twee
DUIZEND
j a a r v e r s l ag stichting pensioenfonds kpn
j a a rve r s l ag 2 0 1 0 stichting pensioenfonds kpn
Inhoud
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen
4
6
Verslag verantwoordingsorgaan
bestuursverslag 9 1. Woord van de voorzitter
11
2. Algemene informatie
15
15 15 15
2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia
3. Financiële positie en beleid in 2010
19
19 22 26
3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.3 Risicobeheer
4. Beleggingen
31
31 31 33 34 35 36 36 37
4.1 Marktontwikkelingen 4.2 Resultaten beleggingsp ortefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Vastgoedbeleggingen 4.6 Overige beleggingen 4.7 Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) 4.8 Corporate Governance
5. Pensioenen
41
41 41 42 43 44
5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving
6. Actuariële analyse
49
7. Besturing en naleving wet- en regelgeving
53
53 53 54 55 57
7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Dagelijks Bestuur en bestuurscommissies 7.4 Goed Pensioenfondsbestuur 7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
7.6 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.7 Gedragscodes 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 S enwijziging
8. Verwachte gang van zaken
57 57 58 58
61
jaarrekening 63 9. Jaarrekening
65
65 66
9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 67 9.4 Toelichting op de jaarrekening
68
overige gegevens
103
10. Overige gegevens
105
105 105 106 107 108
10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 10.4 Actuariële verklaring 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
bijlagen 111 Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
113 114
meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4
Bedragen x € 1.000.000 Aantal verzekerden
2010
2009
2008
2007
2006
(per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet
15.749
17.224
18.219
19.744
20.988
Gewezen deelnemers
22.386
21.880
21.200
20.911
20.124
Ingegane pensioenen
13.273
12.461
11.487
10.572
9.863
Totaal aantal verzekerden
51.408
51.565
50.906
51.227
50.975
Kostendekkende premie
85
100
42
93
n.b.
Gedempte premie
61
79
74
104
n.b.
126
82
74
104
78
41
83
0
0
0
Pensioenen
Feitelijke premie ●
jaarpremie
●
bijstortingsverplichting
Uitvoeringskosten Uitkeringen
5
5
5
4
5
108
98
89
78
69
-
-
1,19%
1,50%
1,50%
-
-
2,44%
1,50%
1,50%
-
-
-
-
0,36%
-
-
-
-
0,36%
Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Verleende inhaaltoeslagen (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen
188
253
-264
1.181
1.005
Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131)
181
160
190
150
153
Vereist eigen vermogen (PW art. 132)
634
775
756
744
696
4.403
3.879
3.805
2.999
3.190
104,3%
106,5%
93,1%
139,4%
131,5%
Gemiddelde duration
16,4
15,5
16,8
15,9
15,3
Rentetermijnstructuur (RTS)
3,5%
3,9%
3,6%
4,9%
4,3%
Technische voorzieningen * Dekkingsgraad in % *
5
Bedragen x € 1.000.000 2009
2008
2007
2006
Balanswaarde ** Beleggingsopbrengsten
4.669
4.249
3.633
4.308
4.198
428
550
-630
113
289
Economische samenstelling
beleggingsportefeuille *** Aandelen Aandelen putopties
39,0%
41,1%
36,5%
40,7%
46,9%
3,2%
-
-
-
-
Vastrentende waarden
36,9%
44,5%
44,8%
38,5%
38,0%
Vastgoed
11,8%
10,4%
12,7%
12,1%
11,8%
Overige beleggingen
6,0%
4,3%
6,5%
8,6%
3,0%
Renteswaptions
3,0%
-
-
-
-
Liquide middelen
0,1%
-0,3%
-0,5%
0,1%
0,3%
10,2%
14,8%
-14,5%
2,7%
7,4%
Afgelopen 5 jaar in %
4,1%
4,5%
3,2%
7,6%
5,9%
Afgelopen 10 jaar in %
3,8%
2,6%
3,4%
6,0%
7,8%
(grondstoffen en hedgefondsen)
Beleggingsrendement (exclusief deelvermogens) Jaarrendement portefeuille
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode. * De technische voorzieningen en de dekkingsgraad zijn met ingang van 2007 weergegeven exclusief deelvermogens (voorziening voor risico deelnemers). Met ingang van 2010 is de overige technische voorziening inbegrepen in de technische voorzieningen en in de berekening van de dekkingsgraad. ** De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers, de overige activa en de negatieve derivaten die zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. *** De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat in dit overzicht de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond (zie verder pagina 87).
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2010 Beleggingen
1 . 1 V er sl ver Verslag ag vant er woordingsorga a n t wo or ding s an or g a a n
6
■ ■ Statutaire opdracht Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes van goed pensioenbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: ●● Het vaststellen en wijzigingen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; ●● Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan: ●● De vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; ●● Het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; ●● Het vaststellen en wijzigingen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; ●● Waarborgen van interne beheersing. ■ ■ Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan heeft deelgenomen aan: ●● Bestuursvergadering van 23 april 2010 (oordeel verantwoordingsorgaan over 2009) ●● Bestuursvergadering van 8 december 2010 (verslag visitatiecommissie en communicatieplan) ●● Informele extra bespreking met het bestuur op 22 april 2010 ●● Workshop riskmanagement als gevolg van één van de aandachtpunten opgenomen in het oordeel van het verantwoordingsorgaan ●● Driedaagse cursus in oktober en november 2010 (pensioenstelsels, vermogensbeheer, pensioenfondsbestuur) ●● Een studiedag bij TKP in februari 2011 naar aanleiding van de schriftelijke vragen. Hierbij zijn ondermeer beleggingsbeleid, risicomanagement, analyses risicomanagement (ALM) behandeld. ●● Een delegatie van het verantwoordingsorgaan heeft de bestuursdag op 8 januari 2011 bijgewoond ●● Informeel overleg met een vertegenwoordiging van het bestuur op 8 april 2011.
Het verantwoordingsorgaan heeft eveneens een reeks schriftelijke vragen gesteld aan het bestuur; deze zijn ook schriftelijk beantwoord. Het verantwoordingsorgaan kan beschikken over voldoende informatie zoals: ●● 24-2-2010 en 9-7-2010: TKP aandachtspunten 2010 ●● 8-3-2010: Brief over het effect van de nieuwe overlevingstafels op de financiële positie van het Pensioenfonds ●● 16-4-2010: Uitvoeringsovereenkomst Stichting Pensioenfonds KPN met addenda A en B ●● 22-4-2010: Herstelplannen en beschikking herstelplan; reactie pensioenfonds aan DNB ●● 22-12-2010: Stukken m.b.t. rekenrente versus marktrente en rentecurves ●● 29-12-2010: Definitieve versie rapport visitatiecommissie ●● 24-2-2011: ISAE 3402 type II rapportage interne beheersing pensioen- en vermogensbeheer 2010 ●● Kwartaalverslagen, notulen bestuursvergaderingen etc. ●● 1-4-2011: Concept jaarverslag 2010 ●● Concept Accountantsverslag 2010 PricewaterhouseCoopers (PwC) ●● Actuarieel jaarwerk 2010 ●● Certificeringsrapport verslagjaar 2010 Towers Watson Het verantwoordingsorgaan heeft in 2010 een positief advies uitgebracht over het communicatiebeleid 2011 en het heeft het rapport van de visitatiecommissie met de commissie besproken. ■ ■ Opvolging aandachtspunten vorig jaar In het verslag van het verantwoordingsorgaan over 2009 is gevraagd om de transparantie aan te scherpen door verdere kwantitatieve onderbouwingen en het werken met scenario’s. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur dit feitelijk doet. ■ ■ Bevindingen en aandachtspunten Vastgesteld is dat er in het afgelopen jaar veel aandacht is geweest voor het mitigeren van de optredende risico’s. Er zijn extra instrumenten ingezet om te voorkomen dat de dekkingsgraad verder daalt. Er is een duidelijke en ons inziens evenwichtige afweging gemaakt tussen de mogelijkheid meer zekerheid te krijgen over toekomstige toeslagverlening en het belang van de werkgever voor een stabiele premie. Een aandachtpunt
Een beperkt deel van het fonds betreft Beschikbarepremieregeling (BPR) en Individueel pensioensparen (IPS) gelden die belegd worden volgens het Life Cycle model. Aankoop van pensioenrechten met deze gelden ging ook afgelopen jaar tegen een vaste rekenrente van 4%, ondanks dat de rente waarmee de dekkingsgraad bepaald wordt veel lager lag. Hier is ons inziens een juiste afweging van belangen gemaakt. Aanbevolen wordt om bij een herziening van dit beleid ook te kijken hoe de Life Cycle minder schokgevoelig is te maken. Het afgelopen jaar heeft het verantwoordingsorgaan inzicht gekregen in de wijze waarop scenario’s kunnen worden doorgerekend. Wij hebben begrepen, dat er een update komt van de ALM-basisvariant. Het verantwoordingsorgaan wil na de totstandkoming van de basisvariant door het bestuur en TKP worden geïnformeerd over het effect op de evenwichtige belangenbehartiging. Als laatste aandachtspunt merken wij op dat het verantwoordingsorgaan de openheid van het bestuur en de samenwerking met de uitvoeringsorganisatie (TKP) in 2010 zeer heeft gewaardeerd en dat wij ervan uitgaan dat het bestuur ons bij verdere ontwikkelingen snel informeert. ■ ■ Oordeel Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in 2010 als goed bestuur heeft gehandeld en daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft gediend. Het werk wordt naar onze mening door het bestuur met grote deskundigheid uitgevoerd, waarbij de uitvoeringsorganisatie (TKP) op een goede manier wordt ingezet. Den Haag, 15 april 2011 mw. drs. P.M.J. Corstens mr. E. Engelschman J.P.C. van Doorn drs. C.J. van Kempen P.A.A.M. de Steur dr. R.J. Wijbrands
Reactie bestuur op verslag ver ant woordingsorga an Het bestuur heeft in de vergadering van 15 april 2011 met genoegen kennisgenomen van het eindoordeel van het verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2010. Het bestuur apprecieert de inzet en aanpak van het verantwoordingsorgaan om zijn rol in te vullen en heeft goede nota genomen van de door het verantwoordingsorgaan genoemde aandachtspunten. De door het verantwoordingsorgaan genoemde aandachtspunt met betrekking tot de mogelijk beperktere stijging van de dekkingsgraad door genomen maatregelen zijn onderdeel van continue evaluatie in de Beleggingsbestuurscommissie. Ontwikkelingen op dit gebied worden nauwlettend gevolgd, en daar waar nodig zal het risicobeleid aangepast kunnen worden gegeven die ontwikkelingen. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan aandacht gevraagd om bij de herziening van het beleid met betrekking tot IPS en BPR te kijken hoe de Life Cycle minder schokgevoelig is te maken. Het bestuur zal dit aspect meenemen in zijn overwegingen bij de aanpassingen aangaande bovengenoemd beleid.
7 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
is tegelijkertijd dat voorkomen moet worden dat door de genomen maatregelen de mogelijkheid tot stijging van de dekkingsgraad te veel wordt beperkt.
b e s t u u r s ve r s l ag
hoofdstuk één
1. woord van de voorzitter
Maar we kunnen niet ontkennen dat de financiële crisis - ook bij pensioenfondsen in Nederland - sporen heeft nagelaten en de onzekerheden van het systeem zichtbaar heeft gemaakt, waarbij het beeld van gegarandeerde en waardevaste pensioenen niet spoort met de werkelijkheid. Er was wel degelijk het nodige aan de hand: de eurocrisis, de dalende marktrente en sommige pensioenfondsen moesten zelfs de pensioenrechten korten. Daarnaast speelt de hogere levensverwachting van ‘de gemiddelde Nederlander’ op dit moment een belangrijke rol voor pensioenfondsen. We begrijpen dat het onderwerp pensioen voor de meeste mensen geen dagelijkse kost is. Daarom moeten wij als pensioenfondsbestuur nòg beter uitleggen waar we mee bezig zijn en wat dit voor u betekent. Dat is onze verantwoordelijkheid en die zullen we nemen. In dit jaarverslag van Stichting Pensioenfonds KPN leggen wij verantwoording af over de gang van zaken en het gevoerde beleid in 2010. ■ ■ Financiële positie Het jaar 2010 is wederom een enerverend jaar geweest. De dekkingsgraad is ten opzichte van 2009 met 2,2%punt gedaald tot 104,3%. De voornaamste oorzaken voor de daling van de dekkingsgraad zijn de doorvoering van de nieuwe prognosetafel van het Actuarieel Genootschap en de daling van de marktrente. De rendementen van de beleggingen waren in 2010 positief. Het totaalrendement op de beleggingen bedroeg in 2010 10,2% (2009 14,8%). ■ ■ Nieuwe prognosetafel Bij de vaststelling van de jaarrekening van 2009 is al rekening gehouden met de stijging van de levensverwachting op basis van de verwachting van dat moment. De voorziening per eind 2009 is verhoogd met
een opslag van 4% op basis van CBS-prognosetafel. In de loop van 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel gepubliceerd. Op basis van deze tafel moest het pensioenfonds een extra voorziening treffen, omdat de levensverwachting ten opzichte van de eerdere CBS-prognose verder is toegenomen. Door de invoering van de nieuwe prognosetafel is de voorziening pensioenverplichtingen in 2010 nog eens gestegen met circa 3,7% oftewel circa € 140 miljoen. In totaal is de voorziening in 2009 en 2010 met circa 7,7% gestegen, wat neerkomt op een bedrag van bijna € 290 miljoen. ■ ■ Risicomanagement Niemand kan de toekomst voorspellen. Dat geldt zeker voor toekomstige ontwikkelingen op de financiële markten. Maar er kan wel aan adequaat risicobeheer worden gedaan, waardoor de gevolgen van financiële risico’s zoveel mogelijk worden beperkt. Het pensioenfonds is altijd zeer zorgvuldig omgegaan met het risico- en beleggingsbeleid, maar heeft op basis van de recente ontwikkelingen haar beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Naast het (gedeeltelijk) afdekken van de risico’s blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. In 2010 heeft het pensioenfonds de FIRM-analyse afgerond. Met behulp van deze analyse is het risicoprofiel van het pensioenfonds op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgelegd. Ook heeft het pensioenfonds een onafhankelijke beleggingsadviseur aangesteld voor ondersteuning bij het beleggings- en risicomanagementbeleid. ■ ■ Toeslagverlening Het pensioenfonds heeft in 2010 besloten dat de pensioenen per 1 januari 2011 niet worden verhoogd met
11 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Pensioenen stonden het afgelopen jaar opnieuw in het middelpunt van de belangstelling. Helaas was al die aandacht niet altijd even genuanceerd. Dat leidde soms tot een beeld van bijna failliete pensioenfondsen. Dat beeld strookt niet met de werkelijkheid. Die werkelijkheid is namelijk dat het Nederlandse pensioenstelsel nog steeds nauwelijks zijn gelijke kent in de wereld.
12
de prijsontwikkeling, mede omdat de dekkingsgraad dit niet toeliet. Hoewel het pensioenfonds de ambitie heeft dat de pensioenen worden aangepast aan de prijsontwikkeling, kan dit niet worden gegarandeerd. De toeslagverlening bij Stichting Pensioenfonds KPN is altijd voorwaardelijk. ■ ■ Herstelplan De dekkingsgraad is eind mei 2010 gedaald onder de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen (104,1%). Op 21 oktober 2010 is een aangepast herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: ●● extra premiestortingen door KPN NV bij een dekkingstekort; ●● geen toeslagverlening bij een dekkingstekort ●● gewijzigd beleggingsbeleid, waarbij de neerwaartse beleggingsrisico’s worden verkleind. DNB heeft op 2 februari 2011 het herstelplan goedgekeurd. Dit betekent dat DNB van mening is dat de maatregelen die in het plan staan, kunnen leiden tot het beoogde herstel van de dekkingsgraad. In het aangepaste herstelplan was per eind 2010 een dekkingsgraad verwacht van 98,8%. De actuele dekkingsgraad ligt boven dit niveau. De dekkingsgraad per eind 2010 van 104,3% is hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1%. Het kortetermijnherstelplan is niet meer van toepassing als de dekkingsgraad minimaal drie kwartaaleinden achtereen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Eind 2010 was het eerste kwartaaleinde dat de dekkingsgraad hoger was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het kortetermijnherstelplan is dus nog van toepassing. ■ ■ Communicatie Een belangrijke taak van het pensioenfonds is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. De communicatiecommissie heeft veel aandacht besteed aan het verder verbeteren van de communicatie en informatievoorziening. In 2010 is een zestal bijeenkomsten georganiseerd voor de pensioengerechtigden. Doel van de bijeenkomsten is het informeren en het vergroten van de dialoog met de pensioengerechtigden. Begin 2011 zal het pensioenfonds een nieuwe website lanceren.
■ ■ Visitatiecommissie In 2010 heeft de visitatiecommissie een volledige visitatie uitgevoerd. De rapportage over het functioneren van het bestuur is positief. De aanbevelingen van de commissie worden door het bestuur onderschreven en ondersteunt het pensioenfonds bij het continu verbeteren van de procedures en processen. ■ ■ Verantwoordingsorgaan Over 2010 heeft het verantwoordingsorgaan geoordeeld dat het bestuur in 2010 als goed bestuur heeft gehandeld en daarbij taakbewust de belangen van betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft gediend.
■ ■ Dagelijks Bestuur en Bestuurscommissies Het bestuur heeft in 2010 besloten tot het instellen van een Dagelijks Bestuur en de volgende bestuurscommissies: ●● Communicatie- en Compliance Commissie; ●● Audit en Financiële Commissie; ●● Beleggingsbestuurscommissie. De taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur en de commissies zijn vastgelegd. De voornaamste taak van het Dagelijks Bestuur en de commissies is het voorbereiden en uitvoeren van bestuursbesluiten. ■ ■ Bestuurmutaties In 2010 heeft de heer Van Rooij afscheid genomen. Wij danken de heer Van Rooij voor zijn jarenlange inzet en persoonlijke bijdrage voor het pensioenfonds. Het bestuur verwelkomt zijn opvolger de heer Burcksen. ■ ■ Toekomstverwachtingen Het jaar 2011 belooft, evenals 2010, een enerverend jaar te worden. Ook in 2011 kunnen zich onverwachte gebeurtenissen voordoen. Het pensioenfonds zal zich blijven inspannen om de risico’s te beperken en de pensioenen zo veel mogelijk veilig te stellen. Ook het Pensioenakkoord dat de werkgevers- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid hebben gesloten zal naar verwachting invloed hebben op de pensioenregelingen. Door het Pensioenakkoord moet het pensioenstelsel betaalbaar blijven. In het Pensioenakkoord staan voorstellen om de AOW en de pensioenen aan te passen aan de stijgende levensverwachting.
Den Haag, 15 april 2011 Drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter
13 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Daarnaast staan er in het Pensioenakkoord voorstellen die de pensioenfondsen minder kwetsbaar zouden moeten maken voor ontwikkelingen op de financiële markten. De verwachting is dat het kabinet de voorstellen gaat overnemen. Het Pensioenakkoord moet echter nog definitief worden uitgewerkt. Deze ontwikkelingen zullen naar verwachting ook consequenties hebben voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds.
hoofdstuk twee
2. algemene informatie Ju r idis c he s t r uc t u u r
Stichting Pensioenfonds KPN, statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 26 juni 1998. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 02063809. Stichting Pensioenfonds KPN is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel van Koninklijke KPN NV (‘KPN NV’) en/of aan KPN gelieerde ondernemingen. De pensioenregeling van het pensioenfonds is een combinatieregeling (middelloon/beschikbare-premieregeling). De regeling op basis van het middelloonsysteem wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De beschikbare-premieregeling wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. De premies worden ingebracht door KPN NV en de werknemers. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO van KPN NV. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 51.408 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa € 4,7 miljard.
2 . 2 D oel s t el l ing Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De doelstelling van Stichting Pensioenfonds KPN is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken.
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het pensioenfonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het pensioenfonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2010.
2 .3
Per s ona l i a
Het pensioenfonds heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich terzijde laat staan door een externe actuaris, een externe accountant, enkele commissies, een verantwoordingsorgaan en een visitatiecommissie. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst; alle werkzaamheden (pensioenadministratie, vermogensbeheer, bestuursondersteuning, communicatie etc.) zijn uitbesteed.
15 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2.1
De samenstelling van het bestuur is als volgt: Benoemd namens de werkgever (Koninklijke KPN NV) Naam
16
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
drs. C.J. Boogaerdt
Lid
01-12-1999
01-01-2015
Pensioengerechtigde
drs. J.D.A. Burcksen
Lid
01-01-2011
01-01-2015**
Manager Business Control W&O Networks & Services
drs. H.J.M. Knaapen
Lid
01-01-2006
01-01-2012*
Directeur HRM
drs. R.A. Nieuwenhoven
Voorzitter
26-06-1998
01-01-2014
Pensioengerechtigde
F.H.K. Ooms
Plaatsvervangend
01-01-2008
01-01-2012**
Directeur Compensation & Benefits
secretaris vanaf 1 februari 2011 dr. R. van Rooij
Plaatsvervangend
17-09-2004
01-01-2011
Chief legal officer
secretaris tot 1 januari 2011
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
drs. R.P.F. Blomsma
Lid
01-01-2010
01-01-2014**
Functie/in dienst van Senior internal audit manager
F.J.W. Franssen
Lid namens pensi-
01-01-2008
01-01-2012**
Pensioengerechtigde Bestuurder Qlix
oengerechtigden R.H. Harmsen
Lid
29-03-2001
01-01-2014
mr. J.P.O.M. van Herpen
Plaatsvervangend
01-07-2009
01-07-2013**
voorzitter L.J. Leerssen
Lid namens pensi-
Bestuurder ABVAKABO FNV
28-03-2008
01-01-2012**
Pensioengerechtigde
01-01-2004
01-01-2015
Zelfstandig adviseur
oengerechtigden C.A.M. Michielse
Secretaris
pensioenbeleid mw. A.J.H. Zwaagstra
Lid
01-09-2006
01-01-2014
Bestuurder CNV Publieke Zaak
* Dit bestuurslid kan nog voor maximaal één zittingsperiode van vier jaar worden herbenoemd. ** Deze bestuursleden kunnen nog voor maximaal twee zittingsperioden van elk vier jaar worden herbenoemd.
■ ■ Dagelijks Bestuur mr. J.P.O.M. van Herpen (plaatsvervangend voorzitter) C.A.M. Michielse (secretaris) drs. R.A. Nieuwenhoven (voorzitter) F.H.K. Ooms (plaatsvervangend secretaris vanaf 1 februari 2011) dr. R. van Rooij (tot 1 januari 2011) ■ ■ Audit en Financiële Commissie drs. R.P.F. Blomsma (voorzitter) drs. C.J. Boogaerdt ing. J.A. van Dijk (bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN)
drs. J.D.A. Burcksen (plaatsvervangend voorzitter) L.J. Leerssen ■ ■ Communicatie en Compliance Commissie drs. J.D.A. Burcksen F.J.W. Franssen R.H. Harmsen (plaatsvervangend voorzitter) mr. A.W. Nauta (bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN) drs. R.A. Nieuwenhoven (voorzitter)
■ ■ Geschillencommissie mr. J.P.O.M. van Herpen, voorzitter F.H.K. Ooms (vanaf 1 februari 2011) dr. R. van Rooij (tot 1 januari 2011) mw. A.J.H. Zwaagstra
■ ■ Visitatiecommissie mr. P.J. Akkermans drs. G. de Jong A.M.J. de Bekker AAG
17 ■ ■ Beleggingscommissie De beleggingscommissie van TKP Investments BV bestaat uit: prof. dr. C.G. Koedijk prof. dr. R.A.H. van der Meer drs. J. Mensonides, voorzitter
■ ■ Adviseur bestuur P.C. Molenaar RBA
■ ■ Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het pensioenfonds is opgedragen aan TKP Pensioen BV en TKP Investments BV.
■ ■ Compliance off icer mw. mr. A. van Buren
●●
■ ■ Verantwoordingsorgaan mw. P.M.J. Corstens, namens de werkgever J.P.C. van Doorn, namens de pensioengerechtigden mr. E. Engelschman, namens de deelnemers, secretaris drs. C.J. van Kempen, namens de werkgever, voorzitter P.A.A.M. de Steur, namens de pensioengerechtigden dr. R.J. Wijbrands, namens de deelnemers
advies
advies
De samenhang van de genoemde organen en commissies wordt in het onderstaande schema visueel weergegeven.
TKP/TKPI/ Externe adviseurs
advies/uitvoering
Commissies
■ ■ Certif iceerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, externe accountant ●● Towers Watson Netherlands BV, externe actuaris
advies
participatie
Externe Toezichthouders DNB - AFM
Beleggingscommissie TKPI
BESTUUR Visitatiecommissie
intern toezicht
Certificerende actuaris
controle advies
controle
verantwoording
Compliance officer
adviesrecht controle
Externe accountant
Verantwoordingsorgaan
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Beleggingsbestuurscommissie drs. C.J. Boogaerdt (voorzitter) C.A.M. Michielse (plaatsvervangend voorzitter) F.H.K. Ooms drs. S. van Schilfgaarde (bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN)
hoofdstuk drie
3.1
Fina nc iël e op z e t en p o si t ie
■ ■ Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt in tabel 1 weergegeven. ■ ■ Effect premies/effect aanvullende vermogensdotaties De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch financieringssysteem (DFS). Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige baten en lasten voor de komende 15 jaar. Vanwege de financiële positie ultimo 2009 is
in de premiestelling voor 2010 rekening gehouden met een herstelpremie.
19
Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, is er met KPN NV overeengekomen dat er een aanvullende vermogensdotatie wordt gestort. Eind juni en eind september 2010 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen (104,1%). Het pensioenfonds heeft in 2010 voor een bedrag van ruim € 221 miljoen aan aanvullende vermogensdotaties ontvangen van KPN NV. Dit komt overeen met twee kwartaalbetalingen die zijn gebaseerd op de dekkingsgraad per eind juni en per eind september 2010. Samen met de hiervoor genoemde herstelpremie zorgde dit voor een positief effect op de dekkingsgraad van in totaal 1,6%-punt.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
3. Financiële positie en beleid in 2010
De voorlopige dekkingsgraad per eind december 2010 bedroeg 103,8%. Dit is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Ook op basis van de financiële positie per eind december 2010 is KPN NV derhalve een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. Op 31 december 2010 ontstaat
Tabel 1: Verloop dekkingsgraad 2010
2009
106,5%
93,1%
Effect premies
1,6%
1,8%
Effect toeslagverlening
0,0%
0,0%
5,5%
11,6%
3,8%
-/- 0,7%
Dekkingsgraad 1 januari
Effect beleggingsresultaat (excl. renteafdekking) Effect renteafdekking Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen
-/- 9,7%
4,7%
Effect aanpassing levensverwachting
-/- 3,7%
-/- 4,3%
Effect overige oorzaken
-/- 0,2%
0,3%
Voorlopige dekkingsgraad 31 december
103,8%
106,5%
0,5%
-
104,3%
106,5%
Effect aanvullende vermogensdotatie op basis van de dekkingsgraad per 31 december Dekkingsgraad 31 december 1
De werkgever is gedurende de herstelperiode in het geval van een dekkingstekort per kwartaal een vaste aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. De vaste kwartaalbijdrage wordt gedurende het herstelplan vastgesteld op maximaal een vanaf 1 januari 2010 geïndexeerd bedrag van € 360 miljoen gedeeld door 20 kwartalen, zijnde circa € 18,5 miljoen per kwartaal. In 2010 gold een lager bedrag, namelijk circa € 11,1 miljoen per kwartaal. Dit komt omdat er in 2010 sprake was van ‘aftopping’ van de bijstorting omdat de DFS-premie in 2010 hoger was dan 21%.
20
hierdoor een vordering op KPN NV van circa € 18,5 miljoen. Het opnemen van de vordering van € 18,5 miljoen heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 0,5%punt, waardoor de dekkingsgraad per 31 december 2010 uitkomt op 104,3%. Inclusief deze vordering ligt de dekkingsgraad boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor er geen sprake meer is van een dekkingstekort, maar nog wel van een reservetekort. ■ ■ Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2010 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. ■ ■ Effect renteafdekking en beleggingsresultaat Het negatieve effect van de daling van de rente op de dekkingsgraad door de hogere waarde van de verplichtingen werd gedeeltelijk gecompenseerd door het positieve effect van de renteafdekking via renteswaps en swaptions. De bijdrage van deze renteafdekking aan het rendement was door de daling van de rente positief. Het effect van de afdekking door middel van vastrentende waarden is inbegrepen in het effect van het beleggingsresultaat. Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking, was positief en droeg daarom positief bij aan de dekkingsgraad. Gedurende 2010 is het afdekken van het renterisico, naar aanleiding van het risicomanagementtraject, gewijzigd. Voorheen werd het renterisico voor 70% afgedekt door middel van renteswaps en de portefeuille vastrentende waarden. De renteafdekking is gewijzigd door opties op renteswaps (swaptions) in te zetten. Deze instrumenten bieden het voordeel dat het renterisico wordt afgedekt als de rente daalt, maar tegelijk wordt bij een rentestijging (in tegenstelling tot bij renteswaps) de afdekking minder. Hierdoor kan nog gedeeltelijk geprofiteerd worden van een rentestijging. In de paragrafen 3.2.3. ‘Beleggingsbeleid’ en 4.2 ‘Resultaten beleggingsportefeuille’ wordt de renteafdekking en het resultaat ervan nader toegelicht.
■ ■ Aanpassing levensverwachting Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 20102060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 4% te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingstafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Het AG heeft eveneens geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal van 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De technische voorziening was eind 2009 gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 4%, en aan het eind van 2010 op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. In totaal is circa € 290 miljoen (circa 7,7%) toegevoegd aan de technische voorziening als gevolg van de gestegen levensverwachting. ■ ■ Vereist eigen vermogen Ultimo 2010 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 114,4%. Ultimo 2009 bedroeg de vereiste dekkingsgraad 120,0%. De daling van de vereiste dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de wijziging van het beleggingsbeleid, waardoor de beleggingsrisico’s zijn afgenomen. Zo zijn aandelenopties ingezet om de dekkingsgraad te beschermen tegen een daling van de aandelenkoersen. Daarnaast is de afdekking van het renterisico gewijzigd zodat de dekkingsgraad gedeeltelijk beschermd is tegen een rentedaling, maar het pensioenfonds toch deels nog kan profiteren van een rentestijging. Overigens fluctueert de vereiste dekkingsgraad op basis van het nieuwe beleggingsbeleid meer dan voorheen als gevolg van de variabele effectieve aandelen- en rentegevoeligheid van de aandelenopties en swaptions.
Het aangepaste herstelplan is gebaseerd op het huidige beleid van het pensioenfonds. De belangrijkste uitgangspunten van het aangepaste herstelplan zijn: ●● voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd, het kortetermijnherstel loopt van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013; ●● de premie wordt vastgesteld op een percentage van de pensioengrondslag. Dit percentage wordt steeds voor één jaar vastgesteld met behulp van de uitkomsten van het dynamisch financieringssysteem (DFS). Randvoorwaarde hierbij is dat bij een reservetekort de DFS-premie niet tot een negatieve bijdrage aan de dekkingsgraad mag leiden; ●● gedurende de herstelperiode wordt in geval van een dekkingstekort, naast de DFS-premie, een aanvullende vermogensdotatie van KPN NV gevraagd. KPN NV is in deze situatie per kwartaal een vaste aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. De vaste kwartaalbijdrage wordt gedurende het herstelplan vastgesteld op maximaal een vanaf 1 januari 2010 geïndexeerd bedrag van € 360 miljoen gedeeld door 20 kwartalen, zijnde circa € 18 miljoen als maximale kwartaalbijdrage. Gedurende de periode 2009 t/m 2012 zal KPN NV maximaal € 360 miljoen als aanvullende vermogensdotatie verschuldigd zijn. Voor zover het pensioenfonds nog niet uit een kortetermijnherstelplan is geraakt, zal indien het pensioenpremiepercentage hoger wordt vastgesteld dan 21,0% het meerdere boven de 21,0% in mindering gebracht worden op de (res-
●●
●●
terende) aanvullende vermogensdotaties in enig kalenderjaar zolang het minimaal vereist eigen vermogen nog niet is overschreden, worden geen toeslagen toegekend. Bij de vaststelling van toeslagen wordt uitgegaan van de gemiddelde dekkingsgraad in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Indien het eigen vermogen zich bevindt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit gedeeltelijke toeslagverlening plaatsvinden. Indien het eigen vermogen hoger is dan het vereist eigen vermogen, kan het bestuur besluiten tot volledige toeslagverlening en het eventueel inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen; het gewijzigde beleggingsbeleid. Het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om de kans op zeer lage dekkingsgraden te verkleinen met behulp van opties, futures, swaps en swaptions. Hierbij is het renterisico strategisch nagenoeg voor 100% afgedekt. Dit gebeurt door middel van een combinatie van 50% swaptions en 50% swaps en vastrentende waarden. De totale beleggingsverandering is door middel van risicomanagement-studies onderbouwd en leidt tot risicoreductie.
Het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal gelijk is aan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal gelijk is aan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen. In het aangepaste herstelplan wordt voor eind 2010 een dekkingsgraad verwacht van 98,8%. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2010 bedraagt 104,3%. Het pensioenfonds loopt daarmee voor op het verwachte herstel zoals geformuleerd in het herstelplan. Dit is met name het gevolg van het herstel van de rentetermijnstructuur gedurende de tweede helft van 2010. Daarnaast bedroeg het behaalde beleggingsrendement in 2010 10,2%, terwijl het herstelplan uitging van een rendement van 5,8%. De dekkingsgraad per eind 2010 van 104,3% is hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% (2009: 104,0%). Het kortetermijnherstelplan is niet
21 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Ontwikkelingen herstelplan Eind maart 2010 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds voor het derde opeenvolgende kwartaal hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor het kortetermijnherstelplan vanaf dat moment niet langer van toepassing was. De dekkingsgraad is per eind mei 2010 weer gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Op 5 juli 2010 heeft DNB het pensioenfonds verzocht om een herziening van het herstelplan in te dienen. Ook als gevolg van het gewijzigde beleggingsbeleid - waarvan DNB in kennis is gesteld – moest een vernieuwde versie van het herstelplan met een bijbehorende continuïteitsanalyse worden ingediend. Op 21 oktober 2010 is het aangepaste herstelplan met de bijbehorende continuïteitsanalyse ingediend. Het aangepaste herstelplan is op 2 februari 2011 goedgekeurd door de DNB.
22
meer van toepassing als de dekkingsgraad minimaal drie kwartaaleinden achtereen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Eind 2010 was het eerste kwartaaleinde dat de dekkingsgraad hoger was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het kortetermijnherstelplan is dus nog van toepassing. De dekkingsgraad eind 2010 is lager dan de vereiste dekkingsgraad van 114,4% (2009: 120,0%). Er is derhalve sprake van een reservetekort en het langetermijnherstelplan blijft van toepassing.
pensioengerechtigden en slapers worden verhoogd met maximaal 0,25%. Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden. De toeslagverlening van het pensioenfonds is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen zullen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast.
Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het aangepaste herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het aangepaste herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
●●
3 . 2
●●
Bel eid en b el eid s k e u z es
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de CAO is vastgelegd. Pensioenovereenkomst
Financiële positie
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
Het bestuur heeft een beleidsrichtlijn voor het toeslagbeleid opgesteld. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
●●
●●
●●
Als de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, vindt er geen toeslagverlening plaats. Als de dekkingsgraad ligt tussen de minimaal vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad, vindt er een beperkte toeslagverlening plaats. Als de dekkingsgraad hoger is dan het vereist eigen vermogen, dan vindt er een volledige toeslagverlening plaats. Als het mogelijk is, kan de niet toegekende toeslag in de afgelopen vijf jaar, worden ingehaald. Bij de vaststelling van toeslagen wordt uitgegaan van de gemiddelde dekkingsgraad in de twee voorafgaande kwartalen aan de datum waarop het bestuur het toeslagpercentage vaststelt. Het bestuur kan afwijken van zijn beleidsrichtlijn, bijvoorbeeld als de financiële positie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft.
In de laatste bestuursvergadering van 2009 heeft het bestuur op basis van de financiële positie van het pensioenfonds besloten de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2010 niet aan te passen aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (afgeleid). De gemiddelde dekkingsgraad in de twee kwartalen voorafgaand aan het besluit van het bestuur kwam uit op 101,5% en lag onder de minimaal vereiste dekkingsgraad.
3.2.1 Toeslagbeleid De toeslagverlening voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt gebaseerd op het afgeleide consumentenprijsindexcijfer (periode september – september). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor
Eind 2010 heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen. Dit is in overeenstemming met het toeslagbeleid van het pensioenfonds. De gemiddelde dekkingsgraad in de twee kwartalen voorafgaand aan het bestuursbesluit bedroeg 102,4% en lag onder de minimaal vereiste dekkingsgraad.
3.2.2 Financieringsbeleid ■ ■ Financieringssysteem en ABTN De pensioenpremie die KPN NV verschuldigd is aan het pensioenfonds is een doorsneepremie. De premie wordt vastgesteld middels het dynamisch financieringssysteem. Hierbij vindt een inschatting plaats van toekomstige lasten en baten voor de komende 15 jaar. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: - minimaal vereist eigen vermogen: de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort; - vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is er sprake van een reservetekort; - gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen.
De gehanteerde premieberekeningssystematiek zorgt ervoor dat de actuele vermogenspositie direct tot uiting komt in het premiepercentage. Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, is er met KPN overeengekomen dat er een aanvullende vermogensdotatie wordt gestort. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslag verlenen. Ultimo 2010 bevond Pensioenfonds KPN zich in deze situatie. Een situatie waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, leidt tot een hogere solvabiliteitspremie en in deze situatie kan het bestuur besluiten tot gedeeltelijke toeslagverlening. Het herstel dient binnen vijftien jaar plaats te vinden. ■ ■ Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. Deze onderdelen komen terug in de dynamische premie. De dynamische premie bestaat uit de volgende onderdelen: - de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; - de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het vereist eigen vermogen; - de premie om de uitvoeringskosten te financieren; - de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst.
Eind 2010 gelden de volgende waarden: 160,0% 150,0%
150,0% 140,0% 130,0% 120,0% 110,0%
114,4% 104,1%
100,0% 90,0% 80,0% Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen
Gewenst eigen vermogen
De gedempte kostendekkende premie voor 2010 bedraagt € 60,6 miljoen (2009: € 79,0 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2010 bedraagt € 155,6 miljoen (2009: € 160,8 miljoen). Dit is de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en exclusief koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
23 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Wanneer de financiële positie van het pensioenfonds in de toekomst zal verbeteren, bestaat de mogelijkheid tot het inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen.
24
■ ■ Premiebeleid De bepaling van het doorsneepremiepercentage voor 2010 heeft plaatsgevonden in september 2009. De premie is berekend met een horizon van vijftien jaar en kent als belangrijkste grootheden: ●● verzekerdenbestand per 31 december 2009; ●● actueel personeelsscenario; ●● beleggingsrendement op de langere termijn van 6,5%; ●● algemene loonontwikkeling voor 2010 van 2,4% en daarna oplopend tot 3,0% op lange termijn; ●● prijsinflatie voor 2010 van 1,3% oplopend tot 2,0% op lange termijn; ●● bruto beheerskosten van € 7,5 miljoen; ●● geraamde dekkingsgraad: als geraamde dekkingsgraad per 1 januari wordt uitgegaan van de aanwezige dekkingsgraad per ultimo van het laatste kwartaal voorafgaand aan de premiestelling. Voor de premiestelling 2010 betekent dit dat de geraamde dekkingsgraad per 1 januari 2010 gelijkgesteld is aan de dekkingsgraad per ultimo juni 2009, te weten 108,0%; ●● het toeslagbeleid. Met deze grootheden is de premie, op basis van het FTK, voor 2010 berekend en vastgesteld op 27,7%. ■ ■ Premies en grensbedragen Voor 2010 golden de volgende premies en grensbedragen: ●● pensioenpremie: 27,7% over het pensioengevend salaris onder aftrek van de franchise (€ 12.674 voor deelnemers aan pensioenreglement 2006 en € 13.737 voor deelnemers aan pensioenreglement 2000); ●● beschikbare-premiegrens van € 45.378. ■ ■ Verloop pensioenpremie en overige premies De afgelopen vijf jaar hebben de premies zich als volgt ontwikkeld (zie tabel 2):
3.2.3 Beleggingsbeleid ■ ■ Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds en met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse ALM studie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Een ALMstudie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. In de ALM-studie die eind 2009 is uitgevoerd is extra aandacht geschonken aan extreme risico’s, ook wel staartrisico’s genoemd. Dit zijn risico’s die een zeer negatief effect kunnen hebben op de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur heeft naar aanleiding van deze ALM-studie besloten om in 2010 extra aandacht te besteden aan deze risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarbij is ook goed gekeken naar de mogelijkheden om de dekkingsgraad toch deels mee te laten profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Op basis van deze analyses is besloten om het strategische beleggingsbeleid aan te passen. De doelstelling van het strategische beleggingsbeleid is om de kans te verkleinen dat de dekkingsgraad daalt tot onder de 95%. Tegelijkertijd moet de dekkingsgraad ook kunnen blijven stijgen als de marktomstandigheden positief zijn, zodat er financiële ruimte is om toeslag te verlenen. Daarnaast moet de reële dekkingsgraad kunnen toenemen om een eventuele stijging van de inflatie en daarmee toeslagverlening te kunnen opvangen. Om deze doelstellingen te realiseren, wordt er gebruik gemaakt van opties.
Tabel 2: Verloop pensioenpremie en overige premies 2010 Pensioenpremie in % Bijstorting x € 1.000
2009
2008
2007
2006
27,7
17,1
15,1
21,8
15,3
40.720
83.250
0
0
0
Hieronder wordt het beleid per onderdeel toegelicht. Renterisico De afdekking van het renterisico is met het aangepaste strategische beleggingsbeleid gewijzigd. Het renterisico werd voorheen voor 70% afgedekt door middel van renteswaps en de portefeuille met vastrentende waarden. Dit betekende dat als de rente veranderde, 70% van de waardeverandering van de verplichtingen werd opgevangen door de renteswaps en de vastrentende waarden. Met het aangepaste beleggingsbeleid is het renterisico strategisch voor circa 100% afgedekt. Deze afdekking is voor 50% ingevuld met behulp van de rentegevoeligheid van vastrentende waarden en renteswaps. De overige 50% wordt ingevuld met behulp van renteswaptions, waarbij de afdekking plaatsvindt op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende swaps. Swaptions bieden het voordeel dat het renterisico wordt afgedekt als de rente daalt, maar tegelijk wordt bij een rentestijging de afdekking minder waardoor nog gedeeltelijk geprofiteerd kan worden van de rentestijging, dit in tegenstelling tot renteswaps. Het gebruik van swaptions maakt de effectieve renteafdekking nu onder andere afhankelijk van de (toekomstige) rentestand. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. De effectieve mate van renteafdekking staat hierdoor niet op voorhand vast. Hierdoor is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad toch deels kan profiteren van een rentestijging. In de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1) wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) renterisico.
Aandelenrisico De beleggingen in aandelen vinden wereldwijd plaats. Begin 2010 werd 41% in aandelen wereldwijd belegd. Naar aanleiding van het gewijzigde beleggingsbeleid is het risico van dalende aandelenbeleggingen gedeeltelijk afgedekt. Dit is gedaan door middel van putopties op de aandelen van ontwikkelde markten. Per eind 2010 bedragen de beleggingen in aandelen wereldwijd 39,0%, waarvan 31,7% afgedekt is door middel van putopties. Hiermee is de dekkingsgraad beschermd tegen extreme marktomstandigheden. Er kan wel gedeeltelijk worden geprofiteerd van koersstijgingen, maar het effect op de dekkingsgraad van forse koersdalingen is beperkt. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatiegerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Met het gebruik van opties op renteswaps neemt de renteafdekking af als de rente stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de stijging van de (verwachte) inflatie. Valutarisico Binnen het strategisch beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met het valutarisico. Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt. Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe het gehele valutarisico afgedekt. ■ ■ Strategische beleggingsportefeuille De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille weer. Ook is de oude strategische beleggingsportefeuille die gold vanaf begin 2010 opgenomen. In de laatste kolom staan de werkelijke gewichten per beleggingscategorie weergegeven. De werkelijke gewichten wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen.
25 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
De wijzigingen in de beleggingsportefeuille zijn in verschillende stappen in de tweede helft van het jaar 2010 doorgevoerd. Het nieuwe beleid werd in twee stappen doorgevoerd. Dit werd gedaan omdat de implementatie van de in te zetten instrumenten (opties) relatief veel tijd vergde. Om toch relatief snel de wijzigingen door te voeren is vanaf juli 2010 tijdelijk het risicoprofiel gerepliceerd via lineaire instrumenten (futures en swaps). In oktober 2010 zijn deze instrumenten vervangen door opties om zo het gewenste beleggingsbeleid met het aangepaste risicoprofiel te bereiken.
Tabel 3: Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Strategische
Strategische
Werkelijke
portefeuille
portefeuille
gewichten
(begin 2010)
(eind 2010)
(eind 2010)2
41,0%
38,5%
39,0%
-
3,2%
3,2%
● Vastrentende waarden
28,0%
26,3%
25,7%
● Inflatiegerelateerde obligaties
12,0%
11,3%
11,2%
Vastgoed
13,0%
12,2%
11,8%
Beleggingscategorie
26 Aandelen ● Aandelen ● Aandelen putopties* Vastrentende waarden
Overige beleggingen ● Grondstoffen
5,0%
4,7%
5,1%
● Hedgefondsen
1,0%
0,9%
0,9%
● Renteswaptions*
-
3,0%
3,0%
Liquide middelen
-
-
0,1%
100,0%
100,0%
100,0%
Renteafdekking
Totaal
* H et gewicht van de aandelen putopties en de renteswaptions geeft niet de onderliggende exposure naar de aandelenmarkten en de rente weer.
■ ■ Beleggingsaanpak Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het multi-manager principe. Dit multi-manager principe houdt in dat de beste managers geselecteerd worden per beleggingscategorie, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces, om zo de beste managers per beleggingscategorie wereldwijd aan te stellen. De ingezette externe vermogensbeheerders worden continu op een aantal punten beoordeeld. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, wordt deze ontslagen of wordt het aanhouden van de manager besproken in de Beleggingscommissie.
3 .3
R isic ob eheer
■■ F inanciële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) In 2009 heeft het bestuur een eerste analyse uitgevoerd op basis van FIRM. FIRM is het risicoanalyse document van DNB voor het prudentieel toezicht op financiële instellingen. Risicoanalyse als instrument staat centraal binnen de reguliere werkzaamheden van de toezichthouder. Het risicoprofiel van de instellingen wordt op gestructureerde wijze in kaart gebracht en binnen de FIRM-applicatie vastgelegd. Hierdoor wordt een zinvolle onderlinge vergelijking mogelijk, die weer de basis vormt voor de planning van toezichtswerkzaamheden van DNB en voor mogelijke interventie bij instellingen.
In hoofdstuk 4 ‘Beleggingen’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
2 De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat in dit overzicht de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond (zie verder pagina 89).
Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden:
Beheersingscategorieën
Financiële risico’s
Niet -financiële risico’s
Matching - / renterisico
Omgevingsrisico
Risicospecifieke beheersing
Marktrisico
Operationeel risico
Organisatie
Kredietrisico
Uitbestedingsrisico
Management
Verzekeringstechnisch risico
IT-risico
Solvabiliteitsbeheer
Integriteitsrisico
Liquiditeitsbeheer
Juridisch risico
Hiermee is een toetsingskader neergelegd dat voor alle typen onder toezicht staande instellingen zal worden toegepast. De eerste analyse in 2009 heeft in 2010 een vervolg gekregen door de scores op de verschillende risico-items als onderdeel van de verschillende risicocategorieën, verder te wegen om zodoende een compleet beeld te krijgen van de overblijvende netto-risico’s. Gebleken is dat vooral de financiële risico’s (te weten het matching-/renterisico, het marktrisico en het kredietrisico) nog relatief hoge overblijvende nettorisico’s hebben. Deze risico’s zijn als zodanig onderkend en hebben mede geleid tot een verdere uitbreiding en verdieping van risicobeperkende maatregelen op dit gebied. Binnen het bestuur worden deze risico’s uitdrukkelijk behandeld binnen zowel de Beleggingsbestuurscommissie alsook de Audit en Financiële Commissie. Aanbevelingen en acties zoals deze zijn voortgevloeid uit de in 2010 uitgevoerde analyse worden dan ook in deze twee commissies opgevolgd en bewaakt om vervolgens terug te koppelen aan het bestuur. ■ ■ Risicobeheer Het bestuur heeft zijn risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Deze is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2010. Hierbij wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend en het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s.
Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen binnen de kaders van de uitvoeringsovereenkomst en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. ●●
●● Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers) risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Het renteafdekkingsbeleid is in 2010 aangepast. Het ●●
27 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Risicocategorieën
28
renterisico wordt afgedekt door een combinatie van vastrentende waarden, renteswaps en renteswaptions. Hiermee is de dekkingsgraad (gedeeltelijk) beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad toch deels kan profiteren van een rentestijging. Valutarisico Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor de gehanteerde aandelenopties is het volledige valutarisico afgedekt. Bij de overige beleggingscategorieën wordt in principe het gehele valutarisico afgedekt. ●●
●● Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Naar aanleiding van het aangepaste beleggingsbeleid, wordt het risico van dalende aandelenkoersen beperkt door gebruik te maken van putopties.
Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. ●● Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. ●●
●● Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden.
Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan.
Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het pensioenfonds, wordt het verzekeringstechnisch risico niet herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het lang●●
Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. ●●
Door toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 (gecorrigeerd voor de fondsspecifieke sterfte), is bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. ●●
●● Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht.
De risicopremie voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico is onderdeel van de DFSpremie. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-f inanciële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het ●●
pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en TKP Investments BV (TKPI). ●● Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. In 2010 is het ISAE rapport uitgebreid met het proces monitoring uitbesteding van activiteiten die worden uitgevoerd door derden voor TKP.
PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2010 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om de controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het pensioenfonds besteedt aandacht aan risicobeleid en beheersing van risico’s. In 2010 heeft het pensioenfonds besloten om een Audit en Financiële Commissie in te stellen ter borging van de risicobeheersing. De ISAE 3402 rapportage wordt uitgebreid geanalyseerd. Zonodig worden met de uitbestedingspartijen afspraken gemaakt over verbeteringen. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1).
29 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
levenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
hoofdstuk vier
4. Beleggingen M a r k t on t w i k k el ingen
Het jaar 2010 stond voor beleggers vooral in het teken van de schuldenproblematiek van Europese landen en de invloed daarvan op het bankwezen en de wereldwijde economische groei. Een omvangrijk reddingspakket van de Europese Unie en steunmaatregelen van de Europese Centrale Bank waren begin mei nodig om acute financieringsproblemen van Griekenland te voorkomen. Het wantrouwen van beleggers in andere landen werd daarmee echter niet weggenomen. De rente op staatsobligaties uitgegeven door onder andere Ierland, Portugal en Spanje steeg enorm. Staatsobligaties van de meest kredietwaardige landen in het eurogebied, zoals Nederland en Duitsland, werden daarentegen beschouwd als een veilige haven. Hierdoor daalde de lange rente in deze landen sterk. De lange swaprente (30 jaar) daalde van 4,0% eind 2009 tot een tijdelijk dieptepunt van 2,6% eind augustus 2010. Op dat moment was de onrust onder beleggers over de Europese schuldencrisis en de angst voor een nieuwe economische recessie groot. Uiteindelijk eindige de lange swaprente (30 jaar) op 3,5%. De economische groei bleef in 2010 gematigd. Halverwege het jaar nam door zwakke economische cijfers uit de Verenigde Staten (vooral de arbeidsmarkt) de angst van beleggers voor een nieuwe economische recessie en een deflatiescenario nog toe. Hoewel door meevallende economische cijfers later in het jaar dit negatieve scenario weer wat naar de achtergrond verdween, bleven de algemene economische verwachtingen voor de Amerikaanse economische groei zwak. In Europa waren de economische verschillen groot. Vooral de Duitse economie verraste positief, geholpen door een sterke exportgroei. Van landen met grote overheidsschulden bleven de economische groeiverwachtingen, mede door noodzakelijke overheidsbezuinigingen, laag. Ondanks deze belangrijke economische ontwikkelingen, was 2010 een positief beursjaar. De wereldwijde aandelenindex steeg ruim 20% in euro’s. Wel waren de tussentijdse uitslagen groot. Bedrijfsresultaten waren positief. Vooral Amerikaanse bedrijven hebben de eco-
nomische crisis aangepakt door drastisch in kosten te snijden, waardoor de arbeidsproductiviteit en winst op peil bleven. De hoogste rendementen werden behaald in opkomende landen. De economische groei bleef in opkomende landen hoog, terwijl deze landen minder last hebben gehad van de kredietcrisis door de beperkte rol van het bankwezen binnen de economie. De hoge overheidsschulden in Europese landen leidden op de valutamarkt in 2010 tot een daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar van ruim 7%. Tegelijkertijd was ook het beleid van de Amerikaanse en Japanse autoriteiten om te proberen hun munt laag te houden. De spanning met China over de goedkope Chinese munt, waardoor zij een concurrentievoordeel hebben op de exportmarkt, speelde hierbij ook een rol.
4 . 2 R es u l t a t en b el eg ging s p or t efe u il l e Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid vast voor de lange termijn. Immers de verplichtingen van het pensioenfonds hebben een lange looptijd. Strategische beslissingen worden genomen mede op basis van een ALM-studie. Factoren zoals rendement/risico, premie, toeslagverlening en het toezichtskader spelen een rol. Strategische beslissingen betreffen onder meer het afdekken van het renterisico, de regioallocatie binnen de beleggingscategorie aandelen, de allocatie naar de overige beleggingen en vastgoed en het valutabeleid. In de ALM-studie wordt uitgegaan van rendementsverwachtingen voor de verschillende beleggingscategorieën. Deze rendementen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de economie. De verwachtingen voor de economie voor de lange termijn zijn gebaseerd op economische relaties. Zo zijn het verwachte politieke, economische en monetaire beleid van invloed op de economische groei en de inflatie. Deze zijn op hun beurt bepalend voor de andere economische grootheden, als rente en de daaruit afgeleide rendementen. De diverse variabelen zijn op deze manier op een onderling consistente manier afgeleid. Voor de verwachte
31 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
4.1
32
risicopremies per beleggingscategorie (rendement boven staatsobligaties) wordt uitgegaan van zowel langjarige historische reeksen als ook wetenschappelijk onderzoek over de toekomstige ontwikkeling. Bij de ALM-studie worden naast het basis economisch scenario ook andere economische scenario’s geanalyseerd, om te zien hoe robuust het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is in een andere economische omgeving. Onderstaande figuur geeft vanuit deze langere termijn verwachting het verloop weer van het gerealiseerde cumulatieve beleggingsrendement ten opzichte van de verwachting vanaf 1988. Over deze langjarige periode is het behaalde rendement hoger dan het verwachte rendement. Deze analyse geeft aan dat bij het maken van beleid sprake is geweest van realistische verwachtingen voor het beleggingsrendement. Figuur 1: Cumulatief rendement 1988-2010 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1988
1991
1994
1997
2000
2003
2006
2010
jaareinden
verwachting ALM
feitelijk beleggingsrendement
Naast de evaluatie via de ALM studie, worden de strategische beslissingen jaarlijks geëvalueerd om inzicht
te krijgen in de effectiviteit van de strategische beslissingen op basis van risico en rendement. Dit wordt gedaan, omdat deze beslissingen niet tot uitdrukking komen in het rendement van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Strategische beslissingen worden namelijk direct verwerkt in de benchmark. In totaal zijn in 2010 negen strategische beslissingen geëvalueerd, waaronder het afdekken van het renterisico, valutarisico en inflatierisico, het toevoegen van beleggingscategorieën zoals onroerend goed en grondstoffen en de regioverdeling binnen de aandelencategorie. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de strategische beslissingen positief hebben gewerkt, omdat het risico van de beleggingsportefeuille is verlaagd. Daarnaast heeft het merendeel van de beslissingen geleid tot een positief effect op het rendement vanaf het moment van opname. Een voorbeeld van een beslissing die wel heeft geleid tot een verlaging van het beoogde risico, maar niet tot extra rendement, was de opname van inflatiegerelateerde obligaties. Vanaf het moment van opname (in 2006) deden nominale obligaties het beter dan inflatiegerelateerde obligaties. Inflatiegerelateerde obligaties doen het beter dan nominale obligaties als de inflatieverwachtingen stijgen en dekken het inflatierisico af. In de periode van implementatie, vanaf 2006, is de inflatie slechts beperkt toegenomen, waardoor inflatiegerelateerde obligaties geen extra rendement behaalden ten opzichte van nominale obligaties. Wel is het inflatierisico hiermee (gedeeltelijk) afgedekt. ■ ■ Rendement beleggingen 2010 Het rendement van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg in 2010 10,2%. In tabel 1 staan de rendementen van de beleggingsportefeuille weergegeven.
Tabel 1: Rendementen beleggingsportefeuille (in %)
Portefeuille
Aandelen
15,0
Bijdrage afdekking aandelenrisico (aandelen putopties)
-0,7
Vastrentende waarden
3,5
Vastgoedbeleggingen
2,2
Overige beleggingen (grondstoffen en hedgefondsen) Bijdrage renteswaps en swaptions aan rendement Totaal (gemiddeld over de gehele portefeuille)
10,5 3,6 10,2
In het algemeen laat een passief beheerde portefeuille een lager rendement zien dan de benchmark. Dit komt doordat met het feitelijk beleggen kosten gemoeid zijn die niet worden meegenomen in het rendement van de benchmark. In bovenstaand overzicht zijn deze kosten niet weergegeven, om een vergelijking met de benchmark mogelijk te maken. In 2010 behaalden ook enkele passief beheerde portefeuilles een beter rendement dan de benchmark. Dit kwam onder meer door de timing van stortingen, terugontvangen dividendbelasting of valuta- en kaseffecten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de passief beheerde portefeuille beursgenoteerd vastgoed.
De bijdrage van de renteafdekking aan het rendement was door de daling van de rente positief. Naar aanleiding van het gewijzigde beleggingsbeleid, is in het vierde kwartaal de renteafdekking gewijzigd door te beleggen in opties op renteswaps (swaptions) en deels winst te nemen op de uitstaande swaps. In de jaarrekening wordt nader ingegaan op de specificaties van de renteafdekking, zie hiervoor paragraaf 9.4.3.1.
De achterliggende oorzaken voor het rendement ten opzichte van de benchmark per beleggingscategorie worden toegelicht in de paragrafen 4.3 tot en met 4.6.
■ ■ Rendement 2010 ten opzichte van de benchmark Tabel 2 geeft de rendementen van de onderliggende beleggingen weer per afzonderlijke beleggingscategorie. Hierin worden de beleggingen in renteswaps, swaptions aandelenopties en futures niet meegenomen. Daardoor is het totale gewicht van deze portefeuille 90,9% in plaats van 100%. Ook zijn de rendementen exclusief kosten weergegeven. Hierdoor is helder weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Omdat het huidige beleggingsbeleid een mengvorm is
4 .3
A a ndel en
■ ■ Samenstelling portefeuille Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. De categorie aandelen is sinds oktober 2010 verdeeld in fysieke aandelenbeleggingen via beleggingsfondsen en aandelenputopties. De aandelenopties zijn gericht op
Tabel 2: Resultaten per beleggingscategorie (excl. renteswaps, swaptions, aandelenopties en futures)
Gewicht
Rendement ex-
Benchmark
Relatief 0,4
clusief kosten Actief beheer
63,3
11,6
11,1
Aandelen
38,6
15,0
14,5
0,5
Vastrentende waarden
13,3
8,2
8,0
0,2
Vastgoedbeleggingen
8,9
1,6
1,6
0,0
Overige beleggingen
2,4
14,4
11,8
2,3
Passief beheer
27,6
2,2
2,2
0,1
Vastrentende waarden
21,1
0,8
0,7
0,1
Vastgoedbeleggingen
2,9
15,8
12,5
2,9
Overige beleggingen
3,6
7,5
7,9
-0,4
90,9
8,7
8,4
0,3
Totaal actief en passief
33 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
tussen actief en passief beheerde beleggingen, wordt hierin bij de weergave van de rendementen ook onderscheid gemaakt. Ten opzichte van de benchmark was het rendement 0,3%-punt hoger. De actief beheerde portefeuille deed het 0,4% beter dan de benchmark. Alle beleggingscategorieën droegen hieraan bij.
Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking, was positief met 6,6%. Dit kwam voornamelijk door het positieve rendement op de beleggingen in aandelen. Een daling van de aandelenkoersen is door het gewijzigde beleggingsbeleid vanaf het vierde kwartaal deels afgedekt. Dit gebeurt door gebruik te maken van putopties op aandelen. Deze strategie heeft toegevoegde waarde ten opzichte van het niet afdekken van het aandelenrisico als de aandelenkoersen dalen. De bijdrage van de beleggingen in vastrentende waarden, vastgoed en overige beleggingen waren positief.
het beperken van het risico van dalende aandelenkoersen op het beleggingsresultaat.
34
Fysieke aandelenbeleggingen: Deze beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen. De beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen worden afgedekt naar de euro. De aandelenbeleggingen kennen een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement dan de relevante benchmark te behalen. De verdeling van deze beleggingen over de verschillende regio’s en sectoren wordt weergegeven in de jaarrekening. Aandelenopties: Deze zijn afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig wordt afgedekt. Deze beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid, zodat de benchmark gelijk gesteld is aan het rendement van de opties. ■ ■ Rendement De aandelenbeleggingen profiteerden van de positieve aandelenrendementen wereldwijd. Het rendement van de fysieke aandelenportefeuille bedroeg 15,0% in 2010. De relatieve rendementen van de beleggingen in de onderliggende fondsen van het MM World Equity Fund waren allen positief met uitzondering van het MM North American Equity Fund. Het MM Developed Asia Pacific ex Japan Equity Fund droeg het meest positief bij aan het rendement. Dit was vooral het gevolg van een juiste aandelenselectie in Hong Kong en een goede landenselectie. Het MM Emerging Market Equity Fund profiteerde vooral van de stijgende koersen van aandelen van bedrijven die profiteren van een aantrekkende binnenlandse consumptie. Het MM Absolute Return Fund deed het beter dan de benchmark doordat de fundamentele ontwikkelingen bij bedrijven verbeterden. Dit ondersteunde voor een groot deel van het jaar de aandelenkoersen en was ook voor absoluut rendement managers een goed klimaat om waarde toe te voegen. In Europa (het MM European Equity Fund) was het rendement licht beter dan de benchmark. Vooral de nadruk op kwalitatief goede bedrijven in de eerste helft van het jaar was positief. Het North American Equity Fund bleef vooral in de eerste helft van het jaar achter bij de benchmark. De
eerste helft van 2010 deden vooral de meer economisch gevoelige aandelen met een hoger risicoprofiel het goed. Dit waren aandelen met veel geleend geld en een relatief grotere kans op faillissement en vooral aandelen van kleinere ondernemingen. Dit speelde vooral de fundamentele managers in het fonds, die zich juist oriënteren op de grote en kwalitatief sterke ondernemingen, parten. De tweede helft van het jaar hebben deze managers een groot deel van dit negatieve relatieve rendement goed weten te maken. Afdekken van valuta Het afdekken van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen droeg negatief bij aan het absolute rendement van het wereldwijd beleggende aandelenfonds. Dit kwam voornamelijk door de stijging van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro. Ook het Britse pond en de Japanse yen stegen in waarde ten opzichte van de euro. Zonder de valutaafdekking bedroeg het rendement van de wereldwijd beleggende benchmark 20,5%, met afdekking bedroeg het rendement 14,1%.
4 . 4 Va s t r en t ende wa a r den ■ ■ Samenstelling De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende obligatiecategorieën via meerdere beleggingsfondsen. De fondsen die beleggen in euro staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmark. De overige fondsen hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. De verdeling van deze beleggingen over de verschillende regio’s en kredietwaardigheid wordt weergegeven in de jaarrekening. In het eerste kwartaal van 2010 zijn obligaties uitgegeven door EMU-convergentielanden verkocht. Dit is gedaan omdat de managers van de vastrentende waarden in opkomende landen ook in de EMU-convergentielanden kunnen beleggen en het aantal obligaties in deze categorie is gedaald. Deze portefeuille is vervangen door voornamelijk bedrijfsobligaties.
■ ■ Rendement Passief beheerde portefeuille De EMU-staatsobligaties worden passief belegd volgens de benchmark en volgden daarmee de ontwikkelingen op de EMU staatsobligatiemarkt, zoals beschreven in paragraaf 4.1. Er was een groot verschil in rendement tussen de beleggingen in de AAA landen (1,5% voor gemiddeld 10 jaars obligaties en 7,2% voor langlopende obligaties) en de niet AAA landen (0,7% voor gemiddeld 10 jaars obligaties en 6,4% voor langlopende obligaties) door de gestegen risicopremies. De gestegen risicopremies waren ook een belangrijke verklaring voor het negatieve rendement van de inflatiegerelateerde beleggingen. Omdat alleen Italië, Frankrijk en Duitsland inflatiegerelateerde obligaties uitgeven, wordt er in deze landen belegd. Ook Griekenland geeft deze obligaties uit, maar door een te lage kredietwaardigheid, wordt er sinds eind 2009 niet meer in deze obligaties belegd. Frankrijk en Duitsland hebben de hoogste kredietwaardigheid, waarbij Duitsland de laagste rente kent in Euroland. Afgezien van de risico-opslagen voor de Europese landen, waren de inflatieverwachtingen nog steeds beperkt door de beperkte economische groei. Mede hierdoor bleef het rendement van inflatiegerelateerde obligaties in 2010 achter bij nominale obligaties. Actief beheerde portefeuille De actief beheerde portefeuilles behaalden een rendement van 8,2% in 2010, 0,2% meer dan het rendement van de benchmark. Het rendement van bedrijfsobligaties was positief ondanks de schuldenproblematiek van Europese overheden. Dit kwam mede door goede bedrijfsresultaten. Het rendement was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Er werd door de managers in obligaties belegd met een wat hoger risicoprofiel dan de benchmark. Ook werd er extra belegd in de financiële sector.
Ook in de categorie obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen werd een positief rendement behaald. Opkomende landen profiteerden van instroom van gelden van beleggers. Beleggers zijn op zoek naar rendement en beleggen in risicovollere producten, waaronder staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen. Over het algemeen is sprake van een solide groei in Emerging Markets, een groei die sterker is dan in de ontwikkelde landen. Het fonds eindigde het jaar met een hoger rendement dan de benchmark, mede door extra te beleggen in stabielere landen. High yield-obligaties behaalden een positief rendement ondanks de problemen op de staatsobligatiemarkt. Dit kwam vooral door goede bedrijfsresultaten. Wel was het rendement lager dan dat van de benchmark. Nadelig voor het resultaat was de koersstijging van obligaties van bedrijven met een zeer lage kredietwaardigheidrating en met een zeer zwakke balans, waarin niet was belegd.
4 .5
Va s t g oedb el eg gingen
De beleggingen in vastgoed bestaan uit belangen in drie beleggingsfondsen en een aantal rechtstreekse beleggingen. Eind 2010 bedroeg het gewicht in Europees beursgenoteerd vastgoed 2,9%, in Europees niet-beursgenoteerd vastgoed 8,0% en in Aziatisch niet-beursgenoteerd vastgoed 0,8%. Het fonds met beursgenoteerd vastgoed belegt in Europa volgens een passieve beleggingsstrategie en de volgt de benchmark. De niet-beursgenoteerde beleggingen vinden plaats via beleggingsfondsen met een ‘fund of funds’structuur. De beleggingen zijn goed gespreid over nietbeursgenoteerde vastgoedfondsen. ■ ■ Rendement Na een negatief 2009, behaalden de vastgoedbeleggingen in 2010 een positief rendement van 2,2%. De Europese vastgoedmarkt liet een herstel zien. De vraag naar vastgoedbeleggingen is in 2010 toegenomen en is het niveau terug op dat van 2008, hoewel het nog niet de helft is van het niveau in 2006 en 2007. Ook zijn de prijzen van bijvoorbeeld eersteklas vastgoed in Londen, na het dieptepunt in de eerste helft van 2009, sterk gestegen, waarna ze in de tweede helft
35 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
In mei 2010 zijn de beleggingen in staatsobligaties uitgegeven door Eurolanden met een hogere kredietwaardigheid (AAA landen) gesplitst van die met een lagere kredietwaardigheid (niet AAA landen). In deze laatste portefeuille worden de ontvangen renteopbrengsten niet herbelegd en wordt geen nieuw vermogen belegd.
van 2010 weer stabiliseerden. In Zuid Europa stonden de vastgoedprijzen onder druk door de schuldencrisis. In Centraal Europa was er sprake van overaanbod wat negatief was voor de prijsontwikkeling.
36 De vastgoedmarkt in Azië liet in 2010 een herstel zien. Vooral de beleggingen in China (inclusief Hong Kong), India en Zuidoost Azië verbeterden. Japan leverde nog wel een negatieve bijdrage aan het rendement. De toegenomen beleggingsvraag in Azië werd vooral ingegeven door een sterke vraag van gebruikers. De opname van kantoorruimte in grote Aziatische steden verdubbelt in 2011 naar verwachting ten opzichte van het niveau van 2009. In Japan stonden huurprijzen nog altijd onder druk en wordt voor 2011 een verdere daling voorzien. Een gematigde economische groei, deflatie, licht dalende lonen, een zwakke interne vraag naar producten en een afnemende bevolking blijven een bedreiging voor de Japanse vastgoedmarkt.
4 .6 O v er ige b el eg gingen
Het actief beheerde fonds behaalde daarbij een hoger rendement dan de benchmark van 1,3%. Dit werd vooral behaald in energie gerelateerde grondstoffen, waarbij goed geprofiteerd werd van de prijsverschillen op de future- en de spotmarkt. 4 .6.2 Hedgefondsen ■ ■ Samenstelling Het pensioenfonds belegt een klein deel van het vermogen in hedgefondsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een fund of funds. Gespecialiseerde beleggers selecteren de hedgefondsen waarin wordt belegd. Het fonds belegt via twee ‘funds of hedgefunds’-managers. De manager van het ene fonds heeft een gespreide aanpak en belegt in ongeveer honderd onderliggende strategieën. Het andere fonds heeft een geconcentreerdere portefeuille en belegt in ongeveer veertig strategieën. ■ ■ Rendement De hedgefondsen behaalden in 2010 een rendement van 5,1% en deden het daarmee beter dan de benchmark.
4 .6.1 Grondstoffen ■ ■ Samenstelling Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een passief beheerd fonds (70%) en een actief beheerd fonds (30%). Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het onderpand wordt belegd in T-bills (Amerikaans overheidspapier met een looptijd korter dan één jaar). Het actieve beheerde fonds neemt geen actieve sectorposities in, maar probeert extra rendement te behalen met posities op de curve. Zo probeert de manager te profiteren van prijsverschillen op de future en de spotmarkt op de markt voor grondstoffen. Ook voor dit fonds wordt het onderpand belegd in T-bills, zodat het kredietrisico in het fonds beperkt is. ■ ■ Rendement De grondstoffen beleggingen behaalden positieve rendementen van 7,0% voor het passief beheerde fonds en 17,4% voor het actief beheerde fonds en volgden daarmee de koersstijgingen op de grondstoffenmarkt.
De hedgefondsen profiteerden vooral van de positieve rendementen op de aandelenmarkten en dalende risicopremies op bedrijfsobligaties.
4 .7 I ndi v idu eel P ensioens pa r en ( IPS) en Bes c hi k b a r e - P r em ier e gel ing ( BPR ) Deelnemers in Individueel Pensioensparen (IPS) en de Beschikbare-Premieregeling (BPR) beleggen standaard via de Life Cycle-depots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico en het langlevenrisico van de IPS- en BPR-regeling is voor rekening van de deelnemer. Per eind 2010 bedroeg het in de Life cycle depots belegd vermogen circa € 120,1 miljoen. In de Vrij beleggen depots bedroeg het belegd vermogen circa € 9,1 miljoen.
Onderstaande tabellen geven de resultaten van de verschillende Life Cycle- en Vrij Beleggen-depots weer. Tabel 3: Resultaten Life cycle (%)
2010
I
II
III
IV
V
90/10/0
75/25/0
50/50/0
25/40/35
10/0/90
13,4%
11,8%
8,9%
6,2%
1,9%
Tabel 4: Resultaten Vrij beleggen (%) % Aandelen/obligaties/
A
B
C
D
E
F
G
100/0/0
75/25/0
50/50/0
25/75/0
0/100/0
50*/50/0
0/0/100
14,5%
11,8%
8,9%
6,0%
3,0%
10,5%
0,4%
geldmarkt 2010 *
50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria.
■ ■ Samenstelling Om de Life Cycle beter te laten aansluiten bij verwachte rendementen en risico’s, heeft het bestuur in december 2009 besloten de samenstelling van de Life Cycle aan te passen. Voor deelnemers die over 5 tot 7 jaar met pensioen gaan, worden de risico’s van het beleggen (verder) verlaagd. De beleggingen voor deze leeftijdscategorie bestonden tot dusver uit 25% aandelen en 75% obligaties. Deze samenstelling van Life Cycle IV is per 31 maart 2010 gewijzigd in 25% aandelen, 40% obligaties en 35% geldmarkt. Voor de categorie aandelen wordt er als volgt belegd: 83% wereldwijd met dollar, pond en yen afgedekt; via het TKP MM World Equity Afdekking Fund ●● 10% Europa met pond afgedekt; via het TKP MM European Equity Afdekking Fund ●● 7% opkomende landen: via het TKP MM Emerging Markets Fund ●●
Voor de categorie obligaties wordt er als volgt belegd: ●● 40% euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid; via het TKP MM AAA Fixed Income Fund (per mei 2010, wordt er alleen nog in de staatsobligaties belegd van landen met de hoogste kredietwaardigheid, AAA-landen) ●● 40% bedrijfsobligaties; via het TKP Credit Fund ●● 20% inflatiegerelateerde obligaties; via het TKP MM Inflation Index Linked Bond Fund Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende (1-daagse) deposito’s, via het TKP MM
Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen goed verhandelbaar, direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Wel staat daar tegenover dat het verwachte rendement laag is.
4 . 8 C or p or a t e G ov er na nc e ■ ■ Stembeleid Sinds 2005 rapporteert het pensioenfonds in het jaarverslag over het stemgedrag op de algemene vergadering van aandeelhouders van ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt. Dit komt overeen met de aanbeveling van de Nederlandse Corporate Governance Code (‘Code Tabaksblat’). Voor het stembeleid wordt gebruik gemaakt van een gespecialiseerd stemadviesbureau (RiskMetrics). Het stemadvies wordt door RiskMetrics bepaald in overeenstemming met de ‘European Proxy Voting Guidelines Summary’. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op diverse codes, zoals de Code Tabaksblat. Daarnaast wordt bij het stemadvies rekening gehouden met de specifieke situatie in een land. Het stembeleid wordt waar mogelijk toegepast op Europese bedrijven. Zolang er in bepaalde landen sprake is van ‘shareblocking’, zal er in die betreffende landen niet gestemd worden. Shareblocking betekent dat wanneer een belegger stemrecht wil uitoefenen, hij gedurende een bepaalde periode (rond de Algemene Vergadering van Aandeelhouders) niet mag handelen in het aandeel. Nieuwe EU-regelgeving moet hieraan
37 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
% Aandelen/obligaties/geldmarkt
38
een einde maken en introduceert een ‘record date’. Dit houdt in dat gestemd mag worden als de belegger op een bepaalde dag (record date) eigenaar is van het aandeel. Het aandeel wordt dan niet geblokkeerd. Nog niet alle landen hebben deze EU-regelgeving in hun eigen nationale wetgeving opgenomen. Ter voorkoming van mogelijke belangenverstrengeling wordt niet gestemd op aandelen KPN en AEGON. In 2010 is er in totaal op 201 aandeelhoudersvergaderingen gestemd. Op de website van het pensioenfonds is een link geplaatst naar de website van TKP Investments, die inzicht geeft in het stemgedrag. Hierdoor is te zien bij welke bedrijven en in welke periode is gestemd en hoe er op de diverse agendapunten is gestemd (voor/tegen/onthouding). Voor Nederlandse bedrijven werd, naast het stemadvies van RiskMetrics, ook een eigen analyse gemaakt. Figuur 2 laat zien hoe deze vergaderingen zijn onderverdeeld per land. ■ ■ Governance Platform Het pensioenfonds is aangesloten bij het Governance Platform. Dit is een samenwerkingsverband van een aantal grote institutionele beleggers. De doelstelling van dit platform is om in een constructieve dialoog met beursgenoteerde ondernemingen de kwaliteit van de corporate governance te bevorderen. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan milieu- en sociale aspecten. In 2010 stonden 17 Europese beursgenoteerde bedrijven op de actielijst, waaronder 7 bedrijven met een AEX notering. De onderwerpen strategie, samenstelling van het bestuur en beloning, stonden veelvuldig op de agenda.
■ ■ Eumedion Per 1 december 2009 is het pensioenfonds toegetreden tot Eumedion. Eumedion bevordert het overleg tussen institutionele beleggers onderling en met beursgenoteerde ondernemingen. Ook voert Eumedion overleg met de Nederlandse overheid, instellingen van de Europese Unie en andere relevante autoriteiten en organisaties, mede met het doel om wet- en regelgeving met betrekking tot corporate governance te beïnvloeden. ■ ■ Screening op duurzaamheid De ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Hierbij gelden milieu- en sociale- en corporate governance criteria. Het streven is dat alle ondernemingen waarin wordt belegd, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP) zoals samengesteld door de Verenigde Naties. Met deze principes worden ondernemingen gevraagd binnen hun eigen invloedssfeer een aantal kernwaarden op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en anticorruptie na te leven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics. Uit de toetsing van de portefeuilles aandelen en vastrentende waarden eind 2009 kwam naar voren dat 22 bedrijven hier niet aan voldeden. Van deze 22 werd in 2010 een focuslijst opgesteld van tien ondernemingen. Deze ondernemingen zijn aangeschreven om hen te wijzen op hun tekortkomingen en een toelichting te vragen op hun gevoerde beleid. Er zijn verbeterpunten aangedragen en er is een duidelijk kader geschetst waaraan de ondernemingen moeten voldoen om wel in overeenstemming te zijn met de principes van de Global Compact. Voor één bedrijf op de lijst (Vedanta) werd besloten de dialoog te stoppen omdat er onvol-
Figuur 2: Overzicht vergaderingen
■ Frankrijk 47 ■ Ierland 4 ■ Nederland 4
■ Noorwegen 4 ■ Spanje 12 ■ Zweden 28
■ Verenigd Koninkrijk 94 ■ Denemarken 5 ■ Finland 3
doende vooruitgang was. Dit bedrijf is aan de lijst met uitsluitingen toegevoegd.
■ ■ Uitsluiting van aandelen Het pensioenfonds kiest ervoor om ondernemingen die direct betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens uit te sluiten van beleggingen. Voor de bepaling van de lijst met uit te sluiten bedrijven wordt gebruikgemaakt van de ‘Controversial Weapons Radar’. Eenmaal per jaar vindt een aanpassing van deze lijst plaats, waarbij in 2010 het bedrijf Vedanta is toegevoegd. Vedanta is niet betrokken bij controversiële wapens, maar handelt niet in overeenstemming met de Global Compact principes en toonde in de dialoog te weinig vooruitgang.
39 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) heeft in 2010 voor de vierde maal een onderzoek uitgevoerd naar het duurzame beleggingsbeleid van pensioenfondsen. Het doel is het vergelijken en beoordelen van het beleid van ieder pensioenfonds op dit gebied. Van de ondernemingspensioenfondsen kwam Pensioenfonds KPN uit op een gedeelde 2e plaats (van 31 deelnemende pensioenfondsen). Van het totaal (60 pensioenfondsen) werd een gedeelde 13e plaats behaald. Vooral het beleid, en de transparantie hierover, werden positief beoordeeld.
hoofdstuk vijf
5. Pensioenen Inl eiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2010 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5 . 2
●● O verzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2010 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen.
P ensioenkrant De deelnemers en pensioengerechtigden hebben in 2010 twee uitgaven van de pensioenkrant ontvangen. In deze pensioenkranten is onder meer aandacht besteed aan de ontwikkeling van het pensioenbewustzijn. ●●
P ensioenc omm u n ic a t ie
Pensioenfondsen stonden het afgelopen jaar volop in de belangstelling. Opvallend daarbij was de kritiek die de sector kreeg over de wijze van communiceren. Dit bevestigt eens te meer dat duidelijke en transparante pensioencommunicatie een kernactiviteit is voor pensioenfondsen. Het communicatiebeleid en de ingezette communicatiemiddelen zijn vastgelegd in het communicatieplan. In dit plan worden per doelgroep de doelstellingen vermeld en welke communicatiemiddelen ingezet worden. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende doelgroepen: ●● actieve deelnemers; ●● voortgezette deelnemers; ●● gewezen deelnemers; ●● en pensioengerechtigden. ■ ■ Reguliere communicatie Ieder jaar verstuurt het pensioenfonds de volgende communicatiemiddelen: ●● U niform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in september 2010 verstuurd. In de begeleidende brief bij het UPO is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot zijn/haar pensioen. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website.
●● B eleggingsoverzichten Deelnemers aan de beschikbare premieregeling en/of aan de regeling Individueel Pensioensparen, hebben in 2010 een beleggingsoverzicht ontvangen.
■ ■ Actualiteiten Naast de reguliere communicatie-activiteiten wordt er ook gecommuniceerd over actualiteiten. Op de website is extra aandacht besteed aan de bijzondere financiële situatie waarin veel pensioenfondsen zich in 2010 bevonden. Half augustus 2010 deelde toenmalig demissionair minister Donner mee dat een aantal pensioenfondsen de pensioenen mogelijk moest verlagen. Om onnodige onrust bij de deelnemers weg te nemen, is hierover een artikel op de website geplaatst met de boodschap dat Pensioenfonds KPN niet behoort tot die pensioenfondsen en hebben de pensioengerechtigden hierover een brief ontvangen. ■ ■ Bijeenkomsten pensioengerechtigden In de maanden oktober en november 2010 heeft het pensioenfonds zes informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de pensioengerechtigden geïnformeerd over de actuele en toekomstige ontwikkelingen van het pensioenfonds. Daarnaast kregen de pensioengerechtigden de gelegenheid vragen te stellen. Van deze bijeenkomsten is een verslag opgenomen op de website. Verder zijn op de website de meest gestelde vragen en antwoorden opgenomen.
41 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
5.1
De bijeenkomsten voorzien naar de mening van het pensioenfonds in een duidelijke behoefte en zullen daarom ook in 2011 georganiseerd gaan worden.
42
11% ten opzichte van 2009. Door het hoge aantal vragen was de gemiddelde doorlooptijd van de beantwoording van brieven op piekmomenten tijdelijk hoger dan de gewenste doorlooptijd.
■ ■ Informatie dekkingsgraad Ieder kwartaal wordt op de website een actuele rapportage geplaatst met informatie over de financiële situatie van het pensioenfonds en iedere maand wordt een update gegeven over de ontwikkeling van de dekkingsgraad.
1e kwartaal 2010
2e kwartaal 2010
■ ■ Herstelplan Op de website is aandacht besteed aan het aangepaste herstelplan. Dit plan is te downloaden van de website. ■ ■ Kostentransparantie Op de website en in de pensioenkrant is extra aandacht besteed aan de kosten van het beleggen met betrekking tot de BPR en IPS-regeling.
3e kwartaal 2010
4e kwartaal 2010
0
500 1000 1500 2000 2500 3000 3500
■ Telefonische vragen
■ ■ Samenstelling beleggingsmixen BPR en IPS-regeling In 2010 is de samenstelling van de beleggingsmixen aangepast voor deelnemers aan de BPR en IPS-regeling. In de pensioenkrant en op de website zijn de wijzigingen toegelicht. ■ ■ Veranderingen in het beleggingsbeleid In december 2010 is een extra pensioenkrant uitgegeven om de deelnemers en pensioengerechtigden te informeren over de wijzigingen in het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. ■ ■ Actualisering website In 2010 is de website verder geactualiseerd. Vutters hebben toegang gekregen tot het persoonlijke deel van de website. Deze groep kan maandelijks de beleggingsrendementen bekijken en krijgen zo de meest actuele informatie. Deelnemers kunnen op het persoonlijke deel van de website ook gebruik maken van de pensioenplanner. ■ ■ Beantwoording vragen De volgende grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. De gestelde vragen gingen met name over pensioentoekenningen en pensioenopgaven (Uniform Pensioenoverzicht en Beleggingsoverzicht). In 2010 zijn er door deelnemers ca. 14.100 vragen gesteld. Dit is een stijging van ruim
■ Schriftelijke vragen
■ E-mail contact
5 .3
Pensioena dm in is t r a t ie
■ ■ Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering die het pensioenfonds vanuit KPN NV ontvangt, is in 2010 goed verlopen. De aanleveringen waren tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanleveringen waren minimaal. De gegevens zijn in 2010 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijnen verwerkt in de pensioenadministratie. ■ ■ Waardeoverdrachten Wanneer de dekkingsgraad van één of van beide pensioenfondsen die betrokken zijn bij een waardeoverdracht lager is dan 100%, mag er geen waardeoverdracht plaatsvinden en wordt de waardeoverdracht uitgesteld. De dekkingsgraad van pensioenfonds KPN gaf in 2010 geen aanleiding tot het opschorten van waardeoverdrachten. Doordat de dekkingsgraad van andere pensioenfondsen in sommige gevallen wel lager was dan 100%, was het aantal af te handelen waardeoverdrachten in 2010 lager dan normaal.
5 . 4 Pensioenr egel ing De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 januari 2006. De belangrijkste kenmerken van deze pensioenregeling zijn:
Gecombineerde regeling: Tot salarisdeel € 45.378, middelloon (uitkeringsovereenkomst); vanaf € 45.378 beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst).
Pensioenleeftijd
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is.
Toetredingsleeftijd
Er is geen toetredingsleeftijd.
Franchise
€ 12.898 (2011), volgt de verhoging van het minimumloon.
Pensioengevend salaris
Vast maandsalaris verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn
Opbouwpercentage middelloon
2,25%
Beschikbare premie regeling
De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo
bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend.
wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Beschikbare premiestaffel
Nabestaandenpensioen
Tot 25 jaar
4,8%
40-44
10,6%
25-29
5,8%
45-49
13,0%
30-34
7,1%
50-54
16,0%
35-39
8,7%
55-59
19,7%
60 jaar en ouder
24,6%
Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over pensioengrondslag, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemingsjaren (vanaf 1 april 2000).
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Verzekerd op risicobasis. Opbouwpercentage 1,25% per jaar over de franchise, vermenigvuldigd met de te bereiken deelnemersjaren (incl. deelnemingsjaren voor 1 april 2000).
Wezenpensioen
20% van het nabestaandenpensioen, max. 5 wezen.
Premievrijstelling bij AO
Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.
WIA-excedent
Onderdeel van de regeling: maximaal 70% van het salaris boven max. WIA-loon:
Toeslagverlening
Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, kan het bestuur de inge-
€ 49.297 (2011). gane pensioenen, de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers aanpassen overeenkomstig de ontwikkeling van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid). Wanneer de prijsinflatie lager is dan 2%, kan de toeslagverlening voor de slapers en pensioengerechtigden met maximaal 0,25% worden verhoogd. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslagverlening en het is op de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. Deze wordt gefinancierd uit de beleggingsrendementen en een opslag op de premies.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Pensioensysteem
43
Financiering
De deelnemersbijdrage in de regeling wordt in de CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst.
Flexibele elementen
De pensioenregeling heeft een aantal flexibele elementen: Individuele Pensioenspaarregeling (IPS)
●
44
Flexibele ingangsdatum 60-67 jaar
Flexibele aanwendingmogelijkheden
Uitruilen ouderdomspensioen in partnerpensioen (vv)
● ● ●
Het bestuur is bevoegd de flexibiliseringfactoren aan te passen. Beleggingsfondsen
Bij deelname aan de BPR en/of IPS‑regeling wordt het saldo belegd in de Life Cycle,
BPR/IPS-regeling
tenzij de deelnemer kiest voor vrij beleggen. Bij vrij beleggen heeft de deelnemer de keuze uit één van de zeven beleggingsdepots met verschillende risicoprofielen. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer.
Garantie
Voor (gewezen) deelnemers die vanaf 1 januari 2009 altijd hebben belegd in de
BPR/IPS-regeling
Life Cycle is de 0%-garantieregeling van toepassing. De inkoop van de pensioenaanspraak op de pensioendatum wordt ten minste gebaseerd op het totaal van de ingelegde bedragen.
Overgangsregeling
Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en die op 31 december 2005 deelnemer waren in de regeling, geldt een overgangsregeling.
■ ■ Aanpassing pensioenreglementen De pensioenreglementen is op een aantal onderdelen aangepast. Dit betreft de volgende punten: ●● Aanpassing afkoopfactoren. De afkoopfactoren zoals deze zijn opgenomen in de pensioenreglementen worden jaarlijks aangepast aan de actuele rentestand en sterfteontwikkelingen. De gewijzigde afkoopfactoren worden toegepast vanaf 1 januari 2011. ●● Aanpassing overige factoren. De factoren zijn aangepast i.v.m. sterfteontwikkelingen, rentestand en man-vrouw verhoudingen. De gewijzigde factoren zullen vanaf 1 april 2011 worden toegepast. ●● De hoogte van de dekkingsgraad waaronder geen toeslagverlening plaatsvindt, is gesteld op het minimaal vereist eigen vermogen (was 105%).
5 .5
Nie u w e w e t ge v ing
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance. Daarnaast worden er wijzigingen in de pensioenwetgeving en het financieel toetsingskader verwacht als gevolg van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord.
■ ■ Verhoging AOW-leeftijd Het vorige kabinet heeft in 2009 een wetsvoorstel ingediend om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Het voorstel is uiteindelijk niet behandeld door het (demissionaire) kabinet. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet precies met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOWleeftijd verhoogd zal worden, lijkt wel waarschijnlijk. ■ ■ Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOWpensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet,
■ ■ Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister. Met ingang van 1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de AOW als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. ■ ■ Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: ●● het paritaire model; ●● een bestuur met (externe) deskundigen; ●● een combinatie hiervan. Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst. Deze moeten nog nader uitgewerkt worden. Deze drie modellen zullen uiteindelijk in één wetsvoorstel worden opgenomen. Het wetsvoorstel zal voor de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer. ■ ■ Multi-OPF Op 1 januari 2011 is de wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden.
■ ■ Premiepensioeninstelling (PPI) Op 1 januari 2011 is de ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ in werking getreden. Een Premiepensioeninstelling (PPI) is een nieuwe pensioenuitvoerder die pensioenregelingen mag uitvoeren, maar daarbij geen risico’s mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid), en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DC-regelingen, waarbij de premiebijdrage wel vaststaat, maar de hoogte van het uiteindelijke pensioen niet. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen, zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen, zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen. ■ ■ Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het akkoord zijn de twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten: de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen, worden in het Pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Onderdeel van het Pensioenakkoord is dat de risico’s steeds meer bij de deelnemers komen te liggen. Het kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het Financieel Toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het Pensioenakkoord. ■ ■ Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: ●● het spanningsveld tussen reële ambitie en nominale zekerheid; ●● het evenwicht tussen rendement en risico;
45 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden behandeld.
●●
●●
46
de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; de toereikendheid van de buffers.
Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTK-evaluatie, ook de aanbevelingen van de commissies Frijns en Goudswaard - die grotendeels hun neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord - tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden. Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen. ■ ■ Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM DNB en AFM hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel heeft voor het pensioenfonds geleid tot aanpassing van het deskundigheidsplan. ■ ■ FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen.
Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen. ■ ■ Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 (type II) In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: ●● het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; ●● het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; ●● ISAE 3402 vereist een verklaring van het management. TKP en TKPI hebben over 2010 voor het eerst aan het pensioenfonds gerapporteerd op basis van de nieuwe standaard.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
47
hoofdstuk zes
6. Actuariële analyse ●●
●●
●●
Het resultaat in 2010 wordt voornamelijk verklaard door de volgende oorzaken: ●●
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2010 geleid tot een stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat van € 387 miljoen;
Er is in 2010 een beleggingsrendement gerealiseerd van 10,2%, terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 1,3% (de 1-jaarsrente van de RTS-curve) nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 369 miljoen; Het resultaat op premie bedraagt in 2010 € 84 miljoen. Dit wordt voornamelijk verklaard door de volgende twee oorzaken: - Vanwege de financiële positie ultimo 2009 is in de DFS-premiestelling voor 2010 rekening gehouden met een herstelpremie. Dit heeft in de reguliere premiebetalingen tot een positief resultaat van € 40 miljoen geleid. - Hiernaast is sprake geweest van extra premiestortingen van in totaal € 41 miljoen. Als gevolg van de toename van de levensverwachting is in 2010 een nieuwe AG-prognosetafel met hogere overlevingskansen uitgegeven. Deze hogere kansen betekenen een materiële verzwaring van de voorziening. Dit heeft in 2010 geleid tot een negatief resultaat van € 140 miljoen (€ 1 miljoen betreft een overige mutatie in de technische voorziening). Vorig jaar was reeds vooruitgelopen op de hogere overlevingskansen door een opslag van 4% te hanteren op de voorziening. Dit heeft in 2009 tot een last van € 149 miljoen geleid. In totaal is de voorziening door de overgang op de nieuwe AG-prognosetafel met € 290 miljoen gestegen.
Tabel 1: Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 2010
2009
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur
-386.685
181.078
Resultaat uhv beleggingsopbrengsten
368.866
404.399
83.945
75.984
4.610
3.473
Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen inzake o.a. sterfte en arbeidsongeschiktheid Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken Totaal resultaat
531
-985
-253
-929
5.675
2.381
-5
-10
-141.439
-149.120
-341
459
-65.096
516.730
49 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Oordeel van de externe actuaris over de f inanciële positie De financiële positie van Stichting Pensioenfonds KPN is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. ■ ■ Analyse van het resultaat In tabel 1 is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen:
●●
50
De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid.
■ ■ Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. De kostendekkende premie voor 2010 bedraagt € 84,7 miljoen (2009: € 100,0 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. Voor het verwachte rendement voor de toekomst wordt het langetermijnrendement uit het dynamisch financieringsmodel gehanteerd, te weten 6,5%. De gedempte kostendekkende premie voor 2010 bedraagt € 60,6 miljoen (2009: € 79,0 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2010 bedraagt € 155,6 miljoen (2009: € 160,8 miljoen). Dit is de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en exclusief koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
51
hoofdstuk zeven
7. Besturing en naleving wet- en regelgeving
7. 1
A l gemeen
Het bestuur van het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenovereenkomst voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenovereenkomst is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur is van mening dat daarbij een evenwichtige belangenafweging is gemaakt tussen alle belanghebbenden, zijnde de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en KPN NV.
7. 2 Bes t u u r s a a ngel egenheden Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid tot herbenoeming. De maximale totale zittingstermijn bedraagt twaalf jaar. Om automatische herbenoemingen te voorkomen, vindt - voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor herbenoeming - een evaluatie van het functioneren plaats. Op 1 januari 2011 heeft de heer Van Rooij zijn functie als bestuurslid neergelegd. Er is voor hem nog geen opvolger aangewezen. Het bestuur is de heer Van Rooij zeer erkentelijk voor zijn jarenlange bijdrage in het bestuur. Per 1 januari 2011 is de heer Boogaerdt als bestuurslid namens KPN NV herbenoemd voor een nieuwe zittingsperiode van vier jaar. De Centrale Ondernemingsraad van KPN NV (COR) heeft per 1 januari 2011 ingestemd met de herbenoeming van de heer Michielse voor een periode van vier jaar. De heren Boogaerdt en Michielse kunnen, gezien hun laatste zittingsperiode, na 1 januari 2015 niet meer worden herbenoemd.
Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Het bestuur maakt hierbij gebruik van de Board Functioning Index van het Montae Bestuurscentrum B.V. De Board Functioning Index ondersteunt de zelfevaluatie door middel van een gestructureerde vragenlijst. Het bestuur krijgt zo een spiegel en een meetlat voorgehouden en krijgt inzicht in wat er goed gaat en wat er beter kan. Het rapport biedt nuttige aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren evalueert het bestuur eveneens eenmaal per jaar of bestuursleden voldoende basiskennis hebben van alle activiteitengebieden binnen het pensioenfonds. Aan de hand van het opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen is beoordeeld in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur is van mening dat de bestuursleden voldoende deskundig zijn om hun taak adequaat uit te voeren. In het verslagjaar zijn er, naast vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en diverse commissievergaderingen, acht bestuursvergaderingen geweest. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie en het beleggingsbeleid, naast de actuele ontwikkelingen op pensioengebied. Naast de bestuursvergaderingen heeft het bestuur op 5 februari 2010 een strategiesessie georganiseerd. Veel aandacht is tijdens deze bijeenkomst uitgegaan naar de FIRM–analyse en de risicobeheersing van het pensioenfonds. In november 2010 heeft het bestuur een gecombineerde vergadering gehouden met de Beleggingscommissie, gelijktijdig met het bestuur van Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN. Deze vergadering vindt jaarlijks plaats. Tijdens deze vergadering wordt
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
53
in aanwezigheid van deskundigen van de Beleggingscommissie overlegd over het langetermijnbeleggingsbeleid.
54
Gemiddeld waren tien van de twaalf bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig geweest.
7.3
a gel i j k s Bes t u u r en b es t u u r s D c omm is sies
In 2010 is besloten tot het instellen van een Dagelijks Bestuur en een aantal bestuurscommissies. Het betreft de volgende commissies: Communicatie en Compliance Commissie, Beleggingsbestuurscommissie en de Audit en Financiële Commissie. Deze hiervoor genoemde commissies zijn samengesteld uit een afvaardiging van bestuursleden van Stichting Pensioenfonds KPN en Stichting Ondernemingspensioenfonds KPN. De Geschillencommissie is een reeds langer bestaande commissie en is samengesteld uit uitsluitend bestuursleden van Stichting Pensioenfonds KPN en behandelt ook alleen geschillen die betrekking hebben op dit pensioenfonds. ■ ■ Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, secretaris en plaatsvervangend secretaris van het pensioenfonds. De taken van het Dagelijks Bestuur zijn als volgt: ●● Het Dagelijks Bestuur is ervoor verantwoordelijk dat de besluitvorming binnen het bestuur optimaal verloopt. Dit betekent onder meer een goede afstemming voorafgaand aan de besluitvorming, het bevorderen van een goede gang van zaken tijdens de bestuursvergaderingen en het bewaken dat de besluiten een goede uitvoering krijgen binnen TKP. ●● Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de interne communicatie binnen het bestuur goed plaats vindt en dat signalen van individuele bestuursleden adequaat worden opgepakt. ●● Het Dagelijks Bestuur is het aanspreekpunt voor TKP voor algemene zaken. Daarnaast zijn de overige commissies voor hun specialisme het aanspreekpunt.
●●
●●
Het Dagelijks Bestuur evalueert iedere bestuursvergadering, bespreekt de uit de vergadering voortvloeiende actiepunten en stelt de agenda vast voor een volgende bestuursvergadering. Het Dagelijks Bestuur signaleert algemene maatschappelijke ontwikkelingen op pensioengebied en zorgt er voor dat deze binnen het bestuur, respectievelijk TKP de juiste aandacht krijgen.
Het Dagelijks Bestuur heeft in 2010 vier keer vergaderd. ■ ■ Communicatie en Compliance Commissie De commissie staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op ‘het gezicht van het pensioenfonds naar buiten’, de communicatie met deelnemers en de uitvoering daarvan. Voorts ziet de commissie toe of het pensioenfonds vigerende wet- en regelgeving in acht neemt en op het professionaliseringsniveau van het bestuur. De commissie verricht de volgende activiteiten: ●● adviseert het bestuur over het te voeren communicatiebeleid; ●● adviseert het bestuur over het jaarlijkse communicatieplan en de inzet van middelen; ●● adviseert het bestuur over de inschakeling van externe deskundigheid; ●● monitort de uitvoering van de communicatie-inspanningen; ●● zie toe op de compliance van het pensioenfonds; ●● adviseert het bestuur over het opleidingsplan en monitoring daarvan; De commissie is in 2010 vier keer bijeengekomen. Er is advies uitgebracht over het communicatieplan 2011, de nieuwe website van het pensioenfonds, het deskundigheidsplan en er is een voorzet gegeven aan de uitwerking van het compliancebeleid. ■ ■ Beleggingsbestuurscommissie De Beleggingsbestuurscommissie, voorkomend uit de ad hoc commissie Risicomanagement, staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen en het risicobeleid en ziet toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. De Beleggingsbestuurscommissie verricht in dat kader de volgende activiteiten:
●●
●●
●●
adviseert het bestuur over het te voeren meerjaren strategische beleggings– en risicobeleid adviseert het bestuur uiterlijk in november van elk jaar over het beleggingsplan, waarin zijn opgenomen: - de normportefeuille voor het komende jaar - de restricties die bij de uitvoering van het beleggingsplan door de uitvoerende partij in acht genomen dienen te worden, waaronder in ieder geval de bandbreedten per assetcategorie en de risicoruimte. adviseert het bestuur over het structureel te voeren risicobeleid en de korte termijn ontwikkelingen die tot aanpassingen van het matching- en afdekkingsbeleid (zouden) moeten leiden. neemt met een vaste delegatie vanuit de commissie (als toehoorder) deel aan de reguliere vergadering van TKP Investments met haar Beleggingscommissie, bestaande uit drie onafhankelijke derden, waarbij marktontwikkelingen, beleid en activiteiten binnen de beleggingen worden besproken.
De voorganger van de Beleggingsbestuurscommissie, de ad hoc commissie Risicomanagement, is in verband met de implementatie van de risicomanagementstrategie in 2010 vijftien keer bijeen geweest. ■ ■ Audit en Financiële Commissie De Audit en Financiële Commissie, voorheen de Financiële Commissie, staat het bestuur bij in de voorbereiding van besluiten die zich richten op de algemene financiële gang van zaken binnen het pensioenfonds. De Audit en Financiële Commissie verricht in dat kader de volgende activiteiten: ●● adviseert het bestuur over de planning en controlcyclus van het pensioenfonds, met inbegrip van de financiële risicobeheersing (SLA TKP) ●● beoordeelt de ISAE 3402 type II rapportage ●● adviseert het bestuur over het jaarverslag, het accountantsverslag van de externe accountant en het actuarieel rapport ●● adviseert het bestuur over het algemene jaarplan van het pensioenfonds ●● adviseert het bestuur inzake de FIRM analyse De Audit en Financiële Commissie (en diens voorganger de Financiële Commissie) is in 2010 tweemaal bijeen geweest. Aan de orde is geweest het jaarverslag
over 2009 en het jaarplan 2011 en SLA 2011. Deze documenten zijn met een positief advies voorgelegd aan het bestuur. ■ ■ Geschillencommissie De geschillen die aan deze commissie worden voorgelegd hebben betrekking op de toepassing van de regeling in een individuele situatie waar een belanghebbende het niet mee eens is. De belanghebbende kan vervolgens bij de Geschillencommissie een beroep indienen. Voor de procedure gelden nadere voorwaarden die zijn vastgelegd in het reglement van de Geschillencommissie. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de Geschillencommissie aangebracht.
7. 4 G oed P ensioenfond sb es t u u r Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Visitatiecommissie Voor de inrichting van het interne toezicht wordt gebruik gemaakt van een visitatiecommissie die eens per twee jaar een volledige visitatie uitvoert en in het andere jaar een beperkte visitatie. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, naar de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. In 2010 heeft de commissie een visitatierapport uitgebracht. De bevindingen van de visitatiecommissie worden toegelicht. Verantwoordingsorgaan Sinds 1 januari 2008 is een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte be-
55 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
●●
56
leidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het uitgangspunt is de vraag of het bestuur bij het bepalen van het beleid op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het verslag van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur daarop zijn opgenomen voor in dit jaarverslag.
procesgang zijn op orde, de checks and balances zijn ingevuld en voldoende. De uitvoering door TKP draagt daaraan in belangrijke mate bij. De visitatiecommissie meent dat het bestuur is toegerust voor haar taak ook in de komende tijd waarin het pensioenstelsel onder zware druk blijft en een diepgaande transformatie lijkt te gaan doormaken.
Visitatiecommissie De Visitatie Commissie Pensioenfondsen heeft de opdracht gekregen om een visitatie te verrichten over de periode 2009-2010.
■ ■ Aandachtspunten Zonder afbreuk te doen aan de bovenstaande conclusie heeft de visitatiecommissie aandacht gevraagd voor een aantal punten. In de onderstaande tabel zijn deze punten en de reactie van het bestuur hierop weergegeven.
■ ■ Overall oordeel De visitatiecommissie heeft (opnieuw) als overall oordeel dat het bestuurlijk functioneren van het pensioenfonds van goede kwaliteit is. De procedures en Aandachtspunt
Reactie bestuur
Alertheid voor de scheiding tussen beleids(vorming) en uitvoering.
Het bestuur is zich hiervan bewust.
Het extern toetsen van de deskundigheid van de bestuursleden.
Het bestuur is ook van mening dat de deskundigheid van bestuursleden op een objectieve en onafhankelijke wijze moet worden getoetst. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van de SPO-kennisreflector en Board Functioning Index van het Montae Bestuurscentrum B.V.
Het overwegen om de maximale bestuurstermijn terug te brengen naar 8 jaar in plaats van 12 jaar.
Het bestuur is van mening dat niet te stringent gekeken moet worden naar de maximale bestuurstermijn, maar ook naar de continuïteit van het bestuur. Deze kan gebaat zijn bij een langere zittingstermijn.
Nagaan of het huidige beleid bij omzetting van de pensioenkapitalen uit de BPR- en IPS-regeling in pensioenrechten op de pensioendatum nog passend is bij de huidige marktomstandigheden.
In 2010 heeft het bestuur besloten om dit in 2011 nader te onderzoeken.
Alert blijven op de leverage bij de vastgoedbeleggingen en de beleggingen in inflation linked bonds.
Deze onderwerpen worden periodiek geagendeerd en besproken in de beleggingsbestuurscommissie.
Structureel aandacht geven aan de tracking error op portefeuille niveau.
Dit onderwerp wordt periodiek geagendeerd en besproken in de beleggingsbestuurscommissie.
De implementatie van de aanbevelingen van de compliance scan die het fonds in 2010 heeft uitgevoerd.
Het bestuur heeft naar aanleiding van de scan een compliance program opgesteld. Daarnaast kent het pensioenfonds een gedragscode, een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling. Op de bestuursleden is de deelcode Voorwetenschap van KPN (handelen in KPN-effecten) van toepassing.
I nfor m a t ie va n u i t t oe z ic h t va n DN B en A F M
In 2010 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat een herstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. Het toezicht op de zorgplicht bij premieovereenkomsten heeft tot doel de bescherming van de (gewezen) deelnemer tegen te risicovolle beleggingsbeslissingen. Kort gezegd moeten beleggingsrisico’s worden beheerst, gegeven de naderende pensioendatum. Het pensioenfonds heeft hiertoe de beleggingsmogelijkheid Life Cycle-beleggen geïmplementeerd. Tevens is een Profielwijzer op de website beschikbaar die het risicoprofiel van de deelnemer vastlegt. Op deze manier kunnen deelnemers die kiezen voor vrij beleggen, ondersteund worden bij hun beleggingskeuze, indien deze afwijkt van het beleggen in de Life Cycle.
7.6 D es k u ndigheid s - en in t egr it ei t s t oe t s en opl eiding DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden
in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP voor bestuursleden en leden van de verantwoordingsorganen een seminar georganiseerd. Tijdens het seminar in oktober 2010 is aandacht besteed aan de nieuwe pensioencontracten, het vertrouwen in het pensioenstelsel, de overgang van SAS70 naar ISAE 3402, de gestegen levensverwachting en de pensioenverslaggeving (IAS 19). De bestuursleden worden gefaciliteerd om hun taak goed te vervullen en ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden ten behoeve van het pensioenfonds. In het eerste kwartaal van 2011 heeft de voorzitter van het pensioenfonds individuele gesprekken gevoerd met de overige bestuursleden inzake hun functioneren in 2010.
7.7
Gedr a g s c odes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. TKP hanteert een gelijkwaardige gedragscode. De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. In 2010 is besloten om de taken van de compliance officer niet langer te beleggen bij de voorzitter. Een externe compliance officer, zijnde de secretaris van de Raad van Bestuur van KPN, vervult vanaf 1 januari 2011 deze rol. Het bestuur heeft een compliance program opgesteld en het pensioenfonds kent een gedragscode, een incidentenregeling en een klokkenluidersregeling. Tevens is op de bestuursleden de deelcode Voorwetenschap
57 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
7.5
van KPN (handelen in KPN-effecten) van toepassing. In de eerste helft van 2011 worden deze documenten ter tekening aan de bestuursleden voorgelegd.
58
organisatie over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks een ISAE 3402 type II-rapport van de uitvoeringsorganisatie, die door een externe accountant is gecertificeerd.
7. 8 Or g a n is a t ie en u i t voer ing De uitvoering ten behoeve van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP en TKPI, beide onderdeel van AEGON NV. De uitvoering omvat het administreren van pensioenen, vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door TKPI dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het pensioenfonds participeert. Het bestuur monitoort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoerings-
7.9 St a t u t en w i j z iging De statuten van het pensioenfonds zijn in 2010 aangepast. De voornaamste wijziging betreft de wijziging van artikel 7 lid 10. Aan dit artikel is toegevoegd een reactietermijn bij schriftelijke besluitvorming door het bestuur. Er is afgesproken dat de procedure omtrent de schriftelijke besluitvorming wordt geëvalueerd. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om ook een aantal redactionele onvolkomenheden in de statuten aan te passen.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
59
hoofdstuk acht
8. Verwachte gang van zaken
■ ■ Multi-opf De werkgever heeft de intentie uitgesproken om op termijn de verschillende KPN pensioenfondsen te laten samengaan in een Multi-opf. Het Multi-opf kan de bestaande pensioenregelingen financieel afgescheiden uitvoeren. Door gebruik te maken van deze uitvoeringsvorm kunnen naar verwachting voordelen worden behaald ten aanzien van governance en efficiency van de uitvoering. Het bestuur zal, tezamen met de besturen van de andere KPN pensioenfondsen, deze mogelijkheid nader onderzoeken. ■ ■ Nieuwe website In het eerste kwartaal van 2011 heeft het bestuur een nieuwe website gelanceerd. De website is doelgroepgericht en voldoet aan de hedendaagse eisen. Op de website hebben de (gewezen) deelnemers toegang tot het afgesloten gedeelte van de site. Hier staat persoonlijke informatie, namelijk een digitaal pensioenoverzicht, de persoonlijke pensioenplanner en het maandelijkse rendementsoverzicht van de beschikbare premieregeling en de vrijwillige regelingen. ■ ■ Premiebeleid Het bestuur zal voor 2012 afscheid nemen van het Dynamisch Financieringsysteem en overgaan op een nieuwe premiesystematiek. In 2011 zal deze nieuwe systematiek worden uitgewerkt.
■ ■ Herstelplan Op 2 februari 2011 heeft DNB het aangepaste herstelplan goedgekeurd. Per eind 2010 loopt het pensioenfonds voor op het in het herstelplan opgenomen herstelpad. In 2011 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het pensioenfonds geldende herstelplan. ■ ■ Kostentransparantie In april 2011 is de publicatie verschenen van de AFM op het gebied van het verkennend onderzoek naar de hoogte van de administratie- en beleggingskosten van pensioenregelingen bij pensioenfondsen. Het bestuur heeft kennis genomen van deze publicatie en onderschrijft het belang van kostentransparantie. Het bestuur zal in 2011 in de communicatie richting de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden hieraan specifiek aandacht geven. Den Haag, 15 april 2011 drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter drs. R.P.F. Blomsma drs. C.J. Boogaerdt drs. J.D.A. Burcksen F.J.W. Franssen R.H. Harmsen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter drs. H.J.M. Knaapen L.J. Leerssen C.A.M. Michielse, secretaris F.H.K. Ooms, plaatsvervangend secretaris mw. A.J.H. Zwaagstra
61 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Akkoord uitwerking Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de werkgever- en vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid het Pensioenakkoord gesloten over pensioenhervormingen. Op dit moment wordt door de partijen overleg gevoerd over de uitwerking van het akkoord. Wanneer de partijen hierover overeenstemming bereiken, is het de verwachting dat dit ook consequenties heeft voor de pensioenregeling en governance van het pensioenfonds.
jaarrekening
hoofdstuk negen
9. Jaarrekening 9 . 1 B a l a ns (na b es t emm ing va n he t s a l d o va n b a t en en l a s t en)
Bedragen x € 1.000 31-12-2010
31-12-2009
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds
[1]
4.489.059
4.089.704
Beleggingen voor risico deelnemers
[2]
129.162
116.255
Vorderingen en overlopende activa
[3]
53.838
3.543
Overige activa
[4]
76.034
47.104
4.748.093
4.256.606
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves
[5]
187.932
253.028
Technische voorzieningen
[6]
4.403.495
3.879.074
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
[7]
129.162
116.255
Overige schulden en overlopende passiva
[8]
27.504
8.249
4.748.093
4.256.606
TOTAAL PASSIVA
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 72.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
65
9 . 2 St a a t va n b a t en en l a s t en Bedragen x € 1.000
66
2010
2009
BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
[9]
166.142
164.237
Premiebijdragen voor risico deelnemers
[10]
668
820
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
[11] [12]
418.948 9.352
532.838 17.329
Overige baten
[13]
122
186
595.232
715.410
Totaal baten LASTEN Pensioenuitkeringen
[14]
108.112
98.458
Pensioenuitvoeringskosten
[15]
4.838
4.906
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds ●
Pensioenopbouw
66.933
65.345
●
Toeslagverlening
5
10
●
Rentetoevoeging
●
●
●
50.082
128.439
386.685
-181.078
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-14.320
1.947
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en
-109.412
-97.961
140.484
149.120
3.009
3.717
Wijziging marktrente
uitvoeringskosten ●
Wijziging grondslagen
●
Overige mutatie voorziening pensioen‑ verplichtingen
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
[16]
523.466
65.539
[17]
12.907
21.787
voor risico deelnemers Mutatie overige technische voorzieningen
[18]
955
-151
Saldo overdrachten van rechten
[19]
9.532
3.844
Overige lasten
[20]
518
297
Totaal lasten
660.328
198.680
Saldo van baten en lasten
-65.096
516.730
[.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 95.
9 .3 K a s s t r o omov er z ic h t Bedragen x € 1.000 2010
2009
Pensioenactiviteiten
67
Ontvangsten 115.200
Waardeovernames
172.983
2.626
2.683
117.826
175.666
Pensioenuitkeringen
107.950
98.350
Waardeoverdrachten
12.474
6.210
4.658
4.721
531
99
Uitgaven
Pensioenuitvoeringskosten Overige, per saldo
125.613 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
109.380 -7.787
66.286
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
8.313
24.897
1.712.221
547.482
1.720.534
572.379
1.676.203
610.845
291
290
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
1.676.494 Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Netto kasstroom
611.135 44.040
-38.756
36.253
27.530
Koers- en omrekeningsverschillen
303
-1.641
Mutatie liquide middelen
36.556
25.889
Liquide middelen primo boekjaar
69.518
43.629
106.074
69.518
Liquide middelen ultimo boekjaar waarvan: voor risico pensioenfonds
[4]
76.035
47.104
voor risico deelnemers
[2]
30.039
22.414
[.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 72.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Premies
9 . 4 T oel ic h t ing op de j a a r r ek en ing
68
9. 4 .1 Bepalingen wet- en regelgeving De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. In augustus 2009 is artikel 146 van de Pensioenwet gewijzigd, waardoor volgens de Pensioenwet een herwaarderingsreserve, zoals genoemd in artikel 390 van Titel 9 Boek 2 BW, niet langer van toepassing is. De herwaarderingsreserve heeft betrekking op ongerealiseerde waardevermeerderingen van (financiële) activa zonder een frequente marktnotering. Met ingang van het jaarverslag over 2009 wordt het bedrag van de herwaarderingsreserve niet langer toegelicht in de jaarrekening. 9. 4 .2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen ■ ■ Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
■ ■ Schattingswijziging overlevingskansen Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 20102060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 4% te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingstafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal van 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De technische voorziening was eind 2009 gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 4%, en aan het eind van 2010 op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. Dit heeft in 2010 geleid tot een toename van de technische voorziening van circa 3,7%, oftewel circa € 140 miljoen. In totaal is de voorziening in 2009 en 2010 met bijna € 290 miljoen gestegen. ■ ■ Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. ■ ■ Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. ■ ■ Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
■ ■ Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds.
69 Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. Tabel 1 geeft de koersen van de belangrijkste valuta per 31 december weer. De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. ■ ■ Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming.
Tabel 1: De koersen van de belangrijkste valuta per jaar ultimo USD
2010
Gemiddelde 2010
2009
Gemiddelde 2009
2008
0,74541
0,75789
0,69699
0,71851
0,71940
GBP
1,16705
1,16879
1,12553
1,12446
1,03432
JPN
0,00919
0,00871
0,00749
0,00768
0,00794
CHF
0,79971
0,73244
0,67423
0,66369
0,67590
SEK
0,11080
0,10546
0,09762
0,09445
0,09097
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
■ ■ Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum.
70 De in de onderliggende beleggingsfondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Tevens zijn hier, omgerekend tegen beurswaarde, opgenomen uitgeleende aandelen en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen. ■ ■ Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende intrest. ■ ■ Vastgoed De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de actuele waarde. Het zichtbaar eigen vermogen van deze fondsen wordt bepaald op basis van een actuele waarde waardering van het door het betreffende fonds gehouden vastgoed. Voor direct vastgoed geldt als waarderingsgrondslag: ●● Bij een aanschaf maximaal twaalf maanden vóór balansdatum wordt gewaardeerd op de aanschafprijs. ●● Bij een nog in ontwikkeling zijnd object wordt gewaardeerd op de voortbrengingskosten verhoogd met bouwrente. Overige objecten worden gewaardeerd conform de richtlijnen van ROZ/IPD op de marktwaarde in verhuurde staat. Deze wordt berekend op de contante waarde van de geschatte toekomstige nettokasstro-
men voortvloeiend uit de exploitatie en eventuele verkoop (rekening houdend met het risicoprofiel van het object), verlaagd met verkoopkosten. Alle objecten in de categorie direct vastgoed zijn op balansdatum door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. ■ ■ Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is, wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. ■ ■ Overige beleggingen Overige beleggingen zijn: ●● grondstoffen; ●● hedgefondsen. Grondstoffen en hedgefondsen zijn de in het onderliggende fonds opgenomen geldmiddelen en posities in derivaten, gewaardeerd op marktwaarde. ■ ■ Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het fonds worden aangehouden. ■ ■ Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. ■ ■ Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. ■ ■ Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzie-
■ ■ Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of over de opgebouwde pensioenaanspraken toeslag wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: ●●
●●
●●
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur op balansdatum zoals gepubliceerd door DNB; Prognosetafels: AG prognosetafels 2010-2060 zonder leeftijdsterugstelling, rekening houdende met ervaringssterfte; Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en 1% voor toekomstige excassokosten.
●●
Gehuwdheidsfrequentie: - voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; - voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%; - voor niet-ingegane aanvullende ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; - de vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man.
■ ■ Overige technische voorzieningen Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze voorziening wordt getroffen voor de verwachte toekomstige schadelast voor zieke deelnemers die op de balansdatum korter dan 24 maanden ziek zijn en die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijkgesteld aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. ■ ■ Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. ■ ■ Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. ■ ■ Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. ■ ■ Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
71 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
ningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
9. 4 .3 Toelichting op de balans ACTIVA
72
Bedragen x € 1.000 2010
2009
[1] Beleggingen voor risico pensioenfonds
Aandelen
1.754.011
1.677.629
Vastrentende waarden
1.561.728
1.750.498
Vastgoed
537.453
429.224
Derivaten (debet)
363.836
54.240
Overige beleggingen
272.031
178.113
4.489.059
4.089.704
Totaal
Bedragen x € 1.000 Aandelen
2010
2009
1.677.629
1.095.603
Aankopen
24.251
176.293
Verkopen
-162.593
-10.861
Waardeontwikkeling
214.724
416.594
1.754.011
1.677.629
Stand begin boekjaar
Stand einde boekjaar
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 1.495 miljoen (2009: € 1.632 miljoen). Stichting Pensioenfonds KPN belegt voor € 5,4 miljoen of 0,12% (2009: € 10,1 miljoen of 0,25%) in KPN NV. Het pensioenfonds heeft in totaal € 74,4 miljoen (2009: € 13,2 miljoen) aan aandelen uitgeleend. Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 79,0 miljoen (2009: € 14,0 miljoen). Er zijn geen aandelenposities met een belang groter dan 5% van de belegging in aandelen (2009: geen).
Bedragen x € 1.000 Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Waardeontwikkeling Stand einde boekjaar
2010
2009
1.750.498
1.482.047
1.186.545
199.735
-1.303.847
-117.638
-71.468
186.354
1.561.728
1.750.498
1.054.074
1.300.058
507.654
450.440
Waarvan: Obligaties Inflatie gekoppelde obligaties
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 1.442 miljoen (2009: € 1.561 miljoen). Er is geen sprake van het uitlenen van vastrentende waarden. Binnen de categorie vastrentende waarden zijn de volgende beleggingen ultimo 2010 groter dan 5% van de betreffende categorie (x € 1.000): 2010 Italiaanse staatsobligaties
2009
354.521
22,7%
263.503
15,1%
Franse staatsobligaties
288.027
18,4%
258.475
14,8%
Duitse staatsobligaties
195.156
12,5%
96.053
5,5%
Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar
2009
429.224
450.995
Aankopen
133.599
59.999
Verkopen
-29.671
0
4.301
-81.770
537.453
429.224
Niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen
399.911
387.213
Beursgenoteerde vastgoedfondsen
131.946
12.731
5.596
29.280
29.280
31.085
Aankopen
0
356
Verkopen
Waardeontwikkeling Stand einde boekjaar Waarvan:
Direct vastgoed Verloopoverzicht direct vastgoed: Stand begin boekjaar
-29.671
0
Waardeontwikkeling
5.987
-2.161
Stand einde boekjaar
5.596
29.280
De verkrijgingsprijs van vastgoed bedraagt per balansdatum € 578 miljoen (2009: € 469 miljoen). Het pensioenfonds heeft alleen het economisch eigendom van het vastgoed. Binnen de categorie vastgoed zijn de volgende beleggingen ultimo 2010 groter dan 5% van de betreffende categorie (x € 1.000): 2010 2009 ING Real Estate 88.624 16,5% 109.244 25,5% Institutioneel woningfonds - - 22.723 5,3% Q-Park NV 59.974 11,2% 57.867 13,5% Vesteda Woningen - - 24.753 5,8% Wilhelminahof, te Rotterdam - - 23.353 5,4%
Bedragen x € 1.000 Derivaten
2010
2009
Stand begin boekjaar
54.240
259.141
Aankopen
385.808
0
Verkopen
0
0
Waardeontwikkeling
-76.212
-204.901
363.836
54.240
4
0
Interest rate swaps
82.753
54.240
Opties
143.121
0
Swaptions
137.958
0
Saldo einde boekjaar Waarvan: Valutatermijncontracten
73 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Vastgoed
2010
Bedragen x € 1.000 Overige beleggingen
74
2010
2009
Stand begin boekjaar
178.113
227.628
Aankopen
77.600
134.489
Verkopen
-10.689
-253.303
Waardeontwikkeling
27.007
69.299
Stand einde boekjaar
272.031
178.113
Commodities (grondstoffen, edele metalen)
231.483
138.135
Hedgefondsen
40.548
39.978
Waarvan:
De verkrijgingsprijs van grondstoffen per balansdatum is in totaal € 197 miljoen (2009: € 129 miljoen). De verkrijgingsprijs van hedgefondsen is € 39 miljoen (2009: € 40 miljoen). Binnen de categorie overige beleggingen zijn de volgende beleggingen ultimo 2009 groter dan 5% van de betreffende categorie (x € 1.000):
■ ■ Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benaderd als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten.
Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Bedragen x € 1.000 Directe markt-
Afgeleide
Waarderings-
notering
markt-notering
modellen en
Totaal
75
Per 31 december 2010 Aandelen
1.754.011
1.754.011
Vastrentende waarden
1.561.728
1.561.728 405.507
537.453
Derivaten activa
Vastgoed
131.946
363.836
363.836
Derivaten passiva
-24.846
-24.846
Overige beleggingen 0
231.483
40.548
272.031
3.679.168
785.045
4.464.213
Per 31 december 2009 Aandelen
1.677.629
Vastrentende waarden
1.750.498
Vastgoed
12.731
Derivaten activa Derivaten passiva Overige beleggingen 0
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevat-
1.677.629 1.750.498 416.493
429.224
54.240
54.240
-4.004
-4.004
138.135
39.978
178.113
3.578.993
506.707
4.085.700
ten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Bedragen x € 1.000
[2] Beleggingen voor risico deelnemers
2010
2009
59.804
51.812
Vastrentende waarden
39.319
42.029
Liquide middelen
30.039
22.414
129.162
116.255
Aandelen
Totaal
Bedragen x € 1.000 Aandelen Stand begin boekjaar
2010
2009
51.812
42.451
Aankopen
7.121
7.955
Verkopen
-6.511
-14.320
Waardeontwikkeling
7.382
15.726
59.804
51.812
Stand einde boekjaar
De verkrijgingsprijs van de aandelen per balansdatum is in totaal € 59,1 miljoen (2009: € 59,4 miljoen).
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
-technieken
Bedragen x € 1.000 Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen
2009 31.298
43.513
10.700
-43.929
-4.271
Waardeontwikkeling
-2.294
4.302
Stand einde boekjaar
39.319
42.029
Verkopen en aflossingen
76
2010 42.029
De verkrijgingsprijs van de vastrentende waarden per balansdatum is totaal € 39,3 miljoen (2009: € 38,2 miljoen).
Bedragen x € 1.000 Liquide middelen
2010
2009
30.039
22.414
30.039
22.414
Waarvan: Short Term Money Market Fund
Bedragen x € 1.000 [3] Vorderingen en overlopende activa
2010 Pensioenpremies
2009
46.592
46
Koopsom CAO/sociaal plan
2.228
3.435
Koopsom zacht pensioen
4.822
0
Voorlopige afrekening vergoeding TKPI 2010
130
0
Overige
66
62
53.838
3.543
Totaal einde boekjaar Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
De te vorderen pensioenpremie van € 46,6 miljoen bestaat uit de aanvullende vermogensdotatie per eind september 2010 van € 11,1 miljoen (vervaldatum 1 januari 2011), de te vorderen aanvullende vermogensdotatie per eind december 2010 van € 18,5 miljoen (vervaldatum 1 april 2011) en de voorlopige premieafrekening 2010 van € 17,0 miljoen.
Bedragen x € 1.000 [4] Overige activa Deposito’s Participaties Short-term Money Market Fund Banken, rekening-courant Kaspositie futures Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
2010
2009
54.473
32.292
321
1.417
22.577
-11.289
-1.337
24.684
76.034
47.104
PASSIVA Bedragen x € 1.000 reserves
2010
2009
Stand begin boekjaar
253.028
-263.702
Resultaat boekjaar
-65.096
516.730
Stand einde boekjaar
187.932
253.028
Algemene reserve
Op 31 maart 2010 lag de dekkingsgraad van het pensioenfonds drie opeenvolgende kwartaaleinden boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Hierdoor was het pensioenfonds per die datum uit het kortetermijnherstelplan geraakt en was er geen sprake meer van een dekkingstekort. De dekkingsgraad is per eind mei 2010 opnieuw gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Op 5 juli 2010 heeft DNB het pensioenfonds verzocht om een herziening van het herstelplan in te dienen. Als gevolg van het gewijzigde beleggingsbeleid - waarvan DNB in kennis is gesteld – moest ook een vernieuwde versie van het herstelplan met een bijbehorende continuïteitsanalyse worden ingediend. Op 21 oktober 2010 is het aangepaste herstelplan met de bijbehorende continuïteitsanalyse ingediend. Het aangepaste herstelplan is op 2 februari 2011 goedgekeurd door de DNB. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: • aanvullende vermogensdotaties van KPN NV indien er sprake is van een dekkingstekort; • geen toeslagverlening zolang er sprake is van een dekkingstekort; • aanpassing van het beleggingsbeleid, waarbij neerwaartse beleggingsrisico’s worden verkleind. In de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfonds KPN en KPN NV is opgenomen dat aan het eind van elk kwartaal wordt vastgesteld of KPN NV een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd is. Eind juni en eind september 2010 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Het pensioenfonds heeft in 2010 voor een bedrag van ruim € 223 miljoen aan aanvullende vermogensdotaties ontvangen van KPN NV. Dit komt overeen met twee kwartaalbetalingen die zijn gebaseerd op de dekkingsgraad per eind juni en per eind september 2010. De voorlopige dekkingsgraad per eind december 2010 bedroeg 103,8%. Dit is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Ook op basis van de financiële positie per eind december 2010 is KPN NV derhalve een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. Op 31 december 2010 ontstaat hierdoor een vordering op KPN NV van circa € 18,5 miljoen. Het opnemen van de vordering van € 18,5 miljoen heeft een positief effect op de dekkingsgraad van 0,5%-punt, waardoor de dekkingsgraad per 31 december 2010 uitkomt op 104,3%. Inclusief deze vordering ligt de dekkingsgraad boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor er geen sprake meer is van een dekkingstekort, maar nog wel van een reservetekort. De dekkingsgraad per eind 2010 van 104,3% is hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1%. Het kortetermijnherstelplan is niet meer van toepassing als de dekkingsgraad minimaal drie kwartaaleinden achtereen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Eind 2010 was het eerste kwartaaleinde dat de dekkingsgraad hoger was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het kortetermijnherstelplan is dus nog van toepassing. In het aangepaste herstelplan wordt voor eind 2010 een dekkingsgraad verwacht van 98,8%. De actuele dekkingsgraad ligt boven dit niveau. Het pensioenfonds loopt derhalve voor op het herstelpad.
3
Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën.
77 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
[5] Stichtingskapitaal en
Bedragen x € 1.000 [6] Technische voorzieningen Voorzieningen voor pensioenverplichtingen
2010
2009
4.398.120
3.874.654
5.375
4.420
4.403.495
3.879.074
Overige technische voorzieningen
78
Totaal
Bedragen x € 1.000 Voorziening voor pensioenverplichtingen
Stand begin boekjaar
2010
2009
3.874.654
3.805.115 65.345
Pensioenopbouw
66.933
Toeslagverlening
5
10
Rentetoevoeging
50.082
128.439
386.685
-181.078
Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoerings-
-14.320
1.947
-109.412
-97.961
140.484
149.120
3.009
3.717
4.398.120
3.874.654
kosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 3,5% (2009: 3,9%).
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen x € 1.000 2010
2009
Actieve deelnemers
1.724.747
1.597.808
Pensioengerechtigden
1.627.694
1.413.168
Gewezen deelnemers
1.045.679
863.678
4.398.120
3.874.654
Bedragen x € 1.000 2010
2009
4.420
4.571
955
-151
5.375
4.420
Overige technische voorzieningen
Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening heeft overwegend een langlopend karakter.
■ ■ Toeslagverlening
De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Indien het consumentenprijsindexcijfer minder is dan 2%, kan de toeslag voor pensioengerechtigden en slapers extra worden verhoogd met maximaal 0,25%. Hierbij zal de totale toeslag het percentage van 2% niet overschrijden.
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog de toeslag wordt, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Over de pensioenrechten en pensioenaanspraken is per 1 januari 2011 geen toeslag verleend (per 1 januari 2010: eveneens geen toeslagverlening). ■ ■ In het verleden niet toegekende toeslagen
Onder bepaalde omstandigheden kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend. Er is geen recht op deze toeslagverlening en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre in de toekomst deze toeslagen alsnog kunnen worden verleend. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en (premievrije) pensioenaanspraken worden aangepast. Er is een hoge dekkingsgraad vereist om in het verleden niet toegekende toeslagen te kunnen toekennen, daarom is dit op korte termijn niet te verwachten.
79 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling betreft een gecombineerde regeling. Tot het salarisdeel van € 45.378 betreft het een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (artikel 10 Pensioenwet: uitkeringsovereenkomst). Vanaf € 45.378 betreft het een beschikbare-premieregeling (artikel 10 Pensioenwet: premieovereenkomst). De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar, uitstel en vervroeging is mogelijk. Er is geen sprake van een toetredingsleeftijd. Jaarlijks wordt in de middelloonregeling een aanspraak op ouderdoms¬pensioen opgebouwd van 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het pensioengevend salaris betreft het vaste maandsalaris, verhoogd met 75% van het CAO-budget. Daarnaast zijn bepaalde variabele en vaste salariscomponenten pensioengevend. De franchise bedraagt voor 2010 € 12.674. De beschikbare-premieregeling heeft een leeftijdsafhankelijke staffel. Het saldo wordt voor (gewezen) deelnemers omgezet op de pensioendatum tegen de dan geldende omzettingsfactoren. Het bestuur is bevoegd om deze omzettingsfactoren aan te passen. Er is sprake van een recht op nabestaanden- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin over de opgebouwde aanspraken toeslag wordt verleend.
Hieronder wordt een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Pensioengerechtigden en slapers
80
Jaar
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
2009
2,82%
0%
2,82%
2010
0,32%
0%
0,32%
2,82% 3,15%
2011
1,60%
0%
1,60%
4,80%
Jaar
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief
Actieven
verschil
2009
2,82%
0%
2,82%
2,82%
2010
0,07%
0%
0,07%
2,89%
2011
1,35%
0%
1,35%
4,28%
Bedragen x € 1.000 [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
Stand begin boekjaar Premies Waardeoverdrachten Overdracht tussen regelingen Rendement Overig Stand einde boekjaar
2010
2009
116.255
94.468
12.061
14.309
178
162
-8.677
-10.203
9.352
17.329
-7
190
129.162
116.255
Bedragen x € 1.000 [8] Overige schulden en overlopende passiva
2010 Belastingen en premies sociale verzekeringen Derivaten Pensioenpremies Overige schulden en overlopende passiva Totaal einde boekjaar
2009
2.149
1.962
24.846
4.004
0
1.139
509
1.144
27.504
8.249
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen).
81
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari
2010
2009
%
%
106,5
93,1
Premie
2,0
2,1
Uitkering
0,2
-0,2
Toeslag
0,0
0,0
Wijzigingen in de rentetermijnstructuur
-9,7
4,7
Rendement
9,3
10,5
Wijziging grondslagen
-3,7
-3,5
Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
Ultimo 2010 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 14,4%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille ultimo 2010. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille ultimo 2010, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (14,2%). Ultimo 2009 bedroeg het vereist eigen vermogen
-0,3
-0,2
104,3
106,5
20,0% op basis van de strategische portefeuille. Het lagere vereist eigen vermogen kan grotendeels worden verklaard door de in de loop van 2010 geïmplementeerde risicomanagementstrategie. Hierbij zijn putopties en swaptions ingezet. Daarnaast zorgt de lagere rentetermijnstructuur ultimo 2010 eveneens voor een verlaging van het vereist eigen vermogen.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
9. 4 .3.1
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit per risicofactor. Risicofactor Renterisico vastrentende waarden
82
Benodigde solv.
Toelichting
- € 1,95
Looptijd-afh. renteschok
Renteswaps
- € 4,84
Looptijd-afh. renteschok
Renteswaptions
- € 3,25
Looptijd-afh. renteschok
Renterisico VPV
€ 13,81
Effect op passiva
Totaal renterisico (S1)
€ 3,78
Aandelenrisico - ontwikkelde markten
€ 9,06
- aandelenopties
- € 3,87
Mutatie 25% Mutatie 25% (onderliggende)
- emerging markets
€ 2,92
Mutatie 35%
Vastgoedrisico indirect
€ 3,39
Mutatie 25%
€ 0,31
Mutatie 30%
Hedge Funds Totaal zakelijke waarden risico (S2)
€ 11,19
Valutarisico (S3)
€ 2,96
Mutatie 20%
€ 1,75
Mutatie 30%
€ 0,76
Spread x 1,4
4
Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Standaard-formule
€ 3,64
Effect op passiva
€ 14,405
Toetsingsverschil = 0,00
N.B. Bedragen zijn gemakshalve geschaald zodanig dat de voorziening pensioenverplichtingen op actuele waarde gelijk is aan 100 euro.
■ ■ Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de hiervoor genoemde risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ●● ●● ●●
beleggingsbeleid; premiebeleid; toeslagverleningbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwik-
keling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. ■ ■ Marktrisico Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat
Het totale zakelijke waarden risico is ongelijk aan de som van de individuele risico’s omdat er een correlatie van 0,75 wordt verondersteld tussen enkele categorieën. 5 Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule (√(s12 + s22 + 0,50 x 2 x s 1 x s 2 + S 32 + S 42 + S 52 + S 62)). Op basis van de waarden uit bovenstaande tabel geeft dit (√(3,672 + 11,562 + o,50 x 2 x 3,76 x 11,56 + 3,022 + 2,162 0,692 + 3,952) = 14,82. 4
Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen inclusief de renteswaps per het eind van het vierde kwartaal circa 99% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 100%.
■ ■ Renterisico Renterisico is het risico dat de waarden van de beleggingen en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. In het algemeen is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen, waardoor er sprake is van een zogenaamde ‘duration-mismatch’, ofwel het renterisico. Bij een rentestijging zal de waarde van de beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad stijgt. En andersom: bij een rentedaling stijgt de waarde van de beleggingen minder snel dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
Daarnaast wordt gekeken naar de rentegevoeligheid per specifiek deel van de rentecurve. Omdat de renteniveaus voor de zeer lange looptijden in 2010 onaantrekkelijk waren ten opzichte van kortere looptijden, heeft het bestuur besloten om de gevoeligheid naar de langere looptijden niet volledig af te dekken. Op basis van een parallelle beweging van de rentecurve, is wel sprake van 100% afdekking, op basis van aan de swaptions onderliggende renteswaps.
De duration kan als volgt worden toegelicht: Bedragen x € 1.000 2010
2009
Balanswaarde
Duration
Balanswaarde
Duration
4.402.778
16,4
3.874.654
16,0
1.561.728
6,7
1.750.498
7,3
1.871.097
23,6
1.802.553
21,8
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
■ ■ Effectieve renteafdekking Door het gebruik van swaptions, is de effectieve renteafdekking afhankelijk van de renteontwikkeling. De afdekking neemt toe als de rente daalt en de afdekking neemt af als de rente stijgt. De effectieve mate van afdekking van het renterisico per eind 2010 bedraagt circa 61%. Oftewel het renterisico van het pensioenfonds bedraagt nog circa 39% van dat van de verplichtingen. De volgende figuur geeft de rentegevoeligheid van de beleggingen en de VPV grafisch weer.
83 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Door het renterisico af te dekken, is de dekkingsgraad minder afhankelijk van de renteontwikkeling. De renteafdekking voor het pensioenfonds vindt plaats door een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden, swaptions en renteswaps.
met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitoort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan het bestuur gerapporteerd.
Rentegevoeligheid eind 2010 bij een rentebeweging van -0,01%-punt 100% 90% 80%
Rentegev. Swaptions obv onderliggende waarde (51%)
70% 60%
Rentegevoeligheid VPV
50%
Resterend Renterisico op basis DV01 (39%)
Rentegev. Swaptions (12%)
40% Rentegevoeligheid Swaps (34%)
30% 20%
Rentegevoeligheid VRW (14%)
10% 0%
Door het gebruik van swaptions, is de effectieve renteafdekking afhankelijk van de renteontwikkeling. Hierdoor is ook de vereiste dekkingsgraad afhankelijk van de rente. Onderstaande grafiek geeft het verloop van de vereiste dekkingsgraad weer bij verschillende rentescenario’s (andere factoren gelijk gehouden).
117% 116% 115%
Vereiste dekkingsgraad
84
114% 113% 112% 111% 110% 109% -1,5%
-1,0%
-0,5%
0,0%
Renteverandering
0,5%
1,0%
1,5%
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen x € 1.000 2009
€
%
€
%
14.724
0,9%
13.807
0,8%
191.024
12,2%
249.494
14,3%
36,3%
535.607
30,6
385.415
24,7%
504.307
28,8
Resterende looptijd ≥ 20 jaar
403.609
25,8%
447.283
25,6
Totaal
1.561.728
100,0%
1.750.498
100,0%
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar en
566.956
< 10 jaar Resterende looptijd > 10 jaar en < 20 jaar
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen x € 1.000 2010
2009
€
%
€
%
120.409
2,7%
114.399
2,9%
527.674
13,7%
en < 5 jaar
560.424
12,7%
Resterende looptijd > 5 jaar
769.641
17,5%
726.652
18,7%
1.367.548
31,1%
1.245.660
32,1%
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar
en < 10 jaar Resterende looptijd > 10 jaar en < 20 jaar Resterende looptijd ≥ 20 jaar Totaal
1.585.473
36,0%
1.264.689
32,6%
4.403.495
100,0%
3.879.074
100,0%
■ ■ Valutarisico Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro’s is belegd, bedraagt voor afdekking 56% (2009: 61%). Het bedrag dat ultimo jaar in euro’s is belegd, bedraagt na afdekking 85% (2009: 86%). Het strategische beleid van het pensioenfonds is om het valutarisico van de beleggingen in aandelen met betrekking tot de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig af te dekken naar de euro.
De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 4 duizend (2009: € 0).
85 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2010
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie na afdekking als volgt worden gespecificeerd: Bedragen x € 1.000
86
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Totaal
2010
2009
3.466
426
609.005
504.918
- 1.777
60.805
610.694
566.149
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen x € 1.000
EUR
Voor afdekking
Valuta-derivaten
2010
2009
Nettopositie (na)
Nettopositie (na)
2.295.346
1.219.183
3.514.529
3.469.316 - 2.463
GBP
256.195
- 217.434
38.762
JPY
135.844
- 135.437
407
- 3.551
USD
936.158
- 829.895
106.262
146.106
Overig
501.680
- 36.417
465.263
426.057
1.829.877
- 1.219.183
610.694
566.149
Totaal niet EUR
■ ■ Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. De regioallocatie binnen de beleggingscategorieën maakt onderdeel uit van de strategische beslissingen die mede worden genomen op basis van een ALM-studie. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. ■ ■ Specif ieke f inanciële instrumenten (derivaten) Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het krediet-
risico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en voor alle materiële derivatentransacties te werken met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ●● Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Het pensioenfonds gebruikt futures om portefeuille gewichten bij te sturen naar de gewenste strategische gewichten. In de voorgaande jaren zijn richtlijnen opgesteld ter beheersing van de risico’s verbonden aan de handel in futures, waarbij onder meer rekening is gehouden met de eisen zoals gesteld door DNB. In 2010 is gehandeld binnen de grenzen van de richtlijnen. Bewaking van de naleving vindt plaats tot op directieniveau van TKP. De posities in
●●
●●
●●
hanteerd. De bepaling van de marktwaarde vindt op dagbasis plaats. waardering van de derivaten. Renteswaptions: dit is een optie op een renteswap. Een swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden strikte criteria gehanteerd. De bepaling van de marktwaarde vindt op dagbasis plaats.
In dit jaarverslag is voor de presentatie van de posities in derivaten het bestuurlijk perspectief het uitgangspunt. Dat betekent dat de economische toedeling in aansluiting op het ALM-beleid wordt gegeven, waarbij derivaten aan de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, overige beleggingen en liquide middelen) worden toegekend. Dit leidt tot verschillen met de jaarrekeningpresentatie, waar volgens de RJ610 de derivaten apart in de balans gepresenteerd moeten worden. In onderstaand overzicht is het verschil tussen de economische toerekening van de derivaten (conform de kerncijfers en het beleggingsbeleid) en de derivaten zoals gepresenteerd in de jaarrekening te zien:
Bedragen x € 1.000
jaarrekening
toerekening derivaten
totaal beleidsmatig
procentueel
Aandelen
1.754.011
15.355
1.769.366
39,0%
Vastrentende waarden
1.561.728
113.656
1.675.384
36,9%
Vastgoed
537.453
0
537.453
11,8%
Overige beleggingen
272.031
0
272.031
6,0%
143.121
0
143.121
3,2%
Derivaten: - aandelen putopties
82.753
-82.753
0
0,0%
- renteswaps passiva
- renteswaps activa
-24.846
24.846
0
0,0%
- renteswaptions
137.958
0
137.958
3,0%
- valutatermijncontracten Liquide middelen Totaal
4
-4
0
0,0%
76.034
-71.100
4.934
0,1%
4.540.247
0
4.540.247
100,0%
87 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
●●
futures worden dagelijks bijgehouden om tijdig bij te kunnen sturen. Daarbij zijn limieten vastgesteld waarbinnen geopereerd mag worden. Het naleven van deze limieten wordt dagelijks bewaakt. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Voor het selecteren van de tegenpartijen worden strikte criteria ge-
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen x € 1.000
88 Aandelenderivaten
Expiratiedatum
Onderliggende contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
> 16 november
1.404.000
143.121
-
2012 < 20 november 2015 Valutatermijncontracten Renteswaps
<=21 maart 2011
465
4
-
>10 oktober 2023
1.814.405
82.753
-24.846
1.936.000
137.958
-
5.154.870
363.836
-24.846
<19 november 2060 Renteswaptions
> 28 november 2042 < 20 november 2045
Totaal
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009, waarbij uitsluitend de directe transacties tussen het pensioenfonds en derden zijn weergegeven: Bedragen x € 1.000 Expiratiedatum
Onderliggende contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
Valutatermijncontracten
<=23 maart 2010
642
-
-
Renteswaps
>10 oktober 2023
2.081.180
54.240
- 4.004
2.081.822
54.240
- 4.004
<25 september 2038 Totaal
Ter zake van de renteswaps, renteswaptions en aandelen opties bedroeg de waarde van de ontvangen zekerheden (collateral) ultimo 2010 € 353 miljoen (2009: € 61 miljoen). Het pensioenfonds maakt via de beleggingsfondsen waarin het vermogen is belegd, gebruik van securities lending (uitlenen van effecten). Dit wordt gedaan omdat securities lending rendement oplevert. Het betreft het uitlenen van aandelen met kas of obligaties als onderpand. Het geaccepteerde onderpand wordt hierbij beperkt tot Organisation for Economic Coorporation and Development (OECD)-staatsobligaties met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Ook wordt het onderpand niet herbelegd en is het onderpand meer
dan 100% van de uitgeleende waarde wat dagelijks wordt gecontroleerd. Op basis van het zogenoemde ‘security lending programma’, waarin het pensioenfonds deelneemt, wordt een vergoeding voor het tijdelijk uitlenen van effecten ontvangen. Ultimo 2010 bedroeg de waarde van de uitgeleende effecten € 74,4 miljoen (2009: € 13,2 miljoen). Hiervoor zijn zekerheden ontvangen van € 79,0 miljoen (2009: € 14,0 miljoen). ■ ■ Segmentaties In de volgende tabellen wordt de segmentatie van vastgoed en aandelen naar sectoren en regio’s weergegeven.
De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt: Bedragen x € 1.000 2009
€
%
€
%
Kantoren
138.847
25,8%
118.047
27,5%
Winkels
175.468
32,7%
106.003
24,7%
Woningen
87.824
16,3%
83.512
19,5%
Bedrijfsruimten
48.759
9,1%
45.634
10,6%
Overig
86.555
16,1%
76.028
17,7%
537.453
100,0%
429.224
100,0%
Totaal
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010 Europa Noord-Amerika Azië Totaal
2009
€
%
€
%
498.440
92,7%
394.144
91,8%
466
0,1%
404
0,1%
38.547
7,2%
34.677
8,1%
537.453
100,0%
429.224
100,0%
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
2009
€
%
€
%
Duurzame consumentengoederen
223.581
12,7%
147.956
8,8%
Niet-duurzame consumenten-
155.300
8,9%
152.905
9,1%
goederen Energie
192.110
11,0%
189.336
11,3%
Financiële instellingen
365.071
20,8%
389.267
23,2%
Gezondheidszorg
106.403
6,1%
130.933
7,8%
Industrie
190.154
10,8%
170.076
10,1%
Informatietechnologie
185.543
10,6%
167.607
10,0%
Beleggingsfondsen
24.005
1,4%
24.285
1,4%
Basismaterialen
180.719
10,3%
175.506
10,5%
Telecommunicatie
110.101
6,3%
94.168
5,6%
Nutsbedrijven
20.777
1,2%
35.434
2,1%
-
0,0%
0
0,0%
247
0,0%
155
0,0%
1.754.011
100,0%
1.677.629
100,0%
Overheid Overig/Geen sector Totaal
89 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2010
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen x € 1.000 2010
90
€
%
2009 €
%
Afrika
19.565
1,1%
18.536
1,1%
Azië
338.635
19,3%
328.008
19,6%
Europa
605.388
34,5%
629.825
37,5%
Noord-Amerika
663.497
37,8%
586.912
35,0%
Oceanië
48.754
2,8%
44.385
2,6%
Zuid-Amerika
70.109
4,0%
66.894
4,0%
8.063
0,5%
3.069
0,2%
1.754.011
100,0%
1.677.629
100,0%
Overig * Totaal *
De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
■ ■ Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het afwikkelingsrisico (‘settlementrisico’). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan.
Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten (‘securities lending’). Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen (exclusief derivaten) naar sector weergegeven:
Bedragen x € 1.000 2009
Duurzame consumentengoederen
254.036
161.010
Niet-duurzame consumentengoederen
172.068
181.876
Energie
216.379
215.606
Financiële instellingen
583.900
599.486
Gezondheidszorg
114.426
130.933
Industrie
214.459
186.466
Informatietechnologie
190.351
173.243
24.191
29.315
424.994
324.307
150.227
141.598
61.392
76.267
Overheid
1.140.552
1.346.002
Vastgoed
537.453
429.224
Beleggingsfondsen Basismaterialen Telecommunicatie Nutsbedrijven
Overig/Geen sector Totaal
40.795
40.133
4.125.223
4.035.464
De verdeling naar regio van de beleggingen (exclusief derivaten) is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x € 1.000 Afrika Azië
2010
2009
25.887
27.125
421.103
449.113
Europa
2.379.205
2.426.269
Noord-Amerika
1.004.924
854.162
Oceanië
54.622
51.213
Zuid-Amerika
123.792
124.791
Overig*
115.690
102.791
4.125.223
4.035.464
Totaal
* De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
91 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2010
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen in vastrentende waarden naar sector weergegeven: Bedragen x € 1.000
92
Duurzame consumentengoederen
2010
2009
30.457
13.054
Niet-duurzame consumentengoederen
16.768
28.971
Energie
24.269
26.270
Financiële instellingen
218.828
210.219
Gezondheidszorg Industrie Informatietechnologie
8.023
0
24.304
16.389
4.808
5.636
186
5.030
Basismaterialen
12.792
10.666
Telecommunicatie
40.126
47.430
Nutsbedrijven
40.615
40.832
1.140.552
1.346.002
Beleggingsfondsen
Overheid Overig/Geen sector Totaal
0
0
1.561.728
1.750.498
De verdeling naar regio van de beleggingen in vastrentende waarden is weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x € 1.000 2010
2009
Afrika
6.323
8.589
Azië
43.182
57.453
1.276.804
1.490.073
109.747
129.115
5.868
6.828
Zuid-Amerika
53.683
57.897
Overig*
66.121
543
1.561.728
1.750.498
Europa Noord-Amerika Oceanië
Totaal
* De categorie ‘overig’ kan niet nader worden verdeeld naar regio omdat deze specificatie ontbreekt in de jaarverslagen van de onderliggende beleggingsfondsen.
De kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille is weergegeven in het volgende overzicht: Bedragen x € 1.000
AAA
%
554.270
35,5%
2009 € 517.295
%
AA
99.500
6,4%
124.363
7,1%
A
538.663
34,5%
595.649
34,0%
BBB
186.535
11,9%
267.002
15,3%
BB
109.632
7,0%
167.450
9,6%
B
54.985
3,5%
46.456
2,7%
4.692
0,3%
19.307
1,1%
-
0,0%
111
0,0%
CCC CC C
-
0,0%
288
0,0%
D
77
0,0%
641
0,0%
13.374
0,9%
11.936
0,7%
1.561.728
100,0%
1.750.498
100,0%
Not-rated Totaal
De vastrentende waarden worden in principe via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Standard & Poors. De not-rated fondsen betreffen met name beleggingen in cash en nog niet afgewikkelde transacties in aandelen en vastrentende waarden.
Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. ●●
Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie bij KPN NV in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. ●●
■ ■ Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. ●● Langlevenrisico Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AGprognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen verplichtingen.
93
29,6%
■ ■ Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
2010 €
94
■ ■ Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
Het pensioenfonds is zich bewust van het gegeven dat bepaalde beleggingen groter zijn dan 2% van het balanstotaal en neemt dit mee in de analyse van het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds is van mening dat de beleggingen in voldoende mate zijn gediversifieerd. ■ ■ Overige niet-f inanciële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico.
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur.
Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en TKPI. ●●
Ultimo 2010 bedraagt de reële dekkingsgraad 69,2% (2009: 68,2%). ■ ■ Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven:
Bedragen x € 1.000 2010
€
%
2009 €
%
Vastgoedbeleggingen ING Real Estate (Europees
-
< 2%
109.244
2,6%
354.521
7,5%
263.503
6,2%
Vastgoed) Vastrentende waarden Italiaanse staatsobligaties Duitse staatsobligaties
195.156
4,1%
96.053
2,3%
Franse staatsobligaties
288.027
6,1%
258.475
6,1%
ciële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet lager verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. 9. 4 . 4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen ■ ■ Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV en TKP Investments BV per 1 januari 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie, bestuursondersteuning en vermogensbeheer voor een periode van 6 jaar met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2010 bedraagt € 4,1 miljoen (2009: € 4,0 miljoen).
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale finan●●
9.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 [9] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds
2010
2009
Pensioenpremie
114.920
75.487
Pensioenpremie in verband met dekkingstekort
40.720
83.250
1.605
1.201
56
419
Premie en koopsommen
Koopsom FVP bijdrage Afrekening vorig boekjaar Koopsom extra aanspraken
8.841
3.880
166.142
164.237
Kostendekkende premie
84.703
100.036
Gedempte premie
60.576
79.026
155.640
160.801
Totaal Premie-inkomsten De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt:
Feitelijke premie
De kostendekkende premie op rts-basis voor 2010 bedraagt € 84,7 miljoen (2009: € 100,0 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 60,6 miljoen (2009: € 79,0 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 155,6 miljoen (2009: € 160,8 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling, inclusief de bijstorting in verband met het dekkingstekort en exclusief koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven.
95 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en TKPI een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage.
Bedragen x € 1.000 [10] Premiebijdragen voor
2010
2009
risico deelnemers
668
820
96
Bedragen x € 1.000 [11] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2010
2009
0
0
AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
238.461
414.246
Aandelen totaal
238.461
414.246
0
0
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
58.776
194.930
Vastrentende waarden totaal
58.776
194.930
8.426
24.550
VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
-928
-82.405
7.498
-57.855
0
0
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
28.859
23.078
Overige beleggingen totaal
28.859
23.078
Directe opbrengsten
232.923
108.067
Indirecte opbrengsten
-123.175
-126.983
Derivaten totaal
109.748
-18.916
41
411
DERIVATEN
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
-24.522
-23.231
Liquide middelen totaal
-24.481
-22.820
87
175
418.948
532.838
Kosten vermogensbeheer Totaal Waarvan: Directe opbrengsten
241.390
133.028
Indirecte opbrengsten
177.471
399.635
87
175
418.948
532.838
Kosten vermogensbeheer 10.2%
Bedragen x € 1.000 [12] Beleggingsresultaten
2009
AANDELEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
7.983
13.171
Aandelen totaal
7.983
13.171
0
0
Indirecte opbrengsten
1.245
4.426
Vastrentende waarden totaal
1.245
4.426
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten
0
0
Indirecte opbrengsten
124
-268
Liquide middelen totaal
124
-268
9.352
17.329
0
0
9.352
17.329
Totaal Waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
Bedragen x € 1.000 [13] Overige baten Interest waardeoverdrachten Diversen Totaal
2010
2009
101
124
21
62
122
186
Bedragen x € 1.000 [14] Pensioenuitkeringen
2010
2009
Ouderdomspensioen
87.346
78.276
Partnerpensioen
15.497
14.580
Wezenpensioen
489
527
Arbeidsongeschiktheidspensioen
1.012
1.120
WAO-aanvulling
3.251
3.346
Anw-aanvulling
281
466
Afkopen
128
285
Overige uitkeringen
108
-142
108.112
98.458
Totaal
97 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
voor risico deelnemers
2010
Bedragen x € 1.000 [15] Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie
98
Administratiekostenvergoeding
2010
2009
213
168
45
31
4.090
4.151
Controle- en advieskosten accountants
44
52
Controle- en advieskosten actuaris
50
29
Overige advieskosten
16
30
255
126
0
0
Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Totaal
125
319
4.838
4.906
■ ■ Accountantshonoraria In het boekjaar en vorig boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonoraria ten laste van het resultaat gebracht: Bedragen x € 1.000 2010
2009
Controle van de jaarrekening
44
52
Andere controleopdrachten
0
0
44
52
Totaal
De kosten ‘Controle van de jaarrekening’ bevat geen afrekeningen van het voorgaande jaar (2009: € 9 duizend). ■ ■ Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitbestedingsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. ■ ■ Financiële vergoeding bestuurders De bestuurskosten bevatten onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders (2010: € 168 duizend en 2009: € 147 duizend). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid. ■ ■ Financiële vergoeding verantwoordingsorgaan De vacatiegelden en kostenvergoedingen voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedragen in 2010 € 3 duizend (2009: € 7 duizend). De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als lid van het verantwoordingsorgaan. bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid.
■ ■ Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. ■ ■ Toeslagverlening De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. ■ ■ Rentetoevoeging De methodiek van rentetoevoeging in de actuariële analyse is in 2010 gewijzigd ten opzichte van 2009. In 2010 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 1,3%, wat overeenkomt met een bedrag van € 50,1 miljoen. In de analyse over boekjaar 2009 werden de pensioenverplichtingen opgerent met de gemiddelde rente van de toen geldende RTS-curve zijnde 3,6%, wat overeenkwam met een bedrag van € 128,4 miljoen. Wanneer voor 2009 dezelfde methodiek zou zijn gehanteerd als in 2010, had de oprenting in 2009 2,5% bedragen, wat neerkomt op een bedrag van € 96,8 miljoen. ■ ■ Wijziging marktrente De gemiddelde marktrente is per 31 december 2010 3,5% (2009: 3,9%) en daarmee 0,4%-punt lager dan per 31 december 2009. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 386.685 te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen.
■■ W ijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. ■ ■ Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
■ ■ Wijziging grondslagen Eind 2009 is een maatschappelijke discussie ontstaan over de prudentie van de twee jaar geleden ingevoerde prognosetafels. Het CBS is met nieuwe tafels gekomen op basis van door hen gemeten langere levensverwachting. Toepassing van deze nieuwe tafels zou een materiële verzwaring van de voorziening tot gevolg hebben. Vooruitlopend op de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico pensioenfonds per eind 2009 verhoogd met 4% (€ 149 miljoen). Dit percentage is gebaseerd op berekeningen met behulp van CBS cijfers. Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels na toepassing van deze leeftijdsafhankelijke correctiefactoren. De voorziening is voor
99 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
[16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld.
100
Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels (inclusief ervaringssterfte) is de voorziening
verhoogd met € 140 miljoen. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 3,7%-punt. In totaal is in 2009 en 2010 circa € 290 miljoen toegevoegd aan de technische voorziening als gevolg van de gestegen levensverwachting.
Bedragen x € 1.000 Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Resultaat op overige technische grondslagen Totaal
2010
2009
-4.700
-3.845
-641
-2.124
8.350
9.686
0
0
3.009
3.717
Bedragen x € 1.000 [17] Mutatie pensioen
2010
2009
12.907
21.787
verplichting voor risico deelnemers
Bedragen x € 1.000 [18] Mutatie overige
2010
2009
technische voorzieningen
955
-151
Bedragen x € 1.000 [19] Saldo overdrachten van rechten
2010
2009
Waardeovernames
-2.626
-2.683
Waardeoverdrachten
12.158
6.527
Totaal
9.532
3.844
Bedragen x € 1.000 [20] Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest overig Totaal
2010
2009
477
292
41
5
518
297
■ ■ Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. ■ ■ Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met KPN NV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: KPN NV is verplicht al haar werknemers waarop de KPN-cao van toepassing is aan te melden voor deelneming in het pensioenfonds; ●● KPN NV is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; ●● KPN NV verplicht zich om het pensioenfonds alle gegevens inzake werknemers welke het bestuur van het pensioenfonds nodig acht voor de uitvoering van de pensioenregeling tijdig en op de overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te verstrekken; ●● KPN NV verplicht zich jaarlijks premie aan het pensioenfonds te voldoen. De voorschotpremie bedraagt de geschatte som van de premiegrondslagen pensioenaanspraken van de deelnemers, vermenigvuldigd met het pensioenpremiepercentage. Het pensioenpremiepercentage zal jaarlijks voor aanvang van het kalenderjaar worden vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds aan de hand van de methode zoals omschreven in de ABTN, waarbij tevens de uitgangspunten volgens het dynamisch financieringsmodel in aanmerking worden genomen. Binnen 5 maanden na afloop van het kalenderjaar wordt de premie definitief vastgesteld; ●● indien de vermogenspositie van het pensioenfonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten tot een restitutie aan KPN NV of tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het pensioenfonds kan niet eerder tot het verlenen van premierestitutie en verlaging van
●●
●●
de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening is ingelopen en vervolgens de vermogenspositie nog boven het gewenst eigen vermogen ligt; indien de dekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt, is KPN NV een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd. Een eventueel aanvullende vermogensdotatie wordt op kwartaalbasis in rekening gebracht en zal op de eerste dag van het daarop volgende kwartaal terstond verschuldigd zijn; het pensioenfonds biedt de deelnemers de mogelijkheid om, zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt, door middel van individueel pensioensparen een spaarsaldo te verwerven. KPN NV draagt zorg voor periodieke of incidentele inhouding van de bijdragen op het salaris van de deelnemer en afdracht daarvan aan het pensioenfonds.
De overeenkomst is in werking getreden per 1 oktober 2009 en heeft een onbepaalde looptijd. De overeenkomst kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd tussen 30 september en 31 december van een kalenderjaar. Na opzegging in enig kalenderjaar wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar.
Den Haag, 15 april 2011 drs. R.A. Nieuwenhoven, voorzitter drs. R.P.F. Blomsma drs. C.J. Boogaerdt drs. J.D.A. Burcksen F.J.W. Franssen R.H. Harmsen mr. J.P.O.M. van Herpen, plaatsvervangend voorzitter drs. H.J.M. Knaapen L.J. Leerssen C.A.M. Michielse, secretaris F.H.K. Ooms, plaatsvervangend secretaris mw. A.J.H. Zwaagstra
101 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
9. 4 .6 Verbonden partijen
overige gegevens
hoofdstuk tien
10. Overige gegevens
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve.
10. 2 G eb e u r t en is sen na b a l a nsd a t u m DNB heeft op 2 februari 2011 het herstelplan goedgekeurd. Dit betekent dat DNB van mening is dat de maatregelen die in het plan staan, kunnen leiden tot het beoogde herstel van de dekkingsgraad.
105 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
10. 1 S t a t u t a ir e r egel ing om t r en t de b es t emm ing va n he t s a l d o va n b a t en en l a s t en
10.3 C on t r ol e v er k l a r ing va n de ona fh a n k el i j k e a c c ou n t a n t Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds KPN
106 ■ ■ Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet . Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds KPN per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. ■ ■ Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 15 april 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door: A.H. Zoon RA
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds KPN te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010. ■ ■ Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. ■ ■ Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservekort.
■ ■ Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikelen 132.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard.
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds KPN is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservekort.
Apeldoorn, 15 april 2011 Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ●●
●●
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Drs. W. Eikelboom AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
107 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
10. 4 Ac t ua r iël e v er k l a r ing
10.5 B i j zonder e s t a t u t a ir e z eg gens c h a p sr ec h t en
108
De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd door de Centrale Ondernemingsraad (COR). Eén van de vertegenwoordigers wordt rechtstreeks door de COR voorgedragen en vier van de vertegenwoordigers worden voorgedragen door vakorganisaties betrokken bij het CAO-overleg van de vennootschap. De twee vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden worden benoemd door pensioengerechtigden door middel van verkiezingen, één en ander overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde kiesreglement. Als secretaris treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. Als plaatsvervangend voorzitter treedt op één van de door de deelnemers en pensioengerechtigden benoemde bestuurders. KPN NV heeft statutair het recht om vijf bestuursleden (waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend secretaris) te benoemen.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
109
b i j l ag e n
bijlagen
D e el ne mersb e stand
Stand ultimo vorig
Stand ultimo
verslagjaar
Bij
Af
verslagjaar
Actieven
17.224
557
2.032
15.749
Slapers
21.880
1.332
826
22.386
Pensioengerechtigden
12.461
1.160
348
13.273
8.733
907
165
9.475
pensioen*
1.432
31
112
1.351
partnerpensioen
2.035
181
27
2.189
261
41
44
258
51.565
3.049
3.206
51.408
waarvan: ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheids-
wezenpensioen Totaal: *)
Naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven.
113 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
Bijl age 1
Bij l age 2
114
Be grip p enl i jst
■ ■ ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. ■ ■ Actief/Passief beheer De twee belangrijkste methodes van beleggen zijn actief en passief beleggen. De doelstelling van actief beleggen is om een hoger rendement te behalen dan de gehanteerde benchmark. Hiertoe gaat de belegger op zoek naar interessante beleggingen. Hij belegt ten opzichte van de benchmark extra in bedrijven of andere beleggingen waarvan de hoogste rendementen worden verwacht. Bij passief beleggen is de doelstelling het rendement van de benchmark te evenaren. Om dit te bereiken wordt de samenstelling van de beleggingen van de benchmark gevolgd. ■ ■ Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. ■ ■ AFM Autoriteit Financiële Markten ■ ■ Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. ■ ■ Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten.
■ ■ Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. ■ ■ Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. ■ ■ Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. ■ ■ Beschikbare-premieregeling (BPR) Deelnemers die op jaarbasis meer dan € 45.378 verdienen, bouwen over het meerdere pensioen op in de beschikbare-premieregeling. De premie wordt voor risico deelnemer belegd in de Life Cycle of in een van de beleggingsdepots. ■ ■ Code Tabaksblat De Nederlandse Corporate Governance Code. ■ ■ Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. ■ ■ Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. ■ ■ Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid.
■ ■ Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. ■ ■ DNB De Nederlandsche Bank. ■ ■ Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. ■ ■ Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. ■ ■ Dynamisch f inancieringssysteem Bij het dynamisch financieringssysteem wordt de pensioenpremie berekend over een lange horizon, voortdurend aangepast aan nieuwe economische uitgangspunten. ■ ■ Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is.
Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort.
115 Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. ■ ■ Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. ■ ■ Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. ■ ■ Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. ■ ■ Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. ■ ■ Futures Termijncontract, waarin toekomstige aankoop en verkoop van financiële waarden zijn vastgelegd. Futures worden gebruikt om beleggingsrisico’s af te dekken, maar ook voor de uitvoering van (global) tactische asset allocatie.
Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
■ ■ GBM/GBV Zie prognosetafels.
116
■ ■ Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Het pensioenfonds heeft voor dit laatste gekozen. ■ ■ Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen. ■ ■ Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een brede selectie van beleggingsstrategieën en beleggingsinstrumenten om onder alle (markt-)omstandigheden een positief (absoluut) rendement te halen. ■ ■ Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijf jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. ■ ■ High yield-obligaties Obligaties uitgegeven door bedrijven met een kredietwaardigheid van BB en lager. ■ ■ Indexatie Zie toeslagverlening. ■ ■ Individueel Pensioensparen (IPS) Regeling voor deelnemers om naast het reguliere pensioen te beleggen voor aanvullend pensioen. Deelnemers kunnen vrijwillig deelnemen aan deze regeling.
■ ■ ISDA/CSA overeenkomst Een ISDA overeenkomst is een standaard contract dat OTC-transacties tussen institutionele financiële partijen mogelijk maakt. CSA is een bijlage bij het ISDA-contract waarin partijen afspraken maken over het wederzijds te leveren en te accepteren onderpand. ■ ■ Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. ■ ■ Life Cycle Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel pensioensparen kan worden belegd in de Life Cycle. Het principe van Life Cyle-beleggen is dat er wordt belegd in een risicoprofiel waarbij de samenstelling van de beleggingsmix is afgestemd op het aantal jaren tot aan de pensioendatum. ■ ■ Lineaire instrumenten Lineaire instrumenten zijn beleggingsinstrumenten waarbij er een vast verband bestaat tussen de prijsontwikkelingen in de markt en de prijs van de belegging. Een rechtstreekse belegging in aandelen is lineair omdat bij een beweging van de relevante markt, de beleggingsportefeuille één op één mee zal bewegen. Dit is ook het geval bij lineaire derivaten, zoals renteswaps of futures op aandelen. Bij opties is dit niet het geval. Bij opties op aandelen, of opties op renteswaps (swaptions) is de prijsontwikkeling niet lineair. De waardeverandering is niet constant en is onder andere afhankelijk van de prijsontwikkeling van de onderliggende belegging, de tijdswaarde en de verwachte beweeglijkheid van de koersen van de onderliggende belegging.
■ ■ Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. ■ ■ Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij KPN NV in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. ■ ■ Netto-risico Het restant aan risico dat overblijft na het nemen van beheersmaatregelen. ■ ■ Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. ■ ■ Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. ■ ■ Over The Counter (OTC)-transactie Transactie die plaatsvindt buiten de gereguleerde markt. ■ ■ Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder overige beleggingen vallen de categorieën grondstoffen en hedgefondsen.
■ ■ Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. ■ ■ Pensioenkoepels Met de pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). ■ ■ Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. ■ ■ Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. ■ ■ Premieovereenkomst De premieovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel boven € 45.378, waarvoor een beschikbare-premieregeling (BPR) geldt en voor de Individueel Pensioenspaarregeling (IPS). ■ ■ Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2005-2010. ■ ■ Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen.
117 Stichting Pensioenfonds KPN Jaarverslag 2010
■ ■ Leeftijdsterugstelling Leeftijdsterugstelling wil zeggen dat de verwachte levensduur van de deelnemers langer is – bijvoorbeeld één jaar – dan volgens de algemene sterftetafel wordt aangegeven. Bij toepassing van de leeftijdsterugstelling wordt de pensioenvoorziening hoger: er moeten dan meer pensioenjaren uitgekeerd worden.
■ ■ (Rente)swap Ruil van rendement op een vastgestelde lange rente tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd.
118 ■ ■ (Rente)swaption Een (rente)swaption is een optie op een renteswap. Een (rente)swaption kan worden vergeleken met een verzekering tegen rentedalingen. Het belangrijkste nadeel is de premie die voor dit instrument moet worden betaald. ■ ■ Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. ■ ■ RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. ■ ■ Spotmarkt Markt waarop grondstoffen en valuta worden verhandeld voor directe levering. Dit in tegenstelling tot de termijnmarkt waar prijsvorming nu plaatsvindt en levering op een later tijdstip. ■ ■ Sterftetafels Zie prognosetafels. ■ ■ Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. ■ ■ Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen.
■ ■ Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening bij Stichting Pensioenfonds KPN is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het pensioenfonds dit toelaten.
■ ■ Uitkeringsovereenkomst De uitkeringsovereenkomst heeft betrekking op de pensioenregeling voor het salarisdeel tot € 45.378, waarvoor een regeling op basis van het middelloonsysteem geldt. ■ ■ Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. ■ ■ Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. ■ ■ Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. ■ ■ WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
119
■ ■ Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds KPN Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
(050) 582 19 90 (050) 313 82 01 www.kpnpensioen.nl
[email protected].
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Vormgeving Koninklijke Van Gorcum BV, Assen