PENSIOENREGLEMENT 2006 Stichting Pensioenfonds Campina
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 1
Inhoudsopgave artikel: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
bladzijde:
Begripsomschrijvingen Begin en einde van het (aspirant-)deelnemerschap Aanspraken op pensioen Deelnemersjaren Pensioengrondslagen Ouderdomspensioen Tijdstip van ingang en duur van de uitkering van ouderdomspensioen Partnerpensioen Verevening pensioenrechten bij scheiding Wezenpensioen Toeslagregeling Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Uitkering van pensioen Financiering van de pensioenregeling Aanmelding en inlichtingen Algemene bepalingen Fiscale bepalingen Overgangsbepalingen Bevoegdheid bestuur in afwijkende gevallen Klachten en geschillen Inwerkingtreding pensioenreglement
3 6 7 9 11 13 14 16 18 20 21 23 25 26 27 30 31 33 34 35 44 45 46
bijlagen: -
Factoren voor vervroeging van de pensioeningang Factoren voor uitstel van de pensioeningang Factoren voor variabele uitkering ouderdomspensioen op 65 jaar Factoren voor variabele uitkering ouderdomspensioen op 67 jaar Factoren voor AOW-variatie Factoren voor omzetting ouderdomspensioen Grensbedrag afkoop klein pensioen Factoren voor afkoop uitgesteld ouderdomspensioen en latent partnerpensioen Factoren voor afkoop ingegaan ouderdomspensioen en latent partnerpensioen Factoren voor omzetting partnerpensioen Factoren voor wijziging pensioen ingaande 62 jaar Factoren voor omzetting tijdelijk pensioen in levenslang pensioen
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 2
Ia Ib IIa IIb IIc III IV IVa IVb V VIa VIb
ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 1.
In dit reglement gelden de begripsomschrijvingen vermeld in artikel 1 van de statuten van de Stichting, te weten: a. Stichting: Stichting Pensioenfonds Campina , gevestigd te Woerden; b. bestuur: het bestuur van de Stichting; c. statuten: de statuten van de Stichting.
2.
Voorts wordt verstaan onder: 1. CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor de zuivelindustrie; 2. CAO hoger personeel: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger personeel in de zuivelindustrie; 3.
CAO inzake pensioenen: de collectieve arbeidsovereenkomst inzake pensioenen 2006 voor de zuivelindustrie; incl. de aanvullende CAO op de CAO inzake pensioenen 2006 voor de Zuivelindustrie;
4. de onderneming: de onderneming als genoemd in artikel 1 van de statuten; 5. de werkgever(s): de met de onderneming gelieerde onderneming(en), deze laatste(n) als bedoeld in artikel 1 van de statuten, zowel afzonderlijk als gezamenlijk; 6. werknemer: degene die in dienst is van de werkgever en die de pensioendatum nog niet heeft bereikt en per 31 december 2008 krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst was van Campina Zuivel B.V. of Campina Management B.V., met uitzondering van de werknemer die in het kader van studie een afstudeerovereenkomst met de werkgever is aangegaan; 7. deelnemer: degene, die conform het bepaalde in artikel 2 tot het deelnemerschap is toegelaten;
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 3
8. aspirant-deelnemer: degene, die conform het bepaalde in artikel 2 tot het aspirantdeelnemerschap is toegelaten; 9. gewezen deelnemer: degene die krachtens het pensioenreglement een premievrije aanspraak heeft op ouderdomspensioen; 10. pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan; 11. partner: a. degene met wie de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer is gehuwd; b. degene die als partner van de (gewezen) deelnemer of aspirantdeelnemer is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand; c. degene, niet zijnde een gehuwde of geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, waarmee de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer een gemeenschappelijke huishouding voert op één adres. De gemeenschappelijke huishouding dient te zijn vastgelegd in een notariële akte. Uit de bepalingen van deze notariële akte dient te blijken dat er sprake is van een zorgplicht van de (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer jegens zijn respectievelijk haar partner. Er kan in het kader van het onderhavige pensioenreglement slechts sprake zijn van één partner. Daarnaast dient de akte bepalingen te bevatten omtrent de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van de samenleving. De aanvang en de beëindiging van de samenleving moeten bij de Stichting worden gemeld onder overlegging van een kopie van de notariële akte. 12. bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen, verkregen door de gewezen partner; 13. nabestaande: de partner van de overleden (gewezen) deelnemer of aspirant-deelnemer; 14. kind: ieder kind beneden de 18-jarige leeftijd dat tot de deelnemer of aspirantdeelnemer in familierechtelijke betrekking staat of dat door de werknemer tot diens overlijden als eigen kind werd verzorgd en opgevoed en wiens lasten op dat tijdstip voor ten minste 50% voor rekening van de deelnemer of aspirant-deelnemer kwamen; 15. Pensioencommissie: de Pensioencommissie als bedoeld in artikel 3 van de CAO 2006 inzake pensioenen;
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 4
16. pensioeningangsdatum65 voor het levenslang ouderdomspensioen dat tot 1 januari 2014 is opgebouwd, is de pensioeningangsdatum vastgesteld op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. 17. pensioeningangsdatum67 voor het levenslang ouderdomspensioen dat vanaf 1 januari 2014 is opgebouwd, is de pensioeningangsdatum vastgesteld op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. 18. standaard pensioendatum: Voor het levenslang ouderdomspensioen opgebouwd tot 1 januari 2014 de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Voor het levenslang ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1januari 2014 de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt; 19. pensioendatum: de standaardpensioendatum of de eerder of later (tot uiterlijk de 67-jarige leeftijd) door de (gewezen) deelnemer gekozen datum van ingang van het ouderdomspensioen; 20. pensioenovereenkomst: hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen op het gebied van pensioenen; 21. uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen de werkgever en de stichting over de uitvoering van de pensioenovereenkomst; 22. PW: de Pensioenwet; 23. WVPS: Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; 24. CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek; 25 WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 26. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; 27. FVP: Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 5
ARTIKEL 2 BEGIN EN EINDE VAN HET (ASPIRANT-)DEELNEMERSCHAP 1a.
Aanvang deelnemerschap Het deelnemerschap vangt aan: a. bij indiensttreding van de werknemer, indien deze de 21-jarige leeftijd reeds heeft bereikt; b. op de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt door de werknemer, indien het dienstverband voordien aanving;
1b.
Einde deelnemerschap Het deelnemerschap eindigt zodra de deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest. In afwijking hiervan eindigt het deelnemerschap niet, indien en zo lang de deelnemer een uitkering krachtens de WAO of de WIA geniet dan wel direct aansluitend aan het einde van het dienstverband gaat genieten. Evenmin eindigt het deelnemerschap, indien en zolang het deelnemerschap krachtens een individuele regeling van de werkgever geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet. In alle gevallen eindigt het deelnemerschap uiterlijk op de standaard pensioendatum, dan wel de pensioendatum als dat eerder is, dan wel bij eerder overlijden.
2.
Aanvang aspirant-deelnemerschap Het aspirant-deelnemerschap vangt aan op de datum van indiensttreding van de werknemer, mits deze op die datum de 21-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt.
3.
Beëindiging aspirant-deelnemerschap Het aspirant-deelnemerschap eindigt zodra de aspirant-deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest. In afwijking hiervan eindigt het aspirant-deelnemerschap niet, indien en zolang de aspirant-deelnemer een uitkering geniet dan wel aansluitend gaat genieten krachtens de WAO of de WIA. In alle gevallen eindigt het aspirant-deelnemerschap uiterlijk bij de aanvang van het deelnemerschap.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 6
ARTIKEL 3 AANSPRAKEN OP PENSIOEN 1. Deelnemerschap Voor pensioenopbouw in dit reglement wordt het salaris (vast en variabel tezamen, zoals gedefinieerd in artikel 5) tot ten hoogste € 60.444,- (bedrag per 1 januari 2014), uitgaande van een voltijddienstverband, in aanmerking genomen. Het in de vorige zin genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de loonontwikkeling volgens loonschalen van de CAO, gemeten over de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand. Het deelnemerschap geeft met inachtneming van de bepalingen van dit reglement aanspraak op:
2.
a.
levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer;
b.
levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer;
c.
wezenpensioen ten behoeve van elk van de kinderen van de deelnemer.
Aspirant-deelnemerschap Het aspirant-deelnemerschap geeft met inachtneming van de bepalingen van dit reglement ingeval van overlijden van de aspirant-deelnemer recht op: a.
levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van de aspirantdeelnemer;
b.
wezenpensioen ten behoeve van elk van de kinderen van de aspirantdeelnemer
en ingeval van arbeidsongeschiktheid, uitzicht op: c.
deelnemerschap vanaf de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt.
Na beëindiging van het aspirant-deelnemerschap anders dan door overlijden vervallen alle aanspraken of rechten uit hoofde van het aspirant-deelnemerschap. 3. Pensioenaanspraken elders Pensioenaanspraken op grond van de in artikel 4 bedoelde deelnemersjaren uit hoofde van een dienstverband met de werkgever, die niet bij de Stichting maar bij een andere instelling verzekerd zijn, vormen een onderdeel van de aanspraken krachtens dit reglement, tenzij anders is overeengekomen.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 7
4. Pensioenoverdracht Indien voor de bepaling van de pensioenaanspraken krachtens dit reglement ook pensioenjaren uit hoofde van dienstverbanden met andere werkgevers in aanmerking worden genomen, vormen de premievrije of overgedragen aanspraken, die uit dat dienstverband zijn voortgekomen, onderdeel van de pensioenaanspraken krachtens dit reglement. 5. De pensioenuitkeringen krachtens dit reglement worden vastgesteld in een wettig Nederlands betaalmiddel.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 8
ARTIKEL 4 DEELNEMERSJAREN 1. Deelnemersjaren Als deelnemersjaar wordt aangemerkt ieder ononderbroken jaar dat de werknemer vanaf de eerste dag van de maand waarin hij 21 jaar wordt deelneemt als bedoeld in dit reglement. Bij latere indiensttreding bij de werkgever wordt als deelnemersjaar aangemerkt ieder ononderbroken jaar dat de werknemer vanaf de eerste dag van de maand deelneemt als bedoeld in dit reglement. Voor de werknemer in dienst bij de werkgever op 31 december 2005 worden als deelnemersjaren slechts in aanmerking genomen de jaren gelegen na 1 januari 2006. Onder ononderbroken jaar wordt verstaan: de tijdvakken gedurende welke de werknemer zonder onderbreking in dienst van de werkgever is. Niet als onderbreking wordt beschouwd een onderbreking van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, indien het betreft: 1. 2. 3. 4.
onderbrekingen van niet meer dan twee maanden; onderbrekingen wegens onvrijwillige werkloosheid; onderbrekingen wegens arbeidsongeschiktheid; andere onderbrekingen, indien de redelijkheid zulks naar het oordeel van de Pensioencommissie vergt.
Voor de werknemer wiens dienstverband gedurende enige tijd onderbroken is geweest als bedoeld onder 1, 2, of 4, wordt evenwel de datum waarop de ononderbroken diensttijd is ingegaan, geacht zoveel maanden later te liggen als het aantal maanden dat de onderbreking heeft geduurd. Indien een periode van deelnemerschap niet een geheel kalenderjaar beslaat, wordt onder deelnemersjaar slechts een naar verhouding gereduceerd deel van het kalenderjaar verstaan. 2. Doortelling deelnemersjaren bij overlijden Ingeval van overlijden van een (aspirant) deelnemer worden voor de vaststelling van het partner- en het wezenpensioen de deelnemersjaren tot de standaard pensioendatum zoals deze voor de (aspirant) deelnemer zou gelden, meegerekend.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 9
3. Arbeidsduur Indien door de werkgever met een deelnemer een kortere wekelijkse arbeidsduur is overeengekomen dan de normale wordt voor de bepaling van een deelnemersjaar als bedoeld in lid 1, anders dan in het geval van ouderschapsverlof ingegaan vanaf 1 januari 2010, de betreffende periode van deelnemerschap naar verhouding verlaagd.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 10
ARTIKEL 5 PENSIOENGRONDSLAGEN 1.
Peildatum pensioengrondslag Ieder kalenderjaar wordt per 1 januari of de latere datum van indiensttreding een pensioengrondslag A en een pensioengrondslag B vastgesteld, voor de laatste maal op 1 januari van het jaar, waarin de deelnemer de leeftijd van 62 jaar bereikt dan wel - indien de deelnemer op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 2 eerder uit dienst treedt - op 1 januari voorafgaande aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Bij doorwerken van de werknemer tussen 62 en de standaard pensioendatum vindt verdere pensioenopbouw plaats overeenkomstig onderhavige pensioenregeling. De pensioengrondslag wordt bij doorwerken tussen 62 en de standaard pensioendatum op identieke wijze vastgesteld zoals dat geschiedde voor het bereiken van de 62-jarige leeftijd.
2.
Pensioengrondslag A Onder pensioengrondslag A wordt verstaan het vaste salaris op 1 januari van enig kalenderjaar of op latere datum van aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap verminderd met de franchise, een en ander herleid tot een jaarbedrag op basis van de normale wekelijkse arbeidsduur als bedoeld in artikel 4 van de CAO respectievelijk artikel 4 van de CAO hoger personeel.
3.
Vast salaris Onder het vaste salaris als bedoeld in lid 2 wordt verstaan het vastgestelde schaalsalaris, verhoogd met de persoonlijke toeslag en met de vaste toeslagen, voor zover berekend over de in dit lid bedoelde salarisbestanddelen. Als vaste toeslagen worden aangemerkt de vakantietoeslag, de eindejaarsuitkering, de E.H.B.O.-diplomatoeslag en de BHV-toeslag. Onder het vaste salaris wordt tevens de uitkering als bedoeld in artikel 30 lid 2 sub d van de CAO begrepen.
4.
Pensioengrondslag B Onder pensioengrondslag B wordt verstaan het variabele salaris over het kalenderjaar voorafgaand aan de eerste januari van enig jaar.
5.
Variabel salaris Onder het variabele salaris als bedoeld in lid 4 wordt verstaan het totaal aan uitbetaalde variabele toeslagen. Als variabele toeslag wordt aangemerkt de toeslag uit hoofde van arbeid in ploegendienst, arbeid op onaangename uren, arbeid op het weekeinde, arbeid op feestdagen, vergoeding van consignatie en extra opkomst en de over voornoemde variabele toeslagen berekende vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Beloning voor overwerk wordt niet als variabel salaris aangemerkt.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 11
6.
Maximum jaarsalaris Het vaste en variabele jaarsalaris tezamen als bedoeld in de leden 3 en 5 wordt in aanmerking genomen tot een bedrag van maximaal € 60.444,- (bedrag per 1 januari 2014). Voor (aspirant-)deelnemers met een parttime dienstverband geldt deze bepaling naar rato van de voor hen geldende normale wekelijkse arbeidsduur als bedoeld in artikel 4 van de CAO respectievelijk artikel 4 van de CAO hoger personeel. Het in de eerste volzin van dit lid genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand.
7.
Franchise De in lid 2 bedoelde franchise bedraagt € 18.009,- (bedrag per 1 januari 2014). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari procentueel verhoogd met de procentuele stijging van de “consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid” gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand zoals gepubliceerd door het CBS, met een maximum van 3%. Indien de voornoemde prijsindex hoger is dan 3%, kan ook het meerdere na overleg van partijen zoals bedoeld in de CAO inzake pensioenen in aanmerking worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. Mocht het CBS te eniger tijd overgaan tot publicatie van een indexcijfer op een meer recente tijdsbasis, dan zullen de cijfers van de nieuwe reeks in aanmerking worden genomen, zonodig na koppeling met de voorafgaande reeks.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 12
ARTIKEL 6 OUDERDOMSPENSIOEN 1.
Jaarlijkse opbouw Telkenjare op 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2006, gelegen voor de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, verkrijgt de deelnemer voor het betreffende deelnemersjaar een aanspraak op ouderdomspensioen ter grootte van 2,10% van pensioengrondslag A, vermeerderd met 2,10% van pensioengrondslag B. Bij doorwerken van de deelnemer tussen 62 en de standaard pensioendatum vindt verdere pensioenopbouw plaats overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
2.
Aanspraken parttime werknemers Voor de deelnemer voor wie in enig jaar een verkorte wekelijkse arbeidsduur geldt, worden de aanspraken op ouderdomspensioen, die hij op grond van lid 1 verkrijgt op basis van pensioengrondslag A voor het betreffende deelnemersjaar, verminderd door vermenigvuldiging met een factor. De teller van deze factor is gelijk aan de overeengekomen arbeidsduur en de noemer aan de normale arbeidsduur, als bedoeld in artikel 4 van de CAO respectievelijk artikel 4 van de CAO hoger personeel.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 13
ARTIKEL 7 TIJDSTIP VAN INGANG EN DUUR VAN DE UITKERING VAN OUDERDOMSPENSIOEN 1. Standaard pensioendatum Het ouderdomspensioen dat tot 1 januari 2014 is opgebouwd, gaat, behoudens het bepaalde in lid 2, in bij het in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op pensioeningangsdatum65. Het vanaf 1 januari 2014 opgebouwde ouderdomspensioen gaat in op pensioeningangsdatum67 Het ouderdomspensioen wordt gedurende zijn leven tot en met de maand van overlijden uitgekeerd. 2. Vervroeging van de pensioeningangsdatum65 en/of pensioeningangsdatum67 Het ouderdomspensioen kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer op een eerder tijdstip dan pensioeningangsdatum65 en/of pensioeningangsdatum67 (gedeeltelijk) ingaan, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt, en slechts voor zover de betrokkene op het tijdstip van ingang van het ouderdomspensioen zijn actieve loopbaan beëindigt in verband met pensionering. Indien het ouderdomspensioen ingaat vóór pensioeningangsdatum65 en/of pensioeningangsdatum67 wordt het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen actuarieel verlaagd waarbij van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale kortingspercentages wordt uitgegaan. Deze ruilfactoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage Ia bij dit reglement. Uitstel van de pensioeningangsdatum65 Het ouderdomspensioen kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer op een later tijdstip dan pensioeningangsdatum65 (gedeeltelijk) ingaan, indien en voor zolang de op de 65-jarige leeftijd bestaande dienstbetrekking wordt voortgezet, doch niet later dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67jarige leeftijd bereikt. Indien het ouderdomspensioen op de hiervoor omschreven wijze wordt uitgesteld, wordt het uit te keren ouderdomspensioen actuarieel verhoogd waarbij van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale percentages wordt uitgegaan. Deze ruilfactoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage Ib bij dit reglement. 3. Variërende uitkering Op verzoek van de gewezen deelnemer kan bij pensionering vanaf de 55-jarige leeftijd tot uiterlijk de pensioendatum het ouderdomspensioen eenmalig worden omgezet in een ouderdomspensioen dat gedurende de uitkeringsperiode in hoogte varieert en wel zodanig, dat naar keuze tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd een hogere uitkering en nadien een lagere uitkering wordt genoten, waarbij de laagste uitkering 75% bedraagt van de hoogste uitkering. Deze omzetting geschiedt op basis van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale omzettingsfactoren. Deze factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage IIa en bijlage IIb bij dit reglement.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 14
4. AOW-variatie Op verzoek van de (gewezen) deelnemer die in 2013, 2014 of 2015 met pensioen gaat, zal bij pensionering op de leeftijd van 65 jaar een tijdelijk hoger ouderdomspensioen worden uitgekeerd ten laste van het ouderdomspensioen nadien. De tijdelijke maandelijkse verhoging bedraagt maximaal de uitkering bedoeld in artikel 18d, derde lid van de Wet op de loonbelasting 1964. Het tijdelijk hoger ouderdomspensioen eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet of bij eerder overlijden. De duur van de maandelijkse verhoging zal gelijk zijn aan het aantal maanden dat de AOW ingaat na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage IIc bij dit reglement.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 15
ARTIKEL 8 PARTNERPENSIOEN 1. Verzekering van partnerpensioen op risicobasis Voor iedere (aspirant-)deelnemer wordt op risicobasis een partnerpensioen bij overlijden voor het bereiken van de standaard pensioendatum en gedurende het dienstverband met de werkgever verzekerd ten behoeve van de eventuele partner. De verzekering vervalt bij beëindiging van de deelneming en is derhalve niet van toepassing op gewezen deelnemers. 2. Niveau bij overlijden deelnemer Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het partnerpensioen 70% van het op grond van artikel 6 lid 1 vastgestelde ouderdomspensioen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 2 uitgaande van de omstandigheid dat de deelnemer tot de standaard pensioendatum in leven en in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. Bij de berekening van het partnerpensioen over de periode vanaf het overlijden tot de standaard pensioendatum wordt voor wat betreft variabele inkomen het gemiddelde genomen van de laatste 5 jaren. 3. Niveau bij overlijden aspirant-deelnemer Bij overlijden van de aspirant-deelnemer bedraagt het partnerpensioen 67,62% van de som van de pensioengrondslagen A en B, zoals bedoeld in artikel 5 leden 2 en 4, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 7. 4. Ingang en duur uitkering Het partnerpensioen als bedoeld in voorgaande leden gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de (aspirant-)deelnemer en wordt aan de nabestaande uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. 5. Omzetting ouderdomspensioen in partnerpensioen Op de pensioendatumof de eerder gelegen datum van beëindiging van het deelnemerschap wordt (behoudens het bepaalde in lid 7), indien de deelnemer een voor partnerpensioen in aanmerking komende partner heeft, een deel van het op grond van artikel 6 vastgestelde levenslange ouderdomspensioen omgezet in aanspraken op partnerpensioen. Een eventueel verevend deel van het ouderdomspensioen wordt bij de omzetting buiten beschouwing gelaten. De omzetting geschiedt op basis van door het bestuur periodiek vast te stellen collectief actuarieel neutrale en sekseonafhankelijke ruilfactoren en in een verhouding van 100:70 of, indien dit zou leiden tot een ouderdomspensioen lager dan het in bijlage IV opgenomen grensbedrag, in een zodanig andere verhouding dat na omruil een ouderdomspensioen resteert dat precies gelijk is aan dit grensbedrag. De ruilfactoren en de geldigheid daarvan zijn opgenomen in bijlage III bij dit reglement.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 16
6. Afzien van omzetting De deelnemer en zijn partner kunnen binnen een door de Stichting in het laatste jaar voor de pensioendatum of na de beëindiging van het deelnemerschap gestelde termijn schriftelijk overeenkomen dat van het bepaalde in lid 5 wordt afgeweken. De deelnemer dient dan een schriftelijke verklaring voorzien van de handtekening van de partner aan de Stichting te overleggen waarin wordt verklaard dat wordt afgezien van de omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. Een aldus gemaakte keuze kan niet meer worden herzien. 7. Rechten bij scheiding Bij beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing respectievelijk beëindiging van de gezamenlijke huishouding van de deelnemer wordt, voor de vaststelling van de fictieve aanspraken bij tussentijds einde van het deelnemerschap, de in lid 5 bedoelde omzetting geacht niet plaats te vinden. Indien de gewezen deelnemer en zijn partner hebben gekozen voor de omzetting van een deel van het levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen, krijgt de partner bij beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing respectievelijk beëindiging van de gezamenlijke huishouding een recht op een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter grootte van het op de datum van scheiding verzekerde partnerpensioen als bedoeld in lid 5. De Stichting verstrekt aan de gewezen partner van de gewezen deelnemer een bewijs van diens aanspraak. De verkrijging van een bijzonder partnerpensioen bij scheiding geldt eveneens ten aanzien van een bij de Stichting verzekerd partnerpensioen van een (gewezen) deelnemer op grond van een eerder pensioenreglement. 8. Toestemming afwijking Het bepaalde in lid 7 vindt geen toepassing indien de gewezen deelnemer en de partner bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht, dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 9. Voortzetting risicodekking bij WW-uitkering In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt de verzekering van het partnerpensioen op risicobasis gehandhaafd tot 70% van het op de ontslagdatum opgebouwde ouderdomspensioen met pensioeningangsdatum65 en pensioeningangsdatum67 vóór omzetting als bedoeld in lid 5 indien en voor zo lang de gewezen deelnemer onmiddellijk na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 17
ARTIKEL 9 VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING 1. Verevening ouderdomspensioen In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan wegens dood of vermissing vindt verevening van het tijdens het huwelijk of het geregistreerde partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de WVPS. Indien het verzoek tot verevening binnen twee jaar op een daartoe bestemd formulier aan de Stichting is ingediend, zal de Stichting het te verevenen ouderdomspensioen rechtstreeks aan de gewezen partner uitbetalen. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. 2. Omzetting in eigen recht (conversie) Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen van de gewezen huwelijks- dan wel geregistreerde partner en - indien en voor zover het bepaalde in artikel 8 lid 5 heeft plaats gevonden - het bijzonder partnerpensioen conform artikel 8 lid 7, kunnen, uitsluitend in het geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, worden omgezet in een eigen recht op levenslang ouderdomspensioen met pensioeningangsdatum67 voor deze gewezen partner, mits wordt voldaan aan het navolgende: a.
de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden, registratievoorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;
b.
binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan de Stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier;
c.
de Stichting heeft ingestemd met de omzetting.
3. Instemming met conversie De Stichting zal niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 2 indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de Stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De Stichting zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op levenslang ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de standaard pensioendatum. 4. Kosten De kosten van verevening of omzetting zal de Stichting in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 18
5. Beëindiging samenlevingsovereenkomst In geval van beëindiging van een partnerschap van ongehuwde partners, kan de Stichting de leden 1 tot en met 4 van dit artikel toepassen als ware sprake van echtscheiding, indien beide partijen dit zijn overeengekomen in de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de ontbinding van de samenlevingsovereenkomst.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 19
ARTIKEL 10 WEZENPENSIOEN 1. Verzekering van wezenpensioen op risicobasis Voor iedere (aspirant-)deelnemer wordt op risicobasis een wezenpensioen bij overlijden voor het bereiken van de standaard pensioendatum en tijdens het dienstverband met de werkgever verzekerd ten behoeve van de eventuele kinderen. De verzekering vervalt bij beëindiging van de deelneming en is derhalve niet van toepassing op gewezen deelnemers. 2. Niveau bij overlijden deelnemer Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het wezenpensioen per kind 14% van het op grond van artikel 6 lid 1 vastgestelde ouderdomspensioen uitgaande van de omstandigheid dat de deelnemer tot het bereiken van de standaard pensioendatum in leven en in dienst van de werkgever zou zijn gebleven. 3. Niveau bij overlijden aspirant-deelnemer Bij overlijden van de aspirant-deelnemer bedraagt het wezenpensioen per kind 13,52% van de som van de pensioengrondslagen A en B, zoals bedoeld in artikel 5 leden 2 en 4, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 lid 7. 4. Ingang en duur uitkering Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de (aspirant-)deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt dan wel voordien overlijdt. 5. Volle wezen Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de dag dat het pensioengerechtigde kind ouderloos wordt.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 20
ARTIKEL 11 TOESLAGREGELING 1. Toeslagen pensioenaanspraken actieve deelnemers De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6 worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2007) per 1 januari procentueel verhoogd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 3%. Indien voornoemde loonontwikkeling hoger is dan 3% kan ook het meerdere na overleg van partijen als genoemd in de CAO inzake pensioenen in aanmerking worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. Voor deze onvoorwaardelijke toeslagverlening wordt geen bestemmingsreserve gevormd en deze wordt uit de premie betaald 2. Toeslagen pensioenaanspraken en pensioenrechten van slapers en pensioengerechtigden a. Tijdstip en niveau Op de krachtens dit reglement verworven pensioenrechten en premievrije aanspraken als bedoeld in artikel 13 (hierna te noemen: gelijkgestelden) wordt jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2007) per 1 januari een toeslag verleend gelijk aan de consumentenprijsindex, alle huishoudens afgeleid, zoals vastgesteld door het CBS gemeten aan de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast met inachtname van het hierna bepaalde. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt geen bestemmingsreserve gevormd en deze wordt, met uitzondering van de jaren 2006, 2007 en 2008, niet uit de premie betaald. Het bestuur hanteert vanaf 2009 bij de vaststelling van de te verlenen toeslag in een jaar de volgende uitgangspunten. Bij een dekkingsgraad beneden de 115% vindt geen toeslagverlening plaats per 1 januari daaropvolgend. Bij een dekkingsgraad boven de 125% vindt een volledige toeslagverlening plaats. Bij een dekkingsgraad tussen de hiervoor genoemde percentages vindt een gedeeltelijke toeslagverlening plaats, naar evenredigheid met de eerder genoemde grenzen van de dekkingsgraden. b. Daling Indien op een peildatum blijkt, dat het prijsindexcijfer is gedaald, zullen de dan bestaande ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van daarmee gelijkgestelden worden gehandhaafd. Evenwel zal zulk een verlaging van het prijsindexcijfer bij nadien optredende stijging van het prijsindexcijfer eerst worden verrekend, alvorens de ingegane en premievrije pensioenen worden verhoogd.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 21
c. Verrekening Het bestuur is bevoegd de aanspraken die door toeslagverlening volgens dit lid ontstaan te verlagen, indien en voor zover de toeslagverlening betrekking heeft op elders verzekerde pensioenen of pensioenaanspraken en deze door de betreffende verzekeraar aangepast worden. d. Tijdelijke maatregelen Voor de jaren 2004 tot en met 2007 wordt op het volgens lid 2 bepaalde toeslagpercentage 1,2%-punt in mindering gebracht, in lijn met de aanvullende CAO op de CAO inzake pensioenen 2006 voor de Zuivelindustrie. Een per saldo negatieve uitkomst wordt op nihil gesteld. Zodra op enig moment in genoemde periode sprake zou zijn van premiekorting zal de in de vorige volzin omschreven tijdelijke maatregel worden opgeheven. e. Extra toeslag Per 1 januari 2008 zijn de ingegane pensioenen en de pensioenaanspraken extra verhoogd voor degenen die per 1 januari 2007 een toeslag conform art 11 lid 2 hebben gehad. Deze extra verhoging per 1 januari 2008 is zodanig dat de korting per 1 januari 2007 volgens artikel 11 lid 2d ongedaan wordt gemaakt. f. Inhaaltoeslagverlening Inhaaltoeslagverlening vindt plaats als compensatie van eerdere gedeeltelijke toeslagverlening, zoals aangegeven door het bestuur in het jaar dat de korting plaatsvindt en indien en voor zover doorgevoerd na 1 januari 2008. De inhaal toeslagverlening vindt slechts plaats indien de dekkingsgraad 135% of hoger is, met als restrictie dat als gevolg van de inhaaltoeslag de dekkingsgraad van het fonds niet beneden de 135% uitkomt. Het genoemde percentage van 135% zal worden aangepast indien dit op grond van wet- en regelgeving noodzakelijk is. Indien sprake is van gekorte pensioenaanspraken/rechten, dan heeft herstel hiervan een hogere prioriteit dan herstel van gemiste toeslagen. Herstel van gemiste toeslagen vindt pas dan plaats nadat gekorte pensioenaanspraken/rechten zijn hersteld. De inhaaltoeslag geldt alleen voor diegene voor wie daadwerkelijk een achterstand in de toeslagverlening is ontstaan. De inhaaltoeslag zal nooit meer bedragen dan de daadwerkelijke korting.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 22
ARTIKEL 12 PREMIEVRIJE VOORTZETTING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID 1.
Voortzetting deelnemerschap Vanaf het tijdstip, waarop een deelnemer, die een uitkering ontvangt of gaat ontvangen krachtens de WAO naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van ten minste 15% dan wel krachtens de WIA naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van ten minste 35%, de hoedanigheid van werknemer verliest, wordt het deelnemerschap uiterlijk tot de AOW-gerechtigde leeftijd maar uiterlijk tot pensioeningangsdatum67 voortgezet, één en ander met inachtneming van het verder in dit artikel bepaalde. Bij een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% vindt volledige pensioenopbouw plaats.
2.
Aanpassing pensioengrondslag Voor de vaststelling van de pensioengrondslag A blijft het op het in lid 1 bedoelde tijdstip geldende vaste salaris als bedoeld in artikel 5 lid 2 van kracht en wordt nadien jaarlijks per 1 januari aangepast conform de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode oktober tot oktober daaraan voorafgaand. De pensioengrondslag B bedraagt vanaf 1 januari eerstvolgend op het in lid 1 bedoelde tijdstip nihil.
3.
Gedeeltelijke aanspraken Indien en zolang voor de deelnemer het arbeidsongeschiktheidspercentage volgens de WAO of de WIA minder dan 80% bedraagt, worden de nog op te bouwen pensioenrechten slechts gedeeltelijk in aanmerking genomen en wel op basis van de volgende tabel: Arbeidsongeschiktheidspercentage 15 tot 25 % * 25 tot 35 % * 35 tot 45 % 45 tot 55 % 55 tot 65 % 65 tot 80 %
Percentage van de nog op te bouwen pensioenrechten 20 % 30 % 40 % 50 % 60 % 72,5 %
* Niet van toepassing bij WIA-uitkering. 4.
Beëindiging deelnemerschap Het in dit artikel bedoelde voortgezette deelnemerschap eindigt, zodra geen aanspraak meer kan worden gemaakt op een WAO- of WIA-uitkering. Dit is het geval indien de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, maar uiterlijk op pensioeningangsdatum67.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 23
5.
Vermindering De voorgaande bepalingen in dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing voor een deelnemer, die een uitkering ontvangt krachtens de WAO of WIA naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 80%, vanaf het tijdstip waarop de overeengekomen arbeidstijd verminderd wordt. Voor het bepaalde in lid 1 wordt bedoelde vermindering dan beschouwd als het gedeeltelijk verliezen van de hoedanigheid van werknemer en wel naar verhouding van die vermindering.
6.
Vermeerdering Verhoging van het arbeidsongeschiktheidspercentage resulteert uitsluitend in verhoging van het deel van de pensioenverzekering dat gebaseerd is op het voortgezet deelnemerschap indien nog sprake is van een (gedeeltelijk) dienstverband met de werkgever.
7.
Aspirant-deelnemer Voor een aspirant-deelnemer, die een uitkering ontvangt krachtens de WAO naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van ten minste 15% dan wel krachtens de WIA naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van ten minste 35%, wordt bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd het aspirantdeelnemerschap omgezet in deelnemerschap, waarna de bepalingen van dit artikel in werking treden.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 24
ARTIKEL 13 TUSSENTIJDSE BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP 1. Bij beëindiging van het deelnemerschap voor de standaard pensioendatum, anders dan ten gevolge van overlijden of arbeidsongeschiktheid, behoudt de gewezen deelnemer aanspraken op uitgesteld pensioen overeenkomstig het in dit artikel bepaalde. 2. De in lid 1 bedoelde aanspraken op uitgesteld pensioen omvatten een premievrij uitzicht op evenredig ouderdomspensioen met pensioeningangsdatum65 en met pensioeningangsdatum67. Hierbij wordt onder evenredig pensioen verstaan, de op grond van het reglement reeds opgebouwde tijdsevenredige aanspraken. Bij de bepaling van het ouderdomspensioen als bedoeld in de eerste zin van dit lid wordt, voor wat betreft de gegevens die voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van belang zijn, uitgegaan van die gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is beëindigd. 3. Indien de gewezen deelnemer een voor partnerpensioen in aanmerking komende partner heeft, wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 lid 5 op de datum van beëindiging van het deelnemerschap een deel van het ouderdomspensioen met pensioeningangsdatum65 en met pensioeningangsdatum67 omgezet in aanspraken op partnerpensioen. 4. De aanspraken op partnerpensioen als bedoeld in artikelen 8 leden 1 en 2 en wezenpensioen als bedoeld in artikel 10 vervallen met ingang van de dag waarop het deelnemerschap eindigt, behoudens het bepaalde in lid 3. 5. De Stichting reikt aan de gewezen deelnemer een bewijs uit, waarin diens aanspraken en de bedragen ervan zijn vermeld. 6. De in leden 2 en 3 bedoelde aanspraken vervallen, indien overdracht plaatsvindt in het kader van waardeoverdracht in verband met verandering van werkgever. Daarbij zullen de bepalingen van artikel 14 in acht worden genomen. 7. Indien en zolang voor een werkloze gewezen deelnemer een bijdrage wordt ontvangen ten laste van FVP, wordt de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet op basis van de reglementen van FVP. De hoogte van de aldus verkregen pensioenopbouw wordt achteraf vastgesteld aan het einde van de periode waarin ten behoeve van de gewezen deelnemer een bijdrage ten laste van FVP wordt ontvangen. Met betrekking tot de op grond van de bijdrage van FVP opgebouwde aanspraken, is het bepaalde in artikel 11 (toeslagregeling) pas van toepassing nadat de FVP-bijdrage is ontvangen.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 25
ARTIKEL 14 WAARDEOVERDRACHT 1.
Bevoegdheid tot waardeoverdracht De Stichting is bevoegd mee te werken aan alle vormen van waardeoverdrachten, één en ander conform de regels inzake waardeoverdracht zoals opgenomen in de PW en de daarop gebaseerde regelgeving.
2.
Wettelijk recht op waardeoverdracht bij individuele wisseling van dienstbetrekking Bij aanvang van het deelnemerschap is de deelnemer gerechtigd de waarde van diens bij een vorige werkgever verworven pensioenaanspraken te doen overdragen naar de Stichting, mits het dienstverband bij die vorige werkgever is geëindigd op of na 8 juli 1994 en het verzoek tot waardeoverdracht is gedaan binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap. Indien de deelnemer tevens gaat deelnemen aan een pensioenvoorziening van de werkgever die elders is ondergebracht, zal een eventuele waardeoverdracht als bedoeld in de vorige volzin enkel en alleen naar de Stichting plaatshebben. Voor de overdrachtswaarde worden pensioenaanspraken ingekocht volgens deze pensioenregeling, waarbij levenslang ouderdomspensioen wordt ingekocht met pensioeningangsdatum67. Bij beëindiging van het deelnemerschap is de gewezen deelnemer gerechtigd de waarde van diens aanspraken op pensioen te doen overdragen naar de instelling, waar de bij de volgende werkgever geldende pensioenregeling is ondergebracht, mits het verzoek tot waardeoverdracht is gedaan binnen zes maanden na aanvang van de deelneming in de nieuwe pensioenregeling. Indien de gewezen deelnemer na de in de vorige volzin bedoelde termijn alsnog een verzoek tot waardeoverdracht naar de nieuwe pensioeninstelling doet, dan zal de Stichting daaraan meewerken.
3. Waardeoverdracht als bedoeld in dit artikel geschiedt conform het bij en krachtens de PW bepaalde en eventueel door het bestuur vastgestelde nadere voorwaarden. 4. De bepalingen in dit artikel zijn ook van toepassing op de waarde van de, tijdens een eerder dienstverband, bij de huidige werkgever verworven pensioenaanspraken.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 26
ARTIKEL 15 UITKERING VAN PENSIOEN 1.
De pensioenen worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van elke kalendermaand, waarin het recht op uitkering van pensioen bestaat. Het bestuur kan, indien het een betaling naar het buitenland betreft, besluiten deze termijn te stellen op betaling aan het einde van elk kwartaal.
2.
a. Indien een (gewezen) deelnemer een uitkering ontvangt krachtens de WAO, de Algemene arbeidsongeschiktheidswet, al dan niet gecombineerd met een werkloosheidsuitkering, de WIA of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorziening wordt als volgt gehandeld. Vanaf het moment van het bereiken van de 62-jarige leeftijd wordt gekeken naar de totale inkomensbestanddelen van de betrokkene. Deze kunnen bestaan uit: - loon; - sociale uitkeringen zoals hierboven vermeld; - aanvulling op sociale uitkeringen door de werkgever; - rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen 62en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000; - rechten op grond van de overgangsbepalingen behorend bij het onderhavige Pensioenreglement 2006; - invaliditeitspensioen als bedoeld in de invaliditeitspensioenregeling die binnen de onderneming van de werkgever geldt; - rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling als bedoeld in de CAO en de CAO hoger personeel, zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt. De werkgever c.q. de Stichting zal uit hoofde van deze inkomensbestanddelen een inkomenstoets uitvoeren. Hierbij geldt dat het totale inkomen van de betrokkene op grond van bovenvermelde inkomensbestanddelen gedurende de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd niet uitkomt boven 73,1% van het pensioengevend salaris direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid (het vaste en variabele salaris volgens de op het moment van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid geldende CAO inzake pensioenen). Dit pensioengevend salaris wordt vermeerderd met de salarisontwikkeling die vanaf het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden volgens de CAO. Voor zover het totale inkomen boven de in dit lid bedoelde grens uitkomt, worden de rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 verminderd.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 27
Overdracht naar ouderdomspensioen of uitstel van opname van opgebouwde rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. opgebouwde rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 en rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt kan niet plaatsvinden maar worden geacht te zijn/worden genoten gedurende het tijdvak tussen 62 en 65 jaar. Deze bepaling wordt op gelijke wijze toegepast indien het ouderdomspensioen voor de 62-jarige leeftijd van de deelnemer wordt genoten. b. Teneinde de inkomenstoets te kunnen laten plaatsvinden en de eventuele uitkeringen aan de betrokkene te kunnen doen is de onder a bedoelde deelnemer, ook na uitdiensttreding, verplicht de werkgever c.q. de Stichting inlichtingen te verschaffen over zijn inkomensbestanddelen en de omvang hiervan. 3.
Indien de gewezen deelnemer respectievelijk diens nagelaten betrekkingen recht hebben op pensioen, dat een onderdeel vormt van de pensioenen krachtens dit reglement en dat niet bij de Stichting is verzekerd, wordt dat met de rechthebbende verrekend. Bedoelde verrekening verloopt zodanig, dat de van de Stichting te ontvangen pensioentermijnen tezamen met bedoelde pensioentermijnen, die van elders ontvangen worden, gelijk zijn aan die krachtens dit reglement.
4.
Een rechtsvordering tegen de Stichting tot het doen van een uitkering verjaart niet bij het leven van de pensioengerechtigde.
5.
a. De Stichting heeft twee jaar na de beëindiging van het deelnemerschap, gedurende zes maanden, eenzijdig het recht tot afkoop van de pensioenaanspraken, indien het ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van ingang het in bijlage IV opgenomen grensbedrag niet te boven gaat. Na de periode van twee en een half jaar kan de Stichting deze pensioenaanspraken uitsluitend afkopen, indien hiertoe toestemming is verkregen van de gewezen deelnemer. Indien de datum van ingang van het ouderdomspensioen binnen de termijn van twee jaar valt, kan de Stichting eenzijdig overgaan tot afkoop van de pensioenaanspraken op de pensioendatum, voor zover het ouderdomspensioen op jaarbasis het in bijlage IV opgenomen grensbedrag niet te boven gaat. De Stichting heeft het eenzijdige recht om het partnerpensioen, dat door omzetting van ouderdomspensioen is verkregen, binnen zes maanden na de ingangsdatum af te kopen, indien het pensioen op jaarbasis het in bijlage IV opgenomen grensbedrag niet te boven gaat. De Stichting heeft tevens het eenzijdige recht om binnen zes maanden na de scheidingsdatum het bijzondere partnerpensioen af te kopen, indien het pensioen op jaarbasis het in bijlage IV opgenomen grensbedrag niet te boven gaat. De Stichting gaat in ieder geval over tot afkoop van het fiscaal bovenmatig pensioen. Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 28
b. Bij afkoop wordt de uitkering in maandelijkse termijnen als bedoeld in lid 1 vervangen door een uitkering ineens, welke uitkering ter hand wordt gesteld van de rechthebbende. De hoogte van de uitkering ineens wordt berekend met behulp van de door het bestuur, op basis van actuariële gelijkwaardigheid, vastgestelde sekseneutrale afkoopvoet. De afkoopfactoren en de geldigheid daarvan zijn opgenomen in bijlagen IVa en IVb bij dit reglement.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 29
ARTIKEL 16 FINANCIERING VAN DE PENSIOENREGELING 1. Financieringssysteem Deze pensioenregeling wordt gefinancierd op basis van het koopsommensysteem, zoals beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van de Stichting. Deze abtn ligt voor belanghebbenden ter inzage bij de Stichting. 2. Premiebetaling De werkgever is telken jare aan de Stichting de bijdrage verschuldigd overeenkomstig het bepaalde in de tussen de Stichting en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst. Deze overeenkomst ligt voor belanghebbenden ter inzage bij de Stichting. 3. Deelnemersbijdrage Indien en voor zover tussen de werkgever en de deelnemer een deelnemersbijdrage is overeengekomen, maakt deze bijdrage deel uit van de onder lid 2 genoemde bijdrage. 4. Betalingsvoorbehoud Ingeval de werkgever zijn bijdrage in de kosten van de pensioenregeling wil beperken of beëindigen is daarvoor een wijziging van de uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in lid 2 nodig. Een beperking of beëindiging als hiervoor bedoeld is slechts mogelijk, wanneer op grond van de financiële positie van de werkgever sprake is van onvermogen tot (volledige) voldoening van de bijdragen. Als gevolg van bedoelde beperking of beëindiging van de betaling van de bijdragen door de werkgever zal de pensioenregeling van de Stichting worden aangepast. Daarbij blijven de ingegane en op grond van verstreken pensioenjaren reeds verworven pensioenaanspraken onaangetast, tenzij het bepaalde in lid 5 toepassing vindt. 5. Dekkingstekort De Stichting kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: 1. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; 2. de Stichting niet meer in staat is binnen een redelijk termijn de technische voorzieningen en minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; én 3. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te voldoen aan de op grond van de PW gestelde eisen aan het minimaal vereist eigen vermogen. 6. Herverzekering Het bestuur is bevoegd de uit dit reglement voortvloeiende verplichtingen geheel of gedeeltelijk te (her)verzekeren bij één of meer verzekeraars, die in het bezit is respectievelijk zijn van de ingevolge de wetgeving vereiste vergunning.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 30
ARTIKEL 17 AANMELDING EN INLICHTINGEN 1. De werkgever is verplicht de werknemer, die op grond van dit reglement voor het (aspirant-) deelnemerschap in aanmerking komt aan te melden onder opgave van alle inlichtingen, die door het bestuur voor een juiste uitvoering van dit reglement nodig worden geacht. 2. De (gewezen) deelnemer is verplicht de Stichting opgave te doen van wijziging in zijn burgerlijke staat en - indien van toepassing - in de mate van zijn arbeidsongeschiktheid. Verder is een ieder, die aan dit reglement rechten en/of aanspraken op enig pensioen en/of op enige uitkering jegens de Stichting ontleent, verplicht alle inlichtingen en/of bewijsstukken te verschaffen, die door de Stichting voor een juiste uitvoering van dit reglement noodzakelijk worden geacht, alsmede, ook ongevraagd, de Stichting binnen dertig dagen in te lichten over wijzigingen, die voornoemde rechten en/of aanspraken kunnen beïnvloeden. 3. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het bestuur niet voldaan is aan het gestelde in het vorige lid. 4. De Stichting is niet aansprakelijk voor de schade, die de (aspirant-)deelnemer of gewezen deelnemer mochten lijden door onjuist, onvolledig, vertraagd of niet voldoen aan de in lid 2 bedoelde verplichtingen. 5. Bij aanvang van het (aspirant-)deelnemerschap wordt de betrokkene erop gewezen dat een exemplaar van de statuten en van dit reglement bij de Stichting kunnen worden opgevraagd. Jaarlijks stelt de Stichting de deelnemers alsmede de aspirant-deelnemers schriftelijk op de hoogte van de aangebrachte wijzigingen in de statuten en het reglement. Bovendien liggen de statuten en het reglement, alsmede de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota en een afschrift van de overeenkomst(en) tussen de werkgever en de Stichting, waarin de afspraken ter zake van de betaling van de bijdragen aan de pensioenregeling zijn opgenomen, ter inzage ten kantore van de Stichting ten behoeve van (aspirant-)deelnemers, alsmede andere belanghebbenden die aan dit reglement rechten en/of aanspraken op enig pensioen en/of op enige uitkering kunnen ontlenen. 6. Jaarlijks wordt door de Stichting aan elke deelnemer een opgave verstrekt van diens bereikbare aanspraken op grond van het reglement en de inmiddels verworven aanspraken. Tevens wordt informatie verstrekt over de hoogte en de vorm van toeslagverlening van dit jaar. Ten slotte wordt een opgave verstrekt van de aan het voorafgaande jaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 7. Tevens verstrekt de Stichting op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig het bij of krachtens de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalde. Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 31
8. Onverminderd het bepaalde in artikel 13 lid 5, verstrekt de Stichting op verzoek aan de gewezen deelnemer binnen drie maanden na dat verzoek een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. De Stichting kan een vergoeding vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten. 9. De Stichting zal de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk informeren over een besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten.
10. De Stichting verstrekt op verzoek aan belanghebbenden die aan dit reglement rechten en/of aanspraken op enig pensioen en/of op enige uitkering kunnen ontlenen: - het voor de deelnemer geldende pensioenreglement; - voor de gewezen deelnemer, pensioengerechtigden: de hoogte van de opgebouwde aanspraken; - de jaarrekening en het jaarverslag; - de uitvoeringsovereenkomst; - relevante informatie inzake beleggingen; - de verklaring inzake de beleggingsbeginselen als opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota; - het kortetermijnherstelplan; - het langetermijnherstelplan; - informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; - informatie over het al dan niet van kracht zijn van een aanwijzing van een toezichthouder; - informatie over de aanstelling van een bewindvoerder door een toezichthouder; en - informatie over de consequenties van uitruil. 11. De voorgaande bepalingen zullen worden uitgevoerd volgens de bepalingen bij of krachtens de PW.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 32
ARTIKEL 18 ALGEMENE BEPALINGEN
1. Het pensioenfonds stelt het pensioenreglement op overeenkomstig de bepalingen van de CAO inzake pensioenen, de statuten en de Pensioenwet. Daarbij zal het bestuur nagaan of: a. Het reglement voldoet aan de geldende jurisprudentie en overige weten regelgeving. b. De financiële toestand van het pensioenfonds de wijzigingen toelaten. c. De bepalingen naar het oordeel van het bestuur in redelijkheid uitvoerbaar zijn. 2. Alvorens het reglement vast te stellen, stelt het Bestuur de CAO-partijen in de gelegenheid te toetsen of het reglement in overeenstemming is met de CAO inzake pensioenen. 3 . Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen met inachtname van
het bepaalde in de CAO inzake pensioen en/of het pensioenreglement en conform de wettelijke bepalingen. Indien en voor zover bij een statutenwijziging of wijzigingen van het pensioenreglement anders dan uit hoofde van de CAO inzake pensioenen de belangen van de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden op een of meer onderdelen rechtstreeks en in negatieve zin zijn betrokken, zal deze wijziging geschieden zonder aantasting van over reeds door de deelnemers vervulde dienstjaren verkregen aanspraken of rechten, tenzij en voorzover de middelen van de stichting zulks op grond van een berekening door de actuaris vereisen, ten gevolge waarvan tot een evenredige vermindering van de pensioenaanspraken en -rechten zal worden overgegaan.
4.
De deelnemers zullen op de hoogte worden gesteld van de wijzigingen in het pensioenreglement. De termijn waarbinnen deze informatie wordt verstrekt wordt bepaald door het pensioenreglement en de Pensioenwet.
5. Volmacht tot inontvangstneming van enige pensioentermijn en of andere uitkering, onder welke vorm en onder welke titel ook verleend, is steeds herroepelijk. Elke handeling, waardoor een rechthebbende enig recht of aanspraak op pensioen of uitkering jegens de Stichting aan een derde toekent, is ongeldig, tenzij en in zoverre een dergelijke handeling ingeval van beslaglegging geldig zou zijn. 6. Elk beding, strijdig met het bepaalde in dit artikel, is nietig.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 33
ARTIKEL 19 FISCALE BEPALINGEN 1. Het ouderdomspensioen uit hoofde van dit reglement, met inbegrip van een bedrag ter grootte van 10/7 van de AOW-uitkering van een gehuwd persoon met een partner die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is, vermeerderd met de vakantietoeslag, bedraagt op het tijdstip van ingang maximaal 100% van het pensioengevend loon, in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. 2. Het partnerpensioen uit hoofde van dit reglement, met inbegrip van een bedrag ter grootte van 70% van 10/7 van de AOW-uitkering van een gehuwd persoon met een partner die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is, vermeerderd met de vakantietoeslag, bedraagt op het tijdstip van ingang maximaal 70% van het pensioengevend loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. 3. Het wezenpensioen uit hoofde van dit reglement, met inbegrip van een bedrag ter grootte van 14%, onderscheidenlijk 28% van 10/7 van de AOW-uitkering van een gehuwd persoon met een partner die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is, vermeerderd met de vakantietoeslag, bedraagt op het tijdstip van ingang maximaal 14%, onderscheidenlijk 28% van het pensioengevend loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. 4. Bij toepassing van de in de leden 1 tot en met 3 genoemde maxima zullen overschrijdingen daarvan als gevolg van de in artikel 18d lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 omschreven oorzaken buiten beschouwing blijven. 5. De aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 34
ARTIKEL 20 OVERGANGSBEPALINGEN 1. Algemeen a. Het Pensioenreglement 2000, het Pensioenreglement Eindloonregeling, het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement van de Stichting zijn per 1 januari 2006 vervallen. De deelnemer die in een of meer van de genoemde reglementen deelnam en bij de werkgever in dienst was op zowel 31 december 2005 als aansluitend per 1 januari 2006, is per laatstgenoemde datum deelnemer geworden in de onderhavige pensioenregeling. b. De door de deelnemer bedoeld onder a tot 1 januari 2006 in het Pensioenreglement 2000, het Pensioenreglement Eindloonregeling, het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement van de Stichting opgebouwde pensioenaanspraken zijn per 31 december 2005 premievrij gemaakt. Op deze aanspraken is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing. c. De toeslagverlening per 1 januari 2006 van de premievrije of ingegane pensioenrechten van gewezen deelnemers of ex-partners van (gewezen) deelnemers uit hoofde van vóór 1 januari 2006 geldende reglementen, vind plaats op basis van de in a van dit lid bedoelde reglementen. d. Voor de premievrije pensioenrechten van gewezen deelnemers of ex-partners van (gewezen) deelnemers uit hoofde van vóór 1 januari 2006 geldende reglementen, geldt voorts: - op het premievrije ouderdomspensioen is de vervroeging van de ingangsdatum conform artikel 7 lid 2 van toepassing; - het premievrije tijdelijke ouderdomspensioen opgebouwd uit hoofde van het pensioenreglement 2000, het premievrije Flexuz-pensioen opgebouwd uit hoofde van het Flexuz – en aanvullend Flexuz reglement en het premievrije levenslange ouderdomspensioen ingaande 62 jaar uit hoofde van het pensioenreglement 2000 kunnen op een later tijdstip dan de oorspronkelijke pensioendatum ingaan, indien en voor zolang de op de 62jarige leeftijd bestaande dienstbetrekking wordt voortgezet. Hierbij wordt het opgebouwde levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen actuarieel verhoogd op basis van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale verhogingspercentages. Deze ruilfactoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage VIa bij dit reglement. Het in dit lid bedoelde levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen kan niet later ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Op het premievrije tijdelijke ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel 20 lid 1d is het bepaalde in artikel 7 lid 2 van toepassing.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 35
-
-
Het in dit lid bedoelde premievrije tijdelijke ouderdomspensioen kan geheel of gedeeltelijk worden omgezet in ouderdomspensioen, al dan niet gecombineerd met partnerpensioen, dat niet later kan ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. De in de vorige volzin bedoelde omzetting zal plaatsvinden op basis van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale omzettingsfactoren behorende bij de leeftijd van 62 jaar. het uitgestelde tijdelijke ouderdomspensioen bedraagt niet meer dan 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris (inclusief eventuele variabele loonbestanddelen, die voor pensioen in aanmerking kwamen). Het meerdere zal worden omgezet in ouderdomspensioen al dan niet gecombineerd met partnerpensioen op basis van door het bestuur periodiek vast te stellen sekseonafhankelijke en collectief actuarieel neutrale omzettingspercentages. Deze ruilfactoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage VIb bij dit reglement.
2. Overgangsmaatregel wezenpensioen In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1 lid 2 onder 14 en 10 lid 4 geldt het volgende. Indien het een overlijden van een deelnemer betreft die op 31-12-2001 een dienstbetrekking met de werkgever had en op 31 december 2005 deelnemer was in het Pensioenreglement (eindloonregeling) van de Stichting, dan zal de uitkering worden verlengd tot 27 jaar als dat kind nog studerend is. In dit verband is in dit artikel sprake van een studerend kind, wanneer de voor werkzaamheden beschikbare tijd van het kind voor ten minste 19 uur per week in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding c.q. indien en voor zover het kind recht heeft op studiefinanciering ingevolge de Wet op de studiefinanciering. 3. Overgangsregeling A Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de werknemer die: - is geboren na 31 december 1941 en - is geboren voor 1 januari 1945 en - op 31 december 2005 deelnemer was in het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement van de Stichting. De in dit lid bedoelde deelnemer kan voor zijn 65ste jaar uittreden met een uitkering op het niveau dat hij zou hebben kunnen bereiken indien het per 1 januari 2006 vervallen Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement zouden zijn gecontinueerd. Uitstel van de ingangsdatum van de Flexuz-uitkering na 1 januari 2006 zal plaatsvinden conform het bepaalde in lid 1 sub d van dit artikel. 4. Overgangsregeling B Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de werknemer die: - is geboren na 31 december 1941 en - is geboren voor 1 januari 1955 en - op 31 december 2005 deelnemer was in het Pensioenreglement (eindloonregeling) van de Stichting. Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 36
1° Toeslag over opgebouwde rechten bij actieve dienst en garanties a. De tijdsevenredige aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen, die de in dit lid bedoelde deelnemer kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari procentueel verhoogd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 3%. Indien voornoemde loonontwikkeling hoger is dan 3% kan ook het meerdere na overleg van partijen in de CAO inzake pensioenen in aanmerking worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. b. De in dit lid bedoelde deelnemer zal voor wat betreft het vaste salaris als bedoeld in artikel 5 (tezamen met het variabele salaris in aanmerking genomen tot ten hoogste € 50.967; bedrag geldend in 2005) nimmer minder ouderdomspensioen (na omzetting als bedoeld in artikel 8 lid 5) ontvangen dan het bereikbare ouderdomspensioen vermeld op de pensioenjaaropgave 2005 vermeerderd tot aan het moment van (vervroegde) pensionering met een jaarlijkse procentuele verhoging als bedoeld in dit lid. Het recht zoals bedoeld in de voorgaande volzin vervalt indien de deelneming van de werknemer eindigt anders dan wegens (vervroegde) pensionering op 62 jaar of later. c. De onder a omschreven aanspraken op partnerpensioen zullen, vermeerderd met de aanspraken uit hoofde van artikel 8, tenminste gelijk zijn aan het niveau van de aanspraken op partnerpensioen plus tijdelijk partnerpensioen die in dit lid bedoelde deelnemer per 31 december 2005 kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting (uitgaand van een vast en variabel salaris tezamen tot ten hoogste € 50.967; bedrag geldend in 2005). Het recht zoals bedoeld in de voorgaande volzin vervalt indien de deelneming van de werknemer eindigt anders dan wegens (vervroegde) pensionering op 62 jaar of later 2° Toeslag over opgebouwde rechten na uitdiensttreding Indien de arbeidsovereenkomst van de in dit lid bedoelde deelnemer eindigt, kunnen de aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen die hij kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting jaarlijks per 1 januari procentueel worden verhoogd als bepaald in artikel 11 lid 2. 3° Toeslag over opgebouwde Flexuz-rechten Voor de in dit lid bedoelde deelnemer worden de tijdsevenredige Flexuzaanspraken, die hij kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement, tijdens het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari procentueel verhoogd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 3%. Indien voornoemde loonontwikkeling hoger is dan 3% kan ook het meerdere na overleg van partijen bij deze overeenkomst in aanmerking
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 37
worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. 4° Omzetting partnerpensioen in extra ouderdomspensioen Op de pensioendatum of de eerder gelegen datum van beëindiging van het deelnemerschap kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer (een deel van) het partnerpensioen, dat is verkregen nà 01-01-2002 uit hoofde van het Pensioenreglement (eindloonregeling), worden omgezet in extra aanspraken op ouderdomspensioen. De omzetting - waarvoor de toestemming van de eventuele partner nodig is - geschiedt op basis van een door het bestuur periodiek vast te stellen collectief actuarieel neutrale en sekseonafhankelijke ruilfactor. Deze ruilfactor en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage V bij dit reglement. Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen blijft bij de omzetting buiten beschouwing
5. Overgangsregeling C Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de werknemer die: - is geboren na 31 december 1954 en - op 31 december 1999 deelnemer was in een pensioenreglement van de Stichting en - op 31 december 2005 deelnemer was in een pensioenreglement van de Stichting. 1° Toeslag over opgebouwde rechten bij actieve dienst en garanties a. De tijdsevenredige aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen, die de in dit lid bedoelde deelnemer kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2000 c.q. 1 januari 2002 van toepassing zijnde pensioenreglement worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari procentueel verhoogd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 3%. Indien voornoemde loonontwikkeling hoger is dan 3% kan ook het meerdere na overleg van partijen bij deze overeenkomst in aanmerking worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. b. Voor de in dit lid bedoelde deelnemer zullen de onder a omschreven aanspraken op partnerpensioen, vermeerderd met de aanspraken uit hoofde van artikel 8 van onderhavige pensioenregeling, tenminste gelijk zijn aan het niveau van de aanspraken op partnerpensioen plus tijdelijk partnerpensioen die de deelnemer per 31 december 1999 kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2000 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting. Voor de deelnemer die destijds heeft gekozen voor overgang naar het Pensioenreglement 2000 per 1 januari 2002, dient in de vorige volzin voor "31 december 1999” te worden gelezen "31 december 2001" en dient voor "1 januari 2000" te worden gelezen "1 januari 2002". Voor deze garantie op partnerpensioen wordt uitgegaan van een vast en variabel salaris tezamen tot ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 5 lid 6 dat gold op de hier bedoelde tijdstippen. Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 38
Het recht op deze garantie vervalt indien de deelneming van de werknemer eindigt anders dan wegens (vervroegde) pensionering op 62 jaar of later. 2° Toeslag over opgebouwde rechten na uitdiensttreding Indien de arbeidsovereenkomst van de in dit lid bedoelde deelnemer eindigt, kunnen de aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen die hij kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2000 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting jaarlijks per 1 januari procentueel worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2. 3° Partnerpensioen De volgende overgangsbepaling geldt voor de werknemer die: - voldoet aan de criteria genoemd in de aanhef van de onderhavige overgangsregeling C en - die recht heeft op opgebouwde pensioenrechten uit hoofde van het Pensioenreglement 2000. Het bepaalde in artikel 8 is tevens van toepassing op de opgebouwde ouderdomspensioenrechten uit hoofde van het Pensioenreglement 2000, voor zover deze laatstbedoelde opgebouwde rechten zijn opgebouwd uit het per 31 december 2005 bestaande actieve deelnemerschap. 6. Overgangsregeling D Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de werknemer die: - is geboren na 31 december 1954 en - na 31 december 1999 uitsluitend deelnemer is geweest in Pensioenreglement 2000 van de Stichting en - op 31 december 2005 deelnemer was. 1° Toeslag over opgebouwde rechten bij actieve dienst De tijdsevenredige aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen, die de in dit lid bedoelde deelnemer kan ontlenen aan deelname in het voor hem tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari procentueel verhoogd met de loonontwikkeling volgens de loonschalen van de CAO, gemeten over de periode van oktober tot oktober daaraan voorafgaand, met een maximum van 3%. Indien voornoemde loonontwikkeling hoger is dan 3% kan ook het meerdere na overleg van partijen bij deze overeenkomst in aanmerking worden genomen. Het bestuur geeft uitvoering aan hetgeen deze partijen hebben afgesproken. 2° Toeslag over opgebouwde rechten na uitdiensttreding Indien de arbeidsovereenkomst van de in dit lid bedoelde deelnemer eindigt, kunnen de aanspraken op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen die hij kan ontlenen aan deelname in het voor hen tot 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement van de Stichting jaarlijks per 1 januari procentueel worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2. 3° Partnerpensioen De volgende overgangsbepaling geldt voor de werknemer die: Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 39
-
voldoet aan de criteria genoemd in de aanhef van de onderhavige overgangsregeling D en die recht heeft op opgebouwde pensioenrechten uit hoofde van het Pensioenreglement 2000.
Het bepaalde in artikel 8 is tevens van toepassing op de opgebouwde ouderdomspensioenrechten uit hoofde van het Pensioenreglement 2000, voor zover deze laatstbedoelde opgebouwde rechten zijn opgebouwd uit het per 31 december 2005 bestaande actieve deelnemerschap. 7. Overgangsregeling E Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de gewezen werknemer die: - voor 1 januari 2006 bij de werkgever uit dienst is getreden en - met wie in verband met zijn uitdiensttreding is overeengekomen dat de pensioenopbouw gedurende een zekere periode zou worden voortgezet en - wiens pensioenopbouw vanaf 1 januari 2006 bij de Stichting is gecontinueerd. 1° Voortzetting pensioenopbouw Voor de gewezen werknemer die voor 1 januari 2006 uit dienst is getreden en met wie in verband met zijn uitdiensttreding is overeengekomen dat zijn pensioenopbouw gedurende een zekere periode zou worden voortgezet, geldt dat de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2006 wordt voortgezet. 2° Toeslag over pensioenrechten na beëindiging voortzetting pensioenopbouw Vanaf beëindiging van de voortzetting of na pensioeningang zullen de aanspraken op pensioen, opgebouwd volgens dit lid samen met de uit eerdere pensioenreglementen opgebouwde pensioenrechten jaarlijks per 1 januari procentueel worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2. 8. Overgangsregeling F Deze overgangsregeling geldt uitsluitend voor de (gewezen) werknemer die voor 1 januari 2006 een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot. 1° Werknemers in dienst op 31 december 2005 a. Voor een deelnemer (in dienst op 31 december 2005), die reeds vóór 1 januari 2006 een uitkering genoot krachtens de WAO, de Algemene arbeidsongeschiktheidswet, al dan niet gecombineerd met een werkloosheidsuitkering, de WIA of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorziening wordt als volgt gehandeld. Vanaf het moment van het bereiken van de 62-jarige leeftijd wordt gekeken naar de totale inkomensbestanddelen van de betrokkene. Deze kunnen bestaan uit: - loon; - sociale uitkeringen zoals hierboven vermeld; - aanvulling op sociale uitkeringen door de werkgever; - rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000; Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 40
-
rechten op grond van de overgangsbepalingen behorend bij het onderhavige Pensioenreglement 2006; invaliditeitspensioen als bedoeld in de invaliditeitspensioenregeling die binnen de onderneming van de werkgever geldt; rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling als bedoeld in de CAO en de CAO hoger personeel, zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt.
De werkgever c.q. de Stichting zal uit hoofde van deze inkomensbestanddelen een inkomenstoets uitvoeren. Hierbij geldt dat het totale inkomen van de betrokkene op grond van de bovenvermelde inkomensbestanddelen gedurende de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd niet uitkomt boven 73,1% van het pensioengevend salaris direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid (het vaste en variabele salaris volgens de op het moment van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid geldende Cao inzake pensioenen). Dit pensioengevend salaris wordt vermeerderd met de salarisontwikkeling die vanaf het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden volgens de CAO. Voor zover het totale inkomen boven de in dit sublid bedoelde grens uitkomt, worden de rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 verminderd. Overdracht naar ouderdomspensioen of uitstel van opname van opgebouwde rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. opgebouwde rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 en rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt kan niet plaatsvinden, maar wordt geacht te zijn/worden genoten gedurende het tijdvak tussen 62 en 65 jaar. Deze bepaling wordt op gelijke wijze toegepast indien het ouderdomspensioen voor de 62-jarige leeftijd van de betrokkene wordt genoten. b. Teneinde de inkomenstoets te kunnen laten plaatsvinden en de eventuele uitkeringen aan de betrokkene te kunnen doen is onder a bedoelde deelnemer, ook na uitdiensttreding, verplicht de werkgever c.q. de Stichting inlichtingen te verschaffen over zijn inkomensbestanddelen en de omvang hiervan. 2° Gewezen werknemers (uit dienst voor 1 januari 2006) a. Voor de gewezen werknemer (uit dienst voor 1 januari 2006) die reeds vóór 1 januari 2006 een uitkering genoot krachtens de WAO, de Algemene arbeidsongeschiktheidswet, al dan niet gecombineerd met een werkloosheidsuitkering, de WIA of een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorziening wordt als volgt gehandeld. Vanaf het moment van het bereiken van de 62-jarige leeftijd wordt gekeken naar de totale inkomensbestanddelen van de betrokkene. Deze kunnen bestaan uit: Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 41
-
-
loon; sociale uitkeringen zoals hierboven vermeld; aanvulling op sociale uitkeringen door de werkgever; rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000; rechten op grond van de overgangsbepalingen behorend bij het onderhavige Pensioenreglement 2006; invaliditeitspensioen als bedoeld in de invaliditeitspensioenregeling die binnen de onderneming van de werkgever geldt; rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling als bedoeld in de CAO en de CAO hoger personeel, zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt.
De werkgever c.q. de Stichting zal uit hoofde van deze inkomensbestanddelen een inkomenstoets uitvoeren. Hierbij geldt dat het totale inkomen van de betrokkene op grond van de bovenvermelde inkomensbestanddelen gedurende de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd niet uitkomt boven 73,1% van het pensioengevend salaris direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid (het vaste en variabele salaris volgens de op het moment van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid geldende CAO inzake pensioenen). Dit pensioengevend salaris wordt vermeerderd met de salarisontwikkeling die vanaf het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden volgens de CAO. Voor zover het totale inkomen boven de in dit sublid bedoelde grens uitkomt, worden de rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 verminderd. Overdracht naar ouderdomspensioen of uitstel van opname van opgebouwde rechten op grond van het Flexuz reglement en aanvullend Flexuz reglement c.q. opgebouwde rechten op ouderdomspensioen voor de periode tussen de 62- en 65-jarige leeftijd en tijdelijk ouderdomspensioen op grond van het Pensioenreglement 2000 en rechten op grond van de verplichte collectieve pensioenspaarregeling zoals die binnen de onderneming van de werkgever geldt kan niet plaatsvinden, maar wordt geacht te zijn/worden genoten gedurende het tijdvak tussen 62 en 65 jaar. Deze bepaling wordt op gelijke wijze toegepast indien het ouderdomspensioen voor de 62-jarige leeftijd van de betrokkene wordt genoten. b. Teneinde de inkomenstoets te kunnen laten plaatsvinden en de eventuele uitkeringen aan de betrokkene te kunnen doen is onder a bedoelde deelnemer, ook na uitdiensttreding, verplicht de werkgever c.q. de Stichting inlichtingen te verschaffen over zijn inkomensbestanddelen en de omvang hiervan. 3° Voortzetting pensioenopbouw Voor de deelnemer voor wie op 31 december 2005 recht bestond op voortzetting van zijn pensioenopbouw op grond van eerder opgetreden Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 42
arbeidsongeschiktheid, zal deze voortzetting vanaf 1 januari 2006 worden voortgezet. De hoogte van de opbouw en de jaarlijkse aanpassing van de opbouw zal gelijk zijn aan het gestelde in de pensioenregeling zoals deze bestond bij uitdiensttreding. Voor de deelnemer voor wie na 31 december 2005 maar voor 1 januari 2014 recht bestond op voortzetting van zijn pensioenopbouw op grond van eerder opgetreden arbeidsongeschiktheid, zal deze voortzetting vanaf 1 januari 2014 worden voortgezet. De hoogte van de opbouw en de jaarlijkse aanpassing van de opbouw zal gelijk zijn aan het gestelde in de pensioenregeling zoals deze bestond bij uitdiensttreding. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen zal vanaf 1 januari 2014 altijd gelijk zijn aan pensioeningangdatum65. Indien de aanpassing van de opbouw gebaseerd is op jaarlijkse toeslag op grond van de toeslagregeling, dan zal deze toeslag plaatsvinden op basis van het bepaalde in artikel 11 lid 2. 4° Toeslag over pensioenrechten na beëindiging voortzetting pensioenopbouw Vanaf beëindiging van de voortzetting of na de pensioendatum zullen de aanspraken op pensioen, opgebouwd volgens dit lid samen met de uit eerdere pensioenreglementen opgebouwde pensioenrechten jaarlijks per 1 januari procentueel worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2. 9. Overgangsregeling G Deze overgangsmaatregel geldt uitsluitend voor de gewezen deelnemers en expartners van gewezen deelnemers, die per 31 december 2005 premievrije pensioenrechten hebben opgebouwd volgens eerdere reglementen van de stichting. Onder deze overgangsmaatregel worden ook begrepen de pensioenrechten, die per 31-12-2005 waren overgedragen aan de stichting. De verworven pensioenrechten en premievrije aanspraken worden jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2007) per 1 januari geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2. 10. Overgangsregeling H Deze overgangsmaatregel geldt voor de gewezen deelnemers en nabestaanden van gewezen deelnemers, die per 31 december 2005 recht hebben op een uitkering van (tijdelijke) ouderdomspensioen, Flexuz-uitkering, partnerpensioen of invaliditeitspensioen op basis van eerdere reglementen van de stichting. Onder deze overgangsmaatregel worden ook begrepen de pensioenrechten, die per 3112-2005 waren overgedragen aan de stichting. De verworven pensioenrechten en premievrije aanspraken worden jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2006) per 1 januari geïndexeerd conform het bepaalde in artikel 11 lid 2.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 43
ARTIKEL 21 BEVOEGDHEID BESTUUR IN AFWIJKENDE GEVALLEN 1.
Het bestuur is bevoegd in gevallen, waarin het oordeelt dat strikte toepassing van de bepalingen tot een onbillijkheid zou leiden, van dit reglement af te wijken, mits die afwijking geen nadelige invloed kan hebben op de aanspraken en/of rechten, welke gebaseerd zijn op dit reglement, van een deelnemer en/of andere betrokkene.
2.
Op verzoek van de werkgever zal het bestuur aan één of meer (gewezen) deelnemers extra pensioenaanspraken toekennen, mits de daarvoor benodigde middelen door de werkgever aan de Stichting ter beschikking worden gesteld.
3.
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur. Ingeval als gevolg van een dergelijke voorgenomen beslissing de door de werkgever verschuldigde bijdrage zou toenemen, zal het bestuur de werkgever vooraf verzoeken om bedoelde middelen ter beschikking te stellen.
4.
Aanpassingen op grond van de leden tot en met 3 van dit artikel vinden slechts plaats voor zover dit mogelijk is binnen de wet- en regelgeving.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 44
ARTIKEL 22 KLACHTEN EN GESCHILLEN 1.
Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij de directeur, of indien het de directeur betreft, bij de voorzitter van het bestuur, een klacht in te dienen over de uitvoering van dit reglement. De klacht kan zowel per brief, fax of e-mail worden ingediend. De klacht bevat een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt. Op de klacht wordt per brief, of indien daaraan door klager de voorkeur wordt gegeven, per e-mail beslist binnen zes weken na ontvangst. 2. Indien klager het niet eens is met de beslissing van de directeur of de voorzitter van het bestuur, heeft klager het recht om binnen veertien dagen nadat hij over de beslissing op de klacht is geïnformeerd, per brief, fax of email de directeur te verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Dit verzoek bevat een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de redenen waarom naar het oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stand kan blijven. Het bestuur geeft vervolgens een oordeel over de vraag of de beslissing op de klacht in redelijkheid genomen had kunnen worden. Klager wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur. 3. Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij het bestuur een geschil aanhangig te maken over de toepassing van dit reglement. Het geschil dient per brief, fax of e-mail bij de directeur aanhangig te worden gemaakt. Het verzoek tot behandeling van het geschil bevat een zo duidelijk mogelijke omschrijving van het onderwerp waarover het geschil gaat en de redenen waarom naar het oordeel van de indiener het betreffende besluit niet in stand kan blijven. Het bestuur behandelt het geschil en neemt daarbij het advies van de directeur mede in overweging. Het bestuur geeft een oordeel over de vraag of het betreffende besluit in redelijkheid gehandhaafd kan worden. De indiener van het verzoek wordt zo spoedig mogelijk per brief op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 45
ARTIKEL 23 INWERKINGTREDING PENSIOENREGLEMENT Dit reglement is per 1 januari 2006 in werking getreden en is laatstelijk per 1 januari 2014 gewijzigd.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014 46
Bijlage Ia bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 7 lid 2 Sexeneutrale rekenfactoren voor vervroeging van het (tijdelijk) ouderdomspensioen
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Levenslang ouderdomspensioen 65 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
67 jaar
Rekenfactor
0,566 0,596 0,629 0,664 0,702 0,743 0,787 0,834 0,886 0,941 1,000
Tijdelijk ouderdomspensioen
0,495 0,521 0,550 0,580 0,613 0,649 0,688 0,730 0,775 0,825 0,879 0,937 1,000
65 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62
Rekenfactor
0,271 0,307 0,352 0,409 0,485 0,590 0,744 1,000
Rekenmethodiek: Levenslang ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor
Tijdelijk ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd tijdelijk ouderdomspensioen op leeftijd 62 maal rekenfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage Ib bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 7 lid 2 Sexeneutrale rekenfactoren voor uitstel (op 65 jaar) van ouderdomspensioen met pensioeningangsleeftijd 65 jaar
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Levenslang ouderdomspensioen 65 jaar
Leeftijd ingang
Maanden
65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 66 67
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 0
Rekenfactor
1,000 1,005 1,011 1,016 1,022 1,027 1,033 1,038 1,043 1,049 1,054 1,060 1,065 1,071 1,077 1,083 1,090 1,096 1,102 1,108 1,114 1,120 1,126 1,132 1,138
Rekenmethodiek: Levenslang ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage IIa bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Geldig:
Uitwerking van artikel 7 lid 3 Sexeneutrale rekenfactoren voor vervroeging en omzetting van het levenslang ouderdomspensioen met pensioeningangsleeftijd 65 in een levenslang ouderdomspensioen dat aanvankelijk hoger is en later lager in de verhouding 100:75 van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 Hoge tijdelijke uitkering (100%) met daarna lagere levenslange uitkering (75%) 65 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62
56 0,743
57 0,732 0,783
58 0,721 0,770 0,825
hoge uitkering tot leeftijd 59 60 0,711 0,701 0,759 0,748 0,812 0,800 0,871 0,857 0,920
61 0,692 0,737 0,788 0,843 0,905 0,973
62 0,683 0,727 0,776 0,831 0,890 0,957 1,030
63 0,675 0,718 0,766 0,818 0,877 0,941 1,013 1,092
Hoge tijdelijke uitkering (100%) met daarna lagere levenslange uitkering (75%) 65 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
63 0,675 0,718 0,766 0,818 0,877 0,941 1,013 1,092
64 0,667 0,709 0,756 0,807 0,864 0,926 0,996 1,073 1,159
65 0,659 0,701 0,746 0,796 0,851 0,912 0,980 1,054 1,137 1,230
hoge uitkering tot leeftijd 66 67 0,653 0,646 0,693 0,686 0,737 0,729 0,786 0,777 0,840 0,829 0,899 0,887 0,964 0,950 1,037 1,021 1,117 1,099 1,207 1,185 1,307 1,281
68 0,640 0,679 0,721 0,768 0,819 0,875 0,937 1,005 1,081 1,165 1,258
69 0,634 0,672 0,714 0,760 0,809 0,864 0,924 0,991 1,064 1,145 1,235
70 0,629 0,666 0,707 0,752 0,801 0,854 0,913 0,977 1,049 1,127 1,214
Rekenmethodiek: Hoge uitkering (100%) =
opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor
Lage uitkering (75%) =
berekende hoge uitkering maal 75%
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage IIb bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Geldig:
Uitwerking van artikel 7 lid 3 Sexeneutrale rekenfactoren voor vervroeging en omzetting van het levenslang ouderdomspensioen met pensioeningangsleeftijd 67 in een levenslang ouderdomspensioen dat aanvankelijk hoger is en later lager in de verhouding 100:75 van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 Hoge tijdelijke uitkering (100%) met daarna lagere levenslange uitkering (75%) 67 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62
56 0,650
57 0,640 0,684
58 0,631 0,674 0,721
59 0,622 0,663 0,710 0,761
60 0,613 0,654 0,699 0,748 0,804
61 0,605 0,645 0,688 0,737 0,790 0,850
62 0,597 0,636 0,678 0,726 0,778 0,836 0,900
63 0,590 0,628 0,669 0,715 0,766 0,822 0,885 0,955
64 0,583 0,620 0,660 0,705 0,754 0,809 0,870 0,938 1,014
Hoge tijdelijke uitkering (100%) met daarna lagere levenslange uitkering (75%) 67 jaar
Leeftijd ingang 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
64 0,583 0,620 0,660 0,705 0,754 0,809 0,870 0,938 1,014
65 0,577 0,613 0,652 0,696 0,744 0,797 0,856 0,922 0,996 1,078
66 0,571 0,606 0,644 0,687 0,734 0,785 0,843 0,907 0,978 1,058 1,148
67 0,565 0,600 0,637 0,679 0,724 0,774 0,830 0,892 0,962 1,039 1,126 1,223
68 0,560 0,594 0,630 0,671 0,715 0,764 0,819 0,879 0,946 1,021 1,105 1,199 1,305
69 0,555 0,588 0,624 0,664 0,707 0,755 0,808 0,866 0,932 1,004 1,085 1,176 1,278
70 0,550 0,583 0,618 0,657 0,699 0,746 0,798 0,855 0,918 0,988 1,067 1,155 1,253
71 0,546 0,578 0,612 0,650 0,692 0,738 0,788 0,844 0,905 0,974 1,050 1,134 1,229
Rekenmethodiek: Hoge uitkering (100%) =
opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor
Lage uitkering (75%) =
berekende hoge uitkering maal 75%
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
72 0,542 0,573 0,607 0,644 0,685 0,730 0,779 0,833 0,893 0,960 1,034 1,116 1,207
Bijlage IIc bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake: Geldig:
Uitwerking van artikel 7 lid 4 AOW-variatie: Tijdelijke uitkering, ingaande op 65-jaar tot datum ingang AOW. van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 Verlagingsfactor aantal
Levenslang
maanden
ouderdomspensioen
AOW-variatie
65 jaar
1 2 3
0,062 0,123 0,185
Rekenmethodiek: Verlaging ouderdomspensioen =
hoogte maandelijkse uitkering AOW-variatie maal de factor behorende bij het aantal maanden dat er extra moet worden uitgekeerd
Resterend ouderdomspensioen = opgebouwd ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar verminderd met verlaging ouderdomspensioen resterend ouderdomspensioen mag niet lager zijn dan 0.
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage III bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Geldig:
Uitwerking van artikel 8 lid 5 Sexeneutrale rekenfactoren voor omzetting van (uitgesteld) ouderdomspensioen in (uitgesteld) ouderdomspensioen gecombineerd met 70% (latent) partnerpensioen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 Rekenfactor
Leeftijd 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
65 jaar
67 jaar
0,866 0,866 0,866 0,865 0,865 0,865 0,864 0,864 0,863 0,863 0,862 0,862 0,861 0,860 0,859 0,859 0,858 0,857 0,856 0,856 0,855 0,854 0,853
0,848 0,848 0,848 0,848 0,847 0,847 0,847 0,846 0,845 0,845 0,844 0,844 0,843 0,842 0,841 0,841 0,840 0,839 0,838 0,837 0,836 0,835 0,834
Rekenfactor
Leeftijd 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
65 jaar
67 jaar
0,852 0,851 0,850 0,849 0,848 0,847 0,846 0,846 0,845 0,845 0,845 0,845 0,845 0,846 0,846 0,847 0,848 0,849 0,850 0,851 0,853
0,833 0,832 0,831 0,830 0,829 0,829 0,828 0,827 0,826 0,826 0,826 0,826 0,826 0,826 0,827 0,828 0,829 0,830 0,831 0,833 0,835 0,837 0,840
Rekenmethodiek: Levenslang ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd omzetting maal rekenfactor (Latent) partnerpensioen Nieuw pensioen = nieuw levenslang ouderdomspensioen maal 70%
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage IV bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 15 lid 5 Grensbedrag waaronder afkoop pensioen mogelijk is
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Jaar 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Grensbedrag € 406,44 € 417,74 € 420,69 € 427,29 € 438,44 € 451,22 € 458,06
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage IVa bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Geldig:
Uitwerking van artikel 15 lid 5 Sexeneutrale afkoopfactoren voor afkoop van uitgesteld levenslang ouderdomspensioen, latent partnerpensioen en uitgesteld tijdelijk ouderdomspensioen van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Ouderdomspensioen
Latent partnerpensioen
Tijdelijk Latent Ouderdomsouderdomspartnerpensioen pensioen pensioen
65 jaar
Leeftijd 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
0,822 0,856 0,892 0,930 0,970 1,013 1,058 1,104 1,153 1,205 1,258 1,314 1,373 1,434 1,498 1,565 1,634 1,707 1,781 1,858 1,939 2,024 2,111 2,202 2,294 2,389 2,486
Latent partnerpensioen
67 jaar
0,790 0,822 0,855 0,889 0,924 0,961 0,998 1,037 1,077 1,118 1,161 1,204 1,248 1,293 1,338 1,383 1,430 1,476 1,524 1,571 1,618 1,665 1,714 1,765 1,819 1,874 1,933
Leeftijd 3,170 3,300 3,434 3,574 3,719 3,869 4,025 4,186 4,353 4,525 4,704 4,888 5,079 5,276 5,479 5,689 5,904 6,126 6,354 6,587 6,826 7,070 7,318 7,572 7,829 8,091 8,357
Tijdelijk Latent Ouderdomsouderdomspartnerpensioen pensioen pensioen
65 jaar
Afkoopfactor
3,643 3,792 3,946 4,106 4,273 4,445 4,623 4,808 4,999 5,197 5,401 5,613 5,831 6,056 6,288 6,526 6,771 7,023 7,281 7,544 7,814 8,089 8,368 8,652 8,941 9,236 9,536
Ouderdomspensioen
0,825 0,859 0,895 0,934 0,974 1,017 1,062 1,109 1,158 1,210 1,264 1,320 1,379 1,441 1,505 1,572 1,642 1,715 1,790 1,867 1,949 2,034 2,122 2,213 2,307 2,402 2,499
49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
67 jaar Afkoopfactor
9,844 10,157 10,479 10,811 11,154 11,510 11,879 12,262 12,660 13,073 13,498 13,935 14,382 14,839 15,303 15,772 16,245
2,583 2,683 2,785 2,888 2,991 3,095 3,199 3,302 3,403 3,502 3,601 3,698 3,794 3,888 3,976 4,059 4,127 4,199 4,264 4,326 4,382 4,434 4,480 4,516 4,539 4,550 4,544
1,997 2,067 2,140 2,217 2,297 2,379 2,463 2,545 2,626 2,705 2,778 2,844 2,899 2,944
Rekenmethodiek: Berek ening afk oopwaarde Levenslang ouderdomspensioen =
opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Latent partnerpensioen =
opgebouwd latent partnerpensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Tijdelijk ouderdomspensioen =
opgebouwd tijdelijk ouderdomspensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
8,629 8,905 9,187 9,474 9,770 10,076 10,392 10,721 11,064 11,420 11,790 12,172 12,568 12,975 13,397 13,830 14,273 14,724 15,180
2,598 2,698 2,801 2,905 3,010 3,115 3,220 3,324 3,426 3,527 3,627 3,726 3,824 3,920 4,010 4,095 4,166 4,220 4,264 4,326 4,382 4,434 4,480 4,516 4,539 4,550 4,544
Bijlage IVb bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 15 lid 5 Sexeneutrale afkoopfactoren voor afkoop van een ingegane levenslange uitkering, latent partnerpensioen en een ingegane tijdelijke uitkering.
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 Ingegane levenslange uitkering
Latent PP bepaalde partner
65 jaar en 67 jaar
Leeftijd 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
Ingegane tijdelijke uitkering 65 jaar
0,829 0,863 0,899 0,938 0,978 1,021 1,066 1,113 1,162 1,214 1,267 1,323 1,382 1,443 1,507 1,574 1,643 1,715 1,789 1,866 1,946 2,030 2,117 2,207 2,299 2,393 2,488 2,584 2,683 2,783 2,884 2,987 3,089 3,191 3,293 3,393 3,491 3,589 3,686
25,368 25,105 24,830 24,543 24,245 23,934 23,612 23,276 22,927 22,565 22,189 21,798 21,393 20,972 20,536 20,085 19,618 19,136 18,638 18,124 17,594 17,046 16,483 15,904 15,309 14,698 14,069 13,423 12,759 12,074 11,367 10,636 9,881 9,102 8,297 7,467 6,611 5,730 4,824
Latent PP bepaalde partner
65 jaar en 67 jaar
Leeftijd
Afkoopfactor
29,011 28,896 28,776 28,650 28,518 28,379 28,235 28,084 27,926 27,762 27,590 27,411 27,224 27,028 26,824 26,611 26,389 26,159 25,919 25,669 25,408 25,135 24,851 24,556 24,250 23,933 23,606 23,267 22,916 22,553 22,177 21,790 21,391 20,981 20,559 20,127 19,684 19,228 18,759
Ingegane levenslange uitkering
61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
65 jaar
Afkoopfactor
18,277 17,782 17,279 16,766 16,245 15,717 15,180 14,633 14,076 13,511 12,937 12,361 11,785 11,209 10,640 10,080 9,530 8,991 8,467 7,956 7,457 6,971 6,501 6,046 5,606 5,186 4,788 4,417 4,075 3,759 3,477 3,222 2,996 2,787 2,592 2,429 2,280 2,146 2,025 1,917
3,782 3,876 3,965 4,049 4,127 4,199 4,264 4,326 4,382 4,434 4,480 4,516 4,539 4,550 4,544 4,521 4,483 4,427 4,353 4,262 4,157 4,040 3,909 3,771 3,627 3,476 3,319 3,152 2,978 2,802 2,621 2,444 2,268 2,103 1,951 1,800 1,657 1,517 1,391 1,275
Rekenmethodiek: Berek ening afk oopwaarde Ingegane levenslange uitkering =
Ingegane tijdelijke uitkering
opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Latent partnerpensioen =
opgebouwd latent partnerpensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Ingegane tijdelijke uitkering =
opgebouwd tijdelijk ouderdomspensioen op leeftijd afkoop maal afkoopfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
3,894 2,944 1,976 0,994 0,000
Bijlage V bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 20 lid 4 sub 4 Sexeneutrale rekenfactoren voor omzetting van (latent) partnerpensioen in (uitgesteld) ouderdomspensioen
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Leeftijd
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
Rekenfactor 65 jaar
67 jaar
0,226 0,226 0,226 0,226 0,227 0,228 0,229 0,230 0,231 0,232 0,233 0,234 0,236 0,237 0,238 0,240 0,242 0,243 0,245 0,247 0,248 0,250 0,253
0,260 0,260 0,261 0,261 0,262 0,263 0,264 0,265 0,266 0,268 0,269 0,270 0,272 0,273 0,275 0,277 0,278 0,280 0,282 0,284 0,286 0,288 0,290
Rekenfactor
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
Rekenmethodiek: Levenslang ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd (latent) partnerpensioen maal rekenfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
65 jaar
67 jaar
0,255 0,257 0,259 0,261 0,263 0,265 0,266 0,268 0,269 0,269 0,270 0,270 0,269 0,268 0,267 0,266 0,264 0,263 0,261 0,258 0,255
0,293 0,295 0,297 0,299 0,302 0,303 0,305 0,307 0,309 0,310 0,310 0,311 0,310 0,310 0,308 0,307 0,305 0,303 0,300 0,297 0,293 0,287 0,282
Bijlage VIa bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Geldig:
Uitwerking van artikel 20 lid 1 sub d Sexeneutrale rekenfactoren voor vervroeging (voor 62 jaar) en uitstel (op 62 jaar) van ouderdomspensioen met pensioeningangsleeftijd 62 en uitstel van tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
Levenslang
Tijdelijk
ouderdomspensioen
ouderdomspensioen
Leeftijd ingang
Rekenfactor
Rekenfactor
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
0,684 0,720 0,759 0,802 0,846 0,894 0,946 1,000 1,059 1,125 1,198 1,280 1,371
1,000 1,510 3,047
Rekenmethodiek: Levenslang ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd levenslang ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor Tijdelijk ouderdomspensioen Nieuw pensioen = opgebouwd tijdelijk ouderdomspensioen op gekozen leeftijd ingang maal rekenfactor
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014
Bijlage VIb bij pensioenreglement 2006 Betreft: Inzake:
Uitwerking van artikel 20 lid 1 sub d Sexeneutrale rekenfactoren voor omzetting van tijdelijk ouderdomspensioen in later ingaand levenslang ouderdomspensioen met of zonder 70% partnerpensioen
Geldig:
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014
zonder
inclusief 70%
partnerpensioen
partnerpensioen
Leeftijd ingang
Rekenfactor
Rekenfactor
63 64 65 66 67
0,175 0,186 0,198 0,212 0,227
0,151 0,159 0,168 0,177 0,188
Rekenmethodiek:
Levenslang ouderdomspensioen Nieuw levenslang pensioen =
Latent partnerpensioen Nieuw latent partnerpensioen =
opgebouwd tijdelijk ouderdomspensioen op 62 maal rekenfactor
70% maal nieuw levenslang pensioen (dat berekend is met ruilfactor inclusief 70% partnerpensioen)
Pensioenreglement 2006; gewijzigd 1 januari 2014