Special economie Het Platform Centrummanagement is een initiatief van de VVSG dat de Vlaamse gemeenten beter in staat wil stellen om de kwaliteit en de aantrekkingskracht van hun kernwinkelgebieden te versterken. Dit kan enkel in samenwerking met de private partners. Daarom organiseren we deze dialoog tussen de stadsbesturen en de marktpartijen betrokken bij de binnenstedelijke dynamiek: retailers, projectontwikkelaars, vastgoedeigenaren, makelaars, handelaarsverenigingen. Zo stimuleren we hen tot meer samenwerking. Het Platform Centrummanagement ging van start in 2012 met steun van het Agentschap Ondernemen. Sindsdien vonden zeven bijeenkomsten plaats. Op de voorlopig laatste bijeenkomst in november 2014 kreeg het Platform een duidelijk groen licht van de deelnemers om zijn werking verder te zetten. In 2015 staan een dialoog tussen lokale politici en de retailers op het programma, naast een inspirerend stadsbezoek en een themabijeenkomst. Heeft u interesse, laat het ons weten via
[email protected]. Meer informatie: www.vvsg.be (economie/platform centrummanagement)
Lokaal februari 2015
35
Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.
Bill Grimsey: ‘Het hele productieproces zal veranderen. Hierdoor zullen de winkelstraten helemaal anders zijn, met meer woongelegenheid, plaats voor onderwijs, gezondheid, ontspanning, vrije tijd, kunst en ambachten.’
36 februari 2015 Lokaal
special interview
Bill Grimsey
De toekomst van de winkelstraat Veertig jaar geleden vormde de winkelstraat het kloppende hart van een gemeente, daar ontmoette iedereen elkaar bij de dagelijkse boodschappen. Sindsdien is onze manier van winkelen compleet veranderd en vandaag staan we opnieuw voor een omwenteling. Met zijn 45 jaar aan winkelervaring op alle niveaus vindt de Engelse Bill Grimsey dat een gemeente zich daar maar beter goed op kan voorbereiden. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
B
ill Grimsey ging op zijn vijftiende van school af en werd slagersjongen. Later volgde hij ’s avonds de handelshogeschool, omdat hij zich toen realiseerde dat hij beter wat kon studeren, wilde hij hogerop geraken. Dat lukte hem: begin jaren tachtig werd hij de eerste directeur dienstverlening die supermarktketen Tesco ooit heeft gehad, later verhuisde hij naar Hongkong, China en Zuid-Afrika om daar supermarktketens te leiden. Daarna, terug in Engeland, werd hij chief executive van de doe-het-zelf-keten Wickes, hij haalde ze uit de problemen zodat ze na vijf jaar met winst verkocht kon worden. Vervolgens leidde hij Iceland, een keten van meer dan 760 winkels voor diepvriesproducten in het Verenigd Koninkrijk waar hij de financiële problemen kon verminderen. Daarna kocht hij in 2007 de doe-het-zelfketen Focus van een Amerikaanse eigenaar. Een zeer slechte timing, na vier jaar moest hij de boeken sluiten. Bill Grimsey glimlacht guitig: ‘De eindscore is niet slecht, maar toen ik zestig werd, besloot ik toch maar op pensioen te gaan.’ En u schreef een boek. ‘Dat was omdat ik niet van golf houd. Ik wilde liever mijn ervaringen doorgeven. Ironisch genoeg is Sold out alleen nog maar te koop op Amazone. Ik spreek me in dat boek duidelijk uit over het overheidsoptreden. De regering had een onderzoek over de stand van de winkelstraten gevraagd aan Mary Portas, een tv-bekendheid met een programma waarin ze winkeliers hielp met hun inrichting of uitstalraam en ondertussen zelf producten op de markt brengt. Ze
heeft dat onderzoek ook heel commercieel benaderd en is met halfbakken oplossingen komen aandragen: een likje verf hier, een marktdagje daar, een kleine aanpassing zonder visie voor de lange termijn. Ik heb toen zelf een team samengesteld om de toestand en de toekomst te onderzoeken. Ons rapport heb ik in het parlement voorgesteld maar de regering bleef bij Portas, waarop ik door Labour ben gevraagd hen bij te staan in hun visieontwikkeling over het winkelstraatbeleid. Dat doe ik gratis, alleen voor lezingen vraag ik geld dat we voor onderzoek gebruiken, al betaal ik dat voor een deel ook zelf. Ik ben altijd heel actief geweest en toen ik op pensioen ging, kon ik niet zomaar stoppen. Mijn familie en ik hebben ongelooflijk veel geluk gehad in het leven, ik wil iets terug doen voor de maatschappij.’ Zullen de winkelstraten in onze centra wezenlijk veranderen? ‘Zeer zeker, het worden meer knooppunten van gemeenschapsleven in plaats van commerciële bestemmingen, want de oude stadscentra waar mensen vroeger gingen winkelen zullen er helemaal anders gaan uitzien. Mensen willen enkel nog maar winkelen in grote shoppingcentra zoals in de Verenigde Staten. Door de technologie zullen dat ook winkels zonder producten zijn, het worden winkels waar je naartoe gaat voor nieuwe ervaringen, andere belevenissen. Neem nu kleding. Mijn kleindochter zal over tien jaar zeventien zijn en ze zal een hele dag in zo’n mall terecht kunnen. Dankzij haar smartphone weten de verkopers al dat ze op komst is, ze kennen haar smaak en daarom onthalen ze haar met helle lichten Lokaal februari 2015
37
special interview
Bill Grimsey
‘Ik weet niet wat er allemaal zal gebeuren maar ik weet wel dat wat je niet kunt bedenken veel effect zal hebben op je plannen. Je kunt je maar beter voorbereiden op de toekomst.’ en hologrammen, op de catwalk worden de kleren getoond die zij mooi vindt en met haar smartphone kan ze daaraan dingetjes aanpassen, zoals de kleur, de tekening, de manier van sluiting of zelfs de snit. Dan kan ze voor een spiegel in 3D zien hoe het haar zal staan, ze zal virtueel de stof kunnen voelen. Ze maakt dan een foto van zichzelf met die nieuwe kleren en zet die op Facebook zodat haar vriendinnen er opmerkingen over kunnen geven. Achteraf koopt ze de spullen pas met haar smartphone en worden ze lokaal geproduceerd in plaats van door goedkope werkkrachten ergens aan de andere kant van de wereld.’ ‘Vanwege de wisselende mode per seizoen zijn er nu koopjes, ook dat zal veranderen. Elk stuk dat wordt geproduceerd, zal uniek zijn en binnen drie dagen geleverd worden. Het hele productieproces zal dus veranderen. Hierdoor zal de winkelstraat van haar stad helemaal anders zijn, met meer woongelegenheid, plaats voor onderwijs, gezondheid, ontspanning, vrije tijd, kunst en ambachten, en dat zal nodig zijn want de bevolking zal snel van samenstelling veranderen.’ Hoe bedoelt u? ‘Wanneer ik tachtig word, zullen we met twee keer zoveel tachtigplussers zijn als nu. Wat gaan die mensen allemaal doen? Waarom zouden we de pleinen, de moderne steden niet heruitvinden tot plaatsen voor mensen van alle leeftijden? Nu zie je in het Verenigd Koninkrijk de bibliotheken sluiten, waarom maken we van de bibliotheek niet het centrum van het dorps- of stadsleven? Mensen kunnen er met elkaar afspreken, ze kunnen er een opleiding of cursus volgen, ze kunnen er moderne technologie zoals 3D-printers gebruiken. Zulke dingen zullen sneller gebeuren dan je denkt. We hebben meer mensen nodig in het centrum en minder winkels want die zullen door de technologie verhuizen naar die grote shoppingcentra. En in plaats van lege winkels achter te laten zie ik er liever knooppunten van gemeenschapsleven: een aangename plek om te vertoeven en ook een blauwdruk voor de lokale economie.’ Niet alle winkels zullen dus uit de winkelstraat verdwijnen. ‘Neen, het worden andere winkels, maar het worden er in een gemeente ook minder. Op dit moment zie je dat in het 38 februari 2015 Lokaal
Verenigd Koninkrijk veertien procent van de winkels leeg staat, op sommige plaatsen is dat zelfs 33 procent. Haal de goede winkels uit de zijstraten weer naar de hoofdas, laat het winkelgebied kleiner worden, concentreer het, dat zal de levensvatbaarheid van de winkels ten goede komen.’ Ook de productieketen ziet u helemaal veranderen? ‘Waarom zouden we nog langer mensen voor een goedkoop T-shirt uitbuiten in Bangladesh waar ze in slechte omstandigheden werken in fabrieken die op instorten staan, terwijl we hier een veel unieker T-shirt kunnen laten maken voor nog minder geld? Dat dit nu in de praktijk nog niet gebeurt, kun je zeer goed vergelijken met het feit dat auto’s nog altijd op benzine rijden. Grote organisaties en bedrijven die er veel aan verdienen, willen niet dat het te gauw verandert, zij houden de omslag tegen.’ ‘Ik hou niet zo van Steve Jobs maar hij dacht echt aan de verre toekomst, aan wat er zou kunnen gebeuren als de technologie het ons mogelijk maakt de dingen compleet anders te maken, te kopen. Natuurlijk moeten dan de infrastructuur en de leveringsketen totaal veranderen. Je kunt dat maar beter plannen voor de toekomst, want die toekomst zal er gauwer zijn dan verwacht.’ In Vlaanderen duiken in moeilijkere zijstraten de popups op, is dat dan geen goed idee? ‘Natuurlijk wel, je hebt kweekvijvers voor nieuwe bedrijven, businessmodellen of nieuwe producten nodig, of gebouwen met afwisselend gebruik net zoals pop-up-stores. Dat hoort er allemaal bij. Ik wil niet sterven met een landschap dat uitgemergeld is en dat is nu wel aan het gebeuren. Er ontstaan nu van die gigantische shoppingcentra in de buurt van grote steden, zoals Trafford Centre in de buurt van Manchester, meer en meer mensen gaan daar een hele dag naartoe, ook om te skiën bijvoorbeeld. De shoppingcentra die in de jaren tachtig tot 2000 buiten de steden werden gebouwd en waar de mensen met de auto naartoe gaan, worden nu in hun voortbestaan bedreigd door die gigantische shoppingcentra die helemaal gericht zijn op de beleving. Dit gebeurt echt, niemand kan het stoppen, en dat ligt aan ons.’ ‘Op die 45 jaar dat ik in de verkoop heb gezeten is het vak enorm veranderd. Voor ons Britten is zelfs de eenheid van
‘We hebben de democratie nodig maar politici moeten de samenleving niet gijzelen met hun kortetermijnplannen.’ gewicht gewijzigd, maar denk ook maar aan prijsstickertjes versus streepjescodes. Vers fruit was enkel wat in het seizoen voorradig was en mensen kochten lokaal. Daarna gingen ze verderop winkelen en nu zal de onlineverkoop razendsnel doorbreken. Daarna zal het opnieuw veranderen wanneer we in een horloge of een bril allerhande apps kunnen laten werken. Ik weet niet wat er allemaal zal gebeuren maar ik weet wel dat wat je niet kunt bedenken veel effect zal hebben op je plannen. Je kunt je maar beter voorbereiden op de toekomst.’ Wat verwacht u van de lokale politicus? ‘Het meeste beleid dat lokaal gevoerd wordt, richt zich op de volgende gemeenteraadsverkiezingen in plaats van op de volgende vijftien of dertig jaar. We hebben de democratie nodig maar politici moeten de samenleving niet gijzelen met hun kortetermijnplannen. Het zou ideaal zijn wanneer in elke stad volgens een bepaalde methodologie een groep mensen een plan opstelt dat de politici dan uitvoeren, telkens na een jaarlijkse evaluatie. Als er dan verkiezingen zijn, is er al een plan, goedgekeurd door het publiek, dat elk jaar bijgewerkt wordt zodat het op koers blijft. Politici hebben toch ook nog zo veel andere dingen te doen! Dat plan zou dan echt een visie vertolken, een ander model. Dat model hebben we nodig, anders zullen de dingen ons gewoon overkomen.’ Heeft een lokale overheid dan echt vat op zulke dingen? ‘We hebben een studie gemaakt over Nottingham, tot ver over de grenzen bij iedereen bekend vanwege Robin Hood. Maar je vindt niets van die man in Nottingham, alleen één klein beeldje. Walt Disney zou voor zo’n icoon sterven want Robin Hood is de unique selling proposition, het unieke verkoopargument van Nottingham. Waarom zou iemand Nottingham bezoeken, er gaan wonen, werken, studeren? Niet alleen om het kant dat er gemaakt werd of om steenkoolmijnen die er zijn geweest of voor het hoofdkantoor van Boots, de grootste kruidenier van Engeland, of om de universiteit, toch ook om Robin Hood? Als Nottingham zijn toekomst in de hand wil nemen, moet het moderne technologie een plaats geven in de bibliotheek in het hart van het stadje. Dit kan een interessante en amusante plaats zijn, een levendige gemeenschap. Nu is
er een klein shoppingcentrum aan elk eind van de winkelstraat die het stadje doorkruist, beide zijn in handen van dezelfde eigenaar en het ene is zo goed als dood en het andere gaat uitbreiden. Nottingham kan denken aan een breder verhaal. De beleidsvoerders moeten voor de mensen zorgen en dat kunnen ze door in het centrum ook een museum voor Boots of voor de steenkool in te richten. Natuurlijk kost dat geld, maar bedenk eerst wat je kunt bedenken, maak eerst een plan en ga dan op zoek naar geld. Dan wordt Nottingham een fantastische plaats, nu kunnen ze dat niet verwezenlijken omdat er geen experts zijn, ze hebben geen geld om plannen te laten maken terwijl ze dat toch zouden moeten doen. We hebben ze naar hun plannen gevraagd, maar ze hebben nog nooit op lange termijn gedacht, er zijn geen visies gebaseerd op hun USP. Dit kan zoveel beter. Als je weet dat iets anders moet, dan heb je eerst de wat nodig en dan pas de hoe om het te ontwikkelen. Want wat ga je doen met een hele straat vol lege winkels?’ ‘De overheid moet de winkeliers een raamwerk bieden. Dat raamwerk, dat plan moet lokaal gemaakt worden. De lokale overheid moet daar ook daadwerkelijk de macht voor hebben, nu worden er te veel dingen van bovenaf opgelegd. We hebben echte people power nodig. Als je het zelf niet kunt moet je dat accepteren, maar dan kun je het nog wel laten doen.’ En de auto? ‘Een prettige winkelstraat is er een zonder auto’s maar je moet je stadscentrum wel bereikbaar maken. Verbindingen zijn belangrijk. Parkeren mag voor een stad geen inkomstenbron zijn, de parkeerterreinen buiten of aan de rand van de stad moeten gratis zijn en waarom zou je om het winkelen te stimuleren niet de twee eerste uren gratis aanbieden? Dat zal mensen ertoe aanzetten om naar je centrum te komen. De inkomsten die je nu uit parkeren haalt, haal je beter uit boetes voor zwerfvuil.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
[email protected] www.vanishinghighstreet.com
Lokaal februari 2015
39
special economie
Moderne ondernemers zijn motor voor kernversterking Snelle technologische veranderingen, sociale media en e-commerce leggen druk op de detailhandel en de horecasector. Ook de consument verandert. Hij wordt grijzer, koopt en vergelijkt online, is prijsbewuster en steeds meer een marketeer. Voor lokale ondernemers is het niet altijd makkelijk om met deze uitdagingen om te gaan. Daarom lanceerde de Vlaamse overheid in uitvoering van de startnota ‘Winkelen in Vlaanderen’ eind 2013 het project Commerciële Inspiratie. Samen met Unizo en wes research & strategy wil ze zo het ondernemerschap en de vernieuwingsgedrag van ondernemers stimuleren. tekst stefan thomas beeld marlies van bouwel
Lier zet in op kernversterking met wervende acties.
40 februari 2015 Lokaal
‘Via een individueel coachingtraject worden gevestigde detailhandelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners aangezet om na te denken over de rol van hun fysieke zaak en het winkelen in de toekomst,’ zegt Elke Tielemans die het project voor Unizo coördineert. Professionele coaches ondersteunen de ondernemers bij de uitwerking van vernieuwingsacties. Het is de bedoeling dat de ondernemers tijdens dit proces ook leren hoe ze in de toekomst deze denkoefening kunnen voortzetten.
een brainstorm met stakeholders. In groep wordt nagedacht over specifieke trends die de markt beïnvloeden. Dit resulteert in een bruikbare ideeënlijst per zaak. In het opvolggesprek worden vervolgens prioriteiten gesteld. Waar kan, wil en móét de ondernemer werk van maken om zich voor de toekomst te wapenen? Extra aandacht gaat hierbij uit naar al wat online gebeurt. Tot slot werkt de coach een inspiratierapport op maat van de onderneming uit. De nadruk ligt hierbij steeds op strategische actieplannen die de onderne-
De nadruk in het inspiratietraject ligt op strategische actieplannen die de ondernemer ondersteunen om zijn concurrentiepositie te verstevigen. Het inspiratietraject voor ondernemers bestaat uit vier stappen. Tijdens het kennismakingsgesprek leert een persoonlijke coach de zaak kennen. Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden in kaart gebracht. Een volgende sessie bestaat uit
mer in kwestie moeten ondersteunen om op lange termijn zijn concurrentiepositie te handhaven of zelfs te verstevigen. Het hele traject kost een ondernemer 300 euro + btw. De Vlaamse overheid en het lokale bestuur subsidiëren het saldo.
Ondernemers kunnen enkel deelnemen wanneer hun gemeente zich inschrijft voor dit project. Lokale overheden zijn immers een noodzakelijke partner in dit verhaal. Dit heeft twee redenen: Commerciële Inspiratie is eerst en vooral een actie ter uitvoering van de startnota ‘Winkelen in Vlaanderen’. Met de startnota werd de visie op detailhandel en kernversterking uit het Vlaamse regeerakkoord 2009-2014 verfijnd. Er werden beleidsinitiatieven aangekondigd om het evenwicht tussen periferie en kern te herstellen. Daarnaast bevatte de nota ook maatregelen om de detailhandel en de lokale besturen die een detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken. Commerciële Inspiratie is een van die ondersteunende maatregelen via het economische beleid. Het is een van de belangrijkste acties uit het programma Vlaanderen in Actie.
Tot en met 2017 is er ruimte voor een 600-tal individuele begeleidingen, gespreid over Vlaanderen. Nu al engageerden 21 gemeenten zich om de inspiratietrajecten aan lokale ondernemers aan te bieden. Goed voor ruim 250 begeleidingen. 2014: Ichtegem, Sint-Niklaas, Oosterzele, Antwerpen, Lier, Grimbergen, Leuven, Neerpelt, Diepenbeek, Maaseik 2015: Poperinge, Knokke-Heist, Lokeren, Geraardsbergen, Leuven, Oudenaarde, Turnhout, Geel, Overpelt, Tongeren 2016: Leuven, Oudenaarde 2017: Leuven, Wevelgem, Zwijndrecht Gemeenten die zelf willen inzetten op kernversterking, kunnen zich nog steeds inschrijven bij Elke Tielemans, projectcoördinator Unizo, T 02-212 25 74,
[email protected] en www.commercieleinspiratie.be
paraat en het economische belang ten goede komt. Dit verhoogt de aantrek-
Per stad of gemeente worden minimaal tien ondernemers begeleid. Zo ontstaat een dynamische sfeer die het handelsapparaat en het economische belang ten goede komt. Kernversterking Bijkomend is Commerciële Inspiratie gericht op kernversterking zoals omschreven in de startnota kernversterkend winkelbeleid. Het uitgangspunt hierbij is dat een goede detailhandel bijdraagt aan vitale weefsels en dat attractieve gemeenten ook gunstige omstandigheden scheppen voor ondernemerschap. Per stad of gemeente worden daarom telkens minimaal tien ondernemers begeleid, het merendeel van hen uit de kern(en) van de gemeente. Zo ontstaat een creatieve en dynamische sfeer onder de centrumhandelaars, wat – zeker op lange termijn – het handelsap-
kelijkheid van de gemeente. Per ondernemer draagt de gemeente een bedrag van 400 euro + btw bij. Lier nam de proef op de som en nodigde begin mei 2014 de lokale ondernemers uit zijn kernen uit voor het project. ‘Een groot succes,’ volgens Katia Delen die voor de cel economie van de stad Lier werkt. ‘Al na onze eerste informatiesessie stroomden de enthousiaste reacties toe. Uiteindelijk kregen tien deelnemers een persoonlijke coach toegewezen die werd bijgestaan door experts. Geïnspireerd door de trends die de detailhandel en horecasector beïnvloeden, bedachten
zij vernieuwende en (financieel) haalbare acties op maat van de zaak. Deze verwerkte de coach in het zogenaamde inspiratierapport.’ Volgens Hannelore Vermassen van de Lierse cel economie is haar stad zich bewust van het feit dat de rol van een lokale overheid bij de opzet van een consistent en constructief detailhandelsbeleid zich moet vertalen in een voorwaardenscheppend en aanmoedigend beleid: ‘Daarom was de stad meteen enthousiast om het project Commerciële Inspiratie aan haar gevestigde, lokale ondernemers aan te bieden. Op die manier zetten we in op de versterking van de kennis en competenties van onze lokale handelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners.’ Daarnaast zet Lier in op kernversterking met een voorwaardenscheppend vestigingsbeleid, wervende acties en ondernemersvriendelijke maatregelen, en het aanhoudend ‘merken’ (‘branding’) van de stad als sfeervolle, historische kern om te shoppen, te proeven, te ontdekken en te beleven. Stefan Thomas is VVSG-stafmedewerker economie
Lokaal februari 2015
41
special economie
Waarom winkels leeg staan De gemiddelde winkelpandenleegstand in Vlaanderen is tussen 2008 en 2013 gestegen van 4,9 naar 7,4 procent. Dit komt overeen met 145 m² per 1000 inwoners. Niet enkel deze stijging is opmerkelijk, er zijn ook grote verschillen tussen gemeenten en winkelgebieden. Sommige gemeenten hebben meer dan vijftien procent leegstand, sommige winkelgebieden zelfs meer dan een kwart. tekst davy postelmans beeld stefan dewickere
D
e kleinhandel, de horeca en andere commerciële voorzieningen zijn onmisbaar voor het economisch weefsel. Ze creëren niet enkel werk, maar bepalen ook de sfeer en de aantrekkelijkheid van onze gemeenten. Maatregelen die de hoge leegstand kunnen terugdringen zijn daarom zeer wenselijk. Om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van leegstand werd in het najaar van 2014 een grootschalig onderzoek uitgevoerd bij eigenaars van leegstaande panden. Via telefonisch marktonderzoek werd gepeild naar de reden van leegstand en naar mogelijke verklaringen waarom hun pand niet opnieuw in gebruik wordt genomen. De eigenaars die deelnamen aan het onderzoek, beschikken meestal over leegstaande panden met een oppervlakte tussen 50m² en 99m². Mode, vrije tijd en dagelijkse goederen waren de meest voorkomende branches in de panden voordat ze leeg kwamen te staan. Deze branches zijn algemeen ook talrijker aanwezig dan andere, dus dat is op zich geen abnormaal gegeven. Bijna 70 procent van de panden staat langer dan een jaar leeg, een kwart meer dan drie jaar. Onevenwicht tussen vraag en aanbod In essentie is leegstand geen exacte graadmeter voor het welvaren van de detailhandel, maar hij maakt wel het onevenwicht tussen vraag en aanbod zichtbaar. Uit eerder onderzoek van het Kennisnetwerk Detailhandel blijkt dat de handelsoppervlakte in de perifere clusters van 2008 tot 2013 met ruim 1,5 miljoen m² is toegenomen (+ bijna 147%), waarvan veruit het grootste deel (ruim 1,2 miljoen m²) met solitaire baanwinkels. Als de vraag vanwege de consument dan gelijk blijft, heeft die toename
42 februari 2015 Lokaal
uiteraard een weerslag op de kernwinkelgebieden. Bijna een op de tien leegstaande handelspanden (in onze steekproef) betrof nieuwbouw, waarvan de eigenaar niet verwacht had dat ze zo lang leeg zouden blijven staan. Projectontwikkelaars en gemeenten kunnen dus maar beter enige voorzichtigheid aan de dag leggen bij de ontwikkeling van nieuwe handelspanden of grootschalige projecten.
In essentie is leegstand geen exacte graadmeter voor het welvaren van de detailhandel, maar hij maakt wel het onevenwicht tussen vraag en aanbod zichtbaar.
Beperkte interesse In 61 procent van de gevallen was er al interesse van een kandidaat-handelaar voor het leegstaande pand. Bijna 40 procent heeft dus nog geen enkele kandidaat gezien! Eigenaars van leegstaande panden geven aan dat ze gemiddeld slechts 3,7 keer benaderd worden door potentiële kandidaten. Dat kan erop wijzen dat er meer aanbod is dan vraag naar handelspanden. Ook andere elementen
kunnen belangstelling negatief beïnvloeden, bijvoorbeeld dat het pand verouderd is of een ongunstige ligging heeft. Gemeenten zouden moeten bekijken of lang leegstaande panden nog in het door hen gedefinieerde kernwinkelgebied vallen. Zo niet, dan is omvorming van handelspand naar een woning of kantoor wellicht een betere optie om opbrengsten uit het pand te genereren.
de meest voorkomende redenen waarom de vorige uitbater gestopt is. Ook hier kunnen weer diverse factoren een invloed hebben. Opvallend is dat meer dan een kwart van de panden leegstaat doordat handelaars de pensioenleeftijd bereikt hebben. Dat is jammer, want op die manier gaat er heel wat diversiteit in het winkelgebied verloren. Wellicht hebben veel van
Meer dan een kwart van de panden staat leeg doordat handelaars de pensioenleeftijd bereikt hebben. Op die manier gaat er heel wat diversiteit in het winkelgebied verloren. Belangrijkste oorzaken Leegstand is een complexe zaak die uiteraard meerdere oorzaken kan hebben. Omzetproblemen en faillissement zijn
deze ‘pensioengerechtigde handelszaken’ onvoldoende potentieel om in de toekomst concurrentieel en winstgevend te zijn. Een overnemer vinden ligt dan niet voor de hand. Maar evenzeer kunnen sommige handelszaken nog een mooie toekomst hebben, als die op tijd voorbereid wordt. Daarom is het wenselijk uitbaters die van plan zijn te stoppen of hun zaak over te laten tijdig te detecteren. Een verhuizing naar een nieuwe, vooral grotere locatie is soms ook een reden van leegstand. Handelaar gezocht De belangrijkste reden waarom er zich voor bepaalde panden geen kandidaten hebben aangeboden, is – volgens de eigenaars ervan – de ligging in een onaantrekkelijke buurt of een straat met te veel leegstand en weinig passage. Ook externe factoren (de ‘economische crisis’ of de ontwikkeling van een winkelcentrum in de nabijheid) hebben volgens onze respondenten een belangrijke invloed. Eigenaars die vroeger zelf een handelszaak in het pand uitbaatten, zijn eerder geneigd om het pand te verkopen dan het te verhuren. Het valt echter op dat panden in verkoop langer leeg blijven staan dan panden in verhuur. Bij een op de twee panden is de huurprijs (onder andere) geschat door een vastgoedexpert. Er wordt ook vaak rekening gehouden met de prijs op het vorige huurcontract en met de prijs van naburige panden. Het valt echter te betwij-
felen of prijzen uit het verleden nog in overeenstemming zijn met de economische realiteit. Prijsbepaling op basis van nabijgelegen (en vergelijkbare) panden of door een expert is aangewezen. Onbekend en onbemind Maatregelen om leegstaande panden weer te ‘activeren’ worden momenteel nog niet erg warm onthaald door eigenaars. Slechts 20 à 30 procent van de eigenaars is bereid tijdelijke invulling te geven aan het pand via pop-up-shops, de etalage van het pand te laten inkleden of te werken met omzetgerelateerde huurcontracten. Circa 60 procent van de respondenten weet niet welke gemeentelijke toelages er voor het verfraaien van panden, wonen boven winkels, tijdelijke verhuur in hun gemeente bestaan. Maatregelen die destijds zijn bedacht om leegstand terug te dringen, vinden daardoor geen vlotte ingang. Het is belangrijk dat er op geregelde tijdstippen over mogelijke maatregelen gecommuniceerd wordt. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat de eigenaars niet noodzakelijk in de gemeente wonen waar het leegstaande pand gelegen is. Ook voor de Vlaamse overheid zijn er mogelijkheden op het vlak van communicatie. Kredietverlening bij banken verloopt strenger dan vroeger. In 13 procent van de gevallen kwam het niet tot een overeenkomst tussen eigenaar en potentiële huurders/kopers omdat de kandidaat geen lening kreeg van de bank. Meer ruchtbaarheid geven aan bestaande steunmaatregelen kan dan misschien een uitkomst bieden. Bestaande en nieuwe maatregelen om leegstand te bestrijden kunnen dus pas aanslaan als er blijvend en duidelijk over alle mogelijkheden gecommuniceerd wordt. Davy Postelmans is onderzoeker detailhandel bij het Agentschap Ondernemen Naar aanleiding van deze studie wordt nage‑ dacht over verdere initiatieven om de leegstand te bestrijden. Het resultaat van dit onderzoek en mogelijke beleidsmaatregelen verneemt u via www.detailhandelvlaanderen.be Voor win-winlening, startlening, waarborglening, achtergestelde leningen, starteo en optima: www.subsidiedatabank.be.
Lokaal februari 2015
43
special economie
Het juiste bedrijf op de juiste plaats Ondernemers op zoek naar een geschikte locatie of uitbreidingsmogelijkheden voor hun bedrijf richten zich in eerste instantie tot het lokale bestuur. Idealiter stuurt de gemeente hen door naar de beschikbare ruimte op de aanwezige bedrijventerreinen. Maar horen ze daar wel allemaal thuis? Is er geen plaats voor hen verweven tussen de andere functies in de kern van de gemeente? En horen sommige ondernemingen niet eerder daar dan op een bedrijventerrein? tekst karen alderweireldt beeld layla aerts
R
uimte in het algemeen en zeker ook bedrijfsruimte (op bedrijventerreinen) is een schaars goed geworden. De tijd van het ongebreideld aansnijden van open ruimte voor bedrijventerreinen is voorgoed voorbij. Inzetten op herontwikkeling en reconversie van (verouderde) bedrijventerreinen of sites is de nieuwe norm. Maar ook de mogelijkheden om bepaalde activiteiten verweven in de (stedelijke) kern te hervestigen en te stimuleren is essentieel om een voldoende en degelijk aanbod voor bedrijfshuisvesting te creëren. Veel activiteiten zijn onder bepaalde voorwaarden immers perfect te verzoenen met woon- en andere functies. Veel regio’s kennen bovendien een lange traditie in het verweven van economische activiteiten in de kernen, waar wonen en werken nauw samengaan. De vele oude loodsen van vlasroterijen langsheen de Leie in Harelbeke en omgeving of de oude diamantwerkplaatsjes gelegen achter de woningen in het Kempense Nijlen zijn hier maar enkele voorbeelden van. Ook nu nog starten veel kleine zelfstan-
Kameleon
Als een gemeente geen zicht heeft op het type activiteiten die mogelijk en wenselijk zijn en op de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven op specifieke locaties, is het moeilijk op de vragen van ondernemers te antwoorden.
44 februari 2015 Lokaal
Leiedal wil de bedrijfshuisvestingsmogelijkheden in gemeentelijke kernen verbeteren door een betere dienstverlening en een proactiever beleid. Tegelijk wil de intercommunale een methodiek uitwerken om proactief een visie op leegstaande of leegkomende sites te ontwikkelen. Dit is het project Kameleon dat Leiedal indiende op de oproep ondernemingsvriendelijke gemeente van het Agentschap Ondernemen.
digen hun zaak in hun garage of onmiddellijke woonomgeving, of bepaalt een groot, historisch gegroeid bedrijf mee de structuur van de kern van de gemeente. Het voortbouwen op de historische verwevenheid tussen wonen en werken wordt in deze regio’s dan ook veelal als positief ervaren. Toch spelen ook hier de milieureglementeringen, het Nimby-effect of de locatiewensen van ondernemers zelf hun rol. Wat is de relatie met de omwonenden? De huidige buren staan misschien wel tolerant tegenover de huidige activiteiten, maar zal dit in de toekomst ook steeds zo blijven? Is er goede communicatie? Kan de ruimte multifunctioneel gebruikt worden? Stel dat de ondernemer het bedrijf verkoopt, is de verweven locatie dan een troef of een knelpunt? Hoeveel verkeer genereert het bedrijf? Allemaal verschillende vragen die een rol spelen in de vaak complexe realiteit van verweven bedrijven. Om duurzaam met de ruimte om te gaan is het belangrijk de (schaarse) bedrijventerreinen voor te behouden voor bedrijven die niet kunnen worden verweven in het woongebied of andere niet-economische zones. Uiteraard moet de bedrijfsruimte optimaal worden benut, maar ook betere dienstverlening en proactief
beleid, gebed in een langetermijnvisie, zijn hierbij nodig. Op deze wijze is er ook meer duidelijkheid voor alle mogelijke betrokkenen in het proces. Bij het verweven van functies zijn immers zowel ondernemingen en gemeente als omwonenden betrokken en moet ook de im-
nemers te antwoorden. Hun behoeften kennen, over instrumenten beschikken om inspanningen af te dwingen of een handhavingsbeleid te voeren zijn echter ook onontbeerlijk. Om de gemeentebesturen te ondersteunen in hun rol van regisseur van het bedrijfshuisvestings-
Om duurzaam met ruimte om te gaan is het belangrijk de bedrijventerreinen voor te behouden voor bedrijven die niet kunnen worden verweven in het woongebied of andere niet-economische zones. pact of mogelijke hinder op onder andere omgeving, mobiliteit, milieu in rekening gebracht worden. Om sneller, vollediger en duidelijker te kunnen antwoorden op vragen naar bedrijfshuisvesting of uitbreidingsmogelijkheden is het een belangrijk hulpmiddel als een gemeente al van tevoren een visie op (vrijkomende) economische sites ontwikkelt. Als ze geen zicht heeft op het type activiteiten die mogelijk en wenselijk zijn en op de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven op specifieke locaties, is het moeilijk op de vragen van onder-
Hiervoor brengt het intergemeentelijke samenwerkingsver‑ band Leiedal de huidige werkwijze van gemeenten en het aan‑ bod duidelijk in kaart. De bestaande dienstverlening, het uit‑ gestippelde beleid en de klantenverwachtingen worden dus samen met de mogelijke soorten locaties en bedrijfsactivitei‑ ten geanalyseerd. Leiedal doet dit op basis van enkele concrete cases, namelijk de gespotte bedrijfslocaties in een gemeente‑ lijke kern in hun werkingsgebied. Vanuit deze kennis, die samen met gemeenten en ondernemingsorganisaties tot stand komt, wil Leiedal verbeterde dienstverlening ontwerpen en uittesten. Tot nog toe worden de vestigingsmogelijkheden en eventuele bijhorende vereisten pas onderzocht zodra een ondernemer een vraag stelt. Maar als de gemeente kan terugvallen op een proactief beleid over welke types activiteiten mogelijk en/of wenselijk zijn op specifieke locaties in haar kern, en onder welke voorwaarden, dan kan er snel en helder met de ondernemers gecommuniceerd worden en efficiënter naar een geschikte locatie gezocht worden. Leiedal wil ook een audit-tool ontwikkelen waardoor de interne werking tussen de verschillende diensten die iets met het econo‑
beleid, werkte de Vlaamse overheid een leidraad ‘Ruimte voor bedrijvigheid’ uit. Hiermee kan het bestuur het thema bedrijfshuisvesting op de gemeentelijke agenda plaatsen en daarbij weloverwogen keuzes maken. Karen Alderweireldt is Vlinter-coördinator
Leidraad ‘Ruimte voor bedrijvigheid’: agentschapondernemen.be/publicaties (ruimtelijke ordening en bedrijfshuisvesting)
mische beleid in de gemeente te maken hebben, verder geprofes‑ sionaliseerd en geobjectiveerd kan worden. Met zo’n instrument zal de gemeente op basis van objectieve criteria, een vraag van de ondernemer in al haar aspecten afwegen en zullen interne dis‑ cussies in de gemeente zakelijker en op basis van rationele ele‑ menten verlopen. Zo zullen de aard, de schaal en de bereikbaarheid van het bedrijf sterk bepalend zijn voor de mogelijkheden. Maar ook de vraag naar de gegenereerde vervoersstromen, het aantal parkeergelegenhe‑ den, de mogelijke parkeerdruk in de omgeving, de veiligheid voor verschillende types van weggebruikers, de aan- of afwezigheid van openbaar vervoer, mogelijke geur- of geluidshinder, economische, financiële en fiscale aspecten, de verhouding met de omwonen‑ den of de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik zullen meespelen in de behandeling van de vraag van de ondernemer. Bij het afronden van het project eind juni 2016 zullen alle inzichten, methodieken en tools gebundeld worden in een handleiding die zal worden verspreid onder de 308 Vlaamse gemeenten. Bron: Leiedal
Lokaal februari 2015
45
special economie
Creatieve economie in Gent
Creatief ondernemerschap stuurt wijkvernieuwing Grootstad-in-zakformaat Gent werkt hard aan de vertaalslag van kunst en wetenschap naar ondernemerschap. Op wijkniveau is het project Creatief Kwartier Rabot de testcase voor een hedendaagse invulling van het concept ‘creatieve economie’ zoals dat door de stad, maar ook vanuit de wijken zelf wordt aangestuurd. Adinda Baro van de stedelijke dienst Economie en Saskia Westerduin van het Oost-Vlaamse designplatform Ministry of Makers spreken vol vuur over wat dit allemaal inhoudt. tekst pieter plas beeld gf
H
et beleid voor creatieve economie heeft zich in Gent in verschillende bewegingen ontwikkeld. ‘In oorsprong bouwt dat beleid verder op ervaringen uit wijkgerichte projecten van stadsvernieuwing, zoals Zuurstof voor de Brugse Poort en Ledeberg Leeft,’ zegt Adinda Baro. ‘Bij deze projecten bleek algauw de noodzaak om gelijktijdig met de aangevatte ruimtelijke, stedenbouwkundige vernieuwing ook socio-economische stimuli en socio-culturele impulsen aan de wijken te geven.’ Zo ook in de voormalige industriële wijk Rabot, die sinds 1999 volop wordt herontwikkeld. ‘In het Rabot zetten we daarbij in op twee sporen. Enerzijds kwam er nieuwe aandacht voor de detailhandel om het hoofd te bieden aan de groeiende leegstand in de belangrijke historische winkelas van de Wondelgemstraat. Met de hulp van een adviesbureau en ook via Unizo begonnen we de wijk te adverteren als “wijk in opbouw” en trokken we zo ondernemingen en handelaars aan om er zich te vestigen. Een jonge fietsenmaker vond er zijn stek, zijn winkel is een waar succes. Na verloop van tijd kwam het Kruidvat, en een zaak van tweedehandskleren. Maar alle leegstaande panden vullen met detailhandel blijft een uitdaging van formaat.’ Creatief ondernemerschap Het tweede socio-economische en socioculturele spoor wordt gevormd door de creatieve economie. Dat is een sector in volle ontwikkeling die uiteenlopende as-
46 februari 2015 Lokaal
pecten omvat. Adinda Baro somt de zes clusters van diensten en activiteiten op: ‘Mode en design, audiovisuele diensten, creatieve diensten zoals evenementen en architectuur, cultuurgebonden activiteiten, de groeiende niche van nieuwe media en ICT, en publicatie en print.’ Het beleidsmatig bestuderen en stimuleren van creatief ondernemerschap kent in Gent een sterke bottom-upwerking. Dat proces kwam pas goed op gang na de analyse van het innovatieve potentieel van de stad door Charles Landry, de internationale autoriteit in stedelijke vernieuwing en creativiteit. Landry, die Gent een ‘pocket sized metropolis’ noemt, wees op een belangrijke tegenstelling die in deze wijk bestond: enerzijds de druk op de aanwezige woonruimte en de hoge werkloosheid ondanks voldoende werkgelegenheid, en anderzijds de nabijheid van stad, haven en universiteit, die in combinatie met een traditionele mentaliteit van tolerantie en openheid veel kansen biedt. Adinda Baro: ‘Eén ding waarop de stad volgens Landry meer moest inzetten, was de vertaling van kunst en wetenschap in ondernemerschap. Dat deed ons het belang van creatieve economie inzien.’ Ondersteuningskader voor creatieve economie Om kunst en wetenschap te verbinden met ondernemerschap besloot de dienst Economie een ondersteuningskader op te zetten met behulp van het stadsvernieuwingsfonds. Dit voorbeeldproject
duurt vijf jaar en heet Creatief Kwartier Rabot, naar analogie met inspirerende projecten in binnen- en buitenland. In het ruimtelijke luik reikt de stad premies uit voor de renovatie van kantoorruimtes. Onder meer architectenbureaus maakten er al gebruik van om twee boten te renoveren als werkplek, kunstenaar Ronny Delrue renoveerde zijn atelier, en een jonge ondernemer in ICT en media kon het huis van zijn grootmoeder herinrichten als bedrijfsruimte, naast de vroegere tapijtenzaak van zijn ouders.
Het Creatief Kwartier Rabot stimuleert de samenwerking en netwerking onder (jonge) ondernemers: de stad schreef een wedstrijd uit voor het opzetten van een coworkingstek met duidelijke verbindingen naar zowel de wijk als ander ondernemerschap in Gent.
met het startevenement Creatief Kwartier Rabot (2014), dat een mix van 120 mensen uit de wijk samenbracht, plus ondernemers van buiten Gent. Het hoofddoel van het project is de komst van jong bloed in de wijk te stimuleren en de zichtbaarheid van onder-
Creatieve economie omvat zes clusters van diensten en activiteiten: mode en design, audiovisuele diensten, creatieve diensten zoals evenementen en architectuur, cultuurgebonden activiteiten, de groeiende niche van nieuwe media en ICT, en publicatie en print. Onderneemster Vicky Persyn won die wedstrijd, haar coworkingstek LikeBirds (www.likebirds.be) telt momenteel een dertigtal leden en moet uitgroeien tot een netwerk van honderd ondernemers. Daarnaast krijgt de evenementenorganisatie in de wijk volop ondersteuning: er gaat onder meer aandacht naar kennisdeling (opleiding, vorming), promotionele initiatieven voor creatieve economie in de wijk en andere imagoversterkende acties. De dienst Economie gaf om te beginnen zelf het goede voorbeeld
nemers in de wijk te vergroten. Daarnaast wil de dienst Economie in de mate van het mogelijke alle innovatieve ideeën van bedrijven ondersteunen. ‘Het luik sociale economie is niet expliciet aanwezig in de ondersteuning, maar maakt wel integraal deel uit van de stadswerking betreffende de wijk,’ vertelt Adinda Baro. ‘Zo is er het eetcafé Toreke, dat voor sociale tewerkstelling zorgt. Startende ondernemers die buiten het klassieke banksysteem vallen, kunnen voor microkredieten nog terecht bij de organisatie microStart. Er leven ook sociaalartistieke projecten in de wijk, waarbij designers met burgers rond traditionele ambachten werken en tentoonstellingen of pop-up-winkeltjes opzetten. Textielatelier Made by Oya is daar een goed voorbeeld van. Maar bij zulke initiatieven verloopt de transfer naar de economie doorgaans moeilijker.’ Creativiteit overkoepelend faciliteren: Ministry of Makers Gent blijkt een uitstekende biotoop voor creatieve ondernemers, met een aanstekelijke guerrillamentaliteit. Maar om aan de vele kleinschalige initiatieven meer structuur te bieden, en een laboratorium waarin ze kunnen experimenteren en groeien, is er een faciliterend platform nodig. De stad sloeg daarom in 2014 met de provincie en met de Hogeschool Gent de handen in elkaar voor de oprichting van het gloednieuwe samenwerkingsverband Ministry of Makers. ‘De creatieve economie in Gent telt
ruim 500 bedrijven, 6000 werknemers en 3600 zelfstandigen, elk met hun eigen parcours,’ zegt coördinator Saskia Westerduin. ‘Om ondernemen gemakkelijker en creatiever te maken, om spelers en belanghebbenden in alle clusters van de creatieve economie met elkaar te verbinden heb je een overkoepelend platform nodig. Het zogenaamde designdenken is daarbij belangrijk, en cocreatie is het sleutelwoord.’ Het nieuwe Oost-Vlaamse designplatform moet dan dienen om cocreatieve trajecten van ondernemerschap op te zetten, waarbij naast de ondernemers zelf ook de andere belanghebbenden en de bredere context van de leefomgeving worden meegenomen. Andere belanghebbenden kunnen bijvoorbeeld werkveldorganisaties zijn, of retailers in de buurt van een creatieve of designonderneming, ondernemers van buiten Gent, of bedrijven uit andere sectoren zoals de productieve economie, die belangrijk zijn voor samenwerking. ‘Maar we willen er ook het onderwijs bij betrekken.’ Voor Westerduin is dit essentieel: ‘Maar hoe kunnen we kunst- en designscholen meer doen inzetten op ondernemerschap? De aanwezigheid van het technologiepark in Zwijnaarde is een zeer relevante contextuele factor voor bepaalde creatieve ondernemingsinitiatieven. Mobiliteit en transport vormen nog belangrijke omgevingsfactoren voor de ontsluiting van creatieve onderneming binnen de stad of tussen de rand en het centrum.’ ‘Dat principe van cocreatie en designdenken kan uiteindelijk zeer breed worden toegepast,’ bevestigt Adinda Baro. ‘We zetten het al in bij proeftrajecten voor overleg bij dossiers van wegwerkzaamheden in het kader van “minder hinder”. Een andere testcase is ons project ter stimulering van duurzaam, innovatief, strategisch en ecologisch aankoopbeleid bij de stad en haar partners, waarbij ook kansengroepen en startende ondernemers in overheidsopdrachten worden opgenomen.’ Pieter Plas is redacteur van Lokaal
http://www.oogent.be/nl/creatieve-economie
Lokaal februari 2015
47
special economie
Drie jaar Regionale overlegtafels Economie Na drie jaar zijn de regionale overlegtafels (ROTs) economie al een vaste waarde voor ambtenaren en schepenen economie. Deze overlegtafels worden georganiseerd door de VVSG-dienst economie met steun van het Agentschap Ondernemen. tekst vicky de kock beeld bart lasuy
D
e overlegtafels zijn er in de eerste plaats voor wie binnen de gemeente werkzaam is op het beleidsdomein economie. De regionale overlegtafels behandelden al een waaier aan thema’s: de leidraad voor de opmaak van een strategisch commercieel plan, het gebruik van ondernemingsdata, de subsidies voor handelskernversterking, de wet op de openingsuren en de nachtwinkels, in dialoog met je ondernemers, het gebruik van gemeentelijke cadeaucheques, de leidraad ‘ruimte voor bedrijvigheid’, de organisatie van kermissen en een gemeentelijk horecabeleid. De cijfers liegen er niet om. Een netwerk voor ambtenaren en schepenen economie wordt overal gesmaakt. Elk thema wordt telkens op vijf of zes locaties gebracht zodat elke provincie de kans krijgt om deel te nemen (in de provincie Antwerpen hebben we meestal twee edities). Toen we van start gingen
met het project bereikten we voor de algemene infosessie een op de vijf gemeenten, vandaag bereiken we gemakkelijk meer dan een op drie gemeenten. Over alle verschillende edities van de regionale overlegtafels heen hebben we de voorbije drie jaar contact gehad met vertegenwoordigers van 257 steden en gemeenten (90 % van de gemeenten) door middel van een deelname aan de overlegtafels, verschillende adviesvragen en individuele kennismakingsbezoeken door de regionale medewerker. De ROTs resulteren in een aantal gevallen ook in een mooi product. Zo worden de veel gestelde vragen gebundeld in een handige brochure (momenteel beschikbaar: drankvergunningen, gemeentelijke cadeaucheques, openingsuren en nachtwinkels en ten slotte ondernemingsdata). Een modelreglement, een kennisfiche of gebundelde informatie op de website zijn ook een greep uit ons aanbod.
Ook in 2015 blijven we doorgaan met de organisatie van de ROTs economie. Momenteel loopt er een bevraging bij alle potentiële deelnemers om de werking te evalueren. Met de resultaten zullen we de formule bijsturen waar dit eventueel wenselijk is en het vervolgtraject verder uitstippelen. In het voorjaar lanceren we een basisopleiding gespreid over drie opleidingsdagen voor nieuwe of recent gestarte ambtenaren economie. Onze manier om hen te informeren over de verscheidenheid aan wetgeving en gangbare procedures en tevens de basisbeginselen voor een goede dienstverlening aan ondernemers onder de knie te krijgen. Vicky De Kock is VVSG-medewerker economie
www.vvsg.be/thema economie en werk/ overlegtafels en /publicaties economie
Ambulante handel Tijdens de volgende regionale overlegtafels gaan we dieper in op de ambulante handel op het openbaar domein. Naast het vaste detailhandelsapparaat en de we‑ kelijkse openbare markten vindt er in elke gemeente ook veel handel plaats op het openbaar domein. Wat is toegestaan en wat niet? Hoe kan een gemeentebestuur deze activiteiten organiseren? Wat met rondrijdende ambulante activiteiten? Wel‑ ke regels hanteren gemeenten bij rommelmarkten, braderieën en kerstmarkten? Zowel vragen over de regelgeving als praktijkvragen komen aan bod. Peter Creyf van het Agentschap Ondernemen is expert in deze materie, hij zal ook ingaan op de gevolgen van de recente regionalisering. Noteer alvast volgende data: 12 maart (West-Vlaanderen) 13 maart (Oost-Vlaanderen) 17 maart (Kempen) 19 maart (Antwerpen) 25 maart (Tienen, Vlaams-Brabant). Meer info via www.vvsg.be (economie/regionale overlegtafels).
48 februari 2015 Lokaal