STICHTING PENSIOENFONDS ECI
JAARRAPPORT 2008
INHOUD A.
Voorwoord
2
B.
Kerncijfers
5
C.
Karakteristieken van het pensioenfonds
9
D.
Verantwoordinsorgaan
14
E.
Bestuursverslag
16
−
HOOFDLIJNEN
17
−
EXTERNE ONTWIKKELINGEN
17
−
GOED PENSIOENFONDSBESTUUR (PENSION FUND GOVERANCE)
20
−
PENSIOENPARAGRAAF
23
−
BELEGGINGENPARAGRAAF
28
−
RESULTAAT BOEKJAAR
35
−
RISICOPARAGRAAF
36
−
TOEKOMSTPARAGRAAF
37
F.
Jaarrekening
38
−
BALANS PER 31 DECEMBER 2008
39
−
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2008
40
−
KASSTROOMOVERZICHT
41
−
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING
42
−
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2008
47
−
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
60
G.
Overige gegevens
66
−
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM
67
−
UITVOERINGSOVEREENKOMST
67
−
RESULTAATVERDELING
67
−
ACTUARIËLE VERKLARING
69
−
ACCOUNTANTSVERKLARING
71
H.
Bijlagen
−
VERLOOPSTAAT DEELNEMERS EN PENSIOENTREKKENDEN
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
73 74
1
A. Voorwoord
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2
Voor u ligt het jaarverslag 2008 van Stichting Pensioenfonds ECI. Het afgelopen jaar is met recht een bewogen jaar te noemen. De kredietcrisis is in 2008 in volle hevigheid losgebarsten. De financiële positie van het fonds is daardoor behoorlijk onder druk komen te staan. De oorzaak van de crisis is de combinatie van dalende aandelenkoersen, lage waarderingen voor bedrijfsobligaties en de dalende marktrente. Ons pensioenfonds heeft op twee manieren last (gehad) van de ontwikkelingen. Omdat de waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald aan de hand van de marktrente, zorgt de dalende marktrente voor een stijging van de pensioenverplichtingen. Verder is het vermogen door de koersdalingen op de beurzen sterk in waarde gedaald. Eind 2007 was de dekkingsgraad bij het pensioenfonds nog 127,5%. Maar per 31 december 2008 bedroeg de dekkingsgraad 89,9%. Daarmee heeft het fonds een zogenaamd dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft voor 1 april 2009 voorstellen tot verbetering van de dekkingsgraad, in de vorm van een herstelplan voor de korte- en langetermijn, ingediend. Kort gezegd blijkt uit het herstelplan dat het herstel van het fonds voornamelijk tot stand komt door de geruime marge in de premie, het niet verlenen van toeslagen en het genereren van overrendement in de komende jaren.. Binnen het afgegeven plan wordt voldaan aan de eis om binnen de gestelde termijnen te herstellen. Het fonds biedt dus voldoende herstelkracht. Gezien de pensioenregeling is het goed om te zien dat de premie ruim bijdraagt aan het herstel van het fonds. De pensioenregeling is namelijk een collectieve beschikbare premieregeling waarbij een van de kenmerken is dat de werkgever een vaste premie betaald en dus niet meer aangesproken kan worden voor het aanvullen van een reserve- en/of dekkingstekort. Het risico voor een reserve- en/of dekkingstekort ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. Verleende toeslagen In 2008 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden per 1 januari 2008 met 0,80% zijn verhoogd. Het bestuur verwacht dat vanwege de financiële crisis en de financiële positie van het pensioenfonds de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkeringen in de nabije toekomst niet worden verhoogd. Andere ontwikkelingen op pensioengebied in 2008 In 2008 speelde er meer dan alleen de kredietcrisis. Nieuwe wetgeving werd van kracht of kreeg invulling. Zo werden met de Veegwet de puntjes op de i gezet van de Pensioenwet. Verder werden op 1 januari 2008 onder andere de artikelen in de Pensioenwet over communicatie voor pensioenfondsen van kracht. Ook zijn de meeste fondsdocumenten, zoals de abtn (actuariële en bedrijfstechnische nota) en het pensioenreglement aangepast aan de definities van de Pensioenwet. Uitbreiding toezicht Het toezicht op het functioneren van het bestuur is sterk uitgebreid. Zo is vanaf 1 januari 2008 het verantwoordingsorgaan gestart. Dit bestaat uit vertegenwoordigers van werkgever, deelnemers en de pensioengerechtigden. Het bestuur neemt in dit jaarverslag voor de eerste keer een paragraaf op inzake het verantwoordingsorgaan. Het intern toezicht wordt ingevuld via een externe visitatiecommissie. De visitatiecommissie wordt in 2009 voor het eerst aangesteld. Deze visitatiecommissie beoordeelt minimaal eens in de drie jaar het functioneren van het fonds(bestuur). Verder heeft het bestuur de gedragscode voor de bestuursleden geactualiseerd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
3
Communicatie Niet alle onderdelen van de Pensioenwet zijn per 1 januari 2007 van kracht geworden. Voor een aantal onderwerpen gold een overgangsperiode van een jaar. Dat gold onder meer voor de wettelijk vereiste regels voor de communicatie van pensioenfondsen. Ons pensioenfonds voldoet nu aan deze wettelijke criteria. Het bestuur vindt het belangrijk dat alle doelgroepen zich bewust zijn van het belang van pensioen, de individuele mogelijkheden en de verantwoordelijkheid die ze daar zelf in hebben. Belangrijk is dat de informatie begrijpelijk is voor alle deelnemers en dat duidelijk is waar deze te vinden is. Daarnaast zal het bestuur zich in 2009 gaan richten op het opstellen van een communicatieplan. Toeslagenlabel Tot slot moeten pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars) voortaan duidelijk aangeven of zij verwachten dat er de komende jaren genoeg geld is om een toeslag te verlenen. Dit moeten zij doen via een toeslagenlabel en een voorwaardelijkheidsverklaring. Vanaf 1 januari 2010 is het toeslagenlabel verplicht in de communicatie van alle pensioenfondsen. Focus 2009 In 2009 richt het bestuur zich vooral op de uitvoering van de maatregelen die het bestuur in het kader van het herstelplan wil implementeren. Verder is er onder andere aandacht voor het nieuwe deskundigheidsplan van bestuurders, de evaluatie van het bestuur en de inrichting van de visitatiecommissie.
A.T. van Putten, Voorzitter Stichting Pensioenfonds ECI
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
4
B. Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
5
Deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden 31-12-2008 31-12-2007 Aantal
% Aantal
31-12-2006
% Aantal
31-12-2005
% Aantal
31-12-2004
% Aantal
%
Deelnemers Actief Gewezen Pensioentrekkend
593 1.788 181
23,1 69,8 7,1
688 2.706 163
19,3 76,1 4,6
733 2.497 150
21,7 73,9 4,4
782 2.431 148
23,3 72,3 4,4
928 2.293 138
27,6 68,3 4,1
Totaal
2.562
100,0
3.557
100,0
3.380
100,0
3.361
100,0
3.359
100,0
Premiebijdragen, pensioenuitkeringen, saldo waardeoverdrachten en uitvoeringskosten 2008 2007 2006 2005 (Bedragen x € 1.000)
2004
Premiebijdragen -van werkgevers en werknemers -voor risico deelnemers
3.441 2
3.614 4
2.421 18
2.384 16
3.166 36
3.443
3.618
2.439
2.400
3.202
Pensioenuitkeringen
1.611
789
712
659
674
Saldo waardeoverdrachten -voor risico pensioenfonds -voor risico deelnemers
74 - 229
- 11 -6
- 203 -
- 144 -
- 36 -
- 155
- 17
- 203
- 144
- 36
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1000)
31-12-2008
31-12-2007 %
31-12-2006 %
31-12-2005 %
31-12-2004 %
%
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten*
13.962 32.603
27,7 64,7
18.401 29.335
34,7 55,4
15.615 24.879
30,4 48,5
14.599 23.014
30,0 47,3
18.453 23.623
43,6 55,9
- 100
- 0,2
5
-
- 57
- 0,1
- 0,2
200
0,5
Overige beleggingen**
3.896
7,8
5.234
9,9
10.854
21,2
- 123 11.143
22,9
-
-
50.361
100,0
52.975
100,0
51.291
100,0
48.633
100,0
42.276
100,0
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers***
-
262
265
228
179
50.361
53.237
51.556
48.861
42.455
*
In de jaarrekening worden negatieve derivatenpositie opgenomen onder de kortlopende schulden.
**
De overige beleggingen betreffen hedge funds. Deze waren in het verleden opgenomen onder aandelen. Met terugwerkende kracht zijn de hedge funds gescheiden weergegeven.
*** In 2008 is het pensioenspaarkapitaal omgezet in een extra aanspraak op ouderdoms- en partner pensioen bij het fonds.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
6
Technische voorzieningen, Reserves, belegd vermogen en dekkingsgraad 31-12-2008 31-12-2007 31-12-2006 (Bedragen x € 1.000) Ultimo Technische voorzieningen * -voor rekening van pensioenfonds -voor rekening van deelnemers
31-12-2005
31-12-2004
55.774 55.774
42.244 262 42.506
43.231 265 43.496
42.727 228 42.955
38.610 179 38.789
- 5.618
11.621
8.994
6.781
5.617
50.461 50.461
52.975 262 53.237
51.291 265 51.556
48.633 228 48.861
42.276 179 42.455
Liquide middelen Herverzekering Saldo overige activa en passiva
555 375 - 1.235
511 428 - 49
294 456 184
382 564 374
699 619 1.377
Totaal belegd vermogen
50.156
54.127
52.490
50.181
45.150
Dekkingsgraad APP Dekkingsgraad FTK**
89,9%
127,5%
123,2% 120,8%
118,3%* -
114,5% -
Gehanteerde gemiddelde rente
3,55%
4,85%
Reserves Beleggingen -voor risico van pensioenfonds -voor risico van deelnemers
* De technische voorzieningen zijn tot en met 2006 berekend tegen een vaste rekenrente van maximaal 4% zonder rekening te houden met een lange termijn sterfteontwikkeling en een opslag voor toekomstige kosten. ** bij de berekening van de dekkingsgraad tot en met 2007 is de voorziening voor risico deelnemers niet meegenomen.
Beleggingsopbrengsten en kosten vermogensbeheer (Bedragen x € 1.000)
2008
2007
2006
2005
2004
Directe opbrengsten
1.389
1.166
925
869
1.890
- 6.173
-1.225
830
3.371
1.409
- 291
- 453
- 286
- 307
- 40
- 5.075
-512
1.469
3.933
3.259
Indirecte opbrengsten Kosten Totaal
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
7
Beleggingsrendement (In procenten) Rendement
2008
2007
2006
2005
2004
- 9,35
- 0,49
3,00
8,99
8,33
Het beleggingsrendement is berekend volgens de VBA-Performance Presentatie Standaarden waarbij waardering van de portefeuille op maandbasis plaatsvindt en de periode-rendementen meetkundig (dat wil zeggen met elkaar doorvermenigvuldigd) berekend worden. De beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn niet in deze berekening opgenomen. Pensioengegevens (In procenten)
2008
2007
2006
2005
2004
Maximum pensioensalaris -BPF regeling (max.WAO) -Nieuwe franchiseregeling
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
43.848 43.200
43.770 43.200
43.770 43.200
12.208
11.872
14.778
14.453
14.453
0,8% 0,8%
1,4% 1,4%
1,5% 1,5%
1,5% 1,5%
1,5% 1,5%
Franchise Toeslag 1 januari boekjaar -actieve deelnemers* -inactieve deelnemers
*Tot en met 2006 geldt alleen voor actieven die hebben deelgenomen aan de BPF regeling.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8
C. Karakteristieken van het pensioenfonds
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
9
Profiel Juridische structuur en inschrijving Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen is opgericht op 7 juni 1978. De laatste statutenwijziging was op 25 juni 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41177905. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie OPF. Zoals uit de tenaamstelling van het pensioenfonds blijkt kent het pensioenfonds de rechtsvorm van de stichting. Statutaire doelstelling Het pensioenfonds stelt zich ten doel het uitkeren of het doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Hiertoe wordt voor 2.562 deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers circa € 50 miljoen aan vermogen aangehouden. Organisatie van het pensioenfonds Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk- beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van onderstaand schema.
Verantwoordings-
Visitatie-
orgaan
commissie
Bestuur Beleggingscommissie
Accountant /
Overige
Actuaris
adviseurs
Uitvoeringsorganisatie (administrateur, herverzekeraar, vermogensbeheerders)
Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het pensioenfonds en het uitvoeren van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling, waaronder het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement en beheert de afspraken met de externe dienstverleners. Andere bevoegdheden van het bestuur zijn onder andere:
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
10
• Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen. • Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever) • Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten. Het bestuur heeft bevoegdheden krachtens de statuten en pensioenreglement alsmede de hiermee verbonden uitvoeringsbesluiten, de uitvoeringsovereenkomst tot het verrichten van betalingen en het aangaan van contractuele verplichtingen met derden. Dagelijks bestuur Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds en bepaalt het dagelijks beleid. Samenstelling van het bestuur Aan het eind van het verslagjaar was de samenstelling van het bestuur als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordiging
Lid sinds
De heer A.T. (Guus) Van Putten De heer R.A. (René) van Drunen
Voorzitter Secretaris
01-07-2002 01-01-2006
De heer W.L. (Wim) van der Kooy
Lid
03-05-2008
03-05-2011
De heer M. (Michel) Muller
Lid
03-05-2008
03-05-2011
Mevrouw I.M. (Inge) Fluijter
Lid
Werkgever (Gewezen) deelnemers (Gewezen) deelnemers (Gewezen) deelnemers Pensioengerechtigden
Einde zittingsduur Onbepaald 01-01-2009
01-07-2002
01-07-2009
Bestuursadviseur De heer T.J. (Co) van Wel De bestuursleden namens de werkgever worden benoemd en ontslagen door de werkgever en hebben zitting voor onbepaalde tijd. De bestuursleden namens de deelnemers en gepensioneerden worden gekozen door de deelnemers uit de groep van deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De leden worden benoemd voor een periode van 3 jaren en zijn herkiesbaar. De bestuursleden genieten geen bezoldiging. De heer Erciyaz is aan het einde van het verslagjaar als bestuurslid afgetreden. Begin 2009 heeft de nieuwe directeur van ECI, de heer T. Cieraad aangegeven, dat hij de vrijgevallen plaats zal overnemen. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over beleid, uitvoering beleid en naleving van Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 personen. Zij hebben een zittingstermijn van drie jaar. Bij de selectie is uitgegaan van voldoende voor kwaliteit en diepgang op gebied van kennis en kunde. Er is een evenredige bezetting namens werkgever (1/3), werknemers (1/3) en pensioengerechtigden (1/3). Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het gevoerde beleid, de beleidskeuzes voor de toekomst en de mate van naleving van de principes door het bestuur aan de hand van de door het bestuur verstrekte informatie.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
11
Samenstelling van het verantwoordingsorgaan Vacature pensioengerechtigden vertegenwoordiger De heer R. (Nald) Rietbergen werknemersvertegenwoordiger Vacature werkgever vertegenwoordiger De overlegfrequentie met het bestuur is minimaal 1 x per jaar. Jaarlijks wordt in het jaarverslag separaat verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid. Intern toezicht Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht rapporteert aan het bestuur en bespreekt de rapportage en de eventuele daarop voorgenomen bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. De bevindingen worden in het jaarverslag vermeld. Het intern toezicht wordt ingevuld door middel van een externe visitatiecommissie. De visitatiecommissie wordt in 2009 voor het eerst aangesteld. Deze visitatiecommissie beoordeelt eens in de drie jaar of zoveel vaker als het bestuur dit nodig acht het functioneren van het fonds(bestuur). De commissie zal bestaan uit drie, door het bestuur aan te wijzen, onafhankelijke personen, die voldoen aan de deskundigheidseisen die De Nederlandsche Bank stelt aan beleidsbepalers van pensioenfondsen. Beleggingscommissie De beleggingscommissie voert het overleg met de externe vermogensbeheerder en adviseert het bestuur over te nemen besluiten met betrekking tot het vermogensbeheer. Deze commissie bestaat uit één bestuurslid, de bestuursadviseur, een externe adviseur en de vermogensbeheerder. Uitvoeringsorganisatie Naast de bovenstaande interne organen kent het fonds ook meerdere uitvoeringsorganisaties. In het navolgende een beschrijving van de partijen die door het fonds worden ingeschakeld. Administrateur De uitvoeringsorganisatie is Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg. De werkzaamheden betreffen ondermeer pensioenadministratie, excasso, financiële verslaglegging en bestuursondersteuning. Herverzekeraar Het pensioenfonds herverzekert overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Vermogensbeheerder Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Het pensioenfonds wordt door Watson Wyatt B.V. bijgestaan op het gebied van risicobeheersing op lange termijn en de uitvoering van ALM (Asset Liability Management) studies. Accountant, actuaris en overige adviseurs Het pensioenfonds wordt bijgestaan door de volgende externe deskundigen:
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
12
Certificerend actuaris De certificerend actuaris rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het pensioenfonds en geeft een actuariële verklaring af. Watson Wyatt B.V. te Apeldoorn verricht deze werkzaamheden voor het pensioenfonds. Adviserend actuaris Het pensioenfonds heeft Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg als actuarieel adviseur ingeschakeld. Accountant De externe accountant controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB) en doet verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een verslag aan het bestuur, waarin opgenomen zijn opmerkingen en aanbevelingen omtrent de administratieve organisatie en interne controle van het fonds. Het pensioenfonds heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Rotterdam voor deze dienst ingeschakeld.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
13
D. Verantwoordingsorgaan
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
14
Het verantwoordingsorgaan (VO) van het fonds is per 1 januari 2008 ingesteld. Er is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten van Pensioen Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld.. De fysieke invulling van het VO heeft op zich laten wachten. In 2008 was enkel de geleding namens de deelnemers ingevuld. Voor de overige twee geledingen (werkgever en gepensioneerden) zijn er nog vacatures. De vacature namens werkgevers wordt na de overname van ECI (door Clearwood in december 2008) naar verwachting nu snel ingevuld. Voor de vacature namens gepensioneerden wordt een benoeming (na verkiezingen in april) gedaan in mei 2009. In 2008 zijn diverse bilaterale overleggen geweest tussen voorzitter en het lid namens de deelnemers. Tijdens deze overleggen zijn de actuele zaken besproken m.b.t. beleid, financiële zaken, beleggingen en toekomstige ontwikkelingen. Het bestuur ziet de afgelopen periode als een leerfase voor beide organen (bestuur en VO). Na de volledige invulling van de personele bezetting van het VO zal 2009 worden benut om de kennis op niveau te brengen en zal tevens een aanvang worden gemaakt met het toezicht van het VO conform het vastgestelde reglement.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
15
E. Bestuursverslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
16
Hoofdlijnen Vergaderingen In het verslagjaar is het bestuur vijfmaal in vergadering bijeen geweest. In deze vergaderingen waren de belangrijkste aandachtspunten: • De jaarstukken 2007; • De gevolgen van de kredietcrisis, waaronder het opstellen van het herstelplan. • Invoering Pension Fund Governance (Goed Pensioenfonds Bestuur), zoals onder andere het instellen van het verantwoordingsorgaan; • Aanpassing van de statuten; • Het toeslagenlabel en de tekst voor de voorwaardelijkheidsverklaring; • De communicatie en informatieverstrekking aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden; • Aanpassing van andere fondsdocumenten aan de bepalingen van de PW; • De bestuurssamenstelling; In de laatste bestuursvergadering van 2008 is ook de overname van ECI door Clearwood aan de orde geweest. Het bestuur heeft na deze overname geregeld contact met de nieuwe directie over het pensioenfonds. De overname heeft in het eerste kwartaal van 2009 geleid tot een wijziging van het bestuur door de toetreding van de nieuwe directeur. De beleggingscommissie kwam in het verslagjaar zesmaal in vergadering bijeen en wel op 13 februari, 3 april, 9 juli, 17 september, 22 oktober en 11 december 2008. In deze vergaderingen stonden de onderwerpen performance, rebalancing en de toekomstige verwachtingen centraal. Externe ontwikkelingen Financiële crisis In de tweede helft van 2008 zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen flink onder druk komen te staan door de effecten van de wereldwijde kredietcrisis. Waarschijnlijk herinneren we ons 2008 over een aantal jaar daarom als een periode met zwaar weer. Door de kredietcrisis zijn de aandelenbeurzen fors gedaald. Ook ons fonds is hiervoor niet immuun. Het pensioenfonds moet een deel van het vermogen beleggen op de beurs, omdat het anders op langere termijn onvoldoende rendement behaalt. De dekkingsgraad van het pensioenfonds is door de dalende beurzen ook gedaald. De dekkingsgraad is kort gezegd de verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en de verplichtingen van het fonds op lange termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het pensioenfonds in kas heeft tegenover elke euro die (straks) uitgekeerd moet worden. In de Pensioenwet staat wat een pensioenfonds moet doen als de dekkingsgraad onvoldoende is. In geval van dekkingstekort of reservetekort meldt het fonds dit ‘onverwijld’ bij de Nederlandsche Bank (DNB). Het pensioenfonds heeft een dekkingstekort als de dekkingsgraad minder dan 105% is en een tekort aan reserves als de dekkingsgraad lager dan 117,9% is. Doordat de meeste pensioenfondsen zich in een situatie van een dekkingstekort bevinden, vindt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat er door de kredietcrisis een bijzondere situatie voor pensioenfondsen is ontstaan. Toezichthouder DNB riep pensioenfondsen op 8 oktober 2008 op om geen overhaaste beslissingen te nemen. Op 10 november 2008 voerden DNB en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg over de gevolgen van de kredietcrisis met vertegenwoordigers van de pensioensector. Op basis van dit overleg besloot DNB pensioenfondsen uitstel te verlenen ten aanzien van het indienen van herstelplannen tot 1 april 2009. Dit uitstel geldt voor zowel korte- als lange termijnherstelplannen. In een herstelplan zet het pensioenfonds de
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
17
maatregelen die het treft om ervoor te zorgen dat het vermogen van het pensioenfonds weer op peil komt op een rij. Het gaat dan bijvoorbeeld om de samenstelling van de beleggingsportefeuille, het al dan niet toekennen van toeslagen op opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane uitkeringen. Ook de hoogte van de premie voor het komende jaar kan worden aangepast. DNB verwacht ook dat ze op de hoogte gehouden wordt van relevante ontwikkelingen in de dekkingsgraad. Dit gebeurt door middel van een maandelijkse rapportage van de dekkingsgraad. Wat betekent de kredietcrisis nu voor ons pensioenfonds? Ons pensioenfonds heeft op twee manieren last (gehad) van de ontwikkelingen. Omdat de waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald aan de hand van de marktrente (en niet meer zoals voorheen aan de hand van een vaste rekenrente), zorgt de dalende marktrente voor een stijging van de pensioenverplichtingen. Op de tweede plaats is het vermogen door de koersdalingen op de beurzen sterk in waarde gedaald. Eind 2007 was de dekkingsgraad bij het pensioenfonds nog 127,5%. Door de aanhoudende kredietcrisis en de daarmee gepaard gaande dalende beurskoersen van de laatste maanden in 2008 is de dekkingsgraad per 31 december gedaald tot onder de 105%. De uiteindelijke dekkingsgraad bedroeg per die datum 89,9%. Daarmee heeft het fonds een zogenaamd dekkingstekort. Deze daling van de dekkingsgraad tot onder de 100% heeft er ook toe geleid dat zowel inkomende als uitgaande waardeoverdrachten zijn stop gezet. Wettelijk is bepaald dat een pensioenfonds bij een dekkingsgraad kleiner dan 100% niet meer mee mag werken aan waardeoverdracht. Het bestuur heeft daarom besloten, mede op oplegging van de toezichthouder DNB, geen medewerking meer te verlenen aan zowel inkomende als uitgaande waardeoverdrachten. De plicht om aan een waardeoverdracht mee te werken herleeft als de dekkingsgraad weer meer dan 100% is. Herstelplan Zoals eerder aangegeven is moest het pensioenfonds dus voor 1 april 2009 voorstellen tot verbetering van de dekkingsgraad, in de vorm van een herstelplan voor de korte- en langetermijn, indienen. In februari 2009 verlengde minister Donner de periode waarbinnen pensioenfondsen hun dekkingsgraad weer boven de minimumnorm van 105% moeten hebben van 3 naar 5 jaar. De periode waarbinnen de dekkingsgraad weer op het vereiste niveau moet zijn blijft gehandhaafd op 15 jaar. DNB verwacht een geïntegreerd plan. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Eind maart het bestuur het herstelpan ingediend bij DNB. Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om binnen 5 jaar het minimaal vereist vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door de externe adviseur. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Hierbij rekening houdend met het feit dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten zijn: • tot 2013 is er naar verwachting geen ruimte voor het verlenen van een toeslag. In latere jaren is sprake van beperkte toeslagverlening; • de premie blijft ongewijzigd. Het huidige premieniveau draagt ruim bij aan het herstel. • het beleggingsbeleid wordt niet aangepast; • de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen blijven naar verwachting ongewijzigd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
18
Herstelkracht Uit het herstelplan blijkt dat het fonds naar verwachting eind 2012 hersteld zal zijn uit de situatie van dekkingstekort. De verwachte feitelijke dekkingsgraad wordt dan geschat op circa 107%. Ultimo 2017 wordt verwacht dat het fonds geen reservetekort meer heeft. Het herstel van het fonds komt voornamelijk tot stand door het niet verlenen van toeslagen en het genereren van overrendement in de komende jaren. Daarnaast blijkt uit het herstelplan dat ook de premie ruim bijdraagt aan het herstel van het fonds. Gezien de pensioenregeling is dit een belangrijke constatering omdat de pensioenregeling zich kenmerkt als een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat de werkgever een vaste premie betaald en dus niet meer aangesproken kan worden voor het aanvullen van een reserve- en/of dekkingstekort. Het risico voor een reserve- en/of dekkingstekort ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. Het bestuur zal de voortgang van het herstelplan jaarlijks evalueren. Het eerstvolgende toetsmoment is 31 december 2009. Andere ontwikkelingen op pensioengebied in 2008 In 2008 speelde er meer dan alleen de kredietcrisis. Nieuwe wetgeving werd van kracht of kreeg invulling. Zo werden met de Veegwet de puntjes op de i gezet van de Pensioenwet. Verder werden op 1 januari 2008 onder andere de artikelen over communicatie in de Pensioenwet voor pensioenfondsen van kracht. Ook werd er in 2008 opnieuw flink gediscussieerd over de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. In dit hoofdstuk komt een aantal wettelijke ontwikkelingen aan de orde. Nieuwe regels over communicatie per 1 januari 2008 van kracht Niet alle onderdelen van de Pensioenwet zijn per 1 januari 2007 van kracht geworden. Voor een aantal onderwerpen gold een overgangsperiode van een jaar. Een onderdeel waar een jaar uitstel voor gold, waren de regels voor de communicatie van pensioenfondsen. Zo moeten nieuwe deelnemers vanaf 1 januari 2008 binnen drie maanden een startbrief ontvangen en ontvangen gewezen deelnemers elke vijf jaar informatie over hun pensioenaanspraken. Alle communicatiemiddelen die wettelijk vereist zijn, moeten bovendien aan vereisten voor de inhoud voldoen. Ons pensioenfonds voldoet aan deze wettelijke criteria. Toeslagenlabel en voorwaardelijkheidsverklaring Het pensioenfonds beslist jaarlijks of de pensioenen kunnen stijgen. Een dergelijke stijging heet toeslag of indexatie. Er kan slechts een toeslagverlening plaatsvinden als het pensioenfonds daarvoor voldoende geld in kas heeft. Pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars) moeten duidelijk maken of er naar verwachting de komende jaren genoeg geld is. In de pensioenwet staat dat dit moet gebeuren met een toeslagenlabel (plaatje) en een daarbij horende tekst, de voorwaardelijkheidsverklaring. In het toeslagenlabel wordt de verwachte toeslag afgezet tegen een gemiddelde prijsstijging van 2%. Deze verwachting staat in het label voor een gewoon en voor een slecht scenario. Het was de bedoeling dat pensioenfondsen vanaf 1 januari 2008 een toeslagenlabel hanteerden als ze informatie gaven over het toeslagbeleid. De deadline van 1 januari 2008 staat in de Pensioenwet. Halverwege 2007 bleek echter dat het toeslagenlabel niet op tijd klaar zou zijn. Minister Donner van SZW heeft het label pas eind augustus 2008 definitief vastgesteld. Vanaf 1 januari 2009 is het toeslagenlabel verplicht in de communicatie van alle pensioenfondsen. Om die reden heeft Minister Donner ook nieuwe teksten voor de voorwaardelijkheidsverklaring verplicht gesteld. Deze nieuwe voorwaardelijkheidsverklaring moet ook per 1 januari 2009 gebruikt worden. Ook de invoering van het toeslagenlabel ondervindt de effecten van de crisis op de beurzen. De AFM, die toezicht houdt op het gebruik van de toeslagenlabels, vindt dat een heldere communicatie met de deelnemers over de gevolgen van de crisis en de eventuele herstelplannen voor toeslagverlening, premies, behoud van rechten en waardeoverdracht hoge prioriteit heeft. Daarom is
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
19
besloten om in 2009 af te zien van controle op het toeslagenlabel, die eerder al was uitgesteld tot 1 april 2009. Voorwaarde is wel dat pensioenfondsen hun belanghebbenden informeren. De AFM, DNB, het ministerie van SZW en de pensioenkoepels hebben daarom een modelbrief opgesteld die alle pensioenuitvoerders kunnen gebruiken om hun deelnemers op begrijpelijke wijze te informeren. Het bestuur van het fonds zal deze modelbrief naar verwachting in het tweede kwartaal van 2009 versturen naar alle deelnemers. Veegwet Pensioenwet Er stonden diverse kleine fouten in de Pensioenwet en soms waren zaken per ongeluk weggelaten. Het ministerie van SZW heeft dit gerepareerd met een veegwet. In deze veegwet staan ook beleidswijzigingen. De Tweede Kamer heeft de veegwet in 2007 behandeld. Op 8 juli 2008 nam de Eerste Kamer de Veegwet zonder beraadslaging aan. De wijzigingen uit de Veegwet zijn verwerkt in het pensioenreglement van het fonds. Veegwet maakt kader afkoop kleine pensioenen bekend In de Pensioenwet staat dat kleine pensioenen kunnen worden afgekocht. Dit zijn voor 2008 pensioenen die lager zijn dan € 406,44 per jaar. Volgens de Pensioenwet mag het pensioenfonds kleine pensioenen van gewezen deelnemers eenzijdig afkopen twee jaar nadat de deelname is beëindigd. Voor oude kleine pensioenen die opgebouwd zijn voor 2007, geldt dat afkoop mag, tenzij de gewezen deelnemer bezwaar maakt. Als de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt, kan het pensioenfonds de aanspraken administratief afkopen. Het bestuur heeft in het vorige verslagjaar al besloten deze mogelijkheid tot afkoop van kleine pensioenen te gaan toepassen. Daarom zijn eind 2008/begin 2009 1166 kleine pensioenen afgekocht. Deze afname in het aantal gewezen deelnemers geeft het fonds een verlichting in de administratie. Pensioenregister van start Het ministerie van SZW heeft bepaald dat er een landelijk pensioenregister moet komen. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. De stichting gaat de ontwikkeling van het Pensioenregister begeleiden. De kosten daarvoor moeten gedragen worden door de pensioensector zelf. SZW werkt aan een wetsvoorstel waarbij de verplichting om mee te werken en mee te betalen aan het Pensioenregister buiten kijf komt te staan. Eind 2008 is een communicatieplan voor het Pensioenregister opgesteld. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 in werking treedt. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet ontsluiten. Wie straks met behulp van zijn code (bijvoorbeeld zijn burgerservicenummer) inlogt, kan een overzicht opvragen van al zijn pensioenregelingen. Ook de AOW staat erin. Je weet zo dus wat je totaal aan oudedagsvoorziening krijgt. Het register laat bovendien zien waar het pensioen is opgebouwd en waar je terecht kunt voor meer informatie.
Goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance) Algemeen Het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI vindt het van groot belang om het fonds goed te besturen. Sinds 2005 komen er steeds meer richtlijnen en regels waaraan je kunt afmeten of het fonds dat volgens de huidige normen ook doet. De Stichting van de Arbeid (STAR) kwam in 2005 met de Principes goed pensioenfondsbestuur. Met de principes is beoogd het pensioenfondsbestuur te verbeteren. Het gaat om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Sinds 2007 zijn de principes goed pensioenfonds bestuur van de STAR
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
20
verankerd in de Pensioenwet. In 2008 is de wet- en regelgeving niet veranderd. Wat duidelijk is, is dat een pensioenfondsbestuur moet weten waarvoor het verantwoordelijk is. Het bestuur moet weten hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en hoe het interne toezicht is geregeld. Het bestuur moet bovendien weten hoe en aan wie het verantwoording aflegt. Praktische invoering principes gaat door in 2008 De STAR wilde dat de principes uiterlijk 1 januari 2008 door alle pensioenfondsen ingevoerd zouden zijn. De Pensioenwet eist een invoeringsdatum van 1 januari 2007. Daarbij was bepaald dat pensioenfondsen nog in 2007 extra tijd zouden krijgen om de principes in te voeren. In 2007 heeft het pensioenfonds dan ook hard gewerkt om alle principes door te voeren. De meeste beslissingen over hoe de principes moeten worden ingevuld, zijn dan ook in 2007 genomen. Het jaar 2008 stond ook in het teken van de evaluatie van de principes en van de medezeggenschap bij pensioenregelingen. Het bestuur moest ook een vragenlijst over de stand van zaken invullen. Het kabinet beslist in 2009 of de evaluatie aanleiding is om met nadere wijzigingen te komen. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht. Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing • Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s • Voorkomen van belangenverstrengeling • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s • Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. Zorgvuldig bestuur Het bestuur heeft helder voor ogen waarvoor zij verantwoordelijk is, op welke wijze verantwoordelijkheid wordt gedragen en aan wie verantwoording wordt afgelegd. Daarnaast zijn alle geledingen namelijk de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigd in het bestuur en worden besluiten ondersteund door input van externe deskundigen. Klachten- en geschillenprocedure Stichting Pensioenfonds ECI heeft een interne klachten- en geschillenprocedure opgesteld die voorziet in de behandeling van klachten van en geschillen met belanghebbenden. De ingestelde klachten- en geschillenprocedure voldoet aan de eisen die de Pensioenwet stelt. Er is tot op heden nog geen beroep gedaan op de procedure. Gedragscode /compliance Het bestuur heeft een gedragscode op haar handelen van toepassing verklaard. Alle leden en plaatsvervangende leden van het bestuur dienen een nalevingsverklaring te ondertekenen. In het verslagjaar heeft het fonds een nieuwe Gedragscode vastgesteld gebaseerd op de Modelcode 2008 van de pensioenkoepels. Het bestuur heeft daarbij de bestuursadviseur van het fonds aangewezen als compliance officer. Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het pensioenfonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
21
eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Bepaald is hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. Vanaf 1 januari 2008 is het verantwoordingsorgaan gestart. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit één vertegenwoordiging namens de werkgever, één namens de deelnemers en één namens de pensioengerechtigden. De vertegenwoordiger van deelnemers en pensioengerechtigden wordt gekozen door de deelnemers en pensioengerechtigden. Ook kunnen zij door het bestuur voorgedragen worden. De werkgeversvertegenwoordiger wordt benoemd door de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader ook het formele overleg te voeren tussen bestuur en verantwoordingsorgaan. Over dit verslagjaar is een korte paragraaf opgenomen over het verantwoordingsorgaan. Er wordt nog geen oordeel afgeven over het functioneren van het bestuur (zie hoofdsuk D). Voor het Intern Toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleidsen bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds beoordeeld. Deskundigheid De Pensioenkoepels (VB, Opf en UvB) hebben op 16 april 2007 een Plan van Aanpak gepresenteerd inzake de deskundigheidsbevordering van pensioenfondsen. Dit plan heeft als doel de deskundigheid bij pensioenfondsen te verbeteren. Het betreft deskundigheid van bestuursleden, maar ook van leden van deelnemersraden en verantwoordingsorganen. In het Plan van Aanpak zijn standaardnormen, de zogenaamde eindtermen, vastgesteld waaraan de deskundigheid getoetst kan worden. Zowel voor de individuele bestuurder als voor besturen als geheel. Voor leden van deelnemersraden en voor leden van verantwoordingsorganen zijn er aangepaste normen. Verder worden eisen gesteld aan pensioenopleidingen en cursussen. In navolging hierop zullen de bestuursleden zich begin 2009 onderwerpen aan een deskundigheidstoets. Na evaluatie van de resultaten zal het deskundigheidsplan aangepast en vernieuwd worden. Communicatie In het verslagjaar is veel aandacht besteed aan communicatie. Op basis van de beleidsregel toeslagenmatrix en in overeenstemming met de eisen van de Pensioenwet is voor de door het fonds uitgevoerde pensioenregelingen het beleid, de ambitie en de financiering van de toeslag vastgesteld. De toeslagverwachting is inmiddels in diverse berichten naar de deelnemers en pensioengerechtigden uitgesproken door middel van gebruik van de voorwaardelijkheidsverklaring. Door de uitbreiding van de informatieverplichtingen is er de behoefte om de communicatie rondom het pensioenfonds richting alle doelgroepen planmatig aan te pakken. Daarom is het bestuur van mening dat er een communicatieplan opgesteld moet gaan worden. In dit plan worden alle communicatieactiviteiten van het fonds geschetst. De uiteindelijk gewenste situatie is dat alle doelgroepen zich bewust zijn van het belang van pensioen, de individuele mogelijkheden en welke verantwoordelijkheid ze daar zelf in hebben. Belangrijk is dat de informatie begrijpelijk is voor alle deelnemers en dat duidelijk is waar deze te vinden is. Het bestuur zal zich in 2009 op dit communicatieplan gaan richten. Tevens is in overeenstemming met de door de koepels geïntroduceerde doelstelling om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken (uniform pensioenoverzicht, UPO) aan alle deelnemers een pensioenoverzicht op basis van de huidige pensioenregelingen uitgereikt. Ook de ontwikkeling van communicatiemiddelen zoals de startbrief zijn uitgebreid behandeld en konden daarna conform de Pensioenwet worden
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
22
geïmplementeerd. Naast deze communicatiemiddelen beschikt het fonds nog over een populaire versie van het pensioenreglement in brochurevorm en over een eigen website (www.ecipensioenfonds.nl) waar belangrijke informatie van te downloaden is. Het bestuur vertrouwt erop met dit alles een belangrijke stap voorwaarts in de pensioencommunicatie te hebben gezet. Medezeggenschap gepensioneerden In 2007 heeft het bestuur door middel van een enquête bij alle pensioengerechtigden geïnventariseerd hoe zij de medezeggenschap geregeld wilden zien. De pensioengerechtigden hebben zich uitgesproken voor rechtstreekse vertegenwoordiging in het bestuur. Het bestuur heeft besloten de meerderheid van de reacties te volgen en te kiezen voor vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur. Daarnaast hebben de pensioengerechtigden, evenals de werkgever en de werknemers, elk 1/3 deel van het aantal zetels in het verantwoordingsorgaan. Naleving wet- en regelgeving Voor zover bekend aan het bestuur zijn in het verslagjaar de wet- en regelgeving correct nageleefd. Toezichthouder In het verslagjaar heeft geen nader overleg plaatsgehad met DNB. Melding op grond van de Pensioenwet Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzigingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is zodanig dat er een lange- en kortetermijnherstelplan van toepassing is. Het pensioenfonds heeft dit ‘onverwijld’ gemeld bij de Nederlandsche Bank (DNB). Pensioenparagraaf Pensioenregeling Beschrijving van de regeling Vanaf 1 januari 2007 kent Stichting Pensioenfonds ECI de huidige pensioenregeling. Het is een zogenoemde collectieve beschikbare premieregeling, of cdc-regeling (‘cdc’ staat voor collective defined contribution, de Engelse term voor collectieve beschikbare premie). Het voornaamste kenmerk van zo’n cdc-regeling is dat de werkgever, gedurende een bepaalde of onbepaalde periode, een vaste premie afdraagt aan het pensioenfonds van de onderneming. Door deze premie te betalen, heeft de werkgever aan zijn deel voldaan. Hij kan niet meer worden aangesproken voor het aanvullen van eventuele premie- of dekkingstekorten bij het pensioenfonds. Het omgekeerde geldt ook: eventuele overschotten kunnen niet door de onderneming worden opgeëist. Het risico van onderdekking en de daarmee samenhangende maatregelen, ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. In een uiterste situatie van onderdekking is het mogelijk dat de verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen verminderd worden. Deelnemers betalen (vanaf 20 jaar) een deelnemersbijdrage. Dit is een bepaald percentage van de pensioengrondslag die weer onderdeel uitmaakt van de vaste bijdrage. De pensioenen worden dus gefinancierd uit een vaste premie. Bij de uitvoering streeft het pensioenfonds naar het ambitieniveau van een middelloonregeling, m.a.w. het fonds doet er alles aan om ervoor te zorgen dat de pensioenuitkering die de deelnemer straks krijgt op het niveau ligt van een pensioenuitkering die de deelnemer zou ontvangen als het fonds een middelloonregeling zou uitvoeren. In een middelloonregeling bouwt de deelnemer elk jaar dat er deelgenomen wordt aan de
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
23
pensioenregeling een bepaald percentage van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag op. De pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. Binnen de pensioenregeling kan men in aanmerking komen voor een verzekering van: - ouderdomspensioen: Het ouderdomspensioen gaat normaliter in op 65-jarige leeftijd van de deelnemer en eindigt bij overlijden van betrokkene. De deelnemers bouwen 2,25% van de pensioengrondslag per dienstjaar aan pensioen op. De franchise is vastgesteld op € 12.208 (2008). Elk jaar bepaalt het pensioenfonds de hoogte van de franchise op basis van de AOWontwikkeling. - partnerpensioen: Het partnerpensioen is een periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Het partnerpensioen is op opbouwbasis en is gebaseerd op 1,575% van de pensioengrondslag, dus van het jaarsalaris verminderd met de franchise, vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren tot de pensioendatum. Onder partner wordt in dit verband verstaan de echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner en ongehuwd samenwonende (onder voorwaarden); - wezenpensioen: Het wezenpensioen is een uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer, binnen zekere leeftijdsgrenzen, ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer. Het wezenpensioen is gebaseerd op 20% van het haalbare partnerpensioen. Tevens bevat de regeling een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid - waarbij de vrijstelling afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid – en een arbeidsongeschiktheidspensioen. Regeling flexibel van opzet De pensioenregeling geeft in belangrijke mate uitvoering aan wensen inzake flexibiliteit met betrekking tot pensioen. In dit kader kunnen worden genoemd: • meer flexibiliteit in de keuze van ingang van het pensioen; • flexibiliteit in de zin van uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en andersom; • mogelijkheid het ingegane pensioen in hoogte te laten variëren binnen een bepaalde bandbreedte. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. 2. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. Ingeval van een reservetekort wordt er geld onttrokken aan dit saldo om 1/3 van het bij te storten bedrag te financieren. De overige 2/3 kwam voor rekening van de onderneming. In 2006 was er sprake van een reservetekort. 3. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 4. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij aan het pensioenfonds. De structuur als hierboven beschreven is goedgekeurd door de fiscus. Met de gewijzigde fiscale wetgeving en de introductie van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2007 zijn de mogelijkheden beperkter geworden. Eind 2008 is gebleken dat er nog een saldo resteert. De exacte bestemming moet door het bestuur nog worden vormgegeven. Dit zal in 2009 worden uitgewerkt.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
24
VUT-regeling Voor medewerkers die op 31 december 2006 in dienst zijn bij de onderneming, die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en voor wie de VUT-regeling van toepassing was, wordt de VUT-regeling voortgezet. Zij vallen onder het wettelijk overgangsrecht. De nieuwe pensioenregeling gaat wel voor hen gelden. 15-jaars optie Daarnaast is er, voor de medewerkers die op 31 december 2006 in dienst waren bij de ondernemingen ECI voor Boeken en Platen BV en ECI Direct Sales BV, de zogenoemde 15jaarsoptie die voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op een extra ouderdomspensioen. De betreffende medewerkers zijn hierover in een brief geïnformeerd. Toeslagbeleid Toeslagverlening is bedoeld om de waarde van uw pensioen op peil te houden. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Gestreefd wordt naar een toeslag op de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen die gelijk is aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid. Het bestuur is bevoegd om de toeslag op de pensioenaanspraken van deelnemers anders vast te stellen dan de toeslag op de pensioenaanspraken van ex-deelnemers en ingegane pensioenen. Er is voor toekomstige toeslagen geen geld gereserveerd en er wordt ook bij de bepaling van de hoogte van de pensioenpremies geen rekening gehouden met toeslagverlening. Bij het besluit om in enig jaar conform dit artikel een toeslag te verlenen, hanteert het bestuur de volgende matrix als leidraad, indien de Prijsinflatie positief is: Dekkingsgraad < MVEV MVEV - VEV VEV VEV + 5%
Verhoging Geen (EV-MVEV) / (VEV-MVEV) maal Prijsinflatie Prijsinflatie Prijsinflatie en de mogelijkheid bij bestuursbesluit te besluiten tot inhaaltoeslagverlening
Het bestuur kan om haar moverende redenen besluiten om de toeslag in enig jaar anders vast te stellen. Als gevolg van de toeslagverlening kan de dekkingsgraad in enig jaar niet minder bedragen dan het minimaal vereist eigen vermogen. Verleende toeslagen Op basis van de zojuist beschreven methodiek heeft het bestuur tot een gedeeltelijke toeslagverlening per 1 januari 2008 voor de gehele populatie kunnen besluiten. Dit betekent dat de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden per 1 januari 2008 met 0,80% zijn verhoogd. Dat er geen volledige toeslag verleend kon worden was het gevolg van de ontwikkelingen van de dekkingsgraad. In het eerste kwartaal van 2008 kwam het fonds in een situatie van een reservetekort terecht. Op basis van de vereiste dekkingsgraad is daarom de toeslag naar rato berekend. Naar verwachting worden de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkeringen in de nabije toekomst niet verhoogd, vanwege aanhoudende financiële crisis in 2008. In de toekomst is het eventueel wel mogelijk dat er een inhaaltoeslag verleend wordt. Het is dus mogelijk, dat, indien in enig jaar er geen of geen volledige toeslag is verleend, in de toekomst
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
25
alsnog een toeslag kan plaatsvinden over dat jaar. Financiering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2007 een uitvoeringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is de premie voor de nieuwe pensioenregeling voor een periode van 5 jaar vastgelegd. In deze jaren betalen de aangesloten ondernemingen een vast premiepercentage aan het pensioenfonds. Het percentage voor de periode 2007 – 2011 bedraagt 32% van de pensioengrondslag. Dit percentage is inclusief de eigen bijdrage van de deelnemers. Deze eigen bijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De premie zal successievelijk ter financiering van de volgende zaken worden aangewend: • de uitvoeringskosten van de stichting; • de benodigde premie ter financiering van het risicodeel van het partnerpensioen en wezenpensioen dat betrekking heeft op de toekomstige dienstjaren; • de aanspraken over het betreffende jaar op levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, rekeninghoudend met het bepaalde in de kortingsbepalingen; • de reserveopbouw van de stichting. In de premie is geen opslag begrepen voor de financiering van de toekomstige toeslagverlening op de in het betreffende jaar ingekochte pensioenaanspraken. Indien in enig jaar de premie lager is dan de kostendekkende premie, dan is er sprake van een premietekort. Bij een premietekort zal de opbouw van alle in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken naar rato van het premietekort verminderd worden. Bij de berekening van de kostendekkende premie wordt er uitgegaan van de actuele marktrente. Per 1 januari 2008 bedroeg deze ongeveer 4,85%. De gedempte premie De gedempte premie wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld en is gelijk aan de som van: • De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar; • De risicopremie voor het niet ingekochte deel van overlevings- en wezenpensioen; • De risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen. Hierbij wordt rekening gehouden met een opslag van 7%; • Een opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen; • Een oplag voor de uitvoeringskosten; • Indien nodig aanvullende premies in het kader van een herstelplan. Bij de vaststelling van de gedempte premie worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen met dien verstande dat voor de rentevoet wordt uitgegaan van het gemiddeld verwacht rendement. Voor dat gemiddeld verwacht rendement worden de uitgangspunten van DNB gevolgd. Voor 2008 bedroeg dit rendement 5,3%. De werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie wordt door de werkgever in vier termijnen, uiterlijk de laatste dag voor aanvang van elk kwartaal, aan de Stichting betaald. Het bestuur streeft ernaar om over voldoende buffers in het fonds te beschikken, zoals beschreven in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 2.666 en de gedempte premie € 2.464. De
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
26
feitelijke door het fonds ontvangen premie (inclusief koopsom herstelplan) bedraagt € 3.441. Over 2008 is de feitelijke premie dus kostendekkend geweest. Beleggingsbeleid Begin 2007 is aan de hand van de resultaten uit een risicobugetteringsstudie van Watson Wyatt de strategische mix aangepast, de duratie (rentegevoeligheid) verlengd en wordt het renterisico stapsgewijs afgedekt. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). Halverwege 2007 is er een nieuwe ALM studie opgestart. De resultaten daarvan hebben er toe geleid dat het bestuur in april 2008 heeft besloten tot een aanpassing in de beleggingsmix, namelijk het invoeren van een nieuwe klasse “commodities”. De invulling hiervan is, mede als gevolg van de kredietcrisis, uitgesteld en vindt in de eerste helft 2009 plaats. In de actuele mix gaat deze invulling ten koste van “hedgefunds” en “equities”. Uitbesteding Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Met de diverse uitvoerders zijn Service Level Agreements afgesloten. Pensioenadministratie Het uitvoeren van de pensioenadministratie is uitbesteed aan Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg. Naast het verzorgen van de administratie en het verzorgen van de noodzakelijke financiële rapportages fungeert de pensioenuitvoerder als eerste aanspreekpunt voor de deelnemers en voert zij de betalingen aan pensioengerechtigden en derden (in het kader van uitvoeringskosten) uit. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Interpolis Pensioenen rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level Agreement. Het bestuur kan de werkzaamheden van Interpolis Pensioenbeheer bijsturen aan de hand van de SLA-rapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. Jaarlijks vindt overleg plaats waarin de tijds- en kwaliteitsnormen worden geëvalueerd. Beleggingen en beleggingenadministratie Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Met deze vermogensbeheerder is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. De vermogensbeheerder beheert het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Een beleggingscommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid. Maandelijks ontvangt het bestuur van iedere beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden meerdere keren per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Actuariële berekeningen Interpolis Pensioenbeheer B.V. verzorgt de actuariële berekeningen voor het pensioenfonds. De certificerend actuaris zorgt voor de (actuariële) controle van de jaarrapportage van het pensioenfonds.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
27
Informatie en verslaglegging Het bestuur wordt voorzien van management- en vaktechnische informatie welke van belang is voor de beleidsvoorbereiding. Het bestuur vergadert doorgaans ongeveer vijf keer per jaar. Van alle vergaderingen vindt verslaglegging plaats. Het bestuur stelt bovendien jaarlijks de jaarstukken en de verslagstaten ten behoeve van DNB vast. Herverzekering Ten behoeve van het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico een herverzekering bij Zwitserleven afgesloten. De overeenkomst met Zwitserleven heeft een einddatum van 31 december 2012. Beleggingsparagraaf Terugblik 2008 1. Economische ontwikkelingen In 2008 bereikte de kredietcrisis wereldwijd een nieuw dieptepunt. Zelfs landen die eerder immuun leken te zijn werden in 2008 onaangenaam verrast. Het omvallen van de IJslandse banken deed IJsland op zijn grondvesten schudden en het land moest aankloppen voor noodhulp bij het IMF. De situatie in IJsland zou een voorbode zijn voor wat andere landen, weliswaar in mindere mate, ook te wachten stond. Door de enorme mondiale expansie over de afgelopen jaren van het bankenstelsel en de verwevenheid van risico’s tussen deze banken, dienden diverse overheden in te grijpen bij hun banken. De balansen waren de afgelopen jaren zo geëxpandeerd dat veel landen niet zomaar of zonder hulp van buitenaf de verplichtingen van de lokale banken konden overnemen. De economische situatie in vele landen verslechterde mede doordat banken diverse kredieten introkken en kredietregels verscherpten. Hierdoor raakten vele bedrijven in acute geldnood. Ook de kredietfaciliteiten voor internationale handel werden massaal teruggetrokken, waardoor een significant deel van de internationale handel negatief beïnvloed werd. Dit was duidelijk te zien in de tarieven voor internationale scheepvaart, die weergegeven worden door de Baltic Dry Index (Grafiek 1.1). Grafiek 1.1: Baltic Dry Index 1/2/2008 - 12/24/2008 (LON) Price Line, Q.BADI, Last Trade(Last) 3/5/2009, 2,167
USD
10,000 9,000 8,000 7,000 6,000 5,000 4,000 3,000 2,000
0 02
16
Jan 08
01
18
Feb 08
03
17
Mar 08
01
16
Apr 08
01
16
May 08
02
16
Jun 08
01
16
Jul 08
01
18
Aug 08
01
16
Sep 08
01
16
Oct 08
03
17
Nov 08
01
16
Dec 08
Bron: Merrill Lynch Research
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
28
Aangezien een groot deel van de economische groei de afgelopen jaren gebaseerd is op de verruiming van de kredieten, betekende een plotselinge en forse verkapping van de kredieten een daling van economische activiteiten in bijna alle sectoren en landen. 2. Ontwikkelingen op de financiële markten Het faillissement van Lehman Brothers op 15 september 2008 had een ongekende invloed op financiële markten. Lehman Brothers was één van de grootste onderschrijvers van hypotheekgedekte leningen en Credit Default Swaps. Credit Default Swaps zijn instrumenten om beleggers te compenseren tegen een eventueel faillissement van het onderliggende bedrijf. Toen het bedrijf forse afboekingen moest verrichten, geen koper kon vinden en geen overheidssteun kreeg, betekende dat het einde van een bank met een geschiedenis van meer dan 150 jaar. Direct na het faillissement van Lehman Brothers werkte de Amerikaanse minister van Financiën Paulson aan de goedkeuring van het Trouble Asset Relief Program (TARP) dat de onverhandelbare beleggingen van de banken zou moeten overnemen, zodat de banken weer gelden zouden gaan uitlenen. Dit werd later weer veranderd in directe participaties van de Amerikaanse overheid door middel van preferente aandelen in de banken. Het faillissement van Lehman Brothers zorgde ervoor dat banken elkaar niet meer vertrouwden bij het uitzetten van gelden en de interbancaire tarieven voor het lenen en uitzetten van gelden stegen naar niveaus die niet eerder gezien waren op de geldmarkten. Hierdoor werd het voor veel banken erg duur gelden te lenen en verslechterde de situatie nog verder. Dit bleek ook het einde van het “Investment Banking”-model te zijn. Investment Banks, zoals Merrill Lynch, Morgan Stanley en Goldman Sachs konden bij de plotselinge stijging van de interbancaire leenrente hun behoefte niet meer kostendekkend lenen, waardoor het voorbestaan van deze bedrijven in gevaar kwam. Merrill Lynch werd overgenomen door Bank of America en Morgan Stanley en Goldman Sachs werden traditionele banken. Het gevolg van deze ontwikkeling rondom de investment banks was een enorme deleveraging; het terugtrekken door banken van leningen, in een relatief korte tijd. Hedgefondsen moesten kredietlijnen opgeven en het deleveragen werd door elke kredietnemer wel gevoeld. Mensen kregen moeilijk een hypotheek, lening of andere vormen van kapitaal. Vele producten, zelfs reguliere bedrijfsobligaties, konden in de laatste maanden van 2008 nauwelijks verhandeld worden. Het niet of nauwelijks functioneren van geldmarkten zorgde voor dalende beurzen wereldwijd. Op diverse fronten kregen beleggers margin calls, waardoor er geforceerde liquidaties plaatsvonden die op hun beurt weer zorgden voor verdere beursdalingen. 2008 was het slechtste beursjaar na de jaren van de Grote Depressie uit de jaren ’30.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
29
Tabel 1.1: Rendementen financiële markten (Aandelen)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2007
Per 31 december 2008 1 mnd 3 mnd 2008
Aandelen Indices (%, in lokale valuta) S&P 500 NASDAQ Comp FTSE NAREIT Comp (REITs)
5.5
1.1
‐21.9
‐37.0
10.7
2.8
‐24.4
‐40.0
‐17.8
16.0
‐36.9
‐37.8
7.5
3.5
‐8.6
‐28.0
FTSE 100 TOPIX
‐11.3
3.0
‐20.9
‐40.7
Hang Seng
43.3
3.6
‐19.5
‐46.4
DJ Euro Stoxx 50
10.4
0.9
‐18.8
‐41.7
4.0
1.2
‐18.5
‐39.9
MSCI Emerging Markets
33.5
4.6
‐21.9
‐45.7
MSCI AC Asia Pac. Ex. Japan
31.1
3.8
‐18.9
‐44.7
MSCI EAFE
Met 1 mnd, 3 mnd wordt bedoeld de rendementen over de afgelopen 1 maand en 3 maanden Bron: Merrill Lynch Research
Over een breed front lieten bijna alle indices fors negatieve rendementen zien over 2008. Veel indices daalden in rap tempo en de dalingen waren van historische omvang (zie Tabel 1.1). De Amerikaanse beurzen presteerden beter dan veel andere internationale indices, maar ook voor de 500 grootste bedrijven uit Amerika, die vertegenwoordigd worden in de Standard & Poor 500 (S&P 500) had het verlies de uitzonderlijke omvang van -37%. Onroerend goed (FTSE NAREIT) presteerde net zo slecht (-37,8%) en veel indices uit opkomende landen deden het veel slechter dan de indices uit de ontwikkelde landen. In Grafiek 1.2 worden de rendementsontwikkelingen over het afgelopen jaar nog eens grafisch weergegeven. Grafiek 1.2: Rendementen financiële markten (Aandelen) M SCI A C A sia P ac. Ex. Japan M SCI Emerging M arkets
-44.7% -45.7%
M SCI EA FE
-39.9%
DJ Euro Sto xx 50 Hang Seng
-41.7% -46.4%
TOP IX
-40.7%
FTSE 100 FTSE NA REIT Co mp (REITs) NA SDA Q Co mp S&P 500 -60.0%
-28.0% -37.8% -40.0% -37.0% -40.0%
-20.0%
0.0%
20.0%
40.0%
60.0%
Bron: Merrill Lynch Research
Als gevolg van de onzekerheid op de beurzen vluchtten beleggers in de zeer veilige obligaties (Tabel 1.2). Voornamelijk de zeer conservatieve staatsobligaties waren zeer gewild bij beleggers.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
30
Tabel 1.2: Rendementen financiële markten (Vastrentende Waarden)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2007
Per 31 december 2008 1 mnd 3 mnd 2008
Merrill Lynch Vastrentende Waarden Indices (%, in Amerikaanse Dollar) 10‐Jaar Treasury
9.8
6.4
15.0
20.1
2‐Jaar Treasury
7.5
0.6
3.0
7.4
Bedrijfsobligaties
4.7
5.6
1.6
‐6.8
High Yield Obligaties
2.2
7.6
‐17.6
‐26.4
Opkomende Markten
6.4
9.0
‐6.4
‐10.2
Bron: Merrill Lynch Research
Alle andere obligaties werden massaal verkocht en het verschil in rendement tussen veilige obligaties en de meer risicovollere obligaties werd bijzonder groot. Met betrekking tot grondstoffen bleek Goud wederom een goede investering als zogenaamde safe haven te zijn. Goud steeg met 5.8%. Overige grondstoffen daalden in waarde als gevolg van een afnemende vraag door de verminderde wereldproductie. Vooral de automobielindustrie zag verkopen dalen en een groot deel van de productie werd stilgelegd, waardoor ook toeleveranciers omzetten in een snel tempo zagen wegvallen. Over een breed front werd er plotseling minder geconsumeerd en al snel werd duidelijk hoe belangrijk de Amerikaanse consument is voor de wereldeconomische groei. Tabel 1.3: Rendementen financiële markten (Valuta en Grondstoffen)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2007
Per 31 december 2008 1 mnd 3 mnd 2008
Valuta (%, in lokale valuta) Amerikaanse Dollar
‐9.4
‐4.1
1.5
4.4
Britse Pond
‐6.0
‐12.1
‐18.9
‐25.1
Euro
6.6
8.4
4.4
4.1
Yen
2.1
2.2
20.3
29.9
‐0.8
7.1
7.5
12.8 ‐36.0
Zwitserse Franc
Grondstoffen (%, in Amerikaanse Dollar) CRB Index
16.7
‐5.2
‐33.6
Goud
31.0
7.8
1.3
5.8
Olie
57.2
‐18.1
‐55.7
‐53.5
Bron: Merrill Lynch Research
De USD profiteerde van alle onzekerheid en steeg ten opzichte van andere valuta’s. Gedurende 2008 staken er geruchten de kop op dat de Euro in gevaar zou komen als gevolg van de verdeeldheid tussen de Eurolidstaten als het ging om de aanpak van de crisis. De ingrijpende maatregelen van Amerikaanse kant en het uitblijven van een éénduidige Europese oplossing deden de Euro geen goed. Door de forse recessie en het teruglopen van economische activiteiten daalde de olieprijs fors na eerder een record van $147 per vat te hebben aangeraakt. Per ultimo 2008 was de prijs per vat teruggelopen tot $50.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31
Performance 2008 1. ECI Portefeuille 2008 was voor vele beleggers een uitzonderlijk moeilijk jaar. De portefeuille van het pensioenfonds van ECI verloor in 2008 9,35% van haar waarde tegenover de benchmark die 14,16% van haar waarde verloor. Belangrijk punt is dat er geen defaults, faillissementen in de portefeuille waren. Er is niet belegd in de hedgefondsen van Madoff, de obligaties van Fannie May en Freddie Mac, obligaties van AIG of Lehman Brothers of andere beleggingen die in 2008 failliet zijn gegaan. Tabel 2: ECI Portefeuille rendementen & allocatie
Beleggingscategorie
PTF (%) 2008
BM (%) 2008
REL (%) 2008
ALL Eind 2008
Aandelen (Totaal)
‐39.08
‐37.64
‐1.44
Aandelen (Core)
‐40.26
‐37.64
‐2.62
Aandelen (Tactical)
‐36.88
‐37.64
0.76
14.33
10.83
3.50
‐14.34
‐24.48
10.14
7.5%
nvt
nvt
nvt
5.5%
‐9.35
‐14.16
4.81
100%
Vastrentende Waarden Alternatieve Investeringen Liquiditeiten Portefeuille
27.5% 17.9% 9.6% 59.5%
PTF staat voor portefeuille, BM voor benchmark, REL voor relatief (rendement) en ALL voor allocatie Bron: Merrill Lynch Bank Suisse
2. Aandelen De aandelenportefeuille is onderverdeeld in een Core portefeuille en een Tactical portefeuille. De Core portefeuille bevat het strategische deel van de aandelenportefeuille gericht op een stabiel aandelenrendement op de lange termijn, en beslaat het grootste deel van de aandelenportefeuille. De absolute performance van dit deel van de portefeuille bedroeg -40,26% over 2008, het equivalent voor de benchmark bedroeg -37,64%. Daarmee was het relatieve rendement negatief met 2,62%. Het Tactical deel van de portefeuille maakt gebruik van kortetermijnbewegingen binnen aandelen. Deze tactische portefeuille heeft een absoluut rendement behaald over 2008 van -36,88%, terwijl het negatieve rendement op de benchmark 37,64% bedroeg. Daarmee was het relatieve rendement positief met 0,76%. Het aandelenbelang is gedurende 2008 onderwogen geweest. Bijzondere noot: Als gevolg van de sterk dalende markten heeft de beleggingscommissie in 2008 de vermogensbeheerder gevraagd bij het arriveren aan de minimumallocatie voor aandelen het aandelenstuk niet te herbalanceren. Normaliter zou bij een overschrijding van de ondergrens van de strategische allocatie de vermogensbeheerder verplicht zijn de aandelenpositie te verhogen tot de minimale ondergrens. 3. Vastrentende Waarden De lange rente daalde wereldwijd fors met name in de laatste 6 weken van 2008. Beleggers zochten na de perikelen van Citigroup massaal voor zo veilig mogelijke beleggingen. Toen de FED tevens aangaf dat zij mogelijk lange termijn obligaties zouden gaan kopen daalde de rente over een breed front en stegen obligatiekoersen. Ook Europese obligaties stegen in waarde. Het rendement in 2008 van de obligatieportefeuille was met +14,33% bijzonder goed te noemen. De benchmark steeg 10,83% en het overrendement was hierdoor maar liefst 3,50%.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
32
4. Alternatieve Investeringen Het absolute rendement op Alternatieve Investeringen (AI) binnen de ECI Portefeuille was gedurende 2008 negatief met 14,34%. Het benchmark rendement was fors lager, namelijk -24.48%. Daarmee kwam het relatieve rendement uit op +10.14%. Belangrijk voor dit positieve verschil tussen de portefeuille en de benchmark is de keuze van hedgefondsen geweest met een relatief laag risico. Bijzondere noot: In 2008 is door de beleggingscommissie besloten om het aandeel in Alternatieve Investeringen terug te brengen naar 5% van 10% eerder. De beleggingscommissie wenste, na de verschillende berichten over de problemen rond hedgefondsen in het algemeen, het zekere voor het onzekere nemen en kwam daardoor tot dit besluit. Om het risico van de portefeuille verder omlaag te brengen is besloten de portefeuille nog breder te spreiden. Hierdoor zal in 2009 5% van de totale portefeuille in grondstof gerelateerde beleggingen geïnvesteerd worden. 5. Samenvattend Door de zeer goede performance van de obligatieportefeuille is de daling van de gehele portefeuille relatief beperkt gebleven. De bijzondere out-performance wordt tevens verklaard door goede asset allocatiebeslissingen van de vermogensbeheerder en het uitblijven van faillissementen in de portefeuille. Door een stijgende dollar werd er tevens een positief valutaresultaat geboekt in de portefeuille. Aandelen hebben fors negatief bijgedragen aan het resultaat. Dit geldt ook voor Alternatieve Investeringen, alhoewel de AI-beleggingen van het pensioenfonds het fors beter deden dan aandelen en die van de bijbehorende benchmark. Verwachtingen 1. Marktontwikkelingen De analisten van Merrill Lynch verwachten dat 2009 een jaar met veel beweeglijkheid zal zijn. De rendementen zullen relatief beperkt zijn en pas in 2010 verwacht men dat de wereldeconomie kan aantrekken. De beurs neemt doorgaans een voorsprong op deze economische ontwikkelingen en kan hierdoor dus eerder dan de onderliggende economie stijgen. Centraal punt zal de gezondheid van het mondiale banksysteem blijven. De crisis is hier begonnen en de oplossing voor de crisis zal liggen in een oplossing van de problemen in de financiële sector. Alle ogen zullen hierdoor dus het komende jaar gericht zijn op de maatregelen die de diverse overheden en centrale banken zullen nemen. Gelet op de lange termijn horizon van menig pensioenfonds kan de huidige beursdaling een interessant koopmoment betekenen. Vele pensioenfondsen zitten echter klem tussen de reeds gedaalde aandelenportefeuille en de zeer sterk gedaalde rente, waardoor menige dekkingsgraad het verhogen van de aandelenallocatie in de weg staat. Bijzondere noot: De vermogensbeheerder zal in 2009 zeer nauwlettend toezien op de portefeuille en de beleggingscommissie heeft de vermogensbeheerder gevraagd vaker te rapporteren. Verwachtingen korte en lange rente Merrill Lynch verwacht over het algemeen dat de korte- en langetermijnrente redelijk stabiel zullen blijven. Doordat de inflatie wereldwijd is gedaald zijn de renteniveaus mee gedaald. Er is echter wel één punt van zorg voor staatsobligaties: Door de verhoogde uitgaven van overheden om de banken te ondersteunen en de economie te stimuleren zullen de toekomstige renteniveaus hoger liggen dan de huidige niveaus, doordat overheden hierdoor meer gelden zullen moeten gaan aantrekken op de
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
33
kapitaalmarkten. Een stijging van de rente als gevolg hiervan zal de dekkingsgraad van het pensioenfonds echter ten goede komen. De olieprijs blijft in 2008 één van de meest opmerkelijke zaken. Na een top van $147 in juli noteerde de olieprijs circa $50 per ultimo van 2008. Samen met dalende grondstofprijzen zorgt dit voor een gunstig inflatievooruitzicht in 2009. 2. Valuta: de euro/dollar Tabel 3.2: Verwachtingen euro/dollar
Verwachtingen Valuta
EUR/USD
juni 2009
1.20
september 2009
1.16
december 2009
1.18
maart 2010
1.20
juni 2010
1.22
september 2010
1.24
december 2010
1.26
Bron: Merrill Lynch Research
Van de dollar wordt een verdere versterking verwacht. De analisten van Merrill Lynch verwachten dat de koers van de dollar richting de 1,18 zal gaan. Ondanks de problemen in de VS lijken de problemen van andere landen nog groter. In tijden van onzekerheid kiezen beleggers vooralsnog voor de USD (zie Tabel 3.2). 3. Algemene verwachtingen Bij het bestuderen van de geschiedenis blijkt dat slechte beursjaren afgewisseld worden door goede beursjaren. Aangezien 2008 de geschiedenisboeken ingaat als één van de slechtste beursjaren is de kans groot dat de komende jaren beter zullen zijn dan 2008 en misschien zit er zelfs weer een bijzonder goed beursjaar tussen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
34
Resultaat boekjaar Analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat over 2008 en 2007 en de wijzigingen daarin blijken uit het volgende overzicht (in duizenden euro’s):
Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten
2008
2007
wijziging
- 10.947
4.284
- 15.231
- 7.119
- 2.345
- 4.774
Toeslagverlening
- 337
- 603
266
Premie
1.398
1.509
- 111
Kosten
- 212
- 256
44
Sterfte
- 39
206
- 245
43
17
26
- 201
- 111
- 90
-17.414
2.701
-20.115
Arbeidsongeschiktheid Andere oorzaken
Resultaat boekjaar Bespreking resultaat
Wijziging rentetermijnstructuur Dit is de mutatie van de technische voorzieningen die volgt uit het toepassen van de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. De rente is lager dan ultimo vorig boekjaar, waardoor er toevoeging ontstaat. Beleggingsopbrengsten Dit resultaat is gelijk aan de behaalde beleggingsopbrengsten verminderd met de technisch benodigde interest (op basis van 4,696% éénjaarsrente per 1 januari 2008). De beleggingsopbrengsten zijn verminderd met de kosten voor het externe vermogensbeheer. Toeslagverlening De door de aangesloten ondernemingen verschuldigde totale werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling bevat geen expliciete component voor toeslag. De lasten van de toeslagen komen geheel ten laste van het fonds. Premie Het resultaat op bijdragen is het verschil tussen aan de ene kant de bijdragen zoals deze van de werkgevers en werknemers in het boekjaar worden ontvangen en aan de andere kant het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag. De doorsneepremie bedraagt 32% van de pensioengrondslag waarvan 2% beschikbaar is voor kosten. Kosten Het resultaat op kosten bedraagt 212 negatief. De gemaakte kosten zijn hoger geweest dan het bedrag dat beschikbaar is.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
35
Sterfte Op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij het pensioenfonds kwamen minder middelen beschikbaar dan waar op grond van de overlevingstafels was gerekend. Het resultaat op sterfte is sterk van het toeval afhankelijk en kan sterk fluctueren in de tijd. Arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. De schade wordt hierbij gedefinieerd als de contante waarde van in de toekomst op te bouwen aanspraken. Vanuit de premie is een opslag van 7% voor premievrijstelling beschikbaar. Risicoparagraaf Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de abtn. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Beleggingsrisico’s • Actuariële risico’s • Renterisico In het hoofdstuk jaarrekening wordt er bij de paragraaf risicobeheersing verder ingegaan op de risico’s van het pensioenfonds. Beleggingsrisico’s In 2007 is het beleggingsbeleid heroverwogen in het licht van de nieuwe Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen inzake de kostendekkende premie, het toeslagbeleid en het (minimaal) vereist eigen vermogen. In het nieuwe beleggingsbeleid is sprake van een grotere spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven alsmede de bandbreedtes die naar inzicht van de externe vermogensbeheerder benut kunnen worden. Dit resulteert dat de gehele portefeuille een lager risico heeft dan voorheen het geval was. Dit lagere risico wordt ook inzichtelijk door de tracking error – de mate waarin de beleggingen afwijken van de benchmark die als ijkpunt voor de performance geldt - die aan de gehele portefeuille als doel is gesteld. In 2008 zijn in de actuele beleggingsmix kleine veranderingen doorgevoerd. Het aandeel hedgefunds in de mix is teruggebracht. Strategisch is de klasse “commodities” toegevoegd. De belangrijkste beleggingsrisico’s zijn het markt-, prijs-, valuta- en kredietrisico. Meer informatie over deze risico’s en andere risico’s is te vinden in de paragraaf “Toelichting op de balans per 31 december 2008” bij het onderwerp beleid en risicobeheer. Actuariële risico’s Begin 2008 zijn de nieuwe overlevingstafels GBM/V 2000-2005 verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Tevens zijn verschenen de zogenaamde prognosetafels AG 2005-2050. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Door toepassing van deze prognosetafels is het langlevenrisico voor het fonds sterk gereduceerd. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
36
af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2007 heeft het bestuur na advies van de externe adviseur besloten om de strategische mix aan te passen, de duratie (rentegevoeligheid) te verlengen en het renterisico stapsgewijs af te dekken. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). In 2008 is ten opzichte van 2007 geen verdere toename in de duration doorgevoerd.
Toekomstparagraaf Vooruitzichten Eind maart 2009 heeft het bestuur een herstelplan ingediend bij de Nederlandsche Bank. In dit plan beschrijft het bestuur de maatregelen voor verbetering van de dekkingsgraad. Met het periodiek volgen van de dekkingsgraad, welke gerapporteerd wordt aan DNB, zal het bestuur de vinger aan de pols houden voor wat betreft de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Evaluatie van het herstelplan zal jaarlijks of indien nodig periodiek plaats vinden. Daarbij zal telkenmale bekeken worden in hoeverre de beschreven maatregelen nog actueel zijn. Officiële evaluatie van het herstelplan vindt jaarlijks plaats. Het pensioenfonds is voldoende geëquipeerd om de uitdagingen welke de huidige omstandigheden bieden, aan te gaan. Op dit moment is het bestuur, mede gelet op het beperkte zicht op de verdere economische ontwikkeling, echter niet in staat een voorspelling te doen omtrent de resultaten voor het komende jaar.
Vianen, 13 mei 2009. Stichting Pensioenfonds ECI Het bestuur Guus van Putten (voorzitter) René van Drunen (secretaris) Inge Fluijter Wim van der Kooy Michel Muller
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
37
F. Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
38
BALANS PER 31 DECEMBER 2008 na bestemming saldo van baten en lasten (in duizenden euro’s) Activa
1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
2.
Beleggingen voor risico deelnemers
3.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
4.
Vorderingen en overlopende activa
5.
Liquide middelen
Passiva
31-12-2008
31-12-2007
50.461
52.975
-
262
375
428
95
443
555
511
51.486
54.619
31-12-2008
31-12-2007
6.
Stichtingskapitaal en reserves
- 5.618
11.621
7.
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
55.774
42.244
8.
Voorzieningen voor risico deelnemers
-
262
9.
Kortlopende schulden en overige passiva
1.330
492
51.486
54.619
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
39
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2008 (in duizenden euro’s) 2008
2007
3.441
3.614
2
4
- 5.075
- 512
- 35
-
74
- 11
- 229
-6
- 1.611
- 789
10.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
11.
Premiebijdragen risico deelnemers
12.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
13.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
14.
Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds
15.
Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers
16.
Pensioenuitkeringen
17.
Mutatie technische voorzieningen -Pensioenopbouw -Toeslagen -Rentetoevoeging -Pensioenuitkeringen en afkopen -Saldo overdrachten van rechten -Wijziging marktrente -Overige wijzigingen
- 1.671 - 337 - 2.044 1.481 44 - 10.947 - 230
- 1.671 - 603 - 1.833 800 10 4.284 68
Mutatie overige technische voorziening
- 13.704 -1
1.055 -5
17.1
- 13.705
1.050
18.
Mutatie voorzieningen risico deelnemers
262
3
19.
Herverzekeringen
- 53
- 156
20.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
- 53
- 16
21.
Uitvoeringskosten
- 432
- 479
Saldo van baten en lasten
-17.414
2.702
Bestemming saldo: mutatie algemene reserve
-17.414
2.702
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
40
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro’s)
2008
2007
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen beleggingen Aankopen en verstrekkingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten
17.412
41.789
- 20.912
- 44.569
1.389
1.166
Overige mutaties beleggingen
68
- 126
Kosten van vermogensbeheer
- 291
- 453
- 2.334
- 2.193
3.443
3.618
- 1.611
- 789
74
- 11
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Bijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers
- 229
-6
Herverzekeringen
- 53
- 156
Uitvoeringskosten
- 432
- 479
Mutatie vorderingen en overlopende activa
348
- 199
Mutatie overige schulden en overlopende passiva
838
432
2.378
2.410
44
217
Saldo liquide middelen 1 januari
511
294
Saldo liquide middelen 31 december
555
511
Mutatie liquide middelen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
41
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen is het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op nominale waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van activa en passiva Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
42
overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersen van de valuta per jaar ultimo zijn: 2008 US dollar Japanse Yen Australische Dollar
2007
1,4036
1,4709
126,6405
164,8310
1,9936
1,6708
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
43
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houden met het risicoprofiel en de looptijd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden. Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Algemene reserve De algemene reserve houdt rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die
het
fonds
loopt.
De
algemene
reserve
is
bedoeld
voor
het
opvangen
van
de
verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de algemene reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het consultatiedocument Financieel Toetsingskader van de DNB. De algemene reserve is minimaal gelijk aan het minimum vereist eigen vermogen. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de algemene reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is. Per 31 december 2008 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot dit minimum vereist eigen vermogen. Door het bestuur is hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder en is er een korte en lange termijnherstelplan ingediend. Herverzekeringen De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de toeslagen zoals die op grond van het toeslagbeleid aan slapers en gepensioneerden zijn toegekend tot de balansdatum. Voor actieve deelnemers is dit gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
44
pensioenaanspraken. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de actuariële koopsommen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: - Sterfte :
Prognosetafel over de waarnemingsperiode 2005-2050. Hierop
- Intrest :
Op
wordt een correctie voor ervaringssterfte van 87% toegepast. basis
van
de
door
de
DNB
gepubliceerde
rente
termijnstructuur; hierbij wordt de meest recente termijn structuur gehanteerd welke ligt op of voor de peildatum. - Leeftijdsvaststelling :
De leeftijd van de verzekerde wordt op de berekeningsdatum in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij vervolgens maandgedeelten van 15 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend en maandgedeelten kleiner dan 15 dagen op nihil worden gesteld.
- Partnerschap :
Voor
alle
deelnemers
is
aangenomen
dat
zij
een
nabestaandenpensioen hebben opgebouwd. Na pensioeningang wordt voor nabestaandenpensioen alleen gereserveerd indien de gepensioneerde deelnemer daadwerkelijk gehuwd is. - Leeftijdsverschil :
De man wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn dan de vrouw.
- Uitkeringen :
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de
- Kostenopslagen :
Voor excassokosten worden de netto berekeningsuitkomsten met
- Wezenpensioen :
De sterftekansen van de kinderen, aan wie wezenpensioen wordt
veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden. 2% verhoogd. betaald,
zijn
verwaarloosd.
De
voorziening
voor
latent
nabestaandenpensioen is verhoogd met een opslag van 5% voor latent wezenpensioen. Voorziening voor rekening en risico deelnemers De voorziening voor rekening en risico deelnemers, wordt gewaardeerd volgens actuele waarde/beurswaarde. Excedentregeling Tot ultimo 2003 kwam de helft van een batig saldo boekjaar ten gunste van de deelnemers, in de vorm van de zogeheten pensioenspaarrekening (inmiddels: excedentregeling). Onder ‘batig saldo boekjaar’ werd verstaan het resterend te bestemmen saldo van baten en lasten ná bestemming aan de beleggingsreserve overeenkomstig de grondslagen van de beleggingsreserve. In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1.
50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan.
2.
In het kader van het herstelplan zijn extra bijdragen van werkgever en deelnemers noodzakelijk.
De
benodigde
extra
bijdrage
van
de
deelnemer
wordt
aan
de
pensioenspaarrekening onttrokken. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
45
periodiek pensioen uitgekeerd. 3.
Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij.
Het pensioenfonds heeft de goedkeuring van de fiscus met betrekking tot de opheffing van de pensioenspaarrekening. De deelnemers zijn schriftelijk geïnformeerd. Resultaatbepaling Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en valutaverschillen. Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds Deze post bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Uitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Er is onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit beleggingsactiviteiten en pensioenactiviteiten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
46
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2008 (in duizenden euro’s) 1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Aandelen
Vastrentende
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
Stand 1 januari 2007
15.615
24.880
- 57
10.854
51.292
Aankopen/Verstrekkingen 2007
27.028
12.014
-
5.523
44.565
- 23.700
- 6.461
- 188
- 11.433
- 41.782
-
126
-1
-
125
- 542
- 1.224
251
290
- 1.225
18.401
29.335
5
5.234
52.975
Verkopen/Aflossingen 2007 Overige mutaties Waardemutaties 2007
Stand per 31 december 2007 Aankopen/Verstrekkingen 2008
13.222
4.394
264
3.030
20.910
Verkopen/Aflossingen 2008
- 9.398
- 3.916
-
- 3.869
- 17.183
Overige mutaties
-
- 46
78
- 68
Waardemutaties 2008
- 8.263
2.836
- 100 * - 169
- 577
- 6.173
Stand per 31 december 2008
13.962
32.603
-
3.896
50.461
* Dit betreffen de onder de kortlopende schulden opgenomen derivaten. Actuele waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
47
Aandelen De aandelenportefeuille is geheel belegd in beleggingsfondsen. Specificatie aandelenportefeuille naar regio
Japan Europa USA Australia/ New Zealand Overige
Totaal
31-12-2008
In %
31-12-2007
In %
1.336 5.022 7.169 435
9,6 36,0 51,3 3,1
1.759 6.024 9.310 476 832
9,6 32,7 50,6 2,6 4,5
13.962
100,0
18.401
100,0
31-12-2008
In %
31-12-2007
In %
29.911 1.103 15 1.574
91,7 3,4 0,1 4,8
28.541 794
97,3 2,7
32.603
100,0
29.335
100,0
Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend. Vastrentende waarden Specificatie vastrentende waarden naar soort
Obligaties Liquiditeitenbeleggingsfondsen Obligatiebeleggingsfondsen Deposito’s
Obligaties De obligatieportefeuille bestaat geheel uit beursgenoteerde obligaties. Specificatie obligatieportefeuille naar sector Nederlandse staat De Nederlandse Waterschapsbank Bank Nederlandse Gemeenten Algemene banken Overige financiele instellingen Andere staten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2008
In %
31-12-2007
In %
3.164
10,6
2.826
9,9
990
3,3
954
3,3
-
-
992
3,5
865
2,9
843
3,0
4.414
14,8
6.115
21,4
20.478
68,4
16.811
58,9
29.911
100,0
28.541
100,0
48
Specificatie obligatieportefeuille naar regio
31-12-2008
In %
31-12-2007
In %
Nederland
8.384
28,0
10.668
37,4
Duitsland
7.116
23,8
5.876
20,6
Finland
967
3,2
949
3,3
3.167
10,6
3.402
11,9
Frankrijk
8.306
27,8
5.746
20,1
Overig
1.971
6,6
1.900
6,7
29.911
100,0
28.541
100,0
Oostenrijk
Per balansdatum zijn geen obligaties uitgeleend. Derivaten
Valutaderivaten
31-12-2008
31-12-2007
- 100
5
- 100
5
De valutaderivaten zijn ultimo 2008 opgenomen onder de kortlopende schulden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2008: Type contract ExpiratieNominaal Koers Actuele datum (in v.v.) waarde activa Valutaderivaten USD-EUR 16-01-2009 3.530.000 1,403 -
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2007: Type contract ExpiratieNominaal Koers Actuele datum (in v.v.) waarde activa Valutaderivaten USD-EUR 15-02-2008 1.995.000 1,466 5
Actuele waarde passiva 100
100
Actuele waarde passiva
5
-
-
Het contractueel bedrag geeft het bedrag aan van de onderliggende positie waarover het contract is afgesloten. De actuele waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. Het doel is het afdekken van de kasstromen van de hedgefunds van dollar naar euro.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
49
Overige beleggingen
Hedge funds Liquide middelen Overige vorderingen
Specificatie hedge funds naar regio
31-12-2008
31-12-2007
3.750
5.234
145
-
1
-
3.896
5.234
31-12-2008
In %
31-12-2007
In %
USA
2.505
66,8
1.525
29,1
Europa
1.245
33,2
3.709
70,9
3.750
100,0
5.234
100,0
2.
Beleggingen voor risico deelnemers
Stand 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten deelnemers
Stand 31 december
Specificatie beleggingen risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2008
31-12-2007
262
265
2
4
- 229
-7
- 35
-
-
262
31-12-2008
31-12-2007
-
184 81
-
265
50
3.
Herverzekeringen
Het aandeel herverzekeraars in voorziening voor pensioenverplichtingen betreft het herverzekerde gedeelte van de pensioenverplichtingen bij een verzekeraar. Bij de bepaling van de waarde zijn de uitgangspunten van de verzekeringsovereenkomst gehanteerd. De mutaties kunnen als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari Cumulatief effect stelselwijziging
2008
2007
428
456
-
- 12
17
19
- 64
- 69
21
- 11
Overige
- 27
45
Stand 31 december
375
428
31-12-2008
31-12-2007
Vorderingen op sponsor
27
357
Vordering op verzekeringsmaatschappij
Benodigde interest Vrijval uitkeringen herverzekering Wijzging marktrente
4.
Vorderingen en overlopende activa
63
-
Overlopende activa
5
6
Overige vorderingen
-
80
95
443
5.
Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Bankrekeningen die beheerd worden door de vermogensbeheerder zijn onder de overige beleggingen opgenomen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
51
6.
Reserves Algemene reserve
Stand 1 januari 2007
8.745
Uit bestemming saldo van baten en lasten
2.701
Overig
175
Stand 31 december 2007
11.621
Uit bestemming saldo van baten en lasten
- 17.414
Overig
175
Stand 31 december 2008
- 5.618
Solvabiliteit
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
31-12-2008
31-12-2007
2.337 9.965
2.112 9.348
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als onttoereikend. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model. Per 31 december bevindt het pensioenfonds zich in een situatie waarbij zowel sprake is van een dekkingstekort als een reservetekort. Herstelpan Eind maart het bestuur het herstelpan ingediend bij DNB. Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om binnen 5 jaar het minimaal vereist vermogen te bereiken. De belangrijkste uitkomsten zijn: • tot 2013 is er naar verwachting geen ruimte voor het verlenen van een toeslag. In latere jaren is sprake van beperkte toeslagverlening; • de premie blijft ongewijzigd. Het huidige premieniveau draagt ruim bij aan het herstel. • het beleggingsbeleid wordt niet aangepast; • de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen blijven naar verwachting ongewijzigd. Uit het herstelplan blijkt dat het fonds naar verwachting eind 2012 hersteld zal zijn uit de situatie van dekkingstekort. De verwachte feitelijke dekkingsgraad wordt dan geschat op 107%. Ultimo 2017 wordt verwacht dat het fonds geen reservetekort meer heeft. Het herstel van het fonds komt voornamelijk tot stand door het niet verlenen van toeslagen en het genereren van overrendement in de komende jaren. Daarnaast blijkt uit het herstelplan dat ook de premie ruim bijdraagt aan het herstel van het fonds. Het bestuur zal de voortgang van het herstelplan jaarlijks evalueren. Het eerstvolgende toetsmoment is 31 december 2009.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
52
7.
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Pensioen-
Pensioen
verplichtingen
spaarrekening
Stand 1 januari 2007
43.079
389
43.468
Mutatie technische voorzieningen
- 1.055
6
- 1.049
-
- 175
- 175
Stand 31 december 2007
42.024
220
42.244
Mutatie technische voorzieningen
13.704
1
13.705
-
- 175
- 175
55.728
46
55.774
Overige
Overige
Stand 31 december 2008
Totaal
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorie van deelnemers als volgt samengesteld: 31-12-2008
31-12-2007
Deelnemers
29.265
23.380
Gewezen deelnemers
13.862
9.454
Pensioentrekkenden
12.601
9.189
55.728
42.023
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen een langlopend karakter. 8.
Voorziening voor risico deelnemers
Stand 1 januari Stortingen Onttrekkingen Resultaat boekjaar
Stand 31 december
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2008
2007
262
265
2
4
- 229
-7
- 35
-
-
262
53
9.
Kortlopende schulden en overlopende passiva 31-12-2008
Derivaten
100
-
-
70
22
19
Verzekerijngsmaatschappij Loonheffing/premie ziekenfonds
31-12-2007
Uitkeringen
709
-
Te betalen kosten
301
249
Belastingen
198
154
1.330
492
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag op de opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: Vermogen
Technische voorziening
Dekkingsgraad
Stand 31 december 2007 Mutatie boekjaar
53.865 - 3.709
42.244 13.530
127,5% - 37,6%
Stand 31 december 2008
50.156
55.774
89,9%
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
54
Het tekort / surplus op FTK-grondslagen is als volgt:
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
31-12-2008
31-12-2007
55.774
42.244
4.919
4.530
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden
5.829
5.653
S3 Valutarisico
2.252
2.246
S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect
Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
-
-
316
132
2.699
2.057
- 6.050
- 5.270
9.965
9.348
65.739
51.592
50.156
53.865
- 15.583
2.273
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Tekort / Surplus
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid herverzekeringsbeleid toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
55
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Valutarisico Het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille is belegd in euro’s genoteerde waarden. Het aandeel beleggingen dat niet in euro wordt belegd is ultimo verslagjaar circa 21,8% (2007: 25,5%) van de beleggingsportefeuille. Het valutarisico is slechts gedeeltelijk afgedekt. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten $ 3,530 miljoen bij een totale vreemde valutapositie van € 2,417 miljoen. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 31-12-2008 31-12-2007 Aandelen Overige beleggingen (hedge funds)
8.505 2.505
11.992 1.525
11.010
13.517
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2008
2007
Positie
Valuta-
Netto-
Netto-
vóór
derivaten
positie na
positie na
afdekking
afdekking
afdekking US Dollars
9.674
- 2.417
7.257
9.474
Japanse Yen
1.336
-
1.336
1.759
Singaporese Dollars
-
-
-
447
Australische Dollars
-
-
-
476
11.010
- 2.417
8.593
12.156
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
56
Het renterisico hangt samen met de waardering van de beleggingen en de verplichtingen tegen marktwaarde. De beheersing vindt plaats door middel van het strategisch beleggingsbeleid en het durationbeleid. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 31-12-2008
31-12-2007
13,0
13,6
Duration van de vastrentende waarden (staatsobligaties en hypotheken Duration credits (bedrijfsobligaties en andere credits) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
6,5
7,4
17,9
16,3
Op de balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen. Er is daardoor sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2008
31 december 2007
% Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 - 5 jaar
%
1.574
4,8
1.506
5,1
725
2,2
-
-
Resterende looptijd 5 - 10 jaar
10.127
31,1
14.018
47,8
Resterende looptijd > 10 jaar
20.177
61,9
13.811
47,1
32.603
100,0
29.335
100,0
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, herverzekeringsmaatschappijen, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC) derivatenposities worden aangegaan, etc. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds dan wel het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31 december 2008
31 december 2007 %
AAA
27.817
%
85,3
26.635
90,8
AA
2.094
6,4
1.906
6,5
Geen rating
2.692
8,3
794
2,7
32.603
100,0
29.335
100,0
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
57
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AGprognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moetoekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Toeslagrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om een toeslag te verlenen op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen die gelijk is aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslag voorwaardelijk is. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Het bestuur is bevoegd om de toeslag op de pensioenaanspraken van deelnemers anders vast te stellen dan de toeslag op de pensioenaanspraken van ex-deelnemers en ingegane pensioenen. Er is voor toekomstige toeslagen geen geld gereserveerd en er wordt ook bij de bepaling van de hoogte van de pensioenpremies geen rekening gehouden met toeslagverlening. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin een toeslag kan worden verleend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de streeftoeslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
58
op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van het toeslagbeleid). Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Niet in de balans opgenomen verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten voor een periode van 4 jaar. Deze overeenkomst eindigt per 31 december 2011.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
59
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s)
10.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Periodieke premies Koopsom herstelplan
2008
2007
3.049
3.137
351
351
-
98
41
28
3.441
3.614
Eenmalige koopsommen FVP-koopsommen
De FVP-koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
2008
2007
2.666 2.464 3.441
2.944 2.201 3.614
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie (inclusief koopsom herstelplan) is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is gebaseerd op de actuele marktrente aan het begin van 2008 die toen 4,85% bedroeg. De gedempte premie is gebaseerd op het verwacht rendement in plaats van de actuele marktrente. Het verwacht rendement bedraagt 5,3% De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigde koopsom Opslag voor uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2008
2007
1.853 403 410
1.982 463 499
2.666
2.944
60
11.
Premiebijdragen risico deelnemers
Periodieke premie
12.
2008
2007
2
4
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings-
beleggings-
vermogens-
Totaal
Totaal
opbrengsten
opbrengsten
beheer
2008
2008
2008
2008
2007
141
- 8.263
- 8.122
- 440
1.225
2.836
4.061
- 176
-
- 169
- 169
251
Overige beleggingen
32
- 577
- 545
290
Overige opbrengsten/lasten
-9
-9
16
- 291
- 291
- 453
- 291
- 5.075
- 512
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
Kosten vermogensbeheer
1.389
13.
- 6.173
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Aandelen Vastrentende waarden
14.
2008
2007
- 34 -1
-2 2
- 35
-
Saldo waardeoverdrachten voor risico pensioenfonds 2008
2007
Overgenomen pensioenverplichtingen
256
48
Overgedragen pensioenverplichtingen
- 182
- 59
74
- 11
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
61
pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De toevoeging aan de technische voorziening uit hoofde van de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt 218. Het resultaat op de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt in 2008: 38 (2007: 3). De afname van de technische voorziening uit hoofde van de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt 174. Het resultaat op de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt in 2008: - 8 (2007: 2). De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
15.
Saldo waardeoverdrachten voor risico deelnemers 2008
2007
Overgenomen pensioenverplichtingen
-
-
Overgedragen pensioenverplichtingen
- 229
-6
- 229
-6
2008
2007
Ouderdomspensioen
718
609
Nabestaandenpensioen
130
131
16.
Pensioenuitkeringen
Wezenpensioen Afkopen
8
8
755
41
1.611
789
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 406,44 per jaar overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). In 2008 heeft een eenmalige afkoopactie plaatsgevonden. 1.166 gewezen deelnemers heben gebruik gemaakt van deze afkoopmogelijkheid. De toeslag op de uitkeringen per 1 januari 2008 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0,8% (2007: 1,40%).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
62
17.
Mutatie technische voorzieningen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagen Toeslagverlening is bedoeld om de waarde van de pensioenen op peil te houden. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Gestreefd wordt naar een toeslag op pensioenaanspraken van deelnemers die gelijk is aan de procentueel hoogste stijging van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) of de algemene loonontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,696% (2007 4,066%), zijnde éénjaarsrente van de rentetermijnstructuur per 31 december 2008. Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
63
18.
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
Stortingen Beleggingsresultaat
2008
2007
2
4
- 35
-
- 229
-7
- 262
-3
2008
2007
voor overlijdensrisico
- 44
- 88
voor premievrijstellingsrisisco
- 71
- 119
voor wezenpensioen
- 12
- 15
- 127
- 222
Onttrekkingen
19.
Herverzekeringen
Premies
Uitkeringen van herverzekerd wezenpensioen
7
7
van premies voor premievrijgestelden
56
59
van risicokapitaal bij overlijden
11
-
74
66
- 53
- 156
2008
2007
53
- 16
Totaal Herverzekering
20.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening
Mutatie waarde herverzekeringspolissen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
64
21.
Uitvoeringskosten 2008
2007
Administratiekosten
312
370
Adviseurs- en controlekosten
100
102
20
7
432
479
Overige kosten
In de adviseurs- en controlekosten is in 2008 een post opgenomen van 26 (2007: 20) voor controlewerkzaamheden van de jaarrekening door de accountant. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
Personeelsleden en bezoldiging bestuur Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Het bestuur ontvangt geen bezoldiging. Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
65
G. Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
66
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Het herstelplan is gebaseerd op de feitelijke situatie per 31 december 2008. Uit het herstelplan blijkt dat het fonds naar verwachting eind 2012 hersteld zal zijn uit de situatie van dekkingstekort. De verwachte feitelijke dekkingsgraad wordt dan geschat op circa 107%. Ultimo 2017 wordt verwacht dat het fonds geen reservetekort meer heeft. Het herstel van het fonds komt voornamelijk ten laste van het niet verlenen van toeslagen en het genereren van overrendement in de komende jaren. Het bestuur zal de voortgang van het herstelplan jaarlijks evalueren. Het eerstvolgende toetsmoment is 31 december 2009.
UITVOERINGSOVEREENKOMST De werkgever zal de aan het fonds verschuldigde bijdrage betalen. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 van het pensioenreglement van het fonds en behoudens het in artikel 20 lid 2 omschreven recht van de werkgever in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zulks na overleg met de ondernemingsraad de bijdrage te verminderen of de betaling te staken. De werkgever is jaarlijks een vaste premie van 32% van de som van de pensioengrondslagen aan het fonds verschuldigd. Deze vaste premie is vastgesteld voor de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2012 en is tussentijds niet te wijzigen. De vaste premie bevat de werknemersbijdrage. De werknemersbijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De werkgever houdt de werknemerspremie in op het periodesalaris van de werknemers. De vaste premie wordt achtereenvolgens aangewend ter financiering van: a. de uitvoeringskosten van de Stichting; b. de risicopremies; c. de inkoop van pensioenaanspraken in enig jaar; d. de opslag die nodig is voor het instandhouden van het VEV; e. het vermogen van de Stichting. Voor de werknemers die 31 december 2006 in dienst waren van de werkgever wordt op basis van de ‘Overgangsregeling ECI, 15 jaarsoptie” een extra ouderdomspensioen vastgesteld. De toekenning, financiering en inkoop van het op grond van dit reglement vastgestelde extra ouderdomspensioen geschiedt op 1 januari 2022, of zoveel eerder als de streefpensioendatum wordt bereikt, indien en voorzover het dienstverband met de werkgever vanaf 1 januari 2007 tot het moment van toekenning, financiering en inkoop onafgebroken is voortgezet. De werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie wordt door de werkgever in vier termijnen, uiterlijk de laatste dag voor aanvang van elk kwartaal, aan het fonds betaald. Wijzigingen in de voor het kalenderjaar vastgestelde bedragen in verband met mutaties zullen door de aangesloten ondernemingen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan het fonds zijn voldaan.
RESULTAATVERDELING Volgens de algemene bedrijfstechnische nota houdt de algemene reserve rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De algemene reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de algemene reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
67
zoals beschreven in het consultatiedocument Financieel Toetsingskader van de DNB. De algemene reserve is minimaal gelijk aan het minimum vereist eigen vermogen. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de algemene reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
68
H. Bijlagen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
73
VERLOOPSTAAT DEELNEMERS EN PENSIOENTREKKENDEN Deelnemers Stand vorig boekjaar Nieuwe toetredingen Ontslag met premievrije aanspraak Ingang pensioen Overlijden Andere oorzaken
Gewezen deelnemers Stand vorig boekjaar
Pensioentrekkenden Stand vorig boekjaar
Stand einde boekjaar *
688
733 249 - 285 -9 -2 2
- 95
- 45
593
688
2.706
2.497
292 - 22 - 17 -5 - 1.166 ** -
Stand einde boekjaar
Ingang pensioen Overlijden Afloop Andere oorzaken
2007
212 - 293 - 12 -1 -1
Stand einde boekjaar
Ontslag met premievrije aanspraak Waardeoverdrachten Ingang pensioen Overlijden Expiratie Afkopen Andere oorzaken
2008
285 -7 -9 - 27 * - 35 2 - 918
209
1.788
2.706
163
150
32 -2 - 12
26 -2 - 11 18
13
181
163
Betreft een inhaaleffect in verband met de koppeling met de Gemeentelijke Basis Administratie door de overgang naar een ander pensioenadministratiesysteem.
** In 2008 hebben 1.166 gewezen deelnemers van de mogelijkheid gebruik gemaakt van de eenmalige afkoopactie kleine pensioenen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
74