1
Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam d.d. 1 januari 2008
Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie gebeurt op basis van de middelloonsystematiek
Voorbehoud Deze pensioenregeling is ter goedkeuring voorgelegd aan de Belastingdienst en de Nederlandsche Bank. Ingeval de pensioenregeling (op onderdelen) niet zou voldoen aan de voor deze instanties gestelde eisen, dan wel hierover met deze instanties verschil van mening ontstaat, behoudt het Bestuur van de stichting zich het recht voor de regeling met terugwerkende kracht te wijzigen in één voor deze instanties aanvaardbare regeling.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
2
Inhoudsopgave Artikel 1. Definities......................................................................................................... 3 Artikel 2. Deelnemers..................................................................................................... 4 Artikel 3. Aanspraak op pensioen ................................................................................ 5 Artikel 4. Pensioenaanspraken..................................................................................... 6 Artikel 5. Deeltijddienstverband ................................................................................... 7 Artikel 6. Pensioengrondslag ....................................................................................... 7 Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers........................................................................ 8 Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding ................................ 8 Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid ......................... 8 Artikel 10. Ouderdomspensioen..................................................................................... 9 Artikel 11. Verhoging of verlaging van het ouderdomspensioen ............................... 9 Artikel 12. Partnerpensioen........................................................................................... 10 Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen ............................................................................ 11 Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie.............................................................. 11 Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden......................... 13 Artikel 16. Wezenpensioen............................................................................................ 13 Artikel 17. Maximum nabestaanden- en wezenpensioen........................................... 14 Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen.................................................. 14 Artikel 19. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap ...................................................................................................... 14 Artikel 20. Waardeoverdracht ....................................................................................... 15 Artikel 21. Vervroegde ingang ouderdomspensioen.................................................. 15 Artikel 22. Bedrijfstakpensioenfonds........................................................................... 16 Artikel 23. Beperkende bepalingen .............................................................................. 16 Artikel 24. Reductiebepalingen..................................................................................... 17 Artikel 25. Aanpassing van pensioenen en pensioenaanspraken............................ 17 Artikel 26. Plichten van rechthebbenden..................................................................... 19 Artikel 27. AOW/Anw-compensatie .............................................................................. 19 Artikel 28. Onvoorziene gevallen.................................................................................. 20 Artikel 29. Overgangsbepalingen ................................................................................. 20 Artikel 30. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren..................................................... 21 Artikel 31. Inwerkingtreding .......................................................................................... 22
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
3
Artikel 1. Definities In dit pensioenreglement worden geacht te zijn overgenomen de definities van de statuten, terwijl tevens voorts wordt verstaan onder: Stichting : De Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, gevestigd te Amsterdam. Bestuur: Het bestuur van de stichting, omvattende zowel de leden van het algemeen bestuur als de leden van het dagelijks bestuur. Vennootschap: Ballast Nedam N.V., gevestigd te Nieuwegein. Raad van Bestuur: De Raad van Bestuur van de vennootschap. Groepsonderneming De onderneming welke direct of indirect is verbonden met de vennootschap, indien en voor zover door de Raad van Bestuur als zodanig aangewezen. Werkgever: De vennootschap en de groepsonderneming(en) tezamen. Deelnemer: De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst met de werkgever pensioenaanspraken verwerft jegens de stichting en overeenkomstig de voorwaarden van het pensioenreglement als deelnemer in de stichting is opgenomen. Gewezen deelnemer: De werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens de stichting. Pensioengerechtigde: de persoon voor wie krachtens het pensioenreglement het pensioen is ingegaan. Rechthebbende: de (gewezen) deelnemer en diens nabestaanden die recht hebben op toekenning van pensioen overeenkomstig een reglement als bedoeld in artikel 19 van de statuten. Pensioenovereenkomst: Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst waarin de relatie tussen de stichting en de vennootschap respectievelijk de groepsondernemingen nader is vastgelegd en waarin ondermeer een regeling omtrent de betaling van de premie is vastgelegd. Wet: De Pensioenwet. Toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 Pensioenwet. Pensioenbureau:
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
4
Het bureau dat belast is met de dagelijkse gang van zaken rondom de uitvoering van de pensioenregeling en de ondersteuning van het bestuur van de stichting. Partner: degene met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum: a. is gehuwd (echtgenoot); b. een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand is aangegaan (geregistreerde partner); c. ongehuwd samenwoont (ongehuwd samenwonende partner), mits: 1. diegene 18 jaar of ouder is; 2. tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat; 3. er een notarieel verleden samenlevingscontract is opgemaakt (zie artikel 15 lid 1); 4. ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding is gevoerd. Partnerrelatie: het huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen (artikel 15). Pensioendatum: de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Jaarsalaris: dertien maal het in de eerste periode van 4 weken van enig kalenderjaar, dan wel het bij aanvang van het deelnemerschap, in Nederland geldende salaris verhoogd met de vakantiebijslag. Gratificaties, tantièmes en andere bijzondere beloningen worden niet tot het jaarsalaris gerekend. Vroegpensioendatum: de eerste dag van de maand van het bereiken van de 62-jarige leeftijd. Dienstjaar: elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar, in dat geval pro rata, door de medewerker vanaf de eerste dag van de maand van indiensttreding in dienst van de vennootschap of groepsonderneming doorgebracht, daaronder tevens begrepen het aantal (fictieve) dienstjaren dat, als gevolg van waardeoverdracht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 is ingekocht. Indien een medewerker reeds voor 1 januari 1996 in dienst was van de vennootschap of groepsonderneming, is het bepaalde in artikel 29 lid 1 betreffende leeftijdsgrenzen van toepassing.
Artikel 2. Deelnemers 2.1. Deelnemers zijn degenen die op 31 december 1997 vielen onder enige door de vennootschap of groepsonderneming getroffen pensioenregeling voor medewerkers, anders dan uit hoofde van een bedrijfstakpensioenfonds. Voorts zijn vanaf 1 januari 1998 deelnemer, de medewerkers die op grond van hun arbeidsovereenkomst verplicht zijn deel te nemen indien zij verzekerd zijn, of vrijwillig verzekerd hadden kunnen zijn, krachtens de Algemene Ouderdomswet. Geen deelnemer worden de medewerkers die reeds verplicht deelnemen aan een andere pensioenregeling, niet zijnde van de vennootschap of groepsonderneming. Door deelname aan dit reglement onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van dit reglement.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
5
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
Op verzoek van de vennootschap en met instemming en op voorwaarden van het bestuur (rekening houdende met de fiscale regels hieromtrent), kan het deelnemerschap, van een deelnemer, die op grond van sociale plannen, afvloeiingsregelingen of welke andere regelingen dan ook ophoudt medewerker te zijn en met wie het dienstverband wordt verbroken, doch die overigens blijft voldoen aan het in lid 1 genoemde criterium ten aanzien van de AOW, gecontinueerd worden mits dit voor de stichting geen nadelige financiële consequenties heeft. Vrijwillige voortzetting van het deelnemerschap na ontslag kan slechts plaatsvinden indien en voor zover de medewerker voldoet aan de voorwaarden van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 november 2002, nr. CPP2002/1303M (of een daarvoor in de plaats tredend besluit). Het deelnemerschap aan dit reglement eindigt: a. op de pensioendatum; b. vóór de pensioendatum, indien en zodra de deelnemer ophoudt medewerker te zijn, anders dan ten gevolge van tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid, waarbij op grond van de hieronder te noemen percentages arbeidsongeschiktheid voor de deelnemer aanspraak bestaat op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) respectievelijk Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA); 25% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1991 45% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1987 65% of meer arbeidsongeschiktheid zonder datum beperking. c. vóór de pensioendatum, indien en zodra de deelnemer ophoudt medewerker te zijn doch uiterlijk op de pensioendatum. d. bij overlijden, met ingang van de dag na het overlijden. Binnen drie maanden na de start van het deelnemerschap ontvangt elke nieuwe deelnemer van de stichting een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer onder andere geïnformeerd over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 25; c. het recht van de werknemer om bij de stichting de statuten en het voor hem geldende reglement op te vragen; d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting; e. het recht van de werknemer om bij de stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak; alsmede die aspecten die in nadere regelgeving zijn vastgelegd. De stichting registreert het aantal deelnemingsjaren in de zin van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004.
Artikel 3. Aanspraak op pensioen 3.1. Aanspraak op pensioen ontstaat op de datum van opneming als deelnemer aan dit reglement, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4, leden 1, 7 en 8. De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap tenminste evenredig in de tijd plaats.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
6
3.2.
3.3.
3.4.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waarmee de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioen of aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is nietig tenzij: a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid van de Invorderingswet 1990; of b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57 vijfde lid van de Pensioenwet. Waar in dit reglement over pensioenen / pensioenaanspraken wordt gesproken, worden de pensioenen / pensioenaanspraken / pensioenrechten bedoeld rekening houdend met de leden 1, 9 en 10 van artikel 4. Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie gebeurt op basis van de middelloonsystematiek
Artikel 4. Pensioenaanspraken 4.1. Met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement worden de volgende aanspraken verkregen: a. ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer (zie artikel 10); b. partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer (zie artikel 12); c. tijdelijk partnerpensioen voor de partner van de deelnemer (zie artikel 13); d. partnerpensioen voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer (zie artikel 14); e. wezenpensioen voor de kinderen van de (gewezen) deelnemer (zie artikel 16). 4.2. Op bijlage 3 staat aangegeven welke informatie door de stichting wordt verstrekt en op welke wijze deze informatie verkrijgbaar is. 4.3. Het ouderdomspensioen of (bijzonder) partnerpensioen wordt na uitdiensttreding of pensionering afgekocht, als het bij ingang van het pensioen niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. 4.4. Indien een pensioen wordt afgekocht, wordt de gewezen deelnemer of diens (gewezen) partner hiervan binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen op de hoogte gesteld. 4.5. Indien een ouderdomspensioen wordt afgekocht, wordt het bijbehorende partneren wezenpensioen eveneens afgekocht. 4.6. Het pensioen wordt afgekocht op het moment dat de Pensioenwet dit toestaat. Indien de stichting in de periode die ligt tussen het wettelijk toegestane afkoopmoment en de uitdiensttreding of pensionering een verzoek tot waardeoverdracht ontvangt, wordt het ouderdomspensioen niet afgekocht indien er een wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat. 4.7. De in dit artikel bedoelde afkoopsom wordt sekseneutraal vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit reglement.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
7
4.8.
De hoogte van het pensioen is in die zin begrensd dat deze nimmer zal leiden tot aanspraken die niet zijn vrijgesteld als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. 4.9. De vennootschap of groepsonderneming stelt jaarlijks voor iedere deelnemer een premie ter beschikking, ter grootte van 24% van de pensioengrondslag. In deze premie is de in artikel 7 omschreven deelnemersbijdrage begrepen. Deze premie wordt aangewend ter toekenning van de aanspraken als omschreven in lid 1 van dit artikel. De hierboven omschreven premie zal uitsluitend worden aangepast als gevolg van dwingende wijzigingen in wet- en regelgeving. Indien en voor zover de middelen van de stichting dit toelaten kunnen, conform het bepaalde in artikel 25, toeslagen op de pensioenaanspraken en -rechten worden verleend. Indien de financiële positie van de stichting daar aanleiding toe geeft kunnen de aanspraken, conform het bepaalde in artikel 23, worden beperkt. 4.10. De premie is nader omschreven in de tussen de stichting en de vennootschap gesloten uitvoeringsovereenkomst. Artikel 5. Deeltijddienstverband In geval van deeltijddienstverband gelden de bepalingen van dit reglement met inachtneming van het volgende: 5.1. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zal de in artikel 6 van dit reglement bedoelde pensioengrondslag eerst worden berekend op jaarbasis, alsof er sprake zou zijn van een volledig dienstverband. Vervolgens vindt vermenigvuldiging plaats met een breuk, waarvan de teller aangeeft het aantal werkuren per week van het deeltijddienstverband en de noemer het aantal werkuren per week van het volledige dienstverband. Eenzelfde berekening respectievelijk vermenigvuldiging vindt plaats bij de vaststelling van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 10. 5.2. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zullen de premiebijdragen als bedoeld in artikel 7 van dit reglement worden berekend over de pensioengrondslag vastgesteld met inachtneming van lid 1. 5.3. Wijzigingen in het aantal werkuren per week zullen voor de toepassing van dit reglement uitsluitend worden ingevoerd per de wijzigingsdatum van het parttime percentage. 5.4. In geval van overlijden van een deelnemer met een deeltijddienstverband zal voor de bepaling van het fictief ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12, voor de periode tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum rekening worden gehouden met de omvang van het deeltijddienstverband direct vóór het overlijden. Artikel 6. Pensioengrondslag 6.1. Voor de berekening van de pensioenaanspraken geldt als pensioengrondslag voor een bepaald dienstjaar: het jaarsalaris van dat jaar, verminderd met de franchise. 6.2. De franchise wordt ieder jaar op de eerste januari voor het gehele jaar vastgesteld, op bijlage 4 treft u een historische overzicht van de franchises aan.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
8
6.3.
6.4.
Voor de vaststelling van de hoogte van de franchise van enig jaar zal het bestuur de franchise van het voorgaande jaar wijzigen met het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het vorig jaar. De franchise zal nimmer minder bedragen dan een bedrag ter grootte van 10/7e deel van de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde met een partner van 65 jaar of ouder, geldend per 1 januari van ieder jaar, zijnde de fiscaal toegestane franchise.
Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers 7.1. Iedere deelnemer zal aan de stichting jaarlijks een bijdrage verschuldigd zijn, die gelijk is aan 7% van de pensioengrondslag van dat jaar. De vennootschap of groepsonderneming is gerechtigd de bijdragen van de deelnemers in vierwekelijkse termijnen van hun salaris af te houden. 7.2. De vennootschap of de groepsonderneming draagt de in lid 1 bedoelde bijdragen af aan de stichting. 7.3. Ingeval het bepaalde in artikel 9 van toepassing is, wordt het in lid 1 van dit artikel en het in artikel 4 lid 9 bepaalde volgens artikel 9 gewijzigd. Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding Dit artikel is per 1 januari 2006 komen te vervallen. Voor de deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren en geboren zijn voor 1950 geldt de overgangsbepaling vermeld in artikel 29 lid 4. Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 9.1. Indien en voor zolang een deelnemer een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO ontvangt, vindt geheel of gedeeltelijk premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, vanaf dat moment, voor de deelnemer en de vennootschap/groepsonderneming plaats, met toepassing van het hieronderstaande en wel op basis van de op dat moment geldende (fictieve) pensioengrondslag. De omvang van de premievrijstelling is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en wordt alsvolgt vastgesteld. a. 100% voortzetting van de voor deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA dan wel de WAO van 65% of meer; b. 50% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van van WIA dan wel de WAO van 45% of meer, maar minder dan 65%; c. 25% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer in de zin van de WIA, dan wel een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer in de zin van de WAO, maar minder dan 45%. Het percentage van vrijstelling van 50 c.q 25 is alleen van toepassing indien een deelnemer na 1 januari 1987 c.q. 1 januari 1991 in die mate arbeidsongeschikt is geworden. 9.2. Het bestuur zal de in lid 1 bedoelde (fictieve) pensioengrondslag elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
9
9.3.
van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het voorafgaande jaar en op grond van de volgens artikel 6 lid 3 vastgestelde franchise. De aanspraken waarvoor geen premie verschuldigd is van de in lid 1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemer zullen evenwel, bij gelijkblijvende mate van arbeidsongeschiktheid, nimmer kunnen dalen beneden de in uitzicht gestelde aanspraken bij aanvang van die mate van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 10. Ouderdomspensioen 10.1. Het ouderdomspensioen gaat in zodra de (gewezen) deelnemer de pensioendatum heeft bereikt. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. 10.2. Het ouderdomspensioen bedraagt per dienstjaar 2,25% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4. Artikel 11. Verhoging of verlaging van het ouderdomspensioen 11.1. Degene die op of na 1 januari 1998 heeft deelgenomen aan dit reglement of voorgaande reglementen die vervangen zijn door dit reglement, heeft het recht de na 31 december 1997 opgebouwde aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in artikel 12, inclusief de eventuele aanpassing als bedoeld in artikel 25, op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk om te ruilen in extra ouderdomspensioen. Ter zake van deze uitruil is toestemming van de partner noodzakelijk voor de (gewezen) deelnemer, die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt bedoelde omzetting automatisch en volledig toegepast. Bedoelde uitruil vindt niet plaats met betrekking tot de vastgestelde aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner als bedoeld in artikel 14 (leden 2 en 3). 11.2. De verhoging van het ouderdomspensioen geschiedt op basis van een uitruilverhouding, die bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode wordt vastgesteld. De uitruilverhouding wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en is in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. Na afloop van de periode waarvoor de uitruilverhouding is vastgesteld, kan het bestuur een nieuwe uitruilverhouding vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle (gewezen) deelnemers, die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 1 bedoelde omzetting. 11.3. De keuze voor uitruil in een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 is eenmalig en onherroepelijk. Uitruil heeft tot gevolg dat het partnerpensioen, dat na 31 december 1997 tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is opgebouwd, geheel of gedeeltelijk komt te vervallen. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing op de vastgestelde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 14 lid 1. Het bepaalde in lid 1 heeft evenmin invloed op het opgebouwde wezenpensioen. 11.4. De (gewezen) deelnemer kan de stichting verzoeken om op de pensioendatum het ouderdomspensioen uit te ruilen in een ouderdomspensioen dat gedurende een vooraf te bepalen periode na ingang hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen (dit is het ouderdomspensioen zonder toepassing van dit lid) en na afloop van die periode lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Hierbij geldt
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
10
als voorwaarde dat - berekend op het moment van omzetting - het hoogste ouderdomspensioen niet meer dan 33% hoger is dan het laagste ouderdomspensioen. Indien op betrokkene zowel dit lid als lid 1 van dit artikel van toepassing is, vindt de verhoging als bedoeld in dit lid plaats nadat het ouderdomspensioen overeenkomstig lid 1 van dit artikel is verhoogd. De uitruil geschiedt met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel. 11.5. Degene die op of na 1 januari 2007 heeft deelgenomen aan dit reglement, heeft het recht om een gedeelte van de na 1 januari 2007 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10, inclusief de eventuele aanpassing als bedoeld in artikel 25, op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk om te zetten in extra partnerpensioen. Het partnerpensioen mag na uitruil niet meer bedragen dan 70% van het na uitruil resterende ouderdomspensioen. 11.6. De verlaging geschiedt op basis van een uitruilverhouding, die bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode wordt vastgesteld. De uitruilverhouding wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en is in de bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. Na afloop van de periode waarvoor de uitruilverhouding is vastgesteld, kan het bestuur een nieuwe uitruilverhouding vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle (gewezen) deelnemers, die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 5 bedoelde omzetting. 11.7. De keuze voor uitruil als bedoeld in lid 5 is eenmalig en onherroepelijk. Artikel 12. Partnerpensioen 12.1. Partnerpensioen wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overleden is. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt. 12.2. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen berekend volgens het in artikel 10 bepaalde. In geval van overlijden tijdens deelneming wordt daarbij uitgegaan van het fictief ouderdomspensioen dat door de deelnemer op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien deze tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven met een pensioengrondslag geldend in het jaar van overlijden. 12.3. Indien bij overlijden van een (gewezen) deelnemer aanspraak bestaat op één of meer partnerpensioenen van gewezen partners (artikel 14), wordt het partnerpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend met het bedrag daarvan verminderd. 12.4. Het partnerpensioen wordt verlaagd met 2,5% voor elk vol jaar dat de partner meer dan tien jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer. Indien ten tijde van het overlijden de partnerrelatie meer dan 10 jaar onafgebroken heeft geduurd, dan wordt het in de vorige volzin bedoelde leeftijdsverschil met één jaar verminderd voor elk jaar of gedeelte daarvan dat de partnerrelatie meer dan 10 jaar voortduurde. Voor de (gewezen) deelnemer op wie deze kortingsbepaling van toepassing is, bestaat de mogelijkheid deze korting geheel of ten dele voor eigen rekening bij de stichting bij te verzekeren. De kosten van bijverzekering zullen op het salaris van de deelnemer worden ingehouden.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
11
Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen 13.1. De partner van de deelnemer heeft, behalve op het in artikel 12 omschreven partnerpensioen, aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen. 13.2. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 10% van het laatste jaarsalaris van de deelnemer. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt of de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overleden is. 13.3. Het bepaalde in de artikelen 14, 17 en 19 is niet van toepassing op het tijdelijk partnerpensioen. 13.4 Het tijdelijk partnerpensioen mag echter niet meer bedragen dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na het bereiken van de pensioendatum. Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie Bij beëindiging van de partnerrelatie gelden de volgende bepalingen: 14.1. Onder scheiding wordt verstaan: echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beeindiging van het ongehuwd samenwonen. Er is sprake van beëindiging van het ongehuwd samenwonen indien het samenlevingscontract wordt beëindigd dan wel als het samenwonen duurzaam wordt verbroken. Bij scheiding zijn de leden 2 tot en met 7 van dit artikel van toepassing. 14.2. Bij scheiding van een deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van hetgeen zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd en wordt vastgesteld op de wijze als bedoeld in artikel 19 lid 2. 14.3. Bij scheiding van een gewezen deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van 70% van het op grond van artikel 19 verkregen ouderdomspensioen. 14.4. Voor de (gewezen) deelnemer die tijdens het deelnemerschap een partnerrelatie is aangegaan na beëindiging van een voorafgaande partnerrelatie, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het bepalen van het partnerpensioen van de gewezen partner ontleend aan de laatste partnerrelatie, slechts de diensttijd kan meetellen vanaf de datum van beëindiging van de daaraan voorafgaande partnerrelatie tot de datum van beëindiging van de laatste partnerrelatie. 14.5. Het partnerpensioen van de gewezen partner wordt - voor zover het bepaalde in de tweede volzin van artikel 12 lid 4 voorafgaand aan de scheiding niet is toegepast verlaagd met 2,5% voor elk vol jaar dat de gewezen partner meer dan tien jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
12
14.6. De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van de aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel. 14.7. Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens partner zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien aan deze overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 14.8. Ingeval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, vindt verevening van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij de stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”. Binnen twee jaren na de datum van echtscheiding, de datum waarop de scheiding van tafel en bed onherroepelijk is geworden of de datum waarop het geregistreerd partnerschap is geëindigd, dient hiervan mededeling te worden gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier, dat bij de stichting te verkrijgen is. Vervolgens ontvangt de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerd partner een bewijs van de aanspraak op ouderdomspensioen. Bij pensioenverevening zijn de leden 9 tot en met 12 van dit artikel van toepassing. 14.9. Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen (lid 8) en het partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig lid 2 of lid 3 van dit artikel, kunnen uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap worden omgezet in een zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, mits wordt voldaan aan het volgende: a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap; b. binnen twee jaren na het tijdstip van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap is hiervan mededeling gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde, bij de stichting te verkrijgen, formulier; c. de stichting heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 10 van dit artikel). 14.10. De stichting zal niet instemmen met de omzetting als bedoeld in lid 9 van dit artikel, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 25, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De stichting zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner ingaat op de, bij de stichting geldende, pensioendatum. De stichting kan de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer. 14.11. Pensioenverevening is niet van toepassing indien partijen de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
13
14.12. De kosten van pensioenverevening of omzetting als bedoeld in lid 9 van dit artikel zal de stichting in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen. 14.13. Ingeval het ongehuwd samenwonen wordt beëindigd wegens een direct daarop volgend huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde persoon of ingeval een geregistreerd partnerschap wordt beëindigd wegens een direct daarop volgend huwelijk met dezelfde persoon, vindt dit artikel geen toepassing. 14.14.Een gewezen partner met een recht op bijzondere partnerpensioen heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits: het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; de vervreemding onherroepelijk is; en dit wordt overeengekomen bij een notarieel verleden akte. Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden 15.1. Geen aanspraak of recht op partnerpensioen ten behoeve van de ongehuwd samenwonende partner ontstaat, indien de deelnemer die partner niet schriftelijk heeft aangemeld bij het bestuur onder overlegging van een notarieel afschrift of een notarieel uittreksel van het notarieel verleden samenlevingscontract dat moet vermelden: a. de naam en de geboortedatum van zowel de deelnemer als de partner, b. de aanvangsdatum van de samenleving, c. het woonadres, d. de gezamenlijke verplichting tot het voorzien in huisvesting en elkaars verzorging, en e. de beëindigingsvoorwaarden. 15.2. In het geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners met wie de deelnemer ongehuwd samenwoont, kan de deelnemer slechts één van hen aanwijzen als partner. Deze aanwijzing geschiedt via een notarieel verleden akte. Artikel 16. Wezenpensioen 16.1. Indien ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer één of meer kinderen in leven zijn tot wie de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, zal met ingang van de datum van dat overlijden aan elk van die kinderen een wezenpensioen worden toegekend. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het pensioengerechtigde kind de 18-jarige leeftijd bereikt of indien eerder overlijdt tot en met de maand van overlijden. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Ook de stief- en pleegkinderen, in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, van de (gewezen) deelnemer hebben recht op wezenpensioen als bovenbedoeld. 16.2. Niet pensioengerechtigd zijn de kinderen voor wie de familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer is ontstaan, of die de hoedanigheid van stiefkind heb-
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
14
16.3.
16.4.
16.5. 16.6.
ben verkregen bij of tijdens een partnerrelatie aangegaan na de pensioendatum of die na die datum als pleegkind zijn aangenomen. Tevens komen in aanmerking voor wezenpensioen kinderen als bedoeld in lid 1 van dit artikel nadat zij 18 jaar zijn geworden, indien en zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding bij een door het bestuur erkende instelling. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Om voor dit wezenpensioen in aanmerking te komen, dient een bewijs van inschrijving bij bedoelde instelling aan het bestuur te worden overgelegd. Het wezenpensioen wordt uiterlijk uitgekeerd tot het einde van de maand waarop het pensioengerechtigde kind de 27-jarige leeftijd heeft bereikt of eerder of indien eerder overlijdt tot het einde van de maand van overlijden. Het totaal van het uit te keren wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2. Wanneer beide ouders overleden zijn, wordt de aanspraak per kind verdubbeld. Het totaal van het uit te keren dubbele wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 140% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2.
Artikel 17. Maximum partner- en wezenpensioen 17.1. Indien en zolang het gezamenlijke (tijdelijk) partnerpensioen en het wezenpensioen waarop de partner en de kinderen op grond van dit reglement aanspraak zouden hebben, meer bedraagt dan 90% van het laatste jaarsalaris van de deelnemer, worden deze gezamenlijke aanspraken zodanig verminderd, dat deze gelijk zijn aan 90% van dat jaarsalaris. Aanpassingen volgens artikel 25 blijven hierbij buiten beschouwing. 17.2. Voor de toepassing van lid 1 worden uitkeringen krachtens de Algemene Nabestaandenwet mede in aanmerking genomen. Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen 18.1. Betaling van de pensioenen geschiedt door of namens de stichting in maandelijkse termijnen bij betaling achteraf op een door de rechthebbende aan te wijzen bank- of girorekening, tenzij tussen de stichting en de rechthebbende een andere wijze van betaling is overeengekomen. 18.2. De betaling van elke pensioentermijn kan afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een bewijs van in leven zijn van rechthebbende. 18.3. Op de pensioenuitkeringen zullen worden ingehouden die belastingen en heffingen welke de stichting verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van betaling van kracht zijnde wetten of besluiten. Artikel 19. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 19.1. Indien een deelnemer vóór de pensioendatum door beëindiging van zijn dienstbetrekking bij de vennootschap of groepsonderneming (anders dan door overlijden)
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
15
ophoudt deelnemer te zijn, heeft de gewezen deelnemer naast de uit zijn/haar eigen bijdragen verkregen premievrije pensioenaanspraken bovendien recht op de uit de bijdragen van de vennootschap of groepsonderneming verkregen premievrije pensioenaanspraken. 19.2. De totale premievrije pensioenaanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald door het pensioen dat de gewezen deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum had kunnen behalen, te verminderen met het deel daarvan dat zou zijn opgebouwd in de periode tussen de datum van beëindiging van het deelnemerschap en de pensioendatum. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is beëindigd. De gewezen deelnemer verkrijgt jaarlijks een opgave van de premievrije pensioenaanspraken. Artikel 20. Waardeoverdracht 20.1 Bij aanvang van deelname aan de pensioenregeling werkt de stichting mee aan waardeoverdracht, indien de deelnemer hier op grond van de Pensioenwet recht op heeft. 20.2 In geval van een individuele beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer het recht om, conform het in of krachtens de Pensioenwet bepaalde, de verkregen pensioenen te doen afkopen en de afkoopsom rechtstreeks te laten overmaken naar de volgens de Pensioenwet toegelaten pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever ten einde daar extra pensioenaanspraken te verwerven. 20.3 In overige gevallen, die niet in dit artikel worden genoemd, werkt de stichting mee aan waardeoverdracht indien daartoe een wettelijk recht bestaat. Indien er geen wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat, is de stichting bevoegd om mee te werken aan waardeoverdracht indien een (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, en de Pensioenwet de bevoegdheid hiertoe geeft. 20.4 De waardeoverdracht wordt uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet hieromtrent wordt bepaald. 20.5 In geval van overdracht van de pensioenaanspraken naar een andere verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds of bij afkoop van pensioenrechten als is toegestaan krachtens de Pensioenwet vervallen ongeacht het bepaalde in dit artikel, alle pensioenaanspraken jegens de stichting. 20.6 De waarde van de elders verzekerde pensioenaanspraken zal na waardeoverdracht worden aangewend voor extra pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen en partnerpensioen, overeenkomstig de in dit reglement opgenomen bepalingen. Artikel 21. Vervroegde ingang ouderdomspensioen 21.1. Een deelnemer kan de stichting verzoeken het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan wegens vervroegde pensionering, mits hij/zij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en mits de Raad van Bestuur zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met eerdere pensionering. Tevens moet de partner schriftelijk toestemming geven. Het ouderdomspensioen kan evenwel nooit eerder ingaan dan het vroegpensioen ingevolge het vroegpensioenreglement.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
16
21.2. Vervroegde ingang van het ouderdomspensioen leidt tot een verlaagd ouderdomspensioen. 21.3. De vervroeging geschiedt op basis van een bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode vast te stellen factoren. Deze factoren worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en izijn in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. Na afloop van de periode waarvoor de factoren zijn vastgesteld, kan het bestuur nieuwe factoren vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 1 bedoelde omzetting. Artikel 22. Bedrijfstakpensioenfonds 22.1. Voor (gewezen) deelnemers die ooit deelnamen in een bedrijfstakpensioenfonds gedurende een periode waarover ingevolge dit reglement aanspraken worden toegekend, worden die aanspraken verminderd met de aanspraken over die periode bij het bedrijfstakpensioenfonds. 22.2. Indien te eniger tijd deelneming van medewerkers in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht wordt gesteld en geen vrijstelling van deelneming wordt gevraagd of verkregen, dan wel indien een verkregen vrijstelling wordt ingetrokken of ongedaan gemaakt, zullen de uit dit reglement voortvloeiende pensioenaanspraken verminderd worden met de uit het bedrijfstakpensioenfonds verkregen aanspraken, indien en voor zover deze aanspraken betrekking hebben op de bij de vennootschap of groepsonderneming als deelnemer in de stichting doorlopen diensttijd. 22.3. Voor deelnemers voor wie vrijstelling bestaat van deelneming in enig bedrijfstakpensioenfonds vallende onder de “Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000”, zullen bij beëindiging van deelneming om welke reden dan ook, de pensioenaanspraken ingevolge dit reglement ten minste in totaal gelijkwaardig zijn aan die welke zij onder overigens gelijke omstandigheden zouden hebben verworven, indien zij in dat bedrijfstakpensioenfonds opgenomen waren geweest. Artikel 23. Beperkende bepalingen 23.1 Indien in enig jaar de premie als bedoeld in artikel 4 lid 9 ontoereikend is om de pensioenopbouw in dat jaar te financieren, zal de kostendekkende pensioenopbouw van alle deelnemers voor dat jaar worden vastgesteld op een naar rato van het premietekort verminderd bedrag tenzij op ander wijze in het tekort kan worden voorzien. 23.2 Ingeval van een financieel tekort – de financiële situatie van de stichting is zodanig dat de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt – kan het bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de vennootschap en/of de groepsondernemingen onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het tekort te hebben op-
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
17
gelost. Ingeval de stichting besluit tot korting van de rechten informeert de stichting de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de vennootschap en/of de groepsondernemingen schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering zal op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, vennootschap en/of de groepsondernemingen en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. 23.3 De premie conform artikel 4 lid 9 kan niet worden aangepast als gevolg van de financiële positie van de stichting. 23.4. Indien de financiële situatie van de stichting zich herstelt dan zullen de op grond van in artikel 23.1 en 23.2. getroffen maatregelen worden teruggedraaid in omgekeerde volgorde (dus eerst 23.2. en dan 23.1.) voordat artikel 25 (aanpassing pensioenen en pensioenaanspraken) wordt toegepast. Artikel 24. Reductiebepalingen 24.1. Indien op enig tijdstip de financiële positie van de vennootschap of groepsonderneming van dien aard is dat zij niet langer in staat is de stichting de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde gelden te verschaffen, dan wel slechts in staat is tot het verschaffen van een gedeelte van deze gelden, zullen de uit dit reglement voortvloeiende toekomstige pensioenaanspraken dienovereenkomstig worden verminderd. Alsdan zal dit reglement aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Ingeval de vennootschap voornemens is van de in dit lid bedoelde bevoegdheden gebruik te maken zal zulks onverwijld schriftelijk worden medegedeeld aan degenen wier aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. 24.2. Voor zover de stichting haar verplichtingen bij overeenkomst geheel of gedeeltelijk heeft (her)verzekerd casu quo overgedragen kunnen de rechthebbenden ter zake van bedoelde verplichtingen nimmer hogere aanspraken doen gelden dan tot bedragen die krachtens de gesloten overeenkomsten in feite worden uitgekeerd. De herverzekeringsovereenkomst ligt voor alle belanghebbenden ter inzage bij de stichting. Artikel 25. Aanpassing van pensioenen en pensioenaanspraken 25.1. Indien en voor zover de middelen van de stichting naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, dit toelaten, kan het bestuur jaarlijks per 1 juli een toeslag verlenen op de volgende pensioenen: a. de opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen van de deelnemer; b. de ingegane ouderdoms- en partnerpensioenen; c. de premievrije aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen. 25.2. De toeslag op de pensioenaanspraken als bedoeld in lid 1 sub a van dit artikel wordt bepaald door het bestuur met als uitgangspunt de ontwikkeling van de CAO voor de Bouwnijverheid zoals deze zich gedurende 12 maanden gelegen vóór de maand januari van het betreffende jaar heeft voorgedaan.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
18
25.3.
25.4.
25.5.
25.6.
De toeslag op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen als bedoeld in lid 1 sub b en c van dit artikel wordt bepaald door het bestuur met als uitgangspunt de ontwikkeling van het door de CBS gepubliceerde consumentenprijsindex cijfer voor alle huishoudens zoals deze zich gedurende 12 maanden gelegen vóór de maand januari van het betreffende jaar heeft voorgedaan De toeslag wordt uitgedrukt in een percentage en wordt toegekend over de som van de pensioenaanspraken en reeds eerder verleende toeslagen. De verhouding tussen het te verlenen toeslagpercentage voor de in lid 1 sub a bedoelde pensioenaanspraken en het te verlenen toeslagpercentage voor de in lid 1 sub b en c bedoelde pensioenen en pensioenaanspraken is gelijk aan de verhouding tussen de in lid 2 van dit artikel genoemde ontwikkeling van de loonindex en de in lid 2 genoemde ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer. Voor de toeslagverlening zijn slechts middelen aanwezig indien het per 31 december van het jaar voorafgaand aan de toekenningsdatum aanwezige vermogen van de stichting groter is dan het door de wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen. a. Het vermogen boven het door de wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen wordt aangewend voor toeslagverlening. Het toeslagpercentage zoals bedoeld in lid 3 wordt zodanig vastgesteld dat het vermogen van de stichting na toeslagverlening gelijk is aan het door de wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen, met als maximum de loonindex en het consumentenprijsindexcijfer als bedoeld in lid 2 van dit artikel. b. Indien het vermogen van de stichting na toeslagverlening krachtens sub a van dit artikellid groter is dan het door de wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen vermeerderd met 10% van de technische voorziening, wordt het meerdere aangewend voor extra toeslagverlening. De verhouding tussen het te verlenen extra toeslagpercentage voor de in lid 1 sub a van dit artikel bedoelde pensioenen en het te verlenen extra toeslagpercentage voor de in lid 1 sub b en c bedoelde pensioenen en pensioenaanspraken is gelijk aan 3:2. c. Indien de stichting werkt conform een herstelplan, is toeslagverlening uitsluitend mogelijk in een zodanige mate, dat de financiële ruimte aan het einde van de hersteltermijn na toeslagverlening naar verwachting voldoende is conform het herstelplan. Indien de toeslagverlening niet volledig plaatsvindt conform de in de leden 2 en 3 genoemde indices, kan het bestuur van de stichting besluiten deze toeslagverlening op een later moment in te halen, indien en voor zover de middelen daartoe aanwezig zijn en nadat de vermindering van de aanspraken als omschreven in artikel 23 is hersteld. Hierbij zal eerst de vermindering als bedoeld in artikel 23 lid 3 worden hersteld en daarna de vermindering genoemd in artikel 23 lid 1. Eventuele toekenning van inhaal-toeslagen zal met terugwerkende kracht plaatsvinden en uitsluitend betrekking hebben op de laatste vijf jaren voor het moment van inhaaltoeslagverlening. De beoordeling van de vraag of voor toeslagverlening voldoende middelen aanwezig zijn, wordt uitsluitend gemaakt door het bestuur van de stichting, gehoord de actuaris. Het bestuur is bevoegd verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige ja-
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
19
ren in haar beoordeling mee te wegen. Financiële toereikendheid van de stichting is voor de toeslagverlening een vereiste. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. De stichting vormt geen reserve voor de toeslagverlening. 25.7. Indien de systematiek van toeslagverlening wordt aangepast, zal deze ten aanzien van alle belanghebbenden (inclusief gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) worden aangepast. Artikel 26. Plichten van rechthebbenden 26.1. Een ieder die aan dit reglement aanspraken of rechten ontleent is verplicht medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit reglement. 26.2. Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechthebbende. Indien als gevolg van overlijden van een (gewezen) deelnemer pensioen moet worden uitgekeerd, zal een uittreksel uit het register van overlijden moeten worden overgelegd. Tevens moeten de stukken welke door het bestuur of de betreffende verzekeringsmaatschappij verlangd worden, worden overgelegd. 26.3. Ingeval het ongehuwd samenwonen of het samenlevingscontract als bedoeld in artikel 15 lid 1 is beëindigd, dient dit zo spoedig mogelijk bij het bestuur te worden gemeld. Bij deze melding dient een schriftelijk bewijs van verbreking van het ongehuwd samenwonen of beëindiging van het samenlevingscontract te worden overgelegd. 26.4. De stichting en de vennootschap of groepsonderneming aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het niet of niet tijdig voldoen aan bovengenoemde verplichtingen. Artikel 27. AOW/Anw-compensatie 27.1. Op verzoek van de vennootschap of de groepsonderneming zal de stichting ten behoeve van deelnemers die naar het buitenland worden uitgezonden de gevolgen voor de AOW/Anw-uitkering verzekeren, gedurende de duur van de uitzending. 27.2. De korting op de AOW-uitkering, die als gevolg van uitzending naar het buitenland optreedt, wordt door de stichting gecompenseerd door een aanvulling - ingaande bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de deelnemer - op het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10. Deze compensatie bedraagt per dienstjaar 2% van de franchise. De franchise is gelijk aan een bedrag ter grootte van 10/7e deel van de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde met een partner van 65 jaar of ouder, geldend per 1 januari van ieder jaar. 27.3. Tevens wordt ten behoeve van de partner van de deelnemer een Anw-compensatie verzekerd. Deze Anw-compensatie is ter grootte van de weduwen/weduwnaarsuitkering, gebaseerd op de tot 1 juli 1996 geldende Algemene Weduwen- en Wezenwet. 27.4. Toekenning van de aanspraak op AOW/Anw-compensatie geschiedt op basis van een jaarlijks door de vennootschap of de groepsonderneming te verstrekken opgave
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
20
van de namen van de deelnemers en de perioden waarop dit artikel betrekking heeft. 27.5. In geval van beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum, wordt de aanspraak als bedoeld in lid 2 premievrij gemaakt en nadien jaarlijks aangepast op grond van artikel 25 lid 1 sub c. van dit reglement. Er wordt geen aanspraak op Anw-compensatie verkregen. 27.6. De kosten van deze AOW/Anw-compensatie komen jaarlijks ten laste van de vennootschap of de groepsonderneming. Artikel 28. Onvoorziene gevallen In die gevallen waarin dit reglement niet mocht voorzien beslist het bestuur, onverminderd zijn verplichtingen om het tot stand komen van een passende aanvulling of wijziging van dit reglement te bevorderen indien verwacht moet worden dat het onvoorziene geval zich niet slechts incidenteel zal voordoen. Artikel 29. Overgangsbepalingen 29.1. Voor diegenen die op 1 januari 1996 jonger waren dan 22 jaar en verder voldoen aan de vereisten van deelname overeenkomstig artikel 2, geldt met terugwerkende kracht als tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de datum van aanvang van het dienstverband. Voor diegenen die vóór 1 januari 1987 deelnamen aan de pensioenregeling conform het vóór die datum geldende pensioenreglement geldt als vroegste leeftijd van aanvang van het deelnemerschap de 25-jarige leeftijd. 29.2. a. Per 1 januari 1998 is de opbouw van alleenstaandenpensioen als bedoeld in het tot 1 januari 1998 geldende pensioenreglement beëindigd. De betrokken deelnemers hebben op 31 december 1997 op basis van het toen geldende pensioenreglement een premievrije aanspraak op alleenstaandenpensioen verkregen, die overeenkomstig artikel 25 lid 2, tweede volzin, jaarlijks wordt aangepast. b. Het alleenstaandenpensioen als bedoeld in a. van dit lid bedraagt voor elk deelnemersjaar – met een maximum van 40 deelnemersjaren – 0,5% van de franchise, zoals die gold voor het jaar 1997. Het alleenstaandenpensioen wordt slechts toegekend over de dienstjaren waarover niet reeds een bijzonder partnerpensioensioen voor een gewezen partner is toegekend. c. Het alleenstaandenpensioen zoals bedoeld in dit artikel zal samen met het extra ouderdomspensioen dat verkregen wordt na toepassing van artikel 11 lid 1, nooit lager zijn dan 0,5% van de franchise op basis van 20/7 maal de AOW voor één gehuwden inclusief vakantie-uitkering). 29.3. Het bepaalde in dit reglement is eveneens van toepassing op de onder het tot 1 januari 2005 geldende pensioenreglement opgebouwde aanspraken van alle deelnemers en gewezen deelnemers. 29.4. Voor diegene die op 1 januari 2006 deelnemer waren in de pensioenregeling en geboren zijn voor 1950 en gebruik gaan maken van een vroegpensioenregeling geldt het volgende: a. Indien een deelnemer na vrijwillig vervroegde uittreding op grond van een algemeen erkende Vut- of Vroegpensioenregeling wil blijven deelnemen, is dit uit-
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
21
sluitend mogelijk als de deelnemer op basis van de gebruikelijke premieverdeling zijn/haar bijdrage blijft betalen via de vennootschap of groepsonderneming. Deelname en bijdragen zijn gebaseerd op de op het moment van vrijwillig vervroegde uittreding geldende (fictieve) pensioengrondslag. Indien de vervroegde uittreding plaatsvindt vóór de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt, zal de pensioengrondslag worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan 36 en de noemer het aantal maanden aangeeft gelegen tussen de eerste dag van de maand van vervroegde uittreding en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. De premie zal worden vastgesteld met inachtneming van het in de vorige volzin bepaalde. De vennootschap of groepsonderneming draagt de totale bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 7 af aan de stichting. b. Het bestuur zal de in lid 1 bedoelde (fictieve) pensioengrondslag elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de Bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het voorafgaande jaar en op grond van de volgens artikel 6 lid 3 vastgestelde franchise. c. Indien een deelnemer niet wil blijven deelnemen casu quo zijn bijdrage niet betaalt aan de vennootschap of groepsonderneming, houdt hij/zij op deelnemer te zijn conform artikel 19. 29.5 Voor de gepensioneerden en premievrije deelnemers van de Stichting Pensioenfonds IGB die in 1996 zijn opgenomen in de stichting pensioenfonds Ballast Nedam is artikel 25 van dit pensioenreglement niet van toepassing. Artikel 30. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 30.1. Van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten van de stichting en dit reglement bepaalde kan, op zijn/haar verzoek, door het bestuur worden vrijgesteld degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering. Het verzoek geschiedt door indiening van een door verzoeker ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in, dat degene die de verklaring indient overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen ieder vorm van verzekering, dat hij/zij mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. 30.2. Het bestuur verleent, indien de verklaring naar het oordeel van het bestuur overeenkomstig de waarheid is, de vrijstelling. Aan een vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van de stichting. Van de verleende vrijstelling wordt door het bestuur een bewijs uitgereikt. 30.3. Ieder die vrijstelling heeft, is verplicht de bijdragen welke hij/zij verschuldigd zou zijn indien hij/zij geen vrijstelling had aan de stichting te betalen in de vorm van spaarbijdragen. De spaarbijdragen worden op het salaris ingehouden. De werkgever of groepsonderneming zal de in artikel 7 bedoelde premie als bijdrage ter beschikking stellen. De bijdrageverplichting stopt, op het moment dat conform het bepaalde in artikel 2 het deelnemerschap wordt beëindigd.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
22
30.4. De ingevolge het derde lid ten behoeve van een werknemer ingehouden spaarbijdragen alsmede de werkgeversbijdrage worden door of namens de stichting geboekt op een die werknemer betreffende geblokkeerde spaarrekening, waarvan het saldo wordt verhoogd met het in januari van ieder jaar geldende u-rendement. 30.5. Het spaartegoed wordt vanaf het begin van de maand, waarin hij/zij de 65-jarige leeftijd bereikt in gelijke termijnen aan de werknemer uitgekeerd. In geval van eerder overlijden wordt het spaartegoed terstond aan zijn nabestaande uitbetaald. De periode waarover de werknemer of de nabestaande een uitkering ontvangt wordt in een bestuursbesluit vastgesteld, maar bedraagt ten minste 15 en ten hoogst 25 jaar. In geval geen sprake is van een nabestaande maar wel van één of meer wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een periodieke uitkering aan de wezen als bedoeld in artikel 16. Indien de werknemer overlijdt nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de nabestaande of bij afwezigheid van een nabestaande ten behoeve van de wezen. Bij afwezigheid van nabestaanden of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de rechtverkrijgenden. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. 30.6. Een vrijstelling wordt door het bestuur ingetrokken: a. op verzoek van degene, aan wie de vrijstelling is verleend; b. indien naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren, op grond waarvan de vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. 30.7. Het bestuur is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien betrokkene de daarbij gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. 30.8. Na het tijdstip, waarop de intrekking of het vervallen van een vrijstelling definitief is geworden, wordt ten aanzien van betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het op naam geboekte spaarsaldo wordt onder terugboeking van de te vergoeden rente, als betaalde premie voor hem/haar beschouwd. De betrokkene zal op basis hiervan nooit meer aanspraken verkrijgen dan bij reguliere deelname aan de pensioenregeling zouden zijn verkregen. Artikel 31. Inwerkingtreding Dit reglement, oorspronkelijk als pensioenreglement in werking getreden op 1 januari 1971, is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2008.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
23
Bijlage 1, Actuariële factoren Algemeen De in deze bijlage opgenomen factoren gelden vanaf 1 januari 2004, met uitzondering van de afkoopfactoren voor een periode van 5 jaar. De afkoopfactoren gelden tot 1 januari 2009. Alle factoren kunnen per 1 januari 2009 bij bestuursbesluit worden aangepast. Ingeval de navolgende factoren moeten worden toegepast bij een leeftijd op bijvoorbeeld maanden nauwkeurig, vindt er lineaire interpolatie plaats. Ter illustratie: voor een deelnemer met een leeftijd van 60,75 jaar geldt bij punt 1. dat het te hanteren percentage wordt vastgesteld door 27,8% te vermenigvuldigen met 25% en 29,0% te vermenigvuldigen met 75% en hiervan de som te nemen (in dit geval 28,7%).
1. Uitruilfactoren als bedoeld in artikel 11 van het pensioenreglement
Leeftijd 60 61 62 63 64 65
Verhoging Ouderdomspensioen uitgedrukt in een percentage van het uitruilbaar partnerpensioen 27,8% 29,0% 30,2% 31,4% 32,6% 33,8%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 100 uitruilbaar partnerpensioenheeft opgebouwd dan ontvangt hij bij uitruil op de 60-jarige leeftijd € 27,80 direct ingaand ouderdomspensioen extra. Voor het uitruilen van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen staan hier geen uitruilfactoren vermeld. Dit omdat het maximaal na uitruil te verkrijgen partnerpensioen ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen gelijk is aan het partnerpensioen dat verzekerd wordt.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
24
Bijlage 1, vervolg
2. Vervroeging van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 21 van het pensioenreglement
Leeftijd 60 61 62 63 64 65
Percentage van het opgebouwde ouderdomspensioen bij vervroeging 65,1% 70,3% 76,1% 82,6% 89,8% 100,0%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 OP heeft opgebouwd met als ingangsdatum de 65-jarige leeftijd dan kan hij deze aanspraak op leeftijd 60 omzetten in een direct ingaand ouderdomspensioen van € 651.
3. Vervroeging of uitstel van het vroegpensioen
Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 64,5
Percentage van het opgebouwde vroegpensioen bij vervroeging of uitstel 24,5% 27,9% 32,3% 37,8% 45,3% 55,8% 71,6% 100,0% 149,2% 302,6% 617,3%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 VP heeft opgebouwd dan kan hij daarvoor € 558 direct ingaand vroegpensioen inkopen en wanneer een deelnemer op leeftijd 64 € 1.000 VP op basis van een vroegpensioenleeftijd van 62 jaar heeft opgebouwd dan kan hij daarvoor € 3.026 direct ingaand VP inkopen op leeftijd 64. Let op: op fiscale gronden mag het vroegpensioen (door uitstel) nooit meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
25
Bijlage 1, vervolg 4. Omzetting van het niet benutte vroegpensioen op de pensioendatum in een hoger ouderdomspensioen. Leeftijd 65 65
Uitruilfactor 27% (exclusief partnerpensioen) 21,8% (inclusief partnerpensioen
Ter illustratie, wanneer een deelnemer op leeftijd 65 € 1.000 vroegpensioen heeft opgebouwd dan kan hij daarvoor € 270 direct ingaand ouderdomspensioen inkopen of € 218 direct ingaand OP in combinatie met € 152,60 NP. Let op: op fiscale gronden mag het ouderdomspensioen (tezamen met de te ontvangen AOW-uitkering) niet meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
26
Bijlage 1, vervolg
5. Afkoopfactoren Leeftijd
OP65
PP
VP
AP
Leeftijd OP65
PP
VP
AP
18
1,485
0,463
0,352
0,238
42
3,951
1,322
1,011
0,636
19
1,547
0,485
0,367
0,248
43
4,121
1,381
1,061
0,663
20
1,611
0,508
0,382
0,259
44
4,301
1,441
1,114
0,692
21
1,678
0,531
0,398
0,269
45
4,49
1,503
1,171
0,723
22
1,747
0,554
0,415
0,28
46
4,69
1,566
1,231
0,756
23
1,82
0,578
0,432
0,292
47
4,901
1,631
1,294
0,79
24
1,895
0,603
0,451
0,304
48
5,123
1,698
1,36
0,826
25
1,973
0,629
0,471
0,317
49
5,358
1,767
1,431
0,864
26
2,054
0,656
0,491
0,33
50
5,607
1,836
1,507
0,905
27
2,139
0,684
0,513
0,343
51
5,87
1,908
1,587
0,947
28
2,227
0,714
0,536
0,357
52
6,148
1,981
1,672
0,993
29
2,32
0,745
0,56
0,372
53
6,444
2,056
1,76
1,041
30
2,416
0,778
0,584
0,388
54
6,757
2,132
1,853
1,092
31
2,516
0,813
0,61
0,404
55
7,09
2,21
1,951
1,146
32
2,62
0,849
0,638
0,421
56
7,442
2,288
2,052
1,204
33
2,729
0,887
0,666
0,438
57
7,816
2,366
2,159
1,264
34
2,842
0,927
0,696
0,456
58
8,213
2,445
2,27
1,329
35
2,96
0,969
0,728
0,475
59
8,635
2,523
2,386
1,398
36
3,083
1,013
0,762
0,495
60
9,083
2,6
2,508
1,471
37
3,212
1,06
0,797
0,516
61
9,559
2,676
2,636
1,548
38
3,347
1,108
0,835
0,538
62
10,066
2,749
2,774
1,631
39
3,487
1,159
0,875
0,561
63
10,606
2,82
0
1,718
40
3,634
1,212
0,918
0,584
64
11,184
2,886
0
1,812
41
3,788
1,266
0,963
0,609
65
11,806
2,943
0
1,913
OP65
=Ouderdomspensioen
PP
=Partnerpensioen
VP
=Vroegpensioen
AP
=Alleenstaandenpensioen
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
27
Bijlage 2, Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en het bijspaarreglement 2005 A) Vroegpensioenregeling In aanvulling op het vroegpensioenreglement 2005 gelden de volgende bepalingen. 1) Vanaf 1 januari 2006 wordt er geen vroegpensioen meer opgebouwd. 2) Per 31 december 2005 zijn voor deelnemers aan de vroegpensioenregeling premievrije aanspraken op vroegpensioen overeenkomstig artikel 5 van het vroegpensioenreglement 2005 toegekend 3) Vanaf 1 januari 2006 is het verlenen van een toeslag voor het opgebouwde vroegpensioen gelijk aan hetgeen omschreven is in artikel 25 van het pensioenreglement. 4) Voor de deelnemers die nog in dienst zijn wordt het opgebouwde vroegpensioen geïndexeerd op dezelfde wijze als de in artikel 25 lid 1 a genoemde aanspraken. Voor de deelnemers die uit dienst zijn of voor de vroegpensioenen die zijn ingegaan wordt geïndexeerd op dezelfde wijze als de pensioenen genoemd in artikel 25 lid 1 b en c 5) Het vroegpensioen wordt na uitdiensttreding of pensionering afgekocht, als het bij ingang niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet opgenomen bedrag. Verder zijn artikel 4.4., 4.6 en 4.7. van het pensioenreglement van toepassing
B) Bijspaarregeling In aanvulling op het bijspaarreglement 2005 gelden de volgende bepalingen. 1) Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk om nog bedragen te storten in de bijspaarregeling 2) Voor de tot 1 januari 2006 opgebouwde spaarkapitalen is zolang de deelnemer in dienst is artikel 9 van het bijspaarreglement van toepassing 3) Voor de tot 23 september 2004 opgebouwde kapitalen geldt een minimum gegarandeerd rendement van 4% voor de opgebouwde kapitalen verder is artikel 9 van bijspaarreglement van toepassing 4) Op het moment dat deelnemer uit dienst gaat wordt pensioen aangekocht en is verder artikel 25 lid 1 b en c van het pensioenreglement van toepassing.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
28
Bijlage 3, Te verstrekken informatie A) Jaarlijkse informatie – een opgave van de verworven pensioenaanspraken; – een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; – informatie over toeslagverlening; – een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken (factor A) Deze informatie wordt verstrekt via het uniform pensioenoverzicht. B) Informatie bij beëindiging deelneming – een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken; – informatie over toeslagverlening; – informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en – omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder. – C) Informatie aan gewezen deelnemers De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar: – een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en – informatie over toeslagverlening. De pensioenuitvoerder informeert de gewezen deelnemer over een wijziging van het toeslagbeleid (binnen 3 maanden na de wijziging) D) Informatie aan partners gewezen deelnemers De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: – een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; – informatie over toeslagverlening; en – informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. E) Algemeen Verder worden de belanghebbenden in staat desgewenst gesteld van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen. De stichting informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
29
Bijlage 4, Overzicht franchises en indexaties Jaar
Franchise
Franchise
Indexatie
Indexatie pensioen-
Indexatie
in NLG
in Euro 's
Actieven
gerechtigden
Premievrijen
1969
5.726,00
1970
6.123,00
1971
7.303,00
1972
8.126,00
1973
10.139,00
1974
11.331,00
1975
13.339,00
9,49
1976
15.526,00
10,51
1977
17.118,00
8,23
1978
18.798,00
7,75
1979
19.737,00
4,14
1980
20.788,00
3,81
1981
21.641,00
7,09
1,80
1982
22.531,00
6,94
6,94
1983
22.733,00
5,00
4,57
1984
22.554,00
1,50
-
1985
22.731,00
1,00
-
1986
23.095,00
2,00
-
1987
23.256,00
-
1988
24.912,00
-
1989
24.912,00
1,00
1,00
1990
25.410,00
2,03
2,03
1991
25.980,00
2,27
2,27
1992
26.825,00
3,10
3,10
1993
28.100,00
3,27
3,27
1994
28.800,00
2,13
2,13
1995
29.150,00
2,74
2,74
1996
30.020,00
2,00
2,00
1997
30.620,00
1,91
1,91
1998
31.620,00
2,21
2,21
1999
32.655,00
2,08
2,08
2000
33.640,00
2,01
2,01
2001
34.660,00
2,27
2,27
4,44
4,44
-
2002
16.608,00
2003
17.195,00
-
2004
17.670,00
-
2005
11.500,00
0,50
0,50
2006
11.566,00 0,63
0,99
0,99
2007
11.872,00 0,88
0,58
0,58
Vanaf 2006 vindt de indexatie plaats op 1/7 in plaats van op 1/1
Pensioenreglement per 1-1-2008 versie per 20-12-2007
-