STICHTING PENSIOENFONDS ECI
Pensioenreglement 2007
Oktober 2008
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
INDEX
Hoofdstuk 1
Algemeen ..................................................................................................... 3
Artikel 1
Begripsbepalingen..................................................................................... 3
Artikel 2
Aanspraken op pensioen............................................................................ 5
Hoofdstuk 2
Pensioenregeling.......................................................................................... 7
Artikel 3
Pensioengrondslag .................................................................................... 7
Artikel 4
Levenslang ouderdomspensioen ................................................................ 7
Artikel 5
Partnerpensioen ........................................................................................ 7
Artikel 6
Wezenpensioen ......................................................................................... 8
Artikel 7
Uitruil partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen......................... 8
Artikel 8
Uitruil levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen......................... 9
Hoofdstuk 3
Overige bepalingen.....................................................................................11
Artikel 9
Vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen ............................... 11
Artikel 10
Hoogte van het levenslang ouderdomspensioen bij vervroeging en variatie in hoogte van het levenslang ouderdomspensioen ................................... 11
Artikel 11
Parttimers ............................................................................................... 12
Artikel 12
Financiering van de pensioenregeling ...................................................... 12
Artikel 13
Kortingsbepalingen ................................................................................. 13
Artikel 14
Toeslagverlening ..................................................................................... 14
Artikel 15
Aanspraken bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ................. 15
Artikel 16
Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden ................................................................................................ 16
Artikel 17
Afkoop .................................................................................................... 16
Artikel 18
Waardeoverdracht ................................................................................... 16
Artikel 19
Gevolgen van scheiding ........................................................................... 17
Artikel 20
Wijziging pensioenreglement................................................................... 19
Artikel 21
Verplichtingen van de stichting................................................................ 19
Artikel 22
Verplichtingen van de belanghebbende.................................................... 20
Artikel 23
Fiscale maxima ........................................................................................ 21
Artikel 24
Herverzekering van de pensioenaanspraken, gezondheidswaarborgen en uitgesloten risico’s .................................................................................. 21
Artikel 25
Onvoorziene gevallen .............................................................................. 22
Artikel 27
Overgangsbepalingen .............................................................................. 22
Artikel 28
Inwerkingtreding .................................................................................... 23
Artikel 29
Fiscale toetsing ....................................................................................... 24
Bijlage 1
Uitruilfactoren partnerpensioen in extra ouderdomspensioen................... 25
Bijlage 2
Uitruilfactoren partnerpensioen in extra ouderdomspensioen................... 26
Bijlage 3
Vervroegingsfactoren en factoren voor variatie in hoogte van het levenslang 0uderdomspensioen ............................................................... 27
Bijlage 4
Afkoopfactoren ........................................................................................ 28
Pagina 2 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1
Begripsbepalingen
1.
In dit reglement gelden de definities van de statuten van de Stichting Pensioenfonds ECI, hierna te noemen de stichting. Verder wordt in dit reglement verstaan onder:
2.
deelnemer:
de werknemer die ten minste de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt en die op grond van de pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens de stichting en die volgens de bepalingen van dit reglement aan de in dit reglement vastgelegde regeling deelneemt, met uitzondering van de werknemers die op grond van een afstandsverklaring geen rechten aan dit reglement kunnen ontlenen;
3.
aspirant-deelnemer
de werknemer die de leeftijd van 20 jaar nog niet heeft bereikt en die op grond van de pensioenovereenkomst pensioenaanspraken uit hoofde van aspirant-regeling verwerft jegens de stichting en die volgens de bepalingen van dit reglement aan de in dit reglement vastgelegde aspirant-regeling deelneemt, met uitzondering van de werknemers die op grond van een afstandsverklaring geen rechten aan dit reglement kunnen ontlenen;
4.
gewezen deelnemer:
De gewezen werknemer door wie op grond van de pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak volgens de bepalingen van dit reglement heeft behouden jegens de stichting;
5.
parttimer:
de deelnemer die korter werkt dan de bij de werkgever als normaal aan te merken arbeidsduur;
6.
kind:
het kind, dat tot de deelnemer of gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staat. Voorts wordt onder kind verstaan het stief- en pleegkind van de deelnemer of gewezen deelnemer, dat zowel ten tijde van het einde van zijn/ haar deelnemerschap als ten tijde van het overlijden door deze als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed en die door de deelnemer als stief- of pleegkind bij het bestuur zijn aangemeld; Het kind is pensioengerechtigd zolang: het nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt; het nog niet de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt en indien en voor zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep;
7.
volle wees:
a.
het kind waarvan beide ouders zijn overleden, respectievelijk de enige ouder is overleden; Pagina 3 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
8.
partner:
b.
het stief- of pleegkind waarvan zowel de stief- of pleegouders als de wettige ouders zijn overleden;
-
de wettige echtgenoot c.q. echtgenote van een deelnemer of gewezen deelnemer; de man of vrouw wiens partnerschap met de deelnemer of gewezen deelnemer bij de burgerlijke stand is geregistreerd op de wijze als omschreven in het Burgerlijk Wetboek; indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet is gehuwd, wordt na een daartoe strekkend verzoek van die deelnemer of gewezen deelnemer één ongehuwde man of vrouw met wie de deelnemer of gewezen deelnemer ongehuwd samenwoont door het bestuur als partner erkend indien: 1. uit een vóór de pensioendatum notarieel verleden samenlevingsovereenkomst blijkt dat er reeds minstens een half jaar een samenlevingsverband is aangegaan en een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd met de deelnemer of gewezen deelnemer; 2. er geen sprake is van bloed- of aanverwantschap; 3. in het notarieel verleden samenlevingscontract, inhoudende (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden, de partner met name als gerechtigde op partnerpensioen is aangewezen, zonder dat deze aanwijzing vóór het overlijden is ingetrokken;
-
-
9.
scheiding
Beëindiging van het partnerschap door: a. echtscheiding; b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap; c. beëindiging van de samenlevingsovereenkomst als bedoeld in de definitie van "partner" in artikel 1, lid 8, anders dan door overlijden of een huwelijk met dezelfde partner;
10. jaarsalaris:
12 maal het met de deelnemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag indien die aan de deelnemer wordt uitgekeerd;
11. pensioengrondslag:
de pensioengrondslag, als bedoeld in artikel 3 (Pensioengrondslag);
12. franchise:
De franchise bedraagt per 1 januari 2007 € 11.872 en wordt jaarlijks verhoogd met de verhoging van de fiscaal minimale franchise als bedoeld in de fiscale wet- en regelgeving;
Pagina 4 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
13. dienstjaar:
elke ononderbroken periode van een jaar, gelegen tussen 1 januari 2007 of, indien dit een latere datum betreft, de eerste dag van de maand waarin het dienstverband aanvangt, en de pensioneringsdatum. Het aantal dienstjaren wordt in jaren en maanden vastgesteld;
14. pensioendatum:
de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer 65 jaar wordt;
15. pensioneringsdatum:
de eerste dag van de maand waarin het levenslang ouderdomspensioen ingaat;
16. prijsindexcijfer:
het eerst gepubliceerde indexcijfer van de consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens, afgeleid, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek op de meest recente tijdbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 januari van het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer zoals dit voor de maand september daaraan voorafgaand is gepubliceerd. Indien genoemd indexcijfer niet meer door het C.B.S. wordt berekend en/of gepubliceerd zal van een hiermee zoveel mogelijk corresponderend indexcijfer worden uitgegaan;
17. werkgever
,De navolgende aangesloten ondernemingen: ECI B.V. gevestigd te Vianen; Euroboek B.V. gevestigd te Vianen; Lycos Europe B.V. gevestigd te Haarlem; Calendar & Diaries International B.V. gevestigd te Breda; Bertelsmann Nederland B.V. gevestigd te Vianen; The House of Books B.V. gevestigd te Vianen.
18. pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen de werkgever en haar werknemersvertegenwoordiging is overeengekomen betreffende pensioen en deel uit maakt van de individuele arbeidsovereenkomst;
19. ABTN:
de Actuariële en bedrijfstechnische nota van de stichting;
20. Pensioengerechtigde:
De persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;
21. Gepensioneerde:
De pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
Artikel 2 1.
Aanspraken op pensioen
Overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement heeft de deelnemer vanaf 1 januari 2007 of de latere aanvang van het deelnemerschap aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen zoals is omschreven in artikel 4 (Levenslang ouderdomspensioen). Pagina 5 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
2.
De deelnemer heeft vanaf 1 januari 2007 of de latere aanvang van het deelnemerschap voor zijn of haar partner aanspraak op een op spaarbasis verzekerd partnerpensioen zoals is omschreven in artikel 5 (Partnerpensioen).
3.
De deelnemer heeft vanaf 1 januari 2007 of de latere aanvang van het deelnemerschap voor zijn of haar kinderen tevens aanspraak op een gedurende het deelnemerschap op risicobasis verzekerd wezenpensioen, zoals is omschreven in artikel 6 (Wezenpensioen).
4.
De hoogte van de pensioenaanspraken is afhankelijk van de in artikel 12 omschreven pensioenpremie, de kortingsbepalingen zoals omschreven in artikel 13 en van de jaarlijkse verhogingen zoals omschreven in artikel 14.
5.
De opbouw van pensioen wordt na het einde van het dienstverband voortgezet uiterlijk tot de pensioendatum indien: a. de deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, conform het bepaalde in artikel 15; b. door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering aan de stichting ten behoeve van de deelnemer premie wordt betaald.
6.
De aspirant-deelnemer heeft voor zijn partner en/of kinderen aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. Voor de toepassing van dit lid dient in de artikelen 5 en 6 in plaats van ‘deelnemer’,‘aspirant-deelnemer’ gelezen te worden. Deze aanspraak is op risicobasis verzekerd en vervalt wanneer de aspirant-deelnemer (volledig) deelnemer wordt of bij eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst of bij eerder overlijden.
Pagina 6 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Hoofdstuk 2 Pensioenregeling Artikel 3
Pensioengrondslag
1.
De pensioengrondslag wordt elk jaar op 1 januari vastgesteld en is gelijk aan het op die datum voor de deelnemer geldende jaarsalaris nadat dit is verminderd met de franchise.
2.
Indien de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling op een andere dan de in het vorige lid genoemde datum aanvangt, wordt bij de vaststelling van de pensioengrondslag voor de eerste maal uitgegaan van het bij de aanvang van de deelneming voor de deelnemer geldende jaarsalaris en van het bedrag van de op de eerste januari daaraan voorafgaande franchise.
Artikel 4
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslange ouderdomspensioen wordt gefinancierd uit de in artikel 12 omschreven pensioenpremie. Indien deze pensioenpremie in enig jaar niet toereikend is, zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid 1, worden gehandeld. Met inachtneming van het gestelde in artikel 14 kan het opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd worden. Indien de financiële positie van de stichting daartoe aanleiding geeft, vindt het bepaalde in artikel 13 lid 3 toepassing.
2.
Het levenslang ouderdomspensioen is, onverminderd het bepaalde in lid 1, gelijk aan de som van de jaarlijks opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen. De opbouw bedraagt per jaar 2,25% van de voor de deelnemer in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag.
3.
De opbouw eindigt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt, op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag van beëindiging van het deelnemerschap dan wel bij het bereiken van de pensioneringsdatum, doch uiterlijk bij het bereiken van de pensioendatum.
4.
Het levenslang ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum, of de eerdere pensioneringsdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin betrokkene overlijdt.
Artikel 5
Partnerpensioen
1.
Het partnerpensioen wordt gefinancierd uit de in artikel 12 omschreven pensioenpremie. Indien deze pensioenpremie in enig jaar niet toereikend is, zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid 1, worden gehandeld. Met inachtneming van het gestelde in artikel 14 kan het opgebouwde partnerpensioen verhoogd worden. Indien de financiële positie van de stichting daartoe aanleiding geeft, vindt het bepaalde in artikel 13 lid 3 toepassing.
2.
Het partnerpensioen is, onverminderd het bepaalde in lid 1, gelijk aan de som van de jaarlijks opgebouwde aanspraken op partnerpensioen. De opbouw bedraagt 1,575% van de in het betreffende jaar voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
Pagina 7 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
3.
Bij overlijden tijdens het deelnemerschap geldt een partnerpensioen ter grootte van het partnerpensioen waarop de deelnemer aanspraak zou hebben gehad, indien deze tot de pensioendatum in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, daarbij aannemende dat in de ten tijde van het overlijden van de deelnemer geldende pensioengrondslag, geen wijziging meer zou zijn gekomen.
4.
De opbouw eindigt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt, op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag van beëindiging van het deelnemerschap dan wel bij het bereiken van de pensioneringsdatum, doch uiterlijk bij het bereiken van de pensioendatum.
5.
Indien de deelnemer na scheiding of beëindiging van het (geregistreerd) partnerschap hertrouwt dan wel een (geregistreerd) partnerschap aangaat, dan wordt het aan de volgende partner opgebouwde partnerpensioen vastgesteld onder aftrek van het (de) bijzondere partnerpensioen(en) als bedoeld in artikel 19 (Gevolgen van scheiding).
6.
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt.
Artikel 6
Wezenpensioen
1.
Het verzekerde jaarlijkse wezenpensioen bedraagt gedurende het deelnemerschap voor elk kind 20% van het in artikel 5 lid 3 omschreven partnerpensioen van de deelnemer.
2.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt, maar uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand, waarin het kind niet meer pensioengerechtigd is. Het wezenpensioen, toekomende aan het kind, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van de deelnemer, gaat in op de dag van geboorte.
3.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand waarin het kind volle wees wordt.
Artikel 7 1.
Uitruil partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
De deelnemer of gewezen deelnemer heeft het recht om uiterlijk zes maanden voor de pensioneringsdatum het partnerpensioen volledig of gedeeltelijk om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen. Het in de vorige volzin omschreven recht kan worden uitgeoefend door middel van een door de deelnemer of gewezen deelnemer en diens partner ondertekend keuzeformulier, dat na een daartoe strekkend verzoek door de stichting aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking wordt gesteld.
Pagina 8 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
2.
Een keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen in plaats van de volledige aanspraak op partnerpensioen, heeft tot gevolg dat de tot de pensioneringsdatum opgebouwde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen wordt verhoogd en dat de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner, met wie de deelnemer of gewezen deelnemer op de betreffende pensioneringsdatum is gehuwd, dan wel een (geregistreerd) partnerschap heeft, vervalt. De verhoging geschiedt op basis van een door het bestuur vastgesteld uniform tarief. Het uniforme tarief, dat op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid is bepaald, geldt voor een door het bestuur vast te stellen periode en kan door middel van een bestuursbesluit worden aangepast voor deelnemers en gewezen deelnemers waarvoor nog geen omzetting heeft plaatsgevonden. Het uniforme tarief is nader vastgelegd in bijlage 1.
3.
Bij gedeeltelijke omzetting van het partnerpensioen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer de keuze tussen 25%, 50% dan wel 75% uitruil van de aanspraak op partnerpensioen voor verhoging van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen.
4.
Een keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen in plaats van de volledige of gedeeltelijke aanspraak op partnerpensioen is onherroepelijk.
5.
Voor de deelnemer of gewezen deelnemer, die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt de in het tweede lid omschreven verhoging van het levenslang ouderdomspensioen automatisch en volledig toegepast.
6.
Indien vóór de pensioneringsdatum reeds een bijzonder partnerpensioen krachtens artikel 19 (Gevolgen van scheiding) is toegekend, wordt een verhoging als bedoeld in het tweede lid van dit artikel slechts toegepast op het tot de pensioneringsdatum opgebouwde partnerpensioen, nadat dit is verminderd met het bijzonder partnerpensioen.
Artikel 8
Uitruil levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen
1. De deelnemer of gewezen deelnemer heeft het recht om uiterlijk zes maanden voor de pensioneringsdatum het levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. De deelnemer heeft het recht om bij de beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door pensioneren of overlijden het levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. Het in de vorige volzinnen omschreven recht kan worden uitgeoefend door middel van een door de deelnemer of gewezen deelnemer en diens partner ondertekend keuzeformulier, dat na een daartoe strekkend verzoek door de stichting aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking wordt gesteld.
Pagina 9 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
2.
Een keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer voor verhoging van het partnerpensioen in plaats van de gedeeltelijke aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, heeft tot gevolg dat de tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap respectievelijk de pensioneringsdatum opgebouwde aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner met wie de deelnemer of gewezen deelnemer op de datum van beëindiging van het deelnemerschap respectievelijk op de betreffende pensioneringsdatum is gehuwd, dan wel een (geregistreerd) partnerschap heeft wordt verhoogd en dat de opgebouwde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen wordt verlaagd. De verhoging geschiedt op basis van een door het bestuur vastgesteld uniform tarief. Het uniforme tarief, dat op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid is bepaald, geldt voor een door het bestuur vast te stellen periode en kan door middel van een bestuursbesluit worden aangepast voor deelnemers en gewezen deelnemers waarvoor nog geen omzetting heeft plaatsgevonden. Het uniforme tarief is nader vastgelegd in bijlage 2.
3.
Een keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer voor verhoging van het partnerpensioen in plaats van de gedeeltelijke aanspraak op levenslang ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum is onherroepelijk.
Pagina 10 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen Artikel 9
Vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen
1.
Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer kan het levenslang ouderdomspensioen eerder ingaan dan op de pensioendatum. De vervroegde ingangsdatum kan liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 60ste verjaardag bereikt en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 65ste verjaardag bereikt. Vervroegde ingang kan alleen plaatsvinden indien de dienstbetrekking van de deelnemer of gewezen deelnemer wordt beëindigd. Het in de vorige volzin omschreven recht kan worden uitgeoefend door middel van een keuzeformulier, dat na een daartoe strekkend verzoek door de stichting aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking wordt gesteld.
2.
Een verzoek om vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen wordt uitsluitend in behandeling genomen indien het verzoek ten minste zes maanden vóór de pensioneringsdatum is ingediend bij de stichting. Het partnerpensioen en wezenpensioen zullen niet worden aangepast aan het herrekende levenslang ouderdomspensioen. Een verzoek tot vervroegde pensionering kan eenmalig worden gedaan en is onherroepelijk.
Artikel 10
Hoogte van het levenslang ouderdomspensioen bij vervroeging en variatie in hoogte van het levenslang ouderdomspensioen
1.
Bij ingang van het levenslang ouderdomspensioen op de eerste dag van een maand gelegen vóór de pensioendatum, wordt het door de deelnemer of gewezen deelnemer opgebouwde levenslang ouderdomspensioen, geldend op de pensioendatum, door de stichting op collectief actuarieel neutrale wijze verlaagd. Het bestuur stelt hiervoor een uniform tarief vast dat in bijlage 3 is opgenomen. Het in dit lid genoemde uniforme tarief, dat op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid is bepaald, geldt voor een door het bestuur vast te stellen periode en kan door middel van een bestuursbesluit worden aangepast voor deelnemers en gewezen deelnemers waarvoor nog geen omzetting heeft plaatsgevonden.
2.
Bij de verlaging als bedoeld in het vorige lid wordt door de stichting uitgegaan van de contante waarde van het levenslang ouderdomspensioen ingaand op de pensioendatum, alsmede van de vervroegde ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen.
3.
Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer kan bij pensionering het levenslang ouderdomspensioen worden omgezet in een vast te stellen levenslang ouderdomspensioen, dat gedurende een overeen te komen periode na ingang hoger of lager is dan het oorspronkelijk levenslang ouderdomspensioen en na afloop van die periode lager of hoger is dan het oorspronkelijke pensioen. Deze omzetting geschiedt op basis van een door het bestuur vast te stellen uniform tarief, dat is opgenomen in bijlage 3. Bovenbedoelde omzetting geschiedt onder de voorwaarde dat – berekend op het tijdstip van omzetting – het hoogste levenslang ouderdomspensioen niet meer dan 33% hoger is dan het laagste levenslang ouderdomspensioen.
Pagina 11 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Voor wat betreft het uitkeringsniveau voorafgaand aan de 65-jarige leeftijd kan een bedrag ter grootte van de dubbele AOW-uitkering voor een gehuwde, als omschreven in de Algemene Ouderdomswet, buiten beschouwing blijven bij toepassing van de in de vorige volzin genoemde verhoudingen. Het partnerpensioen zal niet worden aangepast aan het levenslang ouderdomspensioen na toepassing van het bepaalde in dit lid. Een verzoek tot vorengenoemde omzetting kan eenmalig worden gedaan en is onherroepelijk. Indien op betrokkene zowel dit lid als artikel 7 (Uitruil partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen) of artikel 8 (Uitruil levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen) van toepassing is, vindt bovenbedoelde omzetting plaats nadat het levenslang ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 7 is verhoogd respectievelijk overeenkomstig artikel 8 is verlaagd.
Artikel 11
Parttimers
1.
Voor parttimers zijn de volgende bepalingen van toepassing.
2.
Het fulltime jaarsalaris wordt verkregen uit het parttime jaarsalaris door het bedrag van het parttimesalaris te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller aangeeft het normale bij de werkgever geldende aantal arbeidsuren per maand en de noemer het werkelijk met de deelnemer overeengekomen aantal arbeidsuren per maand. Bij wijziging van het overeengekomen aantal arbeidsuren gedurende een jaar wordt het voorgaande naar tijdsevenredigheid toegepast, berekend per de eerste dag van de maand waarin de wijziging van het overeengekomen aantal arbeidsuren plaats vindt.
3.
Het jaarlijkse op te bouwen levenslang ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen, worden vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller aangeeft het werkelijk met de deelnemer overeengekomen aantal arbeidsuren per maand en de noemer het normale bij de werkgever geldende aantal arbeidsuren per maand. Bij wijziging van het overeengekomen aantal arbeidsuren gedurende een jaar wordt het voorgaande naar tijdsevenredigheid toegepast, berekend per de eerste dag van de maand waarin de wijziging van het overeengekomen aantal arbeidsuren plaats vindt. Bij vaststelling van het levenslang ouderdomspensioen zal ten aanzien van nog niet verstreken dienstjaren de laatstelijk vastgestelde parttime-factor worden aangehouden.
4.
Bij de bepaling van het partnerpensioen en het wezenpensioen zal worden uitgegaan van het volgens de voorgaande leden vastgestelde levenslang ouderdomspensioen.
Artikel 12
Financiering van de pensioenregeling
1. De in dit pensioenreglement in hoofdstuk 2 omschreven pensioenen worden gefinancierd uit een door de werkgever beschikbaar gestelde premie, die vastgesteld wordt naar de grondslagen zoals opgenomen in de actuariële- en bedrijfstechnische nota. Deze premie bedraagt 32% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 3 (Pensioengrondslag) en is nader omschreven in de tussen de werkgever en de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst. Deze overeenkomst ligt voor alle belanghebbenden ter inzage bij de administratie van de stichting. De premie is vastgesteld voor de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2012 en is tussentijds niet te wijzigen. De vaste premie bevat de werknemersbijdrage als bedoeld in lid 2. Pagina 12 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
De premie zal successievelijk ter financiering van de volgende zaken worden aangewend: • de uitvoeringskosten van de stichting; • de benodigde premie ter financiering van het risicodeel van het partnerpensioen en wezenpensioen dat betrekking heeft op de toekomstige dienstjaren; • de aanspraken over het betreffende jaar op levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, rekeninghoudend met het bepaalde in artikel 13 (Kortingsbepalingen); • de reserveopbouw van de stichting. In de premie is geen opslag begrepen voor de financiering van de toekomstige toeslagverlening op de in het betreffende jaar ingekochte pensioenaanspraken. 2.
De werknemersbijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De werkgever houdt de werknemerspremie maandelijks op het loon van de werknemers in. De aspirant-deelnemer is geen premie verschuldigd.
3.
De verwerving van de pensioenaanspraken vindt gedurende het deelnemerschap tenminste evenredig in tijd plaats.
Artikel 13
Kortingsbepalingen
1.
Indien in enig jaar de premie als bedoeld in artikel 12 (Financiering van de pensioenregeling) lid 1, na voldoening van de benodigde premie ter financiering van het wezenpensioen en het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum, lager is dan de kostendekkende premie, dan is er sprake van een premietekort. Bij een premietekort zal de opbouw van alle in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken zoals bedoeld in hoofdstuk 2 naar rato van het premietekort verminderd worden. Bij de aanwending van de premie zal de volgorde als opgenomen in artikel 12 lid 1 worden aangehouden. De kostendekkende premie is omschreven in de ABTN. Deze is voorts omschreven in de tussen de werkgever en de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst welke voor alle belangstellenden ter inzage ligt bij de administratie van de stichting.
2.
In een situatie dat de beperkende bepalingen als bedoeld in lid 1 van toepassing zijn zal het bestuur de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden hiervan onverwijld in kennis stellen.
3.
De stichting zal verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen met een gelijk percentage verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en b. de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen partners of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.
4.
De stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. Pagina 13 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
5.
De vermindering, bedoeld in het derde lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd
Artikel 14 1.
Toeslagverlening
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het prijsindexcijfer. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. De toeslagverlening zal in enig jaar niet hoger zijn dan het prijsindexcijfer, behalve ingeval het bestuur besluit om een inhaalindexatie toe te passen op de pensioenaanspraken en -rechten die in het verleden niet volledig zijn verhoogd conform de in dit lid verwoorde maatstaf.
2.
Indien en voor zover, naar het oordeel van het bestuur van de stichting, de middelen van de stichting dit toelaten verleent het bestuur jaarlijks per 1 januari een toeslag op de volgende per 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenen en pensioenaanspraken: a. het tijdens het deelnemerschap opgebouwde (verevend) ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen; b. de pensioengrondslagen en opgebouwde pensioenaanspraken van de in artikel 15 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw; c. een ingegaan (verevend) ouderdoms-, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen; d. de premievrije aanspraken op (verevend) ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen. Het bestuur is bevoegd om de verhoging van de pensioenaanspraken en pensioengrondslagen als bedoeld onder a. en b. anders vast te stellen dan de verhoging van de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen als bedoeld onder c. en d.
3.
Bij het besluit om in enig jaar conform dit artikel een toeslag te verlenen, hanteert het bestuur de matrix die is gekoppeld aan de dekkingsgraad van de stichting en die is opgenomen in de ABTN als leidraad.
4.
Het bestuur heeft het recht om het toeslagbeleid, zoals vastgelegd in dit artikel aan te passen, overeenkomstig de in de statuten en reglementen omschreven formele vereisten ter zake van wijzigingen van het pensioenreglement. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden.
5.
De pensioengrondslagen als bedoeld onder lid 2 sub b worden maximaal verhoogd met het prijsindexcijfer.
Pagina 14 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Artikel 15
Aanspraken bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
1.
Een deelnemer die arbeidsongeschikt is voor een percentage van 35 of meer en uit dien hoofde aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), van wie de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt verbroken, blijft met inachtneming van de verdere regels van dit artikel deelnemer. De eerste WIA-dag (gelijk aan de eerste ziektedag) is bepalend voor het van toepassing zijnde pensioenreglement.
2.
Een (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte deelnemer met wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd wordt voor toepassing van de toeslagverlening op de pensioenaanspraken gelijkgesteld aan een deelnemer.
3.
De pensioenopbouw van de (partieel) arbeidsongeschikte deelnemers als bedoeld in lid 1 van dit artikel, geschiedt op basis het parttime percentage en de pensioengrondslag welke de laatste maal voor de eerste ziektedag werd vastgesteld. De pensioengrondslag wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de toeslagverlening als omschreven in artikel 14, lid 2, sub b. Een en ander op basis van de hierna volgende tabel: Mate van arbeidsongeschiktheid
Pensioenopbouw voortgezet voor
35-45%
40%
45-55%
50%
55-65%
60%
65-80%
72,5%
80-100%
100%
4.
Bij een stijging van het arbeidsongeschiktheidspercentage zal de premievrije opbouw van de pensioenaanspraken die betrekking heeft op die stijging per de eerste dag van de maand waarin de stijging plaats vindt geschieden op basis van de laatst geldende pensioengrondslag voor de actieve deelneming.
5.
Bij een daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt de premievrije toekomstige opbouw voor die daling per de laatste dag van de maand waarin de daling plaats vindt stopgezet en worden voor dit gedeelte de tot dan toe opgebouwde aanspraken als premievrije aanspraken (zoals omschreven in artikel 16) gehandhaafd, tenzij de deelnemer voor de daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage herintreedt bij één van de tot de aangesloten ondernemingen.
6.
Bij daling van de arbeidsongeschiktheid anders dan door pensionering of overlijden na beëindiging van het dienstverband, eindigt het deelnemerschap als in lid 1 van dit artikel bedoeld geheel of gedeeltelijk per de laatste dag van de maand waarin de daling plaats vindt en vinden de bepalingen van artikel 16 (voor dat deel) toepassing. Wanneer de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens dit deelnemerschap stijgt, vindt geen verhoging van het percentage van voortgezette opbouw als bedoeld in lid 3 van dit artikel plaats.
Pagina 15 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Artikel 16
Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden
1.
Indien de beëindiging van het deelnemerschap plaatsvindt, anders dan door overlijden verkrijgt de deelnemer jegens de stichting premievrije aanspraken op pensioen, voor zover die overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement kunnen worden toegerekend aan de verstreken dienstjaren. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van zijn aanspraken, alsmede informatie over onder meer toeslagverlening en informatie die specifiek voor hem relevant is. Op deze aanspraken zijn de bepalingen van artikel 13 en artikel 14 van toepassing.
2.
De premievrije aanspraken op pensioen genoemd in lid 1 zijn gelijk aan de tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
Artikel 17
Afkoop
1. Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap, of op de eerdere pensioneringsdatum, het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2007: € 400) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft de stichting gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming respectievelijk vóór de pensioneringsdatum een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de gewezen deelnemer. De stichting informeert de (gewezen) deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap, respectievelijk binnen zes maanden na de ingang van het pensioen. 2. Indien het jaarlijks partnerpensioen, het bijzonder partnerpensioen of het wezenpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2007: € 400) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft de stichting gedurende 6 maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen of wezenpensioen af te kopen. 3. De stichting kan na de termijn van 6 maanden als bedoeld in de vorige leden over gaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer respectievelijk de partner respectievelijk de gewezen partner daarmee instemt. 4. De stichting is bevoegd om over te gaan tot afkoop van het deel van de pensioenaanspraken die fiscaal bovenmatig zijn. 5. De uitkering ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het bestuur vastgestelde grondslagen. De afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 4.
Artikel 18 1.
Waardeoverdracht
De deelnemer heeft het recht om bij verandering van dienstbetrekking de waarde van de pensioenaanspraken die zijn opgebouwd onder de onderhavige pensioenregeling over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder van een pensioenregeling.
Pagina 16 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Daarbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: a. de door de deelnemer opgebouwde aanspraken op pensioen worden premievrij gemaakt als gevolg van uitdiensttreding bij de werkgever; b. het verzoek tot waardeoverdracht wordt gedaan binnen zes maanden na de aanvangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling bij de nieuwe werkgever; c. de overdrachtswaarde wordt door de stichting overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder en aldaar aangewend in het kader van de pensioentoezegging van de nieuwe werkgever. 2.
De deelnemer heeft het recht om bij indiensttreding de waarde van elders verworven pensioenaanspraken in het kader van een pensioentoezegging van zijn vorige werkgever, over te dragen naar de stichting, teneinde pensioenaanspraken in deze regeling te verwerven. Daarbij moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: a. het verzoek tot waardeoverdracht wordt gedaan binnen zes maanden na de aanvangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling bij de werkgever; b. de overdrachtswaarde, vastgesteld door de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever wordt overgedragen aan de stichting; c. de stichting wendt de overdrachtswaarde aan voor inkoop van pensioenaanspraken binnen de pensioenregeling. Hiervan krijgt de deelnemer een schriftelijke bevestiging van de stichting. Bij de vaststelling van de pensioenaanspraken worden de wettelijke regels in acht genomen.
3.
De vaststelling van de waarde van de naar een andere pensioenuitvoerder, dan wel naar de stichting over te dragen pensioenaanspraken en de procedure aangaande de waardeoverdracht, geschieden conform de reken- en procedureregels bij of krachtens de Pensioenwet.
4.
De stichting is bevoegd uitvoering te geven en medewerking te verlenen aan overige vormen van waardeoverdracht als bedoeld in de Pensioenwet, met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
Artikel 19
Gevolgen van scheiding
1.
De vrouw of man, van wie het partnerschap eindigt door scheiding, verkrijgt onder de naam van bijzonder partnerpensioen een zodanige premievrije aanspraak op partnerpensioen, als de deelnemer zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de scheiding, de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling zou zijn geëindigd overeenkomstig artikel 16 (Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden). De vrouw of man ontvangt een bewijs van de aanspraak en informatie over toeslagverlening, alsmede informatie die specifiek van belang is.
2.
De vrouw of man, van wie het partnerschap met een gewezen deelnemer eindigt door scheiding, verkrijgt onder de naam van bijzonder partnerpensioen een zodanige premievrije aanspraak op partnerpensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van de deelneming. De vrouw of man ontvangt een bewijs van de aanspraak en informatie over toeslagverlening, alsmede informatie die specifiek van belang is.
Pagina 17 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
3.
Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien beide partners zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden bij (geregistreerd) partnerschap, dan wel bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien hieraan een verklaring van de stichting is gehecht, waarin deze verklaart bereid te zijn een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
4.
Bij toepassing van dit artikel wordt een op het tijdstip van scheiding geldende regeling voor wezenpensioen, in de zin van dit pensioenreglement, gehandhaafd.
5.
Het in dit artikel bedoelde bijzondere partnerpensioen gaat in en eindigt op overeenkomstige wijze als het op grond van deze pensioenregeling uit te keren partnerpensioen ingaat en eindigt.
6. Indien nog geen rekening is gehouden met een reductie, als bedoeld in artikel 5 lid 5, wordt deze op de datum van scheiding of beëindiging van het (geregistreerd) partnerschap toegepast. 7.
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing (hierna in lid 7 tot en met lid 10 te noemen: scheiding) op of na 1 mei 1995 vindt, conform de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding, verevening plaats van het tijdens het partnerschap opgebouwde levenslang ouderdomspensioen. De gewezen partner verkrijgt uitsluitend een recht op uitbetaling jegens de stichting indien van de scheiding en van het tijdstip van scheiding, binnen twee jaar mededeling aan de stichting is gedaan door middel van het daarvoor bestemde formulier. In dit kader wordt per de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de scheidingsdatum door de stichting berekend welk deel van het levenslang ouderdomspensioen tijdens het partnerschap is opgebouwd. Vijftig procent (of het andere door partijen overeengekomen percentage) van het aldus berekende deel van het levenslang ouderdomspensioen wordt aan de gewezen partner toegerekend. Op het aan de gewezen partner toegewezen deel van het levenslang ouderdomspensioen zijn de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 12 niet van toepassing.
8.
Het aan de gewezen partner uit te betalen deel van het levenslang ouderdomspensioen kan onverminderd het bepaalde in lid 9 van dit artikel worden geconverteerd in een eigen recht op levenslang ouderdomspensioen voor de gewezen partner. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de conversie wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van (geregistreerd) partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding; b. binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier; c. de stichting heeft ingestemd met de conversie (zie lid 9).
9.
De stichting zal niet instemmen met de beoogde conversie als bedoeld in lid 8 indien de conversie die wordt overeengekomen voor de stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De stichting zal slechts instemmen met de conversie indien het recht op levenslang ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij de stichting geldende, pensioendatum. Pagina 18 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
De stichting kan de instemming met de conversie afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de deelnemer of gewezen deelnemer. 10. De kosten van pensioenverevening of conversie worden door het bestuur vastgesteld en door de stichting in gelijke delen aan beide partijen in rekening gebracht.
Artikel 20
Wijziging pensioenreglement
1.
Het pensioenreglement wordt door het bestuur van de stichting gewijzigd indien de pensioenovereenkomst is gewijzigd. Wijzigingen die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenregeling (waaronder mede begrepen wetswijzigingen) en welke geen invloed hebben op de hoogte van de pensioenaanspraken kunnen eenzijdig door het bestuur worden doorgevoerd.
2.
De werkgever behoudt zich het recht voor de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zulks na overleg met de ondernemingsraad. De uit dit reglement voortvloeiende toekomstige pensioenopbouw wordt in dat geval dienovereenkomstig verminderd. Alsdan zal dit reglement aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Ingeval de werkgever voornemens is van de in dit lid bedoelde bevoegdheden gebruik te maken, zal zulks onverwijld schriftelijk worden medegedeeld aan degenen wier aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
3.
Bij wijziging of intrekking van de pensioenregeling blijven de ten tijde van de wijziging of intrekking reeds verkregen pensioenaanspraken en rechten op pensioen gehandhaafd, behoudens het bepaalde in artikel 13 (Kortingsbepalingen).
4.
Het in dit artikel bepaalde is slechts mogelijk met in achtneming van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Artikel 21 1.
Verplichtingen van de stichting
De stichting verstrekt de werknemer die met de werkgever een pensioenovereenkomst heeft gesloten, binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer geïnformeerd over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 14; c. het recht van de werknemer om bij de stichting het voor hem geldende reglement op te vragen; d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting; e. het recht van de werknemer om bij de stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
2. Jaarlijks verstrekt de stichting aan de deelnemer een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen; b. het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioendatum; c. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 14; d. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van Pagina 19 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen. 3. Een keer in de vijf jaar verstrekt de stichting aan de gewezen deelnemer en de gewezen partner een opgave van: a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen; b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 14. De stichting informeert de gewezen deelnemer en de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. 4.
Jaarlijks verstrekt de stichting aan de pensioengerechtigde een opgave van: a. een opgave van zijn pensioenuitkering; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen; en c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 14. De stichting informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
5. De stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van de stichting; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. andere in de lagere regelgeving op grond van de Pensioenwet opgenomen onderwerpen. 6. De stichting verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is. 7. De stichting verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. 8. De stichting zal een door het bestuur vast te stellen vergoeding vragen voor de informatie als bedoeld in lid 5 onder b. tot en met e. en lid 7. 9. De stichting administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers, conform het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 22
Verplichtingen van de belanghebbende
Degene, die aan de bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak op pensioen ontleent, is verplicht medewerking te verlenen aan de juiste uitvoering daarvan. Met name is deze gehouden aan de werkgever en aan de stichting alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, welke de werkgever of de stichting voor een goede uitvoering van het pensioenreglement of voor een juiste uitbetaling van de pensioenen nodig heeft.
Pagina 20 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Artikel 23
Fiscale maxima
1.
Het totale levenslang ouderdomspensioen kan op de ingangsdatum nooit meer bedragen dan 100% van het loon dat op grond van fiscale wet- en regelgeving in aanmerking genomen mag worden inclusief de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde vermeerderd met de vakantietoeslag.
2.
Het totale partnerpensioen kan op de ingangsdatum nooit meer bedragen dan 70% van het loon dat op grond van fiscale wet- en regelgeving in aanmerking genomen mag worden inclusief de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde vermeerderd met de vakantietoeslag.
3.
Het wezenpensioen kan nooit meer bedragen dan 14% van het loon dat op grond van fiscale wet- en regelgeving in aanmerking genomen mag worden inclusief de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde vermeerderd met de vakantietoeslag.
4.
Op ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer bij overschrijding van de maxima voor het levenslang ouderdomspensioen, de keuze dit surplus om te zetten in een hoger partnerpensioen, voor zover de fiscale grenzen voor het partnerpensioen niet worden overschreden, dan wel het surplus door middel van een uitkering ineens te genieten. De stichting zal over deze uitkering de wettelijke inhoudingen verrichten.
5.
Bij de vaststelling van de maxima als bedoeld in lid 1 blijft overschrijding als gevolg van toeslagverlening, waardeoverdracht, de onderlinge omzetting van partnerpensioen en levenslang ouderdomspensioen en variatie in de hoogte van het levenslang ouderdomspensioen buiten beschouwing.
Artikel 24
Herverzekering van de pensioenaanspraken, gezondheidswaarborgen en uitgesloten risico’s
1.
Het bestuur kan de verplichtingen, voortvloeiende uit dit reglement, dekken door het sluiten van verzekeringsovereenkomsten met één of meer verzekeringsmaatschappijen, als bedoeld in de Pensioenwet.
2.
De stichting zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen.
3.
De stichting zal zich steeds ten opzichte van de belanghebbende ten volle kunnen kwijten door aan hem de betreffende polis, recht gevende op gelijke uitkeringen, als waartoe de stichting gehouden is, over te dragen. Indien de polis aan de belanghebbende wordt overgedragen, zal hij, met zijn medewerking, onherroepelijk als bevoordeelde moeten worden aangewezen. Van deze overdracht en onherroepelijke bevoordeling zal aantekening op de polis gesteld worden.
4.
Met betrekking tot de gezondheidswaarborgen gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, voor zover dit wettelijk is toegestaan.
5.
De kosten van een geneeskundig onderzoek komen voor rekening van de aangesloten ondernemingen, voor zover deze kosten niet ten laste van de verzekeraar kunnen worden gebracht. Pagina 21 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
6.
Met betrekking tot de uitgesloten risico's gelden, indien en voorzover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, behoudens dat het bepaalde in lid 8 sub c ook in dit geval van toepassing blijft.
7.
Indien het fonds geheel of ten dele eigen risico draagt, gelden ten aanzien van deze pensioengedeelten de navolgende bepalingen; a. het recht op levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen vervalt, indien de deelnemer of gewezen deelnemer is overleden bij of als gevolg van luchtaanvallen, andere vijandelijkheden of oorlogshandelingen, oproer of burgeroorlog en atoomkernreacties, onverschillig of de deelnemer of gewezen deelnemer wordt getroffen in of buiten de dienst van één der aangesloten ondernemingen; b. het recht op levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen gaat eveneens verloren gedurende de tijd en bij overlijden als gevolg van het feit, dat de deelnemer of gewezen deelnemer zich blootstelt aan bijzondere gevaren van luchtvaart, t.w. deelneemt aan vliegtochten anders dan als betalend passagier van een erkende luchtvaartmaatschappij; c. het recht op levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen gaat eveneens verloren voor die belanghebbende(n), door wiens grove schuld of opzet de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt.
8.
In de gevallen, waarin het recht op levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen vervalt, zal, behoudens ingeval van overlijden als bedoeld in lid 8 onder c, een (bijzonder) partner –en wezenpensioen opvorderbaar worden, gebaseerd op de som van de reservewaarden van alle op het leven van de betreffende deelnemer of gewezen deelnemer bij het fonds verzekerde pensioenen, waarbij het levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen in geen geval groter mag zijn dan het normale levenslang (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen.
Artikel 25
Onvoorziene gevallen
In alle gevallen, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur van de stichting, zulks met in achtneming van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Artikel 26
Minimale gelijkwaardigheid aan het BPF
De volgens dit reglement berekende pensioenaanspraken zijn ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig aan de te verkrijgen pensioenaanspraken uit hoofde van de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel.
Artikel 27
Overgangsbepalingen
1. Voor diegenen die per 31 december 2006 deelnemer, gewezen deelnemer, of op andere wijze gerechtigd waren op pensioenaanspraken in de zin van het pensioenreglement BPF 2000, het pensioenreglement BPF 2001, het pensioenreglement Franchise 2000, respectievelijk het pensioenreglement Franchise 2001 of voorgaande pensioenreglementen van de stichting worden de tot en met 31 december 2006 opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, tijdelijk ouderdomspensioen, ongehuwdenouderdomspensioen, partnerpensioen en – voor de gewezen deelnemer - wezenpensioen per 31 december 2006 premievrij gemaakt. De pensioenaanspraken worden jaarlijks aangepast conform het bepaalde in artikel 14 van dit pensioenreglement. Voor diegenen die per 31 december 2006 deelnemer waren of gewezen deelnemer waren met een aanspraak Pagina 22 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
op tijdelijk ouderdomspensioen, zoals bedoeld in de eerste volzin, worden de pensioenaanspraken die tot en met 31 december 2006 zijn opgebouwd per die datum op collectief actuarieel neutrale wijze aangewend voor pensioenaanspraken in de zin van het onderhavige pensioenreglement. De uit de aanwending verkregen pensioenaanspraken worden behandeld als opgebouwde aanspraken in de zin van dit pensioenreglement en worden conform artikel 14 van dit pensioenreglement verhoogd. De in de vorige zinnen bedoelde aanwending is slechts van toepassing indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de door het bestuur aangegeven termijn van bezwaren heeft doen blijken tegen de in dit lid bedoelde aanwending. Voor wat betreft de keuzemogelijkheden geldt voor diegenen die per 31 december 2006 gewezen deelnemer waren, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 7 tot en met 10, hetgeen hierover is bepaald in het pensioenreglement dat op 31 december 2006 van toepassing was. 2. Voor diegene die per 31 december 2006 pensioengerechtigde was in de zin van het pensioenreglement BPF 2000, het pensioenreglement BPF 2001, het pensioenreglement Franchise 2000, respectievelijk het pensioenreglement Franchise 2001 of voorgaande pensioenreglementen van de stichting worden de pensioenuitkeringen met ingang van 1 januari 2007 beheerst door het onderhavige pensioenreglement en zijn de bepalingen uit dit pensioenreglement van toepassing. De pensioenuitkeringen worden jaarlijks aangepast conform het bepaalde in artikel 14 van dit pensioenreglement. 3. Indien, voor zolang en voor zover er sprake is van een op 31 december 2006 bestaande voortzetting van het deelnemerschap ingevolge gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, wordt met ingang van 1 januari 2007 deelgenomen aan het onderhavige pensioenreglement conform het bepaalde in artikel 15, met inachtneming van het volgende: a. Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer met wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd vóór 1 januari 2007 is de pensioenopbouw uit hoofde van artikel 15 van dit reglement gelijk aan de pensioenopbouw die vóór 1 januari 2007 plaats vond op grond van het toen geldende pensioenreglement; b. Voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor wie het deelnemerschap werd voortgezet, blijft de voortzetting van het deelnemerschap gebaseerd op de tabel uit het pensioenreglement zoals dat vóór 1 januari 2007 van toepassing was.
Artikel 28
Inwerkingtreding
De volgende per 31 december 2006 geldende pensioenreglementen zijn gewijzigd per 1 januari 2007 en zijn per 1 januari 2007 vervat in het onderhavige pensioenreglement:. 1. Pensioenreglement BPF 2000; 2. Pensioenreglement BPF 2001; 3. Pensioenreglement Franchise 2000; 4. Pensioenreglement Franchise 2001; 5. en de pensioenreglementen die aan de onder 1. tot en met 4. genoemde pensioenreglementen vooraf gaan.
Pagina 23 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Artikel 29
Fiscale toetsing
Deze pensioenregeling is gelijk aan de pensioenregeling, met kenmerk Stichting Pensioenfonds ECI, nummer “07-058 [datum waarop modelpensioenregeling definitief is goedgekeurd]”, die door de Kennisgroep Pensioenen Loonbelasting van de belastingdienst is beoordeeld. Vianen, 9 oktober 2008 Stichting Pensioenfonds ECI
Pagina 24 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Bijlage 1
Uitruilfactoren partnerpensioen in extra ouderdomspensioen
Bij de uitruil van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum, als bedoeld in artikel 7 worden de volgende uitruilfactoren in acht genomen: Pensioneringsdatum 65 64 63 62 61 60
Partnerpensioen in € wordt verminderd met: 100 100 100 100 100 100
Levenslang ouderdomspensioen in € wordt dan verhoogd met: 24,30 23,30 22,40 21,50 20,60 19,70
Pagina 25 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Bijlage 2
Uitruilfactoren ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
Bij de uitruil van levenslang ouderdomspensioen in extra partnerpensioen bij beëindiging van het deelnemerschap of op de pensioneringsdatum, als bedoeld in artikel 8 worden de volgende uitruilfactoren in acht genomen: Leeftijd
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Verhoging van het partnerpensioen in € bij vermindering van het levenslang ouderdomspensioen met € 100 306,60 305,10 303,90 302,90 302,00 301,30 300,50 299,70 298,70 297,60 296,40 295,10 293,80 292,30 290,80 289,20 287,60 286,10 284,70 283,40 282,30 281,40 280,90
Leeftijd
43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
Verhoging van het partnerpensioen in € bij vermindering van het levenslang ouderdomspensioen met € 100 280,60 280,70 281,10 282,10 283,50 285,40 287,80 290,80 294,30 298,20 302,70 307,70 313,20 319,30 325,90 333,20 341,10 350,20 360,50 371,80 384,00 397,30 411,70
Pagina 26 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Bijlage 3
Vervroegingsfactoren en factoren voor variatie in hoogte van het levenslang 0uderdomspensioen
Bij vervroeging van het levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10 worden de volgende vervroegingsfactoren in acht genomen: Leeftijd op vervroegde ingangsdatum:
65 64 63 62 61 60
Levenslang ouderdomspensioen op de vervroegde ingangsdatum als % van het levenslang ouderdomspensioen dat op 65 jaar ingaat: 100% 92,7% 85,9% 79,7% 74,1% 69,0%
Bij de variatie in hoogte van het levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10 worden de volgende factoren in acht genomen:
Leeftijd 60 61 62 63 64 65
Factor voor periode hoog (t.o.v. gelijkblijvend LOP) Jaren hoog 1 2 3 4 5 6 1,305 1,278 1,253 1,230 1,109 1,189 1,304 1,276 1,251 1,228 1,206 1,186 1,303 1,275 1,249 1,225 1,203 1,183 1,302 1,273 1,247 1,222 1,200 1,179 1,301 1,272 1,245 1,220 1,197 1,176 1,300 1,270 1,242 1,217 1,193 1,172
Leeftijd 60 61 62 63 64 65
Factor voor periode laag (t.o.v. gelijkblijvend LOP) Jaren laag 1 2 3 4 5 6 0,978 0,958 0,940 0,922 0,906 0,892 0,978 0,957 0,938 0,921 0,904 0,890 0,977 0,956 0,937 0,919 0,902 0,887 0,977 0,955 0,935 0,917 0,900 0,885 0,976 0,954 0,933 0,915 0,898 0,882 0,975 0,953 0,932 0,912 0,895 0,879
7 1,171 1,168 1,164 1,161 1,157 1,153
7 0,878 0,876 0,873 0,871 0,868 0,865
8 1,154 1,151 1,147 1,144 1,140 1,135
8 0,866 0,863 0,861 0,858 0,855 0,851
9 1,139 1,136 1,132 1,128 1,124 1,119
9 0,854 0,852 0,849 0,846 0,843 0,840
10 1,125 1,122 1,118 1,114 1,109 1,105
10 0,844 0,841 0,838 0,835 0,832 0,829
Pagina 27 van 28
Pensioenreglement 2007 Stichting Pensioenfonds ECI
Bijlage 4
Afkoopfactoren
Bij afkoop van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 17 worden de volgende afkoopfactoren in acht genomen: Leeftijd op datum einde deelnemerschap
Afkoopfactor OP
Afkoopfactor PP
Leeftijd op datum einde deelnemerschap
Afkoopfactor OP
Afkoopfactor PP
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
2,926 3,017 3,111 3,207 3,305 3,405 3,507 3,611 3,717 3,825 3,934 4,045 4,159 4,274 4,391 4,510 4,632 4,758 4,888 5,022 5,161 5,305 5,456
0,954 0,989 1,024 1,059 1,094 1,130 1,167 1,205 1,244 1,285 1,327 1,371 1,416 1,462 1,510 1,560 1,611 1,663 1,717 1,772 1,828 1,885 1,943
43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
5,615 5,781 5,955 6,140 6,338 6,550 6,776 7,018 7,277 7,556 7,854 8,173 8,514 8,879 9,267 9,681 10,121 10,588 11,084 11,607 12,158 12,734 13,329
2,001 2,059 2,118 2,177 2,236 2,295 2,354 2,413 2,473 2,533 2,595 2,657 2,719 2,781 2,843 2,905 2,967 3,024 3,074 3,122 3,166 3,205 3,238
Pagina 28 van 28