STICHTING PENSIOENFONDS
ECI JAARRAPPORT 2009
INHOUD A.
Voorwoord
2
B.
Kerncijfers
5
C.
Karakteristieken van het pensioenfonds
9
D.
Verslag van het verantwoordingsorgaan
13
E.
Bestuursverslag
16
F.
17
Communicatie
20
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance)
22
Pensioenparagraaf
24
Beleggingenparagraaf
29
Financiële paragraaf
37
Actuariële paragraaf
38
Risicoparagraaf
40
Toekomstparagraaf
41 42
Balans per 31 december 2009
43
Staat van baten en lasten over 2009
44
Kasstroomoverzicht
45
Kasstroomoverzicht
45
Toelichting behorende bij de jaarrekening
46
Toelichting op de balans per 31 december 2009
51
Toelichting op de staat van baten en lasten
65
Overige gegevens
H.
17
Ontwikkelingen in 2009
Jaarrekening
G.
Hoofdlijnen
71
Gebeurtenissen na balansdatum
72
Actuariële verklaring
73
Accountantsverklaring
74
Bijlagen
76
-
77
Verloopstaat deelnemers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
1
A. Voorwoord
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
2
In dit jaarrapport brengt het bestuur verslag uit over de ontwikkelingen bij het pensioenfonds in 2009. Dekkingsgraad Terugkijkend naar 2009 kunnen we stellen dat het zo gehoopte herstel is ingezet. De eerste 3 maanden van 2009 denderde de kredietcrisis nog volop door tot een absoluut dieptepunt in maart 2009, met nog steeds dalende aandelenkoersen en dalende markrente. Dekkingsgraden van pensioenfondsen daalden nog verder dan per einde 2008. Zo ook bij ons fonds. De dekkingsgraad had per einde februari een absoluut dieptepunt bereikt van 84,5%. Echter, vanaf maart 2009 ging het de goede kant op. De beursen trokken aan, de markrente bewoog iets omhoog en gedurende het jaar steeg de dekkingsgraad naar het niveau van 100%, om uiteindelijk per 31 december 2009 ruim daarboven te eindigen. De pensioensector kreeg weer wat lucht. Maar helaas niet voor lang. Nieuwe overlevingstafels van het CBS zorgden voor de nodige opschudding. We worden alsmaar ouder en ouder en pensioenfondsen moeten hun technische voorziening daarop aanpassen. Het Actuarieel Genootschap publiceert daarover periodiek, maar per heden zijn de nieuwe tafels nog niet bekend. Per einde boekjaar is vooruitlopend op nieuwe tafels van het Actuarieel Genootschap een voorziening opgenomen, waardoor de uiteindelijke dekkingsgraad per 31 december 2009 uitgekomen is op 100,2%. Herstelplan Pensioenfonds ECI heeft in maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB waar in juli goedkeuring voor is ontvangen. De kernpunten uit het herstelplan zijn: • De eerste jaren geen toeslagverlening. In latere jaren beperkte toeslagverlening; • Ongewijzigde premie. Het huidige premieniveau draagt ruim bij aan het herstel; • Geen aanpassing beleggingsbeleid; • Pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen blijven naar verwachting ongewijzigd. Verderop in dit verslag vindt u een meer uitgebreide toelichting betreffende het herstelplan. Deskundigheid Het bestuur heeft in 2009 de deskundigheid in kaart gebracht door een zogenaamde 0 meting te doen. In totaliteit heeft het bestuur de norm op alle kennisgebieden behaald. Het deskundigheidsplan zal in 2010 worden aangepast met de resultaten volgend uit de meting. Communicatie In 2009 heeft het pensioenfonds haar deelnemers diverse keren geïnformeerd over de ontwikkelingen van het fonds. Zo zijn er brieven gestuurd over het herstelplan, de toeslagen en ook het Uniform PensioenOverzicht (UPO) is tijdig verstuurd. Op de website van het fonds vonden (en vinden) aanpassingen plaats en tevens is middels korte presentaties aan geledingen van het personeel toelichting gegeven over de pensioenregeling en de actuele ontwikkelingen op dat moment. Intern toezicht In 2009 is verder invulling gegeven aan het intern toezicht. Het VerantwoordingsOrgaan (VO) is volledig bezet en een VisitatieCommissie (VC) is ingesteld. Het VO heeft de rapportage van de VC ter hand genomen. Een verslag van het VO met de bevindingen en een reactie van het bestuur daarop vindt u in een aparte paragraaf in dit verslag. Het bestuur dankt beide commissies voor hun inspanningen en nuttige conclusies en aanbevelingen. Overige ontwikkelingen in 2009 2009 was ook het jaar waarin diverse commissies voor minister Donner onderzoeken hebben uitgevoerd en waarin de discussie over de AOW leeftijd volop is losgebarsten. Het wetsvoorstel voor het instellen van een Multi OPF is ingediend (waardoor meerdere ondernemingspensioenfondsen samen kunnen gaan) en discussie en voorstellen over medezeggenschap gepensioneerden zijn gedaan (bij ons jaren geleden al geregeld middels een bestuurslid namens gepensioneerden op te nemen in het bestuur). Kortom, het was een jaar waarin pensioen in het algemeen veel in het nieuws is geweest. De ontwikkelingen en discussies zullen in 2010 en verder zeker een vervolg krijgen. Wees er van overtuigd dat uw bestuur dit op de voet volgt en tijdig maatregelen treft waar nodig.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
3
Vooruitblik 2010 Het bestuur heeft zich voorgenomen in 2010 zich te richten op twee belangrijke onderwerpen t.w. het risicobeheer en een onderzoek naar de toekomst van het pensioenfonds. Voor beide onderwerpen geldt dat nader inzicht nodig is om aan het besturen van het fonds invulling te kunnen geven. Daarnaast blijven uiteraard onderwerpen als beleggingsbeleid, communicatie, deskundigheid en opleiding een prominente rol vervullen op de agenda van de bestuursvergaderingen.
Vianen, 12 mei 2010 A.T. van Putten Voorzitter Stichting Pensioenfonds ECI
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
4
B. Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
5
Deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden 31-12-2009 31-12-2008
31-12-2007
31-12-2006
31-12-2005
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden
489 1.772 197
19,9 72,1 8,0
593 1.788 181
23,1 69,8 7,1
688 2.706 163
19,3 76,1 4,6
733 2.497 150
21,7 73,9 4,4
782 2.431 148
23,3 72,3 4,4
Totaal
2.458 100,0
2.562 100,0
3.557 100,0
3.380 100,0
Premiebijdragen, pensioenuitkeringen, saldo waardeoverdrachten en uitvoeringskosten (Bedragen x € 1.000) 2009 2008 2007 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Premiebijdragen voor risico deelnemers
Pensioenuitkeringen en afkopen klein pensioen Saldo waardeoverdrachten - voor risico pensioenfonds - voor risico deelnemers
Uitvoeringskosten
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
3.361 100,0
2006
2005
2.826 2.826
3.441 2 3.443
3.614 4 3.618
2.421 18 2.439
2.384 16 2.400
-1.236
-1.611
-789
-712
-659
-
74 -229 -155
-11 -6 -17
-203 -203
-144 -144
-315
-432
-479
-59
-77
6
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, belegd vermogen en dekkingsgraad (Bedragen x € 1.000) 31-12-2009 31-12-2008 31-12-2007 31-12-2006 Technische voorzieningen* - voor risico pensioenfonds - voor risico deelnemers
Stichtingskapitaal en reserves Beleggingen - voor risico pensioenfonds - voor risico deelnemers
Liquide middelen Herverzekeringen Saldo overige activa en passiva Totaal belegd vermogen Aanwezige dekkingsgraad FTK** Aanwezige dekkingsgraad APP Gehanteerde gemiddelde rente *
31-12-2005
56.707 56.707
55.774 55.774
42.244 262 42.506
43.231 265 43.496
42.727 228 42.955
126
-5.618
11.621
8.994
6.781
56.881 56.881
50.461 50.461
52.975 262 53.237
51.291 265 51.556
48.633 228 48.861
354 382 -784
555 375 -1.235
511 428 -49
294 456 184
382 564 374
56.833
50.156
54.127
52.490
50.181
100,2% 3,88%
89,9% 3,55%
127,5% 4,85%
120,8% 123,2%
118,3%*
De technische voorzieningen zijn tot en met 2006 berekend tegen een vaste rekenrente van maximaal 4% zonder rekening te houden met een lange termijn sterfteontwikkeling en een opslag voor toekomstige kosten. Vooruitlopend op het beschikbaar komen, het beoordelen en toepassen van de nieuwe AG-tafels is ultimo 2009 een voorziening getroffen ter grootte van 2,4% van de technische voorziening. Daarnaast is de kostenvoorziening verhoogd van 2,0% naar 2,6% van de technische voorziening.
**
Bij de berekening van de dekkingsgraad tot en met 2007 is de voorziening voor risico deelnemers niet meegenomen.
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1.000) 31-12-2009 %
27,7 64,7 -0,2 7,8
31-12-2006 %
18.401 29.335 5
34,7 55,4 -
15.615 24.879 -57
30,4 48,5 -0,1
5.234
9,9
10.854
21,2
31-12-2005 %
21.722 28.612 -466 6.537
Totaal beleggingen risico pensioenfonds
56.405 100,0
50.361 100,0
-
-
262
265
228
56.405
50.361
53.237
51.556
48.861
Totaal
13.962 32.603 -100 3.896
31-12-2007 %
Aandelen Vastrentende waarden Derivaten* Overige beleggingen**
Beleggingen risico deelnemers***
38,5 50,7 -0,8 11,6
31-12-2008 %
52.975 100,0
51.291 100,0
14.599 23.014 -123 11.143
30,0 47,3 -0,2 22,9
48.633 100,0
*
In de jaarrekening worden negatieve derivatenposities gepresenteerd onder overige schulden en overlopende passiva.
**
De overige beleggingen betreffen o.m. hedge funds en vanaf 2009 commodities. Hedge funds waren in het verleden opgenomen onder aandelen. Met terugwerkende kracht zijn de hedge funds gescheiden weergegeven.
*** In 2008 is het pensioenspaarkapitaal omgezet in een extra aanspraak op ouderdoms- en partnerpensioen bij het fonds.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
7
Beleggingsopbrengsten en kosten vermogensbeheer (Bedragen x € 1.000) 2009
2008
2007
2006
2005
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer
1.099 4.576 -274
1.389 -6.173 -291
1.166 -1.225 -453
925 830 -286
869 3.371 -307
Totaal
5.401
-5.075
-512
1.469
3.933
Beleggingsrendement
Beleggingsrendement* *
2009
2008
2007
2006
2005
10,56%
-9,35%
-0,49%
3,00%
8,99%
Het beleggingsrendement is berekend volgens de VBA-Performance Presentatie Standaarden waarbij waardering van de portefeuille op maandbasis plaatsvindt en de perioderendementen meetkundig (dat wil zeggen met elkaar doorvermenigvuldigd) berekend worden. De beleggingen voor rekening en risico van de deelnemers zijn niet in deze berekening opgenomen.
Pensioengegevens (Bedragen x € 1) Maximum pensioensalaris -BPF-regeling (max. WAO) -Nieuwe franchiseregeling Franchise Indexatie 1 januari boekjaar - actieve deelnemers* - inactieve deelnemers *
2009
2008
2007
2006
2005
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
43.848 43.200
43.770 43.200
12.466
12.208
11.872
14.778
14.453
0% 0%
0,8% 0,8%
1,4% 1,4%
1,5% 1,5%
1,5% 1,5%
Tot en met 2006 geldt alleen voor actieve deelnemers die hebben deelgenomen aan de BPF-regeling.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
8
C. Karakteristieken van het pensioenfonds
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
9
Profiel Juridische structuur en inschrijving Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen is opgericht op 7 juni 1978. De laatste statutenwijziging was op 25 juni 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41177905. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij koepelorganisatie OPF. Zoals uit de tenaamstelling van het pensioenfonds blijkt kent het pensioenfonds de rechtsvorm van de stichting. Statutaire doelstelling Het pensioenfonds stelt zich ten doel het uitkeren of het doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Hiertoe wordt voor 2.458 deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers circa EUR 57 miljoen aan vermogen aangehouden. Organisatie van het pensioenfonds Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van onderstaand schema.
Visitatie commissie
Verantwoordingsorgaan
Bestuur Beleggingscommisie
Accountant / Actuaris
Overige adviseurs
Uitvoeringsorganisatie (administrateur, herverzekeraar, vermogensbeheerders)
Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het pensioenfonds en het uitvoeren van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling, waaronder het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (niet-actieve) deelnemers. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement en beheert de afspraken met de externe dienstverleners. Andere bevoegdheden van het bestuur zijn onder andere: • Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen. • Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever). • Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
10
Het bestuur heeft bevoegdheden krachtens de statuten en reglementen alsmede de hiermee verbonden uitvoeringsbesluiten, de uitvoeringsovereenkomst, tot het verrichten van betalingen en het aangaan van contractuele verplichtingen met derden. Samenstelling van het bestuur Aan het eind van het verslagjaar was de samenstelling van het bestuur als volgt: Naam Functie Vertegenwoordiging Lid sinds
Einde zittingsduur
De heer A. T. (Guus) van Putten De heer T. (Ton) Cieraad De heer W.L. (Wim) van der Kooy De heer M. (Michel) Muller De heer D. (Dick) Voogt Mevrouw I.M. (Inge) Fluijter
Onbepaald Onbepaald 03-05-2011 03-05-2011 01-07-2012 01-07-2012
Voorzitter Lid Secretaris Lid Lid Lid
Werkgever Werkgever (Gewezen) Deelnemers (Gewezen) Deelnemers (Gewezen) Deelnemers Pensioengerechtigden
01-07-2002 15-03-2009 03-05-2008 03-05-2008 01-07-2009 01-07-2002
Bestuursadviseur De heer T.J. (Co) van Wel. De bestuursleden namens de werkgever worden benoemd en ontslagen door de werkgever en hebben zitting voor onbepaalde tijd. De bestuursleden namens de deelnemers en gepensioneerden worden gekozen door de deelnemers uit de groep van deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. De leden worden benoemd voor een periode van 3 jaren en zijn herkiesbaar. De bestuursleden genieten geen bezoldiging. In 2009 is de heer R.A. (René) van Drunen afgetreden. De heer D. (Dick) Voogt is vervolgens gekozen als vertegenwoordiger van de (gewezen) deelnemers in het bestuur. Mevrouw Fluijter is in november 2009 herbenoemd door de gepensioneerden voor een nieuwe zittingsperiode van drie jaar. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over beleid, uitvoering van beleid en naleving van Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 personen. Zij hebben een zittingstermijn van vier jaar. Bij de selectie is uitgegaan van voldoende kwaliteit en diepgang op het gebied van kennis en kunde. Er is een evenredige bezetting namens werkgever (1/3), werknemers (1/3) en pensioengerechtigden (1/3). Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het gevoerde beleid, de beleidskeuzes voor de toekomst en de mate van naleving van de principes door het bestuur aan de hand van de door het bestuur verstrekte informatie. Samenstelling van het verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: De heer J. (Joost) de Koeijer Namens de werknemers: De heer R. (Nald) Rietbergen Namens de pensioengerechtigden: De heer G.G. (Wien) de Rouw Intern Toezicht Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht rapporteert aan het bestuur en bespreekt de rapportage en de eventuele daarop voorgenomen bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. De bevindingen worden in het jaarverslag vermeld. Het intern toezicht wordt ingevuld door een externe visitatiecommissie. Het pensioenfonds heeft hiervoor gekozen voor een visitatiecommissie voortkomend uit een onderlinge visitatiepool. Deze visitatiecommissie zal eens in de drie jaar of zoveel vaker als het bestuur dit nodig acht het functioneren van het fonds (bestuur) beoordelen. De commissie bestaat uit drie, door de visitatiepool aangewezen, onafhankelijke personen, die
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
11
voldoen aan de deskundigheidseisen die De Nederlandsche Bank stelt aan beleidsbepalers van pensioenfondsen. Beleggingscommissie De beleggingscommissie voert het overleg met de externe vermogensbeheerder en adviseert het bestuur over te nemen besluiten met betrekking tot het vermogensbeheer. Deze commissie bestaat uit één bestuurslid, de bestuursadviseur, een externe adviseur en de vermogensbeheerder. Uitvoeringsorganisatie Naast de bovenstaande interne organen kent het fonds ook meerdere uitvoeringsorganisaties. In het navolgende een beschrijving van de partijen die door het fonds worden ingeschakeld. Administrateur De uitvoeringsorganisatie is Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. te Tilburg. De werkzaamheden betreffen ondermeer pensioenadministratie, excasso, financiële verslaglegging en bestuursondersteuning. Herverzekeraar Het pensioenfonds herverzekert overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Vermogensbeheerder Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Het pensioenfonds wordt door Towers Watson B.V. bijgestaan op het gebied van risicobeheersing op lange termijn en de uitvoering van ALM (Asset Liability Management) studies. Accountant, actuaris en overige adviseurs Het pensioenfonds wordt bijgestaan door de volgende externe deskundigen: Accountant De externe accountant controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB) en doet verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een verslag aan het bestuur, waarin opgenomen zijn opmerkingen en aanbevelingen omtrent de administratieve organisatie en interne controle van het fonds. Het pensioenfonds heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Rotterdam voor deze dienst ingeschakeld. Certificerend actuaris De certificerend actuaris rapporteert jaarlijks over de financiële positie van het pensioenfonds en geeft een actuariële verklaring af. Towers Watson te Apeldoorn verricht deze werkzaamheden voor het pensioenfonds. Adviserend actuaris Het pensioenfonds heeft Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. te Tilburg als actuarieel adviseur ingeschakeld.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
12
D. Verslag van het verantwoordingsorgaan
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
13
Verslag van het Verantwoordingsorgaan In een bespreking op 3 mei 2010 hebben de leden van het verantwoordingsorgaan (J. de Koeijer voor de werkgever, G.G. de Rouw voor de gepensioneerden en R. Rietbergen voor de werknemers) van de voorzitter van het bestuur de heer G. van Putten een toelichting gekregen op de jaarstukken over het jaar 2009. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende stukken tot zijn beschikking gekregen: • Concept Jaarverslag 2009 • Concept Actuarieel rapport • Rapport visitatiecommissie Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de inhoud van het rapport van de visitatiecommissie en de hierin genoemde conclusies en aanbevelingen. Het bestuur van het pensioenfonds is zich bewust van de aangegeven verbeterpunten en heeft de belangrijkste zaken reeds in gang gezet. Het verantwoordingsorgaan heeft met name de noodzaak van een lange termijn visie benadrukt, waarin het kostenniveau per deelnemer een belangrijke factor moet spelen. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur in 2009 op adequate wijze heeft gehandeld en dankt het bestuur voor de openheid in informatieverstrekking.
Vianen, 10 mei 2010 Stichting Pensioenfonds ECI Het verantwoordingsorgaan J. de Koeijer G.G. de Rouw R. Rietbergen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
14
Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor haar verslag en voor haar advies. Het bestuur zal in 2010 zoveel als mogelijk gehoor geven aan de aanbevelingen en zal in 2010 starten met een onderzoek naar de toekomst van het pensioenfonds waarbij het kostenniveau een belangrijk punt van aandacht zal zijn.
Vianen, 10 mei 2010 Stichting Pensioenfonds ECI Het bestuur
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
15
E. Bestuursverslag
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
16
Hoofdlijnen Bestuursvergaderingen Het bestuur kwam in het verslagjaar 4 maal in vergadering bijeen. De aandacht ging in 2009 voor een belangrijk gedeelte uit naar het herstelplan ter verbetering van de financiële positie van het pensioenfonds. Andere belangrijke onderwerpen die aan de orde kwamen waren: • Vaststellen van het jaarrapport over 2008. • Het bereiken van overeenstemming met Syntrus Achmea over een nieuwe SLA rapportage betreffende de pensioenuitvoering. • Communicatie en informatieverstrekking aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. • Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). • Deskundigheid bestuur. • Start visitatiecommissie. Verderop in het jaarrapport wordt op deze onderwerpen nader ingegaan. De beleggingscommissie kwam in het verslagjaar 8 maal in vergadering bijeen. In deze vergaderingen stonden de onderwerpen performance, rebalancing en de toekomstige verwachtingen centraal.
Ontwikkelingen in 2009 Pensioenfondsen in onderdekking Het jaar 2009 stond in het licht van de economische crisis als gevolg van de kredietcrisis. Aan het begin van 2009 waren er forse verliezen op de beurzen. Daarnaast was sprake van een lage rente. Als gevolg hiervan verkeerden enkele honderden pensioenfondsen begin 2009 in onderdekking. Dat wil zeggen dat er onvoldoende financiële middelen waren om aan alle (toekomstige) verplichtingen te voldoen. Ook Stichting Pensioenfonds ECI verkeerde voor een aantal maanden vanaf eind november 2008 in die situatie. De dekkingsgraad van een pensioenfonds geeft de verhouding weer tussen de bezittingen en de verplichtingen van een pensioenfonds. De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een “dekkingstekort” of “reservetekort” direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Pensioenfondsen hebben een dekkingstekort als de dekkingsgraad lager is dan ongeveer 105%; voor Stichting Pensioenfonds ECI is deze grens per 31 december 2009 precies vastgesteld op 104,1%. Bij het fonds is er per 31 december 2009 sprake van een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan 119,9%, uitgaande van de strategische beleggingsmix. Vanwege de onderdekking moesten bijna alle pensioenfondsen een korte- en langetermijnherstelplan bij de toezichthouder DNB indienen. De deadline daarvoor was 1 april 2009. Volgens de Pensioenwet moet een pensioenfonds binnen drie jaar weer een dekkingsgraad van meer dan 105% hebben. Begin 2009 zag het er naar uit dat veel pensioenfondsen pensioenaanspraken en pensioenrechten zouden moeten korten om te voldoen aan de eis dat binnen drie jaar de dekkingsgraad weer 105% zou zijn. Dat vond minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een onevenredig zwaar gevolg van het hanteren van een termijn van drie jaar. Daarom werd de hersteltermijn tijdelijk verlengd naar vijf jaar. Pensioenfondsen moesten voor 1 april 2009 een plan voor realistisch herstel in vijf jaar indienen bij DNB. Daarin staan ook de maatregelen die het fonds neemt als het niet lukt om binnen vijf jaar een dekkingsgraad van 105% te bereiken. DNB toetst jaarlijks of het voldoende lukt om te herstellen. Minister Donner heeft besloten dat eventuele korting op pensioenen en aanspraken kan worden uitgesteld tot 1 april 2012. Daardoor wordt een eventuele korting niet overhaast en overbodig doorgevoerd. Bij het opstellen van het herstelplan moet het bestuur zich laten leiden door een evenwichtige belangenafweging. Dat betekent dat de belangen van degenen die nu pensioen opbouwen en de gepensioneerden evenwichtig in het herstelplan verwerkt moeten zijn. DNB beoordeelde de herstelplannen ook daarop.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
17
Tot 1 april: herstelplan schrijven Stichting Pensioenfonds ECI moest net als veel andere pensioenfondsen een korte- en langetermijnherstelplan indienen bij DNB. Op 31 december 2008 was de dekkingsgraad van het fonds namelijk 89,9%. Het bestuur heeft het herstelplan op 30 maart 2009 vastgesteld en goedgekeurd. Op dezelfde dag is het herstelplan naar DNB verzonden. Het bestuur heeft daarbij voor het herstel in vijf jaar gekozen. Het ingediende herstelplan bestond samengevat uit de volgende maatregelen: • Tot 2013 is er naar verwachting geen ruimte voor het verlenen van een toeslag. In latere jaren is sprake van beperkte toeslagverlening. • De premie blijft ongewijzigd. Het huidige premieniveau draagt ruim bij aan het herstel. • Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. • De pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen blijven naar verwachting ongewijzigd. Uit het herstelplan blijkt dat het fonds naar verwachting eind 2012 hersteld zal zijn uit de situatie van dekkingstekort. De verwachte feitelijke dekkingsgraad wordt dan geschat op circa 107%. Ultimo 2017 wordt verwacht dat het fonds geen reservetekort meer heeft. Het herstel van het fonds komt voornamelijk tot stand door het niet verlenen van toeslagen en het genereren van overrendement in de komende jaren. Daarnaast blijkt uit het herstelplan dat ook de premie ruim bijdraagt aan het herstel van het fonds. Gezien de pensioenregeling is dit een belangrijke constatering omdat de pensioenregeling zich kenmerkt als een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat de werkgever een vaste premie betaald en dus niet meer aangesproken kan worden voor het aanvullen van een reserve- en/of dekkingstekort. Het risico voor een reserve- en/of dekkingstekort ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. De (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden zijn in een brief geïnformeerd over de actuele stand van zaken en de inhoud van het herstelplan. Reactie DNB op herstelplan Op 18 mei 2009 heeft DNB een verzoek ingediend om het ingediende herstelplan aan te passen. DNB heeft gevraagd om bij de premiebijdrage gebruik te maken van de rentetermijnstructuur in plaats van welk ander rendement dan ook. Dit heeft tot gevolg gehad dat de premie iets minder bijdraagt aan het herstel van het pensioenfonds. Uit het nieuwe herstelplan blijkt dat het fonds naar verwachting in plaats van eind 2012 eind 2013 hersteld zal zijn uit de situatie van dekkingstekort. De verwachte feitelijke dekkingsgraad wordt dan geschat op circa 106%. Ultimo 2022 wordt verwacht dat het fonds geen reservetekort meer heeft. Vervolgens heeft het bestuur nog moeten verklaren wat het bestuur gaat doen als onverhoopt blijkt dat als de maatregelingen in het herstelplan niet voldoende blijken te zijn. Het bestuur heeft daarop geantwoord dat dan de middelen zoals genoemd zijn in de ABTN ter beschikking staan. Het bestuur zal echter eerst de gehanteerde beleggingsrendementen nogmaals overwegen. Het bestuur is namelijk voorzichtig omgegaan met het vaststellen van de verwachte rendementen in de toekomst. Mogelijk dat bij het heroverwegen er gekomen wordt tot hogere rendementsverwachtingen. Mocht dit niet leiden tot herstel binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen dan staat de het bestuur de volgende besturingsmiddelen te beschikking: • aanpassing van het opbouw percentage van de regeling en • als uiterste middel het korten van de pensioenrechten- en pensioenaanspraken. Het bestuur gaat er vooralsnog vanuit dat het herstelplan bewaarheid wordt en dat inzet van de bovengenoemde sturingsmiddelen niet nodig zal zijn anders dan na gedegen evaluatie en overleg. In reactie hierop heeft DNB op 2 juli 2009 in een brief aangegeven in te stemmen met het ingediende korte- en langetermijnherstelplan. Door lage dekkingsgraad geen waardeoverdracht Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenuitvoerder. Dit heet waardeoverdracht. Is de dekkingsgraad van het fonds lager dan 100%, dan mag het pensioenfonds waardeoverdrachten niet uitvoeren. Het moet deze volgens de Pensioenwet “opschorten”. Veel fondsen hebben in 2009 een aantal maanden een dekkingsgraad van minder dan 100% gehad en heeft daar nog steeds mee te maken. Stichting Pensioenfonds ECI had in de periode ultimo november 2008 tot ultimo augustus 2009 een dekkingsgraad lager dan 100%. De situatie dat veel pensioenfondsen tegelijkertijd in onderdekking waren, had zich nog niet eerder voorgedaan. Hierdoor kwamen de knelpunten naar voren die een opschorting van de waardeoverdrachten met zich meebrengt.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
18
Ultimo augustus 2009 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds weer hoger dan 100%. Om te voorkomen dat waardeoverdrachten worden gestart en vlak daarna weer moeten stoppen heeft het bestuur besloten dat de dekkingsgraad gedurende 3 maanden 100% of meer moet zijn voordat de overdrachten weer worden opgestart. De toezichthouder is het hiermee eens. Wegens de onderdekking van het fonds liggen de waardeoverdrachtprocessen sinds november 2008 stil. Of een verzoek om waardeoverdracht daadwerkelijk afgehandeld kan worden hangt namelijk ook af van de situatie van het andere fonds. Op dit moment zijn de verzoeken tot waardeoverdracht bij Stichting Pensioenfonds ECI nog niet opgestart. De dekkingsgraad schommelt vanaf augustus 2009 rond de 100% en heeft dus nog geen gestaag herstel laten zien. Toch werden de ontwikkelingen op de beurzen gunstiger in de loop van 2009. De dekkingsgraad liep na een dieptepunt in februari van circa 84,5% op naar 100,2% op 31 december 2009. Met een dekkingsgraad van 100,2% per einde 2009 ligt het pensioenfonds voor op de dekkingsgraad die ze op dat moment zou moeten hebben volgens het herstelplan. Deze bedraagt namelijk op basis van het aangepaste herstelplan 94,5%. Na afloop van het verslagjaar heeft de dekkingsgraad zich neerwaarts ontwikkeld: eind april 2010 was de dekkingsgraad 98,3%. Ontwikkelingen aangaande overlevingsgrondslagen en kostenvoorziening: gevolgen voor de dekkingsgraad In het najaar van 2008 werden door het CBS nieuwe cijfers gepubliceerd aangaande de sterfteontwikkeling. Deze cijfers geven aan dat de Nederlandse bevolking langer leeft. Ook uit de op 27 januari 2010 door het AG gepubliceerde overlevingstafel 2003-2008 blijkt een indicatie dat mensen langer leven. Dit is aanleiding voor de toezichthouder geweest om fondsen erop te wijzen dat zij indien nodig rekening houden met een langere levensverwachting dan zij wellicht tot op heden doen. Daarnaast is uit het oogpunt van prudentie geadviseerd de kostenvoorziening van het pensioenfonds te verhogen aangezien een stijging van de technische voorziening als gevolg van de herziening van de prognosetafel zeer waarschijnlijk is. Regel is dat de hoogte van de kostenvoorziening afdoende moet zijn om, ingeval van wegvallen van de sponsor, de jaarlijkse kosten hieruit te kunnen voldoen. Dit heeft Stichting Pensioenfonds ECI ertoe aanleiding gegeven om ultimo 2009 een extra voorziening te vormen ter grootte van 3% van de technische voorzieningen. Dit heeft een negatief additioneel effect op de dekkingsgraad ter grootte van ongeveer 3%-punt. Deze 3%-punt is reeds meegenomen in de dekkingsgraad van 100,2% per 31 december 2009. Vaststellen van het jaarrapport over 2008 In de bestuursvergadering van 13 mei 2009 werd het jaarrapport over het jaar 2008 door het bestuur besproken. In deze vergadering is gebleken dat het jaarrapport op slechts een paar tekstuele opmerkingen aangepast moest worden. Het jaarrapport was namelijk al uitgebreid behandeld in het technisch overleg op 24 april 2009. Alle opmerkingen die gemaakt zijn in dit overleg waren dan ook reeds verwerkt. Het bestuur heeft het jaarrapport daardoor met inachtneming van de tekstuele opmerkingen kunnen goedkeuren op 13 mei 2009. De certificerend accountant en certificerend actuaris gaven hun verklaringen af bij het jaarrapport. Het bereiken van overeenstemming met Syntrus Achmea over een nieuwe SLA-rapportage betreffende de pensioenuitvoering Eind 2008 is er een nieuwe standaard SLA-rapportage ontwikkeld door Syntrus Achmea. De nieuwe format voldoet aan de wettelijke richtlijnen en regels (PW). Ook voldoen de rapportages en het rapportageproces aan de SAS70 richtlijnen. De cijfers worden geautomatiseerd aangeleverd en wordt transparantie inzake de dienstverlening maximaal bereikt (cijfers kunnen niet handmatig aangepast worden). Alle afspraken tussen het bestuur en de Syntrus Achmea zijn vastgelegd in de SLA. Per dienst zijn prestatiedoelen overeengekomen met betrekking tot tijdigheid, juistheid en volledigheid. Het bestuur ontvangt ieder kwartaal een SLArapportage.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
19
Communicatie In dit hoofdstuk staat een aantal onderwerpen ter zake communicatie dat gespeeld heeft bij pensioenfondsen en een relatie heeft met wetgeving. Toeslagenlabel Het verhogen van het pensioen vanwege loon- of prijsstijging heet toeslag. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI beslist jaarlijks of het een toeslag verleent. Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Dit label staat op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. Naast het toeslagenlabel moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het gaat dan om de ambitie die het fonds heeft voor de mate waarin toeslagen worden gegeven. En ook hoe toeslagen worden betaald. Verder geeft het label aan wat daarvan de laatste drie jaar is waargemaakt. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de toezichthouder die zich concentreert op het gedragstoezicht van pensioenfondsen. In de praktijk gaat het met name om communicatie. Het toeslagenlabel valt onder het toezicht van de AFM. Toeslagenbrief vanwege bijzondere situatie Vanwege de bijzondere economische situatie in 2009 besloot minister Donner dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden. Toepassing van het toeslagenlabel in de huidige economische situatie kon verwarring veroorzaken bij de belanghebbenden, zo was de argumentatie. In plaats daarvan ontwikkelde de pensioensector, in overleg met de toezichthouder AFM, een modelbrief. Deze brief informeerde deelnemers en pensioengerechtigden over de financiële crisis, de situatie van de pensioenuitvoerder en de gevolgen voor hun pensioen. Met deze brief hebben de pensioenfondsen ook over de toeslagverwachting over 2009 gecommuniceerd met alle belanghebbenden. Dit gebeurde in het tweede/derde kwartaal van 2009. Zowel pensioenfondsen met een dekkingstekort als fondsen met een reservetekort maakte gebruik van de brief. Ook Stichting Pensioenfonds ECI deed dat. Deze modelbrief werd eind juli aan de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden verstuurd. In 2010 wordt het toeslagenlabel wel toegepast. Toeslag in 2009 De meeste (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in Nederland ontvingen in 2009 in het geheel geen toeslag op hun pensioen. Ook het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI besloot eind 2008 om geen toeslag te verlenen aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. AFM vraagt fonds zelf aan te geven of communicatie goed is De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) stuurde op 8 december 2008 een tweede self assesment aan pensioenfondsen met het verzoek informatie te geven over de wijze waarop communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt; AFM vroeg aan te geven hoe het pensioenfonds omging met informatieverstrekking en hoe de zorgplicht werd ingevuld. Stichting Pensioenfonds ECI heeft de self assesment ingevuld en voor 31 januari 2009 retour gezonden naar de AFM. In april 2009 koppelde de AFM de resultaten terug aan het pensioenfonds. De AFM was van mening dat het fonds 83% scoorde op het terrein van de informatieverstrekking. Gezien de gemiddelde score van 78% van alle pensioenfondsen is het bestuur tevreden met het resultaat. AFM bracht ook een algemeen persbericht naar buiten naar aanleiding van het self assesment. In het algemeen ziet AFM verbetering in de communicatie van pensioenfondsen. Maar AFM wil een breder en dieper onderzoek doen naar de communicatie van pensioenfondsen. AFM wil daarin toetsen of pensioenfondsen de juiste informatie verschaffen. Tijdige verzending UPO’s AFM constateerde in 2008 dat pensioenfondsen een eigen invulling geven aan de open norm 'tijdig' bij het versturen van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO). De verzending is in de praktijk afhankelijk van de doorlooptijden van administratieve processen. Om een einde te maken aan de discussie over de vraag wanneer sprake is van tijdige verstrekking van UPO’s, kwam de AFM met een beleidsregel. Hierin staat dat een pensioenuitvoerder voldoet aan de eis van 'tijdigheid' als de deelnemer zijn UPO uiterlijk op 30 september ontvangt. Deze nieuwe norm geldt voor het eerst voor de UPO’s over het jaar 2009. Voor Stichting
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
20
Pensioenfonds ECI zijn de UPO’s over het jaar 2008 in het tweede kwartaal van 2009 verzonden. Voor de gepensioneerden is de informatie over de hoogte van hun pensioen voor het eerst medio oktober 2009 verstuurd. Trend: vergrijzing en ontgroening: overheid verhoogt AOW leeftijd In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. Aan de andere kant ontstaat de komende jaren door vergrijzing en ontgroening juist een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om de AOW-leeftijd te willen verhogen naar 67 jaar. AOW-leeftijd in twee stappen omhoog Het kabinet wil de AOW-leeftijd in twee stappen verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor de mensen die geboren zijn in 1954 of eerder blijft de AOW-leeftijd 65 jaar. De AOW-leefijd gaat omhoog naar 66 jaar voor mensen geboren in 1955 tot en met 1959 en naar 67 jaar voor mensen geboren in 1960 of later. Ook wil het kabinet dat in 2020 het fiscaal gefaciliëerde maximale opbouwpercentage per dienstjaar wordt aangepast voor de aanvullende pensioenen. Hierbij gaat het zowel om pensioenopbouw via de werkgever als vrijwillig. Flexibilisering van de AOW-leeftijd In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om vanaf 2010 de ingangsdatum van het AOW-pensioen maximaal vijf jaar - geheel of gedeeltelijk - uit te stellen. Gaat de AOW-uitkering later in, dan wordt de uitkering ook hoger. Het kabinet wil hiermee een flexibeler systeem van pensionering introduceren. Daarnaast hoopt het kabinet op een cultuuromslag, waarbij mensen 65 jaar niet meer als definitief eindpunt zien van hun werkzame leven. Na de val van het kabinet in het eerste kwartaal van 2010, zijn alle AOW onderwerpen controversieel verklaard. Daarmee is verdere behandeling van het wetsvoorstel voorlopig van de baan. Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank. De stichting begeleidt de ontwikkeling van het pensioenregister. De pensioensector draagt de kosten zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 van start gaat. Volgens de wet moet het pensioenfonds elke vijf jaar informatie aan slapers verstrekken over hun opgebouwde pensioenaanspraken. Dit geldt overigens alleen voor degenen die na 1 januari 2008 slaper zijn geworden én de slapers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen deze informatie te verstrekken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het niet verplicht is om informatie te verstrekken over slapers die voor 1 januari 2008 slaper zijn geworden. Een verzoek via het pensioenregister wordt gezien als een wettelijk verzoek om slapersinformatie te verstrekken. Het is dan ook bijna onvermijdelijk om ook aan degenen die slaper zijn geworden voor 1 januari 2008 informatie te verstrekken. In 2009 is bij de administrateur, Syntrus Achmea, een project gestart voor de tijdige invoering van het pensioenregister. Wetsvoorstel voor Multi-opf De Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) deed op 15 oktober 2008 een voorstel aan minister Donner dat het mogelijk maakt voor een ondernemingspensioenfonds om voor meerdere ondernemingen werkzaam te zijn. Nieuw is dat de regelingen van al deze ondernemingen financieel gescheiden blijven. Dit wordt ook wel aangeduid als ringfencing. Minister Donner maakte een eigen wetsvoorstel en stuurde dat aan de STAR voor advies. Hij ging in zijn voorstel een stap verder dan de Stichting OPF door ook ondernemingen met een verzekerde regeling de mogelijkheid te bieden de pensioenregeling onder te brengen bij een ondernemingspensioenfonds. Als het ondernemingspensioenfonds voor meer ondernemingen werkzaam is, STICHTING PENSIOENFONDS ECI
21
dan noemt Donner dat een ‘multi-opf’. De STAR wees in haar advies het bredere voorstel van Donner af omdat dat verder gaat dan nodig is. Het beperktere voorstel is inmiddels bij de Tweede Kamer in behandeling.
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) In 2005 publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen. Integere bedrijfsvoering Het beleid van een fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing. • Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s. • Voorkomen van belangenverstrengeling. • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s. • Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. Principes bij beloningsbeleid Op 6 mei 2009 hebben DNB en AFM de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” gepubliceerd1 (verder: de Principes). De Principes zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. In een gezamenlijke brief van 24 juni 2009 aan de pensioenfondsen hebben DNB en AFM duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij pensioenfondsen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioenfonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het beheerste beloningsbeleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. Het bestuur heeft van Syntrus Achmea een brief ontvangen waarin wordt vermeld op welke wijze er gevolg wordt gegeven aan deze principes en in hoeverre er reeds aan de principes wordt voldaan. Het bestuur heeft zelf verklaard geen enkele vorm van beloning te ontvangen voor de werkzaamheden die verband houden met het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI. Zorgvuldig bestuur Het bestuur heeft helder voor ogen waarvoor zij verantwoordelijk is, op welke wijze verantwoordelijkheid wordt gedragen en aan wie verantwoording wordt afgelegd. Daarnaast zijn alle geledingen namelijk de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigd in het bestuur en worden besluiten ondersteund door input van externe deskundigen. Klachten- en geschillenprocedure Stichting Pensioenfonds ECI heeft een interne klachten- en geschillenprocedure opgesteld die voorziet in de behandeling van klachten van en geschillen met belanghebbenden. De ingestelde klachten- en geschillenprocedure voldoet aan de eisen die de Pensioenwet stelt. Er is tot op heden nog geen beroep gedaan op de procedure.
1
De principes zijn een nationale invulling van de beloningsprincipes die op 2 april 2009 werden aangenomen door het
Financial Stability Forum van de G20 in Londen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
22
Gedragscode / compliance Het bestuur heeft een gedragscode op haar handelen van toepassing verklaard. Alle leden en plaatsvervangende leden van het bestuur dienen een nalevingsverklaring te ondertekenen. In het verslagjaar heeft het fonds een nieuwe Gedragscode vastgesteld gebaseerd op de Modelcode 2008 van de pensioenkoepels. Het bestuur heeft daarbij de bestuursadviseur van het fonds aangewezen als compliance officer. Deskundigheid bestuur In het kader van de Pension Fund Governance zijn de eisen voor deskundigheid en de toetsing daarvan nog verder aangescherpt. De pensioenfondsbestuurder moet, om zijn verantwoordelijkheid te kunnen dragen, over voldoende deskundigheid beschikken om zijn collega-bestuurders te kunnen begrijpen, volwaardig gesprekspartner voor zijn adviseurs te kunnen zijn en zijn eigen afwegingen te kunnen maken voor zijn standpuntbepaling. Door de pensioenkoepels zijn standaardnormen, de zogenaamde eindtermen, vastgesteld waaraan de deskundigheid getoetst kan worden. Het deskundigheidsplan vormt hierbij voor het bestuur zelf een mogelijkheid om periodiek de aanwezige kennis en ervaring te toetsen aan wat wettelijk verlangd wordt. Het deskundigheidsplan van Stichting Pensioenfonds ECI moet nog aangepast worden aan de aangepaste normen. In 2009 heeft het bestuur een eerste stap genomen door, door middel van een zogenaamde nulmeting, het individuele kennisniveau in kaart te brengen. Hieruit is gebleken dat in het bestuur in totaal de norm op alle kennisgebieden gehaald heeft. Kijkend naar de bestuursleden afzonderlijk heeft geen enkel bestuurslid de norm gehaald op alle kennisgebieden. Het bestuur zal daarom onder andere moeten gaan bepalen wie zich op welk gebied gaat ontwikkelen. In 2010 zal het deskundigheidsplan in lijn gebracht worden met de uitslag van de nulmeting. Visitatiecommissie en verantwoordingsorgaan Vanaf 1 januari 2008 is het verantwoordingsorgaan gestart. De overlegfrequentie met het bestuur is minimaal 1 x per jaar. De fysieke invulling van het VO heeft echter op zich laten wachten. Het VO is in 2009 volledig ingevuld. Tot die tijd was enkel de geleding namens de deelnemers ingevuld en was er geregeld overleg tussen dit lid en de voorzitter over de actuele zaken en toekomstige ontwikkelingen. De bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2009 zijn separaat in dit jaarrapport (hoofdstuk D) opgenomen. Voor het Intern Toezicht is gekozen voor een visitatiecommissie. Het pensioenfonds heeft hiervoor gekozen voor een visitatiecommissie voortkomend uit een onderlinge visitatiepool. De visitatiepool bestaat uit vier ondernemingspensioenfondsen waaronder Stichting Pensioenfonds ECI. De vier ondernemingspensioenfondsen leveren zelf de visiteurs voor in de visitatiecommissie. De visiteurs van Stichting Pensioenfonds ECI gaan de andere drie fondsen visiteren. De visitatiecommissie beoordeelt het pensioenfonds eens in de drie jaar onder andere op: • De beleids- en bestuursprocedures en -processen. • De checks and balances. • De wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd. • De wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn. In december 2009 heeft er een eerste visitatie plaatsgevonden bij Stichting Pensioenfonds ECI. Het bestuur is daarna in februari 2010 door de visitatiecommissie geïnterviewd. De algemene indruk van de visitatiecommissie is dat het bestuur op actieve wijze het fonds bestuurt en anticipeert op de voor de fonds relevante ontwikkelingen. De verplichte veranderingen en vernieuwingen die het pensioenfonds heeft moeten doorvoeren, voortvloeiend uit de pensioenwet en uit de toezichteisen op goed pensioenbestuur, zijn accuraat opgepakt en voor het merendeel geïmplementeerd. De visitatiecommissie heeft haar werkzaamheden in een zeer plezierige en coöperatieve sfeer kunnen verrichten en heeft de openheid tijdens het overleg zeer op prijs gesteld. Het bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatiecommissie besproken in de bestuursvergadering van 3 maart 2010. Het bestuur kon zich grotendeels vinden in de aanbevelingen van de visitatiecommissie en heeft als doel om in 2010 zoveel als mogelijk opvolging te geven aan de aanbevelingen. STICHTING PENSIOENFONDS ECI
23
Medezeggenschap gepensioneerden In 2007 heeft het bestuur door middel van een enquête bij alle pensioengerechtigden geïnventariseerd hoe zij de medezeggenschap geregeld wilden zien. De pensioengerechtigden hebben zich uitgesproken voor rechtstreekse vertegenwoordiging in het bestuur. Het bestuur heeft besloten de meerderheid van de reacties te volgen en te kiezen voor vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur. Daarnaast hebben de pensioengerechtigden, evenals de werkgever en de werknemers, elk 1/3 deel van het aantal zetels in het verantwoordingsorgaan. Naleving wet- en regelgeving Voor zover bekend aan het bestuur is in het verslagjaar de wet- en regelgeving correct nageleefd. Toezichthouder In het verslagjaar heeft geen nader overleg plaatsgehad met DNB. Wel is er nauw overleg geweest met de toezichthouder over het herstelplan en de te nemen maatregelen om goedkeuring hiervoor te bereiken. Melding op grond van de Pensioenwet Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzigingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is zodanig dat er een lange- en kortetermijnherstelplan van toepassing is. Het pensioenfonds heeft dit ‘onverwijld’ gemeld bij DNB.
Pensioenparagraaf Pensioenregeling Beschrijving van de pensioenregeling Vanaf 1 januari 2007 kent Stichting Pensioenfonds ECI de huidige pensioenregeling. Het is een zogenoemde collectieve beschikbare premieregeling, of cdc-regeling (‘cdc’ staat voor collective defined contribution, de Engelse term voor collectieve beschikbare premie). Het voornaamste kenmerk van zo’n cdc-regeling is dat de werkgever, gedurende een bepaalde of onbepaalde periode, een vaste premie afdraagt aan het pensioenfonds van de onderneming. Door deze premie te betalen, heeft de werkgever aan zijn deel voldaan. Hij kan niet meer worden aangesproken voor het aanvullen van eventuele premie- of dekkingstekorten bij het pensioenfonds. Het omgekeerde geldt ook: eventuele overschotten kunnen niet door de onderneming worden opgeëist. Het risico van onderdekking en de daarmee samenhangende maatregelen, ligt hiermee volledig bij het fonds en daarmee bij de deelnemers. In een uiterste situatie van onderdekking is het mogelijk dat de verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen verminderd worden. Deelnemers betalen (vanaf 20 jaar) een deelnemersbijdrage. Dit is een bepaald percentage van de pensioengrondslag die weer onderdeel uitmaakt van de vaste bijdrage. De pensioenen worden dus gefinancierd uit een vaste premie. Bij de uitvoering streeft het pensioenfonds naar het ambitieniveau van een middelloonregeling, m.a.w. het fonds doet er alles aan om ervoor te zorgen dat de pensioenuitkering die de deelnemer straks krijgt op het niveau ligt van een pensioenuitkering die de deelnemer zou ontvangen als het fonds een middelloonregeling zou uitvoeren. In een middelloonregeling bouwt de deelnemer elk jaar dat er deelgenomen wordt aan de pensioenregeling een bepaald percentage van de jaarlijks vast te stellen pensioengrondslag op. De pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. Binnen de pensioenregeling kan men in aanmerking komen voor een verzekering van: • Ouderdomspensioen: Het ouderdomspensioen gaat normaliter in op 65-jarige leeftijd van de deelnemer en eindigt bij overlijden van betrokkene. De deelnemers bouwen 2,25% van de pensioengrondslag per dienstjaar aan pensioen op. De franchise is vastgesteld op EUR 12.466 (2009). Elk jaar bepaalt het pensioenfonds de hoogte van de franchise op basis van de AOW ontwikkeling.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
24
•
•
Partnerpensioen: Het partnerpensioen is een periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer. Het partnerpensioen is op opbouwbasis en is gebaseerd op 1,575% van de pensioengrondslag, dus van het jaarsalaris verminderd met de franchise, vermenigvuldigd met het aantal deelnemersjaren tot de pensioendatum. Onder partner wordt in dit verband verstaan de echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner en ongehuwd samenwonende (onder voorwaarden). Wezenpensioen: Het wezenpensioen is een uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer, binnen zekere leeftijdsgrenzen, ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer. Het wezenpensioen is gebaseerd op 20% van het haalbare partnerpensioen.
Tevens bevat de regeling een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid - waarbij de vrijstelling afhankelijk is van de mate van arbeidsongeschiktheid - en een arbeidsongeschiktheidspensioen. Regeling flexibel van opzet De pensioenregeling geeft in belangrijke mate uitvoering aan wensen inzake flexibiliteit met betrekking tot pensioen. In dit kader kunnen worden genoemd: • Meer flexibiliteit in de keuze van ingang van het pensioen. • Flexibiliteit in de zin van uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en andersom. • Mogelijkheid het ingegane pensioen in hoogte te laten variëren binnen een bepaalde bandbreedte. Pensioenspaarrekening In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1.
50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd.
2.
De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. Ingeval van een reservetekort wordt er geld onttrokken aan dit saldo om 1/3 van het bij te storten bedrag te financieren. De overige 2/3 kwam voor rekening van de onderneming. In 2006 was er sprake van een reservetekort.
3.
Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd.
4.
Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij aan het pensioenfonds.
De structuur als hierboven beschreven is goedgekeurd door de fiscus. Met de gewijzigde fiscale wetgeving en de introductie van de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2007 zijn de mogelijkheden beperkter geworden. Eind 2008 is gebleken dat er nog een saldo resteert. Het bestuur heeft in 2009 besloten om dit resterende saldo over alle deelnemers naar rato van het saldo dat ze hadden bij het vervallen van de pensioenspaarrekening (31 december 2003) te verdelen. De betreffende deelnemers zijn hier begin 2010 over geïnformeerd in een brief. VUT-regeling Voor medewerkers die op 31 december 2006 in dienst zijn bij de onderneming, die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en voor wie de VUT-regeling van toepassing was, wordt de VUT-regeling voortgezet. Zij vallen onder het wettelijk overgangsrecht. De nieuwe pensioenregeling gaat wel voor hen gelden. 15-jaars optie Daarnaast is er, voor de medewerkers die op 31 december 2006 in dienst waren bij de ondernemingen ECI voor Boeken en Platen B.V. en ECI Direct Sales B.V., de zogenoemde 15-jaarsoptie die voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op een extra ouderdomspensioen. De betreffende medewerkers zijn hierover in een brief geïnformeerd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
25
Toeslagbeleid Toeslagverlening is bedoeld om de waarde van uw pensioen op peil te houden. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Daarbij wordt de dekkingsgraad per 30 november van enig jaar in betrokken. Gestreefd wordt naar een toeslag op de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen die gelijk is aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid. Het bestuur is bevoegd om de toeslag op de pensioenaanspraken van deelnemers anders vast te stellen dan de toeslag op de pensioenaanspraken van ex-deelnemers en ingegane pensioenen. Er is voor toekomstige toeslagen geen geld gereserveerd en er wordt ook bij de bepaling van de hoogte van de pensioenpremies geen rekening gehouden met toeslagverlening. Bij het besluit om in enig jaar conform dit artikel een toeslag te verlenen, hanteert het bestuur de volgende matrix als leidraad, indien de Prijsinflatie positief is: Dekkingsgraad < MVEV2 3
MVEV - VEV VEV VEV + 5%
Verhoging Geen (EV-MVEV) / (VEV-MVEV) maal Prijsinflatie Prijsinflatie Prijsinflatie en de mogelijkheid bij bestuursbesluit te besluiten tot inhaaltoeslagverlening
Het bestuur kan om haar moverende redenen besluiten om de toeslag in enig jaar anders vast te stellen. Als gevolg van de toeslagverlening kan de dekkingsgraad in enig jaar niet minder bedragen dan het minimaal vereist eigen vermogen. Verleende toeslagen Op basis van de zojuist beschreven methodiek heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 januari 2009 geen toeslag te verlenen. Dit betekent dat de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers, premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden per 1 januari 2009 niet zijn verhoogd. Dat er geen toeslag verleend kon worden was het gevolg van de ontwikkelingen van de dekkingsgraad. Ultimo november 2008 verkeerde het fonds namelijk in een situatie van onderdekking. Naar verwachting worden de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkeringen ook in de nabije toekomst niet verhoogd, vanwege aanhoudende financiële crisis in 2009. In de toekomst is het eventueel wel mogelijk dat er een inhaaltoeslag verleend wordt. Financiering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2007 een uitvoeringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is de premie voor de nieuwe pensioenregeling voor een periode van 5 jaar vastgelegd. In deze jaren betalen de aangesloten ondernemingen een vast premiepercentage aan het pensioenfonds. Het percentage voor de periode 2007 - 2011 bedraagt 32% van de pensioengrondslag. Dit percentage is inclusief de eigen bijdrage van de deelnemers. Deze eigen bijdrage bedraagt 5% van de pensioengrondslag. De premie zal successievelijk ter financiering van de volgende zaken worden aangewend: • De uitvoeringskosten van de stichting. • De benodigde premie ter financiering van het risicodeel van het partnerpensioen en wezenpensioen dat betrekking heeft op de toekomstige dienstjaren. • De aanspraken over het betreffende jaar op levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, rekeninghoudend met het bepaalde in de kortingsbepalingen. • De reserveopbouw van de stichting. In de premie is geen opslag begrepen voor de financiering van de toekomstige toeslagverlening op de in het betreffende jaar ingekochte pensioenaanspraken.
2
MVEV: Minimaal Vereist Eigen Vermogen
3
VEV: Vereist Eigen Vermogen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
26
Indien in enig jaar de premie lager is dan de kostendekkende premie, dan is er sprake van een premietekort. Bij een premietekort zal de opbouw van alle in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken naar rato van het premietekort verminderd worden. Bij de berekening van de kostendekkende premie wordt er uitgegaan van de actuele marktrente. Per 1 januari 2009 bedroeg deze ongeveer 3,55%. De gedempte premie De gedempte premie wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld en is gelijk aan de som van: • De koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar. • De risicopremie voor het niet ingekochte deel van overlevings- en wezenpensioen. • De risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen. Hierbij wordt rekening gehouden met een opslag van 7%. • Een opslag voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen. • Een oplag voor de uitvoeringskosten. • Indien nodig aanvullende premies in het kader van een herstelplan. Bij de vaststelling van de gedempte premie worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen met dien verstande dat voor de rentevoet wordt uitgegaan van het gemiddeld verwacht rendement. Voor dat gemiddeld verwacht rendement worden de uitgangspunten van DNB gevolgd. Voor 2009 bedroeg dit rendement 5,3%. De werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie wordt door de werkgever in vier termijnen, uiterlijk de laatste dag voor aanvang van elk kwartaal, aan de Stichting betaald. Het bestuur streeft ernaar om over voldoende buffers in het fonds te beschikken, zoals beschreven in de Pensioenwet, het besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen en aanvullende ministeriële regelingen. De kostendekkende premie over 2009 bedraagt EUR 2.841.255 en de gedempte premie EUR 1.985.456. De feitelijke door het fonds ontvangen premie bedraagt EUR 2.826.346. Aangezien de over 2009 ontvangen feitelijke premie hoger is dan de gedempte premie is er sprake van kostendekking. Uitbesteding Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Met de diverse uitvoerders zijn service level agreements (SLA) afgesloten. Pensioenadministratie Het uitvoeren van de pensioenadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. te Tilburg. Naast het verzorgen van de administratie en het verzorgen van de noodzakelijke financiële rapportages fungeert de pensioenuitvoerder als eerste aanspreekpunt voor de deelnemers en voert zij de betalingen aan pensioengerechtigden en derden (in het kader van uitvoeringskosten) uit. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level Agreement. Het bestuur kan de werkzaamheden van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. bijsturen aan de hand van de SLArapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. Jaarlijks vindt overleg plaats waarin de tijds- en kwaliteitsnormen worden geëvalueerd. Het bestuur heeft middels een analyse van de SAS 70 Type II rapportage vastgesteld dat de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. voldoet aan de daaraan te stellen eisen op basis van de met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. afgesloten SLA. Beleggingen en beleggingenadministratie Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een vermogensbeheerder, te weten Merrill Lynch International Bank Ltd. te Amsterdam. Met deze vermogensbeheerder is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. De vermogensbeheerder beheert het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Een beleggingscommissie adviseert het bestuur ten aanzien van het te voeren beleggingsbeleid. Maandelijks STICHTING PENSIOENFONDS ECI
27
ontvangt het bestuur van de beheerder een rapportage waarin de resultaten van de afgelopen maand worden vermeld en verantwoord. De resultaten worden meerdere keren per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Ook Merrill Lynch beschikt over een soort SAS 70 rapportage. Middels een analyse van deze rapportage heeft het bestuur kunnen vaststellen dat de AO/IC bij Merril Lynch International Bank Ltd. voldoet aan de daaraan te stellen eisen op basis van de met Merrill Lynch International Bank Ltd. afgesloten SLA. Actuariële berekeningen Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. verzorgt de actuariële berekeningen voor het pensioenfonds. De certificerend actuaris zorgt voor de (actuariële) controle van de jaarrapportage van het pensioenfonds. Informatie en verslaglegging Het bestuur wordt voorzien van management- en vaktechnische informatie welke van belang is voor de beleidsvoorbereiding. Het bestuur vergadert doorgaans ongeveer vijf keer per jaar. Van alle vergaderingen vindt verslaglegging plaats. Het bestuur stelt bovendien jaarlijks de jaarstukken en de verslagstaten ten behoeve van DNB vast. Herverzekering Ten behoeve van het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico is een herverzekering bij Zwitserleven N.V. afgesloten. De overeenkomst met Zwitserleven N.V. heeft een einddatum van 31 december 2012.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
28
Beleggingenparagraaf Terugblik 2009 Economische ontwikkelingen ‘Verandering’ is wat Barack Obama de wereld beloofde tijdens zijn inauguratie als president van de Verenigde Staten in januari. Verandering heeft zeker plaatsgevonden in de economie, al was ‘Ommekeer’ wellicht een betere benaming geweest. Aan het begin van het jaar bevonden de Westerse economieën zich in de zwaarste recessie na de Tweede Wereldoorlog. Het instorten van de wereldwijde handel trok de rest van de wereld, met name de opkomende landen, mee in een mondiale recessie. Het jaar eindigde echter met een groeiend vertrouwen in een herstel van de economie, en het geloof dat dit herstel zelfs al bezig was; alle G7-economieën en vrijwel alle overige Westerse economieën lieten in het vierde kwartaal van 2009 de recessie officieel achter zich. De belangrijkste reden voor deze opmerkelijke ommekeer was de overweldigende steun, zowel fiscaal als monetair, van centrale banken en overheden wereldwijd. Centrale banken verlaagden de rente tot recordniveaus en haalden alle ongebruikelijke maatregelen uit de kast, zoals onder andere ‘quantitative easing’. Dit houdt in dat centrale banken de schulden van financiële instellingen overnemen in ruil voor nieuw gecreëerd geld, de bekendste maatregel was het programma TARP (Troubled Asset Relief Program) in de Verenigde Staten. Dit betekende voor financiële instellingen dat hun problematische obligaties verkocht werden voor een goede prijs, en tegelijkertijd dat zij meer liquiditeiten tot hun beschikking hadden teneinde de kredietverstrekking voor consumenten en bedrijven weer op gang te brengen. Overheden herontdekten het Keynesiaanse fiscaal beleid: als de bestedingen van de consumenten laag zijn, dan moet de overheid in hun plaats besteden. Naast directe reddingsacties namen overheden wereldwijd een breed scala aan belastingmaatregelen met een positief effect op de economie. Heffingskortingen, belastingteruggave, en een soepel economisch beleid verlaagden de druk op financiële instellingen en creëerde ruimte en liquiditeit. Dat al deze maatregelen niet overal en voor iedereen direct effect hadden, werd gedurende het jaar duidelijk. De financiële crisis had zich inmiddels uitgebreid tot een wereldwijde economische crisis in alle sectoren. Nadat de banken op “Wall Street” het in 2008 zwaar te verduren hadden, trof de crisis in 2009 de bedrijven en huishoudens op “Main Street”. Het Bruto Nationaal Product kromp 2,4% in de Verenigde Staten, 4,0% in de Eurozone en maar liefst 5,0% in het Verenigd Koninkrijk. Grafiek 1: Groei per kwartaal van Bruto Nationaal Product Bron: Internationaal Monetair Fonds
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
29
Het aantal faillissementen was nog nooit zo hoog als in 2009, een toename van maar liefst 88% ten op zichte van 2008 alleen al in Nederland. En niet alleen het midden- en kleinbedrijf werd getroffen, maar ook grote beursgenoteerde bedrijven buiten de financiële sector. Het faillissement in juni van General Motors, een paar jaar eerder nog het grootste bedrijf ter wereld in termen van marktkapitalisatie, was voorheen ondenkbaar, maar werd in 2009 realiteit. Dat de crisis niet alleen een Amerikaanse aangelegenheid was, werd in Nederland onder andere duidelijk door het faillissement van de DSB Bank. De werkloosheid onder de beroepsbevolking nam sterk toe over de gehele wereld; in Nederland meer dan 5%, in de Verenigde Staten bijna 10% en in sommige landen zoals Spanje zelfs tot bijna 20%. Problemen met overheidsfinanciering in met name Zuid-Europese landen zoals Griekenland zetten economische allianties zoals de EU onder druk. Ook buiten de traditionele Westerse economieën waren er problemen met overheidstekorten, zoals in Dubai. De regeringen in Westerse landen kregen het eveneens zwaar te verduren en werden in verkiezingen afgestraft voor het vermeende wanbeleid. Nadat een aantal banken bekend maakte de gewraakte hoge bonussen voor werknemers weer in te voeren, liep het imago van de financiële industrie opnieuw forse schade op. Kortom, de wereld had weliswaar de weg ingeslagen richting economisch herstel, maar deze weg zou nog lang en zwaar kunnen zijn. Ontwikkelingen op de financiële markten Het effect van de monetaire en fiscale stimuli had op de financiële markten net zoveel invloed als op de economische activiteit. Aandelenmarkten wereldwijd prolongeerden de dalende trend in het begin van 2009, maar deze trend kenterde in maart 2009, nadat rentestanden historisch lage niveaus hadden bereikt en monetaire maatregelen werden genomen. De MSCI All Country World Index bereikte het laagste punt van de crisis op 9 maart, waarna de wereldwijde aandelenmarkten sterk stegen en een groot deel van het verlies van 2008 compenseerden. Gemiddeld rendeerden aandelen rond de 30% in 2009, aangevoerd door aandelen in opkomende landen zoals India en China die respectievelijk bijna 90% en 60% in waarde stegen. Op een aantal beurzen, waaronder de Amerikaanse en de Britse, herstelde het niveau zich tot dat van voor de val van Lehman Brothers (september 2008). Het jaar 2009 werd zo voor aandelenbeleggers een uitzonderlijk goed jaar, zelfs het op vier-na-beste beursjaar ooit. De zogeheten cyclische sectoren presteerden het best, met name materialen, technologie en duurzame consumentengoederen, gedreven door beleggers die de economie zagen herstellen en weer meer risico durfden te nemen. Tabel 1: Rendementen Aandelen Bron: Merrill Lynch Research
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
30
Tabel 2: Rendementen Vastrentende Waarden Bron: Merrill Lynch Research
Ondanks de negatieve groeicijfers in de Westerse economieën waren het op de obligatiemarkt in 2009 vooral de bedrijfsobligaties die goed presteerden in tegenstelling tot de staatsobligaties. Na 2008 waren de prijzen van staatsobligaties relatief hoog, vanwege de vlucht naar veilige beleggingen in 2008, en die van bedrijfsobligaties gemiddeld laag, omdat deze obligaties gepaard gingen met een kredietrisico dat voor veel beleggers niet goed in te schatten was. De normalisatie van de financiële markten en het groeiende vertrouwen in de economie en bedrijven enerzijds, leidden vervolgens tot een sterke vraag naar gunstig geprijsde bedrijfsobligaties. Anderzijds daalde de vraag naar obligaties met een lager risico, zoals staatsobligaties, vanwege de hoge prijs en de bezorgdheid dat overheden in een moeilijke financiële positie terecht waren gekomen door de genomen stimuleringsmaatregelen. De risico-aversie van beleggers nam gestaag af, maar toch waren het de liquide sectoren zoals telecom, nutsbedrijven en voedsel & dranken die het best presteerden. Dit komt doordat dit met name bedrijven zijn die minder afhankelijk zijn van externe financiering, omdat zij een sterke cash flow genereren. Westerse en met name Amerikaanse staatsobligaties daalden gemiddeld 3,7% in prijs, en de yield steeg van 2,5% naar 3,5% gedurende het jaar. Bedrijfsobligaties, waarvan voornamelijk obligaties van financiële instellingen, rendeerden 19,7% in de Verenigde Staten. In de Eurozone was dit rendement iets lager (17,1%). Alternatieve investeringen lieten in 2009 een goed resultaat zien als gevolg van het groeiende vertrouwen in de economie. Binnen de vier grote groepen alternatieve investeringen hebben hedge fondsen en grondstoffen in 2009 goed gepresteerd, terwijl vastgoed en private equity een moeilijk jaar hadden. Grondstoffen profiteerden van het verwachte herstel van de economie; de vraag naar grondstoffen nam toe als gevolg van een verwachte hogere productie in de gehele wereld. In het begin van 2009 waren de grondstofprijzen relatief laag, als gevolg van de geringe economische activiteit. Evenals de aandelenmarkt stegen de grondstofprijzen sterk vanaf maart 2009. Met name grondstoffen zoals koper, dat gebruikt wordt in de technologische en industriële sector en suiker, gebruikt in luxe voedingsartikelen en als alternatieve brandstof, presteerden bovengemiddeld in 2009. Graan, maïs en veeteelt presteerden benedengemiddeld, niet zozeer omdat de vraag naar deze grondstoffen afnam, maar omdat de vraag niet zo sterk toenam als verwacht werd. Met het oog op een potentiële aanhoudende recessie, zoals verwacht werd aan het einde van 2008 en het begin van 2009, zouden deze basisgrondstoffen naar verwachting beter presteren dan andere grondstoffen. Over de gehele linie presteerden grondstoffen net als aandelen in 2009 zeer goed, gezien het gemiddelde rendement van 16,3%. Na 2008 was er wereldwijd forse kritiek op hedge fondsen vanwege de intransparantie, beperkte verhandelbaarheid en het forse salaris inclusief bonus van sommige hedge fonds managers. Beleggers haalden massaal hun geld uit hedge fondsen en investeerden dit in meer transparante en liquide traditionele vermogenscategorieën zoals aandelen en obligaties. De goede hedge fonds managers revancheerden zich in 2009, want hedge fondsen presteerden net als aandelen en obligaties goed, met rendementen in dubbele cijfers. Eind 2008 positioneerden vele hedge fonds managers zich op een relatief goedkope manier (hefboomeffect / leverage) door middel van investeringen in aandelen en obligaties in sectoren waar veel beleggers afstand
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31
van namen. Toen de signalen wezen op een herstel van de economie en met name financiële instellingen, steeg de waarde van de aandelen en obligaties in deze sectoren zeer snel. Ondanks een relatief laag hefboomeffect presteerden hedge fondsen toch goed dankzij deze sterke stijging. Vastgoed en private equity waren de slechtst renderende vermogenscategorieën in 2009 en konden niet direct profiteren van enige vorm van economisch herstel. Dit komt doordat dit van nature kapitaalintensieve en illiquide beleggingen zijn. De investeringen in dergelijke projecten worden bovendien gedaan met het oog op de lange termijn. De waarde van de onderliggende portefeuilles nam in 2008 fors af en verwacht wordt dat het herstel nog een aantal jaren op zich laat wachten. Zowel directe als indirecte investeringen in vastgoed laten nog steeds een dalende trend zien. De problemen hieromtrent hebben weliswaar dezelfde oorzaak als de problemen bij aandelen en obligaties, maar zijn veelal structureel van aard. Private equity is afhankelijk van een grote mate van economische activiteit, zoals fusies en overnames, het opstarten van nieuwe bedrijven en het naar de beurs brengen van bedrijven. De economische activiteit en derhalve ook de private equity sector daalden sterk in 2008, maar het herstel hiervan is nog niet compleet. De valutamarkt liet grote verscheidenheid zien in 2009; enerzijds werd gevreesd voor een verzwakking van de Amerikaanse dollar als gevolg van de monetaire maatregelen zoals het creëren van nieuw geld waardoor de dollar 4,9% minder waard werd in 2009; anderzijds boden valuta van opkomende landen en landen met veel natuurlijke grondstoffen goede mogelijkheden tot rendement als gevolg van het sterke economisch herstel in deze landen en de stijgende vraag naar grondstoffen. Resultaat 2009 Portefeuille Stichting Pensioenfonds ECI Het jaar 2009 was voor beleggers ondanks een moeilijke start toch een goed jaar, na één van de slechtste jaren voor beleggers in 2008. De portefeuille van het pensioenfonds steeg 10,6% in waarde in 2009, ten opzichte van 12,6% van de benchmark. Het verschil met de benchmark bedraagt -2,0% en dit is in onderstaande tabel uitgesplitst. Tabel 3: Resultaat Portefeuille Bron: Merrill Lynch
Portefeuille
Resultaat
Benchmark
Verschil
Allocatie Aandelen
Relatieve Bijdrage
38.7
24.6
25.8
-1.2
-0.46
Kern
28.9
24.6
25.8
-1.2
-0.35
Tactisch
9.8
24.7
25.8
-1.1
-0.11 -0.88
Vastrentende Waarden
48.8
0.9
2.7
-1.8
Alternatieve Investeringen
9.2
-
-
-
-
Grondstoffen
4.5
15.7
16.3
-0.6
-0.03
Hedge Fondsen
4.7
-5.0
12.6
-17.6
-0.83
Cash Valutahedge* Totaal
3.3
-
-
-
-
-
0.3
0.0
0.3
0.14
100.0
10.6
12.6
-2.0
-2.00
* De valutahedge is 100% en w ordt gedaan voor de aandelenportefeuille en de alternatieve investeringen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
32
Figuur 1: Portefeuille Allocatie Bron: Merrill Lynch
Hedge Fondsen, 4.7 Grondstoffen, 4.5
Vastrentende Waarden, 48.8
Cash, 3.3
Aandelen - Kern, 28.9
Aandelen Tactisch, 9.8
Aandelen De kern aandelenportefeuille van het pensioenfonds behaalde een resultaat van 24,6% in 2009. Wereldwijde aandelenmarkten, gerepresenteerd door de MSCI World Index, behaalden een gemiddeld rendement van 25,8% in euro in 2009. Dit jaar presteerden aandelen van opkomende markten relatief beter dan die van de Westerse economieën, en zo ook in de aandelenportefeuille. De MSCI Emerging Markets Index steeg maar liefst 77,3% in USD gedurende deze periode, ook vanwege een sterke markt in de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China). Elk Aziatisch land vertegenwoordigd in de MSCI Asia Pacific Index presteerde beter dan de MSCI World Index, en naar 96% van deze landen was een deel van de aandelenportefeuille gealloceerd. Japan was relatief de slechtst presterende markt met een rendement van 14,6%, maar de Japanse aandelen in de portefeuille van het pensioenfonds rendeerden 15,2%. Als gekeken wordt naar de prestaties van de sectoren in de portefeuille, dan hebben materialen en technologie met respectievelijk 57,3% en 48,3% bovengemiddeld gepresteerd, terwijl nutsbedrijven en telecom het slechter hebben gedaan dan de overige sectoren. De tactische aandelenportefeuille steeg met 24,7%, vrijwel identiek aan de kern aandelenportefeuille. De tactische aandelenportefeuille profiteert van relatieve stijging van bepaalde sectoren ten opzichte van andere. Vanwege de sterke stijging van aandelenmarkten over de gehele linie kon de tactische portefeuille slechts gering profiteren van verschillen tussen sectoren. Alleen een overwogen allocatie naar financiële waarden en technologie heeft in 2009 meerwaarde kunnen bieden ten opzichte van andere aandelen. Vastrentende Waarden Het gevaar van hoge inflatie door de toename van de geldhoeveelheid speelde een rol bij beleggers, die zeer terughoudend bleken om hun geld voor lange termijn vast te leggen in obligaties. Obligaties met een korte looptijd waren vanwege de lage rentestanden echter ook geen oplossing voor beleggers op zoek naar rendement. In de portefeuille van het pensioenfonds waren de obligaties reeds in 2007 en 2008 aangekocht en zijn er relatief weinig mutaties geweest in dit gedeelte. Hoewel de hoge inflatie uitbleef en beleggers weer vertrouwen kregen in obligaties voor de langere termijn, bleef de vraag naar staatsobligaties laag, en daalden de prijzen gemiddeld 3,6%. Een hogere vraag naar bedrijfsobligaties leidde tot een stijging van de prijzen met 15,6%. De portefeuille van het pensioenfonds was begin 2009 sterk gepositioneerd in staatsobligaties met een nadruk op kwaliteit, als gevolg van het beperken van risico in 2008. Het resultaat hiervan was een sterk beter
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
33
resultaat dan de benchmark in 2008, welke ook obligaties van lagere kwaliteit bevatte. In maart 2009 sloeg het sentiment om en nam het vertrouwen in de lager gewaardeerde instellingen toe, en presteerden deze obligaties beter dan de hoogwaardige obligaties in de portefeuille. Het resultaat van de obligatieportefeuille in 2009 was 0,9%, 1,8% lager dan de benchmark. Ondanks de positieve correctie van risicovollere obligaties heeft de portfolio manager besloten om de hoogwaardige obligaties in de portefeuille te houden om enerzijds het risico te beperken, anderzijds zich aan de langetermijn visie te houden en niet te herpositioneren op basis van 1 jaar. Alternatieve Investeringen Grondstoffen presteerden goed over de gehele linie, als gevolg van de toename in mondiale productie. De focus van de portefeuille toen deze werd ingericht in maart lag vooral op industriële grondstoffen, met name metalen. De reden hiervoor was de verwachting dat in een economisch herstel de vraag naar industriële materialen zou toenemen. De versterking van de valuta van landen die veel grondstoffen op de markt brachten heeft eveneens een positief effect gehad op de portefeuille. Dankzij deze combinatie van effecten heeft de portefeuille een rendement behaald van 15,7% in 2009 vanaf maart, ten opzichte van de benchmark die met 16,3% iets beter presteerde. Het resultaat van hedge fondsen in de portefeuille was zeer teleurstellend in 2009, een rendement van -5,0% ten opzichte van 12,6% in de benchmark. Het resultaat heeft een aantal oorzaken: • Het afbouwen van Alternative Investments van 10% naar 5% in de portefeuille; hierdoor moest de portfoliomanager enkele omzettingen doen en vanwege de lange verhandeltijd van hedge fondsen was het fonds gedurende enkele perioden niet vol belegd en is hierdoor rendement misgelopen. • De aanwezigheid van het Zen-fonds; dit fonds is in liquidatie en doet geen actieve beleggingen meer, waardoor het fonds nauwelijks rendement oplevert, alleen uitkeringen. Bij het herstructureren van de portefeuille kon de allocatie naar het Zen-fonds daarom ook niet aangepast worden, waardoor het een relatief grotere weging kreeg in de portefeuille, hetgeen het rendement additioneel negatief heeft beïnvloed. • De benchmark van Alternative Investments sloot niet aan bij de doelstelling van de portefeuille; deze was namelijk non-investable, wat inhoudt dat dit geen reële benchmark is. De benchmark bevat namelijk ook fondsen die gesloten zijn en waartoe investeerders geen toegang hebben. De overige hedge fondsen in de portefeuille presteerden in lijn met de verwachtingen en de benchmark, hoewel dit in de gehele portefeuille relatief weinig heeft bijgedragen, gezien de kleine allocatie naar hedge fondsen. Het pensioenfonds is in 2009 alleen belegd geweest in hedge fondsen en grondstoffen en heeft de verliezen van vastgoed en private equity weten te vermijden. Verwachtingen 2010 Marktontwikkelingen In 2009 toonde de wereld zich veerkrachtig en werd een ineenstorten van het wereldwijde financiële stelsel voorkomen. In het komende jaar verwacht Merrill Lynch dat het herstel sterker dan verwacht zal voortzetten, maar langzamer dan gebruikelijk na een recessie. De afgelopen recessie was zeker geen normale en eenvoudige, en de obstakels op de weg naar volledig herstel blijven aanwezig, vooral in de Verenigde Staten, dat ondanks alle perikelen ook in 2010 de belangrijkste spil zal zijn in de wereldeconomie. De opkomende landen zullen voorop lopen in de groeiontwikkeling, aangevoerd door China en andere Aziatische economieën. In de eerstvolgende kwartalen verwacht Merrill Lynch dat ook het Verenigd Koninkrijk en de landen in Oost- en Zuid-Europa als laatsten weer economische groei zullen laten zien. Merrill Lynch verwacht dat de wereldeconomie met 4,4% zal groeien, ten opzichte van een verwachting van 3,1% van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). De verwachte economische groei van opkomende landen is 6,1% (waaronder China 10,1%), bijna twee keer zo groot als de verwachte groei van 3,1% in Westerse landen. De nationale overheden zullen in 2010 wederom een sterke hand hebben in het tempo van het economisch herstel. Een herstel van een wereldwijde gelijktijdige recessie heeft een eveneens wereldwijd gesynchroniseerd beleid nodig. De overheden echter kunnen niet langdurig het gat van consumentenbestedingen blijven opvullen, en één van de belangrijke factoren waar op gelet moet worden in
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
34
2010, is dan ook in hoeverre consumenten bereid zijn hun bestedingsniveau te verhogen. De verwachting is dat de bestedingen weliswaar zullen toenemen, maar niet genoeg om de economische groei op het niveau van voor 2008 te brengen, waardoor de wereld zich misschien wel vijf jaar in een herstelperiode zal bevinden. Consumenten blijven onzeker over hun toekomst, zullen relatief meer sparen dan voor 2008 en zullen langer blijven werken om hun pensioengat op te vullen. In sommige landen, waaronder Nederland, zal de pensioengerechtigde leeftijd ook verhoogd worden om aan de kant van de overheid dit gat op te vullen. Gedurende de komende twee jaar zullen centrale banken wereldwijd hun monetair beleid strak houden, maar na verloop van tijd hun eigen weg inslaan. Een belangrijke factor waar in 2010 rekening mee gehouden moet worden is de inflatie, die mogelijk kan stijgen als gevolg van economische groei en de overheidsmaatregelen, zoals het drukken van geld. De verwachting van de analisten van Merrill Lynch is dat de inflatie ondanks de bovengenoemde factoren in 2010 relatief laag zal blijven. Wel verwachten analisten dat de Europese Centrale Bank en de Bank of England als eerste de rente zullen verhogen en hiermee zullen beginnen in de tweede helft van het jaar. De Amerikaanse Federal Reserve zal de rente tot het einde van het jaar laag houden, omdat de Amerikaanse centrale bank niet alleen als doel heeft om de inflatie te beheersen, zoals Europese en Aziatische centrale banken, maar ook om de economie te stimuleren en de werkloosheid te beperken. De euro en het Britse pond zullen als gevolg in waarde afnemen ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Merrill Lynch verwacht dat de wisselkoers van de euro tegen de Amerikaanse dollar aan het einde van het jaar rond 1,28 zal staan. Tabel 4: Economische verwachtingen Bron: Merrill Lynch ML Global Economics--Key Quarterly Forecasts Q1
Q2
2009 Q3
Q4
Q1F
2010F Q2F Q3F
Q4F
% chg QoQ annl % chg YoY % %
-6.4 -0.2 0.125 2.67
-0.7 -0.9 0.125 3.54
2.2 -1.6 0.125 3.31
5.9 1.5 0.125 3.45
2.6 2.4 0.125 3.60
3.0 2.2 0.125 4.00
3.6 2.0 0.125 4.10
3.6 1.8 0.125 4.25
% chg QoQ annl % chg YoY % % USD-JPY
-13.7 0.0 0.10 1.35 90
6.0 -1.0 0.10 1.31 90
-0.6 -2.3 0.10 1.30 90
3.8 -1.7 0.10 1.30 90
2.7 -1.4 0.10 1.40 97
2.9 -1.1 0.10 1.15 97
2.6 -0.8 0.10 1.50 97
2.0 -0.4 0.10 1.60 97
% chg QoQ annl % chg YoY % % EUR-USD
-9.6 1.0 1.50 2.99 1.50
-0.5 0.2 1.00 3.38 1.50
1.7 -0.4 1.00 3.24 1.50
0.5 0.4 1.00 3.40 1.50
0.9 1.1 1.00 3.10 1.28
3.4 1.3 1.00 4.00 1.28
3.0 1.3 1.00 4.10 1.28
2.6 1.5 1.25 4.20 1.28
% chg QoQ annl % chg YoY % % EUR-GBP
-10.6 3.0 0.50
-2.5 2.1 0.50
-1.2 1.5 0.50
1.1 2.1 0.50
2.0 3.2 0.50
2.3 3.1 0.50
2.4 2.8 0.50
2.8 2.4 1.00
0.89
0.89
0.89
0.89
0.83
0.83
0.83
0.83
% chg YoY % chg YoY % USD-CNY
6.1 -0.6 5.31 6.70
7.9 -1.5 5.31 6.70
8.9 -1.3 5.31 6.70
11.3 0.4 5.31 6.70
10.6
10.3
9.9
9.8
5.31 6.50
5.31 6.50
5.31 6.50
5.31 6.50
Measure United States Real GDP growth CPI inflation ST interest rate (period end) 10 year yield (period end) Japan Real GDP growth CPI inflation ST interest rate (period end) 10 year yield (period end) Exchange rate (period end) Euro area Real GDP growth CPI inflation ST interest rate (period end) 10 year yield (period end) Exchange rate (period end) United Kingdom Real GDP growth CPI inflation ST interest rate (period end) 10 year yield (period end) Exchange rate (period end) China Real GDP growth CPI inflation ST interest rate (period end) Exchange rate (period end)
Als gevolg van bovengenoemde ontwikkelingen verwacht Merrill Lynch dat sectoren en bedrijven die sterk afhankelijk zijn van Amerikaanse consumenten minder zullen presteren dan andere. Met name technologie zal goed presteren, omdat deze sector al langere tijd in een dalende trend zat en al goed gepositioneerd was voor een herstel. Aziatische technologiebedrijven worden verwacht zeer snel en sterk te groeien in 2010, en bedrijven in deze sector die leveren aan de grote Aziatische markten zoals China, India en Indonesië zullen beter presteren dan bedrijven die zich op Amerikaanse consumenten richten. De consumenten in opkomende landen, waaronder de meeste Aziatische landen, zullen dan ook de groeifactor zijn die Amerikaanse en in
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
35
mindere mate Europese consumenten zijn geweest in de afgelopen 30 jaar. Ook de industriële sector, alsmede materialen en energie zullen van deze ontwikkeling profiteren, omdat de vraag naar producten van deze sectoren in opkomende landen zeer hoog is, als gevolg van urbanisatie en industrialisatie. Implicaties voor investeerders De wereldwijde aandelenmarkten worden verwacht te stijgen met gemiddeld 20%, waarin wederom de opkomende landen het voortouw zullen nemen. Ook de Amerikaanse aandelenmarkt zal naar verwachting ongeveer 15% kunnen stijgen, hoewel deze stijging meer het resultaat zal zijn van een sterk presterende financiële sector als gevolg van overheidsbeleid, en niet van structureel toenemende consumentenbestedingen. De Europese aandelenmarkt zal achterblijven op de overige aandelenmarkten als gevolg van langzamere en minder effectieve maatregelen, veroorzaakt door de complexere sociaal-politieke structuur van Europa in vergelijking met die van de Verenigde Staten. Ook de hoge stand van de euro zal de export naar opkomende landen geen goed doen in 2010 en verwacht wordt dat pas eind 2010 de export interessant zal worden, als de euro in waarde daalt. In 2009 stegen wereldwijde aandelenmarkten sterk over de gehele linie. Naast de kleinere verwachte gemiddelde stijging zal het verschil tussen de wereldwijde indices ook groter zijn in 2010. ‘Stock picking’ en positionering zijn belangrijke thema’s voor aandelenbeleggers in 2010, en dit kan een positief resultaat opleveren voor de tactische portefeuille. Vastrentende waarden zullen in 2010 vooral gebruikt worden als diversificatie en om het risico in portefeuilles te verkleinen, zoals traditioneel het gebruik was, en zullen niet meer dienen als rendementsverhoger. Met de verwachte economische groei in het vooruitzicht zullen beleggers zich meer op aandelen richten en dit zal leiden tot een daling in prijzen van obligaties. Ook de rente zal in het begin van 2010 onveranderd blijven en wordt verwacht pas aan het einde van het jaar stijgen, wat ook tot een prijsdaling van bestaande obligaties zal leiden. Het potentiële rendement van bestaande obligaties in 2010 is laag als gevolg van de lage rente. De prijsdaling als gevolg van de verwachte renteverhoging en de afnemende vraag zal het rendement alleen verder omlaag duwen. In 2009 konden beleggers door middel van risicovollere obligaties, zoals bedrijfsobligaties, nog profiteren van de gunstige prijzen en zo hun jaarrendement verhogen. Door de normalisatie van de obligatiemarkt zullen bedrijfsobligaties in 2010 weliswaar beter renderen dan staatsobligaties, maar zal dit slechts het gevolg zijn van de hogere coupon en niet van de prijsstijging zoals in 2009. De verhouding tussen risico en rendement van de obligaties zal voor alle typen vrijwel gelijk zijn in 2010. Vrijwel alle cyclische beleggingen bewogen in 2009 met hetzelfde getijde. In 2010 zullen de economische golven niet alle sectoren omhoog stuwen, maar zullen de markten meer kans bieden voor beleggers om de index te verslaan. Voor hedge fondsen betekent dit dat de macrostrategen en trendvolgers moeilijker rendement kunnen behalen dan in 2009. Alleen de long/short managers kunnen door juiste beleggingskeuzes met betrekking tot individuele posities een bovengemiddeld rendement behalen. Dit rendement zal afhankelijk zijn van de aandelenmarkten en hetzelfde beleggingsrisico bevatten als aandelen. Het potentiële resultaat van grondstoffen afhankelijk zijn van de koers van de Amerikaanse dollar en de vraag naar grondstoffen vanuit opkomende markten. De groei van de bevolking en de toename van de productie in Azië en andere opkomende markten zal de vraag naar industriële grondstoffen doen toenemen, maar door een sterke Amerikaanse dollar zullen deze grondstoffen relatief duur zijn, aangezien de prijsnotatie in Amerikaanse dollars is. Merrill Lynch verwacht dat metalen het best zullen presteren in de categorie grondstoffen. Vastgoed en private equity zijn beleggingen die pas laat in de beleggingscyclus aan de orde komen. Na een crash of een andere gebeurtenis waarbij grote verliezen zijn geleden, zullen beleggers eerst de aandacht richten op traditionele beleggingen zoals aandelen en obligaties. 2010 zou echter wel kansen kunnen bieden voor koopjesjagers die voor de lange termijn investeringen in vastgoed en private equity willen doen. Het pensioenfonds zal ook in 2010 de economische trends nauwlettend volgen en de portefeuille eventueel aanpassen teneinde het risico te beheersen en het gewenste rendement te behalen om aan de verplichten te kunnen voldoen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
36
Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: PensioenTechnische Dekkingsgraad Vermogen voorzieningen Stand 31 december 2008 Beleggingsresultaten Premiebijdragen Uitkeringen Overige
50.156 5.401 2.826 - 1.236 - 314
55.774 - 1.273 1.961 - 1.239 1.484
89,9
Stand 31 december 2009
56.833
56.707
100,2
De verbetering van de dekkingsgraad is voornamelijk het gevolg van het positieve beleggingsrendement op zakelijke waarden en de stijging van de marktrente. De verzwaring van de actuariële grondslagen in verband met de hogere levensverwachting (+2,4%) en de verhoging van de kostenvoorziening (+0,6%) hebben een negatief effect. Ultimo 2009 bedraagt de marktrente circa 3,9% (2008: 3,6%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2009 2008 2007 2006 Dekkingsgraad ultimo
100,2%
89,9%
127,5%
120,8%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet bedraagt per ultimo 2009 119,9%. De minimaal vereiste dekkingsgraad is per ultimo 2009 bepaald op 104,1% Ultimo 2009 is derhalve sprake van een dekkingstekort. Het fonds toont herstelkracht. Het herstel gaat in werkelijkheid sneller dan verwacht. Dit komt met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. Hierdoor loopt het fonds voor op het oorspronkelijke pad voor herstel. Het fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat ruimte voor toeslagverlening bestaat indien de dekkingsgraad groter is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Ultimo november 2009 was de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het bestuur heeft daarom besloten om per 1 januari 2010 geen toeslag te verlenen aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Dit in overeenstemming met het toeslagbeleid en het herstelplan. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
37
Actuariële paragraaf De samenstelling van het resultaat over 2009 en 2008 en de wijzigingen daarin blijken uit het volgende overzicht (in duizenden euro’s): 2009
2008
wijziging
Wijziging rentetermijnstructuur
2.730
- 10.947
13.677
Beleggingsopbrengsten
3.962
- 7.119
11.081
Toeslagverlening Premiebijdragen Kosten
1
- 337
338
489
1.398
- 909
- 117
- 212
95
Uitkeringen
- 16
-
- 16
Sterfte
162
- 39
201
69
43
26
105
-
105
- 1.641
-
- 1.641
-
- 201
201
5.744
- 17.414
23.158
Arbeidsongeschiktheid Mutaties Actuariële grondslagen Andere oorzaken
Resultaat boekjaar
De ontwikkeling van de resultaten kan als volgt verklaard worden: Wijziging rentetermijnstructuur In 2009 is de rente gestegen van gemiddeld 3,6% naar 3,9%. De hogere rente leverde een positief resultaat op van EUR 2.730k. Beleggingsopbrengsten Het behaalde directe en indirecte rendement in 2009 was hoger dan de benodigde interest voor de verplichtingen. Daardoor ontstond er een positief resultaat op beleggingsopbrengsten van EUR 3.962k. Premiebijdragen De ontvangen premie was hoger dan de kostendekkende premie. Hierdoor ontstond er een positief resultaat van EUR 489k. Kosten Het resultaat op kosten is in 2009 negatief (EUR -117k). In 2009 zijn in het kader van het herstelplan extra kosten gemaakt. Uitkeringen Het resultaat op uitkeringen is EUR -16k. Sterfte Dit resultaat werd met name veroorzaakt door het langlevenrisico. Op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij het pensioenfonds kwamen meer middelen beschikbaar, dan waar op grond van de overlevingstafels was gerekend. Het resultaat op sterfte kan sterk fluctueren in de tijd. Arbeidsongeschiktheid Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is EUR 69k.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
38
Actuariële grondslagen Begin 2008 zijn de nieuwe sterftetafels GBM/V 2000-2005 verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Tevens zijn verschenen de zogenaamde prognosetafels AG 2005-2050. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Door toepassing van deze prognosetafels is het langlevenrisico voor het fonds sterk gereduceerd. Naar verwachting publiceert het Actuarieel Genootschap in 2010 nieuwe prognosetafels. Hierop vooruitlopend heeft het bestuur besloten om een extra opslag van 2,4% op te nemen. Daarnaast is de kostenvoorziening verhoogd met 0,6%. Het totale resultaat op actuariële grondslagen is EUR -1.641k. Oordeel van de externe actuaris op de financiële positie: Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Ondanks de verbetering van de dekkingsgraad is de financiële positie slecht te noemen. Het pensioenfonds voldoet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt (dekkingsgraad groter dan 100%). Het ontoereikende eigen vermogen is door het pensioenfonds gemeld aan DNB. Het pensioenfonds heeft als gevolg van het ontstane tekort in maart 2009 een kortetermijn en langetermijn herstelplan opgesteld. Dit herstelplan is door DNB goedgekeurd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
39
Risicoparagraaf Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Beleggingsrisico’s. • Actuariële risico’s. • Renterisico. In hoofdstuk “F. Jaarrekening” wordt er in de paragraaf “Toelichting op de balans per 31 december 2009” bij het onderwerp “Beleid en risicobeheer” verder ingegaan op de risico’s van het pensioenfonds. Beleggingsrisico’s In 2007 is het beleggingsbeleid door middel van een ALM studie heroverwogen in het licht van de nieuwe Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen inzake de kostendekkende premie, het toeslagbeleid en het (minimaal) vereist eigen vermogen. In het nieuwe beleggingsbeleid is sprake van een grotere spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven alsmede de bandbreedtes die naar inzicht van de externe vermogensbeheerder benut kunnen worden. Dit resulteert dat de gehele portefeuille een lager risico heeft dan voorheen het geval was. Dit lagere risico wordt ook inzichtelijk door de tracking error – de mate waarin de beleggingen afwijken van de benchmark die als ijkpunt voor de performance geldt - die aan de gehele portefeuille als doel is gesteld. In 2008 is besloten om in de actuele beleggingsmix kleine veranderingen door te voeren. Besloten is het aandeel hedgefunds in de mix terug te brengen. Strategisch is de klasse “commodities” toegevoegd. De invulling hiervan is, mede als gevolg van de kredietcrisis, uitgesteld en vond in de eerste helft 2009 plaats. De belangrijkste beleggingsrisico’s zijn het markt-, prijs-, valuta- en kredietrisico. Meer informatie over deze risico’s en andere risico’s is te vinden in de paragraaf “Toelichting op de balans per 31 december 2009” bij het onderwerp “Beleid en risicobeheer”. Actuariële risico’s Begin 2008 zijn de nieuwe overlevingstafels GBM/V 2000-2005 verschenen. Deze tafels wijzen op een verdere toename van de levensverwachting. Tevens zijn verschenen de zogenaamde prognosetafels AG 2005-2050. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Door toepassing van deze prognosetafels is het langlevenrisico voor het fonds sterk gereduceerd. Daarnaast heeft het pensioenfonds in 2009 een extra voorziening ter grootte van 3% van de technische voorzieningen opgenomen ten behoeve van de recente ontwikkelingen aangaande overlevingsgrondslagen inclusief een verhoging van de kostenvoorziening. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico dat weer herverzekerd is bij Zwitserleven N.V. Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder durationmatching af ten opzichte van alternatieve strategieën. In 2007 heeft het bestuur na advies van de externe adviseur besloten om de strategische mix aan te passen, de duratie (rentegevoeligheid) te verlengen en het renterisico stapsgewijs af te dekken. Het verschil in de rentegevoeligheid van de bezittingen en verplichtingen van het fonds (duration) wordt namelijk veroorzaakt door verschillen in de omvang en timing van de kasstromen voortkomende uit de bezittingen en verplichtingen (= rentemismatch). In 2008 en 2009 is ten opzichte van 2007 geen verdere toename in de duration doorgevoerd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
40
Toekomstparagraaf Vooruitzichten Pensioenfondsen hebben een aantal doelstellingen. Bij het nastreven hiervan wordt het pensioenfonds omgeven door tal van risico’s die het bereiken van die doelstellingen verhinderen. Een goed inzicht in de aard en omvang van die risico’s en een goede beheersing ervan is dan ook van groot belang voor het pensioenfonds. In 2010 zal het bestuur van start gaan met een uitgebreide analyse van de risico’s. Een ander belangrijk onderwerp wordt de toekomst van het pensioenfonds. Dit houdt in dat het bestuur zal gaan onderzoeken wat de beste en meest efficiënte uitvoering van de pensioenregeling is. Verder zal het herstelplan in 2010 nog de nodige aandacht krijgen. Vianen, 12 mei 2010 Stichting Pensioenfonds ECI Het bestuur
A.T. van Putten
W.L. van der Kooy
Voorzitter
Secretaris
T. Cieraad
M. Muller
Bestuurslid
Bestuurslid
D. Voogt
I.M. Fluijter
Bestuurslid
Bestuurslid
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
41
F. Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
42
BALANS PER 31 DECEMBER 2009 na bestemming saldo van baten en lasten (in duizenden euro’s)
Activa
31-12-2009
31-12-2008
56.881
50.461
1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
2.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
382
375
3.
Vorderingen en overlopende activa
174
95
4.
Liquide middelen
354
555
57.791
51.486
31-12-2009
31-12-2008
126
- 5.618
56.707
55.774
958
1.330
57.791
51.486
Passiva
5.
Stichtingskapitaal en reserves
6.
Technische voorzieningen
7.
Overige schulden en overlopende passiva
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
43
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2009 (in duizenden euro’s) 2009
2008
2.826
3.441
-
2
5.401
- 5.075
8.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
9.
Premiebijdragen risico deelnemers
10.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
11.
Beleggingsresultaten risico deelnemers
-
- 35
12.
Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds
-
74
13.
Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers
-
- 229
14.
Pensioenuitkeringen
- 1.236
- 1.611
15.
Mutatie techn. voorzieningen risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagen - Rentetoevoeging - Pensioenuitkeringen en afkopen - Saldo overdrachten van rechten
- 1.961
- 1.671
1
- 337
- 1.448
- 2.044
1.239
1.481
-
- 44
- Wijziging marktrente
2.721
- 10.947
- Wijziging actuariële uitgangspunten
- 330
-
121
- 142
343
- 13.704
- 1.276
-1
- Overige wijzigingen
15.1 Mutatie overige techn. voorz. risico pensioenfonds
- 933
- 13.705
-
262
-7
- 53
8
- 53
16.
Mutatie techn. voorzieningen risico deelnemers
17.
Herverzekeringen
18.
Mutatie herverzekeringsdeel techn. voorzieningen
19.
Uitvoeringskosten
- 315
- 432
Saldo van baten en lasten
5.744
- 17.414
5.744
- 17.414
Bestemming saldo: mutatie algemene reserve
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
44
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro's) 2009
2008
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen beleggingen
37.193
17.412
Aankopen beleggingen
- 38.211
- 20.912
Directe beleggingsopbrengsten
1.099
1.389
Overige mutaties beleggingen
- 826
68
Kosten van vermogensbeheer
- 274
- 291
- 1.019
- 2.334
2.826
3.441
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Premiebijdragen risico deelnemers
-
2
Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds
-
74
Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers Pensioenuitkeringen
-
- 229
- 1.236
- 1.611
Herverzekeringen
-7
- 53
Uitvoeringskosten
- 315
- 432
Mutatie vorderingen en overlopende activa
- 79
348
- 371
838
818
2.378
- 201
44
Saldo liquide middelen 1 januari
555
511
Saldo liquide middelen 31 december
354
555
Mutatie overige schulden en overlopende passiva
Mutatie liquide middelen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
45
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds ECI, statutair gevestigd te Vianen, is het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen en/of andere uitkeringen aan de deelnemers en aan hun nagelaten betrekkingen, alles conform het in het toepasselijke pensioenreglement bepaalde. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met inachtneming van artikel 146 Pensioenwet en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld. Beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op nominale waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van activa en passiva Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
46
meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersen van de valuta zijn: US Dollar Japanse Yen Brits Pond
31-12-2009 1,4419 133,0939 0,8915
31-12-2008 1,4036 126,6405 0,96685
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Slechts indien de reële waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers, verhoogd met de lopende interest. Niet aan een beurs genoteerde fondsen zijn gewaardeerd op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houden met het risicoprofiel en de looptijd. De deposito’s zijn gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
47
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten. Negatieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder schulden en overlopende passiva. Overige beleggingen Onder overige beleggingen worden opgenomen die beleggingen die niet als een van de hiervoor opgesomde beleggingen geclassificeerd kunnen worden. Tevens worden onder de overige beleggingen opgenomen nog af te wikkelen beleggingstransacties en liquide middelen die beheerd worden door de vermogensbeheerder. De overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Herverzekeringen Het pensioenfonds herverzekert overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Er is een herverzekering op risicobasis: − de aan het toegezegde weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen; − de aan de wezenpensioenen en de uit de staking van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid voortvloeiende invaliditeitspensioenen verbonden risico’s zijn herverzekerd in de vorm van periodieke uitkeringen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Bij de waardering van de vorderingen wordt geen rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. Stichtingskapitaal en reserves De algemene reserve houdt rekening met de financiële positie en de aard en omvang van de risico’s die het fonds loopt. De algemene reserve is bedoeld voor het opvangen van de verzekeringstechnische risico’s en beleggingsrisico’s. De maximale hoogte van de algemene reserve wordt bepaald door middel van de gestandaardiseerde methode zoals beschreven in het consultatiedocument Financieel Toetsingskader van de DNB. De algemene reserve is minimaal gelijk aan het minimum vereist eigen vermogen. Het jaarresultaat zal toegevoegd of onttrokken worden aan de algemene reserve zolang het maximum of het minimum niet bereikt is. Per 31 december 2009 voldoet het pensioenfonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot dit minimum vereist vermogen. Het ontoereikende eigen vermogen is door het pensioenfonds gemeld aan DNB. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de tot de balansdatum verkregen aanspraken op pensioen, met inbegrip van de toeslagen zoals die op grond van het toeslagbeleid aan slapers en gepensioneerden zijn toegekend tot de balansdatum. Voor actieve deelnemers is dit gelijk aan de actuariële contante waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de actuariële koopsommen wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: STICHTING PENSIOENFONDS ECI
48
- Sterfte : - Interest :
- Leeftijdsvaststelling :
- Partnerschap :
- Leeftijdsverschil : - Uitkeringen : - Kostenopslagen : - Wezenpensioen :
Prognosetafel over de waarnemingsperiode 2005-2050. Hierop wordt een correctie voor ervaringssterfte van 87% toegepast. Op basis van de door de DNB gepubliceerde rente termijnstructuur; hierbij wordt de meest recente termijn structuur gehanteerd welke ligt op of voor de peildatum. De leeftijd van de verzekerde wordt op de berekeningsdatum in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij vervolgens maandgedeelten van 15 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend en maandgedeelten kleiner dan 15 dagen op nihil worden gesteld. Voor alle deelnemers is aangenomen dat zij een nabestaandenpensioen hebben opgebouwd. Na pensioeningang wordt voor nabestaandenpensioen alleen gereserveerd indien de gepensioneerde deelnemer daadwerkelijk gehuwd is. De man wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn dan de vrouw. Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden. Voor excassokosten worden de netto berekeningsuitkomsten met 2,6% verhoogd (2008: 2,0%). De sterftekansen van de kinderen, aan wie wezenpensioen wordt betaald, zijn verwaarloosd. De voorziening voor latent nabestaandenpensioen is verhoogd met een opslag van 5% voor latent wezenpensioen.
Overige technische voorzieningen Excedentregeling Tot ultimo 2003 kwam de helft van een batig saldo boekjaar ten gunste van de deelnemers, in de vorm van de zogeheten pensioenspaarrekening of excedentregeling. Onder ‘batig saldo boekjaar’ werd verstaan het resterend te bestemmen saldo van baten en lasten ná bestemming aan de beleggingsreserve overeenkomstig de grondslagen van de beleggingsreserve. In verband met fiscale eisen heeft het bestuur besloten de constructie van de pensioenspaarrekening per 31 december 2003 op te heffen. Het bestuur heeft met het oog hierop een structuur opgezet die naar mening van het bestuur recht doet aan de oorspronkelijke uitgangspunten en de financiële positie van het pensioenfonds en die rekening houdt met de fiscale begrenzingen. Deze structuur is als volgt: 1. 50% van het saldo van de pensioenspaarrekening is op 1 januari 2004 als extra periodiek pensioen toegezegd. De andere helft blijft vijf jaar als saldo staan. 2. In het kader van het herstelplan zijn extra bijdragen van werkgever en deelnemers noodzakelijk. De benodigde extra bijdrage van de deelnemer wordt aan de pensioenspaarrekening onttrokken. Indien na 5 jaar nog een saldo resteert, wordt dit als extra periodiek pensioen uitgekeerd. 3. Bij de toekenning van het extra pensioen vindt een bovenmatigheidstoets plaats. Indien sprake is van bovenmatigheid, vindt aftopping plaats en het overblijvende saldo valt vrij. Het pensioenfonds heeft de goedkeuring van de fiscus met betrekking tot de opheffing van de pensioenspaarrekening. De deelnemers zijn schriftelijk geïnformeerd. Voorziening verzwaring overlevingsgrondslagen Op basis van nieuwe waarnemingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2006 en 2007 heeft het CBS in december 2008 een nieuwe prognose afgegeven voor de levensverwachting voor 2050. De ontwikkeling van de toekomstige levensverwachting blijkt aanzienlijk beter dan eerder voorzien en daarmede ongunstiger voor de pensioenfondsen. De herziene AG-tafels zijn nog niet beschikbaar; deze worden in de loop van 2010 verwacht. Vooruitlopend op het beschikbaar komen, het beoordelen en toepassen van de nieuwe AG-tafels wordt ultimo 2009 een voorziening getroffen ter grootte van 2,4% van de technische voorziening ultimo 2009. Overige schulden en overlopende passiva Deze worden gewaardeerd op nominale waarde.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
49
Resultaatbepaling Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van vastrentende beleggingen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en valutaverschillen. Saldo waardeoverdrachten Deze post bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Premies herverzekering De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn herverzekerd bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Uitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Er is onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit beleggingsactiviteiten en pensioenactiviteiten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
50
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2009 (in duizenden euro’s) 1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen
Vastrentende
Derivaten
waarden
Overige
Totaal
beleggingen
Stand 1 januari 2008
18.401
29.335
5
5.234
52.975
Aankopen
13.222
4.394
264
3.030
20.910
Verkopen
- 9.398
- 3.916
-
- 3.869
- 17.183
Overige mutaties
-
- 46
- 100
78
- 68
Waardemutaties
- 8.263
2.836
- 169
- 577
- 6.173
Stand 31 december 2008
13.962
32.603
-
3.896
50.461
Aankopen
25.193
8.203
-
4.815
38.211
Verkopen
- 22.356
- 11.294
-
- 3.543
- 37.193
Overige mutaties
-
- 40
- 156
1.022
826
Waardemutaties
4.923
- 860
166
347
4.576
21.722
28.612
10
6.537
56.881
Stand 31 december 2009
Reële waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
51
Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid gemaakt worden:
(directe en
Waarderings-
Totaal
afgeleide) Markt-
modellen en
noteringen
technieken
Aandelen
21.722
-
21.722
Vastrentende waarden
28.612
-
28.612
-
- 466
- 466
6.537
-
6.537
56.871
- 466
56.405
Aandelen
13.962
-
13.962
Vastrentende waarden
32.603
-
32.603
Per 31 december 2009
Derivaten Overige beleggingen
Per 31 december 2008
Derivaten Overige beleggingen
-
- 100
- 100
3.896
-
3.896
50.461
- 100
50.361
Aandelen
Aandelenbeleggingsfondsen
31-12-2009
31-12-2008
21.722
13.962
21.722
13.962
Specificatie aandelen naar regio 31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
Europa
7.551
35
5.022
36
Verenigde Staten
9.503
44
7.169
51
Japan
2.068
9
1.336
10
Wereldwijd
2.600
12
-
-
-
-
435
3
21.722
100
13.962
100
Overige
Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
52
Vastrentende waarden
Obligaties Liquiditeitenbeleggingsfondsen Obligatiebeleggingsfondsen Deposito's
31-12-2009
31-12-2008
27.406
29.911
627
1.103
16
15
563
1.574
28.612
32.603
Obligaties De obligatieportefeuille bestaat geheel uit beursgenoteerde obligaties. Specificatie obligatieportefeuille naar bedrijfstak 31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
3.544
13
3.164
11
18.185
66
20.478
68
1.039
4
990
3
128
-
865
3
4.510
17
4.414
15
27.406
100
29.911
100
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
Nederland
8.079
29
8.384
28
Duitsland
6.850
25
7.116
24
Nederlandse Staat Andere staten De Nederlandse Waterschapsbank Banken Overige financiële instellingen
Specificatie obligatieportefeuille naar regio
Finland
-
-
967
3
Oostenrijk
3.025
11
3.167
11
Frankrijk
7.403
27
8.306
28
Italië
1.040
4
-
-
Overig
1.009
4
1.971
6
27.406
100
29.911
100
Per balansdatum zijn geen obligaties uitgeleend.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
53
Derivaten
Valutaderivaten
31-12-2009
31-12-2008
- 466
- 100
- 466
- 100
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009: Type contract
Expiratie-
Contract-
Reële waarde
datum
omvang
Activa
Passiva
Valutacontract USD-EUR
11-1-2010
25.788
-
402
Valutacontract USD-GBP
11-1-2010
724
-
15
Valutacontract USD-JPY
12-1-2010
72.280
10
-
Valutacontract USD-EUR
19-1-2010
2.630
-
59
10
476
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2008: Type contract
Valutacontract USD-EUR
Expiratie-
Contract-
Reële waarde
datum
omvang
Activa
Passiva
16-1-2009
3.530
-
100
-
100
De onder de passiva opgenomen derivatenposities zijn verwerkt onder de kortlopende schulden. Overige beleggingen 31-12-2009
31-12-2008
Hedge funds
2.568
3.750
Commodities (grondstoffen, edele metalen)
2.798
-
1
1
1.170
145
6.537
3.896
Overige vorderingen Liquide middelen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
54
Specificatie hedge funds naar regio 31-12-2009
31-12-2008
Europa
1.245
1.245
Verenigde Staten
1.323
2.505
2.568
3.750
2.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Het aandeel herverzekeraars in de voorziening voor pensioenverplichtingen betreft het herverzekerde gedeelte van de pensioenverplichtingen bij een verzekeraar. Bij de bepaling van de waarde zijn de FTKuitgangspunten gehanteerd. De mutaties kunnen als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari
2009
2008
375
428
Benodigde interest
10
17
Mutaties arbeidsongeschiktheid
39
-
- 62
- 64
8
21
12
- 27
382
375
31-12-2009
31-12-2008
159
27
15
63
-
5
174
95
Vrijval uitkeringen herverzekering Wijziging marktrente Overige mutaties
Stand 31 december 3.
Vorderingen en overlopende activa
Premievorderingen op sponsor Verzekeringsmaatschappij Overige vorderingen en overlopende activa
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
55
4.
Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Bankrekeningen die beheerd worden door de vermogensbeheerder zijn onder de overige beleggingen opgenomen.
Liquide middelen
5.
31-12-2009
31-12-2008
354
555
354
555
Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
Stand 1 januari 2008
11.621
Uit bestemming saldo van baten en lasten
- 17.414
Overig
175
Stand 31 december 2008
- 5.618
Uit bestemming saldo van baten en lasten
5.744
Overig
-
Stand 31 december 2009
126
Solvabiliteit
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
31-12-2009
31-12-2008
2.351
2.337
11.285
9.965
De vermogenspositie van het pensioenfonds is slecht. Ondanks het herstel is er per ultimo 2009 nog steeds sprake van een dekkingstekort en een reservetekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model en is uitgegaan van de strategische beleggingsmix. Herstelplan Het bestuur heeft het herstelplan op 30 maart 2009 vastgesteld en goedgekeurd. Op dezelfde dag is het herstelplan naar DNB verzonden. Het bestuur heeft daarbij voor het herstel in vijf jaar gekozen. Het ingediende herstelplan bestond samengevat uit de volgende maatregelen: • Tot 2013 is er naar verwachting geen ruimte voor het verlenen van een toeslag. In latere jaren is sprake van beperkte toeslagverlening. • De premie blijft ongewijzigd. Het huidige premieniveau draagt ruim bij aan het herstel. • Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. • De pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen blijven naar verwachting ongewijzigd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
56
Het herstelplan is goedgekeurd door DNB. Met een dekkingsgraad van 100,2% per einde 2009 ligt het pensioenfonds voor op de dekkingsgraad die ze op dat moment zou moeten hebben volgens het herstelplan. Deze bedraagt namelijk op basis van het aangepaste herstelplan 94,5%. 6.
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voorziening
Overige
Totaal
pensioen-
technische
verplichtingen
voorzieningen
Stand 1 januari 2008
42.024
220
42.244
Mutatie technische voorzieningen
13.704
1
13.705
-
- 175
- 175
55.728
46
55.774
- 343
1.276
933
55.385
1.322
56.707
Overige
Stand 31 december 2008 Mutatie technische voorzieningen
Stand 31 december 2009
De overige technische voorziening bestaat per ultimo 2009 geheel uit de voorziening verzwaring overlevingsgrondslagen. In de jaarrekening van 2008 werd hieronder de voorziening pensioenspaarrekening (excedentregeling) gepresenteerd. Deze is per ultimo 2009 nihil (2008: EUR 46k). Het mutatieoverzicht voor de voorziening pensioenverplichtingen is als volgt: 2009
2008
1.961
1.671
-1
337
1.448
2.044
Pensioenuitkeringen en afkopen
- 1.239
- 1.481
Saldo overdrachten van rechten
-
44
- 2.721
10.947
330
-
- 121
142
- 343
13.704
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging
Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen
Voor de toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting in de staat van baten en lasten.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
57
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorie van deelnemers als volgt samengesteld: 31-12-2009
31-12-2008
Deelnemers
25.450
29.265
Gewezen deelnemers
14.130
13.862
Pensioentrekkenden
15.805
12.601
55.385
55.728
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Dit betekent dat alle opgebouwde aanspraken zijn opgenomen in de technische voorzieningen. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de pensioenregeling Stichting Pensioenfonds ECI voert een collectieve beschikbare premieregeling op basis van middelloon uit. Verdere details over de pensioenregeling zijn opgenomen in het bestuursverslag. Toeslagverlening De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Gelet op de financiële positie van het fonds heeft over 2009 geen toeslagverlening plaatsgevonden. 7.
Overige schulden en overlopende passiva
Derivaten Afdracht loonheffing en premies Uitkeringen
31-12-2009
31-12-2008
476
100
28
22
38
709
Te betalen kosten
176
301
Belastingen
240
198
958
1.330
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
58
Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Vermogen
Technische
Dekkingsgraad
voorzieningen
In %
50.156
55.774
89,9
6.677
933
10,3
56.833
56.707
100,2
31-12-2009
31-12-2008
56.707
55.774
S1 Renterisico
5.089
4.919
S2 Risico zakelijke waarden
7.594
5.829
Stand 31 december 2008 Mutatie boekjaar
Stand 31 december 2009 Het tekort op FTK grondslagen is als volgt:
Voorziening pensioenverplichtingen Buffers:
S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico
-
2.252
1.020
-
175
316
1.889
2.699
Diversificatie-effect
- 4.482
- 6.050
Totaal S (vereiste buffers)
11.285
9.965
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)
67.992
65.739
56.833
50.156
- 11.159
- 15.583
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Tekort
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix op 31 december 2009.
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - beleggingsbeleid; - premiebeleid; - herverzekeringsbeleid; - indexatiebeleid.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
59
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille is belegd in euro’s genoteerde waarden. Het aandeel beleggingen dat niet in euro wordt belegd is ultimo verslagjaar circa 34,2% (2008: 21,8%) van de beleggingsportefeuille. Het valutarisico is nagenoeg geheel afgedekt. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Aandelen Overige beleggingen (commodities, hedge funds)
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
31-12-2009
31-12-2008
15.315
8.505
4.121
2.505
19.436
11.010
60
De vreemde valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2009
2008
Positie voor
Valuta -
Nettopositie
Nettopositie
afdekking
derivaten
na afdekking
na afdekking
GBP
813
797
16
-
USD
18.072
19.248
- 1.176
7.257
JPY
551
553
-2
1.336
19.436
20.598
- 1.162
8.593
Renterisico Renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren: 31-12-2009
31-12-2008
Balanswaarde
Duration
Balanswaarde
Duration
28.612
12,3
32.603
13,0
56.707
16,7
55.774
17,9
Duration van de vastrentende waarden Duration van de voorziening pensioenverplichtingen
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. De afdekking van het renterisico komt redelijk overeen met het beleggingsbeleid. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2009
31-12-2008 In %
In %
Resterende looptijd < 1 jaar
563
2
1.574
5
Resterende looptijd 1-5 jaar
-
-
725
2
Resterende looptijd 1-10 jaar
8.423
29
10.127
31
Resterende looptijd > 10 jaar
19.626
69
20.177
62
28.612
100
32.603
100
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
61
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31-12-2009
31-12-2008
In % AAA
In %
23.335
82
27.817
85
AA
4.072
14
2.094
7
Geen rating
1.205
4
2.692
8
28.612
100
32.603
100
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Actuariële risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-tafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Vooruitlopend op het beschikbaar komen, het beoordelen en toepassen van die nieuwe AG-tafels wordt ultimo 2009 een voorziening getroffen ter grootte van 2,4% van de technische voorziening ultimo 2009. Daarnaast is de kostenvoorziening verhoogd van 2,0% naar 2,6% van de technische voorziening. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
62
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het pensioenfonds herverzekert overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s bij Zwitserleven N.V. te Amstelveen. Deze regeling voorziet in een winstdeling. Toeslagrisico Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Per 1 januari 2009 en per 1 januari 2010 zijn geen voorwaardelijke toeslagen toegekend. Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overige niet-financiële risico's Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Het bestuur heeft de activiteiten uitbesteed aan meerdere uitvoeringsorganisaties, zoals een administrateur, een herverzekeraar en een vermogensbeheerder. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
63
VERBONDEN PARTIJEN Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders De bestuurders ontvangen geen beloning van het fonds. Er zijn geen leningen verstrekt aan en er zijn geen vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Betreffende de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling wordt verwezen naar de uitvoeringsovereenkomst.
NIET IN DE BALANS OPGENOMEN ACTIVA EN VERPLICHTINGEN Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. voor een periode van 4 jaar. Deze overeenkomst eindigt per 31 december 2011. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt EUR 211k (2008: EUR 217k). De totale verplichting voor de resterende looptijd bedraagt per ultimo 2009 ongeveer EUR 422k (ultimo 2008: EUR 651k).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
64
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s) 8.
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Periodieke pensioenpremies Koopsom herstelplan FVP-koopsommen
2009
2008
2.775
3.049
-
351
51
41
2.826
3.441
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 32% (2008: 32%) van de som van de pensioengrondslagen. De FVP-koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2009
2008
Kostendekkende premie
2.841
2.666
Gedempte premie
1.985
2.464
Feitelijke premie
2.826
3.441
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De kostendekkende premie is gebaseerd op de nominale marktrente per 1 januari 2009. De gedempte premie is gebaseerd op het verwacht rendement in van ongeveer 5,3%. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2009
2008
Actuarieel benodigde koopsom
2.164
1.853
Opslag voor uitvoeringskosten
290
403
Solvabiliteitsopslag (Vereist Eigen Vermogen)
387
410
2.841
2.666
2009
2008
-
2
-
2
9.
Premiebijdragen risico deelnemers
Periodieke premie
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
65
10.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe
Indirecte
Kosten van
Totaal
Totaal
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
2009
2009
2009
2009
2008
Aandelen
114
4.923
-
5.037
- 8.122
Vastrentende waarden
972
- 860
-
112
4.061
Derivaten
-
166
-
166
- 169
Overige beleggingen
6
347
-
353
- 545
Overige opbrengsten/lasten
7
-
- 274
- 267
- 300
1.099
4.576
- 274
5.401
- 5.075
11.
Beleggingsresultaten risico deelnemers Directe
Indirecte
Kosten van
Totaal
Totaal
beleggings-
beleggings-
vermogens-
opbrengsten
opbrengsten
beheer
2009
2009
2009
2009
2008
Aandelen
-
-
-
-
- 34
Vastrentende waarden
-
-
-
-
-1
-
-
-
-
- 35
12.
Saldo waardeoverdrachten risico pensioenfonds 2009
2008
Overgenomen pensioenverplichtingen
-
256
Overgedragen pensioenverplichtingen
-
- 182
-
74
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. In verband met het dekkingstekort per ultimo 2008 zijn er in 2009 geen waardeoverdrachten geweest, De toevoeging aan de technische voorziening uit hoofde van de overgenomen pensioenverplichtingen is in 2009 nihil (2008: EUR 218k). Het resultaat op de overgenomen pensioenverplichtingen is in 2009 nihil (2008: EUR 38k). De afname van de technische voorziening uit hoofde van de overgedragen pensioenverplichtingen is in 2009 nihil (2008: EUR 174k). Het resultaat op de overgedragen pensioenverplichtingen is in 2009 nihil (2008: EUR -8k).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
66
13.
Saldo waardeoverdrachten risico deelnemers 2009
2008
Overgenomen pensioenverplichtingen
-
-
Overgedragen pensioenverplichtingen
-
- 229
-
- 229
2009
2008
1.012
718
144
130
14.
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen
8
8
72
755
1.236
1.611
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 417,74 (2008: EUR 406,44) per jaar overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). In 2008 heeft een eenmalige afkoopactie plaatsgevonden, waarvan 1.166 gewezen deelnemers gebruik hebben gemaakt. De toeslag op de uitkeringen per 1 januari 2009 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0% (2008: 0,8%). 15.
Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagen Toeslagverlening is bedoeld om de waarde van de pensioenen op peil te houden. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en op pensioenuitkeringen is voorwaardelijk en vindt alleen plaats als de financiële middelen van het fonds dit toelaten. Er bestaat dus een risico dat er in een jaar geen toeslagverlening plaatsvindt. Het bestuur van het pensioenfonds beslist elk jaar of er een toeslag wordt verleend. Gestreefd wordt naar een toeslag op pensioenaanspraken van deelnemers die gelijk is aan de procentueel hoogste stijging van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) of de algemene loonontwikkeling. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 2,544% (2008: 4,696%), de nominale éénjaarsrente per 1 januari 2009. Pensioenuitkeringen en afkopen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. STICHTING PENSIOENFONDS ECI
67
Uitvoeringskosten Toekomstige uitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Overige wijzigingen 2009
2008
Resultaat op kanssystemen: Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
- 106
-6
10
- 58
- 25
206
- 121
142
15.1 Mutatie overige technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Dit betreft de mutatie van de voorziening pensioenspaarrekening (excedentenregeling) ad EUR 46k en de voorziening verzwaring overlevingsgrondslagen ad EUR -1.322k. 16.
Mutatie technische voorzieningen voor risico deelnemers 2009
2008
Stand 1 januari
-
262
Stortingen
-
2
Onttrekkingen
-
- 229
Resultaat boekjaar
-
- 35
Stand 31 december
-
-
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
68
17.
Herverzekeringen 2009
2008
voor overlijdensrisico
- 11
- 44
voor premievrijstelling
- 65
- 71
-
- 12
- 76
- 127
4
11
58
56
7
7
69
74
-7
- 53
Premies
voor wezenpensioen
Uitkeringen van risicokapitaal bij overlijden van premies voor premievrijgestelden van herverzekerd wezenpensioen
Totaal herverzekering
In 2009 heeft er nog een premieafrekening overlijdensrisico van voorgaande jaren plaatsgevonden voor in totaal EUR 30k. 18.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2009
2008
8
- 53
2009
2008
Administratiekosten
181
312
Controle en advieskosten
110
100
24
20
315
432
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen 19.
Uitvoeringskosten
Overige kosten
In de controle en advieskosten is in 2009 een bedrag opgenomen van EUR 27k (2008: EUR 26k) voor controlewerkzaamheden van de jaarrekening door de accountant. Er zijn in 2009 geen vergoedingen gedaan voor advieswerkzaamheden door de accountant.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
69
Personeelsleden en bezoldiging bestuur Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. Het bestuur ontvangt geen bezoldiging.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Vianen, 12 mei 2010 Stichting Pensioenfonds ECI Het bestuur
A.T. van Putten
W.L. van der Kooy
Voorzitter
Secretaris
T. Cieraad
M. Muller
Bestuurslid
Bestuurslid
D. Voogt
I.M. Fluijter
Bestuurslid
Bestuurslid
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
70
G. Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
71
Gebeurtenissen na balansdatum Actualiteiten omtrent overlevingsgrondslagen Volgens de Pensioenwet dient een fonds bij de vaststelling van de technische voorziening rekening te houden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. In het kader hiervan heeft het Actuarieel Genootschap (AG) geconstateerd dat de levensverwachting de afgelopen jaren sneller is toegenomen dan was voorzien, terwijl het CBS voorziet dat deze trend zich ook in de toekomst zal voortzetten. Het AG heeft aangegeven een nieuwe overlevingstafel te zullen opstellen die rekening houdt met de recente verwachtingen, waaronder de prognose van het CBS uit 2008. De wijze waarop dit precies tot uiting komt in de nieuwe tafel is echter nog niet duidelijk. In de technische voorziening ultimo 2009 is rekening gehouden met een opslag van 2,4%. Deze opslag komt tegemoet aan de reeds geconstateerde sterfteverbetering over het verleden en voldoet daarmee aan de interpretatie van de leidraad door het fonds. In de loop van 2010 zal het AG een nieuwe Prognosetafel uitgeven. Deze nieuwe tafel zal uitgaan van de laatste inzichten over de al waargenomen sterfte over het verleden en verwachtingen over de toekomstige trend. Indien de nieuwe AG-Prognosetafel is uitgebracht en een onderzoek naar de ervaringssterfte is afgerond, kan een besluit worden genomen over nieuwe waarderingsgrondslagen voor de pensioenverplichtingen. Dan zal blijken of de nu geschatte forfaitaire opslag van 2,4% voldoende is. Het bestuur dient de ontwikkelingen te volgen en in 2010 een besluit te nemen over de toepassing van nieuwe overlevingstafels en de bijbehorende ervaringssterfte. Evaluatie FTK In 2009 heeft Commissie Don onderzoek gedaan naar de parameters uit de Regeling Parameters. De commissie bleek verdeeld en is niet met een eensgezind advies naar buiten getreden. Resultante hiervan is dat de Regeling Parameters voor 2010 van kracht blijft. Op 7 april 2010 heeft het Ministerie van SZW haar evaluatie van het Nederlandse pensioensysteem, als ook van het FTK gepubliceerd. In deze evaluatie wordt een aantal voorstellen tot aanpassing van het FTK gedaan, zoals meer nadruk op de reële verplichtingen en op de effecten van stresscenario’s. Ook worden voorstellen gedaan voor aanpassingen van de procedures rondom herstelplannen en de vaststelling van het vereist eigen vermogen. Hoewel de definitieve aanpassingen van het toezichtskader nog niet bekend zijn, kan op basis van de huidige voorstellen worden verwacht dat het toezichtskader zal worden aangepast. Op 7 april 2010 heeft de Minister ook een voorstel voor de te hanteren parameters vanaf 2011 gepubliceerd. In dit voorstel zijn de parameters verlaagd ten opzichte van de eerder gehanteerde parameters. Bij een in de toekomst nieuw uit te voeren ALM studie of continuïteitsanalyse, evenals bij indiening van een nieuw herstelplan zal met de nieuwe parameters rekening moeten worden gehouden. Het pensioenfonds gaat voor het vaststellen van de gedempte premie uit van een verwacht rendement. Een van de voorstellen is dat dit niet meer is toegestaan.
Herstelplan Per ultimo maart 2010 bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds 100,3% en ligt daarmee voor op de dekkingsgraad die ze per ultimo 2010 zou moeten hebben volgens het herstelplan (97,9%).
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
72
Actuariële verklaring – Stichting Pensioenfonds ECI Opdracht Door Stichting Pensioenfonds ECI te Vianen is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: −
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
− heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen) en 132 (vereist eigen vermogen). Ten aanzien van artikel 135 van de Pensioenwet (prudent-person) heb ik op basis van de door mij bestudeerde informatie niet kunnen vaststellen dat het door het pensioenfonds gevoerde beleggingsbeleid niet in overeenstemming is met de prudent-person regel. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds ECI is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Apeldoorn, 12 mei 2010
ir. drs. G. Veluwenkamp AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
73
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds ECI Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport op pagina 42 tot en met 70 opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds ECI te Vianen bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds ECI per 31 december 2009 en van het saldo van baten en lasten over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
74
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 12 mei 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
S.A. van Kempen RA
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
75
H. Bijlagen
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
76
Verloopstaat deelnemers 2009
2008
593
688
Deelnemers Stand vorig boekjaar Nieuwe toetredingen
41
212
- 128
- 293
- 11
- 12
Overlijden
-2
-1
Andere oorzaken
-4
-1
Ontslag met premievrije aanspraak Ingang pensioen
Stand einde boekjaar
- 104
- 95
489
593
1.788
2.706
Gewezen deelnemers Stand vorig boekjaar Ontslag met premievrije aanspraak Waardeoverdrachten Ingang pensioen Overlijden Afkopen* Andere oorzaken
128
292
-
- 22
- 13
- 17
-4
-5
- 128
- 1.166
1
-
Stand einde boekjaar
- 16
- 918
1.772
1.788
181
163
Pensioentrekkenden Stand vorig boekjaar Ingang pensioen
24
Overlijden
-5
-2
Andere oorzaken
-3
- 12
Stand einde boekjaar *
32
16
18
197
181
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 417,74 (2008: EUR 406,44) per jaar
overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66). In 2009 hebben 128 gewezen deelnemers van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In 2008 heeft een eenmalige afkoopactie kleine pensioenen plaatsgevonden, waarvan 1.166 gewezen deelnemers gebruik hebben gemaakt.
STICHTING PENSIOENFONDS ECI
77