STICHTING PENSIOENFONDS ECI JAARRAPPORT 2004
INHOUD A. Kerncijfers
2
B. Bestuur en functionarissen
5
C. Jaarverslag
7
−
ALGEMEEN
8
−
WIJZIGINGEN IN STATUTEN EN REGLEMENT
10
−
BIJZONDERE ONTWIKKELINGEN
10
−
PENSIOENONTWIKKELINGEN
12
−
VERSLAG VAN DE VERMOGENSBEHEERDER
17
−
VERWACHTING VOOR DE KOMENDE JAREN
19
D. Jaarrekening
20
−
BALANS PER 31 DECEMBER 2004
21
−
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2004
23
−
GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA EN RESULTAATBEPALING
24
−
TOELICHTING OP DE BALANS
27
−
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
31
E. Overige gegevens
35
−
ACTUARIËLE VERKLARING
36
−
ACCOUNTANTSVERKLARING
38
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
1
Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2
Deelnemers, gewezen deelnemers, pensioentrekkenden 31-12-2004 31-12-2003 Aantal % Aantal % Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
928 2.293 138
27,6 68,3 4,1
Totaal
3.359 100,0
777 2.150 121
25,5 70,5 4,0
823 2.062 110
27,5 68,8 3,7
821 2.014 96
28,0 68,7 3,3
827 1.949 87
28,9 68,1 3,0
2.995 100,0
2.931 100,0
2.863 100,0
Premiebaten, pensioenuitkeringen en saldo overdrachten van rechten (Bedragen x € 1.000) 2004 2003 2002
2001
2000
Premiebaten Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten
3.048 100,0
31-12-2002 31-12-2001 31-12-2000 Aantal % Aantal % Aantal %
3.202
2.655
3.338
2.185
2.112
674
513
388
271
191
- 36
- 70
5
24
- 76
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, belegd vermogen en dekkingsgraad (Bedragen x € 1.000) 31-12-2004 31-12-2003 31-12-2002 31-12-2001 31-12-2000 Technische voorzieningen Stichtingskapitaal en reserves Belegd vermogen Beleggingen Liquide middelen Herverzekering Saldo overige activa en passiva Totaal belegd vermogen Dekkingsgraad
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
38.789
35.641
32.989
30.521
27.249
5.617
3.590
1.807
4.461
5.892
41.711 699 619
37.589 107 650
33.464 34 581
35.001 74 567
31.158 100 548
1.377
885
717
- 660
1.335
44.406
39.231
34.796
34.982
33.141
114,5%
110,1%
105,5%
114,6%
121,6%
3
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1000) 31-12-2004 %
31-12-2003 %
31-12-2002 %
31-12-2001 %
31-12-2000 %
Vastgoed aandelen Aandelen
18.453
43,8
3.305 14.369
8,7 37,7
3.041 11.895
8,9 34,9
3.900 13.052
10.9 36,7
4.795 9.718
15,1 30,6
Zakelijke waarden
18.453
43,8
17.674
46,4
14.936
43,8
16.952
47,6
14.513
45,7
Obligaties Deposito’s Converteerbare obligaties Lopende intrest
21.962 1.117 544
52,2 2,7 1,3
19.779 629
51,9 1,7
18.452 716
54,1 2,1
18.018 651
50,6 1,8
16.501 144 636
51,9 0,4 2,0
Vastrentende waarden
23.623
56,2
20.408
53,6
19.168
56,2
18.669
52,4
17.281
54,3
42.076 100,0 Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
38.082 100,0
34.104 100,0
35.621 100,0
31.794 100,0
179
136
76
31
-
42.255
38.218
34.180
35.652
31.794
Beleggingsopbrengsten en kosten vermogensbeheer (Bedragen x € 1.000)
2004
2003
2002
2001
2000
Directe opbrengsten
2.090
1.451
1.526
1.624
1.513
Indirecte opbrengsten
1.209
1.351
- 4.187
- 1.648
483
Kosten
-
-
-
23
-
21
-
Totaal
3.259
2.770
- 2.684
-
45
1.979
Beleggingsrendement (In procenten)
2004
2003
2002
2001
2000
Rendement
8,33*
7,99
7,25
- 0,16
6,76
40
32
-
Het beleggingsrendement is berekend volgens de VBA-Performance Presentatie Standaarden waarbij waardering van de portefeuille op maandbasis plaatsvindt en de periode-rendementen meetkundig (dat wil zeggen met elkaar doorvermenigvuldigd) berekend worden. De beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn niet in deze berekening opgenomen. * De rendementen zoals deze door de twee vermogensbeheerders over het eerste en tweede halfjaar zijn behaald zijn hier opgeteld.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
4
17
Bestuur en functionarissen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
5
Samenstelling van het bestuur In het jaar 2004 was het bestuur als volgt samengesteld: Leden namens de werkgever T.J. van Wel, voorzitter R.L. Hagedoorn Leden namens de werknemers A.Th. van Putten, secretaris R.A. van Drunen* I.M. Fluijter *De heer R.A. van Drunen is per 13 mei 2004 afgetreden als bestuurslid en treedt op als bestuursadviseur. Actuaris Th.J.J. van Dijk AAG, Interpolis Pensioenbeheer BV* *Per 1 januari 2005 is de nieuwe actuaris van het fonds Watson Wyatt Brans & co te Amstelveen. Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Utrecht Administrateur Interpolis Pensioenbeheer BV. Vermogensbeheerder Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer BV te Tilburg (tot 1 juli 2004) Merrill Lynch te Amsterdam (vanaf 1 juli 2004) Naam en vestigingsplaats Stichting Pensioenfonds ECI te Vianen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
6
Jaarverslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
7
Algemeen Deelnemersbestand 3500 3000
Deelnemers
aantal
2500 Gewezen deelnemers
2000 1500
Uitkeringsgerechtigden
1000 500 0 2000
2001
2002
2003
2004
ultimo jaar
Grafiek 1: Deelnemersbestand Statutaire doelstelling Het pensioenfonds stelt zich ten doel het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nabestaanden. De pensioenregeling Met ingang van 1 januari 2001 geldt een nieuwe pensioenregeling. Deze nieuwe regeling (pensioenreglement 2001) is van toepassing op de nieuwe werknemers per 1 januari 2001. De werknemers die reeds in dienst waren vóór die datum konden verzoeken in aanmerking te komen voor de nieuwe regeling. Zonder keuze is de oude regeling (pensioenreglement 2000) van kracht. Pensioenreglement 2000 Bpf-regeling Het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen is gelijk aan 0,54% van het coördinatieloon. De opbouw van de aanspraken is conform de regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Detailhandel (Detam). De ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de 65-ste verjaardag. franchiseregeling De op te bouwen aanspraak op ouderdomspensioen is een afgeleide van de pensioengrondslag. Deze is gelijk aan het maandsalaris vermenigvuldigd met twaalf, welke uitkomst vervolgens wordt verminderd met een franchise. De franchise was aanvankelijk gelijk aan 20/7 maal de jaarlijkse uitkering krachtens de AOW voor een gehuwde met partner ouder dan 65 jaar met inachtneming van artikel 72 (oud) van diezelfde Wet. Vanaf 1 januari 1995 (de franchise was toen € 11.192) wordt deze geïndexeerd conform de stijging van de CAO-lonen. In 2004 was de franchise € 14.453. Voor de deelnemers die vóór 1 januari 1978 verzekerd waren bij Zwitserleven is de franchise gelijk aan 80% van de franchise, zoals hiervoor is genoemd. De bij Zwitserleven verzekerde pensioenaanspraken zijn destijds afgekocht en ondergebracht bij het fonds.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8
In de franchiseregeling wordt per deelnemersjaar een ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de geldende pensioengrondslag. Tot en met de 60jarige leeftijd wordt ervan uitgegaan dat de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag ook van toepassing is op voorgaande deelnemersjaren. Voor deelnemers die de 61-jarige leeftijd hebben bereikt, wordt uitgegaan van het gemiddelde van de pensioengrondslagen vanaf de eerste januari van het jaar waarin de deelnemer 61 jaar wordt tot de normale pensioendatum. Met betrekking tot nog niet vervulde deelnemersjaren wordt de pensioengrondslag gelijkgesteld aan de laatste grondslag. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de 65-ste verjaardag. Pensioenreglement 2001 BPF-regeling: De pensioenleeftijd is 65 jaar in combinatie met een vroegpensioen ingaande op 62 jaar. Het jaarlijks op te bouwen levenslang ouderdomspensioen is gelijk aan 0,54% van het coördinatieloon (opbouwperiode tussen 25 en 65 jaar). Het vroegpensioen bedraagt maximaal 80% van het salaris en wordt opgebouwd tussen 50 en 62 jaar. franchise/beschikbare premieregeling De pensioenleeftijd is 62 in combinatie met een overbruggingspensioen tussen 62 en 65. Dit overbruggingspensioen wordt opgebouwd tussen 50 en 62 jaar en bedraagt maximaal 10% van het laatstverdiende loon plus 80% van de franchise. Het levenslang ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70% van het maandsalaris tot € 3.500 (2004) plus een pensioenaanspraak op basis van een beschikbare premie. Deze premie wordt bepaald volgens een staffel (percentage per leeftijdscategorie), gestort bij Robeco en voor rekening en risico van de deelnemer belegd. Algemeen nabestaandenpensioen Een nabestaandenpensioen is meeverzekerd ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen en een wezenrente per kind, per jaar van 14% van het ouderdomspensioen. indexatie Indien en voor zover de middelen beschikbaar zijn worden de ingegane pensioenen, de rechten van gewezen deelnemers met premievrije aanspraken en de opgebouwde rechten van actieve deelnemers in de Bpf-regeling verhoogd met een door het bestuur, gehoord de actuaris, te bepalen toeslag (doorgaans een percentage van het totaal van de rechten, verhoogd met eerder gegeven toeslagen). Daarbij geldt dat de toeslag op de rechten van pensioentrekkenden percentsgewijs niet hoger zal zijn dan de toeslag aan slapers (gewezen deelnemers met premievrije aanspraken). Besluiten tot eventuele verhoging in enig jaar worden steeds bij de vaststelling van het jaarrapport over het betreffende jaar genomen. Op dat moment zijn de financiële resultaten van dat jaar beschikbaar. In juni 2004 is dus het jaarrapport over 2003 besproken en een besluit genomen over de verhoging per 1 oktober 2003.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
9
voorwaardelijkheid De door het bestuur vastgestelde beleidsmatrix vormt slechts een leidraad voor het toekennen van indexatie. De financiële positie van het pensioenfonds, wettelijke ontwikkelingen en het overheidsbeleid kunnen echter een blokkade opwerpen. Een jaarlijkse verhoging van de pensioenen kan dan ook niet gegarandeerd worden. De pensioengerechtigden zijn bericht dat de indexatie een voorwaardelijk karakter heeft. arbeidsongeschiktheid Indien en zolang een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt de deelneming geheel of gedeeltelijk gecontinueerd tot uiterlijk de normale pensioendatum. Voor alle regelingen gelden de volgende elementen: • Mogelijkheid van uitruil overlevingspensioen in ouderdomspensioen • Mogelijkheid tot vervroeging pensioendatum • Mogelijkheid van extra individuele stortingen (bij Robeco)
Wijzigingen in statuten en reglement
Statuten De statuten zijn niet gewijzigd. Reglement Het bestuur heeft reeds in 2003 besloten het reglement op het punt van de pensioenspaarrekening te wijzigen. In 2004 zijn inzake dit onderwerp nog enkele aanvullende wijzigingen aangebracht, ook met betrekking tot fiscale eisen (zie hierna bij bijzondere ontwikkelingen). Op 1 januari 2004 is de toetredingsleeftijd van het pensioenreglement 2001 (dispensatieregeling) verlaagd. Met ingang van 1 januari 2004 zijn werknemers van twintig jaar en ouder die in dienst van de aangesloten ondernemingen treden automatisch deelnemer in het pensioenfonds.
Bijzondere ontwikkelingen
Financiële situatie pensioenfonds In het najaar van 2002 heeft de Pensioen- & Verzekeringskamer nieuwe richtlijnen gegeven op het punt van de reservepositie en financiering van pensioenfondsen (zie voor een toelichting hierop het betreffende onderdeel bij “pensioenontwikkelingen”) Voor het pensioenfonds ECI gold dat op basis van de geschatte dekkingsgraad per 30 september 2002 er sprake was van een zogeheten onderdekking. In april 2003 zijn op basis van deze situatie in het kader van het voorgeschreven zogeheten herstelplan maatregelen genomen. Op basis van de situatie per 31 december 2002 kon worden geconcludeerd dat geen sprake meer was van onderdekking (echter wel een reservetekort) en heeft herziening van de maatregelen plaatsgevonden. De afgesproken maatregelen in het kort: • Indien en zolang de dekkingsgraad onder de 110 is, zal de premie voor de franchiseregeling (in 2002: 16% van de grondslag) jaarlijks worden verhoogd met 1%-punt. De premie voor de Bpf-regeling (in 2002: 4,5% van het coördinatieloon) zal relatief in diezelfde mate verhoogd worden. De
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
10
•
•
verhoging heeft plaatsgevonden in 2003. De premies waren in 2003 17% voor de franchiseregeling en 4,8% voor de Bpf-regeling. Ook in 2004 is de premie voor de franchiseregeling met 1%-punt gestegen naar 18%. De premie voor de Bpf-regeling steeg naar 5,1%. Aan het eind van het jaar bleek dat dit wel gevolgen heeft gehad voor de dekkingsgraad. Deze is namelijk gestegen naar 114,5% per 31 december 2004. Als de dekkingsgraad zich in 2004 nog niet had hersteld naar een niveau >110, dan was de premie in 2005 gelijk aan 19 respectievelijk 5,34% van de pensioengrondslag respectievelijk het coördinatieloon. In principe zal gedurende maximaal acht jaar jaarlijks een bedrag van 526 duizend extra betaald worden boven de premie. Deze extra bijdrage wordt voor 2/3e deel door de werkgever betaald; 1/3e deel is voor rekening van de werknemers. De bijdrage van de werknemers is gefinancierd door afboeking op de pensioenspaarrekening (voorheen Spaarfonds). De indexatie per 1 oktober 2002 is opgeschort. Medio 2003 is besloten alsnog (met terugwerkende kracht) een verhoging van 3% toe te kennen. In 2004 is wederom besloten met terugwerkende kracht een verhoging toe te kennen. Deze bedraagt 1,5% en geldt voor ingegane pensioenen per 1 oktober 2003 en voor niet-ingegane pensioenen per 1 januari 2004.
In 2003 is een indexatiebeleidsmatrix opgesteld. Met deze matrix wordt beoogd om een evenwichtig beleid uit te zetten, dat recht doet aan alle categorieën deelnemers. Toekomst pensioenfonds In 2005 en 2006 zal worden nagedacht over de toekomst van het pensioenfonds. Mogelijk mondt dit uit in een nieuwe opzet van de pensioenregeling. In juni 2005 verwacht het bestuur een plan van aanpak gereed te hebben. Vervolgens wordt een jaar de tijd genomen om dit plan nader uit te werken. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2007. Echter, per 1 januari 2006 zullen er al enkele wijzigingen in de pensioenregeling moeten worden opgenomen vanwege de gewijzigde wetgeving, onder meer inzake vut en prepensioen. Begin 2005 is het contract met de pensioenuitvoerder verlengd met twee jaren en is een Service Level Agreement afgesloten, waarin nadere afspraken zijn gemaakt over kwaliteit van de dienstverlening. Pensioenregeling In verband met fiscale eisen en dispensatie dient de pensioenregeling te worden aangepast. Hierna volgt een toelichting op de belangrijkste punten. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening wordt op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
11
2. 3.
Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij.
Naar de mening van het bestuur doet deze hernieuwde regeling recht aan alle belanghebbenden. Fiscale afstemming over de nieuwe structuur bevindt zich in de afrondende fase. Dispensatie Bpf Detailhandel Prepensioen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel (Bpf Detailhandel) heeft in 2002 haar regeling gewijzigd. Er is een prepensioen ingevoerd met een richtleeftijd van 63 jaar en voor degenen die op 31 december 2001 al deelnemer waren is een overgangsregeling prepensioen afgesproken zodat zij nog een volwaardig prepensioen kunnen bereiken. Toetredingsleeftijd De toetredingsleeftijd tot de pensioenregeling is met ingang van 1 januari 2004 verlaagd van 25 naar 20 jaar. Overigens geldt – in afwijking van de pensioenregeling van Bpf Detailhandel dat opbouw van prepensioen eerst vanaf 50-jarige leeftijd plaatsvindt. Toetsing door Bpf Detailhandel Na toetsing van de ECI-regelingen door Bpf Detailhandel is de vrijstelling gecontinueerd met als voorwaarde dat ECI uiterlijk 30 juni 2004 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004 de toetredingsleeftijd heeft verlaagd naar 20 jaar. Het pensioenreglement is hierop aangepast.
Pensioenontwikkelingen
Inleiding Het thema pensioen mocht in 2004 wederom rekenen op grote belangstelling. Niet alleen degenen die professioneel betrokken zijn bij het onderwerp kregen te maken met een breed scala aan aandachtsgebieden, ook het grote publiek werd met belangrijke wijzigingen geconfronteerd die in de nabije toekomst betekenis gaan krijgen. Met name de afschaffing van de fiscale facilitering van VUT en prepensioen heeft voor grote maatschappelijke beroering gezorgd. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI zal in 2005 in samenspraak met de onderneming een aantal belangrijke besluiten moeten nemen ten aanzien van de gevolgen van wijzigingen in de fiscale wetgeving en de WAO voor de eigen pensioenregeling. Hierbij is eveneens van belang hoe de Bpf Detailhandel met deze wijzigingen om gaat. De gevolgen die het nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen met zich meebrengt zijn hier nauw mee verweven. Kabinetsplannen prépensioen en levensloop Op 25 november 2004 is de Tweede Kamer in ruime meerderheid akkoord gegaan met het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale behandeling
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
12
VUT/prepensioen en introductie levensloop (Wetsvoorstel VPL). Per 1 januari 2005 wordt de fiscale facilitering van VUT en prepensioen geschrapt. Voor op 31 december 2004 bestaande regelingen blijft het huidige fiscale regime gelden tot 31 december 2005. De fiscale verlofspaarregeling wordt per 1 januari 2006 vervangen door de levensloopregeling. De besluitvorming is definitief, in februari 2005 ging ook de Eerste Kamer akkoord met het wetsvoorstel. Hieronder volgt een beknopte weergave van de kabinetsplannen. Prepensioen Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, blijft de omkeerregel gelden als de uitkeringen actuarieel worden herrekend ingeval ze later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum én de prepensioenregeling de mogelijkheid van deeltijdpensioen biedt. Voor werknemers jonger dan 55 jaar op 31 december 2004, worden vanaf 2006 de premies belast en de uitkeringen niet meer. Ouderdomspensioen Voor ouderdomspensioen gaat een streefleeftijd van 65 jaar gelden. De fiscale facilitering van tijdelijk overbruggingspensioen vervalt. Als het ouderdomspensioen wordt vervroegd, is het gewenst om het ontbreken van de AOW vóór 65 jaar te compenseren door in die periode een hogere uitkering te geven. Fiscaal is voorgeschreven dat de laagste uitkering niet minder is dan 75% van de hoogste. Het wordt toegestaan om buiten deze bandbreedte de uitkering vóór 65 jaar te verhogen met een bedrag dat gelijk is aan de individuele AOW voor gehuwden. Dit geldt niet voor het verschil in verschuldigde volksverzekeringspremies over het OP voor en vanaf 65 jaar. Dit verschil kan eventueel worden gecompenseerd binnen de bandbreedte 75100. De fiscaal minimale franchise is momenteel afgerond € 11.400; bij een middelloonregeling kan maximaal 2,25% en bij een eindloonregeling maximaal 2% worden opgebouwd. Levensloop Werknemers mogen per jaar maximaal 12% van het loon belastingvrij sparen. Er kan alleen in geld worden gespaard (oorspronkelijk kon ook in tijd worden gespaard). Werknemers die op 31 december 2005 51 jaar of ouder maar nog geen 56 jaar zijn, mogen meer dan 12% van het loon belastingvrij sparen. Het maximum saldo is 210% van het bruto jaarloon. Na opname kan opnieuw gespaard worden tot dit maximum. Het maximum saldo kan worden overschreden door bijschrijving van rendement en door daling van het loon. Bij opname geldt er in de inkomstenbelasting een levensloopverlofkorting van maximaal € 183,- per ingelegd jaar. De werknemer die ouderschapsverlof opneemt en deelneemt aan de levensloopregeling, krijgt een ouderschapsverlofkorting van maximaal 50% van het wettelijk minimumloon per verlofdag. Werknemers mogen het spaarsaldo gebruiken om onbetaald verlof te financieren gedurende de loopbaan en/of voorafgaand aan pensionering. Er kan niet tegelijkertijd worden deelgenomen aan de levensloopregeling en aan
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
13
de spaarloonregeling. De werknemer moet jaarlijks een keuze maken. De levensloopregeling mag worden uitgevoerd door banken of verzekeraars en door levensloopfondsen die bij CAO zijn overeengekomen. De uitvoerder kan een dochter van een pensioenfonds zijn. Het bestuur beraadt zich in 2005 over de vraag of het pensioenfonds iets met de levensloopregeling gaat doen of niet. Afkoop Het pensioenfonds moet eenmalig aan de deelnemers een opgave verstrekken van de ‘premievrije waarde’ op 1 januari 2006 van de prepensioenaanspraken (of andere aanspraken die een uitkering geven vóór 65 jaar). Aan de gewezen deelnemers wordt de opgave op verzoek verstrekt. In een uitvoeringsregeling zal worden bepaald hoe de ‘premievrije waarde’ wordt berekend. De deelnemer krijgt geen recht op afkoop. Afkoop wordt alleen toegestaan als het bestuur dat toestaat. WAO In het najaar is het wetsvoorstel werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor advies aan de Raad van State gezonden. Deze wet is de beoogde opvolger van de WAO. De nieuwe wet, die het accent legt op wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat zij niet meer kunnen, bestaat uit twee delen: de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De IVA wordt volledig uitgevoerd door het UWV. De WGA kan de werkgever voor eigen rekening nemen of hij kan deze onderbrengen bij een verzekeraar of bij het UWV. De huidige WAO blijft gelden voor bestaande gevallen. Wel vindt daar herbeoordeling plaats voor mensen die jonger zijn dan 50 jaar op basis van nieuwe eisen die vanaf 1 oktober 2004 zijn gaan gelden. De wijzigingen zullen ook gevolgen hebben voor het pensioenfonds. Deze zullen in 2005 nader in kaart worden gebracht door het bestuur. Het kabinet streeft ernaar om de nieuwe wet op 1 januari 2006 te laten ingaan. Gelijke behandeling Op 1 mei 2004 is de Wet Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) in werking getreden. De wet verbiedt onderscheid naar leeftijd bij arbeidsvoorwaarden, waaronder mede begrepen pensioen. Omdat in pensioenregelingen vaak leeftijdscriteria worden gebruikt heeft de nieuwe wet gevolgen voor veel pensioenregelingen. Uit de WGBL vloeit voort dat in pensioenregelingen direct of indirect onderscheid op basis van leeftijd verboden is. Er zijn echter uitzonderingen op deze regel als het gaat om toetredings- en pensioenleeftijden, het maken van actuariële berekeningen (bijvoorbeeld voor het vaststellen van de premie) en verplicht ontslag vóór 65-jarige leeftijd (uitzondering op basis van een overgangsregeling tot 2 december 2006). Daarnaast is het maken van onderscheid toegestaan als daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Pension Fund Governance (PFG) Het externe toezicht (van onder meer DNB) richt zich op de financiële zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook uitbetaald kunnen worden. De overheid eist nu ook dat de besturen van de pensioenfondsen onderworpen worden aan
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
14
intern toezicht en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid. Daardoor zouden de belanghebbenden bij de fondsen meer vertrouwen krijgen in wat de pensioenfondsen doen met de toevertrouwde gelden. Werkgever en werknemers bepalen de inhoud van de pensioenregeling en besturen het door hen opgerichte pensioenfonds, dat de regeling uitvoert. Een pensioenfonds kent over het algemeen geen orgaan dat toezicht houdt op het bestuur. De regelingen worden complexer en er worden steeds zwaardere eisen gesteld aan pensioenfondsbestuurders. De politiek vindt dat de bestuursstructuur van pensioenfondsen achterloopt bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Om die reden is onderzoek gedaan naar de governance van pensioenfondsen en wat daarin verbeterd kan worden. Het doel is om het pensioenveld te inspireren om het onderwerp Pension Fund Governance bovenaan de agenda te zetten. Het onderzoek heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen die liggen op het vlak van verantwoording en toezicht en goed pensioenfondsbestuur. Aanbevolen wordt dat de pensioensector zelf met een code voor PFG komt, die in de wet verankerd wordt en geen vrijblijvend karakter heeft. Op verzoek van minister De Geus van SZW heeft de Stichting van de Arbeid (STAR) een plan van aanpak opgesteld dat erop gericht is de kwaliteit, zorgvuldigheid en transparantie van het pensioenfondsbestuur in ons land op een hoger plan te brengen. De STAR hoopt de aanbevelingen medio 2005 af te ronden. Implementatie van de aanbevelingen zou moeten plaatsvinden vóór 1 januari 2007. Nieuw Financieel Toetsingskader (FTK) Het kabinet heeft in februari 2004 de hoofdlijnen voor het FTK gepubliceerd en in oktober een uitwerking daarvan. DNB heeft in oktober een beleidsregel uitgebracht voor de invulling van het financiële toezicht tot de inwerkingtreding van de Pensioenwet per 1 januari 2006. In de tussentijd kunnen pensioenfondsen ervoor kiezen om hun financiële beleid reeds te baseren op het nieuw FTK. Het bestuur heeft ervoor gekozen de huidige actuariële principes te handhaven tot de inwerkingtreding van het nieuw FTK en geen gebruik te maken van de mogelijkheid om eerder over te stappen. In de nota’s van het kabinet en van DNB wordt aangegeven aan welke solvabiliteitseisen de diverse beleggingscategorieën van het fonds moeten voldoen. Ook gaat men in op de vraag hoe de fluctuatie van de premie kan worden beperkt, als de premie in het kader van het FTK moet worden gebaseerd op de jaarlijks wijzigende marktrente. DNB maakt onderscheid tussen diverse zakelijke waarden. Zo moet voor aandelen een daling van 30% kunnen worden opgevangen, evenals voor aandelen in emerging markets, voor private equity en voor commodities. Voor onroerend goed geldt een percentage van 15%. Dit zijn vaste percentages, in tegenstelling tot de oorspronkelijke plannen, waarin de percentages afhankelijk waren van de ontwikkelingen op de aandelenbeurzen in de laatste vier jaar. Verder vraagt DNB extra solvabiliteitsvermogen voor het valutarisico en het kredietrisico dat het fonds loopt. Voor vastrentende waarden is de solvabiliteitsbuffer niet alleen afhankelijk van het effect van een renteverandering op de waarde van de beleggingsportefeuille, maar ook van het effect op de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen. Op
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
15
deze manier kan het effect van een rentedaling op de reserves en de dekkingsgraad van het fonds in kaart worden gebracht. Een rentedaling heeft immers grote consequenties voor de financiële positie. Uit de beleidsregels kan ook duidelijk worden afgeleid dat de vereiste solvabiliteit afneemt, naarmate het bestuur de looptijd van de vastrentende waarde meer afstemt op de looptijd van de verplichtingen. Hierdoor neemt de gevoeligheid van het fonds voor rentedalingen af. De uitkomsten van alle bovengenoemde risico’s hoeven na invoering van het FTK niet meer afzonderlijk te worden opgeteld. DNB staat toe om rekening te houden met het feit dat het onwaarschijnlijk is dat deze allemaal tegelijkertijd plaats zullen vinden, zodat daarvoor in de berekeningen mag worden gecorrigeerd. De nieuwe beleidsregels geven een aantal mogelijkheden om de effecten van de veranderende rente op de premie te beperken. Zo mogen pensioenfondsen hun premie baseren op de gemiddelde marktrente of het gemiddelde van de netto rendementen op basis van hun huidige beleggingsmix. Hierbij mag een termijn genomen worden van maximaal tien jaar. Ook mag een vastgestelde verwachte waarde worden gebruikt, mits deze goed is onderbouwd en consistent wordt gebruikt. Hiermee kan een belangrijk deel van de premievolatiliteit worden weggenomen. Doordat de premie ook een opslag moet bevatten om de reserves in stand te houden, kan de premie nog wel enigszins fluctueren nu ook de vereiste buffers jaarlijks zullen wijzigen. Na bestudering van de beleidsregels kan worden gesteld dat DNB de financiële positie van pensioenfondsen positiever beoordeelt dan vóór invoering van het FTK. Dat komt vooral doordat de voorziening op marktwaarde moet worden gebaseerd. Als echter de rente in de toekomst daalt en pensioenfondsen zich niet beschermd hebben tegen een dergelijke daling, kan een fonds alsnog snel in een situatie van onderdekking of een reservetekort terecht komen. Hoewel de financiële positie als beter wordt beschouwd, heeft het FTK een verhogend effect op de premie. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de indexatieambitie van het bestuur in de premie moet worden verwerkt. Nieuwe Pensioenwet Volgens de planning zal in 2006 de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet worden vervangen door een nieuwe Pensioenwet. Op dit moment is het definitieve wetsvoorstel nog niet gepubliceerd; er circuleren nog alleen ambtelijke concept-wetteksten. Uit deze teksten is af te leiden dat werkgever en pensioenuitvoerder veel aandacht moeten gaan besteden aan pensioencommunicatie. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer duidelijk en uitgebreid moet informeren over zijn pensioenrechten. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de transparantie van het pensioenfonds. Daarbij kan worden gedacht aan premiebeleid, indexeringsbeleid en het beleid ten aanzien van vermogensoverschotten en -tekorten. FVP-regeling De bijdrageregeling van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) is aangepast. Het FVP levert kosteloos een bijdrage aan de beperking van pensioenbreuk bij werkloosheid. Als een werknemer van 40 jaar of ouder werkloos wordt, kan hij mogelijk gebruik maken van deze regeling.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
16
Redenen voor de aanpassing van de FVP-regeling zijn onder meer de gesignaleerde onbillijke uitkomsten van de voorheen geldende bijdrageregeling, het mogelijk belemmerende effect van de oude regeling op de arbeidsparticipatie en de grote administratieve belasting voor pensioenuitvoerders. De bijdrageregeling is op de volgende punten aangepast: • Er bestaat recht op FVP-bijdrage in situaties waarbij een langdurig dienstverband met pensioenvoorziening direct wordt gevolgd door een kortdurend dienstverband zonder pensioenvoorziening, waarna werkloosheid ontstaat (de zogenaamde proeftijdgevallen). • Personen met een reïntegratie-uitkering op grond van de Wet REA worden tot de kring van rechthebbenden toegelaten. • Invoering van een wachttijdperiode van zes maanden (er bestaat pas recht op een FVP-bijdrage als betrokkene tijdens zijn leven in totaal ten minste zes maanden werkloos is geweest. Verslag van de vermogensbeheerder
Terugblik 2004 De wereldwijde aandelenmarkten hebben in 2004 een verder herstel laten zien. Bijna de helft van de jaarperformance is in het laatste kwartaal gerealiseerd. Niettegenstaande de afvakkende economische groei en bedrijfswinsten, waren beleggers na de Amerikaanse verkiezingen blijkbaar bereid meer portefeuillerisico te accepteren. Vooral beleggingen in financiële instellingen, energiewaarden, nutsbedrijven en opkomende beleggingsmarkten zoals Azië hebben een goed rendement opgeleverd. Mede als gevolg van de sterk stijgende olieprijs, was energie de best presterende sector. De prijs van 1 euro steeg van 1.24 naar 1.36 dollar in het vierde kwartaal, een verandering van bijna 10%. Niet-afgedekte beleggingen in Amerikaanse waarden drukte de performance van portefeuilles. Obligaties hebben, tegen de verwachting in van diverse bekende economen, wederom een uitstekend resultaat geboekt. De obligatierente in de Eurozone daalde opnieuw ruim onder de 4% voor 10-jaars staatsobligaties. Het beleggingsresultaat (7.7%) evenaarde de performance van de wereldaandelenindex in Euro. De grote vraag naar obligaties was afkomstig van pensioenfondsen voor de afdekking van hun lange termijn verplichtingen en van particuliere beleggers die op zoek gingen naar een rendementsverbetering voor hun hoge saldi op spaarrekeningen. Ook hedge funds hebben het goed gedaan in 2004. Dit was vooral te danken aan een aantal terugkerende trends in de valuta- en goederenmarkten. In 2004 hebben hedge funds de voor hen moeilijke periode toch met een positief rendement afgesloten. Daarnaast hebben hedge funds bijgedragen aan de diversificatie, de spreiding van het risico, van de beleggingsportefeuilles.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
17
Vierde kwartaal 2004
Het jaar 2004
10-jaars gemiddelde*
Aandelen MSCI Wereld MSCI Amerika MSCI Europa MSCI Japan MSCI Pacific ex Japan MSCI Opkomende Markten
2.6% 0.5% 6.0% 3.3% 6.1% 7.3%
6.3% 3.1% 12.7% 7.5% 14.2% 15.5%
5.9% 9.5% 7.3% -3.7% -0.4% 0.3%
Obligaties JP Morgan EMU
2.8%
7.7%
7.3%
Resultaten referentie-indices in euro
*Het 10 jaars gemiddelde rendement is exclusief dividend Bron: Bloomberg Performance Gedurende de eerste helft van het jaar waren aandelen overwogen. Op basis van een licht aantrekkende groei in Europa en goede economische vooruitzichten (VS) is de overweging die in november van 2003 werd gerealiseerd gehandhaafd. Over het kwartaal heeft de overweging aandelen en onderweging vastrentende waarden een positief effect gehad. Aandelen behaalden wereldwijd zowel in lokale valuta als in euro’s een positief rendement van 1,9%. De zwaarwegende regio’s Europa en de VS deden het zoals vermeld iets beter met rendementen in euro’s van 3,2% respectievelijk 2,4%. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de aandelenkoersen zich gedurende het tweede kwartaal hebben bewogen binnen een smalle bandbreedte en de trend die werd ingezet aan het einde van het eerste kwartaal niet kon worden doorgezet. Als gevolg van de verwachte renteverhogingen in de VS en de stijgende 10-jaars rente daalden de koersen van obligaties behoorlijk. Het kwartaalrendement op Europese vastrentende waarden bedroeg -0,9%. Onroerend goed tenslotte steeg op basis van de GPR 250 Netherlands index met 1,4%. Echter de mondiale variant van deze index daalde met 3,6% wat het laat cyclische karakter van deze asset categorie lijkt te benadrukken. Ten opzichte van het begin van het jaar ligt het rendement op deze beleggingscategorie nog wel hoger dan van de andere categorieën. Na het ontvangen van de beëindigingbrief is vanaf 11 juni niet meer gehandeld in de portefeuille. In de week erna is de portefeuille geliquideerd. De performancecijfers voor het tweede kwartaal zijn dan ook over de periode tot 11 juni. In deze periode is het rendement uitgekomen op 3,48% ten opzichte van een benchmark rendement van 3,70%. Deze underperformance komt volledig voor rekening van de slechte selectie resultaten in de aandelen Europa portefeuille. Bij de andere aandelen regio’s en beleggingscategorieën is er sprake geweest van een outperformance. De beslissing om aandelen te overwegen ten opzichte van vastrentende waarden is ook positief geweest. De onderweging van indirect onroerend goed is daar en tegen negatief geweest door de sterke performance van deze beleggingscategorie.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
18
Merrill Lynchis vanaf 30 juni 2004 verantwoordelijk geworden voor het vermogensbeheer van het pensioenfonds. Over de tweede helft van 2004 heeft de gehele portefeuille een rendement behaald van 4,85% ten opzichte van een benchmark performance van 3,51%. De outperformance is vooral behaald door de sterke performance van het aandelenstuk. Met name de managerselectie, asset allocatie (vermogensverdeling) en dollarafdekking zijn verantwoordelijk geweest voor deze outperfomance. Obligaties en Hedgefondsen lieten een lichte underperformance zien als gevolg van een conservatiever beleid dan de samenstelling van de onderliggende benchmarks. Belangrijk om te constateren is dat het rendement met een lage volatiliteit (beweeglijkheid) tot stand is gekomen. Verwachtingen Merrill Lynch Investment Managers (MLIM) verwacht dat de Amerikaanse fusie en overname markt weer zal aantrekken. Het Amerikaanse bedrijfsleven heeft op dit moment een sterke kaspositie. Mede door extreme reorganisaties, is de winstgevendheid fors gestegen. Wij denken dat deze winstgroei-ontwikkeling, mede als gevolg van lagere consumptieve uitgaven zal afvlakken. Fusies en overnames worden waarschijnlijk een belangrijke manier om verdere omzetgroei te realiseren. De verwachte economische groei van Europa is voor 2005 naar beneden toe bijgesteld. De voornaamste reden hiervoor is de verwachte verdere stijging van de euro ten opzicht van de dollar. Over de afgelopen 10 jaar hebben obligaties hoge beleggingsresultaten gerealiseerd. Dit komt voornamelijk doordat de rente over deze periode sterk gedaald is. Door de huidige lage rentestand en de verwachte rentestijging in de komende jaren (vooral in Amerika) is MLIM voorzichtig met de allocatie naar Amerikaanse obligaties met langere looptijden.
Verwachting voor de komende jaren Belangrijk punt van aandacht zal zijn de financiële situatie van het pensioenfonds en daarmee samenhangend de toekomst van het pensioenfonds en de noodzakelijk wijzigingen in het pensioenreglement om aan de nieuwe wetgeving te voldoen.
Vianen, 15 juni 2005 Het Bestuur
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
19
Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
20
BALANS PER 31 DECEMBER 2004 NA BESTEMMING SALDO (in duizenden euro’s) 31-12-2004
31-12-2003
Beleggingen Onroerende zaken Vastgoed aandelen
-
3.305
Financiële beleggingen Aandelen Obligaties Deposito’s
18.453 21.962 1.117
14.369 19.779 -
Beleggingen voor rekening en risico van deelnemers
41.532 179
37.453 136
41.711
37.589
Herverzekeringen
619
650
Vorderingen en overlopende activa Verzekeringsmaatschappij Rekening-courant premiedebiteuren Overige vorderingen
792 107 547
172 346 669
1.446
1.187
699
107
44.475
39.533
Activa
Liquide middelen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
21
Passiva Reserves Beleggingsreserve Egalisatiereserve financiering TOP Extra reserve
Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen Pensioenspaarrekening Aanpassing grondslagen
Voor rekening en risico deelnemers
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2004
31-12-2003
434 318 4.865
121 219 3.250
5.617
3.590
37.682 706 222
33.695 1.711 99
38.610 179
35.505 136
38.789
35.641
69
302
69
302
44.475
39.533
22
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2004 (in duizenden euro’s) 2004
2003
Directe beleggingsopbrengsten
2.090
1.451
Indirecte beleggingsopbrengsten
1.209
1.351
Kosten van vermogensbeheer
-
40
-
32
Beleggingsopbrengsten
3.259
2.770
Bijdragen van werkgevers en werknemers
3.202
2.655
Pensioenuitkeringen
-
Herverzekeringen
674
-
513
351
-
65
36
-
70
Saldo overdrachten van rechten
-
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
- 3.987
- 2.813
Mutatie pensioenspaarrekening
-
26
-
67
Mutatie voorziening aanpassing grondslagen
-
123
-
99
Mutatie voorziening voor rekening en risico deelnemers
-
43
-
60
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-
71
-
130
Saldo van baten en lasten
1.852
1.608
Bestemming saldo: mutatie beleggingsreserve mutatie egalisatiereserve financiering TOP mutatie extra reserve
313 99 1.440
121 108 1.379
1.852
1.608
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
23
GRONDSLAGEN VOOR WAARDERING VAN ACTIVA EN PASSIVA EN RESULTAATBEPALING Algemeen
Activiteiten De Stichting Pensioenfonds ECI is opgericht in 1978 en heeft tot doel het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen.
Activa en Passiva
Algemene grondslagen Voorzover niet anders vermeld, vindt waardering plaats tegen nominale waarde. Beleggingen Voor de beleggingen van de Stichting worden de volgende waarderingsgrondslagen gehanteerd. Beleggingen Aandelen onroerend goed Aandelen Obligaties Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Waarderingssystematiek Actuele waarde (beurswaarde) Actuele waarde (beurswaarde) Actuele waarde (beurskoers exclusief opgelopen rente) Actuele waarde (beurswaarde)
Herverzekering De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen.
Beleggingsreserve Aan de beleggingsreserve wordt jaarlijks het verschil tussen het in een boekjaar op de beleggingsportefeuille werkelijk behaalde en genormaliseerde rendement toegevoegd of onttrokken. Dit genormaliseerd rendement wordt bepaald op basis van de beleggingsportefeuille per einde boekjaar aan de hand van langjarige rendementsgegevens per beleggingscategorie. Door middel van deze reserve wordt een gelijkmatige ontwikkeling van de beleggingsperformance nagestreefd waarbij de reserve tevens dient als buffer voor het opvangen van waardefluctuaties van de beleggingsportefeuille. De
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
24
reserve is aan een maximum gebonden, gebaseerd op het risicoprofiel per beleggingscategorie. Ter bepaling van de hoogte van de beleggingsreserve worden de volgende maximumhoogtes aangehouden: Obligaties Converteerbare obligaties Aandelen
15% 30% 30%
Bij het volledig aanwenden van de beleggingsreserve dan wel de overschrijding van het maximum wordt de extra toevoeging respectievelijk onttrekking die nodig is om de reserve binnen de bandbreedte te houden, via de bestemming van het saldo van baten en lasten verwerkt. Egalisatiereserve financiering TOP De Egalisatiereserve financiering TOP dient om de last TOP te egaliseren over komende jaren. De jaarlijkse dotatie bedraagt 4,3% van de salarissom van de deelnemers waarvoor de TOP/regeling van toepassing is. De jaarlijkse onttrekking is gelijk aan de koopsom die benodigd is om de in het jaar toegekende rechten te financieren. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is prospectief berekend volgens de netto-methode. Rekenrente : 4% per jaar. Overlevingstafels : Gehele bevolking mannen 1995-2000 met 2 jaar leeftijdsverlaging Gehele bevolking vrouwen 1995-2000 met 1 jaar leeftijdsverlaging. Kosten : voor excassokosten zijn de netto berekeningsuitkomsten met 2% verhoogd. Voorziening aanpassing grondslagen In boekjaar 1997 is besloten om een Voorziening aanpassing grondslagen te vormen, zodanig dat na vijf jaren 1,5% van de VPV eigen rekening beschikbaar is. Vanaf 2003 wordt een nieuwe voorziening gevormd ten behoeve van de aanpassingen aan toekomstige overlevingstafels 2000-2005. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen is besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. De nieuwe structuur die is opgezet doet recht aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die houdt rekening met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening wordt op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. 2. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
25
3. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij. Voorziening voor rekening en risico deelnemers De voorziening voor de beschikbare premieregeling, in het verslag aangeduid als “voorziening voor rekening en risico deelnemers”, wordt gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen als gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening en risico deelnemers.
Resultaatbepaling
Algemeen De resultaten op transacties worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd; verliezen reeds zodra zij voorzienbaar zijn. Beleggingsopbrengsten Hieronder zijn opgenomen intrestbaten en dividendopbrengsten. Tevens zijn hieronder begrepen de resultaten ontstaan door verkoop van (vastgoed) aandelen en (converteerbare) obligaties en fluctuaties van de beurskoersen van de (vastgoed) aandelen en (converteerbare) obligaties. Premies herverzekering De risico’s, voortvloeiend uit weduwen-, wezen- en invaliditeitstoezeggingen zijn herverzekerd bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
26
TOELICHTING OP DE BALANS (in duizenden euro’s) Overzicht van de mutaties van de beleggingen gedurende het boekjaar transacties 2004
Categorie
Stand ultimo 2003
Aankopen/ Verstrekkingen
Verkopen/ Uitlotingen/ Aflossingen
Waardemutaties
Stand ultimo 2004
3.305
217
3.816
294
-
14.369 19.779 -
19.081 10.238 1.117
15.434 8.529 -
437 474 -
18.453 21.962 1.117
37.453
30.653
27.779
1.205
41.532
136
39
-
4
179
37.589
30.692
27.779
1.209
41.711
Vastgoed aandelen Aandelen Obligaties Deposito’s
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Totaal
Rekening-courant premiedebiteuren
Stand 1 januari Bijdragen Remises
Stand 31 december
2004
2003
346 3.202 - 3.441
97 2.655 - 2.406
107
346
31-12-2004
31-12-2003
544 1 2
629 29 5 5 1
547
669
Overige vorderingen
Lopende intrest Dividendbelasting Overdrachten Vooruitbetaalde kosten Overige vorderingen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
27
Liquide middelen De liquide middelen betreffen banken in rekening-courant. Beleggingsreserve 2004
2003
Stand 1 januari Mutatie boekjaar
121 313
121
Stand 31 december
434
121
2004
2003
Stand 1 januari Aanpassing in verband met stelselwijziging
219 -
34 77
Stand 1 januari onderhavige jaarrekening Mutatie boekjaar
219 99
111 108
Stand 31 december
318
219
2004
2003
Stand 1 januari Aanpassing in verband met stelselwijziging
3.250 -
1.807 - 111
Stand 1 januari onderhavige jaarrekening Van pensioenspaarrekening Uit saldo boekjaar
3.250 175 1.440
1.696 175 1.379
Stand 31 december
4.865
3.250
Egalisatiereserve financiering TOP
Extra reserve
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
28
Voorziening pensioenverplichtingen 31-12-2004
31-12-2003
21.565 7.682 8.435
19.633 6.526 7.536
37.682
33.695
2004
2003
1.711 26 - 856 - 175
2.031 67 - 205 7 - 175
706
1.711
2004
2003
Stand 1 januari Mutatie boekjaar
99 123
99
Stand 31 december
222
99
2004
2003
Stand 1 januari Stortingen Beleggingsresultaat
136 36 7
76 53 7
Stand 31 december
179
136
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
Pensioenspaarrekening
Stand 1 januari Bij: rente boekjaar Af : eenmalige uitkering omgezet in recht afboeking herstelplan
Stand 31 december
Voorziening aanpassing grondslagen
Voorziening voor rekening en risico deelnemers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
29
Overige schulden
Loonheffing en ziekenfondspremie Uitkeringen Te betalen kosten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2004
31-12-2003
3 66
19 206 77
69
302
30
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s) Omzet Voor het begrip omzet dienen pensioenfondsen de in enig jaar verantwoorde premie-inkomsten en de genoten directe beleggingsopbrengsten te hanteren. Indien deze gedurende twee opeenvolgende boekjaren, de helft of meer bedraagt van het in artikel BW 2:396 lid 1, onder b genoemde omzetcriterium (voor 2004 € 7,3 mln) is de Richtlijn voor de jaarrekening van de Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing.
Bijdragen van werkgevers en werknemers Directe beleggingsopbrengsten
2004
2003
3.202 2.090
2.655 1.451
5.292
4.106
De stichting voldoet aan het omzetcriterium en is derhalve verplicht de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW na te leven.
Directe beleggingsopbrengsten 2004
2003
195 144 923 28 765 11
273 213 953 6
Verzekeringsmaatschappij Overdrachten
2.066 20 1
1.445 6 - 1
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
2.087 3
1.450 1
2.090
1.451
Vastgoed aandelen Aandelen Obligaties Deposito’s Valutatermijntransacties Liquide middelen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31
Indirecte beleggingsopbrengsten 2004
2003
294 437 474
339 1.050 - 44
1.205 4
1.345 6
1.209
1.351
2004
2003
Periodieke bijdragen werkgevers en werknemers Eenmalige koopsommen Koopsom herstelplan
1.966 849 351
1.935 316 351
Premie voor rekening en risico deelnemers
3.166 36
2.602 53
3.202
2.655
2004
2003
533 100 8 33
425 82 6 -
674
513
Vastgoed aandelen Aandelen Obligaties
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Bijdragen van werkgevers en werknemers
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
32
Herverzekeringen 2004
2003
74 99 25
- 84 - 107 - 26
- 198
- 217
63 6 511
57 5 -
580
62
-
21
-
21
31
69
351
- 65
2004
2003
76 - 112
151 - 221
-
-
Premies voor overlijdensrisico voor premievrijstellingsrisico voor wezenpensioen
-
Uitkeringen van premies voor premievrijgestelden van wezenpensioen van risicokapitaal
Winstaandeel
Mutatie waarde herverzekeringspolissen
-
Totaal herverzekeringen
Saldo overdrachten van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
36
70
33
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
Inkoop pensioen - jaarinkoop - (backservice optrek) - indexering Benodigde intrest Vrijval uitkeringen Saldo overdrachten van rechten Overige
2004
2003
1.340 1.006 232 1.428 - 624 - 34 639
1.350 718 502 1.291 - 530 - 68 - 450
3.987
2.813
2004
2003
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Managerskosten Adviseurs- en controlekosten Overige kosten
23 40 8
10 100 * 20
71
130
* In de adviseurs- en controlekosten zijn begrepen de kosten voor een ALM-studie en de afrekening van de accountant over de periode 1999 t/m 2002.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
34
Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
35