STICHTING PENSIOENFONDS ECI
JAARRAPPORT 2006
INHOUD A.
Voorwoord
2
B.
Kerncijfers
4
C.
Bestuur en organisatie
7
D.
Bestuursverslag
11
−
ALGEMEEN
12
−
PENSIOEN- EN FINANCIERINGSREGELING
13
−
EXTERNE PENSIOENONTWIKKELINGEN
19
−
VERSLAG VAN DE VERMOGENSBEHEERDER
22
−
RESULTAAT BOEKJAAR
25
−
RISICOBEHEERSING
26
−
VOORUITZICHTEN
28
E.
Jaarrekening
29
−
BALANS PER 31 DECEMBER 2006
30
−
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2006
31
−
KASSTROOMOVERZICHT
32
−
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING
33
−
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2006
38
−
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
43
F.
Overige gegevens
47
−
FINANCIERINGSOVEREENKOMST
48
−
RESULTAATVERDELING
48
−
ACTUARIELE VERKLARING
49
−
ACCOUNTANTSVERKLARING
51
G.
Bijlagen −
VERLOOPSTAAT DEELNEMERS EN PENSIOENTREKKENDEN
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
53 54
1
A. Voorwoord
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2
Voor u ligt het jaarverslag van Stichting Pensioenfonds ECI. Het verslagjaar 2006 is enerverend geweest. Niet in het minst door de nieuwe pensioenregeling die na goedkeuring van de Ondernemingsraad per 1 januari 2007 in werking gaat treden. Eind 2006 zijn alle actieve deelnemers geïnformeerd over deze nieuwe pensioenregeling. De brief is voor ieder te bekijken en te downloaden vanaf de website www.ecipensioenfonds.nl. Verderop in dit jaarverslag wordt hier uitgebreid op teruggekomen. Het jaar 2007 zal voor een groot deel in het teken staan van de implementatie van de nieuwe pensioenregeling in de administratie van onze pensioenuitvoerder. Door een nieuwe pensioenregeling, die bovendien uitgevoerd gaat worden in een nieuw administratiesysteem, hopen wij voor al onze belanghebbenden de service verder te verbeteren. Belangrijk voor het bestuur is dat deelnemersvragen snel en adequaat afgehandeld worden en dat iedereen tijdig het jaarlijkse pensioenoverzicht ontvangt. Het bestuur is in 2006 op twee punten gewijzigd. Allereerst is de heer R.A. Hagedoorn afgetreden als bestuurslid. Ook de heer Van Wel is afgetreden als bestuurslid, maar blijft wel aan het fonds verbonden als bestuursadviseur. De nieuwe Pensioenwet dwingt het bestuur echter tot herbezinning over de inrichting van het bestuur met onder andere een intern toezichts- en verantwoordingsorgaan (pension fund governance). In 2007 zullen daarover besluiten worden genomen. Trefwoorden voor pension fund governance (PFG) zijn transparantie, deskundigheid, communicatie, verantwoording en medezeggenschap. Het bestuur is voornemens om zich begin 2007 volop te laten informeren over PFG. Het bestuur heeft onder andere een cursusmiddag over de nieuwe Pensioenwet en PFG ingepland. Deze informatie zal het bestuur helpen bij het opstellen van een plan van aanpak en de herinrichting van het bestuur. Volgens het bestuur is een belangrijke voorwaarde voor het continueren van het ondernemingspensioenfonds dat er sprake moet zijn van een professioneel bestuur en daarom streeft het bestuur naar uitbreiding van het aantal bestuursleden. De financiële positie van het pensioenfonds is licht verbeterd. Het bestuur wil de performance verbeteren door nieuwe beleggingsrichtlijnen vast te stellen en heeft zich hierin laten adviseren door diverse specialisten. Eind 2006 heeft het bestuur een besluit genomen over de nieuwe beleggingsrichtlijnen met ingang van 1 januari 2007. Hopelijk kan er dankzij de nieuwe beleggingsrichtlijnen een goede performance worden gehaald in 2007, en is er in 2008 geen sprake meer van een reservetekort. De dekkingsgraad is per 31 december 2006 gestegen naar 123,2%, ten opzichte van 118,3% eind 2005. In juni van het verslagjaar heeft het bestuur besloten aan de hand van de dekkingsgraad per 31 december 2005 de ingegane pensioenen met 1,5%, gelijk aan de prijsinflatie, te verhogen. De focus van het bestuur blijft, naast de invoering van de gevolgen van de nieuwe pensioenwet, ook in 2007 onverminderd gericht op de verdere verbetering van de financiële positie, professionele bedrijfsvoering, alsmede op optimale dienstverlening en duidelijke communicatie aan onze deelnemers. Heeft u nog vragen over dit jaarverslag, neemt u dan gerust contact op met een van de bestuursleden. Stichting Pensioenfonds ECI Voorzitter de heer A.T. van Putten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
3
B. Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
4
Deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden 31-12-2006 31-12-2005
31-12-2004
31-12-2003
31-12-2002
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
733 2.497 150
21,7 73,9 4,4
782 2.431 148
23,3 72,3 4,4
928 2.293 138
27,6 68,3 4,1
777 2.150 121
25,5 70,5 4,0
823 2.062 110
27,5 68,8 3,7
Totaal
3.380 100,0
3.048 100,0
2.995 100,0
Bijdragen van werkgevers en werknemers, pensioenuitkeringen, saldo waardeoverdrachten 2006 2005 2004 2003 (Bedragen x € 1.000)
2002
Bijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten
3.361 100,0
3.359 100,0
2.439
2.400
3.202
2.655
3.338
712
659
674
513
388
- 203
- 144
- 36
- 70
5
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, belegd vermogen en dekkingsgraad (Bedragen x € 1.000) Technische voorzieningen Stichtingskapitaal en reserves Belegd vermogen Beleggingen Liquide middelen Herverzekering Saldo overige activa en passiva Totaal belegd vermogen Dekkingsgraad *
31-12-2006
31-12-2005
31-12-2004
31-12-2003
31-12-2002
43.496
42.955
38.789
35.641
32.989
8.994
6.781
5.617
3.590
1.807
50.971 294 456
48.416 382 564
41.711 699 619
37.589 107 650
33.464 34 581
769
374
1.377
885
717
52.490
49.736
44.406
39.231
34.796
123,2%
118,3%*
114,5%
110,1%
105,5%
gehanteerde rekenrente van 3,75% in plaats van de vaste rekenrente van 4%.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
5
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1000)
31-12-2006 %
31-12-2005 %
31-12-2004 %
31-12-2003 %
31-12-2002 %
Vastgoed aandelen Aandelen
26.469
51,6
25.742
52,9
18.453
43,6
3.305 14.369
8,7 37,7
3.041 11.895
8,9 34,9
Zakelijke waarden
26.469
51,6
25.742
52,9
18.453
43,6
17.674
46,4
14.936
43,8
Vastrentende beleggingen Derivaten Lopende intrest
24.294 - 57 585
47,3 1,1
22.569 -123 445
46,4 -0,2 0,9
23.079 200 544
54,6 0,5 1,3
19.779 629
51,9 1,7
18.452 716
54,1 2,1
Vastrentende waarden
24.822
48,4
22.891
47,1
23.823
56,4
20.408
53,6
19.168
56,2
51.291 100,0 Beleggingen voor rekening en risico deelnemers
48.633 100,0
42.276 100,0
38.082 100,0
34.104 100,0
265
228
179
136
76
51.556
48.861
42.455
38.218
34.180
Beleggingsopbrengsten en kosten vermogensbeheer (Bedragen x € 1.000)
2006
2005
2004
2003
2002
Directe opbrengsten
925
869*
1.890
1.451
1.526
Indirecte opbrengsten
830
3.371
1.409
1.351
- 4.187
Kosten
- 286
- 307
-
-
-
Totaal
1.469
3.933
3.259
2.770
- 2.684
(In procenten)
2006
2005
2004
2003
2002
Rendement
3,00
8,99
8,33**
7,99
40
32
23
Beleggingsrendement
-
Het beleggingsrendement is berekend volgens de VBA-Performance Presentatie Standaarden waarbij waardering van de portefeuille op maandbasis plaatsvindt en de periode-rendementen meetkundig (dat wil zeggen met elkaar doorvermenigvuldigd) berekend worden. De beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn niet in deze berekening opgenomen. *
De directe beleggingsopbrengsten zijn aan de lage kant vanwege de rentetermijnstructuur, dit heeft te maken met de lage stand van de dollar. Eén en ander vertaalt zich echter in hogere indirecte beleggingsopbrengsten. ** De rendementen zoals deze door de twee vermogensbeheerders over het eerste en tweede halfjaar zijn behaald zijn hier opgeteld.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
6
7,25
C. Bestuur en organisatie
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
7
Organisatie van het pensioenfonds De discussie rondom goed pensioenfondsbestuur, oftewel de organisatie van en het toezicht op een pensioenfonds, spitst zich met name toe op de elementen intern toezicht, medezeggenschap en verantwoording. Het bestuur heeft in 2006 onder andere hierdoor besloten het bestuur van het pensioenfonds te gaan uitbreiden. Wellicht leidt dit eveneens tot een uitbreiding van de (specialistische) kennis van het bestuur. In 2007 zal het bestuur eveneens, als gevolg van de invoering van de nieuwe pensioenwet, overgaan tot invulling van intern toezicht en verantwoording in lijn met de eisen van pension fund governance. Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van het onderstaande schema. Bestuur
Adviseurs
Administrateur
Herverzekeraar
Vermogensbeheer
Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het pensioenfonds en het uitvoeren van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling, waaronder het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het bestuur heeft bevoegdheden krachtens de statuten en reglementen alsmede de hiermee verbonden uitvoeringsbesluiten, de financieringsovereenkomst, tot het verrichten van betalingen en het aangaan van contractuele verplichtingen met derden. Adviseurs Naast het hiervoor beschreven orgaan kent het fonds ook drie externe deskundigen. De certificerend actuaris rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het fonds en geeft een actuariële verklaring af. De externe accountant controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van DNB en doet verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een verslag aan het bestuur, waarin opmerkingen en aanbevelingen omtrent de administratieve organisatie en interne controle van het fonds zijn opgenomen. De derde adviseur is de vermogensadviseur. Deze adviseur geeft het bestuur advies op het gebied van beleggingen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8
Administrateur Het uitvoeren van de pensioenadministratie is uitbesteed aan Interpolis Pensioenbeheer te Tilburg. Naast het verzorgen van de administratie en het verzorgen van de noodzakelijke financiële rapportages fungeert de pensioenuitvoerder als eerste aanspreekpunt voor de deelnemers en voert zij de betalingen aan pensioengerechtigden en derden (in het kader van uitvoeringskosten) uit. Jaarlijks vindt overleg plaats waarin de tijds- en kwaliteitsnormen worden geëvalueerd. Herverzekeraar Ten behoeve van het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico is een herverzekering bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven) afgesloten. Deze verzekering zal in 2007 worden geëvalueerd. Vermogensbeheer De vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. De vermogensbeheerder houdt het pensioenfonds periodiek op de hoogte van de behaalde beleggingsresultaten over het vermogen van het fonds, ten opzichte van de gehanteerde benchmark, en legt daarbij verantwoording af aan het bestuur. Samenstelling van het bestuur Aan het eind van het verslagjaar was de samenstelling van het bestuur als volgt: namens de werkgever De heer A.T. van Putten De heer O. Erciyaz namens de deelnemers Mevrouw I.M. Fluijter De heer R.A. van Drunen
Voorzitter
Secretaris
Er zijn twee bestuursleden afgetreden in 2006, namelijk de heren R. Hagedoorn en T.J. van Wel. De heer Van Wel blijft aan het fonds verbonden als bestuursadviseur. De bestuursleden namens de werkgever worden benoemd en ontslagen door de werkgever in onderling overleg en hebben zitting voor onbepaalde tijd. De door de aangesloten ondernemingen benoemde leden behoeven geen (gewezen) deelnemer te zijn. De bestuursleden namens de deelnemers en gewezen deelnemers worden benoemd door de deelnemers uit de groep van deelnemers en gewezen deelnemers en hebben zitting voor een periode van 3 jaar. Actuaris Watson Wyatt B.V. te Apeldoorn (certificerend) Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg (adviserend) Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Amsterdam Vermogensbeheerder Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
9
Vermogensadviseur Towers Perrin te Amsterdam (tot en met 30 juni 2006) Watson Wyatt B.V. te Amstelveen (vanaf 1 juli 2006) Administrateur Interpolis Pensioenbeheer B.V. te Tilburg Herverzekeraar Zwitserleven N.V. te Amstelveen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
10
D. Bestuursverslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
11
Algemeen Statutaire doelstelling Het pensioenfonds stelt zich ten doel het uitkeren of het doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Bestuursvergaderingen In het verslagjaar heeft het bestuur 7 keer vergaderd. Veel aandacht is door het bestuur besteed aan het ontwerpen en nader uitwerken van de nieuwe pensioenregeling en verbetering van de financiële positie. Belangrijke besluiten van het bestuur hebben voornamelijk betrekking gehad op de toekomst van het pensioenfonds en de nieuwe pensioenregeling. Zo is er een besluit genomen over een stappenplan voor het traject toekomst pensioenregeling. Hierin is vastgesteld welke stappen het bestuur moet ondernemen om tot een nieuwe pensioenregeling te komen. Uiteindelijk heeft het bestuur besloten voor het behoud van een ondernemingspensioenfonds in eigen beheer en heeft het bestuur de inhoud van de nieuwe pensioenregeling vastgesteld. Een beschrijving van de nieuwe pensioenregeling is opgenomen in de paragraaf Pensioen- en financieringsregeling. Andere besluiten hebben betrekking op de wijziging van de beleggingsrichtlijnen, het handhaven van het toeslagenbeleid en de keuze om een gedeelte van de verplichtingen af te gaan dekken. In de bestuursvergaderingen van 2006 zijn de actuele ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied aan de orde gekomen. Daarnaast hebben de bestuursleden hun kennis op pensioengebied op peil gehouden door het lezen van vakliteratuur en het bezoeken van (pensioen) seminars. Uitbesteding van werkzaamheden Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Met de diverse uitvoerders zijn service level agreements afgesloten. Pensioenadministratie De uitvoering van de administratie en werkzaamheden inzake actuariële berekeningen is uitbesteed aan Interpolis Pensioenbeheer BV te Tilburg. Het pensioenfonds en Interpolis Pensioenen hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een Overeenkomst van Pensioenbeheer. Enerzijds is het pensioenfonds daarin partij, en anderzijds Interpolis Pensioenbeheer BV. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in Service Level Agreement (SLA) voor pensioenbeheer. De overeenkomst en de SLA voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. Interpolis Pensioenen streeft naar een SAS 70-accountantsverklaring. Deze verklaring geeft zekerheid dat de processen van de uitvoerder en de daarin opgenomen interne controles, in opzet en bestaan adequaat zijn (type 1) en effectief hebben gewerkt (type 2). De eerste type 1 verklaringen zijn gehaald in 2005 en in 2007 wordt verwacht dat voor alle onderdelen binnen Interpolis Pensioenen een SAS 70accountantsverklaring (type 2) gehaald wordt. Na de verwerking van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2007 in het administratiesysteem zijn de SAS 70- accountantsverklaringen van toepassing voor het fonds.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
12
Beleggingen en beleggingenadministratie Het pensioenfonds heeft de beleggingen van het fonds uitbesteed aan Merrill Lynch International Bank. Met deze vermogensbeheerder is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten Over de dienstverlening zijn duidelijke afspraken gemaakt. De beheerder dient uit te gaan van de strategische asset allocatie en benchmark. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Het bestuur heeft besloten om in 2007 een ALM studie uit te laten voeren. Het offertetraject voor deze studie is in 2006 al wel in gang gezet. Actuariële berekeningen Om de onafhankelijke positie van de certificerende actuaris te kunnen garanderen heeft het bestuur gekozen voor een scheiding tussen de adviserende en certificerende actuaris. De adviserende actuaris adviseert en rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het fonds en de certificerende actuaris toetst de toereikendheid van de financiële positie middels een actuariële verklaring. Voor de adviserende werkzaamheden maakt het fonds gebruik van Interpolis Pensioenbeheer BV en voor certificerende werkzaamheden van Watson Wyatt BV. Informatie en verslaglegging Het bestuur wordt voorzien van management- en vaktechnische informatie welke van belang is voor de beleidsvoorbereiding. Het bestuur vergadert doorgaans ongeveer 4 à 5 keer per jaar. Van alle vergaderingen vindt verslaglegging plaats. Het bestuur stelt jaarlijks de jaarstukken en de verslagstaten ten behoeve van DNB vast. Het bestuur heeft periodiek overleg met DNB, vaak in het kader van het reservetekort dat het fonds nog steeds heeft. Waar nodig vraagt het bestuur DNB vooraf een mening over een voorgenomen besluit.. Communicatie Het bestuur realiseert zich dat communicatie over de pensioenen van een steeds groter belang is en dat het pensioenfonds daar steeds meer verantwoording voor draagt: de nieuwe Pensioenwet biedt veel meer uitgebreide communicatie-eisen. Het bestuur hecht er veel waarde aan om de deelnemers, ex-deelnemers en gepensioneerden goed en helder te informeren over hun pensioen. Om alle belanghebbenden te kunnen bereiken communiceert het bestuur veelal via de eigen website van het pensioenfonds. Communicatie via het internet wordt in toenemende mate steeds belangrijker. Pensioen- en financieringsregeling Totstandkoming van de nieuwe regeling Met ingang van 1 januari 2007 geldt een nieuwe pensioenregeling. In 2006 was de oude pensioenregeling nog van toepassing. De regeling die in 2006 gold wordt hieronder slechts summier beschreven. De nieuwe pensioenregeling wordt wat uitgebreider beschreven. Het bestuur heeft ruim een jaar gestudeerd op de toekomst van de pensioenvoorziening van ECI. Diverse mogelijkheden zijn daarbij onderzocht, waaronder ook de aansluiting bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor Detailhandel. Uiteindelijk is door de onderneming – op advies van het bestuur – besloten om een eigen pensioenfonds in stand te houden. Er wordt veel waarde gehecht aan een goede pensioenvoorziening. Bovendien behoudt het bestuur meer zeggenschap om een pensioenregeling in te richten die goed past
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
13
binnen het arbeidsvoorwaardenpakket van ECI. De ontwikkeling van een nieuwe pensioenregeling was een erg ingewikkeld traject omdat het pensioenfonds over meerdere pensioenregelingen beschikte die allemaal moesten worden samengevoegd tot één pensioenregeling. Eind november bereikten het bestuur en de werkgever een akkoord over de nieuwe pensioenregeling. De Ondernemingsraad beraadt zich bij het ter perse gaan van dit jaarverslag nog over het voorstel. De Ondernemingsraad heeft de regeling nog in onderzoek en heeft dus nog geen advies uitgebracht. Beschrijving van de nieuwe regeling De belangrijkste uitgangspunten van de nieuwe regeling zijn de volgende: -
het fonds gaat van vier pensioenregelingen naar één pensioenregeling
-
de pensioenrichtleeftijd is verhoogd van 62 jaar naar 65 jaar
-
alle werknemers betalen voortaan een geharmoniseerde pensioenpremie
-
de hoogte van de werknemerspremie is 5% van de pensioengrondslag
-
de pensioengrondslag is het pensioengevend salaris min de franchise
-
het pensioengevend salaris is 12 keer het maandsalaris inclusief vakantietoeslag
-
er worden overgangsmaatregelen getroffen voor de oudere werknemers
-
er is sprake van een middelloonregeling met een opbouwpercentage van 2,25% (de deelnemers aan de oude regelingen BPF 2000 en BPF 2001 hadden al een middelloonregeling)
-
de toeslag is – net als in de oude pensioenregeling – voorwaardelijk; er is geen recht op toekomstige toeslagen
-
de franchise is verlaagd om een hogere pensioenopbouw mogelijk te maken
Schematisch kunnen de oude en de nieuwe pensioenregelingen als volgt tegenover elkaar worden gezet:
BPF
BPF
Franchise
Franchise
Nieuwe
2000
2001
2000
2001
regeling
Soort regeling
Middelloon
Middelloon
Eindloon
Eindloon
Middelloon
Opbouw%
0,54%
0,54%
1,75%
1,89%
2,25%
Franchise
0
0
14.453
14.453
11.568
De bedragen gelden voor 2006.
Zaken die in de nieuwe regeling niet zijn veranderd zijn onder meer: -
het nabestaandenpensioen (70% van het ouderdomspensioen)
-
het wezenpensioen (14% van het ouderdomspensioen)
-
keuzemogelijkheden als het vervroegen van ouderdomspensioen en uitruil van nabestaandenpensioen
VUT-regeling Voor medewerkers die op 31 december 2006 in dienst zijn bij de onderneming, die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en voor wie de VUT-regeling van toepassing was, wordt de VUT-regeling voortgezet. Zij vallen onder het wettelijk overgangsrecht. De nieuwe pensioenregeling gaat wel voor hen gelden.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
14
Voorwaarden werkgever voor inwerkingtreding nieuwe pensioenregeling De nieuwe pensioenregeling gaat in werking treden onder de volgende twee voorwaarden: 1. De regeling wordt aangemerkt als een ‘Collectief DC-regeling’ 2. Het Bedrijfstakpensioenfonds voor Detailhandel verleent ECI dispensatie van deelname aan het Bedrijfstakpensioenfonds. Aan voorwaarde 2 is reeds voldaan. Voor voorwaarde 1 dient nog een aantal processen ten behoeve van de vervaardiging van alle definitieve fondsstukken, zoals het pensioenreglement, nog afgerond te worden. De ondernemingsraad moet zich ook nog uitspreken over de nieuwe pensioenregeling. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. 2. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. Ingeval van een reservetekort wordt er geld onttrokken aan dit saldo om 1/3 van het bij te storten bedrag te financieren. De overige 2/3 kwam voor rekening van de onderneming. In 2006 was er sprake van een reservetekort. 3. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 4. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij aan het pensioenfonds. De structuur als hierboven beschreven is goedgekeurd door de fiscus. Met de gewijzigde fiscale wetgeving en de introductie van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2007 zijn de mogelijkheden beperkter geworden. Vrijstelling Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel heeft aan de werkgever vrijstelling verleend voor de deelname aan het Bedrijfstakpensioenfonds. De nieuwe pensioenregeling zal periodiek getoetst worden aan de pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds. Uit deze toetsing moet blijken dat de pensioenregeling van ECI minstens gelijkwaardig is aan het pensioenreglement van het bedrijfstakpensioenfonds. De aan de werkgevers verleende vrijstelling kan dan worden gecontinueerd. Volgens de wettelijke bepaling van het Vrijstellingsbesluit Wet BPF 2000 dient de gelijkwaardigheidstoets eens in de vijf jaar te worden uitgevoerd of eerder in geval van en ingrijpende wijziging van de regeling. Waardeoverdracht In het verslagjaar heeft het bestuur zich gerealiseerd dat het stimuleren van overdracht van de pensioenverplichtingen voor deelnemers die van werkgever zijn gewisseld kan helpen de pensioenbreuk bij de nieuwe werkgever te beperken. Bovendien geeft dit het fonds, op termijn, meer ruimte voor een eventuele winstdeling aan gepensioneerden. In 2007 is het bestuur voornemens alle slapers die daarvoor in aanmerking komen te benaderen en zal het bestuur bepalen wat het beleid is ten aanzien van de kleine pensioenaanspraken (< € 400, - per jaar). Toeslagverlening Indien en voor zover de middelen beschikbaar zijn worden de ingegane pensioenen, de rechten van
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
15
gewezen deelnemers met premievrije aanspraken verhoogd met een door het bestuur, gehoord de actuaris, te bepalen toeslag (doorgaans een percentage van het totaal van de rechten, verhoogd met eerder gegeven toeslagen). Daarbij geldt dat de toeslag op de rechten van pensioentrekkenden percentsgewijs niet hoger zal zijn dan de toeslag aan slapers (gewezen deelnemers met premievrije aanspraken). Besluiten tot eventuele verhoging per 1 januari van enig jaar worden voortaan (net als bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel) bij de vaststelling van het jaarrapport over het direct voorafgaande jaar genomen. In juni 2006 is dus het jaarrapport over 2005 besproken en een besluit genomen over de verhoging per 1 januari 2006. Leidraad voor de uiteindelijke toekenning vormt de volgende matrix: Dekkingsgraad
Verhoging
< 105
Geen
105-107,5
0,25 maal prijsinflatie
107,5-110
0,50 maal prijsinflatie
110-112,5
0,75 maal prijsinflatie
112,5-120
Prijsinflatie
>120
Prijsinflatie en inhalen achterstanden
Basis voor de vaststelling van de prijsinflatie is het door het CBS gepubliceerde prijsindexcijfer: De CPI alle huishoudens; Totalen, afgeleid (2000=100), septembercijfers. Deze vastgestelde methodiek vormt een leidraad voor het bestuur. De financiële positie van het pensioenfonds, wettelijke ontwikkelingen, overheidsbeleid enzovoort kunnen een blokkade opwerpen. Een jaarlijkse verhoging van de pensioenen kan dan ook niet gegarandeerd worden. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. De stichting vormt geen reserve voor de toeslagverlening. Het bestuur heeft besloten het toeslagenbeleid in 2006 niet aan te passen. Het toeslagenbeleid zal in 2007 worden afgestemd op de nieuwe pensioenregeling. Per 1 januari 2006 is er een toeslag verleend van 1,5% op de pensioenen van alle niet-actieven binnen het pensioenfonds. Financiering Met alle aangesloten ondernemingen (de “werkgevers”) is een financieringsovereenkomst gesloten. Conform de overeenkomst betalen de werkgevers de jaarlijkse voor de deelnemers verschuldigde pensioenpremie, maar behouden zij zich het recht voor haar bijdrage te verminderen of te staken, indien zij tot de conclusie komt dat onverminderde betaling van haar bijdrage op grond van de financiële resultaten van haar onderneming niet langer verantwoord is. De verschuldigde bijdrage van de aangesloten onderneming was in 2006 als volgt vastgesteld: -
5,1% van het coördinatieloon voor de BPF-regeling en
-
18% (basispremie) van de pensioengrondslag voor de beide franchiseregelingen.
-
bij bovenmatige verhogingen wordt nog een aanvullende koopsom bij de betreffende werkgever(s) in rekening gebracht.
Werknemers betalen met ingang van 1 januari 2007 een geharmoniseerde pensioenpremie. Deze premie bedraagt 5% van de pensioengrondslag. Werknemers waarvoor de premie uitgedrukt in euro’s meer
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
16
bedraagt dan de premie bij ongewijzigde voortzetting van de pensioenregeling die voor 2007 van toepassing was, krijgen een (staffelsgewijze) toeslag. De werkgever betaalt een vaste premie aan het pensioenfonds. Deze bedraagt 30% van de pensioengrondslag. Hierin is de werknemersbijdrage begrepen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de vereisten die daaraan gesteld worden door de wet en De Nederlandsche Bank. Alle kosten verbonden aan het beheer en het toezicht op het fonds, zoals administratiekosten, honoraria van de accountant en de actuaris van het fonds en eventuele adviseurs, zullen door het fonds worden voldaan. Kosten die verband houden met beleggingen voor het fonds zullen eveneens voor rekening van het fonds komen. Reserves en gewenst vermogen Op de balans van het pensioenfonds werden in 2006 de volgende reserves aangehouden: Beleggingsreserve Aan de beleggingsreserve wordt jaarlijks het verschil tussen het in een boekjaar op de beleggingsportefeuille werkelijk behaalde en genormaliseerde rendement toegevoegd of onttrokken. Dit genormaliseerde rendement wordt bepaald op basis van de beleggingsportefeuille per einde boekjaar aan de hand van langjarige rendementsgegevens per beleggingscategorie. Door middel van deze reserve wordt een gelijkmatige ontwikkeling van de beleggingsperformance nagestreefd waarbij de reserve tevens dient als buffer voor het opvangen van waardefluctuaties van de beleggingsportefeuille. De reserve is aan een maximum gebonden, gebaseerd op het risicoprofiel per beleggingscategorie. Bij het volledig aanwenden van de beleggingsreserve dan wel de overschrijding van het maximum wordt de extra toevoeging respectievelijk onttrekking die nodig is om de reserve binnen de bandbreedte te houden, via de bestemming van het saldo van baten en lasten verwerkt. Extra reserve Het totale jaarlijkse resultaat wordt, na aftrek van de benodigde toevoeging aan de beleggingsreserve en de Egalisatiereserve financiering TOP, toegevoegd aan de extra reserve. Egalisatiereserve financiering TOP Sinds 1 januari 2001 kent het pensioenfonds een Tijdelijk Ouderdoms Pensioen (TOP). Om de hiermee samenhangende last te egaliseren is - met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2001 - een Egalisatiereserve financiering TOP gevormd. De jaarlijkse dotatie bedraagt 4,3% van de salarissom van de deelnemers waarvoor de TOP-regeling van toepassing is. Vooruitlopend op afschaffing in 2007 heeft in 2006 geen mutatie op deze reserve plaatsgevonden. Gewenste vermogen Het gewenste vermogen wordt afgestemd op de eisen die zijn neergelegd in de brief van DNB genaamd ‘Beleidsregel toepassing hoofdlijnennota 2004 en 2005’ d.d. 21 oktober 2005. Het gewenste vermogen is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen, verhoogd met het vereist eigen vermogen. Indien niet aan deze eisen wordt voldaan, wordt een herstelplan opgesteld waarin de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen, worden beschreven..
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
17
Hierbij wordt in principe een maximale termijn van 1 jaar in acht genomen bij een situatie van onderdekking en 8 jaar voor een situatie van een reservetekort. Indien hiervan wordt afgeweken, zal dat worden voorgelegd aan DNB. Plan van aanpak reservetekort In het najaar van 2002 heeft de toenmalige Pensioen- & Verzekeringskamer (inmiddels: De Nederlandsche Bank) nieuwe richtlijnen gegeven op het punt van de reservepositie en financiering van pensioenfondsen. Voor het pensioenfonds ECI gold dat op basis van de geschatte dekkingsgraad per 30 september 2002 er sprake was van een zogeheten onderdekking. In april 2003 zijn op basis van deze situatie in het kader van het voorgeschreven zogeheten herstelplan maatregelen genomen. Op basis van de situatie per 31 december 2002 kon worden geconcludeerd dat geen sprake meer was van onderdekking (echter wel een reservetekort) en heeft herziening van de maatregelen plaatsgevonden. De afgesproken maatregelen in het kort:
Indien en zolang de dekkingsgraad onder de 110 is, zal de premie voor de franchiseregeling (in 2002: 16% van de grondslag) jaarlijks worden verhoogd met 1%-punt. De premie voor de Bpf-regeling (in 2002: 4,5% van het coördinatieloon) zal relatief in diezelfde mate verhoogd worden. De verhoging heeft plaatsgevonden in 2003. De premies waren in 2003 17% voor de franchiseregeling en 4,8% voor de Bpf-regeling. Ook in 2004 is de premie voor de franchiseregeling met 1%-punt gestegen naar 18%. De premie voor de Bpf-regeling steeg naar 5,1%. Aan het eind van het jaar bleek dat dit wel gevolgen heeft gehad voor de dekkingsgraad. Deze was namelijk gestegen naar 114,5% per 31 december 2004. Daarom heeft er in 2005 geen verhoging van de premie plaats gevonden. Ook in 2006 heeft er geen verhoging plaatsgevonden, de premie voor de franchiseregeling bleef 18%. De premie voor de Bpfregeling bleef 5,1%.
In principe zal gedurende maximaal acht jaar jaarlijks een bedrag van 526 duizend extra betaald worden boven de premie. Deze extra bijdrage wordt voor 2/3e deel door de werkgever betaald; 1/3e deel is voor rekening van de werknemers. De bijdrage van de werknemers is gefinancierd door afboeking op de pensioenspaarrekening. De deelnemers zijn hierover in 2005 uitgebreid geïnformeerd.
In 2003 is een toeslagenbeleidsmatrix opgesteld. Met deze matrix wordt beoogd om een evenwichtig beleid uit te zetten, dat recht doet aan alle categorieën deelnemers. In juni 2006 heeft het bestuur besloten de pensioengerechtigden een toeslag van 1,5% toe te kennen met terugwerkende kracht per 1 januari 2006. Deze toeslag is gelijk aan de prijsinflatie.
De dekkingsgraad is in 2006 gestegen van 118,3% naar 123,2%. Oorzaak van deze stijging van de dekkingsgraad is het resultaat op premies. In het evaluatieformulier ultimo 2005 bedroeg voor eind 2006 de geprognosticeerde dekkingsgraad 122,8%. De feitelijke dekkingsgraad is dus hoger dan de geprognosticeerde dekkingsgraad. Er is geen sprake van een dekkingstekort, maar wel van een reservetekort. De hoogte van het reservetekort is ruim 1,1 miljoen euro. Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering Vanwege de toenemende kans op (hoofdelijke) aansprakelijkheid als gevolg van de vele nieuwe wet- en regelgeving, steeds mondiger wordende deelnemers, en de grote bedragen die met het pensioenfonds zijn gemoeid, heeft het bestuur in 2006 besloten om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. DNB controle In april van 2006 heeft De Nederlandsche Bank (DNB) een grote inhoudelijke controle gehouden bij Stichting Pensioenfonds ECI. Het gaat hier om een periodieke routinecontrole. Naar aanleiding van deze
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
18
controle heeft DNB een aantal actiepunten voor het bestuur opgesteld. DNB heeft namelijk gevraagd naar onder andere besluitenlijsten, nota’s van wijziging van het pensioenreglement, samenstelling van de premies 2005 en 2006 en of de premie 2006 kostendekkend is. Nagenoeg alle actiepunten zijn inmiddels door het bestuur opgevolgd. Overeenkomst pensioenuitvoerder Het bestuur heeft eind 2006 de overeenkomst met Interpolis Pensioenbeheer B.V. met vijf jaren verlengd. Externe Pensioenontwikkelingen 2006 leek een relatief rustig jaar als het gaat om nieuwe wetgeving voor pensioenfondsen. Na de afschaffing van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen en de introductie van een nieuw wettelijk regime voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WIA) kregen de fondsen in 2006 de tijd om zich aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Maar het is stilte voor de storm. Per 1 januari 2007 geldt de Pensioenwet. De gevolgen daarvan zijn groot op veel gebieden. In het komende jaar moet veel werk verzet worden om de pensioenregeling aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Fiscale faciliëring van VUT en prepensioen Per 1 januari 2006 zijn regelingen voor VUT, prepensioen of overbruggingspensioen fiscaal niet meer gefacilieerd. De streefleeftijd voor ouderdomspensioen is bij ECI en de aangesloten ondernemingen van 62 jaar opgeschoven naar 65 jaar. Er geldt wel een overgangsregeling voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder waren. Voor hen blijft het mogelijk om pensioen op te bouwen voor een leeftijd die lager ligt dan 65 jaar. Aan werkgevers die de pensioenregeling niet tijdig hebben aangepast, werd in 2006 enigszins tegemoetgekomen. Zij moesten vaststellen of de op 1 januari 2006 bestaande pensioenregeling een ‘bovenmatig deel’ bevat. Dat is het geval als de actuarieel verschuldigde premie voor de pensioenregeling over 2006 hoger is dan de fictief verschuldigde actuariële premie voor de onder het nieuwe regime maximaal mogelijke pensioenopbouw. Is sprake van een bovenmatig deel, dan moet de werkgever daarover een eindheffing betalen van 52%. Is er geen bovenmatig deel, dan is geen eindheffing verschuldigd. De werknemer is geen extra belasting verschuldigd. Deze overgangsregeling gold alleen voor 2006. Vanaf 2007 moet de pensioenregeling volledig voldoen aan het nieuwe fiscale kader. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Op 29 december 2005 is de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. Deze wet is de opvolger van de WAO en bestaat uit twee delen: de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). IVA Dit is de regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten: zij die geen of maar een geringe kans hebben op herstel en ten hoogste nog 20% van hun oude loon kunnen verdienen. De uitkering bedraagt 75% van het laatstverdiende loon (gemaximeerd op het maximum dagloon) en duurt tot de 65-jarige leeftijd. Het percentage is per 1 januari 20007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 verhoogd van 70 naar 75%. WGA Dit is de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten: zij die minder dan 65% arbeidsgeschikt zijn (in WAO-termen: meer dan 35% arbeidsongeschikt), maar niet volledig en duurzaam. Omdat binnen deze
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
19
regeling de nadruk ligt op het gebruiken van de resterende arbeidsmogelijkheden, wordt gesproken van arbeidsgeschiktheid. Centraal in de regeling staat dan ook het ‘belonen’ van aan de slag gaan en blijven door gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Feitelijk kent de WGA vier soorten uitkeringen: (eerst) een loongerelateerde uitkering, voor de situatie dat wordt gewerkt en voor de situatie dat niet wordt gewerkt; (daarna) een vervolguitkering, voor de situatie dat de resterende verdiencapaciteit voor meer dan 50% wordt benut en voor de situatie dat dit voor minder dan 50% het geval is. Werknemers die minder dan 35% loonverlies lijden door hun arbeidsongeschiktheid vallen niet onder regeling van de WGA, maar blijven zoveel mogelijk in dienst van de werkgever. Bestaande WAO-gevallen De WAO blijft bestaan voor degenen die op 29 december 2005 een WAO-uitkering ontvangen. Degenen die dan jonger zijn dan 50 jaar hebben een herkeuring ondergaan, op basis van nieuwe, strengere keuringseisen. Voor veel pensioenregelingen heeft de WIA gevolgen gehad voor de formulering van de bepalingen omtrent premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Beide kenden namelijk doorgaans een koppeling met het percentage arbeidsongeschiktheid dat volgens de WAO werd vastgesteld. Nu deze koppeling niet meer kan worden gelegd, zijn de regelingen daarop in 2006 aangepast. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. Deze wet vervangt de Pensioen- en spaarfondsenwet,
die
ruim
50
jaar
dienst
heeft
gedaan.
Voortaan
moeten
werkgever
en
pensioenuitvoerder veel aandacht besteden aan pensioencommunicatie. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer duidelijk en uitgebreid informeren over zijn pensioenrechten. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de transparantie van het pensioenfonds. Daarbij kan gedacht worden aan premiebeleid, toeslagenbeleid en het beleid ten aanzien van vermogensoverschotten en –tekorten. Niet alle onderdelen van de Pensioenwet zijn direct op 1 januari 2007 in werking getreden. Veel bepalingen gelden pas vanaf 2008, zodat pensioenuitvoerders in 2007 de tijd hebben om hun pensioenregeling aan te passen aan de nieuwe wet. Per 2008 komt er ook een leeftijdsbepaling in de wet: als een werkgever een pensioenregeling aanbiedt aan zijn personeel, moet hij deze openstellen voor iedere werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Financieel Toetsingskader (FTK) In de Pensioenwet is het kader opgenomen waarbinnen het financiële toezicht op pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank (DNB) is vormgegeven. Het FTK kent een solvabiliteitstoezicht dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van pensioenfondsen. Voor de periode tot de inwerkingtreding van de Pensioenwet heeft DNB in 2004 een beleidsregel uitgebracht voor de invulling van het financiële toezicht op pensioenfondsen. De belangrijkste punten uit het FTK zijn: kostendekkende premie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het fonds en de mogelijkheden tot premiestabilisatie; de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen op basis van marktwaardering; de vaststelling van het vereiste eigen vermogen en de bepaling van de vermogenspositie van het fonds. In 2005 is een indexatiematrix gepubliceerd, die onderdeel gaat uitmaken van de Pensioenwet. De
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
20
indexatiematrix wordt naar verwachting nog vervangen door een toeslagenmatrix. Daarin worden diverse vormen van mogelijk toeslagenbeleid en de bijbehorende voorwaarden waaraan pensioenfondsen moeten voldoen beschreven. Daarbij geldt dat het toeslagenbeleid een consistent geheel moet zijn van gewekte verwachtingen, financiering en het feitelijk toekennen van toeslagen. Het FTK is voor pensioenfondsen per 1 januari 2007 verplicht van toepassing. Onder het FTK geldt ook een aangepast rapportagekader. Fondsen geven ieder kwartaal hun financiële positie weer in een rapportage ten behoeve van DNB. Deze rapportages dienen vanaf het eerste kwartaal 2007 ingediend te worden. Ook de jaarrapportage voor DNB is gewijzigd. Dit is effectief voor de jaarrekening 2007. Pension Fund Governance De samenleving is op zoek naar duidelijkheid over het functioneren van bedrijven, instellingen en organisaties en verwacht dat ook zichtbaar is hoe dit is geregeld. Voor pensioenfondsen is hiervoor een rapport met richtlijnen opgesteld door de Stichting van de Arbeid, getiteld ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’. Deze principes zijn erop gericht de kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid van pensioenfondsbesturen en pensioenuitvoerders op een hoger plan te brengen. De principes zijn ook verankerd in de Pensioenwet. De richtlijnen gelden daarmee per 1 januari 2007. Trefwoorden in de principes zijn deskundigheid, openheid en communicatie. Het komt erop neer dat in de organisatie van het pensioenfonds een heldere scheiding moet worden aangebracht tussen het bestuur, de interne toezichthouder en het orgaan waaraan verantwoording moet worden afgelegd. De principes bieden ruimte voor differentiatie en maatvoering, zodat de principes kunnen aansluiten bij het specifieke karakter van het pensioenfonds. Het bestuur van het fonds kent een hoge prioriteit toe aan het onderwerp Pension Fund Governance. In 2007 wordt ook gekeken naar mogelijkheden om het bestuur uit te breiden met enkele deskundige nieuwe leden. Zorgvuldig bestuur De principes voor goed pensioenfondsbestuur geven aan dat het bestuur zich onafhankelijk moet opstellen, deskundig moet zijn en alle belanghebbenden in verhouding moet vertegenwoordigen. Belangrijk is dat het beleid van het bestuur expliciet gemaakt wordt, bijvoorbeeld door het op te nemen in het jaarverslag of door middel van informatie op een website. Ook moet er een interne klachten- en geschillenprocedure komen. Verantwoording Ieder pensioenfonds moet een verantwoordingsorgaan in het leven roepen. In dat orgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever vertegenwoordigt. De zetels en stemming zijn in gelijke mate over deze geledingen verdeeld. Het bestuur legt periodiek verantwoording af over het gevoerde beleid. Het gaat daarbij om de vraag of het bestuur bij haar besluiten voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden.
Intern toezicht Het thema intern toezicht gaat over de beoordeling van het functioneren van een pensioenfondsbestuur door onafhankelijke deskundigen met bestuurlijke ervaring. Het accent ligt op het beoordelen van beleidsen bestuursprocedures en –processen, op de checks en balances, op de wijze waarop de uitvoering van
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
21
de pensioenregeling wordt bestuurd en aangestuurd en op de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn voor bijvoorbeeld de dekkingsgraad van het pensioenfonds. FVP-regeling De Stichting FVP (Financiering Voortzetting Pensioenverzekering) heeft eind 2005 besloten dat werknemers die met ingang van 1 januari 2008 WW-gerechtigd worden, niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage in de pensioenopbouw uit de FVP-regeling. Reden hiervoor is dat sinds 2000 de uitgaven van het FVP de inkomsten onafgebroken hebben overstegen. De uitgaven zijn toegenomen door oplopende werkloosheid en toegenomen pensioenkosten. Daartegenover staat dat door daling van het vermogen de beleggingsopbrengsten onvoldoende zijn geworden. De inkomsten van het FVP bestaan uitsluitend uit beleggingsopbrengsten op het belegde vermogen. Door onverwacht goede beleggingsresultaten heeft het bestuur van het FVP in december 2006 besloten om de regeling met één jaar te verlengen tot 1 januari 2009. dat betekent dat ook werknemers van 40 jaar of ouder die in 2008 WW-gerechtigd worden onder voorwaarden aanspraak op een FVPbijdrage kunnen maken. Werknemers die met ingang van 1 januari 2009 WW-gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage uit de FVP-regeling. Verslag van de vermogensbeheerder Terugblik 2006 In 2006 presteerden de wereldwijde mondiale aandelenmarkten wederom goed. Halverwege het jaar waren de verschillende beurzen wisselvallig, maar in het laatste kwartaal werd het verlies uit de eerdere kwartalen veelal goed gemaakt en sloten de meeste beurzen het jaar af met winst. De economische machtsverhoudingen in de wereld toonden een verschuiving aan vanuit de Verenigde Staten naar de rest van de wereld. Ook dit jaar presteerden de opkomende markten het sterkst. Met name Brazilië, Rusland, India en China presteerden bovengemiddeld. De onderstaande tabel geeft de prestaties van de internationale markten weer. Per 29 december 2006 Beleggingscategorie
2005
1 maand
3 maanden
12 maanden
YTD
Aandelen Indices (%, in lokale valuta) S&P 500
4,9
1,4
6,7
15,8
15,8
NASDAQ Comp
2,1
-0,6
7,2
10,3
10,3
FTSE 100
21,2
2,9
5.0
14,8
14,8
TOPIX
44,9
4,9
4,4
2,8
2,8
Hang Seng
8,4
5,4
14,4
39,1
39,1
DJ Euro Stoxx 50
25,2
3,3
6.0
18,9
18,9
MSCI EAFE
29,5
4,3
7,1
16,9
16,9
MSCI Emerging Markets
35,8
4,0
14,7
28,9
28,9
MSCI AC Asia Pacifix ex. Japan
24,1
4,1
13,7
28,6
28,6
Bron: Merrill Lynch Research De prestaties van de opkomende markten kwamen ook tot uiting in de relatief lage risicopremie die beleggers bereid zijn te accepteren voor obligaties met een hogere risicograad dan staatsobligaties. Hieronder vallen bedrijfsobligaties en obligaties uit de opkomende markten. De lange rente liep enigszins
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
22
op, zowel in Verenigde Staten als in Europa, zoals de onderstaande grafiek weergeeft. Zelfs in Japan nam de rente enigszins toe na jaren van stabiliteit, al bleef het rentepeil relatief laag ten opzichte van de rest van de wereld.
Bron: Merrill Lynch Research (voorspelling 2007)
Bron: Merrill Lynch
De Amerikaanse dollar verzwakte ten opzichte van diverse valuta, zoals de Euro, de Japanse Yen en het Britse Pond. Tegenover de Euro was het verlies zelfs circa 16,7%. Goud bleek een goede investering te zijn en steeg circa 23%. Overige beleggingen in grondstoffen rendeerden een stuk slechter. De index voor grondstoffen, de CRB Index, verloor circa 7%. 2005
Per 29 december 2006 1 maand 3 maanden 12 maanden
YTD
Foreign Exchange (%, in lokale valuta) US Dollar Britse Pond Euro Yen Zwitserse Franc
10,2 -11,6 -16,7 -20,1 -15,2
1,6 -0,6 -0,1 -5,7 -3,1
-0,5 6,4 5,7 -3,8 1,7
-4,8 20,7 16,6 -6,5 5,9
-4,8 20,7 16,6 -6,5 5,9
16,9 17,9 40,5
-4,4 -1,7 -3,3
0,5 6,4 -3.0
-7,4 23,2 0,0
-7,4 23,2 0,0
Commodities (%, US Dollar) CRB Index Gold Oil
Bron: Merrill Lynch Research Performance van de portefeuille Over geheel 2006 is er voor het pensioenfonds ECI conform een conservatief profiel belegd. Dit profiel kent een grote allocatie naar obligaties, een matige allocatie naar aandelen en een nog geringere allocatie naar alternatieve investeringen. Door de oplopende lange rente verloor het obligatiedeel van de portefeuille 0,50%. Bij een stijgende rente daalt de waarde van de bestaande obligaties. Met een weging van 47% in de gehele portefeuille drukt dit rendement op het totale rendement dat in geheel 2006 is behaald. Het rendement van de obligatieportefeuille is geheel in lijn geweest met dat van de bijbehorende benchmark.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
23
De aandelenportefeuille liet een rendement van 7% zien over geheel 2006 en lag daarmee tevens in lijn met haar benchmark. Door de stijging van de internationale beurzen, maar met de daling van de Amerikaanse dollar hielden Europese beleggers per saldo slechts 7% over. Door het conservatieve risicoprofiel van het pensioenfonds zijn de beleggingen in opkomende markten relatief beperkt. Door tevens conservatieve hedgefondsen op te nemen in de categorie alternatieve investeringen rendeerden deze positief, echter slechts 5%. In tegenstelling tot obligaties werd door deze allocatie wel een positief rendement gemaakt. Over het geheel steeg de totale portefeuille 3% en lag daarmee in lijn met de bijbehorende benchmarks en het geselecteerde risicoprofiel. Verwachting voor de komende jaren De analisten van Merrill Lynch verwachten voor 2007 een volatiel jaar vergeleken met voorgaande jaren. Aangezien aandelenmarkten sinds 2002 een sterk herstel hebben laten zien, neemt de kans op een forse correctie op de aandelenmarkten toe. Zeer waarschijnlijk zal deze ingeluid worden door dalingen op de beurzen van de opkomende markten. Met het oog op de toegenomen correlatie van de aandelenbeurzen zal een dergelijke correctie een wereldwijd effect hebben. Door grotere beweeglijkheid op de aandelenbeurzen verwachten de analisten dat de gevraagde risicopremies op obligaties toe zullen nemen. Dit zal ervoor zorgen dat de koersen van risicovolle obligaties onder druk komen te staan. Men verwacht dat beleggers zullen vluchten naar kwaliteit en dat hoge kwaliteitsaandelen en –obligaties relatief het best zullen presteren. Ondanks dit vooruitzicht blijven de analisten van Merrill Lynch positief. Door de enorme liquiditeit die er mondiaal is, verwacht men dat een correctie op de beurzen van korte duur zal zijn. Elke correctie acht men als een interessante mogelijkheid tot het opbouwen en herbalanceren van beleggingsportefeuilles voor de lange termijn. Om te profiteren van dit vooruitzicht en ervoor te zorgen dat het verwachte rendement van de portefeuille toeneemt, is er door het bestuur van het pensioenfonds besloten de portefeuille conform één hoger risicoprofiel te beleggen. Merrill Lynch en Watson Wyatt hebben hierbij geadviseerd. Voor het pensioenfonds zal de implementatie van het Nieuw Financieel Toetsingskader in de obligatieportefeuille een significante impact hebben. De gemiddelde looptijd van obligaties wordt in 2007 verlengd en bij een stijgende rente wordt verwacht dat de obligatieportefeuille hierdoor zal achterblijven. Door de stijgende rente wordt wel verwacht dat de dekkingsgraad zal toenemen, aangezien de verplichtingen door de stijgende rente tevens dalen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
24
Resultaat boekjaar Analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat over 2006 en 2005 en de wijzigingen daarin blijken uit het volgende overzicht (in duizenden euro’s): 2006 2005 Wijziging Resultaat op beleggingen Resultaat op bijdragen Resultaat op kosten Resultaat op overlevingskansen Resultaat op mutaties Resultaat op arbeidsongeschiktheid Overige
Resultaat boekjaar
-
1.346 864 45 39 75 131 144
2.038
-
142 978 64 18 10 94 169
989
-
1.204 114 19 57 65 37 25
1.049
Resultaat op beleggingen Voor de pensioenverzekeringen wordt in 2006 gerekend met de rentevoet van 4%. Het resultaat op beleggingen is gelijk aan de behaalde beleggingsopbrengsten, vermeerderd met de vrijval van de extra voorziening vanwege lage marktrente ultimo 2005 en verminderd met de technische benodigde intrest (op basis van 4% rekenrente) en de koopsom voor toeslag. De beleggingsopbrengsten zijn verminderd met de kosten voor externe vermogensbeheer. Het resultaat op beleggingen is fors gestegen ten opzichte van het resultaat van vorig jaar (van 142 in 2005 naar 1.346 in 2006). Het resultaat op beleggingen wordt echter grotendeels bepaald door de mutatie voorziening lagere rekenrente. Resultaat op bijdragen Het resultaat op bijdragen is het verschil tussen aan de ene kant de bijdragen zoals deze van werkgevers en werknemers in het boekjaar worden ontvangen en aan de andere kant het voor de tijdsevenredige opbouw van de pensioenaanspraken benodigde bedrag. De verleende backservice maakt onderdeel uit van de benodigde opbouw. Resultaat op kosten Op kosten werd een negatief resultaat geboekt, daar in de premie “slechts” een opslag van 2% voor excassokosten is begrepen. Resultaat op overlevingskansen Aan de berekening van de VPV liggen overlevingstafels ten grondslag. Op basis van die overlevingstafels wordt door overlijden bij verzekeringen met een risico van langleven (ouderdomspensioen, ingegaan invaliditeitspensioen en ingegaan nabestaandenpensioen) een zekere vrijval uit de VPV verwacht. Deze vrijval vanuit de VPV wordt de risicopremie bij verzekeringen met risico van langleven genoemd. Als in werkelijkheid niemand overlijdt, treedt deze risicopremie als verlies op. Bij deze verzekeringen (langleven) is dus de risicopremie het maximale verlies. Bij verzekeringen met risico van kortleven (latent nabestaandenpensioen) wordt enerzijds verwacht dat door overlijden een bedrag vrijvalt, doch wordt anderzijds verwacht dat door ingang van een
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
25
nabestaandenpensioen een bedrag aan de VPV moet worden toegevoegd. Het saldo noemen we de risicopremie bij verzekeringen met risico van kortleven. De risicopremie geeft dus de gemiddelde verwachte toevoeging van de VPV door overlijden aan. Risicobeheersing Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de reële pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het fonds nog diverse andere risico’s, zoals risico’s samenhangende met de beleggingen en andere financiële instrumenten en het verplichtingenrisico, ook wel actuarieel risico genoemd. Ten slotte loopt het fonds, net als elke andere organisatie, nog enkele niet-financiële risico’s. In het jaarverslag is reeds ingegaan op het beleggingsbeleid en de hierbij gehanteerde beheersingsmaatregelen; kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. In het vervolg van deze paragraaf zal worden ingegaan op de uitkomsten van dit proces en op de beheersing en uitkomsten van de andere risico’s. Beleggingsrisico Als gevolg van de beleggingsactiviteiten wordt het fonds geconfronteerd met risico’s gerelateerd aan financiële instrumenten en de markt waarin het fonds actief is. De belangrijkste financiële risico’s zijn: marktrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, het valutarisico en het renterisico. Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde met waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. In 2006 heeft het fonds geen gebruik gemaakt van deze derivaten. Het valutarisico betreft het risico op buiten de euro belegde bedragen. Ultimo 2006 betreft het aandelen voor een bedrag van 19.318.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
26
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
US Dollars Japanse Yen
2006 Positie vóór afdekking EUR
2006 Valutaderivaten EUR
2006 Netto-positie ná afdekking EUR
17.752 1.566
9.509 -
8.243 1.566
19.318
9.509
9.809
Het renterisico hangt samen met de waardering van de beleggingen en de verplichtingen tegen marktwaarde. Hierdoor zijn beide posten gevoelig voor wijzigingen van de rentetermijnstructuur. De beheersing vindt plaats door middel van het strategisch beleggingsbeleid en de duration. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC) derivatenposities worden aangegaan, etc. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Het risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verplichtingenrisico De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de toekomstige uitgaande kasstromen. Het verplichtingenrisico uit zich in: Toeslagenresultaten, waarbij het gevoerde toeslagenbeleid afwijkt van de aannamen in de kasstroomprojectie. Loon- en prijsstijgingen c.q. de franchise-ontwikkeling wijken af van de verwachting. Actuariële resultaten, indien de actuariële aannamen en veronderstellingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het periodiek aanpassen van de levensverwachting van de deelnemers (het langlevenrisico) of wijzigingen in invaliderings- en revalideringskansen. Premieresultaten, indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen. Dit betreft bijvoorbeeld verschillen tussen de “kostprijs” en de daadwerkelijk ontvangen bijdrage voor nieuwe pensioentoezeggingen. Solvabiliteitsrisico Het solvabiliteitrisico is de combinatie van het beleggings- en het verplichtingenrisico. Dit risico wordt beheerst met behulp van de duration.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
27
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Vooruitzichten In 2007 is de Pensioenwet ingevoerd. Het bestuur staat voor de taak om voor de uit die wet voortvloeiende nieuwe eisen een voor het fonds passend antwoord te vinden. Dat geldt ondermeer ten aanzien van de verdere invulling van het communicatiebeleid en ook voor wat betreft de aanpassing van de inrichting van het afleggen van verantwoording en het realiseren van een intern toezicht. Daarnaast is het zaak dat er aanpassingen gedaan worden omtrent het FTK. In 2007 treedt ook de nieuwe pensioenregeling in werking en zal er verdere invulling gegeven worden aan onder andere de nieuwe pensioenregeling en de uitvoeringsovereenkomst.
Vianen, 13 juni 2007
Het bestuur
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
28
E. Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
29
BALANS PER 31 DECEMBER 2006 na bestemming saldo van baten en lasten (in duizenden euro’s) 31-12-2006
31-12-2005
50.971
48.416
Activa 1.
Beleggingen
2.
Herverzekeringen
456
564
3.
Vorderingen en overlopende activa
829
458
4.
Liquide middelen
294
382
52.550
49.820
8.994
6.781
43.496
42.955
60
84
52.550
49.820
Passiva 5.
Stichtingskapitaal en Reserves
6.
Technische voorzieningen
7.
Schulden en overlopende passiva
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
30
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2006 (in duizenden euro’s) 2006
2005
8.
Beleggingsopbrengsten
1.469
3.933
9.
Bijdragen van werkgevers en werknemers
2.439
2.400
10.
Saldo waardeoverdrachten
-
203
-
144
11.
Pensioenuitkeringen
-
712
-
659
12.
Mutatie technische voorzieningen
-
716
-
4.341
13.
Herverzekeringen
-
180
-
123
14.
Uitvoeringskosten
-
59
-
77
Saldo baten en lasten
2.038
989
Bestemming saldo: Mutatie beleggingsreserve Mutatie egalisatiereserve financiering TOP Mutatie extra reserve
2.038
879 5 105
2.038
989
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro’s) 2006
2005
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankopen en verstrekkingen beleggingen Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer
-
-
-
28.378 26.653 925 286
-
29.542 26.408 869 307
-
1.086
-
2.572
-
2.439 712 203 72 59 371 24
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten Herverzekeringen Uitvoeringskosten Mutatie vorderingen en overlopende activa Mutatie schulden en overlopende passiva
-
998
Mutatie liquide middelen
-
88
2.400 659 144 68 77 988 15
2.455
-
117
Saldo liquide middelen 1 januari
382
499
Saldo liquide middelen 31 december
294
382
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
32
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING Activiteiten De Stichting Pensioenfonds ECI is opgericht in 1978 en heeft tot doel het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s. De activa en passiva worden gewaardeerd op kostprijs, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van activa en passiva Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
33
voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
in de balans actief en de de posten op verplichtingen
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersen van de valuta per jaar ultimo zijn: 2006 US dollar 1,319 Japanse yen 157,097
2005 1,183 138,820
Beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt als volgt bepaald: Beleggingen
Waarderingssystematiek
Aandelen
Actuele waarde (beurswaarde)
Obligaties
Actuele waarde (beurswaarde exclusief opgelopen rente)
Beleggingen voor rekening en risico deelnemers Derivaten
Actuele waarde (beurswaarde) Actuele waarde
De stichting kan in het kader van vermogensbeheer gebruik maken van financiële instrumenten en derivaten zoals optie- en termijncontracten op aandelen en valuta’s, om risico’s af te dekken of koersen te fixeren in verband met voorgenomen aan- of verkooptransacties. Tot de opbrengst van aandelen wordt gerekend de premie van de opties waarvan de optietermijn is verlopen en die niet zijn geëffectueerd. Indien deze wel zijn geëffectueerd wordt de premie geteld bij dan wel in mindering gebracht op de verkoopprijs of de aankoopprijs van de onderliggende aandelen. In geval van lopende contracten wordt de marktwaarde van de opties geclassificeerd onder aandelen. Het resultaat van deze termijncontracten wordt verantwoord onder de beleggingsresultaten Herverzekeringen De herverzekering vindt plaats bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente (Zwitserleven), gevestigd te Amsterdam. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
34
voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. De waarde van de verzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde pensioenaanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Beleggingsreserve Aan de beleggingsreserve wordt jaarlijks het verschil tussen het in een boekjaar op de beleggingsportefeuille werkelijk behaalde en genormaliseerde rendement toegevoegd of onttrokken. Dit genormaliseerde rendement wordt bepaald op basis van de beleggingsportefeuille per einde boekjaar aan de hand van langjarige rendementsgegevens per beleggingscategorie. Opgemerkt dient te worden dat het beleggen in hedgefondsen wel gevolgen heeft voor de beleggingsreserve. Als gevolg van de per 1 januari 2005 gewijzigde wet- en regelgeving wordt namelijk een herwaarderingsreserve aangehouden voor de volgende niet gerealiseerde herwaarderingen: 1) Waardevermeerdering van activa, waarvan de waardeveranderingen via de indirecte beleggingsopbrengsten zijn verantwoord en waarvoor geen frequente marktnoteringen voorhanden zijn (hedgefondsen zijn hier een voorbeeld van) 2) Waardeveranderingen van financiële instrumenten die als afdekkingsinstrument dienen en effectief zijn. Door middel van deze reserve wordt een gelijkmatige ontwikkeling van de beleggingsperformance nagestreefd waarbij de reserve tevens dient als buffer voor het opvangen van waardefluctuaties van de beleggingsportefeuille. De reserve is aan een maximum gebonden, gebaseerd op het risicoprofiel per beleggingscategorie. Ter bepaling van de hoogte van de beleggingsreserve worden de volgende maximumhoogtes aangehouden: Obligaties Converteerbare obligaties Aandelen
15% 30% 30%
Bij het volledig aanwenden van de beleggingsreserve dan wel de overschrijding van het maximum wordt de extra toevoeging respectievelijk onttrekking die nodig is om de reserve binnen de bandbreedte te houden, via de bestemming van het saldo van baten en lasten verwerkt. Egalisatiereserve financiering TOP De Egalisatiereserve financiering TOP dient om de last TOP te egaliseren over komende jaren. De jaarlijkse dotatie bedraagt 4,3% van de salarissom van de deelnemers waarvoor de TOP/regeling van toepassing is. De jaarlijkse onttrekking is gelijk aan de koopsom die benodigd is om de in het jaar toegekende rechten te financieren. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is prospectief berekend volgens de netto-methode. Rekenrente: de actuele nominale marktrente gelijk aan de FTK-termijnstructuur gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB), maximaal 4% (voor 2006 4% en voor 2005 3,75%).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
35
Overlevingstafels: Voor mannen zijn de overlevingstafels gehele bevolking mannen 1995-2000 toegepast met 2 jaar leeftijdsverlaging en voor vrouwen gehele bevolking vrouwen 1995-2000 met 1 jaar leeftijdsverlaging. Kosten: Voor excassokosten zijn de netto berekeningsuitkomsten met 2% verhoogd. Voorziening aanpassing grondslagen Vanaf 2003 wordt een nieuwe voorziening gevormd ten behoeve van de aanpassingen aan toekomstige overlevingstafels 2000-2005, zodanig dat na vijf jaren 1,5% van de VPV eigen rekening beschikbaar Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen is besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. De nieuwe structuur die is opgezet doet recht aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die houdt rekening met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening wordt op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. 2. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. Ingeval van een reservetekort wordt er geld onttrokken aan dit saldo om 1/3 van het bij te storten bedrag te financieren. De overige 2/3 kawam voor rekening van de onderneming. In 2006 was er sprake van een reservetekort. 3. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 4. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij. Voorziening voor rekening en risico deelnemers De voorziening voor de beschikbare premieregeling, in het verslag aangeduid als “voorziening voor rekening en risico deelnemers”, wordt gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen als gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor rekening en risico deelnemers. Resultaatbepaling Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. Beleggingen Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en valutaverschillen. Premies herverzekering De risico’s, voortvloeiend uit weduwen-, wezen- en invaliditeitstoezeggingen zijn herverzekerd bij de Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente. Schattingen en onzekerheden Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen en verplichtingen van het fonds nagenoeg allemaal
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
36
gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is in algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor de meerderheid van de beleggingen van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door gebruikmaking van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Schatting van de reële waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over de belegging. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met exacte precisie worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de waardering van de verplichtingen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
37
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2006 (in duizenden euro’s) 1.
Beleggingen Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Voor rekening en risico deelnemers
Totaal
Stand 1 januari 2005 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Waardemutaties
18.453 20.229 - 17.357 4.417
23.079 8.406 - 9.045 129
201 888 - 1.212
179 18 - 6 37
41.912 29.541 - 26.408 3.371
Stand 31 december 2005 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Waardemutaties
25.742 16.830 - 16.978 875
22.569 11.528 - 8.912 - 891
- 123 - 763 829
228 20 17
48.416 28.378 -26.653 830
Stand 31 december 2006
26.469
24.294
- 57
265
50.971
Aandelen De aandelenportefeuille is geheel belegd in beleggingsfondsen.
Specificatie aandelenportefeuille naar regio 31-12-2006
In %
31-12-2005
In %
Japan Nederland Verenigde Staten van Amerika Overige
1.566 5.800 18.125 978
5,9 21,9 68,5 3,7
2.342 4.073 17.308 2.019
9,1 15,8 67,2 7,9
Totaal
26.469
100,0
25.742
100,0
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
38
Vastrentende waarden Specificatie vastrentende waarden naar soort
Obligaties Deposito’s
31-12-2006
In %
31-12-2005
In %
23.230 1.064
95,6 4,4
21.546 1.023
95,5 4,5
24.294
100,0
22.569
100,0
Obligaties De obligatieportefeuille bestaat geheel uit beursgenoteerde obligaties. Specificatie obligatieportefeuille naar sector Algemene banken Andere staten Bank Nederlandse Gemeenten Nederlandse staat Overige financiële instellingen Overig
Specificatie obligatieportefeuille naar regio Nederland Duitsland België Verenigd Koninkrijk Finland Oostenrijk Spanje Frankrijk Overige landen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2006
In %
31-12-2005
In %
2.615 8.883 996 2.974 6.817 945
11,3 38,2 4,3 12,8 29,3 4,1
3.102 6.797 1.048 5.059 4.539 1.001
14,4 31,5 4,9 23,5 21,1 4,6
23.230
100,0
21.546
100,0
31-12-2006
In %
31-12-2005
In %
10.765 5.021 974 512 1.622 1.002 476 2.858
46,3 21,6 4,2 2,2 7,0 4,3 2,1 12,3
11.691 2.163 999 906 1.992 504 1.276 2.015
54,2 10,3 4,6 4,2 9,2 2,3 5,9 9,3
23.230
100,0
21.546
100,0
39
Derivaten Op 31 december 2006 heeft Stichting Pensioenfonds ECI de volgende openstaande valutatermijntransactie type contract
Valutatermijncontracten
afloop
15-03-2007
koers
contractueel bedrag
Ongerealiseerd resultaat
Actuele waarde
1,3326
$ 12.672
- 57
- 57
Het contractueel bedrag geeft het bedrag aan van de onderliggende positie waarover het contract is afgesloten. De actuele waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. Het doel is het afdekken van de kasstromen van de hedgefunds van dollar naar euro. De looptijd van de valutatermijncontracten duurt tot 15 maart 2007. 2.
Herverzekeringen
Het aandeel herverzekeraars in voorziening voor pensioenverplichtingen betreft het herverzekerde gedeelte van de pensioenverplichtingen bij een verzekeraar. Bij de bepaling van de waarde zijn de uitgangspunten van de verzekeringsovereenkomst gehanteerd. De mutaties kunnen als volgt worden weergegeven:
Stand per 1 januari Benodigde interest Vrijval uitkeringen herverzekering Mutatie ivm lagere marktrente Overige
Stand per 31 december 3.
2005
564 19 - 67 - 26 - 34
619 23 - 70 26 - 34
456
564
31-12-2006
31-12-2005
585 105 119 20
445 10 3 -
829
458
Vorderingen en overlopende activa
Lopende intrest beleggingen Verzekeringsmaatschappijen Vooruitbetaalde kosten Premie Overige
4.
2006
Liquide middelen
De liquide middelen betreffen banken in rekening-courant.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
40
5.
Reserves Beleggingsreserve
Egalisatie reserve financiering TOP
Extra reserve
Totaal
Stand 1 januari 2005 Uit bestemming saldo van baten en lasten Overige
434
318
4.865
5.617
879 -
5 -
105 175
989 175
Stand 31 december 2005 Uit bestemming saldo van baten en lasten Overige
1.313
323
5.145
6.781
-
-
2.038 175
2.038 175
Stand 31 december 2006
1.313
323
7.358
8.994
Als onderdeel van de beleggingsreserve is een herwaarderingsreserve opgenomen. De aan te houden herwaarderingsreserve bedraagt 1.228. Door de toename van de extra reserve is in 2006 het reservetekort afgenomen. Ultimo 2006 bedraagt het reservetekort ruim 1,1 miljoen euro
6.
Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen
Pensioenspaarrekening
Aanpassing grondslagen
Rekening en risico deelnemers
Totaal
Stand 1 januari 2005 Mutatie boekjaar Overige
37.682 4.123 -
706 20 - 175
222 149 -
179 49 -
38.789 4.341 - 175
Stand 31 december 2005 Mutatie boekjaar Overige
41.805 535 -
551 13 - 175
371 131 -
228 37 -
42.955 716 - 175
Stand 31 december 2006
42.340
389
502
265
43.496
De duration van de verplichtingen is 19.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
41
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorie van deelnemers als volgt samengesteld:
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden Herrekening naar actuele rentetermijnstructuur
7.
31-12-2006
31-12-2005
23.882 9.463 8.995 -
22.625 8.837 8.448 1.895
42.340
41.805
31-12-2006
31-12-2005
20 40 -
19 57 7 1
60
84
Schulden en overlopende passiva
Loonheffing en ziekenfondspremie Te betalen kosten Premie Overige schulden
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
42
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s) Omzet Voor het begrip omzet dienen pensioenfondsen de in enig jaar verantwoorde premie-inkomsten en genoten directe beleggingsopbrengsten te hanteren. De stichting leeft de bepalingen na van BW2, titel 9.
Bijdragen van werkgevers en werknemers Directe beleggingsopbrengsten
8.
2005
2.439 925
2.400 869
3.364
3.269
Beleggingsopbrengsten
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overige opbrengsten
9.
2006
Directe beleggingsopbrengsten 2006
Indirecte beleggingsopbrengsten 2006
Kosten van vermogensbeheer 2006
Totaal
Totaal
2006
2005
915 2 8
875 - 891 829 17 -
-
- 286
875 24 829 19 - 278
4.417 982 - 1.212 39 - 293
925
830
- 286
1.469
3.933
Bijdragen van werkgevers en werknemers 2006
2005
Periodieke bijdragen werkgevers en werknemers Koopsom voor bovenmatige loonstijging Koopsommen FVP Koopsom herstelplan
1.815 245 10 351
1.845 157 31 351
Premie voor rekening en risico deelnemers
2.421 18
2.384 16
2.439
2.400
De FVP-koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
43
10.
Saldo waardeoverdrachten
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
2006
2005
9 - 212
27 - 171
- 203
- 144
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
11.
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen
2006
2005
568 124 9 11
531 115 9 4
712
659
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 361 per jaar overeenkomstig artikel 32 lid 5 van de Pensioen- en spaarfondsenwet. 12.
Mutatie technische voorzieningen
Mutatie voorziening: - pensioenverplichtingen - pensioenspaarrekening - aanpassing grondslagen - rekening en risico deelenemers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2006
2005
535 13 131 37
4.123 20 149 49
716
4.341
44
De mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen is als volgt:
Inkoop pensioen jaarinkoop - (backservice optrek) - toeslag Benodigde intrest Mutatie ivm lagere marktrente Vrijval uitkeringen Saldo overdrachten van rechten Overige
2006
2005
1.200 343 363 1.636 - 1.895 - 714 - 213 - 185
1.237 150 313 1.544 1.895 - 676 - 152 - 188
535
4.123
2006
2005
13 - 175
20 - 175
- 162
- 155
De mutatie in de pensioenspaarrekening is als volgt:
Mutatie boekjaar Afboeking herstelplan
De mutatie in de voorziening voor rekening en risico deelnemers is als volgt:
Stortingen Beleggingsresutaat Onttrekkingen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2006
2005
18 19 -
16 39 -6
37
49
45
13.
Herverzekeringen 2006
2005
- 48 - 70 - 18
- 57 - 86 - 21
- 136
- 164
56 8 -
61 8 6
64
74
Winstaandeel Mutatie waarde herverzekeringspolissen
- 108
21 - 55
Totaal herverzekeringen
- 180
- 123
Premies Overlijdensrisico Premievrijstellingsrisico Wezenpensioen
Uitkeringen van premies voor premievrijgestelden van wezenpensioen van risicokapitaal
14.
Uitvoeringskosten
Managerskosten Adviseurs- en controlekosten Overige kosten
2006
2005
8 42 9
33 39 5
59
77
Personeelsleden en bezoldiging bestuur Het fonds heeft géén werknemers in dienst. In 2006 hebben de bestuursleden geen vacatiegelden ontvangen.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
46
F. Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
47
Financieringsovereenkomst De aangesloten onderneming zal de aan het fonds verschuldigde bijdrage betalen. Een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 van het pensioenreglement van het fonds en behoudens het in lid 5 omschreven recht van de aangesloten onderneming te allen tijde de bijdrage te verminderen of de betaling te staken. De verschuldigde bijdrage van de aangesloten onderneming is als volgt vastgesteld: -
5,1% van het coördinatieloon voor de Bpf-regeling en
-
18% (basispremie) van de pensioengrondslag voor de beide franchiseregelingen.
-
bij bovenmatige verhogingen wordt nog een aanvullende koopsom bij de betreffende werkgever(s) in rekening gebracht.
Werknemers betalen met ingang van 1 januari 2007 een geharmoniseerde pensioenpremie. Deze premie bedraagt 5% van de pensioengrondslag. Werknemers waarvoor de premie uitgedrukt in euro’s meer bedraagt dan de premie bij ongewijzigde voortzetting van de pensioenregeling die voor 2007 van toepassing was, krijgen een (staffelsgewijze) toeslag. De werkgever betaalt een vaste premie aan het pensioenfonds. Deze bedraagt 30% van de pensioengrondslag. Hierin is de werknemersbijdrage begrepen. De aangesloten onderneming zal vastgestelde bedragen aan het fonds voldoen voor een vierde deel telkens binnen tien dagen na afloop van enig kalenderkwartaal. Wijzigingen in de voor het kalenderjaar vastgestelde bedragen in verband met mutaties zullen door de aangesloten ondernemingen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan het fonds zijn voldaan.
Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten om het resultaat toe te voegen aan de reserves.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
48
Actuariële verklaring Opdracht Ingevolge de aan Watson Wyatt B.V. door het bestuur van Stichting Pensionfonds ECI te Vianen verleende opdracht tot actuariële certificering is de financiële positie per 31 december 2006 van het fonds door mij beoordeeld ten opzichte van de actuariële risico’s die het fonds loopt. Tevens zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. Overeenkomstig de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het fonds mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten behoren tot de genoemde administratieve basisgegevens. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening 2006. Werkzaamheden Bij de actuariële beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen door mij onderzocht. De uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, heb ik beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze beoordelingen zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de desbetreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Voorts heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. De beschreven werkzaamheden zijn in overeenstemming met binnen het actuariële beroep geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel. Oordeel De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het fonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
49
Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met het geheel van de methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn, met inachtneming van artikel 9a van de Pensioen- en spaarfondsenwet, getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, op de balansdatum prudent. Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets volgens de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op de balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk aan de door DNB voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn op de balansdatum lager dan de daartoe door DNB gestelde norm. Er is dus sprake van een reservetekort conform de definitie van DNB. De reserves bevinden zich per balansdatum wel boven het niveau, voor die datum voorzien in het plan tot opheffen van reservetekort, waartegen DNB geen bezwaar heeft gemaakt. Financiële positie van het pensioenfonds Bij mijn beoordeling van de financiële positie is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. De financiële positie van Stichting Pensioenfonds ECI is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 13 juni 2007 ir. drs. G. Veluwenkamp AAG verbonden aan Watson Wyatt B.V.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
50
Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2006 van Stichting Pensioenfonds ECI te Vianen bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de staat van baten en lasten over 2006 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het Bestuur Het Bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het Bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening 2006 een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds ECI per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
51
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag 2006, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening 2006 zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 13 juni 2007 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Drs. H.C. van der Rijst RA
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
52
G. Bijlagen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
53
Verloopstaat deelnemers en pensioentrekkenden Actieve deelnemers Stand vorig boekjaar Nieuwe toetredingen Uit diensttredingen Ingang pensioen Overlijden Ontslag zonder rechten
-
Stand einde boekjaar
Gewezen deelnemers Stand vorig boekjaar
-
Pensioentrekkenden Stand vorig boekjaar
Stand einde boekjaar
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
-
782
928
-
298 164 4 3 273
49
-
146
733
782
2.431
2.293
101 24 11 -
Stand einde boekjaar
Ingang pensioen Overlijden Afloop Andere oorzaken
2005
254 101 3 2 197 -
Ontslag Waardeoverdrachten Pensionering Overlijden Andere oorzaken
2006
-
164 16 6 3 1
66
138
2.497
2.431
148
138
21 6 1 12
-
16 4 2
2
10
150
148
54