STICHTING PENSIOENFONDS ECI
JAARRAPPORT 2007
INHOUD A.
Voorwoord
2
B.
Kerncijfers
5
C.
Karakteristieken van het pensioenfonds
9
D.
Bestuursverslag
13
−
HOOFDLIJNEN
14
−
EXTERNE ONTWIKKELINGEN
14
−
GOED PENSIOENFONDSBESTUUR
18
−
PENSIOENPARAGRAAF
22
−
VERSLAG VAN DE VERMOGENSBEHEERDER
26
−
RESULTAAT BOEKJAAR
32
−
RISICOPARAGRAAF
33
−
TOEKOMSTPARAGRAAF
34
E.
Jaarrekening
35
−
BALANS PER 31 DECEMBER 2007
36
−
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2007
37
−
KASSTROOMOVERZICHT
38
−
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING
39
−
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2007
45
−
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
57
F.
Overige gegevens
62
−
UITVOERINGSOVEREENKOMST
63
−
RESULTAATVERDELING
63
−
ACTUARIËLE VERKLARING
64
−
ACCOUNTANTSVERKLARING
66
H.
Bijlagen
−
VERLOOPSTAAT DEELNEMERS EN PENSIOENTREKKENDEN
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
68 69
1
A. Voorwoord
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2
In dit jaarrapport brengt het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ECI verslag uit over de ontwikkelingen bij het pensioenfonds in 2007. Samenvattend kunnen we stellen dat 2007 een redelijk goed jaar was voor het pensioenfonds. Het eigen vermogen is immers gestegen met € 2,6 miljoen. De dekkingsgraad van het pensioenfonds steeg hiermee van 123,2% van de Technische Voorzieningen ultimo 2006 naar 127,5% aan het einde van het verslagjaar. Dit is meer dan de dekkingsgraad van 122,1% die het pensioenfonds volgens de normen van De Nederlandsche Bank (DNB) dient te hebben. Hierdoor was het herstelplan beëindigd. Een belangrijke aanleiding voor de toename van de dekkingsgraad was de afname van de Technische voorzieningen ten gevolge van de gestegen marktrente. Ten gevolge van het Financieel Toetsingskader dienen naast de beleggingen immers ook de verplichtingen van het pensioenfonds op basis van marktrente te worden gewaardeerd. Deze verdiscontering gebeurt aan de hand van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan de hand waarvan de huidige en toekomstige kasstromen van het pensioenfonds worden gewaardeerd. Begin 2007 heeft het bestuur na advies van een externe adviseur besloten om de strategische mix aan te passen, de duratie (rentegevoeligheid) te verlengen en het renterisico stapsgewijs af te dekken. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). Halverwege 2007 is er een nieuwe ALM (Asset Liability Management) studie opgestart. Een eventuele verdere aanpassing van de strategische beleggingsmix zal in 2008 beoordeeld worden aan de hand van de verdere uitwerking van deze studie. Gedurende het jaar 2007 kwam het totaal rendement van het pensioenfonds uit op 0,5% negatief. De onzekerheid op de financiële markten met dalende aandelen koersen waren hiervan de hoofdoorzaak. De beleggingsopbrengsten bedroegen in 2007 daarmee circa € 0,5 miljoen negatief. Daarvan bestond het directe rendement uit circa € 1,1 miljoen en het indirecte rendement uit circa € 1,2 miljoen negatief. Het indirecte resultaat van de aandelen bedroeg € 0,5 miljoen negatief en de obligaties € 1,2 miljoen negatief. Aandelen en obligaties maken samen het overgrote deel uit van de totale portefeuille. Vanaf 1 januari 2007 is de nieuwe pensioenregeling in werking getreden. Ten behoeve van de actieve deelnemers is er een populaire versie van het pensioenreglement in brochurevorm afgegeven. Deze brochure en de nieuwe pensioenregeling zijn voor ieder te bekijken en te downloaden vanaf de website www.ecipensioenfonds.nl. Het jaar 2007 heeft hierdoor voor een deel in het teken gestaan van de implementatie van de nieuwe pensioenregeling in de administratie van de pensioenuitvoerder. De analyse voor deze implementatie heeft nog een aantal praktische wijzigingen van het reglement als gevolg gehad. De implementatie ligt op schema en in 2008 ontvangt iedereen tijdig het jaarlijkse pensioenoverzicht. Jaarlijks neemt het bestuur, aan de hand van het jaarverslag, een besluit over de toe te kennen toeslag op de pensioenen. Gekeken wordt naar de dekkingsgraad per 31 december van het voorafgaande jaar. De dekkingsgraad per 31 december 2006 leidde er toe dat het bestuur in 2007 kon besluiten tot het verlenen van toeslagen op de ingegane pensioenen en de rechten van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken conform de norm. Dit betekende dat de ingegane pensioenen en de rechten van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken per 1 januari 2007 conform de prijsindex met 1,4% zijn verhoogd. Het bestuur is verheugd dat zij tot deze ongekorte toeslagverlening kon besluiten, aangezien het verlenen van toeslagen een belangrijke ambitie van het bestuur is. Daarbij tekent het bestuur echter wel aan dat de toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken voorwaardelijk is. Dat houdt in dat wat betreft de voorwaardelijke toeslag er geen recht is op toeslagen, er geen premie voor wordt betaald en er ook geen reserves voor zijn gevormd; ook op de lange termijn is het niet zeker dat er een toeslag verleend kan worden.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
3
Naast bovenstaande belangrijke onderwerpen is er ook veel aandacht besteed aan het aanpassen van de fondsdocumenten aan de Pensioenwet en de uitwerking van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Daarbij diende ondermeer een Verantwoordingsorgaan en een Visitatiecommissie in het leven te worden geroepen. Meer informatie over deze organen is opgenomen in het hoofdstuk karakteristieken van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds is in 2007 ongewijzigd gebleven ten opzichte van het voorgaande boekjaar. In de eerste alinea is gemeld dat het herstelplan ultimo 2007 beeindigd is. Dit klopt. Echter begin 2008 is er een onrustige periode geweest op de financiele markten. Dat had als gevolg dat de aandelenmarkten flink daalden. Ook de rente daalde in die periode. Deze combinatie van een dalende rente en dalende effectenbeurzen had als gevolg dat alle pensioenfondsen te kampen hadden met dalende dekkingsgraden. Ook het pensioenfonds ECI had te maken met deze effecten waardoor er weer een reservetekort ontstaan is. Het bestuur heeft dit conform de Pensioenwet direct gemeld bij De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank heeft inmiddels ook al een nieuw herstelplan van het bestuur mogen ontvangen. Op deze plaats tenslotte een woord van dank aan al degenen die zich in het verslagjaar in bestuur, adviesorganen en organisatie van het pensioenfonds hebben ingezet en daarmee voor de belangen van onze (gewezen) deelnemers en pensioentrekkenden. Stichting Pensioenfonds ECI Voorzitter de heer A.T. van Putten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
4
B. Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
5
Deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden 31-12-2007 31-12-2006 Aantal
% Aantal
31-12-2005
% Aantal
31-12-2004
% Aantal
31-12-2003
% Aantal
%
Deelnemers Actief Gewezen Pensioentrekkend
688 2.706 163
19,3 76,1 4,6
733 2.497 150
21,7 73,9 4,4
782 2.431 148
23,3 72,3 4,4
928 2.293 138
27,6 68,3 4,1
777 2.150 121
25,5 70,5 4,0
Totaal
3.557
100,0
3.380
100,0
3.361
100,0
3.359
100,0
3.048
100,0
Premiebijdragen, pensioenuitkeringen, saldo waardeoverdrachten en uitvoeringskosten 2007 2006 2005 2004 (Bedragen x € 1.000)
2003
Premiebijdragen -van werkgevers en werknemers -voor risico deelnemers
3.614 4
2.421 18
2.384 16
3.166 36
2.602 53
3.618
2.439
2.400
3.202
2.655
Pensioenuitkeringen
789
712
659
674
513
Saldo waardeoverdrachten -voor risico pensioenfonds -voor risico deelnemers
- 11 -6
- 203 -
- 144 -
- 36 -
- 70 -
- 17
- 203
- 144
- 36
- 70
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1000)
31-12-2007
31-12-2006 %
Vastgoed aandelen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
18.401 29.335
Overige beleggingen*
5.234
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
*
31-12-2005 %
31-12-2003 %
30,4 14.599 48,5 23.014
30,0 18.453 47,3 23.623
-0,1 - 123 21,2 11.143
-0,2
200
0,5
9,9 10.854
22,9
-
-
52.975
100,0 51.291
100,0 48.633
262
265
53.237
51.556
5
34,7 15.615 55,4 24.879
31-12-2004 %
-
- 57
%
- 3.305 43,6 14.369 55,9 20.408 -
-
100,0 48.633
100,0 38.082
100,0
179
228
179
42.455
48.861
42.455
De overige beleggingen betreffen hedge funds. Deze waren in het verleden opgenomen onder aandelen. Met terugwerkende kracht zijn de hedge funds gescheiden weergegeven.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8,7 37,7 53,6
6
Technische voorzieningen, Reserves, belegd vermogen en dekkingsgraad 31-12-2007 31-12-2006 31-12-2005 (Bedragen x € 1.000) Ultimo Technische voorzieningen * -voor rekening van pensioenfonds -voor rekening van deelnemers
Reserves Beleggingen -voor risico van pensioenfonds -voor risico van deelnemers
Liquide middelen Herverzekering Saldo overige activa en passiva Totaal belegd vermogen Dekkingsgraad APP Dekkingsgraad FTK** Gehanteerde gemiddelde rente
31-12-2004
31-12-2003
42.244 262 42.506
43.231 265 43.496
42.727 228 42.955
38.610 179 38.789
35.505 136 35.641
11.621
8.994
6.781
5.617
3.590
52.975 262 53.237
51.291 265 51.556
48.633 228 48.861
42.276 179 42.455
42.276 179 42.455
511 428 - 49
294 456 184
382 564 374
699 619 1.377
699 619 1.377
54.127
52.490
49.736
44.406
44.406
127,5%
123,2% 120,8%
118,3%* -
114,5% -
114,5% -
4,85%
* De technische voorzieningen zijn tot en met 2006 berekend tegen een vaste rekenrente van maximaal 4% zonder rekening te houden met een lange termijn sterfteontwikkeling en een opslag voor toekomstige kosten. ** bij de berekening van de dekkingsgraad is de voorziening voor risico deelnemers niet meegenomen. Beleggingsopbrengsten en kosten vermogensbeheer (Bedragen x € 1.000)
2007
2006
2005
2004
2003
Directe opbrengsten
1.166
925
869
1.890
1.451
-1.225
830
3.371
1.409
1.351
Kosten
- 453
- 286
- 307
- 40
- 32
Totaal
-512
1.469
3.933
3.259
2.770
Indirecte opbrengsten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
7
Beleggingsrendement (In procenten) Rendement
2007
2006
2005
2004
2003
- 0,49
3,00
8,99
8,33
7,99
Het beleggingsrendement is berekend volgens de VBA-Performance Presentatie Standaarden waarbij waardering van de portefeuille op maandbasis plaatsvindt en de periode-rendementen meetkundig (dat wil zeggen met elkaar doorvermenigvuldigd) berekend worden. De beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn niet in deze berekening opgenomen. Pensioengegevens (In procenten)
2007
2006
2005
2004
2003
Maximum pensioensalaris -BPF regeling (max.WAO) -Nieuwe franchiseregeling
n.v.t. n.v.t.
43.848 43.200
43.770 43.200
43.770 43.200
43.229 42.000
11.872
14.778
14.453
14.453
14.128
1,4% 1,4%
1,5% 1,5%
1,5% 1,5%
1,5% 1,5%
3,0% 3,0%
Franchise Indexatie 1 januari boekjaar -actieve deelnemers** -inactieve deelnemers
**Tot en met 2006 geldt alleen voor actieven die hebben deelgenomen aan de BPF regeling.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8
C. Karakteristieken van het pensioenfonds
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
9
Profiel Juridische structuur en inschrijving Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen is opgericht op 7 juni 1978. De laatste statutenwijziging was op 7 januari 2002. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41177905. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie OPF. Zoals uit de tenaamstelling van het pensioenfonds blijkt kent het pensioenfonds de rechtsvorm van de stichting. Statutaire doelstelling Het pensioenfonds stelt zich ten doel het uitkeren of het doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Hiertoe wordt voor 3.557 deelnemers, pensioentrekkenden en gewezen deelnemers circa € 53 miljoen aan vermogen aangehouden. Organisatie van het pensioenfonds Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van onderstaand schema.
Bestuur
Verantwoordingsorgaan Adviseurs
Administrateur
Herverzekeraar
Vermogensbeheerder
Interne organen en functionarissen Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het pensioenfonds en het uitvoeren van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling, waaronder het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement en beheert de afspraken met de externe dienstverleners. Andere bevoegdheden van het bestuur zijn onder andere: •
Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
10
•
Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever)
•
Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.
Het bestuur heeft bevoegdheden krachtens de statuten en pensioenreglement alsmede de hiermee verbonden uitvoeringsbesluiten, de uitvoeringsovereenkomst tot het verrichten van betalingen en het aangaan van contractuele verplichtingen met derden. Dagelijks bestuur Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds en bepaalt het dagelijks beleid. Samenstelling van het bestuur Aan het eind van het verslagjaar was de samenstelling van het bestuur als volgt: Naam
Functie
Vertegen-
Lid sinds
woordiging
zittingsduur
De heer A.T. (Guus) van Putten
Voorzitter
De heer O. (Oktay) Erciyaz
Lid
Werkgever
01-01-2006
Onbepaald
De heer R.A. (René) van Drunen
Secretaris
Werknemer
01-01-2006
01-01-2009
01-07-2002
01-07-2008
Mevrouw I.M. (Inge) Fluijter
Werkgever
Einde
01-07-2002
Onbepaald
Werknemer en Lid
gepensioneerden
Bestuursadviseur De heer T.J. (Co) van Wel Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan wordt op 1 januari 2008 ingesteld en als volgt samengesteld: Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden en is samengesteld uit één vertegenwoordiger van de aangesloten ondernemingen, één vertegenwoordiger van de deelnemers en één vertegenwoordiger van de gepensioneerden. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben een zittingstermijn van drie jaar. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt of het bestuur op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van alle belanghebbenden (de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever) bij het fonds. Op basis van de door het bestuur verstrekte informatie oordeelt het verantwoordingsorgaan over het handelen van het bestuur, over het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst, evenals over de naleving van de gedragscode. In het jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in het voorafgaande boekjaar. In het jaarverslag 2008 wordt voor het eerst een oordeel van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid opgenomen. Intern toezicht Het bestuur heeft voor de inrichting van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Beleggingscommissie De beleggingscommissie voert het overleg met de externe vermogensbeheerder en adviseert het bestuur over te nemen besluiten met betrekking tot het vermogensbeheer. Deze commissie bestaat uit één bestuurslid, de bestuursadviseur, een externe adviseur en de vermogensbeheerder.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
11
Externe dienstverleners Naast deze interne organen kent het pensioenfonds ook meerdere externe dienstverleners. In het navolgende een beschrijving van de partijen die door het pensioenfonds worden ingeschakeld. Administrateur De uitvoeringsorganisatie is Interpolis Pensioenbeheer B.V. De werkzaamheden betreffen ondermeer pensioenadministratie, excasso, financiële verslaglegging en bestuursondersteuning. Adviseurs Het pensioenfonds wordt bijgestaan door de volgende externe deskundigen: Certificerend actuaris De certificerend actuaris rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het pensioenfonds en geeft een actuariële verklaring af. Watson Wyatt B.V. te Apeldoorn verricht deze werkzaamheden voor het pensioenfonds. Adviserend actuaris Het pensioenfonds heeft Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg als actuarieel adviseur ingeschakeld. Accountant De externe accountant controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB) en doet verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een verslag aan het bestuur, waarin opgenomen zijn opmerkingen en aanbevelingen omtrent de administratieve organisatie en interne controle van het fonds. Het pensioenfonds heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Amsterdam voor deze dienst ingeschakeld. Herverzekeraar Het pensioenfonds herverzekert overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Vermogensbeheerder Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Het pensioenfonds wordt door Watson Wyatt B.V. bijgestaan op het gebied van risicobeheersing op lange termijn en de uitvoering van ALM (Asset Liability Management) studies.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
12
D. Bestuursverslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
13
Hoofdlijnen Bestuursvergaderingen Het bestuur kwam in het verslagjaar zeven maal in vergadering bijeen. Een veelheid van onderwerpen verdiende de aandacht. De meeste aandacht ging daarbij uit naar: - De financiële situatie van het pensioenfonds en onder andere de herziening van het beleggingsbeleid; - De uitgevoerde ALM studie; - Het vaststellen van een toekomstige bestuursstructuur en het gevolg geven aan de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur; - Het tot stand komen van de uitvoeringsovereenkomst; - Het hernieuwen van het herverzekeringscontract - Het in overeenstemming met de Pensioenwet maken van de pensioenreglementen, statuten en actuariële bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds; Verderop in het jaarverslag gaan we nader op deze onderwerpen in. We geven erbij aan hoe het bestuur aankijkt tegen de nieuwe externe ontwikkelingen en welk beleid het bestuur daarop heeft gevormd, dan wel bezig is om dat te vormen. Externe ontwikkelingen Implementatie Pensioenwet Het jaar 2007 heeft voor het pensioenfonds voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de nieuwe Pensioenwet. De pensioenregeling, de administratie en de verslaglegging moesten daarop worden afgestemd. Zo rapporteert het fonds nu elk kwartaal aan de Nederlandsche Bank (DNB). Ook heeft het fonds een uitvoeringsovereenkomst vastgesteld die per 1 januari 2007 in werking is getreden. De uitvoeringsovereenkomst is de overeenkomst tussen werkgever en pensioenfonds. De Pensioenwet had voorts tot gevolg dat de communicatie-uitingen van het pensioenfonds zijn aangepast. Deze wijzigingen gaan in met ingang van 2008, maar de voorbereidingen zijn gedaan gedurende het verslagjaar. Zo is de correspondentie herzien bij ondermeer het aanvangen van het deelnemerschap, de pensioeningang en het beëindigen van het deelnemerschap. Ook zijn voorbereidingen getroffen om de pensioenopgave vanaf 2008 te gaan verstrekken in de vorm van het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). De Pensioenwet schrijft verder voor dat pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2008 bij het geven van informatie over het toeslagbeleid een beeldende en kwalitatieve maatstaf moeten gebruiken, het zogenaamde indexatielabel. De sector heeft een poging ondernomen, maar 1 januari 2008 is niet gehaald. Om die reden is de invoeringsdatum een jaar opgeschoven, naar 1 januari 2009. Dat heeft tot gevolg dat het label voor het eerst gebruikt moet worden in het uniform pensioenoverzicht 2009, waarop de stand van de aanspraken per eind 2008 staat vermeld. Veegwet Pensioenwet Voor het ministerie van SZW waren de diverse onvolkomenheden in de Pensioenwet aanleiding om een aanpassingswetsvoorstel (een Veegwet) op te stellen. Daarin wordt een aantal kennelijke fouten en omissies in de Pensioenwet hersteld, maar er komen ook beleidswijzigingen aan de orde. Het wetsvoorstel is in het verslagjaar behandeld in de Tweede Kamer, de behandeling door de Eerste Kamer heeft in februari 2008 plaatsgevonden. Hierna behandelen we de onderwerpen die voor het fonds van belang zijn:
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
14
Medezeggenschap pensioengerechtigden De Pensioenwet schrijft bij ondernemingspensioenfondsen voor dat pensioengerechtigden zelf een keuze mogen maken tussen medezeggenschap door middel van een deelnemersraad of door middel van een vertegenwoordiging van de pensioengerechtigden in het bestuur. Ondernemingspensioenfondsen zijn verplicht hun pensioengerechtigden aan te schrijven en ze deze vraag voor te leggen. Maar soms is dat overbodig. Er zijn fondsen die al jaren werken met een systeem van medezeggenschap waar iedereen tevreden over is. In de Veegwet wordt daarom nu geregeld dat een ondernemingspensioenfonds zijn pensioengerechtigden niet hoeft aan te schrijven als de deelnemersraad of bestuursvertegenwoordiging al dateert van vóór 28 februari 2003 (de datum van het vernieuwde medezeggenschapsconvenant) en het pensioenfonds kan aantonen dat pensioengerechtigden instemmen met de huidige gang van zaken. Al sinds vele jaren is er een gepensioneerde lid van het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds kon echter niet aantonen dat de pensioengerechtigden instemmen met de huidige gang van zaken, daarom heeft er een raadpleging onder de pensioengerechtigden plaats gevonden. De meerderheid van de pensioengerechtigden gaf de voorkeur aan een zetel in het bestuur. Omdat minder dan de helft heeft gereageerd, is het bestuur niet verplicht de wens van de pensioengerechtigden op te volgen. Het bestuur heeft ervoor gekozen om de huidige situatie niet te wijzigen. Er heeft namelijk al een gepensioneerde zitting in het bestuur. Het bestuur heeft hier mede voor gekozen omdat de meesten van u gekozen hebben voor een zetel voor een pensioengerechtigde in het bestuur. Een andere belangrijke reden voor deze keuze is dat er begin 2008 een verantwoordingsorgaan opgericht wordt. In dit orgaan krijgen de pensioengerechtigden, evenals de werkgever en de werknemers, 1/3 deel van het aantal zetels. Afkoop kleine pensioenen Een nieuwe ontwikkeling die tijdens de behandeling van de Veegwet op initiatief van pensioenfondsen in de wet is opgenomen, betreft de administratie van kleine pensioenen. De Veegwet maakt het voor pensioenuitvoerders mogelijk om aan (gewezen) deelnemers met een klein pensioen elektronisch informatie ter beschikking te stellen, zonder dat daarvoor voorafgaand toestemming nodig is. De Tweede Kamer wil daarmee voorkomen dat kleine pensioenen worden afgekocht omdat de kosten van schriftelijke informatieverstrekking te hoog worden in verhouding tot de waarde van de aanspraken. De gedachte is dat pensioenfondsen eerder zullen beslissen om kleine pensioenen niet af te kopen als de uitvoeringskosten lager zijn. Het fonds heeft echter besloten de mogelijkheden tot afkoop van kleine pensioenen wel te gaan toepassen. Maatschappelijk verantwoord beleggen In de politiek is de vraag aan de orde geweest of pensioenfondsen bij het beleggen van hun vermogen voldoende rekenschap geven van hun maatschappelijke verantwoordelijkheden. Standpunt van minister Donner in de Tweede Kamer was dat pensioenfondsen zelf verantwoordelijk zijn voor hun beleggingsbeleid en dat hij, mede gezien recente initiatieven van pensioenkoepels, vertrouwen heeft in een goede aanpak. Hij is niet van plan om in te grijpen. Pensioenfondsen moeten in het kader van de ‘Principes voor Goed pensioenfondsbestuur’ verantwoording over het beleggingsbeleid afleggen aan hun belangengroepen (aan het Verantwoordingsorgaan) en dat is naar de mening van de minister voldoende. In april 2007 besloten de koepels van pensioenfondsen (VB, Opf en UvB), om een Praktische Commissie in te stellen. De commissie heeft een rapport opgesteld dat pensioenfondsen kan ondersteunen bij het operationaliseren en uitvoeren van verantwoord beleggen. Het rapport ‘De gearriveerde toekomst’ is op 14 november 2007 aangeboden aan minister Donner. De essentie van het rapport is dat pensioenfondsen een visie formuleren, een beleid ontwikkelen, het beleid implementeren en over het geheel verantwoording moeten afleggen. Het beleid van het pensioenfonds hierin is in overeenstemming met dat van de vermogensbeheerders. De beleggingen zijn immers uitbesteed.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
15
Verbetering deskundigheid pensioenfondsbesturen De Pensioenkoepels (VB, Opf en UvB) hebben op 16 april 2007 een Plan van Aanpak gepresenteerd inzake de deskundigheidsbevordering van pensioenfondsen. Het plan is een reactie op de eind 2006 uitgebrachte intentieverklaring van de Stichting van de Arbeid (STAR) en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO). De STAR en het CSO verzochten de pensioenkoepels om stappen te ondernemen teneinde de deskundigheid bij pensioenfondsen te verbeteren. Het betreft deskundigheid van bestuursleden, maar ook van leden van het verantwoordingsorgaan. In het Plan van Aanpak zijn standaardnormen, de zogenaamde eindtermen, vastgesteld waaraan de deskundigheid getoetst kan worden. Zowel voor de individuele bestuurder als voor besturen als geheel. Voor leden van het verantwoordingsorgaan zijn er aangepaste normen. Verder worden eisen gesteld aan pensioenopleidingen en cursussen. Daarvoor wordt een certificeringprocedure opgezet door het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION). Ook wordt er een commissie opgericht van vertegenwoordigers van de koepels (de Permanente Commissie Deskundigheidsbevordering PCD) die met betrekking tot de voortgang van het Plan van Aanpak het aanspreekpunt zal zijn. De PCD zal de ontwikkelingen op het gebied van deskundigheidsbevordering monitoren. De koepels hopen op deze manier de bij hun aangesloten pensioenfondsen faciliteiten te bieden om hun deskundigheid te verbeteren. En daarnaast doen de koepels een oproep aan hun leden om gebruik te maken van de faciliteiten. In 2007 is het pensioenfonds in afwachting geweest van de ontwikkelingen op dit gebied. In 2008 zal het nieuwe deskundigheidsplan vorm gaan krijgen. In dit plan zal onder andere opgenomen worden hoe de deskundigheid van de bestuursleden verbeterd kan worden en zal er een evaluatieprocedure voor het bestuur en de bestuursleden opgesteld gaan worden. Wijziging in FVP regeling In december van het verslagjaar heeft het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) bekend gemaakt dat de FVP-regeling wederom een jaar langer zal blijven bestaan en nu per 1 januari 2010 zal worden stopgezet. Dat houdt in dat ook werknemers die tussen 1 januari 2009 en 1 januari 2010 in de WW terechtkomen, nog in aanmerking kunnen komen voor een FVPbijdrage. Verlenging van de regeling werd mogelijk door goede beleggingsopbrengsten en minder WWgevallen. Als altijd maakt het FVP wel het voorbehoud dat er geen harde garanties worden gegeven. Als het geld op is, dan houdt de regeling op. Hoogte WAO-uitkering aangepast voor volledig arbeidsongeschikten (voor fondsen die een WAO-gat regeling of andere arbeidsongeschiktheidsregelingen hebben) De WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid is per 1 juli 2007 verhoogd van 70% naar 75% van het dagloon. Dat was één van de afspraken uit het coalitieakkoord van het huidige kabinet. Sinds de invoering van de WIA bevat de pensioenregeling van het fonds geen hiaatregeling meer. Het pensioenfonds kende echter wel een WAO-hiaat regeling voor op 1 januari 2006 bestaande arbeidsongeschikten. Hoewel voor deze regeling geen premie meer gevraagd wordt, komen er nog steeds latente invaliditeitspensioenen tot uitkering. Het pensioenfonds heeft met betrekking tot de nieuw toe te kennen WAO-hiaatuitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten besloten het bestaande niveau van de uitkering te handhaven. Dat betekent dat de uitkering niet hoger wordt vastgesteld dan vóór de wetswijziging. Ook wat betreft de lopende WAOhiaatuitkeringen blijft het niveau ongewijzigd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
16
Een nieuwe Wet Financieel Toezicht Per 1 januari 2007 is de Wet Financieel Toezicht (WFT) in werking getreden. De WFT is een kaderwet waarin het gehele spectrum van toezichtswetgeving op financiële instellingen is opgenomen. Zowel het prudentieel toezicht, uitgeoefend door DNB, als het gedragstoezicht, uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In de WFT is veel bestaande wetgeving geïncorporeerd. Daarbij is de oude wetgeving ingetrokken en daaronder zijn ook wetten waarmee pensioenfondsen te maken hadden. Dat zijn bijvoorbeeld de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993) en de Wet Financiële Dienstverlening (WFD). Bij de totstandkoming van de Pensioenwet is uitgebreid stilgestaan bij de vraag of een pensioenfonds onder de WFT zou moeten vallen. Uitkomst van de discussie is dat de WFT grotendeels niet van toepassing is op een pensioenfonds. Het toezicht op pensioenregelingen en pensioenfondsen is immers al geregeld in de Pensioenwet. Toch heeft een pensioenfonds op sommige punten wel te maken met de WFT. Dat betreft bijvoorbeeld de voorschriften die in de Code Tabaksblat zijn opgenomen voor institutionele beleggers. De naleving van deze voorschriften is nu verankerd in de WFT en van toepassing verklaard op alle institutionele beleggers, waartoe pensioenfondsen expliciet worden gerekend. Gevolg is dat een pensioenfonds voor boekjaren vanaf 1 januari 2007 moet aangeven in hoeverre het fonds de voorschriften (principes en best practice bepalingen) naleeft, of gemotiveerd moet uiteenzetten waarom het van naleving afziet. De voorschriften voor institutionele beleggers betreffen voornamelijk het al dan niet uitoefenen van het stemrecht op aandelen die tot de handel op een markt in financiële instrumenten zijn toegelaten. Het pensioenfonds voert geen actief stembeleid. De reden hiervan is dat het pensioenfonds het vermogensbeheer heeft uitbesteed aan Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. De vermogensbeheerder verzorgt als tussenpartij het vermogensbeheer waarbij in belangrijke mate gebruik gemaakt wordt van beleggingsfondsen. Het bestuur heeft hiermee geen rechtstreekse invloed op de effecten waarin wordt belegd, en is daarmee geen partij voor het uitbrengen van een stem op aandeelhoudervergaderingen. De vermogensbeheerder beheert het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Maandelijks ontvangt het bestuur van de beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden regelmatig in vergaderingen met de beleggingscommissie uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de notulen van deze vergaderingen. Verder is de regelgeving omtrent het effectentypisch gedragtoezicht (ETGT) met ingang van 1 januari 2007 opgenomen in de WFT en in het Besluit marktmisbruik WFT. Daarbij is de regelgeving ook aangepast. Nieuw is dat voor alle pensioenfondsen algemene bepalingen gaan gelden voor het optreden op markten in financiële instrumenten. Een pensioenfonds moet bijvoorbeeld adequate maatregelen hebben genomen om te voorkomen dat koersgevoelige informatie bekend wordt buiten het fonds. Ook moet elk pensioenfonds een compliance-officer aanwijzen. Het pensioenfonds heeft daarom de bestuursadviseur van het pensioenfonds als compliance officer aangewezen. De compliance officer is pas begin 2008 benoemd en heeft hierdoor in 2007 nog geen taken vervuld. Voor de specifieke regels wat betreft gedragsregels voor privé-transacties geldt nog steeds dat de bepalingen alleen van toepassing zijn op een pensioenfonds als het transactievolume van de jaarlijkse effectentransacties hoger is dan € 20 miljoen. Daarbij geldt dat voor de bepaling van het volume alleen transacties worden meegeteld voor zover het fonds invloed kan uitoefenen op de individuele transacties. Het fonds was om deze reden tot eind 2006 vrijgesteld van het ETGT en het fonds is van mening dat ook onder de nieuwe regelgeving vooralsnog geen zogenaamde insiderregeling vereist is.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
17
Wel gaat het fonds een nieuwe gedragscode invoeren waarin een regeling koersgevoelige informatie is opgenomen. Voor het opstellen van de nieuwe gedragscode zal het fonds gebruik maken van de nieuwe modelgedragscode die begin 2008 door de pensioenkoepels is vastgesteld. Het model is afgestemd op de WFT en de meest recente wijzigingen daarin. Goed pensioenfondsbestuur Algemeen Dit hoofdstuk betreft de kwaliteit van het bestuur van het pensioenfonds. De wet- en regelgeving op dit gebied is in het verslagjaar weinig veranderd. Bepalend zijn nog steeds de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals in december 2005 vastgesteld door de STAR. De Principes zijn per 1 januari 2007 verankerd in de Pensioenwet en van pensioenfondsen wordt verwacht dat ze de Principes vóór 1 januari 2008 geïmplementeerd hebben. Het pensioenfonds geeft in dit hoofdstuk weer op welke manier het zelf gewerkt heeft aan invoering van de Principes en verbeteringen op bestuurlijk gebied. De Principes hebben tot doel de kwaliteit, de zorgvuldigheid en de openheid van pensioenuitvoerders in Nederland op een hoger plan te brengen. Het gaat om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Uitgangspunt is dat een pensioenfondsbestuur helder voor ogen moet hebben waarvoor het verantwoordelijk is, hoe die verantwoordelijkheid wordt gedragen, hoe het interne toezicht is geregeld en hoe en aan wie verantwoording wordt afgelegd. Doel van de STAR was dat de principes uiterlijk op 1 januari 2008 door alle pensioenuitvoerders geïmplementeerd zouden zijn. De wettelijke verplichting om aan de Principes te voldoen is al ingevoerd per 1 januari 2007. Daarbij is echter toegezegd dat pensioenfondsen nog gedurende de loop van 2007 de ruimte krijgen om de Principes te implementeren. DNB heeft in het verslagjaar een enquête gehouden onder pensioenfondsen over de vorderingen in implementatie van de Principes. Ook het pensioenfonds heeft meegewerkt aan de enquête. DNB heeft laten blijken dat de resultaten teleurstellend waren, maar heeft ze nog niet gepubliceerd. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht. Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing • Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s • Voorkomen van belangenverstrengeling • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s • Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. Het bestuur, intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het pensioenfonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Bepaald is hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht. Het bestuur heeft ervoor gekozen om het bestuur van het pensioenfonds uit te breiden met twee leden namens de deelnemers. In totaal bestaat het bestuur straks uit zes personen. De voornaamste reden voor deze uitbreiding is de ingang van de nieuwe Pensioenwet. Deze
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
18
wet heeft als gevolg dat de bestuurlijke druk toe zal nemen. Het bestuur heeft daarom bijeenkomsten voor de werving van kandidaten georganiseerd. Eind 2007 hebben er gesprekken met de potentiële kandidaten plaatsgevonden en is vastgesteld dat deze deelnemers geschikte kandidaten zijn. In 2008 zullen deze kandidaten in een brief worden voorgedragen aan de deelnemers. Vanaf 1 januari 2008 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit één vertegenwoordiging namens de werkgever, één namens de deelnemers en één namens de pensioengerechtigden. De vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden worden gekozen door de aangesloten ondernemingen, de deelnemers en de gepensioneerden. De laatste twee kunnen ook door het bestuur kandidaat gesteld worden De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader ook het formele overleg te voeren tussen bestuur en VO. De taken en bevoegdheden van het VO worden nog vastgelegd in een reglement verantwoordingsogaan. De opzet en inhoud van het jaarverslag zijn meer toegesneden op de verantwoordingswijze. In het jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het VO ten aanzien van het gevoerde beleid in het voorafgaande boekjaar. Voor het Intern Toezicht is gekozen voor een visitatie commissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds beoordeeld. Invulling medezeggenschap Dit onderwerp is al behandeld bij de paragraaf externe ontwikkelingen. Zie het hoofdstuk Veegwet Pensioenwet. Deskundigheidsbevordering Dit onderwerp is al toegelicht bij de paragraaf externe ontwikkelingen. Zie het hoofdstuk Verbetering deskundigheid pensioenfondsbesturen. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. Gedragscode Het bestuur heeft een gedragscode op haar handelen van toepassing verklaard. Ieder die in dienst treedt van het fonds, wordt benoemd tot lid van het bestuur of op andere wijze toetreedt tot de kring van direct bij het fonds betrokkenen dient een nalevingsverklaring te ondertekenen. Toezichthouder In het verslagjaar heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een beperkt onderzoek bij het pensioenfonds uitgevoerd. Dit onderzoek vond plaats op 19 september 2007. Naar aanleiding van dit onderzoek vroeg DNB aandacht voor zaken als: - management en organisatie; - uitbestedingsrisico; - integriteitrisico; - solvabiliteitsbeheer. Daarnaast had DNB ook een aantal opmerkingen bij het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de actuariële bedrijfstechnische nota (abtn). Alle opmerkingen zijn na dit onderzoek verwerkt in de betreffende fondsdocumenten. Bovenstaande onderwerpen worden onder andere ondervangen doordat het bestuur het aantal bestuursleden gaat uitbreiden, het deskundigheidsplan gaat actualiseren, voornemens is de gedragscode aan te passen en afspraken met de vermogensbeheerder voortaan laat vastleggen in notulen. Tevens zal na de ALM (Asset Liability Management) studie een continuïteitsanalyse uitgevoerd
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
19
worden. Deze analyse laat bijvoorbeeld zien of de premie onder tegenvallende situaties nog steeds kostendekkend is. Melding op grond van de Pensioenwet Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzigingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Voor het pensioenfonds gold wel een herstelplan ofwel een plan van aanpak reservetekort. Plan van aanpak reservetekort Voor het pensioenfonds ECI gold dat op basis van de geschatte dekkingsgraad per 30 september 2002 er sprake was van een zogeheten onderdekking. In april 2003 zijn op basis van deze situatie in het kader van het voorgeschreven zogeheten herstelplan maatregelen genomen. Op basis van de situatie per 31 december 2002 kon worden geconcludeerd dat geen sprake meer was van onderdekking (echter wel een reservetekort) en heeft herziening van de maatregelen plaatsgevonden. De afgesproken maatregelen in het kort: Indien en zolang de dekkingsgraad onder de 110 is, zal de premie voor de franchiseregeling (in 2002: 16% van de grondslag) jaarlijks worden verhoogd met 1%-punt. De premie voor de Bpf-regeling (in 2002: 4,5% van het coördinatieloon) zal relatief in diezelfde mate verhoogd worden. De verhoging heeft plaatsgevonden in 2003. De premies waren in 2003 17% voor de franchiseregeling en 4,8% voor de Bpfregeling. Ook in 2004 is de premie voor de franchiseregeling met 1%-punt gestegen naar 18%. De premie voor de Bpf-regeling steeg naar 5,1%. Aan het eind van het jaar bleek dat dit wel gevolgen heeft gehad voor de dekkingsgraad. Deze was namelijk gestegen naar 114,5% per 31 december 2004. Daarom heeft er in 2005 geen verhoging van de premie plaats gevonden. Ook in 2006 heeft er geen verhoging plaatsgevonden, de premie voor de franchiseregeling bleef 18%. De premie voor de Bpfregeling bleef 5,1%. In principe zal gedurende maximaal acht jaar jaarlijks een bedrag van 526 duizend Euro extra betaald worden boven de premie. Deze extra bijdrage wordt voor 2/3e deel door de werkgever betaald; 1/3e deel is voor rekening van de werknemers. De bijdrage van de werknemers is gefinancierd door afboeking op de pensioenspaarrekening. De deelnemers zijn hierover in 2005 uitgebreid geïnformeerd. In 2003 is een toeslagenbeleidsmatrix opgesteld. Met deze matrix wordt beoogd om een evenwichtig beleid uit te zetten, dat recht doet aan alle categorieën deelnemers. In juni 2006 heeft het bestuur besloten de pensioengerechtigden een toeslag van 1,5% toe te kennen met terugwerkende kracht per 1 januari 2006. Deze toeslag is gelijk aan de prijsinflatie. Echter in augustus 2007 heeft de certificerend actuaris een verklaring einde herstelplan afgegeven. De totale reserves bij het pensioenfonds waren op 30 juni 2007 ten minste gelijk aan de daartoe door het FTK (Financieel Toetsingskader) gestelde norm. Dit betekent dat het pensioenfonds zich per balansdatum niet meer in een situatie van reservetekort bevond. Deze verklaring is gecommuniceerd naar De Nederlandsche Bank wat het einde van het herstelplan betekende. Dit betekent ook dat bovenstaande extra bijdrage voor het laatst in 2008 betaald wordt. Helaas heeft het bestuur begin 2008 geconstateerd dat er weer sprake was van een reservetekort. Conform de Pensioenwet heeft het bestuur dit direct gemeld bij De Nederlandsche bank. De Nederlandsche Bank heeft inmiddels ook al een nieuw herstelplan ontvangen van het bestuur. Uitbesteding Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Met de diverse uitvoerders zijn service level agreements afgesloten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
20
Pensioenadministratie Het uitvoeren van de pensioenadministratie is uitbesteed aan Interpolis Pensioenbeheer te Tilburg. Naast het verzorgen van de administratie en het verzorgen van de noodzakelijke financiële rapportages fungeert de pensioenuitvoerder als eerste aanspreekpunt voor de deelnemers en voert zij de betalingen aan pensioengerechtigden en derden (in het kader van uitvoeringskosten) uit. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Interpolis Pensioenen rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level Agreement. Het bestuur kan de werkzaamheden van Interpolis Pensioenbeheer bijsturen aan de hand van de SLA-rapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. Jaarlijks vindt overleg plaats waarin de tijds- en kwaliteitsnormen worden geëvalueerd. Beleggingen en beleggingenadministratie Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Met deze vermogensbeheerder is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. De vermogensbeheerder beheert het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Een beleggingscommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid. Maandelijks ontvangt het bestuur van iedere beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden meerdere keren per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Begin 2007 is aan de hand van de resultaten uit een risicobugetteringsstudie van Watson Wyatt de strategische mix aangepast, de duratie (rentegevoeligheid) verlengd en wordt het renterisico stapsgewijs afgedekt. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). Halverwege 2007 is er een nieuwe ALM studie opgestart. De eerste resultaten zijn al besproken met het bestuur, maar hebben nog niet geleid tot aanpassing van het beleggingsbeleid. In 2008 wordt de ALM studie verder uitgewerkt en kunnen de resultaten van de studie wel leiden tot een aanpassing van het beleggingsbeleid. Is dit laatste het geval dan wordt hierover in het volgende jaarrapport uitgebreid verslag van gedaan. Meer informatie inzake beleggingen is opgenomen in de paragraaf Beleggingen. Actuariële berekeningen Interpolis Pensioenbeheer B.V. verzorgt de actuariële berekeningen voor het pensioenfonds. De certificerend actuaris zorgt voor de (actuariële) controle van de jaarrapportage van het pensioenfonds. Informatie en verslaglegging Het bestuur wordt voorzien van management- en vaktechnische informatie welke van belang is voor de beleidsvoorbereiding. Het bestuur vergadert doorgaans ongeveer vijf keer per jaar. Van alle vergaderingen vindt verslaglegging plaats. Het bestuur stelt bovendien jaarlijks de jaarstukken en de verslagstaten ten behoeve van DNB vast. Communicatie Het bestuur heeft zich gerealiseerd dat communicatie over de pensioenen van een steeds groter belang is en dat het pensioenfonds daar steeds meer verantwoording voor draagt: de Pensioenwet biedt veel meer uitgebreide communicatie-eisen. Het bestuur is van plan om in het volgende boekjaar een communicatieplan op te stellen. Dat plan brengt gestructureerd de doelgroepen in beeld, doet uitspraken over de frequentie en
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
21
de wijze van communiceren met de onderscheiden doelgroepen. Ten behoeve van de deelnemers is er al een populaire versie van het pensioenreglement in brochurevorm uitgegeven. Het pensioenfonds beschikt ook over een eigen website (www.ecipensioenfonds.nl) waar belangrijke informatie van te downloaden is. Pensioenparagraaf In deze paragraaf worden de inhoud en wijzigingen van de belangrijkste fondsdocumenten behandeld: pensioenovereenkomst, uitvoeringsovereenkomst en pensioenregeling. Pensioenovereenkomst De pensioenovereenkomst is een overeenkomst tussen werknemer en werkgever. Met de werkgever is afgesproken dat er een verwijzing naar het van toepassing zijnde pensioenreglement wordt opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Uitvoeringsovereenkomst De uitvoeringsovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en pensioenfonds. In deze overeenkomst moeten in ieder geval de volgende onderwerpen zijn geregeld: • wijze waarop de premie wordt vastgesteld • wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan • informatie die door de werkgever aan het fonds, de pensioenuitvoerder, wordt verstrekt • procedures die van toepassing zijn bij het niet nakomen van de premiebetalingsverplichtingen door de werkgever • procedures die gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement • voorwaarden waaronder toeslagverlening (indexatie) plaatsvindt • uitgangspunten en procedures die van toepassing zijn ten aanzien van besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten. In de loop van 2007 kwam een uitvoeringsovereenkomst tot stand die met terugwerkende kracht naar 1 januari 2007 is ingegaan. Het bestuur verleende in de vergadering van 24 oktober 2007 haar goedkeuring aan deze opvolger van de financieringsovereenkomst. Deze uitvoeringsovereenkomst is in overeenstemming met de vanaf 1 januari 2007 van toepassing zijnde Pensioenwet. Zowel werkgever als het fonds hebben aan hun adviseurs gevraagd te onderzoeken of hun belangen voldoende zijn geborgd. Pensioenregeling Beschrijving van de regeling Vanaf 1 januari 2007 kent Stichting Pensioenfonds ECI een nieuwe pensioenregeling. Het is een zogenoemde collectieve beschikbare premieregeling, of cdc-regeling (‘cdc’ staat voor collective defined contribution, de Engelse term voor collectieve beschikbare premie). Het voornaamste kenmerk van zo’n cdcregeling is dat de werkgever, gedurende een bepaalde of onbepaalde periode, een vaste premie afdraagt aan het pensioenfonds van de onderneming. Door deze premie te betalen, heeft de werkgever aan zijn deel voldaan. Hij kan niet meer worden aangesproken voor het aanvullen van eventuele premie- of dekkingstekorten bij het pensioenfonds. Het omgekeerde geldt ook: eventuele overschotten kunnen niet door de onderneming worden opgeëist. Het risico van onderdekking en de daarmee samenhangende maatregelen, ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. In een uiterste situatie van onderdekking is het mogelijk dat de verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen verminderd worden. Deelnemers betalen (vanaf 20 jaar) een deelnemersbijdrage. Dit is een bepaald percentage van de pensioengrondslag die weer onderdeel uitmaakt van de vaste bijdrage. De pensioenen worden dus gefinancierd uit een vaste premie. Bij de uitvoering streeft het pensioenfonds naar het ambitieniveau van een middelloonregeling, m.a.w. het fonds doet er alles aan om ervoor te zorgen dat de pensioenuitkering die de deelnemer straks krijgt op het niveau ligt van een pensioenuitkering die de deelnemer zou ontvangen als het fonds een middelloonregeling zou uitvoeren.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
22
In een middelloonregeling bouwt de deelnemer elk jaar dat er deelgenomen wordt aan de pensioenregeling een bepaald percentage van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag op. De pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. Binnen de pensioenregeling kan men in aanmerking komen voor een verzekering van: - ouderdomspensioen: Het ouderdomspensioen gaat normaliter in op 65-jarige leeftijd van de deelnemer en eindigt bij overlijden van betrokkene. De deelnemers bouwen in principe 2,25% van de pensioengrondslag per dienstjaar aan pensioen op. De franchise is vastgesteld op € 11.872 (2007). Elk jaar bepaalt het pensioenfonds de hoogte van de franchise op basis van de AOW-ontwikkeling. - partnerpensioen: Het partnerpensioen is een periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Het partnerpensioen is op opbouwbasis en is gebaseerd op 1,575% van de pensioengrondslag, dus van het jaarsalaris verminderd met de franchise, vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren tot de pensioendatum.Onder partner wordt in dit verband verstaan de echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner en ongehuwd samenwonende (onder voorwaarden); - wezenpensioen: Het wezenpensioen is een uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer, binnen zekere leeftijdsgrenzen, ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer. Het wezenpensioen is gebaseerd op 20% van het haalbare partnerpensioen. Tevens bevat de regeling een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid - waarbij de vrijstelling afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid – en een arbeidsongeschiktheidspensioen. De regeling is op moment van schrijven nog aan goedkeuring door de belastingdienst onderhevig. Uit tussentijdse vragen en opmerkingen van de belastingdienst kan worden afgeleid dat goedkeuring binnen korte termijn verwacht mag worden. Regeling flexibel van opzet De pensioenregeling geeft in belangrijke mate uitvoering aan wensen inzake flexibiliteit met betrekking tot pensioen. In dit kader kunnen worden genoemd: • meer flexibiliteit in de keuze van ingang van het pensioen; • flexibiliteit in de zin van uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en andersom; • mogelijkheid het ingegane pensioen in hoogte te laten variëren binnen een bepaalde bandbreedte. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. 2. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. Ingeval van een reservetekort wordt er geld onttrokken aan dit saldo om 1/3 van het bij te storten bedrag te financieren. De overige 2/3 kwam voor rekening van de onderneming. In 2006 was er sprake van een reservetekort. 3. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 4. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij aan het pensioenfonds. De structuur als hierboven beschreven is goedgekeurd door de fiscus. Met de gewijzigde fiscale wetgeving en de introductie van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2007 zijn de mogelijkheden beperkter geworden.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
23
VUT-regeling Voor medewerkers die op 31 december 2006 in dienst zijn bij de onderneming, die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en voor wie de VUT-regeling van toepassing was, wordt de VUT-regeling voortgezet. Zij vallen onder het wettelijk overgangsrecht. De nieuwe pensioenregeling gaat wel voor hen gelden. Daarnaast is er, voor de medewerkers die op 31 december 2006 in dienst waren bij de ondernemingen ECI voor Boeken en Platen BV en ECI Direct Sales BV, de zogenoemde 15-jaarsoptie die voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op een extra ouderdomspensioen. De betreffende medewerkers zijn hierover in een brief geïnformeerd. Toeslagbeleid Indien en voor zover, naar het oordeel van het bestuur van de stichting, de middelen van de stichting dit toelaten verleent het bestuur jaarlijks per 1 januari een toeslag op de volgende per 31 december van het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenen en pensioenaanspraken: a. het tijdens het deelnemerschap opgebouwde (verevend) ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen; b. de pensioengrondslagen en opgebouwde pensioenaanspraken van de in artikel 15 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw; c. een ingegaan (verevend) ouderdoms-, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen; d. de premievrije aanspraken op (verevend) ouderdoms- en (bijzonder) partnerpensioen. De pensioenaanspraken en pensioengrondslagen als bedoeld onder a. en b. en de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen als bedoeld onder c. en d. worden maximaal verhoogd met het prijsindexcijfer. Het bestuur is bevoegd om de verhoging van de pensioenaanspraken en pensioengrondslagen als bedoeld onder a. en b. anders vast te stellen dan de verhoging van de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen als bedoeld onder c. en d. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre een toeslag wordt verleend. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op toeslag en het is ook voor de toekomst niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Er wordt voor toeslagverlening geen premie betaald en niet gereserveerd, noch een voorziening aangehouden. Bij het besluit om in enig jaar conform dit artikel een toeslag te verlenen, hanteert het bestuur de volgende matrix als leidraad, indien de Prijsinflatie positief is: Dekkingsgraad < MVEV MVEV - VEV VEV VEV + 5%
Verhoging Geen (EV-MVEV) / (VEV-MVEV) maal Prijsinflatie Prijsinflatie Prijsinflatie en de mogelijkheid bij bestuursbesluit te besluiten tot inhaaltoeslagverlening
Het bestuur kan om haar moverende redenen besluiten om de toeslag in enig jaar anders vast te stellen. Als gevolg van de toeslagverlening kan de Dekkingsgraad in enig jaar niet minder bedragen dan het Minimaal vereist eigen vermogen. Verleende toeslagen De toeslag per 1 januari 2007 was nog op basis van de oude methodiek en gold gezien de soort regeling alleen voor de niet-actieven. Aan de hand van die methodiek heeft het bestuur tot een ongekorte toeslagverlening kunnen besluiten. Op de pensioenen van de niet-actieven is een toeslag verleend van
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
24
1,4%, zijnde de CPI alle huishoudens afgeleid. Na vaststelling van dit jaarrapport zal aan de hand van bovenstaande methodiek bekeken worden of er per 1 januari 2008 een toeslag verleend kan worden. Financiering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2007 een uitvoeringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is de premie voor de nieuwe pensioenregeling voor een periode van 5 jaar vastgelegd. In deze jaren betalen de aangesloten ondernemingen een vast premiepercentage aan het pensioenfonds. Het percentage voor de periode 2007 – 2011 bedraagt 32% van de pensioengrondslag. Dit percentage is inclusief de eigen bijdrage van de deelnemers. Deze eigen bijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De premie zal successievelijk ter financiering van de volgende zaken worden aangewend: • de uitvoeringskosten van de stichting; • de benodigde premie ter financiering van het risicodeel van het partnerpensioen en wezenpensioen dat betrekking heeft op de toekomstige dienstjaren; • de aanspraken over het betreffende jaar op levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, rekeninghoudend met het bepaalde in de kortingsbepalingen; • de reserveopbouw van de stichting. In de premie is geen opslag begrepen voor de financiering van de toekomstige toeslagverlening op de in het betreffende jaar ingekochte pensioenaanspraken. Indien in enig jaar de premie lager is dan de kostendekkende premie, dan is er sprake van een premietekort. Bij een premietekort zal de opbouw van alle in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken naar rato van het premietekort verminderd worden. Bij de berekening van de kostendekkende premie wordt er uitgegaan van de actuele marktrente. Per 1 januari 2007 bedroeg deze ongeveer 4,25%. De gedempte premie De gedempte premie wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld en is gelijk aan de som van: • De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar; • De risicopremie voor het niet ingekochte deel van overlevings- en wezenpensioen; • De risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen. Hierbij wordt rekening gehouden met een opslag van 7%; • Een opslag voor het in stand houden van het vereist egen vermogen; • Een oplag voor de uitvoeringskosten; • Indien nodig aanvullende premies in het kader van een herstelplan. Bij de vaststelling van de gedempte premie worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen met dien verstande dat voor de rentevoet wordt uitgegaan van het gemiddeld verwacht rendement. Voor dat gemiddeld verwacht rendement worden de uitgangspunten van DNB gevolgd. Voor 2007 bedroeg dit rendement 5,7%. De werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie wordt door de werkgever in vier termijnen, uiterlijk de laatste dag voor aanvang van elk kwartaal, aan de Stichting betaald. Het bestuur streeft ernaar om over voldoende buffers in het fonds te beschikken, zoals beschreven in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen. De kostendekkende premie over 2007 bedraagt € 2.944 en de gedempte premie € 2.201. De feitelijke door het fonds ontvangen premie bedraagt € 3.614. Over 2007 is de feitelijke premie dus kostendekkend geweest.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
25
Herverzekering Eind 2007 liep de herverzekeringsovereenkomst af met ZwitserLeven. Het bestuur heeft dit moment aangegrepen om vast te stellen of de condities van deze herverzekeraar nog steeds concurrerend waren. Na onderhandeling bleek dat Zwitserleven voor het pensioenfonds de meest concurrerende aanbieding heeft gedaan. Er is dus opnieuw een contract aangegaan met ZwitserLeven voor 5 jaar, ten behoeve van het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Verslag van de vermogensbeheerder Terugblik 2007 Economische ontwikkelingen De kredietcrisis in de Verenigde Staten (VS) zorgde voor veel onzekerheid en was het afgelopen jaar bepalend voor het sentiment op de beurzen. Vooral in de tweede helft van 2007 daalden de aandelenkoersen wereldwijd. De crisis vond zijn oorzaak in plotselinge herwaarderingen van schuldpapieren, die gedekt waren door hypotheken. De herwaarderingen waren een noodzakelijk gevolg van neerwaartse aanpassingen in de kredietwaardigheid van schuldpapieren door verscheidene kredietbeoordelaars. Een groot deel van deze hypotheken bestonden uit de zogenaamde subprime-hypotheken, waarvan sommige hypotheken waren verstrekt aan mensen met een laag, of zelfs geen, vast inkomen. Vanwege een snelle stijging van de korte rente vanaf 2004 (zie Grafiek 1.1, links) in de VS waren velen van deze hypotheeknemers niet meer in staat om aan de maandelijkse hypotheeklasten te voldoen. Dit leidde vervolgens tot de aanpassing van de kredietbeoordeling van deze obligaties. Grafiek 1.1: Korte- (L) en lange- (R) renteontwikkelingen 8,0%
8,0% 3-maands rente (LIBOR) 7,0% 6,0%
USD EUR JPY CHF
10-jaars rente 7,0% 6,0%
5,0%
5,0%
4,0%
4,0%
3,0%
3,0%
2,0%
2,0%
1,0%
1,0%
0,0%
0,0%
jan jan jan jan jan jan jan jan jan 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
USD EUR JPY CHF
jan jan jan jan jan jan jan jan jan 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Bron: Merrill Lynch Research
Gedurende een periode van lage rentestanden wereldwijd, zochten banken voortdurend naar obligaties met een hoge kredietwaardigheid zoals AAA of AA om meer rendement tegen een gelijkblijvend risico te verkrijgen. Banken en andere institutionele beleggers investeerden daarom in hypotheekgedekte obligatiebeleggingen, oftewel Collateralized Debt Obligations (CDO’s), die een hoger rendement boden met een vrijwel gelijke kredietkwaliteit. Door de plotselinge afwaardering van deze CDO’s door de kredietbeoordelaars kwamen institutionele beleggers wereldwijd in de problemen. Deze beleggers zijn namelijk verplicht van het Federal Reserve System (Fed) in de VS om obligaties aan te houden, en waren daardoor genoodzaakt forse verliezen te incasseren en de nodige voorzieningen op te nemen. In de VS zorgde de kredietcrisis ook voor problemen op de huizenmarkt. In grote delen van dit land daalden de huizenprijzen fors. Hierdoor kon men de woning niet meer verkopen tegen een waarde die voldoende
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
26
was om de hypotheek af te betalen. De crisis breidde zich in een razend tempo uit en al snel bleken banken en andere financiële instellingen moeilijker toegang tot kapitaal te kunnen krijgen. De rentemarges op leningen, bedrijfleningen en leningen van opkomende markten, stegen sterk door de toegenomen onzekerheid. Ontwikkelingen financiële markten Ondanks de onzekerheid op de beurzen, waren er verscheidene staatsfondsen die strategische belangen namen in diverse (met name Amerikaanse) banken. Deze zogenaamde Sovereign Wealth Funds (SWF’s) hebben volgens research van Merrill Lynch de komende jaren voor miljarden dollars te beleggen. Het overgrote deel van het vermogen uit staatsfondsen is afkomstig uit de verkoop van olie en andere grondstoffen. Met dit vermogen wordt momenteel een internationaal gespreide portefeuille opgebouwd met aandelen van gerenommeerde bedrijven. Ook China heeft aangegeven dat het staatsfonds voor circa $ 200 miljard in internationale bedrijven zal investeren. Tabel 1.1: Rendementen financiële markten (Aandelen)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2006
Per 31 december 2007 1 mnd 3 mnd 2007
Aandelen Indices (%, in lokale valuta) S&P 500
15,8
‐0,7
‐3,3
5,5
NASDAQ Comp
10,3
‐0,3
‐1,6
10,7
FTSE NAREIT Comp (REITs)
34,0
‐4,5
‐12,1
‐17,8
FTSE 100
14,8
0,5
0,5
7,5 ‐11,3
TOPIX
2,8
‐3,6
‐8,7
Hang Seng
39,1
‐2,9
2,8
43,3
DJ Euro Stoxx 50
18,9
0,1
0,8
10,4
MSCI EAFE
16,9
‐1,2
‐2,9
4,0
MSCI Emerging Markets
28,9
0,6
2,9
33,5
MSCI AC Asia Pac. Ex. Japan
26,9
‐0,8
‐0,2
31,1
Met 1 mnd, 3 mnd wordt bedoeld de rendementen over de afgelopen 1 maand en 3 maanden Bron: Merrill Lynch Research
Ondanks de onzekerheid op de financiële markten slaagden vele indices (zie Tabel 1.1) erin het jaar positief af te sluiten. Vooral de opkomende markten (+33,5%), waaronder China (India, Rusland, Brazilië) en de andere Aziatische landen presteerden boven gemiddeld. Onroerend goed (FTSE NAREIT) presteerde het slechtst (-17,8%) en ook Japan (TOPIX) liet een negatief rendement zien (-11,3%). In Grafiek 1.2 worden de rendementsontwikkelingen over het afgelopen jaar nog eens grafisch weergegeven.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
27
Grafiek 1.2: Rendementen financiële markten (Aandelen) 31,1%
MSCI AC Asia Pac. Ex. Japan
33,5%
MSCI Emerging Markets 4,0%
MSCI EAFE
10,4%
DJ Euro Stoxx 50
43,3%
Hang Seng TOPIX
-11,3%
FTSE 100 FTSE NAREIT Comp (REITs)
7,5% -17,8%
NASDAQ Comp
10,7%
S&P 500 -30,0%
5,5% -20,0%
-10,0%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
Bron: Merrill Lynch Research
Als gevolg van de onzekerheid op de beurzen, vooral gevoed door de kredietcrisis, vluchtten beleggers in de minder risicovolle obligaties (Tabel 1.2). Voornamelijk de zeer conservatieve obligaties waren zeer gewild bij beleggers. Tabel 1.2: Rendementen financiële markten (Vastrentende Waarden)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2006
Per 31 december 2007 1 mnd 3 mnd 2007
Merrill Lynch Vastrentende Waarden Indices (%, in Amerikaanse dollar) 10‐Jaar Treasury
1,3
‐0,2
5,3
2‐Jaar Treasury
3,8
0,3
2,6
9,8 7,5
Bedrijfsobligaties
4,4
‐0,1
2,0
4,7
High Yield Obligaties
11,7
0,3
‐1,1
2,2
Opkomende Markten
10,5
0,6
2,7
6,4
Bron: Merrill Lynch Research
Ten aanzien van de wisselkoersontwikkelingen valt uit Tabel 1.3 op te maken dat de Amerikaanse dollar 9,4% verder verzwakte ten opzichte van diverse andere valuta, zoals de euro, de Japanse yen en het Britse pond. Met betrekking tot grondstoffen bleek Goud wederom een goede investering als zogenaamde safe haven te zijn in bovengenoemde tijden van grote onzekerheid. Goud steeg met 31,0%. Overige beleggingen in grondstoffen rendeerden eveneens erg goed, hetgeen blijkt uit de stijging van 16,7% van de CRB Index; een algemene index voor diverse grondstoffen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
28
Tabel 1.3: Rendementen financiële markten (Valuta en Grondstoffen)
Beleggingscategorie (totale rendementen)
2006
Per 31 december 2007 1 mnd 3 mnd 2007
Valuta (%, in lokale valuta) Amerikaanse dollar Britse pond
‐4,8
0,2
‐1,8
‐9,4
6,0
‐3,0
‐4,2
‐6,0 6,6
Euro
4,6
0,8
2,5
Yen
‐5,6
‐0,5
2,1
2,1
Zwitserse franc
‐1,8
0,3
1,1
‐0,8 16,7
Grondstoffen (%, in Amerikaanse dollar) CRB Index
‐7,4
5,6
7,5
Goud
23,2
6,4
12,1
31,0
Olie
0,0
1,5
17,5
57,2
Bron: Merrill Lynch Research
Performance 2007 ECI Portefeuille Het Pensioenfonds ECI belegt niet direct in CDO’s en is derhalve niet direct geraakt door de crisis. Indirect echter hebben de beleggingen wel geleden van de dalende koersen. Het absolute rendement van de portefeuille van het Pensioenfonds ECI over 2007 bedraagt -0,49%. Het absolute rendement over 2007 van de benchmark is uitgekomen op -1,31%. Daarmee komt het relatief rendement van het pensioenfonds over 2007 uit op 0,82%: over 2007 is er sprake van een outperformance. Tabel 2: ECI Portefeuille rendementen & allocatie
Beleggingscategorie
PTF (%) 2007
BM (%) 2007
REL (%) 2007
ALL Eind 2007
Aandelen (Totaal)
‐0,80
‐2,31
1,51
Aandelen (Core)
‐1,61
‐1,67
0,06
Aandelen (Tactical)
‐5,17
‐6,90
1,73
Vastrentende Waarden
‐1,72
‐2,02
0,30
54%
Alternatieve Investeringen
5,91
7,79
‐1,88
10%
nvt
nvt
nvt
2%
‐0,49
‐1,31
0,82
100%
Liquiditeiten Portefeuille
34% 22% 12%
PTF staat voor portefeuille, BM voor benchmark, REL voor relatief (rendement) en ALL voor allocatie Bron: Merrill Lynch Bank Suisse
Aandelen De aandelenportefeuille is onderverdeeld in een Core portefeuille en een Tactical portefeuille. De Core portefeuille bevat het strategische deel van de aandelenportefeuille gericht op een stabiel aandelenrendement op de lange termijn, en beslaat het grootste deel van de aandelenportefeuille. De absolute performance van dit deel van de portefeuille bedroeg -1,61% over 2007, het equivalent voor de benchmark bedroeg -1,67%. Daarmee was het relatieve rendement marginaal positief met 0,06%. Het Tactical deel van de portefeuille maakt gebruik van kortetermijnbewegingen binnen aandelen. Deze tactische portefeuille heeft een absoluut rendement behaald over 2007 van -5,17%, terwijl het rendement op de benchmark -6,90% was. Daarmee was het relatieve rendement positief met 1,73%.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
29
Per saldo was het absolute rendement van de aandelenportefeuille -0,80% en het rendement van de benchmark was -2,31%. Er was voor de aandelenportefeuille in zijn geheel sprake van een outperformance van 1,51% over 2007: het positieve relatieve rendement was voornamelijk afkomstig van de Tactical portefeuille. Vastrentende Waarden In Grafiek 1.1 (rechts) is te zien dat de lange rente in de VS over 2007 gedaald is. In Europa is deze per saldo licht gestegen, na redelijk beweeglijk te zijn geweest. Een daling van deze rente is gunstig voor de koersontwikkeling op Vastrentende Waarden, terwijl een stijging ongunstig is. Daarbij geldt dat hoe langer de looptijd van een obligatieportefeuille, hoe rentegevoeliger deze obligatieportefeuille. Wanneer een obligatieportefeuille rentegevoeliger is, beweegt deze heftiger op renteveranderingen. De Vastrentende Waarden portefeuille van Pensioenfonds ECI bestaat voor het overgrote deel uit Europese obligaties en dus hebben de Europese rentestanden de grootste invloed op de performance van deze portefeuille. Vanwege de richtlijnen in het Financieel Toetsingskader is er in 2007 een gemiddeld langere looptijd aangebracht in de obligatieportefeuille. De duration is verlengd van 4,4 jaar naar ruim 11,4 jaar per ultimo 2007. Hiermee is een eerste stap gezet om het renterisico van het pensioenfonds zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de lange termijn verplichtingen. Verwacht wordt dat er in 2008 vervolgstappen gezet zullen worden om het renterisico van het pensioenfonds verder naar beneden te brengen. Doordat de looptijd van de obligatieportefeuille korter was dan dat van de benchmark, was het rendement van de obligatieportefeuille (-1,72%) beter dan dat van de bijbehorende benchmark(-2,02%). De obligatieportefeuille was immers minder rentegevoelig en reageerde dus minder heftig op de ongunstige stijging van de lange rente in Europa. Alternatieve Investeringen Het absolute rendement op Alternatieve Investeringen binnen de ECI Portefeuille was gedurende 2007 positief met 5,91%. Het benchmark rendement was wat hoger, namelijk 7,79%. Daarmee kwam het relatieve rendement uit op -1,88%. Samenvattend Mede door een daling van de Amerikaanse dollar, een negatief rendement van de obligatieportefeuille en een negatief rendement van de aandelenportefeuille is het absolute rendement van de algehele portefeuille uitgekomen op -0,49% ten opzichte van -1,31% voor de benchmark. De underperformance van de Alternatieve Investeringen (-1,88%) werd ruimschoots gecompenseerd door de outperformance op Vastrentende Waarden (0,30%) en de outperformance op Aandelen (0,63%). Aandelen en Vastrentende Waarden maken samen het overgrote deel uit van de totale portefeuille. Verwachtingen Marktontwikkelingen De verwachting is dat de markten het eerste halfjaar van 2008 nog veel beweeglijkheid zullen kennen. Dit houdt verband met de kredietcrisis, waarvan de totale impact en schade momenteel nog niet volledig is te overzien. Daarom zal de bekendmaking van de (voornamelijk) eerste kwartaalcijfers van Amerikaanse banken met argusogen gevolgd worden. De analisten verwachten dat de beurzen weer een herstel kunnen meemaken nadat er meer helderheid zal zijn omtrent de omvang van deze kredietcrisis.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
30
Tabel 3.1: Verwachtingen korte en lange rente
Verwachtingen Rentestanden
Wanneer men de correctie van de financiële
USD
EUR
juni 2008
2,45%
4,35%
december 2008
1,95%
4,30%
maart 2009
1,65%
4,20%
3‐maands rente (LIBOR)
sector
in
de
beschouwing
mondiale laat,
blijkt
beurzen de
buiten
mondiale
economie vrij robuust te zijn. Ook is er wederom veel liquiditeit in de markten gebracht door de maatregelen van de Fed en de ECB.
10‐jaars rente juni 2008
3,55%
4,45%
december 2008
3,25%
4,45%
maart 2009
3,15%
4,55%
Over het algemeen wordt verwacht dat de korte- en langetermijnrente redelijk stabiel zullen blijven (zie Tabel 3.1).
Bron: Merrill Lynch Research
De economische situatie in de ontwikkelde markten wordt enerzijds gekenmerkt door toenemende inflatie, en anderzijds met een dalende/stabiliserende economische groei. De toenemende inflatie geeft een opwaartse druk op de rente. Immers, door de rente te verhogen kan de centrale bank deze inflatie in toom houden. De dalende/stabiliserende groei vraagt juist om een renteverlaging, om deze wederom te stimuleren. Verwacht wordt dat de invloeden van deze krachten op de rente per saldo “in evenwicht” zullen blijven. Een belangrijke rol voor de koersontwikkeling op de beurzen is weggelegd voor de olieprijs. Ondanks de vooruitzichten dat de olieprijs de komende jaren structureel hoger zal liggen dan de afgelopen jaren, verwachten diverse analisten dat een korte termijn prijscorrectie zeer reëel is. Een dergelijke daling van de olieprijs kan de beurzen een positieve impuls geven. Valuta: de euro/dollar Tabel 3.2: Verwachtingen euro/dollar
Verwachtingen Valuta juni 2008
EUR/USD 1,55
september 2008
1,51
december 2008
1,48
maart 2009
1,42
juni 2009
1,40
september 2009
1,38
december 2009
1,33
Ten aanzien van de Amerikaanse dollar, wordt een versterking van de dollar ten opzichte van de euro verwacht. De daling van de economische groei in de VS, gepaard gaande met de (korte termijn) rentedaling in de afgelopen maanden, heeft in eerste instantie geleid tot een verzwakking van de dollar ten opzichte van de euro. Europese economische indicatoren geven aan dat de economie daar aan het afkoelen is, waardoor verwacht wordt dat de euro minder sterk wordt dan de Amerikaanse dollar (zie Tabel 3.2).
Bron: Merrill Lynch Research
Algemene verwachtingen Gelet op het reële negatieve rendement op liquiditeiten, een zeer beperkt rendement op obligaties en de nodige onzekerheid van hedgefondsrendementen, lijken aandelen geprefereerd te worden. Vanwege de eerdere onzekerheid is het aandelenbelang in de portefeuille in 2007 onderwogen. In de loop van 2008 zal dit gaan veranderen naar een grotere weging richting deze beleggingscategorie.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31
Resultaat boekjaar Analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat over 2007 en 2006 en de wijzigingen daarin blijken uit het volgende overzicht (in duizenden euro’s): 2007 2006 wijziging Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Premie Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen Sterfte Toeslagverlening Arbeidsongeschiktheid Andere oorzaken
Resultaat boekjaar
4.284 - 2.345 1.509 - 256 - 12 206 - 603 17 - 99
1.346 864 10 - 45 -3 - 39 131 - 226
4.284 - 3.691 645 - 10 - 211 -9 245 - 603 - 114 127
2.701
2.038
663
Bespreking resultaat Wijziging rentetermijnstructuur Dit is de mutatie van de technische voorzieningen die volgt uit het toepassen van de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar. De rente is hoger dan ultimo vorig boekjaar, waardoor er vrijval ontstaat. Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten zijn gedaald ten opzichte van vorig boekjaar en de technisch benodigde intrest is gebaseerd op één-jaarsrente 4,066%. Per saldo een negatief resultaat. Premie Het resultaat op bijdragen is het verschil tussen aan de ene kant de bijdragen zoals deze van de werkgevers en werknemers in het boekjaar worden ontvangen en aan de andere kant het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag. De doorsneepremie is voor de periode 2007-2011 vastgesteld op 32% van de pensioengrondslag. Kosten In de premie is een opslag van 2% van de netto koopsom begrepen voor administratiekosten. Daarnaast valt jaarlijks 2% van de uitgekeerde pensioenbedragen vrij als excasso kosten. Uitkeringen Dit is het verschil tussen de werkelijke uitkeringen en de verwachte netto vrijval uit de technische voorziening in verband met uitkeringen. Sterfte Op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij het pensioenfonds kwamen meer middelen beschikbaar dan waar op grond van de overlevingstafels was gerekend. Het resultaat op sterfte is sterk van het toeval afhankelijk en kan sterk fluctueren in de tijd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
32
Arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. De schade wordt hierbij gedefinieerd als de contante waarde van in de toekomst op te bouwen aanspraken. Vanuit de premie is een opslag van 7% voor premievrijstelling beschikbaar. Toeslagverlening De door de aangesloten ondernemingen verschuldigde totale werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling bevat geen expliciete component voor indexatie. De lasten van indexatie komen geheel ten laste van het fonds. Risicoparagraaf Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Beleggingsrisico’s • Actuariële risico’s • Renterisico Beleggingsrisico’s In 2007 is het beleggingsbeleid heroverwogen in het licht van de nieuwe Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen inzake de kostendekkende premie, het toeslagbeleid en het (minimaal) vereist eigen vermogen. In het nieuwe beleggingsbeleid is sprake van een grotere spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven alsmede de bandbreedtes die naar inzicht van de externe vermogensbeheerder benut kunnen worden. Dit resulteert dat de gehele portefeuille een lager risico heeft dan voorheen het geval was. Dit lagere risico wordt ook inzichtelijk door de tracking error – de mate waarin de beleggingen afwijken van de benchmark die als ijkpunt voor de performance geldt - die aan de gehele portefeuille als doel is gesteld. De belangrijkste beleggingsrisico’s zijn het markt-, prijs-, valuta- en kredietrisico. Actuariële risico’s Onlangs zijn de nieuwe overlevingstafels GBM/V 2000-2005 verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Tevens zijn verschenen de zogenaamde prognosetafels AG 20052050. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Door toepassing van deze prognosetafels is het langlevenrisico voor het fonds sterk gereduceerd. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2007 heeft het bestuur na advies van de externe adviseur besloten om de strategische mix aan te passen, de duratie (rentegevoeligheid) te verlengen en het renterisico stapsgewijs af te dekken. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). Halverwege 2007 is er een nieuwe ALM (Asset Liability Management) studie opgestart. Een eventuele verdere aanpassing van de strategische beleggingsmix zal in 2008 beoordeeld worden aan de hand van de verdere uitwerking van deze studie.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
33
Toekomstparagraaf Vooruitzichten Gezien de verwachtte voorzetting van de onzekerheid op de financiële markten wordt verwacht dat het rendement op de beleggingen in 2008 ook laag zal zijn. Begin 2008 verkeerde het fonds weer in een reservetekort. Conform de nieuwe wetgeving is dit tekort direct gemeld aan DNB. Binnen drie maanden heeft het fonds een nieuw herstelplan bij DNB ingediend. Aan de hand van de verdere uitwerking van de ALM studie en de continuïteitsanalyse wordt het huidige beleggingsbeleid beoordeeld en eventueel aangepast. Daarbij wordt er gewerkt aan het mogelijk verder afdekken van de verschillende risico’s die het fonds heeft, zoals bijvoorbeeld het renterisico. Het bestuur van het pensioenfonds zal zich naast dit onderwerp ook bezig houden met het opstellen van een communicatieplan, een nieuw deskundigheidsplan en een procedure voor evaluatie van het bestuur en de bestuursleden. Ondanks alle ontwikkelingen ziet het bestuur de toekomst van het pensioenfonds met vertrouwen tegemoet.
Vianen, 27 juni 2008 Stichting Pensioenfonds ECI Het bestuur
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
34
E. Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
35
BALANS PER 31 DECEMBER 2007 na bestemming saldo van baten en lasten (in duizenden euro’s) Activa 31-12-2007
31-12-2006
52.975
51.291
1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
2.
Beleggingen voor risico deelnemers
262
265
3.
Herverzekeringen
428
456
4.
Vorderingen en overlopende activa
443
244
5.
Liquide middelen
511
294
54.619
52.550
31-12-2007
31-12-2006
11.621
8.994
42.244
43.231
Passiva
6.
Reserves
7.
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
8.
Voorzieningen voor risico deelnemers
262
265
9.
Schulden en overlopende passiva
492
60
54.619
52.550
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
36
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2007 (in duizenden euro’s)
10.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
11.
Premiebijdragen risico deelnemers
12.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
13.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
14.
Saldo waardeoverdrachten voor risico pensioenfonds
15.
Saldo waardeoverdrachten voor risico deelnemers
16.
Pensioenuitkeringen
17.1
2007
2006
3.614
2.421
4
18
- 512
1.450
-
19
- 11
- 203
-6
-
- 789
- 712
Mutatie technische voorziening voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten Wijziging marktrente Overige
17.2
Mutatie overige technische voorziening
18.
Mutatie voorzieningen voor risico deelnemers
- 1.671
- 1.543
- 603
- 363
- 1.833
- 1.636
800
714
10
213
4.284
1.895
68
185
1.055
- 535
-6
- 144 1.049
- 679
3
- 37
19
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening
- 16
- 108
20.
Herverzekeringen
- 156
- 72
21.
Uitvoeringskosten
- 479
- 59
2.701
2.038
Saldo baten en lasten Bestemming saldo Mutatie algemene reserve Mutatie extra reserve
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
605
-
2.096
2.038
2.701
2.038
37
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro’s) 2007
2006
- 44.569
- 28.378
41.789
26.653
1.166
925
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankopen en verstrekkingen beleggingen Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Overige mutaties (lopende rente)
- 126
- 140
Beleggingskosten
- 453
- 286
- 2.193
- 1.226
Bijdragen
3.618
2.439
Pensioenuitkeringen
- 789
- 712
- 17
- 203
Herverzekeringen
- 156
- 72
Uitvoeringskosten
- 479
- 59
Mutatie vorderingen en overlopende activa
- 199
- 231
432
- 24
2.410
1.138
Mutatie liquide middelen
217
- 88
Saldo liquide middelen 1 januari
294
382
Saldo liquide middelen 31 december
511
294
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Saldo waardeoverdrachten
Mutatie overige schulden en overlopende passiva
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
38
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen is het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Stelselwijziging Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 worden beleggingen en pensioenverplichtingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor het fonds heeft dit belangrijke gevolgen voor de waardering van de pensioenverplichtingen. Thans vindt waardering plaats met inachtneming van de uitgangspunten van het financieel toetsingskader (FTK). Dit betekent de introductie van onder meer andere sterftetafels (met sterftetrend) en het gebruik van de marktrente in plaats van een vaste rekenrente van maximaal 4%. Deze wijziging kwalificeert zich als een stelselwijziging. Het fonds heeft besloten om met ingang van boekjaar 2007 de nieuwe richtlijnen 610 voor de verslaggeving van pensioenfondsen toe te passen. Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om in plaats van het opnemen van vergelijkende cijfers voor de balans en de staat van baten en lasten te volstaan met een toelichting op de voornaamste componenten van het cumulatieve effect als rechtstreekse mutatie in het eigen vermogen te verwerken per 1 januari 2007. De cijfers 2006 zijn ongewijzigd en zijn gebaseerd op basis van APP. Het cumulatieve effect van de stelselwijziging kan als volgt worden gespecificeerd:
Introductie sterftetrend / marktrente voorziening pensioenverplichtingen Vrijval voorziening grondslagaanpassing
- 739 502
- 237 Introductie sterftetrend / marktrente aandeel herverzekeraar
Totaal
- 12
- 249
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op actuele waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
39
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van activa en passiva Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
40
transactiedatum. De koersen van de valuta per jaar ultimo zijn: 2007 US dollar Japanse Yen
1,4709 164,8310
Australische Dollar
0,5985
Singaporese Dollar
0,4716
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde welke is bepaald op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houden met het risicoprofiel en de looptijd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
41
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Algemene reserve De algemene reserve houdt rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De algemene reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de algemene reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het consultatiedocument Financieel Toetsingskader van de DNB. De algemene reserve is minimaal gelijk aan het minimum vereist eigen vermogen. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de algemene reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is. De beleggingsreserve en de egalisatiereserve financiering TOP zijn door de introductie van de algemene reserve vrijgevallen en toegevoegd aan de algemene reserve. Extra reserve Het totale jaarlijkse resultaat wordt na aftrek van de benodigde toevoeging aan de algemene reserve toegevoegd aan de extra reserve. Herverzekeringen De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de toeslagen zoals die op grond van het indexeringsbeleid aan slapers en gepensioneerden zijn toegekend tot de balansdatum. Voor actieve deelnemers is dit gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de actuariële koopsommen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: - Sterfte :
Deze wordt met ingang van boekjaar 2007 ontleend aan de Prognosetafel over de waarnemingsperiode 2005-2050. Hierop wordt een correctie voor ervaringssterfte van 87% toegepast. (2006: Overlevingstafel GBM/V met leeftijdsverlaging voor mannen van 2 jaar en vrouwen met 1 jaar).
- Intrest :
Op basis van de door de DNB gepubliceerde rente termijnstructuur; hierbij wordt de meest recente termijn structuur gehanteerd welke ligt op of voor de peildatum. (2006: de actuele nominale marktrente gelijk aan de FTK-termijnstructuur gepubliceerd door DNB, met maximum van 4%).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
42
- Leeftijdsvaststelling :
De leeftijd van de verzekerde wordt op de berekeningsdatum in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij vervolgens maandgedeelten van 15 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend en maandgedeelten kleiner dan 15 dagen op nihil worden gesteld.
- Partnerschap :
Voor alle deelnemers is aangenomen dat zij een nabestaandenpensioen hebben opgebouwd. Na pensioeningang wordt voor nabestaandenpensioen alleen gereserveerd indien de gepensioneerde deelnemer daadwerkelijk gehuwd is.
- Leeftijdsverschil :
De man wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn dan de vrouw.
- Uitkeringen :
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
- Kostenopslagen :
Voor excassokosten worden de netto berekeningsuitkomsten met 2% verhoogd.
- Wezenpensioen :
De sterftekansen van de kinderen, aan wie wezenpensioen wordt betaald, zijn verwaarloosd. De voorziening voor latent nabestaandenpensioen is verhoogd met een opslag van 5% voor latent wezenpensioen.
Voorziening voor rekening en risico deelnemers De voorziening voor rekening en risico deelnemers, wordt gewaardeerd volgens actuele waarde/beurswaarde. Excedentregeling Tot ultimo 2003 kwam de helft van een batig saldo boekjaar ten gunste van de deelnemers, in de vorm van de zogeheten pensioenspaarrekening (inmiddels: excedentregeling). Onder ‘batig saldo boekjaar’ werd verstaan het resterend te bestemmen saldo van baten en lasten ná bestemming aan de beleggingsreserve overeenkomstig de grondslagen van de beleggingsreserve. In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1.
50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen
2.
In het kader van het herstelplan zijn extra bijdragen van werkgever en deelnemers noodzakelijk. De
toegezegd. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. benodigde extra bijdrage van de deelnemer wordt aan de pensioenspaarrekening onttrokken. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 3.
Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij.
Het pensioenfonds heeft de goedkeuring van de fiscus met betrekking tot de opheffing van de pensioenspaarrekening. De deelnemers zijn schriftelijk geïnformeerd. Resultaatbepaling Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
43
Beleggingen Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en valutaverschillen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Er is onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit beleggingsactiviteiten en pensioenactiviteiten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
44
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2007 (in duizenden euro’s) 1.
Beleggingen Vastrentende waarden
Aandelen
Overige beleggingen
Derivaten
Totaal
Stand 1 januari 2006
14.599
23.014
- 123
11.143
48.633
Aankopen/verstrekkingen
12.073
11.528
-
4.757
28.358
- 12.175
- 8.912
- 763
- 4.803
- 26.653
-
140
-
-
140
1.118
- 891
829
- 243
813
Verkopen/aflossingen Overige mutaties Herwaardering
Stand 31 december 2006
15.615
24.879
- 57
10.854
51.291
Aankopen/verstrekkingen
27.028
12.014
-
5.523
44.565
- 23.700
- 6.460
- 189
- 11.433
- 41.783
-
126
-
-
126
- 542
- 1.224
251
290
- 1.225
18.401
29.335
5
5.234
52.975
Verkopen/aflossingen Overige mutaties Herwaardering
Stand 31 december 2007
Actuele waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
45
Aandelen De aandelenportefeuille is geheel belegd in beleggingsfondsen. Specificatie aandelenportefeuille naar regio
Japan Nederland USA Australia/ New Zealand Overige
Totaal
31-12-2007
In %
31-12-2006
In %
1.759 6.024 9.310 476 832
9,6 32,7 50,6 2,6 4,5
1.566 5.800 7.271 978
10,0 37,1 46,6 6,3
18.401
100,0
15.615
100,0
31-12-2007
In %
31-12-2006
In %
28.541 794
97,3 2,7
23.815 1.064
95,7 4,3
29.335
100,0
24.879
100,0
Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend. Vastrentende waarden Specificatie vastrentende waarden naar soort
Obligaties Deposito’s
Obligaties De obligatieportefeuille bestaat geheel uit beursgenoteerde obligaties. Specificatie obligatieportefeuille naar sector Nederlandse staat
31-12-2007
In %
31-12-2006
In %
2.826
9,9
3.067
12,9
De Nederlandse Waterschapsbank
954
3,3
977
4,1
Bank Nederlandse gemeenten
992
3,5
1.014
4,3
Algemene banken Overige financiele intstellingen Andere staten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
843
3,0
2.682
11,3
6.115
21,4
6.936
29,1
16.810
58,9
9.139
38,4
28.540
100,0
23.815
100,0
46
Specificatie obligatieportefeuille naar regio
31-12-2007
In %
31-12-2006
In %
Nederland
10.667
37,4
11.025
46,3
Duitsland
5.876
20,6
5.153
21,6
Verenigd Koninkrijk Finland Oostenrijk
-
0,0
516
2,2
949
3,3
1.652
6,9
3.402
11,9
1.013
4,3
-
0,0
500
2,1
Spanje België
-
0,0
997
4,2
Frankrijk
5.746
20,1
-
0,0
Overig
1.900
6,7
2.959
12,4
28.540
100,0
23.815
100,0
Per balansdatum zijn geen obligaties uitgeleend. Derivaten Op 31 december 2007 heeft Stichting Pensioenfonds ECI de volgende openstaande valutatermijntransactie. type contract
Valutatermijncontract
afloop
15-02-2008
koers
contractueel bedrag
Ongerealiseerd resultaat
Actuele waarde
1,466
$ 1.995
5
5
Het contractueel bedrag geeft het bedrag aan van de onderliggende positie waarover het contract is afgesloten. De actuele waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. Het doel is het afdekken van de kasstromen van de hedgefunds van dollar naar euro.
Overige beleggingen De overige beleggingen bestaan geheel uit hedge funds. Specificatie hedge funds naar regio
31-12-2007
In %
31-12-2006
In %
USA
1.525
29,1
10.854
100,0
Europa
3.709
70,9
-
-
5.234
100,0
10.854
100,0
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
47
2.
Beleggingen voor risico deelnemers
Stand 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten deelnemers
Stand 31 december Specificatie beleggingen risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden
3.
2007
2006
265
228
4
18
-7
-
-
19
262
265
31-12-2007
31-12-2006
179 83
184 81
262
265
Herverzekeringen
Het aandeel herverzekeraars in voorziening voor pensioenverplichtingen betreft het herverzekerde gedeelte van de pensioenverplichtingen bij een verzekeraar. Bij de bepaling van de waarde zijn de uitgangspunten van de verzekeringsovereenkomst gehanteerd. De mutaties kunnen als volgt worden weergegeven: 2007
2006
Stand per 1 januari Cumulatief effect stelselwijziging Benodigde interest Vrijval uitkeringen herverzekering Mutatie ivm lagere marktrente Overige
456 - 12 19 - 69 - 11 45
564 19 -67 -6 -34
Stand per 31 december
428
456
31-12-2007
31-12-2006
357 80 6
105 119 17 3
443
244
4.
Vorderingen en overlopende activa
Verzekeringsmaatschappijen Premievorderingen Overige vorderingen Overlopende activa
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
48
5.
Liquide middelen
De liquide middelen betreffen banken in rekening-courant.
6.
Reserves
Stand 1 januari 2006
Beleggingsreserve
Egalisatie reserve financiering TOP
Extra reserve
Totaal
5.145
6.781
1.313
323
Overige
-
-
175
175
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
-
2.038
2.038
1.313
323
7.358
8.994
Stand 31 december 2006
In verband met een stelselwijziging zijn deze reserves per 1 januari 2007 samengevoegd tot de algemene reserve waarbij door de overgang op het FTK de mutatie in de technische voorzieningen en het aandeel daarin van de herverzekeraar een afboeking heeft plaatsgevonden: Algemene reserve Stand 31 december 2006 Effect stelselwijziging - voorziening pensioenverplichtingen
8.994 - 739
- voorziening aanpassing grondslagen - aandeel herverzekeraar
502 - 12
Stand 1 januari 2007 Overige
8.745
Uit bestemming saldo van baten en lasten
2.701
175
Stand 31 december 2007
11.621
Solvabiliteit 31-12-2007
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2.112 9.348
De vermogenpositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
49
7.
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Pensioenverplichtingen
Pensioenspaarrekening
Aanpassing grondslagen
Totaal
Stand 1 januari 2006 Mutatie boekjaar Overige
41.805 535
551 13 - 175
371 131
42.727 679 - 175
Stand 31 december 2006 Effect stelselwijziging
42.340 739
389 -
502 -502
43.231 237
Stand per 1 januari 2007 Mutatie boekjaar Overige
43.079 - 1.055
389 6 - 175
-
43.468 - 1.049 - 175
Stand 31 december 2007
42.024
220
-
42.244
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorie van deelnemers als volgt samengesteld:
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
31-12-2007
31-12-2006
23.380 9.454 9.190
23.882 9.463 8.995
42.024
42.340
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen een langlopend karakter.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
50
8.
Voorziening voor risico deelnemers 2007
2006
Stand 1 januari Stortingen Onttrekkingen Resultaat boekjaar
265 4 -7 -
228 18 19
Stand 31 december
262
265
31-12-2007
31-12-2006
70 19 249 154
20 40 -
492
60
9.
Schulden en overlopende passiva
Premie Loonheffing en ziekenfondspremie Te betalen kosten Belastingen
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
51
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: Vermogen
Technische voorziening
Dekkingsgraad
Stand per 31 december 2006 Stelselwijziging Mutatie boekjaar
52.225 - 12 1.652
43.231 237 - 1.224
120.8% - 0,7% 7,4%
Stand per 31 december 2007
53.865
42.244
127,5%
Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt: 31-12-2007 Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
42.244
Buffers: S1 Renterisico
4.530
S2 Risico zakelijke waarden
5.653
S3 Valutarisico
2.246
S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect
Totaal S (vereiste buffers)
132 2.057 - 5.270
9.348
Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet)
51.592
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden = pensioenvermogen)
53.865
Surplus
2.273
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid premiebeleid herverzekeringsbeleid indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
52
beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Valutarisico Het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille is belegd in euro’s genoteerde waarden. Het aandeel beleggingen dat niet in euro wordt belegd is ultimo verslagjaar circa 25,5% (2006: 37,7%) van de beleggingsportefeuille. Het valutarisico is slechts gedeeltelijk afgedekt. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten $ 1,995 miljoen bij een totale vreemde valutapositie van € 1,361 miljoen. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 31-12-2007 Aandelen Overige beleggingen (hedge funds)
31-12-2006
11.992 1.525
8.464 10.854
13.517
19.318
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
US Dollars Japanse Yen
2007
2007
2007
Positie vóór
Valuta-
Netto-positie
afdekking
derivaten
ná afdekking
10.835
1.361
9.474
1.759
-
1.759
Singaporese Dollars
447
-
447
Australische Dollars
476
-
476
13.517
1.361
12.156
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
53
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. Het renterisico hangt samen met de waardering van de beleggingen en de verplichtingen tegen marktwaarde. De beheersing vindt plaats door middel van het strategisch beleggingsbeleid en het durationbeleid. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 31-12-2007 Duration van de vastrentende waarden (staatsobligaties en hypotheken Duration credits (bedrijfsobligaties en andere credits) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
13,6 7,4 16,3
Op de balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen. Er is daardoor sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31 december 2007 % Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 - 5 jaar
1.506
5,1
-
-
Resterende looptijd 5 - 10 jaar
14.018
47,8
Resterende looptijd > 10 jaar
13.811
47,1
29.335
100,0
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC) derivatenposities worden aangegaan, etc. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds dan wel het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
54
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moetoekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Toeslagrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om de pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de streefindexatie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van het indexatiereglement). Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
55
systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
56
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s)
10.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Periodieke premies Eenmalige koopsommen FVP-koopsommen Koopsom herstelplan
2007
2006
3.137 98 28 351
1.815 245 10 351
3.614
2.421
De FVP-koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2007 Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
2.944 2.201 3.614
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie (inclusief koopsom herstelplan) is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is gebaseerd op de actuele marktrente aan het begin van 2007 die toen 4,25% bedroeg. De gedempte premie is gebaseerd op het verwacht rendement in plaats van de actuele marktrente. Het verwacht rendement bedraagt 5,7% De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2007 Actuarieel benodigde koopsom Opslag voor uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
1.982 463 499
2.944 11.
Premiebijdragen risico deelnemers
Periodieke premies
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2007
2006
4
18
57
12.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten 2007
Indirecte beleggingsopbrengsten 2007
102
Kosten van vermogensbeheer 2007
Totaal
Totaal
2007
2006
- 542
- 440
875
1.048
- 1.224
- 176
24
-
251
251
829
Overige beleggingen
-
290
290
-
Overige opbrengsten
16
-
- 453
- 437
- 278
1.166
- 1.225
- 453
- 512
1.450
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
13.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Aandelen Vastrentende waarden
14.
2007
2006
-2 2
19 -
-
19
Saldo waardeoverdrachten voor risico pensioenfonds
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
2007
2006
48 - 59
9 - 212
- 11
- 203
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De toevoeging aan de technische voorziening uit hoofde van de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt 51. Het resultaat op de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt in 2007 3 (2006: - 1). De afname van de technische voorziening uit hoofde van de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt 61. Het resultaat op de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt in 2007 2 (2006: 11). De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
58
15.
Saldo waardeoverdrachten voor risico deelnemers
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
16.
2007
2006
-6
-
-6
-
2007
2006
609 131 8 41
568 124 9 11
789
712
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 400 per jaar. De indexatie van de uitkeringen per 1 januari 2007 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 1,40% (2006: 1,50%).
17.1
Mutatie technische voorzieningen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Indexering en overige toeslagen Toeslagverlening is bedoeld om de waarde van de pensioenen op peil te houden. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Gestreefd wordt naar een toeslag op pensioenaanspraken van deelnemers die gelijk is aan de procentueel hoogste stijging van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) of de algemene loonontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 4,066% (2006 4%), zijnde éénjaarsrente van de rentetermijnstructuur per 31 december 2007.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
59
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. 17.2 Mutatie overige technische voorziening De mutatie in de pensioenspaarrekening is als volgt:
Mutatie boekjaar Afboeking herstelplan
18.
2006
6 - 175
13 - 175
- 169
- 162
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
Stortingen Beleggingsresultaat Onttrekkingen
19.
2007
2007
2006
4 -7
18 19 -
-3
37
2007
2006
- 16
- 108
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorziening
Mutatie waarde herverzekeringspolis
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
60
20.
Herverzekeringen
Premies Overlijdensrisico Premievrijstellingsrisico Wezenpensioen
Uitkeringen van premies voor premievrijgestelden van wezenpensioen van risicokapitaal
Totaal herverzekeringen
21.
2007
2006
- 88 - 119 - 15
- 48 - 70 - 18
- 222
- 136
59 7 -
56 8 -
66
64
- 156
- 72
Uitvoeringskosten
Administratiekosten* Adviseurs- en controlekosten Overige kosten
2007
2006
370 102 7
8 42 9
479
59
* Volgens de algemene bedrijfstechnische nota komen met ingang van het verslagjaar de kosten van beheer en administratie van het pensioenfonds, de kosten van de accountant en van de actuaris en alle overige kosten die door of namens het pensioenfonds worden gemaakt ten laste van het pensioenfonds. Ter dekking van excassokosten zijn alle koopsommen en de netto voorziening pensioenverplichtingen met 2% verhoogd. Personeelsleden en bezoldiging bestuur Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Het bestuur ontvangt geen bezoldiging. Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
61
F. Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
62
UITVOERINGSOVEREENKOMST De werkgever zal de aan het fonds verschuldigde bijdrage betalen. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 van het pensioenreglement van het fonds en behoudens het in artikel 20 lid 2 omschreven recht van de werkgever in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zulks na overleg met de ondernemingsraad de bijdrage te verminderen of de betaling te staken. De werkgever is jaarlijks een vaste premie van 32% van de som van de pensioengrondslagen aan het fonds verschuldigd. Deze vaste premie is vastgesteld voor de periode 1 januari 2007 tot 1 januari 2012 en is tussentijds niet te wijzigen. De vaste premie bevat de werknemersbijdrage. De werknemersbijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De werkgever houdt de werknemerspremie in op het periodesalaris van de werknemers. De vaste premie wordt achtereenvolgens aangewend ter financiering van: a. de uitvoeringskosten van de Stichting; b. de risicopremies; c. de inkoop van pensioenaanspraken in enig jaar; d. de opslag die nodig is voor het instandhouden van het VEV; e. het vermogen van de Stichting. Voor de werknemers die 31 december 2006 in dienst waren van de werkgever wordt op basis van de ‘Overgangsregeling ECI, 15 jaarsoptie” een extra ouderdomspensioen vastgesteld. De toekenning, financiering en inkoop van het op grond van dit reglement vastgestelde extra ouderdomspensioen geschiedt op 1 januari 2022, of zoveel eerder als de streefpensioendatum wordt bereikt, indien en voorzover het dienstverband met de werkgever vanaf 1 januari 2007 tot het moment van toekenning, financiering en inkoop onafgebroken is voortgezet. De werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie wordt door de werkgever in vier termijnen, uiterlijk de laatste dag voor aanvang van elk kwartaal, aan het fonds betaald. Wijzigingen in de voor het kalenderjaar vastgestelde bedragen in verband met mutaties zullen door de aangesloten ondernemingen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan het fonds zijn voldaan. RESULTAATVERDELING Volgens de algemene bedrijfstechnische nota houdt de algemene reserve rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De algemene reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de algemene reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het consultatiedocument Financieel Toetsingskader van de DNB. De algemene reserve is minimaal gelijk aan het minimum vereist eigen vermogen. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de algemene reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
63
G. Bijlagen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
68
VERLOOPSTAAT DEELNEMERS EN PENSIOENTREKKENDEN Verloopstaat deelnemers en pensioentrekkenden Actieve deelnemers Stand vorig boekjaar Nieuwe toetredingen Uit diensttredingen Ingang pensioen Overlijden Ontslag zonder rechten Andere oorzaken
-
Gewezen deelnemers Stand vorig boekjaar 285 7 9 27 35 2
Stand einde boekjaar
Pensioentrekkenden Stand vorig boekjaar Ingang pensioen Overlijden Afloop Andere oorzaken
Stand einde boekjaar
-
733
782
-
Stand einde boekjaar
-
2006
249 285 9 2 2 -
Ontslag Waardeoverdrachten Pensionering Overlijden Expiratie Andere oorzaken
2007
254 101 3 2 197 -
45
-
49
688
733
2.497
2.431
*
101 24 11 -
209
66
2.706
2.497
150
148
26 2 11
-
21 6 1 12
13
2
163
150
* Betreft een inhaaleffect in verband met de koppeling met de Gemeentelijke Basis Administratie door de overgang naar een ander pensioenadministratiesysteem.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
69