PENSIOENREGLEMENT 2015
Stichting ORTEC Pensioenfonds
te
Groningen
Januari 2015
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1. DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING 4 Artikel 1 Deelnemers................................................................................................................................ 4 Artikel 2 Start en einde deelname............................................................................................................ 5 Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 6 Artikel 3 De basis voor de pensioenopbouw............................................................................................ 6 Hoofdstuk 3. DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING 8 Artikel 4 Pensioenen binnen de regeling ................................................................................................. 8 Artikel 5 Ouderdomspensioen.................................................................................................................. 8 Artikel 6 Partnerpensioen......................................................................................................................... 8 Artikel 7 Anw-hiaatpensioen .................................................................................................................. 11 Artikel 8 Wezenpensioen ....................................................................................................................... 12 Artikel 9 Arbeidsongeschiktheidspensioen ............................................................................................ 14 Hoofdstuk 4. OPBOUW VAN EXTRA PENSIOENVERMOGEN 16 Artikel 10 Inkoop van extra pensioenaanspraken in de basisregeling .................................................... 16 Artikel 11 Inkoop van extra pensioenaanspraken in de excedentregeling .............................................. 16 Hoofdstuk 5. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 18 Artikel 12 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling vóór de pensioendatum .................. 18 Artikel 13 Inbreng van waarde bij start deelname.................................................................................... 19 Artikel 14 Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid ......................................................... 19 Artikel 15 Premievrije pensioenopbouw bij werkloosheid ........................................................................ 21 Artikel 16 Scheiding – bijzonder partnerpensioen ................................................................................... 22 Artikel 17 Scheiding – verevening van ouderdomspensioen................................................................... 23 Hoofdstuk 6. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING 25 Artikel 18 Keuzemogelijkheden bij pensionering ..................................................................................... 25 Artikel 19 Vervroegen van het ouderdomspensioen................................................................................ 25 Artikel 20 Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan................................................................. 26 Artikel 21 Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen ................................................................ 26 Artikel 22 Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen ................................................................ 27 Artikel 23 Hoog-laagregeling.................................................................................................................... 27 Artikel 24 Laag-hoogregeling ................................................................................................................... 28 Hoofdstuk 7. MET PENSIOEN 30 Artikel 25 Pensioenuitkering .................................................................................................................... 30 Hoofdstuk 8. DE TOESLAGVERLENING 32 Artikel 26 De toeslagverlening ................................................................................................................. 32 Hoofdstuk 9. KOSTEN, FINANCIERING EN HERVERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING 33 Artikel 27 Kosten en financiering van de pensioenregeling ..................................................................... 33 Hoofdstuk 10. OVERGANGSBEPALINGEN 34 Artikel 28 Overgangsbepalingen voor deelnemers die op 31 december 1999 deelnemer waren........... 34 Artikel 29 Overgangsbepalingen voor (gewezen) deelnemers aan het reglement zoals dit op 31 december 2013 van kracht was............................................................................................... 34 Hoofdstuk 11. ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG 35 Artikel 30 Onvoorziene gevallen .............................................................................................................. 35 Artikel 31 Wijziging van de pensioenovereenkomst of verlaging van de premiebetaling door de werkgever ................................................................................................................................ 35 Artikel 32 Slotbepaling ............................................................................................................................. 36 Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 2 van 50
Hoofdstuk 12. BIJLAGE FLEXIBILISERING
37
Begripsomschrijvingen
47
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 3 van 50
Hoofdstuk 1.
Artikel 1 1.1
DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING
Deelnemers
Wie is deelnemer aan deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling geldt voor: - alle werknemers van 25 jaar of ouder die een arbeidsovereenkomst hebben, welke is ingegaan vóór 1 januari 2008; - alle werknemers van 21 jaar of ouder die een arbeidsovereenkomst hebben, welke is ingegaan op of na 1 januari 2008; Voor werknemers die op 31 december 2007 reeds in dienst waren en op dat moment 21 jaar of ouder waren, maar op die dag de leeftijd van 25 jaar nog niet hadden bereikt, geldt dat zij deelnemer worden met ingang van 1 januari 2008. 1.2a
Wat is de verplichting van de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner, de wees en de pensioengerechtigde?
De (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner, de wees en de pensioengerechtigde zijn verplicht om aan de werkgever en aan het pensioenfonds alle informatie te verstrekken en bewijsstukken te overleggen die nodig zijn voor de uitvoering van dit reglement. 1.2b
Wat gebeurt er als de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner, de wees of de pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt?
Als de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner, de wees of pensioengerechtigde deze verplichting niet nakomt, kan dit tot gevolg hebben dat het pensioen dat uit dit reglement voortvloeit niet of slechts gedeeltelijk is verzekerd. In dat geval heeft de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde slechts recht op dit (gedeeltelijk) verzekerde pensioen. Daarnaast is de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde aansprakelijk voor alle nadelige gevolgen en kosten. 1.3
Welke informatie ontvangt de (gewezen) deelnemer?
a. De deelnemer ontvangt van het pensioenfonds een bewijs van deelnemerschap. b. De deelnemer wordt bij de toetreding tot de regeling schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van geldende statuten en reglementen. c. De deelnemer wordt schriftelijk op de hoogte gesteld als het pensioenreglement of de statuten zijn gewijzigd. Daarnaast zorgt het bestuur ervoor dat alle belanghebbenden op een gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de geldende statuten en reglementen. d. De deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de verworven pensioenaanspraken, een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, informatie over toeslagverlening en een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Deze informatie wordt verstrekt in de vorm van een Uniform Pensioenoverzicht. e. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het bestuur kan bepalen dat de kosten die met deze opgave verband houden door de gewezen deelnemer vergoed moeten worden.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 4 van 50
Artikel 2 2.1
Start en einde deelname
Wanneer start de deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling begint op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de maand waarin de werknemer aan de in artikel 1.1 gestelde voorwaarden voldoet en: - minimaal twee maanden in dienst van de werkgever is; of - in geval van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht. De hierboven genoemde drempelperiode van twee maanden wordt op dat moment mede in aanmerking genomen voor de pensioenopbouw. 2.2
Wanneer eindigt de deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling eindigt: - bij overlijden van de deelnemer; - bij beëindiging van het dienstverband voordat de pensioendatum is bereikt, behalve als sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 14 (premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid); alsdan blijft het deelnemerschap bestaan voor de duur en naar de mate van de arbeidsongeschiktheid, uiterlijk tot de pensioendatum; - op de pensioendatum of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen ingaat. 2.3a
Wat is er geregeld voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar?
De werknemer die jonger is dan 21 jaar, maar wel voldoet aan alle andere vereisten voor deelname aan deze pensioenregeling, komt in aanmerking voor verzekering van pensioen volgens de voorportaalregeling. Ook de werknemer die ouder is dan 21 jaar, maar nog niet voldoet aan de in artikel 2.1 gestelde eisen, komt in aanmerking voor verzekering van pensioen volgens de voorportaalregeling. 2.3b
Wat houdt de voorportaalregeling in?
Verzekering van pensioen volgens de voorportaalregeling geeft recht op: a. partner-, Anw-hiaat- en wezenpensioen als omschreven in dit reglement; b. arbeidsongeschiktheidspensioen en aanspraak op pensioenopbouw volgens artikel 14 (premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid). Voorwaarde hiervoor is dat de arbeidsongeschiktheid is ingetreden tijdens het dienstverband. Het recht ontstaat op de datum waarop de uitkering ingevolgde de WIA is ingegaan, maar niet eerder dan het moment van deelname aan de pensioenregeling, zoals bedoeld in artikel 2.1, ook indien op die laatstgenoemde datum het dienstverband met de werkgever is beëindigd. 2.3c
Wanneer eindigt de verzekering van het pensioen volgens de voorportaalregeling?
De verzekering van het pensioen volgens de voorportaalregeling eindigt: - zodra de werknemer deelnemer wordt aan de pensioenregeling volgens artikel 2.1; - als en zodra de dienstbetrekking van de werknemer anders dan door overlijden wordt beëindigd voordat de deelname aan de pensioenregeling is begonnen; in dat geval vervallen alle voor die werknemer gesloten verzekeringen zonder dat er recht ontstaat op een premievrije aanspraak. 2.3d
Wat gebeurt er bij scheiding?
Bij scheiding zoals bedoeld in artikel 16 (scheiding – bijzonder partnerpensioen) van degene die in aanmerking komt voor de voorportaalregeling heeft diens gewezen partner geen recht op aanspraken zoals beschreven in artikel 16 van dit reglement.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 5 van 50
Hoofdstuk 2.
Artikel 3 3.1
DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
De basis voor de pensioenopbouw
Wat is het karakter van deze pensioenregeling?
De opbouw van pensioen in de basisregeling is een uitkeringsovereenkomst als omschreven in artikel 1 van de Pensioenwet. U ontvangt een vastgestelde pensioenuitkering die is gebaseerd op het gemiddelde salaris dat u tijdens de jaren dat u deelneemt in deze pensioenregeling heeft verdiend. 3.2a
Wat is de basis voor de pensioenopbouw?
De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen. De pensioengrondslag in de basisregeling is gelijk aan het pensioengevend salaris van de deelnemer, verminderd met de franchise. 3.2b
Wat is het pensioengevend salaris?
Het pensioengevend salaris is gelijk aan twaalf keer het op de datum van vaststelling geldende maandsalaris, vermeerderd met de voor de deelnemer geldende vakantietoeslag, met een maximum van € 100.000,- op basis van een voltijd dienstbetrekking (2015). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de in Wet inkomstenbelasting 2001 genoemde contractloonontwikkelingsfactor, inclusief eventuele afronding. Voor de deelnemer die arbeidsongeschikt wordt en die nog niet in aanmerking komt voor premievrijstelling als bedoeld in artikel 14 (premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid), wordt de pensioengrondslag vastgesteld aan de hand van het pensioengevend salaris dat de deelnemer genoot op het moment vlak vóór arbeidsongeschikt worden. 3.2c
Wat is het maximum pensioengevend salaris?
Het jaarsalaris is gemaximeerd tot een bedrag dat jaarlijks op 1 januari door het bestuur wordt aangepast, waarbij het Consumentenprijsindexcijfer als uitgangspunt wordt genomen. In het jaar 2015 is het maximum € 49.849. 3.2d
Wat is de franchise?
De overheid verstrekt een AOW-uitkering. Over een gedeelte van het inkomen hoeft daarom geen pensioen te worden opgebouwd. Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, wordt franchise genoemd. 3.2e
Hoe hoog is de franchise?
De franchise is voor deze pensioenregeling vastgesteld op € 13.500 (2015). De franchise wordt in principe jaarlijks per 1 januari door het bestuur aangepast. Voor de aanpassing van de franchise wordt het Consumentenprijsindexcijfer als uitgangspunt genomen. De franchise zal echter nooit minder bedragen dan het op grond van de fiscale regelgeving verplicht te hanteren minimumbedrag. 3.3
Wanneer wordt de pensioengrondslag vastgesteld?
De pensioengrondslag van de deelnemer wordt vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens jaarlijks per 1 januari. Als een tijdelijk dienstverband gedurende het jaar wordt verlengd en er is sprake van salarisverhoging, dan leidt deze tussentijdse salarisverhoging wel tot een tussentijdse verhoging van de pensioengrondslag.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 6 van 50
3.4
Wat is de pensioengrondslag bij een deeltijd dienstbetrekking?
Voor de vaststelling van de pensioengrondslag van de deelnemer met een deeltijd dienstbetrekking wordt het pensioengevend salaris herleid naar een pensioengevend salaris op basis van een voltijd dienstbetrekking.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 7 van 50
Hoofdstuk 3.
Artikel 4 4.1
DE SOORTEN PENSIOEN BINNEN DE REGELING
Pensioenen binnen de regeling
In welke pensioenen voorziet de pensioenregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft, met inachtneming van de bepalingen in dit reglement, recht op: - ouderdomspensioen, ten behoeve van hemzelf; - partnerpensioen, ten behoeve van zijn partner; - ANW-hiaatpensioen ten behoeve van zijn partner; - wezenpensioen, ten behoeve van zijn kinderen; - arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van hemzelf. De bij Nationale Nederlanden verzekerde rechten, bedoeld in de overgangsbepaling in artikel 28, vallen hierbuiten.
Artikel 5 5.1
Ouderdomspensioen
Wat is het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen is de levenslange uitkering die de (gewezen) deelnemer ontvangt vanaf zijn pensionering. 5.2
Wanneer begint en wanneer eindigt het ouderdomspensioen?
Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. Dit is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. 5.3
Hoe wordt het ouderdomspensioen opgebouwd?
De deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van het ouderdomspensioen op. Het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,875% van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag in de basisregeling. Voor een gedeelte van een jaar wordt het jaarlijkse ouderdomspensioen naar evenredigheid vastgesteld. Het ouderdomspensioen is daarmee een afspiegeling van de gemiddeld tijdens de deelname geldende pensioengrondslag (middelloonregeling). In een periode van onbetaald verlof vindt geen opbouw plaats van het ouderdomspensioen. 5.4
In hoeverre zijn de aanspraken op het ouderdomspensioen welvaartsvast?
Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend volgens het bepaalde in artikel 26.1.
Artikel 6 6.1
Partnerpensioen
Wat is het partnerpensioen?
Het partnerpensioen is een uitkering aan de partner van de deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 8 van 50
6.2a
Hoe wordt het partnerpensioen verzekerd?
Het partnerpensioen wordt verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit betekent dat er recht op partnerpensioen is zolang de werknemer deelnemer is. In afwijking van het hierboven bepaalde is het partnerpensioen ook verzekerd als de gewezen deelnemer overlijdt gedurende de periode dat hij recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidwet. De hoogte van het partnerpensioen wordt dan vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 6.4. 6.2b
Wanneer eindigt de verzekering van het partnerpensioen?
De verzekering van het partnerpensioen eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen: - de datum waarop de dienstbetrekking wordt beëindigd; - de datum waarop de deelnemer de pensioendatum bereikt of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat. 6.2c
Wie heeft recht op een uitkering van partnerpensioen?
Recht op partnerpensioen heeft één persoon met wie de deelnemer: - gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; - samenwoont, mits: - de deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; - de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer; - de deelnemer en de partner op de datum van het overlijden gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar op hetzelfde adres woonachtig waren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. De deelnemer moet deze partner bij het pensioenfonds aanmelden om aanspraak te kunnen maken op verzekering van het partnerpensioen als bedoeld in dit artikel. 6.2d
Wanneer is er geen recht op partnerpensioen?
Er ontstaat geen recht op partnerpensioen als het huwelijk is gesloten, het geregistreerd partnerschap is aangegaan of de notariële samenlevingsovereenkomst is verleden op of na de dag dat het ouderdomspensioen is ingegaan. 6.3
Wanneer begint en wanneer eindigt het partnerpensioen?
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot partnerpensioen overlijdt. 6.4
Hoe hoog is het partnerpensioen?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het partnerpensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 5, waarop de deelnemer recht zou hebben gehad als hij tot de pensioendatum in leven en in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Het partnerpensioen vanaf de overlijdensdatum wordt gebaseerd op de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag met inachtneming van de bepalingen in artikel 3 (de basis voor pensioenopbouw). Het partnerpensioen dat wordt uitgekeerd na het overlijden van de gewezen deelnemer zoals bedoeld in de laatste volzin van artikel 6.2a, wordt afgeleid van het ouderdomspensioen dat voor de gewezen deelnemer is vastgesteld na beëindiging van de deelneming, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.2 en 29.3, inclusief het ouderdomspensioen dat mogelijk is verkregen uit de inkoop van extra pensioen uit de vrijwillige regeling, bedoeld in artikel 10, en de excedentregeling, bedoeld in artikel 11. De jaren tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum worden niet meegeteld voor de bepaling van de hoogte van het partnerpensioen.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 9 van 50
6.5
Hoe hoog is het partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
De dekking van het partnerpensioen blijft tijdens de opname van onbetaald verlof voor een periode van maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. De financiering van deze dekking komt voor rekening van het fonds. 6.6
Op welk deel van het partnerpensioen heeft de partner recht?
Op de uitkering van het partnerpensioen aan de partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt in mindering gebracht het bijzonder partnerpensioen waarop volgens artikel 16 (scheiding – bijzonder partnerpensioen) van dit reglement gewezen partners recht hebben. Deze vermindering vindt ook plaats als de gewezen partner(s) inmiddels zelf is (zijn) overleden. 6.7
Zijn er situaties waarin de hoogte van het partnerpensioen wordt verlaagd?
Het partnerpensioen wordt niet uitgekeerd als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overleden is bij of als gevolg van het vrijwillig deelnemen aan oorlogshandelingen of andere vijandelijkheden, of oproer of burgeroorlog. Het maakt daarbij niet uit of de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde getroffen wordt in of buiten dienst van de werkgever. Het pensioenfonds zal echter het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uitkeren voor zover het daartoe in staat is. Er is geen recht op partnerpensioen als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden door opzettelijk toedoen of grove schuld van de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en voor welk feit de belanghebbende strafrechtelijk is veroordeeld. 6.8
Kan het partnerpensioen worden afgekocht?
Als het jaarlijkse partnerpensioen bij ingang lager is dan het wettelijke afkoopbedrag (2015: € 462,88) heeft het pensioenfonds het recht dit partnerpensioen ten behoeve van de partner af te kopen. Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het de partner daarover binnen zes maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. Indien deze termijn is verlopen, gaat het pensioenfonds uitsluitend na schriftelijke instemming van de partner over tot afkoop. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Als het partnerpensioen is ingegaan vóór 1 januari 2007, kan het pensioenfonds alleen gebruik maken van zijn recht op afkoop zoals omschreven in de voorgaande twee alinea’s, als de partner hiermee instemt. Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is te vinden in hoofdstuk 12, onder het kopje Afkoop van partnerpensioen. Door uitkering van de afkoopsom aan de rechthebbende, vervallen alle rechten, die ontleend zouden kunnen worden aan de periode van het deelnemerschap, waarop de (premievrije) pensioenaanspraak of het ingegane pensioen betrekking hadden. 6.9
In hoeverre is het partnerpensioen waardevast?
Op een ingegane partnerpensioenuitkering wordt jaarlijks toeslag verleend volgens het bepaalde in artikel 26.1.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 10 van 50
Artikel 7 7.1
Anw-hiaatpensioen
Wat is het Anw-hiaatpensioen?
Het Anw-hiaatpensioen is een uitkering aan de partner van de deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer, ter compensatie van het ontbreken van een Anw-uitkering door de overheid. 7.2a
Hoe wordt het Anw-hiaatpensioen verzekerd?
Het Anw-hiaatpensioen wordt verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit betekent dat het Anw-hiaatpensioen is verzekerd zolang de werknemer een dienstbetrekking heeft. 7.2b
Wanneer eindigt de verzekering van het Anw-hiaatpensioen?
De verzekering van het Anw-hiaatpensioen eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen: - de datum waarop de dienstbetrekking wordt beëindigd; - de datum waarop de deelnemer de pensioendatum bereikt of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat; 7.2c
Wie heeft recht op een uitkering van het Anw-hiaatpensioen?
Recht op Anw-hiaatpensioen heeft één persoon met wie de deelnemer: - gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; - samenwoont, mits: - de deelnemer en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; - de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer; - de deelnemer en de partner op de datum van het overlijden gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar op hetzelfde adres woonachtig waren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. De deelnemer moet deze partner bij het pensioenfonds aanmelden om aanspraak te kunnen maken op verzekering van het Anw-hiaatpensioen als bedoeld in dit artikel. 7.3
Wanneer begint en wanneer eindigt het Anw-hiaatpensioen?
Het Anw-hiaatpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de nabestaande de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, docht uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot Anw-hiaatpensioen overlijdt. Het bepaalde in de laatste volzin geldt tevens voor Anw-hiaatpensioenen die vóór 1 januari 2014 zijn ingegaan. 7.4
Hoe hoog is het Anw-hiaatpensioen?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het Anw-hiaatpensioen gelijk aan de uitkering inclusief vakantietoeslag ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) voor een nabestaande zonder kind onder de 18 jaar naar de stand per 1 januari van het jaar waarin de deelnemer is overleden. Op een ingegaan Anw-hiaatpensioen worden geen toeslagen verleend. 7.5
Hoe hoog is het Anw-hiaatpensioen bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
De dekking van het Anw-hiaatpensioen blijft tijdens de opname van onbetaald verlof voor een periode van maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. De financiering van deze dekking komt voor rekening van het fonds.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 11 van 50
7.6
Zijn er situaties waarin de hoogte van het Anw-hiaatpensioen wordt verlaagd?
Het Anw-hiaatpensioen wordt niet uitgekeerd als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overleden is bij of als gevolg van het vrijwillig deelnemen aan oorlogshandelingen of andere vijandelijkheden, of oproer of burgeroorlog. Het maakt daarbij niet uit of de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde getroffen wordt in of buiten dienst van de werkgever. Het pensioenfonds zal echter het Anw-hiaatpensioen geheel of gedeeltelijk uitkeren voor zover het daartoe in staat is. Er is geen recht op Anw-hiaatpensioen als de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden door opzettelijk toedoen of grove schuld van de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en voor welk feit de belanghebbende strafrechtelijk is veroordeeld.
Artikel 8 8.1
Wezenpensioen
Wat is het wezenpensioen?
Het wezenpensioen is een uitkering voor kinderen van de deelnemer, die wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer. 8.2a
Hoe wordt het wezenpensioen verzekerd?
Het wezenpensioen wordt verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit betekent dat het wezenpensioen is verzekerd zolang de werknemer een dienstbetrekking heeft. Indien de gewezen deelnemer of de gepensioneerde op grond van artikel 22 een deel van zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen, zal aan het bepaalde in dit artikel overeenkomstige toepassing worden gegeven bij het overlijden van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde. 8.2b
Wanneer eindigt de verzekering van het wezenpensioen?
De verzekering van het wezenpensioen eindigt op het eerste van de volgende tijdstippen: - de datum waarop de dienstbetrekking wordt beëindigd; - de datum waarop de deelnemer de pensioendatum bereikt of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat. 8.3
Wie heeft recht op wezenpensioen?
Recht op wezenpensioen hebben kinderen die in familierechtelijke betrekking staan tot de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Dit geldt ook voor stief- en pleegkinderen die, zowel ten tijde van het einde van zijn deelnemerschap als ten tijde van zijn overlijden door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, een en ander ter beoordeling van het bestuur. De (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde moet deze stief- en pleegkinderen bij het pensioenfonds aanmelden om aanspraak te kunnen maken op verzekering van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel. 8.4
Wanneer begint en wanneer eindigt het wezenpensioen?
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt, en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerder overlijden.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 12 van 50
Met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar waarvan de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. In dat geval wordt het wezenpensioen uiterlijk uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Een toekenningsbeslissing op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten strekt hiertoe als bewijs. 8.5
Hoe hoog is het wezenpensioen:
8.5a
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum is het wezenpensioen voor ieder kind gelijk aan 20% van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 6.4. 8.5b
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum?
Bij overlijden van de gewezen deelnemer vóór de pensioendatum is het wezenpensioen voor ieder kind gelijk aan 20% van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 22 (uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen), vermeerderd met de toeslagen die op grond van artikel 26.1 zijn verleend. 8.5c
Bij overlijden van de gepensioneerde?
Bij overlijden van de gepensioneerde is het wezenpensioen voor ieder kind gelijk aan 20% van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 22 (uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen). 8.5d
Als beide ouders zijn overleden?
Het wezenpensioen waarop recht bestaat op grond van artikel 8.5a tot en met 8.5c wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand waarin het kind volle wees wordt. Van een volle wees is sprake bij achterblijven van een kind na overlijden van de deelnemer, terwijl er geen gerechtigde op partnerpensioen is. 8.5e
Bij overlijden van de deelnemer tijdens onbetaald verlof?
De dekking van het wezenpensioen blijft tijdens de opname van onbetaald verlof voor een periode van maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. De financiering van deze dekking komt voor rekening van het fonds. 8.6
In hoeverre is het wezenpensioen waardevast?
Op een ingegane wezenpensioenuitkering wordt jaarlijks toeslag verleend volgens het bepaalde in artikel 26.1. 8.7
Zijn er situaties waarin de hoogte van het wezenpensioen wordt verlaagd?
Het wezenpensioen wordt niet uitgekeerd als de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overleden is bij of als gevolg van het vrijwillig deelnemen aan oorlogshandelingen of andere vijandelijkheden, of oproer of burgeroorlog. Het maakt daarbij niet uit of de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde getroffen wordt in of buiten dienst van de werkgever. Het pensioenfonds zal echter het wezenpensioen geheel of gedeeltelijk uitkeren voor zover het daartoe in staat is. Er is geen recht op wezenpensioen als de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde is overleden door opzettelijk toedoen of grove schuld van het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en voor welk feit de belanghebbende strafrechtelijk is veroordeeld.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 13 van 50
Artikel 9 9.1
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Wat is het arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is een uitkering die bedoeld is om inkomensachteruitgang van de deelnemer door arbeidsongeschiktheid te beperken. Dit artikel is van toepassing op de deelnemer die bij aanvang deelneming volledig arbeidsgeschikt is. Voor de deelnemer die bij aanvang deelneming gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel. 9.2
Wanneer heeft de deelnemer recht op arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de deelnemer die een salaris verdient dat hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 9.5, tijdens de deelneming aan de pensioenregeling arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA ontvangt. De deelnemer die bij aanvang van de deelneming gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft alleen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelneming. 9.3
Wanneer gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen in?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht verkrijgt op een uitkering op grond van de WIA, maar niet eerder dan 104 weken na de eerste ziektedag. Het arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer die bij aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA- uitkering over de vermeerdering. 9.4
Tot wanneer wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot het eerste van de hierna volgende tijdstippen: - de ingangsdatum van het ouderdomspensioen; - de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt; - de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de WIA- uitkering eindigt; - de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het hierboven bepaalde geldt tevens voor arbeidsongeschiktheidspensioenen die vóór 1 januari 2014 zijn ingegaan. 9.5
Hoe wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend?
Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van: - het laatst vastgestelde pensioengevend salaris vóór ingang van de (vermeerdering van de) WIA- of uitkering, zoals vastgesteld conform artikel 3.3. Indien de deelnemer werkzaam is in deeltijdverband, wordt het pensioengevend salaris herleid naar een pensioengevend salaris op basis van een voltijd dienstbetrekking; - het maximum dagloon op jaarbasis voor de uitkeringen op grond van de WIA (2015: € 51.978). Alleen als bovenbedoeld pensioengevend salaris hoger is dan het maximum dagloon op jaarbasis, bestaat recht op arbeidsongeschiktheidspensioen. De grondslag voor de berekening is in dat geval 70% van het verschil tussen bedoeld pensioengevend salaris en het maximum dagloon op jaarbasis. 9.6
Wat is de hoogte van het te ontvangen arbeidsongeschiktheidspensioen?
9.6a
Algemeen?
De arbeidsongeschikte deelnemer ontvangt een percentage van de volgens artikel 9.5 berekende grondslag. Dit percentage wordt gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Hierbij geldt de onderstaande tabel.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 14 van 50
Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten
Uitkeringspercentage in procenten
35 tot 45 45 tot 55 55 tot 65 65 tot 80 80 tot en met 100
40 50 60 72,5 100
Voor de deelnemer die bij aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelneming. 9.6b
Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid?
Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die nog in dienst is van de werkgever, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vastgesteld (verhoogd) met ingang van de maand na de wijziging. De vaststelling vindt plaats volgens de systematiek van artikel 9.5 en 9.6a, waarbij ter vaststelling van de verhoging als uitgangspunt wordt genomen het pensioengevend salaris dat de deelnemer genoot direct voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid. Bij vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die niet meer in dienst is van de werkgever, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen niet verhoogd. 9.6c
Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid?
Bij vermindering van de arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen met ingang van de maand na de wijziging verlaagd, en wel door vaststelling van een lager uitkeringspercentage conform de tabel in artikel 9.6a. De verlaging vindt plaats ongeacht of de arbeidsongeschikte deelnemer nog in dienst is van de werkgever. 9.7
In hoeverre is het arbeidsongeschiktheidspensioen waardevast?
Op ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen wordt jaarlijks een toeslag verleend van 2%.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 15 van 50
Hoofdstuk 4.
OPBOUW VAN EXTRA PENSIOENVERMOGEN
Artikel 10 Inkoop van extra pensioenaanspraken in de basisregeling 10.1
Is het mogelijk om extra pensioenaanspraken in te kopen?
Iedere deelnemer had tot en met 31 december 2014, voor zolang hij tevens werknemer was, het recht vrijwillige bijdragen te voldoen ter verhoging van het in dit reglement op te bouwen ouderdomspensioen. De inkoop was alleen toegestaan als dat binnen de fiscale kaders mogelijk was. Deze vrijwillige inkoop van pensioenaanspraken heeft het karakter van een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Bij een premieovereenkomst wordt jaarlijks een premie betaald, waarmee een pensioenkapitaal wordt opgebouwd. Met dit pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum een pensioenuitkering aangekocht. Het bestuur heeft het recht om de kosten die verbonden zijn aan de inkoop bij de deelnemer in rekening te brengen. De vrijwillige bijdragen worden door de werkgever ingehouden op het loon van de deelnemer. Per 1 januari 2015 is vrijwillige inkoop van extra pensioenaanspraken niet meer mogelijk. De vrijwillige bijdragen die de deelnemer tot en met 31 december 2014 heeft gestort, zullen voor de deelnemer als pensioenspaarkapitaal op een beleggingsrekening bij het pensioenfonds of een beleggingsinstelling dan wel verzekeraar worden geadministreerd. Op deze beleggingsrekening zullen tevens de beleggingsresultaten worden geboekt. De deelnemer kan zelf kiezen waarin wordt belegd. Hierin kan hij de adviesmix volgen, of zelf een keuze maken uit een aantal beleggingsfondsen. Hierbij komt het rendementsrisico en het langlevenrisico voor rekening van de deelnemer. 10.2
Wanneer gaat het extra ingekochte pensioen in?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de datum van ingang van het ouderdomspensioen, wordt het tot dat moment opgebouwde pensioenspaarkapitaal aangewend voor een aanvullend partner- en/of wezenpensioen. Op deze uitkeringen zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing. Als er geen nabestaanden en/of wezen als bedoeld in dit reglement zijn, vervalt het pensioenspaarkapitaal aan het fonds. Bij in leven zijn van de deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 12.1, dient het pensioenspaarkapitaal te worden aangewend voor aankoop van: - een levenslang ouderdomspensioen, of - een levenslang ouderdomspensioen gecombineerd met een partner- en/of wezenpensioen conform de reglementaire percentages.
Artikel 11 Inkoop van extra pensioenaanspraken in de excedentregeling 11.1
Voor wie is deelname aan de excedentregeling mogelijk?
De deelnemer die in enig jaar een salaris verdient dat hoger is dan het in artikel 3.2c bepaalde maximum, neemt deel aan de excedentregeling. Deze regeling is een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Bij een premieovereenkomst wordt jaarlijks een premie betaald, waarmee een pensioenkapitaal wordt opgebouwd. Met dit pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum een pensioenuitkering aangekocht. De excedentgrondslag is gelijk aan het verschil tussen het voor de deelnemer geldende jaarsalaris tot een maximum van € 100.000,- (2015), verminderd met het in artikel 3.2c genoemde maximum pensioengevend
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 16 van 50
salaris. Deze excedentgrondslag wordt jaarlijks bepaald op 1 januari of, in het eerste jaar van deelname, de latere datum van aanvang van het deelnemerschap. 11.2
Hoe hoog is de premie voor de excedentregeling?
Over de excedentgrondslag wordt ten behoeve van de desbetreffende deelnemer een spaarpremie gestort op een beleggingsrekening conform de in artikel 10 omschreven regeling. Deze spaarpremie is gelijk aan een percentage van de excedentgrondslag en afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer per 1 januari van het betreffende jaar, volgens onderstaande tabel. Leeftijd deelnemer 21 t/m 24 jaar 25 t/m 29 jaar 30 t/m 34 jaar 35 t/m 39 jaar 40 t/m 44 jaar 45 t/m 49 jaar 50 t/m 54 jaar 55 t/m 59 jaar 60 t/m 64 jaar 65 t/m 66 jaar
Spaarpremie 4,7 % 5,7 % 6,9 % 8,4 % 10,2 % 12,5 % 15,4 % 18,9 % 23,6 % 27,7 %
De percentages in bovenstaande tabel gelden per 1 januari 2015. Het bestuur kan jaarlijks, gehoord het advies van de actuaris van het pensioenfonds, besluiten deze percentages aan te passen. 11.3
Wanneer gaat het extra ingekochte pensioen in?
Bij overlijden van de deelnemer vóór de datum van ingang van het ouderdomspensioen, wordt het tot dat moment opgebouwde pensioenspaarkapitaal aangewend voor een aanvullend partner- en/of wezenpensioen. Het in artikel 6 bedoelde partnerpensioen wordt verhoogd met 1,4% van de excedentgrondslag, vermenigvuldigd met de ten tijde van het overlijden geldende deeltijdfactor en het aantal jaren en maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer heeft plaatsgevonden en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. Op deze uitkeringen zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing. Als er geen nabestaanden en/of wezen als bedoeld in dit reglement zijn, vervalt het pensioenspaarkapitaal aan het fonds. Bij arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in artikel arbeidsongeschiktheid ) van overeenkomstige toepassing.
14
(premievrije
pensioenopbouw
bij
Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 12.1, blijft het pensioenspaarkapitaal op de beleggingsrekening staan tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen dient het pensioenspaarkapitaal te worden aangewend voor aankoop van: - een levenslang ouderdomspensioen, of - een levenslang ouderdomspensioen gecombineerd met een partner- en/of wezenpensioen conform de reglementaire percentages.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 17 van 50
Hoofdstuk 5.
GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Artikel 12 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling vóór de pensioendatum 12.1
Wat gebeurt er bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst?
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de pensioendatum, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid, eindigt ook de deelname aan deze pensioenregeling. De deelnemer behoudt daarbij aanspraken op het tot op dat moment tijdsevenredig opgebouwde ouderdomspensioen, inclusief het ouderdomspensioen dat is verkregen uit de vrijwillige regeling op grond van artikel 10 en de excedentregeling op grond van artikel 11. De deelnemer ontvangt bij het beëindigen van de deelname een opgave van de hoogte van de hierboven bedoelde aanspraken, informatie over de toeslagverlening, alle informatie die in het kader van de beëindiging specifiek voor hem van belang is en informatie over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder. Op deze aanspraken worden toeslagen verleend zoals is aangegeven in artikel 26.1 van dit reglement. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de door de gewezen deelnemer opgebouwde aanspraken: - worden overgedragen (zie lid 2 van dit artikel: uitgaande waardeoverdracht); - worden afgekocht (zie lid 3 van dit artikel: afkoop); - worden uitgeruild (zie artikel 22). 12.2a
Wat is uitgaande waardeoverdracht?
Uitgaande waardeoverdracht houdt in dat de gewezen deelnemer een geldsom ter waarde van zijn bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken meeneemt naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. De nieuwe pensioenuitvoerder vertaalt de geldsom in extra pensioenaanspraken volgens de regels die daarvoor gelden in de nieuwe regeling. 12.2b
Wanneer vindt uitgaande waardeoverdracht plaats?
Uitgaande waardeoverdracht vindt plaats op verzoek van de gewezen deelnemer die deelnemer wordt in de pensioenregeling van een nieuwe werkgever. De gewezen deelnemer dient dit verzoek in bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever binnen zes maanden nadat de deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever is aangevangen. Bij de uitvoering van de uitgaande waardeoverdracht gelden de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures. 12.3a
Wat is afkoop?
Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. De afkoopsom wordt vastgesteld, voor zover de vaststelling niet al wettelijk is geregeld, op basis van door het bestuur vast te stellen rekenregels. Deze rekenregels zijn opgenomen in hoofdstuk 12. 12.3b
Kunnen de pensioenaanspraken bij beëindiging van de deelname worden afgekocht?
Als het ouderdomspensioen op het tijdstip van beëindiging van de deelname lager is dan het wettelijke afkoopbedrag (2015: € 462,88), heeft het pensioenfonds het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelname dit ouderdomspensioen en eventuele andere pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer af te kopen. Dit recht heeft het pensioenfonds niet als de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelname een procedure tot uitgaande waardeoverdracht is gestart. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het recht op afkoop, informeert het de gewezen deelnemer daarover binnen zes
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 18 van 50
maanden na ingang van het ouderdomspensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. Indien deze termijn is verlopen, gaat het pensioenfonds uitsluitend na schriftelijke instemming van de gewezen deelnemer of gewezen partner over tot afkoop. De afkoopsom wordt, onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen, uitbetaald aan de gewezen deelnemer, met uitzondering van de eventuele afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen, die wordt uitbetaald aan de gewezen partner. Door uitkering van de afkoopsom aan de rechthebbende, vervallen alle rechten, die ontleend zouden kunnen worden aan de periode van het deelnemerschap, waarop de (premievrije) pensioenaanspraak of het ingegane pensioen betrekking hadden. Bij hervatting van het deelnemerschap blijven die perioden buiten beschouwing. 12.3c
Wat gebeurt er als de pensioenaanspraak door vervroeging onder de afkoopgrens komt?
De (gewezen) deelnemer heeft op grond van artikel 19 de mogelijkheid om het ouderdomspensioen volledig te vervroegen naar de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Als door deze vervroeging de hoogte van het ouderdomspensioen onder de afkoopgrens komt, vindt op die pensioeningangsdatum afkoop plaats.
Artikel 13 Inbreng van waarde bij start deelname 13.1
Wat is inkomende waardeoverdracht?
Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de deelnemer de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt aan het pensioenfonds ter verwerving van aanspraken op pensioen op grond van dit reglement. 13.2
Hoe vindt inkomende waardeoverdracht plaats?
De deelnemer die de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij het pensioenfonds binnen zes maanden na aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling. De inkomende waardeoverdracht vindt vervolgens plaats volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures. Indien de waardeoverdracht mede omvat een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen aan de gewezen partner van de deelnemer, verkrijgt deze gewezen partner tegenover het pensioenfonds een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen, dat gelijkwaardig is aan het uitbetalingsrecht dat door de vorige pensioenuitvoerder is vastgesteld. Het aldus vastgestelde recht op uitbetaling wordt voor de toepassing van dit pensioenreglement aangemerkt als een recht op uitbetaling als bedoeld in artikel 17 (Scheiding – verevening van ouderdomspensioen). Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer, voor wie sprake is van waardeoverdracht naar het pensioenfonds, een opgave van de op basis van de overgedragen waarde toegekende extra premievrije pensioenaanspraken.
Artikel 14 Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 14.1a
Voor wie geldt de premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid?
Dit artikel is van toepassing op de deelnemer die bij aanvang van de deelname volledig arbeidsgeschikt is. Voor de deelnemer die bij aanvang deelname gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 19 van 50
14.1b
Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van volledige arbeidsongeschiktheid?
Als de deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan eindigt daarmee de normale opbouw van het ouderdomspensioen en de verzekering van het partnerpensioen en wezenpensioen. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt in plaats daarvan de pensioenopbouw voortgezet volgens de leden 2 en 5 van dit artikel. De deelnemer heeft recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname. Als de deelnemer bij aanvang van de deelname al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelname. De financiering van de voortzetting van de pensioenopbouw komt voor rekening van het fonds. 14.1c
Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid?
Als de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en een WIA-uitkering ontvangt, dan kunnen twee situaties worden onderscheiden: 1. De deelnemer behoudt een dienstbetrekking bij de werkgever De verdere pensioenopbouw wordt gesplitst in twee delen. Voor het deel dat de deelnemer een dienstbetrekking bij de werkgever behoudt, wordt ook de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet. Dit gebeurt op de normale manier volgens de bepalingen van dit reglement uitgaande van het pensioengevend salaris dat nog uit dienstbetrekking wordt genoten. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel. 2. De deelnemer beëindigt zijn dienstbetrekking bij de werkgever. In het geval dat de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt en de dienstbetrekking met de werkgever wordt beëindigd, wordt om pensioenverlies te voorkomen voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel. In beide situaties heeft de deelnemer recht op deze verdere opbouw wegens arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname. Over al bestaande arbeidsongeschiktheid bij aanvang van deelname aan deze pensioenregeling vindt dus géén opbouw wegens arbeidsongeschiktheid plaats. Als de deelnemer bij aanvang van de deelname al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelname. 14.2
Wanneer gaat de premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid in?
De premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid gaat in op de dag waarop de deelnemer een WIA-uitkering ontvangt, maar niet eerder dan 104 weken na de eerste ziektedag. Voor de deelnemer die bij aanvang van de deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, gaat de premievrije pensioenopbouw wegens vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid in per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht krijgt op een WIA-uitkering over de vermeerdering. De premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid duurt zolang de betreffende uitkering voortduurt, maar uiterlijk tot het moment dat de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. 14.3
Hoe vindt de pensioenopbouw plaats?
De opbouw van het ouderdomspensioen gebeurt op basis van de pensioengrondslag die geldt op 1 januari van het jaar waarin recht op voortzetting ontstaat. Deze pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een voortzettingspercentage dat is gerelateerd aan de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Deze voortzettingspercentages zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 20 van 50
Mate van arbeidsongeschiktheid in procenten 15 tot 25 25 tot 35 35 tot 45 45 tot 65 65 tot en met 100
Voortzettingspercentage WIA 0 0 40 50 100
Voor de deelnemer die bij aanvang van de dienstbetrekking al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname. 14.4
In hoeverre zijn de opgebouwde pensioenaanspraken en de nog op te bouwen pensioenen waardevast?
Het pensioengevend salaris waarop de conform lid 2, 4 en 5 van dit artikel vast te stellen pensioengrondslag wordt gebaseerd, wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd. Deze indexatie vindt plaats overeenkomstig een door het bestuur te bepalen percentage, waarbij de prijsontwikkeling als uitgangspunt wordt genomen. Op de tot aan de arbeidsongeschiktheid opgebouwde pensioenaanspraken naar rato van het conform lid 2 geldende voortzettingspercentage en de op basis van lid 2, 4 en 5 van dit artikel opgebouwde pensioenaanspraken wordt toeslag verleend. Deze toeslagverlening gebeurt op de wijze zoals is beschreven in artikel 26.1 van dit reglement. 14.5
Wat zijn de gevolgen van vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid:
14.5a
Als de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een dienstbetrekking bij de werkgever behoudt?
Als de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid in loondienst is blijven werken bij de werkgever, wordt de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid vanaf de dag waarop de deelnemer meer arbeidsongeschikt wordt verklaard aangepast aan het nieuwe voortzettingspercentage dat hoort bij het nieuwe percentage arbeidsongeschiktheid. Al bestaande arbeidsongeschiktheid op het moment waarop de deelname is aangevangen, maakt geen deel uit van dit voortzettingspercentage. Voor het bepalen van de grondslag waarover de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, wordt aangesloten bij de pensioengrondslag die geldt op 1 januari van het jaar waarin vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid plaatsvindt. 14.5b
Als de dienstbetrekking na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd?
Als de dienstbetrekking van de deelnemer na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid is beëindigd, dan leidt vermeerdering van arbeidsongeschiktheid niet tot een verhoging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid. 14.6
Wat zijn de gevolgen van vermindering van de arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid?
Een vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt tot verlaging van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid vanaf de dag waarop de vermindering van kracht is.
Artikel 15 Vervallen
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 21 van 50
Artikel 16 Scheiding – bijzonder partnerpensioen 16.1
Wat wordt in dit artikel verstaan onder scheiding?
In dit artikel wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing en beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden. Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of omzetting van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden in een huwelijk of in een geregistreerd partnerschap is geen scheiding in de zin van dit lid. 16.2
Op welk partnerpensioen behoudt de partner aanspraak na scheiding?
Bij scheiding behoudt de gewezen partner van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde aanspraak op het premievrije partnerpensioen dat eventueel is ontstaan als gebruik is gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen volgens artikel 22, vermeerderd met de eventueel daarop op grond van artikel 26.1 verleende toeslagen. De gewezen partner ontvangt van het pensioenfonds een bewijs van de hierboven beschreven aanspraak. De gewezen deelnemer of de gepensioneerde ontvangt een afschrift van dit bewijs. Als de scheiding plaatsvindt tijdens het deelnemerschap, dan vervallen de aanspraken op partnerpensioen en Anw-hiaatpensioen. 16.3
Kunnen de ex-partners samen iets anders afspreken?
Van het in artikel 16.2 bepaalde kan worden afgeweken als de gewezen partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Die voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig als het pensioenfonds bereid is hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. 16.4
Wanneer gaat het bijzonder partnerpensioen in?
Het bijzondere partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de gewezen deelnemer. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot partnerpensioen overlijdt. 16.5
Kan de aanspraak op bijzonder partnerpensioen bij scheiding worden afgekocht?
Als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het wettelijke afkoopbedrag (in 2015: € 462,88), heeft het pensioenfonds het recht de aanspraak op bijzonder partnerpensioen zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel af te kopen. Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van dit recht op afkoop, informeert het de gewezen partner daarover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. Indien deze termijn is verlopen, gaat het pensioenfonds uitsluitend na schriftelijke instemming van de gewezen partner over tot afkoop. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Als de scheiding heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2007, kan het pensioenfonds alleen gebruik maken van zijn recht op afkoop zoals omschreven in de voorgaande alinea, als de gewezen partner hiermee instemt.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 22 van 50
16.6
In hoeverre is de aanspraak op partnerpensioen van de gewezen partner waardevast?
Op de aanspraak op partnerpensioen van de gewezen partner worden toeslagen verleend op de wijze zoals die is beschreven in artikel 26.1 van dit reglement. 16.7
Welke datum geldt als scheidingsdatum?
Als datum van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing, geldt de datum waarop de beschikking tot echtscheiding, ontbinding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Als datum waarop de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht wordt te zijn beëindigd, geldt de datum die is vermeld op het door beiden ondertekende schriftelijke stuk waarmee het einde van de periode van samenwonen aan het pensioenfonds is medegedeeld, dan wel de datum die is vermeld op de door beide partijen ondertekende gelijkluidende verklaringen omtrent de beëindiging. Als de deelnemer niet voldoet aan deze verplichting is het bestuur bevoegd de benodigde gegevens ambtshalve vast te stellen. Het bestuur is bevoegd toegekende rechten te herzien, als blijkt dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt of dat van verkeerde gegevens is uitgegaan.
Artikel 17 Scheiding – verevening van ouderdomspensioen 17.1
Wat wordt in dit artikel verstaan onder scheiding?
In dit artikel wordt onder scheiding verstaan: echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners. Beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden is geen scheiding in de zin van dit artikel. 17.2
Krijgt de gewezen partner bij scheiding recht op een gedeelte van het ouderdomspensioen?
Bij scheiding krijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde recht op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Deze zogenaamde verevening vindt plaats volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Als de deelnemer extra pensioenaanspraken zoals bedoeld in de artikelen 10 (vrijwillige extra pensioenregeling) en/of 11 (excedentregeling) opbouwt, dan wordt voor de in dit artikel bedoelde verevening uitgegaan van de tijdens de huwelijkse periode opgebouwde waarde. Op het tijdstip van scheiding wordt het verevende deel van de waarde aan de beleggingsrekening onttrokken en aangewend voor de inkoop van een premievrij ouderdomspensioen op het leven van de deelnemer, met recht op uitbetaling aan de gewezen partner. Er is geen recht op verevening van het ouderdomspensioen als op het tijdstip van scheiding het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling zou ontstaan kleiner is dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2015: € 462,88). 17.3
Hoe wordt de verevening van het ouderdomspensioen geëffectueerd?
De gewezen partner kan een eigen recht op uitbetaling verkrijgen tegenover het pensioenfonds. De gewezen partner en/of de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde zelf moet(en) daarvoor binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding een formulier opsturen aan het pensioenfonds. Het gaat om het formulier ‘Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen’, zoals dat door het Ministerie van Justitie is vastgesteld.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 23 van 50
17.4
Wanneer gaat het eigen recht op uitbetaling in en wanneer eindigt het?
Het eigen recht van de gewezen partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen gaat in op het moment dat het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde ingaat. Het gaat echter nooit eerder in dan op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het pensioenfonds het formulier als bedoeld in artikel 17.3 heeft ontvangen. De uitbetaling aan de gewezen partner stopt op de laatste dag van de maand van diens overlijden en ook op de laatste dag van de maand van overlijden van de gepensioneerde. 17.5
Kunnen de ex-partners samen iets anders afspreken?
Van het bepaalde in artikel 17.2 kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bepaalt welke afwijkingen mogelijk zijn en welke voorwaarden daaraan worden gesteld. 17.6
In hoeverre is de omvang van het recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen waardevast?
De omvang van het recht van de gewezen partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen wordt op dezelfde wijze aangepast als de aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde zoals omschreven in artikel 26.1. 17.7
Zijn er kosten verbonden aan de verevening?
Als door de gewezen partner en/of de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde een aanvraag is ingediend als bedoeld in artikel 17.3, dan brengt het pensioenfonds geen kosten in rekening. 17.8
Welke datum geldt als datum van beëindiging?
Als datum van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing, geldt de datum waarop de beschikking tot echtscheiding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Als datum van scheiding van tafel en bed geldt het moment dat de beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 24 van 50
Hoofdstuk 6.
KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING
Artikel 18 Keuzemogelijkheden bij pensionering 18.1
Welke keuzemogelijkheden heeft de deelnemer bij pensionering?
Bij pensionering heeft de (gewezen) deelnemer de volgende keuzemogelijkheden: - vervroegen van het ouderdomspensioen; - het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan; - uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen; - uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen; - gebruikmaken van de hoog-laagregeling; - gebruikmaken van de laag-hoogregeling. De pensioenaanspraken die zijn opgebouwd bij Nationale Nederlanden zijn niet meegenomen in deze keuzemogelijkheden. De ruilvoeten die bij deze keuzemogelijkheden behoren worden in hoofdstuk 12 van dit reglement vermeld en kunnen jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord het advies van de actuaris, worden gewijzigd. De ruilvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 18.2
Hoe maakt de deelnemer zijn keuzes kenbaar?
Als de deelnemer bij beëindiging van de deelname gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid ‘uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen’, dient hij zijn keuze daartoe uiterlijk twee maanden na beëindiging van de deelname schriftelijk in bij het pensioenfonds. Als de (gewezen) deelnemer bij pensionering gebruik wil maken van de mogelijkheden als bedoeld in dit artikel, dient hij uiterlijk zes maanden voor de gewenste ingangsdatum van zijn pensioen een schriftelijk verzoek in bij het pensioenfonds. 18.3
Kunnen gemaakte keuzes worden gewijzigd?
Als de (gewezen) deelnemer eenmaal een keuze heeft gemaakt op grond van dit artikel en hij wil deze keuze op een later moment wijzigen, dan is dat alleen mogelijk als dit past binnen de eventueel aan de keuzemogelijkheid gekoppelde termijn. Als het ouderdomspensioen eenmaal is ingegaan, kunnen de gemaakte keuzes niet meer worden gewijzigd.
Artikel 19 Vervroegen van het ouderdomspensioen 19.1
Tot wanneer kan het ouderdomspensioen worden vervroegd?
De (gewezen) deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de 60-jarige leeftijd, het ouderdomspensioen volledig eerder dan de pensioendatum laten ingaan. De ingangsdatum dient gelegen te zijn op de eerste dag van een kalendermaand. 19.2
Wanneer kan het ouderdomspensioen niet worden vervroegd?
Als de deelnemer premievrije pensioenopbouw geniet wegens volledige arbeidsongeschiktheid, kan het ouderdomspensioen niet worden vervroegd. Als de deelnemer gedeeltelijk premievrije pensioenopbouw geniet wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, kan het ouderdomspensioen worden vervroegd voor het deel dat de deelnemer arbeidsgeschikt is.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 25 van 50
19.3
Wat is de hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen?
Het pensioen dat eerder dan de pensioendatum ingaat, wordt berekend op basis van de aanspraak die op de vervroegde ingangsdatum is opgebouwd. De hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen wordt bepaald door de aanspraak te vermenigvuldigen met een ruilvoet. Het tot de vervroegde ingangsdatum van het ouderdomspensioen opgebouwde partner- en wezenpensioen blijven bij eerdere ingang van het ouderdomspensioen ongewijzigd.
Artikel 20 Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan 20.1
Wat is deeltijdpensionering?
De deelnemer kan, in overleg met de werkgever, op enig moment vanaf de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt, het ouderdomspensioen gedeeltelijk (vervroegd) in laten gaan. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst is van de werkgever, blijft hij deelnemer in deze regeling. 20.2
Welke voorwaarden zijn verbonden aan deeltijdpensionering?
Gedeeltelijke (vervroegde) ingang van het ouderdomspensioen is mogelijk voor 20%, 40%, 60% of 80% van het ouderdomspensioen. Voor het deel waarvoor het ouderdomspensioen gedeeltelijk (vervroegd) is ingegaan is wijziging niet meer mogelijk. De deelnemer kan eenmaal per kalenderjaar kiezen voor verhoging van het percentage. Verhoging is voor het eerst mogelijk in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het ouderdomspensioen voor de eerste maal gedeeltelijk (vervroegd) is ingegaan.
Artikel 21 Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 21.1
Wat is uitruil van partnerpensioen?
Als de gewezen deelnemer op de ontslagdatum een deel van het ouderdomspensioen heeft omgezet in een hogere aanspraak op partnerpensioen, dan heeft de gewezen deelnemer op de pensioendatum het recht het partnerpensioen weer uit te ruilen tegen een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. 21.2
Wanneer kan uitruil van partnerpensioen plaatsvinden?
De omzetting van partnerpensioen in hoger ouderdomspensioen kan eenmalig plaatsvinden op de dag dat het ouderdomspensioen ingaat. Als de (gewezen) deelnemer een partner heeft wiens aanspraken door deze uitruil worden verlaagd, dient deze partner schriftelijk in te stemmen met de uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen. 21.3
Hoeveel levert de uitruil van partnerpensioen op aan extra ouderdomspensioen?
Hoeveel de uitruil van partnerpensioen aan extra ouderdomspensioen oplevert, wordt bepaald door een ruilvoet. Deze ruilvoet en een voorbeeldberekening is te vinden in hoofdstuk 12, onder het kopje Uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen. 21.4
Welk deel van het partnerpensioen kan niet worden uitgeruild?
Het bijzonder partnerpensioen dat op grond van artikel 16 (Scheiding – bijzonder partnerpensioen) toekomt aan de ex-partner van de (gewezen) deelnemer, komt niet voor uitruil in aanmerking.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 26 van 50
Artikel 22 Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen 22.1
Wat is uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen?
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen is het recht van de (gewezen) deelnemer om een gedeelte van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in een hogere aanspraak op partnerpensioen. 22.2
Wanneer kan uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaatsvinden?
De omzetting van ouderdomspensioen in een hogere aanspraak op partnerpensioen kan plaatsvinden bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen. De omzetting vindt plaats op de dag dat de deelnemer de deelneming beëindigt, respectievelijk op de dag dat het ouderdomspensioen ingaat. 22.3
Hoeveel ouderdomspensioen kan worden uitgeruild?
Het ouderdomspensioen wordt op zodanige wijze uitgeruild dat de aanspraak op partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van de resterende aanspraak op ouderdomspensioen. Het bijzonder partnerpensioen dat is verkregen op grond van artikel 16 (Scheiding – bijzonder partnerpensioen) blijft bij de bepaling van de hoogte van het uit te ruilen ouderdomspensioen en het door de uitruil te verkrijgen partnerpensioen buiten beschouwing. Het op de ontslagdatum verkregen recht op partnerpensioen mag op de pensioendatum volledig uitgeruild worden tegen ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen waar ingevolge het bepaalde in artikel 17 (Scheiding – verevening van ouderdomspensioen) een recht op uitbetaling op rust van de gescheiden partner kan niet worden omgezet in extra partnerpensioen. 22.4
Hoeveel levert de uitruil van ouderdomspensioen op aan extra partnerpensioen?
Hoeveel de uitruil van ouderdomspensioen aan extra partnerpensioen oplevert, wordt bepaald door een ruilvoet. Deze ruilvoet is te vinden in hoofdstuk 12, onder het kopje Uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen. 22.5
Wat gebeurt er als de deelnemer niet reageert op het aanbod tot uitruil?
De gewezen deelnemer die een aanbod tot uitruil heeft gekregen als bedoeld in artikel 22.1 (Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen), dient binnen twee maanden na ontvangst van het aanbod schriftelijk aan te geven of gebruik wordt gemaakt van het aanbod. Indien het pensioenfonds binnen de hiervoor gestelde termijn geen schriftelijke reactie ontvangt, en de deelnemer of gewezen deelnemer heeft een partner in de zin van dit pensioenreglement, dan wordt de gewezen deelnemer geacht te hebben gekozen voor een omzetting van ouderdomspensioen die resulteert in een partnerpensioen ter grootte van 70% van het overeenkomstig de in de bijlage opgenomen omzettingstabel verlaagde ouderdomspensioen.
Artikel 23 Hoog-laagregeling 23.1
Wat is de hoog-laagregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode hoger zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode. 23.2
Wanneer kan gebruik worden gemaakt van de hoog-laagregeling?
De keuzemogelijkheid hoog/laag kan eenmalig worden benut en is van toepassing op de dag dat het ouderdomspensioen ingaat. Als de (gewezen) deelnemer heeft gekozen voor de laag-hoogregeling zoals Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 27 van 50
omschreven in artikel 24, dan is gebruik maken van de hoog-laagregeling niet meer toegestaan. In hoofdstuk 12 is een voorbeeldberekening van deze hoog-laagregeling opgenomen. 23.3
Hoe lang kan de eerste uitkeringsperiode zijn?
Naar keuze loopt de eerste periode: - tot de eerste dag van de maand waarin vijf jaren zijn verstreken sinds de pensionering; - tot de eerste dag van de maand waarin tien jaren zijn verstreken sinds de pensionering. Als de (gewezen) deelnemer op grond van artikel 19 gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan de AOW gerechtigde leeftijd, kan hij in plaats van bovengenoemde mogelijkheden kiezen voor een eerste periode die loopt tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij AOW gerechtigd wordt. 23.4
Wat is de verhouding tussen hoog en laag?
De hoogte van de hogere en de lagere pensioenuitkering wordt steeds zodanig vastgesteld dat de lagere uitkering 75% bedraagt van de hogere. De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. 23.5
Welke extra mogelijkheid is er voor de (gewezen) deelnemer die zijn ouderdomspensioen vervroegd laat ingaan?
De (gewezen) deelnemer voor wie het ouderdomspensioen (al of niet op grond van artikel 19) eerder ingaat dan de AOW gerechtigde leeftijd, kan in plaats van de periode genoemd in lid 3 en de verhouding genoemd in lid 4, kiezen voor: - een eerste periode die loopt vanaf de vervroegde pensioneringsdatum tot de eerste van de maand volgend op de maand waarin hij AOW gerechtigd wordt; in combinatie met - een verhoging van het ouderdomspensioen gedurende de eerste periode en een verlaging gedurende de periode daarna, op zodanige wijze dat het verschil in hoogte tussen het ouderdomspensioen in de eerste periode en dat in de tweede periode maximaal even groot is als een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde zoals die geldt op de pensioneringsdatum, inclusief vakantietoeslag. De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Als de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid als omschreven in dit lid, kan hij geen gebruik meer maken van de mogelijkheden die zijn genoemd in de leden 3 en 4 van dit artikel.
Artikel 24 Laag-hoogregeling 24.1
Wat is de laag-hoogregeling?
De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode lager zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode. 24.2
Wanneer kan gebruik worden gemaakt van de laag-hoogregeling?
De keuzemogelijkheid laag/hoog kan eenmalig worden benut en is van toepassing op de dag dat het ouderdomspensioen ingaat. Als de deelnemer heeft gekozen voor de hoog-laagregeling zoals omschreven in artikel 23, dan is gebruik maken van de laag-hoogregeling niet meer toegestaan. In hoofdstuk 12 is een voorbeeldberekening van deze hoog-laagregeling opgenomen.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 28 van 50
24.3
Hoe lang kan de eerste uitkeringsperiode zijn?
Naar keuze loopt de eerste periode: - tot de eerste dag van de maand waarin vijf jaren zijn verstreken sinds de pensionering; - tot de eerste dag van de maand waarin tien jaren zijn verstreken sinds pensionering. Als de (gewezen) deelnemer (al of niet op grond van artikel 19) gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan de AOW gerechtigde leeftijd, kan hij in plaats van bovengenoemde mogelijkheden kiezen voor een eerste periode die loopt tot de eerste dag van de maand waarin hij de AOW gerechtigde leeftijd bereikt. 24.4
Wat is de verhouding tussen laag en hoog?
De hoogte van de lagere en de hogere pensioenuitkering wordt steeds zodanig vastgesteld dat de lagere uitkering 75% bedraagt van de hogere. De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 29 van 50
Hoofdstuk 7.
MET PENSIOEN
Artikel 25 Pensioenuitkering 25.1
Hoe wordt het pensioen uitgekeerd?
Alle pensioenen die uit deze pensioenregeling voortvloeien, worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van iedere kalendermaand. Elke termijn is gelijk aan 1/12e deel van het jaarlijkse pensioenbedrag. De pensioenen worden uitbetaald aan de in dit reglement genoemde pensioengerechtigden, met de uitzondering dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Alle uitbetalingen luiden in euro’s. Het pensioen wordt door het pensioenfonds overgemaakt naar een door de belanghebbende aan te wijzen rekening bij een instelling in binnen- of buitenland. Het pensioenfonds is bevoegd de uitkering van het pensioen afhankelijk te stellen van het overleggen van bewijsstukken, zoals een bewijs van in leven zijn van de pensioengerechtigde die in het buitenland woonachtig is of een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie. 25.2
Welke inhoudingen vinden plaats op de pensioenuitkering?
De pensioenen worden uitgekeerd onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. 25.3
Kan de uitkering worden overgedragen aan een ander?
Overdracht van de uitkering aan een ander is niet mogelijk. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent, is slechts geldig in de uitzonderingsgevallen zoals omschreven in artikel 64 van de Pensioenwet. 25.4
Kan het pensioen bij pensionering worden afgekocht?
25.4a
Wat is afkoop?
Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. De afkoopsom wordt vastgesteld, voor zover de vaststelling niet al wettelijk is geregeld, op basis van door het bestuur vast te stellen rekenregels. Deze rekenregels zijn opgenomen in hoofdstuk 12. 25.4b
Wanneer vindt afkoop plaats?
Als de deelnemer vanuit een actief dienstverband met pensioen gaat, of als de pensioendatum ligt vóór het verstrijken van de in artikel 12.3 bedoelde termijn van twee jaar, heeft het pensioenfonds het recht om op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen het ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, als de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum per jaar minder bedraagt dan het wettelijk afkoopbedrag (2015: € 462,88). Vorengenoemd bedrag is onderhevig aan indexatie conform de Pensioenwet. Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het recht op afkoop, informeert het de gewezen deelnemer daarover binnen zes maanden na ingang van het ouderdomspensioen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 30 van 50
De afkoopsom wordt, onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen, uitbetaald aan de gewezen deelnemer, met uitzondering van de eventuele afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen, die wordt uitbetaald aan de gewezen partner. Door uitkering van de afkoopsom aan de rechthebbende, vervallen alle rechten, die ontleend zouden kunnen worden aan de periode van het deelnemerschap, waarop de (premievrije) pensioenaanspraak of het ingegane pensioen betrekking hadden.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 31 van 50
Hoofdstuk 8.
DE TOESLAGVERLENING
Artikel 26 De toeslagverlening 26.1
In hoeverre zijn de pensioenrechten en pensioenaanspraken waardevast?
Op de pensioenrechten, de pensioenaanspraken en de bij Nationale Nederlanden verzekerde rechten wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van het Consumentenprijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendementen gefinancierd. De toeslagen worden jaarlijks per 1 januari door het bestuur vastgesteld. De toeslagverlening vindt plaats over de tot en met 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. 26.2
Kan het fonds extra toeslag verlenen?
Afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds, kan het bestuur besluiten in enig jaar een extra toeslag te verlenen. De extra toeslagverlening zal echter nooit meer bedragen dan 1% per jaar. 26.3
Hoe bepaalt het fonds de hoogte van de verleende toeslagen?
De voorwaarden voor en methodiek van toeslagverlening zijn omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 32 van 50
Hoofdstuk 9.
KOSTEN, FINANCIERING EN HERVERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 27 Kosten en financiering van de pensioenregeling 27.1
Hoe wordt de pensioenregeling gefinancierd?
De financiering van de pensioenen vindt plaats door middel van een jaarlijks per 1 januari vast te stellen premie. Deze premie is gebaseerd op: - de koopsom benodigd voor de in het betreffende jaar van deelneming op te bouwen aanspraak op ouderdomspensioen; - de risicopremies ter dekking van het overlijdensrisico met betrekking tot het partner-, Anw-hiaat- en wezenpensioen; - de risicopremies met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. De premie bedraagt een percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer, en worden gemaximeerd zoals vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota en de Uitvoeringsovereenkomst. De premie is vanaf 2015 gemaximeerd op 17,5% van het pensioengevend salaris. De werkgever voldoet uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal de totale premie, welke over dat kwartaal is verschuldigd, aan het pensioenfonds. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voordat de pensioendatum is bereikt worden de tijdsevenredig opgebouwde aanspraken op pensioen direct afgefinancierd. 27.2
Wie betaalt de premie?
De aan het pensioenfonds verschuldigde premie bestaat uit een bijdrage van de werkgever en een bijdrage van de deelnemer. De werkgever houdt de bijdrage van de deelnemer in op het aan hem verschuldigde salaris in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Aspirant deelnemers zoals bedoeld in artikel 2.3 zijn geen bijdrage verschuldigd. Voor de vaststelling van de premie wordt de pensioengrondslag van de deelnemer steeds vermenigvuldigd met het voor de deelnemer geldende percentage deeltijd. Voor deelnemers die op grond van artikel 14 recht hebben op premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid is voor het arbeidsongeschikte deel, waarvoor premievrije voorzetting is verleend, gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid geen premie verschuldigd.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 33 van 50
Hoofdstuk 10.
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 28 Overgangsbepalingen voor deelnemers die op 31 december 1999 deelnemer waren 28.1
Voor wie gelden deze overgangsbepalingen?
Deze overgangsbepalingen gelden voor de deelnemers die op 31 december 1999 op grond van het op dat moment van kracht zijnde pensioenreglement deelnemer waren. 28.2
Wat gebeurt er met de aanspraken op ouderdomspensioen die zijn opgebouwd in de voorgaande pensioenregeling?
De aanspraken op ouderdomspensioen die tot en met 31 december 1999 zijn opgebouwd in de pensioenregeling die gold tot 1 januari 2000, worden per 1 januari 2000 premievrij gemaakt. Deze pensioenaanspraken worden beheerst door het in artikel 28.1 bedoelde reglement. Hierbij wordt de geldende wet- en regelgeving in acht genomen. 28.3
Wat gebeurt er met de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen die zijn opgebouwd in de voorgaande pensioenregeling?
De aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen die tot en met 31 december 1999 zijn opgebouwd in de pensioenregeling die gold tot 1 januari 2000, worden per 1 januari 2000 premievrij gemaakt. Deze pensioenaanspraken worden beheerst door het in artikel 28.1 bedoelde reglement. Hierbij wordt de geldende wet- en regelgeving in acht genomen.
Artikel 29 Overgangsbepalingen voor (gewezen) deelnemers aan het reglement zoals dit op 31 december 2013 van kracht was 29.1
Voor wie gelden deze overgangsbepalingen?
De overgangsbepalingen gelden voor de (gewezen) deelnemers die ook (gewezen) deelnemer waren in de pensioenregeling van Stichting ORTEC Pensioenfonds zoals die gold op 31 december 2013. 29.2
Wat houden de overgangsbepalingen in?
Voor degenen die op 31 december 2013 (gewezen) deelnemer waren bij het fonds en voor wie per 1 januari 2014 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, geldt dat de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd van 65 jaar opgebouwd per 1 januari 2014 collectief actuarieel neutraal zijn omgezet naar levenslang ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar. 29.3
Wat gebeurt er met opgebouwde aanspraken op partnerpensioen?
Door toepassing van artikel 29.2 wijzigt de eventueel opgebouwde aanspraak op partnerpensioen verkregen krachtens de tot en met 31 december 2013 geldende pensioenregeling niet. 29.4
Wat gebeurt er met de bij Nationale Nederlanden verzekerde rechten?
Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor de bij Nationale Nederlanden verzekerde rechten.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 34 van 50
Hoofdstuk 11.
ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG
Artikel 30 Onvoorziene gevallen In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur van het pensioenfonds. Gronden van redelijkheid en billijkheid kunnen naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, mits dit niet geschiedt in het nadeel van de overige rechthebbenden.
Artikel 31 Wijziging van de pensioenovereenkomst of verlaging van de premiebetaling door de werkgever 31.1
Wanneer heeft de werkgever recht de premiebetaling te verlagen of te beëindigen?
De werkgever behoudt zich het recht voor om de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever te verminderen of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de nog op te bouwen pensioenaanspraken aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Reeds opgebouwde pensioenaanspraken blijven gehandhaafd. Het reglement wordt op dat moment dienovereenkomstig aangepast. Van ingrijpende wijziging van de omstandigheden is onder meer sprake als: - op enig moment de wettelijke basisvoorzieningen ter verzorging van de deelnemer bij arbeidsongeschiktheid, ouderdom en/of ter verzorging van de nabestaanden van de deelnemer structureel worden gewijzigd. Het gaat hierbij niet om reguliere periodieke aanpassingen van de wettelijke regelingen, zoals indexeringen; - de werkgever op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht wordt deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds; - de werkgever komt te verkeren in een toestand van financieel onvermogen. 31.2
Wanneer kan de pensioenovereenkomst gewijzigd worden?
De pensioenovereenkomst kan alleen worden gewijzigd indien werkgever en (een vertegenwoordiger van de) werknemers daarover overeenstemming hebben bereikt. In geval van wijziging van de pensioenovereenkomst dan wel met instemming van de werknemer dan wel zonder instemming van de werknemer zoals bedoeld in de voorgaande alinea is het bestuur van het pensioenfonds verplicht om het reglement te wijzigen overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst. Een wijziging van de pensioenregeling op grond van het bepaalde in dit artikel vindt plaats onder inachtneming van het daarover ter zake bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst die het pensioenfonds en de werkgever ter uitvoering van dit pensioenreglement hebben gesloten. 31.3
-
-
Welke voorwaarden gelden voor verlaging of beëindiging van de premiebetaling of wijziging van de pensioenovereenkomst?
Een vermindering of beëindiging van de premiebetaling door de werkgever of aanpassing van de pensioenovereenkomst kan uitsluitend leiden tot een vermindering van de pensioenaanspraken die nog moeten worden opgebouwd na het moment van vermindering of beëindiging van de premiebetaling. Als de werkgever voornemens is om gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen of van het recht de pensioenovereenkomst aan te passen, is hij verplicht om dit onmiddellijk kenbaar te maken aan de deelnemers en aan het pensioenfonds.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 35 van 50
31.4
Kunnen bestaande aanspraken en rechten worden verminderd?
Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet. Pensioenrechten en -aanspraken die verkregen zijn door bijdragen van de deelnemer zijn steeds onaantastbaar. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering, bedoeld in dit lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en de Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 32 Slotbepaling Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2015.
Getekend te Rotterdam,
_____________________ G.T. Timmer Voorzitter bestuur
________________________ C.M. Krijts Secretaris bestuur
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 36 van 50
Hoofdstuk 12.
BIJLAGE FLEXIBILISERING
In dit hoofdstuk zijn alle ruilvoeten opgenomen die van toepassing zijn bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheden uit hoofdstuk 6. Ook staan de afkoopfactoren in dit hoofdstuk vermeld. De ruilvoeten en afkoopfactoren gelden per 1 januari 2015. Het bestuur kan jaarlijks, gehoord het advies van de actuaris van het pensioenfonds, besluiten deze ruilvoeten en afkoopfactoren aan te passen. De bepaling van de leeftijd gebeurt in maanden nauwkeurig. De ruilvoeten en afkoopfactoren zijn vermeld voor gehele leeftijden. Bij een tussenliggende leeftijd wordt lineair geïnterpoleerd tussen de omliggende ruilvoeten of afkoopfactoren.
Flexibiliseringsmogelijkheden bij pensionering Vervroegen van ouderdomspensioen In onderstaande tabel staat de hoogte van het opgebouwde ouderdomspensioen, als de deelnemer het pensioen wil vervroegen tot minimaal 60 jaar. Pensioenleeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67
factor
OP vóór vervroeging OP na vervroeging 0,6735 0,7104 0,7502 0,7929 0,8389 0,8884 0,9419 1,0000
1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
674 710 750 793 839 888 942 1.000
Uitruilen van partnerpensioen in ouderdomspensioen In onderstaande tabel staat de hoogte van het te verkrijgen ouderdomspensioen (LOP) bij uitruil van € 1.000 partnerpensioen (LPP) bij pensionering. Leeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67
Extra LOP voor 189 199 209 219 230 242 254 266
Stel dat de deelnemer met pensioen gaat op 67-jarige leeftijd. Op dat moment is er een jaarlijkse aanspraak op partnerpensioen ter grootte van € 10.000 die hij wil omzetten naar extra ouderdomspensioen. Deze omzetting levert hem een jaarlijkse verhoging van het ouderdomspensioen op van € 2.660.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 37 van 50
Uitruilen van ouderdomspensioen (LOP) in partnerpensioen (LPP) bij pensionering Extra LPP (als Leeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67
70,00% Verlaging van het 12% 12% 13% 13% 14% 14% 15% 16%
52,50% Verlaging van het 9% 9% 10% 10% 11% 11% 12% 12%
35,00% Verlaging van het 6% 7% 7% 7% 7% 8% 8% 9%
17,50% Verlaging van het 3% 3% 4% 4% 4% 4% 4% 4%
Uitruilen van ouderdomspensioen (LOP) in partnerpensioen (LPP) bij beëindiging van de deelneming
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 38 van 50
Extra LPP (als percentage van het verlaagde LOP) Leeftijd 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
70,00%
52,50%
35,00%
17,50%
Verlaging van het LOP met: 14% 14% 14% 14% 14% 14% 14% 14% 14% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 15% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16% 16%
Verlaging van het LOP met: 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 11% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 12% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 13% 12% 12% 12%
Verlaging van het LOP met: 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9% 9%
Verlaging van het LOP met: 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 4% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 5% 4%
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 39 van 50
Hoog-laagregeling Het ouderdomspensioen kan in plaats van het oorspronkelijke (gelijkblijvende) ouderdomspensioen ook via een hoog-laaguitkering uitgekeerd worden. Dit wil zeggen dat gedurende een bepaalde periode een hoge uitkering wordt uitgekeerd en vervolgens levenslang een lagere uitkering. Er zijn drie mogelijkheden: 1) de hoge uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd en vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd de lage uitkering (alleen als het ouderdomspensioen wordt vervroegd); 2) de hoge uitkering wordt 5 jaar uitgekeerd; daarna levenslang de lage uitkering 3) de hoge uitkering wordt 10 jaar uitgekeerd; daarna levenslang de lage uitkering. Bij de berekening is de lage uitkering 75% van de hoge uitkering. Dit is fiscaal gezien het maximaal mogelijke. Hoge uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd Onderstaande tabel geeft het percentage hoge respectievelijk lage uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Pensleeftijd
60
61
62
63
64
% Hoog
123,6
125,2
126,9
128,8
131,0
% Laag
92,7
93,9
95,2
96,6
98,2
In woorden: Als de deelnemer besluit om op 62-jarige leeftijd met pensioen te gaan en tot 65-jarige leeftijd een hoge uitkering wil ontvangen en daarna een levenslange lage uitkering, dan zal de hoge uitkering 126,9% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de lage uitkering 95,2% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 62 € 10.000, dan wordt tot 65 jaar € 12.690 uitgekeerd en vanaf leeftijd 65 wordt € 9.520 uitgekeerd. Hoge uitkering gedurende 5 jaar Onderstaande tabel geeft het percentage hoge respectievelijk lage uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Pensleeftijd
60
61
62
63
64
65
66
67
% Hoog
123,6
1233
123,1
122,8
122,5
122,2
121,9
121,5
% Laag
92,7
92,5
92,3
92,1
91,9
91,7
91,4
91,1
In woorden: Als de deelnemer besluit om op pensioenleeftijd 65 gedurende 5 jaar een hoge uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan zal de hoge uitkering 122,2% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de lage uitkering 91,4% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 65 € 10.000, dan wordt gedurende 5 jaar € 12.220 uitgekeerd en vanaf leeftijd 70 wordt € 9.170 uitgekeerd. Hoge uitkering gedurende 10 jaar Onderstaande tabel geeft het percentage hoge resp. lage uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Pensleeftijd
60
61
62
63
64
65
66
67 112,7 84,6
% Hoog
115,9
115,5
115,1
114,7
114,2
113,8
113,3
% Laag
86,9
86,6
86,3
86,0
85,7
85,3
85,0
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 40 van 50
In woorden: Als de deelnemer besluit om op pensioenleeftijd 65 gedurende 10 jaar een hoge uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange lage uitkering, dan zal de hoge uitkering 113,8% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de lage uitkering 85,3% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 65 € 10.000, dan wordt gedurende 10 jaar € 11.380 uitgekeerd en vanaf leeftijd 75 wordt € 8.530 uitgekeerd. Laag-hoogregeling Het ouderdomspensioen kan in plaats van het oorspronkelijke (gelijkblijvende) ouderdomspensioen ook via een laag-hooguitkering uitgekeerd worden. Dit wil zeggen dat gedurende een bepaalde periode een lage uitkering wordt uitgekeerd en vervolgens levenslang een hogere uitkering. Er zijn drie mogelijkheden: 1) de lage uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd en vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd de hoge uitkering (alleen als het ouderdomspensioen wordt vervroegd); 2) de lage uitkering wordt 5 jaar uitgekeerd; daarna levenslang de hoge uitkering; 3) de lage uitkering wordt 10 jaar uitgekeerd; daarna levenslang de hoge uitkering. Bij de berekening is de lage uitkering 75% van de hoge uitkering. Dit is fiscaal gezien het maximaal mogelijke. Lage uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd Onderstaande tabel geeft het percentage lage respectievelijk hoge uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Pensleeftijd
60
61
62
63
64
% Laag
79,7
78,9
78,0
77,0
76,0
% Hoog
106,3
105,1
103,9
102,7
101,4
In woorden: Als de deelnemer besluit om op 62-jarige leeftijd met pensioen te gaan en tot 65-jarige leeftijd een lage uitkering wil ontvangen en daarna een levenslange hoge uitkering, dan zal de lage uitkering 78,0% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de hoge uitkering 103,9% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 62 € 10.000, dan wordt tot 65 jaar € 7.800 uitgekeerd en vanaf leeftijd 65 wordt € 10.390 uitgekeerd. Lage uitkering gedurende 5 jaar Onderstaande tabel geeft het percentage lage respectievelijk hoge uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen. Pensleeftijd
60
61
62
63
% Laag
79,7
79,8
80,0
80,2
% Hoog
106,3
106,5
106,7
106,9
65
66
67
80,3
80,5
80,7
80,9
107,1
107,3
107,6
107,9
64
In woorden: Als de deelnemer besluit om op pensioenleeftijd 65 gedurende 5 jaar een lage uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange hoge uitkering, dan zal de lage uitkering 80,5% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de hoge uitkering 107,3% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 65 € 10.000, dan wordt gedurende 5 jaar € 8.050 uitgekeerd en vanaf leeftijd 70 wordt € 10.730 uitgekeerd. Lage uitkering gedurende 10 jaar Onderstaande tabel geeft het percentage lage respectievelijk hoge uitkering van de oorspronkelijke gelijkblijvende uitkering van het ouderdomspensioen.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 41 van 50
60
61
62
63
64
65
66
67
% Laag
84,6
84,8
85,1
85,4
85,8
86,1
86,5
86,9
% Hoog
112,7
113,1
113,5
113,9
114,3
114,8
115,3
115,9
Pensleeftijd
In woorden: Als de deelnemer besluit om op pensioenleeftijd 65 gedurende 10 jaar een lage uitkering te ontvangen en vervolgens een levenslange hoge uitkering, dan zal de lage uitkering 86,1% van het oorspronkelijke ouderdomspensioen bedragen en de hoge uitkering 114,8% van de oorspronkelijke uitkering. Dus was het oorspronkelijke ouderdomspensioen op leeftijd 65 € 10.000, dan wordt gedurende 10 jaar € 8.610 uitgekeerd en vanaf leeftijd 75 wordt € 11.480 uitgekeerd.
Afkoop Als het pensioenfonds besluit om het pensioen af te kopen op grond van de artikelen 6.8, 12.3b, 16.5 of 25.4, dan krijgt de deelnemer of (gewezen) partner in plaats van pensioen een afkoopsom. De hoogte van de afkoopsom is afhankelijk van de soort pensioenuitkering en is te berekenen met onderstaande tabel.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 42 van 50
Leeftijd
Afkoopfactor voor LOP
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
4,092 4,237 4,388 4,546 4,711 4,882 5,061 5,246 5,438 5,638 5,845 6,059 6,280 6,509 6,745 6,988 7,238 7,495 7,758 8,028 8,304 8,585 8,871 9,162 9,458 9,758 10,060 10,365 10,672 10,983 11,297 11,615 11,937 12,265 12,598 12,938 13,285 13,640 14,001 14,368 14,740 15,116 15,495 15,874 16,254 16,634 17,016
Afkoopfactor voor latent LPP 0,969 1,005 1,043 1,083 1,125 1,168 1,214 1,262 1,313 1,366 1,422 1,480 1,542 1,606 1,674 1,744 1,818 1,895 1,975 2,058 2,144 2,233 2,324 2,418 2,513 2,611 2,710 2,811 2,912 3,016 3,120 3,224 3,328 3,432 3,536 3,638 3,739 3,838 3,934 4,028 4,117 4,202 4,281 4,353 4,419 4,476 4,525
Afkoopfactor voor ingegaan LPP 34,100 33,961 33,818 33,668 33,513 33,352 33,184 33,011 32,830 32,642 32,447 32,244 32,032 31,812 31,584 31,345 31,098 30,839 30,571 30,291 30,000 29,697 29,383 29,056 28,718 28,366 28,002 27,626 27,235 26,831 26,412 25,979 25,534 25,072 24,596 24,105 23,599 23,079 22,543 21,993 21,429 20,853 20,262 19,659 19,046 18,422 17,788
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 43 van 50
Afkoop van ouderdomspensioen (afkoopfactor voor LOP) Afkoopsom per € 1 ouderdomspensioen ingaande op 67 jaar, bij afkoop vóór of op de ingangsdatum van het pensioen De afkoopfactor is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op het moment van afkoop. In plaats van de oorspronkelijke aanspraak op ouderdomspensioen op 67-jarige leeftijd krijgt de deelnemer een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de oorspronkelijke aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende factor. Stel dat iemand op 50-jarige leeftijd gewezen deelnemer wordt. Zijn aanspraak op levenslang ouderdomspensioen ingaande op 67-jarige leeftijd is € 100. In plaats van dit levenslange pensioen, krijgt de deelnemer een bedrag ineens ter grootte van 10,983 x € 100 = € 1098,30 Afkoop van partnerpensioen Afkoopsom per € 1 partnerpensioen bij afkoop voordat het partnerpensioen tot uitkering komt (afkoopfactor voor latent PP) Als het ouderdomspensioen wordt afgekocht, wordt standaard óók het nog niet ingegane partnerpensioen afgekocht. De afkoopfactor is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer op het moment van afkoop. In plaats van de oorspronkelijke aanspraak op partnerpensioen krijgt de deelnemer een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de oorspronkelijke aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende factor. Stel dat iemand op 50-jarige leeftijd gewezen deelnemer wordt. Zijn aanspraak op partnerpensioen is € 100. In plaats van deze aanspraak, krijgt de deelnemer een bedrag ineens ter grootte van 3,016 x € 100 = € 301,60. Afkoopsom per € 1 partnerpensioen bij afkoop op het moment dat het partnerpensioen tot uitkering komt (afkoopfactor voor ingegaan LPP) De afkoopfactor is afhankelijk van de leeftijd van de rechthebbende op partnerpensioen op het moment van afkoop. Dat moment van afkoop is gelijk aan het moment waarop het recht op uitkering van partnerpensioen ontstaat. In plaats van de oorspronkelijke uitkering van partnerpensioen krijgt de rechthebbende een bedrag ineens. Voor de bepaling van de hoogte van dat bedrag, wordt de oorspronkelijke aanspraak vermenigvuldigd met de bij de leeftijd behorende factor. Stel dat iemand op 50-jarige leeftijd recht krijgt op een uitkering van partnerpensioen. Zijn aanspraak op partnerpensioen is € 100. In plaats van dit levenslange pensioen, krijgt de rechthebbende een bedrag ineens ter grootte van 26,831 x € 100 = € 2.683,10.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 44 van 50
Inkoopfactoren uit kapitalen voor beschikbare premierekening Te verkrijgen aanspraken uit € 10.000 pensioenspaarkapitaal
Leeftijd
Te verkrijgen uitgesteld ouderdomspensioen pensioenleeftijd 67 jaar
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
2.148 2.074 2.002 1.933 1.865 1.800 1.736 1.675 1.616 1.559 1.503 1.450 1.399 1.350 1.303 1.257 1.214 1.172 1.133 1.095 1.058 1.024 991 959 929 901 874 848 823 800 778 757 736 716 698 679 661 644 628 612 596 581 567 554 541 528 516
Te verkrijgen direct ingaand ouderdomspensioen
Te verkrijgen uitgesteld partnerpensioen
Te verkrijgen direct ingaand partnerpensioen
412 424 436 450 464 480 498 516
9.071 8.743 8.422 8.114 7.814 7.523 7.240 6.962 6.694 6.434 6.181 5.937 5.700 5.471 5.250 5.038 4.833 4.637 4.449 4.269 4.098 3.935 3.781 3.635 3.497 3.366 3.242 3.127 3.017 2.914 2.816 2.725 2.640 2.560 2.485 2.415 2.350 2.290 2.234 2.182 2.134 2.091 2.053 2.018 1.989 1.963 1.942
258 259 260 261 262 263 265 266 268 269 271 273 274 276 278 280 283 285 287 290 293 296 299 302 306 310 314 318 323 328 333 338 344 350 357 365 372 381 390 400 410 421 434 447 461 477 494
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
Te verkrijgen direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen
1.742 2.167 2.878 4.301 8.569
pagina 45 van 50
Inkoopfactoren uit kapitalen voor vrijwillige pensioenspaarrekening Te verkrijgen aanspraken uit € 10.000 pensioenspaarkapitaal Leeftijd
Te verkrijgen uitgesteld ouderdomspensioen pensioenleeftijd 67 jaar
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
2.049 1.978 1.910 1.844 1.779 1.717 1.656 1.598 1.541 1.487 1.434 1.383 1.335 1.288 1.243 1.200 1.158 1.118 1.080 1.044 1.009 976 945 915 886 859 833 809 785 763 742 722 702 683 665 648 631 615 599 583 569 555 541 528 516 504 493
Te verkrijgen direct ingaand ouderdomspensioen
Te verkrijgen uitgesteld partnerpensioen
Te verkrijgen direct ingaand partnerpensioen
393 404 416 429 443 458 475 493
8.653 8.340 8.034 7.741 7.454 7.176 6.906 6.641 6.386 6.137 5.896 5.663 5.437 5.219 5.008 4.806 4.611 4.423 4.244 4.072 3.909 3.754 3.607 3.467 3.335 3.211 3.093 2.982 2.878 2.779 2.687 2.600 2.518 2.442 2.370 2.304 2.242 2.184 2.131 2.081 2.036 1.995 1.958 1.925 1.897 1.873 1.852
246 247 248 249 250 251 253 254 255 257 258 260 262 263 265 267 270 272 274 277 279 282 285 288 292 296 299 303 308 312 317 323 328 334 341 348 355 363 372 381 391 402 414 426 440 455 471
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
Te verkrijgen direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen
1.661 2.067 2.746 4.103 8.174
pagina 46 van 50
Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: Afkoop Omzetting van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het pensioenfonds de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af. AOW Uitkering die iedere Nederlandse ingezetene vanaf de dag waarop hij uitkeringsgerechtigd wordt, maandelijks op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. Arbeidsongeschikt(heid) Tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om te werken waarbij voor de werkgever een verplichting bestaat tot doorbetaling van het loon, of arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, voor zover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgedrukt in percentages: van 35% tot 80% is er sprake van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, bij 80% of meer van volledige arbeidsongeschiktheid. Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds. Bijzonder partnerpensioen Periodieke uitkering aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Collectieve actuariële gelijkwaardigheid Voor de bepaling van de hoogte van het pensioen na uitruil, vervroeging, of bij hoog-laagconstructies wordt voor mannen en vrouwen uitgegaan van dezelfde ruilvoeten. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de levenskansen van een mannelijke deelnemer en een vrouwelijke deelnemer. Consumentenprijsindexcijfer Het 'Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid’, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij wordt uitgegaan van de indexcijfers van oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslagverlening plaatsvindt en van oktober van het aan dat jaar voorafgaande jaar. Deelnemer De werknemer die volgens de bepalingen van dit reglement aan de pensioenregeling deelneemt en de ex-werknemer voor wie op basis van dit reglement de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (voor een deel) wordt voortgezet. Eerste ziektedag De eerste dag waarop de wachttijd van 104 weken voor de WIA ingaat. Franchise Vanaf de pensioengerechtigde leeftijd bestaat het inkomen in principe uit een ouderdomspensioen en een AOW-uitkering. Bij de opbouw van het pensioen wordt al rekening gehouden met deze AOW-uitkering door het gebruik van een franchise. De franchise is het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd in verband met de vanaf AOW gerechtigde leeftijd te ontvangen AOW-uitkering. Gepensioneerde Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 47 van 50
Gewezen deelnemer Persoon van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd wegens beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid en die na beëindiging van zijn deelnemerschap in het pensioenfonds pensioenaanspraken heeft behouden jegens het pensioenfonds. Gewezen partner De partner van de (gewezen) deelnemer met wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding is beëindigd. Hoog/laagregeling Mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen dat, naar keuze tot de AOW-gerechtigde leeftijd of gedurende vijf of tien jaar, hoger is dan de daaropvolgende periode. De laagste uitkering mag niet minder zijn dan 75% van de hoogste uitkering. Kind Het kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer, alsmede stief- en pleegkinderen die door de deelnemer zowel ten tijde van het einde van zijn deelnemerschap als ten tijde van zijn overlijden als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed. Het één en ander is ter beoordeling van het bestuur, mits deze personen door de deelnemer als stief- of pleegkind bij het bestuur zijn aangemeld. Laag/hoogregeling Mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen dat, naar keuze tot de AOW-gerechtigde leeftijd of gedurende vijf of tien jaar, lager is dan de daaropvolgende periode. De laagste uitkering mag niet minder zijn dan 75% van de hoogste uitkering. Nabestaande De (gewezen) partner na het overlijden van de deelnemer. Ouderdomspensioen Maandelijkse uitkering die de gepensioneerde vanaf de ingangsdatum van zijn pensioen tot zijn overlijden ontvangt. Partner Eén persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde: - gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; - samenwoont, mits: - de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; - de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de (gewezen) deelnemer; - de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. De deelnemer moet deze partner bij het pensioenfonds aanmelden. Partnerpensioen Periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Pensioenaanspraak Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 48 van 50
Pensioendatum Datum waarop het pensioen standaard ingaat; dit is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Pensioenfonds De stichting “Stichting ORTEC Pensioenfonds”, gevestigd te Groningen. Pensioengerechtigde Persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement een pensioen is ingegaan. Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris is gelijk aan twaalf keer het op de datum van vaststelling geldende maandsalaris, vermeerderd met de voor de deelnemer geldende vakantietoeslag. Pensioengrondslag De basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen: het pensioengevend salaris minus de franchise. Pensioenovereenkomst De afspraken tussen de werkgever en werknemer betreffende pensioen. Pensioenrecht Het recht op een ingegaan pensioen, met uitzondering van de toeslagverlening. Premie Periodieke storting bestemd voor de opbouw van het pensioen, gebaseerd op de pensioengrondslag van de deelnemer. Statuten De statuten van het pensioenfonds. Toeslagverlening De bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken, alsmede ingegane pensioenen kunnen regelmatig worden verhoogd in verband met gestegen prijzen. Dit heet toeslagverlening. Het pensioenfonds geeft geen recht op toeslag en in de financiering van de verplichtingen van het pensioenfonds is geen rekening gehouden met toeslagverlening. Uitruil partnerpensioen Het recht om het partnerpensioen in te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Uitruil ouderdomspensioen Het recht om het ouderdomspensioen in te ruilen voor een hoger partnerpensioen. Waardeaangroei Onder waardeaangroei van de pensioenaanspraken wordt verstaan de op een kalenderjaar betrekking hebbende toename van de pensioenaanspraken, vanwege een toeneming van de diensttijd. Waardeoverdracht Het inbrengen van een eerder (bij een vorige werkgever) opgebouwd pensioen in de regeling van een nieuwe werkgever. Waardevast Verhoging van het pensioen ter compensatie van de stijging van de prijzen (zie ook “consumentenprijsindexcijfer”).
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 49 van 50
Werkgever De besloten vennootschappen “ORTEC B.V.”, gevestigd te Zoetermeer en “ORTEC Finance B.V.”, gevestigd te Rotterdam. Werknemer Degene die met de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan. Wezenpensioen Uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Pensioenreglement van Stichting ORTEC Pensioenfonds per 1 januari 2015
pagina 50 van 50