Jaarverslag 2013 Stichting
Pensioenfonds
KPN
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
Bestuursverslag
6
1.
Woord van de voorzitter 1.1. Voorwoord 1.2. 2013 in hoofdlijnen
7 7 8
2.
Verslag verantwoordingsorgaan
12
3.
Algemene 3.1. 3.2. 3.3.
informatie Juridische structuur Missie, visie en doelstelling van het pensioenfonds Personalia
15 15 15 16
4.
Financiële 4.1. 4.2. 4.2.1. 4.2.2. 4.2.3. 4.2.4. 4.3.
positie en beleid in 2013 Financiële opzet en positie Beleid en beleidskeuzes Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN Contact Toeslagbeleid Beleggingsbeleid Integraal risicomanagement
20 20 23 23 26 26 27 31
5.
Beleggingen 5.1. Marktontwikkelingen 2013 5.2. Resultaten beleggingsportefeuille 5.2.1. Resultaten beleggingen lange termijn 5.2.2. Evaluatie strategische beslissingen 5.2.3. Resultaten beleggingen 2013 5.2.4. Rendement 2013 ten opzichte van de benchmark 5.3. Aandelen 5.4. Vastrentende waarden 5.5. Vastgoedbeleggingen 5.6. Overige beleggingen 5.6.1. Grondstoffen 5.6.2. Hedgefondsen 5.7. Toelichting renterisico 5.8. Toelichting aandelenrisico 5.9. Beleggingsdepots pensioenregeling cao KPN en pensioenregeling KPN Contact 5.10. Maatschappelijk verantwoord beleggen
36 36 37 37 39 41 42 43 45 47 48 48 49 49 51
6.
Pensioenen 6.1. Pensioencommunicatie 6.2. Pensioenadministratie 6.3. Pensioenregeling 6.4. Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
57 57 59 61 63
7.
Actuariële analyse
70
8.
Besturing en naleving wet- en regelgeving 8.1. Bestuursaangelegenheden 8.2. Bestuurscommissies 8.3. Goed Pensioenfondsbestuur
72 72 73 74
2
52 55
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
8.3.1. 8.4. 8.5. 8.6. 8.7. 8.8. 8.9. 8.10.
Visitatiecommissie Toezicht door DNB en AFM Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Gedragscodes Geschillencommissie Organisatie en uitvoering Uitvoeringskosten Statutenwijziging
9.
Verwachte gang van zaken
10.
Jaarrekening 10.1. Balans per 31 december 2013 10.2. Staat van baten en lasten 10.3. Kasstroomoverzicht 10.4. Toelichting op de jaarrekening 10.4.1. Algemeen 10.4.2. Grondslagen 10.4.3. Toelichting op de balans per 31 december 2013 10.4.4. Niet in de balans opgenomen verplichtingen 10.4.5. Verbonden partijen 10.4.6. Toelichting op de staat van baten en lasten 2013
75 78 78 79 79 80 80 83 84 86 85 86 87 88 88 88 95 117 117 118
Overige gegevens
124
11.
125
Overige gegevens 11.1. Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 11.2. Gebeurtenissen na balansdatum 11.3. Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 11.4. Actuariële verklaring 11.5. Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Bijlagen
125 125 125 126 128 130
Bijlage 1
Deelnemersbestand
131
Bijlage 2
Begrippenlijst
132
3
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1,0 miljoen
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie 1 Gedempte premie Feitelijke premie - jaarpremie 1 - bijstortingsverplichting Uitvoeringskosten Uitkeringen Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) Vereist eigen vermogen (PW art. 132) Technische voorzieningen 2 Dekkingsgraad 2 Gemiddelde duratie Gemiddelde marktrente (interne rekenrente)
1
2
2013
2012
2011
2010
2009
13.872 26.560 17.280 57.712
13.277 23.260 15.570 52.107
14.496 22.657 14.403 51.556
15.749 22.386 13.273 51.408
17.224 21.880 12.461 51.565
104 70
102 64
105 78
91 66
100 79
148 37 6 167
128 76 6 142
95 38 5 121
116 41 5 108
82 83 5 98
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
490
215
9
188
253
225
233
205
181
160
782 5.368 109,1%
728 5.556 103,9%
600 5.069 100,2%
634 4.403 104,3%
775 3.879 106,5%
15,5
16,2
16,9
16,4
15,5
2,7%
2,4%
2,7%
3,5%
3,9%
Met ingang van 2012 is het VUT/Prepensioen/Levensloop (VPL)-component buiten de (gedempte) kostendekkende premie gehouden. In de feitelijke jaarpremie is de VPL-component wel meegenomen. De technische voorzieningen en de dekkingsgraad zijn weergegeven exclusief deelvermogens (voorziening voor risico deelnemers). Met ingang van 2010 is de overige technische voorziening inbegrepen in de technische voorzieningen en in de berekening van de dekkingsgraad.
4
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Bedragen x € 1,0 miljoen
2013
Beleggingen Balanswaarde 3 Beleggingsopbrengsten Samenstelling beleggingsportefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen (grondstoffen en hedgefondsen) Derivaten Liquide middelen Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille 4 Afgelopen 5 jaar in % 5 Afgelopen 10 jaar in % 5
2012
2011
2010
2009
6.050 84
5.874 655
5.168 489
4.668 428
4.249 550
46,7% 34,6% 7,2% 3,4%
39,3% 35,9% 8,3% 3,9%
32,0% 34,3% 11,1% 5,3%
39,1% 34,8% 12,0% 6,0%
41,0% 42,8% 10,5% 4,4%
7,1% 1,0%
12,2% 0,4%
16,8% 0,5%
8,1% 0,0%
1,3% 0,0%
1,3% 10,0% 6,6%
12,8% 6,9% 7,2%
11,0% 4,8% 5,3%
10,2% 4,1% 3,8%
14,8% 4,5% 2,6%
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode. In verband met de fusie tussen Pensioenfonds KPN en STPS zijn de cijfers over 2013 geconsolideerd opgenomen. De cijfers vanaf 2012 en terug zijn, gezien de afwijkende weergave tussen beide fondsen, exclusief de STPS-cijfers. In de balans, verlies- en winstrekening en de bijbehorende toelichtingen zijn de vergelijkende cijfers inclusief STPS opgenomen.
3
4 5
De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers en de negatieve derivaten die zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. Inclusief derivaten Is berekend aan de hand van een rekenkundig gemiddelde.
5
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Bestuursverslag
6
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
1.
Woord van de voorzitter
1.1.
Voorwoord
2013 was een spannend jaar. Tot en met 31 december 2013 had Pensioenfonds KPN de tijd om weer te voldoen aan de minimale financiële eisen uit het kortetermijnherstelplan. De eerste maanden van het jaar waren positief, de dekkingsgraad steeg. In juni was er een lichte terugval, daarna zette de stijging weer in en aan het eind van het jaar was de dekkingsgraad met 109,1% ruim hoger dan de vereiste 104,2%. Een goed resultaat dat ons heeft doen besluiten de pensioenen in 2014 voor het eerst in jaren te verhogen. De dekkingsgraad van eind 2013 betekent tevens dat het kortetermijnherstelplan zonder aanvullende maatregelen als beëindigd kan worden beschouwd. Pensioenleeftijd omhoog, opbouw omlaag In 2013 werd een start gemaakt met de verhoging van de AOW-leeftijd naar vooralsnog 67 jaar in 2023. Daarnaast is per 1 januari 2014 de fiscale pensioenwetgeving aangepast. Als gevolg van deze aanpassing is ook bij ons pensioenfonds de standaardpensioenleeftijd verhoogd naar 67 jaar, al houden de (gewezen) deelnemers de keuze om eerder met pensioen te gaan. Ook ging de pensioenopbouw omlaag . Als het aan het kabinet ligt, blijft het hier niet bij en gaat de pensioenopbouw in 2015 verder omlaag. In afwachting van nieuw FTK Verder zijn we, ondanks onze proactieve houding, in afwachting van de regels voor het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK). Dit nieuwe kader moet het Nederlandse pensioenstelsel toekomstbestendiger maken. We bereidden ons in 2013 voor op een keuze tussen twee pensioencontracten: een nominaal contract of een reëel contract. Hierbij ging onze voorkeur uit naar een reëel contract, waarbij het verlenen van toeslagen leidend wordt. Met een risicobereidheidsonderzoek hebben wij de voorkeur van onze deelnemers en pensioengerechtigden gepeild; die neigde naar een pensioencontract met reële kenmerken. Na de consultatieronde onder alle belanghebbenden in de pensioenwereld, besloot staatssecretaris Jetta Klijnsma in oktober 2013 echter dat er niet twee, maar één pensioencontract komt. In april 2014 zal het wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer, per 1 januari 2015 moet het in werking treden. Enerzijds wordt het tijd dat het nieuwe pensioencontract in werking treedt, we wachten er immers al een tijd op. Anderzijds gunt de staatssecretaris ons met haar ambitieuze planning weinig tijd voor de veelomvattende invoering ervan. Nieuw bestuur Dit voorwoord is mijn laatste als voorzitter van Pensioenfonds KPN. Per 1 juli 2014 treedt namelijk een nieuw bestuur aan in het kader van de Wet Versterking Pensioenfondsbestuur. De wet moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het bestuur wordt verstevigd, omdat pensioenfondsen opereren in een steeds complexere omgeving. Eind 2013 heeft het pensioenfonds een besluit genomen over het nieuwe bestuursmodel, in de eerste helft van 2014 wordt dit verder ingevuld. Met alle veranderingen die nog op stapel staan, wens ik het nieuwe bestuur, mede namens alle huidige bestuursleden, veel succes en wijsheid toe om dit prachtige pensioenfonds voor alle deelnemers en pensioengerechtigden goed naar de toekomst te leiden. Daar doen we het ten slotte voor. Groningen, 9 april 2014 Drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter 7
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
1.2.
2013 in hoofdlijnen
Financiële positie 2013 stond in het teken van de afloop van het kortetermijnherstelplan. De centrale vraag was of de dekkingsgraad eind 2013 hoger zou zijn dan, de kritische grens van het minimaal vereist eigen vermogen (104,2%). De dekkingsgraad is ten opzichte van ultimo 2012 met 5,2%-punt gestegen tot 109,1% ultimo 2013. Deze stijging is met name te danken aan het beleggingsrendement (exclusief het resultaat op renteafdekking) en het effect van de rentetermijnstructuur (RTS). Door de stijging van de marktrente hadden de rentederivaten die ingezet worden voor de renteafdekking een negatieve invloed op de dekkingsgraad. Deze rentederivaten zijn bedoeld om het pensioenfonds te beschermen tegen een rentedaling.
Beleggingsrendement Het beleid van de centrale banken bepaalde in 2013 een groot deel van de stemming op de financiële markten. Daarnaast verbeterden de economische cijfers gedurende het jaar en dit duidde op het aantrekken van de economische groei in grote delen van de wereld. Wel waren de onderlinge verschillen tussen de verschillende gebieden groot. Door de verbeterde macro- economische ontwikkelingen stegen de Nederlandse en Duitse lange rente. Zo steeg de Duitse 30-jaars rente van 2,1% per eind 2012 naar 2,7% per eind 2013. De beleggingen behaalden in 2013 een positief resultaat. Het totaalrendement (inclusief derivaten) bedroeg 1,3% (in 2012 was het rendement 12,8%). Het positieve rendement werd veroorzaakt door de fysieke beleggingen. Het afdekken van het rente- en aandelenrisico droeg negatief bij aan het totale rendement. Deze beleggingen worden echter gebruikt om specifieke risico’s van het pensioenfonds af te dekken. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Financiële rendementen zijn belangrijk voor het pensioenfonds. Maar het pensioenfonds kijkt verder en wil zich als betrokken aandeelhouder opstellen. Hiervoor is een verantwoord beleggingsbeleid geformuleerd, met verschillende componenten. Het pensioenfonds voert een dialoog met Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Er wordt gestemd op aandelen. Daarnaast worden alle ondernemingen wereldwijd, waarin via aandelen of obligaties wordt belegd, periodiek beoordeeld op duurzaamheid. Met de ondernemingen die onvoldoende scoren wordt een dialoog gevoerd om ze te bewegen hun gedrag te verbeteren. In het uiterste geval kan de onderneming worden uitgesloten. 8
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Bedrijven die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens worden standaard uitgesloten. Daarnaast worden ook landen die betrokken zijn bij het schenden van mensenrechten uitgesloten om in te beleggen. Evaluatie herstelplan In 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). In 2010 heeft er een herziening van het oorspronkelijke herstelplan plaatsgevonden, onder andere als gevolg van het gewijzigde beleggingsbeleid. De ingangsdatum van het herstelplan (1 januari 2009) is hierbij ongewijzigd gebleven. Het kortetermijnherstelplan eindigde op 31 december 2013. In de evaluatie van het herstelplan over 2013 heeft het pensioenfonds een dekkingsgraad gerapporteerd van 109,1%. Deze dekkingsgraad is hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen en dit betekent dat het pensioenfonds geen aanvullende maatregelen hoeft te treffen. Het kortetermijnherstelplan is hiermee beëindigd. Doordat het pensioenfonds nog niet voldoet aan het vereist eigen vermogen (dit betekent een dekkingsgraad van circa 115%) geldt nog wel een langetermijnherstelplan. Risicomanagement Het pensioenfonds voert een actief risicobeheer, waardoor de gevolgen van financiële en niet- financiële risico’s zoveel mogelijk worden beperkt. Het pensioenfonds heeft de afgelopen jaren gekozen voor een beleggingsbeleid, waarbij de kans op een lage dekkingsgraad wordt verkleind. Wel geldt als randvoorwaarde dat er voldoende opwaarts potentieel behouden blijft ten aanzien van beleggingsresultaten. Met het beleggingsbeleid speelt het bestuur in op de actuele ontwikkelingen. Toeslagverlening In 2013 heeft het pensioenfonds de pensioenen van de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden voor het vijfde achtereenvolgende jaar niet verhoogd met de prijsontwikkeling. Net als in de voorgaande jaren was de financiële positie van het pensioenfonds daarvoor onvoldoende. De toeslagverlening van het pensioenfonds is voorwaardelijk. Dit betekent dat het pensioenfonds de ambitie heeft om de pensioenen aan te passen met de prijsontwikkeling, maar dat dit niet kan worden gegarandeerd. Eind januari 2014 heeft het bestuur besloten om per 1 april 2014 de pensioenen, op basis van het voorwaardelijke toeslagbeleid conform het pensioenreglement, te verhogen met een beperkte toeslag van 0,34% voor opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers. De ingegane pensioen en opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers worden verhoogd met 0,42%. De inhaalindexatie van 2009 is vanwege het 5-jaars verloop komen te vervallen. Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De communicatie moet begrijpelijk en helder zijn. Het pensioenfonds heeft in 2012 het Meerjaren Communicatiebeleidsplan 2012-2015 vastgesteld. In dit plan zijn de visie op pensioencommunicatie en de communicatiedoelstellingen opgenomen. In het Actiejaarplan wordt dit concreet omgezet naar communicatieactiviteiten voor het betreffende jaar. De website van het pensioenfonds is per 1 november 2103 vernieuwd. De belangrijkste aanpassingen zijn een nieuwe vormgeving, een betere structuur en de toepassing van het Pensioen 1-2-3. Daarnaast wordt op de website maandelijks een blog opgenomen van een bestuurslid. Ook wordt er maandelijks een digitale nieuwsbrief verzonden naar de deelnemers en gepensioneerden. In 2013 zijn wederom twintig informatiebijeenkomsten, verspreid over het gehele land, georganiseerd voor de deelnemers en de pensioengerechtigden. Doel van de bijeenkomsten is het informeren van en het vergroten van de dialoog met hen. Tijdens 9
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN deze bijeenkomsten stonden de financiële positie van het pensioenfonds en de actuele ontwikkelingen centraal. Onderzoek risicohouding deelnemers en pensioengerechtigden Begin 2013 zijn de uitkomsten van het onderzoek risicohouding gepubliceerd. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de deelnemers en gepensioneerden een positief beeld hebben van het pensioenfonds. Daarnaast onderschreef een ruime meerderheid het belang van beleggen in zakelijke waarden (aandelen). Het onderzoek geeft ook een goed inzicht in de betekenis die deelnemers en gepensioneerden geven aan zekerheid. Er wordt meer belang gehecht dat er verantwoord wordt omgegaan met ‘mijn’ pensioen dan dat de pensioenuitkomst van te voren exact vaststaat. De meeste deelnemers en gepensioneerden geven de voorkeur aan een pensioen met een kans op toeslagverlening en een mogelijke korting boven een pensioen zonder toeslagverlening, maar ook vrijwel geen korting. Het bestuur neemt deze uitkomsten mee bij de besluitvorming over het nieuwe pensioencontract. Aanpassing pensioenregeling Per 1 januari 2014 is de fiscale pensioenwetgeving aangepast. Als gevolg hiervan hebben de werkgever en de vakorganisaties de pensioenregeling gewijzigd. De pensioenregeling wordt per 1 januari 2014 als volgt aangepast: • de pensioenleeftijd gaat omhoog van 65 jaar naar 67 jaar; • het opbouwpercentage van de middelloonregeling gaat omlaag van 2,25% naar 2,15%; • de leeftijdsafhankelijke premiestaffel van beschikbare premieregeling is verlaagd, zodat deze staffel voldoet aan de fiscale voorschriften. Daarnaast heeft het bestuur besloten dat de pensioenleeftijd van de opgebouwde aanspraken ook wordt verhoogd naar 67 jaar. Deze omzetting vindt actuarieel neutraal plaats, zodat de waarde van de pensioenaanspraken door deze omzettingen niet wordt gewijzigd, maar wel dat de pensioenenuitkeringen vanaf 67 jaar verhoogd worden. De (gewezen) deelnemer heeft altijd de mogelijkheid het pensioen vervroegd in te laten gaan. Visitatiecommissie De Visitatie Commissie Pensioenfondsen heeft van de Stichting Pensioenfonds KPN de opdracht gekregen om een visitatie te verrichten over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. In paragraaf 8.3.1 is een samenvatting opgenomen van de bevindingen van de Visitatiecommissie en de reactie van het bestuur hierop. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2013 als goed bestuur heeft gehandeld. Ze heeft daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever gediend. Fusie Pensioenfonds KPN met STPS Per 31 augustus 2013 is het pensioenfonds van KPN Contact (STPS) gefuseerd met Stichting Pensioenfonds KPN. Vanaf deze datum voert het pensioenfonds ook de pensioenregeling van KPN Contact uit. De pensioenregeling van KPN Contact is een premieovereenkomst. Het belegd vermogen van KPN Contact bedroeg op 31 augustus 2013 € 46,0 mln. Het betreft hier een juridische fusie met een economische ingangsdatum van 1 januari 2013. Werkgroep nieuw pensioencontract De werkgroep nieuw pensioencontract heeft in 2013 onderzoek gedaan naar de gevolgen van het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK). Door invoering van het nFTK moet de toekomstbestendigheid van de pensioenen worden verhoogd waardoor de pensioenen beter bestand zijn tegen financiële schokken en de stijgende levensverwachting. Onderdeel van dit onderzoek was ook de gevolgen van het nFTK voor de 10
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN premiesystematiek. Ook heeft de werkgroep de voorbereidingen uitgevoerd ten aanzien van de reactie van het pensioenfonds op het consultatiedocument van staatsecretaris Klijnsma medio 2013. In het najaar heeft het kabinet de publicatie van het wetsvoorstel nieuwe financieel toetsingskader uitgesteld naar eind maart 2014. Hierdoor krijgen de werkzaamheden van de werkgroep in 2014 een vervolg. De verwachting van de politiek is nog steeds dat de invoering van het nFTK per 1 januari 2015 wordt gehaald. Daarnaast zal per 1 januari 2015 het fiscale kader van pensioenen verder worden versoberd. Bestuur Het bestuur heeft in 2013 veel aandacht besteed aan de gevolgen van de Wet Versterking Bestuur pensioenfondsen die per 1 juli 2014 van kracht wordt. Het bestuur heeft eind 2013 besloten om per 1 juli 2014 over te gaan naar een ander bestuursmodel, het paritair gemengd model. De voornaamste reden om te kiezen voor dit model is het waarborgen van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur. De kern van het paritair gemengd model is dat het intern toezicht onderdeel wordt van het bestuur (one-tier). Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het inzicht en de oordeelsvorming van het intern toezicht Het bestuur zal bestaan uit acht uitvoerende bestuurders en uit drie niet uitvoerende bestuurders. De drie posities van niet uitvoerende bestuurders zullen door externen worden ingevuld en zij houden zich, naast de bestuurstaken ook bezig met het (intern) toezicht op het bestuur. Eén van deze externe bestuursleden zal ook de voorzitter van het pensioenfonds worden. Daarnaast heeft het bestuur veel tijd besteed aan de invulling van de vacatures van de bestuursleden namens de pensioengerechtigden in te vullen. Om de stem van gepensioneerden goed te laten vertegenwoordigen in het bestuur hebben mevrouw E. Snoeij en de heer G. Verheij tijdelijk als toehoorder zitting genomen bij de bestuursvergaderingen. Eind 2013 is benoemingsprocedure met DNB afgerond en zijn de heer W. Wallet en mevrouw E. Snoeij benoemd als bestuurslid namens de gepensioneerden. De heer G. Verheij treedt vanaf die datum op als adviseur van het fonds.
11
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
2.
Verslag verantwoordingsorgaan
Opdracht, verantwoording en werkwijze Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes van goed pensioenbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever rekening heeft gehouden. Voor het Verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over het vaststellen en wijzigingen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden, het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan, de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht, het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure, het vaststellen en wijzigingen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid en het waarborgen van interne beheersing. Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2013 deelgenomen aan onder andere een brainstormsessie over communicatie, de bestuursvergadering over het communicatiebeleid, een gesprek met de Visitatiecommissie, de studiedag, een bespreking met TKP(I) over de ALM studie en de ontwikkelingen in het pensioengebeuren en informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden. Verder is het Verantwoordingsorgaan bijeengekomen ter voorbereiding van de besprekingen met het bestuur. Het Verantwoordingsorgaan kan beschikken over voldoende informatie, zoals notulen van de bestuursvergaderingen, kwartaalverslagen, rapporten en informatiebijeenkomsten. Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over het communicatiebeleid 2014. Het Verantwoordingsorgaan heeft een aantal keren overleg met het bestuur gehad over en opmerkingen gemaakt met betrekking tot de voorstellen voor het bestuursmodel per 1 juli 2014 en na verwerking van de informatie een positief advies uitgebracht over het voorgestelde bestuursmodel en de honorering van de bestuursleden. Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht met betrekking tot wijzigingen in het reglement Geschillencommissie. Het Verantwoordingsorgaan heeft ruggespraak gehouden met de voorzitter van het voormalige Verantwoordingsorgaan van het gefuseerde pensioenfonds STPS. Bevindingen 2013 Uit de verkregen informatie blijkt dat het bestuur ook in 2013 veel aandacht heeft besteed aan een evenwichtige belangenbehartiging van betrokken partijen. Aandachtspunten 2014 Conform het nieuwe bestuursmodel zal voor het Verantwoordingsorgaan een van de belangrijkste prioriteiten zijn, het geven van een oordeel over het intern toezicht. Hiertoe is tijdige inzage van relevante stukken, zoals verslagen e.d. nodig. Het Verantwoordingsorgaan stelt zich voor om hierover duidelijke afspraken te maken zodra het nieuwe bestuur is aangetreden. Het Verantwoordingsorgaan krijgt in 2014 het adviesrecht onder andere met betrekking tot fusies en samenvoegingen. In 2013 is de samenvoeging met het pensioenfonds STPS tot stand gekomen. Het Verantwoordingsorgaan wil in de toekomst graag in een vroegtijdig stadium inzage in relevante informatie. 12
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Vanuit haar verantwoordelijkheid voor de evenwichtige belangenbehartiging ervaart het Verantwoordingsorgaan onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling daarvan. De onzekerheid is gebaseerd op twee feiten: a. Het aantal actieven is nu al flink in de minderheid en die trend zet zich wellicht door. Puur procesmatig kan het Verantwoordingsorgaan ook beredeneren dat de effecten daarvan zijn doorgerekend in de ALM-studie. Toch zouden wij wel ALM scenario’s willen zien waarin de trend extreem is doorgetrokken en zouden wij willen snappen wat de effecten ervan zijn op de financiële structuur en de financiële weerstand van een pensioenfonds. b. Werkgever en actieve werknemers maken bijvoorbeeld in cao-onderhandelingen afspraken die relevant zijn voor het pensioenfonds en die impact hebben op de onderscheiden belangengroepen. Maar de overgrote meerderheid van de belangengroepen van het Pensioenfonds zitten daar niet bij. Wellicht dat in de toekomst het bestuur van het Pensioenfonds proactief de evenwichtige belangenbehartiging bijvoorbeeld vorm moet geven in advies aan werkgever en werknemers voor hun onderling overleg.In de bestuursvergadering van 30 september heeft het bestuur van het Pensioenfonds gesproken over wel of niet gebruik maken van het stemrecht op de AVA van KPN. Dit is gerelateerd aan weer andere scenario’s die het Pensioenfonds kunnen overkomen. Het Verantwoordingsorgaan heeft het voornemen zich hierover te laten informeren en daarna hierover in overleg te treden met het bestuur. Oordeel Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2013 als goed bestuur heeft gehandeld, met grote deskundigheid haar werk heeft uitgevoerd en daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft gediend. Nootdorp, 9 april 2014 Mw. Drs.P.M.J. Corstens mr. E.Engelschman Mw.M.C. Kmieciak- van den Heuvel Drs.C.J. van Kempen P.A.A.M.de Steur Dr.R.J.Wijbrands
13
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Reactie bestuur
Het bestuur heeft in de vergadering van 9 april 2014 met genoegen kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2013. Het bestuur waardeert de inzet en gedegen aanpak van het Verantwoordingsorgaan om zijn rol in te vullen.
Daarnaast heeft het bestuur goede nota genomen van de door het Verantwoordingsorgaan genoemde bevindingen en aandachtspunten. Onderstaand wordt per bevinding/aandachtspunt een korte reactie gegeven.
Nieuw bestuursmodel Het bestuur onderschrijft de belangrijke rol die het Verantwoordingsorgaan vervult in het nieuwe bestuursmodel en het bestuur zal zorgdragen voor de randvoorwoorden voor een goede vervulling van deze rol.
Toekomstige ontwikkelingen Het bestuur is zich bewust van de toekomstige ontwikkelingen. Ten aanzien van afnemende aantal actieve deelnemers heeft het bestuur de afgelopen periode een aantal analyses uitgevoerd in een ALM-omgeving. De invloed van deze ontwikkeling is relatief beperkt op de financiële positie van het pensioenfonds. Daarnaast heeft het bestuur de afgelopen periode een aantal malen overleg gevoerd met de sociale partners over de gevolgen van nieuwe wet- en regelgeving en ontwikkelingen bij de werkgever voor het beleid en de lange termijn financiële positie van het pensioenfonds.
14
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
3.
Algemene informatie
3.1.
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds KPN (Pensioenfonds KPN), statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 26 juni 1998. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 02063809. Pensioenfonds KPN is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het cao-personeel van Koninklijke KPN NV (‘KPN NV’) en/of aan KPN gelieerde ondernemingen. De pensioenregeling van het pensioenfonds is een combinatieregeling (middelloon/beschikbare-premieregeling). De regeling op basis van het middelloonsysteem wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De beschikbare-premieregeling wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. De premies worden ingebracht door KPN NV en de werknemers. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO van KPN NV. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 57.712 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van ruim € 6,0 miljard. Op 31 augustus 2013 heeft de juridische fusie tussen Pensioenfonds KPN en Stichting Pensioenfonds SNT plaatsgevonden. Deze fusie is verwerkt in de jaarrekening van het pensioenfonds. De fusie heeft geen bestuurlijke wijzigingen tot gevolg gehad.
3.2.
Missie, visie en doelstelling van het pensioenfonds
Het bestuur van Pensioenfonds KPN heeft in februari 2012 hernieuwd de missie en visie vastgesteld. In de missie is beschreven waar het pensioenfonds voor staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het fonds kenmerken. De missie van het pensioenfonds is als volgt: Het pensioenfonds wil een adequate invulling geven aan de pensioenovereenkomst, rekening houdend met verwachtingen van (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en werkgever door middel van een evenwichtige belangenafweging, waarbij de uitvoering van de pensioenovereenkomst solide, duurzaam en transparant dient plaats te vinden. In de visie wordt beschreven hoe het pensioenfonds inspeelt op (toekomstige) veranderingen en welke zienswijze en toekomstbeeld daarbij ten grondslag liggen aan het handelen van het pensioenfonds. De visie van het pensioenfonds is als volgt: Verwachtingen bij belanghebbenden omtrent arbeidsvoorwaarde pensioen veranderen als gevolg van financiering, onzekerheid pensioenresultaat en intergenerationele verschuivingen. Vergroting betrokkenheid belanghebbenden is een noodzakelijke voorwaarde voor het goed beheersen van de verwachting van de belanghebbenden. Alleen een pensioenfonds met voldoende schaal, professionele governance en een efficiënte bedrijfsvoering heeft bestaansrecht. Op basis van de missie en de visie zijn de strategische doelstellingen bepaald. Deze strategische doelstellingen zijn als volgt verwoord: Gegeven de voorwaardelijkheid wordt gestreefd naar het waarmaken van een 100% toeslagambitie (uit overrendement), rekening houdend met acceptabele risico aanpassing, nominale pensioenaanspraken (Defined Benefit (DB)) en aanpassing beoogd pensioenkapitaal (Defined Contribution (DC)). De realisatie van deze doelstelling wordt 15
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN getoetst aan de minimale eisen die wet- en regelgeving hieraan stelt. Streven voor de uitvoering van de DB-regeling is gebaseerd op solidariteit. De op- en neerwaartse risico’s dienen evenwichtig verdeeld te worden over alle belanghebbende partijen. De operationele doelstellingen ten aanzien van uitvoering DB-regeling zijn dekkingsgraad-afhankelijk. Hierbij geldt dat het pensioenfonds onder andere met behulp van de integraal risicomanagementbenadering, beheersmaatregelen en beleidskaders heeft afgesproken, waarbij het voor het doorvoeren van de (beheers)maatregelen uitmaakt of er bijvoorbeeld sprake is van hoge dan wel lage inflatie. Het gaat het pensioenfonds dus om zowel het behoud van de nominale pensioenaanspraak als om het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Daarnaast stelt het pensioenfonds zich tot doel het pensioenbewustzijn onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden te vergroten. Het pensioenfonds heeft haar beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2013.
3.3.
Personalia
Het pensioenfonds heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich terzijde laat staan door een externe actuaris, een externe onafhankelijke accountant, enkele commissies, een verantwoordingsorgaan en een visitatiecommissie. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, bestuursondersteuning, communicatie etc.) zijn uitbesteed. In verband met de wijziging van het bestuursmodel per 1 juli 2014 heeft het bestuur het besluit genomen dat alle bestuursleden op 1 juli 2014 hun zetel ter beschikking stellen. Alle bestuursleden zijn, met inachtneming van de verstreken de zittingstermijnen/jaren, herbenoembaar. De samenstelling van het bestuur is als volgt: Benoemd namens de werkgever (Koninklijke KPN NV) Naam
Functie bestuur
mw. drs. A.J.M. Belilos
in
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid Tot
Lid
01-07-2011
01-07-2014
drs. C.J. Boogaerdt
Lid
01-12-1999
01-07-2014
Ing. J.A. van Dijk
Lid
19-07-2013
01-07-2014
drs. R.A. Nieuwenhoven
Voorzitter
26-06-1998
01-07-2014
F.H.K. Ooms
Plaatsvervangend secretaris
01-01-2008
01-07-2014
16
Volgende termijnen Nee, i.v.m. vertrek bij KPN Nee, einde max. zittingstermijn (01-01-2015) Ja, tot max. 19-07-2025 Nee, einde max. zittingstermijn (01-01-2015) Ja, tot max. 01-01-2020
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Benoemd namens de werknemers Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid Tot
drs. R.P.F. Blomsma RA
Lid
01-01-2010
01-07-2014
R.H. Harmsen
Lid
29-03-2001
01-07-2014
mr. J.P.O.M. van Herpen
Plaatsvervangend voorzitter
01-07-2009
01-07-2014
C.A.M. Michielse
Secretaris
01-01-2004
01-01-2014
mw. A.J.H. Zwaagstra
Lid
01-09-2006
01-07-2014
Volgende termijnen Nee, tot max. 01-07-2014 Nee, einde max. zittingstermijn Ja, tot max. 01-07-2021 Ja, tot max. 01-01-2015 Nee, einde max. zittingstermijn
Benoemd namens de pensioengerechtigden Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Mw. E.L. Snoeij
lid
18-12-2013
01-07-2014
W. Wallet
lid
18-12-2013
01-07-2014
Volgende termijnen Ja, tot max. 18-12-2021 Ja, tot max. 18-12-2021
Dagelijks Bestuur mr. J.P.O.M. van Herpen (plaatsvervangend voorzitter) C.A.M. Michielse (secretaris) drs. R.A. Nieuwenhoven (voorzitter) F.H.K. Ooms (plaatsvervangend secretaris) Audit en Financiële Commissie drs. R.P.F. Blomsma RA (voorzitter) drs. C.J. Boogaerdt ing. J.A. van Dijk W. Wallet (sinds 18 december 2013) drs. A. van ’t Zelfde (adviseur Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN) drs. G. Verheij (adviseur Stichting Pensioenfonds KPN) Communicatie en Compliance Commissie mw. drs. A.J.M. Belilos R.H. Harmsen (plaatsvervangend voorzitter) mr. A.W. Nauta (bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN) drs. R.A. Nieuwenhoven (voorzitter) mw. E.L. Snoeij (sinds 18 december 2013) Beleggingsbestuurscommissie drs. C.J. Boogaerdt C.A.M. Michielse (voorzitter) F.H.K. Ooms (plaatsvervangend voorzitter) drs. S. van Schilfgaarde (bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN) drs. A. van ’t Zelfde (adviseur Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN) Geschillencommissie mr. J.P.O.M. van Herpen, voorzitter F.H.K. Ooms mw. A.J.H. Zwaagstra
17
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Adviseurs bestuur P.C. Molenaar drs. G. Verheij Compliance officer mw. mr. A. Gruntfest, tot 1 januari 2014 Nederlands Compliance Instituut, vanaf 1 januari 2014 Verantwoordingsorgaan mw. drs. P.M.J. Corstens, namens de werkgever mr. E. Engelschman, namens de deelnemers, secretaris drs. C.J. van Kempen, namens de werkgever, voorzitter mw. M.C. Kmieciak-van den Heuvel, namens de pensioengerechtigden P.A.A.M. de Steur, namens de pensioengerechtigden dr. R.J. Wijbrands, namens de deelnemers Visitatiecommissie mr. P.J. Akkermans R. van Leeuwen AAG drs. A.A. van Hienen Beleggingscommissie TKP Investments BV drs. J. Mensonides (voorzitter) drs. G.A. Roelofs MBA RBA FRM Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV. Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe onafhankelijke accountant Towers Watson Netherlands BV, externe actuaris
18
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De samenhang van de genoemde organen en commissies wordt in het onderstaande schema visueel weergegeven.
19
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
4.
Financiële positie en beleid in 2013
4.1.
Financiële opzet en positie
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van Pensioenfonds KPN gedurende het jaar 2013 wordt hieronder weergegeven.
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) Effect wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2013
2012
103,9% 0,6%
100,2% 1,2%
0,8%
11,0%
3,2%
-6,4%
0,0% 0,6% 109,1%
-1,1% -1,0% 103,9%
Effect premies De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch financieringssysteem (DFS). Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige baten en lasten voor de komende 15 jaar. Vanwege de financiële positie ultimo 2012 is in de premiestelling voor 2013 rekening gehouden met een herstelpremie. Op basis van addendum B bij de uitvoeringsovereenkomst is de werkgever een bijstorting verschuldigd indien de dekkingsgraad op een kwartaaleinde lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. In 2013 was de dekkingsgraad van het eerste kwartaal voldoende, echter omdat de dekkingsgraad in het tweede kwartaal lager was dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen (104,2%) werd zowel de bijstorting over het eerste als het tweede kwartaal opeisbaar. Dit heeft ertoe geleid dat er bij KPN NV met betrekking tot het eerste en het tweede kwartaal van 2013 € 18,2 miljoen per kwartaal in rekening is gebracht. In de laatste twee kwartalen van 2013 zat de dekkingsgraad boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen en was er geen aanvullende storting van de werkgever over deze kwartalen vereist. De berekening van de bijstorting is gemaakt op basis van een maximum bij te storten bedrag van € 360 miljoen dat over 20 kwartalen verdeeld wordt, rekening houdend met de consumentenprijsindex en het gewogen gemiddelde van de RTS. Dit leidt voor 2013 op een totale bijstorting van €36,4 miljoen. Alle herstelpremies zijn op de eerste werkdag volgend op het kwartaal van formele vaststelling van onderdekking, terstond verschuldigd. Met name als gevolg van de ontvangen bijstortingen heeft de premiecomponent in 2013 positief bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. 20
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Voor een verdere toelichting op het premiebeleid wordt verwezen naar paragraaf 4.2.1 ‘Financieringsbeleid’. Effect beleggingsresultaat (inclusief renteafdekking) Het totale beleggingsrendement (inclusief derivaten) bedroeg in 2013 1,3%; rekening houdende met de benodigde rentetoevoeging aan de verplichtingen hebben de beleggingsresultaten een positief effect op de dekkingsgraad van 0,8%-punt. De benodigde interest toevoeging is circa 0,4%-punt. Het effect van de fysieke portefeuille op de dekkingsgraad is ongeveer 6,7%-punt. De swaps/swaptions hadden een negatief effect van 3,9%-punt op de dekkingsgraad. Daarnaast was het effect van de aandelenopties op de dekkingsgraad eveneens negatief (-2,5%-punt). De waardering van de verplichtingen daalde door de stijgende rentetermijnstructuur, met als gevolg een positief effect op de dekkingsgraad. Deze rentetermijnstructuur is vastgesteld op basis van de drie maands gemiddelde RTS (inclusief de UFR) en wordt per maand vastgesteld door DNB. Ook de marktrente steeg in 2013. Hierdoor leverde de rentederivaten die ingezet worden voor de renteafdekking een negatieve bijdrage aan het rendement. Deze rentederivaten zijn bedoeld om het fonds tegen een rentedaling te beschermen. Het pensioenfonds zet beschermingsconstructies in. Het renterisico wordt sinds 2010 afgedekt met een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden, renteswaps en opties op renteswaps (swaptions). Hiermee is de dekkingsgraad in belangrijke mate beschermd tegen een grote rentedaling, terwijl de dekkingsgraad kan profiteren van een rentestijging. In 2013 droegen de renteafdekkinginstrumenten -4,4% negatief bij aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Daarnaast wordt het aandelenrisico van de ontwikkelde landen grotendeels afgedekt met behulp van putopties op aandelen. In de paragrafen 4.2.3. ‘Beleggingsbeleid’, 5.2 ‘Resultaten beleggingsportefeuille’, 5.7 ‘Toelichting rentrisico’ en 5.8 ‘Toelichting aandelenrisico’ worden de rente- en aandelenafdekking en het resultaat ervan nader toegelicht. Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde op basis van de rentetermijnstructuur met driemaands middeling. Iedere maand wordt deze door DDNB gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De rentetermijnstructuur eind 2013 is hoger dan die van eind 2012. Dit heeft geleid tot een daling van de technische voorzieningen. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad per 31 december 2013 van 3,2%-punt. Effect overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen Op 10 september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 gepubliceerd. Het fonds heeft besloten deze nieuwe prognosetafel te hanteren voor de vaststelling van de technische voorziening. Ook heeft het fonds de ervaringssterfte geactualiseerd. In 2013 heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden ten aanzien van deze ervaringssterfte, op basis van de resultaten van dit onderzoek hoefden de correctiefactoren niet gewijzigd te worden. Effect overige oorzaken De effecten op de dekkingsgraad zoals weergegeven in het verloopoverzicht worden berekend conform de systematiek van DNB, waarbij alle afzonderlijke effecten worden gerelateerd aan de financiële positie van het pensioenfonds per 1 januari 2013. Hierbij ontstaan er kruiseffecten. Deze kruiseffecten zijn in de tabel onder ‘effect overige oorzaken’ weergegeven. 21
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen eind 2013 is 14,6% en is gebaseerd op de strategische portefeuille, zoals deze gold per ultimo 2013. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de feitelijke (werkelijke) portefeuille per ultimo 2013, dan zou het vereist eigen vermogen hoger zijn uitgekomen (15,5%). Normaal gesproken wordt het VEV gebaseerd op de meest risicovolle portefeuille. Omdat gedurende de maand januari 2014 de bijsturing naar de nieuwe strategische beleggingsportefeuille nagenoeg volledig is uitgevoerd mag het vereist eigen vermogen worden vastgesteld op basis van deze nieuwe strategische mix. De verhoging van het vereist eigen vermogen ten opzichte van vorig jaar kan grotendeels worden verklaard door het hogere zakelijke waardenrisico (de effectiviteit afdekking door de aandelenputopties is afgenomen, omdat deze putopties beschermen tegen een daling van de waarde van de aandelen). In paragraaf ‘Risicobeheer en derivaten’ wordt het vereist eigen vermogen nader toegelicht. Status herstelplan Als gevolg van het in 2010 gewijzigde beleggingsbeleid is op 21 oktober 2010 een vernieuwde versie van het herstelplan ingediend. Dit herstelplan is op 2 februari 2011 goedgekeurd door de DNB. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • aanvullende vermogensdotaties van KPN NV indien er sprake is van een dekkingstekort; • geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort; • aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij beleggingsrisico’s worden verkleind. In het dekkingsgraadsjabloon behorende bij de evaluatie van het herstelplan ultimo 2012 werd voor eind 2013 een dekkingsgraad verwacht van 108,9%. De feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2013 komt uit op 109,1% en is hoger dan de verwachte dekkingsgraad voor eind 2013. Uit de evaluatie van het herstelplan (ingediend op 12 februari 2014) blijkt dat het pensioenfonds op basis van de huidige dekkingsgraad en de in het herstelplan opgenomen maatregelen en veronderstellingen binnen de wettelijke termijnen kan herstellen. Aanvullende maatregelen, zoals het verlagen van de pensioenen, zijn vooralsnog niet nodig. Het herstelplan is gebaseerd op het huidige beleid van het pensioenfonds. De belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan zijn: • voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, het kortetermijnherstel loopt van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013; • de premie wordt vastgesteld op een percentage van de pensioengrondslag. Dit percentage wordt steeds voor één jaar vastgesteld met behulp van de uitkomsten van het dynamisch financieringssysteem (DFS). Randvoorwaarde hierbij is dat bij een reservetekort de DFS-premie, inclusief de aanvullende stortingen, niet tot een negatieve bijdrage aan de dekkingsgraad mag leiden; • gedurende de herstelperiode wordt in geval van een dekkingstekort, naast de DFS-premie, een aanvullende vermogensdotatie van KPN NV gevraagd. KPN NV is in deze situatie per kwartaal een vaste aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. De vaste kwartaalbijdrage wordt gedurende het herstelplan vastgesteld op maximaal een vanaf 1 januari 2010 geïndexeerd bedrag van € 360 miljoen gedeeld door 20 kwartalen, zijnde circa € 19 miljoen als maximale kwartaalbijdrage. Gedurende de periode 2009 t/m 2013 zal KPN NV maximaal € 360 miljoen als aanvullende vermogensdotatie verschuldigd zijn. Voor zover het pensioenfonds nog niet uit een kortetermijnherstelplan is geraakt, zal indien het pensioenpremiepercentage vanuit DFS hoger wordt vastgesteld dan 21,0% het meerdere boven de 21,0% in mindering gebracht worden op de (resterende) aanvullende vermogensdotaties in enig kalenderjaar; 22
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN •
•
4.2.
zolang de dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt, worden geen toeslagen toegekend. Bij de vaststelling van toeslagen wordt uitgegaan van de gemiddelde dekkingsgraad in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Indien het eigen vermogen zich bevindt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit gedeeltelijke toeslagverlening plaatsvinden. Indien het eigen vermogen hoger is dan het vereist eigen vermogen, kan het bestuur besluiten tot volledige toeslagverlening en het eventueel inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen; het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om de kans dat de dekkingsgraad daalt tot onder de 95% te verkleinen met behulp van onder andere aandelenopties, swaps en swaptions. Door het gebruik van swaptions is de feitelijke afdekking onder andere afhankelijk van de toekomstige rentestand en wijkt daardoor af van de strategische renteafdekking. De strategische renteafdekking is de afdekking op basis van vastrentende waarde beleggingen, swaps en de onderliggende waarde van de swaptions. De feitelijke renteafdekking per eind 2013 bedraagt 57%.
Beleid en beleidskeuzes
Het pensioenfonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig rekening gehouden. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de wettelijke kaders en de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de CAO is vastgelegd.
4.2.1.
Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN
Financieringssysteem en ABTN De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch 23
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN financieringssysteem. Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige lasten en baten voor de komende 15 jaar. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: -
-
-
minimaal vereist eigen vermogen: de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort; vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort; gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen geeft de grens aan waarboven het pensioenfonds pensioenvermogen mag terugstorten naar de werkgever. Voorwaarde is wel dat alle niet toegekende toeslagen in relatie tot de indexatieambitie zijn ingehaald.
Eind 2013 gelden de volgende waarden: 60,0% 50,0%
42,3%
40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
14,6% 4,2% Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
Gewenst eigen vermogen
(De verticale as geeft de percentages boven de 100% dekkingsgraad weer.)
De gehanteerde premieberekeningssystematiek zorgt ervoor dat de actuele vermogenspositie direct tot uiting komt in het premiepercentage. Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, is er met KPN NV overeengekomen dat er een aanvullende vermogensdotatie wordt gestort. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslag verlenen. Een situatie waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, leidt tot een hogere solvabiliteitspremie en in deze situatie kan het bestuur besluiten tot gedeeltelijke toeslagverlening. Het herstel dient binnen vijftien jaar plaats te vinden. Kostendekkende premie De kostendekkende premie moet tenminste bestaan uit de volgende onderdelen: de actuarieel benodigde koopsom voor de pensioenopbouw in het jaar, inclusief de risicopremie voor het naberstaandenpensioen (actuariële premie); een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen (solvabiliteitsopslag); een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds (kostenopslag); 24
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN -
de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (toeslagpremie). Met betrekking tot de toeslagpremie kan worden opgemerkt dat deze niet volledig deel uit hoeft te maken van de kostendekkende premie aangezien de toeslagverlening deels uit overrendementen kan worden gefinancierd. De solvabiliteitsopslag wordt berekend over de actuariële- en risicopremies. Omdat het fonds gebruik maakt van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de RTS als de gedempte kostendekkende premie opgenomen. De gedempte premie is bepaald met behulp van het lange termijn rendement uit het Dynamisch Financieringsmodel, te weten 5,42%. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Premiebeleid De bepaling van het doorsneepremiepercentage voor 2013 heeft plaatsgevonden in het najaar van 2012. De premie is berekend met een horizon van vijftien jaar en kent als belangrijkste grootheden: • het verzekerdenbestand per 31 december 2012; • een actueel personeelsscenario; • een beleggingsrendement op de langere termijn van 5,42%; • de algemene loonontwikkeling voor 2013 van 2,25% en daarna oplopend tot 3,0% op lange termijn; • een prijsinflatie voor 2013 van 1,6% oplopend tot 2,0% op lange termijn; • bruto beheerskosten van € 7,5 miljoen; • geraamde dekkingsgraad: als geraamde dekkingsgraad per 1 januari wordt uitgegaan van de aanwezige dekkingsgraad per ultimo van het laatste kwartaal voorafgaand aan de premiestelling, met de restrictie dat indien deze dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt de geraamde dekkingsgraad op 105,0% wordt gesteld. Deze afkapping wordt toegepast omdat een dekkingstekort door middel van bijstortverplichtingen wordt gefinancierd. Omdat de dekkingsgraad per ultimo juni 2011 zich onder 105,0% bevond is voor de premiestelling 2013 gerekend met een geraamde dekkingsgraad per 1 januari 2013 van 105,0%; • het toeslagbeleid. Met deze grootheden is de premie, op basis van het DFS, voor 2013 berekend en vastgesteld op 21,9%. Premies en grensbedragen Voor 2013 golden de volgende premies en grensbedragen: • pensioenpremie: 21,9% over het pensioengevend salaris onder aftrek van de franchise (€ 13.227 voor deelnemers aan pensioenreglement 2006 en € 14.337 voor deelnemers aan pensioenreglement 2000); • beschikbare-premiegrens van € 45.378. Verloop pensioenpremie en overige premies De afgelopen vijf jaar hebben de premies zich als volgt ontwikkeld: Pensioenpremie in % Pensioenpremie * € 1.000 Bijstorting * € 1.000
2013 21,9 88.891 36.528
2012 21,1 78.614 75.523
25
2011 20,0 76.354 37.630
2010 27,7 114.920 40.720
2009 17,1 75.488 83.250
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
4.2.2.
Financieringsbeleid Pensioenregeling KPN Contact
Financieringssysteem en ABTN De premie voor de basisregeling bestaat uit een beschikbare premie die gebaseerd wordt op een leeftijdsafhankelijke staffel, een risicopremie voor het partnerpensioen die per individu wordt bepaald en de uitvoeringskosten. De premies voor de aanvullende modules worden individueel bepaald en komen volledig voor rekening van de deelnemers. De ABTN bevat onder andere informatie over de inhoud van de pensioenregeling van KPN Contact, de technische grondslagen en premiebeleid. Kostendekkende premie De actuarieel benodigde koopsom bestaat naast de beschikbare premie uit de omzetting van het DC-kapitaal op pensioendatum en de inkoop van pensioen uit hoofde van de overgangsregelingen. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: - de actuarieel benodigde premie voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen (inclusief de pensioenrechten die zijn ingekocht door aanwending van DC-kapitalen en inkoop van pensioen uit hoofde van de overgangsregelingen); - opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen; - opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van de rekenrente. De rekenrente wordt vastgesteld op de tariefrente van de inkooptarieven. De actuarieel benodigde koopsom voor de pensioenopbouw op basis van de gedempte premie is gebaseerd op een gedempte rekenrente van 3,4% in 2013. De inkoop uit hoofde van de overgangsregelingen wordt niet gedempt. Premiebeleid Het pensioenfonds heeft het premiebeleid vastgelegd in de ABTN. De door het pensioenfonds te ontvangen premie is gelijk aan de som van de op individuele basis vast te stellen beschikbare premie, risicopremies en uitvoeringskosten. De eigen bijdrage voor de deelnemer aan de KPN Contact regeling is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers. Premies en grensbedragen Voor 2013 golden de volgende premies en grensbedragen: - franchise van € 13.865; - de premie voor de beschikbare-premieregeling wordt aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel bepaald. Voor het partnerpensioen op risicobasis wordt separaat een premie in rekening gebracht; - de premie voor de aanvullende modules WIA-excedent en ANW-aanvulling worden per individu bepaald aan de hand van een leeftijdsafhankelijke staffel.
4.2.3.
Toeslagbeleid
De toeslagverlening voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt gebaseerd op het afgeleide consumentenprijsindexcijfer (periode september – september). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor pensioengerechtigden en slapers worden verhoogd met maximaal 0,25%-punt. 26
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden. De toeslagverlening van het pensioenfonds is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Het bestuur heeft een beleidsrichtlijn voor het toeslagbeleid opgesteld. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: als de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vindt er geen toeslagverlening plaats; • als de dekkingsgraad ligt tussen de minimaal vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, kan er een beperkte toeslagverlening plaats vinden. Dit is ook van toepassing op de bovengenoemde verhoging van 0,25%-punt; • als de dekkingsgraad hoger is dan het vereist eigen vermogen, dan kan er een volledige toeslagverlening plaats vinden. Als het mogelijk is, kan de niet toegekende toeslag in de afgelopen vijf jaar, worden ingehaald; • bij de vaststelling van toeslagen wordt uitgegaan van de gemiddelde dekkingsgraad in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Het bestuur kan afwijken van zijn beleidsrichtlijn, bijvoorbeeld als de financiële positie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft. •
In de laatste bestuursvergadering van 2012 heeft het bestuur op basis van de financiële positie van het pensioenfonds besloten de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2013 niet aan te passen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (afgeleid). De gemiddelde dekkingsgraad in de twee kwartalen voorafgaand aan het besluit van het bestuur kwam uit op 101,0% en lag daarmee onder de minimaal vereiste dekkingsgraad. In januari 2014 heeft het bestuur besloten om per 1 april 2014 een beperkte toeslag te verlenen van 0,34% voor de actieven en 0,42% voor de inactieven. De consumentenprijsindex over de periode september-september lag op 1,08%. De gemiddelde dekkingsgraad in de twee kwartalen voorafgaand aan het bestuursbesluit (derde en vierde kwartaal 2013) bedroeg 107,8%, en lag boven de minimaal vereiste dekkingsgraad, maar nog onder het vereist eigen vermogen. De beperking van de toeslag is in overeenstemming met het toeslagbeleid van het pensioenfonds.
4.2.4.
Beleggingsbeleid
Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds. Het strategisch beleggingsbeleid geldt in principe voor langere tijd, maar het bestuur evalueert regulier het beleid met behulp van de inzichten uit de ALM studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. De ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. Het bestuur besteedt mede via de ALM studies veel aandacht aan risicomanagement. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid ingericht op het beperken van de kans op zeer lage dekkingsgraden. Hierbij worden de twee belangrijkste risico’s voor de dekkingsgraad: een daling van de rente en een daling van de aandelenkoersen beperkt. Tegelijk geldt als randvoorwaarde dat voldoende opwaarts potentieel behouden blijft. Het beleggingsbeleid is daarom dynamisch en wordt continu gemonitord om het zo optimaal mogelijk te 27
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN houden. Dit betekent dat het beleggingsbeleid rekening houdt met de actuele marktontwikkelingen en dat het wordt bijgestuurd als dat nodig is. Eind 2013 is opnieuw een ALM studie uitgevoerd, die besproken is in de Beleggingsbestuurscommissie en ter kennisgeving aangeboden is aan het bestuur. Het beleggingsbeleid is geëvalueerd door te onderzoeken of het beleid nog toereikend is voor de doelstellingen van het pensioenfonds. Bij de analyses van de ALM studie is gebruik gemaakt van de meest actuele marktinformatie en een zo realistisch mogelijke inschatting van rendementen. Bijzondere omstandigheid hierbij is dat er nog geen definitieve wetgeving is over het nieuwe toezichtskader. Daarom zijn de berekeningen gebaseerd op de huidige wetgeving. Desondanks kunnen de onderliggende berekeningen inzicht geven in verwachten rendementen en risico’s. Uit de studie kwam naar voren dat dat de verwachte dekkingsgraad over 15 jaar hoger is dan de vereiste dekkingsgraad. De doelstelling van het korte termijn herstel plan per eind 2013 is behaald. Daarom hoeft het pensioenfonds de pensioenen niet te verlagen. Wel blijven marktomstandigheden altijd onzeker. Hierdoor blijft de kans op korten en op koopkrachtverlies aanwezig in de periode van 15 jaar. Het bestuur is zich hier erg goed van bewust en stelt alles in het werk om de korte en lange termijn doelstellingen te halen. Om deze doelstellingen van het fonds te bereiken wordt op een zodanige manier belegd dat een optimaal rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico’s. In juni 2013 is besloten om Nederlandse hypotheken op te nemen binnen de beleggingscategorie vastrentende waarden. Op basis van het beleggingsplan, gebaseerd op de in 2013 uitgevoerde ALM studie, is besloten de strategische beleggingsmix niet te wijzigen. Wel zijn binnen de beleggingsmixen strategische aanpassingen gedaan. Zo is besloten om binnen de categorie aandelen de weging wereld te verlagen van 83% naar 78%. Hierbij is de weging van Europa verhoogd naar 15%. Daarnaast is besloten binnen de beleggingscategorie onroerend goed de beleggingen in niet beursgenoteerd Europees vastgoed te verhogen ten koste van beursgenoteerd onroerend goed beleggingen. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille weer, waarbij de strategische portefeuilles voor 2013 en 2014 zijn weergegeven. Eveneens zijn de werkelijke gewichten per beleggingscategorie per eind 2013 weergegeven. De werkelijke gewichten wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen. Categorie
Strategisch gewicht 2013 43,0% x (1 - A – S) 29,0% x (1 - A – S)
Werkelijk gewicht per eind 2013* 46,7% 26,1%
Strategisch gewicht 2014 43,0% x (1 - A – S) 29,0% x (1 - A – S)
Aandelen Vastrentende waarden Inflatie gerelateerde 12,0% x (1- A – S) 11,0% 12,0% x (1- A – S) obligaties Grondstoffen 5,0% x (1 -A – S) 3,5% 5,0% x (1 -A – S) Vastgoed 11,0% x (1 - A – S) 7,5% 11,0% x (1 - A – S) Hedgefondsen 0,0% 0,0% 0,0% Aandelen put opties (A) A 1,9% A Swaptions (S) S 3,3% S Totaal 100,0% 100,0% 100,0% * De gewichten zoals opgenomen in deze tabel zijn inclusief de futures en eventuele kasgelden die voor de betreffende beleggingscategorie van toepassing zijn. Deze futures en kasgelden worden in de jaarrekening (en de kerncijfers en –getallen) niet bij de afzonderlijke beleggingscategorieën opgenomen. Dit komt overeen met de grondslagen van de jaarrekening, waarbij futures onder derivaten worden gerapporteerd.
Renterisico Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van beleggingen in vastrentende waarden en in rentederivaten (swaps en swaptions). Het afdekkingbeleid is dynamisch en 28
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN rentestand afhankelijk. Naar aanleiding van de stijgende rente is in het derde kwartaal de strategische renteafdekking verhoogd van 73% naar 85%. De feitelijke afdekking van het renterisico is kleiner dan de strategische renteafdekking, omdat gebruik gemaakt wordt van opties. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend, is de renteafdekking niet gelijk aan de strategische renteafdekking. Het gebruik van swaptions maakt de feitelijke renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) rentestand. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. De feitelijke renteafdekking staat hierdoor niet op voorhand vast. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad daarnaast profiteert van een rentestijging. Per eind 2013 bedraagt de feitelijke renteafdekking 57%. In paragraaf 5.7 en in de risicoparagraaf in de jaarrekening wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) renterisico. Aandelenrisico De beleggingen in aandelen vinden wereldwijd plaats. Het risico van dalende aandelenkoersen is gedeeltelijk afgedekt. Dit is gedaan door middel van putopties op de aandelen van ontwikkelde markten. Hiermee kan wel gedeeltelijk worden geprofiteerd van koersstijgingen, maar het effect op de dekkingsgraad van forse koersdalingen is beperkt. Per eind 2013 bedragen de beleggingen in aandelen 46,6%. De aandelenbeleggingen (de beleggingen in ontwikkelde landen) die zijn afgedekt hebben een gewicht van 40,1% per eind 2013. De gevoeligheid van deze aandelen voor de aandelenmarkt is afhankelijk van de delta van de afgesloten putopties. Bij een daling van de aandelenkoersen, stijgt de aandelenafdekking en bij een stijging van de aandelenkoersen, neemt deze af. De feitelijke afdekking van het aandelenrisico bedraagt per eind 2013 circa 16,3%. Uitgedrukt over de gehele beleggingsportefeuille is dit 6,5%. In paragraaf 5.8 en in de risicoparagraaf in de jaarrekening wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) aandelenrisico. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds wel een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatie gerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Met het gebruik van opties op renteswaps neemt de renteafdekking af als de rente stijgt. De rente stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de stijging van de (verwachte) inflatie. Hierdoor kan de dekkingsgraad stijgen ook in marktsituaties met stijgende rente en inflatie. Valutarisico Binnen het strategische beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen minder waard worden. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds de valuta’s af. De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of dat de valutarisico’s voor het grootste gedeelte worden afgedekt). De inflatie gerelateerde obligaties luiden in euro’s. Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar euro. De valutaexposure van aandelen uit opkomende landen wordt niet afgedekt. Bij onroerend goed en grondstoffen worden de valutarisico’s afgedekt. Er is geen sprake van valutarisico bij de aandelenopties omdat de valuta’s van de onderliggende aandelenportefeuille wordt afgedekt (‘quanto’ opties). Beleggingsaanpak Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het ‘manager of managers’principe. Voor de actief beheerde portefeuilles houdt dit in dat verschillende managers geselecteerd worden per beleggingscategorie, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit 29
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd, wordt vanwege kostenoverwegingen in principe gebruik gemaakt van één manager. In het selectie en monitoring proces is eveneens aandacht voor een verantwoord beleggingsbeleid. In hoofdstuk 5 ‘Beleggingen’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
30
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
4.3.
Integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur van het pensioenfonds. Voor het geheel van de risico’s waarmee een het pensioenfonds te maken krijgt (financieel en niet-financieel), dient continu een cyclus te worden doorlopen van het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s.
FOCUS! en FIRM FOCUS! is de toezichtaanpak van De Nederlandsche Bank (DNB). FOCUS! bouwt voort op Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) de risicomethodologie die de afgelopen jaren bij DNB in gebruik was. FIRM behelst een geïntegreerde methode voor de analyse van risico’s bij alle type instellingen die onder prudentieel toezicht van DNB vallen, dit geldt derhalve ook voor pensioenfondsen. In 2009 heeft het bestuur een eerste analyse uitgevoerd op basis van de FIRM methodiek. Het bestuur heeft afspraken gemaakt voor het monitoren van risico’s en tracht middels integraal risicomanagement de risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Onderdeel van is een periodieke Risk Self Assesment waarbij de FIRM risico’s nader worden geanalyseerd.
31
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Risicobeheer 2013 Het pensioenfonds voert een actief risicobeleid. Hierbij is het bestuur zich ervan bewust dat de diverse risico’s waar het pensioenfonds mee te maken kan krijgen en de beschikbare instrumenten om deze risico’s te mitigeren divers en complex zijn. Indien noodzakelijk laat het bestuur zich hierbij door deskundigen ondersteunen Het pensioenfonds heeft in 2013 tijdens een Woodsmeeting een aantal vervolgstappen gezet op het gebied van integraal risicomanagement. Tijdens deze meeting zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen en gerealiseerd: - de Audit en Financiële Commissie (AFC) heeft zich gebogen over mogelijke acties in het integraal risicomanagement. Hiertoe heeft de commissie een risicoraamwerk ontwikkeld en dit voorgesteld aan het bestuur. Verder heeft de commissie een aantal onderliggende risico-items geselecteerd en deze gekoppeld aan de doelstellingen van het fonds; - het financieel crisisplan is geactualiseerd en hierbij zijn een aantal best practices zoals gesignaleerd door DNB opgenomen. In 2014 zal de rapportage in het kader van het FIRM-risico en de daarbij horende grenswaarden nog worden doorontwikkeld. In navolging van FIRM onderscheidt het pensioenfonds de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën:
Risicocategorieën Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet-financiële risico’s
Matching- / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
Het pensioenfonds heeft zijn financieel risicobeleid, met betrekking tot uitsluitend de financiële risico’s, verwoord in de ABTN. Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend en het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Ook kan er sprake zijn van 32
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN herfinancieringsrisico’s bij onder andere onroerend goed. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. • Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duratie. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Het renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden, renteswaps en renteswaptions. Hiermee is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad toch deels kan profiteren van een rentestijging. De mate van afdekking is afhankelijk van onder andere de nog resterende looptijd van de swaptions en de actuele rentebewegingen. • Valutarisico Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar de euro. Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt. Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe ook het gehele valutarisico afgedekt. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Daarnaast wordt het risico van dalende aandelenkoersen beperkt door gebruik te maken van putopties. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Het gevoerde tegenpartij beleid houdt rekening met de risicopremies waardoor het inspeelt op de actualiteit. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSAovereenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
33
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Herfinancieringsrisico Onder andere vastgoedfondsen maken in veel gevallen gebruik van leningen. Deze leningen hebben een bepaalde looptijd. Het risico dat een lening aan het einde van de looptijd niet door de dezelfde of een andere financiële instelling kan worden geherfinancierd is het herfinancieringsrisico. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Binnen de EMU staatsobligatieportefeuille zijn de beleggingen in minder kredietwaardige landen afgebouwd ten gunste van landen met een hoge kredietwaardigheid en door te beleggen in andere obligatiecategorieën, zoals bedrijfsobligaties (exclusief financiële dienstverlening) en Nederlandse hypotheken. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch risico niet herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2012-2062 (gecorrigeerd voor de fonds specifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. 34
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico, het IT-risico en het juridische risico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Per 1 januari 2013 zijn er nieuwe uitbestedingscontracten overeengekomen met TKP en TKPI. De nieuwe contracten zijn modulair opgezet, waarbij per module Key Performance Indicators zijn opgenomen. Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. certificeert de ISAE 3402-rapportage. Door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het pensioenfonds besteedt aandacht aan risicobeleid en beheersing van risico’s. De Audit en Financiële Commissie draagt zorg voor de borging van de risicobeheersing en voert een uitgebreide analyse uit op de ISAE 3402 rapportage. Zo nodig worden met de uitbestedingspartijen afspraken gemaakt over verbeteringen. IT-risico’s Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden, ondersteund door IT. De meeste IT-risico’s liggen bij de uitbestedingspartijen en de beheersingsmaatregelen zijn opgenomen in de ISAE 3402 type II rapportages. Juridische risico’s Het risico samenhangend met wet- en regelgeving en de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Bij de overgang op een eventueel nieuw pensioencontract kan dit risico een rol gaan spelen. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening.
35
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
5.
Beleggingen
5.1.
Marktontwikkelingen 2013
Het beleid van centrale banken bepaalde in het verslagjaar voor een groot deel de stemming op de financiële markten. De Europese Centrale Bank (ECB) hield de rente laag en maakte het mogelijk dat banken goedkoop geld konden lenen. Hiermee hoopte de ECB dat de economische groei weer op gang kwam. Daarnaast sprak de ECB uit dat zij ongelimiteerd schuldpapier zou opkopen van Zuidelijke eurolanden indien zij om steun zouden vragen. Deze strategie leek dit jaar goed te werken. De risicopremies op staatsobligaties van de Zuidelijke eurolanden daalden aanzienlijk. Ook de Amerikaanse centrale bank, de Fed, beïnvloedde het gedrag van beleggers. De Fed had de liquiditeit enorm vergroot door maandelijks grote bedragen te beleggen in Amerikaanse staatsobligaties en hypotheekleningen. Vanaf het tweede kwartaal werd verwacht dat de Fed zou starten met de afbouw (‘tapering’) van deze monetaire verruiming. Tapering zou moeten duiden op een verbetering van de economische omstandigheden in de Verenigde Staten (VS). Ondanks dit positieve signaal, reageerden beleggers negatief. De markt werd nu vooral geraakt door partijen die de eerdere liquiditeit gebruikten om goedkoop te lenen in dollars. Dit geld zetten zij vervolgens in om staatsobligaties van Zuid Europese landen of andere obligaties met een hoger rendement te kopen. Deze partijen bouwden hun posities af en dit was deels de oorzaak van de onrust. Het bleef voor een groot deel van het jaar onduidelijk in hoeverre de Fed daadwerkelijk over zou gaan tot het matigen van de monetaire stimulering. In december besloot de Fed om in januari 2014 te beginnen met de afbouw van het steunbeleid. Economische cijfers verbeterden gedurende het jaar en duidden op het aantrekken van de groei in grote delen van de wereld. Wel waren onderlinge verschillen groot. Zo bleef Europa achter ten opzichte van de Verenigde Staten, vooral door de negatieve effecten van bezuinigingen op de economische groei. Vanaf de tweede helft van het jaar verbeterden ook in Europa de economische vooruitzichten.
30 jaars marktrente 3,0% Door het verbeterde macro-economische nieuws is de Nederlandse en Duitse lange 2,8% rente gestegen. Zo steeg de Duitse 302,6% jaars rente van 2,1% per eind 2012 naar 2,7% per eind 2013. Voor bedrijfsobligaties 2,4% was 2013, net als 2012, een zeer goed 2,2% jaar. Bedrijfsobligaties rendeerden dit jaar ruim 3,4% beter dan een vergelijkbare 2,0% portefeuille met Duitse staatsobligaties. Vooral door het lage rendement (bijna nihil) 1,8% dec-12 mrt-13 jun-13 sep-13 op kortere staatsobligaties van Nederland en Duitsland, bleven beleggers zoeken naar hogere rendementen. Met uitzondering van het tweede kwartaal deden aandelen het goed in 2013. De aankondiging van de Fed onderbrak de stijging van de aandelenkoersen, maar deze herstelden snel nadat bekend werd dat de Fed nog niet zou beginnen met de afbouw van de steunmaatregelen. In totaal bedroeg het aandelenrendement wereldwijd (MSCI AC Index, met Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen afgedekt) 22,2%. Vooral aandelen uit de defensievere sectoren, zoals de
130 125 120 115
dec-13
MSCI AC Wereld MSCI AC Wereld; USD, GBP en JPY afgedekt MSCI Emerging Markets
110 105 100 95 90 85 dec-12 feb-13
36
apr-13 jun-13 aug-13 okt-13 dec-13
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN consumenten gerelateerde en gezondheidssector, behaalden goede rendementen. Onderverdeeld naar regio’s behaalden Japanse aandelen dit jaar de meest positieve resultaten, mede door de aankondiging van de Japanse centrale bank van ingrijpende steunoperaties. Dit ging echter wel gepaard met een verzwakking van de Japanse yen ten opzichte van de euro. Aandelen van opkomende markten bleven achter bij die van ontwikkelde markten. De oplopende Amerikaanse rente zorgde vooral in deze markten voor dalende aandelenkoersen. Daarnaast werd getwijfeld aan de fundamentele situatie van enkele grotere opkomende landen. Grondstoffen sloten het jaar met een verlies af. De edelmetalen (goud en zilver) waren de grote verliezers in 2013. Edelmetalen waren in de afgelopen jaren zeer populair bij beleggers vanwege het ruime monetaire beleid van de centrale banken. In 2013 kwam aan deze populariteit een abrupt einde. De energiesector presteerde het best in 2013. De geopolitieke onrust in met name Syrië zorgde voor een sterke stijging van de olieprijs rond het voorjaar en de zomer. Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en een laag consumentenvertrouwen.
5.2.
Resultaten beleggingsportefeuille
Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid, mede op basis van een ALM-studie, vast voor de lange termijn. Immers de verplichtingen van het pensioenfonds hebben een lange looptijd. Strategische beslissingen betreffen onder meer het afdekken van het renterisico, de regioallocatie binnen de beleggingscategorie aandelen, de verdeling binnen de beleggingscategorie vastrentende waarden, de allocatie naar de overige beleggingen en vastgoed en het valutabeleid. In de ALM-studie wordt uitgegaan van rendementsverwachtingen voor de verschillende beleggingscategorieën. Deze rendementen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de economie. De verwachtingen voor de economie voor de lange termijn zijn gebaseerd op economische relaties. Zo zijn het verwachte politieke, economische en monetaire beleid van invloed op de verwachte economische groei en de inflatie. Deze zijn op hun beurt bepalend voor de andere economische grootheden als rente en de daaruit afgeleide rendementen Voor de verwachte risicopremies per beleggingscategorie (rendement boven staatsobligaties) wordt uitgegaan van zowel langjarige historische reeksen als ook van analyses over mogelijke toekomstige scenario’s. Bij de ALM-studie worden naast het basis economisch scenario ook andere economische scenario’s geanalyseerd, om te zien hoe robuust het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is in een andere economische omgeving. Sinds 1 september is door de fusie het vermogen van het pensioenfonds verhoogd met het vermogen van Stichting Pensioenfonds SNT (KPN Contact). De rendementen zijn vanaf dat moment inclusief het vermogen van KPN Contact.
5.2.1.
Resultaten beleggingen lange termijn
Onderstaande grafiek geeft ten opzichte van deze langere termijn verwachting volgens de ALM-studie het verloop weer van het gerealiseerde cumulatieve beleggingsrendement ten opzichte van de verwachting vanaf 1988. Over deze langjarige periode is het behaalde rendement hoger dan het verwachte rendement. Deze analyse geeft aan dat bij het maken van beleid sprake is geweest van realistische verwachtingen voor het beleggingsrendement.
37
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Cumulatief rendement 1988-2013; geïndexeerd rendement (1988 = 100) 600
500
400
300
200
100 feitelijk beleggingsrendement
verwachting ALM
0 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012
Onderstaande grafiek geeft het waarde verloop op (marktwaarde) weer van de beleggingen en de verplichtingen, bepalend voor de hoogte van de dekkingsgraad. Deze grafiek geeft weer dat de marktwaarde van de beleggingen is gestegen door het positieve behaalde rendement. De waarde van de verplichtingen is sterk gestegen, mede veroorzaakt door de sterk gedaalde rente in combinatie met de stijgende levensverwachtingen. Beleggingen (marktwaarde)en verplichtingen (DNB curve) 2009-2013 6.500 6.000 5.500 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 verplichtingen
beleggingen
2.000 dec-08 jun-09 dec-09 jun-10 dec-10 jun-11 dec-11 jun-12 dec-12 jun-13 dec-13
Scenario’s dekkingsgraad voor rente- en aandelenrisico per eind 2013 De volgende grafiek geeft de gevoeligheid van de dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico’s zich gecombineerd voordoen. Hierbij wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. Hierbij variëren de aandelenkoersen tussen -20% en +20%. De rente varieert tussen -1,5% en 1,5%. De effecten van deze bandbreedtes op de dekkingsgraad worden grafisch weergegeven. Uit de grafiek blijkt duidelijk binnen de ‘scheve verdeling’ van de verwachte (vereiste) dekkingsgraden als gevolg van de optie/swaption strategie. De daling naar de worstcase dekkingsgraad (linksonder) is veel beperkter dan de stijging naar de best case dekkingsgraad (rechtsboven). 38
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De dekkingsgraad in de grafiek gebaseerd op de ongemiddelde marktrente (per eind 2013 bedraagt de dekkingsgraad gewaardeerd op basis van de ongemiddelde marktrente 107,6%). Omdat de verplichtingen worden gewaardeerd op basis van een drie maands gemiddelde UFR rentetermijnstructuur, zal de waarde van de verplichtingen vertraagd reageren op rentebewegingen, waardoor de dekkingsgraad zal afwijken van de weergegeven dekkingsgraden. De vereiste dekkingsgraad vermogen is bepaald op basis van de feitelijke beleggingsmix per 31 december 2013.
5.2.2.
Evaluatie strategische beslissingen
Naast de evaluatie via de ALM studie worden de strategische beslissingen jaarlijks geëvalueerd om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de strategische beslissingen op basis van risico en rendement. Dit wordt gedaan omdat deze beslissingen niet tot uitdrukking komen in het rendement van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Strategische beslissingen worden namelijk direct verwerkt in de samenstelling van de benchmark. De jaarlijkse evaluatie vindt plaats vanaf het moment van implementatie van een bepaalde keuze. Daarnaast is het extra rendement van het jaar waarin de evaluatie plaatsvindt ook meegenomen in de evaluatie. In totaal zijn in het vierde kwartaal 2013 tien strategische beslissingen geëvalueerd. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de strategische beslissingen positief hebben gewerkt, omdat het risico van de beleggingsportefeuille is verlaagd. Hoewel het extra rendement in 2013 tot en met september niet positief is, heeft het merendeel van de beslissingen geleid tot een positief effect op het rendement vanaf het moment van opname. De renteafdekking heeft bijvoorbeeld sinds opname in de portefeuille (2005) een positief rendement behaald terwijl deze in 2013 een negatieve bijdrage leverde door de stijging van de rente. Daarnaast is het effect van deze beslissing om het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille te verlagen positief. 39
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN In onderstaande tabel zijn de resultaten met een toelichting samengevat. Hierbij geeft een ‘+’ weer dat de beslissing een positief effect had op het rendement of een verlagend effect op het risico, waarbij ‘++’ een zeer groot effect weergeeft. De ‘=’ geeft weer dat er geen extra effect op het rendement of risico was, terwijl een ‘–’ weergeeft dat de beslissing een negatief effect had op het rendement of geen verlagend effect op het risico. De effecten zijn weergegeven vanaf het moment van opname van de beslissing t/m het derde kwartaal 2013. Strategische beslissingen
Extra rendement
Regio-allocatie aandelen
=
Risicoprofiel +
Toelichting Doel: risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen. De home bias naar Europa is begin 2008 afgebouwd ten gunste van wereldwijd aandelen en Emerging Markets. Vanaf 2008 opkomende markten bepalend voor rendement, waarbij 2008 en 2011 en 2013 minder goed waren voor opkomende landen. 2012 voor zowel ontwikkelde als opkomende markten positief. Op basis van rendement sprake van toegevoegde waarde.
Opname grondstoffen
-
+
Doel: Risicospreiding en verbetering van het risico rendementsprofiel. Tot 2008 hadden grondstoffen een lage correlatie met andere beleggingscategorieën, waardoor deze beslissing zeer goed uitpakte. Tijdens de financiële crisis werd deze correlatie echter hoog. Vanaf 2009 stegen aandelenkoersen, waarbij de rendementen op grondstoffen achterbleven. Wel risicospreiding, maar geen positief effect op het rendement.
Allocatie binnen vastrentende waarden
+
=
Doel: risico zo breed mogelijk spreiden en inspelen op extra rendement via beleggen in bedrijfsobligaties, staatsobligaties opkomende landen en sinds 2013 in Nederlandse hypotheken. De obligaties met een hogere rente kenden een hogere volatiliteit en zorgden in 2008 voor een forse koersdaling, maar vanaf 2009 weer sterk herstel.
Opname inflatie gerelateerde obligaties
-
+
Doel: afdekken van het inflatierisico en verbetering van het risico en rendementsprofiel. Geen positief effect wat betreft rendement. In de jaren dat de inflatieverwachtingen stijgen, hadden deze beleggingen toegevoegde waarde, zoals in 2012. Het afgelopen jaar namen de inflatieverwachtingen echter af.
Allocatie binnen staatsobligaties
+
+
Doel: risicospreiding (verlaging concentratierisico): wijziging verhouding staatsobligaties EMU (meer in meest kredietwaardige landen). Positief effect op zowel rendement als risico.
Opname onroerend goed beleggingen
=
Allocatie binnen onroerend goed beleggingen
=
+
Doel: diversificatie binnen de portefeuille. Het rendement was in het eerste decennium positief, in het tweede decennium bleef het rendement achter ten opzichte van aandelen. Lage correlatie met aandelen; verlaging van portefeuillerisico.
-
Doel: opname Aziatisch onroerend goed en beursgenoteerd onroerend goed vanwege risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen.
40
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Zowel beursgenoteerd als niet beursgenoteerd Aziatisch onroerend goed hebben niet bijgedragen aan een lagere volatiliteit ten opzichte van niet beursgenoteerd Europees onroerend goed. Vergelijkbaar rendement. In 2013 in wereldwijd beursgenoteerd onroerend goed. Rendement lager dan Europees beursgenoteerd onroerend goed. Afdekking valutarisico aandelen
+
++
Doel: risicoverlaging; de ALM aanname is dat het rendement op lange termijn nul zou zijn. Uit oogpunt van kosten is gekozen om voornamelijk de grote valuta’s af te dekken (USD, GBP, JPY). Zowel de rendements- als risicodoelstelling is behaald.
Afdekking renterisico
++
++
Bij de toepassing van het FTK in 2005 is stapsgewijs de renteafdekking ingevoerd. Vanaf 2012 renteafhankelijk beleid. Dit leverde over de gehele periode vanwege de rentedaling een rendementsbijdrage op van 21,5% voor de renteswaps en 1,8% voor de swaptions.
Afdekking aandelenrisico
-
++
Per eind 2011 aandelenputopties gekocht om aandelenrisico te beperken. Het afdekken van het aandelenrisico heeft geen toegevoegde waarde voor het rendement als de aandelenkoersen stijgen. Hoewel de beslissing om het aandelenrisico van ontwikkelde landen af te dekken positief is voor het risicoprofiel, had het zoals verwacht, bij stijgende aandelenkoersen geen bijdrage.
5.2.3.
Resultaten beleggingen 2013
Het totale rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg in 2013 1,3%. Rendementen beleggingsportefeuille (in %)
Rendement
Bijdrage aan totaalrendement
Aandelen -Aandelenfondsen -Bijdrage aandelenopties -Bijdrage futures
15,3 22,0
6,5 8,7 -2,4 0,3
Vastrentende waarden* -Vastrentende waarden -Bijdrage futures
-1,6 -1,6
-0,7 -0,6 -0,1
Onroerend goed Alternatieve beleggingen
-1,5 -6,9
-0,1 -0,3
Bijdrage renterisico afdekking -Renteswaps -Swaptions
-3,7 -1,0 -2,7
Kas** Transactiekosten***
-0,4 -0,3
Totaal 1,3 *) Inclusief de inflatiegerelateerde beleggingen en beleggingen in Nederlandse Hypotheken. **) Hieronder vallen o.a. de volgende categorieën: deposito’s en kas bij Stichting TKP Pensioen Treasury, kas en margin rekeningen bij de futuresbroker en diverse valutaeffecten die negatief waren. ***) De bijdrage aan het totale rendement van de transactievergoeding is -0,01% en afgerond 0,0%. Een nadere toelichting is hieronder gegeven.
41
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Kosten De bovenstaande tabel geeft het totaalrendement op de beleggingen van het pensioenfonds weer. Met het beleggen zijn kosten gemoeid. De kosten van het vermogensbeheer bestaan uit: 1) Kosten die gepaard gaan met de beleggingen en die onderdeel zijn van het gerapporteerde rendement van het pensioenfonds (weergegeven in bovenstaande tabel): a. Beheervergoeding van externe managers • Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door de manager. • Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. b. transactiekosten • Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen. 2) Kosten met betrekking tot advies en beheer die niet worden betaald uit de beleggingsportefeuille (niet weergegeven in bovenstaande tabel). De definitie en de specificatie van deze kosten worden in hoofdstuk 8.9 (uitvoeringskosten) in detail toegelicht. In bovenstaande tabel zijn de beheervergoeding van de externe managers en de transactiekosten apart weergegeven. In de weergegeven rendementen in de volgende paragrafen in dit hoofdstuk zijn deze kosten verder buiten beschouwing gelaten.
5.2.4.
Rendement 2013 ten opzichte van de benchmark
De beleggingen zijn een mengvorm van actief beheerde beleggingen en passief beheerde beleggingen die de benchmark volgen. De volgende tabel geeft de rendementen van deze twee categorieën weer. Gewicht per beleggings-
Bijdrage aan totaal rendement
categorie Actief beheer totaal -
Aandelen
-
Vastrentende waarden
-
Vastgoedbeleggingen
-
Overige beleggingen
Passief beheer totaal -
Aandelen
-
Vastrentende waarden
Rendement beleggingen
Rendement Benchmark
Relatief rendement t.o.v. benchmark
66,5
7,4
12,2
11,0
1,1
41,7
7,8
22,1
19,9
1,8
17,1
-0,1
-0,3
-0,6
0,3
6,0
-0,1
-1,5
-1,6
0,0
1,7
-0,2
-11,7
-11,7
0,1
25,7
0,3
1,0
0,9
0,1
4,9
0,9
20,9
20,6
0,2
17,6
-0,5
-2,8
-2,8
0,0
42
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN 1,5
0,0
-1,4
-2,0
0,7
1,8
0,0
-1,9
-1,8
-0,1
92,3
7,7
8,8
7,9
0,9
Bijdrage aandelenopties
1,9
-2,4
Bijdrage renterisico afdekking
5,4
-3,7
Kas /transactiekosten
0,4
-0,2
100,0
1,3
-
Vastgoedbeleggingen
-
Overige beleggingen
Totaal beleggingen per beleggingscategorie
Totaal
De verschillende beleggingen zijn apart weergegeven, zowel de beleggingen die actief worden beheerd als die passief worden beheerd. Hierin worden de beleggingen in renteswaps, swaptions, aandelenopties en futures niet meegenomen. Daardoor is het totale gewicht van deze portefeuille 92,3% in plaats van 100%. De rendementen zijn exclusief de beheervergoeding van de externe managers en transactiekosten weergegeven. Hierdoor is duidelijk weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Ten opzichte van de benchmark was het rendement van de totale fysieke portefeuille 0,9%-punt hoger. De actief beheerde portefeuille behaalde een rendement van 12,2%, 1,1% beter dan de benchmark. Dit kwam voornamelijk door de beleggingscategorie aandelen. Als de actief beheerde portefeuille passief beheerd zou zijn, zou het rendement 11,3% bedragen. De passief beheerde portefeuille behaalde een rendement dat nagenoeg gelijk was aan de benchmark. Alleen de beleggingscategorie aandelen droeg in 2013 positief bij aan het rendement. De beleggingen in fysieke aandelen behaalden in 2013 een positief rendement. Het aandelenrisico wordt beperkt via aandelenputopties. Deze strategie heeft alleen toegevoegde waarde ten opzichte van het niet afdekken als de aandelenkoersen dalen. In 2013 stegen de aandelenkoersen van ontwikkelde landen waardoor de aandelenopties niet bijdroegen aan het rendement. In 2013 steeg de marktrente. Hierdoor leverden zowel de beleggingen in vastrentende waarden als de rentederivaten die ingezet worden voor de renteafdekking een negatieve bijdrage aan het rendement. De beleggingsrendementen van de beleggingen in vastgoed en van alternatieve beleggingen waren negatief met een licht negatieve bijdrage aan het totaal rendement. De achterliggende oorzaken voor het rendement ten opzichte van de benchmark per beleggingscategorie en de toelichting op de rente afdekking en de afdekking van het aandelenrisico in paragrafen 5.3 tot en met 5.8. In de jaarrekening wordt daarnaast nader ingegaan op de specificaties van de renteafdekking en de afdekking van het aandelenrisico, zie hiervoor paragraaf 10.4.3.1.
5.3.
Aandelen
Samenstelling portefeuille Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. Hierbij wordt het risico op dalende aandelenkoersen voor een gedeelte afgedekt door aandelenputopties.
43
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Fysieke aandelenbeleggingen: Deze beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen. Het benchmarkgewicht van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen worden afgedekt naar de euro. De strategische regioverdeling van deze beleggingen is gebaseerd op een wereld aandelenportefeuille met extra gewichten naar Europa (10%) en opkomende markten (7%). Naar aanleiding van de vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid is eind 2013 besloten om binnen de categorie aandelen de weging wereld te verlagen van 83% naar 78%. Hierbij is de weging van Europa verhoogd naar 15%. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Eind 2013 is besloten de transacties begin 2014 uit te voeren. De werkelijke verdeling van deze beleggingen per eind 2013 over de verschillende regio’s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening. De aandelenbeleggingen kennen een actief beleggingsbeleid voor de wereldwijde beleggingen en de beleggingen in opkomende landen. Dit houdt in dat ze het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement dan de relevante benchmark te behalen. De Europese beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen de benchmark. Aandelenopties: Deze zijn afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig wordt afgedekt. Deze beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid, zodat de benchmark gelijkgesteld is aan het rendement van de opties. Deze opties dekken het aandelenrisico van ontwikkelde markten af. Rendement Het bruto rendement op de fysieke aandelenbeleggingen was ruim positief met 22% in 2013 door de koersstijging van aandelen wereldwijd. De bijdrage aan het totale rendement is 8,7%. Het totale rendement op aandelen is lager door het gedeeltelijk afdekken van het aandelenrisico van ontwikkelde markten door putopties. Deze strategie levert een positieve bijdrage als aandelenkoersen dalen. De bijdrage van de aandelenopties aan het totale rendement was -2,4%. Het bruto rendement op de actief beheerde aandelenbeleggingen was met 22,1% hoger dan het rendement van de benchmark (19,9%). Dit positieve rendement ten opzichte van de benchmark werd redelijk breed gedragen. Vooral de actief beheerde Europese en Japanse beleggingen voegden veel waarde toe. Het rendement van de beleggingen in opkomende landen bleven, zowel absoluut als relatief, achter. De passief beheerde aandelenbeleggingen betreffen beleggen in Europa. Deze beleggingen behaalden met een rendement van 20,9% een licht hoger rendement dan de benchmark. Afwijkingen ten opzichte van het rendement van de benchmark kunnen ontstaan door bijvoorbeeld terug ontvangen dividendbelastingen of valuta- en kaseffecten. Afdekken van valuta Het afdekken van het valutarisico droeg 4,7% bij in 2013. Dit kwam vooral door de daling van de Japanse yen ten opzichte van de euro. De Amerikaanse dollar en het Britse pond daalden beperkt. Aandelen beleggingen in opkomende landen behaalden een negatief rendement van 6,7% en dit was 0,2% minder dan de benchmark. Vooral de portefeuilles met een wereldwijd mandaat bleven achter bij de index terwijl alle portefeuilles met een regionaal mandaat het beter deden dan de index. De focus van het fonds ligt op goed geleide bedrijven met relatief lage schuldenposities. De verwachting is dat dergelijke bedrijven ook beter in staat zijn om te gaan met macro-economische of politieke problemen.
44
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
5.4.
Vastrentende waarden
Samenstelling Naast een relatief stabiel couponrendement hebben de vastrentende beleggingen tot doel een deel van de rentegevoeligheid van de verplichtingen van het pensioenfonds af te dekken. De indeling van de vastrentende waarde portefeuille streeft een zo breed mogelijke spreiding na. Daarnaast wordt beoogd om in te kunnen spelen op extra rendementskansen. De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende obligatiecategorieën. In juni 2013 is besloten voor 3% van de totale strategische portefeuille in Nederlandse hypotheken te gaan beleggen en dit te financieren door de gewichten binnen de vastrentende waarden portefeuille (exclusief inflatie gerelateerde staatsobligaties) evenredig over de subcategorieën te verlagen. De implementatie vond plaats in het vierde kwartaal. De strategische samenstelling van de vastrentende waarden portefeuille is sinds juni 2013 hiermee als volgt: - 17,93% staatsleningen Euroland; - 26,90% bedrijfsobligaties Euroland; - 17,93% wereldwijde bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden; - 22,41% staatsleningen opkomende landen; - 4,48% high yield obligaties; - 10,34% Nederlandse hypotheken. Daarnaast wordt voor 12% van de beleggingsportefeuille belegd in inflatiegerelateerde obligaties die mede tot doel hebben om het inflatierisico gedeeltelijk af te dekken. Alle genoemde gewichten zijn dynamisch en wijken gedurende het jaar af van het normgewicht door marktontwikkelingen. De werkelijke gewichten, de rating en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. In principe wordt jaarlijks teruggestuurd naar de strategische normgewichten. Eind 2013 is besloten terug te sturen naar de strategische gewichten en de werkelijke transacties begin 2014 uit te voeren. De beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen en voor een deel via discretionaire portefeuilles. De beleggingen in Europese bedrijfsobligaties, obligaties uitgegeven door opkomende landen, high yield obligaties en Nederlandse hypotheken hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmarks. Rendement Door de stijging van de rente behaalden de beleggingen vastrentende waarden een negatief bruto rendement van -1,6%. Wel waren de verschillen tussen de obligatiecategorieën groot. EMU Staatsobligaties De beleggingen in langlopende EMU staatsobligaties behaalden door de stijging van de rente een negatief rendement van -5,1%. Omdat deze beleggingen passief worden beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. De minimum kredietwaardigheidseisen van deze beleggingen zijn begin 2012 verlaagd van AAA naar AA, vanwege de kans op verlaging van de rating van alle EMU landen. Tot het derde kwartaal waren alleen de ratings van Oostenrijk en Frankrijk verlaagd. In het vierde kwartaal verlaagde S&P eveneens de rating van Nederland naar AA+. Inflatie gerelateerde beleggingen Inflatie gerelateerde obligaties doen het goed als de inflatieverwachtingen stijgen. De inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in 2013. Hierdoor was het rendement in 2013 negatief. 45
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Inflatie gerelateerde obligaties worden door een beperkt aantal landen uitgegeven: Italië, Frankrijk en Duitsland. Veranderende risico-opslagen voor de diverse landen speelden ook dit jaar een belangrijke rol in het rendement van inflatie gerelateerde obligaties. Dit is terug te zien in het rendementsverschil tussen de beleggingen in deze obligaties uit de drie landen en de beleggingen in alleen Duitsland. Het rendement van de inflatie gerelateerde beleggingen in deze drie landen bedroeg -1,2%. Het rendement van de beleggingen in Duitse inflatie gerelateerde beleggingen bedroeg -4,7%. Omdat deze beleggingen passief worden beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. Bedrijfsobligaties Bedrijven toonden aan hun financiële positie beter te kunnen beheren dan overheden en zijn gewend aan marktwerking. Dat wil zeggen dat een hogere schuld leidt tot hogere rentebetalingen. Mede hierdoor wordt verondersteld dat bedrijven wellicht beter in staat zijn een crisis te doorstaan dan een aantal overheden. Voor een deel van de beleggingen wordt hierbij niet in de financiële sector belegd omdat deze sector te verweven is met de overheden (banken hebben veel staatsobligaties in hun bezit). Vooral door de nog steeds lage rente van kortere staatsobligaties bleven beleggers op zoek gaan naar hogere rendementen. Bedrijfsobligaties profiteerden hiervan en de risicopremies daalden hierdoor. De portefeuille met bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden behaalden een negatief rendement van -1,7%. Dit rendement was wel hoger dan het rendement op een gelijk gewogen mix van staatsobligaties met vergelijkbare rentegevoeligheid van Duitsland en de Verenigde Staten. De actief beheerde beleggingen in Europese bedrijfsobligaties (zonder uitsluitingen) behaalden een rendement van 3,2%. Dit was 0,6% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam vooral door een succesvolle selectie van obligaties en door een wat hoger risicoprofiel waarmee de managers anticipeerden op de verwachting dat bedrijfsobligaties een sterk 2013 zouden hebben. Ook de beleggingen in high yield obligaties behaalden een positief rendement van 7,0%. Dit was 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam door een succesvolle obligatieselectie binnen de verschillende sectoren. De beleggingen in obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen behaalden daarentegen een negatief rendement van -6,3%. De markt reageerde vooral negatief op de eerste aankondiging van de Fed over het mogelijk verminderen van de kwantitatieve verruiming. Beleggers leken zich plotseling te realiseren dat de liquiditeit zou kunnen verminderen en het wellicht tijd was om winst te nemen op de risicovollere investeringen. Ook de rente op Amerikaanse staatsobligaties begon vanaf het tweede kwartaal behoorlijk op te lopen. De beleggingen waren wat risicovoller ingericht dan het marktgemiddelde op het moment dat de Fed aankondigde de monetaire verruiming te gaan terugschroeven. Het rendement van de beleggingen was hierdoor 1,0% lager dan de benchmark. Nederlandse hypotheken In oktober is gestart met de beleggingen in Nederlandse hypotheken. Het fonds belegt in nieuwe hypotheken waarbij minimaal 50% van de portefeuille belegd is in hypotheken met ‘Nationale Hypotheek Garantie’. Deze beleggingen behaalden een rendement van 1,0%. Dit was 1,2% hoger dan het rendement van de benchmark. De doelstelling is op middellange termijn een outperformance van 1% te behalen. Op kwartaalbasis kunnen de resultaten ten opzichte van de benchmark fluctueren door periodieke aanpassingen van de hypotheekrente, wijzigingen in het renteverschil tussen hypotheken en staatsobligaties en kredietverliezen. Beleggen in Nederlandse hypotheken had naast een verdere diversificatie een positief effect op het rendement van de vastrentende waarden portefeuille van 0,1%.
46
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
5.5.
Vastgoedbeleggingen
Samenstelling De vastgoedbeleggingen bestaan uit belangen in drie beleggingsfondsen en een aantal rechtstreekse beleggingen. De strategische normverdeling is als volgt: 75% Europees niet-beursgenoteerd vastgoed, 15% Aziatisch niet-beursgenoteerd vastgoed en het overige gewicht in beursgenoteerd vastgoed. Begin maart 2013 is besloten de beursgenoteerde beleggingen in Europa te vervangen door beursgenoteerde beleggingen wereldwijd (ontwikkelde landen). De genoemde gewichten zijn streefgewichten, waarbij beursgenoteerd vastgoed beleggingen fungeren als buffer voor de niet-beursgenoteerde onroerend goed beleggingen. De niet-beursgenoteerde beleggingen vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’-structuur. De beleggingen zijn goed gespreid over niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. Deze fondsen hanteren geen benchmark, omdat een geschikte benchmark ontbreekt. Het fonds met beursgenoteerd vastgoed belegt in Europa volgens een passieve beleggingsstrategie en volgt de benchmark. De werkelijke gewichten en de sectorverdeling worden weergegeven in de jaarrekening. Eind 2013 is naar aanleiding van de vaststelling van de strategische beleggingsmix besloten om het gewicht van vastgoed gelijk te houden (11%). Wel is besloten binnen de beleggingscategorie onroerend goed de beleggingen in niet beursgenoteerd vastgoed te verhogen ten koste van beursgenoteerd onroerend goed. De wijze waarop en de eventuele implementatie zal na overleg met de Beleggingsbestuurscommissie in 2014 vorm krijgen. Rendement De vastgoedbeleggingen behaalden een negatief rendement van -1,5%. De nietbeursgenoteerde beleggingen behaalden een negatief rendement in Europa van -2,2%. In Azië werd een positief rendement behaald van 6,5%. De beleggingen in Europees beursgenoteerd vastgoed zijn 8 maart 2013 verkocht. Het rendement van deze beleggingen was 0,7%. Hoewel de stemming op de financiële markten in de loop van het jaar verbeterde, bleven de beursgenoteerde vastgoedmarkten achter. De rendementsverschillen tussen de regio’s waren groot. Japan, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk presteerden vooral in het begin van het jaar goed. De rendementen van de beleggingsfondsen in Zuid en Centraal Europa daalden. Dit kwam vooral door het gebrek aan herfinancieringsmogelijkheden en het gebrek aan kopers op de markt. Het rendement van het wereldwijd beursgenoteerd onroerend goed fonds bedroeg -2,6%. Ondanks het passieve beleggingsbeleid was dit rendement hoger dan het rendement van de benchmark. Dit werd onder andere veroorzaakt door de terugontvangen dividendbelastingen. Door de fiscale status van het fonds kan dividendbelasting teruggevraagd worden. Deze teruggave wordt niet in de berekening van de benchmark meegenomen. Daarnaast leverde het uitlenen van aandelen (securities lending) extra rendement op. Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van direct Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en laag consumentenvertrouwen. Door verslechterde economische vooruitzichten voor de ‘emerging markets’ en relatief hoge vastgoedprijzen in de VS en Azië nam de belangstelling van beleggers van buiten Europa voor Europees vastgoed toe. Hierdoor steeg het transactievolume in het tweede halfjaar van 2013 en verbeterde de verkoopbaarheid van vastgoed. Noord-Amerikaanse beleggers richten zich vooral op marktsegmenten waar de prijzen sinds 2008 relatief sterk gedaald zijn zoals logistiek vastgoed in West-Europa en kantoren in Nederland. Europese en Aziatische beleggers blijven risico avers en concentreren zich vooral op meer liquide markten zoals Londen, Stockholm en de Duitse steden. 47
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Het rendement van het Europese niet beursgenoteerde onroerend goed fonds (TREF) bedroeg -2,2% in 2013. Dit negatieve rendement werd onder andere veroorzaakt doordat de waarde van parkeergarages van Q-Park daalde na tegenvallende parkeeropbrengsten. Ook zijn enkele vastgoedfondsen bezig vastgoed te verkopen. De onderhandelingen leiden tot een aanscherping van de waarderingen. De vraag van huurders concentreert zich daarnaast nog altijd op het hogere segment van de markt. De fondsen in de Core portefeuille van TREF hebben hierdoor een betere bezettingsgraad (in vergelijking met de overige fondsen), hetgeen zich vertaalde in een positief rendement. In Zuid-Europa ondervindt de vastgoedmarkt daarentegen hinder van de matige economische ontwikkelingen. Dit vertaalde zich in een negatief rendement op beleggingen in Zuid-Europa. Hoewel de Nederlandse woningmarkt met name tegen het einde van het jaar tekenen van herstel heeft laten zien, is dit voorlopig niet tot uiting gekomen in het rendement van de woningfondsen. De verhuurmarkt voor kantoren in Nederland is nog altijd niet goed met een negatief rendement tot gevolg. Omdat een deel van de beleggingen hier minder last van heeft, werd voor een deel positieve rendementen behaald. In overeenstemming met de algemene marktontwikkelingen, behaalden de fondsen met beleggingen in het Verenigd Koninkrijk een hoger dan gemiddeld rendement en profiteren van de sterke interesse van internationale beleggers in de Londense vastgoedmarkt. De economische groeicijfers in Azië zijn hoger dan het wereldgemiddelde. Ook het rendement op de vastgoedbeleggingen in Azië was positief met 6,5% in de eerste 9 maanden van 2013. Japan was koploper in het transactievolume, zowel binnen- als buitenlandse beleggers toonden veel belangstelling voor vastgoed in Tokio. Het beleid van het fonds is erop gericht om eventuele overtollige kasmiddelen voor uitkering aan participanten beschikbaar te stellen. Het fonds stortte in 2013 circa € 14,5 miljoen. terug naar het pensioenfonds. Dit is conform de strategische beleggingsmix herbelegd. Voor de waardering van niet beursgenoteerd onroerend goed is in eerste instantie de waardering van de onderliggende fondsmanagers bepalend, gebaseerd op externe taxaties. Wanneer de fondsmanager TKP Investments een waardering niet representatief voor de marktwaarde vindt, kan zij besluiten om hier vanaf te wijken. De aldus resulterende waarderingen zijn opgenomen in de jaarrekeningen van de betreffende beleggingsfondsen, en deze jaarrekeningen zijn voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een externe accountant.
5.6. 5.6.1.
Overige beleggingen Grondstoffen
Samenstelling Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een passief beheerd fonds (50%) en een actief beheerd fonds (50%). Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het actieve beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van twee externe managers. Zij nemen geen actieve sectorposities in, maar probeert te profiteren van prijsverschillen tussen de future- en de spotmarkt op de markt voor grondstoffen. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden belegd in T-bills (overheidspapier (VS, NL, Duitsland) met een looptijd korter dan drie maanden), zodat het kredietrisico beperkt is. Rendement Grondstoffen sloten het jaar met een verlies af. Vooral de prijzen van edelmetalen daalden in 2013 toen de Fed aankondigde de monetaire verruiming af te bouwen. Daarnaast daalde de prijs van agrarische grondstoffen doordat gedurende het jaar de zorgen over fysieke tekorten snel afnamen. Het uitblijven van extreme weersinvloeden 48
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN zorgde daarnaast voor goede oogsten, mede doordat er vanwege de hoge prijzen veel was geplant. De passief beheerde grondstoffen beleggingen behaalden in 2013 een negatief rendement van 1,9% en de actief beheerde beleggingen -11,7%. Dit was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Het rendementsverschil tussen beide portefeuilles komt voornamelijk door het grotere gewicht van de sector energie in het passief beheerde grondstoffenfonds. De sector energie was de best presterende sector in 2013. 5.6.2.
Per 1 april 2011 is de benchmark gewijzigd door aardgas uit de benchmark te verwijderen. Indien deze beslissing niet genomen was, zou het rendement van de actief beheerde grondstoffen beleggingen sinds 1 april 2011 5,8% lager en de passief beheerde grondstoffen beleggingen 1,4% lager zijn geweest. Hedgefondsen
Samenstelling Sinds eind 2011 is besloten strategisch niet meer te beleggen in hedgefondsen. De feitelijke onttrekking vond in het eerste kwartaal van 2012 plaats. Echter in verband met de hoge onttrekkingswaarde was de externe manager van het fonds genoodzaakt ongeveer 5% in kas te houden (‘audit holdback’). Dit is een gebruikelijke werkwijze bij hedgefondsen. Na controle van het jaarverslag van de externe manager heeft de betaling van de audit holdback plaats gevonden in 2013. Momenteel resteert nog een kleine investering in hedgefonds. Dit is afkomstig van een verkoop in 2009. Vanwege de negatieve marktomstandigheden is de verhandelbaarheid van een deel van deze beleggingen slecht. Hierdoor kon een deel van de beleggingen niet in één keer worden verkocht. Deze beleggingen zijn in een aparte beleggingsportefeuille ondergebracht en worden geleidelijk verkocht op het moment dat de verhandelbaarheid is verbeterd. Rendement De resterende hedgefonds beleggingen behaalden een rendement van 5,2% in 2013.
5.7.
Toelichting renterisico
Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun beleggingen. Vanwege deze ‘mismatch’ ondervindt een pensioenfonds renterisico. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Beleid (wellicht nog een aangepast tekst) De afdekking vindt plaats door middel van een combinatie van vastrentende beleggingen, renteswaps en opties op renteswaps (swaptions). Voor het renterisico geldt een rentestand-afhankelijk afdekkingsbeleid. Hiervoor zijn vooraf renteniveaus afgesproken waarbij het beleid besproken wordt. Door de gestegen rente is één van deze niveaus geraakt en is de strategische afdekking van het renterisico in september verhoogd van 73% (in 2012) naar 85%. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen inclusief de renteswaps per eind 2013 83,5% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 85%.
49
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Bij de bepaling van de mate van renteafdekking worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de marktrente en dus niet op basis van de driemaands gemiddelde UFR rentecurve. Feitelijke renteafdekking (consequent toepassen onderliggend en effectief…..) De feitelijke renteafdekking is onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. Doordat de rente-afdekking voor een deel met swaptions plaatsvindt, neemt de renteafdekking bij een rentedaling toe en bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de dekkingsgraad beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als de inflatie toeneemt. De feitelijke afdekking van het renterisico is lager dan 85%, omdat sprake is van het gebruik van optierechten. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend kan geen sprake zijn van een renteafdekking van 85%. Doordat deze optierechten vroegtijdig worden verruild voor nieuwe optierechten zal in de praktijk sprake zijn van een lagere feitelijke renteafdekking. De feitelijke afdekking van het renterisico per eind 2013 bedraagt circa 57% (2012: 55%). Oftewel het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 43% (2012: 45%) van dat van de verplichtingen. De volgende figuur geeft de rentegevoeligheid van de beleggingen en de VPV grafisch weer. Rentegevoeligheid eind 2013 bij een rentebeweging van -0,01%-punt, onderliggend en feitelijk
50
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Effectiviteit van de renteafdekking bij verschillende renteschokken
Gerealiseerde renteafdekking Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan de gerealiseerde renteafdekking worden berekend. Deze kan afwijken van de feitelijke afdekking doordat in de feitelijke renteafdekking geen rekening wordt gehouden met niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur (de verandering van rentes met verschillende looptijden kunnen van elkaar verschillen). Daarnaast kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De gerealiseerde afdekking bedroeg voor geheel 2013 circa 68% (2012: circa 57%). Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een verandering van de swaprente. Er is geen rekening gehouden met het effect van de driemaands gemiddelde RTS op basis van de UFR op de waarde van de verplichtingen. Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan de gerealiseerde renteafdekking worden berekend. Deze bedroeg voor geheel 2013 circa 68%. Indien de ontwikkeling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen dan was de gerealiseerde mate van renteafdekking hoger (72%). De daling van de risico opslagen had een positief effect op het rendement van voornamelijk bedrijfsobligaties en minder kredietwaardig beschouwde eurostaatsobligaties.
5.8.
Toelichting aandelenrisico
Het aandelenrisico van de ontwikkelde markten wordt afgedekt met behulp van putopties op aandelen. Door het gebruik van opties is de effectieve afdekking afhankelijk van de aandelenontwikkeling en is afhankelijk van de delta. De effectieve afdekking neemt toe als de aandelenkoersen dalen en neemt af als de aandelenkoersen stijgen. De effectieve afdekking per eind 2013 bedraagt 16,3%. 51
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN De volgende figuur illustreert de effectiviteit van de afdekking van de aandelenkoersen van ontwikkelde landen door middel van putopties bij verschillende aandelenschokken. Bij een aandelendaling van 30%-punt stijgt de effectiviteit van de putopties en daarmee de totale aandelenafdekking aanzienlijk. De waardestijging van de putopties bedraagt bij een dergelijk scenario circa 45% van de waardeontwikkeling van de aandelenportefeuille. Bij een aandelenstijging is de effectiviteit van de afdekking lager dan de huidige mate van afdekking. De figuur toont de effectieve mate van exposure gedurende een aandelenschok vanaf het huidige niveau. Hierbij is geen rekening gehouden met ontwikkelingen van de volatiliteit, rente en dividend. Effectiviteit van de aandelenexposure bij verschillende aandelenschokken
5.9.
Beleggingsdepots pensioenregeling cao KPN en pensioenregeling KPN Contact
Anders dan bij het hoofdvermogen zijn bij de fusie tussen Pensioenfonds KPN en STPS de beleggingen behorende bij de beschikbare premieregeling van STPS niet samengevoegd met die van de beschikbare premieregeling van Pensioenfonds KPN. De samenstelling van de Depots van de Life Cycle en Vrij Depots van beide regelingen verschillen op een (beperkt) aantal onderdelen. Hierdoor bestaan de Life Cycles en Vrij Depots van beide regelingen naast elkaar. Het beleggingsrisico en het langlevenrisico van het Individueel Pensioensparen (IPS) - en de Beschikbare Premieregeling (BPR) is voor rekening van de (gewezen) deelnemer. De samenstelling van de beleggingsdepots wijkt hierdoor af van de samenstelling van de beleggingen van het reguliere vermogen. Bij de IPS en BPR beleggingsdepots is geen sprake van renterisico omdat de inkoopfactor op basis waarvan het opgebouwde vermogen wordt omgezet in pensioenaanspraken gebaseerd is op een vaste rekenrente van 4% voor de regeling van Pensioenfonds KPN en 3,4% voor de regeling van KPN Contact. Het afdekken van de rente zoals bij het reguliere vermogen is daarom niet van toepassing. Een ander verschil met het reguliere vermogen en daarmee het rendement, is dat de aandelenbeleggingen van het IPS en BPR vermogen het risico voor dalende 52
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN aandelenkoersen niet afdekt. Door de stijgende aandelenkoersen in ontwikkelde landen heeft het afdekken geen toegevoegde waarde gehad. Het rendement op de aandelenbeleggingen voor de beleggingsdepots was hierdoor hoger dan het reguliere vermogen in 2013.
Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) Stichting Pensioenfonds KPN Gewezen deelnemers in de BPR- en de IPS-regeling beleggen standaard via de Life Cycledepots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Daarnaast wordt bij de samenstelling rekening gehouden met de inkoopfactor op basis waarvan het opgebouwde vermogen wordt omgezet in aanspraken. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Per eind 2013 bedroeg het in de Life Cycle depots belegd vermogen circa € 148,8 miljoen. In de Vrij beleggen depots bedroeg het belegd vermogen circa € 9,9 miljoen en het belegd vermogen prépensioen bedraagt € 0,9 miljoen. Resultaten Life Cycle (%) Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt (%)
Rendementen 2013
90/10/0 75/25/0 50/50/0 25/40/35 10/0/90
19,1 15,6 10,0 4,8 2,0
Verhouding aandelen/ obligaties/geldmarkt (%)
Rendementen 2013
100/0/0 75/25/0 50/50/0 25/75/0 0/100/0 50*/50/0 0/0/100
21,4 15,6 10,0 4,7 -0,5 8,1 0,0
I II III IV V
Resultaten Vrij beleggen (%) Beleggings depots A B C D E F G
*
50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.
Samenstelling Voor de categorie aandelen wordt als volgt belegd: • 83% wereldwijd met dollar, pond en yen afgedekt; via het TKPI MM World Equity Afdekking Fund; • 10% Europa met pond afgedekt; via het TKPI MM European Equity Afdekking Fund; • 7% opkomende landen: via het TKPI MM Emerging Markets Fund. Voor de categorie obligaties wordt als volgt belegd: • 40% euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid; via het TKPI MM AAA Fixed Income Fund. De minimale rating voor beleggingen van het beleggingsfonds zijn AA (S&P), Aa2 (Moody’s) en de AA rating van Fitch; • 40% bedrijfsobligaties; via het TKPI Credit Fund; • 20% inflatie gerelateerde obligaties Duitsland; via het TKPI MM Inflation Index Linked Bond Fund Germany. Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende (1-daagse) deposito’s, via het TKPI MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen goed 53
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN verhandelbaar, direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Wel staat daar tegenover dat het verwachte rendement laag is. Het depot voor Prépensioensparen behaalde een rendement in 2013 van 10,2%. Dit depot belegt 50% in aandelen en 50% in obligaties. Beschikbare-Premieregeling (BPR) KPN Contact Het vermogen voor de BPR-regeling van KPN Contact kunnen (gewezen) deelnemers volgens de Life Cycle beleggen. Daarnaast kunnen (gewezen) deelnemers kiezen voor Vrij beleggen in beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Zolang er nog geen omzetting in pensioen of premievrije aanspraken heeft plaatsgevonden, ligt het beleggingsrisico bij de (gewezen) deelnemer. Het pensioenfonds loopt geen risico over de verplichtingen die tegenover dit vermogen staan. Per eind 2013 was in totaal € 33,9 miljoen belegd via de beschikbare premieregeling, hierbij was. € 29,7 miljoen belegd via de Life Cycle en € 4,2 miljoen via Vrij beleggen depots. Resultaten Life Cycle (%) Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt
Rendementen 2013
I
90/10/0
18,9
II
75/25/0
15,5
III
50/50/0
10,0
IV
25/75/0
4,6
V
10/0/90
2,0
Verhouding aandelen/obligaties/geldmarkt
Rendementen 2013
A
100/0/0
21,3
B
75/25/0
15,5
C
50/50/0
9,9
D
25/75/0
4,6
E
0/100/0
-0,5
F
50*/50/0
8,0
G
0/0/100
0,0
Resultaten Vrij beleggen depots (%)
*Betreft aandelen die voldoen aan duurzame criteria.
Samenstelling en omvang De aandelenmix wordt belegd volgens dezelfde verdeling als die van het regulier vermogen: • 80% wereldwijd; • 13% in Europa; • 7% in opkomende markten; • Daarnaast bestaat de mogelijkheid om 100% te beleggen in aandelen die voldoen aan duurzame criteria. De samenstelling van de vastrentende waarden voor de beleggingsdepots is: • 40% eurostaatsobligaties met minimaal de rating van AA van Standard & Poors en Fitch en Aa2 van Moody’s; • 40% bedrijfsobligaties; • 20% Duitse inflatie gerelateerde obligaties; De geldmarktbeleggingen beleggen in kortlopende deposito’s. Deze zijn goed verhandelbaar, direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. 54
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
5.10.
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en Governance (ESG)-aspecten in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter risico/rendementsprofiel. De ondernemingen waarin het pensioenfonds, via TKPI beleggingsfondsen belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Ook is de integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel in/van het multi manager selectieproces. Daarnaast vindt op voorhand uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen plaats. Daarnaast voert het pensioenfonds via TKP Investments een actief stembeleid. Uitsluitingen van bedrijven Beleggingen in aandelen en obligaties van bepaalde bedrijven en landen worden op voorhand uitgesloten. Dit zijn bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van controversiële wapens. Controversiële wapens omvatten: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, antipersoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. In alle gevallen gaat het om directe betrokkenheid van het bedrijf bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van het eindproduct, bij het produceren of ontwikkelen van essentiële onderdelen, bij het leveren van essentiële diensten of bij het ontwikkelen of produceren van lanceerinrichtingen voor bovengenoemde controversiële wapens. Bij indirecte betrokkenheid door een aan de onderneming juridisch verbonden entiteit, geldt een minimum belang van 25%. Ook andere bedrijven kunnen worden toegevoegd aan de uitsluitingenlijst. Het gaat dan om bedrijven die niet volgens de UN Global Compact principes (principes op het gebied van mensenrechten, milieu, arbeidsomstandigheden en anti-corruptie) handelen en die na het voeren van een dialoog onvoldoende vooruitgang hebben getoond. Sinds 1 januari 2013 geldt voor institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, een wettelijk verbod op transacties in bedrijven die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren. De AFM houdt hier vanaf 1 april 2013 toezicht op. Op basis van een overleg tussen afgevaardigden uit de financiële sector en de AFM is een lijst opgesteld met bedrijven die uitgesloten moeten worden. De lijst bevat zes namen, die alle al op de gehanteerde uitsluitingenlijst staan. Uitsluitingen van landen Er geldt een uitsluitingsbeleid voor overheidsobligaties van landen die zijn veroordeeld vanwege ernstige schendingen van mensenrechten. De belangrijkste veroordelingen van staten zijn de sancties van de VN Veiligheidsraad (UN Security Council). Daarnaast wordt gekeken naar veroordelingen door andere gezaghebbende instanties waaronder het raamwerk van de Common Foreign and Security Policy of the EU (CFSP EU). Van de uitgesloten landen zit alleen Wit-Rusland in een benchmark van één TKPI beleggingsfonds. Dit betreft het TKPI MM Emerging Market Debt Fund. Het gewicht van Wit-Rusland is 0,57% per eind van 2013 en leidt tot een (kleine) mismatch tussen portefeuille en benchmark. De andere uitgesloten landen zitten niet in een benchmark, waardoor het uitsluiten niet leidt tot een toename van de tracking error. De uitsluitingenlijst wordt één keer per jaar geactualiseerd. Screening en engagement Het streven is dat alle ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP), zoals samengesteld door de Verenigde Naties (VN). Voor het screenen maakt TKP Investments gebruik van een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics. Deze partij screent jaarlijks de door TKP Investments beheerde portefeuilles. Bij de screening van de aandelen en vastrentende waarden 55
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN beleggingen per ultimo 2012 voldeden 27 bedrijven niet aan de UN Global Compact principes (op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en corruptie). Met tien van deze bedrijven op de lijst is in 2013 een dialoog gevoerd op verschillende thema’s. Naast deze reguliere dialoog (engagement) wordt een dialoog gevoerd rond het thema mensenrechten in combinatie met zakendoen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het ‘Protect, Respect and Remedy’ raamwerk van VN afgezant John Ruggie. Dit raamwerk spoort het bedrijfsleven aan verantwoordelijkheid op het gebied van mensenrechten te nemen en spreekt het bedrijf aan op de reputatie-, operationele en juridische risico’s. Stembeleid Het pensioenfonds belegt via TKPI beleggingsfondsen wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen. Bij een algemene en buitengewone vergadering van aandeelhouders van Europese ondernemingen maakt TKPI gebruik van het stemrecht als gevolmachtigde van het pensioenfonds. Voor het stembeleid maakt TKPI gebruik van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau (RiskMetrics). Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. In 2013 werd op 456 aandeelhoudersvergaderingen gestemd.
Duitsland; 32
Italië; 28
Spanje; 24 België; 22 Finland; 19
Nederland; 34
Oostenrijk; 11 Denemarken; 10 Ierland; 9 Portugal; 8
Zweden; 40
Griekenland; 6 Overig; 9
Frankrijk; 74 Verenigd Koninkrijk; 130
Onroerend goed fondsen TKPI heeft zich aangesloten bij GRESB (Global Real Estate Sustainability Benchmark), een wereldwijd initiatief voor het meten van de duurzaamheid van vastgoedportefeuilles en het verbeteren van de duurzaamheid. De duurzaamheid wordt gemeten aan de hand van twee brede thema's: beleid en implementatie. Hierbij kan worden gedacht aan verlaging van elektriciteitsverbruik en groene huurcontracten waarbij de huurder zich mede committeert aan het verlagen van de ecologische voetafdruk. In een markt die zich kenmerkt door een concentratie van vraag van zowel beleggers als huurders naar het onroerend goed in het topsegment, hebben duurzame objecten een duidelijke meerwaarde ten opzichte van 'conventionele' panden. Eumedion Per 1 december 2009 is het pensioenfonds aangesloten bij Eumedion. Eumedion bevordert het overleg tussen institutionele beleggers onderling en met beursgenoteerde ondernemingen. Ook voert Eumedion overleg met de Nederlandse overheid, instellingen van de Europese Unie en andere relevante autoriteiten en organisaties, mede met het doel om wet- en regelgeving met betrekking tot corporate governance te beïnvloeden. Dialoog m.b.t. Governance (opvolging Governance Platform) Gezamenlijk met andere pensioenfondsen wordt een dialoog gevoerd met Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, met name op governance onderwerpen, en in mindere mate op milieu en sociale aspecten. Indien mogelijk zullen deze gesprekken samen met andere actieve deelnemers van Eumedion worden gevoerd.
56
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
6.
Pensioenen
6.1.
Pensioencommunicatie
Met goede communicatie kan een pensioenfonds de juiste verwachtingen scheppen, mensen bewuster maken van hun pensioen en een bijdrage leveren aan de beeldvorming over pensioenen in het algemeen en die van het pensioenfonds in het bijzonder. Bij het pensioenfonds stonden veel communicatieactiviteiten in het teken van verwachtingsmanagement: er bestond immers een kans dat de pensioenen in 2014 verlaagd zouden moeten worden. In digitale nieuwsbrieven en de magazine ‘Overmorgen’ werd hieraan steeds aandacht besteed. In de maand september is over dit onderwerp een brief verzonden naar alle deelnemers, gepensioneerden en slapers. Dit past geheel bij twee belangrijke kernwaarden van het fonds; transparantie en betrouwbaarheid. Risicobereidsheidsonderzoek Om pensioenen in de toekomst betaalbaar te houden, zal het pensioenstelsel de komende jaren danig veranderen. Met ingang van 2015 moeten pensioenfondsen aan een uitgebreid pakket van nieuwe regelgeving voldoen. De sociale partners zullen voor die tijd overeenstemming moeten bereiken over de aanpassing van de pensioenregeling. Bij de beslissing staat de keuze tussen een nominaal en een reëel pensioencontract centraal, in populaire bewoording een ‘zeker minder pensioen’ versus een ‘minder zeker pensioen’. Het pensioenfonds wilde in kaart brengen in hoeverre deelnemers en pensioengerechtigden vinden dat het pensioenfonds een zekere mate van (beleggings)risico kan nemen als daarmee de kans wordt vergroot dat pensioenen kunnen worden geïndexeerd. Eind 2012 werd daarom een risicobereidheidsonderzoek georganiseerd. Begin 2013 werden de resultaten bekend en kwam naar voren dat deelnemers en pensioengerechtigden bereid zijn enig risico te nemen en dat ze een voorkeur hebben voor een contract metreële kenmerken contract. Een andere conclusie die aan het onderzoek kan worden verbonden, is dat het vertrouwen in het pensioenfonds groot is. Communicatieonderzoek In april 2013 voerde het pensioenfonds een communicatieonderzoek uit onder deelnemers en gepensioneerden. Opvallend resultaat is dat KPN’ers veel en een brede interesse hebben in het pensioen. De belangstelling voor het pensioen neemt toe met het stijgen van de leeftijd. KPN’ers geven aan dat het pensioenfonds ze voldoende op de hoogte houdt van wijzigingen in hun pensioen(uitkering). De populairste manier om geïnformeerd te worden, is de traditionele brief, al groeit de voorkeur voor digitale middelen zoals e-mail en een digitale nieuwsbrief ook. Als het gaat om het vertrouwen dat de respondenten hebben in het pensioenfonds, dan is de gemiddelde score een 6,5. Het algemene oordeel van de respondenten over het pensioenfonds is een 7,0. De communicatie van het pensioenfonds wordt gewaardeerd met een gemiddeld cijfer van 6,8.
57
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Uit de resultaten komt naar voren dat de informatie nog begrijpelijker kan en dat het pensioenfonds vaker persoonlijk mag communiceren. Ook vinden de respondenten dat het pensioenfonds meer gebruik kan maken van digitale communicatie. Het pensioenfonds neemt de verbetervoorstellen mee in het Communicatieplan 2014. Vernieuwde website In de communicatie van het pensioenfonds is de website www.kpnpensioen.nl het belangrijkste middel. Op 1 november 2103 ging de vernieuwde website van het pensioenfonds live. De belangrijkste aanpassingen zijn een nieuwe vormgeving, een betere structuur en de toepassing van het Pensioen 1-2-3.
12 Blogs Op de website wordt maandelijks een blog van een van de pensioenfondsbestuurders gepubliceerd over uiteenlopende onderwerpen, zoals de abdicatie van prinses Beatrix en beleggingen in hypotheken. Ook worden op de website regelmatig pensioennieuwsberichten gepubliceerd. Twee keer Overmorgen In januari en juni 2013 ontvingen deelnemers en pensioengerechtigden het pensioenblad ‘OverMorgen’. Onderwerpen als de informatiebijeenkomsten, de financiële situatie, de rendementen, het risicobereidheidsonderzoek en het communicatieonderzoek passeerden de revue.
58
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Digitaal jaarverslag Naast het uitgebreide jaarverslag heeft brengt het pensioenfonds jaarlijks een verkort jaarverslag uitgebracht. 12 Digitale nieuwsbrieven In 2012 startte het pensioenfonds met de verzending van digitale nieuwsbrieven. In 2013 werden 12 digitale nieuwsbrieven verstuurd. Op de nieuwsbrief zijn 1.530 personen geabonneerd.
Pensioenbijeenkomsten Net als in voorgaande jaren organiseerde het pensioenfonds pensioenbijeenkomsten voor deelnemers en gepensioneerden. Tijdens de bijeenkomsten gaven bestuursleden een toelichting op onder andere de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. De bijeenkomsten worden goed bezocht en de reacties van de aanwezigen zijn positief. Voor de bestuurders zijn de bijeenkomsten een belangrijk middel om contact te hebben met deelnemers en gepensioneerden en de dialoog aan te gaan.
Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in september 2013 verstuurd. In de begeleidende brief is de deelnemer gewezen op de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn of haar eigen pensioen. Daarnaast zijn de deelnemers actief geattendeerd op de animatiefilm op www.kpnpensioen.nl die uitleg geeft over de UPO. De UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Beleggingsoverzichten Deelnemers aan de Beschikbare Premieregeling en/ of aan de regeling Individueel Pensioensparen, hebben in 2013 een beleggingsoverzicht ontvangen. Januarimailing Ieder jaar in januari ontvangen pensioengerechtigden een specificatie van hun pensioen. Los daarvan ontvangen ze een brief met een toelichting op de pensioenuitkering. Hierin vinden ze ook informatie over de toeslagverlening.
6.2.
Pensioenadministratie
Beantwoording deelnemersvragen KPN In 2013 hebben deelnemers ruim 16.000 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: ruim 15.000). Deelnemers stelden met name vragen over hun pensioentoekenningen, het aanvragen van pensioen en over uitkeringsspecificaties. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. 59
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Beantwoording deelnemersvragen KPN Contact In totaal hebben deelnemers 1.006 vragen in 2013 gesteld (2012: 977). Deelnemers stelden met name vragen over hun pensioentoekenningen, het aanvragen van pensioen en naar de afkoopmogelijkheid van een klein pensioen. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal.
Klachten In 2013 heeft het pensioenfonds in totaal 27 klachten van deelnemers ontvangen. In 2013 zijn 27 klachten afgehandeld (2012: 16 klachten). In totaal zijn 5 klachten volledig gegrond verklaard. Met betrekking tot KPN Contact heeft TKP in 20131 klacht ontvangen (2012: geen). Deze klacht is toegekend. SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 middels IBAN over naar één Europese betaalmarkt, met een overgangstermijn van 6 maanden. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren overgaan op 60
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De uitkeringen zijn in juni overgezet naar de SEPA omgeving. De crediteurenadministratie is in juli gemigreerd.
6.3.
Pensioenregeling
Per 1 september 2013 voert het pensioenfonds naast de pensioenregeling voor het caopersoneel van KPN ook de KPN Contact regeling uit. Pensioenregeling KPN (cao) De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 januari 2006. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Opbouwpercentage middelloon Beschikbare premie regeling Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen Tijdelijk nabestaandenpensioen Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Gecombineerde regeling: Tot salarisdeel € 45.378, middelloon (uitkeringsovereenkomst); vanaf € 45.378 beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Er is geen toetredingsleeftijd. € 13.227 (2013), volgt de verhoging van het minimumloon. Vast maandsalaris verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend. 2,25% De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Tot 25 jaar 4,8% 40-44 10,6% 25-29 5,8% 45-49 13,0% 30-34 7,1% 50-54 16,0% 35-39 8,7% 55-59 19,7% 60 jaar en 24,6% ouder Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (vanaf 1 april 2000). Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over de franchise, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemersjaren (incl. deelnemingsjaren voor 1 april 2000). 20% van het nabestaandenpensioen, max. 5 wezen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 51.146 (2013). Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen, de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers aanpassen overeenkomstig de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid). Wanneer de prijsinflatie lager is dan 2%, kan de toeslagverlening voor de 61
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Financiering Flexibele elementen
Beleggingsfondsen BPR/IPS-regeling
Garantie BPR/IPS-regeling Overgangsregeling
gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met maximaal 0,25% worden verhoogd. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen en premies. De deelnemersbijdrage in de regeling wordt in de CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: • Individuele Pensioenspaarregeling (IPS) • Flexibele ingangsdatum 60-67 jaar • Flexibele aanwendingmogelijkheden • Uitruilen ouderdomspensioen in partnerpensioen (vv) Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Bij deelname aan de BPR en/of IPS-regeling wordt het saldo belegd in de Life Cycle, tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit één van de zeven beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. Voor (gewezen) deelnemers die vanaf 1 januari 2009 altijd hebben belegd in de Life Cycle is de 0%-garantieregeling van toepassing. De inkoop van de pensioenaanspraak op de pensioendatum wordt ten minste gebaseerd op het totaal van de ingelegde bedragen. Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 deelnemer waren in de regeling, geldt een overgangsregeling.
Pensioenregeling KPN Contact De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De pensioenregeling van KPN Contact is van kracht sinds 1 januari 2003. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling zijn: Pensioensysteem Pensioenleeftijd Toetredingsleeftijd Franchise Pensioengevend salaris Beschikbare Premieregeling
Beschikbare premie staffel (2013)
Partnerpensioen
Beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij vervroeging mogelijk is (tot 60 jaar). De toetredingsleeftijd is 21 jaar. € 13.865 (2013), volgt de CAO verhogingen. 12 maal het pensioengevend maandsalaris zoals genoemd in de CAO verhoogd met de vakantietoeslag. De Beschikbare Premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende inkooptarieven. Het bestuur is bevoegd om deze inkooptarieven jaarlijks aan te passen. De inkooptarieven worden verhoogd met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitsopslag. In de beschikbare premie staffel is inbegrepen een opslag van 5% voor premievrijstelling bij invaliditeit. Tot 27 jaar 5,2% 42-46 11,3% 27-31 6,2% 47-51 13,8% 32-36 7,7% 52-56 16,8% 37-41 9,4% 57-61 20,6% 62 jaar en 23,9% ouder Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag vermenigvuldigd met de te bereiken 62
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
ANW-hiaatverzekering Wezenpensioen Premievrijstelling bij AO WIA-excedent Toeslagverlening
Financiering
Flexibele elementen
Beleggingsfondsen
deelnemingsjaren. ANW-hiaatverzekering is optioneel en de premies voor deze regelingen komen voor rekening van de deelnemer. 20% van het nabestaandenpensioen. Bij arbeidsongeschiktheid wordt het werkgeversdeel van de premie geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Optioneel onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon: € 51.146 (2013). De premie voor deze regeling komt voor rekening van de deelnemer. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de ingegane pensioenen aanpassen overeenkomstig de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de. De eigen bijdrage voor de deelnemer is vastgelegd in de CAO. De werkgever is uitsluitend de jaarlijkse kosten van de regeling verschuldigd. De maximale werkgeverspremie bedraagt 7,3% van de totale loonsom van de deelnemers. De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: • Flexibele ingangsdatum 60 tot 65 • Flexibele aanwendingsmogelijkheden • Vrijwillige bijspaarregelingen: Regeling aanvullend prepensioen (geboren voor 1950) en Regeling aanvullend partnerpensioen Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren jaarlijks aan te passen. De BPR-premie moet worden ingelegd in de Life Cycle of in één van de zeven beleggingsdepots van STPS met verschillende risicoprofielen. De risico’s zijn voor rekening van de deelnemer. Wanneer de deelnemer geen keuze maakt, wordt belegd in de Life Cycle.
Aanpassing pensioenreglementen Met ingang van 1 januari 2014 worden beide pensioenregelingen aangepast, maar blijven wel apart van elkaar bestaan.
6.4.
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een zogenoemde novelleprocedure is een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. Om op voorhand te kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer heeft het 63
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN kabinet op 18 december 2013 met een aantal oppositiepartijen afspraken gemaakt over de inhoud van het aangepaste wetsvoorstel. In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een vrijstelling in box III. Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat betekent dat pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt. Verder worden de mogelijkheden voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen uitgebreid. Zo komt er een collectieve pensioenregeling voor zzp’ers. Fondsen kunnen vrijwillige voortzetting blijven aanbieden aan deelnemers die zzp’er worden, waarbij de zzp’er dan 9 maanden de tijd krijgt om die keuze te maken. Daarnaast komen er mogelijkheden om pensioenvoorzieningen in de derde pijler aan te spreken in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder zal nader worden onderzocht of de werknemersbijdrage binnen een pensioenregeling gebruikt kan worden voor aflossing van de hypotheek. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. Herziening financieel toetsingskader De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren. Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kennen. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel 64
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd. In de brief van de staatsecretaris wordt aangekondigd dat de ‘tussenvariant’ onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken zal kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel zal naar verwachting eind maart 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Versterking bestuur pensioenfondsen De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door middel van een one tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one tier board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. Wet Pensioencommunicatie Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatieinspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te 65
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen aanpassen. PPI, API en APF In 2011 heeft het kabinet de Premie PensioenInstelling (PPI) geïntroduceerd die alleen DC-regelingen mag uitvoeren. Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de Algemene Pensioeninstelling (API). Verschil met de PPI zou zijn dat API ook DB-regelingen zou mogen uitvoeren. De API zou zich moeten richten op de buitenlandse markt. Naar aanleiding van reacties op een voorontwerp van de wet ter invoering van de API, heeft staatssecretaris Klijnsma op 4 november 2013 aan de Tweede Kamer laten weten dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Wel komt een aantal aspecten van de API-ontwerpwetgeving goed van pas als oplossingsrichting voor huidige problemen, aldus de staatssecretaris. Er is een trend zichtbaar dat met name kleine pensioenfondsen moeite hebben met de uitdagingen waarvoor zij worden geplaatst als het gaat om de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds er is veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF dat wordt bestuurd door onafhankelijke bestuurders. De betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Verder zal er een vergunning nodig zijn om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Het verschil met het multi-OPF, dat momenteel al wettelijk is gefaciliteerd, is dat in het bestuur van een multi-OPF alle ondernemingen waarvoor een pensioenregeling wordt uitgevoerd vertegenwoordigd moeten zijn. Om deze reden wordt in de geschetste situatie nauwelijks gebruik gemaakt van de bestaande mogelijkheid van het multi-OPF. 66
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Daarnaast wordt het zelf moeten oprichten van een multi-OPF als een drempel ervaren. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Er is een voorontwerp van de wet ter invoering van het APF via internet ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. Onderzoek doorsneesystematiek Bij veel pensioenregelingen wordt gebruik gemaakt van de doorsneesystematiek: alle deelnemers in een pensioenregeling betalen hetzelfde premiepercentage (de doorsneepremie). Voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen is het hanteren van een doorsneepremie wettelijk voorgeschreven. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in opdracht van het Ministerie van SZW de voor- en nadelen van de doorsneesystematiek geïnventariseerd. Dit rapport is op 20 december 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. In het rapport wordt gesignaleerd dat de pensioenopbouw voor de deelnemer in de regel niet actuarieel neutraal is en er hetzij teveel, hetzij te weinig premie wordt betaald voor het opgebouwde pensioen. Ook worden alternatieve modellen voor de doorsneesystematiek beschreven. In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer van staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat het Europees recht – vanuit mededingingsrechtelijk perspectief – ruimte laat om af te wijken van de doorsneesystematiek. Er dient echter voldoende solidariteit over te blijven om de uit de verplichtstelling voortvloeiende inbreuk op het mededingingsrecht te rechtvaardigen. De analyse van de doorsneesystematiek door het CPB dient als eerste verkenning en kan bijdragen aan de ‘stelseldiscussie’ over de maatschappelijke houdbaarheid van het aanvullend pensioen, aldus de staatssecretaris. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat 67
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in het voorjaar van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen onderscheid op grond van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke uitzondering, of als het onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een ‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is. Kort gezegd is het eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen van een objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt in het algemeen hoog. Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er gebruik wordt gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze uitzondering geldt onder meer bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels bij premieregelingen. De premie wordt in deze staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt. Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie leeftijdsafhankelijk. Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot 68
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou betekenen dat de wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel. Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel van premie aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte pensioenuitkomst op de pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere manier om dat resultaat te bereiken. Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht anders, aangezien daar minder ingrijpende alternatieven voorhanden zouden zijn om het gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken, bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
69
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
7.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de certificerend actuaris onvoldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen, ten behoeve van de vergelijkende cijfers van afgelopen jaar is de splitsing tussen Pensioenfonds KPN en STPS onder 2012 weergegeven: Actuariële analyse van het resultaat 2013
Bedragen x € 1.000 Resultaat wijziging rentetermijnstructuur (inc. UFR) Resultaat beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat toeslagverlening Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat andere (of overige) oorzaken Totaal resultaat
2012 PF KPN STPS
167.585 46.860 36.631 825 817 -1.260
-372.622 562.530 64.048 410 -233 207
35 0 0 0 23 0
10.693 -1.132
3.839 -9
1.006 0
439 10.019
-57.505 5.690
0 -180
271.477
206.355
884
Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: •
•
• •
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2013 geleid tot een daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat van € 167,6 miljoen. Er is in 2013 een beleggingsrendement gerealiseerd van 1,3%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 0,35% (de 1-jaarsrente van de RTS-curve) nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 46,9 miljoen; Het resultaat op premie bedraagt in 2013 € 36,6 miljoen. Dit wordt voornamelijk verklaard door extra premiestortingen in het kader van het herstelplan; De overige resultaten worden onder andere veroorzaakt door inkoop van VPLaanspraken waarbij in de inkoop rekening wordt gehouden met een solvabiliteitsopslag. Daarnaast ontstaan resultaten omdat verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid.
70
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. De kostendekkende premie voor 2013 bedraagt € 103,7 miljoen (2012: € 102,0 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Voor het verwachte rendement voor de toekomst wordt het langetermijnrendement uit het dynamisch financieringsmodel gehanteerd, te weten 5,48%. De gedempte kostendekkende premie voor 2013 bedraagt € 70,0 miljoen (2012: € 63,9 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2013 bedraagt € 187,5 miljoen (2012: € 203,7 miljoen. De feitelijke premie is de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en inclusief koopsommen in verband met de inkoop van VPL-aanspraken en exclusief de afrekening van vorig boekjaar. Het grootste deel van het verschil tussen de (gedempte) kostendekkende premie en de feitelijke premie wordt veroorzaakt door de bijstortingen in verband met het dekkingstekort. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Vereist eigen vermogen Normaal gesproken wordt het vereist eigen vermogen gebaseerd op de meest risicovolle van de feitelijke en strategische portefeuilles. Omdat gedurende de maand januari 2014 de bijsturing naar de nieuwe strategische beleggingsportefeuille nagenoeg volledig is uitgevoerd mag in dit geval het vereist eigen vermogen worden vastgesteld op basis van deze nieuwe strategische mix. Het vereist eigen vermogen eind 2013 op basis van de strategische portefeuille is 14,6%, indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille dan zou het vereist eigen vermogen zijn uitgekomen op 15,5%.
71
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
8.
Besturing en naleving wet- en regelgeving
8.1.
Bestuursaangelegenheden
Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Om automatische herbenoemingen te voorkomen, vindt - voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor herbenoeming een evaluatie van het functioneren plaats. In het kader van de invoering van de wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ is besloten dat alle bestuursleden aftreden op 1 juli 2014. Bestuursleden kunnen in principe worden herbenoemd. Bij een eventuele herbenoeming wordt rekening gehouden met reeds verstreken zittingstermijnen en –jaren. Op 19 juli 2013 is de heer Van Dijk toegetreden tot het bestuur als bestuurder namens de werkgever. Hij heeft de taken overgenomen van de heer Burcksen, die op 1 januari 2013 het bestuur heeft verlaten. Op 18 december 2013 zijn mevrouw Snoeij en de heer Wallet tot het bestuur toegetreden als vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. De heer Verheij heeft zich als kandidaat bestuurder namens de pensioengerechtigden teruggetrokken, maar blijft wel verbonden aan het bestuur als adviseur tot 1 juli 2014. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren, evalueert het bestuur eenmaal per jaar het individuele en collectieve functioneren. De individuele evaluatiegesprekken worden gevoerd door de voorzitter. Tijdens de evaluatie wordt onder andere nagegaan of de bestuursleden voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het pensioenfonds, wat hun bijdrage is tijdens de bestuurs- en commissievergaderingen en welke tijdsbesteding het bestuurslidmaatschap vergt. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen is beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar zijn er, naast vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en diverse commissievergaderingen, negen bestuursvergaderingen geweest. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie, het beleggingsbeleid, het bestuursmodel en bestuurssamenstelling vanaf 1 juli 2014 en andere actuele ontwikkelingen op pensioengebied. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig geweest. Naast deze bestuursvergaderingen heeft het bestuur op 5 en 6 februari 2013 samen met het bestuur van Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN een strategiesessie georganiseerd. Deze bijeenkomst stond onder andere in het teken van het integrale risicomanagement, het risicohoudingsonderzoek onder deelnemers en het bestuursmodel vanaf 1 juli 2014.
72
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
8.2.
Bestuurscommissies
Het pensioenfonds heeft naast een Dagelijks Bestuur ook een aantal bestuurscommissie ingesteld. Het betreft de volgende commissies: Communicatie en Compliance Commissie, Beleggingsbestuurscommissie en de Audit en Financiële Commissie. Deze commissies zijn samengesteld uit een afvaardiging van bestuursleden van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN. De Geschillencommissie is samengesteld uit uitsluitend bestuursleden van Stichting Het pensioenfonds en behandelt ook alleen geschillen die betrekking hebben op dit pensioenfonds. Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris van het pensioenfonds. De taken van het Dagelijks Bestuur zijn als volgt: • het Dagelijks Bestuur is ervoor verantwoordelijk dat de besluitvorming binnen het bestuur optimaal verloopt. Dit betekent onder meer een goede afstemming voorafgaand aan de besluitvorming, het bevorderen van een goede gang van zaken tijdens de bestuursvergaderingen en het bewaken dat de besluiten een goede uitvoering krijgen binnen TKP; • het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de interne communicatie binnen het bestuur goed plaats vindt en dat signalen van individuele bestuursleden adequaat worden opgepakt; • het Dagelijks Bestuur is het aanspreekpunt voor TKP voor algemene zaken. Daarnaast zijn de overige commissies voor hun specialisme het aanspreekpunt; • het Dagelijks Bestuur evalueert iedere bestuursvergadering, bespreekt de uit de vergadering voortvloeiende actiepunten en stelt de agenda vast voor een volgende bestuursvergadering; • het Dagelijks Bestuur signaleert algemene maatschappelijke ontwikkelingen op pensioengebied en zorgt er voor dat deze binnen het bestuur, respectievelijk TKP de juiste aandacht krijgen. Het Dagelijks Bestuur heeft in 2013 dertien keer vergaderd. Communicatie en Compliance Commissie De commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op ‘het gezicht van het pensioenfonds naar buiten’, de communicatie met deelnemers en de uitvoering daarvan. Voorts ziet de commissie toe of het pensioenfonds vigerende wet- en regelgeving in acht neemt en op het professionaliseringsniveau van het bestuur. De commissie verricht de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid; - adviseert het bestuur over het jaarlijkse communicatieplan en de inzet van middelen; - adviseert het bestuur over de inschakeling van externe deskundigheid; - monitort de uitvoering van de communicatie-inspanningen; - ziet toe op de compliance van het pensioenfonds; - adviseert het bestuur over het opleidingsplan en monitoring daarvan; De commissie is in 2013 vier keer bijeengekomen. Beleggingsbestuurscommissie De Beleggingsbestuurscommissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen en het risicobeleid en ziet toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. De Beleggingsbestuurscommissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over het te voeren meerjaren strategische beleggings– en risicobeleid; 73
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN -
-
adviseert het bestuur uiterlijk in november van elk jaar over het beleggingsplan, waarin zijn opgenomen; o de normportefeuille voor het komende jaar o de restricties die bij de uitvoering van het beleggingsplan door de uitvoerende partij in acht genomen dienen te worden, waaronder in ieder geval de bandbreedten per assetcategorie en de risicoruimte. adviseert het bestuur over het structureel te voeren risicobeleid en de korte termijn ontwikkelingen die tot aanpassingen van het matching- en afdekkingsbeleid (zouden) moeten leiden; neemt met een vaste delegatie vanuit de commissie (als toehoorder) deel aan de reguliere vergadering van TKP Investments met haar Beleggingscommissie, bestaande uit onafhankelijke derden, waarbij marktontwikkelingen, beleid en activiteiten binnen de beleggingen worden besproken.
De Beleggingsbestuurscommissie is, inclusief een aantal conference calls, in 2013 twaalf keer bijeen geweest. De Beleggingsbestuurscommissie heeft in 2013 als extra taak gekregen het beleid van de vermogensbeheerder te beoordelen. Voorheen vond deze beoordeling plaats als toehoorder bij de Beleggingscommissie van de vermogensbeheerder. In 2013 is de BBC FGR tweemaal bijeen geweest om zelfstandig de beleggingsfondsenrapportages van de vermogensbeheerder te beoordelen. Audit en Financiële Commissie De Audit en Financiële Commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De Audit en Financiële Commissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: - adviseert het bestuur over de planning en control-cyclus van het pensioenfonds, met inbegrip van de financiële risicobeheersing (SLA TKP); - beoordeelt de ISAE 3402 type II rapportage; - adviseert het bestuur over het jaarverslag, het accountantsverslag van de externe onafhankelijke accountant en het actuarieel rapport; - adviseert het bestuur over het algemene jaarplan van het pensioenfonds; - adviseert het bestuur inzake de FIRM analyse. De Audit en Financiële Commissie is in 2013 vijf keer bijeen geweest.
8.3.
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Visitatiecommissie Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die elk jaar een visitatie uitvoert. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, naar de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie heeft over 2013 een rapport uitgebracht. In paragraaf 8.3.1 worden de bevindingen van de visitatiecommissie toegelicht.
74
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN In 2013 is de samenstelling van de Visitatiecommissie gewijzigd. De heer Van Leeuwen is de heer De Bekker opgevolgd. De commissie bestaat thans uit de heren Akkermans, Van Hienen en Van Leeuwen. Verantwoordingsorgaan Sinds 1 januari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het uitgangspunt is de vraag of het bestuur bij het bepalen van het beleid op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het verslag van het verantwoordingsorgaan vindt u in hoofdstuk 2 van dit jaarverslag.
8.3.1.
Visitatiecommissie
De Visitatie Commissie Pensioenfondsen (VCP) heeft van de Stichting Pensioenfonds KPN en van de Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN een gecombineerde opdracht gekregen om een visitatie te verrichten over het jaar 2013 tot en met het afronden van de besluitvorming over het nieuwe bestuursmodel, maart 2014. De werkzaamheden ten aanzien van beide fondsen zijn in dat kader zo veel mogelijk gecoördineerd, hetgeen een verantwoorde werkwijze is nu beide fondsen dezelfde uitvoerder hebben en hun beleid onderling afstemmen. Er zijn twee aparte rapportages uitgebracht. De bevindingen van de Visitatiecommissie (hierna ook VC) zijn ten aanzien van beide fondsen grotendeels identiek, zodat beide rapportages ook grotendeels overeenstemmen. Naast de (voorgeschreven) onderwerpen van de visitatie heeft de VC op verzoek van het bestuur met name gekeken naar de volgende punten: - Nieuwe wetgeving en de communicatie daarover met de deelnemers - Nieuw pensioencontract (verdeling over de verschillende generaties) - Nieuw bestuursmodel Ten aanzien van de eerdere aanbevelingen van de Visitatiecommissie kan worden vastgesteld dat deze aanbevelingen in voldoende mate zijn opgevolgd, c.q. dat daaraan de nodige bestuurlijke aandacht is besteed. In het kader van de keuze voor het nieuwe bestuursmodel is (mede) de werking van de commissies betrokken, het communicatiebeleid herijkt, de verhouding met de sociale partners en de sponsor betrokken, de risicobereidheid onder de deelnemers gepeild. Rol en positie VO Het Verantwoordingsorgaan (VO) vervult haar rol als countervailing power tegenover het bestuur nog steeds met verve en draagt daarmee bij aan het adequaat handhaven van de checks and balances. Wel meent de VC dat het VO bij de invulling van het nieuwe bestuursmodel zich onvoldoende bewust is geweest van haar nieuwe rol en bevoegdheden, en daarop iets te weinig heeft geacteerd, bijvoorbeeld ten aanzien van het benoemingsbeleid. Bestuurlijk functioneren en het nieuwe bestuursmodel Het bestuurlijk functioneren ligt al jaren constant op een hoog niveau. De zorgen dat de taken en uitdagingen steeds omvangrijker en zwaarder werden, worden met het nieuwe bestuursmodel ondervangen. De wisseling van een groot aantal bestuurszetels vergt daarbij verhoogde aandacht. Het nieuwe paritair gemengde bestuursmodel waarvoor is gekozen volgt consequent de eerdere lijn dat de versterking van de bestuurlijke kracht en effectiviteit gezocht werd in het versterken van de deskundigheid en geschiktheid binnen het bestuur zelf. De VC juicht die keuze dan ook toe, maar vraagt waakzaamheid bij de potentiele vermenging 75
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN van toezichthoudende en beleidsvoorbereidende/uitvoerende taken bij de niet uitvoerende bestuurders. Ook verdient de borging van de countervailing power van het VO in het nieuwe model bijzondere aandacht. Het gehele proces waarin is gekomen tot dit nieuwe model is zeer zorgvuldig en grondig geweest, ondersteund door externe deskundigen en uitstekende rapportages, die state of the art zijn. Nieuwe wetgeving en pensioencontract, en de communicatie daarover met de deelnemers Het doet de VC genoegen dat na haar eerdere kritische opmerkingen het communicatiebeleid op de helling is gegaan, waarbij onder andere het platform Digitaal Pensioen wordt opgezet per 1 juli 2014. Daarbij moeten de formele, inhoudelijke en technische kwaliteiten van de communicatie, die altijd zeer goed waren, uitmonden in vergroting van inzicht bij de deelnemer. Het inzicht van het bestuur in de deelnemer is onder andere door het onderzoek naar de risicohouding verbeterd. Ook overigens is met deelnemers en gepensioneerden een uitvoerig communicatietraject gevolgd om hen te informeren over de komende wetgevende en bestuurlijke veranderingen. Daarmee is een goede basis gelegd voor het maken van keuzes ten aanzien van het nieuwe pensioencontract, ook al zal het bestuur ten aanzien van de hier en daar gesignaleerde verschillen in interpretatie knopen moeten doorhakken. In het nieuwe pensioencontract zal het reële kader waarschijnlijk leidend worden. Waar men nu sterk stuurt op afdekken van het neerwaartse (dekkingsgraad)risico om kortingen zo veel mogelijk uit te sluiten, met als keerzijde dat er al meerdere jaren geen toeslagen zijn verleend, zal straks het verlenen van toeslagen leidend worden, met als keerzijde dat de kans op korten toeneemt. Het bestuur heeft aangegeven voorbereid te zijn op de omslag in denken die daarvoor nodig is, en daarvoor de vereiste mentale lenigheid te hebben. Het besluit om, net nu het fonds uit het korte termijn herstel is, een bescheiden toeslag te geven, is na uitvoerige gedachtewisseling en een zeer zorgvuldige voorbereiding tot stand gekomen. Waar DNB aandringt op terughoudendheid totdat het herstel meer robuust is, kan de VC in dit geval alle begrip hiervoor opbrengen, nu nadrukkelijk heeft meegewogen dat herstel van vertrouwen van de belanghebbenden in het fonds ook zwaar weegt. De VC is zeer te spreken over de inzichtelijkheid van de gemaakte belangenafweging in de uitgebreide notulen, waarbij niet klakkeloos een beleidsstaffel is gevolgd. Risicomanagement, beleggingsbeleid en actuarieel beleid De VC vindt de doorgevoerde verdieping van het risicomanagement, waarbij een overzicht van risico’s wordt bijgehouden, en deze periodiek worden geprioriteerd, een goede zaak. Conform de aanbeveling van de VC in haar vorige visitatierapport is onderzocht wat het effect op termijn is van het afdekkingsbeleid van aandelen op de dekkingsgraad. Dit verhoogt het inzicht in de risico’s op langere termijn. Ook dit is dus een goede zaak. De VC mist nog – in navolging van het verzoek van DNB eind november 2013 – om ook in de ALM de sponsorrelatie mee te nemen, en daarbij de vingeroefening te doen dat er geen bijstortingen meer worden gedaan. Deze vingeroefeningen zijn overigens wel buiten de ALM om gedaan. Er is geen participatie meer vanuit de BBC in de beleggingscommissie van TKPI. De VC vindt dit een goede ontwikkeling omdat het bestuur zich zo beter een onafhankelijk oordeel over de uitvoering van het beleggingsbeleid van TKPI kan vormen. Wijzigingen in het beleggingsplan komen nog meer dan voorheen tot stand op basis van goede notities van TKPI en uitgebreide discussies in BBC en Bestuur. De VC spreekt haar waardering uit voor deze aanpak. 76
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De VC heeft kunnen vaststellen dat de bevindingen van DNB in het kader van het beleggingsonderzoek 2013 door het bestuur serieus zijn opgepakt en zo nodig tot aanpassingen zal leiden. Ten aanzien van het beleid bij de renteafdekking benadrukt de VC de functie van de afdekkingstabel als een hulpmiddel om bij bepaalde rentebewegingen de discussie te starten, meer dan als een “beslissingstabel”. De VC meent verder dat de ABTN iets meer gezien zou kunnen worden als een duidelijke leidraad voor het beleid (hoe te handelen in geval van...) en iets minder als een vrijblijvend spoorboekje. Denk aan zaken als het beleid ten aanzien van inhaalindexatie. Ook zou de missie en visie er concreter in verwoord kunnen worden. Het betreft slechts een accentverschuiving, maar die kan richtinggevend werken wanneer de visies binnen het bestuur uiteen lopen. Toekomstvisie op en van het fonds De ontwikkelingen bij de werkgever, de actuele nog steeds zwakke financiële positie van het fonds, het niveau van de pensioenlasten, de bijstortingsafspraken en de invoering van het nieuwe pensioencontract zullen na invoering van het nieuwe bestuursmodel verhoogde aandacht vragen van het nieuwe bestuur. Er is geen tijd voor wittebroodsweken. De VC keert in het nieuwe bestuursmodel niet terug, maar wil bij het afsluiten van haar taak uitspreken dat het bestuur op daadkrachtige en zorgvuldige wijze de laatste stappen naar de toekomst heeft gezet, daarbij in control is gebleven en voor het nieuwe bestuur een goed functionerende organisatie achterlaat, die voor de uitdaging om het nieuwe FTK en het nieuwe pensioencontract te implementeren uitstekend is toegerust.
19 maart 2014
Mr. P.J.M. Akkermans Drs. R. van Leeuwen AAG Drs. A.A. van Hienen Reactie bestuur Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van de laatste rapportage van de Visitatiecommissie. Het bestuur heeft daarnaast goede nota genomen van de door de Visitatiecommissie genoemde bevindingen en aandachtspunten en zal deze waar mogelijk opvolgen. Rol en positie verantwoordingsorgaan Het bestuur onderschrijft het belang van de rol en positie van een verantwoordingsorgaan in het nieuwe bestuursmodel en zal deze belangrijke rol en positie ook borgen bij de inrichting van het nieuwe bestuursmodel. Bestuurlijk functioneren en het nieuwe bestuursmodel De bestuurlijke continuïteit is een van de belangrijkste aandachtspunten voor het bestuur bij de invulling van de vacatures voor het nieuwe bestuursmodel. Daarnaast onderschrijft het bestuur het signaal van de visitatiecommissie om waakzaam te zijn voor de potentiële vermenging van toezichthoudende en beleidsvoorbereidende/uitvoerende taken van de niet uitvoerende bestuursleden. Bij de inrichting van het nieuwe 77
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN bestuursmodel is hiermee rekening gehouden. Daarnaast zal dit aspect expliciet worden betrokken bij de evaluatie van het nieuwe bestuursmodel. Nieuwe wetgeving en pensioencontract, en de communicatie daarover met de deelnemers Het bestuur heeft de afgelopen periode veel werkzaamheden verricht om zich voor te bereiden op het nieuwe financieel toezichtkader en het nieuwe pensioencontract. Hierbij is ook de dialoog gezocht met de sociale partners. Daarnaast heeft het bestuur in 2013 de risicobereidheid onder deelnemers en pensioengerechtigden onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek zal worden betrokken bij de besluitvorming over het nieuwe pensioencontract. Het bestuur ziet de overgang naar het een pensioencontract met vertrouwen tegemoet. De uiteindelijke keuze voor de inrichting van het nieuwe contract is afhankelijk van de inhoud van het nieuw Financieel Toetsingskader. Risicomanagement, beleggingsbeleid en actuarieel beleid Het bestuur onderschrijft de bevindingen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen. Ten aanzien van de sponsorrelatie is er een financiële analyse uitgevoerd op basis van het deelnemersbestand en de uitgangspunten van de laatste ALM-studie.
8.4.
Toezicht door DNB en AFM
Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een Profielwijzer op de website beschikbaar die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle. In 2013 heeft het fonds medewerking verleend aan het DNB-beleggingsonderzoek, het onderzoek naar de beheersing van het renterisico en een onderzoek naar de het beleid inzake het tegenpartijrisico. In 2013 heeft een materiele toetsing van de fondsstukken plaatsgevonden. Het onderzoek van DNB heeft niet geleid tot het aanpassen van de getoetste pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomst. In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is.
8.5.
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen. In 2013 zijn diverse SPO-opleidingen gevolgd (b.v. Leergang Besturen van een Pensioenfonds en enkele Masterclasses). Ook worden regelmatig seminars en 78
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN (thema)bijeenkomsten van de Pensioenkoepels bijgewoond en andere relevante seminars op pensioen- en beleggingsterrein. Daarnaast wordt jaarlijks door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2013 is aandacht besteed aan het digitale pensioenfonds, de consolidatie van de BPF-markt, de nieuwe bestuursmodellen en is een update van het FTK gegeven. In een goed bestuur beschikken de bestuursleden over bestuurlijke competenties. De Pensioenfederatie adviseert besturen om zich tweejaarlijks door een externe en onafhankelijke partij te laten toetsen op deskundigheid én op competenties. Onder meer met de uitkomsten van de toetsing kan het functioneren van het bestuur geëvalueerd worden en kunnen maatregelen worden geïnitieerd om competenties verder te ontwikkelen. De SPO-Competentiereflector inventariseert de beheersingsniveau’s van de competenties op de hoofdgebieden Denken – Voelen – Kracht. Dit zowel op basis van een eigen beoordeling én door beoordeling van collega-bestuurders en de voorzitter. De gedefinieerde competenties sluiten aan op de definities in de ‘Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur’ van de Pensioenfederatie in april 2011. Deze aanbevelingen zijn een reactie van de collectieve pensioensector op de Beleidsregel deskundigheid 2011 van DNB en de AFM, waarin vanuit de toezichtrol van deze instanties is bepaald dat deskundigheid bestaat uit kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. In 2011 heeft het bestuur deelgenomen aan de SPO Kennisreflector en in 2012 aan de SPO Competentiereflector. De uitkomsten van de beide tests zijn geëvalueerd onder begeleiding van een externe deskundige, waarbij er afspraken zijn gemaakt voor de toekomst. In 2013 is er niet deelgenomen aan de SPO Kennisreflector of SPO Competentiereflector.
8.6.
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisaties hanteren een gelijkwaardige gedragscode. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Vanaf 2012 vervult mevrouw Gruntfest, medewerkster Juridische Zaken KPN, de rol van externe compliance officer. De compliance officer verstrekt jaarlijks een rapportage aan het pensioenfondsbestuur. Het bestuur heeft naast een gedragscode een compliance program, een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling. Tevens is op de bestuursleden de deelcode Voorwetenschap van KPN (handelen in KPN-effecten) van toepassing. Vanaf 2014 zullen de compliance-taken worden ondergebracht bij het Nederlands Compliance Instituut.
8.7.
Geschillencommissie
Het pensioenfonds heeft een geschillencommissie ingericht. Belanghebbenden kunnen zich tot deze commissie wenden indien zij het niet eens zijn met een besluit van het pensioenfonds over de toepassing van het pensioenreglement. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de geschillencommissie. 79
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN De geschillencommissie heeft in het verslagjaar één uitspraak gedaan.
8.8.
Organisatie en uitvoering
De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van AEGON NV. Per 1 januari 2013 heeft het bestuur met TKP en TKPI nieuwe uitbestedingscontracten afgesloten. De contracten zijn modulair opgezet, waarbij per module Key Performance Indicators zijn opgenomen. De uitvoering omvat het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het pensioenfonds participeert. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoeringsorganisatie over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van de uitvoeringsorganisaties, die door een externe onafhankelijke accountant is gecertificeerd.
8.9.
Uitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie maakt onderscheid tussen de volgende vier kostensoorten: Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Kosten van pensioenbeheer Dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer De volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds: • Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door de manager. • Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. 80
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN De volgende kosten worden niet betaald uit de beleggingsportefeuille en zijn daarom geen onderdeel van het rendement: • Dienstverlening integraal balansbeheerder: • Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor de beleggingsfondsen per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Adviesvergoeding: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening, eventueel met meerwerk conform de uitbestedingsovereenkomst. • Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. • Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. De volgende tabel geeft dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Kosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen)
Kosten verwerkt in rendement
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve beleggingen
Totaal
0,11
0,04
0,11
0,00
0,27
Kosten niet verwerkt in rendement
0,13
Totaal kosten vermogensbeheer
0,40
De hierboven genoemde kosten van vermogensbeheer wijken af van de vermogensbeheerkosten in de jaarrekening. In de jaarrekening worden uitsluitend de directe vermogensbeheerkosten verantwoord, die het pensioenfonds rechtstreeks betaald aan de (fiduciair) vermogensbeheerder en overige adviseurs op het gebied van vermogensbeheer. De vermogensbeheerkosten in 2013 zijn lager dan die in 2012 (0,49%). Rendement gerelateerde vergoedingen van de externe managers zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat. Transactiekosten vermogensbeheer (% gemiddeld belegd vermogen):
Transactiekosten
Aandelen
VRW
OG
Alternatieve Beleggingen
Derivaten
Totaal
0,00
0,01
0,00
0,00
0,05
0,06
De beleggingsportefeuille is begin 2013 niet teruggestuurd naar de strategische gewichten. Hierdoor zijn de transactiekosten lager dan in 2012. Daarnaast zijn in 2012 extra kosten gemaakt in verband met het verlagen van het concentratierisico binnen de obligatieportefeuille waardoor toen extra transactiekosten zijn gemaakt.
81
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven. 2013 Pensioenbeheerkosten* (in euro per deelnemer/pensioengerechtigde)
KPN
2012 KPN Contact
€ 161
€ 195
€ 278
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,40%
0,49%
0,46%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,06%
0,13%
0,07%
* De pensioenbeheerkosten wijken op totaalniveau af van de pensioenbeheerskosten in de jaarrekening, omdat in de jaarrekening de algemene kosten (kosten bestuur en commissies, kosten externe adviseurs en kosten toezichthouders) niet worden verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Het herverdelen van de algemene kosten betreft een aanbeveling van de Pensioen Federatie van oktober 2013. Indien de verdeling conform 2012 wordt gehanteerd, bedragen de pensioenbeheerkosten per deelnemer/pensioengerechtigde € 176.
De daling van de pensioenbeheerkosten wordt veroorzaakt door de daling van de administratiekostenvergoeding, een afname van de bijdragen voor de toezichthouders en een afname van de bestuurskosten. Daarnaast is door de fusie met STPS het deelnemersaantal gestegen en het totaal aan kosten minder geworden, waardoor de kosten per deelnemer/pensioengerechtigde lager zijn. Kosten BPR- en IPS-regeling De deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd. De volgende tabel geeft hiervan een overzicht. Deze kosten zijn gebaseerd op de kosten per beleggingsdepot op basis van de samenstelling per eind 2013. Ter vergelijking zijn ook de kosten per eind 2012 weergegeven. De kosten zijn een indicatie voor de beleggingskosten voor het huidige beleggingsjaar. Stichting Pensioenfonds KPN Vrij beleggen 2013
2012
Life Cycle
2013
2012
Depot A
0,4%
0,5%
Life Cycle I
0,3%
0,5%
Depot B
0,3%
0,4%
Life Cycle II
0,3%
0,4%
Depot C
0,3%
0,3%
Life Cycle III
0,3%
0,3%
Depot D
0,2%
0,3%
Life Cycle IV
0,2%
0,2%
Depot E
0,2%
0,2%
Life Cycle V
0,1%
0,1%
Depot F
0,3%
0,5%
Depot G
0,1%
0,1%
82
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN KPN Contact Vrij beleggen
2013
2012
Life Cycle
2013
2012
Depot A
0,4%
0,5%
Life Cycle I
0,4%
0,5%
Depot B
0,3%
0,4%
0,3%
0,4%
Depot C
0,3%
0,4%
0,3%
0,4%
Depot D
0,2%
0,3%
Life Cycle II Life Cycle III Life Cycle IV
0,2%
0,3%
Depot E
0,2%
0,2%
Life Cycle V
0,1%
0,1%
Depot F
0,4%
0,5%
Depot G
0,1%
0,1%
8.10.
Statutenwijziging
De statuten van het pensioenfonds zijn in 2013 aangepast. Deze statutenwijziging heeft betrekking op een aantal eerder genomen bestuursbesluiten. De belangrijkste wijziging betreft de wijze van verkiezing door de pensioengerechtigden, de wijziging van het artikel inzake de geschillencommissie en de toevoeging van de mogelijkheid van een extra zittingsjaar na de maximale zittingstermijnen.
83
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
9.
Verwachte gang van zaken
Nieuwe Pensioenregelingen 2014 Aanpassing pensioenregeling cao-personeel KPN per 1 januari 2014 De pensioenreglementen zijn per 1 januari 2014 aangepast aan de fiscale wetgeving. Het betreft de volgende wijzigingen: • de pensioenleeftijd is verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar; • het opbouwpercentage van de middelloonregeling is verlaagd van 2,25% naar 2,15%; • de staffel van de beschikbare premieregeling is aangepast, zodat de staffel voldoet aan de gepubliceerde staffel voor ouderdomspensioen van de staatssecretaris van Financiën; • de staffels voor de modules van de individuele pensioenspaarregeling zijn aangepast aan de gepubliceerde staffels van de staatssecretaris van Financiën; • de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken worden omgerekend naar pensioenleeftijd 67 jaar (collectief actuarieel neutraal). • aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen; • aanpassing flexibiliseringsfactoren. Deze factoren zijn geactualiseerd en aangepast voor de nieuwe regeling. Aanpassing pensioenregeling KPN-Contact per 1 januari 2014 De pensioenreglementen zijn per 1 januari 2014 aangepast aan de fiscale wetgeving. Het betreft de volgende wijzigingen: • de pensioenleeftijd is verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar; • verlaging van de franchise van € 13.865 naar € 13.449. • de staffel van de beschikbare premieregeling is aangepast, zodat de staffel voldoet aan de gepubliceerde staffel voor ouderdomspensioen van de staatssecretaris van Financiën; • de staffels voor de modules van de individuele pensioenspaarregeling zijn ook aangepast aan de gepubliceerde staffels van de staatssecretaris van Financiën; • aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen; • aanpassing flexibiliseringsfactoren. Deze factoren zijn geactualiseerd en aangepast voor de nieuwe regeling. Nieuw bestuursmodel per 1 juli 2014 Het bestuur heeft eind 2013 besloten om per 1 juli 2014 over te gaan naar een ander bestuursmodel, het paritair gemengd model. De voornaamste reden om te kiezen voor dit model is het waarborgen van de continuïteit van het pensioenfondsbestuur. Toeslagverlening per 1 april 2014 Het bestuur van Pensioenfonds KPN heeft in de bestuursvergadering van woensdag 22 januari 2014 besloten om op de opgebouwde en de ingegane pensioenaanspraken per 1 april 2014 een toeslag te verlenen conform het toeslagbeleid van het pensioenfonds. Het toeslagpercentage wordt gebaseerd op een gemiddelde dekkingsgraad van het derde en vierde kwartaal van 2013. De toeslag komt hiermee op 0,34% van de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en 0,42% van de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen van inactieven. De invloed op de dekkingsgraad is een daling van circa 0,41%-punt.
84
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN Werkgroep nieuw pensioencontract Het pensioenfonds heeft een werkgroep nieuwe pensioencontract ingesteld om de transitie naar een nieuw pensioencontract voor te bereiden en in samenwerking met sociale partners tot goed afgewogen beslissingen te komen. De verwachting is dat het nieuwe financieel toetsingskader per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Daarnaast houdt de werkgroep zich bezig met de gevolgen van de verwachte aanpassing van het fiscale pensioenwetgeving per 1 januari 2015.
Groningen, 9 april 2014 drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter drs. A.J.M. Belilos drs. R.P.F. Blomsma RA drs. C.J. Boogaerdt ing. J.A. van Dijk R.H. Harmsen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter C.A.M. Michielse, secretaris F.H.K. Ooms, plaatsvervangend secretaris mw. E.L. Snoeij W. Wallet mw. A.J.H. Zwaagstra
85
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.
JAARREKENING
86
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.1.
Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming)
31-12-2013
31-12-2012
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4) (5)
TOTAAL ACTIVA
5.855.614 194.211 1.213 11.325 1.520
5.741.443 175.665 754 28.200 20.400
6.063.883
5.966.463
489.670 5.367.981 194.211 12.021
218.693 5.568.325 175.665 3.779
6.063.883
5.966.463
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
(6) (7) (8) (9)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 95.
85
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.2.
Staat van baten en lasten
2013 €
2012 €
€
€
BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Baten uit herverzekering Overige baten
(10) (11) (12) (13) (14) (15)
Totaal baten
187.654 407 66.436 17.241 459 204
210.606 436 641.642 17.779 0 128
272.403
870.591
167.155 5.497
142.494 6.346
LASTEN Pensioenuitkeringen (16) Pensioenuitvoeringskosten (17) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (18) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten
84.734 349 19.424
80.504 104 78.177
-168.506 -167.585 0
-144.762 373.351 56.149
-10.218 37.503
-843 41.647
3.435
4.625 -200.864
488.952
(19) (20)
459 -439
0 1.407
(21) (22) (23) (24)
18.547 -129 10.424 275
22.649 -230 1.542 192
926
663.352
271.477
207.238
Totaal lasten Saldo van baten en lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 118. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
271.477
86
207.240
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.3.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 €
2012 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig
204.841 1.811 1.096 204
223.454 1.648 329 10 207.952
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringkosten Overig
-166.150 -12.235 -495 -5.600 -328
225.442 -141.954 -3.089 -453 -7.168 -64
-184.809
-152.728
23.143
72.713
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
14.309 355.522
18.214 594.272 369.831
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer
-396.094 -7.740
612.486 -664.298 -7.075
-403.834
-671.372
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-34.003
-58.886
Netto kasstroom
-10.860
13.827
61
379
-10.799
14.206
Koers-/omrekenverschillen Mutatie liquide middelen Samenstelling geldmiddelen 2013
2012
€
€
Liquide middelen primo boekjaar
143.888
62.945
Liquide middelen ultimo boekjaar
65.679
143.888
Waarvan: Voor risico pensioenfonds
25.134
108.540
Voor risico deelnemers
40.545
35.348
87
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.
Toelichting op de jaarrekening
10.4.1.
Algemeen
Activiteiten Het doel van Stichting Pensioenfonds KPN, statutair en feitelijk gevestigd te Groningen (hierna 'het pensioenfonds') is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de volgende aangesloten onderneming KPN N.V.. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 21 maart 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
10.4.2.
Grondslagen
Fusie Op 31 augustus 2013 heeft de juridische fusie tussen Stichting Pensioenfonds KPN (hierna: het pensioenfonds) en Stichting Pensioenfonds SNT (hierna: STPS) plaatsgevonden. Deze fusie is als samensmelting van belangen verwerkt in de jaarrekening van het pensioenfonds. Dit betekent dat de activa en passiva van voormalig STPS overeenkomstig RJ 216.302 per 1 januari 2013 zijn opgenomen in het pensioenfonds. De grondslagen van voormalig STPS zijn in lijn gebracht met de grondslagen van het pensioenfonds. Dit betreft de volgende post: 1) De vorming van een voorziening om het eventuele verlies bij omzetting van DC-kapitaal naar een ingegaan ouderdomspensioen te financieren. Het verlies is berekend op basis van het beleid en de RTS op 31 augustus 2013 voor een periode van drie jaar. Het effect van deze post van € 0,5 miljoen is verwerkt in het eigen vermogen van 1 januari 2013. Als gevolg van de fusie is op 31 augustus 2013 een definitieve eindbalans door voormalig STPS opgesteld. Op basis van deze eindbalans is het eigen vermogen op 31 augustus bepaald van voormalig STPS, waarbij rekening is gehouden met de harmonisatie naar de grondslagen van het pensioenfonds. In de bestuursvergadering van december 2013 is besloten om het saldo aan eigen vermogen na harmonisatie in de vorm van toeslagverlening toe te kennen aan alle deelnemers van voormalig STPS. De toegekende toeslag bedraagt 2,5% en is verwerkt in de technische voorzieningen ultimo 2013. De vergelijkende cijfers in de jaarrekening zijn aangepast ter bevordering van het inzicht in het resultaat en in het vermogen.
10.4.2.1. Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
88
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2013 USD GBP JPN CHF SEK
0,7257 1,2019 0,0069 0,8160 0,1129
Gemiddeld 2013 0,7535 1,1785 0,0077 0,8144 0,1155
31 december 2012
Gemiddeld 2012
0,7585 1,2329 0,0087 0,8286 0,1165
0,7751 1,2321 0,0097 0,8340 0,1150
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Hierbij worden zowel de beleggingen voor risico deelnemers als de voorzieningen voor risico deelnemers buiten beschouwing gelaten. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
89
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.2.2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Op vastgoedbeleggingen wordt niet afgeschreven en bij een aanschaf maximaal twaalf maanden voor de balansdatum wordt gewaardeerd op de aanschafprijs. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen, zijnde taxaties uitgevoerd door gecertificeerde taxateurs. De overige beleggingen bestaan grondstoffen, hedgefondsen en liquide middelen.
90
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Beleggingen vroegpensioen levensloop De grondslagen voor de waardering van de beleggingen VPL zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden. Securities lending Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met kas of obligaties als onderpand. Alleen obligaties uitgegeven door OECD landen met een lange termijn rating van minimaal Standard & Poors AA+ en Moody's Aa1 zijn toegestaan als onderpand tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt Het onderpand wordt niet herbelegd. Daarnaast wordt het onderpand op dagbasis aangevuld indien de waarde van het onderpand lager is dan de vereiste 105% van de uitgeleende stukken en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als kapitaalcontracten worden gewaardeerd voor de waarde van het verzekerde risico op basis van de grondslagen van het contract. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. De waardering en presentatie van beleggingsdepots gekoppeld aan kapitaalcontracten is overeenkomstig de grondslagen voor beleggingen. De waarde van het aandeel herverzekeraar is gelijk aan de voorziening herverzekeringsdeel technische voorziening. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties conform RJ 610.208. Conform RJ 610.208 mogen overige vorderingen en schulden inzake vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden betreffende te vorderen respectievelijk te betalen posities of tijdelijke banksaldi in verband met beleggingstransacties onder de beleggingsrubrieken vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden worden geclassificeerd indien deze door het pensioenfonds niet kunnen worden aangewend voor andere doelen dan beleggingstransacties. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.
91
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: * Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB. Vanaf september 2012 wordt de marktrente vastgesteld op basis van de zogenaamde ultimate forward rate benadering. Deze benadering houdt in dat de rente voor zeer lange looptijden naar een afgesproken niveau (4,2%) toe beweegt. * Prognosetafels: AG prognosetafels 2012-2062 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdende met ervaringssterfte; * Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en 1% voor toekomstige excassokosten. * Gehuwdheidsfrequentie: * voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; * Iedereen wordt geacht een partner te hebben, wat betekent dat gerekend wordt met een partnerfrequentie van 100% op de pensioendatum; * Voor het in het verleden opgebouwde zogeheten ongehuwden ouderdomspensioen wordt aangenomen dat op de pensioendatum 85% van de deelnemers een partner zal hebben; * de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man. * Het nabestaandenpensioen is op risicobasis verzekerd. Er vindt geen opbouw plaats. * Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden met revalidatiekansen. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Het herverzekeringsdeel van de technische voorziening betreft de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend voor arbeidsongeschiktheid. De voorziening behoort bij de premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit. Voor de berekening van het herverzekerde deel van de voorziening worden dezelfde actuariële grondslagen gebruikt als voor de berekening van de voorziening voor risico pensioenfonds. Overige technische voorzieningen Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze voorziening wordt getroffen voor de verwachte toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op de balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijkgesteld aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
92
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.2.3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Wanneer de prijsinflatie lager is dan 2%, kan de toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met maximaal 0,25% worden verhoogd.
93
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Rentetoevoeging In 2013 zijn de pensioenverplichtingen opgerend met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,35% (2012:1,5%), wat overeenkomt met een bedrag van € 19,4 miljoen. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
10.4.2.4. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. De liquide middelen in het kasstroomoverzicht zijn zowel de liquide middelen verantwoord onder Overige activa als de liquide middelen verantwoord onder Beleggingen. De kasstromen uit directe beleggingsopbrengsten onder beleggingsactiviteiten zijn inclusief de derivatentransacties.
94
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.3.
Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
475.006 87.943 -87.943 -22.768
2.255.426 33.799 -55.572 490.034
2.067.963 182.337 -177.819 -41.224
698.685 198.554 -160.579 -307.827
244.364 2.690 -6.776 -15.657
5.741.443 505.323 -488.688 102.557
-14.477
0
174
6.942
2.340
-5.021
2.723.687
2.031.431
437.761
435.775
226.961
5.855.614
Schuldpositie derivaten (credit)
6.942 5.848.672
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2012
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
561.952 7.793 -87.841 -6.898
1.613.114 327.424 -4.196 319.084
1.734.395 559.137 -423.963 198.394
0 0 0 0
294.476 225 -44.059 -47
4.203.937 894.579 -560.059 510.533
0
0
0
698.685
-6.232
692.454
475.006
2.255.426
2.067.963
698.685
244.364
5.741.443
Schuldpositie derivaten (credit)
0 5.741.443
95
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Vastgoedbeleggingen Directe vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
3.994
4.548
433.767
470.458
437.761
475.006
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 519 miljoen (2012: € 524 miljoen). Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2013
2012
€ CBRE Q-Park NV
%
€
%
62.930 49.651
14,4 11,3
66.976 51.836
14,1 10,9
112.581
25,7
118.812
25,0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
2.723.687
2.255.426
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 1.839 miljoen (2012: € 1.844 miljoen). Stichting Pensioenfonds KPN belegt voor € 4,4 miljoen of 0,08% (2012: € 4,0 miljoen of 0,07%) in KPN NV. Het pensioenfonds heeft in totaal € 87,1 miljoen (2012: € 51,0 miljoen) aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet-terug-levering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 92,7 miljoen (31 december 2012: € 56,1 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2012: geen).
Beursgenoteerd
2013
Niet beursgenoteerd
Beursgenoteerd
€
€
€
2012
Niet beursgenoteerd €
Indirecte aandelenbeleggingen Aandelen
2.723.687
0
2.255.426
0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
241.823
283.666
1.654.629 134.979
1.784.297 0
2.031.431
2.067.963
Vastrentende waarden Obligaties Niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Niet beursgenoteerde instellingen die beleggen in hypothecaire leningen
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 1.737 miljoen (2012: KPN € 1.720 miljoen). Het pensioenfonds heeft geen (2012: geen) vastrentende waarden uitgeleend.
96
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2013
31-12-2012
€
€
110.591 129.876 195.309
127.243 201.879 369.563
435.775
698.685
Derivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Swaptions
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2013: 2013 Type contract
Gemiddelde looptijd
Aand derivaten > 20 nov 2015 en < 16 nov 2018 Rentederivaten > 2 okt 2023 en < 2 okt 2043 Swaptions > 15 jan 2038 en < 23 nov 2046
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
€
€
€
€
1.954.500 1.495.000 2.114.000
110.591 122.933 195.309
110.591 129.875 195.309
0 6.942 0
5.563.500
428.833
435.775
6.942
Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de renteswaps, renteswaptions en aandelenopties voor een bedrag van € 423,7 (2012: € 701,5 miljoen). Voor de overige derivaten en repo-contracten zijn zekerheden gesteld ten bedrage van € 0. Er zijn negatieve derivatenposities aanwezig maar deze zijn gesaldeerd met positieve derivatenposities met dezelfde tegenpartijen waardoor per saldo door Pensioenfonds KPN geen zekerheden hoefden te worden gesteld. Er zijn verder ook geen vorderingen door derden ten aanzien van de beleggingen. Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met kas of obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd.
Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2012: 2012 Type contract
Aand derivaten Rentederivaten Swaptions
Gemiddelde looptijd
>15 nov 2013 < 20 nov 2016 >13 jan 2029 < 29 jul 2035 >16 nov 2043 < 23 nov 2046
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
€
€
€
€
1.767.900 672.000 1.873.000
127.243 201.879 369.563
127.243 201.879 369.563
0 0 0
4.312.900
698.685
698.685
0
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Overige beleggingen Hedgefondsen Commodity's (grondstoffen, edele metalen) Beleggingsfondsen Overige vorderingen Overige schulden Liquide middelen
72 203.275 0 0 0 23.614
1.031 221.924 11.964 379 -79.075 88.141
226.961
244.364
De verkrijgingsprijs van grondstoffen bedraagt € 202,0 miljoen (2012: € 205,1 miljoen) en van hedgefondsen bedraagt € 0,0 miljoen (2012: € 0,7 miljoen).
97
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Securities lending Op basis van het zogenoemde 'security lending programma', waarin het pensioenfonds deelneemt, wordt een vergoeding voor het tijdelijk uitlenen van effecten ontvangen. Ultimo 2013 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 87,1 miljoen (2012: € 51,0 miljoen). Hiervoor zijn zekerheden ontvangen van € 92,7 miljoen (2012: € 56,1 miljoen). Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 241.823 0 0
85.276 2.723.687 1.654.629 0 203.347
352.483 0 134.980 428.833 0
437.759 2.723.687 2.031.432 428.833 203.347
241.823
4.666.938
916.296
5.825.057
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
In het totaal saldo zijn de liquide middelen niet en het negatieve derivatenresultaat wel opgenomen. Afgeleide marktnoteringen Vastrentende waarden
Waarderingsmodellen Overige beleggingen
0 0
€ 86.678 2.255.426
388.328 € 0
475.006 € 2.255.426
0 0
2.067.963 0 222.018
698.685 1.031
698.685 223.049
4.348.419
1.088.044
5.720.129
Direct marktnoteringen Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden 666 4.297 Derivaten Overige beleggingen
Totaal Totaal
283. 1.78 0
283. 666 2. Beleggingen voor risico deelnemers
Aandelen € Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
71.248 7.508 -6.223 12.124 0
47.878 8.055 -4.876 4.602 0
33.890 0 0 0 1.459
153.016 15.563 -11.099 16.726 1.459
Stand per 31 december 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties
84.657 4.221 -9.831 17.423 0
55.659 8.973 -3.060 -281 0
35.349 0 0 0 1.101
175.665 13.194 -12.891 17.142 1.101
96.470
61.291
36.450
194.211
Stand per 31 december 2013
98
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De overige beleggingen voor risico deelnemers bestaan uit liquide middelen.
99
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen
96.470
84.657
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 76,4 miljoen (2012: € 77,9 miljoen). Vastrentende waarden Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden
61.291
45.810
0
9.849
61.291
55.659
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 56,2 miljoen (2012: € 49,0 miljoen). Overige beleggingen Beleggingsfondsen
36.450
35.349
1.213
754
10.352 0 0 973
27.631 21 472 76
11.325
28.200
6.316 375 3.660
20.048 375 7.208
10.352
27.631
Waarvan: Participaties Short-term Money Market Fund: € 35.857. 3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 4. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Voorlopige afrekening vergoeding TKPI Herverzekeraar. AO-uitkeringen en claims Overige vorderingen en overlopende activa
Vordering op de werkgever(s) Pensioenpremies Koopsom CAO/sociaal plan Koopsom voorwaardelijk pensioen
Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De te vorderen pensioenpremie van € 6,3 miljoen bestaat een koopsom die gevorderd is bij Facilicom (€ 0,5 miljoen), een koopsom die gevorderd is bij SPIE (€ 3,4 miljoen) en een aanvullende vordering met betrekking tot de premieafrekening over 2013 (€ 2,4 miljoen).
100
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2013
31-12-2012
€
€
5. Overige activa Liquide middelen Overige activa
1.520 0
20.399 1
1.520
20.400
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. De Stichting Pensioenfonds KPN kent een Intraday limiet van € 10,5 miljoen. Dit betekent dat een roodstand gedurende de dag toegestaan is, maar dat deze aan het eind van de dag aangezuiverd moet zijn tot € 0.
101
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
PASSIVA 6. Stichtingskapitaal en reserves 2013
2012
€
€
218.193 271.477
11.453 207.240
489.670
218.693
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
In augustus 2013 heeft de juridische fusie tussen Stichting Pensioenfonds KPN (hierna: het pensioenfonds) en Stichting Pensioenfonds SNT (hiern: STPS) plaatsgevonden. Deze fusie is als samensmelting van belangen verwerkt in de jaarrekening van het pensioenfonds. Dit betekent dat de activa en passiva van voormalig STPS overeenkomstig RJ 216.302 per 1 januari 2013 zijn opgenomen in het pensioenfonds. Per 1 januari 2013 is het ingeschatte verlies op inkoop ad. € 500 duizend in mindering gebracht op het beginvermogen van het pensioenfonds. Het betreft een voorziening die bedoeld is om het eventuele verlies bij omzetting van een kapitaal naar een ingegaan ouderdomspensioen te financieren. Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het pensioenfonds. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2013
2012
€
€
489.670 224.760 782.160
218.693 233.000 727.000
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als reservetekort. Herstelplan 2009 heeft het pensioenfonds een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). In 2010 heeft er een herziening van het oorspronkelijke herstelplan plaatsgevonden, onder andere als gevolg van het gewijzigde beleggingsbeleid. De " " "
belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: aanvullende vermogensdotaties van KPN NV indien er sprake is van een dekkingstekort; geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort; aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij neerwaartse beleggingsrisico's worden verkleind.
Op basis van addendum B bij de uitvoeringsovereenkomst is de werkgever een bijstorting verschuldigd indien de dekkingsgraad op een kwartaaleinde lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. In het tweede kwartaal van 2013 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen (104,2%). Als gevolg hiervan werd zowel de bijstorting voor het eerste als het tweede kwartaal van 2013 opeisbaar bij KPN NV en is er in totaal € 37 miljoen in rekening gebracht. In het tweede halfjaar van 2013 was de dekkingsgraad hoger dan 104,2% en was er derhalve geen bijstortingverplichting. Het kortetermijnherstelplan eindigde op 31 december 2013. In de evaluatie van het herstelplan van 2013 heeft het pensioenfonds een dekkingsgraad gerapporteerd van 109,1%. Deze dekkingsgraad is hoger dan het minimaal vereist eigen vermogen en dit betekent dat het pensioenfonds geen aanvullende maatregelen hoeft te treffen.
102
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
31-12-2013
31-12-2012
€
€
7. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorziening Overige technische voorzieningen
5.359.533 1.213 7.235
5.559.897 754 7.674
5.367.981
5.568.325
2013
2012
€
€
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
5.560.397 84.734 349 19.424 -168.506 -167.585 0 -10.218 37.503 3.435
5.070.945 80.504 104 78.177 -144.762 373.351 56.149 -843 41.647 4.625
5.359.533
5.559.897
5.548.654 84.505 10 19.363 -167.218 -167.292 0 -10.218 35.418 1.692
5.062.772 77.806 9 78.034 -143.999 372.622 56.097 -843 41.647 4.509
5.344.914
5.548.654
11.743 229 339 61 -1.288 -293 0 0 2.085 1.743
8.173 2.698 95 143 -763 729 52 0 0 116
14.619
11.243
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,7% (2012: 2,4%). KPN-regeling Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkering en kosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uhv overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
KPN Contact-regeling Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkering en kosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uhv overdracht van rechten Inkoop VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2013 2,7% (2012: 2,4%) en daarmee 0,3%-punt hoger dan per 31 december 2012. Als gevolg van deze stijging van de marktrente viel € 167,6 miljoen vrij uit de voorziening pensioenverplichtingen.
103
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
1.290 -11.508
1.977 -2.820
-10.218
-843
-3.729 -2.250 9.874 -459
-6.280 -665 11.454 116
3.436
4.625
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen
De voorziening voor pensioenverplichtingen, inclusief het herverzekerde deel van de technische voorziening is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 €
2012 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers
1.331.633 2.546.673 1.482.440
13.872 17.280 26.560
1.752.726 2.392.280 1.415.645
15.507 15.967 25.598
Voorziening voor pensioenverplichtingen
5.360.746
57.712
5.560.651
57.072
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling betreft een gecombineerde regeling. Tot het salarisdeel van € 45.378 betreft het een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (artikel 10 Pensioenwet: uitkeringsovereenkomst). Vanaf € 45.378 betreft het een beschikbare-premieregeling (artikel 10 Pensioenwet: premieovereenkomst). De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar, uitstel en vervroeging is mogelijk. Er is geen sprake van een toetredingsleeftijd. Jaarlijks wordt in de middelloonregeling een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het pensioengevend salaris betreft het vaste maandsalaris, verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend. De franchise bedraagt voor 2013 € 13.227. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Er is sprake van een recht op nabestaanden- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend. De pensioenregeling van PF KPN wijkt af van de KPN-Contact pensioenregeling, die gehandhaafd zal worden voor de deelnemers in deze regeling. De KPN-Contact pensioenregeling betreft een beschikbare premieregeling. (artikel 10 Pensioenwet: premieovereenkomst). De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar, waarbij vervroeging mogelijk is (tot 60jr.). De toetredingsleeftijd is 21 jaar. Het pensioengevend salaris betreft 12 maal het pensioengevend maandsalaris, zoals genoemd in de CAO, verhoogd met de vakantietoeslag. De franchise bedraagt voor 2013 € 13.865. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Er is sprake van een recht op nabestaanden- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend.
104
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het fonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. De toeslag bedraagt maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (cpi), zoals vastgesteld door het CBS. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds, en daarvoor zijn beleggingsresultaten een belangrijk element (afhankelijk van ABTN). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor pensioengerechtigden en slapers extra worden verhoogd met maximaal 0,25%. Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden. Over de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt per 1 april 2014 toeslag verleend, voor actieve deelnemers 0,34% en voor in-actieve deelnemers 0,42% (per 1 januari 2013: geen toeslagverlening). Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Het betreft hier uitsluitend de inhaaltoeslagen met betrekking tot PF KPN (exclusief KPN Conatct) en de inhaaltoeslag uit 2009 is vanwege het 5-jaars verloop komen te vervallen. Volledige Cumulatief toeslagToegekende verschil verlening toeslagen Verschil %
%
%
%
Pensioengerechtigden en slapers 2010 2011 2012 2013 2014
0,32 1,60 2,47 2,13 1,08
0,42
0,32 1,60 2,47 2,13 0,66
0,32 1,93 4,44 6,67 7,64
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Actieven 2010 2011 2012 2013 2014
0,07 1,35 2,47 2,13 1,08
0,34
0,07 1,35 2,47 2,13 0,74
0,07 1,42 3,93 6,14 6,93
Herverzekeringsdeel technische voorziening Het pensioenfonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten met betrekking tot het risico van arbeidsongeschiktheid. De mutatie van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen wordt hieronder toegelicht. 2013
2012
€
€
Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorziening Stand begin boekjaar Wijziging als gevolg van invalidering Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkering en opslag uitvoeringskosten Wijziging marktrente Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Toeslagverlening Saldo einde boekjaar
105
754 492 3 -6 -40 10 0
599 46 9 -3 55 48 0
1.213
754
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Overige technische voorzieningen 2013
2012
€
€
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar Mutatie boekjaar
7.674 -439
6.268 1.406
7.235
7.674
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening heeft overwegend een langlopend karakter. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
194.211
175.665
8. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling (excedentregeling). De premie is gebaseerd op een leeftijdsafhankelijke premiestaffel en wordt jaarlijks ingelegd in de door vermogensbeheerder TKPI uitgevoerde regeling. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks de premie van de werkgever en maakt deze over aan de vermogensbeheerder. De deelnemer betaalt geen aankoop en/of verkoopkosten. De kosten van beleggen (total expense ratio) worden direct verrekend in het rendement. Deze beleggingskosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd. De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Op 65-jarige leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het fonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. 2013
2012
€
€
175.665 16.637 -15.514 17.423
153.016 15.174 -10.455 17.930
194.211
175.665
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
31-12-2013
31-12-2012
€
€
9. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Derivaten Vooruitontvangen posten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
46 6.942 428 4.032 573
0 0 0 3.027 752
12.021
3.779
De resterende looptijd van de schulden en overlopende passiva hebben zijn korter dan één jaar. De post 'Belastingen en premie sociale verzekeringen' betreft de nog af te dragen loonheffing, die maandelijks achteraf overgemaakt wordt naar de Belastingdienst.
106
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.3.1. Risicobeheer De vergelijkende cijfers over 2012 zijn in tegenstelling tot de balans, resultatenrekening en de uitwerking hiervan, in de risicoparagraaf niet aangepast vanwege de zeer geringe impact van KPN Contact op de cijfers van KPN in de risicoparagraaf. Daarnaast is het risicoprofiel van KPN niet gewijzigd als gevolg van de fusie en bovendien zijn er geen geconsolideerde gegevens beschikbaar die het herzien van de cijfers mogelijk maken. In 2010 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie). In afwachting op de nieuwe wetgeving is de ALM-studie, die eind 2013 uitgevoerd zou worden uitgesteld tot 2014. Het crisisplan dat door het fonds eind 2011 is opgesteld is, verwerkt in onderstaande toelichting op de risico's, het risicobeleid en de ingezette beheersmaatregelen/ afdekkinginstrumenten. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013
2012
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken
103,9 0,6 5,2 -4,4 3,2 0,6
100,2 1,2 5,2 5,8 -9,2 2,8 -2,1
Dekkingsgraad per 31 december
109,1
103,9
Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: S1 Renterisico 3,1 3,1 S2 Risico zakelijke waarden 11,9 10,2 S3 Valutarisico 2,7 2,9 S4 Grondstoffenrisico 1,6 1,6 S5 Kredietrisico 1,2 0,9 S6 Verzekeringstechnisch risico 3,5 3,6
107
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect
1,4 -10,8
1,3 -10,5
14,6
13,1
Totaal
Bovenstaande uitkomsten moeten geïnterpreteerd worden als bedragen op een schaal van €100: dit betekent dat het vereist eigen vermogen € 14,6 is per € 100,00 verplichting en gelijk staat aan een dekkingsgraad van 114,6%. Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) Tekort/Tekort
2013
2012
€
€
782.160 5.367.981 6.150.141 489.670
727.000 5.568.325 6.295.325 218.693
292.490
508.307
Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een langetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Per ultimo december 2013 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie ) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0.5. De correlatie tussen verschillende zakelijke waarde beleggingen wordt verondersteld 0.75 te zijn en voor de overige risicofactoren wordt geen samenhang verondersteld. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico's gelijktijdig opgetreden, meegenomen in de formule. Het vereist eigen vermogen is 14,6 en wordt normaal gesproken gebaseerd op de meest risicovolle van de portefeuilles Feitelijk en Strategisch. Omdat gedurende de maand januari 2014 de bijsturing naar de nieuwe strategische beleggingsportefeuille bijna volledig is uitgevoerd mag in dit geval het vereist eigen vermogen worden vastgesteld op basis van deze nieuwe strategische mix. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille per ultimo 2013, dan zou het vereist eigen vermogen hoger zijn uitgekomen (15,5). Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
108
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De afdekking vindt plaats door middel van een combinatie van vastrentende beleggingen, renteswaps en opties op renteswaps (swaptions). Voor het renterisico geldt een rentestand-afhankelijk afdekkingsbeleid. Hiervoor zijn vooraf renteniveaus afgesproken waarbij het beleid besproken wordt. Door de gestegen rente is één van deze niveaus geraakt en is de strategische afdekking van het renterisico in september verhoogd van 73% (in 2012) naar 85%. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen inclusief de renteswaps per eind 2013 circa 83,5% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de strategische afdekking van 85%. Bij de bepaling van de mate van renteafdekking worden de verplichtingen gewaardeerd op basis van de marktrente en dus niet op basis van de driemaands gemiddelde UFR rentecurve. De feitelijke renteafdekking is onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. Doordat de rente-afdekking voor een deel met swaptions plaatsvindt, neemt de renteafdekking bij een rentedaling toe en bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de dekkingsgraad beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als de inflatie toeneemt. De feitelijke afdekking van het renterisico is kleiner dan 85%, omdat sprake is van het gebruik van optierechten. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend kan geen sprake zijn van een renteafdekking van 85%. Doordat deze optierechten vroegtijdig worden verruild voor nieuwe optierechten zal in de praktijk sprake zijn van een lagere effectieve renteafdekking, tenzij door een hoge rentestand de renteafdekking volledig met vastrentende beleggingen en swaps wordt uitgevoerd (zonder opties). De duratie en het effect van de renteafdekking wordt in de onderstaande tabel samengevat. De vergelijkende cijfers uit 2012 zijn exclusief de KPN Contact-cijfers. 31-12-2013 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
31-12-2012
Duratie 1.148 1.447 5.368
€ 7,4 35,2 15,5
Duratie 1.364 1.994 5.556
7,3 29,4 16,2
Gerealiseerde renteafdekking De feitelijke afdekking van het renterisico per eind 2013 bedraagt circa 57% (2012:55%). Oftewel het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 43% (2012: 45%) van dat van de verplichtingen. Dit betreft de mate van afdekking door beleggingen in renteswaps, swaptions en vastrentende beleggingen. Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een mutatie van de swaprente (RTS-effect). Hier is geen rekening gehouden met de driemaands gemiddelde RTS met UFR en het effect daarvan op de waarde van de verplichtingen. Indien de ontwikkeling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen, dan was de gerealiseerde mate van renteafdekking 72% geweest. De daling van de risico opslagen had een positief effect op het rendement van voornamelijk bedrijfsobligaties en minder kredietwaardig beschouwde eurostaatsobligaties. Het aandelenrisico van de ontwikkelde markten wordt grotendeels afgedekt met behulp van putopties op aandelen. Door het gebruik van opties is de effectieve afdekking afhankelijk van de aandelenontwikkeling en is afhankelijk van de delta. De effectieve afdekking neemt toe als de aandelenkoersen dalen en neemt af als de aandelenkoersen stijgen. De effectieve afdekking per eind 2013 bedraagt 16,3%. Scenario's dekkingsgraad voor rente- en aandelenrisico. Bij een aandelendaling van 30%-punt stijgt de effectiviteit van de putopties en daarmee de totale aandelenafdekking aanzienlijk. De waardestijging van de putopties bedraagt bij een dergelijk scenario circa 45% van de waardeontwikkeling van de aandelenportefeuille. Bij een aandelenstijging is de effectiviteit van de afdekking lager dan de huidige mate van afdekking.
109
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > > >
1 jaar 1 jaar en < 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2012 %
€
%
35.301 401.354 1.054.478 265.542 274.757
1,7 19,8 51,9 13,1 13,5
26.759 473.433 965.818 291.969 309.984
1,3 22,9 46,7 14,1 15,0
2.031.432
100,0
2.067.963
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen (exc.verplichtingen ten behoeve van herverzekering) kans als volgt worden weergegeven: 31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
31-12-2012 %
€
%
931.119 969.387 1.721.423 1.744.839
17,4 18,1 32,1 32,5
869.205 958.340 1.789.228 1.951.552
15,6 17,2 32,1 35,1
5.366.768
100,0
5.568.325
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. Valutarisico (S3) Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt voor afdekking 44% (2012: 45%). Het bedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt na afdekking 87% (2012:85%). Het strategische beleid van het pensioenfonds is om het valutarisico van de beleggingen in aandelen met betrekking tot de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig af te dekken naar de euro. De waarde van de per einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 0 (2012: € 0). De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
2.382.442
2.290.850
4.673.292
GBP JPY USD Overige
311.229 176.405 1.797.936 728.232
-298.136 -185.872 -1.778.675 -28.167
13.093 -9.467 19.261 700.065
Totaal niet EUR
3.013.802
-2.290.850
722.952
5.396.244
0
5.396.244
110
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2012 Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
€
€
€
EUR
2.229.907
2.037.035
4.266.942
GBP JPY USD Overige
268.990 133.832 1.715.675 659.802
-268.832 -141.488 -1.587.673 -39.042
158 -7.656 128.002 620.760
Totaal niet EUR
2.778.299
-2.037.035
741.264
5.008.206
0
5.008.206
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van custodian. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2013 €
2012 %
€
%
Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Zuid-Amerika Zuid-Oost Azie Oceanië Overig
2.910.444 52.580 1.507.296 140.208 694.518 86.938 4.240
49,7 0,9 25,8 2,4 11,9 1,5 0,1
2.703.019 53.776 1.458.728 185.359 531.423 74.865 1.035
47,2 0,9 25,5 3,2 9,3 1,3 -
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
5.396.224 428.833 23.615
92,3 7,3 0,4
5.008.205 698.685 21.314
87,4 12,2 0,4
Totaal
5.848.672
100,0
5.728.204
100,0
111
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2013 €
2012 %
€
%
Energie Bouw- en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen Financiële instellingen Overige
345.078 405.888 329.011 333.595 489.615 309.343 344.372 214.830 148.980 1.039.325 840.888 0 595.299
5,9 6,9 5,6 5,7 8,4 5,3 5,9 3,7 2,6 17,8 14,4 10,2
278.550 417.951 239.070 594.911 342.093 213.189 238.230 189.187 142.713 1.136.661 720.677 18.934 476.039
4,9 7,3 4,2 10,4 6,0 3,7 4,2 3,3 2,5 19,8 12,6 0,3 8,3
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastr. waarden Derivaten Overige beleggingen
5.396.224 428.833 23.615
92,3 7,3 0,4
5.008.205 698.685 21.314
87,4 12,2 0,4
Totaal
5.848.672
100,0
5.728.204
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2013 €
2012 %
€
%
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Overige
83.303 145.575 71.835 23.778 113.270
19,0 33,3 16,4 5,4 25,9
82.848 214.223 79.060 26.609 72.266
17,4 45,1 16,6 5,6 15,2
Totaal
437.761
100,0
475.006
100,0
Het vastgoed bevindt zich voor 90% in Europa en voor 10% in Azië. In de solvabiliteitstoets wordt indirect vastgoed ook als aandelen ontwikkelde markten beschouwd. Vanwege het risico van leverage binnen de direct vastgoed portefeuille wordt de allocatie gekenmerkt als indirect vastgoed (conform voorschriften van DNB). Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico's is het afwikkelingsrisico ('settlementrisico'). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten ('securities lending'). Het gevoerde tegenpartij beleid houdt rekening met de risicopremies waardoor het meer inspeelt op de actualiteit. Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
112
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2013 €
2012 %
€
%
Zuid-Amerika Noord-Amerika Oceanië Europa Zuid-Oost Azië Afrika Overige
74.030 258.256 14.945 1.517.502 132.403 30.167 4.129
3,6 12,7 0,7 74,7 6,5 1,5 0,2
115.005 313.549 16.315 1.498.743 94.860 29.491 0
5,6 15,2 0,8 72,5 4,6 1,4 -
Totaal
2.031.432
100,0
2.067.963
100,0
De samenstelling van de vastrentende waarden naar sectoren is als volgt: 2013 €
2012 %
€
%
Energie Bouw en grondstoffen Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Gezondheidszorg Informatietechnologie Telecommunicatie Nutsbedrijven Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Overige
97.911 30.372 55.110 65.518 111.752 0 27.435 103.663 99.642 1.039.325 243.235 157.469
4,8 1,5 2,7 3,2 5,5 1,4 5,1 4,9 51,2 12,0 7,8
99.233 37.419 67.421 80.564 91.388 39.095 29.415 86.203 106.706 1.145.000 285.519 0
4,8 1,8 3,3 3,9 4,4 1,9 1,4 4,2 5,2 55,4 13,8 -
Totaal
2.031.432
100,0
2.067.963
100,0
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2013 gepubliceerd door Standard & Poors is als volgt: 2013 2012 € AAA AA A BBB BB B CCC CC Geen rating Totaal
%
€
%
464.695 232.728 377.742 565.309 104.886 76.109 17.827 2.050 190.086
22,9 11,5 18,6 27,8 5,2 3,8 0,9 0,1 9,4
674.306 131.138 758.315 354.233 98.217 10.189 224 0 41.341
32,6 6,3 36,7 17,1 4,8 0,5 2,0
2.031.432
100,0
2.067.963
100,0
De beleggingen met "Geen rating" betreffen met name cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden. In de solvabiliteitstoets is eind 2013 met het kredietrisico zoals blijkt uit bovenstaande gegevens rekening gehouden.
113
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie bij KPN NV in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomsten zijn per 31 december 2013 geëxpireerd. Met de herverzekeraars zijn resultatendelingen overeengekomen die zijn toegelicht bij de post Herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 76,7% (31 december 2012: 69,2%). Het pensioenfonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2013. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.
114
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2013 31-12-2012 €
%
€
%
Vastrentende waarden Italiaanse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties
153.972 377.696 161.617 0
2,5 6,2 2,7 -
175.034 430.463 189.517 85.374
2,9 7,2 3,2 1,4
totaal
693.285
11,4
880.388
14,8
Het pensioenfonds is zich bewust van het gegeven dat bepaalde beleggingen groter zijn dan 2% van het balanstotaal en neemt dit mee in de analyse van het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds is van mening dat de beleggingen in voldoende mate zijn gediversifieerd. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2013 is de verhouding tussen mannen en vrouwen in het pensioenfonds: 64% - 36% (2012: 66 : 34). Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie 'in control' is. Een externe onafhankelijke accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën af wordt geweken van het beleid volgens de benchmark. Een gedeelte van de portefeuille van het pensioenfonds wordt actief beheerd. De standaardtoets is gebaseerd op de risico's in de benchmark en indien daarvan wordt afgeweken, ontstaat derhalve een extra beleggingsrisico. Bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is een opslag opgenomen voor het actief risico van de beleggingsportefeuille. Deze opslag is verwerkt in een aparte risicofactor S10 en heeft een omvang van twee maal de beoogde tracking error (0,6, ultimo 2012: 0,6) van de portefeuille (97,5% zekerheid). Actief risico wordt bepaald over de totale beleggingsportefeuille (dus incl. obligatieportefeuille). Er is verondersteld dat het actief risico ongecorreleerd is met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.
115
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden l gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het l neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting l wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan l tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. [exacte invulling fondsspecifiek zoals swaptions / equity options] l In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2013: 2013 Type contract
Gemiddelde looptijd
Aand derivaten > 20 nov 2015 en < 16 nov 2018 Rentederivaten > 2 okt 2023 en < 2 okt 2043 Swaptions > 15 jan 2038 en < 23 nov 2046
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
€
€
€
€
1.954.500 1.495.000 2.114.000
110.591 122.933 195.309
110.591 129.875 195.309
0 6.942 0
5.563.500
428.833
435.775
6.942
Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de renteswaps, renteswaptions en aandelenopties voor een bedrag van € 423,7 (2012: € 701,5 miljoen). Voor de overige derivaten en repo-contracten zijn zekerheden gesteld ten bedrage van € 0. Er zijn negatieve derivatenposities aanwezig maar deze zijn gesaldeerd met positieve derivatenposities met dezelfde tegenpartijen waardoor per saldo door Pensioenfonds KPN geen zekerheden hoefden te worden gesteld. Er zijn verder ook geen vorderingen door derden ten aanzien van de beleggingen. Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met kas of obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2012:
116
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
2012 Type contract
Aand derivaten Rentederivaten Swaptions
10.4.4.
Gemiddelde looptijd
>15 nov 2013 < 20 nov 2016 >13 jan 2029 < 29 jul 2035 >16 nov 2043 < 23 nov 2046
Contractomvang
Saldo waarde
Positieve waarde
Negatieve waarde
€
€
€
€
1.767.900 672.000 1.873.000
127.243 201.879 369.563
127.243 201.879 369.563
0 0 0
4.312.900
698.685
698.685
0
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft met ingang van 1 januari 2013 een nieuwe (modulair opgebouwde) Uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP voor onbepaalde tijd. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning voor een periode van onbepaalde tijd met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2013 van TKP bedraagt € 4,4 miljoen (2012: € 4,3 miljoen). Daarnaast heeft het pensioenfonds een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Investments BV welke is verlengd per 1 januari 2013. Het betreft een overeenkomst inzake het integraal balansbeheer voor een periode van onbepaalde tijd met een opzegtermijn van twee jaar. De vergoeding voor 2013 bedraagt €1,9 miljoen (2012: € 1,7 miljoen). Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte investeringen door onderliggende vastgoedfondsen bestaat eind 2013 een nog uitstaande investeringsverplichting van € 14,3 miljoen (2012: € 25,7 miljoen).
10.4.5.
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar … . Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met KPN NV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: " KPN NV is verplicht al haar werknemers waarop de KPN-cao van toepassing is aan te melden voor deelneming in het pensioenfonds; " KPN NV is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; " KPN NV verplicht zich om het pensioenfonds alle gegevens inzake werknemers welke het bestuur van het pensioenfonds nodig acht voor de uitvoering van de pensioenregeling tijdig en op de overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te verstrekken; " KPN NV verplicht zich jaarlijks premie aan het pensioenfonds te voldoen. De voorschotpremie bedraagt de geschatte som van de premiegrondslagen pensioenaanspraken van de deelnemers, vermenigvuldigd met het pensioenpremiepercentage. Het pensioenpremiepercentage zal jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar worden vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds aan de hand van de methode zoals omschreven in de ABTN, waarbij tevens de uitgangspunten volgens het dynamisch financieringsmodel in aanmerking worden genomen. Binnen 5 maanden na afloop van het kalenderjaar wordt de premie definitief vastgesteld; " indien de vermogenspositie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten tot een restitutie aan KPN NV of tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het pensioenfonds kan niet eerder tot het verlenen van premierestitutie en verlaging van de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening is ingelopen en vervolgens de vermogenspositie nog boven het gewenst eigen vermogen ligt; " indien de dekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt, is KPN NV een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. Een eventueel aanvullende vermogensdotatie wordt op kwartaalbasis in rekening gebracht en zal op de eerste dag van het daarop volgende kwartaal terstond verschuldigd zijn; " het pensioenfonds biedt de deelnemers de mogelijkheid om, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, door middel van individueel pensioensparen een spaarsaldo te verwerven. KPN NV draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van de bijdragen op het salaris van de deelnemer en afdracht daarvan aan het pensioenfonds.
117
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
10.4.6.
Toelichting op de staat van baten en lasten 2013 2013
2012
€
€
187.654
210.606
88.891 1.722 838 45.153 36.529 14.521
85.100 281 1.531 47.133 75.523 1.037
187.654
210.606
10. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen (werkgever en werknemer) De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Afrekening vorig boekjaar Koopsommen FVP Koopsom VPL Extra stortingen werkgever ivm dekkingstekort Koopsom extra aanspraken
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 48,7% (2012: 54,8%) van de pensioengrondslagsom. Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie
103.736 70.160 185.094
109.057 70.909 208.793
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Totaal kostendekkende premie
87.064 11.178 5.494
93.359 10.093 5.605
103.736
109.057
De feitelijke premie is de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en inclusief koopsommen in verband met de inkoop van VPL-aanspraken en exclusief de afrekening van vorig boekjaar en exclusief de Koopsom FVP bijdrage. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. In de feitelijke premie van de werkgever over 2013 is een extra bijdrage begrepen van € 36,5 miljoen (2012: € 75,5 miljoen) in het kader van het herstelplan. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. 11. Premiebijdragen risico deelnemers Premiebijdragen
407
118
436
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
2013
2012
€
€
12. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
2013
-12.961 490.032 -36.730 -11.891 -354.273 -7.740
-7.313 319.402 235.492 30.265 71.267 -7.471
66.436
641.642
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
9.807 0 4.493 40 45.402
-22.768 490.032 -41.224 -11.931 -399.675
0 0 0 0 0 -7.740
-12.961 490.032 -36.730 -11.891 -354.273 -7.740
59.742
14.434
-7.740
66.436
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 7,7 miljoen (2012: € 7,5 miljoen). De kosten van vermogensbeheer bestaan uit de fee voor TKPI, kosten voor Cardano, onderzoek Dutch Sustainability Research en lidmaatschappen en/of contributies.
2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
9.168 0 5.050 105 133.182
-16.481 319.402 230.442 30.160 -61.915
0 0 0 0 0 -7.471
-7.313 319.402 235.492 30.265 71.267 -7.471
147.505
501.608
-7.471
641.642
119
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
13. Beleggingsresultaten risico deelnemers
2013
Directe beleggingsopbrengst €
Aandelen Vastrentende waarden Kosten vermogensbeheer
2012
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
0 0
17.652 -262
0 0 -149
17.652 -262 -149
0
17.390
-149
17.241
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Kosten vermogensbeheer
0 0 0
12.899 4.890 139
0 0 0 -149
12.899 4.890 139 -149
0
17.928
-149
17.779
2013
2012
€
€
14. Baten uit herverzekering Mutatie herverzekeringsdeel van de voorziening
459
0
9 192 3
10 95 23
204
128
140.773 950 18.834 463 1.509 3.079 407 1.061 79
119.214 211 17.738 495 973 3.139 388 227 109
167.155
142.494
15. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest premies Andere baten
16. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Overige uitkeringen
120
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
2013
2012
€
€
17. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten accountants Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
245 41 4.410 63 53 28 415 0 242
368 31 5.073 55 46 74 498 0 201
5.497
6.346
In de administratiekosten zijn ook de kosten van de fusie tussen PF KPN en KPN Contact opgenomen, deze kosten bedragen € 35 duizend en zijn in rekening gebracht bij de werkgever. Bezoldiging bestuurders De bestuurskosten bevatten onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders. Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. De bezoldiging voor de bestuurders tezamen bedraagt € 133 duizend (2012: € 201 duizend). Daarnaast zijn er kosten gemaakt voor opleiding (€ 31 duizend), vergaderkosten (€ 53 duizend) en een aantal overige bestuurskosten, waaronder de verkiezingen. Voor bestuurders die in dienst zijn van de werkgever en vakorganisaties, wordt de vacatievergoeding rechtstreeks aan de werkgever en vakorganisaties betaald. Verantwoordingsorgaan De vacatiegelden en kostenvergoedingen voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedragen in 2013 € 4 duizend (2012: € 6 duizend). De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan. Accountantshonoraria In het boekjaar en vorig boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonorarie ten laste van het resultaat gebracht. 2013 2012
Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten
Accountant
Overig netwerk
Totaal
Accountant
Overig netwerk
Totaal
€
€
€
€
€
€
52 11
0 0
52 11
50 5
0 0
50 5
63
0
63
55
0
55
Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel werkzaam bij TKP Pensioen BV en TKP Investments BV.
121
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
18. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Rentetoevoeging In 2013 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,35%, wat overeenkomt met een bedrag van € 19,4 miljoen. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2013 2,7% (2012: 2,4%) en daarmee 0,3%-punt hoger dan per 31 december 2012. Als gevolg van deze stijging van de marktrente viel € 167,6 miljoen vrij uit de voorziening pensioenverplichtingen. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuarissen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen pensioenfondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. 2013
2012
€
€
19. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
459
0
-439
1.407
20. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen
122
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
2013
2012
€
€
21. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
18.547
22.649
Na fusie is het resterende deel van het vrije vermogen van de KPN-Contact regeling verdeeld onder de pensioengerechtigden en (gewezen) deelnemers van KPN-Contact. Per 1 september 2013 is aan de (gewezen) deelnemers een extra kapitaal toegekend ter hoogte van 2,5% van het kapitaal per 31 augustus 2013. Aan de gepensioneerden is per 1 september 2013 een extra eenmalige indexatie toegekend van 2,5% van de uitkering per 31 augustus 2013. Bovenstaande heeft geleidt tot een eenmalige ophoging van de VPV voor risco deelnemers van € 0,7 miljoen. 22. Saldo herverzekering Premie herverzekering Uitkeringen uit herverzekering
495 -624
453 -683
-129
-230
-1.811 12.235
-1.467 3.009
10.424
1.542
149 0 126
32 159 1
275
192
23. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. 24. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Interest overig
Groningen, 9 april 2014
drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter drs. A.J.M. Belilos drs. R.P.F. Blomsma RA drs. C.J. Boogaerdt ing. J.A. van Dijk R.H. Harmsen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter C.A.M. Michielse, secretaris F.H.K. Ooms, plaatsvervangend secretaris mw. E. Snoeij W. Wallet mw. A.J.H. Zwaagstra
123
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Overige gegevens
124
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
11.
Overige gegevens
11.1.
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2013 is toegevoegd aan de algemene reserve.
11.2.
Gebeurtenissen na balansdatum
Vanwege de gunstige ontwikkeling van de dekkingsgraad in het boekjaar 2013 heeft het pensioenfondsbestuur in januari 2014 besloten tot het verlenen van een beperkte toeslag van 0,34% voor actieven en 0,42% voor inactieven met ingang van 1 april 2014. Gezien het feit dat het besluit na balansdatum is genomen en een ingangsdatum van 1 april 2014 kent, zijn de financiële gevolgen van dit besluit nog niet in de cijfers over 2013 opgenomen.
11.3.
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
De vertegenwoordigers van de deelnemers worden voorgedragen door de Centrale Ondernemingsraad (COR). Eén van de vertegenwoordigers wordt rechtstreeks door de COR voorgedragen en vier van de vertegenwoordigers worden via de COR voorgedragen door vakorganisaties betrokken bij het CAO-overleg van de vennootschap. De benoeming van de bestuursleden geschiedt, na toestemming van DNB, door het bestuur. De twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden gekozen door en uit de pensioengerechtigden, één en ander overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde kiesreglement. Als secretaris treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. Als plaatsvervangend voorzitter treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. KPN NV heeft statutair het recht om vijf bestuursleden (waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend secretaris) voor te dragen. De uiteindelijke benoeming is een bestuursbesluit.
125
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
11.4.
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132. 126
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds KPN is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 9 april 2014
Ruud Kruijff AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
127
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
11.5.
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds KPN
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de winst-en-verliesrekening over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds KPN per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in 128
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Groningen, 9 april 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. drs. H.D.M. Plomp RA
129
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlagen
130
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlage 1
Deelnemersbestand
In zowel de ultimo als de primo stand zijn de deelnemers van PF KPN en KPN Contact verwerkt. Stand ultimo vorig verslagjaar KPN
Stand ultimo vorig verslagjaar KPN Contact
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
Actieven
13.277
2.230
1.625
3.260
13.872
Slapers
23.260
2.338
2.350
1.388
26.560
Pensioengerechtigden
15.570
397
1.691
378
17.280
waarvan: ouderdomspensioen
11.524
368
1.402
230
13.064
arbeidsongeschiktheidspensioen*
1.243
2
22
59
1.208
partnerpensioen
2.576
22
192
27
2.763
227
5
75
62
245
52.107
4.965
5.666
5.026
57.712
wezenpensioen Totaal: *)
Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven.
131
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille.
132
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Beschikbare-premieregeling (BPR) Pensioenregeling waarin de hoogte van de verzekerde pensioenen afhankelijk is van de krachtens de regeling beschikbare premie en de daarmee te behalen (en behaalde) beleggingsopbrengsten. Met behulp van actuariële grondslagen en methoden wordt bij pensioneren de precieze hoogte van het pensioen vastgesteld. Bij andere typen pensioenregelingen wordt eerst de pensioenhoogte en vervolgens de hoogte van de premies vastgesteld. Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van product-gebonden belastingen en subsidies en van consumptie-gebonden belastingen geëlimineerd. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtssituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. 133
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan (financieel) Een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van financiële bezittingen. Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de nettoactiva en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een situatie van dekkingstekort indien de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duratie De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Dynamisch financieringssysteem Bij het dynamisch financieringssysteem wordt de pensioenpremie berekend over een lange horizon, voortdurend aangepast aan nieuwe economische uitgangspunten. 134
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging.
135
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Afkorting voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. FIRM is een geïntegreerde methode voor de analyse van risico's bij alle typen ondernemingen waarop DNB toezicht houdt. Risicoanalyse wordt door de toezichthouder gebruikt om inzicht te krijgen in de risico's die samenhangen met de activiteiten die een onderneming uitvoert en de mate waarin deze een potentiële bedreiging kunnen vormen voor de toezichtdoelstellingen. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. 136
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Indexatie Zie toeslagverlening. Indexatieresultaat Het indexatieresultaat is gedefinieerd als de cumulatief verleende indexatie in een bepaalde periode afgezet tegen de (cumulatieve) indexatie indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van volledige (ten opzichte van de 100% prijsindex) indexatie. Indexatieresultaat = Cumulatieve indexatie / Cumulatieve prijsinflatie Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen bedraagt het indexatieresultaat 25/50 = 50%. Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling. Inkoopfactoren Inkoopfactoren zijn de gehanteerde actuariële omzettingsfactoren waarbij het spaarsaldo op pensioen-ingangsmoment wordt omgezet naar een jaarlijkse uitkering op basis van het dan geldende inkooptarief c.q. inkoopfactor. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. 137
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Maturity GAP-analyse Methode voor berekening en beheersing van het renterisico. De GAP is het verschil tussen de contractuele rentetypische looptijden van activa en passiva gedurende een bepaalde periode. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. 138
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenresultaat Het pensioenresultaat is gedefinieerd als het (cumulatieve) niveau van de (toekomstige) pensioenuitkeringen na een bepaalde periode, afgezet tegen de (cumulatieve) hoogte van de (toekomstige) pensioenuitkeringen indien die gehele periode sprake zou zijn geweest van indexatie volgens de prijsinflatie. 139
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Het pensioenresultaat vergelijkt het nominale pensioen plus indexatie met het nominale pensioen plus prijsinflatie en geeft in feite de koopkracht van het pensioen weer. Pensioenresultaat = (1 + Cumulatieve indexatie) / (1 + Cumulatieve prijsinflatie) Voorbeeld Het pensioen bij aanvang is 100. Stel dat de prijzen over een periode van 15 jaar met 50% zijn gestegen, indien de toeslagverlening in dezelfde periode in totaal 25% heeft bedragen, bedraagt het pensioenresultaat 1,25/1,50 = 83,33% Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Premieovereenkomst De premieovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel boven € 45.378, waarvoor een beschikbare-premieregeling (BPR) geldt en voor de Individueel Pensioenspaarregeling (IPS). Prepensioen Het pensioen ter overbrugging van de periode tussen het moment van vervroegde pensionering en het moment waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat.
140
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
(Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige kasstromen van de verplichtingen worden verdisconteerd. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. SBR Als een werknemer wordt ontslagen met toepassing van de ‘financiële regeling overcompleet 55 plus’ van de SBR-regeling, dan wordt de pensioenopbouw voor de helft voortgezet. Over de periode waarover de ontslagen werknemer ook in aanmerking komt voor een zogenoemde FVP-bijdrage vindt volledige opbouw plaats. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen.
141
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Shareblocking Wanneer een belegger zijn stemrecht wil uitoefenen, mag hij gedurende een bepaalde periode (rond de Algemene Vergadering van Aandeelhouders) niet handelen in het aandeel. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. Spread Het renteverschil tussen bedrijfsobligaties en staatsobligaties. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij Stichting Pensioenfonds KPN is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten. 142
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitkeringsovereenkomst De uitkeringsovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel tot een bepaald bedrag, waarvoor een regeling op basis van het middelloonsysteem geldt. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UFR (Ultimate Forward Rate) Een rentetermijnstructuur waarbij de rente voor lange looptijden beweegt richting 4,2%, waardoor de berekening van de verplichtingen minder gevoelig is voor schommelingen en mogelijk verstoorde marktomstandigheden op de financiële markten. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Vereist eigen vermogen Zie eigen vermogen. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
143
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Voorwaardelijk pensioen Een extra voorwaardelijk pensioen over dienstjaren uit het verleden als gevolg van een lagere pensioenopbouw dan mogelijk is volgens de fiscale regelgeving. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. VPL De afkorting van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT / prepensioen en introductie Levensloopregeling. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
144
Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds KPN
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds KPN Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, 9723 AS GRONINGEN Telefoon Fax internet emailadres
(050) 582 19 90 (050) 313 82 01
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
145
bijlage bij rapport d.d.
Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen
Stichting Pensioenfonds KPN Postbus 501 9700 AM Groningen www.kpnpensioen.nl
- 146
Geen accountantscontrole toegepast