Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN
Inhoudsopgave PENSIOENREGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS KPN 2000......................... 4 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6A ARTIKEL 6B ARTIKEL 7 ARTIKEL 8A ARTIKEL 8B ARTIKEL 8C ARTIKEL 9 ARTIKEL 10 ARTIKEL 11 ARTIKEL 12 ARTIKEL 13 ARTIKEL 14 ARTIKEL 15 ARTIKEL 16 ARTIKEL 17 ARTIKEL 18 ARTIKEL 19 ARTIKEL 20 ARTIKEL 21 ARTIKEL 22 ARTIKEL 23 ARTIKEL 24 ARTIKEL 25 ARTIKEL 26 ARTIKEL 27 ARTIKEL 28 ARTIKEL 29 ARTIKEL 30
DEFINITIES VOORWAARDEN VOOR DEELNEMING AANSPRAKEN OP PENSIOEN PERIODEN VAN DEELNEMING EN OPBOUWFACTOREN GRONDSLAGEN VOOR DE BEREKENING VAN DE AANSPRAKEN VROEGPENSIOEN TIJDELIJK OUDERDOMSPENSIOEN MIDDELLOON SYSTEEM LEVENSLANG OUDERDOMSPENSIOEN MIDDELLOON SYSTEEM PARTNERPENSIOEN BIJ OVERLIJDEN TIJDENS DE DEELNEMING PARTNERPENSIOEN BIJ OVERLIJDEN TIJDENS DE PENSIONERING PARTNERPENSIOEN BIJ OVERLIJDEN VAN DE GEWEZEN DEELNEMER WEZENPENSIOEN BEDRAGEN BESCHIKBARE PREMIEREGELING (BPR) INDIVIDUEEL PENSIOENSPAREN (IPS) (EXTRA) ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN WAO-AANVULLING VOORTZETTING VAN DE PENSIOENOPBOUW EN VERZEKERING BIJ
4 7 8 10 12 14 15 16 18 20 21 22 23 25 28 30
ARBEIDSONGESCHIKTHEID
32 34 36 38 39 40
PENSIOENINGANGSDATUM
43
PENSIOENAANSPRAKEN
46 48 49 50 51 51 52 52 52 52
INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT BEËINDIGING VAN DE DEELNEMING VOOR DE PENSIOENINGANGSDATUM UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT EXTRA PENSIOEN DOOR FVP-BIJDRAGE EINDE HUWELIJK OF SAMENLEVING FLEXIBELE PENSIONERING, OMZETTING EN AANWENDING BELEGGINGSSALDI OP DE AANPASSING AANSPRAKEN, INGEGANE PENSIOENEN EN PREMIEVRIJE FINANCIERING AANSPRAKEN TOEKENNING EN UITKERING VAN DE PENSIOENEN OVERIGE RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE DEELNEMER AFWIJKINGEN VAN HET REGLEMENT UITSLUITINGEN EN KORTINGEN OVERGANGSBEPALING INACHTNEMING VAN EN AANPASSING AAN FISCALE EISEN TRANSPARANTIE INWERKINGTREDEN/WIJZIGINGEN
BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN GRENZEN EN BEDRAGEN IS KOMEN TE VERVALLEN ............................................................... 54 BIJLAGE 2 IPS BIJDRAGEN EN ONTTREKKINGEN IS KOMEN TE VERVALLEN ..... 55 BIJLAGE 3 FLEXIBELE PENSIONERING, OMZETTING EN AANWENDING BELEGGINGSSALDI OP DE PENSIOENINGANGSDATUM ................... 56 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6
OMZETTING LEVENSLANG OUDERDOMSPENSIOEN IN PARTNERPENSIOEN C.Q. PARTNERPENSIOEN IN LEVENSLANG OUDERDOMSPENSIOEN
FLEXIBELE INGANGSDATUM LEVENSLANG OUDERDOMSPENSIOEN BESTEDING BPR- EN IPS-SALDO VOOR OUDERDOMSPENSIOEN IN HOOGTE WISSELEND OUDERDOMSPENSIOEN FLEXIBELE INGANGSDATUM TIJDELIJK OUDERDOMSPENSIOEN SLOTBEPALINGEN
56 56 56 57 58 59 60
BIJLAGE 4 OVERIGE TARIEVEN, FACTOREN EN PERCENTAGES ......................... 61 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2
BESCHIKBARE PREMIETABEL KOOPSOMTABEL NABESTAANDENPENSIOEN BIJ OVERLIJDEN VOOR DE 2
61 61
30 september 2013
PENSIOENINGANGSDATUM
ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5
RUILVOET BIJ BEËINDIGING DEELNEMING VOOR PENSIOENDATUM AFKOOP KLEIN PENSIOEN SLOTBEPALING
61 61 62 63
BIJLAGE 5 REGELING PENSIOENSPAREN ......................................................... 65 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5
OPBOUW BELEGGINGSSALDO BELEGGINGSDEPOT(S) KEUZE VAN BELEGGINGSDEPOT RECHTEN BIJ EINDE DEELNEMING VERDELING BELEGGINGSSALDO BIJ EINDE HUWELIJK OF GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING
65 65 66 66 67
BIJLAGE 6 OVERGANGSREGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS KPN 2000 .. 68 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6 ARTIKEL 7
DEFINITIES OPGEBOUWDE AANSPRAKEN EN RECHTEN OP PENSIOEN AANPASSING OPGEBOUWDE AANSPRAKEN EN RECHTEN OP PENSIOEN UITZICHTGARANTIE DEELNEMINGSTIJD VOOR PARTNERPENSIOEN KRACHTENS HET REGLEMENT EINDE HUWELIJK OF SAMENLEVING NA DE OVERGANGDATUM FLEXIBELE PENSIONERING EN OMZETTING
68 68 69 69 70 70 70
BIJLAGE 7 REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE STICHTING PENSIOENFONDS KPN................................................................................................. 74 ARTIKEL 1 ARTIKEL 2 ARTIKEL 3 ARTIKEL 4 ARTIKEL 5 ARTIKEL 6 ARTIKEL 7 ARTIKEL 8 ARTIKEL 9
BEGRIPSBEPALING SAMENSTELLING/BENOEMING GEHEIMHOUDING SECRETARIS BEVOEGDHEDEN BEHANDELING GESCHIL UITSPRAKEN TEGEMOETKOMING IN KOSTEN VAN JURIDISCHE BIJSTAND SLOTBEPALING
3
74 74 74 74 74 74 75 75 76
30 september 2013
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000 Artikel 1
Definities
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1.1
het fonds: de “Stichting Pensioenfonds KPN”, gevestigd te Groningen;
1.2
het bestuur: het bestuur van het fonds;
1.3
de vennootschap: Koninklijke KPN NV, gevestigd te ’s-Gravenhage;
1.4
de werkgever: de vennootschap, alsmede de op het verzoek van de vennootschap tot het fonds toegelaten gelieerde ondernemingen en/of instellingen;
1.5
de gelieerde onderneming: iedere rechtspersoon die krachtens artikel 2 van de statuten dan wel krachtens het bepaalde in artikel 25.2 door het bestuur is aangemerkt als onderneming en/of instelling;
1.6
het (overgangs)reglement: het “Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000” alsmede de bijlagen bij dat reglement dat in werking is getreden op 1 april 2000 en het “Overgangsreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000”;
1.7
het (overgangs)reglement 1998 het op 29 juni 1998 in werking getreden “Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN” alsmede de bijlagen bij dat reglement en de “Overgangsregeling 1 juli 1998 Stichting Pensioenfonds KPN”;
1.8
de CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor Koninklijke KPN NV, met inbegrip van de op de CAO gebaseerde collectieve regelingen;
1.9
de werknemer: de persoon die een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever;
1.10
de deelnemer: de persoon die op grond van artikel 2 deelneemt in het fonds;
1.11
de gewezen deelnemer: de persoon van wie de deelneming in het fonds op grond van artikel 2 anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd, en die krachtens het reglement aanspraken jegens het fonds heeft gekregen en behouden;
1.12
de gepensioneerde: de persoon die een uitkering van ouderdomspensioen of vroegpensioen ontvangt;
1.13
de vroegpensioendatum de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt; 4
30 september 2013
1.14
de pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 62 jaar wordt;
1.15
de AOW-datum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 65 jaar wordt;
1.16
de vroegpensioeningangsdatum de eerste dag met ingang waarvan voor de deelnemer een vroegpensioenuitkering van het fonds ingaat; de vroegpensioeningangsdatum ligt niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt en niet later dan op de eerste van de maand voorafgaand aan de maand waarin de deelnemer 62 jaar wordt;
1.17
de pensioeningangsdatum: de eerste dag met ingang waarvan voor de (gewezen) deelnemer een ouderdomspensioenuitkering van het fonds ingaat; de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag van een maand, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt en niet later dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen)deelnemer 67 jaar wordt;
1.18 a.
de partner: de persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioeningangsdatum is gehuwd of een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek is aangegaan; de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de pensioeningangsdatum blijkens een notarieel verleden akte, die ten minste zes maanden voor het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is opgemaakt, een gemeenschappelijke huishouding voert en die, blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister gedurende de zes maanden direct voorafgaand aan het overlijden, met de (gewezen)deelnemer of gepensioneerde op één adres heeft gewoond. Voor de toepassing van het bepaalde in dit reglement kan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gedurende enige periode slechts met één partner, als bedoeld in dit lid, en kan die partner gedurende enige periode slechts met één (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voeren;
b.
1.19 a. b. c.
datum scheiding of ontbinding huwelijk: in geval van echtscheiding, de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand; in geval van scheiding van tafel en bed, de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan; in geval van ontbinding na scheiding van tafel en bed, de datum van inschrijving van de beschikking tot ontbinding na scheiding van tafel en bed in de registers van de burgerlijke stand;
1.20
datum einde geregistreerd partnerschap: de datum van inschrijving van de beschikking van beëindiging van het geregistreerd partnerschap of van de verklaring dat een beëindigingsovereenkomst is gesloten, in de registers van de burgerlijke stand;
1.21
datum einde gemeenschappelijke huishouding:
5
30 september 2013
de datum waarop blijkens een door de deelnemer en/of de partner binnen twee jaar na de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding te overleggen uittreksel uit het bevolkingsregister, geen sprake meer is van een gemeenschappelijke huishouding; 1.22 a. b.
de ex-partner de persoon die in het verleden als echtgeno(o)t(e) of bij de burgerlijke stand geregistreerd partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kon worden aangemerkt; de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed of aanverwant in de rechte lijn, die blijkens een door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en/of de partner binnen twee jaar na de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding overgelegd uittreksel uit het bevolkingsregister, niet langer een gemeenschappelijke huishouding voert met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde blijkens een notarieel verleden akte ten minste zes maanden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd en die, blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister, met de (gewezen)deelnemer of gepensioneerde ten minste gedurende die zes maanden op één adres heeft gewoond
1.23
de uitkeringsgerechtigde de persoon, niet zijnde de gepensioneerde, die recht heeft op een pensioenuitkering;
1.24
de gemoedsbezwaarde de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die door het bestuur is erkend als gemoedsbezwaarde tegen iedere vorm van verzekering;
1.25
de nabestaande(n) de persoon die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aangemerkt kan worden als partner en de kinderen die op grond van het bepaalde in artikel 9.1 recht hebben op wezenpensioen;
1.26
normale arbeidsduur de voor de deelnemer geldende normale arbeidsduur als bedoeld in de CAO; indien geen CAO van toepassing is geldt als normale arbeidsduur het door de werkgever als zodanig vastgestelde aantal uren;
1.27
arbeidsongeschikt arbeidsongeschikt in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);
1.28
WAO-uitkering arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de WAO;
1.29
WAO maximum jaarloon het naar een jaarbedrag herrekende maximum dagloon voor de berekening van de WAO-uitkering;
1.30
FVP Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
1.31
vroegpensioen aanspraak op periodieke uitkeringen vóór de pensioendatum, die voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964.
6
30 september 2013
Artikel 2 2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
Voorwaarden voor deelneming
Deelneming Als deelnemer wordt in het fonds opgenomen: a. de werknemer die onder de werkingssfeer van de CAO valt, die is geboren vóór 1 januari 1950 en met wie voor 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst is gesloten; b. de werknemer die op grond van het bepaalde in artikel 25.1.b of artikel 25.2 door het bestuur als deelnemer in het fonds is toegelaten. De deelneming gaat in op een door het bestuur te bepalen datum. Einde deelneming De deelneming eindigt met ingang van de dag waarop: a. de deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest; b. deelnemer die op grond van het bepaalde in artikel 2.1.a deelneemt niet langer onder de werkingssfeer van de CAO valt; c. de werkgever waarbij de deelnemer in dienst is de hoedanigheid van aangesloten werkgever verliest, doch in ieder geval op de vroegpensioeningangsdatum of pensioeningangsdatum, of bij eerder overlijden. In bijzondere gevallen, ter beslissing door het bestuur, eindigt de deelneming voorts met ingang van de dag waarop de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de dienstbetrekking door de werkgever worden opgeschort. Voortzetting deelneming In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 eindigt de deelneming niet: a. indien en zolang de deelnemer recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid; b. indien en zolang de deelneming voor een deelnemer krachtens bepaling in de CAO dan wel op verzoek van de werkgever wordt voortgezet en het fonds met de voortzetting heeft ingestemd; Het recht op voortzetting van de deelneming kan geheel of gedeeltelijk bestaan en kan tevens bestaan naast gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de werkgever. De gedeeltelijke voortzetting op grond van dit lid en de deelneming op grond van arbeidsovereenkomst worden in dat geval samen aangemerkt als één deelneming. Aansluitende arbeidsovereenkomsten Aansluitende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en een aangesloten werkgever worden voor de toepassing van dit reglement als één doorlopende arbeidsovereenkomst beschouwd indien bij elk van deze arbeidsovereenkomsten afzonderlijk wordt voldaan aan de voorwaarden voor deelneming in het fonds. Meerdere deelnemingen Indien een werknemer meer arbeidsovereenkomsten met de werkgever heeft gesloten en deze arbeidsovereenkomsten geheel of gedeeltelijk op een zelfde periode betrekking hebben, zal elk van de arbeidsovereenkomsten, als voldaan wordt aan de voorwaarden voor deelneming, afzonderlijk leiden tot deelneming in het fonds, met inachtneming van de voor de betreffende deelneming geldende deelnemingstijd en grondslagen.
7
30 september 2013
Artikel 3 3.1
Aanspraken op pensioen
Algemeen geldende aanspraken Een deelneming geeft, indien en voor zover de daartoe verschuldigde premie aan het fonds is voldaan, met inachtneming van de bepalingen van de statuten en dit reglement aanspraak op: - vroegpensioen voor de deelnemer; - tijdelijk ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer; – levenslang ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer; – tijdelijk partnerpensioen na overlijden van een deelnemer voor zijn partner; – levenslang partnerpensioen na overlijden van een deelnemer voor zijn partner; – tijdelijk wezenpensioen na overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor zijn minderjarige en studerende meerderjarige kind(eren); – tijdelijk arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemer; – aanvullende pensioenuitkeringen voor de deelnemer en/of zijn partner en/of zijn kind(eren) uit het saldo krachtens de beschikbare premieregeling (BPRsaldo). De pensioenovereenkomst ter uitvoering waarvan dit reglement is opgesteld, heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst, met uitzondering van de beschikbare premieregeling, als bedoeld in artikel 10, en de regeling individueel pensioensparen, als bedoeld in artikel 11. Deze regelingen hebben het karakter van een premieovereenkomst.
3.2
3.3
3.4
3.5
De deelnemer heeft voorts aanspraak op gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid. Individuele mogelijkheden voor aanvullende pensioenverzekering - De deelnemer die heeft deelgenomen aan de regeling individueel pensioensparen (IPS) kan voor zichzelf en/of zijn partner en/of zijn kind(eren) in aanmerking komen voor extra pensioenuitkeringen uit het IPS-saldo. - De deelnemer die deelneemt aan de verzekering van WAO-aanvulling kan voor zichzelf in aanmerking komen voor een tijdelijke WAO-aanvulling. Aanspraken gemoedsbezwaarde De gemoedsbezwaarde heeft geen aanspraak op de in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde pensioenen of voortzetting van pensioenopbouw. In plaats daarvan heeft de gemoedsbezwaarde aanspraken op grond van het “Reglement spaarregeling gemoedsbezwaarden”. Maximale aanspraken op pensioen Voor het vroegpensioen en het jaarlijkse levenslang ouderdomspensioen krachtens dit reglement, met inbegrip van de pensioenen krachtens het overgangsreglement, geldt een wettelijk maximum van 100% van het laatste pensioengevende salaris. Bij de toetsing aan het in de vorige zin bedoelde maximum wordt bij het ouderdomspensioen inbegrepen per dienstjaar of ontbrekend dienstjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkering voor een gehuwde persoon zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. In het geval dat het deelnemerschap na de (vroeg)pensioendatum wordt voortgezet zal het totaal aan pensioenaanspraken elke maand worden getoetst. Indien de 100%-grens wordt bereikt:
8
30 september 2013
-
-
vóór de AOW-datum, dan heeft de deelnemer de mogelijkheid de opbouw van aanspraken te staken en of het pensioen te bevriezen op het niveau van 100% dan wel het pensioen direct te laten ingaan. Het pensioen dient uiterlijk in te gaan op de AOW-datum; na de AOW-datum, dan gaat het pensioen in.
Voor het jaarlijkse levenslang partnerpensioen respectievelijk het jaarlijkse wezenpensioen krachtens dit reglement, met inbegrip van de pensioenen krachtens het overgangsreglement, geldt een wettelijk maximum van 70% respectievelijk 28% van het in dit lid bedoelde maximale ouderdomspensioen. Bij een salarisdaling als gevolg van het terugtreden na de 52e verjaardag van de deelnemer naar een lager gekwalificeerde functie kan, met in achtneming van artikel 5.2, het pensioengevend salaris voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld op het pensioengevende salaris direct voorafgaand aan het terugtreden, verhoogd met alle algemene verhogingen van de salarissen volgens de CAO die nadien hebben plaatsgevonden. 3.6
Verbod afkoop pensioenaanspraken De aanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, danwel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
3.7
De aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen die deelnemer of gewezen deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien in de Pensioenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding hebben uitgesloten.
3.8
De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het fonds of de aangesloten werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
3.9
Elk beding strijdig met het bepaalde in het achtste en negende lid, is nietig.
3.10
De aanspraken op pensioen luiden in euro’s en worden naar boven afgerond in centen nauwkeurig vastgesteld.
9
30 september 2013
Artikel 4 4.1
4.2
4.3
4.4
Perioden van deelneming en opbouwfactoren
(Perioden van de) deelnemingstijd a. Opbouw van aanspraken als bedoeld in artikel 3, vindt plaats gedurende de na 1 april 2000 gelegen tijd tussen de aanvang van de deelneming en het einde van de deelneming. b. Het deel/de delen van de deelnemingstijd waarin een deeltijd dienstbetrekking geldt telt/tellen voor de berekening van de aanspraken, voorzover het vast pensioengevend salaris, de vaste pensioengrondslag en de premiegrondslag betreft, mee naar rato van de som van de in de betreffende periode geldende deeltijdfactor en, voor zover van toepassing, meerurenfactor. Deze bepaling heeft geen betrekking op het variabel pensioengevend salaris en de variabele grondslag. Het in de eerste volzin bepaalde is tevens van toepassing voor de bepaling van de totale deelnemingsperiode als bedoeld in artikel 27.1.b. c. In geval van voortzetting van de deelneming als bedoeld in artikel 2.4 telt het betreffende deel van de deelnemingstijd mee naar rato van het voortzettingspercentage. d. Een periode waarin de deelnemer zonder doorbetaling van maandsalaris buitengewoon verlof heeft of geschorst is wordt niet in aanmerking genomen als deelnemingstijd, tenzij in de CAO anders wordt bepaald. Op verzoek van de werkgever kan het bestuur onder door haar te stellen voorwaarden besluiten dat de met de duur van het buitengewone verlof of schorsing samenvallende periode van deelneming toch geheel of gedeeltelijk in aanmerking wordt genomen voor de pensioenopbouw. e. Een periode van deelneming wordt in dagen nauwkeurig vastgesteld. Fictieve deelnemingstijd Naast de tijd krachtens de deelneming in het fonds kan de deelnemer in geval van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 15 op of na 1 april 2000 in aanmerking komen voor fictieve deelnemingstijd. Deeltijd- en meerurenfactor De deeltijdfactor in enige periode is de breuk die de verhouding weergeeft van de overeengekomen arbeidsduur in die periode tot de normale arbeidsduur. De meerurenfactor in enige periode is de breuk die de verhouding weergeeft van het aantal meeruren als bedoeld in de CAO, dat in de betrokken periode is uitbetaald, tot de normale arbeidsduur in die periode. Als een deelnemer een arbeidsovereenkomst is aangegaan met een minimum en maximum aantal uren, wordt de deeltijdfactor vastgesteld aan de hand van de minimum overeengekomen arbeidsduur. De meerdere gewerkte uren worden aangemerkt als meeruren. De werkgever kan ingeval van vermindering van de deeltijdfactor na de 52e verjaardag van de deelnemer bepalen dat de deeltijdfactor wordt vastgesteld op de deeltijdfactor direct voorafgaand aan deze vermindering. Voortzettingspercentage Het voortzettingspercentage is gelijk aan: a. voor de arbeidsongeschikte deelnemer: het percentage voortzetting tijdens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 14; b. voor de deelnemer voor wie de deelneming krachtens een CAO-bepaling of op verzoek van de werkgever wordt voortgezet: het voortzettingspercentage dat in de desbetreffende CAO-bepaling is vastgelegd, dan wel als geen CAOregeling van toepassing is, het met de werkgever afgesproken percentage. Als de deelnemer die in aanmerking komt voor voortzetting van de deelneming, in de 12 maanden direct voorafgaand aan de maand waarin het recht op 10
30 september 2013
voortzetting is ontstaan in deeltijd werkzaam is geweest, worden de hiervoor onder a. en b. bedoelde percentages, voor zover de voortzetting het vast pensioengevend salaris, de vaste pensioengrondslag en de premiegrondslag betreft, vermenigvuldigd met de som van: de gemiddelde deeltijdfactor en de gemiddelde meerurenfactor, gedurende bedoelde twaalf maanden. Deze vermenigvuldiging vindt niet plaats voor zover de voortzetting betrekking heeft op het variabel pensioengevend salaris en de variabele grondslag.
11
30 september 2013
Artikel 5 5.1
5.2
5.3
Grondslagen voor de berekening van de aanspraken
De hoogte van de aanspraken, bedoeld in artikel 3, wordt vastgesteld aan de hand van het pensioengevend salaris, de franchise en de Beschikbare premiegrens (BPR-grens), alsmede aan de hand van de daarvan afgeleide pensioengrondslag en premiegrondslag. Pensioengevend salaris a. Het pensioengevend salaris bestaat uit een vast deel en, voorzover van toepassing, een variabel deel. 1. Het vast pensioengevend salaris per maand wordt gevormd door de som van het maandsalaris en de maandelijkse toelagen als bedoeld in de CAO met een vast en regelmatig karakter, verhoogd met de bij die som behorende vakantie-uitkering. Daarbij wordt uitgegaan van de bedragen die gelden bij de normale arbeidsduur. 2. Het variabele pensioengevend salaris per maand wordt gevormd door het bedrag van de toelagen als bedoeld in de CAO met een variabel karakter die in een maand zijn uitbetaald, verhoogd met de bijbehorende vakantie-uitkering. b. Het vast pensioengevend salaris op jaarbasis op enig tijdstip is gelijk aan het op die datum geldend vast pensioengevend salaris per maand vermenigvuldigd met 12. c. Het variabel pensioengevend salaris op jaarbasis op enig tijdstip is gelijk aan de som van de variabele pensioengevende salarissen in de 12 volle maanden voorafgaand aan bedoeld tijdstip. Indien in bedoelde 12 maanden een algemene verhoging van de salarissen volgens de CAO heeft plaatsgevonden, worden de variabele pensioengevende salarissen uit de maanden gelegen voor de datum van de verhoging, aangepast overeenkomstig die algemene verhoging van de salarissen. Indien de deelneming minder dan 12 maanden heeft geduurd, is het variabel pensioengevend salaris gelijk aan de som van de variabele pensioengevende salarissen gedurende de volle maanden van deelneming verhoogd naar rato van 12 en het aantal volle maanden dat de deelneming heeft geduurd. Het bepaalde in de tweede volzin is van overeenkomstige toepassing. d. Het bestuur stelt na overleg met de werkgever vast welke toelagen als bedoeld in de CAO een vast en regelmatig karakter hebben en welke toelagen een variabel karakter hebben. e. De werkgever kan, na instemming van het bestuur, andere inkomensbestanddelen dan bedoeld onder a. aanmerken als pensioengevend salaris. f. De werkgever kan ingeval van een salarisdaling als gevolg van het terugtreden na de 52e verjaardag van de deelnemer naar een lager gekwalificeerde functie, bepalen dat het pensioengevend salaris wordt vastgesteld op het pensioengevend salaris direct voorafgaand aan het terugtreden, verhoogd met alle algemene verhogingen van de salarissen volgens de CAO die nadien hebben plaatsgevonden. Indien en zolang de deelneming op grond van artikel 2.4 wordt voortgezet, worden het vast pensioengevend jaarsalaris en het variabel pensioengevend jaarsalaris die gelden op de eerste dag van de maand waarin het recht op voortzetting ontstaat nadien, telkens als een algemene verhoging van de salarissen volgens de CAO plaatsvindt, herzien overeenkomstig die algemene verhoging. Ingeval van voortgezette deelneming is het op enig tijdstip geldend pensioengevend salaris per maand gelijk aan het op die datum geldend pensioengevend salaris per jaar, gedeeld door 12. 12
30 september 2013
5.4
5.5
5.6
5.7
Franchise Over het deel van het vast pensioengevend salaris ter grootte van de franchise wordt geen pensioen opgebouwd. Op 1 april 2000 bedraagt de franchise per jaar € 11.798,-. De franchise wordt jaarlijks op 1 januari aangepast met dezelfde procentuele stijging als de stijging per 1 januari van de AOW-uitkering voor een gehuwde zonder toeslag. Het bestuur kan op verzoek van de cao-partijen de franchise vaststellen op een bedrag dat afwijkt van het overeenkomstig de vorige volzin bepaald bedrag. De franchise per maand is gelijk aan het bedrag van de franchise per jaar gedeeld door 12. Beschikbare premiegrens (BPR-grens) De BPR-grens is het grensbedrag dat bepalend is voor het pensioensysteem op grond waarvan de pensioenaanspraken worden vastgesteld. Over het gedeelte van het vast pensioengevend salaris tot en met de BPR-grens en over het variabel pensioengevend salaris wordt pensioen opgebouwd volgens het middelloon systeem. Over het gedeelte van het vaste pensioengevend salaris boven de BPR-grens wordt pensioen opgebouwd volgens het beschikbare premiesysteem. Op 1 april 2000 bedraagt de BPR-grens € 45.378,- per jaar. Het bestuur kan op verzoek van de werkgever de BPR-grens vaststellen op een bedrag dat afwijkt van het in de vorige volzin genoemde bedrag. De BPR-grens per maand is gelijk aan het bedrag van de BPR-grens per jaar gedeeld door 12. Pensioengrondslag De pensioengrondslag is de som van de vaste pensioengrondslag en de variabele pensioengrondslag. De vaste pensioengrondslag per maand of jaar op enig tijdstip, is gelijk aan het voor de deelnemer geldende vast pensioengevend salaris per maand of jaar tot een maximum van de op dat moment geldende BPR-grens en verminderd met de franchise per maand of jaar op het desbetreffende tijdstip. De variabele pensioengrondslag per maand of jaar op enig tijdstip, is gelijk aan het voor de deelnemer geldende variabel pensioengevend salaris per maand of jaar op het desbetreffende tijdstip. Hierbij wordt – indien de franchise groter is dan het vast pensioengevend salaris – dit verschil in mindering gebracht op het geldende variabel pensioengevend salaris. Premiegrondslag De premiegrondslag in enige maand is gelijk aan het voor de deelnemer geldende vast pensioengevend salaris per maand voor zover dat groter is dan de BPR-grens in de betreffende maand. De premiegrondslag op jaarbasis op enig tijdstip is 12 maal de op dat tijdstip geldende premiegrondslag per maand.
13
30 september 2013
Artikel 6a 6a.1
6a.2
6a.3
6a.4
Vroegpensioen
Recht op vroegpensioen Uit de bijdrage voor het individueel pensioensparen (IPS-bijdrage) kan een vroegpensioensaldo worden gevormd dat wordt aangewend voor vroegpensioen. Het vroegpensioen gaat in op de vroegpensioendatum, maar kan door de deelnemer, indien het deelnemerschap op of na de vroegpensioendatum geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet, worden uitgesteld. Bij gedeeltelijke voortzetting van het deelnemerschap kan het vroegpensioen slechts voor dat deel worden uitgesteld. Het vroegpensioen wordt uitgekeerd tot aan de pensioendatum of een eerder ingaande pensioeningangsdatum, of een eerdere datum van overlijden. De (gewezen) deelnemer die op de vroegpensioendatum arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO kan de vroegpensioendatum niet uitstellen. Hoogte vroegpensioen De hoogte van het vroegpensioen is afhankelijk van het vroegpensioensaldo dat op de vroegpensioen(ingangs)datum wordt besteed overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.3. Artikel 6b, leden 4 en 5, en artikel 11.5, zijn van overeenkomstige toepassing.
14
30 september 2013
Artikel 6b 6b.1
6b.2
6b.3
Tijdelijk ouderdomspensioen middelloon systeem
Recht op tijdelijk ouderdomspensioen, ingang en einde Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. Het tijdelijk ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-datum of, als de gepensioneerde eerder overlijdt, tot en met de laatste dag van de maand van zijn overlijden. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is wordt bij de uitkering van het tijdelijk ouderdomspensioen het in 6.3 bepaalde in acht genomen. Hoogte tijdelijk ouderdomspensioen Per maand van deelneming na 1 april 2000 wordt een jaarlijks tijdelijk ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van 2% van de voor die maand geldende franchise per maand, rekening houdend met de in de betreffende maand geldende deeltijd- en meerurenfactor en met het in de betreffende maand geldend voortzettingspercentage. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is en die voor een WAO-uitkering in aanmerking komt, wordt de uitkering van het tijdelijk ouderdomspensioen verminderd met de toegekende WAO-uitkering, alsmede met enige uitkering uit hoofde van arbeidsongeschiktheidspensioen of WAO-aanvulling van het fonds. Het jaarlijks tijdelijk ouderdomspensioen van de in de vorige zin bedoelde deelnemer bedraagt echter niet minder dan: - 0% bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer – 20% bij een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer doch minder dan 80% – 40% bij een arbeidsongeschiktheid van 55% of meer doch minder dan 65% – 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer doch minder dan 55% – 60% bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer doch minder dan 45% – 70% bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer doch minder dan 35% – 80% bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer doch minder dan 25% – 100% bij een arbeidsongeschiktheid minder dan 15% van het tijdelijk ouderdomspensioen waarop recht bestaan zou hebben indien de opbouw van tijdelijk ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid gebaseerd zou zijn geweest op een voortzettingspercentage van 100. Als de mate van arbeidsongeschiktheid na de pensioeningangsdatum daalt wordt de hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de daling plaatsvindt dienovereenkomstig aangepast. Tijdelijk ouderdomspensioen na scheiding of einde geregistreerd partnerschap
6b.4
Indien het tijdelijk ouderdomspensioen bij scheiding of bij het einde van een geregistreerd partnerschap wordt verevend als bedoeld in artikel 19.1, wordt elke termijn van tijdelijk ouderdomspensioen die aan de gepensioneerde wordt uitbetaald, verminderd met het deel dat, inclusief de aanpassingen op grond van artikel 21, aan de ex-partner wordt uitbetaald.
6b.5
Indien bij scheiding of bij het einde van een geregistreerd partnerschap conversie heeft plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 19.2, wordt het recht op tijdelijk ouderdomspensioen van de gepensioneerde, ongeacht het in leven zijn van de ex-partner, verminderd met het ter gelegenheid van de conversie vastgestelde aftrekbedrag tijdelijk ouderdomspensioen, inclusief aanpassingen overeenkomstig artikel 21.
15
30 september 2013
Artikel 7 7.1
7.2
7.3
7.4
Levenslang ouderdomspensioen middelloon systeem
Ingang en einde Het levenslang ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is wordt tot de AOW-datum bij de uitkering van het levenslang ouderdomspensioen het in 7.3 bepaalde in acht genomen. Voor zover en zolang de arbeidsovereenkomst na de pensioendatum wordt verlengd, gaat het ouderdomspensioen niet in. Hoogte levenslang ouderdomspensioen Per maand van deelneming na 1 april 2000 wordt een jaarlijks levenslang ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van: a. 2% van de voor die maand geldende vaste pensioengrondslag per maand, rekening houdend met de in de betreffende maand geldende deeltijd- en meerurenfactor en met het in de betreffende maand geldend voortzettingspercentage, verhoogd met, b. 2% van de voor die maand geldende variabele pensioengrondslag per maand, rekening houdend met het in de betreffende maand geldend voortzettingspercentage. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is en die voor een WAO-uitkering in aanmerking komt, wordt de uitkering van het levenslang ouderdomspensioen tot de AOW-datum verminderd met het deel van de toegekende WAO-uitkering, respectievelijk van enige uitkering uit hoofde van arbeidsongeschiktheidspensioen of WAOaanvulling van het fonds, dat de uitkering van het tijdelijk ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 6b.2, overtreft. Het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen van de in de vorige zin bedoelde deelnemer bedraagt tot de AOW-datum echter niet minder dan: - 0% bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer – 20% bij een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer doch minder dan 80% – 40% bij een arbeidsongeschiktheid van 55% of meer doch minder dan 65% – 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer doch minder dan 55% – 60% bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer doch minder dan 45% – 70% bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer doch minder dan 35% – 80% bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer doch minder dan 25% – 100% bij een arbeidsongeschiktheid minder dan 15% van het levenslang ouderdomspensioen waarop recht bestaan zou hebben indien de opbouw van levenslang ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid gebaseerd zou zijn geweest op een voortzettingspercentage van 100. Als de mate van arbeidsongeschiktheid na de pensioeningangsdatum daalt wordt de hoogte van het levenslang ouderdomspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de daling plaatsvindt dienovereenkomstig aangepast. Levenslang ouderdomspensioen na scheiding, einde geregistreerd partnerschap of gemeenschappelijke huishouding Indien het levenslang ouderdomspensioen bij scheiding, bij het einde van een geregistreerd partnerschap of bij het einde van een gemeenschappelijke huishouding wordt verevend als bedoeld in artikel 19.1 wordt elke termijn van levenslang ouderdomspensioen die aan de gepensioneerde wordt uitbetaald, verminderd met het deel dat, inclusief de aanpassingen op grond van artikel 21, aan de ex-partner wordt uitbetaald. 16
30 september 2013
7.5
Indien bij scheiding, bij het einde van een geregistreerd partnerschap of bij het einde van een gemeenschappelijke huishouding conversie heeft plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 19.2, wordt het recht op levenslang ouderdomspensioen van de gepensioneerde, ongeacht het in leven zijn van de ex-partner, verminderd met het ter gelegenheid van de conversie vastgestelde aftrekbedrag levenslang ouderdomspensioen, inclusief aanpassingen overeenkomstig artikel 21.
17
30 september 2013
Artikel 8a 8a.1
8a.2
8a.3
8a.4
Partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming
Recht op partnerpensioen Na het overlijden van de deelnemer heeft de partner recht op levenslang en tijdelijk partnerpensioen. Ingang en einde Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden. Het levenslang partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-datum of, als de partner voordien overlijdt, tot en met de laatste dag van de maand van diens overlijden. Hoogte levenslang partnerpensioen Het jaarlijkse levenslang partnerpensioen bedraagt: a. 1,25% van het verschil van het ten tijde van het overlijden op jaarbasis geldende vast pensioengevend salaris en de franchise, per vol jaar van de tot de pensioendatum bereikbare deelnemingstijd gelegen na 1 april 2000, met inbegrip van de fictieve deelnemingstijd krachtens waardeoverdracht conform artikel 15.3.b, op of na 1 april 2000 en - indien van toepassing – verhoogd met de extra bereikbare deelnemingstijd krachtens artikel 5.2 van het overgangsreglement. Als de deelnemer in deeltijd werkzaam is geweest wordt de tot de datum van overlijden opgebouwde deelnemingstijd vastgesteld met inachtneming van de gemiddelde deeltijd- en meerurenfactor in die jaren. De tijd tussen de datum van overlijden en de pensioendatum en de extra bereikbare deelnemingstijd worden in aanmerking genomen, rekening houdend met de som van de gemiddelde deeltijdfactor en de gemiddelde meerurenfactor in de 12 volle maanden direct voorafgaand aan de maand van het overlijden. Als de deelneming krachtens het bepaalde in artikel 2.4 is voortgezet, wordt de opgebouwde deelnemingstijd vastgesteld met in achtneming van het in de voortzettingsperiode gegolden hebbend gemiddelde voortzettingspercentage. De tijd tussen de datum van overlijden en de pensioendatum en de extra bereikbare deelnemingstijd worden dan in aanmerking genomen, rekening houdend met het ten tijde van het overlijden geldende voortzettingspercentage; verhoogd met: b. 1,25% van de ten tijde van het overlijden geldende variabele pensioengrondslag op jaarbasis, per vol jaar van de tot de pensioendatum bereikbare deelnemingstijd gelegen na 1 april 2000, en – indien van toepassing - verhoogd met de extra bereikbare deelnemingstijd krachtens artikel 5.2 van het overgangsreglement. Het bepaalde in de laatste volzin van artikel 8a.3.a is van overeenkomstige toepassing. Hoogte tijdelijk partnerpensioen Het jaarlijkse tijdelijk partnerpensioen bedraagt 1,25% van de ten tijde van het overlijden geldende franchise op jaarbasis, per vol jaar van de tot de pensioendatum bereikbare deelnemingstijd gelegen na 1 april 2000, met inbegrip van de fictieve deelnemingstijd krachtens waardeoverdracht op of na 1 april 2000 conform artikel 15.1, en - indien van toepassing – verhoogd met de opgebouwde deelnemingstijd krachtens artikel 5.1, van het Overgangsreglement, artikel 15.3.b, van dit reglement en de extra bereikbare deelnemingstijd krachtens artikel 5.2 van het Overgangsreglement. Het bepaalde vanaf de tweede volzin in artikel 8a.3.a is van overeenkomstige toepassing.
18
30 september 2013
8a.5
Indien een deelnemer ingevolge het op hem van toepassing zijnde buitenlandse recht meer dan één wettige partner als bedoeld in artikel 1.18.a heeft, bestaat niettemin slechts aanspraak op één levenslang en tijdelijk partnerpensioen. Het levenslang en tijdelijk partnerpensioen zal dan gelijkelijk over de partners worden verdeeld.
8a.6
Indien de partner na het overlijden van de deelnemer (opnieuw) in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren, behoudt hij recht op een levenslang partnerpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 8a.3, berekend over de deelnemingstijd tot het moment van overlijden van de deelnemer. Het recht op tijdelijk partnerpensioen vervalt. De partner is verplicht het fonds onmiddellijk in kennis te stellen wanneer hij (opnieuw) in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren.
8a.7
Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden is niet van invloed op het partnerpensioen als beschreven in dit artikel.
19
30 september 2013
Artikel 8b 8b.1
8b.2
8b.3
Partnerpensioen bij overlijden tijdens de pensionering
Recht op partnerpensioen Na het overlijden van de gepensioneerde heeft de partner recht op levenslang partnerpensioen, indien op de pensioeningangsdatum partnerpensioen uit inkomende waardeoverdracht conform artikel 15.1, is opgebouwd, van de mogelijkheid gebruik is gemaakt om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een levenslang partnerpensioen tot een maximum van 70% van het ouderdomspensioen, conform artikel 1 van Bijlage 3 bij dit reglement en/of voor hem vanuit het IPSsaldo op de pensioeningangsdatum aanspraken op partnerpensioen zijn vastgesteld. Daarnaast bestaat er voor de partner van de gepensioneerde wiens pensioen direct aansluitend aan de deelneming is ingegaan recht op tijdelijk partnerpensioen. Op het tijdelijk partnerpensioen tijdens pensionering zijn de bepalingen uit artikel 8a, leden 2, 4, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing. Ingang en einde Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt. Hoogte levenslang partnerpensioen Het jaarlijkse levenslang partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het laatstelijk geldende ouderdomspensioen.
20
30 september 2013
Artikel 8c 8c.1
8c.2
8c.3
8c.4
Partnerpensioen bij overlijden van de gewezen deelnemer
Recht op partnerpensioen Na het overlijden van de gewezen deelnemer heeft de partner recht op levenslang partnerpensioen, indien op de datum van overlijden partnerpensioen uit inkomende waardeoverdracht, conform artikel 15.1, is opgebouwd en/of van de mogelijkheid gebruik is gemaakt om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een levenslang partnerpensioen tot een maximum van 70% van het ouderdomspensioen, conform artikel 16.2 en/of voor hem premievrije aanspraken op partnerpensioen zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 16.1 onder b en c. Ingang en einde Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gewezen deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt. Hoogte levenslang partnerpensioen De hoogte van het jaarlijkse levenslang partnerpensioen is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer bij uitdiensttreding en bedraagt maximaal 70% van het laatstelijk geldende ouderdomspensioen. Voor zover geen recht bestaat op een FVP-bijdrage als bedoeld in artikel 18 en voor zover geen omzetting heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 16.2, heeft degene die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, zolang hij die uitkering ontvangt, aanspraak op levenslang partnerpensioen. De hoogte van dit partnerpensioen wordt vastgesteld alsof het op opbouwbasis zou zijn overeengekomen.
21
30 september 2013
Artikel 9 9.1
9.2
9.3
Wezenpensioen
Recht op wezenpensioen Na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft recht op wezenpensioen: a. het eigen kind tot wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking stond in de zin van het Burgerlijk Wetboek; b. het kind, voor wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zowel voor de pensioendatum als ten tijde van zijn overlijden de zorg voor het onderhoud en de opvoeding droeg als was het een eigen kind. Ingang en einde Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Indien het kind nadien recht heeft op een uitkering krachtens de “Wet Studiefinanciering 2000” of de 18+ bepalingen in de “Wet Tegemoetkoming Studiekosten”, of een daarmee naar het oordeel van het bestuur gelijk te stellen uitkering geniet, wordt het wezenpensioen uitgekeerd zolang dat recht bestaat of die uitkering wordt genoten, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt. Als het kind overlijdt voor bedoelde 18- of 27-jarige leeftijd, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand van overlijden van het kind. Hoogte wezenpensioen a. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het jaarlijks wezenpensioen per kind 20% van het levenslang partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt voor volle wezen, namelijk van wie beide ouders zijn overleden, verdubbeld. Een verdubbeling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de laatste ouder. b. Bij overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde bedraagt het jaarlijks wezenpensioen per kind 20% van het levenslang partnerpensioen dat voor de gewezen deelnemer of de gepensioneerde zou hebben gegolden indien hij zijn pensioen op de pensioendatum had laten ingaan en bij het einde van zijn deelneming had gekozen voor omzetting van een gedeelte van zijn levenslange ouderdomspensioen in een partnerpensioen ter grootte van 70% van het resterende levenslange ouderdomspensioen. Het wezenpensioen wordt voor volle wezen verdubbeld. Een verdubbeling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de laatste ouder. c. Indien het totaal aantal kinderen dat recht heeft op wezenpensioen groter is dan vijf, wordt elk van de wezenpensioenen met een zelfde gedeelte verlaagd, zodanig dat de som van de uitgekeerde wezenpensioenen gelijk is aan het ongekorte wezenpensioen voor vijf kinderen.
22
30 september 2013
Artikel 10 10.1
10.2
10.3
10.4
Bedragen beschikbare premieregeling (BPR)
Als het vast pensioengevend salaris van de deelnemer hoger is dan de BPRgrens, komt de deelnemer in aanmerking voor een BPR-bijdrage voor de opbouw van BPR-saldo met inachtneming van de bepalingen van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 5 bij het reglement. Hoogte bijdrage De in enige maand voor de deelnemer te storten BPR-bijdrage is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer en bedraagt een percentage van de premiegrondslag in de desbetreffende maand. Deze percentages zijn opgenomen in artikel 1 van bijlage 4. Indien de deelnemer in deeltijd werkt wordt de BPR-bijdrage vastgesteld naar rato van de som van de deeltijd- en meerurenfactor in de betreffende maand. Als de deelneming wordt voorgezet krachtens artikel 2.4 wordt de BPR-bijdrage vastgesteld naar rato van het in de desbetreffende maand geldend voortzettingspercentage. De BPR-bijdrage wordt op naam van de deelnemer gestort in een door het bestuur vastgesteld depot waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert (de zogenaamde life cycle). De deelnemer heeft echter de mogelijkheid te beleggen in één van de door het fonds aangeboden beleggingsdepots. Het fonds adviseert de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Het fonds onderzoekt jaarlijks of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer zich binnen deze grenzen bevinden en informeert de (gewezen) deelnemer hierover. Aanwending BPR-saldo Het BPR-saldo wordt op de pensioeningangsdatum aangewend voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen uit het middelloon systeem, waarbij een deel van het ouderdomspensioen kan worden omgezet in partnerpensioen. De hierbij geldende tarieven zijn opgenomen in artikel 3 van bijlage 3. Artikel 20.2 is van overeenkomstige toepassing.
10.5
Het bepaalde in artikel 6b.4 en 6b.5 en in artikel 7.3 en 7.4 is, met inachtneming van het terzake bepaalde in de regeling pensioensparen, van overeenkomstige toepassing voor het uit het BPR-saldo aangekochte extra ouderdomspensioen. Het bepaalde in artikel 19.2 is met inachtneming van het ter zake bepaalde in de regeling pensioensparen van overeenkomstige toepassing op het partnerpensioen dat op grond van het bepaalde in artikel 10.7 is aangekocht.
10.6
Als de deelnemer voor de pensioeningangsdatum overlijdt vervalt het BPR-saldo aan het fonds. Als de gewezen deelnemer voor de pensioeningangsdatum overlijdt vervalt het BPR-saldo aan het fonds met uitzondering van het gedeelte van het BPR-saldo dat ingevolge het bepaalde in het volgende lid na beëindiging van de deelneming is aangewend voor verhoging van het partnerpensioen.
10.7
Als het deelnemerschap voor de pensioeningangsdatum wordt beëindigd, anders dan door overlijden, wordt het depot ter zake het BPR-saldo tot de pensioeningangsdatum beheerd overeenkomstig de keuzes die de gewezen deelnemer ingevolge artikel 10.3 heeft gemaakt. Voor de gewezen deelnemer zullen geen BPR-bijdrages meer worden gestort. Het BPR-saldo wordt – indien de gewezen deelnemer dat binnen zes maanden na 23
30 september 2013
beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk aan het fonds heeft verzocht – gedeeltelijk aangewend op de door de gewezen deelnemer aangegeven wijze voor verhoging van het partnerpensioen. De hierbij geldende tarieven zijn opgenomen in artikel 3 van bijlage 3. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing op deze aanspraken op partnerpensioen. Op het depot ter zake het resterende saldo is het bepaalde in de eerste volzin van overeenkomstige toepassing. 10.8
10.9
Afkoop bij overschrijden fiscaal maximum Als blijkt dat door aanwending van het BPR-saldo, ongeacht het eventueel aanwezig zijn van een IPS-saldo, het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum meer komt te bedragen dan het in artikel 3.6 bedoelde maximum, zal het meerdere worden afgekocht. Als blijkt dat door aanwending van het BPR-saldo, ongeacht het eventueel aanwezig zijn van een IPS-saldo, het levenslang partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen bij ingang meer komt te bedragen dan de in artikel 3.6 bedoelde maxima, zal het meerdere worden afgekocht. De afkoopsom wordt onder inhouding van de wettelijk verschuldigde bedragen aan de gepensioneerde uitgekeerd. Pensioenknip a. Het BPR-saldo kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum worden aangewend voor een tijdelijk ouderdomspensioen met een maximale duur van vijf jaar indien het BPRsaldo op dat moment € 10.000,- of meer bedraagt. Het na aankoop van een tijdelijk pensioen resterende saldo dient binnen uiterlijk vijf jaar te worden aangewend voor een levenslang pensioen. b. Gebruikmaking van de pensioenknip als bedoeld in dit artikel vindt plaats met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet, de van toepassing zijnde fiscale wettelijke regels, het pensioenreglement en de door het bestuur vast te stellen uitvoeringsregels.
24
30 september 2013
Artikel 11 11.1
11.2
11.3
Individueel pensioensparen (IPS)
Recht op individueel pensioensparen De deelnemer heeft zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt de mogelijkheid om door middel van individueel pensioensparen (IPS) een beleggingssaldo te verwerven met inachtneming van de bepalingen van de regeling pensioensparen volgens bijlage 5 bij het reglement. IPS-bijdragen De werkgever draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van IPSbijdragen op het salaris van de deelnemer en afdracht van de inhoudingen aan het fonds. De IPS-bijdragen worden op naam van de deelnemer gestort in de onderstaande beleggingsdepots: Extra ouderdomspensioen: bestemd voor extra levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen; Vroegpensioen: bestemd voor vroegpensioen Het fonds adviseert de (gewezen) deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Het fonds onderzoekt jaarlijks of de beleggingen van de (gewezen) deelnemer zich binnen deze grenzen bevinden en informeert de (gewezen) deelnemer hierover. Zolang de deelnemer aan het individueel pensioensparen deelneemt, kan er tot aan de ontslagdatum of de vroegpensioen(ingangs)datum, of de pensioendatum geen uitruil plaats vinden tussen het vroegpensioensaldo en het saldo van het extra ouderdomspensioen. De IPS-bijdragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964. Aanwending IPS-saldo Het IPS-saldo wordt op een door de deelnemer aangegeven wijze op de vroegpensioeningangsdatum of pensioeningangsdatum aangewend voor vroegpensioen en/of verhoging van het levenslang en/of het tijdelijk ouderdomspensioen uit het middelloon systeem, waarbij een deel van het ouderdomspensioen kan worden omgezet in partnerpensioen, een en ander binnen de hiervoor gestelde wettelijke grenzen. De hierbij geldende tarieven zijn opgenomen in artikel 3 van bijlage 3. Artikel 20.2 is van overeenkomstige toepassing.
11.4
Het bepaalde in artikel 6b.4 en 6b.5 resp. in artikel 7.3 en 7.4 is met inachtneming van het ter zake bepaalde in de regeling pensioensparen van overeenkomstige toepassing voor het uit het IPS-saldo aangekochte extra ouderdomspensioen.
11.5
Indien het deelnemerschap voor de vroegpensioendatum wordt beëindigd, anders dan door overlijden, wordt het IPS-saldo aangewend voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen, waarbij een deel van het ouderdomspensioen kan worden omgezet in partnerpensioen. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing. In afwijking van het in de eerste volzin bepaalde wordt het depot ter zake het IPS-saldo na beëindiging van de deelneming als bedoeld in dit lid tot de pensioeningangsdatum beheerd overeenkomstig de keuzes die de gewezen deelnemer ingevolge artikel 11.2 heeft gemaakt indien voor de gewezen deelnemer direct voorafgaand aan de beëindiging van de deelneming zowel een IPS-bijdrage als een BPR-bijdrage aan het fonds werd afgedragen. Het bepaalde in artikel 10.7 is van overeenkomstige toepassing op het IPS-saldo als bedoeld in de vorige volzin.
25
30 september 2013
11.6
Als de deelnemer voor de vroegpensioendatum overlijdt: A a.
Besteding extra ouderdomspensioen met achterlating van nabestaanden wordt het IPS-saldo, terstond na dat overlijden aangewend voor aankoop van levenslang partnerpensioen en wezenpensioen in de reglementaire verhouding dan wel indien er geen overlevende partner is voor aankoop van wezenpensioen, tot maximaal het in artikel 11.7 bedoelde bedrag. b. zonder achterlating van nabestaanden vervalt het IPS-saldo aan het fonds.
B Besteding vroegpensioen a. met achterlating van nabestaanden wordt het IPS-saldo, na de besteding van het IPS-saldo voor het extra ouderdomspensioen, terstond na dat overlijden aangewend voor aankoop van een levenslang partnerpensioen en wezenpensioen in de reglementaire verhoudingen dan wel indien er geen overlevende partner is voor aankoop van wezenpensioen. Met de besteding van het IPS-saldo voor het vroegpensioen kan geen hoger partnerpensioen worden verkregen dan wordt toegestaan in artikel 18b, eerste lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 en geen hoger wezenpensioen dan wordt toegestaan in artikel 18c, ;id 1 jo. lid 6, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien deze begrenzingen worden overschreden vervalt het meerdere aan het fonds. b. zonder achterlating van nabestaanden vervalt het IPS-saldo aan het fonds. 11.7
Als de gewezen deelnemer waarop het bepaalde in artikel 11.5 derde volzin van toepassing is, overlijdt voor de pensioeningangsdatum, vervalt het IPS-saldo aan het fonds met uitzondering van het gedeelte van het IPS-saldo dat ingevolge het bepaalde in artikel 11.5 is aangewend voor verhoging van het partnerpensioen dan wel het gedeelte van het saldo dat bestemd is voor verhoging van het partnerpensioen. Dit laatst bedoelde saldo zal na het overlijden van de gewezen deelnemer worden aangewend voor verhoging van het partnerpensioen op basis van de van toepassing zijnde tarieven als opgenomen in bijlage 2 bij het reglement.
11.8
De aankoop na overlijden van de deelnemer als bedoeld in artikel 11.6, vindt plaats op basis van de tarieven volgens de tabel “Koopsom nabestaandenpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum” als bedoeld in artikel 2 van bijlage 4 bij het reglement. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de (ex-)partner overlijdt. Bij een eventueel wezenpensioen is artikel 9.2 van overeenkomstige toepassing.
11.9
Afkoop bij overschrijden fiscaal maximum Als blijkt dat door aanwending van het IPS-saldo, na aanwending van een eventueel aanwezig BPR-saldo, met inachtneming van het terzake bepaalde in ”Afspraken met fiscus inzake IPS-bijdragen en onttrekkingen”, het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum meer komt te bedragen dan het in artikel 3.6 bedoelde maximum, zal het meerdere worden afgekocht. Als blijkt dat door aanwending van het IPS-saldo voor het extra ouderdomspensioen, na aanwending van een eventueel aanwezig BPR-saldo, met inachtneming van het terzake bepaalde in ”Afspraken met fiscus inzake IPSbijdragen en onttrekkingen”, het levenslang partnerpensioen respectievelijk het wezenpensioen bij ingang meer komt te bedragen dan de in artikel 3.6 bedoelde maxima, zal het meerdere worden afgekocht. De afkoopsom wordt onder inhouding van de wettelijk verschuldigde bedragen aan de gepensioneerde uitgekeerd.
26
30 september 2013
11.10
Pensioenknip Het bepaalde in artikel 10.9. is van overeenkomstige toepassing op het IPS-saldo van de (gewezen) deelnemer en op het IPS-saldo dat na het overlijden van de (gewezen) deelnemer ingevolge het bepaalde in artikel 11.6 onder a of artikel 11.7 bestemd is voor aankoop van partnerpensioen.
27
30 september 2013
Artikel 12 12.1
12.2
12.3
12.4
12.5
(Extra) arbeidsongeschiktheidspensioen
Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen Indien de deelnemer recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane WAOuitkering, verkrijgt hij recht op: a. arbeidsongeschiktheidspensioen indien zijn berekeningsgrondslag voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen hoger is dan het WAO maximum jaarloon; b. extra arbeidsongeschiktheidspensioen indien en zolang hij bij de werkgever is herplaatst. Indien de deelneming op grond van artikel 2.4 wordt voortgezet, naast een gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, bestaat aanspraak op (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen voor het gedeelte van de deelneming op grond van de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de deeltijdfactor en de meerurenfactor van die arbeidsovereenkomst. Ingang en einde Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de door de werkgever gegeven doorbetaling en uitkering tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de CAO eindigt. Het wordt uitgekeerd zolang het recht op WAO-uitkering voortduurt. Het extra arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag met ingang waarvan de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer bij de werkgever is herplaatst, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de door de werkgever gegeven doorbetaling en uitkering tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in de CAO eindigt. Het wordt uitgekeerd zolang de herplaatsing en het recht op WAO-uitkering voortduren. Berekeningsgrondslag In afwijking van het gestelde in artikel 5 is de berekeningsgrondslag voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidspensioenen gelijk aan: a. het vast pensioengevend jaarsalaris, rekening houdend met de gemiddelde deeltijd- en meerurenfactoren in de twaalf volle maanden voorafgaand aan de maand waarin het recht op WAO ontstaat, verhoogd met b. het variabele pensioengevende jaarsalaris op de eerste dag van de maand waarin het recht op WAO ontstaat. De aldus bepaalde som wordt nadien tot en met de dag waarop het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen ingaat, telkenmale als een algemene verhoging van de salarissen volgens de CAO plaatsvindt, herzien overeenkomstig die algemene verhoging. Hierbij wordt de verlaging van de salarisaanvulling tijdens het tweede ziektejaar als bedoeld in de CAO, buiten beschouwing gelaten. Hoogte arbeidsongeschiktheidspensioen Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt een percentage van het bedrag waarmee de berekeningsgrondslag bedoeld in artikel 12.3 het WAO maximum jaarloon dat van toepassing is op de dag waarop het arbeidsongeschiktheidspensioen ingaat, overtreft. Dit percentage is gelijk aan het uitkeringspercentage dat in aanmerking is genomen voor de vaststelling van de uitbetaalde WAO-uitkering. Als voor een deelnemer meer deelnemingen lopen uit hoofde van verschillende arbeidsovereenkomsten waarvoor recht op een WAO-uitkering is ontstaan, worden deze voor de toepassing van het gestelde in de voorgaande leden geacht één deelneming te vormen met een berekeningsgrondslag ter grootte van de som van de berekeningsgrondslagen van de onderscheiden deelnemingen. 28
30 september 2013
12.6
12.7
12.8
12.9
Hoogte extra arbeidsongeschiktheidspensioen Het extra arbeidsongeschiktheidspensioen voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die bij de werkgever is herplaatst, is afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage waarnaar de WAO-uitkering wordt uitgekeerd en bedraagt: - 0% bij een arbeidsongeschiktheid minder dan 25%; - 1,50% bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer doch minder dan 35%; - 3,00% bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer doch minder dan 45%; - 4,50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer doch minder dan 55%; - 6,00% bij een arbeidsongeschiktheid van 55% of meer doch minder dan 65%; - 7,75% bij een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer doch minder dan 80% van de berekeningsgrondslag bedoeld in artikel 12.3. Aanpassing arbeidsongeschiktheidspensioen Als de mate van arbeidsongeschiktheid waarnaar de WAO-uitkering wordt uitgekeerd daalt, wordt het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de daling plaatsvindt dienovereenkomstig aangepast. Bij een stijging van de mate van arbeidsongeschiktheid waarnaar de WAOuitkering wordt uitgekeerd, beslist het bestuur of, en in welke mate het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen daaraan wordt aangepast. De deelnemer is verplicht het fonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van het in dit lid bedoelde uitkeringspercentage. Anticumulatie Indien en zolang een deelnemer betaalde arbeid verricht of ter zake van deze arbeid pensioen dan wel een uitkering in verband met ziekte/arbeidsongeschiktheid geniet, wordt het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen verminderd met het bedrag waarmee de som van het arbeidsongeschiktheidspensioen, het extra arbeidsongeschiktheidspensioen, de WAO-uitkering, de WAO-aanvulling bedoeld in artikel 13, respectievelijk het bedrag van de WAO-aanvulling waarop aanspraak zou hebben bestaan indien de deelnemer niet afgezien zou hebben van het recht op WAO-aanvulling, alsmede het arbeidsinkomen respectievelijk het pensioen dan wel de uitkering in verband met ziekte/ arbeidsongeschiktheid, uitgaat boven zijn berekeningsgrondslag. Voor de vaststelling van deze vermindering wordt de berekeningsgrondslag aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de CAO die hebben plaatsgevonden vanaf de datum waarop het recht op WAO is ingegaan tot en met het tijdstip van vaststelling van de vermindering. Cessie Het fonds is niet tot betaling van (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen verplicht indien de deelnemer ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding naar burgerlijk recht uit hoofde van loonderving tegenover derden kan doen gelden. Bij wijze van voorschot zal het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen echter worden uitgekeerd indien de deelnemer deze vordering aan het fonds cedeert tot een bedrag dat correspondeert met het (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen dat het fonds ingevolge dit lid bij wijze van voorschot aan de deelnemer uitbetaalt. De cessie tot het bedrag van bedoelde, als voorschot uit te betalen pensioentermijnen, kan worden vervangen door cessie tot een bedrag ter grootte van de contante waarde van bedoelde pensioentermijnen. 29
30 september 2013
Artikel 13 13.1
13.2
WAO-aanvulling
Recht op WAO-aanvulling a. De deelnemer die tijdens de deelneming recht krijgt op een WAO-uitkering kan in aanmerking komen voor een WAO-aanvulling. Indien de deelneming op grond van artikel 2.4 gedeeltelijk wordt voortgezet, naast gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, kan de deelnemer in aanmerking komen voor een WAOaanvulling voor het gedeelte van de deelneming op grond van de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de deeltijdfactor en de meerurenfactor van die arbeidsovereenkomst. b. De deelnemer heeft eenmalig bij aanvang van zijn deelneming de keuze af te zien van het recht op de WAO-aanvulling. Dit besluit dient hij schriftelijk ter kennis van het fonds en de werkgever te brengen binnen 30 dagen na aanvang van de deelneming. Een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden herzien. c. In afwijking van het in de laatste zin van sub b. bepaalde kan een gemaakte keuze worden herzien op het moment dat met de deelnemer met wie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten aansluitend een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan. De deelnemer dient de nieuwe keuze dan schriftelijk ter kennis van het fonds en de werkgever te brengen binnen 30 dagen na het aangaan van de nieuwe arbeidsovereenkomst. Ingang en einde De WAO-aanvulling gaat in op de dag waarop de vervolguitkering bedoeld in artikel 21 b van de WAO ingaat, echter niet eerder dan op de dag volgend op de dag waarop de door de werkgever gegeven doorbetaling en uitkering tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid bedoeld in de CAO eindigt. De WAO-aanvulling wordt uitgekeerd zolang het recht op vervolguitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering voortduurt.
Berekeningsgrondslag 13.3 a. In afwijking van het gestelde in artikel 5 is de grondslag voor de vaststelling van de WAO-aanvulling gelijk aan het verschil tussen de berekeningsgrondslag als bedoeld onder b en het voor de deelnemer geldende minimumloon als bedoeld onder c. De grondslag is echter nooit hoger dan het bedrag bedoeld onder d. b. De berekeningsgrondslag is de grondslag bedoeld in artikel 12.3 op de datum waarop het recht op WAO-uitkering ingaat. De berekeningsgrondslag wordt nadien herzien met ingang van de dag waarop en in de mate waarin de WAO-daglonen op grond van het bepaalde in artikel 15 van de WAO worden aangepast. Indien de werknemer op 1 januari van het jaar waarin de WAO-uitkering ingaat jonger is dan 22 jaar en ingedeeld is in een salarisschaal als bedoeld in de CAO op basis van leeftijdsjaren, wordt de berekeningsgrondslag tevens aangepast op de eerste dag van de maand waarin de werknemer jarig is op basis van het dan geldende leeftijdssalaris in zijn functieschaal. Deze aanpassing vindt voor het laatst plaats op de eerste dag van de maand waarin de 22e verjaardag van de werknemer valt en wordt als dan gebaseerd op het geldende salaris in zijn functieschaal bij 0 schaaljaren. c. Het minimumloon is het naar jaarbasis herleide bedrag van het geldende minimumloon per maand bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a, respectievelijk artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 3, van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag en de daarover berekende, naar jaarbasis herleide vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van die wet.
30
30 september 2013
d.
13.4
De grondslag voor de WAO-aanvulling op enig tijdstip is nooit hoger dan het verschil tussen het WAO maximum jaarloon en het minimumloon op dat tijdstip.
Hoogte WAO-aanvulling De WAO-aanvulling is een percentage van de grondslag voor de WAO-aanvulling bedoeld in artikel 13.3. Dit percentage is het product van: a. het uitkeringspercentage dat in aanmerking is genomen voor de vaststelling van de uitbetaalde WAO-uitkering, en b. 0,02 maal het verschil van 65 en het getal dat de leeftijd in volle jaren aangeeft van de deelnemer op de dag waarop de WAO-uitkering ingaat. Als de grondslag voor vaststelling van de WAO-aanvulling wijzigt, wordt de WAO-aanvulling op overeenkomstige wijze herzien.
13.5
Het bepaalde in artikel 12.5, 12.7, 12.8 en 12.9 is op de WAO-aanvulling zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
13.6
Indien de bepalingen in de WAO die de hoogte van de WAO-uitkeringen beïnvloeden worden gewijzigd, dan wel de ontwikkeling van het minimumloon structureel achterblijft bij de ontwikkeling van WAO-daglonen, ter beoordeling door het bestuur, vervalt het bepaalde in dit artikel.
31
30 september 2013
Artikel 14 Voortzetting van de pensioenopbouw en verzekering bij arbeidsongeschiktheid 14.1
14.2
14.3
Recht op voortzetting De deelnemer die recht heeft op een tijdens de deelneming ingegane arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO-uitkering), heeft recht op voortzetting van de: a. opbouw van tijdelijk ouderdomspensioen, levenslang ouderdomspensioen en wezenpensioen; b. verzekering van partnerpensioen; c. bijdrage aan de BPR-regeling. Ingang en einde Het recht op voortzetting ontstaat op de dag waarop de WAO-uitkering ingaat en duurt zolang de WAO-uitkering voortduurt. Het recht op voortzetting eindigt echter uiterlijk op de pensioendatum. Perioden van deelneming waarin het recht op voortzetting bestaat tellen, onverminderd het bepaalde in artikel 4.4, tweede volzin, voor de berekening van de aanspraken mee voor het percentage waarvoor dat recht op voortzetting bestaat. Omvang voortzetting tijdens dienstbetrekking Indien en zolang de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever voortduurt omdat de arbeidsovereenkomst nog niet is ontbonden of de deelnemer voor zijn volledige resterende verdiencapaciteit bij de werkgever is herplaatst, geschiedt de voortzetting, ongeacht de arbeidsduur en het salaris waarvoor, dan wel de functie, waarin de deelnemer is herplaatst, voor 100%. Het bepaalde inzake aansluitende arbeidsovereenkomsten in artikel 2.6 is van overeenkomstige toepassing.
14.4 Als de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer waarmee de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, voor het deel dat hij arbeidsgeschikt is, gebruik maakt van zijn recht op flexibele pensionering, wordt de opbouw van het betreffende deel van de pensioenaanspraken, in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2 voortgezet tot de pensioeningangsdatum. 14.5
14.6
Omvang voortzetting na einde dienstbetrekking Als de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever is geëindigd, vindt de voortzetting vanaf de datum van beëindiging van de dienstbetrekking plaats voor: - 100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer; - 80% bij een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer doch minder dan 80%; - 60% bij een arbeidsongeschiktheid van 55% of meer doch minder dan 65%; - 50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45% of meer doch minder dan 55%; - 40% bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer doch minder dan 45%; - 30% bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer doch minder dan 35%; - 20% bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer doch minder dan 25%. De in dit lid bedoelde mate van arbeidsongeschiktheid is dezelfde als het arbeidsongeschiktheidspercentage waarnaar de WAO-uitkering wordt uitgekeerd ten tijde van de beëindiging van de dienstbetrekking. Voor de voortzetting wordt uitgegaan van de pensioenopbouw zonder rekening te houden met de verlaging van de salarisaanvulling tijdens het tweede ziektejaar als bedoeld in de CAO. Als de mate van arbeidsongeschiktheid daalt, wordt de mate van voortzetting met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 32
30 september 2013
daling plaatsvindt dienovereenkomstig aangepast. Bij een stijging van de mate van arbeidsongeschiktheid, beslist het bestuur of, en zo ja in welke mate deze stijging in aanmerking wordt genomen voor de voortzetting. 14.7
De deelnemer is verplicht het fonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
33
30 september 2013
Artikel 15 15.1
15.2
15.3
15.4
Inkomende Waardeoverdracht
Recht op waardeoverdracht De deelnemer die elders premievrije aanspraken op pensioen heeft verworven, kan bij overdracht van de waarde van die premievrije aanspraken aan het fonds in aanmerking komen voor verhoging van zijn aanspraken op levenslang en tijdelijke ouderdomspensioen volgens door het bestuur gestelde regels, onverlet het ter zake bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet. Bij toekenning van tijdelijk partnerpensioen wordt rekening gehouden met de fictieve deelnemingstijd. Op verzoek van de deelnemer kan een gedeelte van de waarde worden besteed aan het verhogen van de aanspraak op partnerpensioen, met in acht name van “Ruilvoet bij beëindiging deelneming voor pensioendatum” (Bijlage 4, artikel 3), tot maximaal 70% van het bedrag dat aan ouderdomspensioen wordt ingekocht. Dit partnerpensioen vertegenwoordigt een premievrije waarde. Indien de elders verworven premievrije aanspraken op partnerpensioen bij de inkomende waardeoverdracht niet worden aangewend voor inkoop van aanspraken op partnerpensioen, dient de partner hiermee akkoord te gaan blijkens een door hem/haar ondertekende verklaring. Bijdrage Beschikbare Premieregeling Als het vast pensioengevend salaris op de overdrachtsdatum hoger is dan de BPR-grens wordt een evenredig gedeelte van de overdrachtswaarde aangemerkt als BPR-bijdrage en met inachtneming van de bepalingen van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 5 bij het reglement op naam van de deelnemer gestort in een door het bestuur vastgestelde life cycle of - na keuze van de deelnemer – in een beleggingsdepot. Waardeoverdracht door Ondernemingspensioenfonds KPN Bij een waardeoverdracht voor een deelnemer die onmiddellijk voorafgaand aan zijn deelneming in het fonds deelnemer was in de Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN (OPF), komt de deelnemer in aanmerking voor: a. toekenning van rechten op tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen die gelijk zijn aan de bij het OPF opgebouwde rechten op tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen; b. toekenning van een fictieve deelnemingstijd uitsluitend voor de berekening van de aanspraken op partnerpensioen als bedoeld in artikel 8a, gelijk aan de bij het OPF na 1 juli 2000 opgebouwde deelnemingstijd, c. storting van het IPS-saldo krachtens het “pensioenreglement Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN” met inachtneming van de bepalingen van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 3 bij het reglement, als IPSbijdrage op naam van de deelnemer in een door het bestuur vastgestelde life cycle of – na keuze van de deelnemer – in een beleggingsdepot. d. en, indien van toepassing, toekenning van rechten op pensioen en (extra) deelnemingstijd die overeenkomen met de door de deelnemer opgebouwde rechten op pensioen en deelnemingstijd volgens het “Overgangsreglement Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN”; e. het gedeelte van de overdrachtswaarde dat resteert na aftrek van de waarde voor de krachtens a, b, c, en d toe te kennen aanspraken wordt aangemerkt als BPR-premie en met inachtneming van de bepalingen van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 5 bij het reglement op naam van de deelnemer gestort in een beleggingsdepot. Overdracht van een verevend ouderdomspensioen Indien de waardeoverdracht mede omvat een recht op uitbetaling
34
30 september 2013
van een deel van het ouderdomspensioen aan de ex-partner van de deelnemer, verkrijgt bedoelde ex-partner jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van het tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen, dat gelijkwaardig is aan het uitbetalingsrecht dat door de vorige pensioenverzekeraar is vastgesteld. Het aldus vastgestelde recht op uitbetaling wordt voor de toepassing van dit reglement aangemerkt als een recht op uitbetaling als bedoeld in artikel 19.1.
35
30 september 2013
Artikel 16 16.1
a.
b.
c.
d.
16.2
Beëindiging van de deelneming voor de pensioeningangsdatum Premievrije aanspraken op pensioen Indien de deelneming, anders eindigt dan door het ingaan van ouderdomspensioen of door overlijden heeft de gewezen deelnemer een premievrij recht op tijdelijk ouderdomspensioen, levenslang ouderdomspensioen en wezenpensioen. De premievrije rechten op pensioen worden berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6b, 7 en 9 over de na 1 april 2000 gelegen deelnemingstijd tot de datum waarop de deelneming is geëindigd. Er is geen premievrij recht op (extra) arbeidsongeschiktheidspensioen en WAO-aanvulling. Evenmin is er premievrij recht op levenslang partnerpensioen, tenzij sub b, c of d van toepassing is. Het saldo van de Beschikbare premieregeling wordt na beëindiging van de deelneming beheerd tot de pensioeningangsdatum beheerd overeenkomstig de keuzes die de gewezen deelnemer ingevolge artikel 10.3 heeft gemaakt. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin wordt voor de gewezen deelnemer die het fonds het in artikel 10.7 bedoelde verzoek heeft gedaan, een premievrije aanspraak op partnerpensioen vastgesteld. Het BPR-saldo dat na beëindiging niet op de in de vorige volzin bedoelde wijze is aangewend wordt op de pensioeningangsdatum aangewend voor de inkoop van levenslang ouderdomspensioen. Indien de gewezen deelnemer overlijdt voor het bereiken van de pensioeningangsdatum vervalt het in de vorige volzin bedoelde saldo aan het fonds. Het saldo van IPS voor extra ouderdoms- of partnerpensioen wordt direct bij het einde van de deelnemingstijd aangewend voor premievrije aanspraken op ouderdoms- respectievelijk partnerpensioen. Het bepaalde in artikel 16.1 onder b is na een beëindiging van de deelneming als bedoeld in dit artikel van overeenkomstige toepassing op het saldo van IPS indien voor de gewezen deelnemer direct voorafgaand aan de beëindiging van de deelneming zowel een bijdrage voor IPS als BPR door de werkgever aan het fonds werd afgedragen. Indien bij inkomende waardeoverdracht levenslang partnerpensioen is ingekocht overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.1, heeft de gewezen deelnemer een premievrij recht op levenslang partnerpensioen.
Omzetting in partnerpensioen a. De deelnemer heeft tot uiterlijk 6 maanden na de beëindiging van de deelneming het recht om een gedeelte van zijn premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op levenslang partnerpensioen. b. Het partnerpensioen waarop recht ontstaat door de omzetting is gelijk aan het bedrag van het levenslang ouderdomspensioen op de datum van beëindiging van de deelneming dat wordt omgezet, vermenigvuldigd met de ruilvoet bij de leeftijd van de deelnemer op die datum volgens de tabel “ruilvoet bij einde deelneming voor pensioeningangsdatum” als bedoeld in artikel 3 van bijlage 4 bij het reglement. c. Het onder b bedoelde partnerpensioen kan niet meer bedragen dan 70% van het levenslang ouderdomspensioen dat resteert na de omzetting. Indien het bepaalde in artikel 19.2 toepassing heeft gevonden, kan het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het op grond van artikel 7.5 verminderde levenslang ouderdomspensioen dat resteert na omzetting. d. Op het onder b bedoelde partnerpensioen is het bepaalde in artikel 8a, leden 1, 2, 5 en 6 van overeenkomstige toepassing. e. Omzetting vindt slechts plaats voor zover het ouderdomspensioen daardoor niet onder de afkoopgrens, als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, zakt. 36
30 september 2013
16.3
Partnerpensioen bij einde huwelijk of samenleving Indien het huwelijk van de gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel indien het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding eindigt, behoudt de betreffende partner, ingeval de in artikel 16.2 bedoelde omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen heeft plaatsgevonden en/of aanspraak op partnerpensioen is ontstaan ingevolge het in artikel 16.1 bepaalde, na het overlijden van de gewezen deelnemer recht op dat partnerpensioen.
16.4
In afwijking van het bepaalde in artikel 16.3 vervalt het recht op partnerpensioen van de ex-partner als het huwelijk of de samenleving eindigt vóór de pensioeningangsdatum en de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding, overeenkomen dat de ex-partner afstand doet van zijn recht op het partnerpensioen. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst indien de partners binnen twee jaar na het eindigen van hun huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. Alsdan zal het recht op partnerpensioen weer worden omgezet in een recht op levenslang ouderdomspensioen. Het levenslang ouderdomspensioen waar recht op ontstaat door de omzetting is gelijk aan het bedrag van het partnerpensioen op de eerste dag van de maand waarin het fonds het in de tweede volzin bedoelde afschrift of uittreksel heeft ontvangen, gedeeld door de ruilvoet bij de leeftijd van de gewezen deelnemer op die datum volgens de tabel “ruilvoet bij einde deelneming voor pensioeningangsdatum” als bedoeld in artikel 3 van bijlage 4 bij het reglement.
16.5
De gewezen deelnemers en de ex-partners ontvangen een bewijs van hun aanspraken.
37
30 september 2013
Artikel 17 17.1
17.2
17.3
17.4
Uitgaande waardeoverdracht
Recht op Waardeoverdracht gewezen deelnemer De waarde van de premievrije rechten op pensioen, bedoeld in artikel 16.1, kan op verzoek van de gewezen deelnemer worden overgedragen aan een andere pensioenverzekeraar volgens door het bestuur gestelde regels, onverlet het terzake bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet. Door de overdracht vervallen de aanspraken van de gewezen deelnemer op de premievrije rechten op pensioen, zoals bedoeld in artikel 16.1, bij het fonds. Overdracht te verevenen ouderdomspensioen De waardeoverdracht omvat ook het deel van het ouderdomspensioen waarop de ex-partner een recht van uitbetaling heeft als bedoeld in 19.1. Voor deze overdracht is de toestemming van de ex-partner niet nodig. Door de overdracht vervalt het recht op uitbetaling, door het fonds, van het verevende deel van het ouderdomspensioen. Recht op waardeoverdracht andere belanghebbenden Het bepaalde in artikel 17.1 is op verzoek van de ex-partner van een (gewezen) deelnemer van overeenkomstige toepassing op het recht op partnerpensioen van die ex-partner krachtens artikel 16.3. Hoogte overdrachtswaarde De overdrachtswaarde is gelijk aan de contante waarde van de premievrije rechten op pensioen als bedoeld in artikel 16.1, dan wel van het ingegane pensioen, met de bij dat pensioen behorende premievrije aanspraken, berekend volgens door het bestuur, na advies van de actuaris, vastgestelde verzekeringstechnische grondslagen , onverlet het ter zake bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
38
30 september 2013
Artikel 18
Extra pensioen door FVP-bijdrage
18.1
De (gewezen) deelnemer die recht heeft op een bijdrage van het FVP komt in aanmerking voor toekenning van extra aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, tijdelijk ouderdomspensioen en wezenpensioen. De extra aanspraken op pensioen worden berekend op basis van de FVPbijdrage, aan de hand van door het bestuur, na advies van de actuaris, vastgestelde verzekeringstechnische grondslagen, en met inachtneming van het bepaalde in het “Bijdragereglement 1999”.
18.2
Indien voor ontvangst van de bijdrage van het FVP waardeoverdracht heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 17, zal de bijdrage van het FVP eveneens worden overgedragen aan de andere pensioenverzekeraar.
18.3
De overlevende partner van een (gewezen) deelnemer, die recht heeft op een bijdrage van het FVP voor inkoop van nabestaandenpensioen komt in aanmerking voor toekenning van aanspraken op partnerpensioen overeenkomstig de bepalingen van artikel 8a, als ware de deelneming niet geëindigd. Het partnerpensioen wordt vastgesteld aan de hand van het pensioengevend salaris op jaarbasis op de datum van beëindigen van de deelneming. Het pensioengevend salaris wordt nadien tot de datum van overlijden van de deelnemer telkenmale als een algemene verhoging van de salaris volgens de CAO plaatsvindt, herzien overeenkomstig die algemene verhoging.
39
30 september 2013
Artikel 19 19.1
Einde huwelijk of samenleving
Verevening van ouderdomspensioen a. Indien het huwelijk van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding respectievelijk bij scheiding van tafel en bed of als het geregistreerd partnerschap eindigt, heeft de ex-partner bedoeld in artikel 1.22.a, recht op uitbetaling van een deel van elke termijn van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Om voor het recht op uitbetaling in aanmerking te komen, moet binnen 2 jaar na de (echt)scheiding c.q. na het einde van het geregistreerd partnerschap door een van beide gewezen partners mededeling aan het fonds worden gedaan van die (echt)scheiding c.q. dat einde door middel van een formulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid . b. Het deel bedoeld onder a, is gelijk aan: 1. de helft van het tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 6b en 7 waarop recht zou bestaan indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend gedurende de na 1 april 2000 gelegen deelnemingsjaren tussen de sluiting van het huwelijk met bedoelde partner en de datum van scheiding c.q. tussen het aangaan van het geregistreerd partnerschap en de datum van het einde ervan, zou hebben deelgenomen in het fonds. Als waardeoverdracht plaatsgevonden heeft op of na 1 april 2000 dient daarbij mede in aanmerking genomen te worden het deel van de fictieve deelnemingstijd dat toegerekend kan worden aan de periode waarin de gewezen partners gehuwd waren of waarin een geregistreerd partnerschap heeft bestaan, gedurende de deelneming bij de vorige pensioenuitvoerder(s), verhoogd met 2. een deel van het recht op levenslang ouderdomspensioen van het saldo van de Beschikbare Premieregeling en de Individueel pensioenspaarregeling als ware er sprake van beëindiging van de deelneming conform artikel 10.7 en 11.5. Bedoeld deel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 5 bij het reglement. c. Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de (echt)scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, kunnen de gewezen partners het recht op uitbetaling van een deel van het pensioen uitsluiten, dan wel bepalen dat het betreffende deel op een ander percentage dan bij helfte, of op basis van een andere periode dan de huwelijkse periode of de periode van geregistreerd partnerschap wordt vastgesteld. Het fonds is slechts gebonden aan deze overeenkomst indien en vanaf het tijdstip waarop de partners een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. d. Het recht van de ex-partner van de (gewezen) deelnemer op uitbetaling gaat in bij ingang van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer. Het recht van de expartner van de gepensioneerde op uitbetaling gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het fonds de melding bedoeld onder a heeft ontvangen. Het recht op uitbetaling eindigt als het betreffende pensioen van de gepensioneerde eindigt of als de partner voordien overlijdt, aan het eind van de maand van diens overlijden. Het recht op uitbetaling eindigt bovendien aan het eind van de maand waarin de beide partners (opnieuw) met elkaar zijn getrouwd, zich hebben 40
30 september 2013
verzoend na scheiding van tafel en bed, dan wel met elkaar een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of een gemeenschappelijke huishouding zijn gaan voeren.
19.2
19.3
Rechten op bijzonder partnerpensioen bij einde huwelijk of geregistreerd partnerschap a. Indien het huwelijk van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel indien het geregistreerd partnerschap eindigt, heeft de ex-partner bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op bijzonder partnerpensioen. Dit partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen dat voor de ex-partner verzekerd volgens het bepaalde in artikel 11.3, 11.6, 11.7, laatste volzin, 16.1. sub b, tweede volzin, sub c. en artikel 16.2.a. b. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner. c. In afwijking van het bepaalde in artikel 16.3 vervalt het recht op partnerpensioen van de ex-partner als de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding, overeenkomen dat de ex-partner afstand doet van zijn recht op het partnerpensioen. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst indien de partners binnen twee jaar na het eindigen van hun huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. Alsdan zal het recht op partnerpensioen weer worden omgezet in een recht op ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen waar recht op ontstaat door de omzetting is gelijk aan het bedrag van het partnerpensioen op de eerste dag van de maand waarin het fonds het in de tweede volzin bedoelde afschrift of uittreksel heeft ontvangen, gedeeld door de ruilvoet bij de leeftijd van de gewezen deelnemer op die datum volgens de tabel “ruilvoet bij einde deelneming voor pensioeningangsdatum” als bedoeld in artikel 3 van bijlage 4 bij het reglement. Conversie a. De gewezen partners kunnen bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding, de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van het partnerschap, overeenkomen dat artikel 19.1 buiten toepassing blijft en dat het recht van de ex-partner als bedoeld in artikel 1.20.a op uitbetaling van een deel van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, alsmede het recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 19.2, worden omgezet in een eigen recht voor de ex-partner op tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst tot conversie als het fonds vooraf schriftelijk met de conversie heeft ingestemd en de gewezen partners binnen twee jaar na de scheiding of het einde van het partnerschap een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. b. Het eigen recht van de ex-partner op tijdelijk ouderdomspensioen
41
30 september 2013
c.
d. e.
19.4
19.5
19.6
gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de 62e verjaardag van de ex-partner of zoveel later als de conversie plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de ex-partner 65 jaar wordt dan wel, als de ex-partner voordien overlijdt, tot en met de laatste dag van de maand van diens overlijden. Het eigen recht op levenslang ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de 62e verjaardag van de ex partner of zoveel later als de conversie plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand van diens overlijden. De conversie zal, voor zover het de delen van het ouderdomspensioen krachtens artikel 6b en artikel 7 betreft, plaatsvinden op basis van door het bestuur, na advies van de actuaris, vastgestelde verzekeringstechnische grondslagen, onverlet het terzake bepaalde bij of krachtens de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding. In verband met de conversie wordt een aftrekbedrag ouderdomspensioen vastgesteld, dat in mindering wordt gebracht op het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. De rechten van de ex-partner die voortvloeien uit artikel 19.1.bkomen toe aan de ex-partner. Er bestaat geen recht meer op bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 19.2. Door de conversie vervalt het recht van de ex-partner op uitbetaling van een deel van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, bedoeld in artikel 19.1.
Einde gemeenschappelijke huishouding Het bepaalde in artikel 19.1 of 19.3 is van overeenkomstige toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner bedoeld in artikel 1.22.b, bij notarieel verleden akte of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst, opgemaakt met het oog op de beëindiging van hun gemeenschappelijke huishouding, een regeling voor pensioenverevening of conversie hebben getroffen naar analogie van de regeling bij scheiding. Het fonds is slechts gebonden aan de overeenkomst indien het fonds vooraf schriftelijk met de overeenkomst heeft ingestemd en indien de gewezen partners binnen twee jaar na het eindigen van de gemeenschappelijke huishouding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds hebben overgelegd. De ex-partner als bedoeld in artikel 1.18.b heeft bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op bijzonder partnerpensioen. Dit partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen dat de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van de scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd, dat de gewezen deelnemer ten behoeve van zijn gewezen partner heeft behouden bij het beëindigen van de deelneming en dat de gepensioneerde ten behoeve van zijn partner heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen. Uitsluiting Als het deel van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen waarop bij scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding recht op uitbetaling ontstaat minder is dan het bedrag, bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, vindt het bepaalde in artikel 19.1 of 19.2 geen toepassing. Informatie De ex-partner ontvangt een opgave van het voor verevening in aanmerking komend tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen dan wel van zijn eigen recht op tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen na conversie. 42
30 september 2013
19.7
Geen recht op partnerpensioen De ex-partner heeft geen aanspraak op levenslang partnerpensioen op risicobasis en tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 8a.
Artikel 20 Flexibele pensionering, omzetting en aanwending beleggingssaldi op de pensioeningangsdatum 20.1
20.2
Recht op flexibele pensioeningang a. De ingang van het tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer kan worden vervroegd tot uiterlijk de eerste dag van de maand dat de (gewezen) deelnemer 60 jaar wordt of kan worden uitgesteld tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Uitstel is alleen mogelijk indien de gewezen deelnemer verklaart dat hij nog werkzaam is en dat hij het fonds op de hoogte stelt van de beëindiging van de werkzaamheden. Een verzoek tot uitstel moet ten minste drie maanden voor de pensioendatum schriftelijk bij het fonds worden ingediend. Bij uitstel tot een datum gelegen op of na de AOW-datum wordt het tijdelijk ouderdomspensioen op de AOW-datum omgezet in levenslang ouderdomspensioen, welk pensioen overeenkomstig het bepaalde onder b verder kan worden uitgesteld. Ingeval van vervroeging is het bepaalde in artikel 6b.3 van overeenkomstige toepassing. Ingeval van uitstel vindt het bepaalde in artikel 6b.3. van het reglement geen toepassing als de deelnemer op de pensioendatum volledig arbeidsgeschikt was. b. De deelnemer heeft recht om gedeeltelijk met pensioen te gaan en de deelneming gedeeltelijk voort te zetten in geval van gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de werkgever. Alsdan wordt de verdere opbouw van de pensioenaanspraken voor het gedeelte dat de deelneming wordt voortgezet, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het reglement en met inachtneming van de deeltijdfactor en meerurenfactor van de voortgezette arbeidsovereenkomst. De rechten op ingegaan ouderdomspensioen worden bepaald naar rato van het gedeelte van de deelneming waarvoor de deelnemer met pensioen gaat. c. De vroegpensioendatum van een deelnemer met een vroegpensioensaldo in de Individueel pensioenspaarregeling is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt. Indien een deelneming na de 60e verjaardag eindigt en de deelnemer heeft een vroegpensioensaldo in de Individueel pensioenspaarregeling, dan is de vroegpensioeningangsdatum gelijk aan de eerste dag van de maand na de datum van beëindiging van de deelneming en niet later dan op de eerste van de maand voorafgaand aan de maand waarin de deelnemer 62 jaar wordt. Recht op omzetting Als de (gewezen) deelnemer bij beëindiging van de deelneming als bedoeld in artikel 16 of op de pensioen- of eerdere vroegpensioen ingangsdatum een partner heeft als bedoeld in artikel 1.18.a, dan wel op die datum een partner als bedoeld in artikel 1.18.b bij het fonds laat registreren, biedt het fonds die (gewezen) deelnemer, bij beëindiging van de deelneming of op de pensioeningangsdatum, de mogelijkheid een gedeelte van zijn levenslang ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op levenslang partnerpensioen ten behoeve van die partner volgens de voorwaarden van artikel 1 van bijlage 3. Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de door het fonds gestelde termijn reageert op de geboden keuzemogelijkheid, gaat het fonds - in het geval sprake is van een partner als bedoeld in artikel 1.18.a - over tot de uitruil. Artikel 16.2, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing. 43
30 september 2013
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de betreffende partner overlijdt. De partner behoudt zijn recht op partnerpensioen na beëindiging van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding. 20.3
Het bepaalde in artikel 20.2 vindt geen toepassing voorzover reeds recht op partnerpensioen bestaat krachtens artikel 15.1 en/of 16.2. Alsdan heeft de (gewezen) deelnemer het recht om bedoeld partnerpensioen op de pensioeningangsdatum om te zetten in levenslang ouderdomspensioen. Als de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum een partner heeft als bedoeld in artikel 1.18.a, dan wel op die datum een partner als bedoeld in artikel 1.18.b bij het fonds laat registreren, is de toestemming van deze partner vereist voor de in de vorige volzin bedoelde omzetting.
20.4
De (gewezen) deelnemer heeft voorts het recht zijn levenslang ouderdomspensioen om te zetten in een pensioen dat gedurende de eerste vijf of tien jaren na ingang ervan een hoger bedrag is dan in de periode daarna. Het levenslang ouderdomspensioen na het vijfde of tiende jaar na ingang bedraagt 75% van het levenslang ouderdomspensioen gedurende de eerste vijf of tien jaar.
20.5
20.6
20.7
20.8
Besteding BPR-saldo en IPS-saldo De saldi van de Beschikbare premieregeling respectievelijk de Individueel pensioenspaarregeling dienen uiterlijk op de pensioeningangsdatum te worden aangewend voor aankoop van levenslang ouderdomspensioen respectievelijk tijdelijk en/of levenslang ouderdomspensioen. Het aangekochte tijdelijk en/of levenslang ouderdomspensioen wordt vervolgens mede in aanmerking genomen bij de omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen en de flexibilisering van de pensioeningangsdatum. Grondslagen voor de pensioenberekening bij flexibele pensionering, omzetting en besteding beleggingssaldi. a. De vaststelling van de pensioenen van de deelnemer bij flexibele pensionering, omzetting van levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen of vice versa en besteding van het BPR-saldo en IPS-saldo vindt plaats op basis van de overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6b en 7 opgebouwde aanspraken op tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen over de deelnemingstijd tot de pensioeningangsdatum, alsmede op basis van de waarde op de pensioeningangsdatum van het tot die datum opgebouwde BPR-saldo en IPS-saldo. b. De berekening van de pensioenen van de gewezen deelnemer bij flexibele pensionering en/of omzetting vindt plaats op basis van de premievrije aanspraken op pensioen als bedoeld in artikel 16.1.a en b., inclusief de toeslagen die op die pensioenen tot en met de pensioeningangsdatum krachtens artikel 21 zijn verleend. Werkwijze en tarieven Flexibilisering van de pensioeningangsdatum en omzetting van levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen of vice versa zal plaatsvinden in de volgorde van maatregelen voor zover van toepassing, en met gebruikmaking van de tarieven en percentages als opgenomen in bijlage 3 bij het reglement. Flexibilisering eigen recht ouderdomspensioen ex-partner Het bepaalde in artikel 20, met uitzondering van de leden 20.2 en 20.3 en het bepaalde in bijlage 3 bij het reglement, is zoveel mogelijk van overeenkomstige 44
30 september 2013
toepassing op het eigen recht op ouderdomspensioen van de ex-partner krachtens artikel 19.2.
45
30 september 2013
Artikel 21 Aanpassing aanspraken, ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken 21.1
Als de middelen van het fonds naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, zulks toelaten, kan het bestuur jaarlijks op 1 januari: a. voor de gepensioneerde: het ingegane recht op vroegpensioen, tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen en, zover van toepassing het bijbehorende partnerpensioen en wezenpensioen. b. voor de uitkeringsgerechtigde: het ingegane recht op pensioen, met uitzondering van het recht op WAO-aanvulling, c. voor de deelnemer: de aanspraken op (tijdelijk) ouderdomspensioen en vroegpensioen, alsmede de aanspraken op partnerpensioen die vanwege een inkomende waardeoverdracht zijn toegekend. d. voor de gewezen deelnemer: de premievrije rechten op pensioen bedoeld in artikel 16.1, e. voor de ex-partner van de (gewezen) deelnemer: het verevende deel van het tijdelijk respectievelijk levenslang ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 19.1, of het eigen recht op tijdelijk en levenslang ouderdomspensioen na conversie als bedoeld in artikel 19.2, dan wel de aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in artikel 16.3, aanpassen overeenkomstig het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid) over de maand september van het jaar voorafgaande aan de verlening van de toeslag afwijkt van dat prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Indien dit percentage minder bedraagt dan 2, zal voor de gepensioneerde, de uitkeringsgerechtigde en de gewezen deelnemer de toeslag worden verhoogd met maximaal 0,25%, waarbij de totale toeslag het percentage van 2 niet zal overschrijden. Een negatieve inflatie (deflatie) zal niet leiden tot een neerwaartse aanpassing. Het toeslagpercentage zal alsdan gesteld worden op 0. De toeslag is voorwaardelijk; er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre verlening van toeslagen zal plaatsvinden. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de in dit lid bedoelde pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd maar deze wordt gefinancierd uit beleggingsrendement en een opslag op de premies. De financiële positie van het pensioenfonds kan ertoe leiden dat toeslagen niet of niet volledig worden verleend. In verband daarmee geldt in beginsel: a. b.
c.
dat geen toeslag wordt verleend indien en zolang de dekkingsgraad kleiner is dan of gelijk is aan het minimaal vereist eigen vermogen; dat de toeslag wordt beperkt indien en zolang de dekkingsgraad wel boven het minimaal vereist eigen vermogen ligt, maar nog kleiner is dan het vereist eigen vermogen. Alsdan wordt de toeslag lineair verleend uitgaande van 0% bij het minimaal vereist eigen vermogen en een volledige toeslag bij het vereist eigen vermogen; dat een volledige toeslag wordt verleend indien en zolang de dekkingsgraad boven het vereist eigen vermogen ligt.
Bij de vaststelling van bovenbedoelde toeslagen wordt uitgegaan van het gemiddelde van het geraamde weerstandsvermogen in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt.
46
30 september 2013
Het bestuur kan besluiten het toeslagpercentage aan te passen ingeval de financiële positie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. Hieronder is de tekst opgenomen zoals die voortvloeit uit de Toeslagmatrix als bedoeld in artikel 6 van de Regeling Pensioenwet. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijk een toeslag verleend overeenkomstig het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid) over de maand september van het jaar voorafgaande aan de verlening van de toeslag afwijkt van dat prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Indien dit percentage minder bedraagt dan 2, zal voor de gepensioneerde, de uitkeringsgerechtigde en de gewezen deelnemer de toeslag worden verhoogd met maximaal 0,25%, waarbij de totale toeslag het percentage van 2 niet zal overschrijden. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd maar deze wordt gefinancierd uit beleggingsrendement en een opslag op de premies. Indien na de toepassing van c. de dekkingsgraad zich nog boven het vereist eigen vermogen bevindt, kan het bestuur besluiten tot een aanvullende inhaaltoeslag tot het ambitieniveau. Hierbij wordt het verleden beperkt tot de direct voorafgaande periode van vijf jaar. Voor elk jaar dat geen volledige toeslag is verleend, stelt het bestuur een inhaalpercentage vast. Na toekenning van de inhaaltoeslag moet de dekkingsgraad ten minste gelijk zijn aan het vereist eigen vermogen. Indien de dekkingsgraad zich nog steeds boven dat niveau bevindt, kan het bestuur besluiten tot een extra aanvullende inhaaltoeslag. Ook hier geldt dat na verlening van deze extra toeslag het weerstandsvermogen ten minste gelijk moet zijn aan het vereist eigen vermogen. In het geval de dekkingsgraad groter is dan het gewenst eigen vermogen kan het pensioenfonds niet eerder tot het verlenen van premiekortingen overgaan dan nadat een eventuele achterstand in toeslagen is ingelopen en vervolgens de dekkingsgraad nog boven de premiekortingsgrens ligt. De hoogte van het vereist eigen vermogen en de premiekortingsgrens worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
47
30 september 2013
Artikel 22 22.1
22.2
22.3
Financiering aanspraken
Affinanciering opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen Met inachtneming van de tussen het bestuur en de vennootschap gesloten uitvoeringsovereenkomst en de Actuariele en Bedrijfstechnische Nota, dragen de aangesloten werkgevers er zorg voor dat in het fonds, naast het totaal van de BPR-saldi en IPS-saldi, ten minste de middelen aanwezig zijn ter dekking van: a. de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en wezenpensioen van de deelnemers, en, voor zover van toepassing, de bijbehorende premievrije aanspraken op partnerpensioen uit waardeoverdracht, b. de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen en wezenpensioen van de gewezen deelnemers als bedoeld in artikel 16.1, en, voor zover van toepassing, de bijbehorende premievrije aanspraken op partnerpensioen uit omzetting of waardeoverdracht, alsmede van de eigen rechten op pensioen van de ex-partners als bedoeld in artikel 19.2. c. de ingegane rechten op pensioen van de gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden en, voor zover van toepassing, de bijbehorende premievrije aanspraken op pensioen d. de ingegane rechten op voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. alsmede van de opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen krachtens het overgangsreglement. Vermindering pensioenaanspraken Een aangesloten werkgever heeft het recht tot vermindering van zijn bijdrage aan de pensioenregeling in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden. Zodanige omstandigheden worden in ieder geval aanwezig geacht: a. indien de financiële positie van de werkgever een vermindering van de bijdrage noodzakelijk maakt; b. bij wijzigingen van wettelijke regelingen op het gebied van de pensioenen, sociale zekerheid en sociale verzekeringen alsmede van daarmee samenhangende fiscale wetgeving in de meest ruime zin, die financiële gevolgen hebben voor de werkgever en/of de werknemer. De verdere opbouw van de pensioenaanspraken, de verzekering van (tijdelijk) partnerpensioen en de bijdragen voor de BPR-regeling die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst met de werkgever die een beroep op dit artikel doet, zullen dan dienovereenkomstig worden verminderd. Een desbetreffend besluit van de werkgever zal onverwijld schriftelijk aan het fonds, alsmede aan de deelnemers en andere belanghebbenden worden medegedeeld. Deelnemersbijdrage De deelnemer is een bijdrage verschuldigd in de kosten van de pensioenregeling. De hoogte van de bijdrage en de wijze waarop deze op de deelnemer wordt verhaald zijn vastgelegd in de CAO. De bijdrage voor een deelnemer die heeft afgezien van het recht op WAOaanvulling bedoeld in artikel 13, zal op een lager bedrag worden vastgesteld dan de bijdrage voor de deelnemer die wel in aanmerking komt voor het recht op WAO-aanvulling.
48
30 september 2013
Artikel 23 23.1
23.2
23.3
23.4
Toekenning en uitkering van de pensioenen
Toekenning Toekenning van pensioen vindt plaats op schriftelijke aanvraag door of vanwege de rechthebbende, onder bijvoeging van de voor de regeling van het pensioen benodigde stukken. Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen een pensioen toe te kennen indien de schriftelijke aanvraag achterwege is gebleven. De (gewezen) deelnemer die gebruik wil maken van de mogelijkheid van flexibele pensionering moet de aanvraag voor ouderdomspensioen indienen ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum. Afkoop klein pensioen Indien de aanspraken op ouderdomspensioen op de datum van beëindiging van de deelneming, anders dan door pensionering of overlijden, het bedrag bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaan, zal het pensioen worden afgekocht. Alvorens tot afkoop over te gaan, neemt het fonds een wachttijd van 2 jaar in acht; vervolgens informeert het fonds de deelnemer binnen zes maanden over het besluit tot afkoop. Bij beëindiging van de deelneming voor 1 januari 2007, kan het fonds eveneens tot afkoop overgaan, tenzij betrokkene aangeeft daarmee niet in te stemmen. De hiervoor geldende afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 4. Uitbetaling ingegane pensioenen De pensioenen worden achteraf uitgekeerd in maandelijkse termijnen ter grootte van een twaalfde deel van het jaarlijkse pensioen. De maandelijkse pensioentermijnen worden naar boven afgerond op centen. Het bestuur kan een afwijkende wijze van betaling vaststellen. Indien de gepensioneerde of uitkeringsgerechtigde in het buitenlang gevestigd is, zullen de pensioentermijnen desgevraagd in het betreffende land betaalbaar worden gesteld. Alsdan zullen de kosten van betaling bij de gepensioneerde of uitkeringsgerechtigde in rekening worden gebracht en verrekend met de pensioentermijnen. Herziening pensioen in verband met wettelijke maatregelen Indien en zolang een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraken verwerft op grond van nieuwe of gewijzigde wettelijke regelingen ter zake van ouderdom, overlijden, ziekte of arbeidsongeschiktheid, zullen de pensioenuitkeringen worden verminderd met het bedrag van (de wijziging van) de uitkeringen op grond van wettelijke regelingen.
49
30 september 2013
Artikel 24 24.1
24.2
Overige rechten en plichten van de deelnemer
Verstrekken inlichtingen De (gewezen) deelnemer, gepensioneerde, de nabestaande(n) en ex-partner(s) die recht op pensioen hebben, zijn verplicht de inlichtingen te verstrekken en de bescheiden over te leggen die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn. Als niet wordt voldaan aan deze verplichting is het bestuur bevoegd, zo nodig na ingewonnen advies van de actuaris, de benodigde gegevens ambtshalve vast te stellen. Het bestuur is bevoegd toegekende rechten te herzien indien mocht blijken dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt of dat van verkeerde gegevens is uitgegaan. Voorlichting (gewezen) deelnemers gepensioneerden en belanghebbenden De deelnemer wordt bij aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de geldende statuten en reglementen van het fonds. Uiterlijk drie maanden na invoering van een reglementswijziging die van invloed is op de pensioenaanspraken wordt de deelnemer daarover schriftelijk geïnformeerd.
24.3
De deelnemer en andere belanghebbenden worden desgewenst in staat gesteld kennis te nemen van de geldende statuten en reglementen van het fonds.
24.4
Ingeval van een wijziging van het reglement die van invloed is op de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers, hun (ex-)partner(s) of kinderen, worden de belanghebbenden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na invoering van de reglementswijziging, over de gewijzigde pensioenaanspraken geïnformeerd.
24.5
24.6
Informatieverstrekking De deelnemer wordt bij aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de pensioenregeling via de startbrief, als bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemers, de ex-partners en de pensioengerechtigden de informatie zoals voorgeschreven bij of krachtens de Pensioenwet. Daarnaast verstrekt het fonds op verzoek aan deze groepen de informatie als bedoeld in artikel 46 van de Pensioenwet, dan wel de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur. Voor zover de wettelijke regelingen zich daartegen niet verzetten, kunnen de kosten van de informatie op verzoek door het fonds bij de aanvrager in rekening worden gebracht. De (gewezen) deelnemer ontvangt binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek een opgave van het geregistreerd aantal deelnemingsjaren als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Sociaal akkoord 2004.
50
30 september 2013
Artikel 25 25.1
25.2
25.3
Afwijkingen van de bepalingen van het reglement Het bestuur is bevoegd, onder van geval tot geval te stellen voorwaarden: a. ten gunste van een deelnemer of een groep van deelnemers af te wijken van de bepalingen in dit reglement; b. een werknemer of groep van werknemers die niet aan de in artikel 2.1 a genoemde voorwaarden van deelneming voldoet, als (groep van) deelnemer(s) in het fonds op te nemen. c. een artikel uit het pensioenreglement niet toe te passen of daarvan af te wijken als de toepassing ervan, gelet op het doel of de strekking van de betreffende bepaling, kennelijk onredelijk is. Voortzetten deelneming bij verlies hoedanigheid werkgever Indien de deelneming eindigt door verlies van de hoedanigheid van gelieerde ondernemingen en/of instellingen waarbij de deelnemer in dienst is, is het bestuur bevoegd te besluiten dat de deelneming onder van geval tot geval te stellen voorwaarden gedurende enige tijd kan worden voortgezet. Onvoorziene zaken Ten aanzien van alle zaken waarin de wet, de statuten of dit reglement niet voorzien beslist het bestuur.
Artikel 26 26.1
Afwijkingen van het reglement
Uitsluitingen en kortingen
Overige uitsluitingen en kortingen Indien de (ex-)partner of wees de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wederrechtelijk opzettelijk van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is geweest, bestaat recht op een periodieke uitkering die gebaseerd is op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaand aan het overlijden.
26.2
De aanspraken van de deelnemer die op grond van wet of verplichtstellingsbeschikking moet deelnemen in een ander pensioenfonds of in een beroepspensioenregeling, worden verminderd met de aanspraken die ten behoeve van die deelnemer en zijn (ex-)partner(s) en kinderen gedurende de periode van deelneming in het fonds bij die andere instelling zijn opgebouwd, voor zover die aanspraken ten laste van de werkgever zijn gekomen.
26.3
Het bestuur kan besluiten om verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen te verminderen indien de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft. Daarvan is sprake indien de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in artikel 21.2, niet meer volledig door waarden zijn gedekt en het pensioenfonds niet in staat is die onderdekking binnen een redelijke termijn op te heffen zonder dat de belangen van alle belanghebbenden onevenredig worden geschaad. Het bestuur neemt het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet in acht.
51
30 september 2013
Artikel 27 27.1
Overgangsbepaling
Afwijkende pensioendatum Voor de deelnemer: a. bedoeld in artikel 96 lid 1 (VUT) of artikel 99 (FLO) van de cao, zoals deze gold op 1 april 2000, b. wiens arbeidsovereenkomst met de werkgever is verbroken dan wel uiterlijk op 31 december 2000 wordt verbroken en die bij die beëindiging in aanmerking is gekomen c.q. komt voor een eenmalige uitkering op grond van de Financiële regeling overcompleet 55 jaar of ouder van de Sociale Begeleidingsregeling van de werkgever, is de pensioendatum, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.13, de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. De pensioeningangsdatum is gelijk aan deze pensioendatum. Voor deze deelnemers bedraagt de totale deelnemingsperiode, inclusief de op de overgangsdatum opgebouwde deelnemingstijd krachtens het (overgangs)reglement 1998 en de fictieve deelnemingstijd ten gevolge van waardeoverdracht voor 1 april 2000 maximaal 40 jaren. Artikel 20.1 is voor deze deelnemer niet van toepassing.
27.2
Uitsluiting recht op tijdelijk ouderdomspensioen De in artikel 27.1 bedoelde deelnemers hebben geen aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen.
Artikel 28
Inachtneming van en aanpassing aan fiscale eisen
28.1
Bij de uitvoering van de bepalingen van dit reglement wordt het bepaalde bij of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking genomen.
28.2
Indien onherroepelijk komt vast te staan dat deze regeling geen pensioenregeling is in de zin van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964, zal de regeling onverwijld en met terugwerkende kracht tot 1 april 2000 worden aangepast in dier voege dat de regeling wel een zodanige pensioenregeling is.
Artikel 29
Transparantie
Het bestuur van het pensioenfonds stelt zich ten doel open en helder te communiceren met de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden en zal hiertoe een beleid ontwikkelen.
Artikel 30
Inwerkingtreden/wijzigingen
Dit reglement is in werking getreden op 1 april 2000 onder de naam "Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000". Dit reglement is laatstelijk gewijzigd per 30 september 2013.
52
30 september 2013
Aldus vastgesteld door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds KPN.
Drs. R.A. Nieuwenhoven
dhr. C.A.M. Michielse
Voorzitter
Secretaris
53
30 september 2013
Bijlage 1 Overzicht van grenzen en bedragen is komen te vervallen
54
30 september 2013
Bijlage 2 IPS bijdragen en onttrekkingen is komen te vervallen
Deze bijlage is vervangen door het reglement “Afspraken met fiscus inzake IPS-bijdragen en onttrekkingen”. Dit reglement is opvraagbaar bij Stichting Pensioenfonds KPN.
55
30 september 2013
Bijlage 3 Flexibele pensionering, omzetting en aanwending beleggingssaldi op de pensioeningangsdatum
Flexibilisering van de pensioeningangsdatum, omzetting levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen en vice versa en besteding van BPR-saldo en IPS-saldo op de pensioeningangsdatum zal plaatsvinden in onderstaande volgorde en, voor zover van toepassing, met gebruikmaking van de daarbij vermelde tarieven en percentages. Artikel 1 Omzetting levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen c.q. partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen 1.1
a.
b. c. d. 1.2
Als het bepaalde in artikel 20.3 van het reglement van toepassing is, kan per € 70,- levenslang partnerpensioen € 13,- levenslang ouderdomspensioen worden aangekocht.
Artikel 2 2.1
Omzetting van levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer verminderd met het op grond van artikel 19.1 te verevenen bedrag aan ouderdomspensioen. Bij omzetting wordt per € 13,- levenslang ouderdomspensioen € 70,levenslang partnerpensioen verkregen. Het partnerpensioen na omzetting kan maximaal 70% bedragen van het na omzetting resterende levenslang ouderdomspensioen als bedoeld onder a. Het bepaalde in artikel 8a.5 van het reglement is van overeenkomstige toepassing.
Flexibele ingangsdatum levenslang ouderdomspensioen
Bij flexibele ingangsdatum bedraagt de hoogte van het levenslang ouderdomspensioen een percentage van het tot de pensioeningangsdatum opgebouwde levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op de pensioendatum, met inbegrip van de aanpassingen daarvan op grond van het vorige artikel van deze bijlage, volgens onderstaande tabel: gewenste ingangsdatum 1e dag van de maand van 60e verjaardag 61e verjaardag 62e verjaardag 63e verjaardag 64e verjaardag 65e verjaardag 66e verjaardag 67e verjaardag
percentage van het levenslang ouderdomspensioen 88% 94% 100% 106% 112% 119% 127% 134%
Het door omzetting als bedoeld in artikel 3 verzekerde partnerpensioen wordt op overeenkomstige wijze aangepast. Een keus voor een eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen dan de pensioendatum is – voor zover door die keus de
56
30 september 2013
aanspraak op partnerpensioen wordt verlaagd - uitsluitend mogelijk indien de partner daarmee schriftelijk heeft ingestemd. 2.2
Vanaf de AOW-datum mag de pensioeningangsdatum niet verder worden uitgesteld dan tot het moment waarop het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen, met inbegrip van het ouderdomspensioen krachtens het overgangsreglement en het ouderdomspensioen uit het BPR- en IPS-saldo, inclusief het bedrag van de AOW, gelijk wordt aan het pensioengevend salaris op jaarbasis voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen. Voor deze vergelijking wordt uitgegaan van: het levenslang ouderdomspensioen dat resteert na maximale omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen, overeenkomstig artikel 1.1; het bedrag van de AOW inclusief vakantietoeslag voor een gehuwde op jaarbasis, dat geldt op de ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen; het vast pensioengevend salaris op jaarbasis dat geldt op de dag voorafgaand aan de pensioeningangsdatum vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijd- en meerurenfactor in de 12 volle maanden voorafgaand aan de pensioeningangsdatum en verhoogd met het variabel pensioengevend salaris dat geldt op de dag voorafgaand aan de pensioeningangsdatum. Bij een salarisdaling als gevolg van het terugtreden na de 52e verjaardag naar een lager gekwalificeerde functie, wordt het pensioengevend salaris voor de toepassing van dit artikel vastgesteld op het pensioengevende salaris direct voorafgaand aan het terugtreden, verhoogd met alle algemene verhogingen van de salarissen volgens de CAO die nadien hebben plaatsgevonden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
2.3
Het te verevenen deel van het levenslang ouderdomspensioen op grond van het bepaalde in artikel 19.1 wordt op overeenkomstige wijze aangepast.
Artikel 3 3.1
Besteding BPR- en IPS-saldo voor ouderdomspensioen
Aankoop van € 100,- levenslang ouderdomspensioen respectievelijk € 100,tijdelijk ouderdomspensioen vanaf de pensioeningangsdatum vergt: op pensioeningangsdatum 1e dag van de maand van de 60e verjaardag 61e verjaardag 62e verjaardag 63e verjaardag 64e verjaardag 65e verjaardag 66e verjaardag 67e verjaardag
voor levenslang een koopsom groot € 1.630,€ 1.600,€ 1.570,€ 1.550,€ 1.510,€ 1.480,€ 1.450,€ 1.420,-
voor tijdelijk een koopsom groot € 470,€ 380,€ 290,€ 200,€ 100,-
Aankoop van € 100,- vroegpensioen vanaf vroegpensioeningangsdatum tot aan 62 jaar vergt: Op vroegpensioeningangsdatum 1e dag van de maand van de 60e verjaardag 61e verjaardag
voor vroegpensioen een koopsom groot € 200,€ 100,57
30 september 2013
Aankoop van € 100,- levenslang ouderdomspensioen met ingangsdatum 62 jaar vergt (voor tussenliggende leeftijden vindt lineaire interpolatie plaats): Leeftijd op ontslagdatum 17 22 27 32 37 42 47 52 57 62
voor levenslang ouderdomspensioen een koopsom groot € 280,€ 340,€ 415,€ 500,€ 605,€ 730,€ 880,€ 1.065,€ 1.290,€ 1.575,-
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Aankoop van € 100,- levenslang ouderdomspensioen met ingangsdatum 65 jaar vergt (voor tussenliggende leeftijden vindt lineaire interpolatie plaats): Leeftijd op ontslagdatum 17 22 27 32 37 42 47 52 57 62 65
voor levenslang ouderdomspensioen een koopsom groot € 235,€ 280,€ 340,€ 415,€ 500,€ 600,€ 725,€ 875,€ 1.055,€ 1.285,€ 1.480,-
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
3.2
Als het bepaalde in artikel 19.1 toepassing heeft gevonden heeft de ex-partner recht op uitbetaling van een deel van het uit het BPR-saldo en IPS-saldo aangekochte levenslang ouderdomspensioen. Bedoeld deel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 van de regeling Pensioensparen volgens bijlage 3 bij het reglement.
3.3
Is er gebruik wordt gemaakt van het recht op omzetting wordt het volgens lid 3.1 aangekochte levenslange ouderdomspensioen gedeeld door 1,13 en ontstaat er een recht op partnerpensioen ter grootte van 70% van het resterende levenslang ouderdomspensioen uit BPR- en IPS-saldo.
3.4
De maximale hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen is gelijk aan twee maal de gehuwden-AOW verhoogd met het gebruteerde verschil in premies volksverzekeringen in de eerste twee belastingschijven voor en na de 65-jarige leeftijd.
Artikel 4 4.1
In hoogte wisselend ouderdomspensioen
Bij omzetting van het levenslang ouderdomspensioen, berekend met inachtneming van de aanpassingen daarvan op grond van de vorige artikelen van deze bijlage, in een pensioen dat gedurende de eerste vijf of tien jaren na
58
30 september 2013
ingang ervan een hoger bedrag is dan in de periode daarna, wordt het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met: a.
b.
4.2
Het bepaalde in artikel 2.3 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 5.1
1,21 als het levenslang pensioen gedurende de eerste vijf jaar na ingang ervan hoger is dan het pensioen na het vijfde jaar na ingang; na het vijfde jaar wordt het aldus verhoogde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met 0,75; 1,13 als het levenslang pensioen gedurende de eerste tien jaar na ingang ervan hoger is dan het pensioen na het tiende jaar na ingang; na het tiende jaar wordt het aldus verhoogde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met 0,75. Het door omzetting als bedoeld in artikel 3 meeverzekerde partnerpensioen wordt niet gewijzigd door de in dit lid bedoelde omzetting van ouderdomspensioen.
Flexibele ingangsdatum tijdelijk ouderdomspensioen
De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum bedraagt een percentage volgens onderstaande tabel van het tot de pensioeningangsdatum opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen: pensioeningangsdatum 1e dag van de maand van de 60e verjaardag 61e verjaardag 62e verjaardag 63e verjaardag 64e verjaardag
percentage van het tijdelijk ouderdomspensioen 55% 75% 100% 153% 310%
Bij uitstel van de pensioeningangdatum tot de AOW-datum of later wordt het tijdelijk ouderdomspensioen op de AOW-datum omgezet in een levenslang ouderdomspensioen met als pensioeningangsdatum de AOW-datum ter grootte van € 22 per € 100 tijdelijk ouderdomspensioen. 5.2
Het tijdelijk ouderdomspensioen op jaarbasis is ten hoogste gelijk aan het bedrag zoals is aangegeven in artikel 3.4 . Het meerdere wordt op de pensioeningangsdatum omgezet in levenslang ouderdomspensioen.
5.3
Omzetting van € 100,- tijdelijk ouderdomspensioen geeft recht op een levenslang ouderdomspensioen ingaand op de pensioeningangsdatum ter grootte van: bij omzetting op een pensioeningangsdatum van de 1e dag van de maand van de 60e verjaardag 61e verjaardag 62e verjaardag 63e verjaardag 64e verjaardag
5.4
€ € € € €
28,23,18,13,7,-
Het bepaalde in artikel 2.3 is van overeenkomstige toepassing.
59
30 september 2013
Artikel 6
Slotbepalingen
6.1
Indien een ingangsdatum of leeftijd ligt tussen de in de voorgaande artikelen genoemde data, wordt de koopsom of het percentage op die tussenliggende datum naar rato vastgesteld.
6.2
Het bestuur kan, gehoord de actuaris, gelet op de bestandsontwikkeling, actuele overlevingstafels, wijziging in marktrente, de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen en de gebruikmakingsfrequenties in die periode en/of wettelijke wijzigingen, besluiten tot aanpassing van de in deze bijlage opgenomen koopsomfactoren en percentages.
60
30 september 2013
Bijlage 4 Overige tarieven, factoren en percentages
Artikel 1
Beschikbare premietabel
De BPR-bijdrage als bedoeld in artikel 10.2 van het reglement, is een van de leeftijd van de deelnemer afhankelijk percentage van de premiegrondslag, rekening houdend met de deeltijdfactor en het percentage van voortzetting van de deelneming. Bedoeld percentage bedraagt bij: Leeftijd deelnemer jonger dan 27 jaar 27 jaar of ouder en 32 jaar of ouder en 37 jaar of ouder en 42 jaar of ouder en 47 jaar of ouder en 52 jaar of ouder en 57 jaar of ouder
jonger jonger jonger jonger jonger jonger
dan dan dan dan dan dan
32 37 42 47 52 57
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
percentage 6,60% 8,30% 10,10% 12,20% 14,90% 18,10% 22,10% 26,80%
Artikel 2 Koopsomtabel nabestaandenpensioen bij overlijden voor de pensioeningangsdatum Per € 1000,- IPS –saldo kan ten behoeve van de overlevende partner van de deelnemer als bedoeld in artikel artikel 11.5. van het reglement, afhankelijk van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de dag van zijn overlijden, een partnerpensioen worden aangekocht volgens onderstaande tabel: Leeftijd deelnemer jonger dan 27 jaar 27 jaar of ouder en 32 jaar of ouder en 37 jaar of ouder en 42 jaar of ouder en 47 jaar of ouder en 52 jaar of ouder en 57 jaar of ouder en 62 jaar en ouder
jonger jonger jonger jonger jonger jonger jonger
dan dan dan dan dan dan dan
32 37 42 47 52 57 62
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
aan te kopen PP voor € 1000,- saldo € 40,€ 40,€ 35,€ 35,€ 40,€ 45,€ 50,€ 55,€ 60,-
Het wezenpensioen per kind bedraagt 20% van de som van het overeenkomstig de tabel aangekocht partnerpensioen ten behoeve van de partner en de ex-partner. Het bepaalde in artikel 8a.5 en in artikel 9.3.a en 9.3.c van het reglement is van overeenkomstige toepassing. Artikel 3
Ruilvoet bij beëindiging deelneming voor pensioendatum
De ruilvoet als bedoeld in artikel 16.2 en artikel 16.4 is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer en bedraagt bij leeftijd deelnemer jonger dan 22 jaar 22 jaar of ouder en jonger dan 27 jaar 61
ruilvoet 5,95 5,90 30 september 2013
27 32 37 42 47 52 57 Artikel 4
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
of of of of of of of
ouder ouder ouder ouder ouder ouder ouder
en en en en en en en
jonger jonger jonger jonger jonger jonger jonger
dan dan dan dan dan dan dan
32 37 42 47 52 57 62
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
5,75 5,60 5,45 5,30 5,20 5,20 5,40
Afkoop klein pensioen
De afkoopfactoren als bedoeld in artikel 23.2 zijn afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer en bedragen
62
30 september 2013
Artikel 5
Slotbepaling
63
30 september 2013
Het bepaalde in artikel 6.2 van bijlage 3 bij het reglement is van overeenkomstige toepassing.
64
30 september 2013
Bijlage 5 Regeling Pensioensparen
Artikel 1
Opbouw beleggingssaldo
1.1
De opbouw van het beleggingssaldo komt tot stand door storting in de door het bestuur vastgestelde life cycle dan wel, indien de deelnemer daarvoor expliciet kiest, een beleggingsdepot van BPR-bijdragen en IPS-bijdragen, krachtens artikel 10 en artikel 11 van het reglement.
1.2
De BPR-bijdragen, de IPS-bijdragen voor extra ouderdomspensioen en de IPSbijdragen voor vroegpensioen worden afzonderlijk op naam van de deelnemer geregistreerd en geven recht op een aantal fracties in het gekozen beleggingsdepot.
Artikel 2
Beleggingsdepot(s)
2.1
Het bestuur besluit tot instelling van één of meerdere beleggingsdepots en stelt het beleggingsbeleid voor het (de) beleggingsdepot(s) vast. De netto beleggingsopbrengsten komen ten gunste van het beleggingsdepot.
2.2
De beleggingen van een beleggingsdepot worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De fractiekoers wordt éénmaal per maand, op de laatste werkdag van de maand, bepaald. Bij de opening van het beleggingsfonds wordt de fractiekoers vastgesteld op € 45,37. De BPR-bijdragen worden gestort vanaf de datum van toetreding en vervolgens maandelijks op de eerste werkdag van de maand tegen de fractiekoers van de laatste werkdag van de voorafgaande maand. De storting van IPS-bijdragen vindt plaats op de laatste werkdag van de maand. De ingelegde bijdragen worden tegen de fractiekoers op de dag van storting omgerekend in fracties. Het bestuur is bevoegd een afwijkende periodiciteit vast te stellen.
2.4
Het beleggingssaldo op enig tijdstip is de waarde van de op naam van de (gewezen) deelnemer geregistreerde fracties in een beleggingsdepot, berekend tegen de fractiekoers op de laatste werkdag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin bedoeld tijdstip valt.
2.5
Tenzij anders vermeld, vindt onttrekking van fracties aan het beleggingsdepot plaats tegen de waarde van de fracties op de laatste werkdag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de onttrekking plaatsvindt.
2.6
0%-garantie Indien de waarde van de fracties bedoeld in 2.5 bij onttrekking op de pensioeningangsdatum, lager is dan het totaal van de ingelegde bijdragen, wordt het beleggingssaldo gesteld op het totaal van deze bijdragen. Ingeval de deelneming voor de pensioeningangsdatum eindigt, anders dan door overlijden, zal het toe te kennen pensioen niet op een lager bedrag worden gesteld dan het pensioen dat bij onttrekking op de pensioendatum zou worden verkregen voor het totaal van ingelegde bijdragen. Het in de vorige volzin bepaalde vindt afzonderlijk toepassing voor het totaal van de BPR-bijdragen enerzijds en het totaal van de IPS-bijdragen anderzijds. De in dit lid bedoelde 0%_garantie is uitsluitend van toepassing indien de (gewezen)
65
30 september 2013
deelnemer ononderbroken deelneemt aan de door het bestuur vastgestelde life cycle. Artikel 3
Keuze van beleggingsdepot
3.1
Indien de deelnemer niet wenst deel te nemen aan de door het bestuur vastgestelde life cycle, bepaalt hij in welk beleggingsdepot zijn bijdragen belegd dienen te worden. De keuze geldt gelijkelijk voor BPR-bijdrages en IPS-bijdrages en zowel voor het opgebouwde beleggingskapitaal als voor toekomstige bijdrages.
3.2
Indien de deelnemer niet wenst deel te nemen aan de life cycle, maar kiest voor een beleggingsdepot, wordt deze keuze gemaakt bij de eerste inleg van een bijdrage. De deelnemer kan zijn keuze voor life cycle of beleggingsdepot dan wel voor een ander depot éénmaal per jaar wijzigen. Het bestuur kan hiervoor, in overleg met de werkgever, nadere voorwaarden en richtlijnen vaststellen.
3.3
Een overgang van life cycle naar beleggingsdepot vice versa of van een beleggingsdepot naar een ander depot wordt geëffectueerd op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek tot wijziging het fonds bereikt en tegen de op de datum van effectuering geldende fractiekoers.
3.4
De kosten voor overgang van beleggingsdepot en van beleggingsdepot naar life cylce en omgekeerd komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 4 4.1
Rechten bij einde deelneming
Ingeval de deelneming, anders dan door overlijden of ingang van het pensioen eindigt, wordt het saldo van de beschikbare premieregeling op de pensioeningangsdatum aangewend voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen met uitzondering van het gedeelte van het saldo waarmee na de beëindiging van de deelneming ingevolge het bepaalde in artikel 10.7 tweede volzin partnerpensioen voor is aangekocht. Het ouderdomspensioen dat op de pensioeningangsdatum met het BPR-saldo is aangekocht kan onder inachtneming van het ter zake bepaalde in dit pensioenreglement, worden omgezet in partnerpensioen. Op het individueel pensioensparensaldo voor extra ouderdomspensioen is het bepaalde in de vorige twee volzinnen van overeenkomstige toepassing inden voor de gewezen deelnemer direct voorafgaand aan beëindiging van de deelneming zowel een BPR- als IPS-bijdrage aan het fonds door de werkgever werd afgedragen. Indien het bepaalde in de vorige volzin niet van toepassing is wordt het IPSsaldo voor extra ouderdomspensioen na beëindiging van de deelneming als bedoeld in dit lid aangewend voor verhoging van het levenslang ouderdomspensioen, waarbij een deel van het ouderdomspensioen kan worden omgezet in partnerpensioen, tenzij het bepaalde in artikel 23.2 van het reglement toepassing vindt. Het IPS-saldo voor extra partnerpensioen wordt in deze situatie aangewend voor verhoging van het partnerpensioen. Artikel 21 is van overeenkomstige toepassing.
4.2
Bij waardeoverdracht of afkoop, als bedoeld in artikel 17.1 en 23.1 van het reglement, wordt de waarde van het BPR-saldo en het IPS-saldo berekend tegen de fractiekoers eerste werkdag volgend op de dag waarop het fonds het verzoek tot waardeoverdracht heeft ontvangen.
66
30 september 2013
Artikel 5 Verdeling beleggingssaldo bij einde huwelijk of gemeenschappelijke huishouding 5.1
Als het bepaalde in artikel 19.1 van het reglement toepassing vindt in geval van scheiding of bij het einde van een geregistreerd partnerschap of gemeenschappelijke huishouding van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, wordt het te verevenen deel van het extra ouderdomspensioen uit hoofde van het BPR-saldo of het IPS-saldo als volgt bepaald: de helft van het aantal fracties in het beleggingsdepot of door het bestuur vastgestelde life cycle waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht heeft gekregen gedurende de na 1 april 2000 gelegen deelnemingsjaren tussen de datum van sluiting van het huwelijk met bedoelde partner en de datum van scheiding dan wel tussen de datum van aangaan van het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding en het einde ervan. Hierbij wordt rekening gehouden met de omzetting in partnerpensioen als bedoeld in artikel 16.2 alsmede met een aanwending van het BPR- en IPS-saldo voor een verhoging van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.7 en artikel 11.5. Indien het huwelijk van de deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel indien het (geregistreerd) partnerschap eindigt, verkrijgt de ex-partner uit het IPS-saldo voor extra partnerpensioen een aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Indien het huwelijk van de gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel indien het (geregistreerd) partnerschap eindigt, verkrijgt de ex-partner uit het BPR-saldo en IPS-saldo voor extra partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.7 en artikel 11.5 een aanspraak op bijzonder partnerpensioen voor zover uit die saldi – al dan niet door aanwending van het BPR- en IPS-saldo voor verhoging van het partnerpensioen – na beëindiging van de deelneming een aanspraak op partnerpensioen is ontstaan. Als het bepaalde in artikel 15.2 van het reglement toepassing heeft gevonden, is voor de vaststelling van het aantal fracties als hiervoor bedoeld, het bepaalde in artikel 19.1.b laatste volzin van het reglement, van overeenkomstige toepassing.
5.2
Ingeval van conversie als bedoeld in artikel 19.2, krijgt de ex-partner van de deelnemer een eigen recht op een deel van het levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van het saldo van de Beschikbare premieregeling en de Individueel pensioenspaarregeling als ware er sprake van beëindiging van de deelneming conform artikel 10.7 en 11.5. Daarbij wordt aangenomen dat het na een aankoop van partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.7 resterende BPR-saldo respectievelijk het na een aankoop van partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.5 resterende IPS-saldo op het moment van beëindiging als bedoeld in het vorige lid wordt aangewend voor de aankoop van levenslang ouderdomspensioen. Bedoeld deel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 van deze bijlage.
5.3
In geval van conversie na de pensioeningangsdatum wordt het gedeelte van het extra ouderdomspensioen krachtens BPR-saldo en IPS-saldo dat in de conversie moet worden betrokken vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.1 van deze bijlage.
67
30 september 2013
Bijlage 6 Overgangsreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000
Artikel 1
Definities
In dit overgangsreglement wordt in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde in artikel 1 van het reglement verstaan onder: 1.1
het reglement: het “Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000” alsmede de bijlagen bij dat reglement dat in werking is getreden op 1 april 2000;
1.2
het overgangsreglement: dit “Overgangsreglement Stichting Pensioenfonds KPN 2000”;
1.3
de overgangsdatum: 1 april 2000
1.4
de deelnemer: de persoon die vanaf 31 maart 2000 tot de pensioeningangsdatum ononderbroken deelnemer is in het fonds;
1.5
de gewezen deelnemer: de persoon wiens deelneming in het fonds voor de overgangsdatum, anders dan door overlijden of pensionering, is geëindigd en die aanspraken aan het (overgangs)reglement 1998 kan ontlenen;
1.6
de gepensioneerde: de persoon die voor de overgangsdatum gepensioneerd is en een uitkering van ouderdomspensioen krachtens het (overgangs)reglement 1998 ontvangt;
1.7
de pensioendatum: de pensioendatum als bedoeld in het reglement;
1.8
de AOW-datum: de pensioendatum volgens het reglement 1998;
1.9
de pensioeningangsdatum: de pensioeningangsdatum als bedoeld in het reglement.
Artikel 2 2.1
Opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen
voor gewezen deelnemers en gepensioneerden De rechten en aanspraken op pensioen van de gewezen deelnemers en gepensioneerden overeenkomstig de bepalingen van het (overgangs) reglement 1998 ondergaan geen wijziging. Evenmin worden gewijzigd de rechten op te verevenen ouderdomspensioen, de eigen rechten op ouderdomspensioen of de rechten op bijzonder partnerpensioen van de ex-partners als bedoeld in het (overgangs)reglement 1998. opgebouwde aanspraken deelnemers
68
30 september 2013
2.2
De deelnemer krijgt op de overgangsdatum aanspraken op pensioen over de tijd tot 1 april 2000, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, lid 2 van het reglement 1998.
2.3
Het op de overgangsdatum voor de deelnemer aanwezige prepensioensaldo krachtens het reglement 1998 wordt op die datum als IPS-bijdrage, met inachtneming van de bepalingen van de regeling pensioensparen van het reglement, als eerste storting op naam van de deelnemer gestort in het door hem gekozen beleggingsdepot. Indien er geen keuze door de deelnemer kenbaar is gemaakt voor de overgangsdatum, dan zal inleg plaatsvinden in het depot met het gemiddelde risicoprofiel.
Artikel 3 3.1
Aanpassing opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen
Als de middelen van het fonds naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, dit toelaten, zal het bestuur telkenmale als een aanpassing als bedoeld in artikel 21 plaatsvindt, de opgebouwde aanspraken en rechten op pensioen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2, dienovereenkomstig aanpassen.
Artikel 4
Uitzichtgarantie
4.1
De deelnemer die op de overgangsdatum aanspraak heeft op een ouderdomspensioen op grond van deelneming in het reglement 1998, komt in aanmerking voor een uitzichtgarantie. In voorkomend geval leidt deze garantie tot een verhoging van het levenslange ouderdomspensioen vanaf de AOWdatum.
4.2
Voor het bepalen van deze verhoging wordt allereerst het levenslange ouderdomspensioen uit hoofde van het reglement berekend dat voor de deelnemer zou hebben gegolden indien hij zijn pensioen op de pensioendatum had laten ingaan, op de pensioendatum had gekozen voor omzetting van een gedeelte van zijn levenslange ouderdomspensioen in een partnerpensioen ter grootte van 70% van het resterende levenslange ouderdomspensioen en geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid van het in hoogte laten wisselen van het ouderdomspensioen.
4.3
Vervolgens wordt het ouderdomspensioen berekend dat de deelnemer over zijn deelnemingsperiode na 1 april 2000 zou hebben verworven ingevolge het reglement 1998, indien dat reglement van toepassing zou zijn gebleven. Hierbij worden het pensioengevend jaarsalaris en de som van de pensioengevende emolumenten vastgesteld op het pensioengevend jaarsalaris per 1 januari 2000 en de pensioengevende emolumenten over 1999, beide vanaf 1 april 2000 aangepast op de wijze zoals is vastgelegd in artikel 21 van het reglement voor de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken, tenzij het feitelijke jaarsalaris lager is. De voor het jaar 2000 geldende franchise ingevolge het reglement 1998 zal op dezelfde wijze worden aangepast. Dit pensioen wordt verminderd met het ouderdomspensioen dat, in combinatie met 70% partnerpensioen, uitgaande van een gemiddeld rendement van 4%, zou kunnen worden opgebouwd door maandelijkse inleg in IPS van het verschil tussen 4% van 1/12e deel van de laatst vastgestelde pensioengrondslag onder het reglement 1998 en 2% van de pensioengrondslag die geldt voor april 2000 met een maximum van € 34,03. Als de deelnemer in deeltijd werkzaam is geweest wordt deze inleg gecorrigeerd naar rato van de gemiddelde deeltijdfactor en de gemiddelde meerurenfactor in de 12 volle maanden direct voorafgaand aan de overgangsdatum. De vermindering wordt vanaf 1 april 2000 aangepast op de 69
30 september 2013
wijze zoals is vastgelegd in artikel 21 van het reglement voor de ingegane pensioenen en premievrije aanspraken. 4.4
Indien op de AOW-datum het pensioen berekend onder 4.3 hoger is dan het pensioen berekend onder 4.2 krijgt de deelnemer vanaf de AOW-datum een verhoging van zijn levenslange ouderdomspensioen ter grootte van het verschil tussen het onder 4.3 en het onder 4.2 berekende pensioen.
Artikel 5
Deelnemingstijd voor partnerpensioen krachtens het reglement
opgebouwde deelnemingstijd 5.1 Voor de deelnemer wordt de op de overgangsdatum opgebouwde deelnemingstijd krachtens het (overgangs)reglement 1998 vastgesteld, inclusief de fictieve deelnemingstijd ten gevolge van waardeoverdracht voor 1 april 2000. Deze tijd wordt mede in aanmerking genomen bij de vaststelling van het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 8a van het reglement. 5.2
extra deelnemingstijd De deelnemers komen voor de vaststelling van de rechten op levenslang en tijdelijk partnerpensioen krachtens artikel 8a van het reglement in aanmerking voor toekenning van een extra bereikbare deelnemingstijd van 3 jaar. Deze extra bereikbare deelnemingstijd wordt niet toegekend aan de deelnemer voor wie krachtens artikel 27 van het reglement de pensioendatum is vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 65 jaar wordt.
Artikel 6
Einde huwelijk of samenleving na de overgangdatum
6.1
Als het huwelijk van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde na de overgangsdatum eindigt door scheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel als het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding eindigt, krijgt de ex-partner aanspraken op te verevenen ouderdomspensioen en op bijzonder partnerpensioen dan wel een eigen recht op ouderdomspensioen onder de voorwaarden van het (overgangs)reglement 1998. De rechten worden bepaald aan de hand van de aanspraken en rechten op pensioen krachtens artikel 2 en met inbegrip van de aanpassingen ervan krachtens artikel 3.
6.2
In afwijking van het bepaalde in artikel 8, lid 2, onder d van het reglement 1998 wordt het bedrag van het bijzonder partnerpensioen niet in mindering gebracht op het partnerpensioen als de ex-partner die gerechtigd is tot het bijzonder partnerpensioen overlijdt voor ingang van het partnerpensioen.
Artikel 7 7.1
Flexibele pensionering en omzetting
recht op flexibele pensionering Het ouderdomspensioen krachtens het (overgangs)reglement 1998 gaat in op de AOW-datum. De ingang van het ouderdomspensioen kan worden vervroegd of uitgesteld, met dien verstande dat het ouderdomspensioen krachtens het overgangsreglement alsdan gelijktijdig dient in te gaan met het levenslange ouderdomspensioen krachtens het reglement. recht op omzetting
70
30 september 2013
7.2
De (gewezen) deelnemer die op de pensioeningangsdatum een partner heeft als bedoeld in artikel 1.16.a van het reglement, dan wel die op de pensioeningangsdatum een partner als bedoeld in artikel 1.16.b van het reglement bij het fonds laat registreren, heeft recht om de totale aanspraak op partnerpensioen om te zetten in een hoger ouderdomspensioen vanaf de AOWdatum. Omzetting van een gedeelte van het partnerpensioen is niet toegelaten. Geen recht op omzetting bestaat indien de (gewezen) deelnemer op de pensioeningangsdatum gebruik maakt van de mogelijkheid om een gedeelte van zijn levenslang ouderdomspensioen krachtens het reglement om te zetten in partnerpensioen, als bedoeld in artikel 20.3 van het reglement. De partner moet schriftelijk instemmen met de omzetting van de aanspraak op partnerpensioen in ouderdomspensioen. Als het partnerpensioen wordt omgezet in ouderdomspensioen wordt ook het latent recht op aanvullend ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7 van het reglement 1998 in de omzetting betrokken. Door omzetting vervallen het recht op partnerpensioen en aanvullend ouderdomspensioen. Het recht op omzetting is niet van toepassing voor het bijzonder partnerpensioen van de ex-partner(s) van de (gewezen) deelnemer.
7.3
De (gewezen) deelnemer heeft voorts het recht zijn ouderdomspensioen om te zetten in een pensioen dat gedurende de eerste vijf of tien jaar na ingang ervan een hoger bedrag is dan in de periode daarna. Het ouderdomspensioen na het vijfde of tiende jaar na ingang bedraagt 75% van het ouderdomspensioen gedurende de eerste vijf of tien jaar, met inachtneming dat de pensioeningangsdatum gelijk is aan de pensioeningangsdatum volgens het reglement.
7.4
De alleenstaande (gewezen) deelnemer die op de pensioeningangsdatum niet in de in artikel 7.2 eerste volzin bedoelde omstandigheid verkeert heeft geen recht op partnerpensioen en komt derhalve niet voor omzetting van partnerpensioen in aanmerking. Voor die (gewezen) deelnemer zal vanaf de AOW-datum het aanvullend ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7 van het reglement 1998 worden uitgekeerd. Het recht op uitkering van aanvullend ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum blijft, in afwijking van het bepaalde in het reglement 1998, bestaan als de (gewezen) deelnemer tussen de pensioeningangsdatum en de AOW-datum alsnog in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gemeenschappelijke huishouding gaat voeren. Alsdan komt de partner niet meer in aanmerking voor recht op partnerpensioen. Bij flexibilisering van de pensioeningangsdatum en de vaststelling van het in hoogte wisselend ouderdomspensioen zal het aanvullend ouderdomspensioen op dezelfde wijze worden aangepast als het op de AOW-datum ingaand ouderdomspensioen.
7.5
werkwijze flexibele pensionering en omzetting Flexibilisering van de pensioeningangsdatum en omzetting zal als volgt plaatsvinden: a. eerst worden het recht op partnerpensioen en het latent recht op aanvullend ouderdomspensioen op basis van de in artikel 7.6 vastgelegde tarieven omgezet in een recht op hoger ouderdomspensioen vanaf de AOW-datum als de (gewezen) deelnemer van die mogelijkheid gebruik wenst te maken; b. ten tweede wordt het met inachtneming van het bepaalde onder a aangepaste ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd overeenkomstig de tabel van artikel 7.7 bij flexibilisering van de pensioeningangsdatum; c. tot slot wordt het met inachtneming van het bepaalde onder a en 71
30 september 2013
b aangepaste ouderdomspensioen aangepast overeenkomstig de in artikel 7.8 genoemde factoren in geval van in hoogte wisselend ouderdomspensioen. 7.6
7.7
tarieven omzetting Per € 100,- aanvullend ouderdomspensioen ontstaat recht op € 11,ouderdomspensioen. Per € 70,- partnerpensioen ontstaat recht op € 15,ouderdomspensioen. tarieven flexibele pensionering Ingeval van flexibele pensionering bedraagt het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum een percentage volgens onderstaande tabel van het recht op ouderdomspensioen, met inbegrip van de eventuele verhoging krachtens artikel 7.2 alsmede, als artikel 7.4 van toepassing is, met inbegrip van het aanvullend ouderdomspensioen: pensioeningangsdatum 1e dag van de maand van 60e 61e 62e 63e 64e 65e 66e 67e
percentage van het ouderdomspensioen
verjaardag verjaardag verjaardag verjaardag verjaardag verjaardag verjaardag verjaardag
72% 77% 82% 87% 93% 100% 106% 113%
De eventuele aanspraak op partnerpensioen wordt in dezelfde mate verhoogd of verlaagd. Een te verevenen deel van het ouderdomspensioen wordt eveneens in dezelfde mate verhoogd of verlaagd. 7.8
7.9
factoren in hoogte wisselend ouderdomspensioen Bij omzetting van het ouderdomspensioen, berekend met inachtneming van de aanpassingen daarvan op grond van de vorige leden van dit artikel, in een pensioen dat gedurende de eerste 5 of 10 jaren na ingang ervan een hoger bedrag is dan in de periode daarna, wordt het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met: a. 1,21 als het pensioen gedurende de eerste vijf jaar na ingang ervan hoger is dan het pensioen vanaf het vijfde jaar na ingang; na het vijfde jaar wordt het aldus verhoogde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met 0,75; b. 1,13 als het pensioen gedurende de eerste tien jaar na ingang ervan hoger is dan het pensioen vanaf het tiende jaar na ingang; na het tiende jaar wordt het aldus verhoogde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met 0,75. Een te verevenen deel van het ouderdomspensioen wordt op overeenkomstige wijze aangepast. De eventuele aanspraak op partnerpensioen wordt niet gewijzigd door de in dit lid bedoelde omzetting van ouderdomspensioen. Slotbepalingen Indien een ingangsdatum of -leeftijd ligt tussen de in de voorgaande leden genoemde data, wordt de koopsom, de factor of het percentage op die tussenliggende datum naar rato vastgesteld.
72
30 september 2013
7.10
Het bestuur kan, gehoord de actuaris, gelet op de bestandsontwikkeling, de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen en de gebruikmakingfrequenties in die periode, besluiten tot aanpassing van de koopsommen, factoren en percentages bedoeld in dit artikel.
73
30 september 2013
Bijlage 7 Reglement geschillencommissie Stichting Pensioenfonds KPN Artikel 1
Begripsbepaling
Indien en voor zover van toepassing, gelden ten aanzien van dit reglement de definities zoals opgenomen in het pensioenreglement en/of statuten. Onder ‘belanghebbende’ wordt in dit reglement verstaan de deelnemer, de gewezen deelnemer, de pensioengerechtigde of een andere gerechtigde met een aanspraak tegenover het fonds. Artikel 2 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
Samenstelling/benoeming
Het bestuur benoemt uit zijn midden een commissie die belast is met de behandeling van geschillen als bedoeld in artikel 4 van dit reglement. De commissie bestaat uit drie leden. Het bestuur benoemt de voorzitter van de commissie. Het bestuur ontheft de leden van de commissie van hun functie. Het bestuur kan uit zijn midden tevens plaatsvervangende leden benoemen. Het vierde lid is hierop van overeenkomstige toepassing. De leden van de commissie hebben gedurende vier jaar zitting. Na afloop van de zittingsduur treden zij gelijktijdig af en zijn zij terstond herbenoembaar voor nog 1 termijn. Na een zittingsduur van 2 termijnen kan de zittingsduur met niet meer dan 1 termijn worden verlengd. In de vacatures van leden en plaatsvervangende leden wordt voorzien binnen drie maanden nadat zij zijn ontstaan.
Artikel 3
Geheimhouding
De leden van de commissie zijn verplicht hetgeen hen in hun functie ter kennis is gekomen geheim te houden. Artikel 4
Secretaris
De commissie benoemt uit de organisatie waaraan het fonds de uitvoering van de pensioenreglementen heeft uitbesteed, een jurist als secretaris. De commissie is bevoegd de secretaris uit zijn functie te ontheffen. Artikel 5 1. 2.
Bevoegdheden
De commissie doet uitspraak in geschillen tussen een belanghebbende en het fonds over een door het bestuur van het fonds afgegeven besluit inzake de toepassing van het pensioenreglement. De commissie kan in haar uitspraak slechts afwijken van het besluit van het bestuur in geval van bijzondere hardheid dan wel in geval dit besluit naar oordeel van de commissie een onjuiste uitvoering van het pensioenreglement betreft.
Artikel 6
Behandeling geschil
74
30 september 2013
1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10.
Een geschil wordt schriftelijk aanhangig gemaakt bij de secretaris door het indienen van een ondertekend beroepschrift, dat is voorzien van de gronden waarop het beroep berust. Bij het beroepschrift dient een kopie van het bestreden besluit te worden meegezonden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt twee maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het besluit is bekendgemaakt. De commissie kan op verzoek een afwijking van deze termijn toestaan. De secretaris van de commissie zendt zo snel mogelijk een afschrift van het beroepsschrift aan de leden van de commissie en aan het fonds. Het fonds zendt binnen twee maanden na ontvangst van het beroepsschrift een verweerschrift aan de secretaris. De secretaris zendt een afschrift van dit verweerschrift aan de leden van de commissie en belanghebbende. Het fonds kan verklaren van schriftelijk verweer af te zien. Na ontvangst van het verweerschrift of de verklaring dat van verweer wordt afgezien, bepaalt de voorzitter van de commissie het tijdstip en de plaats van de vergadering waarin het geschil wordt behandeld, dan wel of het geschil op stukken zal worden afgedaan. Hij stelt de secretaris van zijn besluit in kennis die daarvan schriftelijk mededeling doet aan belanghebbende en het fonds. In geval van behandeling ter vergadering deelt de secretaris aan belanghebbende en fonds schriftelijk het tijdstip en de plaats van de vergadering mee. Een behandeling ter vergadering zal plaats vinden uiterlijk binnen twee maanden na het besluit van de voorzitter als bedoeld in de eerste volzin. De commissie kan van deze termijn afwijken. In geval het geschil ter vergadering wordt behandeld, hoort de commissie partijen die zijn verschenen. Elk der partijen kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen of door een raadsman laten bijstaan. Daarvan dient vooraf mededeling te worden gedaan aan de commissie. Belanghebbende die in persoon verschijnt, kan binnen Nederland voor vergoeding van zijn reiskosten op basis van de laagste klasse van het openbaar vervoer in aanmerking komen.
Artikel 7 1.
2. 3.
4. 5.
Uitspraken
De commissie doet binnen twee maanden na de vergadering als bedoeld in artikel 6 lid 7 dan wel na het besluit van de voorzitter als bedoeld in dat lid, uitspraak. De commissie kan van deze termijn afwijken. De secretaris informeert belanghebbende en het fonds indien de commissie daartoe besluit. De commissie doet haar uitspraken met meerderheid van stemmen. De commissie kan het volgende besluit nemen: a. zich onbevoegd verklaren; b. de partij die het geschil aanhangig maakte niet ontvankelijk verklaren, waarvan onder meer – maar niet uitsluitend - sprake is indien de termijn voor het indienen van het beroepsschrift is overschreden dan wel naar oordeel van de commissie de belanghebbende geen redelijk belang heeft bij zijn beroep tegen het besluit van het bestuur; c. het besluit van het bestuur op al dan niet dezelfde gronden bevestigen; d. het besluit van het bestuur vernietigen. De uitspraak van de commissie treedt – voor zover het een uitspraak betreft als bedoeld in het vorige lid onder d - in de plaats van het door het bestuur van het fonds afgegeven besluit. De secretaris zendt binnen twee weken nadat de commissie uitspraak heeft gedaan, deze aan de belanghebbende en het bestuur van het fonds.
Artikel 8
Tegemoetkoming in kosten van juridische bijstand 75
30 september 2013
Indien de commissie uitspraak heeft gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 3 onder d is hij bevoegd om aan belanghebbende naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding toe te kennen als tegemoetkoming voor de kosten van juridische bijstand voor zover door belanghebbende kan worden aangetoond dat hij die heeft gemaakt. Artikel 9
Slotbepaling
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de commissie.
76
30 september 2013