1
Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam d.d. 1 januari 2015
Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie gebeurt op basis van de middelloonsystematiek
Voorbehoud Deze pensioenregeling is ter goedkeuring voorgelegd aan de Belastingdienst en de Nederlandsche Bank. Ingeval de pensioenregeling (op onderdelen) niet zou voldoen aan de voor deze instanties gestelde eisen, dan wel hierover met deze instanties verschil van mening ontstaat, behoudt het Bestuur van de stichting zich het recht voor de regeling met terugwerkende kracht te wijzigen in één voor deze instanties aanvaardbare regeling.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
2
Inhoudsopgave Artikel 1. Definities ......................................................................................................... 3 Artikel 2. Deelnemers..................................................................................................... 4 Artikel 3. Aanspraak op pensioen ................................................................................ 5 Artikel 4. Pensioenaanspraken ..................................................................................... 6 Artikel 5. Deeltijddienstverband ................................................................................... 7 Artikel 6. Pensioengrondslag........................................................................................ 7 Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers ........................................................................ 8 Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding ................................ 8 Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid ......................... 8 Artikel 10. Ouderdomspensioen ..................................................................................... 9 Artikel 11. Keuzemogelijkheden ten aanzien van pensioen ........................................ 9 Artikel 12. Partnerpensioen........................................................................................... 11 Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen ............................................................................ 11 Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie .............................................................. 12 Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden ......................... 14 Artikel 16. Wezenpensioen ............................................................................................ 14 Artikel 17. Maximum partner- en wezenpensioen ....................................................... 15 Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen .................................................. 15 Artikel 19. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap ...................................................................................................... 15 Artikel 20. Waardeoverdracht ....................................................................................... 17 Artikel 21. Bedrijfstakpensioenfonds ........................................................................... 18 Artikel 22. Beperkende bepalingen .............................................................................. 18 Artikel 23. Reductiebepalingen ..................................................................................... 19 Artikel 24. Voorwaardelijke toeslagverlening .............................................................. 19 Artikel 25. Plichten van rechthebbenden ..................................................................... 20 Artikel 26 AOW/Anw-compensatie .............................................................................. 20 Artikel 27. Onvoorziene gevallen .................................................................................. 21 Artikel 28. Overgangsbepalingen ................................................................................. 21 Artikel 29. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren ..................................................... 23 Artikel 30. Inwerkingtreding .......................................................................................... 24 Bijlagen: Bijlage 1: Actuariële factoren; Bijlage 2: Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en bijspaarreglement 2005 Bijlage 3: Te verstrekken informatie Bijlage 4 overzicht franchises en indexaties
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
3
Artikel 1. Definities In dit pensioenreglement worden geacht te zijn overgenomen de definities van de statuten, terwijl tevens voorts wordt verstaan onder: Stichting: De Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, gevestigd te Amsterdam. Bestuur: Het bestuur van de stichting. Vennootschap: Ballast Nedam N.V., gevestigd te Nieuwegein. Raad van Bestuur: De Raad van Bestuur van de vennootschap. Groepsonderneming: De onderneming welke direct of indirect is verbonden met de vennootschap, indien en voor zover door de Raad van Bestuur als zodanig aangewezen. Werkgever: De vennootschap en de groepsonderneming(en) tezamen. Deelnemer: De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst met de werkgever pensioenaanspraken verwerft jegens de stichting en overeenkomstig de voorwaarden van het pensioenreglement als deelnemer in de stichting is opgenomen. Gewezen deelnemer: De werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens de stichting. Pensioengerechtigde: De persoon voor wie krachtens het pensioenreglement het pensioen is ingegaan. Rechthebbende: De (gewezen) deelnemer en diens nabestaanden die recht hebben op toekenning van pensioen overeenkomstig een reglement als bedoeld in artikel 18 van de statuten. Pensioenovereenkomst: Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst waarin de relatie tussen de stichting en de vennootschap respectievelijk de groepsondernemingen nader is vastgelegd en waarin onder meer een regeling omtrent de betaling van de premie is vastgelegd. Wet: De Pensioenwet. Toezichthouder: De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 Pensioenwet.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
4
Pensioenbureau: Het bureau dat belast is met de dagelijkse gang van zaken rondom de uitvoering van de pensioenregeling en de ondersteuning van het bestuur van de stichting. Partner: Diegene met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum: a. is gehuwd (echtgenoot); b. een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand is aangegaan (geregistreerde partner); c. ongehuwd samenwoont (ongehuwd samenwonende partner), mits: 1. diegene 18 jaar of ouder is; 2. tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat; 3. er een notarieel verleden samenlevingscontract is opgemaakt (zie artikel 15 lid 1); 4. ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding is gevoerd. Partnerrelatie: Het huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen (artikel 15). Pensioendatum: De eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Pensioenrichtdatum: De eerste van de maand van het bereiken van de 67-jarige leeftijd, de pensioenrichtdatum is de datum waarmee het pensioenfonds rekent voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2014. Voor de keuze mogelijkheden ten aanzien van vervroeging en uitstel van de pensioenrichtdatum wordt verwezen naar artikel 11. Jaarsalaris: Dertien maal het in de eerste periode van 4 weken van enig kalenderjaar, dan wel het bij aanvang van het deelnemerschap, in Nederland geldende salaris verhoogd met de vakantiebijslag. Gratificaties, tantièmes en andere bijzondere beloningen worden niet tot het jaarsalaris gerekend. Dienstjaar: Elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar, in dat geval pro rata, door de medewerker vanaf de eerste dag van de maand van indiensttreding in dienst van de vennootschap of groepsonderneming doorgebracht, daaronder tevens begrepen het aantal (fictieve) dienstjaren dat, als gevolg van waardeoverdracht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 is ingekocht. Indien een medewerker reeds voor 1 januari 1996 in dienst was van de vennootschap of groepsonderneming, is het bepaalde in artikel 28 lid 1 betreffende leeftijdsgrenzen van toepassing. Artikel 2. Deelnemers 2.1. Deelnemers zijn degenen die op 31 december 1997 vielen onder enige door de vennootschap of groepsonderneming getroffen pensioenregeling voor medewerkers, anders dan uit hoofde van een bedrijfstakpensioenfonds. Voorts zijn vanaf 1 januari 1998 deelnemer, de medewerkers die op grond van hun arbeidsovereenkomst verplicht zijn deel te nemen indien zij verzekerd zijn, of vrijwillig verzekerd hadden kunnen zijn, krachtens de Algemene Ouderdomswet. Geen deel-
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
5
nemer worden de medewerkers die reeds verplicht deelnemen aan een andere pensioenregeling, niet zijnde van de vennootschap of groepsonderneming. Door deelname aan dit reglement onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van dit reglement. 2.2. Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen, is de stichting bevoegd, in daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen toe te staan, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, dat de betrokkene in overleg met de werkgever de deelneming voor eigen rekening voortzet. Voor de hierbij geldende voorwaarden verwijzen wij naar artikel 19 lid 9. 2.3.
2.4.
2.5.
Het deelnemerschap aan dit reglement eindigt: a. op de pensioendatum; b. vóór de pensioendatum, indien en zodra de deelnemer ophoudt medewerker te zijn, anders dan ten gevolge van tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid, waarbij op grond van de hieronder te noemen percentages arbeidsongeschiktheid voor de deelnemer aanspraak bestaat op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) respectievelijk Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA); 25% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1991 45% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1987 65% of meer arbeidsongeschiktheid zonder datum beperking. c. vóór de pensioendatum, indien en zodra de deelnemer ophoudt medewerker te zijn doch uiterlijk op de pensioendatum. d. bij overlijden, met ingang van de dag na het overlijden. Binnen drie maanden na de start van het deelnemerschap ontvangt elke nieuwe deelnemer van de stichting een startbrief. Door middel van deze startbrief wordt de deelnemer onder andere geïnformeerd over: a. de inhoud van de pensioenregeling; b. de toeslagverlening als bedoeld in artikel 24; c. het recht van de werknemer om bij de stichting de statuten en het voor hem geldende reglement op te vragen; d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de stichting; e. het recht van de werknemer om bij de stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van flexibilisering. De stichting registreert het aantal deelnemersjaren.
Artikel 3. Aanspraak op pensioen 3.1. Aanspraak op pensioen ontstaat op de datum van opneming als deelnemer aan dit reglement, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4. De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap tenminste evenredig in de tijd plaats. 3.2. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waarmee de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioen of aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is nietig tenzij:
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
6
a.
3.3.
verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid van de Invorderingswet 1990; of b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57 vijfde lid van de Pensioen wet. Waar in dit reglement over pensioenen / pensioenaanspraken wordt gesproken, worden de pensioenen / pensioenaanspraken / pensioenrechten bedoeld rekening houdend met artikel 43.4. Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie gebeurt op basis van de middelloonsystematiek
Artikel 4. Pensioenaanspraken 4.1. Met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement worden de volgende aanspraken verkregen: a. ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer (artikel 10); b. partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer (artikel 12); c. tijdelijk partnerpensioen voor de partner van de deelnemer (artikel 13); d. partnerpensioen voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer (artikel 14); e. wezenpensioen voor de kinderen van de (gewezen) deelnemer (artikel 16). 4.2. Op bijlage 3 staat aangegeven welke informatie door de stichting wordt verstrekt en op welke wijze deze informatie verkrijgbaar is. 4.3. Het ouderdomspensioen wordt na uitdiensttreding of pensionering afgekocht, als het bij ingang van het pensioen niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. Het (bijzonder) partnerpensioen wordt na ingang van het pensioen afgekocht, als het bij ingang van het pensioen niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. 4.4. Indien een pensioen wordt afgekocht, wordt de gewezen deelnemer of diens (gewezen) partner hiervan binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen op de hoogte gesteld. 4.5. Indien een ouderdomspensioen wordt afgekocht, wordt het bijbehorende partneren wezenpensioen eveneens afgekocht. 4.6. Het pensioen wordt afgekocht op het moment dat de Pensioenwet dit toestaat. Indien de stichting in de periode die ligt tussen het wettelijk toegestane afkoopmoment en de uitdiensttreding of pensionering een verzoek tot waardeoverdracht ontvangt, wordt het ouderdomspensioen niet afgekocht indien er een wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat. 4.7. De in dit artikel bedoelde afkoopsom wordt sekseneutraal vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit reglement. 4.8. De hoogte van het pensioen is in die zin begrensd dat deze nimmer zal leiden tot aanspraken die niet zijn vrijgesteld als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. 4.9. De vennootschap of groepsonderneming stelt jaarlijks voor iedere deelnemer een premie ter beschikking, ter grootte van 25% van de pensioengrondslag. In deze
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
7
premie is de in artikel 7 omschreven deelnemersbijdrage begrepen. Deze premie wordt aangewend ter toekenning van de aanspraken als omschreven in lid 1 van dit artikel. De hierboven omschreven premie zal uitsluitend worden aangepast als gevolg van dwingende wijzigingen in wet- en regelgeving. Indien en voor zover de middelen van de stichting dit toelaten kunnen, conform het bepaalde in artikel 24, toeslagen op de pensioenaanspraken en -rechten worden verleend. Indien de financiële positie van de stichting daar aanleiding toe geeft kunnen de aanspraken, conform het bepaalde in artikel 22, worden beperkt. 4.10. De premie is nader omschreven in de tussen de stichting en de vennootschap gesloten uitvoeringsovereenkomst. Artikel 5. Deeltijddienstverband In geval van deeltijddienstverband gelden de bepalingen van dit reglement met inachtneming van het volgende: 5.1. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zal de in artikel 6 van dit reglement bedoelde pensioengrondslag eerst worden berekend op jaarbasis, alsof er sprake zou zijn van een volledig dienstverband. Vervolgens vindt vermenigvuldiging plaats met een breuk, waarvan de teller aangeeft het aantal werkuren per week van het deeltijddienstverband en de noemer het aantal werkuren per week van het volledige dienstverband. 5.2. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zullen de premiebijdragen als bedoeld in artikel 7 van dit reglement worden berekend over de pensioengrondslag vastgesteld met inachtneming van lid 1. 5.3. Wijzigingen in het aantal werkuren per week zullen voor de toepassing van dit reglement uitsluitend worden ingevoerd per de wijzigingsdatum van het parttime percentage. 5.4. In geval van overlijden van een deelnemer met een deeltijddienstverband zal voor de bepaling van het fictief ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12, voor de periode tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum rekening worden gehouden met de omvang van het deeltijddienstverband direct vóór het overlijden. Artikel 6. Pensioengrondslag 6.1. Voor de berekening van de pensioenaanspraken geldt als pensioengrondslag voor een bepaald dienstjaar: het jaarsalaris van dat jaar, verminderd met de franchise. 6.2. Het jaarsalaris wordt met ingang van 1 januari 2015 gemaximeerd op € 100.000. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. 6.3. De franchise wordt ieder jaar op de eerste januari voor het gehele jaar vastgesteld, op bijlage 4 treft u een historisch overzicht van de franchises aan. 6.4. Voor de vaststelling van de hoogte van de franchise van enig jaar zal het bestuur de franchise van het voorgaande jaar wijzigen met het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de Bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het vorig jaar.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
8
6.5.
De franchise zal nimmer meer bedragen dan de franchise die gehanteerd wordt in de pensioenregeling die uitgevoerd wordt door het pensioenfonds BPF-Bouw ten behoeve van deelnemers van het Pensioenfonds Ballast Nedam, én de franchise e zal nimmer minder bedragen dan een bedrag ter grootte van 10/7 deel van de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde met een partner met ingegane AOW-uitkering, geldend per 1 januari van ieder jaar, zijnde de fiscaal toegestane franchise.
Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers 7.1. Iedere deelnemer zal aan de stichting jaarlijks een bijdrage verschuldigd zijn, die gelijk is aan 7,5% van de pensioengrondslag van dat jaar. De vennootschap of groepsonderneming is gerechtigd de bijdragen van de deelnemers in vierwekelijkse termijnen van hun salaris af te houden. 7.2. De vennootschap of de groepsonderneming draagt de in lid 1 bedoelde bijdragen af aan de stichting. 7.3. Ingeval het bepaalde in artikel 9 van toepassing is, wordt het in lid 1 van dit artikel en het in artikel 4 lid 9 bepaalde volgens artikel 9 gewijzigd. Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding Dit artikel is per 1 januari 2006 komen te vervallen. Voor de deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren en geboren zijn vóór 1950 geldt de overgangsbepaling vermeld in artikel 28 lid 4. Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 9.1. Indien en voor zolang een deelnemer een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO ontvangt, vindt geheel of gedeeltelijk premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, vanaf dat moment, voor de deelnemer en de vennootschap/groepsonderneming plaats, met toepassing van het hieronder staande en wel op basis van de op dat moment geldende (fictieve) pensioengrondslag. De omvang van de premievrijstelling is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en wordt als volgt vastgesteld. a. 100% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA dan wel de WAO van 65% of meer; b. 50% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA dan wel de WAO van 45% of meer, maar minder dan 65%; c. 25% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer in de zin van de WIA, dan wel een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer in de zin van de WAO, maar minder dan 45%. Het percentage van vrijstelling van 50 c.q. 25 is alleen van toepassing indien een deelnemer na 1 januari 1987 c.q. 1 januari 1991 in die mate arbeidsongeschikt is geworden.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
9
9.2.
9.3.
Het bestuur zal de in lid 1 bedoelde (fictieve) pensioengrondslag elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de Bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het voorafgaande jaar en op grond van de volgens in artikel 6 vastgestelde franchise. De aanspraken waarvoor geen premie verschuldigd is van de in lid 1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemer worden conform pensioenreglement opgebouwd..
Artikel 10. Ouderdomspensioen 10.1. Het ouderdomspensioen gaat in zodra de (gewezen) deelnemer de pensioendatum heeft bereikt. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. 10.2. Het ouderdomspensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2015 per dienstjaar 1,875% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag op basis van de pensioenrichtdatum, die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 67-jarige leeftijd, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4. Artikel 11. Keuzemogelijkheden ten aanzien van pensioen 11.1. Deeltijdpensioen. De deelnemer heeft het recht om met deeltijdpensioen te gaan, mits de laatstelijk overeengekomen werktijd in verband met pensionering gelijktijdig minimaal evenredig wordt verminderd. De keuze van de deelnemer om met deeltijdpensioen te gaan is eenmalig en kan niet door de deelnemer of de werkgever worden herroepen. 11.2. Het deeltijdpensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. Een verzoek om deeltijdpensioen wordt uitsluitend in behandeling genomen indien het verzoek ten minste drie maanden, maar niet eerder dan zes maanden voorafgaand aan de gewenste ingang van het deeltijdpensioen is ingediend bij het bestuur van het fonds. 11.3. Bij deeltijdpensioen zijn de bepalingen inzake "Vervroeging van het ouderdomspensioen" en “Uitstel van het ouderdomspensioen” van overeenkomstige toepassing. 11.4. Vervroeging van het ouderdomspensioen. Een deelnemer en een gewezen deelnemer kan de stichting verzoeken het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan wegens vervroegde pensionering, mits hij/zij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en mits de werkgever zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met eerdere pensionering. Tevens moet de partner schriftelijk toestemming geven. Het ouderdomspensioen kan evenwel nooit eerder ingaan dan het premievrije vroegpensioen op basis van de op bijlage 2 (Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en het bijspaarreglement 2005). 11.5. Vervroegde ingang van het ouderdomspensioen leidt tot een verlaagd ouderdomspensioen. 11.6. De vervroeging geschiedt op basis van bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode vast te stellen factoren. Deze factoren worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
10
Na afloop van de periode waarvoor de factoren zijn vastgesteld, kan het bestuur nieuwe factoren vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle deelnemers.. 11.7. Uitstel van het ouderdomspensioen Een deelnemer en gewezen deelnemer kan de stichting verzoeken het ouderdomspensioen later in te laten gaan dan de pensioendatum, mits de (gewezen) deelnemer doorwerkt in een dienstverband, het ouderdomspensioen uiterlijk de eerste dag van de maand van het bereiken van de 70 jarige leeftijd ingaat en mits de werkgever zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met latere pensionering. Tevens moet de partner schriftelijk toestemming geven. 11.8. Het uitstel van het ouderdomspensioen leidt tot een verhoogd ouderdomspensioen. 11.9. Het uitstel geschiedt op basis van bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode vast te stellen factoren. Deze factoren worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. Na afloop van de periode waarvoor de factoren zijn vastgesteld, kan het bestuur nieuwe factoren vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle deelnemers. 11.10.Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen. Degene die op of na 1 januari 1998 heeft deelgenomen aan dit reglement of voorgaande reglementen die vervangen zijn door dit reglement, heeft het recht de na 31 december 1997 opgebouwde aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in artikel 12, inclusief de eventuele verhoging door toeslagen als bedoeld in artikel 24, op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk om te ruilen in extra ouderdomspensioen. Ter zake van deze uitruil is toestemming van de partner noodzakelijk voor de (gewezen) deelnemer, die op de pensioendatum een partner heeft. Voor de (gewezen) deelnemer, die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt bedoelde omzetting automatisch en volledig toegepast. Bedoelde uitruil vindt niet plaats met betrekking tot de vastgestelde aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner als bedoeld in artikel 14 (leden 2 en 3). 11.11.De verhoging van het ouderdomspensioen geschiedt op basis van een uitruilverhouding, die bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode wordt vastgesteld. De uitruilverhouding wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en is in bijlage 1 bij dit reglement opgenomen. Na afloop van de periode waarvoor de uitruilverhouding is vastgesteld, kan het bestuur een nieuwe uitruilverhouding vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle (gewezen) deelnemers, die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 10 bedoelde omzetting. 11.12.De keuze voor uitruil in een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in lid 10 is eenmalig en onherroepelijk. Uitruil heeft tot gevolg dat het partnerpensioen, dat na 31 december 1997 tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is opgebouwd, geheel of gedeeltelijk komt te vervallen. Het bepaalde in lid 10 vindt geen toepassing op de vastgestelde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 14 lid 1. Het bepaalde in lid 10 heeft evenmin invloed op het opgebouwde wezenpensioen. 11.13.Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Het uitruilen van ouderdomspensioen en extra partnerpensioen is op basis van de wet een keuze mogelijkheid indien er een partnerpensioen lager dan 70% van het ouderdomspensioen is verzekerd. Er wordt in deze regeling een partnerpensioen
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
11
ter grootte van 70% het ouderdomspensioen verzekerd. In deze regeling is uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen dus niet van toepassing. 11.14.Variatie hoogte ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer kan de stichting verzoeken om op de pensioendatum het ouderdomspensioen uit te ruilen in een ouderdomspensioen dat gedurende een vooraf te bepalen periode na ingang hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen (dit is het ouderdomspensioen zonder toepassing van dit lid) en na afloop van die periode lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Hierbij geldt als voorwaarde dat - berekend op het moment van omzetting – de verhouding tussen het hoogste ouderdomspensioen en het laagste ouderdomspensioen ten hoogste 100:75 is. Indien op betrokkene zowel dit lid als lid 10 van dit artikel van toepassing is, vindt de verhoging als bedoeld in dit lid plaats nadat het ouderdomspensioen overeenkomstig lid 10 van dit artikel is verhoogd. De uitruil geschiedt met inachtneming van het bepaalde in lid 11 van dit artikel. Artikel 12. Partnerpensioen 12.1. Partnerpensioen wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overleden is. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt. 12.2. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen berekend volgens het in artikel 10 bepaalde. In geval van overlijden tijdens deelneming wordt daarbij uitgegaan van het fictief ouderdomspensioen dat door de deelnemer op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien deze tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven met een pensioengrondslag geldend in het jaar van overlijden. 12.3. Indien bij overlijden van een (gewezen) deelnemer aanspraak bestaat op één of meer partnerpensioenen van gewezen partners (artikel 14), wordt het partnerpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend met het bedrag daarvan verminderd. 12.4. Het partnerpensioen wordt verlaagd met 2,5% voor elk vol jaar dat de partner meer dan tien jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer. Indien ten tijde van het overlijden de partnerrelatie meer dan 10 jaar onafgebroken heeft geduurd, dan wordt het in de vorige volzin bedoelde leeftijdsverschil met één jaar verminderd voor elk jaar of gedeelte daarvan dat de partnerrelatie meer dan 10 jaar voortduurde. Voor de (gewezen) deelnemer op wie deze kortingsbepaling van toepassing is, bestaat de mogelijkheid deze korting geheel of ten dele voor eigen rekening bij de stichting bij te verzekeren. De kosten van bijverzekering zullen worden opgebracht door de (gewezen) deelnemer. Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen 13.1. De partner van de deelnemer heeft, behalve op het in artikel 12 omschreven partnerpensioen, aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen. 13.2. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 10% van het laatste jaarsalaris van de deelnemer. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
12
waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt of de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd en wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overleden is. 13.3. Het bepaalde in de artikelen 14, 17 en 19 is niet van toepassing op het tijdelijk partnerpensioen. 13.4 Het tijdelijk partnerpensioen mag echter niet meer bedragen dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na het bereiken van de pensioendatum. Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie Bij beëindiging van de partnerrelatie gelden de volgende bepalingen: 14.1. Onder scheiding wordt verstaan: echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beeindiging van het ongehuwd samenwonen. Er is sprake van beëindiging van het ongehuwd samenwonen indien het samenlevingscontract wordt beëindigd dan wel als het samenwonen duurzaam wordt verbroken. Bij scheiding zijn de leden 2 tot en met 7 van dit artikel van toepassing. 14.2. Bij scheiding van een deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van hetgeen zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd en wordt vastgesteld op de wijze als bedoeld in artikel 19 lid 2. 14.3. Bij scheiding van een gewezen deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van 70% van het op grond van artikel 19 verkregen ouderdomspensioen. 14.4. Voor de (gewezen) deelnemer die tijdens het deelnemerschap een partnerrelatie is aangegaan na beëindiging van een voorafgaande partnerrelatie, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het bepalen van het partnerpensioen van de gewezen partner ontleend aan de laatste partnerrelatie, slechts de diensttijd kan meetellen vanaf de datum van beëindiging van de daaraan voorafgaande partnerrelatie tot de datum van beëindiging van de laatste partnerrelatie. 14.5. Het partnerpensioen van de gewezen partner wordt - voor zover het bepaalde in de tweede volzin van artikel 12 lid 4 voorafgaand aan de scheiding niet is toegepast verlaagd met 2,5% voor elk vol jaar dat de gewezen partner meer dan tien jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer. 14.6. De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van de aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel. 14.7. Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens partner zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
13
aan deze overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 14.8. Ingeval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, vindt verevening van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij de stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”. Binnen twee jaren na de datum van echtscheiding, de datum waarop de scheiding van tafel en bed onherroepelijk is geworden of de datum waarop het geregistreerd partnerschap is geëindigd, dient hiervan mededeling te worden gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier, dat bij de stichting te verkrijgen is. Vervolgens ontvangt de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerd partner een bewijs van de aanspraak op ouderdomspensioen. Bij pensioenverevening zijn de leden 9 tot en met 12 van dit artikel van toepassing. 14.9. Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen (lid 8) en het partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig lid 2 of lid 3 van dit artikel, kunnen uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap worden omgezet in een zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, mits wordt voldaan aan het volgende: a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap; b. binnen twee jaren na het tijdstip van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap is hiervan mededeling gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde, bij de stichting te verkrijgen, formulier; c. de stichting heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 10 van dit artikel). 14.10.De stichting zal niet instemmen met de omzetting als bedoeld in lid 9 van dit artikel, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 24, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De stichting zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner ingaat op de, bij de stichting geldende, pensioendatum. De stichting kan de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer. 14.11.Pensioenverevening is niet van toepassing indien partijen de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap. 14.12.De kosten van pensioenverevening of omzetting als bedoeld in lid 9 van dit artikel zal de stichting in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen. 14.13.Ingeval het ongehuwd samenwonen wordt beëindigd wegens een direct daarop volgend huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde persoon of ingeval een geregistreerd partnerschap wordt beëindigd wegens een direct daarop volgend huwelijk met dezelfde persoon, vindt dit artikel geen toepassing.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
14
14.14.Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits: het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; de vervreemding onherroepelijk is; en dit wordt overeengekomen bij een notarieel verleden akte. Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden 15.1. Geen aanspraak of recht op partnerpensioen ten behoeve van de ongehuwd samenwonende partner ontstaat, indien de deelnemer die partner niet schriftelijk heeft aangemeld bij het bestuur onder overlegging van een notarieel afschrift of een notarieel uittreksel van het notarieel verleden samenlevingscontract dat moet vermelden: a. de naam en de geboortedatum van zowel de deelnemer als de partner, b. de aanvangsdatum van de samenleving, c. het woonadres, d. de gezamenlijke verplichting tot het voorzien in huisvesting en elkaars verzorging, en e. de beëindigingsvoorwaarden. 15.2. In het geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners met wie de deelnemer ongehuwd samenwoont, kan de deelnemer slechts één van hen aanwijzen als partner. Deze aanwijzing geschiedt via een notarieel verleden akte. Artikel 16. Wezenpensioen 16.1. Indien ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer één of meer kinderen in leven zijn tot wie de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, zal met ingang van de datum van dat overlijden aan elk van die kinderen een wezenpensioen worden toegekend. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het pensioengerechtigde kind de 18-jarige leeftijd bereikt of, indien het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, tot en met de maand van overlijden. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Ook de stief- en pleegkinderen, in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, van de (gewezen) deelnemer hebben recht op wezenpensioen als bovenbedoeld. 16.2. Niet pensioengerechtigd zijn de kinderen voor wie de familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer is ontstaan, of die de hoedanigheid van stiefkind hebben verkregen bij of tijdens een partnerrelatie aangegaan na de pensioendatum of die na die datum als pleegkind zijn aangenomen. 16.3. Tevens komen in aanmerking voor wezenpensioen kinderen als bedoeld in lid 1 van dit artikel nadat zij 18 jaar zijn geworden, indien en zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding bij een door het bestuur erkende instelling. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
15
omschreven in artikel 12 lid 2. Om voor dit wezenpensioen in aanmerking te komen, dient een bewijs van inschrijving bij bedoelde instelling aan het bestuur te worden overgelegd. Het wezenpensioen wordt uiterlijk uitgekeerd tot het einde van de maand waarop het pensioengerechtigde kind de 27-jarige leeftijd heeft bereikt of, indien het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, tot het einde van de maand van overlijden. 16.4. Het totaal van het uit te keren wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2. 16.5. Wanneer beide ouders overleden zijn, wordt de aanspraak per kind verdubbeld. 16.6. Het totaal van het uit te keren dubbele wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 140% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2. Artikel 17. Maximum partner- en wezenpensioen 17.1. Indien en zolang het gezamenlijke (tijdelijk) partnerpensioen en het wezenpensioen waarop de partner en de kinderen op grond van dit reglement aanspraak zouden hebben, meer bedraagt dan 90% van het laatste jaarsalaris van de deelnemer, worden deze gezamenlijke aanspraken zodanig verminderd, dat deze gelijk zijn aan 90% van dat jaarsalaris. Verhogingen door aanpassingen toeslagen volgens artikel 24 blijven hierbij buiten beschouwing. 17.2. Voor de toepassing van lid 1 worden uitkeringen krachtens de Algemene Nabestaandenwet mede in aanmerking genomen. Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen 18.1. Betaling van de pensioenen geschiedt door of namens de stichting in maandelijkse termijnen bij betaling achteraf op een door de rechthebbende aan te wijzen bank- of girorekening, tenzij tussen de stichting en de rechthebbende een andere wijze van betaling is overeengekomen. 18.2. De betaling van elke pensioentermijn kan afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een bewijs van in leven zijn van rechthebbende. 18.3. Op de pensioenuitkeringen zullen worden ingehouden die belastingen en heffingen welke de stichting verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van betaling van kracht zijnde wetten of besluiten. Artikel 19. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 19.1. Indien een deelnemer vóór de pensioendatum door beëindiging van zijn dienstbetrekking bij de vennootschap of groepsonderneming (anders dan door overlijden) ophoudt deelnemer te zijn, heeft de gewezen deelnemer recht op premievrije pensioenaanspraken. 19.2. De totale premievrije pensioenaanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald door het pensioen dat de gewezen deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioenrichtdatum had kunnen behalen, te verminderen met het deel daarvan dat zou zijn opgebouwd in de periode tussen de datum van
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
16
19.3.
19.4.
19.5.
19.6.
19.7.
19.8. 19.9.
b. c.
beëindiging van het deelnemerschap en de pensioenrichtdatum. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is beëindigd. De gewezen deelnemer verkrijgt eens in de vijf jaar een opgave van de premievrije pensioenaanspraken. Indien een deelnemer onbetaald verlof of levensloopverlof opneemt, vindt gedurende de periode van verlof geen opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen plaats en vervalt de aanspraak op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. Gedurende de verlofperiode behoudt de partner van de deelnemer aanspraak op het opgebouwde partnerpensioen en ieder kind van de deelnemer aanspraak op het opgebouwde wezenpensioen. Daarnaast heeft de partner van de deelnemer aanspraak op partnerpensioen op risicobasis bij opname van verlof, mits de verlofperiode niet langer duurt dan 18 maanden. Dit partnerpensioen is gelijk aan het verzekerde partnerpensioen bij ingang van het verlof. Na afloop van het verlof wordt de opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voortgezet op basis van het laatst geldende pensioengevend jaarsalaris. De periode waarin verlof is opgenomen wordt niet als diensttijd beschouwd. De bepalingen over onbetaald verlof gelden niet voor zwangerschapsverlof Tijdens zwangerschapsverlof gaat de opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen door, evenals de aanspraak op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid. Het is mogelijk de deelname aan de pensioenregeling vrijwillig voort te zetten na beëindiging van het deelnemerschap. Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen, is de stichting bevoegd, in daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen toe te staan, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, dat de betrokkene in overleg met de werkgever de deelneming voor eigen rekening voortzet. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: de deelneming moet tot het einde van de verplichte deelneming ten minste drie jaren hebben geduurd; de pensioenregeling wordt in beginsel ongewijzigd voortgezet; de voortzetting voor eigen rekening is niet mogelijk indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van een andere fiscaal gefacilieerde oudedagsvoorziening; en de voortzetting voor eigen rekening mag niet aanvangen in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioenrichtdatum, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Een dergelijk verzoek moet door de betrokkene worden gedaan binnen drie maanden na het einde van de deelneming. Onverminderd het hierna bepaalde kan het bestuur aan een verzoek als bedoeld in het vorige lid nadere voorwaarden verbinden. Het verzoek wordt toegestaan voor een door het bestuur te bepalen periode die maximaal tot drie jaar na de beëindiging van de deelneming duurt.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
17
d.
e. f.
Het bestuur kan het verzoek voor een langere periode toestaan: indien en zolang na ontslag de gewezen deelnemer een uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling; of indien het ontslag wordt veroorzaakt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tot ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid. De deelnemer is voor de voortgezette deelneming een premie verschuldigd ter hoogte van de premie zoals deze in artikel 4.9 is vastgelegd voor degenen die verplicht deelnemen aan de pensioenregeling van de stichting. De in aanmerking te nemen pensioengrondslag wordt, zolang de voortzetting van de deelneming voortduurt, op de eerste januari van elk kalenderjaar opnieuw vastgesteld door deze aan te passen aan de ontwikkeling van de loonindex, zoals gedefinieerd in artikel 24. De premie voor de voortgezette deelneming wordt op dezelfde wijze in rekening gebracht door de stichting als dat gebeurt voor de overige deelnemers. De voortzetting van de vrijwillige deelneming eindigt: door het verstrijken van de periode als bedoeld in lid 3; door opzegging door de deelnemer of het bestuur bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden; indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan: met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip; zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of hetzij anderszins krachtens arbeidsvoorwaarden, verplicht zijn tot deelneming in het fonds of in een andere pensioenregeling. De deelnemer is verplicht dit te melden aan het pensioenfonds; door het overlijden van de deelnemer.
Artikel 20. Waardeoverdracht 20.1 Bij aanvang van deelname aan de pensioenregeling werkt de stichting mee aan waardeoverdracht, indien de deelnemer hier op grond van de Pensioenwet recht op heeft. 20.2 De waarde van de elders verzekerde pensioenaanspraken zal na waardeoverdracht worden aangewend voor extra pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen en partnerpensioen, overeenkomstig de in dit reglement opgenomen bepalingen. 20.3 In geval van een individuele beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer het recht om, conform het in of krachtens de Pensioenwet bepaalde, de verkregen pensioenen te doen afkopen en de afkoopsom rechtstreeks te laten overmaken naar de volgens de Pensioenwet toegelaten pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever ten einde daar extra pensioenaanspraken te verwerven. 20.4 In overige gevallen, die niet in dit artikel worden genoemd, werkt de stichting mee aan waardeoverdracht indien daartoe een wettelijk recht bestaat. Indien er geen
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
18
wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat, is de stichting bevoegd om mee te werken aan waardeoverdracht indien een (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, en de Pensioenwet de bevoegdheid hiertoe geeft. 20.5 De waardeoverdracht wordt uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet hieromtrent wordt bepaald. 20.6 In geval van overdracht van de pensioenaanspraken naar een andere verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds of bij afkoop van pensioenrechten als is toegestaan krachtens de Pensioenwet vervallen ongeacht het bepaalde in dit artikel, alle pensioenaanspraken jegens de stichting. Artikel 21. Bedrijfstakpensioenfonds 21.1. Voor (gewezen) deelnemers die ooit deelnamen in een bedrijfstakpensioenfonds gedurende een periode waarover ingevolge dit reglement aanspraken worden toegekend, worden die aanspraken verminderd met de aanspraken over die periode bij het bedrijfstakpensioenfonds. 21.2. Indien te eniger tijd deelneming van medewerkers in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht wordt gesteld en geen vrijstelling van deelneming wordt gevraagd of verkregen, dan wel indien een verkregen vrijstelling wordt ingetrokken of ongedaan gemaakt, zullen de uit dit reglement voortvloeiende pensioenaanspraken verminderd worden met de uit het bedrijfstakpensioenfonds verkregen aanspraken, indien en voor zover deze aanspraken betrekking hebben op de bij de vennootschap of groepsonderneming als deelnemer in de stichting doorlopen diensttijd. Artikel 22. Beperkende bepalingen 22.1 Indien in enig jaar de premie als bedoeld in artikel 4 lid 9 ontoereikend is om de pensioenopbouw in dat jaar te financieren, zal de kostendekkende pensioenopbouw van alle deelnemers voor dat jaar worden vastgesteld op een naar rato van het premietekort verminderd bedrag tenzij op andere wijze in het tekort kan worden voorzien. 22.2 Ingeval van een financieel tekort – de financiële situatie van de stichting is zodanig dat de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt – kan het bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de vennootschap en/of de groepsondernemingen onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het tekort te hebben opgelost. Ingeval de stichting besluit tot korting van de rechten informeert de stichting de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de vennootschap en/of de groepsondernemingen schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering zal op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioenge-
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
19
rechtigden, vennootschap en/of de groepsondernemingen en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. 22.3 De premie conform artikel 4 lid 9 kan niet worden aangepast als gevolg van de financiële positie van de stichting. Artikel 23. Reductiebepalingen Indien op enig tijdstip de financiële positie van de vennootschap of groepsondernemingvan dien aard is dat zij niet langer in staat is de stichting de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde gelden te verschaffen, dan wel slechts in staat is tot het verschaffen van een gedeelte van deze gelden, zullen de uit dit reglement voortvloeiende toekomstige pensioenaanspraken dienovereenkomstig worden verminderd. Alsdan zal dit reglement aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Ingeval de vennootschap voornemens is van de in dit lid bedoelde bevoegdheden gebruik te maken zal zulks onverwijld schriftelijk worden medegedeeld aan degenen wier aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Artikel 24. Voorwaardelijke toeslagverlening 24.1 De op dit artikel van toepassing zijnde overgangsbepalingen staan vermeld in de artikelen 28.6 en 28.7. 24.2. Het pensioenfonds heeft de ambitie om jaarlijks per 1 juli: a. de opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen van deelnemers te verhogen volgens de loonindex voor de Bouwnijverheid; b. de opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen van gewezen deelnemers en de ingegane ouderdoms- en partnerpensioenen te verhogen volgens de prijsindex alle huishoudens. Onder de loonindex voor de Bouwnijverheid wordt verstaan de structurele salarisstijging in de CAO voor de Bouwnijverheid, zoals die zich gedurende 12 maanden gelegen vóór de maand januari van het betreffende jaar heeft voorgedaan. Onder de prijsindex alle huishoudens wordt verstaan de ontwikkeling van het door het CBS gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens zoals die zich gedurende 12 maanden gelegen vóór de maand januari van het betreffende jaar heeft voorgedaan. Hierbij geldt dat het percentage van de loonindex voor de bouwnijverheid waarmee de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers worden verhoogd gelijk is aan het percentage van prijsindex waarmee de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane ouderdoms- en partnerpensioenen worden verhoogd met een maximum van 100% van de betreffende index. 24.3. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit het aanwezige vermogen per 31 december van het jaar voorafgaand aan de toekenningsdatum indien en voor zover dit vermogen hoger is dan het door wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen. Als de stichting werkt conform een herstelplan, is toeslagverlening uitsluitend mogelijk in een zodanige mate, dat de financiële ruimte aan het einde van de hersteltermijn na toeslagverlening naar verwachting voldoende is conform het herstelplan.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
20
24.4. Indien het vermogen na het toekennen van de toeslagen onder 2. groter is dan het door wet- en regelgeving vereiste eigen vermogen, vermeerderd met 10% van de technische voorziening; wordt het meerdere gebruikt voor een extra toeslagverlening. Het meerdere vermogen boven de genoemde grens van 10% wordt gebruikt om extra toeslagen te verlenen op enerzijds de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en anderzijds de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen in een verhouding van 3:2 24.5. Voorwaardelijkheidsverklaring Op de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks toeslagen verleend van maximaal de loonindex voor de Bouwnijverheid. Op de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt jaarlijks toeslagen verleend van maximaal de prijsindex alle huishoudens. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Artikel 25. Plichten van rechthebbenden 25.1. Een ieder die aan dit reglement aanspraken of rechten ontleent is verplicht medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit reglement. 25.2. Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechthebbende. Indien als gevolg van overlijden van een (gewezen) deelnemer pensioen moet worden uitgekeerd, zal een uittreksel uit het register van overlijden moeten worden overgelegd. Tevens moeten de stukken welke door het bestuur of de betreffende verzekeringsmaatschappij verlangd worden, worden overgelegd. 25.3. Ingeval het ongehuwd samenwonen of het samenlevingscontract als bedoeld in artikel 15 lid 1 is beëindigd, dient dit zo spoedig mogelijk bij het bestuur te worden gemeld. Bij deze melding dient een schriftelijk bewijs van verbreking van het ongehuwd samenwonen of beëindiging van het samenlevingscontract te worden overgelegd. 25.4. De stichting en de vennootschap of groepsonderneming aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het niet of niet tijdig voldoen aan bovengenoemde verplichtingen. Artikel 26 AOW/Anw-compensatie 26.1. Op verzoek van de vennootschap of de groepsonderneming zal de stichting ten behoeve van deelnemers die naar het buitenland worden uitgezonden de gevolgen voor de AOW/Anw-uitkering compenseren, gedurende de duur van de uitzending. 26.2. De korting op de AOW-uitkering, die als gevolg van uitzending naar het buitenland optreedt, wordt door de stichting gecompenseerd door een aanvulling – ingaande bij het bereiken van de pensioendatum – op het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10. Deze compensatie bedraagt per naar het buitenland uitgezonden jaar 2% van de laatst geldende franchise.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
21
26.3. Tevens wordt ten behoeve van de partner van de deelnemer een Anw-compensatie verzekerd. Deze Anw-compensatie is ter grootte van de weduwen/weduwnaarsuitkering, gebaseerd op de Anw-uitkering, inclusief vakantietoeslag, geldend per 1 januari van ieder jaar. 26.4. Toekenning van de aanspraak op AOW/Anw-compensatie geschiedt op basis van een jaarlijks door de vennootschap of de groepsonderneming te verstrekken opgave van de namen van de deelnemers en de perioden waarop dit artikel betrekking heeft. 26.5. In geval van beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum, wordt de aanspraak als bedoeld in lid 2 premievrij gemaakt en nadien jaarlijks aangepast op grond van artikel 24 lid 2 b. van dit reglement. Er wordt geen aanspraak op Anwcompensatie verkregen. 26.6. De kosten van deze AOW/Anw-compensatie komen jaarlijks ten laste van de vennootschap of de groepsonderneming. Artikel 27. Onvoorziene gevallen In die gevallen waarin dit reglement niet mocht voorzien beslist het bestuur, onverminderd zijn verplichtingen om het tot stand komen van een passende aanvulling of wijziging van dit reglement te bevorderen indien verwacht moet worden dat het onvoorziene geval zich niet slechts incidenteel zal voordoen. Artikel 28. Overgangsbepalingen 28.1. Voor diegenen die op 1 januari 1996 jonger waren dan 22 jaar en verder voldoen aan de vereisten van deelname overeenkomstig artikel 2, geldt met terugwerkende kracht als tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de datum van aanvang van het dienstverband. Voor diegenen die vóór 1 januari 1987 deelnamen aan de pensioenregeling conform het vóór die datum geldende pensioenreglement geldt als vroegste leeftijd van aanvang van het deelnemerschap de 25-jarige leeftijd. 28.2. Alleenstaandenpensioen a. Per 1 januari 1998 is de opbouw van alleenstaandenpensioen als bedoeld in het tot 1 januari 1998 geldende pensioenreglement beëindigd. De betrokken deelnemers hebben op 31 december 1997 op basis van het toen geldende pensioenreglement een premievrije aanspraak op alleenstaandenpensioen verkregen, die overeenkomstig artikel 24 lid 2 b, jaarlijks wordt aangepast. b. Het alleenstaandenpensioen als bedoeld in a. van dit lid bedraagt voor elk deelnemersjaar – met een maximum van 40 deelnemersjaren – 0,5% van de franchise, zoals die gold voor het jaar 1997. Het alleenstaandenpensioen wordt slechts toegekend over de dienstjaren waarover niet reeds een bijzonder partnerpensioensioen voor een gewezen partner is toegekend. c. Het alleenstaandenpensioen zoals bedoeld in dit artikel zal samen met het extra ouderdomspensioen dat verkregen wordt na toepassing van artikel 11 lid 10, nooit lager zijn dan het in 1997 te bereiken alleenstaandenpensioen
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
22
d.
28.3.
28.4.
28.5
28.6.
28.7.
28.8
Het alleenstaandenpensioen kent een pensioenrichtdatum die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd, op basis van artikel 11 kan dit pensioen worden uitgesteld of vervroegd. Het bepaalde in dit reglement is eveneens van toepassing op de onder het tot 1 januari 2005 geldende pensioenreglement opgebouwde aanspraken van alle deelnemers en gewezen deelnemers. Voor diegenen die op 1 januari 2006 deelnemer waren in de pensioenregeling en geboren zijn vóór 1950 en gebruik gaan maken van een vroegpensioenregeling geldt het volgende: a. Indien een deelnemer na vrijwillig vervroegde uittreding op grond van een algemeen erkende VUT- of Vroegpensioenregeling wil blijven deelnemen, is dit uitsluitend mogelijk als de deelnemer op basis van de gebruikelijke premieverdeling zijn/haar bijdrage blijft betalen via de vennootschap of groepsonderneming. Deelname en bijdragen zijn gebaseerd op de op het moment van vrijwillig vervroegde uittreding geldende (fictieve) pensioengrondslag. De vennootschap of groepsonderneming draagt de totale bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 9af aan de stichting. b. Het bestuur zal de in lid 1 bedoelde (fictieve) pensioengrondslag elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de Bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het voorafgaande jaar en op grond van de volgens artikel 6 vastgestelde franchise. c. Indien een deelnemer niet wil blijven deelnemen casu quo zijn bijdrage niet betaalt aan de vennootschap of groepsonderneming, houdt hij/zij op deelnemer te zijn conform artikel 19. Voor de gepensioneerden en premievrije deelnemers van de Stichting Pensioenfonds IGB die in 1996 zijn opgenomen in de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is artikel 24 van dit pensioenreglement niet van toepassing. Vanaf 1 januari 2013 is dit niet meer van toepassing. Voor de op 31 december 2010 doorgevoerde korting geldt dat het nominale gekorte bedrag eerst wordt hersteld alvorens er toeslagen conform artikel 24 worden verleend; De voor toeslagverlening beschikbare middelen die overblijven nadat de op 31 december 2010 doorgevoerde korting is hersteld én de toeslag in het betreffende jaar volledig is toegekend, worden gebruikt voor inhaaltoeslagen over jaren met gedeeltelijke toeslagverlening. Er is sprake van gedeeltelijke toeslagverlening indien in enig jaar de toeslagverlening lager is dan 100% van de betreffende index. Eventuele toekenning van inhaaltoeslagen zal met terugwerkende kracht plaatsvinden en uitsluitend betrekking hebben op de laatste vijf jaren voorafgaand aan het moment van het ontstaan van de inhaaltoeslag. Na 1 januari 2013 kunnen er geen nieuwe inhaaltoeslagen ontstaan; Voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen geldt een pensioenrichtdatum, van de eerste dag van de maand waarin betrokkene 65 wordt, voor deze pensioenen is dit pensioenreglement van toepassing.28.9. Voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde AOW/Anw-compensatie, op basis van artikel 26, geldt
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
23
een pensioenrichtdatum, die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd, deze pensioenen kunnen op basis van artikel 11 leden 4 en 7 worden vervroegd of uitgesteld. Artikel 29. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 29.1. Van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten van de stichting en dit reglement bepaalde kan, op zijn/haar verzoek, door het bestuur worden vrijgesteld degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering. Het verzoek geschiedt door indiening van een door verzoeker ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in, dat degene die de verklaring indient overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen ieder vorm van verzekering, dat hij/zij mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn/haar eigendommen heeft verzekerd. 29.2. Het bestuur verleent, indien de verklaring naar het oordeel van het bestuur overeenkomstig de waarheid is, de vrijstelling. Aan een vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van de stichting. Van de verleende vrijstelling wordt door het bestuur een bewijs uitgereikt. 29.3. Ieder die vrijstelling heeft, is verplicht de bijdragen welke hij/zij verschuldigd zou zijn indien hij/zij geen vrijstelling had aan de stichting te betalen in de vorm van spaarbijdragen. De spaarbijdragen worden op het salaris ingehouden. De werkgever of groepsonderneming zal de in artikel 7 bedoelde premie als bijdrage ter beschikking stellen. De bijdrageverplichting stopt, op het moment dat conform het bepaalde in artikel 2 het deelnemerschap wordt beëindigd. 29.4. De ingevolge het derde lid ten behoeve van een werknemer ingehouden spaarbijdragen alsmede de werkgeversbijdrage worden door of namens de stichting geboekt op een die werknemer betreffende geblokkeerde spaarrekening, waarvan het saldo wordt verhoogd met het in januari van ieder jaar geldende u-rendement. 29.5. Het spaartegoed wordt vanaf het begin van de maand, waarin hij/zij de pensioendatum bereikt in gelijke termijnen aan de werknemer uitgekeerd. In geval van eerder overlijden wordt het spaartegoed terstond aan zijn nabestaande uitbetaald. De periode waarover de werknemer of de nabestaande een uitkering ontvangt wordt in een bestuursbesluit vastgesteld, maar bedraagt ten minste 15 en ten hoogst 25 jaar. In geval geen sprake is van een nabestaande maar wel van één of meer wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een periodieke uitkering aan de wezen als bedoeld in artikel 16. Indien de werknemer overlijdt nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de nabestaande of bij afwezigheid van een nabestaande ten behoeve van de wezen. Bij afwezigheid van nabestaanden of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de rechtverkrijgenden. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. 29.6. Een vrijstelling wordt door het bestuur ingetrokken: a. op verzoek van degene, aan wie de vrijstelling is verleend;
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
24
b.
indien naar het oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren, op grond waarvan de vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. 29.7. Het bestuur is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien betrokkene de daarbij gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. 29.8. Na het tijdstip, waarop de intrekking of het vervallen van een vrijstelling definitief is geworden, wordt ten aanzien van betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het op naam geboekte spaarsaldo wordt onder terugboeking van de te vergoeden rente, als betaalde premie voor hem/haar beschouwd. De betrokkene zal op basis hiervan nooit meer aanspraken verkrijgen dan bij reguliere deelname aan de pensioenregeling zouden zijn verkregen. Artikel 30. Inwerkingtreding Dit reglement is gewijzigd per 1 januari 2015. Dit reglement vervangt het voorgaande reglement.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
25
Bijlage 1, Actuariële factoren vanaf 1 januari 2014 Algemeen De in deze bijlage opgenomen factoren gelden met ingang van 1 januari 2014. Alle factoren kunnen per 1 januari 2015 bij bestuursbesluit worden aangepast. Ingeval de navolgende factoren moeten worden toegepast bij een leeftijd op bijvoorbeeld maanden nauwkeurig, vindt lineaire interpolatie plaats. Ter illustratie: voor een deelnemer met een leeftijd van 60,75 jaar geldt bij punt 1. dat het te hanteren percentage wordt vastgesteld door 15,7% te vermenigvuldigen met 25% en 16,6% te vermenigvuldigen met 75% en hiervan de som te nemen (in dit geval 17,2%). Verder worden er de volgende afkortingen gebruikt: OP65 =Ouderdomspensioen met richtpensioenleeftijd 65 OP67 = Ouderdomspensieon met richtpensioenleeftijd 67 PP =Partnerpensioen VP =Vroegpensioen AP =Alleenstaandenpensioen
1. Uitruil van het partnerpensioen in ouderdomspensioen en omgekeerd In het reglement is opgenomen dat er geheel of gedeeltelijk afstand gedaan kan worden van het partnerpensioen teneinde de aanspraken op ouderdomspensioen te verhogen. In de volgende tabel treft u een overzicht aan van de uitruilpercentages op de verschillende pensioeningangsleeftijden. Bij niet gehele pensioeningangsleeftijden kan lineair worden geïnterpoleerd. Leeftijd
Verhoging direct ingaand OP uitgedrukt in een percentage van het uitruilbaar PP Pensioenleeftijd 65
Verhoging direct ingaand OP uitgedrukt in een percentage van het uitruilbaar PP Pensioenleeftijd 67
60
15,7%
15,8%
61
16,6%
16,6%
62
17,4%
17,5%
63
18,3%
18,4%
64
19,2%
19,3%
65
20,1%
20,3%
66
n.v.t.
21,2%
67
n.v.t.
22,2%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 PP heeft opgebouwd, dan kan hij dat omruilen voor € 157 direct ingaand extra OP ingaand op leeftijd 65. In de Pensioenwet is opgenomen dat het pensioenfonds ook bij uit dienst treden van een deelnemer voor de pensioendatum de mogelijkheid van uitruil van (latent) PP in (latent) OP moet aanbieden.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
26
In de Pensioenwet is opgenomen dat ook geheel of gedeeltelijk afstand kan worden gedaan van het ouderdomspensioen teneinde de aanspraken op nabestaandenpensioen te verhogen. Het nabestaandenpensioen mag echter na uitruil niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen. Leeftijd
Verhoging PP uitgedrukt in een percentage van het uitruilbaar latent OP Pensioenleeftijd 65
Verhoging PP uitgedrukt in een percentage van het uitruilbaar latent OP Pensioenleeftijd 67
60
431,3%
376,4%
61
433,1%
378,1%
62
435,3%
380,2%
63
438,2%
383,1%
64
441,9%
386,8%
65
447,0%
391,6%
66
n.v.t.
397,3%
67
n.v.t.
404,4%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 OP heeft opgebouwd dat ingaat op leeftijd 65, dan kan hij dat omruilen voor € 4.313 extra PP. 2.
Flexibilisering van de pensioendatum als bedoeld in artikel 11 van het pensioenreglement In de pensioenregeling kan op verzoek van de deelnemer de pensioenleeftijd van 65 jaar of 67 jaar vervroegd of uitgesteld worden.
Leeftijd 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Pensioenleeftijd 65 Percentage van het Percentage van het opgebouwde OP + opgebouwde OP bij 70% PP bij ververvroeging of uitstel vroeging of uitstel 74,8% 77,7% 79,2% 81,6% 83,8% 85,8% 88,9% 90,3% 94,2% 95,0% 100,0% 100,0% 106,3% 105,4% 113,4% 111,4% 121,3% 117,9% 130,2% 125,1% 140,1% 132,9%
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
Pensioenleeftijd 67 Percentage van het Percentage van het opgebouwde OP + opgebouwde OP bij 70% PP bij vervroevervroeging of uitstel ging of uitstel 65,6% 69,5% 69,4% 73,0% 73,6% 76,9% 78,1% 80,9% 82,9% 85,3% 88,2% 89,9% 93,9% 94,8% 100,0% 100,0% 106,8% 105,7% 114,4% 112,0% 123,0% 119,0%
27
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 OP heeft opgebouwd, ingaand op leeftijd 65, dan kan hij deze aanspraak op leeftijd 60 omzetten in een direct ingaand ouderdomspensioen van € 748 in combinatie met € 700 PP, of € 777 OP in combinatie met € 544 PP. Ook kan in de pensioenregeling het opgebouwd vroegpensioen op verzoek van de deelnemer de vroegpensioenleeftijd van 62 jaar vervroegd of uitgesteld worden. Leeftijd
Percentage van het opgebouwde VP bij vervroeging of uitstel
60
59,0%
61
74,5%
62
100,0%
63
151,0%
64
304,3%
64,5
608,5%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 60 € 1.000 VP heeft opgebouwd, dan kan hij daarvoor € 590 direct ingaand VP inkopen. Wanneer een deelnemer op leeftijd 64 € 1.000 VP op basis van een vroegpensioenleeftijd van 62 jaar heeft opgebouwd, dan kan hij daarvoor € 3.043 direct ingaand VP inkopen. Op fiscale gronden mag het vroegpensioen (door uitstel) echter nooit meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris. (Als een deelnemer na leeftijd 65 met pensioen wil gaan dan dient het herrekende vroegpensioen te worden uitgesteld op basis van de tabel “Percentage van het opgebouwde OP bij vervroeging of uitstel met pensioenleeftijd 67”). Indien een deelnemer die een vroegpensioen heeft opgebouwd ervoor kiest het vroegpensioen uit te stellen naar leeftijd 67, dan wordt het vroegpensioen omgezet in een ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 67. Leeftijd Uitstel naar 67
Uitruilfactor (excl. PP)
Uitruilfactor (incl. PP)
62
22,0%
18,5%
63
14,3%
12,1%
64
7,0%
5,9%
64-1
6,4%
5,4%
64-2
5,8%
4,9%
64-3
5,2%
4,4%
64-4
4,6%
3,9%
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
28
64-5
4,1%
3,4%
64-6
3,5%
2,9%
64-7
2,9%
2,5%
64-8
2,3%
2,0%
64-9
1,7%
1,5%
64-10
1,2%
1,0%
64-11
0,6%
0,5%
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 62 € 1.000 VP op basis van een vroegpensioenleeftijd van 62 jaar heeft opgebouwd, dan kan hij daarvoor € 220 OP inkopen of € 185 OP in combinatie met € 130 PP. Het ouderdomspensioen komt tot uitkering vanaf leeftijd 67. Op fiscale gronden mag het ouderdomspensioen (tezamen met de te ontvangen AOW-uitkering) echter niet meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris. 4.
Variabilisering van het ouderdomspensioen (zogeheten hoog/laag constructie) Op verzoek van de deelnemer kan op de pensioeningangsdatum het alsdan ingaande ouderdomspensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen dat gedurende 5 dan wel 10 jaren gerekend vanaf de pensioeningangsdatum hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen en na afloop van deze periode lager dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen. Pensioenleeftijd
Hoogperiode
Hoog/laag factor
Factor hoog
Factor laag
65
5
11%
1,076
0,970
65
5
22%
1,148
0,941
65
5
33%
1,215
0,914
65
10
11%
1,049
0,945
65
10
22%
1,093
0,896
65
10
33%
1,132
0,851
67
5
11%
1,074
0,968
67
5
22%
1,143
0,937
67
5
33%
1,209
0,909
67
10
11%
1,046
0,942
67
10
22%
1,086
0,890
67
10
33%
1,123
0,844
Ter illustratie: wanneer een deelnemer op leeftijd 65 € 1.000 OP heeft opgebouwd en kiest voor een hoog/laag constructie waarbij de hoge uitkering 5 jaar duurt en 22% hoger is dan de lage uitkering, dan zal hij de eerste 5 jaar € 1.148 OP ontvangen en de jaren daarna € 941 OP.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
29
5. Afkoopfactoren Wettelijk is het fonds verplicht, indien er sprake is van afkoop bij kleine pensioenbedragen, de na 1 januari 2005 opgebouwde aanspraken op basis van sekseneutrale factoren af te kopen. .
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
30 Leeftijd 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65
OP65 3,170 3,301 3,438 3,580 3,727 3,880 4,039 4,204 4,375 4,552 4,736 4,926 5,123 5,327 5,538 5,756 5,982 6,215 6,455 6,702 6,956 7,216 7,484 7,758 8,039 8,325 8,616 8,913 9,215 9,523 9,837 10,158 10,486 10,822 11,168 11,526 11,896 12,278 12,675 13,085 13,508 13,943 14,389 14,844 15,306 15,775 16,248 16,726
PP65 0,617 0,646 0,676 0,706 0,736 0,768 0,801 0,835 0,872 0,910 0,951 0,993 1,038 1,084 1,132 1,182 1,235 1,290 1,348 1,408 1,470 1,534 1,601 1,670 1,741 1,816 1,894 1,974 2,056 2,140 2,225 2,312 2,401 2,492 2,585 2,679 2,774 2,869 2,964 3,057 3,150 3,243 3,336 3,427 3,516 3,600 3,677 3,742
OP67 2,765 2,879 2,999 3,122 3,251 3,385 3,524 3,668 3,817 3,972 4,133 4,299 4,472 4,650 4,835 5,026 5,224 5,428 5,639 5,857 6,081 6,312 6,549 6,792 7,041 7,296 7,556 7,821 8,091 8,366 8,645 8,930 9,220 9,516 9,817 10,127 10,446 10,777 11,119 11,473 11,841 12,222 12,614 13,018 13,434 13,862 14,301 14,751
PP67 0,618 0,648 0,677 0,707 0,738 0,770 0,803 0,838 0,874 0,913 0,953 0,996 1,040 1,087 1,135 1,185 1,238 1,294 1,352 1,412 1,474 1,539 1,605 1,674 1,747 1,822 1,900 1,980 2,062 2,147 2,233 2,320 2,410 2,501 2,594 2,689 2,784 2,880 2,975 3,070 3,164 3,258 3,351 3,444 3,534 3,619 3,697 3,767
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
VP 0,676 0,704 0,733 0,763 0,794 0,826 0,860 0,894 0,930 0,967 1,005 1,044 1,084 1,126 1,169 1,212 1,257 1,302 1,347 1,394 1,440 1,488 1,536 1,584 1,631 1,679 1,728 1,780 1,834 1,890 1,950 2,015 2,085 2,159 2,236 2,316 2,399 2,481 2,563 2,643 2,721 2,792 2,856 2,908 2,949 1,979 0,995 0,000
OOP 0,268 0,279 0,290 0,303 0,316 0,329 0,343 0,358 0,373 0,389 0,405 0,423 0,441 0,460 0,479 0,500 0,521 0,544 0,567 0,592 0,617 0,644 0,672 0,702 0,732 0,764 0,798 0,833 0,869 0,907 0,947 0,988 1,031 1,076 1,123 1,171 1,222 1,275 1,330 1,388 1,448 1,511 1,577 1,646 1,718 1,794 1,874 1,959
Ingegaan PP 29,459 29,364 29,265 29,162 29,054 28,942 28,825 28,704 28,577 28,445 28,307 28,164 28,015 27,859 27,697 27,528 27,353 27,169 26,979 26,780 26,574 26,360 26,137 25,906 25,666 25,417 25,158 24,890 24,612 24,324 24,027 23,720 23,404 23,078 22,741 22,396 22,041 21,675 21,297 20,908 20,508 20,096 19,672 19,237 18,790 18,331 17,862 17,382
31
Afkoopfactoren na ingang
Leeftijd 63 64 64-1 64-2 64-3 64-4 64-5 64-6 64-7 64-8 64-9 64-10 64-11
Afkoopfactor VP 1,979 0,995 0,912 0,829 0,746 0,663 0,579 0,496 0,413 0,330 0,247 0,163 0,080
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
32
Leeftijd 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100
1
Ingegaan OP65 16,726 16,202 15,671 15,131 14,581 14,022 13,454 12,881 12,305 11,727 11,153 10,586 10,027 9,478 8,944 8,422 7,914 7,417 6,936 6,469 6,013 5,576 5,156 4,759 4,389 4,041 3,723 3,430 3,169 2,927 2,702 2,510 2,336 2,180 2,041 1,923
Latent PP65 3,742 3,792 3,833 3,866 3,892 3,910 3,920 3,919 3,906 3,880 3,836 3,773 3,692 3,591 3,469 3,330 3,174 3,004 2,820 2,627 2,427 2,221 2,012 1,800 1,588 1,381 1,181 0,992 0,815 0,657 0,518 0,397 0,296 0,215 0,151 0,103
Ingegaan 1 OP67 14,751 15,208 15,671 15,131 14,581 14,022 13,454 12,881 12,305 11,727 11,153 10,586 10,027 9,478 8,944 8,422 7,914 7,417 6,936 6,469 6,013 5,576 5,156 4,759 4,389 4,041 3,723 3,430 3,169 2,927 2,702 2,510 2,336 2,180 2,041 1,923
Latent PP67 3,828 3,875 3,875 3,909 3,935 3,953 3,964 3,963 3,949 3,923 3,878 3,814 3,732 3,631 3,507 3,366 3,208 3,037 2,851 2,655 2,454 2,245 2,034 1,820 1,605 1,396 1,193 1,002 0,824 0,664 0,523 0,401 0,299 0,217 0,153 0,104
Latent OOP 1,959 2,046 2,133 2,219 2,301 2,379 2,453 2,523 2,588 2,648 2,703 2,753 2,797 2,834 2,866 2,890 2,907 2,915 2,916 2,906 2,883 2,850 2,806 2,753 2,693 2,625 2,554 2,479 2,404 2,323 2,234 2,153 2,070 1,985 1,903 1,827
Voor leeftijd 65 en 66 bij Ingegaan OP 67 is het nog niet ingegaan maar latent
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
Ingegaan PP 17,382 16,890 16,390 15,877 15,354 14,818 14,271 13,715 13,155 12,592 12,028 11,464 10,900 10,338 9,778 9,227 8,686 8,158 7,645 7,148 6,664 6,195 5,744 5,314 4,910 4,529 4,172 3,841 3,538 3,259 2,992 2,756 2,541 2,345 2,175 2,037
33
6. Aanwend factoren spaarkapitaal Sekseneutrale aanwendfactoren spaarkapitaal t/m pensioenleeftijd 67 obv rts Leeftijd Latent OP Latent PP Ingegaan PP 20 3,083 0,696 30,084 21 3,210 0,727 29,979 22 3,342 0,759 29,868 23 3,480 0,792 29,753 24 3,622 0,826 29,632 25 3,770 0,861 29,507 26 3,924 0,899 29,377 27 4,083 0,938 29,241 28 4,248 0,980 29,100 29 4,420 1,024 28,953 30 4,597 1,070 28,799 31 4,780 1,117 28,639 32 4,970 1,167 28,473 33 5,167 1,219 28,299 34 5,370 1,273 28,118 35 5,580 1,330 27,930 36 5,797 1,389 27,734 37 6,021 1,451 27,530 38 6,251 1,515 27,318 39 6,488 1,582 27,098 40 6,732 1,650 26,869 41 6,982 1,721 26,631 42 7,238 1,795 26,385 43 7,500 1,873 26,128 44 7,767 1,953 25,862 45 8,040 2,035 25,586 46 8,318 2,120 25,301 47 8,600 2,207 25,005 48 8,887 2,295 24,700 49 9,180 2,385 24,384 50 9,478 2,477 24,059 51 9,782 2,571 23,724 52 10,092 2,667 23,378 53 10,410 2,764 23,023 54 10,739 2,862 22,658 55 11,078 2,961 22,282 56 11,430 3,059 21,893 57 11,795 3,156 21,493 58 12,173 3,252 21,082 59 12,564 3,349 20,658 60 12,967 3,445 20,223 61 13,383 3,540 19,775 62 13,810 3,633 19,316 63 14,250 3,720 18,844 64 14,702 3,800 18,362 65 15,164 3,872 17,868
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
34
66 67
15,634 16,110
3,935 3,983
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
17,363 16,849
35
Bijlage 2, Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en het bijspaarreglement 2005 A) Vroegpensioenregeling In aanvulling op het vroegpensioenreglement 2005 gelden de volgende bepalingen. 1) Vanaf 1 januari 2006 wordt er geen vroegpensioen meer opgebouwd. 2) Per 31 december 2005 zijn voor deelnemers aan de vroegpensioenregeling premievrije aanspraken op vroegpensioen overeenkomstig artikel 5 van het vroegpensioenreglement 2005 toegekend. 3) Vanaf 1 januari 2006 is het verlenen van een toeslag voor het opgebouwde vroegpensioen gelijk aan hetgeen omschreven is in artikel 24 van het pensioenreglement. 4) Vanaf 1 januari 2013 zijn de overgangsregelingen van toepassing zoals vermeld in de artikel 28.6 en 28.7 van het pensioenreglement. 5) Voor de deelnemers die nog in dienst zijn wordt het opgebouwde vroegpensioen geïndexeerd op dezelfde wijze als de in artikel 24 lid 2 a genoemde aanspraken. Voor de deelnemers die uit dienst zijn of voor de vroegpensioenen die zijn ingegaan wordt geïndexeerd op dezelfde wijze als de pensioenen genoemd in artikel 24 lid 2 b. 6) Het vroegpensioen wordt na uitdiensttreding of pensionering afgekocht, als het bij ingang niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet opgenomen bedrag. Verder zijn artikel 4.4., 4.6 en 4.7. van het pensioenreglement van toepassing. 7) Artikel 10.2. van het vroegpensioenreglement is komen te vervallen. 8) Vervroeging en uitstel van vroegpensioen vindt plaats conform de percentages die zijn opgenomen in bijlage 1. 9) Uitruil van vroegpensioen naar ouderdomspensioen (inclusief of exclusief bijbehorend partnerpensioen) vindt plaats conform de percentages die zijn opgenomen in bijlage 1. Artikel 14 is vervallen en vervangen door artikel 24 “voorwaardelijke toeslagverlening” van het pensioenreglement met dien verstande dat overal waar ouderdomspensioen en partnerpensioen staat vermeld, dit vervangen dient te worden door vroegpensioen. B) Bijspaarregeling In aanvulling op het bijspaarreglement 2005 gelden de volgende bepalingen. 1) Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk om nog bedragen te storten in de bijspaarregeling 2) Voor de tot 1 januari 2006 opgebouwde spaarkapitalen is zolang de deelnemer in dienst is artikel 9 van het bijspaarreglement van toepassing 3) Voor de tot 23 september 2004 opgebouwde kapitalen geldt een minimum gegarandeerd rendement van 4%.Verder is artikel 9 van bijspaarreglement van toepassing. Vanaf 1 januari 2010 geldt een gemiddeld rendement op basis van de afgelopen 5 jaar met een garantie rendement van 4%.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
36
4) In artikel 8 van het bijspaarreglement wordt verwezen naar artikel 24 van het pensioenreglement. Dit is nog steeds artikel 24 (“voorwaardelijke toeslagverlening”) van het geldende pensioenreglement. 5) Op het moment dat deelnemer uit dienst gaat wordt pensioen aangekocht en is verder artikel 24 lid 2 b van het pensioenreglement van toepassing.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
37
Bijlage 3, Te verstrekken informatie A) Jaarlijkse informatie – een opgave van de verworven pensioenaanspraken; – een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; – informatie over toeslagverlening; – een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken (factor A) Deze informatie wordt verstrekt via het uniform pensioenoverzicht. B) Informatie bij beëindiging deelneming – een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken; – informatie over toeslagverlening; – informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en – omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder. C) Informatie aan gewezen deelnemers De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar: – een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en – informatie over toeslagverlening. De pensioenuitvoerder informeert de gewezen deelnemer over een wijziging van het toeslagbeleid (binnen 3 maanden na de wijziging) D) Informatie aan gewezen partners van deelnemers De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: – een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; – informatie over toeslagverlening; en – informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. E) Algemeen Verder worden de belanghebbenden in staat desgewenst gesteld van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen. De stichting informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
38
Bijlage 4, Overzicht franchises en toeslagen Jaar
Franchise
Franchise
in NLG
in EUR
Toeslag Actieven
Toeslag pensioen-
Toeslag
gerechtigden
Premievrijen
in %
in %
in %
1969
ƒ
5.726,00
1970
ƒ
6.123,00
1971
ƒ
7.303,00
1972
ƒ
8.126,00
1973
ƒ
10.139,00
1974
ƒ
11.331,00
1975
ƒ
13.339,00
9,49
1976
ƒ
15.526,00
10,51
1977
ƒ
17.118,00
8,23
1978
ƒ
18.798,00
7,75
1979
ƒ
19.737,00
4,14
1980
ƒ
20.788,00
3,81
1981
ƒ
21.641,00
7,09
1,80
1982
ƒ
22.531,00
6,94
6,94
1983
ƒ
22.733,00
5,00
4,57
1984
ƒ
22.554,00
1,50
-
1985
ƒ
22.731,00
1,00
-
1986
ƒ
23.095,00
2,00
-
1987
ƒ
23.256,00
-
-
1988
ƒ
24.912,00
-
1989
ƒ
24.912,00
1,00
1,00
1990
ƒ
25.410,00
2,03
2,03
1991
ƒ
25.980,00
2,27
2,27
1992
ƒ
26.825,00
3,10
3,10
1993
ƒ
28.100,00
3,27
3,27
1994
ƒ
28.800,00
2,13
2,13
1995
ƒ
29.150,00
2,74
2,74
1996
ƒ
30.020,00
2,00
2,00
1997
ƒ
30.620,00
1,91
1,91
1998
ƒ
31.620,00
2,21
2,21
1999
ƒ
32.655,00
2,08
2,08
2000
ƒ
33.640,00
2,01
2,01
2001
ƒ
34.660,00
2,27
2,27 4,44
-
2002
€
16.608,00
4,44
2003
€
17.195,00
-
2004
€
17.670,00
-
2005
€
11.500,00
0,50
0,50
2006
€
11.566,00
0,99
0,99
2007
€
11.872,00
0,58
0,58
2008
€
12.209,00
1,87
1,87
0,63 0,88 2,52
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015
-
39
2009
€
12.466,00
2010
€
12.674,00
2011
€
12.898,00
2012
€
13.062,00
2013
€
13.227,00
-
-
-
2014
€
13.449,00
-
-
-
2015
€
12.642,00
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Vanaf 2006 vindt de toeslagverlening plaats op 1 juli in plaats van op 1 januari. Per 31 december 2010 zijn alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen verlaagd met 3%. Deze verlaging valt onder de overgangsregeling zoals verwoord in artikel 28.6. Per 1 april 2013 zijn alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen verlaagd met 7%. Deze verlaging valt niet onder de overgangsregeling van artikel 28.6.
Pensioenreglement per 1-1-2015, versie maart 2015