PRESTATIEAFSPRAKEN HOGESCHOOL UTRECHT
December 2012
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Het instellingsprofiel: waar staan we nu en waar willen we heen? Onderwijs en onderzoek Samenwerking in de regio Studenten Onderwijs Onderzoek Valorisatie
5 5 6 7 8 10 13
3 3.1 3.2 3.3
Voorgenomen wijzigingen van of aanscherping in het instellingsprofiel Kwaliteit boven kwantiteit Uitgangspunt Leven lang leren Focus en massa in het onderzoek
16 16 17 18
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.4.1 4.1.4.2 4.1.4.3 4.1.4.4 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3
Indicatoren prestatieafspraken Studiesucces Uitval uit de instelling Uitval binnen de instelling Rendement bacheloropleidingen Indicatoren voor deeltijd bacheloropleidingen en bekostigde masteropleidingen Uitval uit de instelling – deeltijd bacheloropleidingen Rendement – deeltijd bacheloropleidingen Uitval uit de instelling – bekostigde masteropleidingen Rendement – bekostigde masteropleidingen Kwaliteit Deelname studenten aan excellente programma’s Alumnitevredenheid Maatregelen onderwijs Docentkwaliteit Onderwijsintensiteit Indirecte kosten
22 22 23 24 24 24 25 25 25 26 26 26 26 27 27 28 28
Overzicht afstemming prestatieafspraken Gemeenschappelijke positie Randstadhogescholen Gemeenschappelijke preambule HBO-raad Gegevens Nederlands U-map profiel Samenvatting convenant UU-HU
30 31 32 33 37
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
2
1 2 3 4 5
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
3
1
INLEIDING
Het kabinet besloot op 1 juli 2011 tot invoering van gedeeltelijke prestatiebeloning van hogeronderwijsinstellingen. Als vervolg hierop, werd tussen de sector en het ministerie van OCW in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat de HBO-instellingen prestatieafspraken zouden maken met het ministerie. Het akkoord wordt ingevuld door de individuele HBO-instellingen. Hogeschool Utrecht Hogeschool Utrecht is een kennisorganisatie waar we door hoogwaardig onderwijs en onderzoek werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en de persoonlijke ontwikkeling van talent. Daarmee draagt de hogeschool bij aan de sociale, culturele en economische ontwikkeling van een open, rechtvaardige en duurzame samenleving. Binnen de instelling zijn de missie en het strategisch beleid breed gedragen. Koers 2012 en de nadere uitwerking daarvan in Koers 2012+ zijn strategische documenten die binnen de instelling achtereenvolgens, uitgebreid en in een veelheid van vormen zijn besproken met de interne en externe stakeholders. De medezeggenschap heeft na kennisname van de uitkomsten van de gesprekken en vanuit de eigen verantwoordelijkheid binnen de instelling unaniem ingestemd met de beide documenten. Om de missie waar te maken werkt Hogeschool Utrecht samen met verschillende partners in binnen- en buitenland. Ook in het kader van deze Prestatieafspraken is er afstemming geweest met een aantal van deze partners.1 Sector Over studiesucces en rendement in de voltijd bachelorprogramma’s vindt regelmatig overleg plaats met de Randstadhogescholen. Dit overleg bestaat sinds in 2008 aan de vijf grote hogescholen in de Randstad G5-gelden werden toegekend. De afgelopen jaren is tussen voornoemde instellingen regelmatig kennis uitgewisseld en gebenchmarkt. Omdat we dezelfde geschiedenis en dezelfde positie hebben - en studentenpopulaties met veel overeenkomsten - is er voor gekozen om de cijfers betreffende studiesucces in gezamenlijkheid op te stellen. In dit kader is afgesproken dat deze instellingen de komende jaren op regelmatige basis informatie uitwisselen en onderzoek laten doen naar effectieve en efficiënte vormen van resultaat-verbetering. Ook voor wat betreft de indicator Maatregelen Onderwijs vond afstemming plaats met de Randstadhogescholen. Met de Hanzehogeschool wisselt Hogeschool Utrecht sinds enige jaren intensief uit op gebied van onderwijs en onderzoek en in mindere mate zijn daarbij ook de HAN, HS Zuyd en HS Rotterdam betrokken. De indicator rondom kwaliteit, waarbij de HU heeft gekozen voor het aantal studenten dat in een excellentietraject is opgenomen, is in afstemming met de Hanzehogeschool tot stand gekomen. De HU speelt een actieve rol binnen het UAS-net, een samenwerkingsverband tussen Europese ‘HBOraden’. Internationaal speelt de HU een leidende rol in CARPE, Consortium on Applied Research and Professional Education. Turku UAS, Hamburg UAS, Polytechnic University Valencia en Manchester Metropolitan University werken in dit consortium samen. Dit maakt het mogelijk de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs aan de HU internationaal te vergelijken. Regio Met de Universiteit Utrecht is een samenwerkingsconvenant gesloten2 en ook met het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) wordt intensief samengewerkt. Op gebied van assortiment en valorisatie zijn met deze partners afspraken gemaakt. Met de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht zijn afspraken gemaakt over activiteiten rond creatieve industrie. HKU en HU leiden samen een uitwisselingsplatform op dit terrein ten behoeve van de HBOsector.
1
In de bijlagen is een overzicht opgenomen van alle in- en externe overleggen die plaatsvonden over deze prestatieafspraken.
2
Een samenvatting van dit convenant is in de bijlagen opgenomen.
3
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Leeswijzer Op 5 maart 2012 werden de Werkwijze en het Beoordelingskader van de Reviewcommissie Hoger Onder-wijs en Onderzoek bekend gemaakt. Vanaf 15 september 2012 maakt het kabinet conform dit document prestatieafspraken met alle bekostigde hogescholen en universiteiten. Hogeschool Utrecht licht in deze notitie toe wat zijn ambities zijn en hoe deze door de Reviewcommissie beoordeeld kunnen worden. In hoofdstuk 2 wordt beschreven wat de huidige stand van zaken is op gebied van onderwijs en onderzoek, wordt een sterkte – zwakte analyse gemaakt en benoemt de HU zijn ambities bij de verschillende onderwerpen. Hoofdstuk 3 gaat in op de voorgenomen aanscherping van het instellingsprofiel en in hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe in welke mate de HU het studiesucces, de onderwijskwaliteit, de docentkwaliteit gaat verhogen en de indirecte kosten gaat verlagen, en welke indicatoren worden voorgesteld om de resultaten te meten. Ook is een risicoanalyse bij deze indicatoren uitgevoerd.
4
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
2 HET INSTELLINGSPROFIEL: WAAR STAAN WE NU EN WAAR WILLEN WE HEEN?
De strategische koers van de HU gaat uit van een nauwe band tussen de instelling en de regio Utrecht/Amersfoort, één van de meest innovatieve regio’s van Europa met een jonge bevolking. Als regionale hogeschool streven we er met vestigingen in Utrecht en Amersfoort naar om binnen het Europese stelsel van hoger onderwijs te werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en de persoonlijke ontwikkeling van talent. Hoogwaardig onderwijs en onderzoek zijn hiervoor het voertuig. Hogeschool Utrecht is met 36.819 studenten en 3.573 medewerkers een grote hogeschool. Het budget in 2011 bedroeg € 326 mln3. Utrecht is een studentenstad met ruim 70.000 studenten op een bevolking van 312.000 mensen. Teaching and learning
Regional engagement
Research involvement
Knowledge exchange
International oriëntation
Student profile
Nederlands U-map profiel 2012 2.1 Onderwijs en onderzoek In de missie van de HU zijn hoogwaardig onderwijs en onderzoek de middelen om te werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en de persoonlijke ontwikkeling van talent. De term ‘hoogwaardig’ verwijst naar de kwaliteitsambitie van de HU. Onderwijs en onderzoek moeten tenminste voldoen aan de kwaliteitseisen die daartoe voor instellingen van hoger onderwijs zoals de HU gelden en waar mogelijk daar bovenuit stijgen. Alle bachelor en masteropleidingen die de HU aanbiedt zijn geaccrediteerd. Het programma Kwaliteit en Rendement beoogt de kwaliteit en het rendement van het onderwijs verder te verhogen en langs deze weg de tevredenheid van studenten over het onderwijs te verbeteren. Bij de beoordeling van het onderzoek kent de HU een door het VKO (Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek) positief beoordeeld kwaliteitskader. De facultaire kenniscentra worden door onafhankelijke commissies beoordeeld volgens de Sci-Quest methode. Onderwijs en onderzoek hangen in de profilering van de HU nauw met elkaar samen. Innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk moet worden gerealiseerd door onderwijs waarin een onderzoekende en ondernemende houding wordt aangeleerd. Onderzoek is voor dit onderwijsprofiel een onmisbare schakel.
3
In de bijlagen staan de details van het U-map profiel van de HU op de verschillende deelgebieden.
5
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Aan de beoogde samenhang wordt binnen de HU gewerkt sinds in 2001 de eerste lectoren zijn benoemd en aan de vorming van onderzoekseenheden kon worden begonnen. Door deze ontwikkeling niet op te hangen aan individuele lectoren, maar aan facultaire kenniscentra is gestreefd naar de vorming van massa in onderzoekscapaciteit en koppeling tussen onderzoeksprogrammering en het in de faculteit gevestigde onderwijs. Sleutel in deze ontwikkeling is de positie van het personeel: de in Koers 2012 ingezette lijn naar 100% masteropgeleide docenten en tenminste 20% gepromoveerden is in de ontwikkeling cruciaal. Teneinde de balans tussen beroepsgericht en evidence-based onderwijs te bewaren hanteert de HU bij aan-stelling van onderwijzend personeel de twee-uit-drie-regel: elke docent is didactisch bekwaam én gespe-cialiseerd op het vlak van beroepspraktijk danwel onderzoek. Binding aan de regio en de uitwerking van onderwijs en onderzoek op innovatie, professionalisering en ontwikkeling van talent heeft tot de conclusie geleid dat de HU zich profileert als multisectorale, brede hogeschool, maar met duidelijke speerpunten. Op voor de regio belangrijke terreinen als Zorg & Technologie, Creatieve Industrie, Duurzaamheid en Werken en leren in de Wijk wil de HU prestaties gaan leveren die door partners worden erkend en herkend als excellent. 2.2 Samenwerking in de regio De Task Force Innovatie (TFI) is een belangrijk Utrechts platform voor (valorisatie) projecten in de regio, zoals het Science Park, de gemeenschappelijke incubator van UU en HU en een EFRO project als Mijn Bedrijf 2.0. De HU neemt deel in de TFI sinds de oprichting in 2005 en werkt daarin samen met de volgende partners: de Kamers van Koophandel Gooi- Eem- & Flevoland en Midden-Nederland, Syntens, VNO-NCW Midden, MKB Midden, Hogeschool voor de Kunsten, UU, UMCU, de gemeenten Utrecht en Amersfoort, de Provincie Utrecht en het Bestuur Regio Utrecht (BRU). Op het terrein van onderwijs en onderzoek wordt intensief samengewerkt met de Universiteit Utrecht en het UMCU. Naast strategische afspraken zijn er concrete gemeenschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld de oprichting en exploitatie van de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO) en de Utrecht Summerschool. Een bijzondere plaats in de samenwerking heeft het Centrum voor Studiekeuze: studenten die zich aanmelden krijgen voorlichting over en begeleiding voor de keuze van een passende studie binnen het brede arsenaal van wetenschappelijke en beroepsopleidingen. Met de UU en het UMCU zijn ook concrete samenwerkingsafspraken gemaakt betreffende de zorgsector. Hiertoe is een gemeenschappelijke rechtspersoon opgericht, de Academie Gezondheidszorg Utrecht (AGU). De AGU ondersteunt en stimuleert de rol van prominente beroepsgroepen, zoals Fysiotherapie, Logopedie, Physician Assistant, Nurse Partictitoner en Verpleegkunde. Dit doet de AGU door masteropleidingen aan te bieden en door innovatieve projecten op te zetten op basis van praktijkgericht onderzoek. Ook in de exploitatie van het Utrecht Science Park wordt intensief met de UU en UMCU samengewerkt. De HU heeft de keuze gemaakt zich in de nabije toekomst met alle Utrechtse activiteiten te vestigen op het Utrecht Sciencepark, voorheen De Uithof. Hier is sprake van een concentratie van kennisinstellingen en kennisintensieve bedrijven. Behalve de UU en het UMCU zijn op het Sciencepark onder meer ook Deltares, TNO, het RIVM, het Hubrecht Laboratorium, Danone en Genmab gevestigd. Samen met de partners op het Sciencepark richtte de HU in 2011 het Utrecht Valorisation Center (UVC) op, gebaseerd op de Kennisvalorisatieregeling ELI (subsidiebedrag € 5 mln voor vier jaar, totale budget € 15 mln voor zes jaar). Hierin is ook Utrecht-Inc ondergebracht, een succesvolle business incubator die de opstart van innovatieve bedrijven in de regio Utrecht helpt te versnellen. Het UVC concentreert zich op de thema’s life science, duurzaamheid en interactieve media. Tevens beoogt het programma het ondernemerschapsonderwijs te bevorderen. HU heeft naast de verbindingen op het Sciencepark ook een sterke band met het voorbereidende onderwijs. Hier zijn regionale samenwerkingsverbanden aangegaan die in dit geval de doorstroom van studenten uit MBO, Havo en VWO moeten faciliteren. Partners in het MBO zijn ROC Midden Nederland, ROC van Amsterdam, locatie Hilversum, ROC Amarantis (locaties Utrecht en Amersfoort) en 6
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
ROC A12; en in het VO een twaalftal scholen uit de regio. Samen met het ROC Midden Nederland en de gemeente Amersfoort werkt de HU aan de ontwikkeling van een Citycampus in het nieuw te ontwikkelen stadsdeel rond het Eemplein. Tot slot, met de regionale Technasia en Stichting Technasium is een convenant gesloten dat toeziet op een verbeterde aansluiting tussen het eindexamen Onderzoek en Ontwerpen en het beroepsonderwijs door het matchen van expertbegeleiders aan leerlingenteams. In de inleiding is aangegeven dat naast de regionale samenwerkingsverbanden tevens nationale en internationale samenwerking plaats vindt. Voor de identiteit van de HU als hoger onderwijsinstelling en universi-ty of applied sciences zijn ook deze samenwerkingsverbanden van het grootste belang. 2.3 Studenten De studentenpopulatie van de HU is divers. Tachtig procent van de diploma’s die wij verstrekken is een bachelor’s degree, de overige zijn master’s degrees. Dertig procent van onze studenten studeert parttime en bijna twintig procent van onze populatie is ouder dan dertig. Ook vanuit het oogpunt van voorbereidend onderwijs, achtergrond en ambitie zijn er grote verschillen tussen onze studenten. Instroom vanuit verschillende vooropleidingen in 2011 MBO: 2.350 HO: 1.298 HAVO: 3.429 Overig: 603 VWO: 749 Onbekend: 49 Overige gegevens over populatie Studenten van niet-westerse afkomst: 14 procent Studenten met een functiebeperking: 10 procent Aantal topsporters: 200 Aantal bestuurlijk actieve studenten met een bestuursbeurs (excl. leden onderwijscommissies en medezeggenschap): 60 Aantal bestuurlijk actieve studenten in onderwijscommissie en medezeggenschap: 265 (ca 60 procent bezetting studentzetels) De HU kent in verhouding tot andere hbo-instellingen een bijzondere traditie van en relatief grote studen-tenparticipatie. Onze studenten zijn medevormgever en lid van de kennisorganisatie. De HU streeft dan ook naar een optimale participatie van studenten in de medezeggenschap en onderwijscommissies en ondersteunt bestuurlijk actieve studenten via een coach en door voorjaars- en zomercursussen voor geïn-teresseerden te organiseren. In 2011 is gestart met en grote vernieuwingsslag in de medezeggenschap waarmee wordt beoogd een nog grotere studentparticipatie te bereiken, ook onder de deeltijden masterstudenten. Een belangrijke partner voor het college van bestuur hierin is MUST, de bloeiende vereniging Medezeggenschap Utrechtse Studenten waarin veel studenten en alumni actief zijn. Ook telt de HU twintig actieve studieverenigingen waarin studenten activiteiten voor elkaar organiseren die verband houden met het onderwerp van hun studie. De HU ondersteunt deze door een reeks van facultaire voorzieningen. Verder draagt de HU er samen met de UU aan bij dat Utrecht zich met recht een studentenstad kan noemen, door gemeenschappelijke studentenvoorzieningen en (sport)activiteiten (mede) te faciliteren. De met ongeveer 150 actieve studentenorganisaties worden bovendien grotendeels door studenten van de HU en UU aangestuurd. Ook in Amersfoort is er langzaam maar zeker sprake van een herkenbare aanwezigheid van HU studenten in het sociale en culturele leven in de stad. Studenten van de HU leveren een belangrijke maatschappelijke bijdrage in Utrecht, Amersfoort en de omringende regio door de activiteiten in het kader van hun onderwijs (o.a. stage) en onderzoek. Tot slot, de actieve stimulering van studentparticipatie door de HU wordt ook zichtbaar in het Utrechtse studentenleven en in landelijke studentenorganisaties waarin veel van onze studenten een bestuursfunctie vervullen. 7
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Ambitie De HU streeft er naar de betrokkenheid van studenten bij de hogeschool nog verder te versterken. Indica-tor hiervoor is het realiseren van een bezettingsgraad van tenminste tachtig procent van alle studentzetels in de medezeggenschap en onderwijscommissies in 2015. 2.4 Onderwijs Het onderwijs van de HU is beroepsgericht. Alle 68 bachelor- en 30 masteropleidingen gaan uit van een specifiek beroepsprofiel, dat wordt vertaald in te doceren competenties. Centraal concept in het onderwijsaanbod is dat van een leven lang leren. Het betreft op bachelorniveau zowel voltijdse opleidingen als opleidingen in deeltijd, zodat zowel de directe doorstroom van studenten uit het voorbereidende onderwijs wordt gefaciliteerd als de doelgroep die op enigerlei manier mid-career onderwijs wil volgen. Masteropleidingen – waarvan de HU in het bekostigde deel een marktaandeel heeft van 30 procent en in het onbekostigde deel een omzet van € 3,5 mln - richten zich uitsluitend op de laatste doelgroep, de mid-career studenten. Hetzelfde geldt voor een veelheid van korte cursussen en andere onderwijsvormen, gericht op in de praktijk werkzame professionals. De omzet in dit marktsegment bedraagt € 17 mln. HU is al met al een van de grootste aanbieders van mid-career onderwijs. Er is voor gekozen zelf geen Associate Degree programma’s meer aan te bieden. Met de regionale ROC’s is dan ook gesproken over continuering van bestaande licenties (9) en mogelijke uitbreiding daarvan. Vooralsnog bestaat er geen belangstelling de opleidingen te continueren of nieuwe opleidingen aan te vragen.
Het U-map profiel van de HU voor onderwijs ziet er als volgt uit: 80% Bachelor degree 18,2% Mature students 20% Masters degrees awarded 30,5% Part time students
Eerder in deze tekst is al gewezen op de samenwerking met de UU inzake de ALPO en de AGU. Het concrete voornemen is het aantal samenwerkingsopleidingen verder uit te breiden naar doorlopende leerwegen op het gebied van onder meer recht, onderwijskunde en life sciences. Ook zijn in het kader van het UVC afspraken gemaakt over de vormgeving van het ondernemerschapsonderwijs. Zoals eerder uiteen is gezet: de studentpopulatie van de HU is divers. Door te kiezen voor een breed onderwijsaanbod voor verschillende doelgroepen is flexibilisering van het onderwijs een belangrijke strategische keuze. Flexibilisering impliceert een zodanige verbinding van programma’s dat de keuzevrijheid van studenten wordt geoptimaliseerd. Flexibilisering is daarmee van belang om studenten meer verantwoordelijkheid voor het eigen studieprogramma te geven en zo te zorgen voor onderwijs waarin studenten worden uitgedaagd. Studenten krijgen de mogelijkheid om te versnellen, in te halen, te profileren en te excelleren. Het major-minor stelsel is een van de mechanismen tot flexibiliseren. In het kader van excellentie wordt deelgenomen aan het Sirius-programma (subsidie ruim € 3,5 mln). Sterkte en zwakte-analyse Sterke punten van het onderwijs van de HU zijn: • De HU biedt uitsluitend geaccrediteerd onderwijs. De basiskwaliteit van de opleidingen voldoet tenminste aan de door de NVAO gestelde eisen. Alle opleidingen van de HU zijn NVAO geaccrediteerd en gekwalificeerde afstudeerders vinden snel een goede baan. • De omvang en het brede onderwijsaanbod geven de HU een krachtige positie. Het is mogelijk veranderingen in studentenstromen en veranderingen in de bekostiging op te vangen. Ook is het mogelijk een brede range van specialisaties aan te bieden. Dit laatste wordt vooral zichtbaar in de not for profit sectoren als educatie, maatschappij & recht en gezondheidszorg. • De hogeschool heeft een ruim aanbod op het gebied van deeltijdonderwijs (bachelor en master) en korte cursussen. 8
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
•
•
•
•
•
•
HU investeert in het bevorderen van de betrokkenheid van bestuurlijk actieve studenten bij de instelling, o.a. door het actief coachen van studenten door professionals. De band met studentenen studieverenigingen is mede daardoor sterk. Dit geldt ook voor de band met studenten in medezeggenschapsorganen van de hogeschool, incl. de opleidingscommissies. HU beschikt over een uitgebreid regionaal netwerk van bedrijven, organisaties en instellingen. Het lukt steeds beter om in specifieke sectoren te komen tot structurele samenwerkingsverbanden. Daarbij is de koppeling van onderwijs en onderzoek een belangrijke factor en SIA-Raak een belangrijk mechanisme. De samenwerking op het Utrecht Sciencepark laat al zien dat bijzondere experimenten van de grond komen (ALPO, Summerschool, Ondernemerschapsonderwijs, UtrechtInc). Vanwege de nu al bereikte resultaten om te komen tot flexibilisering van het onderwijsaanbod en gegeven de selectie aan de poort, kan in samenwerking met de UU een attractief aanbod voor VWO abituriënten worden ontwikkeld. In een vroegtijdig stadium heeft de HU ingezet op aanpassing van het opleidingsniveau van de docenten aan de nieuwe (op onderzoek en ondernemerschap gerichte) eisen in het hoger onderwijs. Op dit punt is belangrijke vooruitgang geboekt. Op 1 januari 2006 bedroeg het percentage masters 55,8 procent en het percentage gepromoveerden 4,3 procent. Op 1 januari 2012 bedroeg het percentage masters 72,5 procent, het percentage gepromoveerden 7,3 procent.. Dezelfde vroegtijdige aanpassing was er met het scheppen van loopbaanmogelijkheden voor docenten. De HU heeft een modern functiehuis met loopbaanpaden die actief worden benut. Jaarlijks vindt circa vijf procent upgrading plaats van onderwijzend personeel, dit mede met steun van het Actieplan Leerkracht. Met de oprichting van CARPE heeft de HU een goed uitgangspunt voor verdergaande onderwijssamenwerking binnen de Europese Unie.
Zwakke punten zijn de volgende: • De HU scoort al jaren te laag op studenttevredenheid in de voltijd bachelor programma’s, gemiddeld in de deeltijd bachelor programma’s en bovengemiddeld in de master’s programma’s. Om de situatie in het voltijd bachelor onderwijs te veranderen is in 2011 advies gevraagd aan een speciaal daarvoor in het leven geroepen commissie (Gispen). Deze adviseerde om te zorgen dat studenten zich meer ‘gekend’ voelen binnen de organisatie. Met het programma Professionele ruimte, dat zich richt op de (inhoudelijke) organisatie van en rondom het onderwijs in docententeams worden aan de hand van de adviezen van de commissie Gispen verbeteringen op voornoemde punten ingezet. • Het weerstandsvermogen van de instelling op het punt van onderwijsinhoud moet omhoog. Voldoen aan de basiskwaliteit is niet afdoende. Naast een verdere versterking van de band tussen onderwijs en onderzoek (zeker op het terrein van de speerpunten) is ook een verbetering van het leervermogen van de organisatie door nationale en internationale vergelijking van groot belang. • De onderwijslogistiek en het daarmee samenhangende proces van toetsen en beoordelen moet beter. In 2010 constateerde de HU dat de eigen organisatie daar kwetsbaar in was. Daarom stelde een onderzoeksteam een adviesrapport op met 26 aanbevelingen voor verbetering. Het college van bestuur nam alle aanbevelingen over en gaf opdracht ze te implementeren, hetgeen een aanvang nam onder de titel Van cijfer tot diploma. De nieuwe afspraken gelden sinds de zomer van 2011. • Er is nog steeds een te groot verlies aan talent door voortijdige uitval van studenten aan de opleidingen. HU heeft de voorbije jaren intensief geïnvesteerd in verhoging van het studiesucces. Onze inspanningen leveren echter maar moeizaam zichtbare resultaten op. We zullen ons de komende jaren onverminderd moeten blijven inzetten voor verbetering van de resultaten en monitoring van de interventies. Over dit laatste zijn met de Randstadhogescholen dan ook afspraken gemaakt. • Het lukt de HU onvoldoende om in de samenstelling van het studentenbestand een afspiegeling van de (multiculturele) jongerenpopulatie in de regio tot stand te brengen. De docentenpopulatie is evenmin een afspiegeling van onze gewenste studentenpopulatie. Voor een Randstedelijke hogeschool is dit een onwenselijke situatie.
9
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
•
•
Ons beleid op de inzet van moderne techniek, met alle vernieuwende effecten voor ons onderwijs is onvoldoende. Nu is vooral sprake van experimenten en partiële initiatieven. Deze moeten vanuit een gedeelde doelstelling en in onderlinge samenhang verder tot ontwikkeling worden gebracht. Hiertoe zijn de eerste stappen reeds gezet. Bedrijfsvoering: binnen het onderwijs is er een gebrek aan ‘stuurinformatie’ waarmee leidinggevenden op alle niveau’s van het management kunnen sturen. Dit moet snel verbeteren.
Ambities De HU heeft de ambitie de sterke punten uit te bouwen en de zwakke punten te verbeteren. Dit betekent dat de instelling zich beperkt tot het aanbieden van beroepsopleidingen. Kwaliteit is daarbij bovendien belangrijker dan kwantiteit. Een leven lang leren is leidend in het onderwijsconcept, hetgeen betekent dat versterking in het aanbod van deeltijd bachelorprogramma’s en masteropleidingen moet worden gerealiseerd. Flexibilisering van het curriculum moet bijdragen aan een verdergaande verbetering van het onderwijaanbod voor een diversiteit aan doelgroepen, maar ook bijdragen aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs voor studenten en docenten. Intensivering van de samenwerking op het Utrecht Sciencepark, met het voorbereidende onderwijs in de regio en met de partners in CARPE is hierbij van grote betekenis. Om voor partners, studenten en medewerkers van waarde te zijn en in waarde toe te nemen is een verbetering van de bedrijfsvoering en andere dienstverlening nodig. Verdere versterking van professionele teams en vergroting van de studentenparticipatie spelen daarin eveneens een belangrijke rol. 2.5 Onderzoek Onderwijs en onderzoek hangen in de profilering van de HU nauw samen. Innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk moet worden gerealiseerd in onderwijs waarin een onderzoekende en ondernemende houding wordt overgedragen en betrokkenheid van docenten bij het praktijkgerichte onderzoek moet daartoe de basis bieden. HU realiseerde zich als een van de eerste Nederlandse hogescholen dat, in een snel veranderende wereld, een verbinding tussen onderwijs en onderzoek noodzakelijk is. Als eerste stelden wij lectoren aan in kenniscentra en als eerste ontwikkelden we een kwaliteitszorgsysteem voor ons onderzoek. Hiermee hebben wij een voortrekkersrol, die wij de komende jaren voortzetten, onder andere door internationale banden. De pioniersfase heeft de HU inmiddels afgesloten, een nieuwe groeifase is inmiddels ingezet. Daarin is het ontwikkelen van een sterke methodologie voor ons type praktijkgericht onderzoek een belangrijk aandachtspunt. Het onderzoek binnen de hogeschool heeft een praktijkgericht karakter. Onderzoeksprogramma’s gaan over maatschappelijk relevante thema’s en het onderzoek wordt in samenwerking met de beroepspraktijk (bedrijven, organisaties en instellingen) uitgevoerd. Lectoren geven leiding aan de uitvoering van de programma’s. Op dit moment zijn in de HU 48 lectoren aangesteld, georganiseerd in zes facultaire onderzoekscentra. Deze facultaire kenniscentra staan dicht bij de opleidingen, onderzoek heeft zo directe doorwerking in de programma’s van onze studenten. •
•
•
10
Het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek werkt aan vraagstukken over de plaats van media en communicatie in een samenleving die wordt gekenmerkt door digitalisering van het private, publieke en zakelijke domein. Gezamenlijk thema is cross-mediale communicatie. Het Kenniscentrum Educatie richt zich op professionals die werkzaam zijn in het educatieve domein en die voor de taak staan de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen en zo participatie van leerlingen/burgers en hun bijdrage aan de samenleving te vergroten. Thema’s zijn Taal en Gecijferdheid, en het maatschappelijk functioneren van de lerenden. Het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening doet onderzoek waaruit innovaties voortvloeien die de patiëntenzorg, de beroepspraktijk en het onderwijs verbeteren. Alle uitkomsten zijn erop gericht dat mensen met een ziekte langer zelfstandig en zelfredzaam zijn. Thema’s zijn ouderen- en familiezorg, bewegen en gezondheid, logopedie, farmakunde en zorg en technologie. Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
•
•
•
Het Kenniscentrum Innovatie en Business focust op innovatie van het MKB en werkt aan kennis van businessaspecten van innovatie, met een door de regio ingegeven focus op financieel-zakelijke dienstverlening, ICT, cure en care, en de creatieve industrie. Het Kenniscentrum Technologie en Innovatie is het innovatielab voor het midden en klein bedrijf in de regio Utrecht op het gebied van Bouw & Omgeving, Engineering, ICT, Procesinnovatie en Life Sciences & Chemistry. Het Kenniscentrum Sociale Innovatie doet onderzoek naar actuele maatschappelijke vraagstukken op het gebied van hulpverlening en dienstverlening, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, recht en arbeid. De missie is een bijdrage te leveren aan de sociale kwaliteit van de samenleving.
In 2011 waren medewerkers aan de kenniscentra van de HU samen verantwoordelijk voor 710 publicaties. Deze waren gericht op de professionele praktijk, onderwijs & scholing, alsmede op wetenschap & onderzoek. In dezelfde domeinen werden er over dat jaar 1.182 lezingen, consultaties, presentaties, workshops en interviews verzorgd en waren 2.328 van onze studenten en 219 docenten betrokken bij 429 onderzoeksprojecten. Er zit een sterke groei in onze onderzoeksactiviteiten. Ter vergelijking: in 2009 was er nog sprake van 486 publicaties en 769 lezingen en werkten 974 van onze studenten mee in het onderzoek. Over de grenzen van de faculteiten heeft de HU vier multidisciplinaire onderzoeksspeerpunten vastge-steld, waarin per speerpuntprogramma één miljoen euro extra wordt geïnvesteerd. Deze speerpunten sluiten aan bij de kenmerken van de regio Utrecht en de onderwerpen die lokaal (Utrecht en Amersfoort) en provinciaal door het openbaar bestuur, het bedrijfsleven en de publieke organisaties als zwaartepunten zijn aangemerkt. Ze zijn in afstemming met onze partners in de regio tot stand gekomen en het centrale thema in de doorontwikkeling van ons onderzoek. • Duurzaamheid in de gebouwde omgeving o Thema van dit programma is een energiezuinige en klimaatneutrale ontwikkeling in Utrechtse energie door een reductie van energiegebruik, ontwikkeling van kleinschalige alternatieve energievoorzieningen en transitie van fossiele naar hernieuwbare brandstoffen. Het is afgestemd op de duurzaamheidsagenda van zowel de gemeente als de provincie Utrecht. • Creatieve industrie o Thema van dit programma is het ontwikkelen en versterken van de creatieve sector in de regio Utrecht door innovatieprojecten in drie proeftuinen, opgezet rondom drie relevante maatschappelijke vraagstukken: duurzaam gedrag, gezondheid en zelfstandigheid van ouderen en beleving van cultuur en erfgoed. Dit thema draagt bij aan het regionale speerpuntvorming rondom creatieve industrie, en het beleid met betrekking tot duurzaamheid, zorg en cultuur. • Werken en leren in de wijk o Met dit programma richten wij ons op lokale samenleving (wijken, buurten en dorpen). In het bijzonder besteden we aandacht aan concepten van samenlevingsopbouw, burgerschap en sociale inclusie. • Zorg en technologie. o Thema van dit programma is de ontwikkeling en het gebruik van technologie in het primaire proces van de gezondheidszorg met als doel mensen met een langdurige zorgvraag zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren en sociaal te participeren. Het is tot stand gekomen in samenwerking met de publieke en private partners van de HU. Eerder is in deze tekst stil gestaan bij de verschillende samenwerkingsverbanden waarin HU zich met partners heeft verbonden. • Allereerst is dat de Task Force Innovation dat als platform voor alle samenwerking en nieuwe initiatieven dient. • Ten tweede het Utrecht Valorisation Centre, met als onderzoeksthema’s life science (‘Stamcellen en kanker’ en ‘Volksgezondheid en zoönosen’), duurzaamheid (water en duurzame energie) en interactieve media (Applied Gaming en Media & Design). 11
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
•
En ten derde het Europese samenwerkingsverband CARPE, met als onderzoeksthema’s sustainability, health, creative engineering, applied arts, social innovation en entrepreneurship. In 2012 vindt een verkenning van elkaars onderzoek en onderwijs op deze (brede) thema’s plaats. Ondertussen wordt al in veel verschillende projecten samengewerkt. In 2013 wordt een verdere verdiepingsslag in de gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s gemaakt en verdere aansluiting gezocht bij de Europese agenda.
Uiteraard sluit HU met het lopende onderzoek ook aan bij het Topsectorenbeleid en de Human Capital Agenda. Er is op de volgende onderwerpen ingeschreven: Life Sciences & Health, Energie en Creatieve industrie.
Het U-map profiel van de HU voor onderzoek ziet er als volgt uit: • 12% of budget is expenditure on research • Income from knowledge transfer: 8,7 %.
Sterkte en zwakte-analyse: De sterke punten van het onderzoek aan de HU zijn: • In december 2009 is de kwaliteitszorg van het onderzoek aan de HU als positief geëvalueerd door de Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek. • Voor de domeinen professionele praktijk; onderwijs en scholing; wetenschap/onderzoek scoort het onderzoek aan de HU goed bij evaluaties door externe commissies. • Er is coherentie in de programmering van de kenniscentra, zowel tussen de lectoraten binnen een kenniscentrum als tussen de kenniscentra onderling, door de samenwerking in de vier onderzoeksspeerpunten. • Onze lectoren hebben een stevige positie in de wetenschap: tien van onze 45 lectoren zijn tevens hoogleraar aan een universiteit. Ook veel van onze andere lectoren zijn aan een universiteit of andere kennisinstelling verbonden. • Door te onderscheiden naar functionele, bijzondere en persoonlijke lectoraten zijn de verschillende functies van de lectoren helder aangegeven en sluiten ze aan bij het algemene HRM beleid van de hogeschool. Functionele lectoren zijn de dragers van de onderzoeksprogramma’s van de hogeschool. Bijzondere lectoren hebben vooral de taak de relatie met de beroepspraktijk vorm te geven. Persoonlijk lectoren worden benoemd in het kader van het loopbaanbeleid. De activiteiten van de kenniscentra ten behoeve van de professionele praktijk worden door stakeholders zeer gewaardeerd. Dit blijkt uit het oordeel van de externe commissies die betrokken zijn bij de beoordeling van de kwaliteit van ons onderzoek. De kenniscentra werken met een groot aantal organisaties samen, men is gericht op innovatie en de relevantie van de geboekte resultaten voor de beroepspraktijk is evident. Onderzoekers van de HU waren in 2011 betrokken bij talrijke externe projecten, bijvoorbeeld via SIA-RAAK. Vijftien van onze lectoren is bijzonder lector en ongeveer een tiende van de financiering van onze lectoraten is afkomstig uit externe middelen. Zwakte: • Vergeleken bij Universities of Applied Sciences elders in Europa is het budget dat de HU aan onderzoek besteedt (12% van totaal) laag. Dit is niet alleen een kwestie van investeringen door anderen, maar ook een vraag van interne allocatie van middelen. • Het aandeel van ons onderzoek dat wordt gefinancierd door derde-geldstromen, niet afkomstig van SIA-Raak, is nog te gering. In 2011 bedroeg dit aandeel nog geen negen procent van onze totale on-derzoeksinkomsten (€1.571.000). Ter vergelijking: Duitse UAS die willen toetreden tot de European University Association moeten aantonen dat vijf procent van hun academische staf wordt gefinancierd uit peer-reviewed externe middelen. • Qua onderzoeksbenadering en gehanteerde onderzoeksmethoden moeten de kenniscentra een dui12
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
•
•
•
delijker profiel krijgen. In dit kader wordt er gewerkt aan het expliciteren van de ontwerp–methodologie en het versterken van de identiteit van dit type onderzoek door nationale en internationale samenwerkingsverbanden.. Om de strategische afstemming met de omgeving te versterken is het belangrijk om een gezamenlijke strategische agenda van werkveld en gezamenlijke kennisinstellingen op te stellen. Programmalijnen kunnen in samenspraak met belanghebbenden, zowel in de onderwijsorganisatie als in het werkveld, nader ingevuld of bijgesteld worden en als gemeenschappelijke agenda gaan werken. HU steunt dan ook initiatieven om de Task Force Innovation om te vormen tot een Economic Development Board en de ontwikkeling van een Smart Specialisation Strategy: met de regionale partners uit overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen wordt een Smart Specialisation Strategy uitgewerkt op de drie regionale speerpunten, life sciences, duurzaamheid en creatieve industrie, waarmee de regio Utrecht zich in de komende jaren positioneert in Europese en Nederlandse context. Nog niet in alle faculteiten is sprake van een even goede verbinding tussen ons onderwijs en onderzoek. De inspanningen op het verkleinen van de afstand tussen onderwijs en onderzoek blijven onverminderd doorgaan. Om de aansluiting met de regionale ontwikkelingen verder te versterken moet onderzoek dat specifiek ziet op de zakelijke dienstverlening worden versterkt. Dit onderzoek is nu te versnipperd.
Ambities Ook voor wat betreft onderzoek heeft de HU de ambitie de sterke punten uit te bouwen en de zwakke punten te verbeteren, om zich zo verder te ontwikkelen als een University of Applied Sciences. Dit betekent dat de samenwerking met het beroepenveld en in de regio wordt de komende jaren geïntensiveerd. Er worden meer externe financieringsmiddelen voor het onderzoek aangeboord. Via de samenwerking in CARPE streeft de HU naar een sterke reputatie als UAS in Europa, mede leidend tot een stijging van het aandeel van Europese middelen bij de bekostiging van onderzoeksactiviteiten. 2.6 Valorisatie Het van waarde maken van kennis is voor de HU de kern van de missie. Eerder is gewezen op het belang van een regionaal ontwikkelingsbeleid, de smart specialisation strategy. Binnen deze context krijgt het Utrecht Valorisation Centre (UVC) een nog duidelijker positie dan het nu al heeft. Het UVC moet zorg dragen voor de randvoorwaarden waarbinnen op een effectieve wijze aan kennisvaloristie gewerkt kan worden. In 2011 is door een brede groep partners uit de regio Utrecht - UU, UMCU, HU, Provincie Utrecht, gemeente Utrecht, Rabobank, Arcadis, Movares, Task Force Innovatie Utrecht, Kamer van Koophandel, Utrecht Development Board - het Utrecht Valorisation Center opgericht. Met de Hogeschool voor de Kunsten is inmiddels ook de samenwerking gestart. De activiteiten richten zich op verankering van samenwerking en op versterking van bestaande initiatieven.
13
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Utrecht Valorisation Center
Unit I
Unit II
Unit III
Education & Training
Knowledge Transfer
Startup Support Services
Het UVC bestaat uit drie business units, die zorg dragen voor respectievelijk ondernemerschapsonderwijs, uitwisseling van kennis en expertise, en het ondersteunen van startende ondernemingen (UtrechtInc). De directeuren van de zes kenniscentra van de hogeschool zijn valorisation officers. Ze worden bijgestaan door business developers om valoriseerbaarheid van de onderzoeksoutput te onderzoeken. Onder het UVC vallen de volgende samenwerkingsverbanden: Thematisch concentreert het UVC zich op Life Sciences, Duurzaamheid en Interactieve Media. Voor ieder van deze onderwerpen zijn specifieke platforms in het leven geroepen, waarvan er twee al een duidelijke rol vervullen. Utrecht Life Sciences (Knowledge Transfer) is een alliantie die als doel heeft fundamenteel, translationeel en klinisch onderzoek te doen naar nieuwe geneesmiddelen en behandelmethoden voor de humane en veterinaire geneeskunde. ULS heeft naast de drie Utrechtse kennisinstellingen als partners onder meer Danone, Genmab, TNO en Artemis. Vanuit ULS bestaat een intensieve samenwerking met het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Utrecht Sustainability Institute (Knowledge Transfer) is een platform voor kennisontwikkeling en reflectie op de verschillende gebieden. In totaal zijn ongeveer 1.500 onderzoekers verbonden. Kennispartners in het USI zijn: TNO, Deltares, KNMI, KWR, ECN. KEMA, Ecofys, Movares, UU en HU. Daarnaast bestaat er een kernteam bedrijven, bestaande uit: Wavin, BAM, Van Gansewinkel, Eneco, Stedin, IBM, KPN en Rabobank. Voor de interactieve media wordt op dit moment nog gewerkt aan een vergelijkbaar samenwerkingsverband als de voorgaande. Dit verband moet aansluiten bij twee al bestaande initiatieven: Platform Creative Industries CreatURe (Knowledge Transfer). Hogeschool Utrecht is een van de initiatiefnemers van dit platform voor de creatieve industrie in de regio. Het doel is een gemeenschappelijke profilering alsmede samenwerking in aanvragen van financiering uit Topsectoren en Europese fondsen. Partners zijn: Taskforce Innovatie Regio Utrecht; Hogeschool voor de Kunsten Utrecht; Universiteit Utrecht, Creative Connection (een samenwerkingsverband van 16 Utrechtse communicatie, marketing en ontwerpbureau’s); Lasenzo; en Tangram (onder voorbehoud) Het iMMovator Cross Media Network is een netwerkorganisatie die zich richt op het versterken van de crossmediasector met de nadruk op innovatie en economisch rendement. Dit gebeurt door kennisdeling, kennisvergaring en het organiseren van contactmomenten tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen. Partners zijn, naast de provincie Noord-Holland en diverse gemeenten uit het midden en noorden van het land: United Broadcast Facilities, Hogeschool INHOLLAND, Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland, TCN, Nederlandse Publieke Omroep, Rabobank, Media Academie, TNO, GfK Retail en Technology, European Communication Projects, Beeld en Geluid, Villa Heideheuvel, SBS Broadcasting en RTL Nederland.
14
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Ambitie De komende jaren wil de HU voornoemde, relatief jonge activiteiten op gebied van valorisatie verder ontwikkelen, samen met de partners in voornoemde consortia en het afnemende beroepenveld. Hiertoe zal de HU blijven investeren in regionale strategische samenwerking.
15
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
3 VOORGENOMEN WIJZIGINGEN VAN OF AANSCHERPING IN HET INSTELLINGSPROFIEL
De HU heeft de strategische keuzes voor de periode tot 2017 beschreven in Koers 2012+. Deze keuzes zijn Kwaliteit boven kwantiteit, Focus op Leven lang leren, en Focus en massa in het onderzoek. Dit beleid is ingezet en zal met dezelfde intensiteit doorgaan. De keuze voor kwaliteit boven kwantiteit is niet zozeer een aanscherping van ons profiel, als wel een intensivering van activiteiten om onze missie te realiseren. Dat gebeurt enerzijds door ons te concentreren op verhoging van (onderwijs) kwaliteit en studiesucces, en anderzijds door een aantal aanpassingen in ons assortiment en de regulering van de instroom en ons HRM-beleid. Tevens wordt onze bedrijfsvoering op deze keuzes aangepast. Voor wat betreft ons assortiment spelen wij in op nieuwe ontwikkelingen in het hoger onderwijs en het overheidsbeleid daaromtrent. Daarbij gaat het beter inspelen op de behoeften van VWO-ers en verhoging van het aantal gediplomeerden in de bèta-opleidingen. Hiervoor wil de HU een deel van het profielbudget aanwenden. De strategische keuzes op gebied van Leven lang leren en focus en massa voor het onderzoek zijn aanscherpingen van ons profiel, die aansluiten bij de stelselwijziging van het hoger onderwijs en bij doelstellin-gen rondom de topsectoren. Voor initiatieven op gebied van het toekomstbestendig maken van ons aanbod op gebied van deeltijd- en contractonderwijs onder het Leven lang lerenprogramma, en de oprichting van Centers of Expertise wil de HU de overige middelen uit het profielbudget inzetten. 3.1 Kwaliteit boven kwantiteit In onze missie is een bewuste keuze gemaakt voor kwaliteit boven kwantiteit. Verhogen kwaliteit en studiesucces Versterking van de kwaliteit van het bachelor onderwijs en het vergroten van het studiesucces heeft prioriteit. Hiervoor loopt het programma kwaliteit en rendement. De instrumenten die de HU inzet zijn het al eerder genoemde programma Professionele ruimte, waar in teams wordt gewerkt aan de bevordering van de inhoudelijke dialoog met studenten en tussen medewerkers, alsmede aan de vermindering van de management- en innovatiedruk binnen de instelling. De kwaliteit van het onderwijs staat ook centraal in de programmalijn leerloopbaan en studiesucces, waarin de nadruk ligt op het ondersteunen van de student bij de juiste studiekeuze en het versterken van de propedeutische functies (selectie, oriëntatie en verwijzing). Waar dit nodig blijkt voor een kwaliteitsimpuls, kiest de HU voor het instellen van een numerus fixus. Voor wat betreft de verhoging van het gemiddelde opleidingsniveau van onze docenten: via het HRMbeleid maken we relatief snel vorderingen. Dit beleid houdt de komende jaren onze aandacht. En tot slot wordt er met onverminderde inspanning gewerkt aan een sterke binding tussen onderwijs en onderzoek, onder andere door lectoren en onderzoekers recent onderzoek in te laten brengen in onderwijsprogramma’s. Assortiment Op een aantal vlakken beperkt de HU zich in haar assortiment. Er is voor gekozen om geen AD-trajecten meer aan te bieden, al ons onderwijs is op erkend bachelor of master-niveau. Bestaande trajecten worden - indien daar interesse voor bestaat - aan onze partners in het MBO overgedragen, dan wel afgebouwd. In ons concept voor een ‘Leven lang leren’, richten we ons bovendien op werkende professionals, hetgeen betekent dat de HU geen ‘doorstroommasters’ ontwikkelt. Daar waar nodig en mogelijk, wordt hierin voorzien door convenantpartner Universiteit Utrecht. Flexibilisering Om de diverse studentenpopulatie van de HU te kunnen binden en van goed onderwijs te voorzien is een flexibiliseringsprogramma ingezet. Dit programma vormt tevens de basis voor het beleid dat in samenwerking met de UU wordt ontwikkeld om de student op de juiste plaats te krijgen. Om dit beleid goed te laten verlopen zal een aanbod moeten worden ontwikkeld dat beter aansluit bij VWO abituriënten. Naast de al bestaande initiatieven – de lerarenopleiding voor het basisonderwijs (ALPO) en oplei16
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
dingen voor de ge-zondheidszorg (AGU) - zijn de HU en UU nu voornemens om ook andere trajecten te ontwikkelen die de hogeschool aantrekkelijker maken voor VWO-ers. Het gaat hierbij om versnellingstrajecten binnen het kader van de bestaande opleidingen. Voor de ontwikkeling van deze nieuwe trajecten zet de HU graag een deel van het profielbudget in. In samenwerking met het Platform Bèta Techniek is de afgelopen jaren een actieplan opgezet en uitgevoerd. Activiteiten richtten zich met name op de verhoging van de instroom en een verhoogde uitstroom van het aantal technisch gediplomeerden (ing.) als gevolg van een verbeterd rendement. Hiertoe werden bijvoorbeeld curricula aangepast, was er aandacht voor sfeer en het thuisgevoel van de student en werd de samenwerking met het beroepenveld verbeterd. Momenteel vindt er bij de Faculteit Natuur & Techniek van de HU een redesign plaats. Doel van deze redesigns is om duurzaam aantrekkelijk en actueel bèta onderwijs te bieden voor een brede groep studenten. De uitgangspunten bij het herontwerp zijn: Leren is werken èn werken is leren. Kortweg leren = werken = leren; ofwel LWL. Dat geldt voor onze studenten – zij leren in een omgeving die sterk neigt naar de praktijk – en voor onszelf: wij veranderen al werkende ons onderwijs en leren gaandeweg hoe dat het beste gaat. Met het profileringsbudget wil de HU de ingezette beweging om tot verhoging van instroom en uitstroom van bètastudenten te komen versterken. Ook wil de HU een bijdrage leveren aan het Masterplan Bèta en Technologie door binnen en tussen de techniekdomeinen het aanbod van opleidingen tegen het licht te houden en te komen tot een -voor de student- meer flexibel en multidisciplinair aanbod. Temeer ook om voor het afnemend beroepenveld de transparantie van het opleidingenaanbod te verbeteren. Concreet betekent dit dat tenminste twee opleidingen worden afgebouwd. 3.2 Uitgangspunt Leven lang leren De HU heeft in haar strategisch document (Koers 2012+) de conclusie getrokken dat in het onderwijsbeleid het concept ‘een leven lang leren’ richtinggevend is. Het maakt een essentieel onderdeel uit van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de HU, voor de verbinding met de markt en het beroepenveld en innovatie van de beroepspraktijk. De HU richt zich hiermee op de gehele leerloopbaan van de professional. Daarmee speelt de HU in op de voortdurende verandering van functies en functie-inhouden en innovatie in de beroepsomgeving. Het onderzoek van de HU gericht op ontwikkelingen en innovatie van functies en beroepen krijgt daarmee niet alleen een plaats in de initiële opleidingen, maar ook in de postinitiële opleidingen voor werkende professionals. Valorisatie van de kennisontwikkeling van de kenniscentra van de HU krijgt daarmee een extra dimensie. Tevens wordt de verbinding met de beroepspraktijk van professionals versterkt. Er is grote behoefte bij professionals en organisaties in de beroepspraktijk aan kwalitatief hoogwaardige scholing gericht op actuele kennis die is afgestemd op de specifieke situatie van werkende professionals. Uit de toenemende behoefte aan upgrading en certificering in een veelheid van beroepen blijkt dat ook. De HU is één van de grotere opleidingsorganisaties op het terrein van postinitiële opleidingen in Nederland. Jaarlijks leidt de HU 25.000 werkende professionals op in deeltijd-bachelor, deeltijd-master en contractaciviteiten; opleidingen die in intensieve samenwerking met de beroepspraktijk zijn ontwikkeld. Daarbij is de HU vooral sterk in de non-profit sector (educatie, zorg, maatschappij en recht). De HU wil haar rol in het opleiden van professionals in de beroepspraktijk verder uitbreiden door zich uitdrukkelijk te profileren als aanbieder van hoogwaardige en erkende opleidingen voor werkende professionals. Om die reden is begin 2011 het programma Leven Lang Leren (met een looptijd tot 2015) binnen de HU van start gegaan. De ambitie van de HU is om te streven naar een vooraanstaande positie in de markt van Leven Lang Leren met een samenhangend aanbod van (degree)opleidingen, die - qua inhoud en vorm - aansluiten op de behoefte van werkende professionals en de werkgevers. Om die ambitie te realiseren heeft de 17
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
HU heeft een “businessmodel Leven Lang Leren” ontwikkeld. De HU gaat de komende jaren dit businessmodel implementeren. De uitgangspunten bij het business model zijn dat de programma’s zijn ingebed in de professional communities waarmee duurzame relaties worden aangegaan. Daarnaast moet er verbinding bestaan tussen het onderwijs voor werkende professionals, kennisontwikkeling en het voltijd bachelor onderwijs, hetgeen betekent dat de programma’s zoveel mogelijk worden uitgevoerd door docenten die een nauwe verbinding hebben met de HU. Leven Lang Leren programma’s hebben verder als uitgangspunt dat een samenhangend aanbod wordt vormgegeven gericht op bachelor en masters degrees waarbij aangesloten wordt op de leerloopbaan van volwassenen. Daarvan afgeleid kunnen andere opleidingen en cursussen worden aangeboden. Studenten kunnen delen van programma’s volgen die leiden tot deelcertificaten als onderdeel van een degreeprogramma. Leven Lang Leren programma’s kennen, tot slot, een specifieke op volwassenen gerichte didactiek en onderwijsconcept hetgeen betekent dat ze flexibel en modulair van opzet zijn. Om dit daadwerkelijk te realiseren moeten binnen het onderwijs beleid een aantal randvoorwaarden worden vervuld: • Flexibilisering • Opleidingsniveau van docenten • Dienstverlening die aansluit bij het proces (kleine kwaliteit) De HU wil het profielbudget inzetten in een intensivering van het lopende Leven lang leren programma en kijkt met interesse uit naar een eventuele regeling rondom experimenten. 3.3 Focus en massa in het onderzoek Het onderzoek van de HU richt zich op de volgende, al eerder genoemde speerpunten: • Duurzaamheid (energietransitie en energiebesparing in de bebouwde omgeving, duurzaam bouwen en renoveren) • Creatieve industrie • Zorg en technologie • Werken en leren in de wijk Ter versterking van de bovengenoemde initiatieven neemt de HU het initiatief tot vier Centers of Expertise. Twee van onze speerpunten zijn in een zodanig stadium dat zij voor het profielbudget in aanmerking komen: een center voor Innovatie van Zorg en een voor Creatieve Industrie - Interactieve media. De andere twee worden in de komende jaren verder uitgebouwd. Innovatie van Zorg In Nederland werken 1.2 miljoen mensen in de Gezondheidszorg. Tussen 2007 en 2025 zal deze arbeidsparticipatie met 10 procent dalen als gevolg van demografische ontwikkelingen. Tegelijkertijd neemt de vraag aan zorg toe door de vergrijzing, die met zich meebrengt dat de kans op een chronische ziekte toeneemt. Bij gelijkblijvend beleid zal ruim een derde van de zorgbehoevenden in 2025 geen zorg kunnen ontvangen4. Nieuwe concepten in de Gezondheidszorg zijn noodzakelijk om de kloof tussen vraag en aanbod te kunnen overbruggen. Het Center of Expertise Innovatie van Zorg richt zich op innovaties in de gezondheidszorg die leiden tot een grotere zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de patiënt. Centraal staan de ondersteuning van zorgbehoevenden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen functioneren en de ondersteuning van gezondheidszorgprofessionals. Naast de verschuiving van de ziekenhuiszorg naar de zorg thuis zal dit ook een verschuiving van professionele zorg naar self-management en informele zorg tot gevolg hebben. Overeenkomstig de in het kader van de Topsector Life Science and Health ontwikkelde Roadmap Home-care en Selfmanagement vinden we technologische (zorg)toepassingen van groot belang om aan die vraag te voldoen in aanvulling op of ter vervanging van bestaande zorgvormen. In de regio Midden-Nederland werken op dit moment 99.000 mensen in de zorg en medische beroepen. Daarmee is dit wat betreft werkgelegenheid een van de grootste sectoren van de regio. Deze sec-
4
STG/HMF, Ruimte voor arbeidsbesparende technologie om in 2025 voldoende zorg te bieden, Leiden, 2008
18
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
tor heeft in 2011 ruim tien procent van de totale bruto toegevoegde waarde in de regio gerealiseerd5. Volgens een recent onderzoek van de Kamer van Koophandel zijn er in de regio grote kansen voor bedrijven die door innovatie de kwaliteit en efficiëntie van de zorg verbeteren en daarmee de zelfredzaamheid en onafhankelijkheid van zorgbehoevenden vergroten. In de afgelopen jaren werkten we in diverse onderzoeksprojecten met dergelijke bedrijven samen, zowel regionaal, nationaal als internationaal. De projecten, waarbij patiënten en zorgprofessionals nadrukkelijk betrokken zijn, leiden tot nieuwe kennis in het onderwijs. Studenten van Bachelor- en Masteropleidingen nemen bovendien in groten getale deel aan het praktijkgericht onderzoek van het center. Door samenwerking met het UMC Utrecht, Universiteit Utrecht,TU/e en CARPE trachten we voor bovenstaande ambities structurele Europese subsidie te verwerven. Cofinanciering Op 26 april liet het ministerie van OCW weten dat cofinanciering een versterkende factor is voor het verkrijgen van profileringsmiddelen voor Centers of Expertise op gebied van Zorg en Onderwijs. Voor de HU is deze termijn te kort hierover om klinkende afspraken met publieke en private partners te maken. Desalniettemin achten wij het aannemelijk dat cofinanciering van het Center zal plaatsvinden. De volgende zaken wijzen hierop. Allereerst is sinds 2009 ongeveer 3 miljoen euro door SIA-RAAK toegewezen aan projecten van de betrokken lectoraten, waaraan publieke en private partners als kennisinstellingen, zorginstellingen, branche- en vakverenigingen en MKB’s nog eens 500 duizend euro bijdroegen. Naast de financiering van specifieke projecten worden twee van de vijf lectoraten deels extern gefinancierd ter waarde van 100.000 euro per jaar. Door de snel groeiende samenwerking met het bedrijfsleven, de kennispartners in de regio en in Europa en de Verenigde Staten zullen ook de mogelijkheden voor cofinanciering toenemen. Projecten Een voorbeeld van lopende projecten is het ontwerp voor een helende ziekenhuisomgeving en healing environments in het algemeen tussen de HU, Meander Ziekenhuis, TNO, GTI Healthcare; Welldesign; IBH Houten en zes MKB’s (HEZO RAAK MKB). In dit project ontwikkelt het MKB een duurzame kans als het gaat om het verkrijgen van orders bij ziekenhuisbouw, maar ook in breder perspectief, bij minder specifieke bouwprojecten (scholen, bedrijfspanden, etc.). Een ander is het iKOP-project waarin wordt nagegaan welke eHealth systemen ingezet kunnen worden zodat ouderen, ondanks de beperkingen die zij ondervinden van een chronische ziekte of hinder die zij hebben als gevolg van de biologische veroudering, zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Het Nederlandse Smart Homes, een Nederlands samenwerkingsverband van bijna negentig MKB’s op het gebied van domoticasystemen, heeft een aantal vragen over de inzet van deze systemen voor voornoemd doel. Daarnaast is Hogeschool Utrecht benaderd vanuit het Internationale programma Center for Ageing Services Technologies (CAST, USA) om samen te werken aan de vertaling van bevindingen uit onderzoek over het gebruik van innovatieve telehealth en telecare diensten naar het bedrijfsleven. Ook willen we het project Transparante Fysiotherapie in achterstandsgebieden (TransFysA RAAK Publiek) noemen. Dit project heeft ten doel een Talking Touch Screen (TTS) te ontwikkelen, waarmee beperkt gezondheidsvaardige patiënten in staat gesteld worden om de Patiënt Specifieke Klachtenlijst (PSK) zelfstandig in te vullen. De TTS wordt ontwikkeld volgens een 'user centered design' methode. De focus ligt hierbij op de gebruiksvriendelijkheid van de applicatie. De partners in dit project zijn IOF achterstandswijken fysiotherapie Utrecht; Nivel International and Migrant Health; Stichting Pharos, landelijk kennis en adviescentrum; Koninklijk Nederlands Genootschap van Fysiotherapie; Regionaal Genootschap Fysiotherapie; MIKADO; NIGZ; AGIS verzekeringen.
5
Kamer van Koophandel, Aan de vooravond van een nieuwe bloeiperiode?; De economie van Midden Nederland doorgelicht, Maart 2012
19
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Creatieve Industrie - Interactieve Media Utrecht is de tweede dienstenstad van Nederland en het landelijk centrum voor publieke en zakelijke dienstverlening. Samen zijn de creatieve industrie en ICT goed voor ruim 12 procent van de Utrechtse economie6. In de regio zijn meer dan 5000 ondernemingen in de creatieve industrie of ICT gevestigd en de werkgelegenheid in deze sectoren verdubbelde tussen 1996 en 2009. Naast zelfstandige groei en ontwikkeling van de sector liggen er kansen in de zogenaamde ‘cross-overs’ met andere sectoren en maatschappelijke domeinen en in de bijdrage die de creatieve industrie kan leveren op de grand challenges van de EU, zoals global warming en ageing societies, welke ook worden genoemd in de kennis- en innovatieagenda van de topsector Creatieve Industrie7. De kern van het Center of Expertise wordt gevormd door onderzoeks- en innovatieprojecten in drie proeftuinen, opgezet rondom drie maatschappelijke vraagstukken: • energie- en grondstoffenbesparing door het stimuleren van duurzamer gedrag; • gezondheid en zelfstandigheid van ouderen; • crossmediale beleving van cultuur en erfgoed. De centrale vraag in de proeftuinen is hoe de creatieve industrie kan bijdragen aan de vraagstukken door het ontwikkelen van producten, diensten, crossmediale communicatieconcepten en bijbehorende nieuwe businessmodellen. In de uitvoering van de projecten is de hele keten betrokken: van creatief zakelijke dienstverlener en afnemer tot aan klant/gebruiker. In tien verschillende opleidingen aan drie faculteiten leiden we studenten op voor een loopbaan in de creatieve industrie. We zetten in op samenwerking tussen studenten uit verschillende opleidingen en het stimuleren van ondernemerschap. Doel is de uitstroom van young professionals die een relevante bijdrage kunnen leveren in innovatietrajecten en voorbereid zijn op het werken in een sector die voor 80 procent uit zzp’ers en zeer kleine MKB bedrijven bestaat. Om aan te sluiten bij de toenemende eisen en veranderin-gen in het werkveld, wordt het aanbod van (master)opleidingen voor professionals de komende jaren uitgebreid in samenspraak met de sector. Met ROC’s in de regio willen we een goede aansluiting MBO – HBO opleidingen creatieve industrie tot stand brengen. De zes lectoraten die de kennis- en onderzoeksbasis van het Center of Expertise vormen beschikken over een sterk netwerk in de regio en daarbuiten. In het Center of Expertise intensiveren we de kennisontwikkeling en -uitwisseling met onze kennispartners in het Utrecht Valorisation Center (UU, HKU en UMC). Daarnaast blijft er behoefte aan samenwerking met huidige kennispartners zoals TU Delft, UvA, TU Eindhoven, WUR, Saxion, HvA, NHL, en TNO. Met onze Europese (CARPE) partners worden nieuwe initiatieven ontwikkeld. Om de impact in onderzoek en onderwijs te kunnen vergroten wordt met universitaire partners de koppeling met NWO projecten onderzocht. Cofinanciering Op 26 april liet het ministerie van OCW weten dat cofinanciering een voorwaarde is voor het verkrijgen van profileringsmiddelen voor Centers of Expertise. Voor de HU is deze termijn te kort om hierover reeds afspraken met publieke en private partners te maken. Desalniettemin achten wij het aannemelijk dat cofinanciering van het Center zal plaatsvinden. De volgende zaken wijzen hierop. Allereerst, vijftien à twintig procent van het budget voor de huidige projecten wordt gefinancierd door publieke en private partners. Verder heeft het bedrijfsleven toegezegd voor 29 miljoen te investeren in de kennis- en innovatieagenda Creatieve Industrie; waaronder ook vele bedrijven uit de Utrechtse regio. Bovendien gaan lokale en regionale overheden (o.a. provincie en gemeente Utrecht, Hilversum en Amersfoort) investeren in onder andere netwerkevents, ondernemerschap, valorisatie en de deelname
6
Cross Media in cijfers – Crossmediamonitor 2010; iMMovator Crossmedia Network Hilversum
7
Innovatiecontract topsector Creatieve Industrie; Topteam Creatieve Industrie
20
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
en betrokkenheid van het MKB8. Het Center of Expertise sluit bovendien aan bij de alle relevante deelagenda’s en CLICK networks voor de regio Utrecht: media & ict, (serious) gaming, businessinnovatie en cultureel erfgoed. Tevens is het Center medeopsteller van de media & ict agenda. Tot slot, door de snel groeiende samenwerking met het bedrijfsleven, de kennispartners in de regio en in Europa zullen ook de mogelijkheden voor cofinanciering toenemen. Projecten Enkele voorbeelden van projecten van het Center zijn: Het project Museumpas (RAAK Publiek) is voor museumprofessionals die worden geconfronteerd met een veranderend verwachtingspatroon van het publiek, toenemende invloed van digitalisering op de ontwikkeling van publieksdiensten en de groeiende noodzaak om tot sturing te komen doordat (overheids)financiering geen vanzelfsprekendheid meer is. Het project ondersteunt zo’n twintig betrokken musea bij het maken van de juiste strategische keuzes, de ontwikkeling van nieuwe, robuuste, crossmediale diensten en bijbehorende businessmodellen. In de totale projectbegroting van 599 duizend euro dragen de musea en partner BMC 115 duizend euro bij. www.museumkompas.nl In het project Beïnvloeding via de achterdeur, waarvoor de projectsubsidie nog niet is toegekend, wordt aan de hand van nieuwe casussen en best practises de werking van impliciete beïnvloedingsstrategieën (zoals storytelling, gamefication en nudging) onderbouwd en vertaald in een praktisch instrument voor communicatieprofessionals. Dit kunnen zij inzetten in de ontwikkeling en economische- en publieke verantwoording van nieuwe campagnes. De casussen in het project hebben betrekking op maatschappelijke vraagstukken die vragen om werkelijke gedragsverandering (zoals duurzaamheid, mobiliteit en gezondheid). In Every Picture Tells a Story (RAAK MKB) worden samen met werkveld methoden, technieken en kennis ontwikkelen voor het produceren van effectieve infographics. Bedrijfsleven en overheden kiezen er steeds vaker voor om infographics te gebruiken om grote hoeveelheden of complexe informatie begrijpelijk te maken voor hun doelgroepen. De producenten van infographics (vaak ontwerp- en communicatiebureaus) hebben nieuwe kennis nodig van het interdisciplinaire productieproces, communicatie- en mediatechnieken en usability. Ook in dit project dragen de partners (BNO, UvA, diverse mediabedrijven en ontwerpbureau’s, Algemeen Dagblad, Nu.nl, In 60 seconds, De Argumentenfabriek, Vizualism, Inspiring Data e.a.) voor ongeveer een vijfde bij in de totale projectomvang van 540 duizend euro. www.everypicture.nl Europa 2020 Voor de speerpunten Duurzaamheid en Wonen en Werken in de Wijk ziet de HU veel aanknopingspunten in de strategie die de Europese Unie in Europa 2020 heeft geformuleerd op gebied van duurzame groei en inclusieve groei en welke verder zijn uitgewerkt in de programmering van het nieuwe kaderprogramma Horizon 2020 en de programma’s van de directoraten-generaal die verantwoordelijk zijn voor voornoemde thema’s. Samen met de CARPE-partners en het Utrecht Sustainability Institute zal een bijdrage geleverd worden aan de groeistrategie van de Europese Unie op deze gebieden.
8
Click met de regio – intentieovereenkomst kennis en innovatie creatieve industrie
21
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
4 INDICATOREN PRESTATIEAFSPRAKEN
De prestatieafspraken bestaan uit drie boxen: studiesucces, kwaliteit en maatregelen onderwijs. Per categorie wordt aangegeven welke indicatoren er in het hoofdlijnenakkoord zijn opgenomen. Daarna geeft de HU haar overwegingen en argumenten om deze indicator(en) wel of niet te hanteren. Hierbij worden ook streefwaarden en bronnen genoemd. Bij het bepalen van de streefwaarden redeneert HU voort langs de lijnen die in de voorgaande hoofdstukken beschreven zijn. Aan deze profilering wordt al langere tijd gestaag gebouwd. Daarbij kiest de HU voor een structurele benadering: doel is een de uitbouw van een instelling waarin onderwijs en onderzoek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en middels deze kerntaken in de regio Utrecht/Amersfoort een duur-zame bijdrage wordt geleverd aan de innovatie van de beroepspraktijk en de ontwikkeling van talent. Hier-bij moet in het onderwijs een balans worden gezocht tussen toegankelijkheid, kwaliteit en rendement, de onderdelen van het zogenaamde Bronnema trilemma. Dit is onder normale omstandigheden al een moeilijke opgave, maar zeker in een periode van bestuurlijke en financiële onzekerheid. Om deze reden, in combinatie met ongewisse effecten van stelselwijzigingen (1 BA / 1 MA en de langstudeerdersmaatregel) is met name voor Box 1 gekozen voor een statistische benadering om vast te stellen wat ambitieuze, maar ook realistische streefwaarden zijn. 4.1 Studiesucces In de strategie van de HU is gekozen voor ‘kwaliteit boven kwantiteit’. De HU streeft niet naar groei; wel naar een verhoging van de kwaliteit van de opleidingen en naar een verhoging van het studiesucces en de studenttevredenheid. Via zowel goede begeleiding ‘aan de poort’ (in de vorm van intakegesprekken) als begeleiding tijdens de studie, werkt de HU evidence-based aan een versterking van de begeleidingsstructuur en daarmee aan de verhoging van het studiesucces. Realisatie van een aanmerkelijke verbetering van de cijfers blijkt in de praktijk echter bijzonder moeilijk te zijn. Om deze reden heeft de Hogeschool Utrecht besloten om voor de voltijd bacheloropleidingen te streven naar het ombuigen van de negatieve trend voor de indicatoren uitval en rendement. De te hanteren indicatoren voor studiesucces worden in het hoofdlijnenakkoord als volgt omschreven:
Uitval (uit de instelling)
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerste-jaars ho) dat na één jaar niet meer bij dezelfde instelling in het hoger onderwijs staat ingeschreven en het aandeel studenten van het totaal aantal voltijds bachelorstudenten (eerstejaars ho) dat na 1 jaar studie staat ingeschreven bij een andere studie bij dezelfde instelling Bron: 1CijferHO (DUO)
Rendement bacheloropleidingen Het aandeel van de voltijd bachelorstudenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd + één jaar (C + 1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt. Bron: 1CijferHO (DUO)
Voor de duidelijkheid, zal de indicator Uitval hier worden opgesplitst in “Uitval uit de instelling” en “Uitval binnen de instelling”.
22
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
4.1.1 Uitval uit de instelling Hogeschool Utrecht heeft streeft naar een afname van de uitval uit de instelling. Opgemerkt dient te wor-den dat belangrijke factoren bij deze indicator niet door de hogeschool kan worden beïnvloed, zoals de kwaliteit van de instromende studenten, de studiekeuze van de studenten en verschuivingen in de populatie. Daarnaast is de invoeringshorizon van flankerende maatregelen die genoemd worden in het hoofdlijnenakkoord nog onzeker, evenals het effect van maatregelen die boven de markt hangen (sociale leenstelsel, langstudeerdersmaatregel). Door stap voor stap de onderwijsomgeving binnen de HU te stabiliseren wil HU de uitval uit de instelling laten afnemen. In de afgelopen jaren heeft de indicator ‘uitval uit de instelling’ voor de voltijds bacheloropleidingen een stijgende trend laten zien, beginnend op een niveau rond 25% in 2000 tot een niveau van 33% in 2009. In Figuur 1 is de ‘uitval uit de instelling’ grafisch weergegeven. Uitval uit de instelling (%)
35
30
25
20 2000
2005
2009
2015
Figuur 1 Uitval uit de instelling De HU streeft naar het structureel ombuigen van de stijgende trend door stabilisatie van de uitval uit de instelling op het niveau van 2008, te weten 33%. In Tabel 1 zijn de verschillende waarden voor de indicator ‘uitval uit de instelling’ weergegeven. Tabel 1 Waarden indicator 'uitval uit de instelling'
Jaar
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2015
HU
26,2%
27,2%
25,8%
24,4%
27,4%
27,8%
32,2%
32,4%
33,0%
32,4%
33,0%
23
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
4.1.2 Uitval binnen de instelling Een deel van de instromende studenten zal in het eerste jaar beseffen niet de juiste studiekeuze te hebben gemaakt, ondanks intensieve voorlichting, intake en begeleiding. Switchers zijn derhalve voor de HU een ‘fact of life’. De nulmeting voor de indicator uitval binnen de instelling op grond van het instroom cohort 2009 is 9,9%. Deze waarde is gebaseerd op de DUO score. De HU streeft naar stabilisatie van de uitval binnen de instelling op het niveau van 2010, te weten 10%. 4.1.3 Rendement bacheloropleidingen In de afgelopen jaren heeft de indicator ‘rendement bacheloropleidingen’ een dalende trend laten zien, beginnend op een niveau rond 67% voor cohort 1996 en dalend tot een niveau van 64% voor cohort 2005. Statistische analyse van deze indicator voor de HU en voor alle Nederlandse hogescholen laat zien dat er van jaar tot jaar een toe- of afname van het rendement kan optreden van ongeveer 2%. In Figuur 2 is de indicator ‘rendement bacheloropleidingen’ grafisch weergegeven.
Rendement Bacheloropledingen [%]
68 66 64 62 60 1996
2000
2005
2011
Figuur 2 Rendement bacheloropleidingen In Tabel 2 zijn de verschillende waarden voor de indicator ‘rendement bacheloropleidingen’ weergegeven.
Cohort 1996 HU
67,1%
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2011
66,2%
67,8%
67,8%
65,1%
66,4%
62,8%
64,8%
63,7%
64,3%
63,0%
Tabel 2 Waarden indicator 'rendement bacheloropleidingen' De HU streeft naar structurele ombuiging van de dalende trend door stabilisatie van het rendement bacheloropleidingen, rekening houdend met de statistische analyse en de daaruit voortvloeiende marge van ongeveer 2%, op een waarde van 64%. 4.1.4 Indicatoren voor deeltijd bacheloropleidingen en bekostigde masteropleidingen Vanwege de focus op leven lang leren, wil de HU ook prestatieafspraken maken voor de indicatoren ‘uitval uit de instelling’ en ‘rendement’ voor de deeltijd bacheloropleidingen en de bekostigde masteropleidingen. Het inschatten van uitval en rendement bij, deze categorie studenten is echter moeilijk, omdat het om een relatief klein aantal studenten gaat. Om deze reden kiest de HU voor stabilisatie.
24
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
4.1.4.1Uitval uit de instelling – deeltijd bacheloropleidingen Voor deze indicator wordt de volgende definitie gehanteerd: ‘het aandeel van het totaal aantal deeltijd bachelorstudenten (eerstejaars ho) dat na één jaar niet meer bij Hogeschool Utrecht staat ingeschreven’. De waarden voor deze indicator vanaf 2000 tot 2009 staan weergegeven in Tabel 3.
Jaar
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2015
HU
33,6%
30,8%
25,1%
28,9%
30,7%
32,6%
31,7%
34,8%
32,0%
32,4%
32%
Tabel 3 Uitval uit de instelling - deeltijd bacheloropleidingen Hogeschool Utrecht streeft naar stabilisatie van de uitval uit de instelling, ook voor de deeltijd bacheloropleidingen. Daarom wil de HU zich committeren aan een waarde van 32% voor deze indicator. 4.1.4.2 Rendement – deeltijd bacheloropleidingen Voor deze indicator wordt de definitie gehanteerd, zoals die in 4.1 is gedefinieerd. De waarden voor deze indicator zijn weergegeven in Tabel 4.
Cohort 1996 HU
67,5%
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2011
63,4%
68,2%
71,4%
68,3%
73,1%
74,3%
73,6%
78,9%
77,9%
78%
Tabel 4 Rendement na 5 jaar - deeltijd bacheloropleidingen Hogeschool Utrecht streeft naar stabilisatie van het rendement voor de deeltijd bacheloropleidingen. De HU wil zich committeren aan een waarde van 78% voor deze indicator. 4.1.4.3 Uitval uit de instelling – bekostigde masteropleidingen Voor deze indicator wordt de volgende definitie gehanteerd: ‘het aandeel van het totaal aantal bekostigde masterstudenten dat na één jaar na aanvang van de masteropleiding niet meer bij Hogeschool Utrecht staat ingeschreven’. Het gaat bij de bekostigde masteropleidingen om 18 opleidingen bij 3 faculteiten. De waarden voor deze indicator vanaf 2000 tot 2009 staan weergegeven in Tabel 5.
Jaar
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2015
HU
31,7%
39,1%
44,8%
40,4%
38,0%
36,0%
32,3%
26,6%
21,0%
22,9%
23%
Tabel 5 Uitval uit de instelling – bekostigde masteropleidingen Hogeschool Utrecht streeft naar stabilisatie van de uitval uit de instelling, ook voor de bekostigde masteropleidingen. Daarom wil de HU zich committeren aan een waarde van 23% voor deze indicator.
25
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
4.1.4.4 Rendement – bekostigde masteropleidingen Vanwege het verschil in studieduur voor de verschillende masteropleidingen, wordt de volgende definitie gehanteerd voor de indicator ‘rendement – bekostigde masters’: ‘het aandeel van het totaal aantal bekostigde masterstudenten dat na 3 jaar zijn/haar masterdiploma heeft behaald’. De waarden voor deze indicator vanaf cohort 1998 tot cohort 2007 staan weergegeven in Tabel 6.
Cohort 1998 HU
59,3%
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2013
55,8%
47,2%
45,5%
39,8%
47,3%
47,6%
54,0%
54,2%
58,5%
59%
Tabel 6 Rendement – bekostigde masteropleidingen Hogeschool Utrecht streeft naar stabilisatie van het rendement, ook voor de bekostigde masteropleidingen. Daarom wil de HU zich committeren aan een waarde van 59% voor deze indicator. 4.2 Kwaliteit Voor de categorie Kwaliteit worden in het hoofdlijnenakkoord diverse indicatoren genoemd, waarvan er één gebruikt dient te worden. HU kiest voor deelname van studenten aan excellente programma’s. Binnen het kader van het flexibiliseringsbeleid is deze keuze voor de hand liggend. Bovendien participeert de instelling sinds 2010 in het Siriusprogramma. De HU heeft hierbij een uitzonderlijke keuze gemaakt: alle studenten worden uitgedaagd het beste uit zichzelf te halen. Excellentiemodules worden hiertoe verweven in het reguliere onderwijs , mede met als doel om een discussie op gang te brengen over wat nu ‘basiskwaliteit’ is en wat nu ‘excellent’ is. Bij de keuze voor de indicator heeft de HU tevens de beoordeling van opleidingen bij accreditatie overwo-gen. Omdat het accreditatiestelsel recentelijk is gewijzigd, wordt hier niet voor gekozen. In een volgende fase, wanneer meer ervaring is opgedaan met de nieuwe wijze van beoordelen, zou de HU graag wel voor deze indicator kiezen. Aanvullend kiest de HU nu voor de facultatieve indicator HBO-monitor. 4.2.1 Deelname studenten aan excellente programma’s Studenten die als ‘excellent’ aan de HU afstuderen hebben gedurende hun studie aangetoond dat zij over de capaciteiten beschikken een toonaangevende beroepskracht te worden. Daarbij maakt de HU gebruik van een integraal concept, dat instellingsbreed gebruikt wordt: het ‘Sterrensysteem’. De vijf competenties van dit systeem zijn: innovatie & disseminatie, vakbekwaamheid & reflectie, internationale oriëntatie, gedrevenheid en leiderschapskwaliteiten. Invoering van het systeem is in moeilijker gebleken dan was voor-zien, o.a. vanwege de noodzaak tot operationalisatie van de basisconcepten en opname van het concept binnen de context van hoger beroepsonderwijs waarin alternatieve trajecten onder de microscoop werden gelegd. Het aantal studenten dat deelneemt aan Sirius trajecten is gegroeid van 259 in 2010 naar 440 in 2011. Dat betekent dat momenteel in totaal 1,5 % van de voltijd bachelorstudenten deelneemt aan een dergelijk traject. Dit cijfer is gelijk aan het landelijk gemiddelde. HU is in overleg met de leiding van het Siriusprogramma over verbreding van de scope, zodat ook andere categorieën excellente studenten worden meegenomen. Dit met handhaving van de veronderstellingen van het Sterrensysteem. De verwachting is dat in dit geval doorgroei naar tenminste 6% van de voltijd bachelorstudentenpopulatie op 31-12-2015 haalbaar is. 4.2.2 Alumnitevredenheid HU heeft als missie binnen de regio meerwaarde te genereren door innovatie van de beroepspraktijk en talentontwikkeling. De huidige aansluiting van de opleidingen bij de arbeidsmarkt is goed. De HU streeft er naar om in 2015 een nog betere aansluiting bij de arbeidsmarkt te hebben. Om deze reden wil de HU als facultatieve indicator voor de alumnitevredenheid, de indicator ‘totaalscore kwalificatie 26
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
output’ uit de HBO-monitor opnemen. De totaalscore is gedefinieerd als het gemiddelde van de volgende scores binnen de HBO-monitor: (1) Opleiding als basis om te starten op de arbeidsmarkt, (2) Opleiding als basis om compe-tenties verder te ontwikkelen en (3) Voorbereiding op de actuele arbeidsmarkt. Deze indicator is een maat voor de voorbereiding van de (voltijdse) bacheloropleiding op de arbeidsmarkt. In verband met het geringe aantal deeltijd- en masterstudenten, is een dergelijke indicator voor deze categorieën studenten niet beschikbaar. De waarden voor deze indicator over de afgelopen jaren, zijn weergegeven in Tabel 7.
Jaar
2006
2007
2008
2009
2010
2015
HU
6,9
7,1
7,0
7,0
6,9
7,0
Tabel 7 Waarden indicator 'Totaalscore kwalificatie output' De Hogeschool Utrecht streeft ernaar om de waarde voor de indicator ‘totaalscore kwalificatie output’ te stabiliseren op een waarde van 7,0. 4.3
Maatregelen onderwijs
4.3.1 Docentkwaliteit Docenten zijn vakinhoudelijk en didactisch bekwame professionals die beschikken over inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Indicator voor dit vakmanschap, zoals die is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord, is: “Het aandeel van de docenten met een master/PhD”, waarbij de instellingsadministratie als bron dient. Hiermee gaat het om een beperkte indicator voor datgene wat van een docent in het hoger beroepsonderwijs wordt verwacht. Hogeschool Utrecht heeft als uitgangspunt voor de indicator geformuleerd dat eind 2017 100% van de docenten een mastergraad heeft of bezig is een mastergraad te verwerven. De HU geeft daarvoor docenten de mogelijkheid een masteropleiding te volgen. Daarnaast wordt van nieuw aantredende docenten verwacht dat zij (minimaal) een mastergraad hebben behaald. Het percentage docenten met een mastergraad lag op 31 december 2011 op 72,5%, uitgaande van de volgende definitie: “Het aandeel docenten/OP in loonschaal 10 en hoger met minimaal een mastergraad in het totaal aantal docenten/OP in loonschaal 10 en hoger”. Gelet op de inspanningen die de HU pleegt om het aantal docenten met een mastergraad te verhogen en de ambities die de HU heeft als UAS en haar landelijke voorhoederol op het onderwerp van masters als basiskwalificaties, committeert de HU zich aan een percentage docenten met een mastergraad op 31 december 2015 van 86%. De HU stimuleert promotieonderzoek en heeft de ambitie dat in 2017 tenminste 20% van de docerende medewerkers is gepromoveerd of bezig is met een promotietraject. Deze ambitie wordt gefaciliteerd door de uitgifte van promotievouchers. Docenten die willen promoveren, kunnen een voucher aanvragen, waarmee zij gedurende vier jaar voor 0,6 fte vrijgesteld zijn van onderwijstaken om in die tijd aan zijn/haar promotieonderzoek te werken. De promoverende docent wordt uiteraard begeleid door een promotor, maar altijd ook door een lector van de HU. De Universiteit Utrecht is bij onze promotietrajecten preferente partner. Door de UU is voor promovendi van de HU een specifieke faciliteitenregeling in het leven geroepen. Het percentage docenten met een doctorsgraad lag op 31 december 2011 op 7,3%, uitgaande van de definitie: “Het aandeel docenten/OP in loonschaal 10 en hoger met een doctorsgraad in het totaal aantal docenten/OP in loonschaal 10 en hoger”. Aangezien er in het traject richting 20% docenten met een PhD in 2017 de nodige kwetsbaarheden zijn te identificeren, zoals het succesvol werven van gepromoveerden door een HBO-instelling, het behouden van gepromoveerden binnen de instelling en de
27
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
geringe ervaring die hogescholen hebben met het rendement van promotietrajecten, wil de HU zich committeren aan een percentage docenten met een PhD op 31 december 2015 van 10%. 4.3.2 Onderwijsintensiteit De definitie van de indicator Onderwijsintensiteit, is het aandeel van de voltijd bacheloropleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde contacturen (klokuur/week) in het eerste jaar, waarbij voor contacturen de definitie van de Onderwijsinspectie wordt gehanteerd. Deze definitie luidt: “Contacttijd is de tijd die de docent fysiek aanwezig is bij de student, er inhoudelijke uitwisseling en feedback plaatsvindt en studenten gemotiveerd en gestimuleerd worden (Onderwijstijd in het Hoger Onderwijs, Den Haag, 2011, pp10)”. De Onderwijsinspectie gaat bij deze definitie uit van een studiejaar van 40 onderwijsweken. Gelet op de recen-te ontwikkelingen binnen het onderwijsveld, is de definitie die de Onderwijsinspectie hanteert voor contact-uren beperkt;, maar hier wordt uitgegaan van de definitie van de Onderwijsinspectie. De totale gemiddelde geprogrammeerde fysieke contacttijd per eerstejaars student per week in 20112012 is op de Hogeschool Utrecht 11,8 klokuren. Hiermee zit de HU dicht tegen de landelijke norm van minimaal 12 fysieke contacturen per week aan. Echter, 60% van de opleidingen zit onder de landelijke norm met het aantal contacturen. HU wil eind 2015 alle opleidingen laten voldoen aan de landelijke norm van minimaal 12 contacturen. Indien alle opleidingen tenminste voldoen aan de landelijke norm, zal het gemiddeld aantal contacturen stijgen naar 13,5 klokuur per week gemeten over 40 weken. 4.3.3 Indirecte kosten HU stuurt al jaren op op het versterken van de kerntaken middels het alloceren van meer middelen voor OP. In de periode 2007 - 2011 is hiertoe binnen de HU een bezuinigingsoperatie uitgevoerd waarbij de ondersteunende diensten de opdracht hebben gekregen om in periode van vier jaar 20% (€ 6 miljoen) te bezuinigingen. Deze bezuiniging is nagenoeg gerealiseerd. De realisatie van het resterende deel zal in 2014 plaatsvinden. Naast de bezuinigingsoperatie bij de ondersteunende diensten wordt permanent ge-stuurd op budgetverschuiving ten bate van de kerntaken, in het bijzonder door sturing op de verdeling van euro’s over de categorieën OP, OBP en overige lasten. Hierdoor is het mogelijk te sturen op het geheel aan gealloceerde middelen, incl. bijvoorbeeld PNIL en outsourcing.
Verhouding lasten OP
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
42,5%
43,1%
45,4%
46,4%
47,5%
48,7%
49,1%
48,8%
50,1%
OBP
29,2%
28,8%
26,3%
25,7%
26,1%
25,9%
25,5%
24,7%
22,7%
Overige lasten
28,2%
28,1%
28,4%
27,9%
26,4%
25,4%
25,5%
26,5%
27,2%
Verhouding lasten
2016
2017
2018
2019
2020
OP
51,0%
51,6%
51,9%
52,1%
52,4%
OBP
22,9%
22,9%
22,8%
22,9%
22,8%
Overige lasten
26,2%
25,6%
25,3%
25,0%
24,8%
Tabel 8 Verhouding lasten HU In de kaders die gehanteerd zijn voor het opstellen van de begroting 2012 en de meerjarenraming 2013-2014 is door de HU opgenomen dat de lasten voor OBP in de jaren 2013 en 2014 niet mogen stijgen. Voor OP geldt dat de ingezette verhoging van de afgelopen jaren gehandhaafd blijft en de komende jaren meebeweegt met de ontwikkeling van de studentenaantallen. HU committeert zich aan het realiseren van deze doelstelling.
28
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Figuur 4 Verhouding lasten HU
Verhouding lasten (%)
55 50 45 35 30 25 20 2005
2010
2015
2020 OP OBP Overige lasten
Na 2015 wordt dit zichtbaar in de ontwikkeling van de lasten van OP; deze blijven stijgen, de lasten van OBP en de overige lasten laten daarentegen een daling zien. De verhouding OP/OBP in fte was in 2011 1.432 (58,9%/41,1%). Hogeschool Utrecht maakt de kanttekening dat deze indicator sec geen beeld geeft van de ontwikkeling van instellingslasten en daarmee niet als een betrouwbare en relevante indicator voor de verhouding primair proces / overhead kan worden beschouwd. De verhouding OP/OBP in euro’s in 2011 was 1.824 (64,6%/35,4%). Hogeschool Utrecht streeft naar een verhouding in fte van OP/OBP van 1.621 (61,8%/38,2%) in 2015. In euro’s komt deze verhouding neer op OP/OBP van 2.202 (68,8%/31,2%).
29
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
BIJLAGE 1 OVERZICHT AFSTEMMING PRESTATIEAFSPRAKEN
Overzicht interne afstemming prestatieafspraken Wanneer 05-01-2012 13-01-2012 13-02-2012 29-02-2012 05-03-2012 21-03-2012 28-03-2012 29-03-2012 11-04-2012 20-04-2012 25-04-2012 25-04-2012
Met wie Studenten medezeggenschap Hoger management HU (CVB, FD, SD) Ring Utrechtse Lectoren MO Studium Generale – medewerkers Hoger management HU (CVB, FD, SD) CMR Raad van Toezicht CMR Hoger management HU (CVB, FD, SD) MO CMR
Overzicht externe afstemming prestatieafspraken Wanneer 17-01-2012 22-02-2012 02-03-2012 08-03-2012 23-03-2012 27-03-2012 29-03-2012 04-04-2012 24-04-2012
30
Met wie Randstadhogescholen Randstadhogescholen HBO-raad (projectleiders) HBO-raad (bestuurlijk overleg) Randstadhogescholen Hanze Hogeschool HBO-raad (projectleiders) Universiteit Utrecht Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Wat Inzet HU bij prestatieafspraken Idem, met accent op prestatie-indicatoren Koppeling speerpunten – topsectoren Bespreking groeidocument Inzet HU bij prestatieafspraken Inzet HU bij prestatieafspraken Informerende vergadering Informerende vergadering Informerende vergadering Inzet HU bij prestatieafspraken Besluitvormende vergadering Besluitvormende vergadering
BIJLAGE 2 GEMEENSCHAPPELIJKE POSITIE RANDSTADHOGESCHOLEN
In mei 2007 vroegen de vijf multisectorale hogescholen in de vier grote steden (G5) aandacht voor het verschil in studiesucces van studenten in de Randstad vergeleken met studenten in de rest van het land. Dit verschil is te verklaren uit het feit dat deze hogescholen te maken hebben met instroom van studenten met een grote diversiteit aan herkomst en sociaal maatschappelijke achtergrond. Grootstedelijke vraagstukken spelen zich ook af tussen de muren van deze onderwijsinstellingen. Op grond van nadere analyses kregen de vijf grote hogescholen extra publieke middelen voor het vergroten van het studiesucces in hun specifieke situatie. In 2011 is de balans opgemaakt en is afgesproken dat deze geoormerkte verbetertrajecten werden opgenomen in de reguliere verbeterprocessen van de instellingen. Alle vijf hogescholen hebben het verbeteren van studiesucces als belangrijk beleidsonderwerp gecontinueerd. De verbetertrajecten hebben veel kennis opgeleverd over het verhogen van studiesucces. De G5 hechten er aan om de samenwerking die in de afgelopen jaren is ontstaan te continueren. De vraagstukken waar juist deze hogescholen voor staan, vragen om gezamenlijk overleg, het bundelen van activiteiten (zoals het onderzoek naar het effect van interventies) en het delen van ervaringen en best practices. Bij het beoordelen van resultaten op het terrein van studiesucces zien zij de vergelijking met elkaar als zeer betekenisvol. Vergelijking met instellingen elders in Nederland op deze terreinen biedt voor G5 geen relevante (sturings)informatie De G5 zien elkaar, ook in het kader van de meerjarenafspraken met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2012-2015, daarom als referentiegroep.
31
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
BIJLAGE 3 GEMEENSCHAPPELIJKE PREAMBULE HBO-RAAD
Bijgaand treft u ons voorstel op grond van het Hoofdlijnenakkoord aan, op basis waarvan aan Hogeschool Utrecht naar verwachting prestatiebekostiging wordt toegekend. Ten behoeve van de hiernavolgende voorstellen voor verkrijging van prestatiebekostiging en voor het maken van de bestuurlijke afspraken over profilering en valorisatie, gaat Hogeschool Utrecht uit van de volgende gemaakte afspraken in het Hoofdlijnenakkoord: a) De kwaliteit van onderwijs en het studiesucces hebben prioriteit bij de overeen te komen prestatieaf-spraken; b) Er is een centrale rol weggelegd voor open overleg tussen Hogeschool Utrecht en de staatssecretaris van OCW over de overeen te komen prestatieafspraken; c) Het kader waaraan de voorstellen van Hogeschool Utrecht worden getoetst is neergelegd in het hoofdlijnenakkoord. Hogeschool Utrecht tekent hierbij aan, dat de HBO-raad mede namens Hogeschool Utrecht niet heeft ingestemd met het beoordelingskader dat is opgesteld door de Review Commissie die de staatssecretaris heeft ingesteld. In aanvulling op de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord maakt Hogeschool Utrecht het uitdrukkelijke voorbehoud dat mocht op enig moment komen vast te staan dat een formeel-wettelijke basis voor invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs ten onrechte ontbreekt, de staatssecretaris van OCW geen reden heeft om de bekostiging inzake de prestatieafspraken aan Hogeschool Utrecht te onthouden. Hogeschool Utrecht spant zich in de overeen te komen prestatieafspraken te realiseren, maar er kunnen zich omstandigheden voordoen die realisatie ervan in de weg staan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om: het niet of niet tijdig afgerond zijn van het wetgevingstraject rond de (wettelijke) maatregelen die in het Hoofdlijnenakkoord zijn overeengekomen als zijnde noodzakelijke randvoorwaarden voor het verhogen van de prestaties van de hogescholen op het gebied van kwaliteit en studiesucces; de uitkomst van de discussie rond de bekostiging van het deeltijdonderwijs die thans wordt gevoerd; (ingrijpende) bezuinigingen door het kabinet op het hoger beroepsonderwijs; een definitief besluit om de mbo-4 opleidingen van te verkorten 4 naar 3 jaar. Hogeschool Utrecht wenst een aparte bepaling in de prestatieovereenkomst op te nemen waarin wordt geregeld dat wanneer dergelijke omstandigheden zich voordoen, dit leidt tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de prestatieafspraken en/of tot gehele of gedeeltelijke bijstelling van de financiële consequenties die kunnen worden verbonden aan het geheel of gedeeltelijk niet nakomen van de prestatieafspraken tussen de staatssecretaris van OCW en de Hogeschool Utrecht. In het geval dat de prestatieovereenkomst ten aanzien van bovenvermelde nadere overwegingen naar het oordeel van Hogeschool Utrecht procedureel onvoldoende waarborgen zou bevatten of inhoudelijk onjuist zou zijn, kan de hogeschool besluiten de prestatieovereenkomst toch aan te gaan, doch uitsluitend ter behoud van het recht op prestatiebekostiging. In dat geval behoudt de hogeschool zich het recht voor om juridische stappen te ondernemen indien zij dat noodzakelijk acht.
32
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
BIJLAGE 4 GEGEVENS NEDERLANDS U-MAP PROFIEL
ITeaching and learning (1)
Doctorate degrees 0/5/25/40>% HU 0%
Master degrees 0/5/25/40>% HU 19,6%
Bachelor degrees 0/5/25/40>% HU 80,1%
Short first degrees 0/5/25/40>% HU 0,3%
Teaching and learning (2) Subject fields degrees aantal sectoren (8) HU Educational 30,1% Humanities/arts 0,1% Soc.scs./bus.law 21,9% Science 4,1% Engineering 8,9% Health/soc.serv. 30,0% Personal services 3,4% Other 1,3% Oriëntation of degree general formative 33% HU 0%
Expenditure on teaching 0/10/40/40% HU 78%
33
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Oriëntation of degree >33% HU Regulated professions 54% Other career oriënted 46%
Knowledge exchange Start-up firms 0/5/10/>10 HU 14,6
Patent application 0/5/10/>10 HU 0
Cultural activities 0/50/100/>100 HU 57,5
Income knowledge transfer 0/5/10/10>% HU 8,7%
Student profile Mature students (30jaar>) 0/10/20/>20% HU 18,2%
Part-time students 0/10/20/>20% HU 30,5%
Distance Education Students 0/10/20/>20% HU 0%
Total enrolement 0/10K/20K/>20K HU 35.798
34
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
International orientation Non-national academic staff 0/1/5/>10% HU 3,0%
Foreign degree seeking students 0,5/2,5/7,5/>7,5% HU 2,5% Exchange students sent out 0,5/1/2/>2% HU 1,1% Exchange students incoming 0,5/1/2/>2% HU 1,2%
Research involvement Expenditure on research 5/20/40/>40% HU 12,0%
Doctorate production 0/0,05/0,15/>0,15 HU 0
Other research output 0,1/0,75/1,5/>1,5 HU 0,57
Professional publications 0,5/3,75/7,5/>7,5 HU 0,27 Peer reviewed academic publications 0,1/1/2//>2 HU 0,12
35
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Regional engagement New entrants from the region 1/5/10/>10% HU 63,0%
Graduates in the region 1/5/10/>10% HU 61,0%
36
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
BIJLAGE 5 SAMENVATTING CONVENANT UU-HU
Hieronder wordt een samenvatting gegeven van het convenant dat op 1 september 2008 is gesloten door Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht
Raamovereenkomst Hogeschool Utrecht – Universiteit Utrecht Partijen 1. De Stichting Hogeschool Utrecht 2. De Universiteit Utrecht Overwegingen • De UU en de HU erkennen en onderkennen als instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek de eigen en elkaars zelfstandige plaats en positie in het bestel van hoger onderwijs. • De UU en de HU leveren een belangrijke bijdrage aan het economische, sociale en culturele leven in de Utrechtse regio. • De UU en HU zoeken strategische samenwerking in het belang van hun studenten en in het belang van de eigen en elkaars positie. • De UU en HU willen op de in deze raamovereenkomst beschreven werkterreinen optreden als elkaar ‘preferred supplier’. • Deze raamovereenkomst is een voortzetting en uitbreiding van de samenwerking tussen partijen op basis van de raamovereenkomst uit 1996 en welke is vernieuwd in 2004. Doel en aard van de samenwerking Partijen verbinden zich samen te werken ter bevordering van de kwaliteit van het onderwijs, het onderzoek, de voorzieningen en de dienstverlening. De samenwerking geschiedt op basis van gelijkwaardigheid met eerbiediging van de eigen identiteit en verantwoordelijkheid van beide partijen. De UU en de HU zullen op de volgende werkterreinen samenwerken: 1. Onderwijs 2. Studenten 3. Internationalisering 4. Regiofunctie 5. Onderzoek 6. Personeel 7. Communicatie 8. Huisvesting 9. Voorzieningen Deze overeenkomst is opgemaakt en ondertekend op 29 juni 2004, en nader gewijzigd en ondertekend op 1 september 2008 door mevrouw mr. Yvonne C.M.T. van Rooy, voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht en mevrouw drs. Geri T.C. Bonhof, voorzitter van het college van bestuur van de Stichting Hogeschool Utrecht.
37
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
Colofon Auteur Patrick van Veenendaal Inlichtingen T 088 481 84 78 E
[email protected] Datum 3 mei 2012, met aanpassingen 20 juni 2012 n.a.v. RCHOO Versie vastgesteld, incl. aanpassingen nav RCHOO © Hogeschool Utrecht, Utrecht, 2012
of intern gebruik is toegestaan.
38
Prestatieafspraken Hogeschool Utrecht
hu_pdfpres_1212_tc
Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik