de Gill raketten (anti-tank) niet aan boord opgeslagen worden vanwege openstaande keuringen die gedaan moesten worden in de tijd dat de schepen met de munitie op pad waren.
prioriteiten en daarmee geld. Eén ding is mij duidelijk geworden en dat is dat NRF voorbereiding niet bij iedereen met dezelfde prioriteit op het ‘to do’ lijstje staat.
Voor het administreren en tellen van de munitie heeft Nlmarfor en 2-Marnsbat steun gekregen van het SSG van het Mariniers Training Centrum (MTC). Dit traject verliep uiteindelijk, mede door tussenkomst van de Matlog sectie wapens en munitie, soepel. Na een tweetal coördinatie vergaderingen onder leiding van Nlmarfor was een ieder gewend aan het idee om infanterie munitie vanuit de strategische voorraad aan boord te zetten voor een eventuele inzet en werd het plan terplekke gemaakt
Observaties
Ondanks een behoorlijke aderlating in de mobiliteit inclusief de C2 van zowel het bataljon als de CSS Gp is door een uitstekende medewerking een aanzienlijk pakket voertuigen boord gegaan waarmee de taakgroep goed uit de voeten kon bij een eventuele inzet. De mogelijkheid tot het nasturen van een aantal voertuigen afgestemd op de missie heeft altijd bestaan. De totale eerste lijn van 2-Marnsbat aan materiaal en voorraden stond aan boord. Grotendeels door het bataljon zelf aangevraagd. De gereedstelling mocht geen aanvullende kosten met zich mee brengen aangezien dit ten laste van het exploitatieQU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
45
Een aantal aanvragen van Nlmarfor en 2-Marnsbat voor de NRF gereedstelling zijn niet volledig geleverd/gerealiseerd: onder andere het NBC pakket en het voorzien in kevlar voor de Scania’s. De vredeslogistiek kan ogenschijnlijk een gereedstelling voor een stand-by eenheid niet op een soortgelijke wijze ondersteunen als bij daadwerkelijke inzet. Misschien een kwestie van
Het laat ‘instappen’ van eenheden leverde onder andere voor munitie aanvragen problemen op. Dit zorgde in eerste instantie ook voor afzeggingen van de CLAS genie voor deelname aan de oefening in Albanië. Enorm jammer gezien de mogelijkheden voor demolitie training op echte gebouwen met een hoeveelheid springstof waar je in Nederland geen toestemming meer voor krijgt. Voor aanvragen van munitie ten behoeve van buitenlandse oefeningen geldt een aanvraag termijn van zes weken. Logistieke aanvraagtermijnen voor de vredesbedrijfsvoering staan ‘snel schakelen’ soms in de weg. Deze aanvraagtermijnen zijn echter met goede redenen tot stand gekomen, zodat met een goede werkplanning een goede uitvoering gegarandeerd kan worden. Maar wie gaat nu zeggen dat het in
dit geval anders kan - en moet? Werken de bedrijven buiten het CZSK OPS domein en buiten CZSK ook met een commanders intent die gelijke tred houdt met de gebeurtenissen in het OPS domein? Of moet dit ‘geëscaleerd worden’…? LE’09 was een deployment met een aaneenschakeling van verplaatsingen door de lucht. Dit betrof voertuigen, vracht, individuen en (niet organieke) groepen,
werkelijke aankomst en vertrekregelingen. De tritium bron in de optiek van de persoonlijke wapens (bekend onder de codering: gevaarlijke stof radiologisch UN2911) doet de leiding veel vliegvelden besluiten dat deze cargo niet mag landen of vertrekken. Uitleg ter plaatse, bijvoorbeeld aan de operationeel manager van het vliegveld kan veel onduidelijkheden wegnemen met als gevolg dat de transfer door kan gaan. Veel
moeten steeds aan strengere eisen voldoen en vergen kwaliteitsbrandstof. F44 met additief zou hierin kunnen voorzien (F63) maar dit vergt een aparte opslagtank waaruit voertuigen en bulkmiddelen aan boord kunnen worden afgetankt indien niet van mobiele opslag units gebruik gemaakt kan worden. De huidige meest veilige wijze om de tekortkomingen van de LPD’s op dit vlak te omzeilen is het parkeren van voertuigen met daarop de voorraden brandstof op het helidek. Bij heli operaties zullen deze tijdelijk ergens anders geparkeerd moeten worden. Een creatieve oplossing die lastiger wordt naarmate de hangaar voller wordt. Bij een volgende soortgelijke deployment waarbij eenheden komen en gaan, waarbij de 4 sectie Nlmarfor aan land gepositioneerd is en een grote hoeveelheid materialen aan boord staan, is het wenselijk een Seabased Support Group (SSG) aan boord te hebben om overzicht en controle te houden op de voorraden en waar nodig onderhoud te plegen. Nu kan de situatie ontstaan dat men maar wat pakt of dat wordt gezocht naar iets wat er niet is.
Tot slot
Logistieke regels en procedures in een organisatie zijn goed. Ze geven houvast en structuur. Laten we echter vooral niet alles willen afdekken/willen vastleggen in regels en procedures. Als je op een vreemde kust wordt gezet, komt het aan op snel schakelen en de creativiteit van de eenheid en/ of het individu en bieden die regels weinig houvast. Soms staan ze zelfs in de weg voor het effect dat je wilt bereiken. Het volbrengen van je taak met de beschikbare middelen, gereed gesteld vanuit een vredesorganisatie met vredesregels, is al een hele klus. Het initiatief en de eigen invulling van de medewerkers is op dat moment meer dan gewenst. van en naar diverse locaties op diverse tijdstippen met in het ‘voorterrein’ twee, soms onafhankelijk opererende en geografisch gescheiden, LPD’s. Het ontbreken van een dedicated verplaatsingscel binnen een maritieme brigade staf werd tijdens deze deployment dan ook goed duidelijk. Omdat het overgrote deel van logistieke werkzaamheden vooral in de voorbereiding gedaan waren, heeft de sectie 4 Nlmarfor dit tijdens de deployment kunnen oppakken. Bij een klassieke CATF/CLF oefening is steun op dit vlak echter onontbeerlijk. Het verkennen van vliegvelden en het maken van afspraken vergemakkelijkt de daad-
kan geregeld worden met mail en telefoon. Een bezoek en een handdruk laten over het algemeen een betere indruk achter. Wederom is gebleken dat de ruimtes voor gevaarlijke stoffen klasse 3 aan boord van de LPD’s veel te klein zijn om voorraden nafta (branderbrandstof) en benzine (brandstof voor LCRM’s en groot gereedschap) mee te nemen voor een dergelijke deployment. Laat staan dat een eerste lijn meegenomen kan worden voor een bataljonsgroep. Daarnaast is het de vraag hoe lang we nog voertuigen kunnen aftanken met F76 (naval fuel) vanuit de LCU. Motoren QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
46
Van de eerste verkenningen tot de daadwerkelijke uitvoering en de afwikkeling hebben we op velerlei gebied veel moeten regelen. Naast enkele ‘overwinningen’ in de voorbereiding hebben we ook de nodige ‘verliezen’ moeten incasseren. De kunst is uiteindelijk om met de beschikbare middelen het plan tot uitvoer te brengen aangezien het leereffect van de organisatie bij een volgende deployment niet alle lacunes kan opvangen. LE’09 had op veel logistieke vlakken nog beter gekund maar per saldo is de oefening geslaagd ondanks her en der hiaten en onvolkomenheden. Misschien is dat wel de charme en de training. Misschien is dat wel de realiteit.
Albanian Lion, Door: MARN 1 VB C.J. Limjoco We zijn begonnen op de Naval Base in Albanië met het optuigen van de NSWAN. Dit werkte correct en we konden ons verder voorbereiden op vertrek naar Sazan waar de oefening zich verder zou ontplooien. Marinier Limjoco, die later zou worden gekoppeld aan CSOTG, moest echter achterblijven om later te embarkeren op Hr. Ms. Rotterdam. CSOTG had geen marinier verbindelaar en heeft marinier Limjoco de opdracht op zich genomen om verbinding tot stand te brengen van SOTG
TAC perspective
naar Hr. Ms. Rotterdam. Dit om eventuele helquests, contactreps, sitreps, casevacreqs en andere zaken te versturen met HF, manpack, tijdens de oefening op Sazan. De marinier kreeg na aankomst op Hr. Ms. Rotterdam een Bowman HF MP 050, een CEI, PACE, formats, codewoorden en crypto mee om dit te gebruiken voor een
goed verloop van de berichten die verstuurd zouden moeten worden. Het motto was travel light, wetende dat verbindelaars eigenlijk nooit ‘travel light’ reizen. Toch geprobeerd zo min mogelijk mee te nemen. Tweede lijns bepakt met radio, kon de marinier met natte voeten “dry feet” doorgeven zodra de LCRM’s ons hadden afgezet op Blue Beach, Sazan. Hier maakten we een Link-Up met MSO die het gebied hadden voorverkend en zo konden we een goede opmars vervolgen naar de objecten. De verbindingen terug naar Hr. Ms. Rotterdam waren goed, en hoewel in tactische omstandigheden we het radioverkeer zoveel mogelijk proberen te minimaliseren hebben we op de momenten waar nodig een goede radioverbinding kunnen realiseren. Na bij het eerste vuurcontact “Bingo! Bingo!” te hebben doorgegeven wist Hr. Ms. Rotterdam dat er een contactreport en eventuele andere berichten verstuurd zouden worden en hield hier rekening mee. Objecten waren ingenomen, een gegijzelde was bevrijd, echter wel gewond. Door zijn slechte toestand moest hij per
Foto’s: NLMARFOR
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
47
helikopter, die werd aangevraagd per helquest, worden vervoerd. Door goede verbinding kon de heli op tijd op onze locatie aanwezig zijn om de gewonde zo snel mogelijk te vervoeren naar Hr. Ms. Rotterdam waar de casualty verder in behandeling werd genomen. Hierna zijn de eenheden teruggetrokken richting het PUP waar een LCVP was aangevraagd om de teams terug te vervoeren richting Hr. Ms. Rotterdam. De marinier verbindelaar en zijn commandant waren ‘Last One Out’. De volgende avond stond een nieuw object gepland. Weer kreeg het TAC een HF MP 050 mee met dezelfde toebehoren maar met nieuwe codes en crypto. Echter zouden we dit keer worden vervoerd met een LCU richting het strand van Sazan waar ons een Cliff Assault stond te wachten. ‘Dry feet’ was dit keer echt dry feet. Tweede lijns de cliff op en een Link-Up gemaakt met de ‘Partizaan’. Deze verzetsstrijder was er niet van gecharmeerd dat er radioverbinding tot stand gebracht moest worden, de vijand was namelijk erg dichtbij. De verbinding tijdens deze Cliff Assault was erg slecht en het leek alsof Hr. Ms. Rotterdam uit de verbinding voer. CP Nlmarfor bood zichzelf aan als Rebro om de berichten te versturen. De belangrijkste berichten voor de Link-Up met MSO teams waren verstuurd en we konden ons verder
de grotten in begeven van Sazan, waar de Partizaan ons als gids begeleidde naar het Objective. Tijdens deze opmars was Hr. Ms. Rotterdam verder ingelicht via directe verbinding met SOTG. Na het innemen van de Objectives was Hr. Ms. Rotterdam in line of sight waardoor de verbinding uitstekend was. We keerden terug richting de haven waar “Endex, endex, endex” luidde. We konden ons verder begeven naar de schietoefening die in deze omgeving zou plaatsvinden. De HF Bowman ManPacked heeft zich goed bewezen tijdens deze oefening. De te versturen berichten
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9 Foto’s: AVDD
48
waren allemaal op tijd en we kunnen deze operatie verbindingstechnisch absoluut geslaagd noemen.
Albanië, Door: MAJMARNS W.A. de Jong Foto’s: AVDD In de QPO van december 2008 schreef ik al over de transitie van Albanië naar een Europese democratie. Tijdens bezoeken aan Albanië hebben wij toen kennis genomen van de sterke ambitie van bestuurlijke en militaire Albanese leiders om hun krijgsmacht verder te professionaliseren. Ook hebben we zicht gekregen op de verschillende oefengebieden en trainingsmogelijkheden in het land. Nu, een half jaar later, heeft Albanië een grote stap genomen in deze ambitie en heeft de samenwerking tussen Nederland en Albanië op militair vlak een snelle ontwikkeling meegemaakt. In april, tijdens de viering van het 60 jarig bestaan van de NAVO, is Albanië toegetreden als trots lid van de NAVO. Nog voor dat de festiviteiten rondom de toetreding goed en wel waren afgerond, startte de oefening Albanian Lion 2009 (AL-09), in het zuiden van Albanië in de Baai van Vlore en op het eiland Sazan. Deze oefening bestond uit een taakgroep die twee paral-
land in transitie (vervolg)
lelle activiteiten uitvoerde: een maritieme oefening, Maritime Interdiction Operations (MIO), met eenheden van de Albanian Navy Southern Flottilla (Navsftlla) en een amfibische Counter Insergency (COIN) oefening met eenheden van het Albanian Special Forces Battalion. Hoewel officieel geen onderdeel van AL-09, ontplooide de Duik- en Demonteergroep (DDG) samen met hun
Albanese counterparts tegelijkertijd activiteiten op het gebied van het ruimen van UXO’s. De taakgroep voor deze oefening was, vereenvoudigd weergegeven, als volgt samengesteld: X
EXERCISE STAFF
OLRT
sss
NLMARFOR
ALB CDO REG
SME
NLD
ENGR 41 BN
A
SOTG
NLD
RDAM
ENGR NLD
LCCOY
LC
NLD
TM 1
SF
NLD
NAVY
ENGR ALB
LCU
ENGR LCCOY
TM 2
SF
NLD
NAVY
ENGR ALB
LCU
ENGR LCCOY
TM 1
SF
ALB
NAVY
ENGR ALB
LCVP
ENGR LCCOY
TM 2
SF
ALB
NAVY
ENGR ALB
ALBLNO
ENGR 41 BN
ROU OBS
ENGR 41 BN 1 TP
sss
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
49
NLMARFOR
13 COY
ALB OBS
Voor deze oefening waren in overleg met de Nederlandse en Albanese deelnemende eenheden, de generale staf van de Albanese Krijgsmacht en de Defensie Attaché voor onder andere Albanië verschillende Building Blocks vastgesteld. Deze buildings blocks zagen er voor AL-09 grofweg als volgt uit: Embarkeren RDAM Formeren SOTG A Transit RDAM Roemenië - Albanië CET/FIT SOTG Initial entry Amphib insert recce elmts Hostage rescue Amphib insertion Live Demolition Helo extraction hostages Aphib withdrawal
MIO scenario Press day Lessons andd workshps Helo Ops Support Land Ops
Live Fire training LC’s / LPD
Capture HVT Verttical Assault, Amphib Agent contact/insertion Direct Action Live Demolition bunker Vertical extraction
MIO scenario Lessons and workshps Helo Ops Support Land Ops
Live Fire X-training Urban/CQB/Demolition Incl. ABU/LCCOY
Rehearsals DV day & demonstrations
Vooral de Hostage rescue en de Capture van de High Value Target (HVT) zijn bijzonder te noemen. De Hostage rescue vond plaats in een zeer groot en complex pand waar Live Breaching noodzakelijk was om de search te voltooien en de insertion voor de Capture van de HVT werd mogelijk gemaakt door ‘lokale’ agents die via verschillende gangenstelsels de Special Operations Task Group (SOTG) tot dicht bij het doel leidde. Voor wat betreft de Live Fire X-training dient er lof uitgesproken te worden voor beide platoon weapon instructors (PW’s) van het Mariniers Opleidingcentrum (MOC) die deze training op zeer inventieve en pragmatische wijze hebben opgezet. Al deze activiteiten werden continue, amfibisch en met Albanese helikopters, ondersteund vanaf Hr. Ms. Rotterdam als Seabase, dit mede ook om de kosten van de verschil-
DV day & Demonstrations RDAM/ABU/LCCOY Beach Assault Boarding ops Helo/Rhib Helo ops Thompson memorial Durres
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
50
lende activiteiten te beperken. Ik wil in dit artikel nu verder niet te veel ingaan op de uitvoering van de oefening, hierover is namelijk al gepubliceerd in onder andere in Panorama en Alle Hens. Ik wil u nog wel deelgenoot maken van enkele algemene conclusies van zowel Nederlandse en Albanese zijde. Als eerste moet worden gesteld dat het samenstellen van een Joint-Combined Amfibische Taak Groep met daarin een Special Operations Task Group als zeer positief en zeer leerzaam is ervaren. De SOTG die, zoals aangegeven uit Nederlandse
en Albenese MSO/SF-eenheden, de CLAS Pantsergenie en een peloton van de 13e Infcie bestond, heeft zich in zeer korte tijd ontwikkeld tot een eenheid die succesvol de verschillende missies kon volbrengen. Het samenstellen van deze SOTG kwam de samenwerking tussen marinierseenheden, CLAS-eenheden en Special Forces zeker ten goede. Ten tweede waren alle deelnemende eenheden binnen de taakgroep zeer flexibel en daadkrachtig en gaven zij blijk van een groot aanpassingsvermogen. Deze grondhouding heeft voor het succes van AL-09 gezorgd in die zin dat door deze houding de schijnbaar onbegrensde mogelijkheden in Albanië op alle niveaus optimaal konden worden geëxploiteerd. Als derde hebben zowel de Albanezen als wij het gevoel dat deze oefening onbaatzuchtig is opgezet en verlopen, dat wil zeggen dat een groot deel van de oefening ten dienste stond aan de ambitie van de Albanese krijgsmacht om verder te professionaliseren en tegelijkertijd hebben de Albanezen alles in het werk gesteld om de Nederlandse eenheden, kosteloos, in zeer uitdagend terrein (urban/ littoral) goed met hun te kunnen laten trainen. Wij werden als Nederlanders hierbij gezien als recht door zee en niet uit op alleen maar nationaal belang. Deze drie algemene conclusies kunnen eigenlijk maar tot één inzicht leiden en dat is dat tijdens AL-09 voor de verdere samenwerking tussen de Nederlandse krijgsmacht en Albanië een goede voedingsbodem is gelegd. Deze samenwerking hoeft zich niet te beperken tot de nu gebruikte oefengebieden. Hierbij moet u in gedachte houden dat in de Baai van Vlore op het naastgelegen schiereiland, in combinatie met het nu gebruikte eiland Sazan, aan alle typen van operaties vanuit zee invulling kan worden gegeven. De vraag natuurlijk is hoe hieraan vorm te geven en of dit past binnen de Korpsvisie 2015.
Om met dit laatste te beginnen, de ontwikkeling van het Korps: Ik ben van mening dat de mogelijkheden in Albanië en de samenwerking met de Albanese krijgsmacht voor een zeer groot deel aansluiten op de verdere ontwikkeling van onze (beoogde) kerncompetenties in de operationele omgeving die in de Lange Termijn Visie wordt geschetst. Tegelijkertijd biedt de samenwerking met Albanië een kans om de doorontwikkeling van de vier tactische rollen van de marinier, met de nadruk op die van lid van een gevechtseenheid en als opleider/trainer, te realiseren. Blijft de vraag hoe we hieraan vorm kunnen geven. Te denken valt aan een gecombineerde berg- en wintertraining in de gebergten van Albanië, het Bize trainingsgebied, eindigend in een grootschalige amfibische operatie in de baai van Vlore. Deze twee gebieden liggen geografisch niet erg ver uiteen maar bieden beide een geheel andere omgeving en klimaatomstandigheden. In een dergelijke opzet is participatie van de verschillende krijgsmachtdelen met een diversiteit aan
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
51
eenheden mogelijk. Denk hierbij onder andere aan (pantser)genie, vuursteun (inclusief NGS/CAS), LPD(s) noodzakelijk voor Sea basing, SSK(s) en samenwerking tussen marinierseenheden en Special Forces. Hieraan kan worden gekoppeld dat participerende Albanese eenheden in het voorbereidende traject trainingen en/of opleidingen volgen bij Nederlandse eenheden. Albanië biedt echter ook de gelegenheid om samen met hun eenheden kleinschalige specialistische trainingen uit te voeren. Zaak is wel dit alles in combinatie met civiele activiteiten, in het kader van het mogelijke kandidaat-lidmaatschap van Albanië van de Europese Unie, en de activiteiten van de Albanese strijdkrachten binnen de NAVO te ontwikkelen (voorzetten Ideation Concept). Maar laat ik nu niet gelijk te ver doordraven. Eigenlijk wil ik met dit artikel maar één punt naar voren brengen: Albanië heeft zich open gesteld voor Nederland en het CZSK in bijzonder. Ik denk dat het Korps hiermee een kans wordt geboden die we absoluut moeten aangrijpen.
Hr. Ms. Rotterdam Commandant: KTZ P. van den Berg Eerste Officier: KLTZ P.T.A.M. Bekken Chef der Equipage: AOOODND A.J. Bustraan
Terwijl ik dit artikel schrijf zit ik in de amfibische commandocentrale en kijk met een schuin oog naar mijn drie monitoren. Op de meest linker is de technische dienst druk aan het lassen om twee uitgeslagen dokbalken te herplaatsen. Op de middelste monitor staat de camera van de goalkeeper bij, gericht op het olieplatform waarop net de eenheden van de BBE uitstijgen vanuit de helikopter. Op de rechter monitor is men volop bezig om de LCU schoon te spuiten van alle ontbijtresten die door twintig pax BBE zijn uitgeworpen. Zonde van de inspanning van de logistieke dienst die conform het operatieschema van de BBE alle tijden
Voor aanvang van de oefening Loyal Engagement werd de RDAM gebruikt als doelschip voor de onderzeebootcommandantenopleiding.
van de maaltijden perfect, maar wel extra vroeg heeft afgestemd. Prachtig om te zien dat alle diensten zich
Het gebeurt namelijk maar heel zelden dat een LPD zoveel verschillende assets krijgt toegewezen en dus full swing aan de bak kan. Naast de eigen middelen voeren er ook eens veel maritieme eenheden om ons heen. Diverse Engelse amfibische schepen, waaronder de helikoptercarrier HMS Ocean, maakten deel uit van de amfibische taskgroup. Daarnaast nog diverse Turkse schepen die voor veel ‘play’ zorgden. Daar waar de FIAC- (kleine snelle vaartuigen) dreiging normaal bestaat uit een aantal kleine vaartuigen, kregen we nu halve fregatten als tegenstand. Zowel het groene als het blauwe team kon vol aan de bak. Aan boord integreert de bemanning van het schip steeds beter met alle embarked forces (EMF) en dit komt het amfibische eindproduct zeker ten goede! Het Navy-Marine Corps team komt steeds meer tot zijn recht en het jarenlang samenwerken tussen de eenheden uit Doorn en het personeel aan boord betaalt zich uiteindelijk uit. Tijdens het embarkeren van de EMF komen vele bekenden elkaar weer tegen, wat de onderlinge samenwerking natuurlijk alleen maar verbetert. Iedereen kent inmiddels de weg en indien er onduidelijkheden bestaan, wordt vroegtijdig en ieder op zijn niveau contact gezocht. We gaan duidelijk vooruit, laten we dat momentum behouden! Het zijn uiteraard niet alleen de NL EMF die de oefening voor ons interessant maken. Juist ook het werken met buitenlandse eenheden aan boord van ons schip leert ons veel. Daarom was
maximaal inspannen om het operationele schema te ondersteunen. Mooi bedrijf, hier doen we het voor!
Terwijl we nog steeds deel uitmaken van de NRF-12 worden we deze week ingezet om een trainingsweek van de BBE te ondersteunen, die oefenen nabij een olieplatform. Daarnaast verzorgen we een trainingsweek voor helikopters, zowel de Lynx als de Cougar. Kortom, full swing operaties, onder uitdagende weersomstandigheden. Helemaal goed en conform de korpsvisie. Waar anderen stoppen gaan mariniers en dus ook het LPD immers door! Voor deze groene week heeft de Rotterdam een interessante periode achter de rug. Natuurlijk heeft iedere oefening van langere duur zijn ups en downs, maar we hadden zeker geen klagen. Sterker nog, er waren periodes waarbij ik dacht: ‘Welcome to the candy shop!’ In mijn vorige artikel in de QPO informeerde ik u al over het vertrek van ons schip voor deelname aan Loyal Engagement. Tijdens dat schrijven hadden we de ondersteuning aan de onderzeebootcommandantenopleiding in de area van Plymouth afgerond en waren we onderweg naar Turkije voor de oefening Egemen. Zeker weten een amfibische snoepwinkel!
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
52
Programma Hr. Ms. Rotterdam maart – mei 2009
Briefing SeaKing (foto AVD R. Frigge).
Alle vliegende en varende eenheden ter ondersteuning van de RDAM tijdens Egemen (foto AVD R. Frigge).
aan zijn maximale capaciteit, een unieke trainingsmogelijkheid. Snel na het embarkeren van de Turkse mariniers schalden alle orders en assault routines over de scheepsomroep. Ze pakten alle drills erg snel op. Ook de ochtendsport van de Turken maakte indruk.
het goed om na embarkatie van 21-Infcie in Palermo ook 180 Turkse mariniers te embarkeren in de Turkse Dogenbay trainingsarea. Naast de Turkse mariniers landden ook twee UK Sea King en twee Turkse Cougar helikopters aan boord. Omdat 2-Btcie al in Toulon aan boord was gekomen, zat ons schip
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
53
Ochtendsport a/b van de RDAM door de Turkse mariniers (foto AVD R. Frigge).
Egemen gaf ons een goede mogelijkheid om de UK/NL relatie weer eens aan te halen. 21-Infcie viel onder 40 Cdo RM en ons schip voer in een amfibische taskgroup met diverse UK amfibische schepen. Een indrukwekkend plaatje om zoveel amfibische assets in zo’n relatief klein operatiegebied te zien. Daarbij wisten we op goede wijze de UK staf te ondersteunen, door onder andere de Optask Amphib te produceren en te ondersteunen tijdens de backload van vele UK voertuigen aan boord van UK amfibische schepen.
Zelfs de weersomstandigheden waren enorm gunstig tijdens Egemen. Om een goede situational awareness te behouden werd de AOR verplaatst naar het seindek.
Vervolgens werd de reis voortgezet richting Constanta, Roemenië, aan de westzijde van de Zwarte Zee. Om in deze area te komen werd de Turkse Straat gepasseerd, een prachtige route dwars door Instanboel. Een unieke gebeurtenis om op de grens van Europa en Azië te varen.
Tijdens de oefening Egemen bestond voldoende ruimte om zorg te dragen voor het zogenaamde ‘bruto maritiem geluk’. Na het afronden van de waderperiode stond een havenbezoek gepland in Aksaz en na het beëindigen van de tactische fase werd afgemeerd in de haven van Izmir. De marine, helemaal zo gek nog niet!
In Constanta lag de main effort op de uitvoering van de zogenaamde Consequence Management taak. Samen met Hr. Ms. Johan de Witt werden diverse seminars ondersteund en displays verzorgd. Daarnaast kregen wij, voornamelijk vanuit de haven, de
De LCU L26 embarkeert voertuigen aan boord van de UK helicoptercarrier HMS Ocean (foto KPL N. Schenk). QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
54
kans om nog enkele amfibische serials te draaien. De inmiddels geëmbarkeerde bataljonstaf van 2-Marnsbat en 23-Infcie werden ondersteund door de vaartuigen van 1- en 2-Btcie om de Riverine Action Group (RAG) te vormen. Deze RAG kreeg een zelfstandige opdracht richting de Donau, een goede mogelijkheid om het LCCT en FOB-concept te beoefenen. Aan boord van ons schip embarkeerden inmiddels ruim honderd Roemeense mariniers. Conform de lessons identified van de oefening Egemen werd een lesprogramma gevolgd en werden we binnen no-time geconfronteerd met orders en assault routines, ditmaal in het Roemeens! Na een relatief rustige periode in Constanta voeren we terug door de Turkse Straat richting de Bay of Vlore. Hier volgde een totaal ander programma, maar dat was zeker niet minder interessant. NL SF-eenheden werden gecombineerd met SF-eenheden uit Albanië, de KL-genie en een peloton van 13-Infcie. Deze eenheden kregen ongekende mogelijkheden geboden in een oefengebied waar daadwerkelijk alles nog kan en mag. Ook wij plukten daar de vruchten van doordat vele assets beschikbaar waren, waaronder helikopters. Zelfs de VIP-dag werd positief ervaren, juist omdat een programma kon worden opgezet met zoveel specialistische eenheden. Neemt niet weg dat ook snel weer werd geleerd dat amfibisch opereren geen sinecure is. Door de hoge surf op het strand op Sazan eiland werd het tijdens een van de eerste oefeningen een grote uitdaging om überhaupt te landen. Nadat een LCRM kapseisde en een AK-47 te water ging, werd de operatie tijdelijk uitgesteld. Het maken van back-up planning bleek weer essentieel te zijn. De volgende dag werd de AK-47 tot grote vreugde van de eigenaar terug gevonden door de duikers van de NL EOD. Gezien de trainingsmogelijkheden
Bij het passeren van de Turkse straat werd de beroemde blauwe moskee gepasseerd (foto KPL N. Schenk).
van deze omgeving is het verwachtbaar dat we hier nog wel een keer zullen terugkomen. Na Albanië hadden we een korte transit richting Barcelona voor de boeg. Het spreekt voor zich dat Barcelona gebruikt werd om alle ervaringen te evalueren. Wat hierbij zeker hielp, is het feit dat de Ice-bar in Barcelona mede wordt gerund door een ‘ex-Jan Kaas’, Lodewijk Willems. Zeker de moeite waard om je KWT-training uit te voeren aan het strand in Barcelona! Een lang weekend Barcelona werd gevolgd door een transit van vijf dagen naar Den Helder, waar we op zondag 3 mei afmeerden. Na het ontladen van de voertuigen en de EMF kon worden genoten van een welverdiende week verlof. Na deze week heeft de Rotterdam haar programma voortgezet met diverse vaaropdrachten ter ondersteuning van onder andere de opleiding Vrede & Veiligheid (V&V), PVKM en zoals vermeld de BBE- en helikoptertrainingen van zowel de Lynx en de Cougar. Tot het zomerverlof wordt het momentum goed behouden. In de volgende QPO zal ik u updaten over onze amfibische oefening Quick Response in de area van Zeebrugge, als we in drie shifts ongeveer 1200 Belgen en 550 voertuigen gaan verplaatsen in de strategische transportrol. Na deze Belgische oefening zullen we uitvoering geven aan twee weken helikoptertraining (waaronder Lynx-en, Cougars en UK SeaKings), V&V, een vaarweek voor Marinevoorlichting en uiteraard de CZSK VIP-vaardag. We besluiten deze hectische periode met de ondersteuning van de Marinedagen. Daarna volgt een relatieve periode van rust, omdat het schip in groot onderhoud zal gaan. Deze periode zal tot medio april 2010 duren, waarna het schip weer zal opwerken. Laten we hopen dat de onderhoudsperiode niet zal uitlopen en we weer snel amfibisch kunnen ‘rammen’!
Staf van Hr.Ms.Rotterdam evalueren de oefeningen en sluiten af met een KWT-training in de Icebar te Barcelona. QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
55
KC MOX
Mariniers Training Commando Commandant: KOLMARNS R. Springer Chef Staf: LTKOLMARNS W.J. Briggen Chef d’Equipage: AOOMARNALG J. Veldhuis
KennisCentrum Militair Optreden onder eXtreme omstandigheden In de vorige QPO heeft u kennis kunnen maken met het KennisCentrum Militair Optreden onder eXtreme omstandigheden. Doel van het kenniscentrum is om operationele eenheden te voorzien van kennis en vaardigheden voor het optreden onder extreme omstandigheden in jungle-, berg- en arctische- gebieden. Eén van de taken van het kenniscentrum is het schrijven van voorstellen voor vervanging of aanschaf van uitrustingstukken. In dit artikel breng ik u op de hoogte van een tweetal lopende projecten waar u binnenkort tijdens trainingen en wellicht op de besneeuwde bergen van Afghanistan mee te maken kunt krijgen: de vervanger van de lawinepiep (ortovox) en de nieuwe skischoen.
De Lawinepiep
Zoals bekend vraagt het opereren onder extreme omstandigheden enorm veel van personeel en uitrusting. Om het personeel op het juiste niveau te krijgen, wordt er tijdens de voorbereiding op een operatie of oefening dan ook veelvuldig aandacht besteed aan de fysieke en de mentale component. Bij het verwerven van uitrusting is de aanloop naar toekomstige trainingen ook erg belangrijk. Materiaal dat niet voldoet moet in de aanloop naar toekomstige trainingen worden verbeterd. Het testen van nieuw materiaal maakt onderdeel uit van dit proces. Wat moet het materiaal kunnen en hoe lang dient het mee te gaan? Is het gebruiksvriendelijk en kan bijvoorbeeld een militair bij temperaturen
van -400C het nog steeds bedienen. En niet onbelangrijk: ‘wat kost het?’
Wanneer we naar de uitrusting kijken die in gebruik is bij opleidingen en oefeningen onder extreme omstandigheden kan over het algemeen worden gesteld dat wij als Korps Mariniers kunnen beschikken over uitstekend materiaal. Uiteraard is er nog voldoende ruimte voor verbetering. Tijdens de wintertrainingen in bijvoorbeeld Noorwegen of Zweden wordt iedere militair uitgerust met een lawinepiep. De huidige lawinepiep, of ‘Ortovox’ zoals het apparaat veelal wordt genoemd, is sterk verouderd en beschikt over slechts één antenne, waardoor het zoeken naar een lawineslachtoffer langer duurt dan gewenst. Daarnaast is, door het veelvuldige gebruik, de frequentie waarop wordt gezocht (457kHz) niet langer gegarandeerd. Hierdoor zijn sommige toestellen helemaal niet meer in staat om signalen op te vangen.
In de ontwikkeling van deze apparaten is er in de afgelopen vijf jaar enorme vooruitgang geboekt. De analoge modellen zijn vervangen door digitale modellen en de meeste modellen hebben ook de beschikking over meerdere antennes waardoor het vinden van lawineslachtoffers enorm wordt versneld. Door het KC MOX zijn er QU A P ATET ORBIS - ju lil 2 0 0 9
56
het afgelopen jaar meerdere modellen getest om te bezien welke lawinepiep het beste aansluit bij de behoefte van het Korps Mariniers. Het model dat vanaf de wintertraining 2010 gebruikt gaat worden is de Mammut Pulse Barryvox.
uitvoerig aandacht worden besteed aan deze nieuwe lawinepiep.
De skischoen
Mammut Barryvox Pulse
Deze ‘lawinepiep’ heeft drie antennes en is onder extreme omstandigheden nog altijd eenvoudig te bedienen. Het apparaat is digitaal en daardoor in staat om bij meerdere lawineslachtoffers visueel te maken waar ze zich bevinden. Signalen van slachtoffers die al gevonden zijn, kunnen worden genegeerd. Daarnaast is dit model veel beter bestand tegen stoten wat uiteraard een erg belangrijk criterium is geweest. In de pré-arctic lessen zal er
Toen begin jaren ’70 mariniers voor het eerst gingen deelnemen aan wintertrainingen, hadden zij de beschikking over uitrusting die werd geleverd door de Noren en de Britten. In ruim dertig jaar zijn er vele veranderingen doorgevoerd. Een van de uitrustingstukken die vrijwel niet is veranderd, is de skischoen. Bij de keuze voor de oude skischoen hebben wij in het verleden de adviezen van de Britse collega’s overgenomen. De Royal Marines hebben het over een ‘ski-march boot’. Oftewel een schoen waarop je kunt skiën en kunt marsen. Dit concept is jarenlang ook zo gehanteerd. Bij voldoende sneeuw gebruiken we de schoen om te skiën, maar bij onvoldoende sneeuw kan er ook op gelopen worden, zij het in beperkte mate. Wanneer je hier kritisch naar kijkt, kom je al snel tot de conclusie dat dit niet de optimale combinatie is. Een schoen die is bedoeld om op te skiën heeft totaal andere eigenschappen dan een schoen die wordt gebruikt om op te marsen. Daarnaast is gebleken dat de bescherming tegen de extreme omstandigheden in de huidige skischoen niet voldoende is. De kans op het ontstaan van koudweerblessures wordt hierdoor vergroot. Deze feiten hebben ertoe geleid dat er door het KC MOX een behoeftestelling is geschreven voor de vervanging van de huidige skischoen. De afgelopen wintertrainingen zijn er meerdere modellen beproefd. Uiteindelijk is de keuze gevallen op een kunststof skischoen van het merk Scarpa. Deze skischoen geeft in de eerste QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
57
plaats meer steun tijdens het skiën en biedt daarnaast betere bescherming tegen de koude omstandigheden. Consequentie van het overgaan op deze skischoen is dat eenheidscommandanten tijdens de planning van een operatie terdege rekening moeten houden met de beperkingen van de nieuwe skischoen. Lange verplaatsingen te voet zijn op deze kunststofschoenen niet mogelijk. Dit kan dus betekenen dat ‘normale’ bergschoenen moeten worden opgevoerd wanneer dit noodzakelijk is. De voordelen van de nieuwe skischoen zijn drieledig. Als eerste zullen novices sneller leren skiën vanwege de verbeterde stabiliteit. De verplaatsingssnelheid van eenheden neemt toe doordat er minder personen zullen vallen tijdens de opmars. Als tweede neemt de actieradius toe omdat het skiën minder energie kost. En als laatste worden er minder koudweerblessures verwacht vanwege de verhoogde beschermingsgraad van de schoen. Het is de bedoeling dat gedurende de wintertraining van 2010 te Zweden de eerste schoenen eenheidsgewijs worden ingevoerd.
Scarpa T4
Bureau Evaluatie/Lessons Learned
Mariniers Training Commando Door: KAPTMARNS H.W. de Blaauw Foto’s: AVDD
De observaties zijn puntsgewijs genoteerd, waarbij met de geïnterviewde persoon als afsluiting de genoemde observaties zijn doorgenomen. Deze zijn in de volgende categorieën verwerkt:
Inleiding
• operaties, • personeel, • logistiek, • materiaal, • C4IS, • budget, • public relations/media, • medisch, • overige.
In de vorige QPO meldde ik dat het Bureau Evaluatie / Lessons Learned (LL) van het Mariniers Training Commando de taak heeft om ervoor te zorgen dat er iets gebeurt met geleerde lessen. Daarbij gaf ik ook aan dat ik de QPO zou kunnen gebruiken om u van informatie te voorzien. De aanzet daartoe wordt in dit nummer gegeven. Het betreft een aantal geleerde lessen die onder andere naar aanleiding van de interviews met deelnemers aan de missie in Tsjaad (2008/2009) geïmplementeerd zijn. Na deze korte inleiding geef ik allereerst de werkwijze weer met betrekking tot de missie in Tsjaad in het kader van de debrief. Vervolgens geef ik een selectie van een aantal observaties weer die genoteerd zijn naar aanleiding van de interviews van deelnemers aan de missie. Daarna zal ik een aantal lessen weergeven die geïmplementeerd kunnen worden of al geïmplementeerd zijn. Als laatste geef ik aan hoe het LL proces voor de toekomstige missie in Uruzgan vorm krijgt.
Vervolgens werden de aangedragen observaties per categorie ‘ge-staffed’. Hierbij werden ze gevalideerd door de MTC-staf en is bepaald of ze een vervolg dienen te krijgen. De validatie gebeurt normaal gesproken door de MTC-staf en door het Maritiem Situatie Centrum (MSC) in Den Helder. Het vervolg kan bijvoorbeeld zijn dat de observatie na de beoordeling van het MTC en MSC wordt uitgezet bij een actienemer. Zo kunnen observaties op het gebied van bijvoorbeeld mobility worden uitgezet bij de mobility trainer in Doorn die vervolgens de handboeken Viking aan kan passen in overleg met de pelotonscommandanten van de Vikingpelotons.
Debrief missie Tsjaad
De evaluatie met personeel dat heeft deelgenomen aan de missie in Tsjaad heeft tot doel gehad om zoveel mogelijk data (observaties) te verzamelen. Beide detachementen zijn in de Van Braam Houckgeestkazerne of in het operatiegebied bij Goz Beïda geïnterviewd. Hierbij heeft een groot deel van de eenheid zijn verhaal kunnen doen. Naast de First Impression Reports (FIR) van de detachementcommandanten waren persoonlijke interviews met deelnemers een goede aanvulling voor het verzamelen van nog meer observaties.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
58
Afweging Lessons Identified en verbeteracties
procedure om een uitrustingsstuk bij CZSK te verkrijgen is echter een proces waar niet iedereen goed kennis van heeft. Om dit bij iedere marinier helder op het netvlies te krijgen, wil ik een (logistieke) deskundige uitnodigen om in de QPO een artikel te publiceren (in Jip- en Janneke-taal) met daarin de procedure hoe het Korps aan zijn spullen komt. Hiermee kan veel onwetendheid en ontevredenheid worden weggenomen.
Tijdens de validatie door MTC en MSC wordt de afweging gemaakt of de genoteerde observatie van structurele aard is. Ik wil u niet demotiveren om uw zegje te blijven doen, maar veel observaties zijn subjectief. Dit houdt in dat het vaak een persoonlijke afweging is dat er iets mankeert. Bijvoorbeeld: “het uitrustingstuk zit niet lekker”, of “dat van de andere eenheid is veel beter/ mooier”. Deze observaties herbergen geen harde voorwaarden om een verbeteractie uit te zetten. Daarom worden diverse observaties niet verder behandeld.
Enkele aandachtspunten uit interviews
Om deze QPO een normale dikte te laten houden, zal ik niet alle genoemde observaties opsommen. Dat zijn er namelijk veel. Ik volsta met een doorsnede, zodat u een beeld krijgt van wat voor soort informatie aan bureau LL wordt aangeboden. De observaties staan in willekeurige volgorde.
Als de observaties door meerdere personen worden gedaan en er sprake is van een structureel probleem dan wordt de actie wel uitgezet. Na validatie wordt de observatie omgezet in een Lesson Identified (LI) en als actie ergens binnen de organisatie uitgezet. Doordat niet alle observaties worden omgezet in Lessons Identified krijgt men misschien het idee dat er niet geluisterd wordt. Dat is echter niet waar. Alle aangedragen observaties worden behandeld en als er niets mee gebeurt dan is hier een goede afweging aan voorafgegaan.
• De fact finding missie (voorverkenning) is als onvoldoende ervaren. In samenwerking met de Ieren moeten er vooraf afspraken worden gemaakt. Doordat dit niet goed is gebeurd, waren basiszaken, zoals verbindingen, voeding, welfare, autowerkplaats (awp) en medische opzet niet volledig geregeld. Hierdoor moest het detachement vaak zelf zaken regelen die bij aanvang missie al aanwezig hadden kunnen zijn. Bijvoorbeeld voeding die aan de minimale Nederlandse normen voldoet, voldoende en snelle internettoegang en een goed ingerichte autowerkplaats. • Voordat een eenheid die bij een vreemde eenheid onder bevel staat, aan de missie begint, dient ter kennismaking met elkaar geoefend te worden in de opzet van de missie. Hierbij leert men de Tactics, Techniques en Procedures (TTP’s) goed kennen en zijn er tijdens de missie geen verrassingen meer die confronterend kunnen zijn. • De missie was een goede eye-opener met betrekking tot het optreden met de Viking onder warme omstandigheden. Het aantal aanpassingen dat naar aanleiding van de missie in Tsjaad is toegepast, is teveel om in dit artikel te noemen.
Het probleem in de huidige organisatie van het Korps Mariniers is dat er nergens in de organisatie is vastgelegd wat de procedures zijn voor het valideren van observaties en bovenal het uitzetten en monitoren van actiepunten. Er is bijvoorbeeld niet belegd wie op welke niveaus beslissingen nemen over hoe we bijvoorbeeld bepaalde TTP’s en SOP’s gaan aanpassen. Momenteel gebeurt dit op ad-hoc basis. De werkgroep kennismanagement Korps Mariniers is naar aanleiding van de Visie 2015 van CKM onder andere bezig om dit probleem op te lossen. Een ander probleem waar de afdeling LL tegenaan loopt, is de onbekendheid van het personeel met verwervingsprocessen. Vaak verwacht men naar aanleiding van een LI een snelle actie voor bijvoorbeeld aanschaf van nieuw materiaal. De uitgebreide
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
59
• Het belang van een current CLS-er is groot omdat daarmee mogelijke juridische problemen naar aanleiding van niet bevoegde medische handelingen wordt voorkomen. • De huidige stofbril die door de KM wordt gevoerd voor voertuigoperaties is wel ballistisch, maar is niet als gewone bril te gebruiken. Er zijn kleinere brillen op de markt die ballistisch zijn en ook de ogen beschermen tegen stof. Daarmee kunnen de huidige stofbril en de zonnebril worden vervangen door een alternatief. • Tijdens voertuigoperaties is de C8 sneller, handiger, operationeel beter inzetbaar dan de C7. Hierdoor is voor iedereen die vanuit een voertuig werkt een C8 als persoonlijk wapen zeer wenselijk. Zeker een Viking chauffeur dient met een C8 te zijn uitgerust. Hij dient bij snel verlaten van de Viking met een C7 allerlei bewegingen te maken die tijd kosten. Ook het beeldscherm van de nachtzichtapparatuur raakt dan snel beschadigd. • De helm is lomp, biedt geen ruimte voor de Personal Role Radio (PRR) en is hinderlijk aanwezig tijdens gevechtsacties, waarbij het zicht door de helmrand gehinderd wordt. Dit laatste maakt waarneming en gericht schieten soms onmogelijk, waardoor tijdens gevechtscontact de situatie kritiek kan worden. Ook tijdens het rijden met de Viking voldoet de helm niet. Deze knelt en het gebruik van headsets is niet goed mogelijk. • Vanwege de hedendaagse ICT-afhankelijkheid is een ‘Aslac’ tijdens een missie ver van Nederland onmisbaar. Ook gezien de noodzaak om een netwerk te creëren. Het Aslac moet 24/7 operationeel zijn. Hiermee dient bij het vaststellen van de bemanningslijst (BL) rekening gehouden te worden. Bovengenoemde observaties zijn een verkorte weergave van het (grote) aantal dat genoteerd is tijdens de interviews. De observaties zijn vervolgens door het MTC en het MSC gevalideerd. Dit heeft geleid tot Lessons Learned of Lessons Identified waarvan de acties nog lopen.
Lessen
Hier worden de uitkomsten (LL of LI met openstaande actie) genoemd van de in de vorige paragraaf opgesomde observaties. • In de voorbereiding op de missie dient de Memorandum of Understanding (MOU), met operationele taakstelling, voor aanvang missie gereed te zijn.
• Alle aan een missie deelnemende en samenwerkende eenheden dienen onder oefenomstandigheden met elkaar opgewerkt te hebben. • LL van Vikingoptreden variëren van aanpassingen in TTP’s tot het monteren van een aantal eenvoudige en sterkere zeskant inbusbouten in plaats van moeren in het luchtfilter. Daarnaast wordt voor de missie in Uruzgan voorzien in Hagglunds onderhoudspersoneel uit Zweden met een container met reservedelen. • ‘Current’ maken van CLS-ers. • Bij defensie (KCT/BBE) zijn andere stofbrillen in gebruik. Uit ervaring blijkt dat deze goed voldoen. Momenteel is een andere stofbril in verwerving. • Alle deelnemers van TFE 10 aan de missie in Uruzgan zijn voorzien van een C8 vooruitlopend op het project OAD. • Alle deelnemers aan de missie in Uruzgan worden uitgerust met een andere (betere) helm. • Bij een eerstvolgende missie dienen er genoeg Aslac’s in de organisatie opgenomen te zijn, zodat een 24/7 opzet van een netwerk mogelijk is. Het CLAS voorziet momenteel in deze behoefte in Afghanistan.
Uruzgan
22-Infcie is volop aan het voorbereiden op de uitzending naar Uruzgan. Gedurende het opwerktraject zijn al veel lessen geleerd die door 23-Infcie en de trainingsstaf momenteel tijdens het opwerken worden geïmplementeerd. Als u dit artikel leest is 22-Infcie hoogstwaarschijnlijk al ‘on the ground’ en is de eerst informatie uit het gebied al teruggekoppeld. Om van de missie in Uruzgan te leren, worden net als tijdens de missie in Tsjaad werkbezoeken afgelegd door medewerkers van bureau Evaluatie/ Lessons Learned. Tijdens de werkbezoeken worden eenheidscommandanten actief benaderd om input te leveren. Daarnaast worden ook de rapportages nauwlettend in de gaten gehouden om tekortkomingen vroegtijdig te signaleren.
Afsluiting
Voorgaande paragrafen zijn de eerste aanzet tot het bekend raken met het Bureau Evaluatie / Lessons Learned van het MTC. Allereerst heb ik de procedure geschetst die gebruikt is tijdens het verzamelen van data over de missie in Tsjaad. Daarna heb ik de werkwijze weergegeven van het verzamelen van data (observaties) over de missie. Vervolgens heb ik een uitleg gegeven van de afwegingen van de LI die noodzakelijk zijn om ze verder in behandeling te nemen, waarna ik een (klein) aantal observaties uit de interviews heb weergegeven. Aansluitend daarop heb ik de lessen weergegeven die uit de observaties te leren zijn, of al geïmplementeerd zijn. Als laatste punt heb ik de gang van zaken voor de missie in Uruzgan geschetst.
“Learn from those who have gone before”. Wordt vervolgd.
60
Grand Prix Kenia Een wrattenzwijn draaft langdurig voor de Land Rover uit op het pad door de savanne. Pas na een paar honderd meter lijkt hij zich te realiseren dat hij op deze manier niet van ons afkomt en vlucht tussen struiken het zijterrein in. Kapitein Gareth Probert, de trainingsofficier van de British Army Training Unit Kenya (Batuk) laat vandaag alle belangrijke locaties van de final training exercise (FTX) van Battle Group Exercise ‘Grand Prix’ zien aan 52 Brigade HQ, waarin voor vijf dagen een elntmarns als Ops Officer meedraait. Tekst en foto’s: ELNTMARNS mr. I. Valk Zeven keer per jaar wordt er in Kenia door Britse eenheden een Battle Group Exercise gehouden. Van eind maart tot begin mei is de beurt aan 2 Scots (The Royal Highland Fusiliers, 2nd Battalion the Royal Regiment of Scotland – een van de vier Bataljons van 52 Brigade), plus attachments. De end state van deze oefening: “2 Scots is able to operate as an effective Battle Group in a fast moving, complex, multy-agency, combined arms and high intensity environment.” Het ondersteunen van deze oefeningen met materiaal en personeel valt onder de verantwoordelijkheid van Batuk. Deze trainingsondersteunende eenheid is een overblijfsel van het Britse bestuur in Kenia, dat in 1963 eindigde. Batuk is gevestigd op twee locaties: Kifaru Camp in Kahawa Barracks, aan de rand van Nairobi en Nanyuki
Showground Camp (NSG), gelegen op tweehonderd kilometer ten noorden van de Keniaanse hoofdstad. Vanuit deze locaties worden eenheden ‘uitgezonden’ naar één QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
61
van de negen trainingsgebieden, die zich verspreid over het land bevinden. Naast een aantal savannegebieden die in hoogte variëren tussen de 1400 en 2400 meter, is
er ook een bergachtig trainingsgebied op ongeveer 4000 meter hoogte en een trainingsgebied in de Keniaanse jungle. Lolldaiga, het enorme trainingsgebied dat voor deze oefening gebruikt zal worden, bestaat uit heuvelachtige savanne en elke verplaatsing hier heeft dankzij het voorkomen van vrijwel alle bekende Afrikaanse dieren een hoog safarigehalte. Her en der grazen groepen zebra’s en ook enkele giraffen zijn al gauw gezien. Commanding Officer 52 Brigade, Brigadier Lawrence wil graag voorafgaand aan de FTX met zijn Brigade HQ iedere relevante locatie bekijken. Als eerste locatie wordt het crossing-point bezocht, dat de toegang vormt tot het trainingsgebied. Er hangen een aantal jonge en volwassen ‘locals’ rond, die hopen op werk als civil population (civpop) tijdens de FTX. “Don’t feed the children, we tell the soldiers,” zegt Probert, “because then there will only be more of them..” Vlak achter het crossing-point ligt een nagebouwd vluchtelingenkamp, dat daags voor het begin van de eindoefening al bewoond wordt door een honderdtal van de in totaal
vierhonderd door Batuk ingehuurde locals. Omgeven door prikkeldraad en opgebouwd uit zowel militaire tenten als tentjes gemaakt van plastic zeiltjes, ziet het er levensecht uit. Volgens het scenario van de FTX zal de Battle Group hier na de Insertion in het gebied zwaar moeten onderhandelen met de vluchtelingen over humanitaire
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
62
hulp voordat ze kunnen doorstoten richting een guerrilla-achtige vijand die zich ophoudt in het achtergelegen gebied. De vluchtelingen zullen hierbij niet schromen om de toegangsweg tot dit gebied naast hun kamp te blokkeren tot hun eisen zijn ingewilligd. Enkele kilometers verderop liggen nog een
aantal dorpjes die speciaal voor de oefening zijn gebouwd. Hoewel deze nog niet bewoond zijn, zien ze er dankzij kleurrijke beschilderingen en een aantal winkeltjes ook buitengewoon realistisch uit. “Cracking job!” zegt de brigadier. Naast opposing forces (opfor) zullen deze dorpjes straks mede bewoond worden door civpop, wat het zuiveren van de dorpjes niet gemakkelijker zal maken. Als laatste wordt een wadisysteem bezocht, waar de final attack op de laatste basis van de opfor zal plaatsvinden. Het wadisysteem bestaat uit metersdiepe min of meer parallelle sleuven aan de voet van een heuvel, die in de loop der tijd door natuurlijke erosie zijn ontstaan. “This will be very challenging for the Battlegroup”, belooft Probert en dat is precies wat de brigadier wil horen; “Fantastic, that is exactly what we need!”
de physical training. Omdat het trainingsgebied op een hoogte van ongeveer 2000 meter ligt, heeft de instructeur het inspanningsniveau aangepast en blijft de sessie beperkt tot een half uurtje snelwandelen. Voor de vierkoppige staf van TAC HQ bestaat de rest van de dag uit een tocht door het gebied op zoek naar geschikte locaties met zicht op die plekken waar de volgende dagen de meeste actie plaats zal vinden. Opnieuw dringt het gevoel zich op, dat we op safari zijn, wanneer talloze gazelles, een groep bavianen en een kudde olifan-
Maandagochtend 10.00 uur, brigade orders in NSG. De verschillende stafleden van Bde HQ geven in powerpoint presentaties hun deel van de order en ook komt er een adviseur culturele zaken aan het woord die lokale gevoeligheden en complexiteiten bespreekt. Na afloop pakt iedereen zijn spullen en vertrekt naar HiCon/ExCon, het zenuwcentrum van de oefening in het veld. De volgende dag begint in HiCon om 06.00
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
63
ten gedurende de dag aan het oog voorbij trekken. Op woensdagochtend om 06.15 uur staat de complete Battle Group voor de poorten van het crossingpoint. Van achter een schuurtje slaat TAC HQ de onderhandelingen van de CC van de voorste compagnie gade. De onderhandelingen verlopen moeizaam en de vluchtelingen uit het kamp blokkeren de weg. Ze eisen water en tenten maar die bevinden zich achterin de colonne. Tot grote ontevredenheid van de
brigadier kan de Battlegroup pas na vier uur wachten verder. ‘s Middags wanneer de Battle Group dieper de Area of Responsibility (AOR) intrekt, komt de colonne onder zwaar mortiervuur te liggen. “Great, that will keep them busy for a while!” Het verloop van de dag wordt ‘s avonds met de staf van de Battle Group in een After Action Review (AAR) besproken. In een voor de gelegenheid ‘in the middle of nowhere’ opgezette boogtent geven verschillende stafleden van HiCon en de brigadier met behulp van powerpoint presentaties hun analyses. De kritiek valt niet in goede aarde. Met de woorden “I don’t want to argue with you sir, but...” begint een langdurig discus-
sie. Om 00.30 uur vindt de Brigadier het welletjes; “Does anyone else not want to argue with me? No? Thank you very much!” De volgende dag neemt TAC HQ in alle vroegte positie in op een heuvel met uitzicht op een van de dorpjes welke door twee compagnieën ingenomen moet worden. Snelheid is niet één van grootste kwaliteiten van de Battle Group en dus zit TAC HQ al uren te vroeg in positie. Om de compagnieën voor een extra uitdaging te stellen, wordt bij de nadering van de troepen een helikoptercrash vlakbij het dorpje gesimuleerd. Wanneer de manschappen dan eindelijk in zicht komen,
E S I
C R E
EX
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
64
knijpen de ogen van de brigadier samen en grijpt hij geïrriteerd de handset van de radio: “Of de CO niet begrepen had dat vijfhonderd meter rond ‘ops box love-shag’ (het weekendhuisje van de landeigenaar) out of bounds was? En zo ja, waarom zijn mannen zich dan op dat moment op drie meter afstand van de love-shag bevinden?” Wanneer het bericht enkele minuten later bij de mannen doorkomt, haasten zij zich om uit de buurt van het huisje te komen, in de richting van het dorp. Eenmaal bij het dorp aangekomen, heeft zich inmiddels een grote groep dorpsbewoners naar het helikopterwrak verplaatst en danst er uitzinnig omheen. Vanaf de heuvel is goed te zien dat de eenheden niet weten waarmee zij moeten beginnen. Manschappen rennen heen en weer naar het dorp en laten de helikopter en zijn bemanning langdurig links liggen. Tot overmaat van ramp trekt op dat moment een zware tropische bui over het dorp. Zuchtend keert de brigadier zich van het tafereel af; “Plenty to talk about in the next AAR.” Terwijl B-Compagnie op de derde dag bezig is met het zuiveren van de main supply route (MSR) in het gebied en A-Compagnie achtergebleven is bij het dorp, om het over te dragen aan de lokale politie, heeft C-Compagnie grote moeite met het clearen van een ridgeline waarop meerdere groepjes vijandelijke strijders positie hebben ingenomen. Om de druk op de CO van de Battle Group op te voeren, grijpt de
brigadier de handset: “Zero, this is zero alpha. I am worried that the lack of progress on the ridgeline will take away the momentum of your attack.” Het tempo wordt opgevoerd en langzaam maar zeker boekt de compagnie vooruitgang. Naast de tactische uitdagingen en de confrontatie met vluchtelingen, speelt ook de omgang met de media een rol in het scenario. Wanneer een verkenningseenheid op de burgerslachtoffers van een Britse mortieraanval stuit, duikt daarbij plotseling een journalist op die een aantal schokkende foto’s maakt. Tot tevredenheid van de commandant weet de compagniescommandant een positieve draai aan het verhaal van de journalist te geven en wordt negatieve publiciteit, met mogelijk grote gevolgen voor de geloofwaardigheid van de missie, vermeden.
“How many tribes in your country?” vraagt de Keniaanse chauffeur de volgende ochtend wanneer we naar de tweede AAR rijden. “Only one? That’s good!” De 42 stammen die Kenia bewonen, hebben namelijk nog wel eens conflicten die met machetes worden ‘opgelost’, legt hij uit. Zelf is hij van de Luo, de stam van Obama’s vader. Bij de AAR-tent aangekomen, wordt de laatste hand gelegd aan verschillende powerpoint presentaties en een half uur later kunnen we naar binnen. Uitvoerige analyses volgen, welke op verdeelde meningen stuiten. Op de weg terug krijgen we over de radio bericht dat ergens in het trainingsgebied brand is uitgebroken. Al het beschikbare personeel dient te assisteren bij het bestrijden ervan en snel rijden we in de richting van het doorgegeven coördinaat. De rookpluim is al van ver te zien en wanneer we dichterbij zijn gekomen, worden ook de metershoge vlammen die uit de brandende struiken slaan zichtbaar. Een groot deel van de locals slaat met takken in het rond om de vlammen te doven, terwijl soldaten met een bluswagentje grotere brandhaarden aanpakken. Enkele uren later rest van de brand ongeveer een kleine vierkante kilometer smeulende zwarte savanne. Oorzaak: een alleen gelaten hexaminebrander tussen het dorre gras. QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
65
Om de final attack op dag 5 goed te kunnen observeren, sluiten we ons die avond bij een van de compagnieën aan, om ons ‘s nachts met hen richting het FUP te begeven. We vertrekken om 23.00 uur te voet, achteraan de Compagny-snake, op onze beurt weer gevolgd door een aantal hyena’s die met hun eigenaardige geluiden hun aanwezigheid laten blijken. Dankzij goede navigatie verloopt de verplaatsing voorspoedig en rond 04.00 uur komen we aan bij het FUP. TAC HQ maakt zich hier los van de compagnie om op hoge grond een positie in te nemen met goed uitzicht op het wadisysteem waar de laatste stronghold van de vijand zich bevindt. H-hour, 06.00 uur; de strijd brandt los. Weldra wordt de hoge grond waar wij ons bevinden mede ingenomen door een Fire Support Group maar niet geheel naar de zin van de brigadier: “Guys, this is Brigade HQ,” briest hij, “I cannot command a battle with a f## gun next to my ear!” Over het verloop van de slag is hij wel tevreden en wanneer om 11.00 uur endex wordt gegeven, volgt een lovende debrief. Na afloop verzamelt de Battle Group zich in hun voertuigen en vertrekt in een grote stofwolk richting NSG. De volgende ochtend wordt HiCon/ExCon rap afgebroken. De Keniaanse savanne is de komende tijd weer even van de wrattenzwijnen.
Eerste Mariniersbataljon Commandant: LNTKOLMARNS F.V. van Sprang Opvolgend Commandant: MAJMARNS drs. R. Keijzer MM Chef d’Equipage: AOOMARNALG H. Ju
Wordt vervolgd? Het Korps Mariniers heeft voor de eerste keer een bergtraining uitgevoerd in Canada. Deze bergtraining vond plaats in Vernon. Dit is een dorp in het zuidwesten van de provincie British Columbia aan de voet van de Rocky Mountains. Het Eerste Mariniersbataljon was tijdens de training de organiserende eenheid. De eenheid heeft de beschikbare novices van de andere eenheden binnen het Mariniers Training Commando meegenomen, zodat ook deze mariniers het kwaliteitsnummer ‘berggetraind’ konden behalen. Foto’s: Cees Baardman QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
66
Vernon
De training vond plaats van 20 april tot 16 mei. De titel ‘wordt vervolgd’ slaat niet alleen op de geografische ligging en kenmerken van het gebied waar de training is uitgevoerd, maar ook op de wijze van uitvoering. In dit artikel wordt ten eerste een beschrijving gegeven van de (on)mogelijkheden van het gebied rond Vernon. Vervolgens worden een aantal opvallende zaken uit het trainingsprogramma met de daarbij behorende lessons identified behandeld. Afsluitend volgt een conclusie waarin wellicht antwoord wordt gegeven op de vraag in de titel.
De bataljonsstaf van het Eerste Mariniersbataljon heeft in februari van dit jaar een verkenning in het gebied rond Vernon uitgevoerd. Hierbij was het uitgangspunt dat tijdens bergtraining het Cadet Camp in Vernon als uitvalsbasis zou dienen. Logistiek gezien was hierbij de eerste hindernis genomen. Trainingstechnisch gezien was het wat lastiger. In beperkte tijd moest een zeer uitgestrekt gebied beoordeeld worden. Dat betekent keuzes maken. Waar kan een optimale bergtraining uitgevoerd worden?
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
67
meter. Hier zou, afhankelijk van de sneeuwhoogtes en mits goed getimed qua jaargetijde, ook heel goed door eenheden van het Korps Mariniers getraind kunnen worden. Het initiële plan, opgesteld tijdens de verkenning, was om met de bergmarsen te beginnen in de directe omgeving van Vernon. Om vervolgens steeds verder richting de Monashee Mountains te gaan. Verder was het uitgangspunt dat elke bergmars gecombineerd zou worden met een afdaal/ klim-stand en/of een rivercrossing.
Na veel omzwervingen is het gebied ten oosten van Vernon richting de Monashee Mountains beoordeeld als ‘zeer geschikt’ voor een bergtraining van light infantry-eenheden. Waarom specifiek light infantry-eenheden? Het gebied tussen Vernon en de Monashee Mountains bestaat uit bergen met een hoogtverschil van gemiddeld meer dan 2000 meter. De valleien bestaan afwisselend uit boerderijen met weilanden en bossen en de bergen zijn over het algemeen dicht tot zeer dicht bebost. Het is ook niet voor niets dat de frase ‘het lijkt wel een jungletraining’ een aantal keer is gevallen. Verder bevinden er zich in dit gebied een groot aantal rivieren en meren. De Monashee Mountains zijn meer alpine stijl. Een groot gedeelte bevindt zich boven de boomgrens en toppen zijn rond de 2200
Wat roet in het eten zou kunnen gooien was alleen dat in British Columbia tijdens de afgelopen winter de meeste sneeuw sinds dertig jaar was gevallen. De locals verzekerden dat de sneeuw in april weg zou zijn. Niets was minder waar. Tijdens het ‘voorlo-
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
68
pen’ van de routes werd al snel duidelijk dat er een drastische change of plans moest plaats vinden. Op 1000 meter hoogte lag namelijk nog ongeveer anderhalve meter zachte sneeuw. Alle routes zijn daarom verlegd naar het gebied tussen Vernon en de Monashee Mountains. De clearances hiervoor zijn aangevraagd bij en toegekend door het Canadese Regional Support Hoofdkwartier in Chilliwack, nabij Vancouver. Gedurende de training bleek al snel dat deze toestemming alleen niet genoeg was. Er bestaat namelijk een groot verschil tussen crown land en private property. Crown land is in bezit van de overheid en daar zijn praktisch geen beperkingen van kracht. De routes van de bergmarsen bleken natuurlijk veelal op private property gepland te zijn. De operatieofficier van het Eerste Mariniersbataljon heeft samen met de Canadese Liaison Officier alle landeigenaren bezocht om uit te leggen wat de training zou inhouden en nogmaals om toestemming gevraagd. Hierdoor moesten in een aantal gevallen de routes wederom worden aangepast. De lessons identified die hieruit voortvloeiden zijn dat een bergtraining in het vervolg in een latere periode, bijvoorbeeld mei/ juni, gepland zou moeten worden. In deze periode ligt er geen sneeuw meer in de lagere gebieden. Hierdoor kan het hele gebied van Vernon tot en met de Monashee Mountains worden gebruikt. Er kan dan ook meer getraind worden op crown land, wat weer veel individuele afstemming met landeigenaren scheelt.
Trainingsprogramma
Uit een aantal trainingsevaluaties van eenheden binnen het Korps Mariniers is gebleken dat de basic skills and drills extra aandacht verdienen. Mede hierdoor is gekozen voor een individuele benadering. Dit is tot uiting gekomen in de volgende zaken. In de beschrijving zijn ook enkele lessons identified opgenomen. • Individueel aftesten. Voor aanvang van de technische fase heeft iedereen op de eerste dag in Canada individueel een aantal dingen moeten laten zien, namelijk een broekje knopen binnen tien minuten, alle basisknopen en 3-in-1 systeem opspannen. Dit is tijdens de noviceweken veelvuldig door de pelotons beoefend. Het resultaat was er op den duur dan ook naar. Iedereen beheerste voor aanvang van de technische fase alle knopen en was in staat om als zwemmer een rivercrossing uit te voeren. Daarnaast is één van de uitgangspunten voor de bergtraining dat iedereen qua kaart en kompas (KAKO)-vaardigheden op het uitgangsniveau van de elementaire vakopleiding zit. Helaas QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
69
Verder is er een uitgebreid assortiment aan klim-, afdaal- en rivercrossingtechnieken behandeld in zowel de technische als de tactische fase. Hierbij bleek dat iedereen de touwtechnieken beheerste, de uitdaging ligt in een strakke organisatie van met name de pelotons rivercrossing. De streeftijd van 45 minuten aan de overkant met alles en iedereen gereed om te vertrekken, is alleen haalbaar na enige vooroefening en strakke leiding. Het beoefenen van een (tactische) pelotons rivercrossing zou in Nederland tijdens de noviceweken al moeten plaatsvinden. Hiermee wordt kostbare tijd in het buitenland bespaard. • Combineren kernvaardigheden. Zoals al eerder vermeld in dit artikel wijkt het berggebied in Canada erg af van de gangbare gebieden waar het Korps Mariniers tot nu toe heeft getraind. Het gebied heeft veel meer zeer dicht bos dan Noorwegen en Schotland. Het is minder hoog en heeft veel meer rivieren dan Bridgeport, California. Hiernaast is de beschikbare oppervlakte in principe onbeperkt. Qua bos en rivieren lijkt het zelfs vaak op de jungle. Hierdoor wordt het noodzakelijk om vaardigheden van verschillende soorten gebieden te combineren. Veel novices waren reeds junglegetraind en gaven aan dat zij regelmatig KAKO-technieken uit de jungle moesten gebruiken. Daarbij moesten sommige rivieren overgestoken worden met technieken die voorheen alleen in de jungle gebruikt werden. Ten slotte is er een aantal maal gebruik gemaakt van LCR’s. Hiermee zijn onder andere een tactische cliff assault en een nachtelijke tactische landing beoefend. Tijdens deze training is gebleken dat de kracht van het Korps Mariniers ligt in het combineren van alle kernvaardigheden die zij in verschillende gebieden in de wereld opdoen.
bleek gedurende de technische fase dat het niveau van de KAKO-basisvaardigheden van zowel mariniers als kaderleden, met uitzondering van de marinierverkenners, te laag is. Dit is opgepakt door het inbrengen van een uitgebreide KAKO-stand tijdens één van de bergmarsen. Op deze stand werd iedereen apart gezet en kreeg verschillende opdrachten en waar nodig uitleg. Verder was elk buddypaar in bezit van minimaal één kaart. Dit alles heeft mede bijgedragen aan de steep learning curve voor bijna iedereen op het gebied van KAKO. • Geweergroepsoptreden. De eerste vier bergmarsen zijn door de geweergroepen zelfstandig uitgevoerd. De geweergroepscommandant had hierbij de leiding en was verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de marsen. Het grote voordeel hiervan is dat iedereen veel meer betrokken is bij het hele proces van routekaarten maken, navigeren in de bergen en het uitvoeren van de drills. Elke marinier loopt in principe elke dag een aantal uur voorop met de kaart en elke dag heeft de geweergroepscommandant de leiding. Dit heeft net als het individueel aftesten mede geleid tot een grote verbetering op diverse gebieden. • Pelotonsoptreden. Na de tweedaagse bergmars is overgegaan op pelotonsoptreden. Hier kregen de luitenants de taken van (opvolgend) pelotonscommandant. Deze opzet is vastgehouden in de tactische fase. Tijdens zowel de technische als tactische fase zijn kaderleden en de luitenants in het bijzonder gecoacht en begeleid op gebied van professioneel leiderschap en technisch - en tactisch optreden in een bergachtig gebied.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
70
Conclusie
mariniers eerste klasse. Ongeveer de helft van deze mariniers was marinierverkenner of kikvorsman. Zij hebben hun geweergroepen op een uitmuntende wijze geleid. Hiernaast werden ook alle functies van opvolgend geweergroepscommandant vervuld door mariniers. Het resultaat hiervan is dat er negen beloningen na afloop van deze training zijn uitgereikt, uitsluitend aan mariniers.
De conclusie na deze bergtraining is dat er in Canada nog zeer veel goede trainingsgebieden zijn voor het Korps Mariniers. De trainingsperiode, qua seizoen, moet daarbij wel in ogenschouw worden genomen. Daarnaast is tijdens deze training gekozen voor een individuele benadering. Hierbij stonden level 1 en 2 centraal. Deze trainingsopzet heeft zichtbaar haar vruchten afgeworpen. Van oudsher vormen de onderofficieren de ‘ruggengraat’ van het Korps Mariniers en zijn met name ook zij erg belangrijk in deze trainingsopzet. Echter, door kadertekort is de helft van de geweergroepen gedurende een deel van de technische fase en zelfs alle geweergroepen tijdens de tactische fase geleid door
Wordt vervolgd? Qua bergtraining in Canada zal dat moeten blijken. De eerste contacten met de Canadese militaire en burgerautoriteiten zijn gelegd. Het is meer dan wenselijk om deze contacten volgend jaar te continueren en uit te breiden met nogmaals een bergtraining, zodat het Korps Mariniers er op de langere termijn een goede trainingslocatie bij heeft.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
71
Een positief gevoel. Zo wordt de Eufor Chad/RCA missie omschreven door de leden van de Vaste Kamer-commissie, de Commandant der Strijdkrachten en de mariniers zelf. Met de uitreiking van de herinnerings-medaille voor de deelnemende militairen van het tweede detachement op de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn werd de missie definitief afgesloten.
Eufor Chad/RCA gedecoreerd
Tekst: Barry Wijnandts/Foto’s: Cees Baardman
Tachtig militairen, waarvan het leeuwendeel uit het Eerste Mariniersbataljon, staan aangetreden op het exercitieterrein en luisteren naar de speech van luitenant-generaal der mariniers R.L. Zuiderwijk. “Uw inzet maakte deel uit van de grootste militaire operatie in Europees verband tot nu toe. In Tsjaad werkten veertien Europese landen samen om rust, veiligheid en stabiliteit te brengen. Zij hebben bescherming geboden aan honderdduizenden vluchtelingen uit het buurland Sudan en ontheemden uit andere provincies van Tsjaad”, zegt hij uit naam van de Commandant der Strijdkrachten, generaal P. van Uhm, die zelf op deze dag de herdenking voor gesneuvelde militairen en burgers bij de Landstrijdkrachten bijwoonde.
Provocerend gedrag
Majoor der mariniers R. de Wit heeft halverwege de tweede missie majoor J.W. Scheltema afgelost en het eind van de missie
Foto: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
72
meegemaakt. Hij merkte het effect van de Eufor-missie. “Sinds wij er waren, zijn de regeringstroepen behoorlijk uitgebreid. Dat zie je in dit soort landen vaker, van de stabiliteit wordt gebruik gemaakt om eerst het leger op te bouwen.” Dat leidde tot diplomatieke spanningen, want de Eufor-militairen moesten hun neutraliteit behouden. “We werden af en toe geprovoceerd door de regeringstroepen. Ze wilden per se mee op patrouille. Dat hield in dat wij op gegeven moment patrouilles moesten afgelasten.”
Bestaan in de kampen
De militairen hebben ervaren dat de kwetsbare groep waar de missie op gericht was, profiteerde van de aanwezigheid van de internationale troepenmacht. Vluchtelingen keerden weer naar huis en voelden zich veiliger. Velen hadden inmiddels ook wel een bestaan opgebouwd in de kampen. Overdag deden zij hun werk op de maïsvelden buiten het vluchtelingenkamp en ’s avonds keerden ze weer terug. De militairen werden in het begin overal enthousiast onthaald. Uiteindelijk veranderde het wel een beetje, vertelt marinier 1 R. Schmall. “We hebben meegemaakt dat kinderen stenen gooiden. Ze verwachtten misschien hulp, maar dat konden we niet geven.” Voor Schmall was het de eerste uitzending. Hij was boordschutter en chauffeur op één van de Land Rovers. De patrouilles duurden vier tot acht dagen, waarna hij weer een week terug was op het kamp. “In elk dorp waar we kwamen, hebben we contact gehad met de bevolking. Er moest verplicht een praatje worden gemaakt met de dorpsoudsten en alle belangrijke personen. Dat werd weer teruggekoppeld op de Forward Operating Base.”
Viking
De missie in Tsjaad was een beproeving voor het nieuwe rupsvoertuig Viking. Het bleek een daverend succes. Waar wielvoertuigen ophielden, ging de Viking verder. Tijdens de eerste helft van de uitzending moesten de voertuigen veelvuldig waden door diep water. Het tweede detachement had vooral te kampen met droogte, waardoor de lemen ondergrond extreem stoffig werd. Voor korporaal Ehren een mooie uitdaging: “Van de bestaande voertuigen hebben we al een lijst met voorkomende problemen, voor de Viking moesten we zelf alle klachten zoeken. Het is hele andere techniek dan de oude BV’s.”
Geen Afghanistan
In het gebied rond Goz Beida, waar de mariniers verkenningen uitvoerden voor het Ierse bataljon, bevonden zich ongeveer zeventig procent van alle vluchtelingen in Tsjaad. Uit een voorlopige evaluatie is gebleken dat het aantal overvallen op de internationale hulporganisaties drastisch is gedaald en dat vluchtelingen en ontheemden weer langzaam terugkeren naar hun huizen. “Als de nieuwe situatie in de toekomst gehandhaafd kan worden, dan kunt u later zeggen dat u met succes heeft bijgedragen aan de geschiedenis van Tsjaad en de mogelijkheid hebt geschapen voor nieuwe generaties met een leven zonder conflict”, aldus generaal Zuiderwijk.
Bij elke medaille-uitreiking wordt nog eens onderstreept dat de medaille (ook) opgedragen is aan het thuisfront. Zonder de steun van hen lukt het de militair niet om lang en ver van huis in moeilijke omstandigheden scherp te blijven. “Ik vind het goed dat daar nog eens bij stil wordt gestaan”, zegt chef monteur korporaal der mariniers E. Ehren. “Het is voor de familie niet prettig dat je lang op uitzending bent.” De ouders en zus van marinier Schmall wisten niet veel van het Afrikaanse land, behalve dat het er heet is en dat het geen Afghanistan is. “We vonden het wel spannend, maar we wisten dat het een veilige missie was.”
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
73
Verzoek ingewilligd Canadese veteraan geëerd in België door het Eerste Mariniersbataljon Door: Marco Wilbrink, Humanistisch geestelijk verzorger bij het Eerste Mariniersbataljon Foto’s: Cees Baardman Tijdens de bergtraining in Vernon BC, Canada werd een delegatie van het Eerste Mariniersbataljon uitgenodigd bij de herdenking van VE-day op 8 mei 2009. Tijdens deze herdenking raakte luitenant
ter zee der tweede klasse Nathalie van der Pol in gesprek met Muriel Sanderson Zij vroeg aan Nathalie of zij het graf van haar broer, Charles Arthur Atkinson, zou kunnen bezoeken als ze terug was in Nederland.
Muriel Sanderson had zelf twee poppetjes gemaakt en verzocht Nathalie die op het graf te willen plaatsen. Mevrouw Sanderson was niet meer in staat het graf van haar broer te bezoeken. Slechts één keer was zij bij het graf van haar broer geweest en hun vader had het graf zelfs nooit kunnen bezoeken. Natuurlijk werd dit verzoek ingewilligd en nog dezelfde middag werd er besloten om dit op gepaste wijze met een korte ceremonie te doen. Het gevolg was dat op 12 juni een delegatie, bestaande uit ltz2oc Van der Pol, S8 van het Eerste Mariniersbataljon, aoomarnalg de Jong, chef d’equipage 10e Verzorgingscompagnie en ltz1 Wilbrink, geestelijk verzorger van het Eerste Mariniersbataljon, vertrok naar het Canadian War Cemetery te Adegem in België. Tijdens de korte ceremonie werd een krans gelegd namens mevrouw Muriel Sanderson en het Eerste Mariniersbataljon. De twee poppetjes werden op het graf geplaatst, er werd een moment van bezinning gehouden en een minuut stilte. Tijdens het bezinningsmoment werd de vraag gesteld waarom een Nederlandse militair dit zou doen. Het antwoord was
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
74
duidelijk: Charles Arthur Atkinson was een van de vele Canadezen die vrijwillig naar Europa kwamen om ons te bevrijden van de onderdrukking. Maar hij was ook een van de 50.000 Canadezen die voor de bevrijding van Europa hun leven gaven. “Charles Arthur Atkinson gaf ongevraagd. Hij gaf toen hij besloot om als vrijwilliger naar Europa te gaan, hij gaf toen hij op 6 juni landde tijdens D-day, hij gaf toen hij op 6 oktober gewond raakte en hij gaf tot slot toen hij op 31 oktober op 23 jarige leeftijd aan zijn verwondingen overleed en hier werd begraven, ver van zijn geliefden en zijn land. Hiermee gaven ook zijn geliefden want zij moeten Charles missen en zelfs nu nog kunnen zij niet herenigd worden. De grote offers die zij voor onze vrijheid gegeven hebben, verplichten ons om een zodanig bescheiden verzoek aan ons in te willigen, om zo onze dank te betuigen voor het offer dat zij gegeven hebben. En daarom stonden wij die mooie 12e juni aan het graf van Charles Arthur Atkinson en hebben wij daarmee een verzoek ingewilligd!
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
75
Tweede Mariniersbataljon Commandant: LTKOLMARNS E.B. Brust Chef d’Equipage: AOOMARNALG F.J. Smiet
Inleiding Commandant aan de hand van maritieme gezegden
We kennen vele gezegden in Nederland. De meeste zijn gek genoeg afkomstig van de scheepvaart of hebben een maritieme achtergrond zo u wilt. Denk maar eens spreekwoorden of gezegden met het woordje boeg of kiel erin. Of denk aan (bak)zeil, boot of kribben. Maar waar komt nu: “Driemaal is scheepsrecht” vandaan? Het gaat in ieder geval om een handeling waarbij men de tweede herhaling bespot, rechtvaardigt of onderstreept. Dit is mijn derde inleiding als Commandant 2-Marnsbat, maar voorlopig de laatste aangezien ik op 24 augustus 2009 het stokje na ruim (of pas) een jaar weer overdraag. Het blijft dus bij drie. Driemaal is scheepsrecht: ik zal proberen mijn overwegingen als Commandant van het afgelopen kwartjaar weer met u te delen. Dit keer gaan we niet letterlijk mijn agenda langs, maar passeren de eenheden opeenvolgend.
Foto’s: AVDD
diende te worden gestuurd. Een ander gevolg was dat door het ontbreken van cruciale stafofficieren, personeel van buiten werd aangetrokken om ad interim zaken voor het bataljon te regelen. Immers het bataljon was nog wel voor ongeveer 90% gevuld (meer dan zeshonderd mariniers). Zo werd een Trainingsofficier (TO) van Amfibisch Logistiek Bataljon (ALB) geleend. Waarvoor dank. Dat de TO zo goed bevalt dat ik hem graag als OCC20 wil hebben, lijkt op salamitactiek, maar zie ik meer als de juiste man op de juiste plaats en het bestendigen van kwaliteit bij 20-Vzgcie. Het betekende ook dat een Mariniers Training Groep (MTG) in het leven werd geroepen om druk bij het tweede bataljon weg te halen. De MTG werd verantwoordelijk gesteld voor het opwerken van eenheden voor Afghanistan. Voor mij was 20-Vzgcie vóór mijn Commandantschap een grote onbekende. Onbekend, maakt onbemind. Inmiddels heb ik wel geleerd dat het niet zeilen is zonder een zeil of als een schip te veel wordt afgetuigd het niet meer kan varen, en dat zeil is voor 2-Marnsbat de 20ste Vzgcie. Wanneer daarbij onderdelen of personeels-
Bataljonsstaf en 20ste Verzorgingscompagnie
De bataljonsstaf heeft de afgelopen periode na Noorwegen een aantal keren flink overstag moeten gaan. Hetzelfde werk moest met minder personeel – bij afwezigheid van een OC, S2, S3, TO, S4 en diverse onderofficieren uit de staf – worden gedaan. Voormalige doctrines en gewoontes konden daardoor niet meer comfortabel worden nagestreefd. Men diende zich buiten zijn comfortabele zone te begeven. Soms beklijfde het gevoel of het een kwestie van pompen of verzuipen was. Dat betekende een aantal dingen. Eén daarvan was dat de 80-20% regeling (80% van de tijd besteden aan 20% van het werk) overboord werd gezet en er meer op hoofdlijnen
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
76
leden met (te)veel specifieke kwaliteiten (bijvoorbeeld diploma Gevaarlijke Stoffen) worden gemist, komt het bataljon letterlijk tot stilstand. Gelukkig bestaat een dergelijke eenheid veelal uit liefhebbers en ‘vakidioten’ in positieve zin van het woord en wordt het met de Can Do-mentaliteit altijd weer werkbaar gemaakt. Hartstikke goed, maar ben me wel bewust van de potentiële valkuil…
21ste Infanteriecompagnie
21-Infcie is als laatste eenheid van 2-Marnsbat aan de beurt om naar Afghanistan te gaan. Inmiddels zijn de 22ste en 23ste omgebouwd tot Versterkte Marinierscompagnieën (Marnscie’n) bestaande uit hoofdzakelijk mariniers. 21-Infcie is nog Infcie en dat had de afgelopen periode behoorlijk wat consequenties. Vanuit het hoofdkwartier Den Helder kwam bijvoorbeeld een noodzakelijke opdracht: “Wijs even drie kaderleden aan die naar het MOC moeten.” Ik had nog wel de illusie dat ik mocht bepalen wie dat zouden zijn. Veel heb ik daarbij naar 21-Infcie gekeken. 21-Infcie werd steeds vaker een echte Marinierscompagnie, maar dan niet versterkt zoals hierboven bedoeld. Steeds meer kader werd uit deze compagnie getrokken en dus met recht een marinierscompagnie. Gelukkig is de eenheid hier altijd zuiver en loyaal mee omgesprongen, waarvoor mijn dank als Commandant. Immer heb ik de Compagniescommandant voorgehouden dat hij ‘vanzelf’ Centre of Gravity zou worden. “Ooit sta jij vooraan in de rij.” Sommige mariniers van 21-Infcie menen dat ze thans Centre of Grafitti zijn. Maar ik maakte me toch zorgen, gelukkig nooit een echte ramkoers
22ste Marinierscompagnie
22-Marnscie is planmatig als eerste grote eenheid aan de beurt om deel te nemen aan de missie in Afghanistan. Daarbij laat ik even de Strategic Reserve Force (SRF) buiten beschouwing. 22-Marnscie gaat deel uitmaken van Task Force Element 11 (TFE-11). Als eerste eenheid uit een reeks (van vier dit keer) is het altijd lastig de zaken in het juiste vaarwater te krijgen. Zo moesten personeel en materieel gereed worden gemaakt voor uitzending. Voor het personeel was door C-MTC een aparte opwerkgroep in het leven geroepen. De Mariniers Training Groep stond in ieder geval voor 22-Marnscie onder leiding van CC24 en heeft prima werk afgeleverd. Dat is ook het geval voor 23-Marnscie die als tweede shift gepland staat om naar Afghanistan te gaan. De derde en vierde shift, respectievelijk 13-Marnscie en 21-Marnscie (dan reeds omgebouwd), zullen door een MTG worden voorbereid met een andere officier aan het hoofd, niet meer CC24. Thans is nog onduidelijk of die uit 2-Marnsbat zal komen.
gevaren. Ik maakte me ook zorgen, omdat een grote internationale oefening – de Jungletraining in Brunei – op het allerlaatste moment werd afgeblazen. (De Advance Party zat al in Brunei). Gelukkig werden alle zeilen bij gezet voor een goed alternatief. Een uitstekend alternatief zo bleek. Vanwege, door of met behulp van het ressort Czmcarib werd een uitstekende training op Curaçao afgewerkt. Driemaal hoezee…
Terug naar 22-Marnscie. In totaal hielden vier partijen zich bezig met de voorbereiding van deze eenheid. Ten eerste was dat de eenheid zelf, ten tweede de MTG, als derde verantwoordelijke was de bataljonsstaf van 2-Marnsbat en de vierde component was MTC-staf, met name de logistiek poot. CSS-2 van het Amfibisch Logistiek Bataljon leverde daarbij verschillende elementen om de schiettraining in Grafenwöhr mogelijk te maken. U kunt zich voorstellen dat het even heeft geduurd om hierin een goede balans te vinden. De geleerde lessen zijn inmiddels voor 23-Marnscie onderkend en doorgevoerd. Mijn waardering is dan ook erg groot voor de eenheid zelf die ondanks het onvoorspelbare getij de juiste koers heeft kunnen blijven varen.
Even iets verder terug. In de maand maart – Curaçao was mei/ juni – nam 21-Infcie deel aan de oefening Egemen uit het Ideationconcept. Omdat 21-Infcie inmiddels onder een toelaatbare norm qua aantallen was gezakt, was het Alle hens aan dek. Het Eerste Mariniersbataljon was gelukkig bereid haar Anti-Tank Peloton voor zowel Egemen als Brunei af te staan. Later werd Brunei dus Curaçao. Helaas bleek gedurende de oefening Egemen dat CC21 niet altijd zijn koers kon bezeilen. De inleidende fases waren leerzaam, maar de landfase viel in het water door voornamelijk een slecht vijandplaatje.
Maar daarvoor moest wel veel water door de Rijn vloeien. Op ongeveer driekwart van de voorbereiding waren de geruchten in
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
77
uit het Ideation-concept. Logischer zou het zijn geweest om 21-Infcie ook deze oefening te laten uitvoeren – na Egemen – omdat 21-Infcie al in het oefengebied aanwezig was, gewend was aan de amfibische setting en 23-Marnscie daardoor eerder met missiegerichte training bezig kon zijn. Maar aangezien we er nog vanuit gingen dat 21-Infcie naar Brunei ging, werd deze compagnie uitgevlogen en 23-Marnscie ingevlogen om samen met de Roemeense mariniers een oefening te draaien rondom Constanta aan de Zwarte Zee. Van deze oefening treft u een verslag verderop in deze QPO. Hoewel de wal het schip keerde doordat onder andere een gevoelig oefengebied op het laatste werd ontzegd, heeft 23-Marnscie over het algemeen een prima oefening gedraaid. Al met al een goede eerste aanzet als Versterkte Marinierscompagnie.
Doorn niet van de lucht. Bij 22-Marnscie vielen met name de enkele man vaardigheden tegen, althans dat was de conclusie na de eerste weken Grafenwöhr schiettraining. CC22 heeft zich nog wel eens terecht boos gemaakt dat er over zijn club werd gesproken zonder daarbij zelf aanwezig te zijn geweest. “Aan de finish worden pas de prijzen uitgereikt,” meldde ik hem dan, gevolgd door: “Ik heb alle vertrouwen in jou en je club.” Gek genoeg toonde de eenheid, en dus de mannen, enkele weken later aan er zeer goed voor te staan en stak met kop en schouders boven de neveneenheden uit tijdens de eindoefening Uruzgan Integration. Hiermee is 22-Marnscie ruimschoots gecomplimenteerd. Er is hard gewerkt voor een goed resultaat en nu reilt en zeilt de eenheid uitstekend. However, zonder het te bagatelliseren, dit is slechts een tussenklassement. De finish ligt ergens aan het eind van dit jaar, als alle mannen weer veilig terug zijn uit Afghanistan en uitstekend werk hebben verricht (dit is overtuiging en geen vraag). ‘Safety First’, maar met de nuancering dat de hoofddoelstelling natuurlijk nooit kan zijn dat al het personeel veilig terug moet komen. Begrijp me alstublieft niet verkeerd, maar als dat de doelstelling is, kost het moeite om van de compound te komen en het werk te verrichten. Dat dit de uitdrukkelijke wens is! – iedereen veilig terug in Nederland (en voor het thuisfront kan dit wel de hoofddoelstelling zijn) – is zo helder als Nederlands leidingwater. En ik wil dat ook graag straks kunnen constateren. Ik wil 22-Marnscie een korte boodschap meegeven. Ga uit van eigen kracht; besef dat cohesie je grootse Force Multiplier is (een klein lek kan een groot schip doen zinken); er geen ruimte is voor arrogant of stoer gedrag maar zeker wel voor daadkrachtig en weloverwogen optreden. En, in jullie geval staan de beste stuurlui niet aan wal, maar aan boord. Succes!
Inmiddels – ten tijde van het schrijven – heeft 23-Marnscie bijna haar vier weken Viking Synergy erop zitten en is de eerste bulk aan noodzakelijke opleidingen voor Afghanistan achter de rug. Over een week gaat de compagnie naar Grafenwöhr voor een Schiet & Mobility training onder leiding van de al eerder genoemde MTG.
24ste Ondersteuningscompagnie
Last but not least: 24-Ostcie. Deze compagnie staat bijna op ‘nul’. Dat wil zeggen dat de AT-ers als AT-schutters en Viking-chauffeurs zijn ingedeeld in TFE-10 en -11. Assault Engeneers en mortieristen (81mm) zijn ook verdeeld over TFE-10 en -11, maar dan louter voor hun specialisme. De verkenners treden op als infanterist of, indien van toepassing, Marksmen of Sniper. OCC24 heeft een verhaal over de voorbereiding op Afghanistan geschreven. Daarin wordt duidelijk dat zij als IED-specialist acteren en de AE-sectie, van het Korps Mariniers in principe aan de marinierscompagnieën worden gekoppeld. En dat begint al in de voorbereiding. Vanwege cultuur en het taalgebruik (bijvoorbeeld “Kom niet zeuren, maar Search’en met je geraamte,“ aldus mariniers onderling) is de wisselwerking uiterst soepel en het relatief gemakkelijk tussen de klippen door zeilen.
23ste Marinierscompagnie
23-Marnscie is direct na de wintertraining ‘aan gezet’, althans intern CZSK. Vanaf 1 juli wordt 23-Marnscie formeel zichtbaar als zodanig in Peoplesoft en is dat ook de overgang als shift twee naar het CLAS. Zoals reeds gemeld, heeft iedere shift zo zijn eigen merkwaardigheden, bijzonderheden, voordelen en nadelen. Wat dat betreft, treedt er wel consistentie op in het opwerkprogramma, maar er zijn voldoende andersoortige uitdagingen voor de respectievelijke shifts. Daar waar 22-Marnscie gebruik kon maken van de Vikings die bestemd zijn voor het uitzendgebied, werken de volgende shifts met ‘alleen’ de opwerkset, waarbij voor 23-Marnscie nog niet alle Vikings ‘afgebouwd’ zijn conform Afghanistan-modus (met alle extra’s).
Zoals aangegeven is dit – voorlopig – mijn laatste inleiding. Vanaf 24 augustus 2009 word ik Plaatsvervangend Commandant TFU-8 en ga ik daadwerkelijk in februari 2010 op uitzending voor ongeveer zeven maanden. (Overigens ‘voorlopig’ omdat ik er rekening mee houd dat ik na Afghanistan wederom als Bataljonscommandant bij u wordt geplaatst). Ik wens u, personeel van het Tweede Mariniersbataljon, een Behouden vaart toe! En om met de woorden van Michiel Adriaenszoon de Ruyter te spreken: “Ik heb volledigh vertrouwen in u, ‘t sal waerachtig wel gaen.”
Direct na de CZSK interne formeringdatum diende 23-Marnscie nog wel deel te nemen aan de oefening Cooperative Lion, ook één
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
78
Opwerken staf Door: S4LOG
TFU-7
Niet alleen 22-Marnscie en andere eenheden van Battle Group 10 (BG-10) zijn begin maart gestart met hun opwerktraject, ook de staf TFU7 is begonnen met haar voorbereidingen. De staf bestaat uit ongeveer honderd mannen en vrouwen, afkomstig uit alle krijgsmachtdelen en zelfs vanuit andere departementen. Zo staat naast de commandant van TFU (COM TFU) een Civilian Representative (Civrep), die leiding geeft aan het Provincial Reconstruction Team (PRT). Ook een Legal Advisor (Legad), meerdere Political Advisors (Polad) en een adviseur ontwikkelingssamenwerking (OSAD) zijn van de partij. Het interdepartementale karakter van de staf heeft zijn oorsprong in de 3D-benadering (Defence, Diplomacy, Development) die Nederland in Uruzgan hanteert. Tijdens het opwerken wordt de staf TFU-7 ondersteund door het zogenaamde training ondersteuningsteam (Trost) uit Amersfoort, bestaande uit zo’n vijftien luitenant-kolonels (!). Deze observer/trainers (OT’ers) kijken gedurende de staftrainingen mee met elke sectie van de staf. De meesten hebben als sectiehoofd in voormalige TFU-staven gewerkt en weten dus welke problemen en issues leven in het inzetgebied. Daarnaast hebben zij regelmatig contact met het inzetgebied, om zo realistisch mogelijke scenario’s voor te
schotelen aan de staf. Inmiddels hebben drie staftrainingen plaatsgevonden, waarin operaties zijn gepland en in een CPX uitgevoerd. De operaties die de staf steeds plant, hebben in het echt plaatsgevonden of liggen in lijn met geplande acties in Uruzgan. Het idee is namelijk om alvast nagedacht te hebben over zaken waar deze staf zich van juli 2009 tot februari 2010 in Uruzgan mee bezig gaat houden. De staf TFU-7 is grofweg te verdelen in twee groepen, die in elke sectie zijn vertegenwoordigd. De current-medewerkers houden zich bezig met lopende operaties (bijvoorbeeld de Ops Room), terwijl de plansmedewerkers zich richten op operaties die nog moeten beginnen. De operaties in Uruzgan kunnen door twee spelers worden geïnitieerd, namelijk door COM TFU zelf of door de Commander Regional Command-South (COM RC-S) van ISAF. Elke operatie dient ook nog goedgekeurd te worden door de directeur operaties (DOPS) in Den Haag. Als COM TFU zelf een operatie initieert en deze is goedgekeurd door de DOPS en COM RC-S, begint het planningsproces. De Landmacht hanteert voor de planning het zogenaamde TBM (tactisch besluitvormingsmodel), wat niet zoveel verschilt van het Seven Questions Model (7Q’s) waar het Korps Mariniers mee plant. Het grootste verschil zit in de rol van de commandant, wiens invloed bij het TBM beduidend groter is. QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
79
Foto: AVDD
Naast plannen en achter een laptop zitten, wordt er ook nog wat gewerkt aan de militaire vaardigheden van de staf. Zo hebben inmiddels twee schietmomenten plaatsgevonden, is er een handgranaat gegooid en zijn lessen ZHKH en Search gegeven. Ook de missiegerichte informatie (MGI) heeft reeds de revue gepasseerd. Vanwege de deelname van mariniers aan de missie in Uruzgan, is ons korps ook vertegenwoordigd in de staf. Met zes officieren zijn zowel de commandogroep als de secties G2, G3, G4, G5 en G6 gevuld met personeel van het Korps Mariniers. Aangezien de mariniers met name in het planningsteam zijn vertegenwoordigd, krijgt de staf langzaam maar zeker toch ook wel een ‘marinierstintje’. Het is als marinier even wennen om in een door de Landmacht gedomineerde staf te werken. Absoluut niet vervelend, maar met name bepaalde afkortingen, termen en een toch wel verschillend cultuurtje resulteren in de nodige aanpassingen. Toch blijkt dat we vaak hetzelfde bedoelen, al zeggen we het iets anders. Of de samenwerking tussen alle krijgsmachtdelen en tussen verschillende departementen gaat werken – ik heb er alle vertrouwen in – , zullen we merken tussen juli 2009 en februari 2010. We hebben dan in elk geval zeven maanden de tijd om nog meer aan elkaar te wennen.
22-Marnscie Grafenwöhr februari 2009
Achttien weken tot
Afghanistan
Foto’s: AVDD
Door: PC 1&3pel 22-Marnscie Ter voorbereiding op de uitzending naar Uruzgan in juli 2009, heeft 22-Marnscie de eerste drie weken van februari een schiettraining in de Duitse deelstaat Beieren uitgevoerd. Dit was de laatste ‘zelfstandige’ training van 22-Marnscie voordat deze eenheid op 1 maart 2009 onder bevel werd gesteld van het 17e Pantser Infanteriebataljon en formeel begon met het opwerken voor TFE 10. De schiettraining in Grafenwöhr werd voor een groot deel gefaciliteerd door de Mariniers Training Groep (MTG). Deze trainingsgroep is speciaal geformeerd om de compagnieën die zijn aangewezen voor Afghanistan te ondersteunen en te begeleiden bij het uitvoeren van hun training.
Tijdens de eerste fase werd met alle wapensystemen die in gebruik zijn bij zowel de infanterie-, het vuursteun (VUST)- en het Vikingpeloton getraind. Het is van belang dat de mariniers helemaal ‘los’ worden op zowel hun persoonlijk wapen als op een aantal groepswapens waaronder de MAG en de .50. Om het persoonlijk wapen beter onder de knie te krijgen werd het enhanced marksmanship program (EMP) doorlopen. Verder werden er door iedereen handgranaten gegooid en waren er voor het eerst sinds lange tijd veel granaten voor de UGL beschikbaar, waardoor ook iedereen hiermee
Een druk programma stond voor ons klaar in Grafenwöhr en bestond uit drie fasen: • fase 1 ‘Know your weapons’. • Fase 2 ‘Be brilliant at the basics’. • Fase 3 ‘Combined Arms; think it, plan it, use it’.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
80
heeft kunnen schieten. Voor veel mariniers de eerste keer! Ook met de Pantzerfaust 3 (PzF) is uitvoerig geoefend en geschoten en de 60mm schutters van het VUST-peloton zijn afgetest. Tijdens de tweede fase werd de stap gemaakt naar het geweergroepsniveau en werden er in combinatie met onder andere de Vikings geweergroep scenario’s afgewerkt. De ruim opgezette schietbanen in Grafenwöhr leenden zich hier uitstekend voor. Ook was er op een van de banen een quala complex nagebouwd zodat het Optreden in Verstedelijkt Gebied (OVG) in een scenario beoefend kon worden. De technische en tactische details op het gebied van OVG konden worden aangescherpt in het Shooting House, waar daadwerkelijk met scherpe munitie een aantal ruimtes gezuiverd kon worden. Ook deed het gewondenspel zijn intrede. Tijdens ieder scenario kon het gebeuren dat er een gewonde werd aangewezen waardoor de Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV’er) en Combat Life Saver (CLS’er) aan de slag moesten. Gezien de recente toevoeging van AMV’ers aan de Marnscie was dit een waardevolle training waarbij de mariniers een goed beeld kregen van de (on) mogelijkheden van de AMV’ers. Tijdens alle scenario’s in fase twee werd heel erg gelet op hoe de basic skills en drills tot op het niveau QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
81
22-Marnscie ‘Uruzgan Integration’ maart - april 2009 Door: PC 2pel 22-Marnscie In de weken 13 t/m 15 vond op en rond de Veluwe de grootschalige eindoefening Uruzgan Integration 13 (UI-13) plaats. Voor 22-Marnscie diende de Stroesche Heide als uitvalbasis, waarbij tijdens de laatste week ook compagniesoperaties plaatsvonden op zowel de Leusderheide als de Doornspeijkse Heide. Met het geplande vertrek vanaf midden juli viel deze eindoefening voor Battle Group 10 (BG-10) vroeg in de opwerkperiode. Plantechnisch kwamen deze weken het beste uit in verband met de vele feestdagen verderop in de opwerkperiode. 22-Marnscie heeft laten zien klaar te zijn voor de taken die wachten in Afghanistan.
van de geweergroep werden uitgevoerd. Waardevolle lessen werden geleerd!. Tijdens de derde fase gingen we van geweergroeps- naar pelotons-, of eigenlijk Combined Arms Team (CAT) niveau. Een CAT is een samengestelde eenheid waarvan de kern gevormd wordt door een infanteriepeloton met zijn voertuigen, aangevuld met specialisten (enablers) die nodig zijn voor het uitvoeren van een opdracht. Zo gaan er bijvoorbeeld Assault Engineers (Genie) of een Fire Support Team (FIST) mee. Eenheden die normaal aan een compagnie worden toebedeeld worden nu (en ook in Afghanistan) onder bevel gesteld van de pelotons-, of CAT commandant. Geen sinecure! (Potom’ers let op). Er werd tijdens deze fase de tijd genomen voor een gedegen troepenaanvoeringsprocedure. Na de planningsfase werden de orders gegeven conform de SOP zoals deze gehanteerd wordt in Afghanistan. Hierna voerden we de actie uit op een baan, eerst droog en daarna met scherp. Na een evaluatie door het trainingsteam maakten we vervolgens nog een run met scherp om er zoveel mogelijk van te leren. Het was goed om in een CAT samenstelling te kunnen oefenen waarbij een aantal belangrijke enablers aanwezig was. Bovendien was het goed om te zien wat deze specialisten voor de eenheid kunnen betekenen. Tijdens de laatste twee dagen was er zelfs een vliegtuig zodat ook de Forward Air Controllers een hogere trainingswaarde konden behalen. Ook voor alle andere mariniers werden de scenario’s hierdoor nog realistischer.
Het doel van deze eindoefening was om zoveel mogelijk te integreren binnen de BG en daarnaast zoveel als mogelijk samen te werken met de vele ‘enablers’. Denk hierbij aan de Assault Engineers of Genie, de Explosieven Opruimings Dienst (EOD), de hondenteams, het Fire Support Team (FIST), het Police Mentoring Team (PMT), het Electronic Warfare (EW) team en het Psyops Support Element (PSE), om er maar een paar te noemen. Een enorme O&T (Opleiders en Trainers) organisatie was opgetuigd om 22-Marnscie te debriefen. Zo had elke subeenheid, afhankelijk van het specialisme zelfs tot op groepsniveau, een eigen O&T-er. Aangezien de O&T organisatie voor 95% bestond uit mensen die zeer recent nog naar Uruzgan uitgezonden waren geweest, werden adviezen ter harte genomen en werd door de gretige mariniers zoveel mogelijk informatie verzameld. Onze compagnie zat op een Forward Operating Base (FOB) in Stroe als onderdeel van de Battle Group. De Alfa-compagnie van de Luchtmobiele Brigade en de Bravo-compagnie van het 17e Pantser Infanteriebataljon zaten op een FOB op de Vlasakkers en
De schiettraining in Grafenwöhr bracht 22-Marnscie weer een stapje dichterbij het gewenste niveau. Het schieten met ‘schaarse’ munitiesoorten en de medische training zijn als zeer positief ervaren en van grote meerwaarde geweest. Ook gaf deze training wederom voldoende stof om de SOP’s verder aan te passen en te verfijnen. De lat ligt hoog maar er is nog een lange weg gegaan tot Afghanistan.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
82
Foto: 22-MARNSCIE
Twaalf weken tot Afghanistan
De avond ervoor werd het hele orderproces doorlopen, waarbij de pelotonscommandanten werden gedwongen om na te denken over gebruik en inzet van de beschikbare vuursteunmiddelen en enablers die mee gingen op patrouille. Naarmate de week vorderde, ging dit steeds beter.
’t Harde. Elke compagnie trad organiek op zoals we in Afghanistan ook gaan opereren, dat wil zeggen dat elke compagnie zijn eigen enablers ter beschikking had. Deze konden worden ingezet voor het effect dat behaald diende te worden. Voor zowel de compagnie als de verschillende enablers was dit een ideale opzet. Wederzijds begrip en vertrouwen zijn vergroot, vooroordelen weggenomen en vragen konden ter plekke worden beantwoord.
De tweede anderhalve week stond in het teken van het uitvoeren van compagniesoperaties; er vonden er in totaal drie plaats. De eerste actie was het uitvoeren van een Cordon & Search operatie waarbij een IED-facilitator moest worden opgepakt. Deze actie werd snel en succesvol uitgevoerd. Tijdens de tweede actie moest er een medische hulppost worden opgericht en beveiligd in de buurt van een bazaar. Hier blies een zelfmoordenaar ofwel suicide IED’er (SIED) zichzelf op waarbij veel burgerslachtoffers vielen. Hier trainden we vooral de medische afvoerketen en moest men daarnaast omgaan met een aantal prikacties van de Opposing Militant Forces (OMF).
De eerste anderhalve week bestond uit niveau III, ofwel training op pelotonsniveau. Daarbij werden er elke dag verschillende scenario’s doorlopen, compleet met Pastho sprekende role players. De scenario’s zaten over het algemeen goed in elkaar en benaderden de werkelijkheid. De zaken die aan bod kwamen waren onder andere: • konvooibegeleiding, • het bezoeken van een dorp, • het omgaan met local nationals (LN’s), • gewondenafvoer, • IED strikes.
De derde compagniesoperatie bestond uit het in kaart brengen van een aantal OMF locaties, om daarna een gebied / dorp te zuiveren van eventueel aanwezige OMF-strijders. Tijdens deze actie was ook een aantal Chinooks ter beschikking om een deel van 22-Marnscie te verplaatsen naar het operatiegebied.
Al deze acties duurden een dagdeel, dus als er iets niet helemaal goed zou gaan, dan kon het nog een keer over gedaan worden.
De UI-13 was voor 22-Marnscie zeer geslaagd en onze compagnie mag trots zijn op het behaalde resultaat. Er is op elk niveau heel hard gewerkt om een goed product neer te zetten. De compagnie heeft laten zien in staat te zijn om met de toegewezen enablers uit de voeten te kunnen, meerdaagse complexe operaties te kunnen plannen en uitvoeren. Het planningsproces verloopt op alle niveaus soepel en er zijn steeds minder op- of aanmerkingen op de skills en drills. Dit wil niet zeggen dat alles perfect is gegaan want nog altijd geldt: “The biggest room in the house, is the room for improvement.” Er staat nog één schiettraining gepland in Duitsland, van circa twee weken. Hier moeten de spreekwoordelijke puntjes op de ‘i’ worden gezet voordat de compagnie vanaf 15 juli zal inroteren in Afghanistan.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
83
Door: PC 1 Pel Op zaterdag 4 april is 23-Marnscie richting Roemenië vertrokken om deel te nemen aan de Nlmarfor oefening Cooperative Lion. Eenmaal in de lucht leek het toch niet allemaal zo soepel te verlopen als we hadden gehoopt; na een half uurtje vliegen bleek er een elektrisch probleem te zijn en keerden we terug naar Eindhoven. Het euvel was echter snel verholpen en we zijn wederom richting Roemenië vertrokken. Daar aangekomen, begonnen direct de voorbereidingen voor de aankomende periode. Het doel van de oefening was het bijhouden of het aanscherpen van de amfibische skills & drills en het samenwerken met de Roemeense mariniers. De oefening was in een aantal fases verdeeld, die onderstaand beschreven worden.
Fase 1. Riverine Ops
Zondag 5 april stond in het teken van de verplaatsing naar het inzetgebied. Na een
23-Marnscie:
uitgebreide inlichtingenbriefing en de nodige orderuitgiftes waren we gereed om te gaan. Na een reis van dertien uur over het Zwarte Zee kanaal en de Danube (plaatselijke naam voor de Donau), kwamen we aan bij een plaatsje genaamd Rasova. Bij dit plaatsje aan de Danube liggen een drietal eilanden waar onze weerstand zich zou ophouden. De weerstand bestond uit personeel van de lokale politie en stond deze oefening bekend onder de naam Fighters for Economical Justice (FEJ). Deze groepering, bestaande uit zestien personen streed voor een economische gelijkheid onder de burgerbevolking van Lionia (Roemenië in het scenario). Het eiland X-ray was aan het eerste peloton toebedeeld, om onder observatie te houden en tevens onze aanwezigheid te tonen. Zulu-eiland werd toebedeeld aan het derde peloton met gelijke taken. De dagen erna stonden in het teken van verkenningen en van verbeteren van Situational Awareness. De patrouilles waren allemaal ter voorbereiding op de eindaan-
vallen op beide eilanden, waarbij het aanhouden van de FEJ-leden als hoofddoel stond. Na het succesvol zuiveren van de eilanden en het arresteren van de FEJ zijn we weer uit het gebied vertrokken met LCU’s (Landing Craft Utility) en LCVP’s (Landing Craft Vehicle Personnel, MK5).
Fase 2. Live Firing
De tweede fase van de oefening stond in het teken van een live-firing oefening die gepland stond op een schietbaan van de Roemeense luchtmacht direct aan zee. Na wat voorbereidingen aan boord was het dan zover, we zouden door middel van een amfibische landing aan land gaan om na een tactische opmars de aanval in te gaan. Niets is zo onzeker als amfibisch opereren bleek weer, want door de wind die van zee kwam, konden de LCVP’s niet landen. Hier is door de staf snel op gereageerd en er werden bussen vanaf de haven ingezet om ons naar de schietbaan te verplaatsen. Op de schietbaan aangekomen, deden de geweergroepen hun Battle Preps en kregen de sectiecommandanten hun QBO
Cooperative Lion Roemenië QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
84
Foto’s: AVDD
(Quick Battle Order). Hierna verplaatste de geweergroep - onder dekkingsvuur van de marksmen - over het open terrein naar de startlijn. Vanaf de startlijn werd de aanval ingezet tegen de FEJ-strijders teneinde deze uit te schakelen. Na een drietal runs van onze eigen mannen volgden de Roemeense mariniers, die er iets andere drills op nahouden dan wij. Het was interessant om dit te zien. Na het geven van wat tips en tools kwamen ook de runs van de Roemenen een stuk beter uit de verf.
Fase 3. Eindaanval
De laatste fase stond in het teken van een amfibische raid op een stronghold van de FEJ. Helaas bleek het gebied waar de aanval plaats zou vinden een beschermd natuurgebied te zijn, waardoor de aanval moest worden geschrapt. De kaderleden van de 23ste zijn daarop om de tafel gaan zitten om een mooi alternatief programma in elkaar te zetten. 23-Marnscie heeft de dag daarop aan boord van Hr. Ms. Johan de Witt een Round Robin gedraaid. In de ochtend werd er met de Glock 17 vanaf het helidek geschoten en werden vijf stations met onder andere sport, cls
en aft (aanhouden, fouilleren, transporteren) afgewerkt. ‘s Middags stond in het teken van scenario’s, ‘actie’, intelligent handelen van mariniers’ en OVG. Hierbij werden de mannen op en neer door het schip gestuurd, waarbij ze in verschillende ruimtes scenario’s tegenkwamen zoals het binnendringen met de ‘tweemansdrill’ om een vijand te overmeesteren die een gegijzelde onder schot houdt, het deescalerend optreden bij een ruzie tussen Afghaanse man en vrouw, het zuiveren van meerdere ruimtes en het verplaatsen daar tussen. Hierna hebben we nog een dag met helikopter operaties een scenario uitgevoerd. De mannen werden gebrieft over een scenario waarbij ze een schip moesten zuiveren dat gekaapt werd in de wateren van Somalië. Hierop volgend werd er een geweergroep verplaatst met een Roemeense Puma van helidek naar helidek, waarbij ze even van het uitzicht over de Roemeense havenstad hebben kunnen genieten. Op het moment dat ze aankwamen op het schip moest een trapportaal naar boven gezuiverd worden en direct daarop een gedeelte van het B-dek.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
85
Conclusie
Deze oefening is met gemengde gevoelens ervaren. Positief vanwege het feit dat we in realistische omstandigheden zaten en bovendien wat anders dan we gewend zijn. Zo realistisch dat een marinier bij aankomst in Rasova en bij het zien van vele paard en wagens – het vervoermiddel daar ter plekke - riep: “Goh, dit heeft Nlmarfor wel goed geregeld. Het lijkt net echt op Afghanistan.” Het was ook positief dat de oefenweerstand niet uit eigen personeel bestond, maar uit personeel van de Roemeense militaire politie. Minder positief was het feit dat het scenario van de eindaanval niet door kon gaan omdat het oefenterrein beschermd natuurgebied bleek te zijn en dat de Riverine fase iets minder uit de verf kwam omdat de landingsvaartuigen benodigd waren voor een verkenning elders in het gebied. Uiteindelijk is weer gebleken dat niets zo onvoorspelbaar is als amfibische operaties, maar hebben we er met zijn allen toch weer wat moois van kunnen maken in een zeer kort tijdsbestek.
Mariniers Training Groep Door: CC 24-Ostcie
Binnen het Mariniers Training Commando (MTC) kennen we tegenwoordig een nieuwe afkorting: MTG of MTG-U. Deze afkorting staat voor Mariniers Training Groep - Uruzgan, valt direct onder C-MTC en is verantwoordelijk voor het opwerken van de marinierscompagnieën (Marnscie’n) die naar Uruzgan zullen worden uitgezonden. De aanleiding voor het opzetten van een dergelijke trainingsgroep binnen het MTC was het zeer intensieve programma van 2-Marnsbat. Naast het voorbereiden van 22-Marnscie op uitzending had het bataljon nog vele andere verplichtingen (Joint Warrior, Joint Winter Deployment, Jungle Training, Marinier Verkenner (MV) opleiding, schiettraining 24-Ostcie en 23-Infcie), hetgeen spanning creëerde. Eind september 2008 werd daarom door C-MTC besloten om een MTG-U in het leven te roepen om de compagniesstaven en de staf van 2-Marnsbat te ontlasten. Tijdens het opwerktraject regelt de MTG concreet een nulmeting, media training, Cultural Training en de schiettraining op GTA. Hiertoe stemt de MTG allereerst een programma af met de eenheid. Vervolgens wordt het programma binnen het MTC afgestemd met CZSK. Daarnaast vindt er afstemming plaats met het CLAS en de organisatie van GTA.
Het CLAS kent ook een dergelijk concept voor de Uruzgan Intergration oefeningen die voor elke uit te zenden rotatie gedraaid worden. Hierbij wordt telkens een grote organisatie in het leven geroepen om deze oefening in goede banen te leiden en de eenheid te begeleiden in de uitvoering. Een dergelijke organisatie ziet er imposant uit en heeft vele mogelijkheden, maar het is voor het Korps Mariniers geen haalbare kaart om een vergelijkbare organisatie op te zetten, vanwege de huidige verplichtingen en personeelstekorten.
Hoe ziet de MTG eruit?
De MTG bestaat in de eerste instantie uit een aantal trainers. Zij zijn verantwoordelijk voor de opzet, instructie en uitvoering van de trainingen en oefeningen. Daarnaast heeft de MTG in het laatste gedeelte van het opwerktraject vijf pelotonsmentoren. De mentoren lopen de laatste drie weken mee met de PC en zijn verantwoor-
Hieronder zal ik in kort en bondig uitleggen wat de MTG nu precies inhoudt en wat ze doen, hoe de organisatie eruit ziet en wat de ervaringen tot op heden zijn. Ik sluit af met mijn toekomstvisie op dit concept.
Wat doet MTG?
De MTG is door C-MTC verantwoordelijk gesteld voor het opwerken tot niveau 3 (plus) van de Marnscie voordat de eenheid door CZSK wordt overgedragen aan het CLAS. Het bataljon is verantwoordelijk voor de kwalitatieve en kwantitatieve vulling van de eenheid. Het bataljon is ook verantwoordelijk voor de materiële status van de eenheid (bewapening, kijkers, NVD, voertuigen, uitrusting, et cetera). Het opwerktraject bij de MTG begint voor een Marnscie met een nulmeting op fysiek gebied en een wapentest (handelingen aan het wapen). Daarna begint voor de Marnscie een intensief traject van ongeveer drie maanden van opleiden en trainen om ten slotte vlak voor overgang naar het CLAS drie weken naar Duitsland te gaan. In GTA (Grafenwöhr Training Area), Duitsland, worden de pelotons aan het einde van de periode ’afgetest’ op niveau 3+ (pelotonstaakgroep). De compagnie wordt dan gereed gemeld aan C-MTC en een paar dagen later gaat het opwerktraject verder bij het CLAS. Daarna volgt de MTG nog wel de Marnscie en ondersteunt waar mogelijk. De volgende Marnscie is dan immers ook al weer aan het opwerken.
Foto’s: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
86
COS MTC
delijk voor het trainingsrendement door inbreng van hun ervaring (bijna allen hebben uitzendervaring in Afghanistan). De mentoren zijn er in eerste instantie voor de PC om hem terugkoppeling en advies te geven over zijn optreden en dat van zijn eenheid. Zij monitoren de vooruitgang en sturen indien nodig de training bij in overleg met de trainers. Ten slotte wordt de MTG tijdens de eindperiode in Grafenwöhr ondersteund door CSS-2. Hiermee is aan de randvoorwaarden voldaan om de Marnscie de mogelijkheid te geven zich compleet te focussen op de training zonder al te veel logistieke rompslomp. De eenheid hoeft dus bijvoorbeeld geen kampstaf te leveren, niet voor de veiligheidsverbinding te zorgen of de munitie te bewaken op het munitiecomplex.
H-MTG
Trainingsstaf
Excercise Support
Mentoren
Trainers
Base Camp Staf
Logistieke Ondersteuning
Range Safety
Ervaringen met de MTG?
Momenteel hebben we de eerste ervaring opgedaan met 22-Marnscie en zitten we vlak voor GTA met 23-Marnscie. Ondanks het feit dat we de eerste eenheid niet alle hierboven beschreven ondersteuning hebben kunnen geven, kijken ze toch terug op een zeer leerzame en nuttige periode. We kunnen rustig stellen dat 22-Marnscie het bij het CLAS momenteel goed doet en met vertrouwen op uitzending kan gaan.
Role Players
een lerende organisatie?), blijft er in onze ogen nog steeds ruimte voor verbetering: • dit concept zouden we verder moeten professionaliseren door onder andere een betere nul- en eindmeting. • Voor elke uitzending zouden we deze opzet moeten toepassen • Momenteel zijn het FST (Fire Support Team) en de AE niet goed opgenomen in het opwerkprogramma, zij moeten het nog wel voornamelijk zelf regelen. • Door deze specialisten op te nemen in een algemeen opwerkprogramma kan eenieder van elkaar profiteren. De specialisten kunnen hun basis infanterievaardigheden op een hoger plan krijgen en voor de Marnscie ontstaat de mogelijkheid om meer in de praktijk met Combined Arms te oefenen. • Het bewaken, bijwerken en lespakketten maken van SOP’s en TTP’s zoals die gelden voor de Marnscie. • Er bestaan binnen het MTC met de introductie van de MTG toch nog wat onduidelijkheden over de verantwoordelijkheden die duidelijker gemaakt kunnen worden.
De MTG heeft direct na afloop van de opwerkperiode met 22-Marnscie de geïdentificeerde lessen kunnen omzetten in een aantal concrete verbeteringen. Allereerst in de opzet van de training (meer herhaling) en de organisatie van de MTG (onder andere mentoren en meer personeel). Ook hebben we een bijdrage kunnen leveren aan het tot stand komen van een trainingdirectief van C-MTC voor de Marnscie waarmee alle aangewezen eenheden weten wat er van ze verwacht wordt en dus ook waar ze zelf aan moeten werken.
Toekomst?
Ondanks het feit dat 22-Marnscie het goed doet en we al een aantal concrete verbeteringen in de opzet van de MTG en in het trainingsprogramma hebben kunnen realiseren (zijn we dan toch
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
87
24-Ostcie Assault Engineers gaan 22-Marnscie ‘joint’ ondersteunen tijdens
TFE-10
Door: Pelotonscommandant 3 Pel, 111PAGN (TFE-10)
de ervaren PAGN op het gebied van Search. Na de oefening heeft C 22-Marnscie zijn vertrouwen in het 3de peloton geuit. Dit was wederzijds waardoor er een goede basis is voor samenwerking tijdens de uitzending. Naast de genieondersteuning van 22-Marnscie kunnen ook andere eenheden door de AE worden ondersteund. 111 Pagncie valt namelijk onder de staf TFU (Brigade) en niet onder de Battle Group (Bataljon). Zo zijn in het verleden bijvoorbeeld ook geniegroepen met SFTU (Viper) mee geweest. De AE groep is in staat om Special Forces (SF) te ondersteunen vanwege hun achtergrond bij het Genieverkenningsspeloton (2-Marnsbat). Foto’s: 24-OSTCIE YPR PAGN-groep voor aanvang HLS search tijdens UI13.
Op de formeringdatum TFE-10, 1 maart 2009 zijn tien marinier Assault Engineers (AE’s) van het Genieverkenningspeloton 2-Marnsbat opgegaan in 111 Pantsergeniecompagnie (Pagncie). Dit houdt in dat het 3de peloton van 111 Pagncie een ‘paars’ peloton is dat bestaat uit: • een commandogroep met twee mariniers (PC en OPC) en een korporaal genist; • twee groepen van 111 Pagncie; • een AE groep van de mariniers.
hoogtepunt de integratieoefening Uruzgan Integration 13 (UI-13). Tijdens deze oefening bleek het peloton op goede wijze te zijn geïntegreerd met 22-Marnscie. Tevens werd ook duidelijk dat de marinier AE kwalitatief absoluut niet onderdoet voor
Het 3e peloton PAGN is een bijzondere club. Vanaf het begin was iedereen (genist en marinier AE) zich bewust van zijn taak voor de komende uitzending. Het niveau van het peloton is sterk gegroeid en is er weinig te merken van ‘wij en zij’. Het 3e peloton is een eenheid die zich bewust is van zijn taak en met vertrouwen de missie in Afghanistan tegemoet ziet!
In september 2008 is al een basis gelegd door afspraken te maken met 111 Pagncie over training, integratie, logistiek en het jaarprogramma. Deze afspraken resulteerden in februari 2009 onder andere in een goed verlopen gezamenlijke schiettraining in Duitsland (Grafenwöhr) met de 22e Marinierscompagnie (22-Marnscie). Het 3de peloton zal met name 22-Marnscie ondersteunen tijdens de komende uitzending. Het peloton is sterk gegroeid door meerdere oefeningen en trainingen met als
EOD en de AE-groep tijdens UI-13 bezig met PD onderzoek.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
88
Verkpel 2-Marnsbat
Ondersteuning Bergtraining 1-Marnsbat te Canada
het eerste moment waarbij de novice daadwerkelijk vertrouwen kon opbouwen in zijn eigen geknoopte klimbroekje. Naast het feit dat het vertrouwen in het gebruikte materiaal werd opgebouwd, bouwde de novice ook het vertrouwen in zichzelf op, aangezien hij halverwege de Tyrolean Traverse een diep dal in tuurde. Direct na het overbruggen van de kloof, stond hen een abseil te wachten van dertig meter. Aan het eind van de dag was elke novice weer een ervaring rijker en was het aansterken geblazen voor de komende dagmarsen. Na het voltooien van twee eendaagse dagmarsen en een uitdagende tweedaagse, was het tijd voor de Quarry Day, die plaatsvond in Ellison National Park. Het doel van deze dag was het aanleren van technische vaardigheden om zowel horizontale als verticale obstakels te nemen. Deze dag was opgedeeld in vier stations. Bij het eerste station lag de nadruk op het overwinnen van verticale obstakels. Niet alleen werd door middel van top rope aan de rotswand omhoog geklommen, maar ook trotseerde de novice de rotswand door middel van een uitdagende klettersteig. De fysieke prikkel op dit station lag bij het beklimmen van de vrijhangende speleoladder, die bij menig novice de spierballen deed opbollen. Het tweede station bestond uit voorbereide Vertical Assault Techniques. Hierbij waren verschillende gevechtsklimsporen uitgezet,
Door: PC Verkpel Foto’s: Cees Baardman In april en mei heeft het Verkenningspeloton (Verkpel) van het Tweede Mariniersbataljon ondersteuning geleverd aan de bergtraining van het Eerste Mariniersbataljon. Ditmaal vond de bergtraining plaats in Vernon, British Columbia, Canada. De ondersteuning van het Verkpel bestond uit het voorbereiden en uitvoeren van de technische aspecten tijdens de Mountain Movement Phase (MMP). In de MMP worden de marsvaardigheid en de navigatievaardigheden beoefend en is het ook van belang dat de novice natuurlijke obstakels en hindernissen leert te overwinnen. Nog voordat de eerste dagmars afgesloten werd, kregen de novices een flinke uitdaging voor de kiezen. Zij dienden een kloof te overbruggen over een afstand van bijna honderd meter. De wijze waarop deze overbrugging plaatsvond, was door middel van een Tyrolean Traverse. Het Verkenningspeloton was vooruit gesneld om ervoor te zorgen dat de Tyrolean Traverse werd opgezet en dat deze up-and-running was, voordat de eerste novices aankwamen bij deze hindernis. Elke novice heeft tijdens de pré-bergtraining in Nederland aangeleerd gekregen om met een zeven meter lijn een klimbroekje te knopen. Het overbruggen van deze kloof was
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
89
Techniques was het aan de geweergroep om boven op de rotswand te komen. Daar stond de laatste opdracht te wachten, namelijk het omhoog halen van uitrusting. Door middel van haulage werd tot slot de aangewezen uitrusting de rotswand opgetakeld. Al met al was het een inspannende, maar zeker een leerzame Quarry Day voor de novices. Gedurende deze dag werd uitstekend werk geleverd door de marinier verkenners van het Verkpel. Vanaf strategische locaties gaven zij daar waar nodig aanwijzingen of verleenden assistentie aan de novices. De volgende uitdaging was het uitvoeren van een tactische Rivercrossing. In de pre-bergtraining had de novice de theorie- en praktijklessen gevolgd. Vanaf de dag van aankomst werd het driein-één-systeem voor het opzetten van de Rivercrossing per individu afgetest. Zodoende was elk lid van de geweergroep in staat om als zwemmer te acteren en de eerste hand te leggen aan de opspanknoop. Na het opspannen van de lijn werd als eerste de uitrusting van de zwemmer naar de overkant gebracht, zodat deze zich kon gaan aankleden en opwarmen. Vervolgens was het aan de leider van de eenheid om gestructureerd met alle mensen en uitrusting naar de overkant te verplaatsen. Na de oversteek van de laatste man werd het drie-in-één-systeem afgebroken en kon de geweergroep zijn route vervolgen.
waarbij op kracht naar boven geklommen diende te worden. Hiernaast leende de rotswand zich voor een veertig meter abseil, die de novices uitvoerden zowel zonder uitrusting (Clean Fatigue) als met 2e lijn. Na het uitvoeren van deze spierverwarmende activiteiten was het tijd om af te koelen in het water. Na een korte opfrissing van de opgedane kennis was het tijd om de Floatation Drills te beoefenen. Het correct uitvoeren van deze drill was van essentieel belang, omdat de crusader mét inhoud de komende dagen nog gebruikt diende te worden. Wilde de novice een droog pak houden voor de rest van de dagen, dan was er geen ruimte voor vergissingen. Aangezien geen van de novices als eenling met een nat pak voor schut wilde lopen, werd er strak en naar tevredenheid van de instructeurs gewerkt. Het derde station werd afgesloten met een Catcrawl over de respectabele afstand van honderdtwintig meter. Aangezien de catcrawl ‘licht glooiend’ van laag naar hoog genomen diende te worden, werd niemand ‘stiekem’ sterk, maar ‘gewoon’ sterk. Het laatste station bestond uit een Vertical Assault. Vanaf het strand vertrok men met een Landing Craft Rubber (LCR) om een amfibische verplaatsing uit te voeren naar het aangewezen landingsstrand. Daar aangekomen stond de novice de uitdagende opdracht te wachten om samen met zijn geweergroep de rotswand te overwinnen. Na een heldere instructie in diverse Vertical Assault
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
90
De laatste ondersteuningsactiviteit was een Kaart en Kompas (KAKO) stand. Nabij de top van Camels Humb was er een prachtig uitzicht dat zich perfect leende voor het beoefenen van de navigatievaardigheden. Na een half uur functioneel grids plotten, kaart- en kompaskoersen schieten en afstandschatten, waren de navigatievaardigheden van de novice weer verbeterd, zodat hij zelfverzekerd zijn weg kon vervolgen. Het Verkpel heeft een prettige samenwerking gehad met de trainingsstaf van het Eerste Mariniersbataljon. Naast het ondersteunen van de bergtraining was het voor het Verkpel mogelijk om de persoonlijke klimvaardigheden te conditioneren en diverse bergreddingstechnieken te beoefenen. Na het Rest and Recreation (R&R) weekend in Vancouver was het tijd om tevreden terug te keren naar Nederland.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
91
Open Militair Kampioenschap
Speedmars
Door: AOOMARNALG R. Zahradnik
De aanzet
Twee stellingen die ik de afgelopen tijd veelvuldig hoor(de) in mijn omgeving: • de marinier is een fysiek voorbeeld voor de Nederlandse krijgsmacht. • De huidige marinier is niet meer zo sterk tussen de oren. Deze tegenstelling en het ontbreken van mariniers bij diverse Nederlandse (militaire ) kampioenschappen, waren voor mij de juiste motivators om op zoek te gaan naar een team binnen het Tweede Mariniersba-
taljon om mee te doen aan het Nederlands Kampioenschap Speedmars. Via een bekendmaking binnen 2-Marnsbat werden vrijwilligers opgeroepen om zich aan te melden. Tot aan de laatste dag had slechts één persoon zich aangemeld. Zou stelling 1 begraven - en stelling 2 bewaarheid worden? Gelukkig kwam net op tijd een telefoontje van luitenant Steven, PC Vikingpeloton 22-Marnscie. Hij gaf te kennen dat zijn mensen, tussen de drukke voorbereiding van TFE-10 door, wel even vijf kilometer konden speedmarsen. Na het afleggen van een coopertest was de constatering dat men kracht genoeg, maar te weinig
snelheid had. Met die constatering werd voor een heel korte periode een trainingsschema opgesteld om aan de snelheid te werken. Op 13 mei had het team de eerste ‘echte’ speedmars. Na afloop zonk de moed ons in de schoenen. Het bleek dat er nog een hoop werk verzet moest worden en dat de tijd begon te dringen. De gemiddelde marinier wil hardlopen, maar wil niet ‘wandelen’. Er moest dus aan de ‘wandelsnelheid’ gewerkt worden. Een telefoontje naar smjrmarnalg Adri van Rooij (TTO te Hilversum) bracht uitkomst. Van Rooij was een ervaren snelwandelaar en was bereid zijn vaardigheden over te brengen. Daags na de eerste speedmars training stond smjrmarnalg Bob, OPC Verkenningspeloton, voor de deur te trappelen. Vanwege uitval in het oefenprogramma zocht het Verkenningspeloton een uitdaging en wilde met een team meedoen aan het kampioenschap. 2-Marnsbat zou dus twee teams naar het kampioenschap sturen. Noemenswaardig feit is de leeftijd van de beide teamcaptains, Steven; 39 - en Bob 44 ‘lentes’. Niet echt leeftijden van jonge honden. Binnen deze twee teams was er nog een vreemde eend in de bijt. Korporaal Peter Rietveld is op het moment van de speedmars ‘plaatsingloos’ omdat hij op punt staat om voor drie jaar geplaatst te worden in de West. Vanwege personeelstekort in het team van het Verkpel werd korporaal Rietveld hieraan toegevoegd. Het doel van het door mij opgezette trai-
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
92
ningsschema was in een korte tijd de basissnelheid verhogen zonder geblesseerd te raken en de ‘wandelsnelheid’ verhogen. Door de operationele verplichtingen werd het volgen van het trainingsschema echter zeer moeilijk.
Het werd duidelijk dat beide teams op karakter zouden meedoen, niet op techniek en zonder de hulp van een uitgebreide trainingsperiode. Op 4 juni kregen de beide teams les in het verhogen van de wandelsnelheid en de overgang
van wandelen naar looppas en weer terug naar wandelen. Het enthousiasme van smjrmarnalg Van Rooij werkte aanstekelijk op de beide teams. Men zag en voelde duidelijk verschil vóór en na de les. Op 5 juni kregen de teams de gelegenheid om tegen elkaar te speedmarsen. De tijden waren geen records maar gaven wel een goed gevoel. Beide teams kwamen tot de conclusie dat men, ondanks de snellere tijden, niet compleet uitgeput was. De discipline binnen de teams werd zichtbaar en de wandelsnelheid was beduidend hoger. Een aanzienlijke vooruitgang. We wisten dat we, ondanks de korte voorbereiding, toch een goede prestatie konden neerzetten.
12 juni: de dag van waarheid
Negentien herenteams en vier damesteams hebben zich aangemeld voor dit kampioenschap. Daaronder vijf teams van de mariniers: twee teams van 1-Marnsbat, twee teams van 2-Marnsbat en een team van het KIM. Nog nooit hadden zoveel teams zich ingeschreven. De loting wees uit dat de beide teams van 2-Marnsbat pas in de middag van start zouden gaan. De route werd gedetailleerd verkend, de uitrusting nogmaals gecontroleerd. Er werd uitgebreid de tijd genomen om de tactiek nogmaals door te nemen. Omdat beide teams wisten dat ze niet de snelste zijn, QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
93
werd de nadruk gelegd op de discipline. Koste wat kost moest een tijdstraf voorkomen worden. Het lopen/wisselen met de MAG moest vlekkeloos verlopen en de groep mocht niet uit elkaar vallen. Het team van Steve (22-Marnscie) mocht als 15e starten. Meteen was er een team zichtbaar en niet een groep individuen. Het team liep een vlakke race en maakte indruk. Op het moment dat ze finishten, klokten ze 25:28, de derde tijd. Ruim sneller dan we verwacht hadden. Daaropvolgend was het de beurt aan het team van Bob (Verkpel 24-Ostcie), met twee minuten daarachter de gedoodverfde favoriet: het KIM-team mariniers. Na de eerste ronde was duidelijk dat deze beide teams voor goud gingen. Al snel werd duidelijk dat het KIM hier ging winnen, maar ook de verkenners stegen boven zichzelf uit. Ze klokten met 24:50 de tweede tijd. Het KIM won met de indrukwekkende tijd van 24:07, dit ondanks een tijdstraf. Vier van de eerste vijf waren teams van mariniers, waarvan drie van een operationele eenheid. Deze hebben nagenoeg geen tijd om specifiek te trainen. Dit zegt heel wat over de fysieke gesteldheid van de huidige marinier. De teams van 2-Marnsbat hebben duidelijk laten zien dat men met de juiste discipline, mindset, mentaliteit, en een goede tactiek in combinatie met domweg hard draven heel ver kan komen. Niet alleen de prestaties van de mariniers waren opvallend. De tenues, het voor-
komen, de wijze waarop gelopen werd, het geven en opvolgen van commando’s werden door de overige teams als indrukwekkend ervaren. Ik wil eindigen met de stellingen waarmee ik dit verslag ben begonnen. • De marinier is een fysiek voorbeeld voor de Nederlandse krijgsmacht. • De huidige marinier is niet meer zo sterk tussen de oren. Degenen die de demonstratie van het Korps Mariniers op dit OMK hebben gezien, zullen niet anders kunnen concluderen dan dat stelling 1 absoluut waar is en stelling 2 pertinent begraven kan worden. Wel wil ik voorstellen om voor een dergelijk evenement ruim van te voren - MTCbreed - teams te formeren. Deze teams zouden dan, in plaats van de reguliere sportlessen, specifiek getraind kunnen worden. Eenheden zouden dit ook moeten ondersteunen en niet alleen in woord. Dan is het, mijns inziens, mogelijk om nog meer indruk te maken en de eerste prijs te pakken. Het is jammer dat het MTC voor het tweede achtereenvolgende jaar als tweede eindigt omdat we niet genoeg specifiek hebben getraind. Wel is het indrukwekkend dat onze operationele mariniers een goede basis hebben waarmee ze een groot stempel drukken op een dergelijk kampioenschap. “Mannen, een geweldige prestatie.”
Uitslag OMK Speedmars 12 juni 2009 heren plaats 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
teamnaam
eenheidsnaam
KIM Mariniers Verkenner Mariniers KMA 1 KMARNS 13 INF 2 22 MARNSCIE 45 PAINFBAT 411 PAGN 11 PATHFINDERS 11 LUVERD 13 INFBAT KMARNS 13 INF 1 DVVO KMS GENIE WEZEP KMA 2 44 PAINFBAT 11 LUVERD kaimana 412 PAGNCIE KORPS NATRES
NLDA 24 OSTCIE 2 MB MTC NLDA 13 INFCIE MTC 22 MARNSCIE 45 PAINFBAT 13 MECHBRIG 11 LMB 11 LMB ZE JWF 13 INFCIE MTC ZE Den Haag KMS GENIE WEZEP NLDA 44 PAINFBAT Colua 3 MECHBRIG KORPS NATRES
straftijd
tijd
0:30
0:24:07 0:24:50 0:25:01 0:25:15 0:25:28 0:25:29 0:25:44 0:25:47 0:25:55 0:25:58 0:26:28 0:26:58 0:27:25 0:27:32 0:27:41 0:28:02 0:29:25 0:31:00 0:31:17
0:30 0:30
0:30
0:30 0:30 1:00 1:30
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
94
In de periode van 24 mei t/m 12 juni heeft 21-Infcie, versterkt met het ATpeloton van 1-Marnsbat de oefening Caribbean Breeze uitgevoerd. Initieel stond een jungletraining in Brunei op het programma, maar deze werd op het allerlaatste moment afgelast. Om toch nog een ‘tropisch’ alternatief te bieden, is op zeer korte termijn een trainingsprogramma op Curaçao opgezet. Het was onwenselijk om tot het zomerverlof in Nederland te verblijven, want door de regelgeving kon in Nederland geen fatsoenlijke oefening meer worden opgezet en daarnaast wilde C 2-Marnsbat een uitdagend programma hebben in een avontuurlijke omgeving. Met de geweldige support van de staf van de Commandant der Zeemacht Caraïbisch gebied (Czmcarib), het bureau Stafofficier Operaties Carib en de staf van Marinekazerne Suffisant in het bijzonder, is in korte tijd een uitdagend programma opgezet waarin diverse aspecten aan bod kwamen. Dit werd afgesloten met een (fysiek) veeleisende eindoefening.
21-Infcie Door: PC 2-pel Foto’s: 21-Infcie
Oefening Caribbean Breeze Celsius en een vrij hoge luchtvochtigheid is dit lekker om het luie zweet kwijt te raken. Gelukkig geen gebrek aan Karang en Pica’s. Na de eerste twee toppen was er een baai tussen ons en de laatste ‘broeder’. Dit betekende een drijfpakket maken en naar de overkant zwemmen. Een aangename verkoeling, waarna we de laatste top konden beklimmen.
Bij aankomst van onze compagnie op het eiland werden we onmiddellijk geconfronteerd met een sombere stemming over de opheffing van 31-Infcie. Ondanks deze opheffing heeft de 31ste een geweldige rol gespeeld als Opposing Force (Opfor) gedurende de Field Training Exercise (FTX). Het laatste wapenfeit kan ook maar beter een goede zijn, toch?
Driedaagse tijdens Caribbean Breeze
Na het volbrengen van de Drie Gebroeders-dagmars werden we met bussen naar een raffinaderij op Blauwbaai gebracht, waar de waterhindernisbaan op ons lag te wachten. Dit was een uitdagend parcours en zeer leuk om te doen. Vooral de combinatie van een hindernis-survivalbaan met water was voor velen nieuw.
Nadat we waren aangekomen op Curaçao, hadden we één dag om wat lessen te volgen, onder andere een lesje ‘Flora & Fauna’, advies van de KMar over het stappen op Curaçao en de Do’s and Dont’s.
Dag 2/3: Klimochtend en KaKo-middag/avond
De dagen erna stonden in het teken van de driedaagse. Hier zat een competitie-element in en er lag voor de winnaar ‘eeuwige roem’ in het verschiet. De driedaagse bestond uit de volgende onderdelen, die in een Round Robin werden gevolgd door alle drie de pelotons:
Deze dag begonnen we bij een rotspartij die door twee ML’ers van Curaçao was verbouwd tot klimparcours. Kaptmarns Steenbergen en Van Hoorn verzorgden een compleet ochtendprogramma, waarbij er verschillende onderdelen beoefend konden worden zo-
• mars over ‘de Drie Gebroeders’, gevolgd door de water hindernisbaan; • een klimochtend, gevolgd door een middag- en een nacht KaKo-oefening; • landing drills met de Boston Whaler en de amfibische Run.
Dag 1/3: Mars ‘de Drie Gebroeders’ en de waterhindernisbaan
Als PC van 2-Pel had ik het geluk om met de mariniers alle onderdelen te volbrengen. Ons peloton begon met de Drie Gebroeders, dit is een mars over drie toppen. Met een heerlijke 32 graden
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
95
als een klettersteig, afdalen op meerdere afdaalpunten, klimmen via een speleo-ladder en verschillende klimroutes. Dit was bij elkaar een zeer gevarieerd aanbod, waarbij iedereen zijn energie ruimschoots kwijt kon. Na deze morgen, konden we ons melden voor een KaKo-oefening. Deze werd verzorgd door sgtmarnalg Stuivenwold en kplmarnalg Westerink. De oefening begon met een coördinatenloop, gevolgd door een kompaskoersenloop. Voor velen was dit weer even goed om het ‘kringeltje’ onder de ‘c’ van Curaçao te zetten (lees: puntjes op de ‘i’) teneinde goed voor de dag te kunnen komen bij de avondkako. En uiteraard, kaart en kompas in een onbekend terrein betekent dat je echt moet terugvallen op je skills and drills. Over het algemeen werd er goed gelopen. Dit bleek ook weer ’s avonds, toen menigeen ruim binnen de cut off-tijd binnenkwam. Deze ochtend en middag waren zeer nuttig, omdat deze basisvaardigheden continu werden beoefend. Kaart en kompas is nu eenmaal een wezenlijk onderdeel van het werk als marinier.
LCR toegewezen en die moest op signaal worden opgeblazen (met de pomp, niet met explosieven) en aan de bestuurders van de LCRM (veiligheidsboot) worden afgegeven. Die voeren er honderd meter mee weg, terwijl wij naar een klif liepen, om vervolgens het water in te springen. Na een sprong van acht meter hoogte zwommen we naar de boot, klommen er in en peddelden we ongeveer drie kilometer (tot de pijngrens). Bij een volgende baai moest de boot uit elkaar gehaald worden om vandaar rennend langs de kustlijn verder te verplaatsen. Het laatste stuk van twee kilometer was over een onverharde weg en moest weer hardlopend worden afgelegd, uiteraard om zo een zo snel mogelijke tijd neer te zetten.
Tussenconclusie
Zeer geslaagde drie dagen. Zeer afwisselend en fysiek uitdagend. Tijdens de barbecue na de FTX werd de winnaar bekend gemaakt. Het peloton dat het beste gescoord had op de waterhindernis-
Dag 3/3: Landingdrills met de Boston Whaler en de Amfibische Run
Deze dag hadden we de beschikking over drie Boston Whalers met bestuurder en gingen we direct van start met de landingen per geweergroep, gevolgd door twee pelotonslandingen. Met de hot pick-up drill werd de stille landing beoefend per geweergroep, die vervolgens overging in Arrow head formatie over het strand totdat de bossages werden bereikt. Na het tactische gedeelte was er nog even tijd om de zee op te gaan met de Boston Whalers. Indrukwekkend wat deze boot allemaal kan (bescheiden mening PC-2). Na de landingen verplaatsten we ons naar naar Daaibooibaai. Daar werden we opgevangen door smjrmarnalg Plomp en kregen we uitleg over de Amfibische Run. Elke geweergroep kreeg een QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
96
pelotons om de Patrol Harbour-routine te beoefenen en voor de mannen om in groepen van vier een KaKo te lopen. Dinsdagochtend werd gestart met een demo van de MAG-SF. Dit is een methode om met het wapen door middel van vooraf ingeplotte doelen zeer nauwkeurig en zelfs bij slecht of geen zicht vuursteun te leveren. Deze methode komt van de Britten die hier speciale uitrusting voor hebben ontwikkeld. Deze demo toonde aan wat er met een standaard driepoot en diepte-spreidmechanisme bereikt kan worden. Er was een linie van acht MAG’s waarmee op commando de verschillende doelen onder vuur werden genomen. Een indrukwekkende demo die goed aantoonde wat er mogelijk is met een getrainde vuursteunsectie. Op beide schietdagen werd ‘s ochtends op fireteam niveau een break contact drill uitgevoerd gevolgd door de wounded man drill. Hierbij viel het enthousiasme en de goede inzet op. De wounded man drill die moeilijker bleek dan verwacht, kreeg na een aantal herhalingen ook de goedkeuring van de supervisors. Na het middaguur stond er vervolgens een sectierun op het programma. Deze was zo opgezet dat er een verrassingselement inzat voor de mariniers. De Walibi met daarin de sectie reed op een
baan, de KaKo’s en de Amfibische Run was vanzelfsprekend 2-Pel (wederom de bescheiden mening van PC-2).
3 Daagse Schietbivak
Week 2 van de oefening was opgezet als schietweek. Hierin konden de secties hun section battle drills beoefenen. Daarnaast stond er een firepower demo van de MAG-SF (sustained fire) op het programma en werd er in vier shifts een les tracking gegeven. Op schietterein Wacawa is live firing toegestaan op dinsdag, woensdag en donderdag. Maandag werd dan ook gebruikt voor de voorbereidingen. Er was losse munitie beschikbaar en de verschillende secties namen in fire teams of als geweergroep de verschillende drills nog eens door. De avonduren waren voor de
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
97
‘IED’ nagebootst met een Batsim (Battle Simulation). Onder luid geschreeuw steeg de hele club uit waarna er voorwaarts richting doel werd gelopen tot het moment “Contact front”. Hier moesten de IC’s (leiders) snel en adequaat handelen door hun sectie terug te laten springen om vervolgens een Break Contact uit te voeren. Ook hier kregen de secties nog een aantal verbeterpunten mee van de supervisors. Parallel aan het schieten werd door drie jungle-instructeurs een les tracking gegeven. Deze les bestond uit een bewustwordingsproces van wat je als mens achterlaat aan sporen en wat je kunt leren uit deze sporen. De les bevatte onder andere een demo ‘Voetsporen’ en verschillende verstoringen die een mens achterlaat in het terrein. De les werd afgesloten met een eindscenario waar het verhaal achter een track moest worden opgelost. Een bijzonder leerzame les die een zeer goede aanvulling is op de huidige gebruikte methode in Afghanistan. Nadat op donderdagochtend de laatste groep de les tracking achter de rug had werd de schietweek afgesloten en konden de voorbereidingen voor de FTX beginnen.
voeren. Vanaf Santa Martha Baai werden de pelotons per Boston Whalers vervoerd naar een klein strandje ten zuiden van het hoofddoel. Vanaf dit kleine strand voerde de eenheid een verkenning uit op het strand om zo de laatste update te kunnen geven over de vijand. Nadat de vijand op het strand was geneutraliseerd, verplaatste de compagnie zich via de weg richting een pick-up-point (PUP) waar Walibi’s stonden die ons naar een veilige locatie brachten. Op deze locatie vond er een reorganisatie plaats en werd er een update gegeven over de vijand en de volgende verplaatsing.
FTX
Na twee weken op Curaçao was het tijd om te beginnen met de tactische eindoefening. Voor de CC en de PC’n begon deze eindoefening al op 5 juni. Op deze dag kregen zij de orders voor een amfibische landing en ze konden deze direct uitwerken om de volgende dag de orders aan de pelotons te geven. Diezelfde avond vertrok de compagnie om de landing uit te
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
98
Er was een goed leermoment tijdens deze verplaatsing voor de mariniers die geen Europese gevechtslaarzen droegen en de twaalf kilometer verplaatsing op jungle boots hebben afgelegd. Voor hen was het behoorlijk afzien. Voor First Light gaf de CC de order om een PH te betrekken langs de rotsen. Door gebruik te maken van de rotswand en de bossage had de compagnie een redelijke dekking.
Aangekomen op het eindpunt werden orders voor de verkenning en het betrekken van de PH gegeven. De pelotons gingen vanaf daar zelfstandig werken om zo een compleet vijandplaatje te op te bouwen door middel van verkenningen en een observatiepost. Aan de hand van de informatie die binnen was gekomen, werd een voorbereide aanval uitgewerkt door de CC die zijn PC’n hierna briefde. Vlak voor de aanval werd een verkenningselement uitgestuurd om de startlijnen te verkennen en - indien mogelijk uit te zetten. Dit element kwam onder vijandelijk vuur te liggen waardoor er vervroegd een link-up werd gemaakt. De verkenning bood een nieuw zicht op de vijand en het terrein. Hierdoor moest het originele plan worden aangepast. Na een nieuw plan te hebben gemaakt op een beveiligde locatie werd de aanval ingezet. Door vuursteun op de hoge grond kon één vijandelijke MAG-post worden geneutraliseerd. Het manoeuvreelement is onder beveiligingsvuur de heuvel opgerend om daar de vijand te neutraliseren. De aanloop naar de vijandelijke positie was zeer moeizaam en stokte zelfs bovenop de heuvel, maar nadat de secties ontplooid waren en een positie hadden ingenomen, werden de vijandelijke positie gezuiverd en het doel genomen.
Tijdens daglicht werd er uitgerust om zo de volgende dag volledig inzetbaar een Advance to Contact in te gaan. De avond ervoor werd het plan besproken en gebriefd per peloton. De compagnie stelde zich om 08.00 uur op om richting de startlijn te gaan en het eerste obstakel over te steken, namelijk Boka Ascencion. Eén peloton werd weggelegd op de hoge grond zodat de andere pelotons konden oversteken. Na het oversteken van Boka Ascencion werd de compagnie vastgezet door vijandelijk vuur. Er werd te laat een plan gemaakt en daardoor ontstond er onnodig oponthoud. Uiteindelijk werd een peloton via de linkerflank voorwaarts gestuurd om de vijand te flankeren en onderdrukken. Hierna kon de rest van de compagnie weer voorwaarts en liep een peloton constant via de hoge grond mee (picketing).
Afsluitend
Bij het volgende obstakel Boka Patrick kwam het voorste peloton weer onder vijandelijk vuur. Hier kon sneller dan de eerste keer op worden gereageerd doordat al een peloton op de hoge grond de vijand kon onderdrukken. Terwijl het manoeuvre-element werd geformeerd, vluchtte de vijand en niet snel daarna werd door twee secties over het obstakel getrokken om aan de overkant meteen een defensieve positie in te nemen. De compagnie werd weer ‘opgetopt’ en daarna kon de Advance to Contact weer worden voortgezet.
Ondanks de korte voorbereidingstijd heeft 21-Infcie een geweldig oefenprogramma op Curaçao doorlopen. Naast het tropische karakter bood het eiland diverse trainingsmogelijkheden die in andere oefenterreinen slechts ten dele konden worden getraind. Voornamelijk het schietprogramma op Wakawa was zeer uitdagend en in Nederland bijvoorbeeld niet uitvoerbaar. Tevens was het droge tropische klimaat een uitstekende voorbereiding op een uitzending naar Afghanistan. Last but not least, Ressort Carib hartelijk dank voor jullie hulp. Hulde!
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
99
Amfibisch Gevechtsteunbataljon Commandant: LNTKOLMARNS R.L. Poetiray Chef d’Equipage: AOOMARNALG M.J. van Daalen
Inleiding Commandant Mijn bataljon is weer aardig QPO bezig geweest. Beide bootcompagnieën zijn op pad geweest met Nlmarfor. In de vorige QPO heb ik dat aangekondigd en in dit blad leest u een aantal bevindingen. Over het algemeen hebben zij een aantal aardige trainingsmomenten gekend. Naast amfibische oefeningen in Turkije en Albanië hebben zij in Roemenië invulling kunnen geven aan ons kennisdomein Riverine operations en daar met een Riverine Action Group (RAG) van 2-Marnsbat de Donau kunnen bevaren. Dat was een hele ervaring. Ik heb dat tijdens een kort werkbezoek met mijn stafadjudant zelf mogen aanschouwen en was weer bijzonder onder de indruk van het enthousiasme en het professionalisme van beide compagnieën. Helaas heb ik tijdens dit bezoek het treurige nieuws moeten vernemen van het overlijden van de korporaal Alex Nijboer van 1-Btcie. Wij hebben daar in de vorige QPO, nog net op de valreep, in een In Memoriam aandacht aan kunnen schenken. Dit soort incidenten zet je gelijk weer met beide benen op de grond. Een zeer grote delegatie heeft op waardige wijze afscheid van Alex genomen.
van de gelegenheid om zowel indirect vuur als air in te zetten. De L39, een oefenjet van CLSK, was voor dat laatste ingehuurd om de coördinatie tussen grond en lucht inhoud te geven. De FAC-positie achter in die jet, werd de ene keer door een kapitein der mariniers en de andere keer door een luitenant van luchtmobiel ingenomen. Ik heb me laten vertellen dat één van deze twee officieren met een kotszakje op zijn borst zijn vlieguurtjes heeft gemaakt. Ik heb overigens zelf kunnen aanschouwen hoe het FST als een volleerd dirigent bovenop deze grond-lucht samenwerking zat. Dit concept werkt uitstekend. Ondanks de minimale hoeveelheid munitie hebben de subeenheden maximaal gebruik kunnen maken van de trainingsmomenten.
Tijdens diezelfde deployment van Nlmarfor is een Marsof team ingevlogen dat in Albanië met Albenese SOF heeft kunnen oefenen. De rest van Marsof was druk bezig met het beoefenen van de respectievelijke specialisaties. De ML-teams hielden hun klimvaardigheden bij in het hooggebergte van Zwitserland en de KVM-teams hun duikvaardigheden in de Caribische wateren nabij Curaçao. Daarna zijn zij allemaal in Tsjechië geweest en hebben zij hun para-vaardigheden kunnen bijhouden. U leest daar in deze QPO meer over. De MJEB is gestaag verder gegaan met het FOC-traject. In dat kader hielden zij schietoefeningen in de UK. De geïntegreerde aanpak van de BC MJEB was effectief en zonder meer een manier om de MJEB zo spoedig mogelijk weer Full Operational Capable (FOC) te krijgen. Niet alleen de gungroup met haar TAC, maar ook de TL en de 81mm mortieren van 1-Marnsbat maakten simultaan gebruik
De komende tijd zullen wij nog behoorlijk druk bezig zijn. Vlak voor het zomerverlof zal bijna het hele bataljon, op de twee bootcompagnieën na, samen met de 13e Infanteriecompagnie in Duitsland de laatste Hydra-activiteiten uitvoeren. Deze intensivering van de samenwerking tussen Marsof en infanterie zal in het najaar worden gecontinueerd op Aruba. In een volgende QPO zult u daar wat meer over lezen. Marsof bereidt zich daarnaast voor op een uitzending. De MJEB gaat verder met het FOC-traject en zal in dat kader nog de nodige schietoefeningen in het buitenland houden. Ook de FST’s bereiden zich voor op een uitzending. 1-Btcie maakt zich op voor een deployment met Hr.Ms. Johan de Witt naar Afrika. Helaas zal 2-Btcie na het zomerverlof voorlopig op een laag pitje worden gezet. Het MOC moet worden ondersteund om de goed gevulde EVO en VVO te kunnen draaien. Deze tijdelijk grote inspanning moet ervoor zorgdragen dat de tekorten binnen het Korps Mariniers zo snel als mogelijk worden ingelopen. Zo ziet u maar. Of wij nu personeel van de MJEB moeten gebruiken om met een OMLT de ANA in Afghanistan op te leiden of kader van de Btcie moeten inzetten om een EVO dan wel VVO te ondersteunen, wij zijn van alle markten thuis.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9 Foto: AVDD
100
Marsof vormt joint combined SOTG (TF 30) in Ook dit jaar werd in Noorwegen voor een groot internationaal gezelschap weer de oefening Cold Response georganiseerd. Van 9 tot en met 26 maart namen diverse landen deel aan deze groots opgezette oefening. Vanuit Nederland is met grote vertegenwoordigingen vanuit de CLAS en het CZSK deelgenomen. 43-Mechbrig nam deel aan het conventionele gedeelte van de oefening. De mariniers van Marsof (Maritime Special Operations Forces) namen deel aan het Special Forces gedeelte van de oefening en werden hierbij ondersteund door mariniers van de 13de Infanteriecompagnie, een peloton Vikings en personeel van 103 Istar. Dit laatste was om het zogenaamde Hydra concept verder te beproeven waarbij conventionele eenheden in support waren van Marsof. Samen met de Belgische Special Forces en één peloton Para Commando werd de joint combined SOTG 30 gevormd onder leiding van C-squadron Marsof (MSO). Een gedeelte van het mariniersdetachement was voor de oefening al in het gebied voor voorbereidende trainingen
Cold Response 2009 Foto’s: MARSOF
en opleidingen. Operators van de MSO hebben voorafgaand aan de oefening een Skidoo opleiding gevolgd onder leiding van de Noren. Subeenheden van de conventionele eenheden hebben de NSSC (Novice Ski and Survival Course) gevolgd. De opwerkperiode van de oefening is 9 maart van start gegaan op het militaire gedeelte van het vliegveld Eveness in Noord-Noorwegen. Op Eveness werden door de verschillende deelnemende nationaliteiten zogenaamde FOB (Forward Operating Bases) opgebouwd waar vanuit de speciale operaties werden gepland en uitgevoerd. De diverse SOTG´s (Special Operations Task Group) werden onder een CJ-SOTF (Combined Joint Speciale Operations Task Force) gebracht. Deze organisatie was verantwoordelijk voor de QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
101
operationele planning voor de verschillende SOTG’s waarna de SOTG´s de tactische planning en uitvoering deden. Voor de oefening was een aanzienlijke hoeveelheid inzetmiddelen ingebracht. Meerdere MC130’s, helikopters en snelle boten stonden ter beschikking van de eenheden om hun speciale operaties uit te voeren. In de opwerkperiode werden de mariniers in staat gesteld om alle facetten te beoefenen. Door de organisatie werd verplicht gesteld dat operators van Marsof en de reguliere mariniers van te voren met de inzetmiddelen hadden getraind en geoefend voordat zij daadwerkelijk tijdens de eindoefening hiermee konden worden ingezet onder nachtelijke en moeilijke klimatologische omstandigheden.
Voor de eindoefening werd door de Noorse gastheren een uitdagend scenario neergezet. Voor het eerst is de oefening van de Special Forces gekoppeld aan het gedeelte van de conventionele eenheden hetgeen een grote coördinatie vergde. De SOFeenheden werden ingezet voor SR (Special Reconnaissance) en voor zogenaamde DA (Direct Action). Dit zijn offensieve operaties die door de relatief kleine speciale eenheden worden uitgevoerd. De SOF-eenheden werden nu eerder dan de conventionele eenheden ingezet om door middel van SR een inlichtingenbeeld op te bouwen voor de veel grotere conventionele macht. Voor de mariniers van de SOTG was de grote uitdaging te proberen hoe het Hydra concept, tijdens deze oefening, kon worden geïmplementeerd in het Korps Mariniers. Eerder dit jaar werkte Marsof en 13-Infcie zij aan zij in een oefening in de USA waarin de basis werd gelegd voor het Hydra concept. Cold Response was een testfase voor dit concept waarbij de mariniers een groots opgezette oefening kregen voorgeschoteld. Hiernaast vormde de integratie van de Belgische eenheden en het samenstellen en laten functioneren van de joint combined SOTG staf ook een uitdaging. Het eerste doel voor de Combined SOTG 30 was het vliegveld van Andoya. Dit was door de vijand uit Northland bezet om operaties uit te voeren in Midland. De opdracht voor SOTG 30 was om hier inlichtingen over te verzamelen en uiteindelijke een aantal precisieaanvallen uit te voeren zonder dat de landingsbaan beschadigd mocht raken. Voor het succesvolle verloop van de rest van de operatie van de MNTF
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
102
(Multi National Task Force) was gesteld, dat dit vliegveld een te grote dreiging vormde voor de MNTF. Door de ligging van het vliegveld - met de weinige beschutting was dit een uitdagende opgave. Bovendien werd er veel door de vijand gepatrouilleerd en werden verdachte bewegingen op het eiland direct door de bevolking aan de tegenstander gemeld. Marsof en Belgische SF-teams kregen de opdracht om inlichtingen te verzamelen over diverse objecten op het vliegveld. Gezien de geografische beperkingen en klimatologische omstandigheden werd gepland om teams te laten inzwemmen, in te zetten door een zogenaamde SLS sprong (Static Line Square) of per skidoo of op de alom bekende ski´s. Na enkele dagen vanuit OP´s (Observatie Posten) het vliegveld onder observatie te hebben gehouden, werden de ondersteunende eenheden het gebied binnen gebracht. Dit was een uitdaging voor de Vikings gezien het gebied waarin geopereerd moest worden. Voor de mariniers van 13-Infcie vormde dit een goede aansluiting op hun NSSC die zij voorafgaande aan deze periode hadden gehad en werd deze oefening aangemerkt als hun WWC (Winter Warfare Course). Door de weersomstandigheden, sterke wind met uitschieters, werd besloten de parasprong niet door te laten gaan. De uiteindelijke DA van SOTG 30 op een Command and Control faciliteit vormde de main effort. Door de mariniers van het Vikingpeloton en 13-Infcie werden een vijandelijke VCP (Vehicle Check Point) en een mogelijk trainingskamp opgerold. Deze operatie ondersteunde de main effort van SOTG 30. Tegelijkertijd werden de Belgische Para Commandos met een MC-130
van US Airforce heimelijk ingevlogen en voerden zij een airfield seizure uit om kleine demolitie opdrachten uit te voeren en het vliegveld zeker te stellen voor de exfiltratie en overdracht aan conventionele eenheden van de MNTF. Na deze opdracht werden de eenheden (inclusief materieel) ge-exfiltreerd met twee MC-130. Na de succesvolle afronding van deze opdracht zijn de eenheden aan een nieuwe voorbereiding voor een opdracht begonnen waarbij het Hydra concept getest werd. Tijdens de tweede opdracht bleek het doel kleiner te zijn en leek in de eerste instantie de inzet van conventionele eenheden minder doeltreffend. Echter, door de ontwikkeling van de operatie door het conventionele gedeelte van de oefening bleek het vijandplaatje met de minuut te veranderen en was de support van de infanterie waardevol. Tijdens een DA, het oppakken van een HVI (High Value Individual), werden door de infanterie blockings ingenomen om moge-
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
103
lijke versterkingen of vluchtende vijand op te vangen. Twee dagen voorafgaand aan deze missie werd per ‘ronde bol’ boven een bevroren meer afgesprongen en werd het operatiegebied per ski geïnfiltreerd. Hiernaast infiltreerden de Vikings in het gebied om als QRF en battle taxi op te treden aangezien door het slechte weer de helikopters niet konden vliegen. Er werd één peloton van 13-Infcie gebruikt als beveiliging voor de terugkerende Marsof teams op het vliegveld van Bardufoss. Deze beveiliging werd met een MC-130 geïnfiltreerd, waarbij bij veel mariniers duidelijk is geworden wat wordt bedoeld met contourvliegen. De missie is goed verlopen met diverse lessons identified voor de deelnemers van de SOTG30 en het Hydra concept.
Voortgang Hydra
De oefening Cold Response, met als voorbereiding een goede CET/FIT, is een goede stap geweest in de verdere ontwikkeling van het Hydra concept. Tijdens de uitvoering van de oefening is het ook duidelijker geworden dat het geen standaard procedure is dat conventionele eenheden SOF ondersteunen, zelfs niet binnen het Korps Mariniers. Er mag simpelweg niet te snel over het grote verschil in de werkwijze, procedures en culteren van de eenheden worden gestapt. De conclusie van deze stap in het Hydra ontwikkelingsproces is dat dit een waardevolle oefening is geweest. Conventionele eenheden hebben uitdagende training kunnen uitvoeren. Er hebben meerdere enablers ondersteuning gegeven aan de SOTG en de staf heeft kunnen werken met de procedures en formats die momenteel in Afghanistan worden gebruikt, hetgeen een goede voorbereiding is op toekomstige operaties.
Van 10 t/m 21 april hebben twee teams van het C-squadron Maritime Special Operations Forces (Marsof) deelgenomen aan de oefening Albanian Lion. De oefening was voor het personeel van Marsof een eerste kennismaking met de Albanese Special Forces (SF). Dit nadat Albanië sinds 4 april jongstleden lid is geworden van de NAVO. Op 10 april zijn de teams ingevlogen vanaf Eindhoven naar Constanta (Roemenië). Hier zijn zij aan boord gegaan van Hr. Ms. Rotterdam, die deze oefening als Forward Operating Base (FOB) zou fungeren. De teams waren onderdeel van Special Operations Task Group-Alpha SOTG-A). Deze bestond, naast de twee Marsof teams, nog uit één team Albanese SF, twee teams Assault Engineers van het CLAS en een peloton minus van 13-Infcie. De eerste dag aan boord stond in het teken van een korte kennismaking en cross-training (proceduretraining) met de Albanese SF. De oefening zelf begon daadwerkelijk voor de teams op 12 april met een gezamenlijke planningsfase van 48 uur. Hierin werden de Albanezen nauw betrokken bij het Military Decision Making Proces (MDMP)dat door Marsof gebruikt wordt gedurende de planningsfase van een missie. Waar bij Marsof alle teamleden een specifieke taak krijgen in dit planningsproces wordt dit bij de Albanezen alleen door de teamleaders gedaan. Aangezien niet alle Albanese teamleden Engels spreken of verstaan was dit geen slecht idee. Na 48 uur was er een gedegen plan waarbij zowel de Albanezen als de Nederlanders aan hun trekken zouden komen. De SOTG-A kreeg de opdracht om vier Sierra’s (gijzelaars) te bevrijden uit een pand dat centraal op Sazan eiland ligt, voor de kust van Albanië. Nadat zowel een Nederlands als een Albanees SF-team was ingezet om Eyes On Target (EOT) en hiermee situational awareness te krijgen, werd getracht het overige personeel van de SOTG-A aan land te krijgen. Nadat één team aan land was ‘gesmeten’ en de volgende LCRM-wave kapseisde, werd de landing als gevolg van het slechte weer afgeblazen. Dit tot grote ergernis van C-SOTGA. Het team dat aan land was kreeg de opdracht om de nacht te gebruiken om een laatst gedekte opstelling (LGO) te vinden voor de SOTG-A die de volgende nacht opnieuw zou trachten ongezien aan land te komen. De dag zou het team in een Laying Up Position (LUP) doorbrengen om bij het vallen van de nacht het restant van de SOTG-A op te vangen en te gidsen. De volgende nacht was het weer beter en kon er een landing plaatsvinden. De nachtelijke verplaatsing met vijftig (!) man ging voorspoedig en de LGO werd voor First Light (FL) gehaald. De daarop volgende aanval was succesvol en de drie Sierra’s (één Sierra werd ‘omgebracht’ gedurende de dag) werden bevrijd. Er viel echter een ‘gewonde’ aan eigen zijde te betreuren. De reporter van het tijdschrift Panorama werd in zijn been geraakt en moest, na behandeling door onze SF-medics, afgevoerd worden middels een casevac by helo. De Sierra’s werden samen met de twaalf Tango’s die in en rondom het pand opgepakt werden, afgevoerd naar een strand waar de gehele SOTG-A opgepikt zou worden om terug gebracht te worden naar Hr. Ms. Rotterdam. Gedurende de aftocht had de vijand een ambush voorbereid voor de SOTG. Door miscommunicatie tussen de eenheden onderling verliep de contact drill niet vlekkeloos. Uiteindelijk kon QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9 Foto’s: MARSOF
104
Teams Marsof maken kennis met
Albanese Special Forces
de gehele SOTG het contact verbreken en terugkeren naar de FOB. Bij terugkomst aan boord van Hr. Ms. Rotterdam was er weinig gelegenheid voor de Special Reconnaisance (SR) teams om een gedegen planning te doen, aangezien zij diezelfde avond weer het veld in zouden gaan. Ditmaal om routes naar een LGO en EOT te verkennen op een nieuw objective, waar één High Value Individual (HVI) zich schuil hield. Het restant van de SOTG daarentegen had 24 uur extra voordat zij ingezet werden. De infiltratie ging met een Contact Agent procedure. De Partizaan bracht ons, na een klim van zo’n zestig meter, in de buurt van onze SR-teams. Met een RV-link up procedure werd contact gemaakt met de SR-teams.
Na een korte verkenning verbleef de SOTG nog in een LUP om bij FL de aanval in te zetten. Aangezien de LGO op een redelijk grote afstand van het objective verwijderd was, was vroegtijdige onderkenning geen verrassing. Acuut werd hier op gereageerd en werd de uitvoering versneld. De HVI werd gevonden en de Assault Engineers (AE) konden hun missie uitvoeren. Dit was het (live) opblazen van een communicatiebunker. Na enig knutselwerk kon de bunker opgeblazen worden. De vijftig kilogram (!) springstof bracht echter de bunker niet tot instorten. De aftocht verliep dit keer vlekkeloos en de gehele SOTG kon zonder kleerscheuren de haven van Sazan eiland bereiken waar het tactische scenario eindigde en na een
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
105
warme maaltijd begonnen kon worden aan de crosstraining. Voor de SF duurde de crosstraining één middag. Hierin kwamen de Snipers, de demolitiespecialisten en de andere operators afzonderlijk aan hun trekken door een goed in elkaar gezet programma van de aanwezige PW’s. De infanterie en de AE konden, na nog een nacht in het veld, nog een dag cross-trainen tot grote tevredenheid van beide partijen. De SF waren intussen weer aan boord van Hr. Ms. Rotterdam om zich voor te bereiden op de demo’s die gepland stonden voor de volgende dag, de Distinguished Visitors (DV) - day. Zowel het vooroefenen als de uitvoering werden naar tevredenheid uitgevoerd. De laatste dag van de oefening stond in het teken van een cultureel en sociaal programma dat door de Albanese SF voor de Marsof teams was voorbereid. Na een rondleiding op hun kazerne en een deel van Tirana te hebben gezien, werd een terrasje opgezocht en kon er eindelijk ontspannen worden. De dag werd afgerond met de gebruikelijke dankwoorden en het uitwisselen van presentjes. Terugkijkend op de oefening Albanian Lion kan vanuit het oogpunt van Marsof gezegd worden dat het twee leerzame weken waren waar iedereen op elk niveau weer zijn leermomenten uit heeft kunnen halen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
106
Inleiding
Van 6 tot 24 april heeft het 2e peloton(-) C-squadron Marsof (MSO) de training Alpine Sprint 2009 doorlopen. De training AS 09 is een jaarlijkse oefening waar de winter alpine vaardigheden (ski mountaineering) worden getraind. In het verleden namen alleen ML-teams deel. Door de nieuwe samenstelling van het 2e peloton nam tevens een BBE-team deel. Daarnaast werd vanuit Bureau Reservisten ondersteuning geleverd door een sergeant Heeres Bergführer (HBF) en een sergeant Mountain-Leader (ML).
Doel
De doelstellingen van de training AS 2009 waren: • een introductie voor het BBE-team voor het optreden in alpine terrein, • een introductie / verbeteren van het teamoptreden in dit terrein en klimaat, • het aanleren en uitbreiden van de individuele vaardigheden, vooral op toerskigebied, die nodig zijn in hoog alpine terrein onder winterse omstandigheden, • het aanleren van de nieuwste kennis en vaardigheden uit de meest recente HBF-opleiding en lawinecursus.
Techniek
Om met behulp van ski mountaineering te kunnen optreden, is het noodzakelijk de basis skitoer technieken te beheersen. Ski mountaineering is een mix van verschillende disciplines: ski toeren, veiligheid in de bergen, verplaatsen over gletsjers, gletsjerredding, alpine touwtechnieken, enzovoort. Het opereren in hoog alpine terrein, waar fouten dodelijk bestraft kunnen worden, vereist dat de operators en de ML’ers binnen de MSO in het bijzonder, over bovengenoemde vaardigheden beschikken en een gedegen kennis hebben van de disciplines. Uiteraard gaan deze kennis en vaardigheden veel verder dan die benodigd zijn bij het afdalen in de gecontroleerde en veilige omgeving van een skipiste. Het gecontroleerd naar beneden skiën van een piste is één, maar op ski’s verplaatsen door hoog alpine terrein is van een hele andere orde van grootte. Binnen de bataljons wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Telemark techniek. Hierbij zit de neus van de schoen vast aan de ski en dient als scharnierpunt. De hiel zit los van de ski en kan niet worden vastgezet op de ski. Voor het verplaatsen in heuvelachtig terrein (Noorwegen) voldoet dit prima. Voor lange verplaatsingen in alpine terrein is de toerski techniek echter meer geschikt. Het (grote) verschil tussen de telemarkbinding
Alpine Sprint 2009 (AS 09) Door: PC ML MSO Foto’s: MSO
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
107
en de toerskibinding is dat bij de laatstgenoemde de hiel vast op de ski gezet kan worden, net als bij de alpine binding. Het stelt de operator in staat lange stukken te stijgen met behulp van stijgvellen en daarnaast lange afdalingen te maken. Vooral het lange afdalen met toerski’s is een veel economischer beweging en kost daardoor minder energie dan op telemarkski’s. Om veilig te kunnen skiën op een geprepareerde piste is het van belang om gecontroleerd te kunnen afdalen en de pisteregels te kennen en toe te passen. Bij het verplaatsen door ongeprepareerd hoog alpine terrein komen echter nog heel wat meer vaardigheden om de hoek kijken om veilig te kunnen opereren.
Programma
Voor deze training reisde het peloton af naar Andermatt (ZWI) en werd gebruik gemaakt van een zelfstandige accommodatie van het Kompetenz Zentrum Gebirgs Dienst der Armee (KompZen Geb D A) van waaruit de training plaatsvond. Nadat DVVO het materiaal afgeleverd had en iedereen een slaapplek had gekregen, kon de training beginnen. De eerste dagen stonden in het teken van acclimatiseren en het wennen aan de toerski’s (randonnée) op de piste. Dat dit geen overbodige luxe was, bleek uit de talrijke inslagen. Tijdens deze dagen werden ook de meeste praktijklessen gegeven. De theorielessen waren al in Nederland behandeld. Eén van de praktijklessen die uitgebreid aan bod kwam, was de lawine zoekactie. Hierbij werd kennis gemaakt met nieuwe, digitale lawine zoekapparaten (lawinepieper) zoals de Mammut Barryvox Pulse. Deze nieuwe generatie lawine zoekapparaten is in staat om in zeer korte tijd meerdere slachtoffers te lokaliseren. Gedurende deze lessen werd ook pijnlijk duidelijk dat de huidige lawinepieper, de
Naarmate de training vorderde verschoof het accent van eendaagse toeren naar meerdaagse toeren. Met de toer naar de Stotzige N Firsten (2752 meter) werd de spits afgebeten. En route werden diverse stijgtechnieken behandeld. De berg- en de sneeuwcondities leverden geen noemenswaardige problemen op voor de teams. Anders was dit met de toer naar de Pazolastock (2739 meter). Door de verslechterende condities was voor één groep de overschrijding niet meer uitvoerbaar waardoor de groep terugkeerde via de heenroute en werden de laatste, lange, kilometers schaatsend afgelegd naar het pick up point. De volgende toer was gepland naar de Pizzo Lucendro (2762 meter), maar door de verslechterende weerscondities en het daardoor groter lawinegevaar werd deze toer afgebroken. Om deze teleurstelling te verwerken werd een tweedaagse alternatieve toer georganiseerd. Een uitdagende toer waarbij de Allalinhorn (4029 meter) en de Strahlhorn (4192 meter) beklommen werden. De eerste dag werd de top van de Allalinhorn bereikt, waarna afgedaald werd naar de Brittania hut voor de overnachting. De volgende ochtend vroeg vertrok het peloton om de top van de Strahlhorn succesvol te bereiken. Na deze dagen verslechterde het weer waardoor diverse geplande toeren niet door konden gaan. In de plaats daarvan werd een programma doorlopen op en rond de kazerne in Andermatt. Het toerprogramma werd afgesloten met een tweedaagse toer naar Pigne d’Arolla (3796 meter). Vanuit het bergdorpje Arolla vertrok de eenheid richting Cabane de Dix. Deze hut was de volgende ochtend het startpunt voor de beklimming van Pigne d ‘Arrolla. Het weer werkte mee, zodat zonder problemen de top werd bereikt.
Afsluitend
De doelstellingen zoals hierboven beschreven, zijn zonder meer bereikt. Door het uitdagend programma, dat in onderlinge zeer goede sfeer is doorlopen, kijkt iedereen met veel voldoening terug op een geslaagde trainingsperiode in Zwitserland.
Ortovox F1, niet meer voldoet. Dit probleem is reeds onderkend en per juli 2009 zal de Mammut Barryvox Pulse worden ingevoerd. De huidige lawineprikker voldoet eveneens niet aan de eisen die het 2e peloton C-Squadron (en tevens de mariniersbataljons) stelt. De huidige prikker is ontwikkeld voor de georganiseerde zoekactie en niet voor een snelle lawine zoekactie onmiddellijk na een lawine ongeval. Een georganiseerde zoekactie vindt pas plaats nadat een snelle lawinezoekactie niets heeft opgeleverd. Tijd is hierbij de belangrijkste factor. Indien een lawineslachtoffer binnen vijftien minuten wordt uitgegraven, is zijn overlevingskans 92%. Indien een slachtoffer binnen dertig minuten wordt geborgen, daalt de overlevingskans tot 33%. Het in elkaar schroeven van de huidige lawineprikker kost, in winterse omstandigheden, gemiddeld drie minuten. Inmiddels zijn er nieuwe lawineprikkers op de markt die binnen tien seconden in elkaar gezet zijn. Deze tijdwinst is essentieel voor een snelle lawinezoekactie en zal, in combinatie met een goed werkende lawinepieper en opgeleid personeel, levens redden. Om iedereen zo goed mogelijk voor te bereiden op een lawine zoekactie werden diverse scenario’s beoefend waarbij alle aspecten aan bod kwamen. QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
108
MSO en DPS Door: C-MSO Foto’s: DPS
‘vallen’
Afgelopen mei heeft de MSO (C-squadron Marsof) een paratraining uitgevoerd in Tsjechië. Na de officiële oprichting van de Defensie Para School (DPS) eerder dit jaar was deze training de eerste officiële samenwerking tussen de DPS en de MSO van Marsof. Natuurlijk springt Marsof al jaren op diverse manieren parachute en was het Bureau Para van het Korps Mariniers hier altijd bij betrokken. Met de oprichting van de DPS zijn het Bureau Para en het Instructie Peloton Para (IPP) van het Korps Commandotroepen (KCT) samengesmolten en maken commando’s en mariniers deel uit van deze paarse organisatie. De DPS valt voor zijn bedrijfsvoering onder het KCT. Voor de training werd gebruik gemaakt van burger Skyvan’s die opereren vanaf het vliegveld van Klatovy. Aangezien het CLSK momenteel niet in staat is de paratrainingen te ondersteunen, is dit een zeer goede vervanger. Vanuit de Skyvan’s wordt net als bij bijvoorbeeld een C-130 van de achterklep gesprongen. Dit betreft zowel vrije val als static line, die beide behoren tot de inzetmogelijkheden van de operators van de MSO. De training in Tsjechië had meerdere doelstellingen. Ten eerste moesten de DPS en de MSO kennis met elkaar maken en moesten procedures en andere zaken nader afgestemd worden om de training zo goed en veilig mogelijk te laten verlopen. Voor deze training had de MSO zijn eigen trainingsdoelstellingen samengesteld die met name in de tweede week van de training centraal stonden. Hoofddoelstel-
voor het eerst samen
ling was operationeel springen, bij dag en bij nacht. Dit laatste hield vooral in dat er met een operationele rugzak werd gesprongen, die afhankelijk van de opdracht behoorlijk zwaar kon worden. Om deze laatste reden is door de MSO besloten om een aantal mariniers van de MSO ‘parachutist zware last’ te laten worden. Dit was dan ook een tweede doelstelling van deze training. Op deze wijze kan met een TW-9 parachute van het KCT een zware last veilig aan de grond worden gezet. Middels de static line square configuratie van het Multi Mission System (MMS) is het ook mogelijk om zware lasten aan de grond te zetten en mariniers van Marsof hebben hier in het verleden al ervaring mee op gedaan. De derde doelstelling was om alle operators van de MSO om te scholen op de TW-9, het operationele valscherm van het KCT. Op deze wijze is de MSO breder inzetbaar met de middelen die binnen Nederland beschikbaar zijn. Daarnaast ondersteunt dit het doel van de Commandant van de DPS die alle Nederlandse Special Forces operators hetzelfde brevet wil toekennen, namelijk de Voortgezette Opleiding Vrije Val (VOVV) met de daarbij behorende wings. Zijn gedachtegang is om zodoende een eenduidig systeem van brevetteren te krijgen dat duidelijkheid verschaft in wat een commando of marinier kan. Tijdens de training in Tsjechië zijn dan ook de meeste mariniers de wings opgespeld behorende bij het VOVV brevet. De uitreiking werd telkens gedaan door de Commandant DPS, nadat QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
109
de mariniers hun laatste nachtsprong met volledige uitrusting hadden volbracht. Met een korte ceremonie benadrukte de C-DPS dat ook voor een marinier geldt dat hij de militair is die in zijn pak zit en niet wat er op zijn pak zit. Naast te hebben leren springen met het materieel van het KCT hebben de MSOoperators ook veel gesprongen met het MMS. Dit is al sinds vele jaren het operationele scherm, vrije val en static line, van het Korps Mariniers. Maar vanwege de eenduidige weg die de DPS is ingeslagen ben ik ook van mening dat het slechts een kwestie van tijd is voordat we in Nederland slechts één operationeel valscherm zullen hebben voor de SF-eenheden. Door een betrekkelijk eenvoudige modificatie is het mogelijk het MMS met een static drogue uit te voeren, net als de TW-9, hetgeen de eenduidigheid ten goede komt. Dit laatste is iets wat we dan ook vanuit veiligheidsredenen en materieel/logistieke zaken op termijn moeten realiseren.
Joint Fire Exercise Anaconda Door: ELNTMARNS Stooker (CPO-1) en Linskens (GPO) en ervaringsdeskundigen: Marinier Grielis en Kraan (stuk 4)
120mm, Air en eventueel Naval Gunfire) binnen het Joint Fires concept. Verder kregen alle subeenheidscommandanten een veiligheidsbriefing en orderuitgifte van de Battery Commander.
Het zwaarste wapen van het Korps Mariniers, het 120mm mortier, is na een ‘winterslaap’ van een half jaar weer ontwaakt… Salisbury Plains Training Area (SPTA) was de aangewezen plek om de Battery weer naar de Initial Operations Capable (IOC) status op te werken. Hierbij lag het accent op Joint Fires samen met het Mortierpeloton (Morpel) van 1-Marnsbat, het Tegen Luchtdoelen (TL) peloton en de aanwezige Air Asset: de L-39. Van 26 maart tot en met 18 april heeft Joint Fires Exercise (JFX) Anaconda, als eerste in een reeks van drie JFX’s, plaatsgevonden in de Salisbury Plains Training Area in het Zuiden van Engeland. Main effort: het tot op compagniesniveau beoefenen van technische en tactische inzet van Joint Fires, in aanloop naar een IOC-status van de Battery en de ondersteuning voor de EU-battlegroup vanaf januari 2010. Tevens was dit een uitgelezen mogelijkheid om de Fire Support Teams (FST) maximaal te laten trainen, met het oog op de uitzending naar Afghanistan. In de acht maanden voorafgaand aan deze oefening heeft de Battery in de infanterierol geopereerd. Het merendeel van het kader heeft de laatste OMLT-missie in Afghanistan bemand, waardoor er in Doorn nog maar een klein aantal kaderleden en een groot aantal mariniers achterbleef. In de vorige QPO is al beschreven hoe we die tijd hebben afgesloten met een infanterieoefening in Grafenwöhr. In februari, een aantal weken na het winterverlof, kwamen de kaderleden en de nieuwe Gun Positioning Officer (GPO) terug naar het ‘Big Brotherhuis’ en kon de Battery weer ‘aangezet’ worden. Meteen vingen een aantal opleidingen aan, zoals de 120mm bedienaar- en kaderopleiding en was er een bergtraining in Bridgeport voor de novices. Dat betekende dat bij aanvang van de JFX iedereen op ‘nul’ werd gezet en de opbouw van de oefening van kruipen, naar lopen en uiteindelijk naar hardlopen zou gaan. Na aankomst van de mainbody op West Down Camp in SPTA werd de eenheid in gelegenheid gesteld om alle materialen en uitrusting te ‘preppen’. Het personeel van de Command Post (CP) kreeg een crash course Air Deconfliction Measures, waarbij de nadruk lag op het deconflicteren van verschillende soorten vuursteun (81mm,
Voor de Gungroup kwam de nadruk in de eerste fase op dry training en klein kaliber wapen (KKW)-training te liggen. Binnen de Battery namen de CP en de Guns eerst afzonderlijk hun eigen drills door en werden deze vervolgens gezamenlijk beoefend en gestroomlijnd. De GPO voerde de verkenningen uit voor Gungroup en op deze manier verliep het betrekken van de stelling en het camoufleren van de CP en de guns steeds soepeler. Het gevolg hiervan was dat de Gungroup steeds sneller gereed was om ‘de 120-ers het voorterrein in te pompen’. Het was geweldig om te zien en te ervaren hoe iedereen zich maximaal inzette om zo snel mogelijk vuur uit te brengen. Naast het in stelling komen, werden op weg naar elke locatie ook de Quick Actions (QA) geoefend. Bij een QA komt er, terwijl de CP en guns onderweg zijn van een stelling naar de volgende stelling, een Fire Mission binnen, die uiteraard zo snel mogelijk moet worden beantwoord. De Command Post Officier (CPO) zoekt direct naar een geschikte locatie en als die gevonden is, komen de stukken binnen enkele minuten in stelling. Zo kan er binnen zeer korte tijd na de binnenkomst van de Fire Mission vuursteun uitgebracht worden. Deze QA’s werden ook steeds in complexiteit aangepast. Hierbij moesten we soms nog kilometers doorrijden om binnen de maximale effectieve schootsafstand van de mortieren te komen. ’s Avonds werden er één of meerdere stellingen of hides betrokken, waarbij het TL-peloton zich bij ons aansloot en een deel van de lokale verdediging op zich nam. Een nieuwe ervaring voor zowel de TL als de Gungroup. Na het aanvangen van de routines was het tijd voor de Command Post Exercise (CPX). Vanuit de Fire Planning Cell (FPC) en het FST kwamen er fictieve doelen die aangevat moesten worden door de Gungroup. De Guns draaiden mee, maar de main effort lag vooral bij de CP. Die kon zo de Air Deconfliction Measures implementeren en alvast ‘wennen’ aan de missies die later in de oefening gevuurd zouden worden. Ook werd in deze fase overdag een bevoorrading door het echelon beoefend in een hide. Uiteindelijk moet dit ’s nachts en in een volledig tactisch scenario uitgevoerd kunnen worden. De fase werd afgesloten met een round robbin.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
110
Ervaringen van de stuksbemanning
Hierbij hadden alle subeenheden van de Battery (inclusief TLpeloton) en het Morpel een display ingericht en kon het personeel niet alleen een kijkje bij elkaar in de keuken nemen, maar kon men ook daadwerkelijk de handelingen uitvoeren. Dit droeg bij aan het begrip voor elkaars werk en de unit cohesion. Fase 2 bestond uit Live Firing. Een letterlijke vuurdoop voor een groot aantal nieuwe mensen binnen de Gungroup, die alleen op het ASK ´t Harde een paar schoten hadden afgevuurd. Het ochtendprogramma werd door de Gungroup nog steeds ingevuld met het trainen van de drills en de QA´s, terwijl het FST en het TL-peloton dan bezig waren met Air Serials. Hierbij simuleerde het FST Close Air Support (CAS) met ondersteuning van een L-39 Albatros straalvliegtuig en gebruikte de TL dit vliegtuig juist om hun vaardigheden te trainen. ´s Middags verplaatste de Gungroup zich dan naar een door de GPO voorverkende stelling en na het sein “Battery Ready” kon het FST doelen gaan aangrijpen in het voorterrein. Hiervoor hadden ze in deze fase zowel de 81mm als de 120mm mortieren tot hun beschikking. Ook werden er in deze fase diverse medische scenario’s uitgevoerd. Deze werden opgebouwd van eenvoudig naar complex en werden geëvalueerd door onze AMBU-teams. Eén van de mariniers had in het eerste scenario een pannetje heet water over zich heen gekregen. Hier werd adequaat op gehandeld en het was snel afgelopen. Dit was dan ook een relatief simpel scenario (lees: kruipen). Vervolgens werd er een IED scenario geïnitieerd tijdens een verplaatsing (lees: lopen) en het laatste scenario was een stuk uitdagender: een raketaanval midden in onze hide! Resultaat: zeven gewonden! Al snel werden de juiste procedures opgestart. Waar mogelijk werd er een CLS’er bij een slachtoffer neergezet en de GPO nam de leiding en in de CP werd naarstig aan een casevacreq gewerkt. Na een kleine 45 minuten was het scenario afgelopen en hadden we één man verloren en zes zwaargewond maar stabiel in afwachting van de helikopter. Dit scenario was een eye-opener voor sommigen en een reden om de ZHKH kennis en radioprocedures weer op te vijzelen. Al met al een erg leerzame ervaring dus. Na deze fase was het op vrijdagavond tijd om West Down Camp voor het weekend te betrekken. Na het afwikkelen was iedereen vrij in beweging. De R&R op zaterdag was goed geregeld en de tijd in Southampton welbesteed. Iedereen stond zondagmiddag weer ‘uitgerust’ klaar om de volgende week in te gaan.
Door: MARN 1 ALG Martin Grielis, waarnemend stukscommandant stuk 4 Het begin van deze oefening was voor mij toch wel een omschakeling. In de eerste plaats omdat ik in november uit Uruzgan ben gekomen. Dan moet je toch even de omschakeling maken van missie naar oefening. Als tweede omdat het voor mij ook weer een half jaar geleden was dat ik als mortierist gewerkt heb. Daarbij kwam nog een extra taak, want ik zou deze oefening namelijk de rol van stukscommandant vervullen. Dat is normaal gesproken een korporaalsfunctie. Mijn ervaring tijdens deze oefening is dat er rekening gehouden werd met het feit dat we een flinke tijd zijn ‘uitgezet’. Meestal ga je dan weer meteen maximaal tekeer en wordt er van je verwacht dat je na een week weer op je oude niveau bent. Gelukkig was dat nu niet het geval. Dat hield in dat we echt helemaal onderaan begonnen. Voor mij was dat ook niet verkeerd. Heb zelf ook een paar ‘oh- ja’ momenten gehad. Daarnaast natuurlijk ook veel nieuwe dingen geleerd als ‘leider van een stuk’. Je bent dan nog steeds marinier maar op de momenten dat het nodig is ben je dan toch degene die de leiding heeft. Desondanks met een marinier als leidinggevend persoon heeft stuk 4 zeker niet ondergedaan voor de rest van de stukken. Op de laatste dag in het veld kreeg ik het goede nieuws dat ik de volgende dag met de L-39, een straalvliegtuig naar Den Helder zou vliegen. Maar lees voor kip - konijn. Ik ben namelijk de volgende dag, na een aantal ‘kurkentrekkers’ en paar keer overgeven, in Dijon (Frankrijk) geland. Dat was voor mij een mooie afsluiting van deze oefening.
Door: MARN 1 ALG Ronald van der Kraan, chauffeur stuk 4
De laatste fase stond wederom in het teken van Live Firing. De Battery kreeg zijn orders van de BC en er was in deze fase sprake van een tactisch scenario. Overdag stonden we in stelling rond de impact area en werd er live gevuurd inclusief de Quick Action drills. ’s Morgens en ’s middags stond de L-39 tot onze beschikking en werd er dus ook echt gebruik gemaakt van de Air Deconfliction Measures. ’s Nachts rouleerden de subeenheden in de rol van de vijand en werd deze aangegrepen met Joint Fires. De commandant en chef d’equipage van het Amfgevstbat hebben ons in deze fase bezocht en hebben hierdoor een goed beeld kunnen krijgen van onze training. Omdat de L-39 een backseater is, was er één plaats beschikbaar voor een marinier om mee terug te vliegen na de oefening. Op basis van zijn prestaties werd de marinier Grielis aangedragen voor deze unieke ervaring. Uit deze Joint Fire Exercise zijn een aantal belangrijke lessons identified naar voren gekomen, waarop kan worden voortgeborduurd in de toekomst. Al met al een solide basis voor de komende twee Joint Fire Exercises in Grafenwöhr en in de UK.
Ook voor mij was het weer een tijd geleden dat ik bezig ben geweest met de 120mm. Vanwege een missie in Afghanistan was het voor mij dus wennen om me weer in de routine bij de stukken te werken. Ik heb een nieuwe functie moeten bekleden. Voorheen was ik altijd richter maar dit keer was ik chauffeur van stuk 4. Onder leiding van de marinier Grielis hebben we ons werk zeer goed gedaan. Dit was niet alleen te danken aan de inzet van de mannen, maar ook de ervaring in de groep. Als ik ook voor stuk 4 mag spreken waar ik deel van uit maakte, kunnen we zeker zeggen dat we toch wel maximaal gemotiveerd waren om weer snel op het niveau terug te komen waarop we vorig jaar geëindigd zijn. We hopen ook snel weer IOC (Initial Operations Capable) te zijn, en dus ook klaar voor de deelname aan de EU Battle Group begin volgend jaar, QPO inzetbaar. Al met al zouden we kunnen zeggen dat we goed bezig zijn geweest en de oefening van een goed niveau was. In juni gaan we met een volgende JFX in het Duitse Grafenwöhr weer op volle toeren verder. Door deze oefening, genaamd Cobra, kunnen we weer op een hoger niveau komen. Omdat we ons allemaal bewust zijn van het belang van vuursteun door 120mm mortieren is iedereen gemotiveerd en gaan er weer tegenaan in Duitsland!
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
111
Eerste Bootcompagnie op pad met de Hr. Ms. Johan de Witt voor oefening
Loyal Engagement 2009 (LE09) Inleiding
Beide Bootcompagnieën (1- en 2-Btcie) waren als subeenheid ingedeeld voor de Nato Response Force (NRF). Om een goede invulling te geven aan de stand-by periode, werd de oefening LE09 ingepland door Nlmarfor en uitgevoerd van 23 februari t/m 4 mei 2009. Gedurende LE09 hebben wij twee grootschalige oefeningen gedraaid, te weten Egemen 09 voor de kust van Turkije en Cooperative Lion (CL09) voor de kust van Roemenië en op de Donau. Daarnaast hebben we tussen de oefeningen door meerdere havenbezoeken afgelegd. In
deze bijdrage zal verder alleen in het kort verslag gedaan worden van de operatie Phantom Opera, die onderdeel was van de oefening CL09.
Operatie Phantom Opera
De operatie Phantom Opera werd in een tijdsbestek van vier dagen uitgevoerd. In deze operatie werden we als 1-Btcie aangewezen om een Riverine Action Group (RAG) te formeren, hierbij werden we Tacon gesteld aan C 2-Marnsbat. Verder werden twee LCU’s van 2-Btcie Tacon gesteld aan 1-Btcie voor de duur van de operatie.
Foto’s: AVDD
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
112
In het kort betekende dit dat we met de staf van 2-Marnsbat en 23-Infcie, een peloton Roemeense mariniers en 1-Btcie deze opdracht moesten uitvoeren. Materieel en personeel werden geëmbarkeerd aan boord van drie LCU’s en twee LCVP’s. Vervolgens zijn we vertrokken vanuit Constanta Harbour, Roemenië. Vanuit Constanta Harbour werd er koers gezet naar het Zwarte Zee kanaal om uiteindelijk uit te komen op de Donau. Hier zou vervolgens de operatie uitgevoerd gaan worden.
Voorbereidingen op operatie
Allereerst werd het 7- question model doorlopen. Hier kwamen enkele aandachtpunten naar voren waaronder de in Roemenië schaarse rivierkaarten. En dan met name vrij recente rivierkaarten. Zodoende werd dan ook iedereen aan het werk gezet, om op zeer kort termijn met resultaten te komen. Zoals altijd werd er een oplossing bedacht en op onverklaarbare wijze werd er een boekwerk met alle rivierkaarten van het Zwarte Zee kanaal en Donau op tafel gelegd. Als klap op de vuurpijl waren zelfs de Roemenen jaloers op onze kaarten en begrepen ze niet waar we die vandaan hadden getoverd. Verder was het een uitdaging om met al het materieel en personeel te embarkeren aan boord van twee LCU’s en twee LCVP’s. Tevens is ABU recce op pad gestuurd om de stranden te gaan verkennen, waar de LCU en/of LCVP zouden gaan landen. Ook werden de nodige verkenningen uitgevoerd voor het back-up plan. Dit laatste is een standaard SOP, waar altijd op kan worden teruggevallen, zodat niet de uitvoering van de operatie in het geding komt als de initiële planning geen doorgang kan vinden door externe factoren. Na een bewogen voorbereidingstijd werd er koers gezet richting de Donau. Na ongeveer acht uur varen, werd op red beach de eerste voet aan land gezet. Eenheden werden ontplooid en de LCU’s werden ingezet als blocking positions. De LCVP’s dienden verder tijdens de oefening als patrouilleboten. Verder werd er een LCU met Recce aan boord ingezet om stranden te verkennen en stranden te openen. Ook werd er een LCT, bestaande uit een staf van 1-Btcie, vastgekoppeld aan C 2-Marnsbat, om alle vaarbewegingen te coördineren.
De gasten hadden voor hun bezoek aan de eenheden in het veld een seminar over deze operatie doorlopen aan boord van de Johan de Witt. In dit seminar werd de gehele operatie nagebootst en was het dus extra interessant voor de hen, om het nu in het ‘echt’ te aanschouwen. Na de operatie was het tijd voor de backload. Na belading van al het personeel en materieel aan boord werd er koers gezet richting Constanta Harbour.
Afsluiting
Kortom, het was een leuke en zeer interessante operatie voor de bootcompagnie en ook zeker voor de andere deelnemende eenheden. De operatie had wat ons betreft wat langer mogen duren, waardoor we op alle vlakken nog meer rendement uit de oefening hadden kunnen halen. Het is
Ook werd er tijdens de operatie een DVday ingepland; dit betekende een korte voorbereidingstijd en zeer tevreden VIP’s.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
113
zeker ook zeer gewenst om in de toekomst meer van dit soort operaties uit te voeren. Verder hebben alle deelnemende eenheden zowel hun positieve als negatieve punten kunnen meenemen in de evaluatie. Hierdoor zal er in de toekomst nog beter kunnen worden ingespeeld op de uitvoering van soortgelijke operaties. Zeker als we ons meer willen gaan richten op riverine operaties, is er nog het nodige werk te verzetten. Riverine operaties zijn zeer complex en dit vereist de nodige voorbereidingen, juiste inzet van materieel en personeel. Hiernaast zijn we ook afhankelijk van externe assets, zoals logistieke ondersteuning, luchtsteun, et cetera. Al met al een uitdaging voor de LC-wereld om hier, met invoering van de Frisc, een gedegen organisatie van te maken en uitvoering aan te geven.
Tweede Bootcompagnie
Media-aandacht, ondersteuning
‘Razende Bol schoon’ Door: MAJMARNS P.H.J. de Vreng
Deelname aan grootschalige oefeningen
In ons lijfblad ‘QPO’ wordt over het algemeen veel aandacht besteed aan de grote (inter)nationale oefeningen, waaraan we met onze marinierseenheden deelnemen. Net zoals onze collega’s van 1-Btcie hebben wij in de afgelopen maanden ook diverse grootschalige oefeningen ondersteund, waarbij de recent uitgevoerde oefening Loyal Engagement 2009 nog vers in het geheugen ligt. Van te voren is voor ons als lezers vaak al duidelijk wat de inhoud zal zijn van de bijdrage van de eenheid die heeft deelgenomen aan een dergelijke oefening: vooraf
gestelde oefendoelstellingen zijn gehaald, goede trainingseffort bereikt, samen kunnen oefenen met buitenlandse eenheden en niet te vergeten het welbekende stukje PR en VIP-bezoek dat altijd weer terugkomt. Ook voor ‘Loyal Engagement’ kan ik aangeven dat al deze genoemde punten de revue zijn gepasseerd en daarom nu eens niet een stukje over een grootschalige oefening, maar een verhaal over een gebeurtenis dichter bij huis.
PR als sleuteltaak van 2-Btcie
Het verzorgen van PR is naast onze operationele taken bij 2-Btcie, één van de sleuteltaken van de eenheid. Zodra het weer een beetje mooier wordt en het zonnetje wat vaker gaat schijnen, heeft dit vaak grote gevolgen voor het takenpakket QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
114
van de eenheid. Vanaf medio mei tot aan het zomerverlof worden minimaal twee PR activiteiten uitgevoerd. Hierbij moet worden gedacht aan het ondersteunen van de opleiding Vrede & Veiligheid, VIP-vaardagen, de Ronde om Texel, bezoeken van scholen, et cetera. Van te voren wordt aangegeven dat wij hierbij onszelf als Koninklijke Marine moeten verkopen ‘aan de buitenwereld’ en dat dit belangrijk is voor het imago van CZSK. Ik ondersteun deze gedachte volledig, alleen we zien zo weinig terug van onze activiteiten in de media. Hoe komt dit nu eigenlijk? Wij zijn hier namelijk niet zo goed in. De reden is mij niet geheel duidelijk, maar ik ben van mening dat wij hiermee vaker
‘de boer op moeten gaan’. Mediasupport is een ‘paarse’ defensie aangelegenheid. Maar ik heb toch vaak het gevoel dat de Landmacht en Luchtmacht dit aspect beter in de ‘tas hebben’. Hoe moet het dan wel is de volgende vraag, die dan redelijkerwijs gesteld zou moeten worden. Belangrijk is dat wij vanuit het Korps Mariniers onze mediapoot binnen CZSK ook inlichten, indien we weer ‘iets’ leuks of bijzonders gaan doen dat mogelijk interessant zou kunnen zijn voor de media. Indien het nieuwswaarde heeft dan wordt dit zeker opgepikt door Marinevoorlichting en ook op de juiste wijze uitgezet binnen de media. De deelname van 2-Btcie aan de schoonmaakactie van de Razende Bol is hier een duidelijk voorbeeld van.
Inzet van de media
Op 19 mei jongstleden hebben ongeveer vijftig tweedejaars leerlingen van het Technisch Opleidingscentrum (MBO) in Den Helder als onderdeel van hun ‘maatschappelijke stage’ van de opleidingen ‘beroepen aan zee’ en ‘lyceum aan zee’, deelgenomen aan een kunstproject ‘Razende Bol schoon’ in het kader van ‘de week van de zee’. Dit project werd door de gemeente Den Helder geïnitieerd en had als doel om de deelnemende scholieren kennis en inzicht te geven in de grote hoeveelheden ‘zwerfafval’ die de mens bewust en onbewust achterlaat in de zee en welke gevolgen dit heeft voor het milieu. Gezien het belang dat de Marine heeft en hecht aan het gebruik van de zee werd vanuit de marineorganisatie aangeboden om dit evenement varend te ondersteunen
met een landingsvaartuig van het Korps Mariniers (Landing Craft Utility). 2-Btcie is vervolgens aangewezen om de ondersteuning te leveren. Met de mogelijke nieuwswaarde in het achterhoofd is Marinevoorlichting ingelicht. Zij hebben dit vervolgens op prima wijze uitgezet binnen hun lijnen en mogelijkheden, waarna we op de dag van vertrek onder andere Hart van Nederland, de Telegraaf, het NoordHollands dagblad en RTV Noord Holland aan boord van de LCU konden verwelkomen. Dit is dus een van de manieren hoe wij de Marine moeten ‘verkopen’.
Ondersteuning ‘Razende Bol schoon’
Vanuit de marinehaven in Den Helder zijn de leerlingen op 19 mei met dit grote type landingsvaartuig naar het eiland de Razende Bol gebracht, een zandplaat en beschermd natuurgebied voor de kust van Den Helder, om daar gezamenlijk al het afval te verzamelen voor het bouwen van diverse kunstwerken op het Julianaplein in Den Helder, onder leiding van een kunstenaar. Op de Razende Bol aangekomen moesten de leerlingen allereerst een natte landing uitvoeren (hoe kan het ook anders).
Hierbij bleek dat het halen van een paar natte voeten niet voor iedereen is weggelegd (geschikt / ongeschikt). Een gedeelte van de leerlingen moest toch enigszins gemotiveerd worden om de klep af te lopen. Vervolgens kregen de leerlingen de tijd om de Razende Bol op te ruimen. Dit is aardig gelukt. In een uur tijd zochten de leerlingen een gebied van ongeveer een vierkante kilometer af naar zwerfafval. Er bleek heel veel afval aanwezig te zijn: lege tonnen, kisten, visnetten, houtresten, plastic afval, een ananas, et cetara. Al het verzamelde afval (uiteindelijk een vrachtwagen vol) is in een open vrachtwagen aan boord van het landingsvaartuig verzameld en na terugkeer in Den Helder verplaatst naar het Julianaplein. In de middag zijn de leerlingen onder leiding van een kunstenaar met het verzamelde afval aan de slag gegaan om hier kunstwerken van te maken. Deze kunstwerken zijn vervolgens aan de (lokale) pers en de inwoners van Den Helder ten toon gesteld.
Terugkoppeling in de pers
De gehele actie is door een camerateam van SBS gefilmd en ’s avonds in het programma ‘Hart van Nederland’ uitgezonden. We stonden in de Telegraaf met een mooie grote foto en ook het NoordHollands dagblad verzorgde een artikel in de krant. Ieder uur kwamen we terug in het radiojournaal van Radio Noord-Holland en ook TV Noord-Holland verzorgde een uitzending. Al met al een behoorlijke media ‘spinn-off, die met behulp van een telefoontje en mailtje naar Marinevoorlichting tot stand is gekomen. Als afsluiting zeg ik het nog maar eens: ‘We moeten meer de boer op met ons product Korps Mariniers’. Indien we iets van nieuwswaarde gaan doen als eenheid, meldt dit dan ook bij de juiste instantie. Alleen dan komen we (als Korps Mariniers) met onze ‘kop’ in de krant en op de TV.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
115
Amfibisch Logistiek Bataljon Commandant: KLTZA S.M. Oost EMSD Opvolgend Commandant: MAJMARNS A.G. van Wette Chef d’Equipage: AOOMARNALG P.M.J. de Valk
Foto’s: AVDD
Inleiding Commandant Het Amflogbat ondersteunt logistiek wereldwijd marinierseenheden in het gehele geweldsspectrum, in nationaal en internationaal verband. De logistieke ondersteuning wordt - zoals u in eerdere bijdragen hebt kunnen lezen - veelal verzorgd door een compleet of gedeeltelijk CSS en/of SSG. Daarnaast vindt echter ook logistieke ondersteuning op een veel kleinere schaal plaats. Ook individuen van het Amflogbat worden uitgezonden en vormen zo een weliswaar bescheiden doch bewonderenswaardige logistieke bijdrage aan of ten behoeve van eerder genoemde marinierseenheden. Op deze pagina’s vindt u twee bijdragen van recent uitgezonden ‘Amflogbat-ers’. De eerste is van de Combat Supply Element Officer van CSS 1, ltza 2 Daniël van Vark, die van half oktober 2008 tot half maart 2009 de functie van NL-NSE te Tsjaad heeft vervuld en de tweede is van mijn voorganger, kltza Rob Hunnego, die van 7 oktober 2008 tot 7 april 2009 als Dacos CJ8 Eufor Tchad/RCA heeft versterkt. Interessante verslagen die mijns inziens goed weergeven dat schijnbaar kleine (i.c. individuele) bijdrages evengoed groot kunnen zijn.
Een bijdrage van de stafadjudant van het Amfibisch Logistiek Bataljon, aoomarnalg Peter de Valk, over de beleidsvisie onderofficieren is als algemeen artikel in deze QPO geplaatst. Hij beschrijft daarin de reeds behaalde resultaten en gaat in op de acties die het onderofficierenkorps MTC ten aanzien van de beleidsvisie heeft ondernomen en nog gaat ondernemen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
116
Uitzending Tsjaad Door: LTZA 2 D.J.W. van Vark Foto’s: AVDD
Inleiding
Na een gedegen voorbereiding waarin behalve specifieke militaire ook specialistische vaardigheden aan bod waren gekomen en een kort verlof vertrok ik op 20 oktober 2008 met een deel van de Advance Party van het tweede NL detachement Eufor Chad/RCA vanaf Schiphol richting N’Djamena; de hoofdstad van Tsjaad. Na aankomst had ik een week de tijd om alle kennis(sen) en vaardigheden die mijn voorganger ltza 2 Rob Timmermans in zijn uitzending had verworven, over te nemen om zodoende goed voorbereid zo veel mogelijk te kunnen betekenen, in de breedste zin van het woord, voor het detachement in Goz Beida. Er volgde een hectische rotatieperiode, waarin alle personen en materialen van detachement 1 werden uitgevlogen en alle personen en materialen van detachement 2 moesten worden ingevlogen naar Goz Beida. Uiteraard moest voornamelijk het invliegen naar Goz Beida zo snel mogelijk gebeuren. In deze periode had ik de ondersteuning van de Logost-ploeg uit Den Helder, die ruime ervaring hebben in alle facetten van de logistieke bedrijfsvoering. Door problemen met de Nederlandse C-130 was de inzet van schaarse Eufor vliegtuigen ook vitaal. In deze periode kwamen de eerste problemen met de Tsjadische autoriteiten naar boven, die uiteindelijk wel zijn opgelost en waardoor alle handelingen alsnog op tijd konden worden afgerond.
Vrachtvervoer
Tijdens de uitzending heb ik één grote sustainment vlucht in samenwerking met het Ierse NSE mogen meemaken. De beperkte middelen op het vliegveld en bij Eufor zorgden voor een grote logistieke uitdaging. Het Ierse bataljon had vanuit Goz Beida een konvooi en workparty gestuurd om het NSE (tien pax) te ondersteunen in de handling van de ongeveer 35 ton goederen uit Ierland en Nederland. De kritieke onderdelen zijn per konvooi naar Goz Beida vervoerd en de munitie per vliegtuig. De overblijvende, minder kritische goederen zijn met de reguliere vluchten in de volgende weken in Goz Beida aangekomen. In het algemeen werden de benodigde goederen door de Bevo in Goz Beida besteld en door N4 Marsitcen met Air France Cargo of Cargolux naar N’Djamena gestuurd. Na binnenkomst en inklaring door de douane haalde ik deze op bij de logistieke dienstverlener. Kleine zendingen leverden over het algemeen geen probleem op,
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
117
maar zendingen van een pallet of meer veroorzaakten door regelmatige defecten aan de antieke vorkheftruck regelmatig een uitdaging.
Personenvervoer
Door de frequente werkbezoeken is ook het personenvervoer ruimschoots aan bod gekomen. VIP-bezoeken kregen normaal gesproken voorrang in de vluchtplanning, dus zo was er regelmatig nog een vlucht naar Goz Beida bij te ‘snoepen’, waarop behalve de VIP en gevolg ook meestal kritische reservedelen, of de post meegezonden kon worden. Minimaal tweemaal per week moesten werkbezoekers ’s avonds van het civiele vliegveld gehaald worden, waarna ze de volgende ochtend zo snel mogelijk weer doorvlogen naar hun eindbestemming Goz Beida of Abeche en in omgekeerde volgorde. Gedurende de zes weken durende R&R periode, waarin het gehele detachement in drie shifts op een welverdiend verlof in Nederland is geweest was de inzetbaarheid van een troepentransport-Scania van het Ierse NSE een zeer welkome aanvulling.
Lokale aankopen werden in Centraal Afrikaanse Francs (CFA) gedaan. Aangezien er in Tsjaad geen supermarkten zijn en de markten naar Europese maatstaven op zijn zachtst gezegd raadselachtig zijn, heb ik voor de aankopen gebruik gemaakt van een lokale inkoper die in dienst was bij het Ierse NSE. Belastingen en andere heffingen voor de vliegtuigen moesten voor vertrek van het vliegtuig contant in de verkeerstoren afgerekend worden, dus was er ook een grote hoeveelheid Amerikaanse dollars aanwezig.
Planning
Redeployment
Veel tijd werd opgeslokt door de wekelijkse en maandelijkse vluchtplanningen, die door de vele personele en materiële verplaatsingen èn het gebrek aan assets nogal wat flexibiliteit en gepuzzel vereisten. Vooral het overtuigen van de J4 sectie zorgde, mede door de taalbarrière, voor een wekelijks hoogtepunt. Door het tijdig plannen van speciale vluchten voor VIP-bezoeken, reguliere vliegbewegingen en verloven, zijn hier weinig problemen ontstaan. Door de schaarste aan vlieguren waren, zeker voor de komst van de Russische MI-8’s, spoedaanvragen meestal moeilijker te realiseren. Met de komst van de Russische heli’s was de schaarste opgelost, maar daarmee werd de coördinatie (J4 in N’Djamena voor de vliegtuigen en JF-ACC in Abeche voor de heli’s) een uitdaging.
Het redeployment verkenningsteam, met daarin vertegenwoordi-
Financieel
Het NSE hield een eigen kas en daarbij behorende administratie voor lokale aankopen bij.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
118
gers van DOPS, Marsitcen, DVVO en de Logost-ploeg is half januari op werkbezoek geweest waarbij zij in een week tijd alle relevante locaties en personen hebben bezocht om afspraken te maken voor de redeployment van alle Nederlandse personen en middelen. De detailafspraken zijn naderhand op OHQ niveau met de DOPS, maar ook op FHQ gemaakt. De voorbereiding voor de redeployment is als stroef ervaren, vooral door het gebrek aan middelen en coördinatiemogelijkheden in de Eufor-staf. “Nationale verantwoordelijkheid” was in februari een veelgehoorde term. Door het verkenningsteam werd hierop al geanticipeerd en er is besloten alle goederen, met hulp van het Ierse bataljon, naar Abeche te vervoeren. Op 15 maart is het Nederlandse detachement met alle voertuigen en het restant aan goederen in colonne in Abeche aangekomen. Vanaf hier is het personeel met tactisch luchttransport naar N’Djamena vervoerd, waarna de KLu het vervoer naar Kreta en uiteindelijk Nederland heeft verzorgd. Het materieel is door een lokale civiele vervoerder van Abeche naar N’Djamena vervoerd, onder beveiliging van een FP-team, samengesteld uit leden van detachement 1. Vanuit N’Djamena zijn alle voertuigen en containers per Antonov 124 naar Nederland getransporteerd. Op 15 april, een maand na einde missie, waren alle Nederlandse middelen en personen vertrokken naar Nederland.
Conclusie
Terugkijkend op mijn eerste missie ben ik van mening dat dit een hele uitdagende en veelzijdige baan is geweest voor vijf maanden. Niet alleen heb ik ruimschoots ervaring op kunnen doen met militaire operationele logistiek, maar ook op het gebied van samenwerking in een joint en combined omgeving in een grote internationale organisatie. De samenwerking met het detachement in Goz Beida heb ik over het algemeen als prettig ervaren. Ook al waren de omstandigheden niet ideaal (fysiek lange logistieke lijnen, beperkte middelen en redelijk extreme omstandigheden), met veel flexibiliteit en geduld is er toch het beste uitgehaald en kijk ik met voldoening terug op afgelopen winter.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
119
Zes maanden Dacos CJ8 Eufor Tchad/RCA Door : KLTZA R.C. Hunnego, oud-C-(AMF)Logbat
Inleiding
Van 7 oktober 2008 tot 7 april 2009 ben ik Dacos CJ8 bij Eufor FHQ Rear, Eufor Tchad/ RCA geweest. Mijn tweede missie in Afrika, na Unmee (november 2001 tot mei 2002, als military assistent to the Force Commander, genmajmarns P.C. Cammaert). Gedurende deze zesmaandenperiode heb ik mij met een groot aantal zaken bezig kunnen houden. In dit verslag ga ik achtereenvolgens in op enkele facetten: • Franse aanwezigheid; • Werkprocessen (common costs, Nation Borne Costs en materieelverwerving en beheer); • Contracten.
Franse aanwezigheid
De meerderheid van de Eufor-macht werd geleverd door Frankrijk, dat werkte ook door in de bezetting van de hoofdkwartieren: 80% van de FHQ-stafofficieren was Frans. Ook de J8 van deze Eufor-missie was zwaar Frans: ik was de enige ‘étranger’ in het CJ8-gezelschap van tien man. Dit was de grootste en duurste Eufor-missie tot nu toe en het was duidelijk dat er nog niet veel ervaring bestond in het financieel runnen van een dergelijke missie, omdat Europa nog niet zo lang zelfstandig militair opereert. Logischerwijs werd teruggegrepen op het bekende en dat was de manier waarop in het Franse leger de boekhouding wordt gevoerd. Dan blijkt weer eens dat de Nederlandse krijgmacht zeer modern is uitgerust, ook op financieel gebied, met allerlei geautomatiseerde
financiële systemen, die tot in het veld kunnen worden gebruikt. De financiële Eufor-organisatie was centralistisch opgezet, waarbij de ACOS J8 alle bevoegdheden heeft. Hij heeft deze bevoegdheden alleen en hij mag deze niet delegeren. Dat betekende in de praktijk dat ik vooral een adviseursfunctie had, want ik kon/mocht nergens voor tekenen. Dat was ten opzichte van mijn Logbatcommando toch wel een forse stap terug. De officiële voertaal van de missie was Engels. Gezien het grote aantal Fransen was het logisch dat een deel van de dag toch Frans werd gesproken. De cursus Frans die ik in de aanloop naar deze uitzending heb gevolgd, heeft zijn waarde dan ook bewezen, zowel in de functionele sfeer als in de meer persoonlijke omgang met mijn (overwegend) Franse collega’s van het Eufor-hoofdkwartier.
Werkprocessen
De CJ8 FHQ kende vier hoofdprocessen: • het beheren van het budget ‘common costs’. • Het beheren van het Nation Borne Costs systeem. • Het aangaan en beheren van de diverse contracten. • Het functioneren als materieel inkoper en verantwoordelijke voor het materieelbeheer. ‘Common costs’ Het budget voor Europese militaire missies komt ten laste van de Europese
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9 Achtergrondfoto: AVDD, Ruud Mol
120
landen die deelnemen aan het Europese veiligheids- en defensiebeleid (ESDP - alle landen van de EU minus Denemarken). Zij dragen bij aan het budget naar rato van hun BNP. Het comité dat in Brussel deze budgetten toekent, heet ‘Special Committee’ (SC). Het bureau dat het beleid van de SC uitvoert heet Athena. Het budget voor deze operatie werd op drie niveaus beheerd: • Athena – Administrator. • OHQ – OPCDR. • FHQ – FCDR. Eigenlijk is er (in ieder geval op het niveau van het FHQ) geen sprake van echt budgetbeheer geweest. Er was alleen sprake van het registreren (op papier en in de computer) van het uitgeven van het budget ‘common costs’, want er was geen sprake van planning, van gefaseerde uitgaven, van enig idee waar we zouden uitkomen. Nation Borne Costs (NBC) Dit systeem van prefinanciering van de nationaal toe te rekenen uitgaven via het Athena-mechanisme, door of ten behoeve van de deelnemende landen en derde
partijen, had veel goeds in zich. Het is relatief simpel en voorkomt het afsluiten van vele kleine contractjes indien ieder deelnemend land dit voor zichzelf zou gaan doen. Er zaten ook nadelen aan het systeem: • De door Athena geleverde software scoorde nog een onvoldoende. Deze had allerlei kleinere en grotere missers, bijvoorbeeld geen ingebouwde verbandcontrole tussen de ingevoerde facturen en de verwerking daarvan in de maandoverzichten per land, die het werken met het programma niet prettig maakten. Ook was er geen verband tussen het werk van de accountofficers, die alle facturen betaalden, en het Nation Borne Costs-systeem. De facturen werden dus twee keer ingevoerd, waardoor menselijke fouten niet te vermijden bleken. • De data van de CJ1 bleken keer op keer niet 100% te kloppen. Ik kon dat eenvoudig vaststellen voor Nederland in deze missie. In samenwerking met de Nederlandse SNR werd dat dan door de J1 gecorrigeerd. Voor andere landen met grotere contingenten die vaker personele mutaties hadden, lag dat ingewikkelder. Deze CJ1-data vormen wel de basis van de verdeling van de NBC over de landen, per kamp. Uiteindelijk
werd altijd de totaalrekening betaald, al klopte de relatieve verdeling over de landen misschien niet helemaal. • De kennis van de meeste SNR’s over het NBC-systeem was onvoldoende omdat zij geen van allen een financiële achtergrond hadden. Zij werden wel geacht namens hun land in te stemmen voor soms miljoenen euro’s. Om in deze kennislacune te voorzien, heb ik een zelfstudie lespakket opgesteld, op basis van PowerPoint. Deze presentatie is in december aan alle SNRs aangeboden, tegelijkertijd met alle relevante voorschriften. Dat gaf hen meer vertrouwen, zowel naar mij toe als naar het NBCsysteem. Inkoopfunctie en materieelbeheer Onder bevel gestelde eenheden en elementen van het FHQ hadden geen gedelegeerd budget ten laste van het ‘common costs’ budget. Behoeften van eenheden en het hoofdkwartier zelf werden door middel van de zogenaamde Fiche d’expression de besoin (FEB) gedaan. Dit was een zwaar, papieren proces: met een aanvrager, een advies van zijn ACOS, daarna bij mij en ten slotte bij de ACOS CJ8. Ik adviseerde of het NBC of Common Costs zou moeten worden, de ACOS nam het besluit.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
121
Er werd toen ik in de missie kwam, nog niet aan materieelbeheer gedaan. Pas toen er vanuit Brussel werd opgedragen de balans op te maken (letterlijk), waarbij de aanwezigheid van het materieel en de staat waarin het verkeerde, moest worden opgegeven, is er een inventarisatieslag gemaakt. Daarna is er door de diverse subgebruikers getekend voor het in bruikleen verstrekte Eufor-materieel, gekocht uit de ‘common costs’. Contracten Er waren voor deze missie een groot aantal contracten afgesloten. De belangrijkste (120 miljoen) betroffen de infra, deze lagen op het niveau van het OHQ in Parijs. Ook het raamcontract met EdA1 was op het niveau van het OHQ afgesloten. Onder dit raamcontract werden subcontracten afgesloten voor catering, verse voeding voor de kampen, transport, drinkwater voor het gehele AOO, field camp services in de kampen ABC en NDJ, huurauto’s voor de hoofdkwartieren, abonnementen voor de satelliet televisies, et cetera. De rol van de contractofficier was na de aanloopperiode februari-juni 2008 feitelijk dan ook marginaal. Opslag EdA. EdA kreeg een opslag van 5% op alle facturen van de ondercontractanten. Voor de NBC-rekeningen werd dit betaald door Frankrijk, voor de common costs werd dit betaald uit het budget. Catering. EdA had het cateringcontract voor de kampen in ABC en NDJ ondergebracht bij de Gulf Catering Company 1 EdA (Economats des Armées) een soort CDC, inkooporganisatie-achtig bedrijf, onder leiding van een militaire directeur, maar wel naast defensie gepositioneerd.
(GCC). Dat ondercontract kenden we als J8 FHQ niet. In het contract Eufor-EdA stond dat er voor NDJ op 550 en voor ABC op 1.800 eters per dag werd gerekend. Die aantallen zijn nooit gehaald omdat Eufor nooit zo groot is geworden als waar in de eerste planningen van werd uitgegaan. Voor het verschil tussen de ‘bestelde’ aantallen en de werkelijke aantallen bestond een boetesysteem. De eet- en kombuiscomplexen van GCC zijn tijdens de Euforperiode in een jaar, volledig afgeschreven. Door de afschrijvingen en het boetesysteem liepen de dagkosten voor maaltijden fors op, waardoor de NBC uitgaven sterk toenamen. Het contract kende - helaas - geen clausule voor tussentijdse bijstelling naar aanleiding van de resultaten van het force generation-proces. Verse voeding voor de kampen. De kampen in Iriba (PL), Forchana (FR), Goz Beida (IE/NL) en Birao (FR, CAR) waren zelf verantwoordelijk voor hun bestellingen van verse voe-
ding bij EdA. De CJ8 betaalde de rekeningen voor hen en bracht deze rekeningen op, in het Nation Borne Costs-systeem. Transport. Hier heeft het lang gerommeld. EdA transporteerde naar eigen goeddunken de bestelde verse voeding, drinkwater, et cetera en legde de transportrekening voor aan het FHQ CJ8. Transportkosten bepaalden uiteindelijk meer dan 50% van de totaalprijs van een fles drinkwater of van de verse voeding. Ook meel voor vers brood werd ingevlogen, waardoor een lading meel door de transportkosten uiteindelijk achtmaal zo duur uitkwam. Niet alle luchttransport kan natuurlijk worden voorkomen, zeker niet in de regentijd. EdA was wèl de grote winnaar, want op elke rekening mocht EdA immers 5% opslag heffen, ook op de transportkosten. Pas toen eind januari 2009 bleek dat er voor miljoenen aan openstaande facturen bij EdA lag, waarvoor geen verplichtingen of reserveringen waren gedaan en waarvan niet bekend was of deze uitgaven
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
122
ten laste van de ‘common costs’ of de NBC zouden komen, werd het transportplaatje transparant gemaakt. Voorstellen voor transport (lucht en land) en de tarieven werden nu vooraf door CJ8 geaccordeerd, waarna deze opdracht als verplichting werd ingeboekt. Drinkwater. In de eerste maanden van de missie was de gehele behoefte aan drinkwater voor de missie ingeslagen en dit is in september en oktober 2008 in rekening gebracht aan de toen aanwezige lidstaten en derde partijen. Ook hier vormden de transportkosten uiteindelijk meer dan de helft van de prijs van een fles water in Goz Beida of Iriba.
Afsluiting
Ik heb na een (voor wat betreft werk en werkinhoud) zwakke start een uitstekende missie gedraaid. Ik heb een groot aantal lessons identified kunnen aandragen voor het nog jonge financiële systeem Athena. Ik heb het bijzonder leerzaam gevonden in een totaal andere, Franse, cultuur te kunnen werken. Ik heb veel van Tsjaad gezien: N’Djamena, Abeche, Goz Beida en Iriba, Ik heb ook vastgesteld dat wij het als Nederlanders nog zo slecht niet doen, met onze ideeën over delegeren en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie neerleggen.
Mariniers Opleidingscentrum Commandant: LNTKOLMARNS J.B.W. van Nee Opvolgend Commandant: MAJMARNS M. den Hartog Chef d’Equipage: AOOMARNALG E.G. Bergman
Tenue correct, vertrouwen gewekt
Door: MAJMARNS drs. C.J.J. Schellens, Hoofd Opleidingseenheid Potom Foto’s: AVDD De spreuk ‘tenue correct, vertrouwen gewekt’ staat boven menig spiegel in kazernes van het Korps Mariniers. De eenvoud van deze spreuk behelst echter meer dan alleen een net pak dat op een correcte wijze gedragen wordt. Eén van de sterke punten van ons Korps is de wijze waarop wij ons presenteren. De uitstraling van de individuele marinier, ongeacht rang of stand, en van eenheden van het Korps Mariniers creëert het beeld van een professionele organisatie met gemotiveerd personeel. Alleen al deze indruk geeft ons een voorsprong op anderen, nationaal en internationaal. Door te verslappen in onze uitstraling geven we een deel van deze voorsprong op en ebt ook een deel van ons onderscheidend vermogen weg. Dit artikel (en foto’s) zijn niet bedoeld om met een bestraffend vingertje naar anderen te wijzen. Het is bedoeld om het belang van de schijnbaar
. . toch? nietige zaken die bijdragen aan onze uitstraling nogmaals onder de aandacht te brengen. Onze uitstraling wordt bepaald door een drietal factoren; gedrag, houding en uiterlijk voorkomen.
Ons gedrag is opgebouwd uit een groot aantal componenten, onder andere: • De omgang tussen mariniers onderling. De wijze waarop wij met elkaar omgaan, dient gebaseerd te zijn op kameraadschap, samenhorigheid en respect voor elkaar en rangen en standen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
123
• De omgang met collega’s van andere krijgsmachtonderdelen en internationale partners. Los van beleefdheidsnormen en omgangsvormen is het in omgang met externen van belang dat iedere marinier binnen zijn vakgebied overkomt als een professioneel militair die zijn vak beheerst en dit weet over te brengen. • De wijze waarop een marinierseenheid optreedt, is ook een vorm van gedrag. De uitstraling van een goed getrainde en gedisciplineerde eenheid met een zichtbaar duidelijke bevelsstructuur wekt een bepaalde indruk bij vriend en vijand. Deze indruk bepaalt op welke wijze zij de eenheid inschatten en benaderen. Onze houding bepaalt in grote mate onze uitstraling. Deze factor kost ook de minste moeite, je hoeft alleen te letten op je lichaamshouding. Een marinier met rechte rug, borst naar voren en opgeheven hoofd, roept een beeld van kracht en zelfvertrouwen op. Een eenheid gevormd door mariniers met een dergelijke houding komt over als gedisciplineerd en gedreven. Een mooi voorbeeld hiervan is het standbeeld van de marinier op het Oostplein te Rotterdam. Daarnaast vormt ons fysieke uithoudingsvermogen een belangrijke component binnen de factor houding. Natuurlijk draagt een zichtbaar sterk lichaam bij aan de beeldvorming van een marinier maar daarnaast vergt het marinierswerk, in binnen- en buitenland, veel van ons lichaam. Alleen door het marinierslichaam te onderhouden en te trainen, zijn we in staat om doelen te bereiken waar anderen afhaken en blijven we inzetbaar. Verslapping in het bijhouden van de fysieke gesteldheid zal altijd zijn weerslag hebben op het individu en daarmee op de eenheid. De afwisseling tussen bureau- en veldwerk binnen ons Korps is
frequent en vaak abrupt. Dit vraagt om innerlijke discipline en gedrevenheid om 24 uur per dag, 7 dagen per week, QUA PATET ORBIS fit, te blijven. De derde factor is het uiterlijk voorkomen. Het uiterlijk voorkomen wordt bepaald door een tweetal elementen, het tenue en persoonlijke hygiëne. Voor wat betreft de tenues wil ik een onderscheid maken tussen de dagelijkse tenues zoals deze gedragen worden op diverse kazernes en het tenue tijdens oefeningen en uitzendingen. Ik bedoel hier niet de individuele uitrusting mee maar de kledingstukken die het tenue vormen. Het dagelijkse tenue behoeft eigenlijk weinig toelichting, een correct gedragen tenue, schoon, gestreken, zonder slijtageplekken of gaten, aangevuld met gepoetst schoeisel zou heel normaal moeten zijn. Echter, niets menselijks is ons vreemd. Niet ieder individu kan het opbrengen om te voldoen aan deze simpele punten. Verslonzing en verbastering van tenues vindt ook binnen ons Korps plaats. Mariniers, ongeacht rang of stand, met half opgerolde mouwen, kapotte kleding en slecht onderhouden schoeisel zijn op iedere kazerne te vinden. Verbastering van tenues vindt ook plaats, als voorbeeld noem ik het dragen van een baseballcap met de zwarte letters NLD erop bij ceremoniële gebeurtenissen tijdens een ernstmissie en niet de, met bloed, zweet en tranen behaalde, mariniersbaret. Een ander voorbeeld is de verslonzing van het gevechtstenue. Als je zwarte gevechtslaarzen en elastieken in de broekspijpen draagt, hoor je er blijkbaar niet meer bij. Kleurig schoeisel en diverse draagwijzen van het tenue is een modeverschijnsel geworden.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
124
Hoewel het bij de initiële opleiding te Rotterdam ingeprent wordt, kan blijkbaar niet iedereen de innerlijke discipline opbrengen om, na het wegvallen van de druk van de baksmeester, hieraan te voldoen. Daarom blijft het van belang dat er inspecties (baksgewijs) gehouden worden om zo keer op keer de norm te benadrukken en de sociale controle te bevorderen. Colonel USMC Brian McCoy brengt het in zijn boek “The Passion of Command, the Moral Imperative of Leadership” als volgt: “Do not allow grafitti on uniforms, do-rags, wristbands, or other forms of jackassery, period”.
Indien je het lichaam en je uitrusting goed onderhoudt, zal dat de verspreiding van infecties voorkomen en bijdragen aan een grotere operationele inzetbaarheid van het individu en zijn eenheid. Onderhoud van het lichaam is net zo belangrijk als onderhoud van wapens en materieel. Het schoonhouden van de voeten, wassen van het lichaam en scheren (indien tactisch mogelijk), draagt bij aan de inzetbaarheid van de marinier en heeft ook een positief effect op zijn gemoedstoestand. Er is slechts één uitzondering op de dagelijkse scheerbeurt en dat is bij het optreden in de jungle. Hier is scheren juist onhygiënisch en kan infecties veroorzaken. Persoonlijke hygiëne draagt ook bij aan het uiterlijk voorkomen. Tijdens overt optreden vormt persoonlijke hygiëne een onderdeel van je uitstraling. Het laten staan van een baard zoals veelal in Afghanistan gebeurt, is een gebrek aan innerlijke discipline en leiderschap. Het argument dat je met een baard beter overkomt bij de lokale bevolking is een drogreden. Je bent een Westerse militair met veelal een ander geloof, een ander tenue en je bent een vreemde in hun land; een baard verandert hier niets aan. Ter vergelijking: ten tijde van de SFIR-missies in Irak liet niemand een snor staan, ook al was dit bij de lokale bevolking een teken van mannelijkheid.
Het tenue tijdens oefeningen en uitzendingen, hiervoor reeds kort aangegeven, is een ander punt van aandacht. Tijdens uitzendingen hebben we veelal te maken met het opereren in een complexe omgeving waarbij we niet alleen kinetisch optreden maar ook humanitaire en constructieve taken uitvoeren. Hierbij is veelvuldig contact met de burgerbevolking een gegeven waar we niet aan ontkomen en rekening mee moeten houden. De indruk die je maakt op de burgerbevolking wordt bepaald door je optreden, gedrag en uiterlijk voorkomen. Bij het optreden in een dergelijke omgeving dient een onderscheid gemaakt te worden tussen ‘overt’ en ‘covert’ operaties. Het tenue bij overt, zichtbaar, optreden dient functioneel, eenduidig en hetzelfde te zijn om zo de indruk te wekken, bij de bevolking en de vijand (die zich mogelijk onder de bevolking bevindt), dat ze te maken hebben met een professionele en gedisciplineerde eenheid. Bij covert, heimelijk, optreden wordt in principe geen contact gemaakt met de lokale bevolking en wordt het tenue functioneel aangepast aan de opdracht. Iets als eenheid van tenue kan in dit geval afwijken van de norm. Let wel, het gros van de operaties die we met het Korps Mariniers uitvoeren, is overt en het tenue buiten de poort dient te voldoen aan de factoren functionaliteit en eenheid van tenue. Mogelijk dat we onszelf een spiegel moeten voorhouden? Persoonlijke hygiëne in de kazerne of in het veld is een essentieel onderdeel van de dagelijkse routine. Wederom een passage uit “The Passion of Command”: “Disease will cause casualties and rob units of combat power faster than the enemy could ever hope to do……… Poor Hygiene will rob us of combat power. All Marines and Sailors will perform hygiene every day, shaving and brushing teeth at a minimum, with periodic foot inspections by leaders……… Leaders at squad level check; platoon commanders and platoon sergeants verify – no expections”.
Het Korps Mariniers is een gemeenschap die zich kenmerkt door de uitdrukking; MAX FLEX, CAN DO en LOOK GOOD. Bedenk bij alles wat je doet welke uitstraling je hebt en hoe je over komt. Dit is een verantwoordelijkheid van het individu en van de eenheid. Een verantwoordelijkheid die moet worden afgedwongen door iedere leider binnen ons Korps Mariniers vanaf de rang van korporaal tot generaal. De eerste indruk die wij als marinier maken, bepaalt hoe anderen over ons oordelen en ons benaderen, you never get a second chance to make a first impression.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
125
Live Firing op het eiland Sazan te
Albanië
Op donderdag 29 januari 2009 kwam het verzoek van kolonel der mariniers Hekkens, plaatsvervangend commandant van Nlmarfor, binnen bij het MOC te Rotterdam om een Platoon Weapons instructeur 1st class (PW 1) te leveren voor de realisatie van een schietperiode op het eiland Sazan te Albanië tijdens de oefening Albanian Lion. De verkenning van het schietterrein was op een eerder moment uitgevoerd door de (voormalig) kapitein der mariniers Gerrit Pesman, die zijn informatie doorspeelde aan ondergetekende. De informatie was ruim voldoende om een indruk te krijgen van het schietterrein en haar mogelijkheden. Samen met de eind 2008 ‘afgestudeerde’ PW-1, korporaal van de mariniers Kapper, is een concept programma opgesteld. Onze opdracht was een schietprogramma voor te bereiden, uit te voeren en af te wikkelen tijdens een tweedaagse crosstraining waaraan meerdere nationaliteiten zouden deelnemen. ruime movement box op te zetten en de linker- en rechterbegrenzing maximaal door te zwaaien, creëerden we een onveilig gebied met een sector ter grootte van bijna 180º zodat we ‘onze gang konden gaan’. De schietoefeningen waren kleinschalig maar uitdagend van opzet en er werd geschoten met alle voorhanden zijnde wapens, van Glock tot en met mitrailleur .50. Langs het verharde pad stonden meerdere huizen die gebruikt werden als OVG trainingsobjecten. Tijdens het schieten werden deze OVG huizen en een demolitiegebied vijfhonderd meter verderop gebruikt in een Round Robin.
Door: SMJRMARNALG J. Veerkamp, Senior Instructeur KKW
Uitvoering
Op 11 april vlogen wij van Nederland naar Tirana te Albanië. Daar stond een delegatie met voertuigen ons op te wachten, deze bracht ons naar de Pashaliman Naval Base (nabij Vlore). Tijdens de rit van ongeveer vier uur kregen we een goede eerste indruk van de kustlijn van Albanië. Op de basis maakten we een overnachting om de volgende dag met de boot naar het eiland Sazan te vertrekken. Daar hadden we van 12 tot 16 april de gelegenheid om de training voor te bereiden. De schietlocatie lag aan een verhard pad en op twintig minuten loopafstand van de legering op het eiland. Met een voertuig hebben we het schietmateriaal verplaatst van de haven naar de weg. Van daaruit moest het door ons naar de diverse schietbanen gedragen worden. Het terrein en de omgeving leenden zich uitermate voor het optuigen van meerdere schietbanen en -punten. Door een
Aan de schiettraining werd uiteindelijk deelgenomen door: • mariniers MSO, 13-Infcie en de ABU. • Albanese SF en Army Commando’s. • Roemeense infanteristen. • Vlootpersoneel van Hr. Ms. Rotterdam.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
126
De mogelijkheden op het eiland Sazan zijn voor klein kaliber wapens bijna onbeperkt. De beperkte toegankelijkheid van het eiland vergt een doordacht plan voor de noodzakelijke logistieke werkzaamheden met de daarbij behorende middelen van transport. De dagelijks rond het middaguur passerende veerboot tussen Vlore en Bari (Italië) bleef op een zodanige afstand verwijderd dat het schietprogramma niet stilgelegd hoefde te worden. De lokale vissersbootjes die ondanks de schietoefeningen vlak onder de kust hun heil zochten vormden regelmatig een ‘punt van zorg’. Normaliter maak je tijdens oefeningen en trainingen gebruik van ‘s lands medische voorzieningen. Tijdens deze schiettraining was de gehele medische afvoerketen echter in Nederlandse handen, te weten: ziekenauto met arts ter plaatse op de schietbaan en een dedicated LCVP in de haven die vervolgens patiënten kon afvoeren naar Hr. Ms. Rotterdam. Op Hr. Ms. Rotterdam stond een helikopter ‘stand by’ voor als het echt fout mocht gaan. We kunnen terugzien op een geslaagde en uitdagende schiettraining. Albanië heeft ons op het gebied van Live Firing Tactical Training (LFTT) veel te bieden. QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
127
HF/VHF operator course op Aruba en Curaçao Inleiding
Sinds de introductie van de Bowman apparatuur binnen het Korps Mariniers (2006) is de HF/VHF operator course één van de opleidingen die gegeven worden om het personeel op te leiden tot het niveau dat relevant is voor hun functie binnen de operationele eenheden. Voordat de apparatuur zijn intrede deed werd het personeel in Amsterdam opgeleid voor het theoriegedeelte en in Ede voor het praktijkgedeelte. Nadat het personeel dat tijdens deze zogenaamde conversies was opgeleid, zijn alle faciliteiten van de ‘school’ overgeheveld naar het MOC in Rotterdam. Het MOC verzorgt nu alle opleidingen op het gebied van de Bowman apparatuur. Dit geldt voor zowel
de opleidingen voor het verbindingspersoneel als voor de mariniers algemeen. De HF/VHF operator course is een tweeweekse cursus die gegeven wordt aan functionarissen die gelet op hun arbeidsplaats, daadwerkelijk gaan werken met deze radio’s. In de praktijk betekent dit dat de klassen behoorlijk gemêleerd zijn. Van marinier algemeen tot bataljonscommandant volgen deze opleiding en zitten, zeker in het begin, gebroederlijk naast elkaar en met de nodige vraagtekens, te kijken naar de nieuwe apparatuur.
Wensen
Vorig jaar verzocht ‘de West’ om, voor het personeel dat op beide eilanden gestationeerd was en gepland staat om dit jaar QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
128
terug te keren naar Nederland, een opleiding te verzorgen die aansluit bij hun volgende (operationele) plaatsing. Het verzoek kwam zowel uit de hoek van de verbindingsdienst als de mariniers algemeen. Uiteindelijk betrof het een groep die bestond uit ongeveer veertig onderofficieren en officieren algemeen en acht verbindelaren. Voor deze laatste groep geldt dat ze niet de HF/VHF operators course maar de Bowman Advanced Signaller System (BASS) opleiding moeten volgen. Dit is een zeer intensieve opleiding van vijf weken waarin ze alle ins en outs van het Bowman systeem worden bijgebracht, zowel manpacked als alle mogelijke voertuig uitvoeringen. Omdat deze opleiding
De voorbereiding
Het ‘even’ plannen van een opleiding in de West had meer voeten in aarde dan in eerste instantie werd gedacht. Omdat bij het plannen van de opleiding rekening moest worden gehouden met zowel het operationele programma in de West als ook de vele lopende opleidingen in Rotterdam, is besloten om in februari/maart 2009 naar de West af te reizen. In de West was geen Bowman apparatuur aanwezig. De eerste uitdaging was dan ook de verplaatsing van al het materiaal van Nederland naar het Caraïbisch gebied. Door de reeds genoemde druk door de lopende opleidingen bij het MOC moest deze apparatuur extern verkregen worden. Dit viel niet mee omdat ook de eenheden van het MTC in Doorn een druk programma hadden. Gelukkig kon, door tussenkomst van de N6 van CZSK, apparatuur geleend worden van het ODC. Deze uitdagingen veroorzaakten een behoorlijke vertraging van het voorbereidingsproces. Pas op het laatste moment werd duidelijk dat de opleiding in de West daadwerkelijk doorgang kon vinden. Door de onzekerheid of de opleiding wel of niet door zou gaan, waren de geplande
alleen in Rotterdam gegeven kan worden, is in de tweede helft van 2008 een eerste shift van drie verbindelaren vanuit de West naar Nederland gekomen voor de omscholing. De andere vijf worden in 2009 omgeschoold, na hun definitieve terugkeer in Nederland. Gelet op de grootte van de groep onderofficieren en officieren, en ook omdat het operationele programma het niet toeliet om al deze mensen naar Nederland te sturen, heeft het MOC toegezegd een opleiding te verzorgen in de West. Zowel voor Curaçao als voor Aruba is vervolgens een HF/VHF operator course gepland.
deelnemers al weer belast met andere verplichtingen. Hierdoor was het aantal personen dat daadwerkelijk deelnam aan de opleiding aanzienlijk gereduceerd.
Aruba en Curaçao
Uiteindelijk is de opleiding op 16 februari van dit jaar op de Marinebasis Parera begonnen met veertien cursisten. Het personeel in opleiding bestond uit het kader van 31-Infcie onder leiding van de CC 31-Infcie, majoor der mariniers Piwek, zelf ook cursist. Voor de opleiding was de nodige apparatuur overgevlogen zodat QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
129
elke cursist een eigen set had om er in de praktijk mee te kunnen oefenen. Ook was er apparatuur meegenomen in de vorm van een V-lan (mobiele computer based trainer) om de Combat module uit te kunnen voeren. Op deze wijze konden alle facetten van de opleiding doorlopen worden en stond de opleiding kwalitatief gelijk aan de opleiding zoals die in Nederland wordt gegeven. Op Aruba startte de opleiding op 2 maart. Ook hier waren de cursisten geheel blanco voor wat betreft de Bowman apparatuur. Onder leiding van majoor der mariniers Volmer, CC 32-Infcie hebben zes personen de opleiding gevolgd. De overige geplande kandidaten waren verhinderd vanwege hun deelname aan een oefening in Suriname. Alle cursisten werden geconfronteerd met geheel nieuwe apparatuur waar men tot op dat moment alleen maar over had gehoord en gelezen. Een ieder ging enthousiast van start. De complexiteit van de apparatuur zorgde er echter wel voor dat men zo af en toe ‘de weg behoorlijk kwijt’ was. Het succes van de beide cursussen is
mede te danken aan de uitstekende wijze waarop de drie instructeurs zijn opgevangen en de medewerking die zij ter plaatse ondervonden. Zo was er bij aankomst al een goede regeling voor opslag van materiaal en crypto. De ‘rimpelingen’ die de diverse luchttransporten van het materiaal, vooral de Lithium Ion batterijen, met zich meebrachten werden op snelle en doeltreffende wijze glad gestreken door onze collega’s uit ‘de West’. Aan het einde van de cursussen mochten alle kandidaten het door C-MOC ondertekende certificaat in ontvangst nemen.
Van Ghentkazerne Commandant: KOLMARNS R.A. Hardenbol Chef Staf: KLTZ A.H.J.V. van Oorschot Kazerne Adjudant: AOOMARNALG P. A. Pijcke Foto’s: Cees Baardman
Commando-overdracht
Op donderdag 9 april heeft kolonel der mariniers C.B.J.E. van den Berg het commando over de Van Ghentkazerne te Rotterdam en tevens de functie van Plaatsvervangend Commandant Korps Mariniers overgedragen aan kolonel der mariniers R.A. Hardenbol. Bij dit ceremonieel in de sporthal van de Vgkaz waren een groot aantal gasten aanwezig, waaronder de burgemeester van Rotterdam, de heer A. Aboutaleb, en de Commandant van het Korps Mariniers, brigadegeneraal der mariniers R. Verkerk. Uit handen van het jongste bemanningslid, matroos 2 logistieke dienst administratie G. Verbeek, ontving de scheidende commandant de traditionele vlaggenkist. Tijdens een druk bezochte receptie kreeg een ieder de gelegenheid kennis te maken met de nieuwe commandant / P-CKM en afscheid te nemen van de ‘oude’. Het Strijkje van de Marinierskapel zorgde daarbij voor de ‘vrolijke noot’.
Herdenking bombardement Rotterdam 14 mei 1940
Op 14 mei herdacht Rotterdam op verschillende plaatsen het bombardement op de stad dat op 14 mei 1940 plaatsvond en de binnenstad verwoeste. Tijdens de herdenking bij het monument ‘Verwoeste Stad’ van Ossip Zadkine op Plein 1940 zijn een aantal kransen gelegd onder andere door de burgemeester van Rotterdam, de heer Aboutaleb en de Commandant van de Van Ghentkazerne, kolonel der mariniers R.A. Hardenbol. Ook was er een hoornblazer van de Tamboers en Pijpers aanwezig. Door het VU-kamerkoor werden liederen uit het programma ‘Verwoeste Steden’ gezongen en vier koperblazers brachten een ‘Signaal’ ten gehore. De stadsdichter Jana Beranová droeg een gedicht voor evenals een vijftal scholieren. Na twee minuten stilte werden de klokken die binnen de ‘brandgrens’ vielen geluid.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 0 9
130
Rotterdamse Veteranendag 2009
Op donderdag 25 juni werd in de Van Ghentkazerne voor de tweede keer de Rotterdamse Veteranendag georganiseerd. Deze dag wordt de veteranen aangeboden door de gemeente en de Vgkaz faciliteert het evenement. Het doel is om de waardering en erkenning voor onze veteranen tot uitdrukking te brengen. Naast de veteranen uit de Tweede Wereldoorlog, Indië, Nieuw- Guinea en Korea zijn er inmiddels vele jonge veteranen, die zijn ingezet bij nationale vredesmissies in bijvoorbeeld Libanon, de Balkan, Irak of Afghanistan. Zij ervaren de Veteranendag als een belangrijke waardering voor de inspanning die zij hebben geleverd. De Rotterdamse Veteranendag 2009 is bezocht door ruim zeshonderd Rotterdamse veteranen.
Sportdag Mytylschool de Brug
Vrijdag 19 juni heeft de Van Ghentkazerne in Rotterdam een sportdag georganiseerd voor 350 kinderen van de Mytylschool de Brug uit Rotterdam, de school die door de kazerne is geadopteerd. Eens in de twee jaar worden er voor deze kinderen allerlei sportactiviteiten op touw gezet door sportinstructeurs van het Korps Mariniers. Opvallend was de wederzijdse bewondering en waardering. Vastberadenheid en doorzettingsvermogen zijn eigenschappen die de kinderen en instructeurs met elkaar deelden. Tijdens de lunch genoten de kinderen van patat frites en een kip nugget. Het fraaie weer werkte mee waardoor de sportieve happening als een mooie herinnering bewaard zal blijven.
QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 0 9
131
Commandement der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied 31ste Infanteriecompagnie Compagniescommandant: MAJMARNS E. Piwek Opvolgend compagniescommandant: KAPTMARNS W.F.J. Ramakers Chef d’Equipage: AOOMARNALG W.C.M. Zoetemelk
Door: MAJMARNS E. Piwek, compagniescommandant 31-Infcie
Curacao
Op het moment dat ik dit artikel schrijf, neemt het eerste peloton plus van de 31ste Infanteriecompagnie
(31-Infcie) deel aan de bergtraining in Bridgeport met 32-Infcie. Jonge mariniers doen kennis en ervaring op in het verplaatsen, (over)leven en vechten in de bergen. Het tweede peloton voert een training uit op Bonaire waarbij diverse militaire aspecten de revue passeren. Kortom, 31-Infcie is volop in training. Op 16 juni is het doek voor 31-Infcie gevallen. Met een ceremonieel op Marinebasis Parera werd de eenheid officieel uit dienst gesteld. In deze uitgave kijken we daarom terug op de geschiedenis1 van 31-Infcie. Vanaf de zeventiende eeuw verschenen regelmatig Hollandse oorlogsschepen in de West ter bescherming van de scheepvaart en handel. Bovendien werden ter verovering en verdediging van een gebied, garnizoenen soldaten gelegerd om het koloniale bezit te verdedigen – met wisselend succes. Na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd in het kader van overzeese defensietaken een eskader en landmachtmilitairen naar de West gezonden. Sindsdien verbleven jaarlijks een of meer schepen van de Koninklijke Marine in het Caribische gebied. Tot de vestiging van een zelfstandige vloot- en legerbasis, zoals in Nederlands Oost-Indie, kwam het (nog) niet. 1
Dat de defensie van de Nederlandse Antillen niet voldeed, werd pijnlijk gedemonstreerd op 8 juni 1929 toen de Venezolaanse avonturier Rafael Simon Urbina een succesvolle overval op het Waterfort te Curaçao pleegde. Deze actie betekende een keerpunt in de defensiepolitiek. Vanaf 1929 verzorgde de Koninklijke Marine de Antilliaanse defensie. Behalve een permanent stationsschip en militaire politietroepen (een soort marechaussee) werden voor het eerst mariniers op Curaçao en Aruba aan de wal gestationeerd die zich – naast hun verdedigingstaken – ook bezighielden met de opleiding van de nieuw opgerichte lokale vrijwilligerskorpsen. De totaalsterkte van de waldetachementen mariniers nam af van 155 man in 1930 naar 65 man in 1934, om daarna te stijgen. Half mei 1940 bedroeg het aantal mariniers op Curaçao 149, op Aruba 76 man. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was steun van de bondgenoten en de landmacht onontbeerlijk om de eilanden te beschermen
Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
132
tegen Duitse U-bootaanvallen die het gemunt hadden op de raffinaderijen en konvooien van olietransporten. Eind juni 1940 was een detachement mariniers van vijftig man van Curaçao naar Suriname vertrokken ter bescherming van de bauxietwinning. In de tweede helft van 1943 vertrokken de overige mariniers naar de Verenigde Staten ter versterking van de Mariniersbrigade. Het aantal Amerikaanse troepen op de Nederlandse Antillen was toen opgelopen tot circa 4500. Zij waren onder andere (mede) verantwoordelijk voor de oprichting van de marinebasis Parera op 1 juni 1944. Na 1945 duurde het enige jaren om orde op zaken te stellen, de aandacht was toen meer gericht op de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. De verdediging werd aanvankelijk opgedragen aan de Landmacht en Marine gezamenlijk. In april 1948 werd een detachement mariniers op de Marinebasis Parera gelegerd, terwijl Landmacht Curaçao (na de grondwetswijziging van 1948 Landmacht Nederlandse Antillen) in de kazerne te Suffisant was ondergebracht. Voorts waren kleine garnizoenen gelegerd op de overige eilanden. De Landmacht op de Nederlandse Antillen werd een op zich zelf staande organisatie, met eigen vaandel en embleem (divi diviboom). In december 1950 werd de defensie van het rijksdeel in de West echter vrij plotseling overgedragen aan de Koninklijke Marine. De landmachteenheden op de Antillen werden vervangen door mariniers.
van de 25e Ondersteuningscompagnie werd in december 1990 onttrokken aan de op Curaçao gelegerde eenheden en overgebracht naar Nederland ter uitvoering van taken van de Tweede Amfibische Gevechtsgroep. Deze veranderingen waren het gevolg van de oprichting van de Groep Operationele Eenheden Mariniers (GOEM). Overigens werden marinierseenheden op de Antillen versterkt met het 44e Ondersteuningsbataljon. Een decennium later vormde de omschakeling van het Vierde Mariniersbataljon naar het operationele Derde Mariniersbataljon (3-Marnsbat) in 2001 aanleiding om 41-Infcie over te laten gaan in 31-Infcie. In augustus 2001 werd ook op Aruba de naam van 42-Infcie gewijzigd in 32-Infcie. De infanteriecompagnieën werden versterkt met een bootpeloton. Met de komst van de CLAS-rotatiecompagnie herhaalt de geschiedenis zich. Mariniers worden vervangen door landmachtmilitairen vanwege bezuinigingsmaatregelen. Met trots en opgeheven schouders zullen wij het Caraïbisch gebied, het prachtige eiland Curaçao en de Marinebasis Parera vaarwel zeggen. Maar we zijn ook teleurgesteld, omdat in het kader van ‘Zo wijdt de wereld strekt’ een permanente trainingslocatie in het Caribische gebied voor het Korps Mariniers wordt opgegeven. Daarnaast zal ons personeel de mogelijkheid om (met gezin) op Curaçao te worden geplaatst, missen.
In januari 1951 arriveerden de eerste mariniers om het detachement op Parera af te lossen. Op 6 april 1951 nam luitenant-kolonel der mariniers J.G.M. Nass het commando over van de majoor M.J.H.S. Rompen van de Landmacht. Het Waterfort werd verlaten en Suffisant werd de nieuwe standplaats van de mariniers. Het vaandel van de Landmacht Nederlandse Antillen verhuisde naar het kantoor van het kabinet van de gouverneur. Na de komst van Squadron 1 van de Marine Luchtvaartdienst begin 1952 was de Koninklijke Marine in de Nederlandse Antillen ter zee, te land en in de lucht vertegenwoordigd. Leden van het Korps Mariniers vormden sindsdien de kern van de zeestrijdkrachten in de West. De samenstelling van de mariniers op de Nederlandse Antillen en Aruba is in de loop der jaren vele malen aangepast aan politieke, economische en operationele ontwikkelingen. De jaarboeken van de Koninklijk Marine duiden hierop. In de beginjaren 1990 werd 21-Infcie op Curaçao en 22-Infcie op Aruba vervangen door 41- en 42-Infcie. Het verkenningspeloton QU A P ATET ORBIS - ap ril 2 0 0 9
133
Pre-bergtraining
Door: MARN 1 ALG A.C. Schenk Eind 2008 werd duidelijk dat het eerste gedeelte van 2009 een intensieve periode zou worden. De Jungle Warfare Course (JWC) in Suriname werd direct gevolgd door een drieweekse opwerkperiode voor de bergtraining in de Verenigde Staten. Dit zou, net als voorgaande jaren, plaatsvinden in de omgeving van het Marine Corps Mountain Warfare Training Centre (MC MWTC) te Bridgeport, California. Een locatie die zich kenmerkt door een relatief hoge ligging (+2000 meter) en hoge temparaturen. Een uitgelezen mogelijkheid om vanuit Aruba naar het gebied te vertrekken om te trainen. Het was helaas niet voor iedereen van 32-Infcie mogelijk om deel te nemen aan de JWC in Suriname. Een alternatief programma werd gehouden op de Bovenwindse eilanden waar reeds één en ander werd voorbereid voor de bergmarsen. Bij terugkomst op Aruba werd verder getraind met marsen. Naast praktische lessen bestond de periode voornamelijk uit theorielessen, gegeven door de op Aruba gestationeerde ML-ers. De opwerkperiode werd voor het tweede peloton van 32-Infcie in de tweede week
Aruba
opgeschort door de uitvoering van ceremoniele taken op Koninginnedag (die door de trieste gebeurtenissen in Apeldoorn op het laatste moment werd afgeblazen) en Dodenherdenking. Op 1 mei werd traditioneel de Open Dag georganiseerd op Marinierskazerne Savaneta. De derde en afsluitende week van de pre-bergtraining werd vervolgd met lessen over de meest essentiele onderdelen van het optreden in de bergen. De lessen rivercrossing en knopen werden
Foto’s: 31-INFCIE
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
134
door het pelotonskader nogmaals aan de novices gegeven. De pre-bergtraining werd afgesloten met een mars onder zware omstandigheden door het Arikok Nacional Park Aruba. Na terugkomst op de kazerne werden de crusadors en ‘pluba’s’ ingeleverd. Op 10 mei vertrokken we met de trainingsstaf, twee pelotons van 32-Infcie, leden van de Arubaanse Militie, een peloton van 31-Infcie en de VVO van de Antilliaanse Militie richting Bridgeport en het MC MWTC.
Door: MARNALG E.D.H. van den Eng, J.A. van den Pol en J. Bekema Na een vlucht van negen uur en een dag acclimatiseren, waarin het Bridgeport ML-Rondje werd gelopen, was het tijd voor de eerste bergmars van de bergtraining. Routekaarten maken, je spullen pakken, omhangen en voorwaarts. Voor de meesten van ons (73 novices) was dit laatste niet geheel onbekend, maar er waren toch wel veel nieuwe dingen. Bijna de helft van de 32e was nog maar net ‘bekomen’ van de jungletraining en stond nu gereed voor een nieuw en groot avontuur. De eerste bergmars liep over verschillende bergruggen en het doel was het leren navigeren in de bergen en gelijktijdig het handhaven van de marsdiscipline. Tevens was er halverwege de dagmars een casevac scenario ingepland. Helaas viel al ruim daarvoor de eer aan de Arubaanse Militie om de eerste echte casevac op te eisen. Het gebied waardoor we ons verplaatsten was schitterend. Grote groene vlakte, witte bergtoppen en ruwe, rotsachtige bergkammen. Na enkele kilometers in de benen
bleek des te meer dat een goede voorbereiding erg belangrijk is. De routekeuze was dan ook niet altijd optimaal. Eens te meer bleek dat een goede kaartstudie essentieel is in de voorbereiding op een mars. Hierdoor zou bijvoorbeeld voorkomen kunnen worden, dat de mannen aan het eind van een mars een ‘been’ van de route missen en daardoor flink stijl omhoog mochten. Het voordeel hiervan echter was dat het traverseren extra goed aan bod kwam. Na een hot debrief van de ML-er werden we met bussen opgehaald en teruggebracht naar het Mountain Warfare Centre. Hier aten we onze buik vol in het bedrijfsrestaurant. Na een korte nacht stond dagmars twee ons alweer te wachten. Het doel van dagmars twee was gelijk aan die van dagmars één. Na te zijn ‘gedropped’ door de SWRFT (South Western Region Fleet of Transport) bleek al meteen dat dagmars één veeleisend was geweest voor de mannen. Dit werd bevestigd door de vele casevacs die volgden. Na veel vertraging en fysiek pittige momenten werd de top van de Mean (die zijn naam dus eer aandeed) op 3034 meter aangetikt, met een schitte-
Bergtraining te
rend uitzicht als beloning. Na tien minuten genoten te hebben van het panorama stond de lange afdaling voor de boeg. De gedachte tijdens de route heen dat alleen ‘stijgen’ zwaar is, werd tijdens de terugweg al snel bijgesteld. Afdalen was op sommige stukken lastiger en vermoeiender. Door de vooraf goed verzorgde ML-lessen werden de juiste afdaaltechnieken toegepast, waardoor er gelukkig geen blessures meer te betreuren waren. Eenmaal terug op de kazerne bleek uit de debrief dat de dag, ondanks de vele casevacs, succesvol was verlopen en dat we ons konden opmaken voor de standdag. De vier pelotons werden in een goed voorbereid tijdschema losgelaten op de verschillende onderdelen. Er stond ons een schitterende dag te wachten. We kregen ondermeer klettersteich, rundown, abseilen (met 3e lijn) en (bergwand) klimmen aangeboden. Na de middag stond de standdag in het teken van de rivercrossing en velerlei technieken om rivieren/waterobstakels te overwinnen. We mochten niet klagen over het weer (30 graden Celcius). Toch was het smeltwater wel even wennen......... Echter na enkele minuten was dit gevoel al snel verdwenen. Ondertussen stond er een eenheid van het USMC (United States Marine Corps) te popelen om het water in te gaan. Voor ons een teken om deze prachtige activitei-
Bridgeport
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
135
ten te beëindigen en ons voor te bereiden op de geplande nachtmars. Na een duidelijke briefing in de bioscoop van de kazerne werden alle koppen bij elkaar gestoken voor overleg en vertrokken we naar het DOP (Drop Off Point). Eenmaal aangekomen, werd de geplande vertrektijd aangepast. Het duurde vrij lang voordat de volledige duisternis zijn intrede had gedaan. Een compleet nieuwe ervaring was aan de orde. Navigeren in een donker bergachtig terrein is een vak apart. We verplaatsten ons over scree-runs (hellingen met losliggende stenen en gruis) en besneeuwde bergtoppen. Na een erg korte nacht geslapen te hebben stond de ‘tweedaagse’ alweer voor de deur. Niet in Californië maar ditmaal in de staat Nevada, vlakbij het stadje Hawthorne, werd gestart met de tweedaagse oefening. Daar
waar we de laatste week gewend waren om op 2000 meter hoogte onze mars te beginnen, was dit nu het hoogste punt dat we zouden bereiken. Al snel bleek dat niet alleen de hoogte het verschil was, ook het landschap was heel anders. Zo gingen we van besneeuwde bergtoppen naar een kaal, dor en woest woestijnlandschap. Het landschap maar ook de klimatologische omstandigheden vertoonden veel gelijkenis met Afghanistan (volgens degene die dit land hebben ervaren). Dit bracht dan ook weer nieuwe uitdagingen met zich mee, te denken valt aan het meenemen van extra water en ingelasten van extra ventilatiestops. De bergen bestonden vooral uit moeilijk begaanbare scree-runs en boulder fields (gebied bezaaid met grote stenen). Hierdoor moest de marssnelheid worden aangepast. Het was goed te merken dat
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
136
we opereerden op een lagere hoogte. Het ademhalen ging velen malen beter dan we gewend waren. Na verschillende checkpoints te hebben bereikt maakten we ons op voor de nacht. Er werd een admin bivak ingericht in een dal. Na de avondles ‘licht en geluid’ en een korte maar goede nachtrust maakten we ons op voor de tweede dag. Van een warming up was niet echt sprake. We konden meteen lekker aan de bak. De route lag weliswaar op een pad maar was toch behoorlijk pittig door de steile helling. Eenmaal boven aangekomen viel het bunkercomplex van het Amerikaanse leger in het dal direct op. Dit immense complex werd als munitiedepot gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. We vervolgden onze route door het dorre gebergte van Nevada op weg naar de laatste checkpoint. Hier nuttigden we onze
MRE (Amerikaans gevechtsrantsoen) om vervolgens opgehaald te worden door onze vrienden van de SWRFT. Na een lekkere verfrissende douche werd de nacht doorgebracht op het Mountain Warfare Training Center. Van echte rust was geen sprake. In de ochtend, na de ochtendbriefing over de driedaagse, was het voorbereiden en direct weer vertrekken. De grootste uitdaging van deze training hadden we nog tegoed, namelijk het beklimmen van de 3452 meter hoge White Peak. Het weer sloeg om en door de vele hoogtemeters die we moesten maken, ging de tempratuur ook drastisch naar beneden. Het bivak werd opgericht in een besneeuwde bergkom. Het contrast met de twee voorgaande dagen was dan ook enorm. Vanwege de koude moesten de skills en drills goed worden toegepast. Na onze ECW-tenten te hebben ingegraven in de sneeuw begon bij sommigen de wintertrainingervaring weer naar boven te komen. De volgende ochtend maakten we ons op
voor de laatste kilometers richting de top van de White Peak. Onderweg passeerden we sporen van beren… Verse sporen wel te verstaan. Hoe hoger we kwamen, hoe grauwer het gebied werd en hoe minder vegetatie we aantroffen. De laatste meters richting de top werd er dan ook een extra ventilatiestop gemaakt. Ditmaal niet vanwege de hitte maar vanwege de aantrekkende wind, die de gevoelstemperatuur behoorlijk naar beneden haalde. De zware omstandigheden naar de top werden eenmaal op de top aangekomen ruimschoots goed gemaakt. Een adembenemend uitzicht op het gebergte waar we ons de laatste weken hadden verplaatst, was de beloning. Na een groepsfoto te hebben gemaakt, werd de grote afdaling ingezet. Vanuit een woest en kaal gebied kwamen we uit in een vredig bebost bergdal. Hier maakte we onze grote re-shuffle naar het tweede gedeelte van de driedaagse. Het begin van de tactische fase was aangebroken. De ECW-tent werd QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
137
verruild voor de tentcover en de camouflage werd aangebracht. Waar de pelotons eerst samen de bergen trotseerde werden we nu in een force on force rol gezet. Door deze rol was iedereen extra alert, om niet ontdekt te worden door ‘eigen’ buddies. De opmars werd vervolgd, de Patrol Harbours (PH’s) werden betrokken, de verkenningen werden uitgevoerd en de observatieposten (OP’s) werden ingericht. De verkenningen en OP’s resulteerden in een gezamenlijke deliberate attack, waarna de terugtocht werd ingezet. Vlak voordat we het PUP (Pick up Point) bereikten, kregen we vuurcontact, met als gevolg dat onze geplande Pick Up locatie ‘hot’ was. Hierdoor moesten we ons verplaatsen naar een alternatieve PUP. Tijdens de terugtocht werden we in een ambush nogmaals geconfronteerd met de vijand. Uiteindelijk bereikten we onze secundaire PUP en werd Endex gegeven. We verplaatsten ons met trucks richting de kazerne met het R&R weekend te Reno (Nevada) in het vooruitzicht. Reno, ook wel ‘Klein Vegas’ genoemd, was een uitstekende locatie voor onze 48 uur R&R. Helaas vlogen de uren voorbij en op zaterdagmiddag zaten we alweer in Bridgeport. Daar werden de voorbereidingen getroffen voor de final exercise. Door de inleverdatum voor kopij van de QPO zijn wij genoodzaakt u deze ervaringen op een ander moment te laten meebeleven. Al met al kunnen we nu al terugzien op een geslaagde bergtraining.
Marinekazerne Suffisant Commandant: MAJMARNS E.E.T. Sanchez Hoofd Algemene Dienst: KAPTMARNS J.D. Steenbergen Kazerne Adjudant: AOOMARNALG H. de Snaijer
Inleiding
Per 9 februari 2009 is de voorlopig laatste voortgezette vakopleiding (VVO) van de Nederlandse Antillen van start gegaan, omdat vanaf januari 2010 de Nederlandse Antillen zullen ophouden te bestaan. Het doel van deze opleiding is de miliciens op te leiden tot kaderleden van de Antilliaanse Militie (Antmil) die werkzaam zijn binnen de Elementaire Vakopleiding (EVO), de Civiele Vakopleiding (CVO), voor kaderfuncties op Aruba en voor overige functies op Marinekazerne Suffisant te Curaçao. De geplande bergtraining van 32-Infcie uit Aruba en een deel van 31-Infcie uit Curaçao in Californië (VS), bood de VVO van de
Antmil een uitgelezen kans om voor een periode van drie weken een adventure training uit te voeren in een zeer uitdagend gebied.
Doel
Waar de mariniers, geplaatst op Aruba en Curaçao, als doel hebben om hun kwaliteitsnummer berggetraind (1068) te halen, stond bij de VVO Antmil een training centraal waar de toekomstige kaderleden fysiek en mentaal verder gevormd werden door de uitdagingen die de bergen van Californië bieden. Er was dus ook meer sprake van een adventure training dan van een bergtraining. Naast het aanleren van de benodigde skills en drills voor bergachtig terrein was er veel aandacht voor mars- en navigatiedisci-
Voortgezette vakopleiding Antilliaanse Militie in Amerika Door: KAPTMARNS J. van Hooren
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
138
pline. De mentor VVO, elntmarns Lekx, had een deel van zijn VVO-programma geprojecteerd in de bergen van Californië zoals orderuitgifte, onderlinge instructie en contactdrills. Een goede ervaring voor de toekomstige kaderleden. Tijdens de tactische fase van de bergtraining trad de VVO op als oefenvijand voor 31- en 32-Infcie, wat vele leerzame momenten opleverde en waardoor zij daardoor het geleerde in praktijk konden brengen.
Arctische en Afghaanse sferen
Het trainingsgebied van het USMC Mountain Warfare Center te Pickle Meadow kent veel overeenkomsten met Zwitserland en Noorwegen. Voor de negen cursisten (acht Curaçaoënaars en één Arubaan) was het de eerste keer dat ze in contact kwamen met sneeuw en ijs. Qua trainingswaarde viel er veel te halen voor de mannen van de VVO in de soms arctische omstandigheden.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
139
Op nog geen 2,5 uur rijden van Pickle Meadow bevindt zich het trainingsgebied Ryan Canyon bij het plaatsje Hawthorne, Nevada. In plaats van sneeuw en ijs is hier sprake van een droog en heet klimaat met amper begroeiing en water, wat sterk overeen komt met Afghanistan. Voor de cursisten waren deze omstandigheden duidelijk beter te ‘behappen’ dan de arctische omstandigheden.
Resultaat
Voor de mannen van de VVO was het een zware training waar vooral de kou de grootste vijand bleek te zijn. Daarnaast gaven de hoogte, het steile terrein en de voor hen onbekende uitrusting (zoals Extreme Cold Weather tent, gaitors, kleding en Arctische slaapzak en -rantsoenen) de nodige uitdagingen. Uiteindelijk was de bergtraining voor de VVO een ongekende ervaring die zeker heeft bijgedragen aan hun vorming als toekomstig kaderlid. Komend van Aruba en Curaçao heeft deze training hun referentiekader aanzienlijk uitgebreid.
Toekomst Antilliaanse militie
Zoals in de inleiding al aangegeven is, zal dit de laatste VVO zijn in de huidige vorm. Reden hiervan zijn de geplande staatkundige veranderingen op de Nederlandse Antillen en specifiek die voor het toekomstige land Curaçao. Hierdoor zal de dienstplicht NA, die gebaseerd is op een wet uit 1961, komen te vervallen. Curaçao heeft al wel aangegeven door te willen gaan met de huidige dienstplicht. De vraag is alleen hoe deze toekomstige dienstplicht er uit zal gaan zien. Vanuit de Nederlandse Antillen is aangegeven dat, ondanks de afschaffing van de dienstplicht, behoefte blijft bestaan aan een project zoals de huidige Antmil. Behalve opvoedkundige zaken zoals normen en waarden, discipline en het bijbrengen van respect is het de wens van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Bestuurscollege Curaçao, dat er een goede aansluiting en voorbereiding plaatsvindt voor de lokale bevolking op de geüniformeerde beroepen zoals de politie, brandweer, douane, Kustwacht en het gevangeniswezen. De toekomst van de Antilliaanse Militie zal afhangen van de wensen van Curaçao en de mogelijkheden voor de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied. Suffisant wacht dus ook vol spanning af wat de toekomst gaat brengen.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
140
Marinierskazerne Savaneta Commandant: LTKOLMARNS J.R. Mac Mootry Opvolgend Commandant: MAJMARNS P.P. Engles Chef d’Equipage: AOOMARNALG P.A. Schoof
Jungletraining
eerste peloton 32-Infcie in Suriname
Door: SMJRMARNALG R. van Dijk (OPC 1-Pel) Van 1 maart t/m 9 april heeft het eerste peloton van 32-Infcie samen met een peloton van de Luchtmobiele Brigade deelgenomen aan de Jungle Warfare Course (JWC) in Suriname. Voorafgaand aan de training moest eerst op Aruba de jungle fitheidstest afgenomen worden en werden er al enige introductielessen gegeven door kaderleden en mariniers die de training al een keer gevolgd hadden. Deze lessen waren een goede opsteker voor wat ons te wachten stond in Suriname. De jungletraining besloeg vijf fases: • Jungle Movement and Survival Course (JMSC). • Standard Operational Procedures (SOP). • Riverine OPS en Live firing. • Final Exercise. • Afwikkelen en certificaatuitreiking. Na aankomst in Suriname werden we gehuisvest in de Concordia kazerne. Dit is een ’slapende’ kazerne van het Surinaamse leger en ligt tussen vliegveld Zanderij en Paramaribo in. Het programma gedurende de eerste dagen in Suriname stond in het teken van acclimatiseren en kennismaking met de KM- en KL-instructeurs en het peloton van de Luchtmobiele Brigade. Er werd extra uitrusting in
Foto’s: 32-INFCIE
ontvangst genomen en de eerste jungle basis- en veiligheidslessen werden gevolgd, met als afsluiting de survival standdag. Gedurende deze dag kwam een aantal zaken aan bod waaronder waterwinning, onderkomens maken, valstrikken maken en het slachten van dieren, wat als zeer leerzaam werd ervaren. Na een paar dagen op de kazerne te hebben doorgebracht, zijn we vervolgens vijf dagen het veld in gegaan. De eerste drie dagen werkten we vanuit een admin area en deden we jungleroutines en theorielessen over de Jungle Movement and Survival Course (JMSC). Aansluitend gingen we de QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
141
survival in. Het merendeel van wat we hadden geleerd tijdens de survival standdag werd gedurende de survivalperiode in praktijk gebracht. Het weer zat ons ook erg mee, want we hadden maar één buitje gehad, dat ongeveer twee dagen duurde. Als afsluiting van de survival werd de opdracht gegeven om vlotten te bouwen om vervolgens de Saramacca rivier af te varen, naar de op enkele kilometers verderop gelegen Piki Saronbrug. Prachtige vlotten werden er gebouwd, alleen werd er geen rekening gehouden met het feit dat sommige soorten hardhout niet beschikken over drijvend vermogen, met als gevolg dat deze vlotten als een baksteen zonken.
Met wel drijvende boomstammen is er alsnog de rivier afgevaren. Aangekomen bij de brug was het tevens einde survival en eenmaal terug op de Concordia kazerne werd begonnen met het afwikkelen en konden we ons opmaken voor de eerste theorietest. Alle deelnemers haalden een voldoende. Na twee dagen op de Concordia kazerne te hebben doorgebracht, gingen we de zeven dagen durende SOP-fase in. Hier kwamen de volgende zaken aan bod: navigatie, tactisch verplaatsen op geweergroeps -en pelotonsniveau, break contactdrills, advance to contact, Close Target Recce (CTR), het uitvoeren van een voorbereide pelotonsaanval (deliberate attack), het uitvoeren van hinderlagen en het betrekken van de Patrol harbour. In het eerste gedeelte van deze (geweergroeps)fase kreeg elke geweergroep zijn eigen Jungle Warfare Instructor (JWI) toegewezen, zodat deze de desbetreffende geweergroep beter leerde kennen, kon coachen en indien nodig de vinger op de gevoelige plaats kon leggen om de geweergroep beter te laten functioneren in de jungle. In de tweede fase gingen we over op pelotonsniveau en daarbij bleek dat de onderlinge communicatie van de geweergroepen van groot belang is om het overzicht te behouden in de jungle. In vrij dichte jungle heb je soms tien
tot vijftien meter zicht. Door de hoge luchtvochtigheid raakten de Personnal Role Radio’s (PRR’s) defect en moest er nog meer gebruik gemaakt worden van de arm’- en handsignalen. Fase drie bestond uit live firing en riverine operations en duurde zes dagen. Hierin werd een verdeling gemaakt tussen de luchtmobielers en de mariniers. Luchtmobiel ving aan met riverine operations en de mariniers begonnen met de live firing. De live firing duurde drie dagen en stond onder leiding van de twee PWI’s, sergeant
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
142
v.d. Vorst en sergeant Vlutters. De eerste dag bestond uit het verwapenen van Glock naar C7, Shotgun schieten, MAG schieten uit de heup en dynamisch schieten met C7. De tweede dag bestond uit een CQB lane (Close Quarter Battle) en break contact drills in fireteams. De laatste dag van de live firing besloeg het beoefenen van break contact drills met een Charlie- en Deltateam in combinatie met een wounded man en als laatste break contact drills op geweergroepsniveau. Gedurende deze fase zijn de geweergroepen naar een hoger
tactisch niveau gebracht en hebben met name de jongere mariniers geleerd om met slecht zicht elkaar blindelings te kunnen vertrouwen als er ondersteunend vuur moest worden afgegeven. Tijdens de riverine operations werd er gewerkt vanaf de bootgroeplocatie. Deze
locatie grenst aan de Saramacca rivier en was tevens de thuisbasis van de bootgroep, commandopost en een deel van de medische ondersteuning. Gedurende deze periode werd aangeleerd hoe we een raid vanaf de boten moesten uitvoeren op een vijandelijke stelling aan de oever van de Saramacca rivier. Feit blijft dat je erg
kwetsbaar bent als er gevuurd wordt vanaf de oevers, omdat het erg moeilijk blijft om vanaf het water in te schatten waar de vijand precies zit. Na deze periode kregen we weer een theorietest over het tactische aspect en ook hier heeft iedereen een voldoende gehaald. Nadat we alle drills en skills beoefend hadden in de jungle begon de Finex. Deze duurde acht dagen in totaal. Al het geleerde kwam terug in een tactisch scenario met als einddoel de aanval op de Piki Saron brug in de vroege ochtend van 7 april. Deze aanval werd uitgevoerd samen met het peloton van de Luchtmobiele Brigade. Deze opereerde vanaf het land en het Korps Mariniers vanaf de bootjes. Na de aanval was het tevens einde oefening en einde opleiding en bestond het programma verder uit afwikkelen, evalueren en de certificaatuitreiking door de Nederlandse ambassadrice in Suriname. Wij kunnen als peloton terugkijken op een mooie, leerzame maar vooral ook een regenachtige periode waarin de puntjes weer op de ’i’ zijn gezet door de jungle instructeurs.
Ronde Van Aruba 2009 Door: LTZA 1 D.H.A. Laks Het is 9 mei, 02.58 uur, aardedonker en 28 graden met een stevige bries. Rechts naast me slaan de golven tegen de woeste Noordkust. Ik heb het Arikok park en de Jamanota inmiddels achter me gelaten en ben de Gold Mine Ruïne al ruimschoots gepasseerd. Nu ren ik op een desolaat stuk van de route richting Alto Vista. Al stenen ontwijkend zie ik het rode schijnsel van de achterlichten van een voertuig langzaam dichterbij komen. Achter de volgauto, met daarin mijn buddy die aan het bijkomen is van de eerste negentien kilometer, komen de koplampen van een andere auto snel dichterbij. Daar moet ik voor blijven! Een klein tandje erbij. Nog een paar kilometer tot het wisselpunt... De ronde van Aruba 2009. Dit jaar voor de 17e keer georganiseerd door Bureau Sport van MSK Savaneta en uitgegroeid tot een van de grootste sportevenementen op het eiland Aruba. Acht individuele lopers, vijf duoteams en achtendertig estafetteteams bestaande uit vier personen verschenen om 24.00 uur aan de start om de in totaal vijfenzeventig kilometer zo snel mogelijk hardlopend af te leggen. Om de minuut start er een team, direct gevolgd door zijn of haar volgauto. De Ronde van Aruba is opgedeeld in acht trajecten. De diversiteit van de route is uniek en ieder traject heeft zijn eigen karakteristieken en uitdagingen. Via San Nicolas, door het Arikok park, over de Noordkust om de vuurtoren op het uiterste puntje van het eiland heen. Vervolgens langs de High Rise hotels en via Eagle Beach naar Oranjestad om van daaruit langs het vliegveld en het Spaans Lagoen terug te keren naar Savaneta. De namen van de wisselpunten zijn voor lopers op Aruba een ijkpunt en al minstens
De auteur met zijn duobuddy na 75 kilometer over de finish
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
143
Wissel bij één van de wisselpunten
In de warme nacht van Aruba
zo legendarisch: het anker, de zandafgraving, Ayo Rock, Alto Vista, Malmok, het havenkantoor en Arugas. Alle krijgsmachtdelen waren dit jaar vertegenwoordigd. Vanuit Nederland kwamen teams van de Koninklijke Landmacht (11 LMB), de Koninklijke Luchtmacht (VLB Leeuwarden) en twee individuele lopers speciaal over voor de Ronde van Aruba. Vanuit Curaçao waren deelnemers van de Koninklijke Marechaussee aanwezig en verder een grote vertegenwoordiging van MB Parera, MK Suffisant en de 31e Infanteriecompagnie. Naast diverse teams van MSK Savaneta deden ook dit jaar weer vele burgerteams van het eiland Aruba mee aan deze monstertocht. Het snelste estafetteteam heeft de ronde dit jaar afgelegd in 5 uur en 19 minuten. De eerste duolopers kwamen na 5 uur en 55 minuten over de finish bij het Watersportcentrum van MSK Savaneta en de eerste individuele loper finishte na 8 uur en 5 minuten. Een unicum dit jaar was de deelname en het finishen van een individueel lopende dame. Zij kwam na 8 uur en 25 minuten binnen. Van de individuele lopers hebben er drie voortijdig moeten afhaken. Eén record dit jaar: het grote aantal deelnemende teams. Het record estafette staat echter al sinds 1988 op 4 uur en 16 minu-
ten. De snelste duotijd staat nog altijd op 4 uur 53 minuten en in 2004 werd de snelste tijd individueel behaald: 5 uur 43 minuten. Volgend jaar weer een kans tijdens de 18e editie. …06.20 uur. Het wordt alweer licht en daardoor ook warmer. Ik weet dat ik zo af moet slaan richting ‘de Zeerover’. Rechts zie ik de tropisch blauwe zee waar de opkomende zon een mooie gloed aan geeft. Dit zijn echt de laatste kilometers, inmiddels al vierendertig kilometer in de benen. De route tot de kazerne is nu zeer bekend maar het lijkt of er geen eind aan komt. Echt versnellen zit er niet meer in, toch lukt het me nog om een estafetteteam in te halen. Hun loper zit er duidelijk doorheen. Mijn buddy strikt achter in de pickup zijn veters en maakt zich op om de laatste paar honderd meter op de kazerne mee te lopen zodat we gezamenlijk over de finish kunnen komen. Het zit erop, we hebben het weer gehaald. Een fantastische ervaring tijdens een goed georganiseerde en een uitstekend verlopen Ronde Van Aruba 2009.
kaptmarns Jan Steenbergen voor aanvang
kaptmarns van Keulen uitgeput na zijn finish
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
144
De zon brandde al aan de hemel toen op 1 mei om 10.00 uur de poort van de Marinierskazerne Savaneta op Aruba werd opengesteld voor de Open Dag. Uren daarvoor stonden al mensen te wachten om de kazerne te betreden. Op uur ‘U’ stroomde de kazerne vol met bezoekers. Decennia lang is de Open Dag van de kazerne op One Happy Island op de Dag van de Arbeid het grootste evenement op Aruba. Het is inmiddels een begrip geworden en het staat ook vermeld op de diverse kalenders die op Aruba worden uitgebracht. In totaal namen bijna 19.000 bezoekers een kijkje op de kazerne. Diverse demo’s van de UIM, in samenwerking met 32-Infcie, Bootgroep Aruba en de Kustwacht NA&A, zorgden voor het nodige spektakel op deze dag. Kinderen konden onder andere abseilen, er stonden diverse static displays en het varen met de Boston Whalers
was wederom een grote trekpleister. Daarnaast verzorgde de DASH-8 van de Kustwacht een spectaculaire fly-by. Ook werd een grote vrijmarkt georganiseerd waar artikelen werden verkocht. Diverse eet- en dranktentjes zorgden voor de inwendige mens. Daarnaast werden er op deze dag activiteiten ontplooid om geld in te zamelen voor goede doelen op het eiland. De opbrengst van de Open Dag ging dit jaar naar ‘Bon uni man pa cria nos muchanan’ (een ontbijtservice voor schoolgaande kinderen) en ‘Imelda Hof’ (een opvangtehuis voor kinderen). Eén van de grootste radiozenders op Aruba, Cool FM, verzorgde zoals ieder jaar op deze dag de live uitzending vanaf de kazerne. Om 16.00 uur zochten alle bezoekers vermoeid maar tevreden hun weg naar de uitgang. We kunnen terugzien op een zeer geslaagde Open Dag waarbij wederom is aangetoond dat de Marinierskazerne Savaneta een belangrijke rol vervult in de Arubaanse maatschappij.
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
145
Mariniersmuseum Directeur: Mw. M.F. Groen Conservator: Mw. A. Visser
Ooit was een marinier gouverneur van New York
geven op de eis tot overgave en hield hem vast in de hoop dat Evertsen geen actie zou uitvoeren zolang de trompetter in New York zou zijn. Eversten had echter toen de Engelse delegatie was vertrokken opdracht gegeven dichter onder Manhattan voor anker te gaan. Dit had tot gevolg dat de trompetter terug werd gestuurd vergezeld van een Engelse delegatie die wederom om uitstel vroeg. Evertsen gaf aan een half uur te willen wachten. Nadat het halfuur verstreken was gaf hij opdracht aan Colve om met zeshonderd man, waaronder honderdvijftig mariniers, een landing uit te voeren. Hierna restte Manning slechts de witte vlag te hijsen om vervolgens met zijn troepen de stad te verlaten.
Op veel plaatsen wordt dit jaar gevierd, dat het in april 400 jaar geleden was dat de ontdekkingsreiziger Henry Hudson met het schip De Halve Maen in opdracht van de Verenigde Oostindische Compagnie vanuit Amsterdam vertrok op zoek naar een snellere doorvaart naar Azië. Díe vond hij niet, maar hij ontdekte wèl een vruchtbaar gebied aan de Amerikaanse oostkust. Op de zuidpunt van het eiland Manhattan bouwden de Nederlanders vanaf 1625 een nederzetting, die de naam Nieuw-Amsterdam (later New York) kreeg. Nieuw-Amsterdam werd de hoofdplaats van de kolonie Nieuw-Nederland. Peter Stuyvesant is één van de meest bekende bestuurders van de kolonie Nieuw Nederland (1647-1664) geweest. In de aanloop naar de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog in 1664 werd Nieuw Amsterdam veroverd door de Engelsen, die het New York noemden, naar de hertog van York. Minder bekend is dat kapitein der mariniers Anthony Colve tussen 19 september 1673 en 19 februari 1674 gouverneur van New York is geweest. Hoe kon dat gebeuren? Colve voerde het bevel over honderdvijftig mariniers op het Zeeuwse eskader van Cornelis Evertsen de Jonge dat op 15 december 1672 uit Vlissingen vertrok voor een strafexpeditie naar Amerika. In mei 1673 voegde zich daarbij in de buurt van Martinique het Amsterdams eskader van Jacob Binckes. Voordat zij bij Manhatten verschenen, hadden zij al achtendertig vijandelijke schepen geplunderd en vernietigd. Op een warme augustusdag voer het eskader met de vlag van de Verenigde Republiek der Nederlanden in top de baai binnen. Voor Staten Island gingen zij ten anker. Van Nederlandse kolonisten hoorden zij dat de gouverneur, sir Francis Lovelace afwezig was en dat er nauwelijks een soldaat in fort James aanwezig was en dat de kanonnen naar de verkeerde kant gericht waren. Ook klaagde men over het strenge Engelse regime en werd er aangedrongen om de stad in bezit te nemen.
Na drie dagen kwam gouverneur Lovelace terug naar de stad, die inmiddels was omgedoopt tot Nieuw-Oranje, en werd in de gevangenis gezet. De verovering van de rest van het vroegere Nieuw-Nederland was even eenvoudig. Fort James was inmiddels omgedoopt in fort Willem Hendrick. Eversten vertrok en liet twee schepen en honderdtwintig man achter. De stad die ook vijduizend Nederlanders telde, zag er zeer Hollands uit. Colve die was aangesteld als militair gouverneur van de nederzetting benoemde in het stadsbestuur vooraanstaande Nederlanders. Een van de prioriteiten van het bestuur was de versterking van het fort. Toen op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster werd getekend, werd Nieuw-Oranje weer New York. Het duurde nog even voordat het nieuws zou doordingen tot Amerika. Intussen vond daar, bij Southold op Long Island, nog een schermutseling plaats tussen Engesle soldaten en een kleine vloot van Colve. Op 11 juni 1674 ontving Colve een afschrift van het Verdrag van Westminster. Op 10 november 1674 werd de Nederlandse driekleur neergehaald om plaats te maken voor de Engelse vlag. Een dag later vertrok Colve met zijn soldaten.
Dvd ‘Een wereldkorps’
Aan het eind van het jaar zal de dvdbox ‘Een wereldkorps’ over de geschiedenis van het Korps Mariniers worden gepresenteerd. Onlangs zijn voor deze box, die uit drie dvd’s zal bestaan, twee dagen opnames in het Mariniersmuseum gemaakt. Oud NOS nieuwslezer Gijs Wanders, die de presentatie voor zijn rekening neemt, was daarvoor één dag in het museum te gast. Aan deze dvd verlenen veel (oud)mariniers hun medewerking door middel van interviews. De box is een coproductie van Tijdsbeeldmedia en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
De volgende dag werd er een brief naar New York gestuurd met het advies zich zonder verzet over te geven. Kapitein John Manning die tijdens de afwezigheid van Lovelace het bevel voerde besloot zich niet zonder meer over te geven. Hij droeg zijn troepen op zich klaar te maken voor de verdediging en probeerde hij uitstel te krijgen door aan Evertsen en Binckes te vragen hun opdracht tot het bezetten van New York te laten zien. Terwijl de Engelse delegatie op het Nederlandse schip de Swaenenburgh hun protest indienden, had Evertsen een trompetter naar New York gestuurd. Manning weigerde de trompetter antwoord te QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
146
Gericht op Vrede door Paul Kerrebijn
Eerste exemplaar voor Giovanni Hakkenberg
Zichtbaar geroerd was de heer Giovanni Hakkenberg toen hij op 2 mei jongstleden in het Mariniersmuseum uit handen van schrijfster Jeanette Bosman het eerste exemplaar ontving van haar boek ‘Als de wajangpoppen uit het schimmenspel’. Voorafgaand aan de uitreiking memoreerde oud marinier Rob Escher hoe deze ridder Militaire Willems-Orde aan den lijve had ondervonden wat de impact van een oorlog is. Zo voer Hakkenberg mee in 1942 aan boord van het oorlogsschip Hr. Ms. Kortenaer. Op 27 februari 1942 stoomden zij op naar de Javazee om een Japanse invasievloot tegen te houden. Maar het schip werd getorpedeerd en hij kwam in het water terecht. Later hoorde hij dat de Kortenaer in twee minuten gezonken was. Zijn zwemvest is zijn redding geweest. Een week later, op 8 maart 1942 capituleerde Nederlands-Indië. Hakkenberg werd door de Japanners krijgsgevangen genomen en kwam uiteindelijk terecht in een groot kamp in Thailand. Hij moest werken aan de Birma spoorweg, die dwars door de jungle werd aangelegd. Bij het werk aan deze spoorlijn zijn duizenden krijgsgevangenen overleden. Er wordt wel gezegd dat elke spoorbiels een leven heeft gekost. Hakkenberg herinnert zich de barre omstandigheden nog goed. “We sliepen in de open lucht. ‘s Nachts was het steenkoud. Terwijl het overdag, als we aan het werk waren, vaak wel 45 graden was.” In 1944 werd hij overgeplaatst naar Japan om te gaan werken in de steenkoolmijnen. Ook dat werk was levensgevaarlijk. Er gebeurden veel ongelukken. Pas drie dagen na het vallen van de atoombommen en de daaropvolgende overgave van Japan kregen de gevangenen in de gaten dat ze bevrijd waren. Hakkenberg woog destijds nog maar 41 kilo. Maanden later kwam hij weer thuis bij zijn ouders in Jakarta. Pas toen kreeg hij te horen dat zijn broer en neven de oorlog niet hadden overleefd. Verschrikkelijk vond hij dat. Thuis kon hij zijn ei niet kwijt. Zijn ouders en hijzelf hadden een trauma aan de oorlog overgehouden. Zij hebben nooit aan elkaar kunnen vertellen wat er in die drieënhalf jaar is gebeurd.
Mariniers op oefening in de ijzige kou of op vredesmissie onder de broeierige tropenzon in een zanderig Irak, een close-up van een marinier in uiterste concentratie turend door het vizier van zijn wapen of kikvorsmannen die net boven de waterlijn uitkomen. Dit nieuwe werk van Paul Kerrebijn wordt tot en met 25 oktober 2009 getoond in de tentoonstelling ‘Gericht op Vrede’. Paul Kerrebijn heeft in zijn recente werk over de mariniers gekozen voor het grote formaat. Opvallend zijn zijn treffende uitsneden en weergave van zijn onderwerp. De karakteristieke, ferme, niet mis te verstane krachtige lijnen in zijn kunstwerken creëren een geheel eigen sfeer, waarmee Kerrebijn een associatie lijkt te leggen met het ferme en krachtige optreden van de mariniers die het onderwerp van zijn afbeeldingen vormen. De tentoonstelling ‘Gericht op vrede’ toont ook de schetsmatige krabbeltjes, aantekeningen en foto’s van de realistische situaties die het voorstadium vormen voor de uiteindelijke werken. Soms is Kerrebijn zelf ter plekke aanwezig, waarbij hij werkt vanuit zijn tot veldatelier ingerichte ‘Defender’ terreinwagen. Door het tonen van de voorstudies krijgen bezoekers van de tentoonstelling een goede indruk van hoe het werkproces van de kunstenaar verloopt. Met dank aan de operationele eenheden van het Amfosbat is onder andere ook de onderwaterscooter in het museum te zien! Op de tentoonstelling is een ruimte ingericht als kunstenaarsatelier. Geïnspireerd door het werk van Kerrebijn kunnen bezoekers zelf achter een schildersezel aan de slag met papier en stift. Het beste werk wordt in oktober, aan het eind van de tentoonstelling, beloond met een echt werk van Paul Kerrebijn. Tijdens de vakantieperiodes worden in het atelier regelmatig workshops georganiseerd voor kinderen en volwassenen. Daarnaast is er voor kinderen ook een speurtocht gemaakt en ziet men de kunstenaar ook op een film aan het werk.
De boekpresentatie was in feite een mariniersreünie waar onder andere ook mevrouw Lems, de weduwe van ridder Militaire Willems-Orde C.G. Lems, overleden op 6 maart 2002, aanwezig was. In het boek van Jeanette Bosman, opgegroeid in Soerabaja en weduwe van een marinier die als oorlogsvrijwilliger in Indië heeft gediend, wordt beschreven hoe het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Europa en Azië op velen een onuitwisbare indruk heeft nagelaten. Leven en dood lagen in die periode heel dicht bij elkaar. Het heeft de betrokkenen gemaakt tot wat zij zijn geworden. Sommigen werden er sterker door. Helaas waren er anderen die eraan ten gronde zijn gegaan en lichamelijk of geestelijk verminkt verder moesten leven. De schrijfster hoopt dat men na het lezen van haar boek een beter begrip krijgt voor het drama dat zich in de Gordel van Smaragd heeft afgespeeld.
Adres Mariniersmuseum Wijnhaven 7 – 13 3011 WH Rotterdam www.mariniersmuseum.nl
QU A P ATET ORBIS - ju li 2 0 0 9
147
Voorpagina: Voor de laatste keer staat de 31ste Infanteriecompagnie op het terrein van Marinebasis Parera op Curaçao aangetreden tijdens het ceremonieel op 6 juni waarbij de compagnie officieel werd opgeheven. Foto: Karen Gelijns Achterpagina: Sfeervol concert van de Marinierskapel in het Openlucht theater in Valkenburg aan de Geul op 13 juni. Foto: Bert Martens