Indien onbestelbaar retour zenden aan: Postbus 1275 8001 BG Zwolle
Zwols
2011 nr. 2
Tijdschrift
Jaargang 18 nummer 2, juli 2011
Verschijnt in 2011 3 keer per jaar in een oplage van 700 exemplaren.
Redactie
Anja Bosman-de Haan, Jur Furda, Jeroen Mulder, Albert Versteegde, Nicole Vervoort, Erwin de Visser
Eindredactie
Anja Bosman-de Haan
Vormgeving
Nicole Vervoort
Druk
Drukkerij Veldman, IJsselmuiden
Redactieadres
Marterveld 15 8017 MD Zwolle T 038 - 385 82 00 e-mail:
[email protected] Aanleveren van kopij voor het ZNT: Liefst digitaal zonder opmaak via e-mail of op CD aan het redactieadres. Geschreven, niet uitgetypte kopij sturen aan: IVN afdeling Zwolle e.o. Postbus 272 8000 AG Zwolle
in dit nummer: Niets uit dit nummer mag worden gebruikt voor publicatie zonder uitdrukkelijke toestemming van de redactie, de auteur of de fotograaf. De redactie van het ZNT aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, voortvloeiend uit het plaatsen van aangeboden foto’s, illustraties of teksten waarop het auteursrecht of portretrecht van iemand anders rust.
ontwerp omslag: Henni van Dijk
Het ZNT is het gezamenlijke tijdschrift van IVN en KNNV, beide afdeling Zwolle
Onder andere.. - Inventarisatie broedvogels Agnietenberg - Huismus in de belangstelling - Kerkuilen en ladders - En verder: verslag IVN Workshop Stadsvogels, verslag lezing brandganzen door Maarten Loonen, Meersporenbeleid Vogelwerkgroep, verslagen van KNNV excursies, - en meer...
Werkgroepen IVN en KNNV overzicht coördinatoren IVN
Bij de voorplaat
Foto en tekst: Nicole Vervoort
Het is warm, ik wandel met de hondjes, de libellen vliegen ons letterlijk om de oren. Ze zijn druk vandaag, er vliegt, op zo’n warme dag, zoveel eten voor ze rond. Je hoort hun vleugels knisperen en gelukkig knallen ze niet tegen ons aan. Maar daar ligt een libel roerloos stil op straat, hij is gecrashed. Blauw berijpt achterlijf, ik denk dat het een gewone oeverlibelle is. Ik neem hem mee naar huis, leuk voor een paar foto’s. Libellen behoren qua snelheid, wendbaarheid en beheersing van de vlucht tot de top van het insectenrijk. Ze danken hun behendigheid ondermeer aan de mogelijkheid om voor-en achtervleugels onafhankelijk van elkaar te bewegen. Veel insectenvleugels hebben een verdikking aan de voorrand nabij de top, het pterostigma. Door de massa van de pterostigma kunnen libellen sneller vliegen, de vleugel gaat door dat gewicht, bij hoge snelheden, namelijk niet hinderlijk flapperen. De vliegsnelheid van libellen wordt overigens vaak fors overdreven, ze overschrijden zelden de 50 km/uur, overigens nog een behoorlijke snelheid. Bron: De nederlandse libellen boek KNNV
Planning voor 2011 ZNT nummer 3 Sluitingsdatum kopij: 2 september Sluitingsdatum korte mededelingen: 23 september 2011 Streefdatum verschijning: tweede helft oktober 2011 Het volgende nummer verschijnt pas in 2012! ZNT nummer 1 van 2012 Sluitingsdatum kopij: 18 november Sluitingsdatum korte mededelingen: 9 december 2011 Streefdatum verschijning: begin januari 2012 Door een kleine verschuiving in de planning van 2011 zullen er in 2011 slechts 3 nummers verschijnen!
2 | Zwols Natuur Tijdschrift
Excursies Vogelzangcursus Wilde plantencursus Groencursus Natuurgidsencursus Jeugdactiviteiten (Groendoeners) (coördinatoor jeugdactiviteieten is tijdelijk) Werkgroep Gezinsactiviteiten Stands en verkoop Veldlessen Groen voor Ouderen
KNNV
KNNV Afdelingsbestuur Everdine van Dasselaar 038 - 465 59 24 Henriëtte Maan 038 - 444 76 12 Marlène Vaessen 0522 - 24 15 32 Heike Tack 038 - 337 57 57 Alfred v/d Burgh 038 - 422 79 47 Gerda Revenberg 038 - 454 73 09 Gerda Revenberg 038 - 454 73 09 Fenna Westers 038 - 422 43 87 Renée Cornelis 038 - 460 59 78 Wietske van Santen -de Vries 038 - 422 04 50
Vogelwerkgroep Jur Furda 038 - 385 82 00 Werkgroep Hydrobiologie Leo Winter (interim) 038 - 851 94 70 Werkgroep Knoflookpadden Sybout Jaasma 038 - 453 75 73 Mossenwerkgroep Elja van Dongen 038 - 376 26 96 Plantenwerkgroep Elja van Dongen 038 - 376 26 96 Brunhilde Reicher 038 - 4221228 Insectenwerkgroep Leo Winter 038 - 851 94 70 Natuurbeschermingscommissie Hans Nederhand 038 - 460 45 51 Dirk Maas 0529 - 42 72 55 Werkgroep de Helmhorst Erik van Dijk 06 - 22441315
Paddenstoelen
Verwante werkgroepen
Roofvogelwerkgroep Steenuilenwerkgroep Kerkuilenwerkgroep Zoogdier werkgroep Overijssel
Tineke Burghard 038 - 444 72 27
Jan van Dijk 038 - 465 70 50 Bé Schilder 0529 - 49 74 28 Arnold Verhoeven 038 - 465 59 64 Henk Mellema 038 - 4250993 18e jaargang nummer 2
IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie
IVN Afdelingsbestuur
voorzitter
Betty van Leeuwen
secretaris
Wietske van Santen-de Vries
penningmeester
Erwin de Visser
PR en communicatie / coordinator activiteiten
Anja Bosman-de Haan
bestuurslid
Dirk Maas
Meidoornlaan 4, 7721 EZ Dalfsen
[email protected] T 0529 - 43 39 69
voorzitter
Heike Tack
Stegginkmarke 20, 8016 MG Zwolle
[email protected] T 038 - 3375757
Prins Bernhardstraat 12, 8019 XK Zwolle
[email protected] T 038 - 422 04 50
secretaris
Joke Geschiere De Klencke 1, 7944 RZ Meppel
[email protected] T 0522 - 24 24 87
Sloetmarke 41, 8016 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 96 07
Scheppinckmate 53, 8014 JR Zwolle
[email protected] T 038 - 465 47 35
De Doornweg 49, 8035 PD Zwolle
[email protected] T 0529 - 42 72 55
bestuurslid
KNNV
Gezamenlijke werkgroep
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, vereniging voor veldbiologie
Henk van Blitterswijk
Westenholterweg 7, 8042 AE Zwolle
[email protected] T 038 - 423 41 91
natuurhistorisch secretaris Erik van Dijk
Donker Curtiusware 35 8014 TK Zwolle
[email protected] T 06-22441315
Ondersteunende functies ledenadministratie
Cor Kauw
Sloetmarke 39, 8016 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 35 92
penningmeester
Janna Drewes
bestuurslid
Vacant
bestuurslid
Vacant
bestuurslid
Marcel Tonkes
Dreessingel 85, 8015 CH Zwolle
[email protected] T 038 - 466 99 15
Dreessingel 107, 8015 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 99 66
bestuurslid
Roelof Pol
Kortenhorststraat 24, 8015 BT Zwolle
[email protected] T 038 - 460 94 36
Ondersteunende functies bestuurs-adviseur
Louis Zandbergen
ledenadministratie
Roelof Pol
tel. contactadres
038 - 3375757
website e-mailadres afdeling postadres
www.ivnzwolle.nl
[email protected]
Drapenierlaan 27, 8043 AJ Zwolle T 038 - 420 10 83
[email protected] T 038 - 460 94 36
webmaster
Johan Buitenkamp
Goudplevierstraat 219, 8043 JL Zwolle
[email protected] T 038 - 420 21 51
website e-mailadres afdeling postadres
www.knnv.nl/zwolle
[email protected] KNNV Afdeling Zwolle Postbus 1275 8001 BG Zwolle
IVN Afdeling Zwolle e.o. Postbus 272 8000 AG Zwolle
Contributie 2011 KNNV
Contributie IVN
Lidmaatschap bedraagt € 29,25, incl. toezending Natura Huisgenootlidmaatschap € 12,75 Regionaal lidmaatschap € 17,Jeugdlidmaatschap (t/m 25 jaar) € 17,- , incl. toezending Natura Gironummer: 998242 tnv KNNV Zwolle. Opzeggen lidmaatschap uiterlijk 15 december voorafgaand aan betreffende kalenderjaar schriftelijk of per e-mail bij ledenadministrateur, Cor Kauw (
[email protected]). U ontvangt binnen 10 dagen een bevestiging. Zo niet, neemt u dan opnieuw contact op.
Leden € 18,- per jaar. U ontvangt dan ook het landelijke blad Mens en Natuur 4 x per jaar; Huisgenootleden € 9,Donateurs € 10,- per jaar. Gironummer: 124197 t.n.v. IVN Zwolle
18e jaargang nummer 2
Opzegging van het donateur-/lidmaatschap kan per kalenderjaar. U dient dit schriftelijk of per e-mail voor 15 december voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar door te geven bij de ledenadministrateur. Postadres en e-mailadres zie hierboven.
Zwols Natuur Tijdschrift | 43
ZNT
Buiten Kijken
door Margriet van Kampen
Houtpantserjuffer
…Het voorjaar vordert in ijltempo…
Wat een voorjaar! Ik kom ogen en oren tekort om de snelheid, waarmee de lente zich ontplooit, bij te benen. Het is begin mei en we hebben meer dan anderhalve maand alleen maar zonnig weer gehad! Als ’t maar even kan, ben ik in het veld, vaak ’s morgens vroeg al bij zonsopgang om in de ochtendstilte een prille, mooie lentedag ‘geboren te zien worden’.
18e jaargang nummer 2
Foto: Nicole Vervoort
Ik geniet dan van hele kleine simpele dingetjes, die me boeien en raken. Zoals die keer dat een merelmannetje, oppermachtig op de nok van een dak, uit volle borst zingend, verrast werd door een nietsvermoedende spreeuw, die doodonschuldig vlak naast hem neerstreek. De merelman nam een dreighouding aan: staart plat, vleugels gespreid, kop met felgele snavel horizontaal, dreigend op zijn vermeende tegenstander gericht. Die sloeg even met de vleugels, wette zijn snavel tegen een dakpan en begon, verdorie, ook nog uitgelaten te kwetteren! Dat was de merel teveel. Hij schoot als een torpedo op de spreeuw af. Die wipte met een speelse sprong opzij, waardoor de merel langs hem heen buitelde en het beduusd verder voor gezien hield. De spreeuw ging vrolijk door met zijn gekwetter, alsof er niets gebeurd was!! Een andere keer wandelde ik langs een ondiep, bijna drooggevallen ven in Drenthe. De venige bodem was nog frisgroen en vochtig. Ik had er nog nauwelijks een paar passen gedaan of de grond kwam plotseling tot leven. Het wemelde er van de jonge groene kikkertjes, tot nu toe onzichtbaar door hun
Zwols Natuur Tijdschrift | 3
ZNT schutkleur, die opeens alle kanten opsprongen, zelfs tegen mijn benen op. Een paar dagen later was er geen kikker meer te bekennen. Maar overal waren de kikkers te horen, dag en nacht. En kijk, de libellen zijn er ook weer, erg vroeg dit jaar! Bij de harde, koude oostenwind blijven ze aan de luwe zijde van de bomen, wel met tientallen bij elkaar. En ja hoor, daar zijn ook de boomvalken – teruggekeerd uit het zuiden.
Kievietsbloem
Foto: Nicole Vervoort
Ze leven van kleine vogels, zelfs van zwaluwen, maar ook van libellen, die ze ondanks hun snelheid en wendbaarheid met gemak kunnen bemachtigen. Door zijn sikkelvormige vleugels en zijn gestroomlijnde lijf spant de boomvalk wat dat betreft de kroon, pikt een snelzwenkende libel eenvoudigweg uit de lucht en peuzelt hem tijdens de vlucht als een frietje uit het vuistje op. Het voorjaar vordert in ijltempo; eerst de sleedoorn- en krentenbloesems, toen de paardenbloemen, daarna de vogelkers, die zo lekker ruikt, het fluitenkruid, dat als een ragfijne sluier de bermen bedekt, en nu de boterbloemen, die samen met de koekoeksbloemen de weilanden met prachtige gele en roze tapijten versiert, soms omzoomd door witte meidoornhagen. De kievietsbloemen, waar Zwolle zo bekend om is, hebben half april al massaal gebloeid; sommige uiterwaarden kleurden er paars van. Zo uitbundig had ik het nog niet meegemaakt!! De kastanjeboom voor mijn raam staat in volle bloei en binnenshuis is het geel van het stuifmeel, iets wat ik óók nog niet eerder heb meegemaakt. Alles is wel 2 á 3 weken te vroeg en ook aan de vogels is te zien hoe snel het voorjaar vordert. Eerst luid zingen om het territorium af te bakenen, soms spiegelgevechten met tegenstanders, dan baltspartijen met toekomstige partners. Niet lang daarna een druk gedoe met takjes – en naarmate de nestbouw vordert – met veertjes en pluisjes voor de stoffering. Dan het koortsachtige gezeul met wormen en ander grut voor de opgroeiende jongen, die steeds luider om eten roepen. Het is nauwelijks bij te benen……ligt het er nu aan dat ík weer een jaartje ouder ben geworden of heeft een snelle zomer het voorjaar soms gewoon overgeslagen?
Bijzondere sprinkhaan herontdekt Op 13 mei jl.(2011) hebben biologiestudenten Bram Omon en Kees van Bochove (Wageningen Universiteit, red.) een populatie van het bosdoorntje Tetrix bipunctata ontdekt in park de Hoge Veluwe. Deze bijzondere sprinkhaan stond als ‘Verdwenen’ op de Rode Lijst en was al 36 jaar niet meer in Nederland waargenomen. De laatste waarneming dateert van 1975, uit de buurt van Assel (Apeldoorn). Onderzoekers van de Stichting European Invertebrate Survey (EIS-Nederland) hebben de melding via www.waarneming.nl gekregen en bevestigd. Het bosdoorntje behoort tot de doornsprinkhanen. Deze zijn te herkennen aan het doornvormige halsschild, dat over het achterlijf ligt. Het zijn kleine dieren, die, in tegenstelling tot de meeste andere sprinkhanen en krekels, geen geluid maken, waardoor ze moeilijk te vinden zijn. De laatste jaren worden veel insecten ontdekt in Nederland. Eerder deze maand nog de sierlijke witsnuitlibel in de Weeribben. Voor een groot deel zijn het zuidelijke soorten, die als gevolg van het warmere weer naar het noorden zijn opgerukt. Verder slagen ook veel exoten erin om zich in Nederland te vestigen. Het bosdoorntje behoort tot weer een andere categorie. Het is namelijk een klein beestje, dat geen geluid maakt en dus niet erg opvalt in het veld. Hoewel in Nederland intensief onderzoek wordt gedaan, hebben de dieren jarenlang onopgemerkt kunnen leven, in een goed onderzocht gebied. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of het diertje nog op andere plekken voorkomt in het park.
4 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Redactioneel De ontluikende lente is inmiddels al weer voorbij. Een lente met temperaturen die omhoog schoten. Nederland had even het warmste plekje van heel Europa: 29,5 graad Celsius. Temperaturen boven de 29 graden zijn uitzonderlijk warm voor de maand mei. In de maanden maart en april is weinig neerslag gevallen en doordat het ook zo warm en zonnig is, is er ook nog veel water verdampt. De warmte staat in verband met droogte. Het werd zo droog dat er gevaar voor natuurbranden ontstond. Tweede Paasdag was een natuurbrandendag. Het Fochteloërveen stond in brand: 100 hectare ging verloren. Een ander probleem met aanhoudende droogte is de kans op dijkdoorbraken. Ja, dat leest u goed. Droogte is nooit als risicofactor gezien, maar u zult zich nog wel de dijkdoorbraak bij Wilnis herinneren? Dat is inmiddels al weer 8 jaar geleden. De oorzaak was toen onzeker en onderzoek heeft uitgewezen dat aanhoudende droogte schade kan toebrengen aan dijken. Vogelaars merken ook dat de droogte problemen met zich meebrengt. De grutto kan moeilijk aan voedsel komen door de aanhoudende droogte. Met als gevolg dat de conditie van de gruttoparen minder is, wat weer als gevolg kan hebben dat ze zich niet voortplanten. Tot slot iets positiefs over droogte en hitte. Natuurlijk is er ook natuur die er baat bij heeft. Voor veel insecten, zoals wespen, libellen en vlinders, is het extreme voorjaar juist positief. Door de droogte en de hoge temperaturen kruipen ze eerder uit hun nesten en overleven ze ook makkelijker. Met de regen die er nu inmiddels weer is neergevallen heb ik er wel vertrouwen in dat de natuur goed de zomer in zal gaan. Jeroen Mulder
Inhoudsopgave Buiten Kijken door Margriet van Kampen
3-4
Bijzondere sprinkhaan herontdekt
4
Redactioneel
5
Natuur in en om het huis door Eric Tempelaars
6-7
De Adder: status en distributie in Overijssel en Nederland door Marc Abuys
8-14
Kamp Schiermonnikoog.. ruig en ontstuimig door Truus Goos
15
Splijtzwam
16-17
Landgoed Windesheim door Willemien van Ittersum
17
Excursie Oostvaardersplassen door Rutger Bremer
18-19
Tekening van Willemien
20
Van de KNNV bestuurstafel
21
KNNV Congres 2011
21
Goed Bekeken door Gerard Beersma
22
Bio mimicry door Jeroen Mulder
23
Programma KNNV Zwolle augustus - oktober 2011
24-25
Waarnemingen in het Westerveldse Bos door Gerrit Reitsma
26
Inventarisaties in het Engelse Werk en Spoolderbos door Leo Winter
27
Een levensgevaarlijke ent door Bernadet van der Veen
28-29
Aankondiging Cursus Natuurfotografie door Melchior van Tweel
29
Nachtvlinders in mijn achtertuin door Melchior van Tweel
30-31
Groendoeners door Sandra Narain
32
Van de IVN bestuurstafel
33
Kraanvogelexcursie Diepholz door Anne van de Wetering
34-35
De pier van IJmuiden door Mike Lodewijks
36-37
Waddenweekend
37
Vogelen en meer, in het Bargerveen door Henriëtte Maan
38-39
20 jaar Wilde Plantencursus bij IVN Zwolle door Joke Geschiere
40-41
Fiets Bigday Zwolle door Hans Pohlman
42-43
Oplossing vorige fotovraag
44
De fotovraag
45
Drijfveren door Jeroen Mulder
46
druppels in een net
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 5
ZNT
Natuur in en om het huis
tekst en foto Eric Tempelaars
De Koolmees in de tuin De Koolmees is een erg bekende tuinvogel en komt bij tellingen vaak voor in de top drie van de meest waargenomen vogels. De vogel komt in geheel Europa en Azië voor tot en met noordelijk Afrika. De Koolmees is in Nederland een typische standvogel en kan het gehele jaar door in onze omgeving worden waargenomen. Vogels uit Noord-Europa trekken wel in groepen, met name om het koude klimaat en voedseltekorten te ontvluchten. De Koolmees is de meest voorkomende en tevens bekendste mezensoort, met zo’n 500 tot 600 duizend broedparen in Nederland. Iedereen kent wel deze succesvolle vogelsoort, maar ondanks dat toch zeker de moeite waard eens nader te bekijken. De glanzende zwarte kop, witte wangen en gele borst met zwarte borststreep (stropdas), die doorloopt onder de buik door naar de staart, blauwachtige vleugels en groen en zwart getekende achterzijde, maken de Koolmees een mooie verschijning. Zou het een zeldzame vogel zijn, dan zouden zich zomaar drommen vogelaars aan deze toch prachtige vogel kunnen vergapen. Bij het mannetje is de zwarte borststreep strakker getekend en is de streep breder dan bij het vrouwtje. Vrouwtjes willen een mannetje met een brede streep, dat wordt aantrekkelijk gevonden. De Koolmees is een holenbroeder en door de mens opgehangen nestkastjes worden graag door hen gebruikt. Maar ze kunnen ook in boomholten broeden en soms op de gekste plaatsen, zoals muurgaten, metalen buizen en brievenbussen. De ideale opening van de nestkast is 32 mm. De nestkastopening is redelijk kritisch en verschilt voor iedere soort vogel, afhankelijk van de grootte.
6 | Zwols Natuur Tijdschrift
Echter in de praktijk laat de natuur zich nimmer dwingen en kijk niet raar op als een koolmees gaat broeden in een kast, die voor bijvoorbeeld de Huismus was bedoeld. Zo’n nestkast kan het beste al vroeg in het jaar worden opgehangen, ver voor het broedseizoen. Nestkasten worden ook vaak in de winter al gebruikt als slaapplaats. In de late winter worden ze al verkend als geschikte nestplaats voor het komende broedseizoen. Bij voorkeur de vliegopening richting het oosten ophangen en niet naar het zuiden, omdat de kast dan in de volle zon komt te hangen, waardoor de kast erg kan opwarmen. Bestaande nestkasten dienen tijdig te worden schoongemaakt en oud nestmateriaal moet worden verwijderd. Het mannetje Koolmees heeft een krachtig lied, dat het best omschreven kan worden als een ‘fietspomp’. Vele variaties zijn mogelijk en een volwassen Koolmees kent wel meer dan veertig verschillende liedjes. Er wordt gezegd dat hij binnen zijn territorium steeds op een andere plek gaat zingen, met een ander liedje en daardoor de jonge Koolmeesmannen de indruk probeert te geven dat er veel andere Koolmeesmannen zijn. Jonge Koolmeesmannen zouden het daarom voor gezien
18e jaargang nummer 2
ZNT
…een mooie verschijning…
houden en maar een eindje verderop hun geluk gaan beproeven. In stedelijke gebieden blijkt de koolmees in toonhoogte hoger te zingen dan in een rustige landelijke omgeving. Dit komt doordat een hoger geluid in een rumoerige omgeving verder draagt en blijkbaar heeft de koolmees zich daarop aangepast. Het vrouwtje maakt een komvormig nest van mos en bekleedt dit met veertjes en haar. Ze legt tussen 7 tot 12 witte, met rood gespikkelde, eieren, die ze in 13 tot 15 dagen uitbroedt, zonder het nest te verlaten. Het mannetje voert gedurende het broeden het vrouwtje. Koolmezen hebben veel jongen, omdat er relatief veel slachtoffer worden van predatoren. Te denken valt aan bijvoorbeeld de Sperwer, die in dezelfde periode ook hongerige jongen heeft en daarom veel voedsel nodig heeft. Zo zag ik ook een Blauwe reiger in de tuinomgeving zoekend naar voedsel. Sinds kort weten we dat ook de Grote Bonte specht pas uitgekomen mezen eet, die hij met zijn 4 cm lange, scherpe tong weet te bereiken in de nesten. Maar natuurlijk ook ons geliefde huisdier, de Huiskat. vangt wel eens een jonge vogel. Vele koolmezen halen daardoor het eerste jaar niet, maar daarna zijn hun kansen door ervaring duidelijk hoger en kunnen ze gemiddeld wel 10 jaar halen. De oudst geringde koolmees werd 15 jaar. Dit voorjaar had ik een nestkastje in de tuin met koolmezen. Het kastje hangt op veilige hoogte, buiten bereik van katten, in de buurt van een vlinderstruik en hedera, waar een veilig heenkomen kan worden gezocht door vogels. Toevallig had ik een Koolmees gespot, die behoedzaam via de struik snel de kast invloog. En dat herhaalde zich keer op keer! Er was dus vrijwel zeker een nestje. Daags daarna begon het gepiep van de jongen en vlogen de ouders af en aan. De ouders voeren de
18e jaargang nummer 2
jongen voornamelijk met rupsen. Daarbij is komen vast te staan dat ze selectief jagen. Voor de pas uitgekomen vogels kleine rupsen en later, als ze groter zijn, grotere rupsen. Nee, met zaden voeren ze niet, dat weten ze instinctief, is uit recent Engels onderzoek komen vast te staan. Een voerdersilo, het gehele jaar door in de tuin laten hangen, kan dus helemaal geen kwaad. Ook tijdens het broedseizoen dus, waardoor er extra voedsel beschikbaar is, voor juist die vogels, die daar behoefte aan hebben. De zaden worden dus niet door de ouders aan de jonge koolmezen gevoerd, wat schadelijk voor de jongen zou zijn, zoals lang gedacht werd. Volwassen koolmezen eten in de zomer insecten (voornamelijk rupsen) en in de winterperiode zaden (vaak beukennootjes). Maar er is ook recent bekend dat ze kleine vogels kunnen eten en soms zelfs hagedissen of kikkers. Het gepiep van de jongen in mijn nestkast trok veel aandacht van de omgeving. Een groep huismussen zat op en rond het nestkastje. Ze keken nieuwsgierig naar binnen, waar dat gepiep nou vandaan kwam. De kat van de buren keek vanaf het dak van de schuur naar beneden, maar kon verder niets, en vertrok maar weer. De jongen verlaten het nest ongeveer 18 tot 21 dagen na het uitkomen en zo was het op een bepaald moment ook in mijn nestkast helemaal stil. De jongen waren uitgevlogen en de dagen daarna hoorde ik met regelmaat jonge koolmezen roepen, in de omgeving van mijn tuin. De ouders zorgen dan nog een tijdje voor de jongen, waarna ze onafhankelijk zijn en op eigen benen staan. Zo valt er altijd weer wat moois te beleven, als je er maar oog voor hebt. De natuur is vlakbij, gewoon in en om het huis.
Zwols Natuur Tijdschrift | 7
ZNT
De Adder: status en distributie in Overijssel en Nederland tekst en foto's Marc Abuys
De Europese Adder (Vipera berus b.), onze enige gifslang, in het Engels Common Viper, heeft in de afgelopen eeuwen een behoorlijke terugval meegemaakt als we kijken naar verspreiding, aantallen en populatiegrootte. Pas sinds 1770 wordt de Adder gemeld in Nederland: in Drenthe en grote populaties in Gelderland en Overijssel. Sinds 1830 wordt er een database bijgehouden van meldingen. Er kwamen steeds meer meldingen van dieren in de grootste verspreidingsgebieden. Toen waren Drenthe, Overijssel en de Gelderse Veluwe de belangrijkste kerngebieden voor de Adder, waar naar schatting vele miljoenen dieren het Nederlands grondgebied bevolkten met als grootste dichtheden tot 20 individuen per hectare in de natte schraallanden, hoog- en laagveengebieden en natte heidegebieden. Tegenwoordig is dat al decennia lang niet meer zo. Geschikt leefgebied moest steeds meer plaatsmaken voor landbouw: akkerbouw en intensieve veeteelt. Steden kwamen op en dan waren er in die tijd ook mensen die complete addervervolgingstochten organiseerden en de onfortuinlijke dieren
8 | Zwols Natuur Tijdschrift
'onschadelijk' maakten. Dit soort praktijken vinden we tegenwoordig nog steeds in Italië, Bosnië, Kroatië en wellicht in delen van Frankrijk en Griekenland. Sinds de inwerkingtreding van de Europese Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet, zijn we verplicht om adequate maatregelen te nemen voor duurzame instandhouding van soorten die onder deze regelingen vallen. Op Europees niveau wordt dit in verschillende gradaties ingevuld. Naar het zuiden en oosten toe neemt het kennisniveau van de herpetofauna steeds wat meer af. Alle amfibieën en reptielen in de Benelux genieten minstens van één of zelfs meerdere van deze regelingen.
18e jaargang nummer 2
ZNT In het dichtbevolkte West-Europa, waar Nederland en België de dichtst bevolkte landen zijn, hebben reptielen en amfibieën het zeer moeilijk. Decennia achtereen -vooral in de 50’er tot 80’er jaren- ging het erg slecht met onze inheemse herpetofauna. België heeft zelfs enkele soorten moeten zien verdwijnen, zoals de in de Vlaanderen voorheen voorkomende Geelbuikvuurpad. De Adder geniet, net als de Gladde slang, bovendien strikte bescherming door de Conventie van Bern en staat op de Europese (EC-IUCN) en nationale Rode Lijst en Doelsoortenlijst. Adders en andere slangen in de Europese cultuur Een Adder is bij hanteren vrij zacht van huidoppervlak en voelt niet onaangenaam aan, wat de meeste mensen niet zullen verwachten van een ooit zo bejaagde en met duistere krachten toegedichte slang. Mensen die niet ervaren zijn, wordt sterk afgeraden te proberen een Adder op te willen pakken. Ooit zag ik een Engelse instructiefilm, waarin de Adder vrij werd gehanteerd door de in beeld gebrachte onderzoeker. Ze bleek geheel niet agressief. Door mijn verenigingswerk sinds 1986 voor Lacerta/ Herpetogeografische Dienst, veldbemonsteringen in Nederland en Europa aan reptielen, werden de Adder en verwante soorten voor mij een hoogtepunt om te vinden en te observeren. In bijvoorbeeld Bosnië zien we een tegenovergestelde cultuur naar slangen toe en komt bejaging nog voor. In die regio komen zo'n 20 soorten slangen (Ophidia) voor, waaronder enkele uiterst giftige, zoals de Zandadder (of Neushoornadder). Deze Vipera ammodytes, die in verschillende ondersoorten voorkomt in de gehele westelijke Balkan vanaf Zuid-Oostenrijk tot aan West-Griekenland, met een duidelijk afschrikwekkend hoorntje op de neus, heeft helaas een slechte reputatie. De op zich schuchtere
18e jaargang nummer 2
slang zoekt namelijk zijn heil bovenop zonovergoten warme stapelmuurtjes, stenige hellingen, fruitbomen en houtstapels langs grazige weides in agrarische zones. Verder vinden we hem langs droge verruigde beekdalen. Door menselijke activiteit aangetrokken muizenpopulaties in en nabij akkers en recreatiecentra trekken de slangen aan. De inheemse bevolking is erg bang voor de Poskok (Springadder!), waarvan wordt gedacht dat deze bewust mensen aanvalt. Maar dat is absoluut niet zo. Deze slangen laten zich bij ontdekking gewoon vallen van de boom, muur of oude stronk, zodat ze snel weg kunnen komen, als ze niet in hun schuilplaats terecht kunnen. Mensen die ik sprak in Bosnië, Servië en Kroatië maken zelfs regelmatig jacht op de dieren (IUCN, Protected Species Act). De nabije loop- en woongebieden worden dan zogezegd 'gezuiverd' van de potentieel gevaarlijke, onfortuinlijke dieren. De soort lijdt hierdoor in bewoonde gebieden soms extra. In schril contrast met dit gegeven houden de Bosnische bevolkingsgroepen regelmatig oogst- en vruchtbaarheidsfeesten, waarvoor de geluksbrenger, een grote slang, uit weides en bosranden wordt weggevangen en wordt omgehangen bij praalwagens en stalhouders. Deze slang, de welbekende esculaapslang, is die uit het doktersteken. Deze rustige en timide soort zal nimmer aanvallen en wordt op handen gedragen als geluks- en voorspoedbrenger. Met vele honderden dieren worden de slangen gedragen en meegezeuld op de feestelijke parades door de dorpen. Deze populaire esculaapslang is ooit door de Romeinen als hobbydier in meren, zelfs binnen in gebouwen (!) en in zwemwateren geïntroduceerd. Ze hielden ook gebouwen muisvrij. Uiteindelijk kwam deze slang zodoende in vroegere tijden in geheel Europa voor. De Europese Adder, Zand(hoorn)adder en de eveneens gelijkende Aspisadder zijn de bekendste en meest voorkomende soorten, die in centraal West-Europa wel achteruit zijn gegaan. In Noordoost-Italië kun je deze alle drie op nabije biotopen aantreffen door een overlap in hun verspreidingsareaal.
. . . vrij zacht huidoppervlak . . .
Zwols Natuur Tijdschrift | 9
ZNT Herkenning Adder in het veld
Verspreidingskaartjes adder
Op een afstand zien we een adder meestal half, soms compleet opgerold liggen, een forse, bruinige slang, met een vaak zeer donkere tot zwarte zigzagstreep. De vrouwen zijn lichter getekend en zijn bruin tot kakibruin, lichtbruin of oranjebruin. De zigzagstreep is midden- tot donkerbruin. Bij mannen is de ondergrond grijs tot grijsblauw, donkerbruin tot bijna zwart. Soms valt de streep minder op door de donkere ondergrond. Vooral bij de Drentse dieren komt dit verschijnsel vaak voor. Er komen ook afwijkende kleuren (pigmentatie differentiaties) voor: geheel oranjegele dieren, rood of zwart. Bij andere slangen komen ook af en toe zeer donkere dieren voor. Herkenning moet dan geschieden door de kopbeschubbing te bekijken. Gedrag kan ook een kenmerk zijn voor herkenning in het veld. Bij getrainde ogen is dit zeker mogelijk. De gladde slang is het minst defensief. Deze zal immers altijd vluchten onder de vegetatie of ander materiaal. De ringslang kan blazen, maar vaak de aftocht. Deze heeft ook de neiging om zich groot te maken en te dreigen. Beten worden bijna niet gemeld. De gladde slang kan ook zijn kop mooi afplatten. Bij donker getekende volwassen dieren is dan verwarring met de Adder mogelijk. De Adder is vaker defensief en zal zich, heftig blazend, oprichten. In Nederland en Vlaanderen is de Adder het eenvoudigst van de twee andere hier voorkomende slangensoorten te onderscheiden aan de ogen. Adders hebben een verticale pupil en ze lijken enigszins 'boos' te kijken door de overhangende schub boven het oog, wat lijkt op een frons. Verder heeft de adder een opstaande snuitpunt, die bij de andere soorten ontbreekt. De ogen van de ringslang (Natrix natrix h.) zijn lichter gekleurd, met donkere randen en de pupil is groot en rond. De gladde slang (Coronella austriaca) heeft net als de adder roodoranje ogen, maar net als de ringslang een forse ronde pupil. De zigzagtekening op de rug komt veel voor bij adders, maar soms ook bij andere slangen, wat tot verwarring kan leiden bij soorten buiten de Benelux. De schubben van de adder zijn net als bij de ringslang gekield, wat betekent dat ze niet plat zijn, maar een naar achteren gerichte A- vorm hebben. Dit verschilt duidelijk sterk van de Gladde slang, die ongekielde gladde schubben heeft, wat bij de vervellingshuiden goed is te zien. In de regio Zuid-Wallonië (B), Luxemburgse Ardennen en de Champagne komt reeds de, iets krachtiger gif bezittende, Aspisadder (Vipera aspis) voor. De Aspisadder heeft een gebroken zigzagtekening, vaker dwarsstrepen, en een nog flinker opstaande rostrale beschubbing, wat tot een vrij spitse kop en neussectie leidt.
tijdvak van 1940 - 2000
tijdvak 1990 - 2011
tijdvak 1990 - 2011
10 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT Bedreiging en verspreiding Nederlandse Adders Door versnippering en verdroging van de leefgebieden (habitatverlies), verandering van het landgebruik en intensieve verstoring ondervindt de Adder (Vipera berus b.) in de dichtbevolkte Benelux anno 2010 - 2011 veel problemen. Nederland bezit nog steeds met stip de grootste populaties binnen de gehele Benelux, met de Veluwe en de DrentsFriese Wouden als bolwerk voor de soort. Verder is hij schaars in Oost- en Zuidoost-Overijssel. In de Meinweg bij Roermond reduceert het aantal sterk. Goed nieuws komt vanuit midden Utrecht, waar de Adder werd herontdekt in 2009, na ruim 35 jaar afwezigheid en vermoedelijk plaatselijk uitsterven van de soort. De schattingen zijn dat er nog zo'n 35.000 - 40.000 adders Nederland bevolken. In vergelijking met vroeger is dat nihil, met ooit meerdere miljoenen dieren. Alleen al in de uitgestrekte Drentse veengebieden, die ooit een oppervlakte van meer dan 7500 km² hadden, kwamen naar schatting meer dan 5 miljoen adders voor. (bron CBS,RAVON,Natuurbalans) Door het verdwijnen van de hakhoutcultuur (stapelhout en geriefbosjes) zijn veel kleinere adderpopulaties in Brabant, Limburg, het oosten van de Veluwe en West-Overijssel verdwenen.
…Overbegrazing is eveneens een probleem…
18e jaargang nummer 2
De noordelijke verspreidingsgrens in Nederland liep in Groningen, maar de soort is in het zuiden van Haren, de laatste Groningse vindplaats, waarschijnlijk ook uitgestorven. Nu vinden we rond Zuidlaren op de Strubben (Min. v Defensie) de noordelijkste adderpopulatie. Het telkens doorsnijden van gebieden, door bijvoorbeeld de aanleg van paden van beton en asfalt en de daarmee samenhangende verhoogde activiteit door mensen en honden, is een probleem. Ook het fout beheren (overbeheer) door met maaimachines structuurrijke, vergraste heide en grasranden weg te halen, is sterk af te raden. De Adder maakt juist gebruik van de rijkelijk begroeide randen en taluds in de zonen die goed door de zon beschenen worden: langs paden en op verhoogde taluds en heuvelige heideterreinen. Overbegrazing is eveneens een probleem. Met het te intensief begrazen veranderen de randen in kort afgevroten kale stukken, die verdroogd raken en dus ongeschikt voor de Adder en de Gladde slang. De biotoop van de Gladde slang is nagenoeg dezelfde als van de Adder. Beide soorten komen dan ook regelmatig tegelijk voor. Rond Nunspeet, Elspeet, Het Loo, Kroondomeinen, Gortelse Bossen, de Hoge Veluwe en de Veluwezoom zijn nog steeds gebieden waar je bij licht vochtige en zachte weersomstandigheden Adder en Gladde slang gelijktijdig kunt vinden. Overijsselse addergebieden: stand van zaken Voorheen kwam de Adder in redelijk flinke tot enorme aantallen voor in Overijssel:het midden van Noord-Overijssel, de oostregio en delen van Noordwest- Overijssel zijn bekende Addergebieden. De situatie in Overijssel heeft momenteel gezorgd voor flinke werkzaamheden op bos- en natuurgebied. Het programma ’Vipera verbindt’, dat in samenwerking tussen diverse partners wordt uitgevoerd, is door RAVON en Alterra in het leven geroepen om belangrijke gebieden te verbinden. De gebieden die nu verbonden worden, zijn de Haardennen bij Balkbrug en de Staphorsterbossen. In de Staphorsterbossen is in 2006 bekend geworden dat er grote dichtheden Adders voorkomen in het gebied. Er zijn door studenten Wildlife van de Groene Welle in samenwerking met Ravon toen 90 individuele dieren bekend geworden, waarvan er later weinig werden teruggevangen, wat betekent dat de populatie erg fors is. De Adder kent tegenwoordig een uitgesproken verspreiding in Overijssel, die vooral neerkomt op aansluitende kernpopulaties, zoals die van de Drents-Overijsselse en de OverijsselseDuitse leefgebieden. De populaties in de Engbertsdijksvenen en het Manderveen zijn de grootste. Verder vinden we grote dichtheden in de Haaksbergervenen/Buurserveen, die aansluiten op het verspreidingsgebied in Duitsland.
Zwols Natuur Tijdschrift | 11
ZNT
ZNT Meer geïsoleerde gebieden waar de Adder voorkomt, vinden we rond Ommen-Junne (zeldzaam) tot Dalfsen/Vilsteren, waarvan oude waarnemingen bekend zijn. In Raalte en Deventer is de Adder hoogstwaarschijnlijk al tientallen jaren verdwenen. Voorheen werd in Overijssel een behoorlijke verspreiding beschreven, die grofweg van Zuidoost- tot midden Noord-Overijssel liep. De nu nog door de Adder bezette gebieden zijn versnipperd, geïsoleerd of worden gevormd door aaneengesloten terreinen buiten de provincie. Vanuit de regio Dalfsen, het Rechterense en Vilsterense Veld, zijn tevens waarnemingen bekend. De situatie daar is wat onduidelijk. Aangezien het gebied weinig veranderingen doormaakte en enigszins aaneengesloten is, kan de Adder daar verwacht worden. Op de Sallandse Heuvelrug en de Sprengenberg is de Adder zeer schaars geworden en gedecimeerd tot lokaal voorkomen. De redenen zijn divers: overbegrazing, verdroging, het verliezen van geschikt habitat en recreatieve druk. De Adder blijkt in sommige gevallen kwetsbaar voor deze omstandigheden, terwijl langs de drukke A50 en Harskamperweg op de centrale Veluwe vrijwel constant dieren worden gemeld. De verstoringen komen in gradaties voor en populaties reageren divers. De gladde slang tenslotte, waarmee verwarring niet uitgesloten is, werd in de 50'er - 60'er jaren gemeld uit de regio Raalte (Boetelerveld), Staphorsterbossen, Deventer, Wierdense Veld en Vriezenveen (Engbertsdijksvenen),wat opmerkelijk is, want tegenwoordig wordt in de Staphorsterbossen tot Balkbrug, de Haardennen slechts de Adder gemeld, die daar veel langer bekend is. 'Adderse' gevaren in het veld De Gladde slang is overigens een opportunistische eter. Deze eet hagedissen, jonge spitsmuizen, insecten, maar ook Adders worden gegeten! De Gladde slang is een krachtig slank dier, voor Europese begrippen een middelgrote soort. De dieren zijn te vinden van 60 cm tot meer dan 90 cm en daar kan de Adder niet echt tegenop. Vreemd genoeg worden in sommige
…ook adders worden gegeten…
12 | Zwols Natuur Tijdschrift
gebieden de dieren in groepen bij elkaar gevonden en zelfs naast elkaar, broederlijk zonnend of rustend. Het voedselaanbod zal zorgen voor de verhoudingen tussen de soorten. De Adder eet overwegend woelmuizen. Verder wordt de Adder nogal eens een prooi voor roofvogels: Havik, Slangenarend of kiekendief. Ook wil een Wild zwijn zich in een slecht mastjaar wel tegoed doen aan een eiwitrijke maaltijd in de vorm van. Dassen zijn net als Vossen wel eens gezien als vijand van de adder. Loslopende honden in het veld, die uitgelaten worden, zijn een probleem en kunnen zelf gebeten worden. In Overijssel was net als in Drenthe een aantal honden dodelijk slachtoffer door een adderbeet. Door de extra verstoring kunnen verschrikte Addervrouwtjes minder lang zonnen en daardoor loopt hun reproductie terug. Soms zijn de vrouwtjes genoodzaakt hun worp te bewaren voor de winterperiode, wat weer extra gevaar voor bevriezing met zich meebrengt. Heel jonge dieren overigens, die laat in het seizoen geboren worden, in september of oktober zelfs, hebben bovendien extra weinig tijd om een prioritaire vetvoorraad voor de winter aan te leggen en sterven dan ook vaak een vroege dood door bevriezing. In sommige gebieden op de Veluwe, maar ook in Drenthe, zijn beheerders zich soms onbewust van het voorkomen van de adder en hebben zij door rigoureuze maatregelen, zoals het machinaal verwijderen van oude houtstapels of dode boomstronken, soms tientallen adders tegelijk de dood in gejaagd. (Onlangs een dergelijk geval in omgeving Nunspeet.) Vooral in de winterperiode kruipen de dieren bij elkaar in een vorstvrije, diepe, vochtige ruimte en is de populatie aldaar dus extra kwetsbaar voor verstoring of beschadiging. In Duitsland vonden ze eens een kluwen van 78 dieren bij elkaar, wat al spectaculair is, maar in Finland registreerden onderzoekers de grootste vondst ooit: zo'n 800
18e jaargang nummer 2
ZNT dieren overwinterden als groep onder een grondoppervlakte van iets meer dan 23 m² knus bij elkaar! Cyclus Adder in Nederland en België In de Noord-Atlantische klimaatregio, waar de kustregio' s van Nederland en België onder vallen, hebben Adders over het algemeen een reproductiecyclus van eens in de 2 jaar. Soms kan het voorkomen dat grote vrouwen door goede lentes en zomers actiever zijn en goed doorvoed zijn geraakt, zodat een jaarlijkse voortplanting tot stand kan komen. Dat soort cijfers zien we vaker in Frankrijk en centraal Zuid-Europa. In het uiterste noorden, rond de poolcirkel, waar de Adder nog voorkomt, kan de voortplantingscyclus wel 3 jaar duren. Logisch, omdat de tijd van mogelijke activiteit gewoon veel korter is en de winters veel langer. In Nederland, midden op de Veluwe, komen de dieren tegenwoordig in de winter al uit hun winterrust. In februari zijn ze vaak al te zien, bij een zonnig weertje en een temperatuur van slechts 5 à 6 ºC, komen ze al energie opdoen, om daarna nog enkele weken bij hun winterverblijf te vertoeven. De mannen komen eerst, die hebben de warmte nodig om hun reproductieorganen en zaadcellen tot ontwikkeling te laten komen. Later volgen de vrouwen en de jonge dieren.
maximaal ongeveer 25 ºC. Opvallend is dat je op de wat drogere Veluwe met zomerse temperaturen geen dieren meer ziet, maar in de natte veengebieden in Drenthe en Oost-Overijssel kun je ze dan nog wel vinden dat komt omdat het natte veenmos zorgt voor een ideaal microklimaat, dat koeler is en dus goed voor de vochtminnende dieren. Zo vond ik eens ruim 16 dieren in het uiterste oosten van het land, bij een temperatuur van 25 a 26 ºC. Op de ZuidVeluwe zagen we afgelopen jaar al redelijke aantallen Adders bij slechts 8 ºC in maart. De piekactiviteit heeft ook te maken met de weerscycli van een week. Is het droog weer, dan zijn de dieren steeds minder actief, maar na een regenbui, en ook na een broeierige dag, zijn de dieren weer flink actief en laten zich zien. Ideaal slangenweer voor ons is ca. 17 tot 22 ºC, matig vochtig en windstil, een zogenaamde Adder-terras-temperatuur. De Gladde slang overigens houdt helemaal niet van lang zonnen en zie je bij warm weer vrijwel helemaal niet. De Adder is ovovivipaar, dwz eierlevendbarend. De jonge dieren worden geboren in een soort van gelei-achtig vlies en komen direct uit. De enige slang die eieren legt in Nederland is de Ringslang (ovipaar). De ringslang is in ons land met twee ondersoorten present. De jonge Addertjes zijn werkelijk prachtige kleine miniatuurtjes, met scherpe tekening en al helemaal afgebouwd. Opvallend is dat ze niet de juveniele morfologie hebben, zoals andere soorten, waarvan de jongen een kopvergroting laten zien en erg grote ogen. Adders zien er vrijwel meteen al uit als volwassen dieren met een goed doorvoed lichaam.
De voedingsregelmaat ligt ongeveer op 10 à 12 prooien per jaar. De dieren eten van eind maart tot oktober, soms zelfs tot ver in november. De jonge dieren zijn meestal het langst actief. Zakt de dagtemperatuur niet onder de 8 à 9 ºC, dan blijven de dieren actief. In Zuid-Frankrijk zijn de dieren nog langer actief en zelfs op de Veluwe en de Peel, zijn slangen ook, bij zachte omstandigheden, midden in de winter aan de oppervlakte gezien. De Adder is meestal actief bij een graad of 14 tot 22, maar ook bij lagere temperaturen. Als het maar niet hard waait, kunnen de dieren gezien worden, tot
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 13
ZNT Addergif!
Het gifapparaat
De jonge dieren zijn aanlokkelijk om te hanteren en zijn ook weinig agressief (!), maar dit is toch sterk af te raden! Voor jonge kinderen kan het erg gevaarlijk zijn. Toch hoorde ik vorig jaar een erg leuk verhaal van een paar leraressen van een MBO Groen school, die eens op een camping zaten ten westen van Apeldoorn. Kinderen van een jaar of tien, die daar met activiteiten bezig waren op een speelplaats direct aan een natuurgebied grenzend, kwamen plots met de melding dat ze leuke, donker gestreepte grote rupsen hadden gevonden! De aangeklampte lerares werd later een van de gevangen 'rupsen' getoond. De vrouw zag vrijwel direct dat het om een soort slang ging en waarschuwde de boswachter in de omgeving. Die constateerde uiteindelijk dat het om heuse jonge Adders ging! De stuk of tien dieren die door de kinderen werden gevonden, zijn allen gehanteerd en er werd mee gespeeld en het mooiste is: er deden zich geen vervelende incidenten voor. De dieren werden compleet met nest verplaatst naar een 'veiliger' habitat, verder in het gebied, tot teleurstelling van de kinderen.
De Adders (familie Viperidae), worden gezien als de best ontwikkelde gifslangen ter wereld. Adders zijn solenoglyf. Solenoglyf betekent ahw buisvormige tand en beschrijft hier de holle giftanden, waarmee het gif wordt toegediend. Andere giftige slangen, die ophistoglyf zijn, hebben slechts een groef in de tand waar het gif in stroomt. Deze soorten moeten eerst een kauwbeweging maken om het gif efficiënt in te kunnen brengen. Met hun uitgekiende techniek en speciaal aangepaste holle giftanden zijn adders in staat te doseren, een droge of halfdroge beet af te geven als waarschuwing. Dat betekent, als je wordt gebeten, wat al zelden voorkomt (10 gevallen per jaar in Nederland), dan kan het zijn dat je niet eens geïnjecteerd bent met het schadelijke neurotoxische gif. Het gif bestaat uit neurotoxische elementen, die zenuwcellen vernietigen, en een haemorrhagische component, die de bloedwanden beschadigt. Tenslotte vinden we haemolysinen in het addergif, die de rode en witte bloedlichaampjes vernietigen. Bij een natte beet kan een adder dus nog redelijk wat schade toebrengen. Zo ken ik mensen van wie een aantal beenspieren en organen beschadigd zijn en die motorische storingen hebben overgehouden van een onvoorzichtige ontmoeting met Vipera berus. Het betreft dan meestal een veel te laat doktersbezoek of een verkeerde diagnose, wat ook nog wel voorkomt. In Nederland zijn in de afgelopen decennia wel de minst ernstige beetgevallen geregistreerd als we West-Europa breed bekijken.
Het loopt natuurlijk niet altijd zo goed af. In Nederland zijn weinig fatale bijtincidenten bekend. Ze zijn zelfs op een hand te tellen. Sinds 1890 zijn het er 4 geweest. In Duitsland zijn het er al 16, in Zweden ruim 45 en in Groot-Brittannië ook 45. De Franse – gelijkende- Aspisadder maakt meer slachtoffers. De Poskok of Zand (Neushoorn) Adder uit de West-Balkan nog veel meer.
…de best ontwikkelde gifslangen ter wereld…
Een uitgebreider artikel met meer ecologische en verspreidingsgegevens gaat naar de Lacerta en Litteratura Serpentium.
14 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Kamp Schiermonnikoog.. ruig en ontstuimig
door Truus Goos
KNNV, 27-29 mei 2011 Het organiseren van dit kamp op ‘Schier’ was weer een schot in de roos, omdat rond deze tijd van ’t jaar de natuur op het eiland héél anders is dan in ’t najaar. Wat niet uit de weersomstandigheden bleek!!! RUIG en ONSTUIMIG, met af en toe regen. De deelnemers hebben zich daar niet door laten weerhouden en zijn er iedere dag op uit getrokken. Zij hebben toch bijzondere waarnemingen en vondsten gedaan. Bij de vraag aan de deelnemers wat hun meest bijzondere belevenis was tijdens de excursies en tijdens het verblijf op dit bijzondere eiland kreeg ik het volgende te horen: Het zien van een velduil (op 1), drieteenstrandlopers in zomerkleed, jonge eidereenden; kneutjes en een barmsijs enz. Ook het vangen en determineren van waterbeestjes, visjes en een kleine watersalamander was voor de groep die met Leo meeging een geweldig leuke ervaring (ondanks de regen). Er zijn ook nog heel mooie planten gevonden, waaronder de waterpunge en de sturmia (groenknolorchis). De maaltijden waren weer prima door de koks bereid.
18e jaargang nummer 2
De avonden werden doorgebracht met de verhalen over de wandelingen en fietstochten die er die dag waren gemaakt. Dit alles onder het genot van een hapje en een drankje. Ook werden er soms nog vondsten gedetermineerd en in boeken opgezocht. We hebben weer veel geleerd van onze excursieleiders. Onze hartelijke dank daarvoor. Voor het poetsen en dweilen - om ons ‘slaaphuis’ netjes achter te laten - werd dit verblijf door de meesten traditioneel afgesloten met het eten van een visje bij de visboer. De sfeer tijdens dit weekend was weer prima. Met dank aan de organisatoren Sybout Jaasma en Cor Kauw. Er zijn al weer plannen gemaakt voor een voorjaarskamp in 2012. Wie weet, tot dan.
Zwols Natuur Tijdschrift | 15
ZNT
Spliji
zwam
Het houden van roofvogels in de achtertuin van een van onze redacteuren Dirk Jan van Diepen en zijn zoon Johan zijn helemaal weg van roofvogels. Zo’n dertien roofvogels verzorgen zij in de achtertuin. De passie voor roofvogels was er bij Dirk Jan al op jonge leeftijd. Opgegroeid in een bosrijke omgeving, bracht Dirk Jan veel tijd door in het bos. “We vingen roofvogels en dat gaat het beste als het heeft geregend. De vleugels zijn dan zo zwaar, dat je die beestjes zo van de grond pakt”, vertelt hij. Toen lieten ze de vogels na vangst altijd wel weer vrij. Zo’n vijf jaar geleden begon Dirk Jan met het houden van roofvogels in zijn achtertuin. Op het internet kocht hij toen twee torenvalken en in zijn omheinde achtertuin maakte hij de dieren handtam. Inmiddels verblijven er ook valken, Europese oehoes, kerkuilen en buizerds. Dirk Jan legt uit dat het allemaal koppels zijn en dat ze gebruikt worden om te fokken. Dit jaar verwacht hij voor het eerst jongen. De dieren zitten allemaal aan een touw, want even naar de buren vliegen is er niet bij voor ze. Hoewel ze dat graag gedaan zullen hebben, aangezien de buurman een duivenmelker is. Dit is een bewerkte versie van een artikel uit de Stentor van 6 januari 2011 Cor Kauw heeft het artikel vol verbazing en ongenoegen gelezen: “Het is dus mogelijk om roofvogels in gevangenschap te houden.” “Roofvogels worden steeds vaker als huisdier gehouden; een slechte ontwikkeling”, vindt Cor. Met name kerkuil, steenuil, oehoe en slechtvalk zijn populair. De prijzen voor een roofvogel of uil variëren van enkele tientallen euro’s voor de kerkuil tot vele duizenden euro’s voor arenden. Steeds vaker ontsnappen roofvogels en uilen uit hun gevangenschap. In de eerste zes maanden van 2010 zijn er in totaal 62 ontsnapte oehoes waargenomen. Dat is evenveel als in de tien jaar daarvoor. Ook worden vaak kerkuilen vrijgelaten met het idee de soort daarmee te helpen. Echter, het risico op faunavervalsing is erg groot! Roofvogels en uilen zouden op een negatieflijst voor huisdieren geplaatst moeten worden, zodat bezit door particulieren niet vanzelfsprekend meer mogelijk is. Dat het met de roofvogels in Nederland wel goed gaat, is een verkeerd beeld dat veel mensen hebben. Onderzoek heeft uitgewezen dat alleen de buizerd een licht stijgend aantal broedparen kent. Twaalf roofvogel- en uilensoorten gaan al jaren in aantal achteruit. Voornamelijk de zeldzame en kwetsbare soorten als de grauwe kiekendief, zeearend, oehoe en de slechtvalk. De negatieve gevolgen van het zelf een roofvogel in de achtertuin willen hebben, zijn niet acceptabel. Cor Kauw heeft informatie van de website van de Vogelbescherming Nederland gebruikt voor het schrijven van zijn stukje.
16 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Reageren ? Wilt u reageren op het artikel ‘Het houden van roofvogels in de achtertuin’? Wilt u zelf een onderwerp ter discussie stellen? Mail uw bijdrage aan:
[email protected]. o.v.v. ‘Splijtzwam’. De redactie behoudt zich het recht voor teksten in te korten, (in overleg) aan te passen of niet te plaatsen in het Zwols Natuurtijdschrift.
Landgoed Windesheim, verslag van de IVN natuurbelevingswandeling op 29 mei door Willemien van Ittersum Winderig, bewolkt weer, veel andere activiteiten in de stad, ze vormen geen belemmering voor zo'n 26 personen, waaronder 1 kind, om naar landgoed Windesheim te komen voor een natuurbelevingswandeling. Het door bos omsloten landgoed, waar stilte heerst, slechts onderbroken door vogelgezang, is de sfeer waarin we ons bevinden. Onder een groene koepel van taxusbomen laten we deze sfeer met woorden uit een gedicht op ons inwerken: "..Wie in bossen dwaalt, wordt groen en lover.." Roomwitte vlierbloesem smaakt zoals bessen straks zullen doen. Ook zichtassen bieden een verwachtingsvolle blik op wat gaat komen. In een grashalm wordt de basisvorm van een kerstboom ontdekt. Even verderop ontmoet een eeuwenoude eik, ooit zo dun als de grashalm, veel voelende handen en bewonderende blikken.
18e jaargang nummer 2
Rododendronbloemen vormen opvallende kleurvlekken in het bos, ontwikkeld van groene knop naar weelderige bloem. En hoe voelt het om in de resten van een enorme boomstam te staan, omgeven door het dode, maar toch levende hout? Vraag het aan de specht, die haar jongen in een houten huis grootbracht. Staand op een heuvel tussen boomkruinen luisteren we naar een prachtig vogelconcert en worden verrast door een korte, hevige waterval, goed te zien vanaf deze plek, waar we overzicht hebben. Dan weer verdergaand over de bosbodem, voorzichtig lopend over de voeten van respectabele beuken, hun spieren voelend onder dunne huid, luisterend naar de wind die bladeren beweegt en wolken verdrijft, zodat ons wat zonnewarmte wordt gegund. Inspiratie voor ons om deze wandeling in woorden te vatten, met elkaar te delen en mee te nemen.
Zwols Natuur Tijdschrift | 17
ZNT
Excursie Oostvaardersplassen
Zeearend
territoriumdrift, waarbij samengewerkt werd tussen verschillende soorten roofvogels. Enige tijd was niet duidelijk door wie de Torenvalken achterna werden gezeten, maar uiteindelijk bleek het om een mannetjes Havik en een vrouwtjes Sperwer te gaan. Je gaat je dan afvragen hoe vaak zo'n samenwerking voorkomt en of er een relatie is tussen deze soorten en wat deze relatie dan kan zijn.
Foto: Jan van Dijk
Een verslag van de excursie op 3 oktober 2010 van de KNNV Vogelwerkgroep 's Ochtends in alle vroegte kwamen wij met zijn achten bijeen op de carpoolplaats van Zwolle-Zuid voor een excursie naar de Oostvaardersplassen, onder leiding van Jur Furda. Het was het begin van een prachtige nazomerse en heldere dag. De Oostvaardersplassen is een relatief jong, maar bijzonder natuurgebied, dat van internationaal belang is als moerasgebied en overwinteringsgebied voor vogels. Het totale gebied is 5600 ha groot en kan ruwweg worden onderverdeeld in een nat gedeelte van 3600 ha en een droog gedeelte van 2000 ha. Opmerkelijk is dat het gebied oorspronkelijk bestemd was als industrieterrein, maar omdat er jarenlang geen behoefte van bedrijven bestond om het gebied daarvoor te gebruiken, heeft zich er bijzondere natuur weten te ontwikkelen, waarna de bestemming is gewijzigd in natuurontwikkelingsgebied. In het gebied zijn grote grazers als edelherten, Konikpaarden en Heckrunderen uitgezet en deze zijn door ons in grote aantallen gezien. Onze eerste stop na vertrek van de carpoolplaats was de Praambult aan de Praamweg. De Praambult is een bult, zoals de naam al verraadt, waarvandaan je prachtig de omgeving kunt bekijken. Gelijk vanuit de auto gestapt, konden wij al onze verrekijkers uitpakken en de telescopen opstellen om de omgeving te verkennen. Er was daar voor ons veel te zien, zoals Putters, Paapjes, Groenlingen, Kneutjes en Staartmezen in de bosjes en Vinken en Boerenzwaluwen op doortrek. In de verte ontdekte iemand een Grote Zilverreiger. Op stroomgeleiders van de NS, een spoor ligt nabij, lieten Holenduiven zich zien. Grauwe ganzen en Kolganzen vlogen over en een groep Brandgranzen was heerlijk aan het grazen voor een groep Konikpaarden. Op een gegeven moment was er sprake van een intrigerend schouwspel: roofvogels zaten andere roofvogels, Torenvalken, achterna in
18 | Zwols Natuur Tijdschrift
door Rutger Bremer
Andere roofvogels die zich lieten bewonderen waren een Bruine Kiekendief in juveniel overgangskleed en een vrouwtjes Blauwe Kiekendief, beide waren langdurig en goed te zien. Verder twee Zeearenden die werden gezien door andere vogelaars, net nadat onze groep de telescopen had ingepakt en natuurlijk werden deze daarna weer vliegensvlug uitgepakt. Eén van de Zeearenden die te zien was is een derdejaars of vierdejaars vogel en de andere is volwassen. De tweede stop werd Kijkhut 'de Fuut'. Naast een Grote Zilverreiger en een Blauwe Reiger zagen wij hier Aalscholvers, Krakeenden, Tafeleenden en Slobeenden. Regelmatig sprongen er grote vissen op in het water. De kijkhut biedt behalve op het water ook een mooi uitzicht op het riet, maar helaas lieten de Baardmannetjes zich deze keer niet zien. Onze laatste stop voor het naar huis gaan betrof het Jan van der Boschpad in Almere. Daar zagen wij Goudplevieren, Grote Zilverreigers, een Bruine Kiekendief, Buizerds en heel in de verte een Visarend, maar deze laatste vloog zo ver weg, dat dit niet met zekerheid gesteld kan worden. Met zijn allen zijn wij daarna tevreden en nagenietend van een heerlijke zonnige en heldere dag, waarbij sprake was van veel vogelkijkplezier, huiswaarts gereden. Ook was het erg leuk om eens goed een vos te kunnen zien. Ach ja, dat was ik nog vergeten te vertellen. Die hebben we op de Praambult ook nog gezien. De thuisblijvers hebben wat gemist.
18e jaargang nummer 2
ZNT
Reactie op verslag van Rutger Bremer Op de vraag voor de telefoon aan Jan van Dijk van de Roofvogelwerkgroep of de combinatie mannetje havik en vrouwtje sperwer mogelijk is, antwoordde Jan: ‘Dat is onmogelijk. De sperwer hoort bij de prooien van de havik. Dus het kan niet.” Naar aanleiding van het verslag van de excursie naar de Oostvaardersplassen voerde ik ook de volgende mailwisseling met Jan van Dijk: “Goedemiddag Jan Even terugkomen op de excursie naar de Oostvaardersplassen: Kunnen mannetjes havik van ongelijke grootte zijn? En kunnen twee mannetjes havik gezamenlijk twee torenvalken uit hun territorium jagen? Eigenlijk concludeerden we alleen op grond van het geringe verschil in grootte dat het om een sperwer en havik moest gaan. Dat hoeft dus niet: het kunnen twee mannetjes havik van iets ongelijke grootte zijn. Alvast bedankt voor je antwoord. Met vriendelijke groeten Jur Furda” “Dag Jur, Het antwoord liet even op zich wachten en ik ben er eerlijk gezegd nog niet helemaal uit. Ik vraag me af of het grootteverschil tussen twee mannetjes havik zo groot kan zijn, dat je het verschil ziet. Wat wel mogelijk is: dat de één volwassen is en de ander een juveniel. Door het kleurverschil en de iets andere vorm van de vleugels kan het dan lijken of ze niet even groot zijn. Vrouwtje sperwer / mannetje havik zitten wel een beetje in de buurt vwb de grootte, maar een mannetje havik is toch groter en vliegt anders dan een sperwer. Ik heb nog even in wat literatuur gezocht, maar kon niets vinden over samenwerking tussen twee mannetjes. Meestal vechten ze elkaar de tent uit, tenzij het gaat om een adult en een juveniel exemplaar. Dus helaas heb ik geen duidelijk antwoord op de vraag over jouw waarneming. Met vriendelijke groet, Jan
18e jaargang nummer 2
Dus alles is onmogelijk, maar we hadden twee identieke vogels gezien. Twee mannetjes havik zouden elkaar niet tolereren. Een mannetje havik en vrouwtje sperwer kon ook niet. Terug naar de waarneming zelf. Het is niet goed om door uitsluiting tot een conclusie te komen. Wat hebben we gezien? Twee identieke vogels (misschien iets verschil in grootte, maar dan zeer gering). Paul Opdam (1978, 1985) schrijft dat haviken elkaar soms in hetzelfde territorium tolereren als één van de vogels een jonge vogel is. In dit geval was zeker één van de vogels onvolwassen, vanwege de lichte randen van de dekveren, die ik goed kon zien. Ze vlogen een halve meter van elkaar, parallel richting de torenvalken. Ze waren identiek en vlogen naast elkaar. Er was geen enkel teken van rivaliteit. Ze leken een gezamenlijke missie te hebben, die bestond uit of het verjagen van de torenvalken of het jagen op de torenvalken. Dat was niet duidelijk. Stel dat we te maken hadden met twee niet volwassen mannetjes uit hetzelfde nest. Onvolwassen vogels die niet geslachtsrijp zijn, hebben geen rivaliteit en dat is wat we zagen. Daar hou ik het dus op. We zagen twee onvolwassen mannetjes haviken. We moet terug naar de waarneming zelf en niet uit gaan van het feit dat de boeken zeggen dat mannetjes haviken elkaar niet tolereren. De waarneming zei iets.
Paul Opdam, De Havik, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1978 Paul Opdam, Roofvogels in ons landschap, Aula, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1985
Zwols Natuur Tijdschrift | 19
ZNT
© illustratie: Willemien van Ittersum 2011
20 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Van de KNNV bestuurstafel Tijdens de laatste bestuursvergadering van mei was voor de tweede keer onze toekomstige secretaris aanwezig. Heel fijn dat er eindelijk een goede opvolging is van Wietske. Wat nog maar aarzelend op gang komt, zijn enthousiaste opgaven voor deelname aan ons promotieteam. De KNNV wordt regelmatig gevraagd aanwezig te zijn bij openbare evenementen om daar met haar stand te staan. Goed voor het uitdragen van het natuurbesef en voor de bekendheid van onze afdeling. Diverse malen moesten we afgelopen periode “nee “ verkopen, omdat een handjevol bestuursleden niet alles alleen kan doen. Als een aantal mensen enkele dagen per jaar bereid zou zijn om eens in zo’n kraam te staan, zou dat veel helpen. Moet toch kunnen in een club van zo’n 270 leden. Voor andere leuke dingen is de gewaardeerde hulp van vrijwilligers eveneens onontbeerlijk, zoals de organisatie van het jaarlijks weekend op Schiermonnikoog. Deze voorzitster kon dit jaar ook van de partij zijn. Afgezien van het weer (koud, harde wind en wat regen, als enige plek in Nederland), was het zowel qua natuurbeleving als sfeer zeer geslaagd. Zeker iets om volgend jaar ook eens te proberen. De eerste batdetector-cursus is achter de rug. Een van onze bestuursleden, die daarvan het nodige had opgestoken, kon het niet laten direct na de vergadering de tuin in te lopen voor een demonstratie. De enige vleermuis in de buurt vloog ongeveer door onze haren, terwijl hij zijn geluid afgaf. Als er voldoende belangstelling is, kan er nog een cursus gehouden worden. Hoe meer we weten en hoe meer mensen met het apparaat kunnen omgaan, des te meer plezier we ervan kunnen hebben. Tijdens de vergadering werd een mooie brochure uitgedeeld van de KNNV uitgeverij. Dit ter gelegenheid van diverse voorjaarsaanbiedingen en nieuwe uitgaven. De moeite van het aanschaffen waard o.a.: -Basisboek natuurfotografie- diverse kleine, goedkope boekjes over allerlei soorten beesten, ook geschikt voor kinderen- Vogelzang in Nederland, compleet met CD en determinatiesleutel- en een determinatiewerkje voor libellenlarven. De uitgeverij heeft nog veel meer, alles na te kijken via de website www.KNNV.nl. Niet vergeten dat KNNV leden op de meeste werken korting krijgen. De activiteitenagenda voor de rest van het jaar is al behoorlijk gevuld. Maak er gebruik van! Betty van Leeuwen, voorzitter
KNNV Congres 2011 Op zaterdag 1 oktober 2011 organiseren de KNNV en de VOFF gezamenlijk het congres Van waarneming naar natuurbescherming. Geen land ter wereld weet zoveel van haar natuur als Nederland. Maar liefst 20.000 vrijwilligers doen onderzoek naar aantallen en voorkomen van planten en dieren. Helaas leidt deze kennis nog niet tot adequate natuurbescherming. We zullen op zoek moeten naar manieren om onze verzamelde natuurgegevens effectiever in te zetten. En vooral ook naar manieren om meer mensen te betrekken bij natuurbescherming. Tijdens dit congres bieden we vrijwillige waarnemers en betrokken burgers kennis en vaardigheden om natuurbescherming zelf op te pakken. Met onder andere lezingen, workshops over effectieve lobby, persbeïnvloeding, uitleg van flora- en faunawet en succesverhalen van lokale natuurbescherming. Locatie: Hogeschool Domstad Utrecht (loopafstand Utrecht CS) Voor meer informatie over het programma: www.knnv.nl of neem contact op met Marijke van Woerkom, e-mail:
[email protected], tel.: 030 – 2314797. Aanmelden kan ook via www.knnv.nl.
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 21
ZNT
Goed Bekeken
tekst en fotografie ©Gerard Beersma
Sicilië is een vreemd eiland. Bij de prachtige kusten en de actieve vulkaan voel je je thuis. Maar op sommige plekken tel je alleen mee als je erg veel geld hebt, vooral als je er niet eerlijk aan bent gekomen. Nergens in Italië tiert de maffia zo welig als op Sicilië. In dit bijzondere sfeertje ging ik ’s nachts gekko’s fotograferen. De bewoonde plaatsen waren kansrijk, vooral de tuinen die omgeven waren door grote betonnen muren. Mijn zaklampje scheen er vlak langs, in de hoop op de contouren van genoemde gekkootjes te stuiten. Soms werd de rust wreed verstoord door waakhonden, die aan de andere kant van de muur probeerden te ontdekken wat voor vreemde geluidjes ze hoorden. Met engelengeduld probeerde ik de hagedisjes te naderen, de zaklamp in mijn jaszak, in één hand de camera, in de ander de flitser. In het schijnsel dat door de jaszak naar buiten kwam, werd het dier een beetje opgelicht, wat daar overigens iedereen kan overkomen. Ingespannen bezig werd ik opeens volkomen verrast door twee gigantische motoren, die met grote snelheid en naast elkaar rijdend langs denderden, kennelijk bezig met een wedstrijd wie zich in deze donkere stegen het snelst dood kon rijden. De gekko en ik drukten ons plat tegen de muur; helaas was ik degene zonder plakvoetjes. We voelden de zuiging toen de motoren langs kwamen. Rare jongens, die Italianen. 22 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Bio mimicry door Jeroen Mulder Een moeilijk woord dat ontstaat uit de samentrekking van bios, dat leven betekent, en mimesis, dat imitatie betekent. Dan wordt het ineens een stuk duidelijker: bij bio mimicry draait het om het zoeken van inspiratie in de natuur voor nieuwe uitvindingen. Bio mimicry gaat over leren van de natuur, in plaats van leren over de natuur. Het is een verschuiving die nieuwe onderzoeksmethodes vereist. De mieren zouden misschien ons fileprobleem wel kunnen oplossen en de Gekko, het beestje op de vorige bladzijde, heeft ook een eigenaardige eigenschap waar wetenschappers zich over buigen. Het diertje kan ondersteboven aan een plafond zich voortbewegen. Hoe doet die Gekko dat? Kunnen wij dat ook? De gekko heeft niet alleen poten met extra grote zolen, maar op die zolen zitten talloze microscopisch kleine haartjes, die zich met de zogenaamde Van der Waalse krachten aan iedere oppervlakte kunnen hechten. Doordat er miljarden haartjes zijn, telt het op tot een totaalkracht die sterk genoeg is om de gekko aan een glazen plafond te laten plakken. Wetenschappers van de Universiteit van Manchester bootsen het effect na en vervaardigen zo hun gekkoplakband. Het lukt ze nu nog maar 1 kg gewicht op 1 vierkante centimeter vast te plakken, maar wie weet kunnen wij ons in de toekomst net als een gekko ondersteboven voortbewegen. Volgens mij mogen ze dan ook nog wel iets vinden op de doorbloeding in ons lichaam. Na een poosje ondersteboven hangen, voel ik mij toch niet echt optimaal in mijn hoofd. Eigenlijk wordt er gezocht naar de harmonie in het leven op en met onze planeet, door bewust overlevingsstrategieën en ontwerpfuncties na te bootsen van organismen die al veel langer op aarde leven dan mensen. Nog een paar voorbeelden hiervan tot slot: • •
•
• • •
De natuurlijke koeling van een gebouw, met als inspiratiebron een termietenheuvel. Schelpdieren gebruiken koolstofdioxide om koraal en schelp te maken. CO2 afvangen en gebruiken voor de productie van beton is een goed voorbeeld van bio mimicry. Op die manier hoeven ze geen CO2 zelf te maken en komt de CO2 niet (direct) in het milieu. Er zijn diverse bedrijven die CO2 gebruiken als grondstof om er weer nieuwe producten van te maken. Het maken van een vezel zoals een spin dat doet. In 2008 zijn Duitse onderzoekers er in geslaagd kunstmatig spinrag te maken. Er zijn allerlei toepassingen te bedenken voor kunstmatig spinrag, zoals licht maar sterk verpakkingsmateriaal, parachutes en hechtdraad. Zwempakken met kleine papillen op het oppervlak, zoals ook een haai dat heeft, om wedstrijdzwemmers nog snellere tijden te laten zwemmen. Een kleurige vezel zonder kleurstoffen en pigmenten, afgekeken van de Morpho-vlinder. Bouwwerk in de vorm van een honingraat.
Dieren, planten en micro-organismen zijn de volmaakte wetenschappers. Zij hebben al ontdekt wat werkt, wat geschikt is en nog belangrijker, wat hier op aarde kan voortbestaan. De mislukkingen zijn nu fossielen en waar wij door omgeven zijn, is het geheim van overleven.
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 23
ZNT
Programma KNNV Zwolle augustus-oktober 2011 Voor zover bekend in juni Een meer actueel overzicht vindt u op onze website: www.knnv.nl/zwolle. De laatste wijzigingen en aanvullingen worden bekend gemaakt via e-mail. Als u deze ook wilt ontvangen, geeft u zich dan hiervoor op bij Anja Bosman – de Haan:
[email protected]. Even bellen kan ook: 038- 4654735. De lezingen zijn bestemd voor leden van KNNV en IVN Zwolle. Introducés zijn welkom. De excursies en inventarisaties zijn bedoeld voor leden van KNNV Zwolle, maar ook andere natuurliefhebbers zijn vrijwel altijd welkom. Soms is opgave vooraf wenselijk. Overlegt u eventueel even met de contactpersoon die vermeld staat bij de activiteit. Voor deelname aan regionale of landelijke KNNV activiteiten is KNNV lidmaatschap vereist. Let op! Binnenactiviteiten vinden vaak plaats in de Kruidwisch of andere ruimte binnen Doepark Nooterhof, Goertjesweg 5 te Zwolle. Er zijn ook activiteiten die worden gehouden in de Eli Heimanszaal, Ecodrome, Willemsvaart 19, Zwolle. Zaterdag 6 augustus 2011 Inventarisatie nieuwe nevengeul Overijsselse Vecht bij Huize den Doorn, Bij de Doornweg / Glinthuisweg, in de buurt van de Zijlkolk bij Genne. Tijd: 13.00 – 16.00 u. Verzamelen om 13.00 u. voor de uitspanning ‘Het Engelse Werk’. Plantenwerkgroep. Organisatie: Elja van Dongen (tel. 038-3762696) en Brunhilde Reicher (tel. 038-4221228). Zaterdag 3 september 2011 Inventarisatie libellen en vlinders ‘t Nijendal bij Olst Organisatie: Insectenwerkgroep. Voor: een ieder met belangstelling, ervaring niet nodig. Verzamelen: bushalte Diepenveensweg / Hengforderweg (van lijn 161) bij de brug over en stuw van de Zandwetering. Verzamelen om 10.20 u., dan arriveert de bus. Speerpunten: libellen, verder vlinders en zweefvliegen. Excursieleider en informatie: Leo Winter, tel. 038-8519470. Opgave niet nodig.
24 | Zwols Natuur Tijdschrift
Zaterdag 3 september 2011 Boottocht IJssel – Vossemeer - Ketelmeer Vogelwerkgroep KNNV Zwolle. Gewestelijke KNNV excursie. Alle belangstellenden mogen mee, zolang er plek is op de boot. De kosten zijn € 15,-, exclusief lunch. Soep en broodjes zijn aan boord te koop. Tijd: vertrek vanuit Zwolle, Katerveer om 9.30 u., terugkomst tussen 16.30 en 17.00 u. Aanmelden door overmaking van € 15,-, uiterlijk 15 augustus, op girorekening 998242 t.n.v. KNNV Zwolle, o.v.v. ‘boottocht, naam, telefoon’. Bij nietdoorgaan of teveel aanmeldingen, ontvangt u uw geld retour. Informatie: Erwin de Visser, tel.: 06-23207002/ 038-4659607. Zaterdag 3 september 2011 Nachtvlindernacht Op diverse locaties worden activiteiten georganiseerd. Kijk t.z.t. op de website: www.knnv.nl/ zwolle en houdt uw mailbox in de gaten. Woensdag 7 september 2011 Workshop vleermuizen: de Helmhorst Vanavond gaan we bij geschikt weer naar de Helmhorst, een oud landgoed ten oosten van Zwolle, om dit gebied te inventariseren op de aanwezigheid van vleermuizen. Welke soorten zijn er? Horen we baltsgeluiden? Onder leiding van Daniël Tuitert (Zoogdierwerkgroep Overijssel). Organisatie: KNNV Zwolle. Informatie: Anja Bosman – de Haan, tel. 038 – 4654735. Verzamelen om 20.00 u. bij de Kruidwisch, Doepark Nooterhof, Goertjesweg 5, Zwolle. Daarna per fiets verder. Afspreekpunt voor wie per auto komt, in overleg. Zaterdag 10 september 2011 Excursie-inventarisatie Engelse Werk – Spoolderbos Organisatie: Insectenwerkgroep – Werkgroep Hydrobiologie. Deze gebieden hebben een grote variatie aan waterbeestjes, fraai begroeide sloten en in het voorjaar en zomer bloemrijke hooilandjes en bosranden. We letten speciaal op waterbeestjes, libellen, zweefvliegen en vlinders, maar het andere natuurschoon wordt niet uit het oog verloren. Voor wie: een ieder met interesse voor insecten en waterleven.
18e jaargang nummer 2
ZNT Tijd: 10.00 u.- 14.00 u. Verzamelen: picknickplaats op het grasveld tegenover uitspanning ‘Het Engelse Werk’. Excursieleider en informatie: Leo Winter, tel. 038-8519470. Opgave en ervaring zijn niet nodig, kom gerust langs! Woensdag 14 september 2011 Lezing Waterplanten, door Erik van Dijk Thema: ’40 jaar kijken naar waterplanten in beken; van zwart-wit naar grijs’. In 1970 waren er nog mooie sloten en beken met helder water en veel soorten waterplanten. Nu hangt over alle wateren de grauwsluier van (landbouw-) vervuiling. Gevoelige soorten zijn verdwenen. De totaal dode, zwarte wateren van destijds zie je echter ook niet meer…. Voor alle belangstellenden. Entree gratis, koffie/ thee € 0,50. Aanvang: 20.00 u. Locatie: Kruidwisch, Doepark Nooterhof, Goertjesweg 5, Zwolle. Zaterdag 17 september 2011 Excursie Horsterwold in de Flevopolder Plantenwerkgroep. Tijd: 9.00 u. – 14.00 u. Verzamelen om 9.00 u. voor uitspanning ‘Het Engelse Werk’ in het Engelse Werk. Wie er rechtstreeks naar toe wil rijden, moet om 10.00 u. bij de werkschuur van Staatsbosbeheer zijn aan de Groenewoudseweg 7 in Zeewolde. Hier krijgen we eerst een kopje koffie aangeboden van SBB en gaan dan op pad. Organisatie: Hans Eric Kuipers Zaterdag 24 september 2011 Fietsexcursie waterplanten Mastenbroekerpolder, o.l.v. Erik van Dijk Tijd: 10.00 u.- 16.00 u. Verzamelen om 10.00 u. op de Mastenbroekerallee, onder de Mastenbroekerbrug. Meenemen: eten en drinken, bandenplak, regenpak of zonneklep. Voor alle belangstellenden. Informatie bij Erik van Dijk, tel. 06-22441315. Zaterdag 1 oktober 2011 Euro Birdwatch Day in Zwolle Organisatie: Vogelwerkgroep KNNV Zwolle. Meer informatie t.z.t. op de website: www.knnv.nl/ zwolle, via de mail of bel even met Erwin de Visser, tel.: 06-23207002/ 038-4659607.
18e jaargang nummer 2
Zaterdag 1 oktober 2011 Congres KNNV 110 jaar Zie elders in dit ZNT of op de landelijke website: www.knnv.nl. Dinsdag 11 oktober 2011 Lezing: 'In het voetspoor van Eli Heimans: natuurbescherming en natuureducatie in Zwolle', door historicus Jan van de Wetering De in Zwolle geboren Eli Heimans (1861-1914) raakte al in zijn jeugd enthousiast voor alles wat groeide en bloeide. Later kreeg hij landelijke bekendheid door zijn vele artikelen en boeken over planten en dieren. Hij werkte daarbij nauw samen met Jac. P. Thijsse, onder andere bekend van de Verkade-albums. Samen richtten ze in 1905 de Vereniging Natuurmonumenten op, waardoor het Naardermeer een beschermd natuurgebied werd in plaats van een vuilstortplaats voor Amsterdam. In het begin van de twintigste eeuw nam de belangstelling voor natuur sterk toe. Ook in Zwolle. Zo werd hier in 1920 de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) opgericht tijdens een landelijk congres voor jeugdige natuurliefhebbers. Tot op de dag van vandaag maken in Zwolle zich velen sterk voor natuurbescherming en educatie. Een boeiende geschiedenis in het spoor van Heimans. Organisatie: KNNV Zwolle Voor wie: alle geïnteresseerden. Aanvang: 20.00 u. Locatie: Kruidwisch, Doepark Nooterhof, Goertjesweg 5, Zwolle. Zaterdag 15 oktober 2011 Dagexcursie naar Texel Organisatie: Vogelwerkgroep KNNV Zwolle. We gaan op Texel verschillende gebieden bezoeken. Voor beginnende en gevorderde vogelaars en andere natuurliefhebbers. Excursieleider: Jur Furda, tel. 038 – 3858200. Vertrek om 8.00 u. vanaf parkeerplaats kantoor Vitens, Oude Veerweg 1 te Zwolle. Terugkomst ca. 20.00 u. In verband met carpoolen is opgave vooraf noodzakelijk, bij Jur Furda, e-mail:
[email protected], uiterlijk daags tevoren, 20.00 u. Graag vermelden of u wilt meerijden of chauffeur wilt/kunt zijn. Kosten meerijden nog niet bekend. Meenemen: verrekijker, water- en winddichte kleding, eten en (warm) drinken, goede schoenen of laarzen.
Zwols Natuur Tijdschrift | 25
ZNT
Waarnemingen in het Westerveldse Bos tekst en foto's gebroeders Reitsma
Gisteren kwamen mijn broers Anne en Jan Pieter enthousiast terug van een speurtocht in het Westerveldse Bos. Ze hebben meerdere vlinders en libellen gefotografeerd en hebben zelfs kans gezien de zeldzame beekrombout - Gomphus vulgatissimus - vast te leggen. Ook hebben ze een zadellibel – die zich in Nederland maar zelden laat zien – waargenomen, maar deze liet zich helaas (nog) niet vastleggen. Vandaag ga ik samen met Jan Pieter kijken of de zadellibel nog op Westerveld aanwezig is en dan hopen we natuurlijk ook dat we kans krijgen om hem te fotograferen. Hoe we echter ook speuren, de zadellibel laat zich niet zien. Dan trekt opeens een grote vlinder mijn aandacht. In een fladderende vlucht passeert de vlinder mij en ik zie direct dat dit een soort is die ik nog niet eerder gezien heb. Ik roep Jan Pieter en samen houden we de vlinder in het oog, in de hoop dat hij ergens zal gaan zitten, zodat we hem beter kunnen bekijken. Na voor ons gevoel een eeuw strijkt de vlinder eindelijk neer op de grond en we naderen behoedzaam. Voor we de vlinder echter goed kunnen bekijken, vliegt deze weg, om verderop weer te landen. Dit herhaalt zich enkele keren, totdat de vlinder op een struik vliegt en blijft zitten. Nu zien we – hoewel de vlinder aardig gehavend is - dat het om een grote vos – Nymphalis polychloros – gaat. De vlinder geeft ons één kans om een foto te maken en verdwijnt dan hoog in de bomen.
We vragen ons af of dit exemplaar op Westerveld overwinterd heeft of dat hij van elders hierheen is komen vliegen. Zou het mogelijk zijn dat de grote vos zich op Westerveld gaat vestigen? De omstandigheden op Westerveld zijn niet ongunstig. De grote vos was in Nederland - volgens de Spectrum natuurgids vroeger wijd verbreid in het gehele land en kon zelfs in boomgaarden een plaag zijn. Dat zit er voor Nederland voorlopig niet meer in, maar een populatie op Westerveld zou natuurlijk prachtig zijn. Anne heeft in Duitsland een keer een prachtig gaaf exemplaar kunnen fotograferen en het lijkt mij geweldig als mij dit op Westerveld ook eens lukt. Zeer gemotiveerd vervolgen we onze zoektocht naar vlinders en libellen en of het vandaag niet op kan, vinden we ook nog een prachtige noordse witsnuitlibel – Leucorrhinia rubicunda. Deze laat zich gelukkig – voor hij met de noordse zon vertrekt – door ons fotograferen. Zeer voldaan keren we huiswaarts en melden onze vondsten op waarneming.nl, zodat andere natuurliefhebbers ook uit kunnen kijken naar deze prachtige insecten en dan maar hopen dat er meer meldingen komen.
www.gerrit-reitsma.nl www.anne-reitsma.nl
26 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Inventarisaties in het Engelse Werk en Spoolderbos door Leo Winter
De gecombineerde Werkgroep Hydrobiologie en de Insectenwerkgroep van KNNV Zwolle hielden 16 april j.l. de eerste excursie naar het Engelse Werk en het Spoolderbos. De opkomst was wel wat mager. Toch viel de oogst aan waterbeestjes zeker niet tegen. We vingen vier verschillende soorten waterkevers, waaronder de oude bekende: de piepkever. Dit is een waterkever die, als je hem vastpakt, piept door de dekschilden langs elkaar te schuiven. Verder troffen we meerdere soorten waterwantsen, oppervlaktewantsen en kokerjuffers aan. Tussen de waterplanten krioelden knalrode watermijten op zoek naar sappige daphnia's. Vanuit een bolletje waterplanten kwam een waterspin te voorschijn. Volgens mij de enige spin die echt onder water leeft door gebruik te maken van een zelfgemaakte duikklok. Libellen zagen we nog niet, wel een oranjetipje, dwarrelend rondom pinksterbloemen. Om de tweede excursie op 14 mei voor te bereiden, ging ik afgelopen zondag (8 mei) maar eens op bezoek bij het excursiegebied. Hoe zou het er nu uitzien? In het activiteitenprogramma op de website van onze KNNV staat: ‘bloemrijke hooilandjes’. Dit klopte helemaal, langs de waterkant stond mijn vroegere moederdagcadeau, de gele lis, in volle bloei. Wat verder daar vandaan zag ik talloze echte koekoeksbloemen, boterbloemen en breedbladige orchissen. En tussen de graspollen schoten massaal kiemplanten van de grote ratelaar op, een voorbode voor heel veel hommels. Boven het water en de hooilandjes en langs de bosranden scheerden libellen: glassnijders, vroege glazenmakers, smaragdlibellen en diverse waterjuffers. Volgens mij dus een prima plek om kennis te maken met deze intrigerende groep van insecten. Het gehele tafereel werd luid bezongen door zwartkoppen, zanglijsters en leden van het groene-kikkercomplex. Zo dicht bij huis en zo veel te beleven. Op de terugweg hoorde ik water druppelen in een plasje, klonk als 'kwik-me-dit”. Het was toch geen …. kwartel? Een ieder is van harte welkom op de excursies van de Werkgroep Hydrobiologie en de Insectenwerkgroep. Je hebt alleen geschikte kleding én interesse nodig en natuurlijk eten en drinken. Voor materialen en kennis zorgen wij. Er zijn dit jaar nog excursies in het Engelse Werk – Spoolderbos op 9 juli en op 10 september. Verzamelen om 10.00 u. op de picknickplaats voor de uitspanning ‘Het Engelse Werk’.
18e jaargang nummer 2
Foto: Nicole Vervoort
Zwols Natuur Tijdschrift | 27
ZNT
Een levensgevaarlijke ent Negen volwassenen op zoek naar sporen. Nog geen 5 minuten geleden zijn ze door commissaris Platbuik van de politie IJsselland op de hoogte gesteld dat er in het bos waar zij zich nu bevinden een wezen ronddwaalt wat menig wandelaar de stuipen op het lijf heeft gejaagd. De identiteit is nog onbekend. Iedereen heeft het gehoord. Niemand heeft het gezien. Vast staat dat sinds de komst van het schepsel steeds meer bomen worden vernield. Takken die afbreken, afgebladderde bast, een beschadigde stam. Om er achter te komen wie of wat dit leed veroorzaakt, is nu een onderzoek gestart. De negen toekomstige Sherlocks helpen een handje door op zoek te gaan naar onomstotelijk bewijsmateriaal. De gewenste uitkomst: een bruikbare compositietekening.
compositietekening van de Ent Na enig speurwerk zijn de detectives het in ieder geval rap eens over de grootte. Het schepsel is enorm! Zijn slaapplaats, volgens sommige speurneuzen een grote kuil, verandert na een aanstekelijke discussie al snel in een voetafdruk. Blijkbaar hebben we hier te maken met de eerste Nederlandse Bigfoot. Maar zoiets zie je toch niet over het hoofd als wandelaar? Oh jawel. Met een goeie schutkleur en de mogelijkheid om van gedaante te veranderen is blijkbaar alles mogelijk. Wat een fantasie! Na nog wat meer discussie is men het er helemaal over eens. Het schepsel is in zijn neutrale verschijningsvorm een ent van circa 3 meter hoog. Elke beschadigde boom is in wezen een spoor van een mogelijk losgebroken ent. Het zijn
28 | Zwols Natuur Tijdschrift
tekst en foto's Bernadet van der Veen
er dus meerdere! Dat ze van gedaante kunnen veranderen, maakt ze levensgevaarlijk. De ent eet namelijk mensen en verpulverd zijn slachtoffers tot niets meer dan een hoopje rupsenpoep. Waar dit over gaat? Het is in ieder geval geen poging van mij om het eerste horrorverhaal te publiceren in het ZNT. Nee, het is een korte samenvatting van mijn laatste excursie. Onlangs werd ik in Ommen namelijk uitgenodigd om een excursie te geven waarin de zintuigen van de deelnemers op scherp werden gezet. Mijn aanpak: een verhalend ontwerp. Verhalend ontwerpen Verhalend ontwerpen is een relatief nieuwe lesmethode die tegenwoordig veel wordt toegepast in het onderwijs. Het is een techniek waarbij een verhaal wordt gebruikt als raamwerk voor een leerproces. Het verhaal kan fictief zijn (bijvoorbeeld een sprookje), maar ook ontleend worden aan de werkelijkheid. Bij mijn excursie in Ommen vormde het verhaal van commissaris Platbuik en zijn behoefte aan een compositietekening de basis. Vervolgens was het aan de deelnemers zelf om te bepalen wat we nodig hadden om de compositietekening te maken en zichzelf vervolgens aan het werk te zetten. Iets wat je bedenkt, moet je immers ook uitvoeren. Ik hielp hen daarbij door vragen te stellen, aantekeningen te maken (zodat ze later nog eens konden terugkijken op wat ze besloten hadden) en materialen ter beschikking te stellen zoals loepjes, zaklantaarns, plastic bakken, stiften enzovoorts. Een verhalend ontwerp is dus een andersoortige vorm van een excursie geven. In plaats van de deelnemers aan de hand te nemen, probeer je hen min of meer zelf te laten bepalen waar de excursie over gaat. Je probeert er door middel van vragen achter te komen wat men graag wil onderzoeken of weten en vervolgens ga je daarmee aan de slag. Uiteraard kan je als gids een beetje sturen door specifieke vragen te stellen en/of een bepaald verhaal en onderwerp te kiezen. Het vraagt echter de nodige flexibiliteit en durf. Daar ben ik inmiddels wel achter.
18e jaargang nummer 2
ZNT
Tijdens mijn natuurgidsenopleiding ben ik voor het eerst in aanraking gekomen met verhalend ontwerpen. Als ‘afstudeerproject’ heb ik de vertaling proberen te maken van verhalend ontwerpen in de klas, naar de praktijk van de natuurgids. Als natuurgids ben je immers beperkt in je tijd en ruimte. Iets waar bij het ontwikkelen van verhalend ontwerpen als techniek geen rekening mee is gehouden. De uitkomst van mijn vertaling is een leskist, met daarin twee uitgewerkte verhalen over Arbor en Boris. Beide gericht op kinderen. Het verhaal van Arbor is geschikt voor kinderen vanaf circa 7 jaar. Het verhaal van Boris
de leskist
is geschikt voor kinderen van 4 t/m 6 jaar. Het verhaal van commissaris Platbuik is een afgeleide van Arbor, maar dan aangepast op de doelgroep volwassenen. Nieuwsgierig? Wil je na het lezen van dit artikel meer weten over verhalend ontwerpen? Lees het boek Verhalend Ontwerpen van E. Vos, P. Dekkers & E. Reehorst (2007) of stuur een mailtje aan bbvanderveen@ hotmail.com.
de inhoud (deels)
Aankondiging Cursus Natuurfotografie In samenwerking met de KNNV en IVN afdelingen in Zwolle zal ik vanaf januari 2012 een Cursus Natuurfotografie geven voor de leden van KNNV en IVN. De cursus zal bestaan uit een aantal maandagavonden, waarbij theorie en praktijk worden gecombineerd, het uitvoeren van opdrachten en de cursus wordt afgesloten met een excursie, waarbij de geleerde stof in praktijk kan worden gebracht. De cursus is bedoeld voor beginnende natuurfotografen, die willen leren hoe ze van een saai natuurkiekje een goede en mooie natuurplaat kunnen maken. In het volgende ZNT zal een uitgebreidere aankondiging komen en aangegeven worden hoe opgegeven kan worden. Melchior van Tweel; Ecologisch Adviesbureau Van Tweel
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 29
ZNT
Nachtvlinders in mijn achtertuin tekst en foto's Melchior van Tweel gids. De micro’s zijn een stuk lastiger en daarbij kom je al snel uit op specialistische literatuur. Het internet is trouwens een heel handig hulpmiddel bij het determineren van nachtvlinders. Op de websites www.vlindernet.nl en www.microlepidoptera.nl staan alle soorten opgenomen van respectievelijk de macro’s en de micro’s. Mocht je twijfelen over je determinatie, dan zijn er altijd mogelijkheden om foto’s van de vlinder te posten op forums van bijvoorbeeld www.microlepidoptera.nl of www.waarneming.nl. groot Avondrood deilephila Met het uitkomen van de nieuwe veldgids voor nachtvlinders in 2006 (Waring & Townsend, 2006) is de belangstelling voor nachtvlinders bij natuurliefhebbers enorm gestegen. Dat is natuurlijk ook niet zo vreemd, als je bedenkt dat vlinders een natuurlijke aantrekkingskracht hebben op de mens. Sinds ruim een jaar kijk ik met enige regelmaat naar nachtvlinders in mijn achtertuin, een eenvoudige (maar wel groene) tuin in Zwolle-Zuid. In dit verhaal wil ik jullie vertellen over mijn belevenissen en hoop ik jullie ook enthousiast te maken. Nachtvlinders De meeste mensen die naar vlinders kijken, kijken naar dagvlinders. Hiervan komen er slechts enkele tientallen soorten in Nederland voor. Van nachtvlinders (inclusief micro’s) komen er bijna 2500 in Nederland voor. Keuze genoeg dus. Het is trouwens een misvatting dat nachtvlinders alleen ’s nachts zouden vliegen. Er zijn diverse soorten die juist alleen overdag actief zijn, zoals de bekende Sint Jacobsvlinder. De nachtvlinders worden traditiegetrouw in twee groepen verdeeld: de macro’s en de micro’s. Zoals de naam al doet vermoeden zijn de macro’s in het algemeen wat groter dan de micro’s, maar helaas gaat dat niet altijd op. De macro’s zijn in het algemeen ook wat gemakkelijker te determineren (al zitten er hele lastige groepen tussen) en staan gelukkig allemaal in de al eerder genoemde veld-
30 | Zwols Natuur Tijdschrift
Licht Veel nachtvlinders komen op licht af. Dat weten we natuurlijk allemaal. ’s Avonds zitten ze regelmatig op de ramen of zien we ze rond buitenlampen vliegen. Nachtvlinders zijn ook te lokken met bijvoorbeeld stroop, maar in dit verhaal wil ik me beperken tot licht. Nachtvlinders blijken niet op alle lampen af te komen. Het is vooral UV licht dat goed werkt. Voor nachtvlinderaars zijn er daarom speciale nachtvlinderlampen in de handel, die relatief veel UV licht produceren. Deze zijn echter duur en kwetsbaar. Omdat ik eerst wat wilde experimenteren (vind ik nachtvlinders eigenlijk wel leuk?), heb ik daarom een list verzonnen. Ik wist nog wel een andere bron van UV licht: gezichtsbruiners. Dit zijn apparaten die je voor je op tafel zet, waardoor je een mooie natuurlijke (?) teint krijgt. De werking is vergelijkbaar met een zonnebank. Een aantal jaar geleden waren de gezichtsbruiners in de mode, maar nu niet meer en daarom staan ze regelmatig te koop bij Kringloopwinkels voor een paar euro. Alleen een lichtbron is niet voldoende. Om de nachtvlinders goed te bekijken is het handig om een wit laken te spannen, waar de vlinders op kunnen gaan zitten. Ook hiervoor zijn speciale constructies te koop. Ik gebruik hiervoor een tuintafel. Het witte laken leg ik deels over de tafel, langs de rand naar beneden en nog een stukje over de grond. De gezichtsbruiner zet ik dan op de rand van de tafel, zodat een groot deel van het laken door de lamp wordt beschenen. Deze oplossing is dus zoals gezegd eenvoudig
18e jaargang nummer 2
ZNT en goedkoop. Het werkt heel goed. Vele insecten, waaronder gelukkig ook veel nachtvlinders, komen erop af. Er is echter ook een nadeel. Het licht van de gezichtsbruiner is waarschijnlijk niet erg goed voor je ogen. Ik heb geëxperimenteerd met een zonnebril, maar dan zie je ook de nachtvlinders niet meer. De beste manier om je ogen te sparen is om achter de gezichtbruiner te gaan staan wachten op de vlinders en als ze er zijn, gewoon niet rechtstreeks in de gezichtsbruiner te kijken. Het nachtvlinderen Hoe gaat dat dan in zijn werk? Als het buiten gaat schemeren, zet je de spullen buiten klaar en de lamp gaat dan vaak ook al aan. Hoewel er soms direct al vlinders op het doek komen, komen de meeste pas als het echt donker is. Je kunt de hele tijd bij het doek blijven staan of zitten, maar je kunt ook gewoon alles laten staan en zo af en toe eens gaan kijken. De vlinders die door het licht aangetrokken worden, gaan vaak eerst rondjes vliegen rond de lamp. Vaak gaan ze uiteindelijk wel op het doek zitten. Sommige soorten zijn echter zo zenuwachtig, dat ze maar rondjes blijven vliegen. Als ik echt wil weten welke soort dat is, vang ik ze in een net en doe ze even in een potje of petrischaal. Daar komen ze dan tot rust en daarna kun je ze vaak toch nog op het doek plaatsen. Je kunt direct de vlinders op naam proberen te brengen met de veldgids, maar dat kost, zeker als je een beginner bent (zoals ik), soms best veel tijd en dan zou je andere soorten kunnen missen. Ik fotografeer dus gewoon elke vlinder die op het doek komt en (soms dagen) later achter de computer determineer ik de vlinders. Een goede (macro-) foto van de bovenkant is vaak al voldoende om de soort op naam te brengen. Natuurlijk zul je moeten flitsen, maar dat kan al met de ingebouwde flitser van je camera.
van de spanners, de uiltjes of de bladrollers. Vaak is een iets ander streepje of een extra stipje al voldoende voor een andere soort. Gelukkig zijn er ook de Pijlstaarten: grote, zeer aantrekkelijke nachtvlinders met prachtige kleuren, zeg maar de orchideeën onder de nachtvlinders. In 2010 heb ik Groot avondrood, Lindepijlstaart en Pauwoogpijlstaart waargenomen. Het aantal soorten dat ik op één avond heb gezien variëerde van nul tot 42, maar lag meestal zo rond de 10. Goed te overzien dus. De soort die ik het meeste heb waargenomen is de Vogelkersstippelmot die op één avond met wel 500 exemplaren op de lamp afkwam. Ze gingen echt overal zitten, tot in je oren en neus aan toe. De Huismoeder is de soort die ik op de meeste avonden heb gezien. Omdat ik nu nog maar één jaar nachtvlinders heb gekeken is het nog niet mogelijk om conclusies te trekken. Misschien over een paar jaar wel. Tot slot Het is niet mogelijk om alle aangetroffen soorten hier aan jullie te laten zien. Mijn waarnemingen zijn voor een ieder terug te vinden op www.waarneming.nl (kiezen voor Overzichten – Gebieden – Naam: Zwolle-Zuid – Soortgroep: Nachtvlinders en micro’s). Daar staan natuurlijk ook waarnemingen van anderen tussen, maar in ieder geval ook die van mij. In Zwolle is ook een groepje nachtvlinderaars, die in het zomerseizoen om de paar weken gezamenlijk op pad gaan. Als je interesse hebt, laat dat dan maar even weten.
[email protected] Literatuur Paul Waring en Martin Townsend, 2006, Nachtvlinders, Veldgids met alle in Nederland en België voorkomende soorten, Tirion, Baarn.
Resultaten Wat heb ik dan zoal gezien? In 2010 heb ik voor het eerst serieus naar nachtvlinders in mijn tuin gekeken en heb ik in mijn tuin 156 soorten waargenomen! Natuurlijk zitten daar veel grijsbruine en bruingrijze motten tussen. Maar ook meer aansprekende soorten in alle kleuren van de regenboog: De Gele eenstaart, de Groene dwergspanner en de Witte tijger. De meeste soorten die ik heb gezien behoren tot de moeilijkere groepen
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 31
ZNT
Helemaal zmer ! De bomen hebben nieuwe bladeren en naalden! Net als de knoppen en de bloemen horen de bladeren of de naalden natuurlijk ook in een bomenschrift. Je kunt proberen ze na te tekenen. Kijk dan goed naar de vorm, de rand van het blad en de lijntjes in het blad. Je blad zit vaak (niet altijd!) met een steeltje vast aan een takje of tak. Probeer vanaf het punt waar het steeltje van je blad vastzit aan de tak, te kijken of er één blaadje (zie het blad van de eik of de beuk) of meer blaadjes (zie het blad van de vlier) aan één steel lijken te zitten. In het laatste geval is het een samengesteld blad! In onze naaldbossen zien we meestal dennen en sparren. De den heeft telkens twee naalden bij elkaar zitten (den=duo). De naalden van de spar groeien alleen (spar=solo). Als je niet zo van tekenen houdt, kun je het blad ook drogen of kopiëren of scannen.
beuk
eik
hazelaar
vlier
Als je iets bijzonders in je schrift wilt plakken, zoek dan de volgende spullen bij elkaar: een paar bladeren van je boom, oude kranten, papier, een glazen fles of een deegroller, een rol keukenpapier of een papieren servet, een lapje stof dat vies mag worden en zachte schoensmeer. De oude kranten zijn om je werktafel te beschermen. Doe het lapje om je vinger en doop je vinger dan in de schoensmeer. Houd je boomblad met je andere hand op het papier en smeer de schoensmeer op het blad. Begin een stukje van de bladrand af en strijk tot over de bladrand een stukje het papier op. Doe dit langs de hele rand, en haal dan het blad weg. Zo krijg je een mooi silhouet. Daarna smeer je het hele boomblad in. Dan draai je het om en legt het op een ander plekje op je papier. Pak nu de fles of de deegroller. Deze laatste moet je wel tegen het schoensmeer beschermen met bijvoorbeeld wat keukenpapier. Rol stevig over het boomblad. Als je het blad daarna weghaalt, heb je een mooie afdruk. Nu nog uitknippen en opplakken! tekst en foto's: Sandra Narain
32 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT
Van de IVN bestuurstafel Als u dit leest is 2011 al weer voor de helft verstreken. En zijn de verschillende werkgroepen ieder op hun eigen gebied druk bezig het programma van 2011 af te werken. Wellicht heeft u aan één of meerdere activiteiten meegedaan en er van genoten. Helaas kan de Paddenstoelencursus dit jaar niet doorgaan, maar waarschijnlijk volgend jaar wel weer. Ook als bestuur hebben we niet stilgezeten. De jaarvergadering is al weer een aantal maanden geleden, maar we kijken er met plezier op terug. Het was een goede vergadering met een geanimeerde sfeer. Na de pauze presenteerden Margreet Dekker en Fred Hartog hun eindwerkstuk van de Natuurgidsencursus 2010. Ieder op een eigen manier, maar zeer boeiend. Het Huishoudelijk Reglement is op de jaarvergadering goedgekeurd, met een opmerking en een kleine wijziging: In artikel 1.8 en 1.9 wordt gesproken van ‘in beroep gaan tegen schorsing of ontzetting bij het districtsbestuur’. Indien er geen districtsbestuur als zodanig functioneert, dan kan dat lid beroep aantekenen bij de eerste meerdere vergadering i.c. landelijk bestuur. Vanuit de leden kwam de vraag of het landelijk bestuur daartoe genegen zou zijn. Het bestuur had dit niet nagevraagd, maar zal dit doen. Op dit moment hebben we nog geen antwoord terug. In artikel 5.4 wordt vermeld dat het IVN bestuur samen met het KNNV bestuur verantwoordelijk is voor de inhoud van het afdelingsblad. Albert Versteegde gaf aan dat in een ander overleg is besloten dat het bestuur verantwoordelijk is voor het in stand houden van het afdelingsblad en dat de redactie verantwoordelijk is voor de inhoud van het blad. Beide besturen kunnen wel een bestuurslid afvaardigen in de redactie. Dit artikel wordt daarom gewijzigd conform bovenstaande. In de jaarvergadering is afscheid genomen van Marieke van Slooten als bestuurslid. Heike Tack is herkozen voor een 2e periode als voorzitter en Joke Geschiere is verkozen tot secretaris. Het bestuur bestaat nu uit 5 leden en een adviseur. Ons bestuur zou eigenlijk moeten bestaan uit 7 leden. Daarom zijn we nog op zoek naar 2 nieuwe leden. Om gerichter mensen te zoeken voor een bestuursfunctie, zijn we bezig de bestuurstaken te inventariseren en te clusteren. Elk nieuw bestuurslid krijgt een taak, bijv. beleid en politiek of pr en communicatie. Op deze manier kunnen we gerichter aangeven wat er van een nieuw bestuurslid wordt verwacht. Ook naar de leden toe wordt duidelijker wie waarmee bezig is. Om het contact tussen de werkgroepen en het bestuur te bevorderen is besloten per werkgroep een bestuurslid als contactpersoon aan te stellen. Hiermee hopen we dat we beter voeling houden met wat er in het veld gebeurt. Het bestuur is ook aan het nadenken over de toekomst van het IVN Zwolle. Hiervoor gaan we volgende week een eerste aanzet geven door een aparte vergadering te beleggen over de vraag: “Waar zijn we nu, waar willen we naartoe?” 80 % van de leden/donateurs heeft de bijdrage voor 2011 al betaald. Willen diegenen die dit nog niet hebben overgemaakt, dit zo spoedig mogelijk doen? Het Natuur Platform Zwolle is half maart opgericht. Zeven natuur- en milieuorganisaties gaan hierin samenwerken. Zij willen een belangrijke gesprekspartner worden van de gemeente wat betreft het groenbeleid. Ze willen een zelfstandige, actieve adviesrol op zich nemen, zowel gevraagd als ongevraagd. Op deze manier kunnen knelpunten en kansen in het proces van plannen ontwerpen in een vroegtijdig stadium worden onderkend. De deelnemende organisaties zijn: Zwolle Groenstad, KNNV Zwolle, Werkgroep Roofvogels en Uilen Zwolle, Bijenvereniging Zwolle, Hengelsportvereniging Zwolle, Milieuraad Zwolle, IVN Zwolle (vertegenwoordigd door Louis Zandbergen en Heike Tack). Het Natuurplatform heeft zich gepresenteerd aan de wethouder en dat is goed ontvangen. Namens het IVN bestuur, Janna Drewes, 16 mei 2011
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 33
ZNT
Kraanvogelexcursie Diepholz Net als vorig jaar gingen we ook dit najaar weer op kraanvogelexcursie in Diepholz. Op zondag 7 november 2010 vertrokken we ’s morgens vroeg om een uur of acht met twee auto’s - we waren met zes personen - vanuit Zwolle-Zuid richting Duitsland. In de vroege middag kwamen we in Diepholz aan. Het landschap heeft een vlak, open karakter met veel moerasachtige gebieden en akkerlanden. In dit open gebied ligt hier en daar een bos. We besloten om tegen half drie ‘s middags naar de uitkijkhut te gaan aan de rand van Rehdener Geestmoor en om de tijd daarvoor het morengebied te gaan verkennen met de auto. Gezien de kou een goed plan! De kraanvogels kennen een najaarstrek, die vanuit Mecklenburg Vorpommern/ Rügen naar Lac du Der (kunstmatig meer ten westen van Parijs) loopt en tenslotte verder naar het zuiden van Europa. Tijdens deze najaarstrek wordt het gebied waar wij op excursie zijn geweest, steeds vaker door de kraanvogels als ‘tussenstation’ gebruikt. Dit gebied ligt ten westen van Diepholz en ten noordoosten van Osnabrück. Het bestaat uit tien hoogveengebieden, met daaromheen oude cultuurlandschappen met landbouw, waar veel maïsvelden te vinden zijn. Het gebied is zo aantrekkelijk als tussenstation, omdat de natte hoogvenen (moren) een veilige slaapplaats bieden voor de nacht. De restanten van de geoogste akkers, zoals maïs, bieden overdag voedsel. Onderstaande grafiek, afkomstig van http://www.wietingsmoor.de/, geeft een goed beeld van de toename van het gebruik van dit gebied door de kraanvogels, door de jaren heen.
door Anne van de Wetering
…Groepen van duizenden kraanvogels trekken langs …
Door de grote aantallen kraanvogels worden de Diepholzer Moren in het najaar veel bezocht door vogelaars. Vooral in de laatste week van oktober en de eerste week van november, omdat in die periode gemiddeld de meeste kraanvogels aanwezig zijn. Op bepaalde punten in het landschap komen extra veel kraanvogels bijeen, vanwege gunstige omstandigheden (voedsel, veen). Op deze punten, die ook als slaapplaats worden gebruikt, bevinden zich houten uitkijktorens, waar de vogelaars goed zicht hebben op de avond-slaaptrek, die ongeveer vanaf 1 uur te zien is, en een half uur voor zonsondergang een piek vertoont. Groepen van duizenden kraanvogels trekken dan langs, om vervolgens te landen in de hoogvenen, waar ze de nacht doorbrengen. Er zijn twee uitkijktorens: een ligt aan de rand van het Naturschutzgebiet Rehdener Geestmoor (wegbenaming Moordamm), de ander in Naturschutzgebiet Neustädter Moor (wegbenaming Hoogmoor). Op de slaapplaats aan de rand van Rehdener Geestmoor komen circa drie keer zo veel kraanvogels als op de slaapplaats in het Neustädter Moor; op 5 november 2007 bijvoorbeeld waren er bij het Rehdener Geestmoor 7500
34 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT kraanvogels geteld, tegen 2500 bij het Neustädter Moor. Meer informatie kunt u vinden op de sites http://www.bund-dhm.de/ en http://www.wietingsmoor.de/. Onze waarnemingen Tijdens onze rondrit met de auto deden we een flink aantal waarnemingen. We stopten met enige regelmaat, zodat we goed gebruik konden maken van onze verrekijkers en de statieven niet te vergeten. Vaak stonden we daarbij aan de rand van een akker, omdat daar vaak veel kraanvogels zitten die op zoek zijn naar voedsel, vanwege de landbouwresten. De kraanvogels die we zagen, vlogen vooral op grote hoogte. In tegenstelling tot vorig jaar, toen zagen we ze vooral lopend in akkerlanden. Maar ondanks de grote hoogte waren de kraanvogels met de verrekijkers goed te zien. Opvallend waren de verhoudingsgewijs lange poten en nek, en natuurlijk het voor kraanvogels zo kenmerkende geluid.. Buiten de kraanvogels vond ik de blauwe kiekendief een van de mooiste vogels die we zagen. Deze vloog laag rond in een weiland, op zoek naar prooi. We konden hem prachtig zien van heel dichtbij met het statief.
! 18e jaargang nummer 2
Het eind van de middag tot en met de avond hebben we, volgens plan, doorgebracht in en rond de uitkijkhut aan de rand van Rehdener Geestmoor. In tegenstelling tot vorig jaar hebben we daar relatief weinig kraanvogels gezien. Dat kwam waarschijnlijk door de vroege inval van koud weer. De vogels waren hierdoor genoodzaakt om eerder vanuit Diepholz verder te trekken naar het zuiden. Als afsluiting van deze boeiende dag hebben we ‘s avonds gegeten in het dorp Wagenfeld. Al met al vond ik het een zeer geslaagde excursie, die zeker voor herhaling vatbaar is! Ondanks het kleinere aantal kraanvogels hebben we erg veel gezien. En niet te vergeten waren de lichtomstandigheden erg mooi: in de vroege middag, toen we pas arriveerden, was er vrij dichte mist. Naarmate de middag vorderde, kwam er steeds meer zon, met uiteindelijk een erg mooie zonsondergang bij de Rehdener Geestmoor uitkijkhut.
Hier volgt een klein overzicht van de waarnemingen die we deden: - Ruigpootbuizerd - Blauwe kiekendief - Buizerd - Torenvalk - Kramsvogel - Koperwiek - Geelgors.
Tip: Kijk eens in de kraamkolonie meervleermuizen te Waddinxveen: http://www.natuurmonumenten.nl/batcam
Zwols Natuur Tijdschrift | 35
ZNT
De pier van IJmuiden
tekst en foto's Mike Lodewijks
Een excursie van de KNNV Vogelwerkgroep op 12 februari 2011.
’s Ochtends vroeg, toen ik het dagelijkse rantsoen aan zaden, krenten en appeltjes voor mijn tuinvogels op de voerplek legde, blies de wind scheuten nauwelijks ontdooid regenwater in mijn nek. Na de ontmoeting met de andere excursiegangers op het parkeerterrein van Vitens vertrokken wij met twee auto’s richting de zuidpier bij IJmuiden. Het was vies weer. De auto van Jur en Erwin, die wij volgden, werd regelmatig door wolken opgeworpen regenwater aan het gezicht onttrokken. Bij het strand van IJmuiden aangekomen hees een ieder die daar aan gedacht had zich in meegebrachte regenpakken en bereidde ik mij voor op het vooruitzicht heel nat en heel koud te gaan worden. Echter. Na wat inleidende strandvogels (Drieteenstrandlopers, Steenlopers, en een Bonte Strandloper) deed de regen wat voorspeld was en trok weg naar het noordoosten. Vrijwel tegelijkertijd werden wij getrakteerd op een mannetje Middelste Zaagbek, die dicht bij de pier zwom en eruit zag alsof hij vers in de verf zat. Daarna bleef het droog (en fris) en bleven de vogels komen. Roodkeelduikers vlogen heen en weer tussen de twee pieren maar gingen helaas niet even rustig op het water zitten om zich nog beter te laten bekijken. Pijlstaarten (40), Wulpen (50) en Rotganzen (30) vlogen in groepjes over. De langverwachte Paarse Strandlopers foerageerden samen met Steenlopers op de natte bewierde stenen van de pier en konden uitgebreid bekeken worden op foto afstand. Vervolgens werd de Roodhalsfuut, waar andere vogelaars ons al attent op hadden gemaakt, aangetroffen. Een groepje piepers gaf aanleiding tot enige
36 | Zwols Natuur Tijdschrift
kuifduiker
roodhalsfuut
zeekoet
18e jaargang nummer 2
ZNT
discussie onder de pieperkenners en werd uiteindelijk aangemerkt als Oeverpiepers. De piepers waren trouwens redelijk schuw en bewaarden hun afstand. Aan de kop van de pier werden 3 Zeekoeten aangetroffen, die prima waren te zien. Een van de vogels zorgde voor enige verwarring, omdat deze een geheel zwarte kop had. Bij nadere beschouwing bleek deze vogel al in zomerkleed te zijn. Op de kop werden verder nog wat zeehonden gezien. Ik heb later thuis nog wat gegoogled en gezien de lange rechte snuit van een van de zeehonden, denk ik dat er minstens 1 grijze zeehond aanwezig was. Verder bleken er volop bruinvissen langs te komen. De bruinvissen waren lastig te zien. Je moet maar net naar het stukje grijze zee kijken waar zij boven komen om lucht te happen. Je ziet heel even een soepele bruine rug met een korte stevige rugvin en dan zijn ze alweer weg. Ik had nog nooit bruinvissen gezien en vond het erg leuk! Op internet is een interessant artikel van Steve Geelhoed over ‘Bruinvissen in de
…verder bleken er volop bruinvissen langs te komen…
zuidelijke Noordzee’ te vinden. Ook bij De Zoogdiervereniging www.zoogdiervereniging.nl is veel informatie te vinden. Nadat wij op de kop van de pier voldoende waren uitgewaaid aanvaarden wij de terugtocht met als doel de Kuifduiker scoren en koffie drinken. De Kuifduiker bleek inderdaad op de aangewezen plek aanwezig te zijn en kon goed worden bekeken en gefotografeerd. Na de koffie werd nog een kort bezoek gebracht aan de sluizen van IJmuiden in de hoop Kuifaalscholvers te zien. De sluizen waren onontgonnen terrein en het was niet helemaal duidelijk waar de vogels te vinden waren. Wel werd daar nog een vrouwtje Middelste Zaagbek gezien. Een prima geslaagde vogeldag (met voor mij 2 nieuwe soorten!).
Waddenweekend Zoals elk jaar organiseren wij ook dit najaar weer een weekend naar één van onze mooie Waddeneilanden. Dit jaar gaan we naar Vlieland. We gaan op 23, 24, en 25 september naar kampeerhuis ‘t West Endt. De kosten zijn € 80,- p.p. Hiervoor krijg je: 2 overnachtingen, de bootovertocht, het hele weekend een fiets met 7 versnellingen, 1 warme maaltijd, 2x ontbijt en 2 lunchpakketten. Ook zorgen we weer voor de nodige koffie en thee. Je kunt je aanmelden bij Henk en Ans Selhorst, Huygensstraat 11, 8023 AG Zwolle, tel. 038 - 4534301 of per e-mail
[email protected]
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 37
ZNT
Vogelen en meer, in het Bargerveen Op 16 april, bij licht bewolkte lucht en tien graden, gaan acht vogelliefhebbers met Jur op weg naar het Bargerveen. Daar aangekomen worden we bij het uitstappen verwelkomd door een concert van fitissen, maar al gauw onderscheiden we daarin ook de boompieper, de zwartkop en de geelgors. Sommigen krijgen ze ook in de kijker. Over een breed zandpad zetten we koers naar de plassen waar Jur ons de geoorde fuut heeft beloofd. Deze fuutjes profiteren er van grote kokmeeuwenkolonies, die predatoren afschrikken. Links en rechts in het struweel horen en zien we nog meer boompiepers en fitissen, een enkele tjiftjaf en gekraagde roodstaart. In de heidegebiedjes vertoont de roodborsttapuit zich en er zijn groepjes graspiepers. We denken dat we een paapje zien, een Rode Lijstsoort. Dan zien we de eerste plassen, inderdaad vol met kokmeeuwen. We speuren; er zouden zwartkopmeeuwen (geen donkere vlekken op vleugels) tussen kunnen zitten en de beloofde geoorde fuut. We zien wilde - en bergeenden. Even verderop weer een kleine plas. Er zit iets kleins en bruins onder een bloeiende wilg. Het blijken twee dodaarzen te zijn in prachtig broedkleed, met duidelijk een witte vlek bij hun snavel. We horen ze ook ‘zingen’, zoiets als “bibibibibi”. Nog meer plassen vinden we, telkens vol met meeuwen en enkele kuifeendjes, een wintertaling of een krakeend. Ineens worden we teruggeroepen door de achterhoede. Dichterbij gekomen zien we een grijsblauwe adder in de greppel. Hij laat zich goed bekijken, voordat hij ervandoor glijdt. Onder deze vogelaars blijkt nog andere deskundigheid aanwezig: dankzij Marc zien we in diezelfde greppel nog minstens drie adders. Deze zijn bruin. Later, op de terugweg, blijken de adders flink opgewarmd. Twee zijn er aan het paren. De fotografen wringen zich in allerlei bochten om ze op de plaat te krijgen.
38 | Zwols Natuur Tijdschrift
door Henriëtte Maan
foto: Marc Abuys
vuurjuffer
foto: Peter de Kraker
Rond het middaguur eten we onze boterhammen met uitzicht op, u raadt het al, de onvermijdelijke kokmeeuwen. Maar we leren ondertussen ook de noordse witsnuitlibel en de vuurjuffer kennen. Allerlei spinnen, vliegen en mieren lopen om en over ons heen. De tocht gaat verder, weer plassen; we zien grauwe ganzen, slobeenden, krakeenden, kluut, witgatje, maar geen futen. Jur baalt. Wij zijn welgemoed: de zonnewarmte neemt toe, er is een zacht windje, de bomen staan in pril groen, boven ons jubelt een veldleeuwerik. Het leven is goed. Gelukkig is Bargerveen rijk aan plassen. We krijgen een herkansing en deze keer is het raak: het eerste paar geoorde futen.
18e jaargang nummer 2
ZNT
Dit zijn de soorten die we gezien hebben:
geoorde fuut
adder
foto: Peter de Kraker
foto: Marc Abuys
Alle telescopen worden opgezet, we genieten, wat een elegante vogels met hun gouden oorveertjes. Vanaf dat moment zien we er nog veel meer, sommige zo beschenen door de zon dat ze lijken te stralen net als de wintertaling erachter. Jur is blij, de dag kan nu echt niet meer stuk.
- enkele geelgorzen - witgat - zingende grasmus (1) - zingende dodaars (4) - veel graspiepers - boompiepers - fitis - tjiftjaf - koolmees - pimpelmees - kneuen - vinken - blauwborsten - roodborsten - rietgors - tafeleenden - kuifeenden - wintertalingen - slobeenden - bergeenden - grauwe gans - grote bonte specht - gekraagde roodstaarten - gele kwik - veldleeuwerik - adder (zeker 6!!) - vuurjuffers - noordse witsnuitlibel - bont zandoogje - geoorde fuut (minstens 16) - roodborsttapuit - kluut (2 overvliegende) - kleine mantelmeeuw verder nog zeer veel -kokmeeuwen -zingende fitissen
Na ruim 35 vogelsoorten, met reptielen- en insectenbonus keren we huiswaarts. Veel dank aan de telescoopsjouwers, aan Bram die de tellijst bijhield en aan Jur, die deze tocht organiseerde en onderweg ook de boel bij elkaar hield.
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 39
ZNT
20 jaar Wilde Plantencursus bij IVN Zwolle
door Joke Geschiere
een gesprek met Elja van Dongen en Marlène Vaessen
Het was in 1992 dat Han van Buuren (toenmalig voorzitter IVN Zwolle) de cursus Wilde Planten bij het IVN Zwolle heeft opgestart. Zowel Elja als Marlène hebben dit allereerste begin niet meegemaakt. Maar Elja is toch wel een van de mensen van het eerste uur. Zij is in 1993 als begeleider bij de cursus gekomen en heeft in 1996 het coördinatorschap van de werkgroep op zich genomen. Zowel het veldwerk als het coördineren heeft ze tot 2006 gedaan, toen is ze met beide gestopt en heeft ze het stokje overgegeven aan Marlène. Die had inmiddels een paar jaar de cursus gevolgd en ook al enkele jaren als gids meegewerkt. Marlène is momenteel nog steeds de coördinator van de werkgroep. Samen kunnen deze twee mensen dus terugblikken op 20 jaar Wilde plantencursus en hierover aardig wat vertellen. Dit onder het genot van een kopje koffie en thee. Wat zijn de drijfveren voor Marlène en Elja voor hun inzet bij deze cursus? Daarover hebben ze eensluidende ideeën. Ze willen graag hun kennis van planten in de natuur overbrengen, beiden vanuit hun eigen kader: Elja als bioloog, Marlène als leraar. En ze willen vanuit hun eigen passie mensen enthousiasmeren en laten ervaren dat je kunt genieten van de natuur. Het is mooi om te merken dat mensen leren kijken en bijzonderheden gaan zien: niet alles wat groen is, is gras. Je kunt gewoon meer genieten als je meer weet en ziet. En daarbij is het heel plezierig om met mensen die gelijkgezind zijn bezig te zijn in de natuur. Elja en Marlène hebben door de tijd wel een aantal
40 | Zwols Natuur Tijdschrift
begeleiders zien komen en gaan. Afhankelijk van het aantal groepen wordt er gewerkt met drie of vier gidsen en ook met gastgidsen in bijv. een bepaald gebied. Het is niet altijd gemakkelijk gidsen te vinden maar uiteindelijk zijn er altijd weer mensen bereid zich met enthousiasme in te zetten. Het voert te ver alle namen op te noemen van de gidsen die hebben meegewerkt. We beperken ons tot het startjaar 1992 waarin Leen de Kleine, Roelof Visser en Tiemen Stegeman begeleiders waren en het huidige 20e jaar waarin Marlène Vaessen, Bernadet van der Veen en Brunhilde Reicher de gidsen zijn. Elja vertelt dat de cursus is begonnen met alleen avondexcursies. Later is dit uitgebreid naar excursies ook op zaterdag. Aan die zaterdagexcursies werd in eerste instantie vooral deelgenomen door de wat meer gevorderden en de terreinen die bezocht werden lagen niet naast de deur. Ze gingen o.a. naar Duitsland, Voornes Duinen in Zeeland en Schiermonnikoog. Marlène vertelt dat momenteel de zaterdagexcursies wat dichterbij huis blijven, en er is de mogelijkheid een keuze te maken tussen deelname aan een halve dag of een hele dag. Vooral de beginners geven aan dat zo’n hele dag excursie behoorlijk vermoeiend is: op een gegeven moment is je hoofd vol. Elja herinnert zich dat in de beginjaren het aantal deelnemers rond de zestig lag. In de afgelopen jaren ligt het tussen de 35 en 40. Dit jaar zijn er weer 40 cursisten; Marlène merkt op dat er deze keer nogal wat jongere mensen bij zijn. Veel mensen volgen na een jaar minstens nog een keer de cursus. En bij de gevorderden zijn er die graag terugkomen, hun kennis verdiepen en genieten van
18e jaargang nummer 2
ZNT het met bekenden rondstruinen in de natuur. Al doende leren de deelnemers ook van en aan elkaar. Vaak nemen cursisten bloemen mee die ze in hun eigen omgeving hebben gevonden, die worden (bijv. voorafgaand aan de cursus tijdens het wachten tot de groep compleet is) bekeken en opgezocht. De verschillende plantenboeken die sommige cursisten bij zich hebben worden geraadpleegd en met elkaar vergeleken. Mensen zijn vaak heel verrast hoe een klein “onooglijk” plantje onder een loep verandert in een boeiend geheel, of hoe bijzonder ook een niet bloeiende plant kan zijn. Marlène vertelt dat er de laatste jaren nog een excursie na de zomervakantie wordt gehouden; in een enquête hebben deelnemers laten weten dit plezierig te vinden. Er komen dan enthousiaste verhalen los over wat iedereen op vakantie heeft waargenomen en al dan niet kon herkennen. Dit jaar ligt er een plan voor een workshop “Koken met wilde planten” als daarvoor voldoende belangstelling is; een leuk item om het 20-jarig feest mee te vieren. Elja en Marlène herinneren zich verschillende leuke en bijzondere ervaringen met de groepen. Wat te denken van een hevig onweer dat losbarstte tijdens de excursie in het bos in Samerott (Duitsland) waardoor een cursist erg in paniek raakte en stellig bleef volhouden dat ze voor de veiligheid het bos uit moesten; dat was echter geen haalbare kaart. En de herinnering aan een excursie op de Wieden waaraan een cursist op hoge leeftijd deelnam met haar eigen houten roeiboot, die ze van gemakken als een koffiezetapparaat en koelkastje had voorzien. Marlène mocht als gids de tocht meemaken in dat bootje; ze heeft ervan genoten.
Bijzondere waarnemingen in bijzondere gebieden (waaronder planten van de Rode lijst van Nederland) geven de toch al boeiende cursus nog een extra dimensie. Het was bijvoorbeeld een hele verrassing de Groenknolorchis in de Wieden te ontdekken, waar ze die voorheen alleen op Schiermonnikoog hadden gevonden. Zo was het ook bijzonder bij Havelte een klein plekje met het Rozenkransje te vinden. Maar wie schetst de verbazing, de verontrusting, de verbolgenheid van Marlène toen zij daar na enige tijd terugkwam en zag dat dat plekje keurig was afgeplagd en verdwenen. Ze heeft kunnen achterhalen dat de Universiteit van Amsterdam de schuldige was en deze plantjes gebruikte voor een onderzoek. Ze heeft de betreffende professor er nog over onderhouden, maar de Rozenkransjes zijn daarmee niet teruggezet.
verzamelen en opwarmen bij het Engelse Werk
we laten ze netjes staan
18e jaargang nummer 2
We ronden het gesprek af: Elja en Marlène zijn enthousiast over de Wilde plantencursus. De doelstellingen worden bereikt en het blijkt nog steeds een succesformule. Reden te over om hiermee door te gaan! Na het terugblikken ook nog wat vooruitzien. Er liggen plannen in de wintermaanden een “terugkomactiviteit” te plannen voor de cursisten om die periode te overbruggen. En weer uitkijken naar nieuw te ontdekken gebieden …. Elja en Marlène, bedankt voor jullie verhaal! P.S. Ook dank aan Greet Meima die op een warme zaterdagmiddag in haar garage in de dozen is gedoken, daarin een Fritillaria (IVN voorloper van het ZNT) en een Jaarverslag uit 1992 heeft gevonden en mij daaruit de namen van de oprichter en de gidsen uit 1992 kon geven.
Zwols Natuur Tijdschrift | 41
ZNT
Fiets Bigday Zwolle
tekst en foto Hans Pohlman
Op 7 mei (2011) stonden om 6.00 u. maar liefst 4 teams klaar bij het Engelse Werk om te starten met de Fiets Bigday Zwolle. Omdat er ook nog een team vanuit huis startte, was deze editie met 5 teams de grootste uit de historie van de Bigday. Sinds jaren wordt deze Bigday georganiseerd. Bij deze vogel-wedstrijd strijden teams tegen elkaar om tussen 6.00 en 18.00 uur zoveel mogelijk soorten waar te nemen binnen de gemeente Zwolle (uitgebreid met de Tichelgaten). Niet alleen neemt het aantal deelnemende teams toe, ook het fanatisme neemt jaarlijks toe. Ruim van tevoren wordt de strategie bepaald (hoe hark je zo veel mogelijk soorten bij elkaar) en worden soorten van tevoren opgezocht. In 2010 werd het alltime-record gevestigd: 113 soorten werden er door twee teams waargenomen. Hoe het in 2011 ging? Lees het verslag van de winnaars! Om 6.00 uur vertrokken Lennaert Steen en Hans Pohlmann vanaf de parkeerplaats bij de Uitspanning Engelse Werk. Na het Engelse Werk vertrokken we naar de Vreugderijkerwaard. Dit gebied wilden we ’s ochtends vroeg doen, voordat we het rondje Zwolle gingen fietsen(tegen de klok in). Hier scoorden we goede Bigdaysoorten als Witgat, Bosruiter, Lepelaar,Geelpootmeeuw en Havik. Soorten die op zich niet moeilijk te zien zijn, maar tijdens een BigDay wel! Langs de Ijssel rolden we ook een paartje Grote gele kwikstaart op, die dit jaar Zwolle als broedlocatie heeft uigezocht (voor het eerst sinds jaren). In het Engelse Werk bevond zich nog een verlaat Nonnetje. Een grotere verrassing was de Wielewaal die hier zat te zingen! Pas mijn tweede Wielewaal ooit in Zwolle. De Slechtvalk zat op de centrale en een Grote zilverreiger stond langs de grote plas in Windesheim. Onderweg keek ook een Bosuil uit een holle boom. In de Tichelgaten zagen we de enige Tafeleend van de dag en op de IJsvogel hoefden we niet lang te wachten. Op landgoed Windesheim wisten we nog een Kerkuil te zitten, die goed meewerkte. Onderweg naar noord zagen we nog een vermoedelijke Zwarte Wouw, maar deze konden we niet met zekerheid determineren. Geen probleem, want later op de dag zagen we er nog twee. Sekdoorn leverde een Paapje en een Roodborsttapuit op. De bossen van de Ambelt leverden de voor Zwolle zeldzame Kuifmees op, vergezeld door een Goudhaan. Hier ook één van de Zwarte wouwen. Dan snel door naar Hessepoort, waar we geen Patrijzen konden vinden, maar wel Noordse kwikstaart, Veldleeuwerik, Graspieper en Spotvogel.
42 | Zwols Natuur Tijdschrift
18e jaargang nummer 2
ZNT De Bomhofsplas zorgde voor Bontbekplevier en Regenwulp. Via het pontje naar Langenholte, waar de Bruine kiekendief zich snel liet zien! Dan vol door naar de Milligerplas, waar al maanden een Roodhalsfuut zit, inmiddels mooi in zomerkleed. Via Stadshagen nog naar de Vreugderijkerwaard, waar alleen een Groenpootruiter en een Pontische meeuw nieuw waren. De laatste nieuwe soort was een hardroepende Kwartel in de Schellerwaarden. Conform de traditie verzamelen alle teams zich om 18.00 uur in de uitspanning het Engelse Werk. Hier wordt onder het genot van een koud biertje (wat was die lekker na ruim 100 km fietsen!) de score doorgenomen en de winnaars bepaald. Het winnende team had 120 soorten! Dat is 7 meer dan het record van 2010 én het tweede team. In totaal zijn door de 5 teams 130 soorten gezien. We eten nog een hapje en gaan dan gezamenlijk nog even langs de Kwartel en de Bosuil. Beide soorten werken goed mee en iedereen kan deze ook bijschrijven. Tevreden keert iedereen huiswaarts. Team Team Team Team Team
1: 2: 3: 4: 5:
Jur Furda, Erwin de Visser, Bram de Vries en Jasper Zoeter (98 soorten) Gerben Mensink, Gerrit Gerritsen (113 soorten) Martijn Bunskoek, Reinoud Vermoolen (111 soorten) Joop van Ardenne, Marijke Vaneker (83 soorten) Lennaert Steen, Hans Pohlmann (120 soorten, winnaars)
Onderstaande lijst laat zien wat je binnen de gemeente Zwolle in mei in 12 uur kunt waarnemen. In het totaal werden 130 soorten gezien door alle teams bij elkaar. De winnaars Lenneart Steen en Hans Pohlmann zagen alle onderstaande soorten behalve de soorten met een (X), deze werden gezien door andere teams. Dodaars (X) Fuut Aalscholver Gr. Zilverreiger Blauwe Reiger Ooievaar Lepelaar Knobbelzwaan Kolgans Grauwe Gans Gr. Can. Gans Brandgans Bergeend Wilde Eend Krakeend Slobeend Smient Wintertaling Zomertaling Tafeleend Kuifeend Nonnetje Visarend (X) Zwarte Wouw Bruine Kiek Buizerd Sperwer Havik Torenvalk
18e jaargang nummer 2
Boomvalk Slechtvalk Patrijs (X) Kwartel Waterhoen Meerkoet Scholekster Kluut Kleine Plevier Bontbekplevier Kievit Temmincks Str. (X) Bosruiter Witgat Oeverloper Tureluur Groenpootruiter Grutto Wulp Regenwulp Watersnip (X) Kokmeeuw Stormmeeuw (X) Zilvermeeuw Geelpootmeeuw Pont. Meeuw Kleine Mantel Grote Mantel Visdief
Zwarte Stern Holenduif Houtduif Turkse Tortel Koekoek Bosuil Kerkuil Gierzwaluw IJsvogel Groene Specht (X) Gr. Bonte Sp. Kl. Bonte Sp. (X) Veldleeuwerik Oeverzwaluw Boerenzwaluw Huiszwaluw Graspieper Boompieper Witte Kwik Gele Kwikstaart No. Gele Kwik Gr. Gele Kwik Winterkoning Heggenmus Roodborst Nachtegaal Blauwborst Gekr. Roodstaart Zwarte Roodst.
Tapuit Paapje Roodborsttapuit Grote Lijster Zanglijster Merel Tuinfluiter Zwartkop Braamsluiper Grasmus Rietzanger Sprinkh.zanger Snor (X) Kleine Karekiet Spotvogel Fitis Fluiter (X) Tjiftjaf Goudhaan Grauwe Vliegenv. Bonte Vliegenv. Koolmees Pimpelmees Kuifmees Glanskop (X) Staartmees Boomklever Boomkruiper Ekster
Gaai Kauw Roek Zwarte kraai Spreeuw Wielewaal Huismus Ringmus Vink Kneu Putter Groenling Appelvink Rietgors Roodhalsfuut
Zwols Natuur Tijdschrift | 43
ZNT
Oplossing vorige fotovraag Het juiste antwoord is: duivelsei van een Grote stinkzwam. In Nederland kennen we drie soorten stinkzwammen: de grote- en de kleine stinkzwam en de duinstinkzwam. Op de foto is het oorspronkelijk vruchtbeginsel te zien van een stinkzwam. Deze is gevormd in de zwamvlok: een netwerk van zwamdraden die zich in de bodem bevinden. De naam duivelsei stamt uit de tijd dat men sommige soorten paddenstoelen in verband bracht met heksen en duivels. Als we het duivelsei dwars doorsnijden, zien we de paddenstoel op formaat; zelfs de sporenmassa op de toekomstige hoed is al waar te nemen. Het beeld van een ei is echt compleet met de geleiachtige substantie die zich er omheen bevindt. Het duivelsei is 3-5 centimeter groot en hieruit kan zich een steel ontwikkelen die wel 25 centimeter lang kan worden. Op de top van de steel bevind zich de hoed, die bedekt is met een kleverige sporenmassa. Hiervan komt een doordringende aaslucht, die vooral aasvliegen lokt. De aasvliegen eten de substantie op, waardoor de gekleurde hoed wit achterblijft. Het opeten van de sporen kan in enkele uren na het uitgroeien geschied zijn. Sporen kleven aan de poten en ook de vliegenpoep bevat miljoenen sporen, die kunnen kiemen en een nieuwe zwamvlok kunnen vormen, die weer duivelseieren kan produceren. Zo is de cirkel rond.
Prijsuitreiking fotovraag 1 van 2011
Als ik bel met de mededeling dat ze de fotoprijsvraag gewonnen heeft, moet Mirjam Smith hard lachen. Ze was op vakantie geweest en laat met haar inzending. Een paar weken ervoor had ze een IVNexcursie waar ze ondermeer Sara, een 2-jarig meisje, begeleidde. Daar rook ze de typisch zoete geur van het heksenei (of duivelsei) van een stinkzwam. Samen gingen ze zoeken en… vonden een ‘ei’ zoals op de foto. Sara was heel enthousiast en de excursie kon niet meer stuk. Toen ze de fotoprijsvraag zag, kon Mirjam dus bijna de geur van de pagina ruiken… !
Groet, Albert
44 | Zwols Natuur Tijdschrift
Bij onze afspraak in Gooody Fooods zegt Mirjam meteen ‘nu ga ik mezelf eens lekker verwennen’, waarna ze naar de cosmetica-hoek loopt. Ik merk dat ook hier de geur voor haar belangrijk is. Zorgvuldig wordt een verwenpakketje uitgezocht…
18e jaargang nummer 2
ZNT
De fotovraag foto: Jeroen Mulder
Weet u wat er op deze foto staat?
Mail uw antwoord naar
[email protected] of per post naar het redactieadres: Marterveld 15, 8017 MD Zwolle
Onder de juiste inzendingen wordt een prijs verloot: een waardebon van €25,-, te besteden bij GooodyFooods, Potgietersingel 1, te Zwolle. GooodyFooods is de nieuwe naam voor de vertrouwde Natuurwinkel, die is verhuisd van de Van Karnebeekstraat naar de Potgietersingel. De prijs wordt ons gratis ter beschikking gesteld door GooodyFooods. Inzenden kan tot 23 september 2011. De redactie van het ZNT en de fotograaf zijn uitgesloten van deelname!
18e jaargang nummer 2
Zwols Natuur Tijdschrift | 45
ZNT
Drijfveren
Groendoeners, Kabouters vieren Moederdag, Oer is Stoer, de veldlessen in de Vechterweerd, het is maar een greep uit de activiteiten waar Gerda zich voor inzet. Een bewogen vrouw binnen het IVN, en dat inmiddels al weer vijftien jaar lang. Op een flinke steenworp van het Doepark Nooterhof is het allemaal begonnen. Haar zoon, toen nog 8 jaar, deed mee aan een IVNactiviteit bij de dierenweide. Hij vond dat erg leuk. Naderhand werd Gerda gevraagd of ze het leuk vond om mee te doen bij de Groendoeners. De Groendoeners bestonden toen net een jaar. Samen met anderen werkte Gerda aan boeiende activiteiten over natuur en milieu voor de kinderen op woensdagmiddag. Nu, 15 jaar later, is Gerda altijd nog in touw met de kinderen op die woensdagmiddag. Meestal is Gerda toch wel met kinderen in de weer. In het Doepark Nooterhof is er nu prima ruimte om voor kinderen activiteiten te organiseren. Onlangs vierden de kabouters ook weer feest in de Nooterhof en kinderen konden van alles beleven: de kinderen gingen op zoek naar bodemdiertjes, ze maakten muziek en konden wol verven. Met de kabouters is altijd wel iets te beleven. Gerda vertelt dat de kabouters ook al een hele tijd bij het IVN zijn. De kabouterpaden in Soeslo waren voor peuters en kleuters de eerste echte kleuterexcursies bij het IVN-Zwolle. Een andere activiteit waarbij Gerda geheel in haar element is, is het ‘Oer is Stoer’. Oer is Stoer is een activiteit die Gerda zelf heeft ontwikkeld. Een boeiende middag waar kinderen samen met ouders en andere familieleden kunnen leren over de natuur en cultuurhistorie. “De verdieping in allerlei oude ambachten en eeuwenoude technieken is wat mij vooral boeit in het werken aan Oer is Stoer”, vertelt Gerda. Haar werk is o--nlangs bekroond met de jeugdstimuleringsprijs vanuit het landelijk IVN.
46 | Zwols Natuur Tijdschrift
Ervaring deed Gerda onder meer op tijdens haar werk bij de Stichting Prehistorische Nederzetting, in het natuurpark bij Lelystad. Andere plekken waar Gerda inspiratie kreeg voor de activiteiten die ze nu zelf ontwikkelt, zijn het Utrechts Buiten Centrum in Oldebroek en het HAPS-project in Apeldoorn. Het UBC verzorgt werkweken voor kinderen, waarbij één dag in het teken van de oertijd staat. Zelf brood bakken is een van de dingen die in het HAPS-dorp gebeuren. In het Hapsdorp wordt zo goed mogelijk het leven in de IJzertijd nageleefd. Haar kennis van kruiden deed ze op bij de kruidenvakopleiding ‘De Witte Paarden’, ten noorden van Steenwijk. Naast dat ze haar kennis verwerkt in activiteiten bij ‘Oer is Stoer’, staat ze soms ook op de markt met zalven en oliën vervaardigd uit speciale kruiden. Vanmiddag fietst Gerda naar de kruidentuin in de Nooterhof, waar zij beheerder is. Na een lekker kopje koffie laat Gerda mij een paar wonderlijke schoenen zien. Ze heeft ze voor een vriendin gemaakt. Geheel van vilt. Prachtig mooie kleuren, en een mooie vorm met op de voetzool een stevige lap leer. Vakmanschap. Het verven van wol, het maken van vilt en vervolgens iets maken van vilt zijn allemaal dingen die horen bij de viltworkshops die Gerda geeft. Ik was benieuwd of Gerda ook wel eens niet met natuur bezig is. Dat is toch wel het geval. Ze vertelt dat ze in het Dominicanenklooster wel eens rondleidingen geeft en dat ze er ook jongerenwerk doet. Gerda heeft veel boeiende bezigheden om haar heen, dat is mij wel duidelijk. Ik dank haar voor het interview en bij het weggaan krijg ik kamillebloemetjes mee. Een gesprongen adertje in mijn oog zal sneller helen met een kompres van de bloemetjes. Dank, Gerda! Het heeft geholpen.
18e jaargang nummer 2
Werkgroepen IVN en KNNV overzicht coördinatoren IVN
Bij de voorplaat
Foto en tekst: Nicole Vervoort
Het is warm, ik wandel met de hondjes, de libellen vliegen ons letterlijk om de oren. Ze zijn druk vandaag, er vliegt, op zo’n warme dag, zoveel eten voor ze rond. Je hoort hun vleugels knisperen en gelukkig knallen ze niet tegen ons aan. Maar daar ligt een libel roerloos stil op straat, hij is gecrashed. Blauw berijpt achterlijf, ik denk dat het een gewone oeverlibelle is. Ik neem hem mee naar huis, leuk voor een paar foto’s. Libellen behoren qua snelheid, wendbaarheid en beheersing van de vlucht tot de top van het insectenrijk. Ze danken hun behendigheid ondermeer aan de mogelijkheid om voor-en achtervleugels onafhankelijk van elkaar te bewegen. Veel insectenvleugels hebben een verdikking aan de voorrand nabij de top, het pterostigma. Door de massa van de pterostigma kunnen libellen sneller vliegen, de vleugel gaat door dat gewicht, bij hoge snelheden, namelijk niet hinderlijk flapperen. De vliegsnelheid van libellen wordt overigens vaak fors overdreven, ze overschrijden zelden de 50 km/uur, overigens nog een behoorlijke snelheid. Bron: De nederlandse libellen boek KNNV
Planning voor 2011 ZNT nummer 3 Sluitingsdatum kopij: 2 september Sluitingsdatum korte mededelingen: 23 september 2011 Streefdatum verschijning: tweede helft oktober 2011 Het volgende nummer verschijnt pas in 2012! ZNT nummer 1 van 2012 Sluitingsdatum kopij: 18 november Sluitingsdatum korte mededelingen: 9 december 2011 Streefdatum verschijning: begin januari 2012 Door een kleine verschuiving in de planning van 2011 zullen er in 2011 slechts 3 nummers verschijnen!
2 | Zwols Natuur Tijdschrift
Excursies Vogelzangcursus Wilde plantencursus Groencursus Natuurgidsencursus Jeugdactiviteiten (Groendoeners) (coördinatoor jeugdactiviteieten is tijdelijk) Werkgroep Gezinsactiviteiten Stands en verkoop Veldlessen Groen voor Ouderen
KNNV
KNNV Afdelingsbestuur Everdine van Dasselaar 038 - 465 59 24 Henriëtte Maan 038 - 444 76 12 Marlène Vaessen 0522 - 24 15 32 Heike Tack 038 - 337 57 57 Alfred v/d Burgh 038 - 422 79 47 Gerda Revenberg 038 - 454 73 09 Gerda Revenberg 038 - 454 73 09 Fenna Westers 038 - 422 43 87 Renée Cornelis 038 - 460 59 78 Wietske van Santen -de Vries 038 - 422 04 50
Vogelwerkgroep Jur Furda 038 - 385 82 00 Werkgroep Hydrobiologie Leo Winter (interim) 038 - 851 94 70 Werkgroep Knoflookpadden Sybout Jaasma 038 - 453 75 73 Mossenwerkgroep Elja van Dongen 038 - 376 26 96 Plantenwerkgroep Elja van Dongen 038 - 376 26 96 Brunhilde Reicher 038 - 4221228 Insectenwerkgroep Leo Winter 038 - 851 94 70 Natuurbeschermingscommissie Hans Nederhand 038 - 460 45 51 Dirk Maas 0529 - 42 72 55 Werkgroep de Helmhorst Erik van Dijk 06 - 22441315
Paddenstoelen
Verwante werkgroepen
Roofvogelwerkgroep Steenuilenwerkgroep Kerkuilenwerkgroep Zoogdier werkgroep Overijssel
Tineke Burghard 038 - 444 72 27
Jan van Dijk 038 - 465 70 50 Bé Schilder 0529 - 49 74 28 Arnold Verhoeven 038 - 465 59 64 Henk Mellema 038 - 4250993 18e jaargang nummer 2
IVN Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie
IVN Afdelingsbestuur
voorzitter
Betty van Leeuwen
secretaris
Wietske van Santen-de Vries
penningmeester
Erwin de Visser
PR en communicatie / coordinator activiteiten
Anja Bosman-de Haan
bestuurslid
Dirk Maas
Meidoornlaan 4, 7721 EZ Dalfsen
[email protected] T 0529 - 43 39 69
voorzitter
Heike Tack
Stegginkmarke 20, 8016 MG Zwolle
[email protected] T 038 - 3375757
Prins Bernhardstraat 12, 8019 XK Zwolle
[email protected] T 038 - 422 04 50
secretaris
Joke Geschiere De Klencke 1, 7944 RZ Meppel
[email protected] T 0522 - 24 24 87
Sloetmarke 41, 8016 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 96 07
Scheppinckmate 53, 8014 JR Zwolle
[email protected] T 038 - 465 47 35
De Doornweg 49, 8035 PD Zwolle
[email protected] T 0529 - 42 72 55
bestuurslid
KNNV
Gezamenlijke werkgroep
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, vereniging voor veldbiologie
Henk van Blitterswijk
Westenholterweg 7, 8042 AE Zwolle
[email protected] T 038 - 423 41 91
natuurhistorisch secretaris Erik van Dijk
Donker Curtiusware 35 8014 TK Zwolle
[email protected] T 06-22441315
Ondersteunende functies ledenadministratie
Cor Kauw
Sloetmarke 39, 8016 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 35 92
penningmeester
Janna Drewes
bestuurslid
Vacant
bestuurslid
Vacant
bestuurslid
Marcel Tonkes
Dreessingel 85, 8015 CH Zwolle
[email protected] T 038 - 466 99 15
Dreessingel 107, 8015 CJ Zwolle
[email protected] T 038 - 465 99 66
bestuurslid
Roelof Pol
Kortenhorststraat 24, 8015 BT Zwolle
[email protected] T 038 - 460 94 36
Ondersteunende functies bestuurs-adviseur
Louis Zandbergen
ledenadministratie
Roelof Pol
tel. contactadres
038 - 3375757
website e-mailadres afdeling postadres
www.ivnzwolle.nl
[email protected]
Drapenierlaan 27, 8043 AJ Zwolle T 038 - 420 10 83
[email protected] T 038 - 460 94 36
webmaster
Johan Buitenkamp
Goudplevierstraat 219, 8043 JL Zwolle
[email protected] T 038 - 420 21 51
website e-mailadres afdeling postadres
www.knnv.nl/zwolle
[email protected] KNNV Afdeling Zwolle Postbus 1275 8001 BG Zwolle
IVN Afdeling Zwolle e.o. Postbus 272 8000 AG Zwolle
Contributie 2011 KNNV
Contributie IVN
Lidmaatschap bedraagt € 29,25, incl. toezending Natura Huisgenootlidmaatschap € 12,75 Regionaal lidmaatschap € 17,Jeugdlidmaatschap (t/m 25 jaar) € 17,- , incl. toezending Natura Gironummer: 998242 tnv KNNV Zwolle. Opzeggen lidmaatschap uiterlijk 15 december voorafgaand aan betreffende kalenderjaar schriftelijk of per e-mail bij ledenadministrateur, Cor Kauw (
[email protected]). U ontvangt binnen 10 dagen een bevestiging. Zo niet, neemt u dan opnieuw contact op.
Leden € 18,- per jaar. U ontvangt dan ook het landelijke blad Mens en Natuur 4 x per jaar; Huisgenootleden € 9,Donateurs € 10,- per jaar. Gironummer: 124197 t.n.v. IVN Zwolle
18e jaargang nummer 2
Opzegging van het donateur-/lidmaatschap kan per kalenderjaar. U dient dit schriftelijk of per e-mail voor 15 december voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar door te geven bij de ledenadministrateur. Postadres en e-mailadres zie hierboven.
Zwols Natuur Tijdschrift | 43
Indien onbestelbaar retour zenden aan: Postbus 1275 8001 BG Zwolle
Zwols
2011 nr. 2
Tijdschrift
Jaargang 18 nummer 2, juli 2011
Verschijnt in 2011 3 keer per jaar in een oplage van 700 exemplaren.
Redactie
Anja Bosman-de Haan, Jur Furda, Jeroen Mulder, Albert Versteegde, Nicole Vervoort, Erwin de Visser
Eindredactie
Anja Bosman-de Haan
Vormgeving
Nicole Vervoort
Druk
Drukkerij Veldman, IJsselmuiden
Redactieadres
Marterveld 15 8017 MD Zwolle T 038 - 385 82 00 e-mail:
[email protected] Aanleveren van kopij voor het ZNT: Liefst digitaal zonder opmaak via e-mail of op CD aan het redactieadres. Geschreven, niet uitgetypte kopij sturen aan: IVN afdeling Zwolle e.o. Postbus 272 8000 AG Zwolle
in dit nummer: Niets uit dit nummer mag worden gebruikt voor publicatie zonder uitdrukkelijke toestemming van de redactie, de auteur of de fotograaf. De redactie van het ZNT aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, voortvloeiend uit het plaatsen van aangeboden foto’s, illustraties of teksten waarop het auteursrecht of portretrecht van iemand anders rust.
ontwerp omslag: Henni van Dijk
Het ZNT is het gezamenlijke tijdschrift van IVN en KNNV, beide afdeling Zwolle
Onder andere.. - Inventarisatie broedvogels Agnietenberg - Huismus in de belangstelling - Kerkuilen en ladders - En verder: verslag IVN Workshop Stadsvogels, verslag lezing brandganzen door Maarten Loonen, Meersporenbeleid Vogelwerkgroep, verslagen van KNNV excursies, - en meer...