Jaarverslag 2009 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Modernisering van de entreehal van het APG pand als onderdeel van de renovatie.
Foto omslag: Renovatie van het APG pand. APG: Algemeen Pensioen Groep is een dochtermaatschappij van ABP (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds). De APG verzorgt het vermogensbeheer, administratie en communicatie van o.a. het ABP.
Foto voorblad: Leon Abraas uit Zweikhuizen
Inhoud Voorwoord
3
Kerncijfers
5
Profiel
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
6
Dagelijks Bestuur
6
Algemeen Bestuur / Intern toezicht
6
Rol van het Bestuur
7
Rol Dagelijks Bestuur
7
Rol Algemeen Bestuur / Intern toezicht
7
Rol Verantwoordingsorgaan
7
Beleggingscommissie
8
Compliance-officer
8
Pensioenbureau
9
Uitbestede werkzaamheden
9
Externe ondersteuning
9
Verslag van het Bestuur
11
Hoofdlijnen
11
Goed pensioenfondsbestuur
15
Pensioenen
17
Algemene ontwikkelingen in de Pensioenwereld
22
Beleggingen
24
Informatie over de beleggingsfondsen waarin het Pensioenfonds participeert
28
Financiën
33
Actuariële paragraaf
36
Risico- en beheersingsbeleid
37
Toekomstparagraaf
41
Bevindingen Intern Toezicht
42
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
44
Jaarrekening
48
Balans per 31 december 2009
48
Staat van baten en lasten over 2009
50
Kasstroomoverzicht over 2009
51
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2009
52
Overige gegevens
77
Korte omschrijving pensioenregeling
77
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
77
Actuariële verklaring
78
Accountantsverklaring
79
Begrippenlijst
82 1
Herontwikkeling havenfront Willemstad De opdracht was een herontwikkeling van Willemstad, waarin de cultuurhistorische waarde wordt versterkt en de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht wordt vergroot. De oude werkhaven had te weinig ligplaatsen en was niet aantrekkelijk voor recreanten. Ballast Nedam ontwikkelde een plan voor een totale gebiedsinrichting dat moet leiden naar meer samenhang tussen vestingstad en havenfront. Nieuwe infrastructuur als (wandel)wegen en parkeerplaatsen wordt daarbij bekostigd met nieuw commercieel vastgoed aan de kade: winkels, kantoren en leisure-concepten. Nieuwe (boven)woningen maken het plangebied levendiger en vergroten daarmee de sociale veiligheid. Havenfront Willemstad is een voorbeeld van integrale gebiedsontwikkeling gericht op kwaliteit en duurzaamheid.
Voorwoord Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam biedt u hierbij het jaarverslag over 2009 aan. In dit verslag legt het Bestuur verantwoording af over het in het afgelopen jaar gevoerde beleid. Verder staan wij stil bij de belangrijkste ontwikkelingen in 2009. Na het in economische en financiële zin dramatische jaar 2008 heeft in 2009 een licht herstel plaatsgevonden. Ondanks een resultaat van ca. € 26 mln. is de dekkingsraad beperkt gestegen van 88,4% naar 93,1%. Deze beperkte stijging is mede veroorzaakt door het feit dat het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen heeft moeten verhogen met extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. Zonder deze extra voorzieningen zou de dekkingsgraad in 2009 zijn gestegen naar ca. 100%. De door De Nederlandsche Bank voorgeschreven marktrente is in 2009 licht gestegen, van 3,6% in 2008 naar 3,8% in 2009. Deze stijging heeft weliswaar licht bijgedragen aan de verbetering van de dekkingsgraad; de voorgeschreven marktrente is echter nog steeds vrij laag. Volgens het herstelplan, dat het Pensioenfonds heeft ingediend bij De Nederlandsche Bank, zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 89,4% zijn geweest. Daarmee gaat het herstel sneller dan verwacht, ondanks de eerder genoemde extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. Conform het herstelplan zijn in 2009 geen toeslagen op opgebouwde pensioenen verleend. Ook in 2010 worden geen toeslagen verleend. Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam belegt haar vermogen voor ca. 65% in vastrentende waarden (obligaties), voor ca. 30% in aandelen en voor 5% in vastgoed. Het totale rendement is afgelopen jaar ca. 11% geweest, waarbij opviel dat het rendement op aandelen uit kwam op ca. 30%. Het Bestuur heeft in 2009 veel aandacht besteed aan het vermogensbeheer, waarbij de governance en het risicomanagement een grote rol hebben gespeeld. De visie van het Pensioenfonds is dat de portefeuille volledig transparant moet zijn en alle risico’s helder. Daarnaast is het van belang dat er een goede scheiding van taken is tussen de vermogensbeheerders en de adviseurs. Het crisisjaar 2008 heeft aangetoond dat het gevoerde beleid ook in moeilijke tijden loont. Ook al was het rendement in dat jaar 9% negatief, het had veel erger kunnen zijn. Het belangrijkste leerpunt van het Bestuur is geweest dat het van belang is om vast te houden aan het principe dat het vermogensbeheer zo eenvoudig mogelijk moet worden gehouden. Verder dienen alle beleggingsfondsen en/of producten waarin geparticipeerd wordt transparant en uitlegbaar aan de deelnemer te zijn. Voorts is het Bestuur voortdurend bezig met het verhogen dan wel op peil houden van de deskundigheid. Ook heeft het Bestuur veel aandacht voor de governance structuur en wil het voorkomen dat er overlappende en onduidelijke bevoegdheden zijn. Mede om deze reden heeft het Bestuur besloten om vanaf januari 2010 het Verantwoordingsorgaan niet meer als toehoorder bij alle vergaderingen uit te nodigen en het Verantwoordingsorgaan te verzoeken in aparte vergaderingen het oordeel over het bestuursbeleid uit te spreken. Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is van en voor de deelnemers. Vooral in tijden waarin pensioenfondsen en hun financiële situatie veel in het nieuws komen, is communicatie extra belangrijk. In 2009 is dan ook veel aandacht besteed aan het informeren van de deelnemers via nieuwsbrieven en website. Er is overigens bewust voor gekozen om niet maandelijks maar vier keer per jaar te communiceren over de financiële situatie van het Pensioenfonds. Pensioen is een zaak van de lange termijn en in dat licht bekeken is één keer per drie maanden toereikend. De jaarlijkse deelnemersvergadering in september 2010 zal vooral in het teken staan van de financiële situatie van het Pensioenfonds. De heer G. Jansen, werkzaam bij Ballast Nedam ICT, heeft zich in 2009 in het kader van de verkiezingen voor het Verantwoordingsorgaan kandidaat gesteld als vertegenwoordiger van de werknemers. Het Bestuur staat positief tegenover de kandidaatstelling van de heer Jansen, zeker omdat het Bestuur het belangrijk vindt dat meer jongere werknemers bij het Pensioenfonds betrokken zijn. Op 1 januari 2010 eindigde de zittingstermijn van het door de Raad van Bestuur benoemde lid in het Verantwoordingsorgaan, de heer A.C. de Geus. De heer De Geus heeft na vijftien jaar zitting in het Bestuur en twee jaar zitting in het Verantwoordingsorgaan, te kennen gegeven ruimte te willen maken voor verjonging. Naar aanleiding hiervan is de heer M.N.M. de Jong per 1 januari 2010 benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever in het Verantwoordingsorgaan. Hierdoor is plaats ontstaan voor de heer G. Jansen als vertegenwoordiger van de werknemers in het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur wil de heer A.C. de Geus hartelijk danken voor alle jaren dat hij zich heeft ingezet voor het Pensioenfonds.
Richard Feenstra Voorzitter Bestuur Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
3
The Grand Amsterdam Het rijksmonument en 5-sterren hotel The Grand in het centrum van Amsterdam wordt momenteel gerenoveerd. Kamers en suites zijn opnieuw ingedeeld, badkamers zijn vervangen, er is een library gemaakt, meeting rooms en lobby zijn verbouwd. Gedurende de werkzaamheden is het hotel in bedrijf gebleven; er is extra aandacht besteed aan de logistieke kant van de werkzaamheden.
Kerncijfers € x 1.000
2009
2008
2007
2006
2005
- deelnemers
2.205
2.223
2.077
1.922
1.770
- premievrijen
3.025
2.917
2.912
2.893
3.065
aantal rechthebbenden
- vroegpensioengerechtigden
117
124
141
110
107
1.727
1.659
1.535
1.468
1.394
- wezen
36
33
30
35
38
Totaal
7.110
6.956
6.695
6.428
6.374
12.466
12.209
11.872
11.566
11.500
Indexatie actieven per 01-07 in %
0,00
2,52
0,88
0,63
n.v.t.
Indexatie inactieven per 01-07 in %
0,00
1,87
0,58
0,99
0,50
Feitelijke premie
23.958
22.482
21.050
19.443
20.056
Gedempte kostendekkende premie *
17.303
15.287
12.138
Zuivere kostendekkende premie
27.268
18.599
20.105
17.036
1.289
1.153
948
1.023
1.364
24.962
23.667
21.315
20.381
19.374
- pensioengerechtigden
Reglementvariabelen Franchise in €
Pensioenuitvoering
Pensioenuitvoeringskosten Uitkeringen
*) Deze premie is voor het Pensioenfonds de kostendekkende premie Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen
605.964
546.464
602.460
616.837
610.455
Pensioenverplichtingen
651.101
617.933
489.168
502.675
521.353
122,7%*
117,1%*
Aanwezige dekkingsgraad
93,1%
88,4%
123,2%
*) Voor invoering Financieel Toetsings Kader Dekkingsgraad volgens herstelplan
89,4%
Vereiste dekkingsgraad
116,2%
Minimum vereiste dekkingsgraad
104,2%*
114,6%
115,5%
30.797
27.427
47.784
55.159
44.576
Aandelen
184.089
137.302
173.657
187.381
199.124
Vastrentende waarden
384.507
374.810
372.897
369.694
335.471
*) Deze is tot en met 2008 gesteld op ca. 105,0% Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen
Lening Ballast Nedam Nederland BV Totaal beleggingen
15.773 599.393
539.539
594.338
612.234
594.944
4,3%
11,8%
-1,6%
-0,8%
6,0%
Beleggingsperformance Vastrentende portefeuille Vastrentende benchmark
1,3%
18,3%
-1,8%
-1,4%
5,9%
Aandelenportefeuille *
30,7%
-40,4%
-1,9%
9,2%
28,3%
Aandelen benchmark
28,7%
-37,7%
-1,3%
11,9%
27,9%
Vastgoedportefeuille
12,3%
-42,6%
-13,4%
39,4%
20,4%
Vastgoed benchmark
25,9%
-47,7%
-13,3%
36,0%
19,7%
*) De 200.000 aandelen Ballast Nedam zijn hier buiten beschouwing gelaten Beleggingsperformance totaal Beleggingsrendement in % Benchmark in %
11,2
-9,3
-3,0
5,1
13,4
9,2
-6,3
-2,6
6,5
13,3 Kerncijfers over het 81e boekjaar 5
Profiel en doelstelling Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam (hierna te noemen: “Het Pensioenfonds”), statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 12 augustus 1929. 2009 is voor het Pensioenfonds het 81e boekjaar. De laatste statutenwijziging was op 3 december 2007. Deze statutenwijziging is op 1 januari 2008 ingegaan. Het Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF). Het Pensioenfonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de vennootschap en de groepsondernemingen. Het Pensioenfonds kent één pensioenregeling. Hierin wordt voor 7.110 deelnemers een vermogen belegd van ca. € 606 mln.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Het Bestuur bestaat uit een Dagelijks en Algemeen Bestuur.
Dagelijks Bestuur Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
R.J. Feenstra*1)
Voorzitter
Financiën
Ballast Nedam N.V.
1-1-2014
Financiën
Ballast Nedam Infra B.V.
1-1-2012
H.P. van der Meer *2) *4) Lid
Algemeen Bestuur / Intern toezicht Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
M.J.L. Heitman*1)
Lid
Juridisch
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V.
1-1-2014
A. Kok *1)
Lid
Financiën
Ballast Nedam International B.V.
1-1-2012
F.L. van Oorschot *2) *4) Lid
Personeel
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V.
1-1-2012
Y. van Steeg *3)
Techniek
Pensioengerechtigde
1-1-2014
Lid
*1) Benoemd door de werkgever *2) Gekozen door de werknemers *3) Gekozen door de pensioengerechtigden *4) Van functie gewisseld per 1 september 2009 Per 1 september 2009 is de heer H.P. van der Meer lid geworden van het Dagelijks Bestuur in plaats van de heer F.L. van Oorschot. De heer F.L. van Oorschot is per 1 september 2009 lid geworden van het Algemeen Bestuur in plaats van de heer H.P. van der Meer. De heren R.J. Feenstra en M.J.L. Heitman zijn per 1 januari 2010 door de Raad van Bestuur voor een periode van vier jaar herbenoemd. De heer Y. van Steeg is per 1 januari 2010 herkozen door de pensioengerechtigden voor een periode van vier jaar. Het Bestuur heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan het Pensioenbureau en een externe vermogensbeheerder. Conform de eisen van de Pensioenwet blijft het Bestuur verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Rol van het Bestuur Het Bestuur bestaat uit een Dagelijks Bestuur en een Algemeen Bestuur. Het Bestuur stelt het algemeen beleid vast van het Pensioenfonds. Door middel van een mandaat wordt een aantal taken en verantwoordelijkheden aan het Dagelijks Bestuur gedelegeerd. Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan. Alle besluiten worden genomen door het gehele Bestuur (Algemeen Bestuur plus Dagelijks Bestuur).
Rol Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds. Daartoe behoren onder meer de volgende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden: • het besturen van het Pensioenfonds en het bepalen van het dagelijks beleid binnen het Pensioenfonds, met inachtneming van het mandaat dat het Bestuur heeft vastgesteld; • het voorbereiden en uitvoeren van bestuursbesluiten; • het beheren van activiteiten van het Pensioenfonds; • het uitvoering geven aan het uitbestedingsbeleid binnen het Pensioenfonds, zoals dat door het Bestuur is vastgesteld, binnen het mandaat van het Bestuur en voor zover dit is toegestaan op grond van wet- en regelgeving; • erop toezien dat het pensioenreglement, de statuten en de overige juridische documenten van het Pensioenfonds binnen de daartoe gestelde termijnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving; • het adviseren van het Bestuur; • het vertegenwoordigen van het Pensioenfonds met inachtneming van de statuten en het pensioenreglement en voor zover dit niet anders uit de wet voortvloeit.
Rol Algemeen Bestuur / Intern toezicht Het Algemeen Bestuur is meer specifiek belast met het intern toezicht. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht de volgende taken: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Pensioenfonds; • het beoordelen van de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en uitvoering geeft aan de aan hem toegekende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; • het beoordelen van de wijze waarop door het Dagelijks Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en lange termijn. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht recht op: • alle informatie die het Algemeen Bestuur nodig acht om zijn taak goed te kunnen uitvoeren; • overleg met het Dagelijks Bestuur over al zijn bestuurstaken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; • overleg met de externe accountant, de certificerend actuaris en de adviserend actuaris. Het Algemeen Bestuur rapporteert de bevindingen van het interne toezicht eenmaal per jaar aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt de rapportage en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het Verantwoordingsorgaan. In het jaarverslag worden de bevindingen van het intern toezicht vermeld.
Rol Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, te weten twee leden namens de werkgever, twee leden namens de werknemers en twee leden namens de gepensioneerden. Het Verantwoordingsorgaan is onafhankelijk en bespreekt met het Bestuur het gevoerde beleid en de resultaten van het beleid. Het Verantwoordingsorgaan geeft achteraf een oordeel over het handelen van het Bestuur en adviseert over voorgenomen beleidswijzigingen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
7
De samenstelling van het Verantwoordingsorgaan is vanaf 1 januari 2010 als volgt: Naam
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
M.N.M. de Jong *1)
Personeel
Ballast Nedam Infra
1-1-2014
J.H. Hertsenberg *1)
Techniek
Ballast Nedam Bouwmaterieel
1-1-2012
G. Jansen *2)
ICT
Ballast Nedam ICT
1-1-2014
S.J.A. Bijpost *2)
Techniek
Ballast Nedam Speciale Projecten
1-1-2012
L. Philippen *3)
Techniek
Pensioengerechtigde
1-1-2012
P.A. Clemens *3)
Financiën
Pensioengerechtigde
1-1-2014
*1) Benoemd door de werkgever *2) Gekozen door de werknemers *3) Gekozen door de pensioengerechtigden Het Verantwoordingsorgaan is vanaf 1 januari 2008 actief. Het Verantwoordingsorgaan zal ieder jaar achteraf een oordeel over het handelen van het Bestuur geven. Het Verantwoordingsorgaan zal het oordeel verwoorden in een verslag. Dit verslag zal samen met een reactie van het Bestuur in het jaarverslag op worden genomen. Om de leden van het Verantwoordingsorgaan hun rol zo efficiënt mogelijk te laten invullen zijn zij in 2009 uitgenodigd als toehoorder bij iedere bestuursvergadering. De heer P.A. Clemens is op 1 januari 2010 herkozen door de pensioengerechtigden voor een termijn van vier jaar. De heer M.N.M. de Jong is op 1 januari 2010 benoemd door de Raad van Bestuur voor een periode van vier jaar. De heer G. Jansen is gekozen door de werknemers voor een periode van vier jaar.
Beleggingscommissie De Beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het Bestuur. Daarnaast is de Beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling en de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. De Beleggingscommissie bestaat uit bestuursleden, adviseurs en medewerkers van het Pensioenbureau: Bestuursleden -
A. Kok (voorzitter)
-
R.J. Feenstra
-
H.P. van der Meer
Adviseurs -
J. Molenaar, Strategisch adviseur (Towers Watson)
-
E.B.G. Velthuis, Directeur Ballast Nedam Bouw Oost
Pensioenbureau -
L.E.M. Duynstee
-
T.J.M. Meulemans
Compliance-officer Als compliance-officer is door het Pensioenfonds aangesteld de heer O.P. Padberg, de secretaris van Ballast Nedam N.V.
8
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Pensioenbureau Het Bestuur wordt ondersteund door een Pensioenbureau onder leiding van een directeur. Het Pensioenbureau bestaat uit een zevental medewerkers, 5 ½ voltijds arbeidskrachten, waaronder de directeur en de administrateur. Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. Directeur Pensioenbureau
: L.E.M. Duynstee
Administrateur
: T.J.M. Meulemans
Beleidsmedewerker
: M.K. Mons
Pensioenadministratie
: J.W. van der Star
Pensioenadministratie
: W.J. Aalsters-van Greuningen
Financiële administratie
: M.C.A. van Rossum-van Uden
Secretaresse
: A. Endenburg-de Groot
Uitbestede werkzaamheden Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door de externe vermogensbeheerders ING Investment Management B.V. en BlackRock Institutional Trust Company N.A. ING heeft een coördinerende rol en voert deze uit op basis van een mandaat. De beide partijen voeren hun werkzaamheden uit op basis van een beleggingsplan. De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn gedeeltelijk middels een stop-loss verzekering herverzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V.
Externe ondersteuning Het Bestuur heeft een externe accountant aangesteld, de heer M.J. Vredenduin RA, verbonden aan KPMG Accountants N.V. Deze accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de verslagstaten van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring. Het Bestuur heeft een externe waarmerkend actuaris aangesteld in de persoon van drs. R. Westhoff AAG, verbonden aan Towers Watson. De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van het Pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De waarmerkend actuaris rapporteert eenmaal per jaar aan het Bestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Daarnaast is een adviserend actuaris aangesteld in de persoon van P.L.J. Janssen AAG. Deze actuaris is verbonden aan Towers Watson. Op ad-hoc basis kan het Bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
9
Offshore windpark Belwind Voor de kust van Zeebrugge ligt het offshore windpark Belwind. In de eerste bouwfase van dit project installeert de HLV Svanen 56 stalen buispalen (ophijsen, positioneren en heien). Als het park op volle sterkte is, voorzien 110 windturbines circa 350.000 huishoudens van groene stroom. Dit bespaart 540.000 ton CO2 uitstoot per jaar.
Verslag van het Bestuur 2009 Hoofdlijnen Herstelplan Op 1 april 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan voor de korte termijn en de lange termijn ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. De dekkingsgraad eind 2008 van 88,4% is verlaagd naar 86,9%. Deze verlaging is veroorzaakt door het verhogen van de kostenvoorziening van 1% naar 2,8%. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: -
De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad (2009: 104,2%) ligt, niet verhoogd door het verlenen van toeslagen.
-
De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn.
Ondanks een positief resultaat is de dekkingsraad in 2009 maar beperkt gestegen. Dit is mede veroorzaakt doordat het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen heeft moeten verhogen met extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. Zonder deze extra voorzieningen zou de dekkingsgraad in 2009 zijn gestegen naar ca. 100%. De dekkingsgraad per 31 december 2009 bedraagt 93,1%. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 89,4% zijn geweest. Daarmee gaat het herstel sneller dan verwacht, ondanks de eerder genoemde extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen.
Financieel resultaat In 2009 heeft het Pensioenfonds een rendement behaald van 11,2%. Dit resultaat is tot stand gekomen op basis van een normportefeuille, bestaande uit 65% vastrentende waarden, 27,5% aandelen en 7,5% vastgoed. Daarnaast is het renterisico op de voorziening pensioenverplichtingen voor ca. 65% afgedekt. Het resultaat bedroeg uiteindelijk € 26,3 mln. en is als volgt opgebouwd (in €): Resultaat op beleggingen Resultaat op premie
64,8 mln. 0,1 mln.
Toevoeging voorziening i.v.m. stijgende levensverwachtingen
-27,8 mln.
Verhoging kostenvoorziening
- 10,8 mln.
Totaal
26,3 mln.
De totale premie-inkomsten voor 2009 bedroegen € 24,0 mln. Hiervan kwam € 7,0 mln. voor rekening van deelnemers.
Ontwikkeling van de Pensioenverplichtingen De Voorziening Pensioenverplichtingen is dit jaar met ca. 5% toegenomen. Deze toename is vooral veroorzaakt door het opnemen van een opslag ten behoeve van stijgende levensverwachtingen en het opnemen van een kostenvoorziening. De opslag ten behoeve van de stijgende levensverwachtingen is gesteld op 4,5% van de Voorziening Pensioenverplichtingen; de kostenvoorziening is in 2009 voor drie jaar vastgesteld op 2,8% van de Voorziening Pensioenverplichtingen. De lichte stijging van de rentetermijnstructuur in 2009 heeft een dalend effect op de Voorziening Pensioenverplichtingen gehad. Het Pensioenfonds waardeert zijn bezittingen en zijn verplichtingen conform de richtlijnen die zijn vastgelegd in het Financieel Toetsingskader en de Pensioenwet. Voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen wordt de rentetermijnstructuur gebruikt die De Nederlandsche Bank publiceert.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
11
Rentetermijnstructuur ultimo 2008, medio 2009, ultimo 2009 (Bron: DNB)
Rentetermijnstructuur (zero coupon rentes) Procenten 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
looptijd in jaren per 31-12-2008
per 30-06-2009
per 31-12-2009
Ontwikkeling van de dekkingsgraad De dekkingsgraad is gelijk aan het quotiënt van de pensioenverplichtingen en het pensioenvermogen. Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren
Dekkingsgraad ultimo
2009
2008
2007
2006
2005
93,1%
88,4%
123,2%
122,7%
117,1%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 116,2%. De werkelijke dekkingsgraad bedraagt ultimo 2009 93,1%. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 89,4% zijn geweest.
Toeslagverlening Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereiste eigen vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden ook geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien middelen beschikbaar zijn boven het (minimaal) vereiste eigen vermogen, kunnen eventueel (inhaal-) toeslagen verleend worden. Op basis van de dekkingsgraad van 88,4% eind 2008 zijn in 2009 geen toeslagen verleend aan de deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden. In 2010 zullen ook geen toeslagen verleend worden op basis van de dekkingsgraad van 93,1% eind 2009. Zolang er sprake is van een dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad (2009: 104,2%) zullen geen toeslagen worden verleend. Zodra er sprake is van een dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad maar lager dan de vereiste dekkingsgraad (2009: 116,2%) zullen eventueel gedeeltelijk toeslagen worden verleend. Deze eventuele toeslagen zullen worden vastgesteld door het Bestuur op basis van de financiële positie van het Pensioenfonds, het pensioenreglement en het herstelplan. Vanaf 2009 is het Pensioenfonds verplicht een toeslagenlabel toe te passen. Het onderwerp toeslagenlabel wordt verder besproken onder het kopje communicatie.
Bestuursvergaderingen Het Bestuur bestaat uit het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur. Het gehele Bestuur houdt zich meer specifiek bezig met het vaststellen van het algemeen beleid en besluitvorming. Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds en het Algemeen Bestuur met het Intern Toezicht.
12
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Het gehele Bestuur heeft in 2009 negen keer vergaderd. Bij de bestuursvergaderingen zijn de adviserend actuaris, de directeur en de beleidsmedewerker van het Pensioenbureau aanwezig geweest. Op de bestuursvergadering waarin het jaarverslag door het Bestuur werd goedgekeurd, waren ook de waarmerkend actuaris en de accountant aanwezig. Het Dagelijks Bestuur heeft elf maal vergaderd met de directeur van het Pensioenbureau. Het Algemeen Bestuur heeft eenmaal apart vergaderd. De leden van het Verantwoordingsorgaan zijn voor iedere bestuursvergadering als toehoorder uitgenodigd. In de vergaderingen zijn onder andere de volgende onderwerpen behandeld: -
de ontwikkeling van de financiële positie van het Pensioenfonds en de communicatie hierover;
-
het herstelplan;
-
overgang van Nationale-Nederlanden naar ING Investment Management van de beleggingenportefeuille, waardoor het juridische
-
de overgang van actief beheerd beleggen naar indexbeleggen voor de aandelenportefeuille;
-
de vergaderstructuur met het verantwoordingsorgaan;
-
risicomanagement;
-
zelfevaluatie;
-
integriteit.
eigendom van het belegd vermogen nu bij het Pensioenfonds ligt;
De belangrijkste besluiten in 2009 ten aanzien van de beleggingen zijn: -
het juridisch eigenaar worden van het belegd vermogen;
-
de overgang naar indexbeleggen;
-
de afdekking van het renterisico houden op 65% van de pensioenverplichtingen.
Hier gaan wij verder op in in de paragraaf over beleggingen. De belangrijkste besluiten met betrekking tot het herstelplan zijn geweest: -
de vaststelling van de te hanteren rekenparameters;
-
het hanteren van een vijfjaars periode voor het kortetermijn-herstelplan in plaats van een periode van drie jaar.
In de financiële paragraaf gaan wij hier verder op in. Een belangrijk besluit was om de stop-loss verzekering ten behoeve van het herverzekeren van het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico voort te zetten bij Nationale-Nederlanden.
Beleggingscommissie De volledige beleggingscommissie, inclusief externe adviseurs, vergaderde in 2009 elf maal. Onderwerpen in dit overleg waren onder andere: -
bespreking van het in 2008 uitgevoerde onderzoek en de daarbij behorende ALM-studie;
-
performance van de fondsen waarin wordt geparticipeerd;
-
de ontwikkeling van de rente en de inflatie;
-
ontwikkeling van de conjunctuur;
-
overgang van actief beheerd beleggen naar indexbeleggen;
-
de effectiviteit van de afdekking van het renterisico;
-
risicobeheersing;
-
transparantie vastrentende portefeuille.
Deskundigheidbevordering In het deskundigheidsplan zijn de aandachtsgebieden voor de bestuursleden vastgesteld. Voor ieder bestuurslid geldt een opleidingsplan. Jaarlijks wordt geëvalueerd of het betreffende bestuurslid aan de opleidingseisen heeft voldaan en wordt aandacht besteed aan het opleidingsplan voor het komende jaar. Ook de leden van het Verantwoordingsorgaan worden in de gelegenheid gesteld om opleidingen te volgen, zodat hun niveau zodanig is dat zij eventueel kunnen doorstromen naar een bestuursfunctie. Door het volgen van cursussen, seminars en het bijhouden van de actuele ontwikkelingen heeft het Bestuur de kennis, het inzicht en de oordeelvorming verder verhoogd. In november 2009 heeft een zelfevaluatie van het Bestuur plaatsgevonden. Tijdens deze sessie is onder andere afgesproken dat ieder bestuurslid in 2010 opnieuw een kennistest zal doen. Aan de hand van de resultaten van deze test zullen de opleidingsplannen aangepast worden.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
13
Communicatie In 2009 is veel aandacht aan communicatie besteed. Er zijn twee nieuwsbrieven verstuurd naar aanleiding van het herstelplan. De communicatie heeft schriftelijk plaatsgevonden en via de website. De website en de brochure “Pensioenreglement in het kort” zijn getoetst door een extern bureau. Het oordeel over de website en de brochure was positief en de gegeven aanbevelingen zijn opgevolgd. In 2010 zal de startbrief geactualiseerd worden. De startbrief is een brief die iedere nieuwe deelnemer ontvangt, samen met de brochure “Pensioenreglement in het kort”. Verder zijn in 2009, naast uniforme pensioenoverzichten voor de actieve deelnemers, ook voor het eerst uniforme pensioenoverzichten verstuurd aan pensioengerechtigden. Ook deze pensioenoverzichten zullen voortaan ieder jaar verstuurd worden. In 2008 heeft de wetgever vastgesteld hoe de consistentie in de communicatie over verwachtingen in verband met toeslagen moet worden toegepast. Tevens is een toeslagenlabel vastgesteld. In 2009 is het toeslagenlabel niet verstrekt. In plaats daarvan hebben de deelnemers in 2009 een separate brief over de financiële positie van het Pensioenfonds ontvangen. In deze brief is aangegeven dat mogelijk uiterlijk 2012 pensioenaanspraken gekort moeten worden en dat geen toeslagen worden verleend zolang het minimaal vereiste eigen vermogen niet is bereikt. In deze brief is ook aangegeven dat in de periode dat het minimaal vereiste eigen vermogen is bereikt maar het vereiste eigen vermogen nog niet, er eventueel gedeeltelijk toeslagen verleend zullen worden. Dit zal gebeuren op basis van het toeslagenbeleid zoals deze is vastgelegd in het pensioenreglement. In 2009 heeft het Bestuur besloten om de toeslagen te gaan communiceren door middel van de hiervoor door de wet verplicht gestelde toeslagenmatrix. In het Uniform Pensioen Overzicht 2010, op basis van de stand per 31 december 2009, en in de startbrief worden het toeslagenlabel en de teksten op basis van de toeslagenmatrix opgenomen. Daarbij zal overal uitdrukkelijk vermeld worden dat het toeslagenlabel uitsluitend van toepassing is op de toeslagverlening en dus niets zegt over het eventueel korten van opgebouwde pensioenen. Hierna vindt u op welke wijze het toeslagenlabel wordt gecommuniceerd voor actieve deelnemers. Het Pensioenfonds probeert ieder jaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met de loonontwikkeling. Uw opgebouwde pensioen wordt dit jaar niet verhoogd. Het Pensioenfonds heeft uw opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: – Per 1 juli 2007 over het jaar 2006 met 0,88%. De prijzen gingen in 2006 met 1,15% omhoog. – Per 1 juli 2008 over het jaar 2007 met 2,52%. De prijzen gingen in 2007 met 1,87% omhoog. – Per 1 juli 2009 over het jaar 2008 met 0%. De prijzen gingen in 2008 met 1,94% omhoog. Het Pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen uit beleggingsrendement. U heeft door eerdere verhogingen en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst. Verder zal in 2010 een communicatieplan worden opgesteld. Daarnaast is in 2009 intensief met deelnemers gecommuniceerd over waardeoverdracht. Het is namelijk een verplichting om bij een individuele beëindiging van het dienstverband mee te werken aan waardeoverdracht. Indien de pensioenuitvoerder zich echter in een slechte financiële situatie bevindt, wordt op grond van de Pensioenwet deze verplichting tijdelijk opgeschort. Er geldt dan zelfs een verbod op waardeoverdracht. Doel van dit verbod is om te voorkomen dat de financiële positie van het Pensioenfonds verder verslechtert door uitgaande waardeoverdrachten en om toetredende deelnemers te beschermen in geval van inkomende waardeoverdrachten. Van een slechte financiële positie is sprake indien de dekkingsgraad zich onder de 100% bevindt.
14
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Het Pensioenfonds is eind 2008 in de situatie geraakt dat waardeoverdracht niet mogelijk is. De financiële situatie is op het moment dat dit jaarverslag werd gemaakt nog onvoldoende hersteld. Hierdoor geldt nog steeds een verbod op waardeoverdrachten. Zodra de financiële positie is hersteld, herleeft het wettelijk recht op waardeoverdracht.
Naleving wet- en regelgeving Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In dit boekjaar is een herstelplan van toepassing omdat er een vermogen aanwezig is dat ligt onder het minimaal vereist vermogen. In 2007 en 2008 zijn alle kerndocumenten geactualiseerd. In 2009 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota geactualiseerd. In 2010 zullen alle andere kerndocumenten voor zover nodig geactualiseerd worden.
Gedragscode De gedragscode zal in 2010 worden aangepast en zal jaarlijks door de bestuursleden en andere betrokkenen ondertekend worden. De gedragscode van het Pensioenfonds sluit aan op de gedragscode van de onderneming. Bestuursleden en andere betrokkenen die niet in dienst zijn van Ballast Nedam zullen ook de gedragscode ondertekenen die geldt voor een bestuurslid dat wél in dienst is.
Uitbesteding Het Bestuur heeft diverse malen regulier overleg gevoerd met de vermogensbeheerder ING Investment Management B.V. over de dienstverlening en het beheer van de portefeuille, zoals opgenomen in het beleggingsplan. Daarnaast heeft het Bestuur de SAS 70 rapportage type 2 bestudeerd en kritische vragen aan de uitvoeringsorganisatie gesteld over de kwaliteit van de uitvoering en de beheersmaatregelen. Voorts is er aandacht voor de kosten en de beloningsstructuur van de vermogensbeheerder. Op het moment dat er een beheerder geselecteerd moeten worden zijn deze items onderwerp van het selectietraject.
Toezichthouder In het kader van het toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB) is een drietal afspraken geweest met De Nederlandsche Bank. Twee daarvan hadden betrekking op het herstelplan en de financiering van het Pensioenfonds. Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. Verder is er een onderzoek geweest met betrekking tot integriteit. Hierover heeft De Nederlandsche Bank een gesprek gehad met het voltallige Bestuur. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het beleidsthema integriteitrisico’s op het gebied van belangenverstrengeling. In dit onderzoek zijn onder andere de one tier board, de rol van het verantwoordingsorgaan en de inrichting van compliance aan de orde geweest. Afgesproken is om op termijn een gesprek met De Nederlandsche Bank te voeren over de praktische werking van de one tier board en een taakomschrijving op te stellen voor de compliance officer.
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de 32 principes van de Stichting van de Arbeid (STAR) voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het Pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De basis hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in dat het Bestuur moet zorgen voor een adequate administratieve organisatie, interne controle en risicobeheersing, de analysering en beheersing van integriteitrisico’s, het voorkomen van belangenverstrengeling, de duurzame beheersing van (financiële) risico’s en de uitvoering van een continuïteitsanalyse, eenmaal per drie jaar.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
15
Intern toezicht en Verantwoordingsorgaan Het Bestuur besteedt, conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur, veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het Bestuur omgaat met zijn rol als bestuur en hoe invulling wordt gegeven aan begrippen als goed bestuur, intern toezicht en verantwoording. Voor de invulling van het Intern Toezicht is gekozen voor een one tier board. In deze structuur beoordeelt het Algemeen Bestuur de beleids- en bestuursprocedures en -processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s van het Pensioenfonds op de langere termijn. Vanaf 1 januari 2008 is het Intern Toezicht actief. Een rapport van het Intern Toezicht met bevindingen inzake het functioneren van het Bestuur in 2009 is opgenomen in dit jaarverslag. Aangezien het Intern Toezicht iedere bestuursvergadering betrokken is bij het beleid, zijn er korte lijnen en kan goed toezicht worden gehouden. Om de onafhankelijkheid te waarborgen komt het rapport met bevindingen tot stand zonder tussenkomst van het Dagelijks Bestuur. Het rapport met bevindingen is besproken met het Bestuur. Op deze wijze meent het Bestuur op een zorgvuldige en directe wijze invulling te hebben gegeven aan het Intern Toezicht. Vanaf 1 januari 2008 is het Verantwoordingsorgaan actief. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit een vertegenwoordiging van de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het Bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus. In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2009 aan de hand van de bevindingen van het Intern Toezicht. Voor de uitvoering van de medezeggenschap in de Pensioenwet had het Pensioenfonds de keuze tussen vertegenwoordiging in het Bestuur van pensioengerechtigden of voor de instelling van een deelnemersraad. Een deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het Bestuur van dat Pensioenfonds. In 2007 heeft het Bestuur de pensioengerechtigden geraadpleegd. Er is toen gekozen voor een directe vertegenwoordiging door een pensioengerechtigde in het Bestuur. Hierdoor hebben de pensioengerechtigden direct invloed op het gevoerde beleid.
Zelfevaluatie Het Bestuur heeft in 2009 zijn eigen functioneren geëvalueerd. Het Bestuur heeft dit gedaan omdat het zijn eigen functioneren serieus neemt. Het Bestuur geeft hiermee bovendien invulling aan Principe A13 van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Deze zelfevaluatie is ondersteund door een adviesbureau. In eerste instantie heeft ieder bestuurslid een vragenlijst ingevuld waarin de volgende onderwerpen aanbod kwamen: -
Betrokkenheid kernverantwoordelijkheden
-
Deskundigheid
-
Het Bestuur als team
-
Proces van besturen - best practices
Op basis hiervan is een rapport gemaakt. Het Bestuur heeft vervolgens afspraken gemaakt over onder meer de volgende onderwerpen: 1. Communicatieplan 2. Diversiteit Bestuur 3. Vergaderstructuur 4. Deskundigheid 5. Financiering pensioenregeling Het Bestuur evalueert jaarlijks zijn functioneren en zal in 2010 ook expliciet stilstaan bij het functioneren van individuele bestuursleden.
16
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Pensioenen De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen, dat afhankelijk is van het salaris, wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en de werknemers betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden dus niet automatisch verhoogd naar het laatstverdiende salaris. Vandaar de term ‘middelloon’. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar. De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, komen voor rekening van de deelnemers in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur van het Pensioenfonds de opbouw van het pensioen moet korten wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten de pensioenen (extra) te verhogen, wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagbeleid Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereiste eigen vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden ook geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien er middelen beschikbaar zijn boven het minimaal vereiste eigen vermogen, kunnen eventueel toeslagen verleend worden. Zoals bij de invoering van de pensioenregeling 2005 waarover in 2004 en daarna is gecommuniceerd, bestaat er geen ambitie met betrekking tot de hoogte van de toeslagverlening. Er bestaat dan ook geen minimale dan wel maximale toeslagverlening die deelnemers mogen verwachten. Uiteraard bestaat er wel een schatting van de toekomstige toeslagverlening. Uit de in 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse, rekening houdend met het FTK en de vermogenspositie van eind 2008, blijkt dat de geschatte gemiddelde toeslagen voor de komende vijftien jaar ongeveer 17% van de in de analyse veronderstelde loon- en prijsindexen bedragen. Dit is een schatting van het gemiddelde. De feitelijke toeslagverlening kan in de komende jaren echter van deze schatting afwijken en in een negatief scenario kan er zelfs in enig jaar sprake zijn van een korting van de opgebouwde aanspraken. Het Pensioenfonds laat minimaal eens per drie jaar de schatting op basis van de continuïteitsanalyse voor de komende vijftien jaren maken en communiceert deze met de deelnemers. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. Eind 2009 waren er overigens geen kortingen die zouden moeten worden hersteld. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens de indexen. Deze indexen zijn de Consumenten Prijs Index (CPI) ‘alle huishoudens’ voor de inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor de actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meerdere middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de deelnemers met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan tot en met 2005. 4. Zijn er na de inhaaltoeslagen nog meerdere middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste eigen vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste eigen vermogen, wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven).
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
17
Dit geeft duidelijk het karakter van de pensioenregeling aan. Alle positieve resultaten zonder een maximum zijn voor de deelnemer. Uiteraard zijn de negatieve resultaten met inachtneming van de onderstaande maatregelen ook voor de deelnemer. Als er minder middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) is er sprake van een reservetekort en/of dekkingstekort. Het Pensioenfonds moet dan een herstelplan opstellen. Het toeslagbeleid in het herstelplan is zodanig dat er geen toeslagen verleend worden totdat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt. Nadat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt worden zodanig toeslagen verleend dat aan het eind van de herstelperiode het reservetekort naar verwachting niet meer bestaat, dus dat naar verwachting de vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Dit beleid leidt tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagen in de tijd. Indien in een herstelplan blijkt dat binnen de gestelde termijnen het dekkingstekort en/of reservetekort door middel van matiging van de toeslagen niet kan worden opgeheven kan het Bestuur nog de volgende maatregelen inzetten: 1. De beleggingsmix wijzigen. 2. Overgaan tot herverzekering van de verplichtingen. Hiermee wordt voor de deelnemer zeker gesteld dat het tekort niet verder toeneemt. 3. Korting van de nominale aanspraken. Indien de beschikbare middelen het nadien weer toelaten, worden deze als eerste weer hersteld. Het Bestuur kan gemotiveerd de volgorde van deze maatregelen bepalen. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle deelnemers toegepast. Mocht overigens in enig jaar de premie die nodig is voor de pensioenopbouw lager zijn dan de gedempte kostendekkende premie, dan wordt ook de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraak evenredig gekort.
Mutatieoverzicht deelnemers Gedurende het jaar hebben zich de volgende mutaties in het deelnemersbestand voorgedaan:
Aantal verzekerden ultimo 2008 Toetreding
Actieve
Premievrije
Pensioen
deelnemers
deelnemers
gerechtigden
2.223
2.917
1.816
6.956
211
-9
202
-184
184
0
-42
-59
101
0
-3
-8
-26
-37
29
29
Overlijden partners
-1
-13
-14
Waardeoverdrachten
-3 4
-27
-23
-18
108
64
154
2.205
3.025
1.880
7.110
Uit dienst zonder waardeoverdracht Ingang pensioen Overlijden deelnemer Partners na overlijden
Diverse mutaties Totaal mutaties Aantal verzekerden ultimo 2009
18
Totaal
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
-3
Leeftijdsopbouw actieve deelnemers 2009 Leeftijd
2008
aantal
%
aantal
%
< - 34 jaar
644
29
685
31
35-54 jaar
1.150
53
1.126
50
55-59 jaar
253
11
258
12
60-64 jaar
158
7
154
7
2.205
100
2.223
100
Totaal
Premies Feitelijke premie (inclusief koopsommen) (€ x 1.000.000)
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
19
Uitkeringen De hieronder genoemde bedragen zijn uitsluitend de uitkeringen van de pensioenen die opgebouwd zijn in het Pensioenfonds van Ballast Nedam. Uitbetaalde pensioenen Ballast Nedam regelingen (aantal pensioengerechtigden inclusief vroeggepensioneerden) (€ x 1.000.000)
Deze aantallen zijn exclusief wezenpensioen. In 2009 kwamen 36 personen voor wezenpensioen in aanmerking (2008:33). Dit aantal is niet verwerkt bovenstaande grafiek.
Specificatie uitkeringen 2009
Vroegpensioen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen kleine pensioenen Overige Subtotaal
2008
€ x 1.000
%
€ x 1.000
%
6.072
24,4
6.478
27,4
17.554
70,4
15.925
67,2
4.720
18,9
4.522
19,1
103
0,4
93
0,4
58
0,2
69
0,3
117
0,5
115
0,5
28.624
114,8
27.202
114,9
-3.698
-14,8
-3.535
-14,9
24.926
100,0
23.667
100,0
Uitkeringen u.h.v. aktes van cessie BPF Bouw inclusief herverzekering Totaal
20
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
DSM Nieuwbouw Renovatie/nieuwbouw van in totaal c.a. 16 kantoor en laboratoriumgebouwen op het Chemelot terrein in Geleen. Gefaseerd uitgevoerd.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
21
Algemene ontwikkelingen in de Pensioenwereld Actuele ontwikkelingen levensverwachting De afgelopen maanden is de toename van de levensverwachting van Nederlanders en de gevolgen daarvan voor pensioenfondsen regelmatig in het nieuws geweest. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in december 2008 een nieuwe tweejaarlijkse prognose van de levensverwachting gepubliceerd. Die prognose stelt dat de toekomstige verbetering van de levensverwachting sterker is dan geschat was in 2006. Voor mannen en vrouwen is de levensverwachting voor een nuljarige in 2050 op basis van de nieuwe prognose naar verwachting 1,7 respectievelijk 1,3 jaar hoger dan voorheen werd verwacht. Het Actuarieel Genootschap heeft in april 2009 de overlevingstafel GBM/V 2002-2007 ontwikkeld op basis van de waargenomen sterfte. Deze is formeel niet gepubliceerd, maar dient als update om te controleren of de trend zoals opgenomen in de prognosetafel 20052050 overeenkomt met de realisatie. Uit deze update blijkt dat de verbetering van de levensverwachting de afgelopen jaren hoger is geweest dan was voorzien. Op basis van deze constatering heeft het Actuarieel Genootschap aangegeven een nieuwe prognosetafel te zullen ontwikkelen. Vooruitlopend op de nieuwe sterftetafel heeft De Nederlandsche Bank aangegeven dat deze verwacht dat rekening wordt gehouden met een verhoogde levensverwachting. Zoals elders in het jaarverslag is aangegeven, heeft het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen verhoogd met een opslag van 4,5% voor de verhoogde levensverwachting. Deze opslag is vastgesteld op basis van de tafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS 2008), verhoogd met een door onze adviserend actuaris vastgestelde ervaringssterfte.
Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register gaat alle Nederlandse pensioenaanspraken via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigID kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenaanspraken en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. De Stichting Pensioenregister begeleidt de ontwikkeling van het pensioenregister. De pensioensector draagt de kosten zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 van start gaat. Het Pensioenfonds heeft een plan van aanpak opgesteld ten aanzien van het pensioenregister en de benodigde activiteiten die gedaan moet worden liggen op schema.
Drie commissies voor de toekomst van het pensioenstelsel De financiële crisis van 2008 - 2009 heeft veel maatschappelijke onrust veroorzaakt over de betrouwbaarheid van het financiële stelsel. Pensioenfondsen zijn daar onderdeel van. Het Nederlandse pensioenstelsel is robuust gebleken, zelfs tijdens de crisis. Toch heeft de crisis ook de kwetsbaarheden van ons pensioenstelsel blootgelegd. Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelde daarom in het voorjaar van 2009 een drietal commissies in om onderzoek te verrichten naar het Nederlandse pensioenstelsel. Ten tijde van het verschijnen van dit jaarverslag zijn de rapporten van deze drie commissies inmiddels verschenen en heeft Minister Donner hierop gereageerd. Minister Donner heeft de Commissie Parameters (ook wel Commissie Don) ingesteld. In de Pensioenwet is voor de financiering van pensioenfondsen een Financieel Toetsingskader (FTK) vastgesteld. Het doel hiervan is de pensioentoezegging van deelnemers bij pensioenfondsen te beschermen. De Commissie Don toetste onder andere of de regels van het FTK voor het berekenen van de pensioenvoorzieningen en de kostendekkende premie nog voldoen. Het FTK bevat verschillende parameters. Deze parameters betreffen veronderstellingen over de toekomstige loon- en prijsontwikkeling, de maximaal te hanteren gemiddelde rendementen op vastrentende waarden en de maximaal te hanteren risicopremies op onder andere aandelen en onroerend goed. De Commissie Don is eind 2009 met een verdeeld advies gekomen; enerzijds om de parameters te verlagen en anderzijds om dat niet te doen. Besloten is voor 2010 de parameters niet aan te passen. Op 7 april 2010 is een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen in verband met vaststelling van de parameters voor pensioenfondsen naar de Tweede Kamer gestuurd. In het ontwerpbesluit is opgenomen om met name de parameters met betrekking tot het rendement op beleggingen van pensioenfondsen te verlagen.
22
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
De Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer (ook wel bekend als de Commissie Frijns) heeft het beleggingsbeleid van pensioenfondsen, de uitvoering en governance onderzocht en vestigde speciale aandacht op de beheersing van risico’s. De complexiteit van het beleggingsbeleid en de risico’s moeten zijn afgestemd op het pensioencontract, het risicodraagvlak en de risicobereidheid van het pensioenfonds en op de aanwezige bestuurlijke expertise. De Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen (Commissie Goudswaard) heeft de toekomst- en schokbestendigheid van de huidige pensioencontracten geanalyseerd. Bij deze analyse is rekening gehouden met de vergrijzing van de Nederlandse bevolking. De centrale vraag van deze commissie is of de pensioencontracten aangepast moeten worden. Beide commissies hebben begin 2010 aanbevelingen aangedragen. Minister Donner heeft op 7 april 2010 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met als onderwerp “Toekomst aanvullend pensioenstelsel; kabinetsinzet”. Het Bestuur heeft met grote belangstelling naar de uitkomsten van de Commissies en de brieven aan de Tweede Kamer gekeken.
Voorstellen minister Donner voor aanpassing Governance model Minister Donner heeft aangegeven dat de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard laten zien dat het governancemodel van pensioenbesturen een integrale aanpassing behoeft. Volgens minister Donner is het volgende nodig: 1. Versterking van de deskundigheid. Niet de samenstelling is primair bepalend, maar de positie en de rolinvulling van het bestuur. Hierbij zijn belangrijke criteria onafhankelijkheid en deskundigheid. 2. Adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers. De positie van de deelnemers staat onder druk en de diverse deelnemersgroepen hebben verschillende belangen. Hierdoor wordt het steeds minder goed mogelijk om de deelnemers als een homogene groep te beschouwen. 3. Stroomlijning. Voorkomen moet worden dat fondsen onbestuurbaar worden door de vele organen en onduidelijke overlappende bevoegdheden. Waar dat mogelijk is kunnen taken en bevoegdheden anders worden belegd zodat bepaalde organen kunnen worden geschrapt of samengevoegd. Bij de bovenstaande uitgangspunten past niet slechts één governancemodel. Minister Donner geeft aan dat door de verscheidenheid van pensioenfondsen en pensioenregelingen een eenvormig model bijna niet mogelijk is.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
23
Beleggingen Beleid en besluiten Het rendement op de beleggingen is in 2009 ca. 11% geweest. Het positieve rendement is met name veroorzaakt door een verbetering van het marktsentiment. Het rendement op aandelen bedroeg 30,7%; het rendement op vastgoed 12,3% (exclusief aandelen Ballast Nedam). In de onderstaande tabel staat de normverdeling van de verschillende beleggingscategorieën vermeld volgens het beleggingsbeleid.
Norm
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden
65,0 %
57,5 %
72,5 %
Aandelen
27,5 %
22,5 %
32,5 %
Vastgoed
7,5 %
2,5 %
12,5 %
Liquide middelen
0,0 %
-2,0 %
5,0 %
Totaal
100,0%
De verdeling van de beleggingen van € 599,4 mln. eind 2009 bedroeg 64,1% in vastrentende waarden en 35,9% in zakelijke waarden (aandelen plus vastgoed). De dekkingsgraad is met 4,7% gestegen. De stijging van de dekkingsgraad loopt niet in dezelfde verhouding met de stijging van het belegd vermogen. Dit is het gevolg van enerzijds het feit dat de verplichtingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde en anderzijds de invloed van de toename van de levensverwachtingen en de verhoging van de kostenvoorziening. Om het renterisico te beperken is het beleid van het Pensioenfonds erop gericht het renterisico voor een deel af te dekken. Per 31 december 2009 is beoogd het renterisico voor ca. 65% overeen te laten komen met de verplichtingen. Door het renterisico niet volledig af te dekken blijft de herstelkracht deels intact bij stijging van de rente. In de risicoparagraaf gaan wij verder in op het beheer van risico’s. Naar aanleiding van het onderzoek aan de hand van een Asset Liability Managementstudie (ALM-studie) dat in 2008 heeft plaatsgevonden naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, beleggingsstrategie en het uitvoeringsmodel, zijn in 2009 belangrijke besluiten genomen. In januari is besloten om voor de aandelenportefeuille over te stappen van actief beheerd beleggen naar indexbeleggen. Kenmerkend voor indexbeleggen is dat de index (de benchmark) wordt gevolgd. Kenmerkend voor actief beheer is dat gestuurd wordt op een hoger rendement dan de benchmark. Verder zijn de kosten van een fonds op basis van actief beheer veel hoger dan de kosten van een fonds op basis van indexbeleggen. Per 1 april 2009 is de aandelenportefeuille overgebracht naar een indexfonds dat de MSCI (AC) World (Net) Index volgt. Eind 2008 is onderzocht of het kapitaalcontract met Nationale-Nederlanden nog een toegevoegde waarde had. Gebleken is dat dit niet het geval was en dat het contract zelfs een verhoogd risico voor het Pensioenfonds met zich mee bracht. Het Pensioenfonds was namelijk alleen de economische eigenaar en niet de juridische eigenaar van het belegde vermogen bij ING. Door het contract was Nationale-Nederlanden de juridische eigenaar. Per 1 april 2009 is het contract met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 beëindigd en is het Pensioenfonds juridisch eigenaar van het belegde vermogen. Een onderdeel van het kapitaalcontract was de stop-lossverzekering. Dit is een verzekering die ertoe dient om de totale schade in enig jaar als gevolg van overlijden en arbeidsongeschiktheid te beperken. Het Bestuur heeft na onderzoek besloten deze stop-lossverzekering te handhaven. Door het juridisch eigenaar worden van het belegd vermogen bij ING IM is per 1 april 2009 een overstap gemaakt van het NN Vastgoedfonds naar het ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds. Dit heeft verder geen gevolgen gehad; de samenstelling van het fonds is gelijk gebleven. Daarnaast heeft een overstap plaatsgevonden van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds naar het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds en van het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds naar het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds. Voor deze fondsen is ook de samenstelling gelijk gebleven maar de dividenduitkering wordt niet meer automatisch
24
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
binnen het fonds herbelegd. De dividenduitkering wordt per participant ter beschikking gesteld en het Pensioenfonds moet de bestemming van de dividenduitkering aangeven. Eind 2008 was de duratie van de vastrentende waarden, na afdichten van het renterisico, gelijk aan de duratie van de pensioenverplichting. Begin 2009 is besloten te stoppen met het overhevelen van het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Basis Fonds (obligatiefonds) naar het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds (obligatiefonds met instrumenten op de rente af te dekken). In 2008 is overwogen een groter deel van het renterisico af te dekken. Begin 2009 is na het onderzoek, dat in 2008 heeft plaatsgevonden, besloten om dit niet te doen. Verder is in 2009 onderzocht waarom de afdekking van het renterisico niet volledig geleid heeft tot het verwachte resultaat. De afdekking van het renterisico gebeurt door middel van participatie in het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds. Het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds is een obligatiefonds met een extra hoge duratie (ongeveer 25 jaar). Dit fonds is speciaal door ING ontwikkeld om het voor met name pensioenfondsen mogelijk te maken de duratie van hun assetportefeuille te verhogen en deze in lijn te brengen met de duratie van de verplichtingen. Het INI F.I. All Grade Long Duration Fonds belegt volledig in het INI F.I. All Grade Fonds en sluit daarnaast een aantal interest rate swaps af om de duratie te verlengen naar het eerder genoemde niveau. Doordat in de hierboven genoemde vastrentende fondsen in 2008 het resultaat ca. 6% onder de benchmark is geweest en omdat het geen fondsspecifieke afdekking was, heeft de afdekking niet geleid tot het gewenste resultaat. Verder zijn de twee fondsen onvoldoende transparant. Het resultaat onder de benchmark was met name ontstaan door een ruime participatie in bedrijfsobligaties. In 2009 heeft overwaardering in bedrijfsobligaties een positief effect gehad en geleid tot een resultaat van ruim 3% boven de benchmark. Eind 2009 is besloten om staatsobligaties, bedrijfsobligaties en de interest rate swaps te splitsen. Dit zal in 2010 worden uitgevoerd. Daarnaast is ook besloten om het uitvoeringsmodel aan te passen op een zodanige wijze dat diverse rollen gescheiden zijn en het Bestuur op tijdige en adequate wijze informatie over het belegd vermogen ontvangt. Maatschappelijk verantwoordelijk beleggen is diverse malen aan de orde geweest in de bestuursvergaderingen. ING Investment Management, de vermogensbeheerder voor de vastrentende waarden en vastgoed, heeft aangegeven dat zij zich houden aan alle weten regelgeving en/of voorschriften. Daarnaast hebben zij de United Nations Principles for Responsible Investment (UNPRI) ondertekend. De Principles regelen enkele basisprincipes in verband met duurzaamheid. Daarnaast geldt er een Defence Policy. Dit houdt in dat voor eigen gelden en ING-fondsen investeringen worden verboden in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens (zoals clusterbommen, landmijnen, biologische of chemische wapens, nucleaire wapens, etc.). De ING Defence Policy geldt dus ook voor de fondsen bij ING waarin Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam participeert. Met betrekking tot het aandelenfonds bij BlackRock is gekozen voor een fonds dat de MSCI (AC) World (Net) Index volgt. Op basis van de index wordt belegd in de bedrijven die gekoppeld zijn aan deze index. In de bestuursvergaderingen is besloten om eerst te komen tot een nieuwe structuur ten aanzien van het vermogensbeheer alvorens verdere invulling te geven aan maatschappelijk verantwoordelijk beleggen. De eerste stappen om te komen tot een nieuwe structuur zijn reeds gezet. Deze eerste stappen zijn geweest: -
het Pensioenfonds is juridisch eigenaar geworden van het belegde vermogen; tot 1 januari 2009 was Nationale-Nederlanden juridisch eigenaar van het belegd vermogen;
-
de overstap van actief beheerd beleggen naar indexbeleggen;
-
het besluit tot het splitsen van de vastrentende portefeuille;
-
het herzien van het uitvoeringsmodel.
Nadat de bovenstaande stappen zijn geïmplementeerd zal onderzocht worden welke mogelijkheden er zijn tot een invulling van het maatschappelijk verantwoord beleggen.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
25
Kerncijfers Beleggingsresultaten (€ x 1.000.000)
Asset mix Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam heeft bijna alle beleggingen ondergebracht in de volgende fondsen: • ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds • ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds • ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds • BlackRock ACWI Equity Index Fund B Naast deze fondsen heeft het Pensioenfonds 200.000 aandelen Ballast Nedam N.V. In de strategische assetmix zijn de aandelen Ballast Nedam buiten beschouwing gelaten. De waarde van de Ballast Nedam aandelen bedraagt 3,0 mln. (2009: 2,7 mln.)
De strategische beleggingsmix en resultaten kunnen als volgt worden samengevat: Asset mix ING exclusief
Strategische
aandelen Ballast Nedam
allocatie
Bandbreedtes min
Feitelijke
max
allocatie
% Aandelen
€ x 1.000 27,5
22,5
32,5
7,5
2,5
12,5
5,2
30.797
65,0
57,5
72,5
64,4
384.507
-2,0
5,0
0,0
174
100,0
596.527
Vastgoed Vastrentende waarden Liquide middelen Totaal
26
100,0
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
30,4
181.049
De totale portefeuille was per jaareinde als volgt belegd (in procenten tegen marktwaarde): %
2009
2008
Units NN Vastgoedfonds Units ING INI Vastgoed Basis Fonds
5,1 5,1
Units ING Multimanager Equity Fund Units BlackRock ACWI Equity Index Fund B Aandelen Ballast Nedam N.V. Zakelijke waarden
24,9 30,2 0,5
0,5
35,8
30,5
Units ING F.I. All Grade Basis Fonds Units ING INI F.I. All Grade Fonds
37,3 35,7
Units ING F.I. All Grade Long Duration Basis Fonds Units ING INI F.I. All Grade Long Duration Fonds Leningen op schuldbekentenis Vastrentende waarden
31,7 28,1 0,4
0,5
64.2
69.5
100,0
100,0
Rendement (performance) 2009 %
Behaald
2008 Benchmark
Units NN Vastgoedfonds
Behaald
Benchmark
-42,6
-47,7
-42,6
-47,7
-40,4
-37,7
Units ING INI Vastgoed Basis Fonds Vastgoed aandelen
12,3
25,9
Units BlackRock ACWI Equity Index Fund B
30,7
28,7
Aandelen Ballast Nedam N.V.
18,4
-48,1
Totaal aandelen
30,3
-40,0
Units ING Multimanager Equity Fund
Units ING F.I. All Grade Basis Fonds ) Units ING INI F.I. All Grade Fonds )
10,5
7,0
-2,6
-5,9
Units ING F.I. All Grade Long Duration ) Units ING INI F.I. All Grade Long Duration Fonds )
-0,2
6.2
33,0
39,7
Leningen op schuldbekentenis
5,7
Totaal vastrentende waarden
4,3
1,3
11,8
18,3
11,2
9,2
-9,3
-6,3
Totale portefeuille
9,1
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
27
Informatie over de beleggingsfondsen waarin het Pensioenfonds participeert ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds Op 1 april 2009 is een overstap geweest van het NN Vastgoedfonds naar het ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds. Dit heeft verder geen gevolgen gehad, de samenstelling van het fonds is gelijk gebleven. Het ING institutioneel Vastgoed Basis Fonds belegt wereldwijd in een selectie van vastgoedondernemingen. Dit fonds belegt dus niet rechtstreeks in gebouwen. Dit biedt voordelen omdat het fonds hierdoor flexibel kan inspelen op marktontwikkelingen. Het accent van het fonds ligt op de commerciële vastgoedsectoren zoals kantoren en winkelcentra. Voor vastgoed (aandelen) mag een rendement en risicoprofiel verwacht worden dat tussen dat van algemene aandelen en obligaties in ligt. Verder is het valutarisico grotendeels afgedekt. De benchmark van het fonds is de GPR 250 Global Hedged Net Dutch Pensions.
Kerngegevens per eind 2009: Oprichtingsdatum
31 januari 2004
Gemiddeld rendement per jaar (5 jaar)
-1,29% (benchmark: -1,34%)
Intrinsieke waarde
€ 98,22
Totale netto fondswaarde
€ 438,8 mln.
Aandeel Pensioenfonds Ballast Nedam
€ 30,8 mln. (7,0%)
Onderstaand is de rendementsontwikkeling tot en met 2009 weergegeven (Bron: ING IM).
Rendementsontwikkeling Geïndexeerd rendement obv intrinsieke waarde (5 jaar) 190 180 170 160 150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 2005
2006
2007
ING Institutioneel Vastgoed Fonds
2008
2009
Benchmark
De jaarrendementen:
28
2005
2006
2007
2008
2009
Fonds
20,65%
39,24%
-13,63%
-42,58%
12,47%
Benchmark
20,52%
34,45%
-12,99%
-47,43%
26,11%
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds Op 1 april 2009 heeft een overstap plaatsgevonden van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds naar het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds. De samenstelling is gelijk gebleven maar de dividenduitkering wordt niet meer automatisch binnen het fonds herbelegd. De dividenduitkering wordt per participant ter beschikking gesteld en het Pensioenfonds moet de bestemming van de dividenduitkering aangeven. Het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds is een obligatiefonds gebaseerd op een totaal portefeuilleconcept, zijnde het ‘All Grade’ mandaat. Dit All Grade mandaat maakt gebruik van de verschillende binnen de vastrentende markten beschikbare beleggingcategorieën (o.a. duratie, curve, valuta, credits) om te komen tot een optimale risicorendementsverhouding. Om te zorgen voor een goede spreiding zal het fonds voor een deel doorbeleggen in andere ING beleggingsfondsen. Dit betreft met name de spreadproducten, zoals Credits (ING Euro Credit Basis Fonds), Asset Backed Securities (ING Global ABS Basis Fonds (Fixed), ING AAA ABS Basis Fonds), Emerging Market Debt (ING EMD local currency Basis Fonds (eur)), ING EMD hard currency Basis Fonds (eur) en High Yield (ING Global High Yield Basis Fonds). De benchmark van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds is de Barclays Capital Euro Aggregate Index.
Kerngegevens per eind 2009: Oprichtingsdatum
31 december 2004
Gemiddeld rendement per jaar (5 jaar)
3,40 (benchmark 3,84%)
Intrinsieke waarde
€ 101,35
Totale netto fondswaarde
€ 1.378,9 mln.
Aandeel Pensioenfonds Ballast Nedam
€ 213,7 mln. (15,5%)
Onderstaand is de rendementsontwikkeling tot en met 2009 weergegeven (Bron: ING IM).
Rendementsontwikkeling Geïndexeerd rendement obv intrinsieke waarde (5 jaar) 122,5 120,0 107,5 115,0 112,5 110,0 107,5 105,0 102,5 100,0 2005
2006
2007
2008
ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds
2009
Benchmark
De jaarrendementen: 2005
2006
2007
2008
2009
Fonds
5,55%
0,48%
1,38%
-0,43%
10,40%
Benchmark
4,81%
-0,03%
1,45%
6,22%
6,95%
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
29
ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds Op 1 april 2009 heeft een overstap plaatsgevonden van het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds naar het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds. De samenstelling is gelijk gebleven maar de dividenduitkering wordt niet meer automatisch binnen het fonds herbelegd. De dividenduitkering wordt per participant ter beschikking gesteld en het Pensioenfonds moet de bestemming van de dividenduitkering aangeven. Het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds is een obligatiefonds met een extra hoge duratie (ongeveer 25 jaar). Dit fonds is speciaal door ING IM ontwikkeld om het voor met name Pensioenfondsen mogelijk te maken de duratie van hun assetportefeuille te verhogen en deze in lijn te brengen met de duratie van de verplichtingen. Het ING Institutioneel F.I. All Grade Long Duration Fonds belegt volledig in het ING Institutioneel F.I. All Grade Fonds en sluit daarnaast een aantal interest rate swaps af om de duratie te verlengen naar het eerder genoemde niveau. Deze ‘swap overlay’ constructie maakt het mogelijk om naast duratieverlenging te kunnen profiteren van de voordelen van actief vermogensbeheer via het All Grade mandaat (zie ook het ING Institutioneel F.I. All Grade Fonds). De benchmark van het ING F.I. All Grade Long Duration Fonds is de Barclays Capital Euro Index plus een door INGIM geconstrueerde modelportefeuille van interest rate swaps.
Kerngegevens per eind 2009: Oprichtingsdatum
4 juli 2005
Gemiddeld rendement per jaar (3 jaar)
5,03% (benchmark 5,99%)
Intrinsieke waarde
€ 101,23
Totale netto fondswaarde
€ 600,5 mln.
Aandeel Pensioenfonds Ballast Nedam
€ 168,1 mln. (28,0%)
Onderstaand is de rendementsontwikkeling tot en met 2009 weergegeven (Bron: ING IM).
Rendementsontwikkeling Geïndexeerd rendement obv intrinsieke waarde 130 125 120 115 110 105 100 95 90 85 2006
2007
2008
2009
ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds
Benchmark
De jaarrendementen:
30
2005
2006
2007
2008
2009
Fonds
-
-5,80%
-10,15%
32,60%
-2,75%
Benchmark
-
-5,98%
-10,03%
39,70%
-5,27%
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
BlackRock ACWI Equity Index Fund B- Euro Vanaf 1 april 2009 wordt deelgenomen in het indexfonds ACWI Equity Index Fund B- Euro van BlackRock. Dit fonds volgt de MSCI (AC) World (Net) index Onderstaand is de rendementsontwikkeling tot en met 2009 op basis van de MSCI (AC) World (Net) Index weergegeven (Bron: MSCI-Barra).
Rendementsontwikkeling 2009 Op basis van de MSCI (AC) World (Net) Index weergegeven (Bron: MSCI-Barra) 80
75
70
65
60
55
50 j
f
m
a
m
j
j
a
s
o
n
d
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
31
Kumasi Water Expansion Het Kumasi Water Expansion Project bestaat uit de uitbreiding en renovatie van waterzuiveringen, waterleidingen, waterreservoirs en pompstations in en rond de stad Kumasi in Ghana. Ballast Nedam Ghana BV voert dit project uit in opdracht van de Ghana Water Company Limited. De watervoorziening in de regio is hierdoor gestegen van 95 miljoen naar 123 miljoen liter water per dag. Daarnaast is het drinkwater aanzienlijk verbeterd. Dit project is mede mogelijk gemaakt door de investeringsfondsen van het ORE- programma, een programma van de Nederlandse overheid dat duurzame investeringsprojecten in infrastructuur in ontwikkelingslanden ondersteunt. De helft van de financiering komt uit een schenking van de Nederlandse overheid, de andere helft komt van de Ghanese overheid via een lening.
Financiën Samenvatting van de financiële positie van het Pensioenfonds en ontwikkelingen gedurende het jaar € x 1.000
Pensioen
Technische
Vermogen
voorzieningen
Reserve
546.464
617.933
-71.469
88,4%
Beleggingsresultaten
61.088
-3.743
64.831
10,6%
Premiebijdragen
22.669
22.580
89
0,0%
707
454
253
0,0%
-24.926
-24.952
26
0,0%
0
0
0
0,0%
-38
38.829
-38.867
-5,9%
605.964
651.101
-45.137
93,1%
2008
2007
2006
2005
Stand per 31 december 2008
Waardeoverdrachten Uitkeringen Indexaties Overige Stand per 31 december 2009
Algemene Dekkingsgraad
Analyse van het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren. € x 1.000 Premieresultaat
2009 89
6.255
3.474
2.407
2.643
Intrestresultaat
64.831
-177.585
227
31.748
33.745
Overig resultaat
-38.588
-13.431
2.516
-9.095
-5.453
26.332
-184.761
6.217
25.060
30.935
Het positieve premieresultaat duidt op een kostendekkende premie. De premie wordt vastgesteld op basis van de marktrente op het einde van het voorafgaande verslagjaar. Ultimo 2008 bedroeg de marktrente circa 3,6% (2007 4,8%). Door de daling van de marktrente in 2008 is het resultaat op de premie in 2009 aanzienlijk lager dan in 2008.
Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren
Dekkingsgraad ultimo
2009
2008
2007
2006
2005
93,1%
88,4%
123,2%
122,7%
117,1%
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
33
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 116,2%. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2009 93,1%. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2009 89,4% zijn geweest. Daarmee gaat het herstel tot nu toe veel sneller dan zoals dat is vastgelegd in het herstelplan. Ondanks een positief resultaat is de dekkingsgraad maar beperkt gestegen. Dit is mede veroorzaakt doordat het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen heeft moeten verhogen met extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. Zonder deze extra voorzieningen zou de dekkingsgraad in 2009 zijn gestegen naar ca. 100%. Eind 2009 is er sprake van een dekkingstekort. Hiervoor is op 1 april 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. In februari 2010 is een evaluatie van het herstelplan ingediend. Er is sprake van een dekkingstekort van € 72,3 mln. In totaal is er een reservetekort van € 149,7 mln. Dekkingsgraad € x 1.000
%
Aanwezig vermogen
605.964
93,1
Pensioenverplichting
-651.101
-100,0
-45.137
-6,9
-27.158
-4,2
-72.295
-11,1
-77.448
-11.9
-149.743
-23,0
Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingspositie Vereist eigen vermogen Reservetekort
Uitvoeringskosten Pensioenregeling De totale uitvoeringskosten van de pensioenregeling, inclusief vermogensbeheer, bedroegen in 2009 0,41% van de totale activa (2008: 0,56%). De daling ten opzichte van vorig jaar wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een daling van de kosten van het vermogensbeheer. De totale activa bedroegen in 2009 € 607,7 mln. (2008: € 548,8 mln.).
Herstelplan Op 1 april 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan voor de korte termijn en de lange termijn ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. In het herstelplan is uitgegaan van een lagere dekkingsgraad eind 2008 dan vastgesteld in het jaarverslag. De dekkingsgraad eind 2008 van 88,4% is verlaagd naar 86,9%. Deze verlaging is veroorzaakt door het verhogen van de kostenvoorziening van 1% naar 2,8%. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: -
De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad (2009: 104,2%) ligt, niet verhoogd door het verlenen van toeslagen.
-
De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Hierna vindt u een grafiek waarin de ontwikkeling van dekkingsgraad op basis van herstelplan is weergegeven.
Ondanks een positief resultaat is de dekkingsraad maar beperkt gestegen. Dit is mede veroorzaakt doordat het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen heeft moeten verhogen met de genoemde extra voorziening voor kosten en een extra voorziening voor stijgende levensverwachtingen. Zonder deze extra voorzieningen zou de dekkingsgraad in 2009 zijn gestegen naar ca. 100%. De dekkingsgraad per 31 december 2009 bedraagt 93,1%. Daarmee gaat het herstel tot nu toe veel sneller dan zoals dat is vastgelegd in het herstelplan, ondanks de hierboven genoemde extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. Volgens het herstelplan moest de dekkingsgraad eind 2009 89,4% bedragen.
34
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Ontwikkeling dekkingsgraad volgens herstelplan (situatie eind 2008)
120%
115%
110%
105%
100%
95%
90% 2009
2013
Min. vereist eigen vermogen
2018 Vereist eigen vermogen
2023 Dekkingsgraad
In maart 2010 is het herstelplan geëvalueerd op basis van de gegevens eind 2009. Op basis van die evaluatie zou het minimum vereiste eigen vermogen zonder korten bereikt kunnen worden voor 1 januari 2013. In de aanvangsdekkingsgraad eind 2009 is rekening gehouden met de kostenvoorziening van 2,8% van de pensioenverplichtingen en een extra opslag ten behoeve van de stijgende levensverwachtingen van 4,5% van de pensioenverplichtingen. De Nederlandsche Bank heeft aangegeven dat het niet meer mogelijk is de rentetermijnstructuur te bevriezen na vijf jaar. Dit was wel toegestaan voor het herstelplan. Dit is de oorzaak dat de ontwikkeling van de dekkingsgraad 2013 in de onderstaande grafiek een ander verloop heeft dan in de grafiek “ontwikkeling dekkingsgraad volgens herstelplan”.
Ontwikkeling dekkingsgraad volgens de evaluatie van het herstelplan (situatie eind 2009)
120%
115%
110%
105%
100%
95%
90% 2009
2013
2018
2023
Min. vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad volgens evaluatie herstelplan
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
35
Actuariële paragraaf Actuariële analyse € x 1.000
2009
2008
Premieresultaat Premiebijdragen
23.958
22.482
Pensioenopbouw
-22.580
-15.305
-1.289
-922
89
6.255
61.088
-55.684
-15.951
-22.958
Pensioenuitvoeringskosten Intrestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Wijziging marktrente
19.694
-98.943
64.831
-177.585
0
-10.427
0
-10.427
Toeslagen Verleende toeslag op pensioenen actieven en inactieven Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten
253
415
Technisch resultaat herverzekeraar
1.826
-1.511
Toevoeging voorziening toekomstige levensverwachting Resultaat op uitkeringen
-27.845 26
Overige baten Wijziging herverzekeringsdeel technische voorzieningen Premie herverzekering
-578
7 59
10
-104
-115
-12.810
-1.225
-38.588
-3.004
26.332
-184.761
2009
2008
Zuivere kostendekkende premie
27.268
18.599
Feitelijke premie
23.958
22.482
Gedempte premie (kostendekkende premie fonds)
17.303
15.287
Overige lasten
Totaal saldo van baten en lasten
Kostendekkende premie € x 1.000
De feitelijke premie is hoger dan de (gedempte) kostendekkende premie, dus er is sprake van een kostendekkende premie.
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is onvoldoende. De dekkingsgraad ultimo 2009 van 93,1% is lager dan de vereiste dekkingsgraad van 116,2% en de minimum dekkingsgraad van 104,2%. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Dit tekort bedraagt ultimo 2009 € 72,3 mln. In totaal is er een reservetekort van € 149,7 mln.
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De waarmerkend actuaris beoordeelt de financiële positie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam als slecht, omdat niet voldaan wordt aan de artikelen 131 tot en met 133 van de Pensioenwet. Daarbij is de mate van waarschijnlijkheid dat het Pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, bepalend, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld, en de in de wet- en regelgeving opgenomen criteria.
36
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Risico- en beheersingsbeleid Het Bestuur heeft het beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicobeheersend operationeel management. Het Pensioenfonds wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagement-methodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het Pensioenfonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het ‘in control’ zijn van de organisatie om het Pensioenfonds op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen, heeft het Pensioenfonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst. Om zijn risicomanagementvisie te bewerkstelligen heeft het Pensioenfonds een Enterprise Risk Management raamwerk (ERM raamwerk) geïmplementeerd. Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst. Risicomanagement zal iedere bestuursvergadering een agendapunt zijn. De analyse van ieder risico zal ieder jaar met de daarbij behorende beheersmaatregelen minimaal één keer worden besproken. Bij ieder besluit dat genomen wordt, zullen de (eventuele) risico’s en de daarbij behorende beheersmaatregelen worden vastgesteld.
Beleggingsrisico’s Het Pensioenfonds belegt in de volgende beleggingsfondsen: • ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds • ING Institutioneell Fixed Income All Grade Long Duration Fonds • ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds • BlackRock ACWI Equity Index Fund B-Euro Naast deze fondsen heeft het Pensioenfonds 200.000 aandelen Ballast Nedam. Het Bestuur heeft in de bestuursvergadering van augustus 2008 besloten een onderzoek te laten doen naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, de beleggingsstrategie en het uitvoeringsmodel. Het onderzoek is gedaan aan de hand van een Asset Liability Managementstudie (ALM-studie). Er is in eerste instantie een studie gemaakt op basis van een aantal scenario’s. Het ging hier over scenario’s zoals een deflatoire crisis, inflatoir herstel, stagflatie en herstel aandelen. Op deze wijze heeft het Bestuur beter zicht gekregen op de huidige risico’s. De Beleggingscommissie heeft een grote rol gespeeld in de advisering rond deze risico’s.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente en dat hierdoor de dekkingsgraad verder daalt. Overwogen is om meer renterisico af te dekken dan gebeurt op basis van het bestaande beleid. Het bestaande beleid is gericht op het afdekken van de rente voor ca. 65%. Het Bestuur heeft uiteindelijk begin 2009 besloten dat de huidige afdekking past bij het beleid. De rentegevoeligheid kan gemeten worden door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. 2009 Duratie van de vastrentende waarden (voor afdichten renterisico)
2008
5,4
6,5
Duratie van de vastrentende waarden (na afdichten renterisico)
13,8
15,0
Duratie van de (nominale) pensioenverplichting
14,1
15,0
Bron: ING IM
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
37
Op de balansdatum is de duratie van de beleggingen korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duration mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het Pensioenfonds is gericht op het afdekken van de duration mismatch en op deze wijze de rentegevoeligheid af te dekken. Dit is gerealiseerd door ervoor te zorgen dat de duratie van de vastrentende waarden, na afdichten van het renterisico, gelijk is aan de duratie van de pensioenverplichting. In 2008 is overwogen om een groter deel van renterisico af te dekken. Begin 2009 is na een uitgebreid onderzoek besloten om dit niet te doen.
Liquiditeitsrisico Er wordt een liquiditeitsrisico ingeschat omdat de beleggingsportefeuille voor een aanzienlijk deel bestaat uit belegd vermogen en vanwege het feit dat de pensioenpremies en de directe beleggingsopbrengsten de pensioenuitkeringen de komende jaren niet zullen overtreffen. Dit wordt beheerst met maandelijkse overzichten en een strak debiteurenbeleid. Op deze wijze kunnen op tijd stappen worden ondernomen indien de verwachting is dat er onvoldoende liquide middelen zijn om de uitkeringen te betalen.
Marktrisico Onder marktrisico wordt hier verstaan het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in de marktprijzen van beleggingen in zakelijke waarden. Het marktrisico ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden betreft met name het renterisico en het kredietrisico, welke elders zijn beoordeeld als onderdeel van het renterisico. Het Pensioenfonds verwacht voor het hier bedoelde marktrisico te worden beloond in de vorm van een risicopremie. Het marktrisico vormt daarmee voor het Pensioenfonds een belangrijke bron om zijn toeslagenambities te kunnen realiseren. Het Pensioenfonds beheerst de mate waarin het marktrisico loopt door middel van de maatregelen die zijn beschreven bij het renterisico.
Kredietrisico Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat een tegenpartij verplichtingen niet nakomt. Voor het Pensioenfonds kunnen de belangrijkste kredietrisico’s zijn de risico’s, verbonden aan beleggingen in vastrentende waarden en intrest rate swaps, aan het afwikkelen van effectentransacties, aan het uitlenen van effecten en aan het innen van de pensioenpremies bij de aangesloten organisaties. Het kredietrisico bij beleggingen in vastrentende waarden wordt beheerst door controle op de naleving van de vastgestelde normen ten aanzien van de spreiding van de portefeuille naar geografische gebieden. De intrest rate swaps maken deel uit van het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds. Op basis van informatie van de vermogensbeheerder over deze fondsen wordt dit eventuele kredietrisico beheersbaar en inzichtelijk gemaakt. Het kredietrisico verbonden aan het innen van pensioenpremies bij de werkgever wordt beheerst door het vastleggen en bewaken van procedures voor het bewaken en incasseren van openstaande vorderingen en door afspraken omtrent het voldoen van de pensioenpremies vast te leggen in de pensioenovereenkomsten. Maandelijks wordt een cashflow overzicht gemaakt en besproken in het Dagelijks Bestuur.
Strategische Risico’s Strategische risico’s worden gemanaged door het hanteren van een strategische mix. Strategische mix Norm
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden
65,0%
57,5%
72,5%
Aandelen
27,5%
22,5%
32,5%
Vastgoed
7,5%
2,5%
12,5%
Liquide middelen
0,0%
-2,0%
5,0%
Totaal
38
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
100,0%
De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De mogelijkheid tot voorbeleggen (door middel van het accepteren van een tijdelijk tekort op liquide middelen) is toegestaan. Afhankelijk van de visie van de beheerder ten aanzien van de relatieve aantrekkelijkheid van vastrentende waarden versus aandelen, zal de betreffende beleggingscategorie door middel van tactisch beleid worden over- dan wel onderwogen ten opzichte van de gestelde norm binnen de gestelde bandbreedte. De tactische asset-allocatie zal enkel worden uitgevoerd op de categorieën vastrentende waarden en aandelen. Dit is de gehele portefeuille exclusief vastgoed. In de hieronder vermelde tabel is de portefeuille weergegeven exclusief vastgoed
Norm
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden
70,3%
62,8%
77,8%
Aandelen
29,7%
24,7%
34,7%
0,0%
-2,0%
5,0%
Liquide middelen Totaal
100,0%
Het belang in vastgoed is een strategisch belang. Hierover zal geen tactisch beleid worden gevoerd. De bandbreedtes zijn vastgesteld voor koersontwikkelingen. Indien de bandbreedte van het belang in vastgoed wordt overschreden (dus het belang onder de 2,5% of boven de 12,5% van de totale portefeuille komt) zal ING IM contact opnemen met het Pensioenfonds over de te ondernemen actie. Het Pensioenfonds zal in dergelijke gevallen een bestuursbesluit nemen en schriftelijk meedelen aan ING Investment Management BV hoe het moet handelen.
Actuariële risico’s Onder actuariële risico’s wordt hier verstaan het risico dat uitkeringen niet gefinancierd kunnen worden vanuit de premie-inkomsten en de beleggingsresultaten als gevolg van onjuiste of onvolledige aannames bij de premiestelling. Het Pensioenfonds beheerst dit risico door de hieronder genoemde maatregelen. Vanaf 1 januari 2007 wordt gebruikt gemaakt van de zogenaamde AG-prognosetafel inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2008. Binnen deze prognosetafel wordt gerekend met sterfteprognoses met verwachte verbeteringen in levenskansen van 2005 tot en met het jaar 2050. De sterfte binnen Nederlandse pensioenfondsen is lager dan in de gehele Nederlandse bevolking, zodat de “prognosetafel” gecorrigeerd wordt met ervaringssterfte. Daarnaast is een extra voorziening opgenomen omdat recent gebleken is dat de levensverwachting stijgt. Door het aanhouden van een extra voorziening is het langlevenrisico voor het Pensioenfonds sterk gereduceerd. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt middels een stop-loss verzekering. De prioriteit van deze risicoverzekering is gesteld op 125% van de fictieve risicopremie. Per 1 januari 2009 heeft Stichting Pensioenfonds Ballast het herverzekeringscontract bij Nationale Nederlanden dat per 31 december 2008 beëindigd is, in dezelfde vorm voortgezet. Dit is besloten naar aanleiding van een onderzoek waarin is nagegaan op welke wijze het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico het best konden worden afgedekt. Verder wordt het actuariële risico gemanaged door het hanteren van prudente aannames ten aanzien van beleggingsrendementen en inflatie en door het betrekken van het advies van de adviserend actuaris en de beleggingsadviescommissie ten aanzien van de aannames bij het vaststellen daarvan. Daarnaast beoordeelt het Bestuur de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames, mede aan de hand van een analyse van de adviserend actuaris.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
39
Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het Pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (bedrijfstak)pensioenfondsen opereren. Dit risico is voor het Pensioenfonds slechts in beperkte mate beheersbaar. De belangrijkste beheersmaatregelen op dit vlak zijn de vertegenwoordiging van belanghebbenden in het Bestuur van het Pensioenfonds, het lidmaatschap van brancheverenigingen, alsmede het door het Pensioenfonds vastgestelde communicatiebeleid en het deskundigheidsplan.
Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het Pensioenfonds beheerst het operationele risico door: -
het documenteren van de processen, het identificeren van de bij de uitvoering van die processen optredende risico’s alsmede van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen in een handboek Administratieve Organisatie en interne controle;
-
het vastleggen van functiescheidingen, bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden;
-
het uitvoeren van zogeheten control self assessments;
-
het beoordelen van operationele indicatoren;
-
het beoordelen van de werking van de beheersmaatregelen, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant.
Uitbestedingsrisico Vermogen Onder “uitbestedingsrisico vermogen” wordt verstaan het risico dat de continuïteit, de integriteit en/of de kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden worden geschaad. Voor het Pensioenfonds houdt het “uitbestedingsrisico vermogen” met name het risico in dat externe vermogensbeheerders niet handelen in overeenstemming met het aan hun verstrekte mandaat. Om dit uitbestedingsrisico te beheersen hanteert het Pensioenfonds een procedure voor het selecteren, monitoren en ontslaan van externe vermogensbeheerders.
Uitbestedingsrisico Pensioenbureau Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. In 2009 is het Pensioenbureau verder geprofessionaliseerd. In 2009 is veel aandacht geweest voor de verdere uitbouw van het nieuwe pensioenadministratiepakket. Mede dankzij dit pakket is de administratieve organisatie verbeterd. Daarnaast is er aandacht geweest voor functiescheiding enerzijds binnen het Pensioenbureau en anderzijds met betrekking tot diensten die zijn uitbesteed. Verder wordt ieder jaar door het Pensioenbureau een budget opgesteld waarin de kosten van het Pensioenbureau en adviseurs zijn opgenomen. Dit budget wordt jaarlijks goedgekeurd door het Bestuur. Daarnaast wordt periodiek aan het Dagelijks Bestuur gerapporteerd over de kosten die werkelijk worden gemaakt in relatie met het budget.
IT-risico Onder IT-risico wordt verstaan het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Ter beheersing van dit risico beschikt het Pensioenfonds over een meerjaren ICT-beleid, een informatiebeveiligingsbeleid en een calamiteitenplan.
Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het Pensioenfonds. Met het oog op dit risico heeft het Pensioenfonds adequate functiescheidingen aangebracht en wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Voorts kent het Pensioenfonds een gedragscode die van toepassing is op alle leden van het Bestuur, de directeur van het Pensioenbureau en alle medewerkers. Het Pensioenfonds heeft een compliance-officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode en daarover aan het Bestuur verslag uitbrengt.
Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in, en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het Pensioenfonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Ter beheersing van het juridische risico heeft het Pensioenfonds alle relevante juridische risico’s en ontwikkelingen geïdentificeerd die samenhangen met zijn activiteiten, producten en contracten. Het Pensioenfonds huurt indien nodig juridische expertise in en betrekt deze standaard bij het opstellen van contracten, reglementen en bij omvangrijke transacties. Voor complexe zaken wordt tevens advies ingewonnen bij gespecialiseerde externe juristen. Binnen de uitvoeringsorganisatie is een medewerker aangewezen die toezicht houdt op de naleving van de voor het Pensioenfonds relevante wet- en regelgeving. 40
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Toekomstparagraaf 2010 staat tot nu toe in het teken van herstel. Het Bestuur is hard bezig de structuur van de beleggingsportefeuille en het uitvoeringsmodel vermogensbeheer te herzien. De vastrentende portefeuille zal op een transparantere manier worden ingericht om exact te weten wat er in de vastrentende portefeuille zit en de risico’s beheersbaar te houden. Verder is in 2010 het besluit genomen om over te stappen naar een vastgoedfonds dat direct in woningen en winkels belegt. Er is al eerder in het Bestuur en de Beleggingscommissie gesproken over de omzetting van de huidige portefeuille, bestaande uit een beleggingsfonds dat belegt in beursgenoteerde vastgoedondernemingen, naar een portefeuille bestaande uit niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsfondsen. Niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen beleggen direct in vastgoed. Niet-beursgenoteerd vastgoed is met name geschikt voor de lange termijnbelegger. Een nadeel kan zijn dat niet-beursgenoteerd vastgoed illiquide is. Dit is voor het Pensioenfonds geen probleem omdat een relatief klein belang van het Pensioenfonds wordt belegd in vastgoed en de overige beleggingen liquide zijn. Op de lange termijn zijn de rendementsverwachtingen van niet-beursgenoteerd en beursgenoteerd vastgoed gelijk. De verwachte bewegelijkheid is echter verschillend. Dit heeft tot gevolg dat tussentijds de rendementen sterk uiteen kunnen lopen. Omdat belegging in niet-beursgenoteerd vastgoed minder risicovol en bewegelijk is, heeft het Bestuur besloten over te stappen. Op dit moment is de Beleggingscommissie bezig met het selecteren van een geschikt niet-beursgenoteerd vastgoedfonds. Het Bestuur heeft besloten om zijn organisatie op het terrein van risico- en vermogensbeheer te versterken. Deze versterking bestaat uit het aantrekken van een operationeel adviseur (“OA”) om het Pensioenbureau te ondersteunen in het monitoren van de portefeuille en de Beleggingscommissie te ondersteunen in de selectie van fondsen. De operationeel adviseur wordt extern ingehuurd. In 2010 worden, conform het herstelplan, geen toeslagen verleend.
Amsterdam, 23 juni 2010 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Namens het Bestuur: R.J. Feenstra
H.P. van der Meer
Voorzitter
Plaatsvervangend Voorzitter
L.E.M. Duynstee Directeur Pensioenbureau
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
41
Bevindingen Intern Toezicht over het verslagjaar 2009 Het Algemeen Bestuur is krachtens artikel 9 lid 2 van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam belast met het Intern Toezicht. Daartoe behoort het beoordelen van: -
beleidsprocedures en –processen / bestuursprocedures en –processen en de checks and balances binnen de stichting;
-
de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en de wijze waarop dat bestuur de haar toegekende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uitvoert;
-
de wijze waarop het Dagelijks Bestuur omgaat met de risico’s op lange termijn.
Bij haar oordeelvorming heeft het Algemeen Bestuur o.a. gebruik gemaakt van: -
de verslagen van de bijeenkomsten van zowel het Dagelijks Bestuur als het (voltallige) Bestuur;
-
de informatie verkregen tijdens en naar aanleiding van de bestuursvergaderingen, waaronder de adviezen van de Beleggingscommissie;
-
het Besluitenlijst van de Bestuursvergaderingen 2009;
-
informatie verkregen uit overleg met de directeur van het Pensioenbureau.
Deze rapportage Intern Toezicht betreft het jaar 2009 en heeft betrekking op de volgende deelgebieden:
A. Besluitvorming / procedures -
alle besluiten die in de loop van 2009 door het Bestuur werden genomen, zijn consequent en adequaat door / namens het Dagelijks Bestuur uitgevoerd;
-
de ABTN is aangepast en vastgesteld, waarbij in relatie o.a. tot het herstelplan de “puntjes op de i” zijn gezet en een apart hoofdstuk Risicomanagement is toegevoegd;
-
een van de relevante besluiten die door het Dagelijks Bestuur zijn opgevolgd is de voortzetting van de stop-loss verzekering.
B. Administratie / automatisering -
opvolging van de aandachtspunten als genoemd in het verslag van de accountant;
-
de invoering van de nieuwe software is in 2009 afgerond;
-
de controle van het budget van het Pensioenbureau door het Dagelijks Bestuur heeft geen aanleiding gegeven tot het stellen van nadere vragen.
C. Regelgeving / statuten / reglementen -
in de tweede helft van 2009 is de ABTN in zijn huidige vorm door het Bestuur vastgesteld.
D. Uitbesteding / eigen deskundigheid -
tijdens een zelfevaluatie bijeenkomst van het Bestuur is gesproken over de vergaderstructuur en besloten om voortaan het Verantwoordingsorgaan niet meer voor alle bestuursbijeenkomsten uit te nodigen; aan dit besluit lagen met name als argumenten ten grondslag de helderheid van de structuur (het Bestuur als verantwoordelijk orgaan voor het beleid van het fonds versus het Verantwoordingsorgaan dat tot taak heeft om toezicht uit te oefenen op (de uitvoering van) dat beleid) en de efficiency van de vergaderingen;
-
in augustus 2009 heeft een (interne) wisseling binnen het Algemeen Bestuur/Dagelijks Bestuur plaatsgevonden; F.L. van Oorschot is toegetreden tot het Algemeen Bestuur en H.P. van der Meer vormt thans het Dagelijks Bestuur samen met R.J. Feenstra; zowel de effectiviteit, als de deskundigheid van het Algemeen Bestuur/Dagelijks Bestuur zijn door deze wisseling gewaarborgd.
E. Governance / compliance -
gebaseerd op het grote belang van een goede risico-analyse, helder beleid op het vlak van belangenverstrengeling en zowel relationele als persoonlijke integriteit, heeft het Intern Toezicht vastgesteld dat er in 2009 duidelijke vooruitgang is geboekt bij het invullen van het governance- en compliancebeleid;
-
het Intern Toezicht is van mening dat het one tier board systeem waarvoor destijds is gekozen, zonder meer voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden en bovendien naar behoren functioneert; dit systeem biedt het Intern Toezicht een direct betrokken rol die zij als zeer positief beschouwt;
-
het Intern Toezicht is zich bewust van de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan het feit dat de -door de werkgever benoemdeVoorzitter van het Fonds, tevens lid is van het Dagelijks Bestuur; deze opzet heeft -ook in 2009- naar de mening van het Intern Toezicht goed gewerkt.
42
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
F. Communicatie -
In de loop van 2009 is verdere invulling gegeven aan de informatie naar de deelnemers toe; er is een tweetal Nieuwsbrieven verstuurd en via de website worden de deelnemers regelmatig op de hoogte gehouden van relevante ontwikkelingen en informatie.
G. Vermogensbeheer / beleggingen -
in de loop van het verslagjaar is door het Dagelijks Bestuur veel energie en tijd gestoken in de uitvoering van de besluiten met betrekking tot de samenstelling / het omzetten van de beleggingsportefeuille; zo werd, geadviseerd daarbij door de Beleggingscommissie, met betrekking tot de zakelijke waarden besloten om over te stappen naar “passief beleggen”;
-
een consistent beleid is gevoerd met betrekking tot alle wijzigingen binnen het vermogensbeheer, waarbij het Dagelijks Bestuur steeds heeft gehandeld in lijn met de besluitvorming in het Bestuur.
-
de Beleggingscommissie heeft gedurende 2009, in haar rol als adviescommissie ten behoeve van het Bestuur, goed gefunctioneerd;
-
maatschappelijk verantwoord beleggen is een aspect dat aangesproken dient te worden; de vermogensbeheerder zal worden verzocht om meer duidelijkheid te verstrekken voor wat de samenstelling van de diverse fondsen betreft.
H. Risicomanagement -
het bewust zijn van risicomanagement is altijd aanwezig geweest; op basis van FIRM is in 2009 een matrix opgezet, waarin de risico’s zijn opgenomen; hiermee is de aanzet gegeven om tot gestructureerde beheersing van die risico’s te komen; verdere uitrol in de komende periode is van groot belang en zal door het Intern Toezicht nauwlettend worden gevolgd. Voor wat de risico’s op de lange(re) termijn betreft gaat het vooral om de (ontwikkeling van de) rente en de zakelijke waarden en de kostendekkendheid van de premie; binnen het voltallige bestuur dienen deze onderwerpen met regelmaat te worden besproken en beoordeeld.
-
het besluit om het juridische eigendom van alle onderliggende stukken die bij NN / ING in beheer waren terug te draaien is op kordate wijze uitgevoerd; het Fonds loopt op dit vlak geen risico meer.
Herstelplan Het Bestuur heeft een forse inspanning geleverd die helder, adequaat en tijdig is gecommuniceerd. Hierin is ook voldoende ruimte geweest voor onderling overleg. De handelswijze van het Bestuur was volledig transparant.
Integriteit Volledige transparantie, bewustzijn en permanente aanwezigheid. Aansturing via de directeur van hetPensioenbureau die de Voorzitter voortdurend op de hoogte houdt. De one tier board wordt als positief bevonden. Bewustwording van de risico’s en hier formeel en informeel goed aan werken. Het Dagelijks Bestuur functioneert goed en opereert zeer transparant.
Samenvattend / algemeen Samenvattend komt het Algemeen Bestuur tot het oordeel dat het Dagelijks Bestuur en met hen de directeur van het Pensioenbureau gedurende het verslagjaar 2009 naar behoren en transparant hebben gefunctioneerd. Er is een wezenlijke vooruitgang geboekt bij de verdere professionalisering van de organisatie. Tot slot hecht het Algemeen Bestuur eraan om voor alle duidelijkheid op te merken dat het risicomanagement op lange termijn een zaak is waarbij het voltallige bestuur steeds nauw betrokken is. Binnen de mogelijkheden die het fonds ter beschikking staan heeft het Dagelijks Bestuur constant alert en goed geïnformeerd. Het Algemeen Bestuur zal ook in 2010 haar eigen functioneren en het functioneren als Intern Toezicht evalueren en kritisch beoordelen.
Nieuwegein, 1 juni 2010.
F.L. van Oorschot, A. Kok, Y. van Steeg, M.J.L. Heitman.
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
43
Oordeel van het verantwoordingsorgaan 2009 Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur in algemene zin, het door het bestuur gevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan verwacht met zijn toetsende en adviserende rol een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de optimalisering van de beleidsvorming en uitvoering van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam.
Werkwijze verantwoordingsorgaan In 2009 vergaderden het bestuur en het verantwoordingsorgaan om praktische redenen gezamenlijk. Op aangeven van het bestuur, vergadert het verantwoordingsorgaan vanaf 2010 afzonderlijk en wordt daarbij ondersteund door een onafhankelijke adviseur. Op 20 mei 2010 heeft het verantwoordingsorgaan in een gezamenlijke vergadering met het bestuur van het pensioenfonds Ballast Nedam gesproken over het in 2009 gevoerde beleid. Ter voorbereiding op het oordeel van het verantwoordingsorgaan 2009, heeft het verantwoordingsorgaan de volgende zaken bestudeerd, namelijk: een overzicht van de in 2009 genomen besluiten, de notulen van de bestuursvergaderingen, de concepten van jaarverslag, jaarrekening, de ABTN, de continuïteitsanalyse, het herstelplan en het actuarieel rapport. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de tijd om te komen tot een gedegen oordeel in het jaarverslag erg kort is. Een aanpassing van de planning in het komende jaar is dan ook gewenst, om zo te kunnen komen tot een betere voorbereiding door het verantwoordingsorgaan van de gezamenlijke vergaderingen van het verantwoordingsorgaan met het bestuur.
Bevindingen verantwoordingsorgaan In 2009 werden de gevolgen van de kredietcrisis pas goed zichtbaar in de maatschappij. De dekkingsgraad was eind maart 2009 gedaald tot een historisch dieptepunt van 84%. Het bestuur had eerder al een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. De economie leek echter in de loop van 2009 aan te trekken en de beleggingen van het pensioenfonds toonden dan ook een duidelijk herstel. Helaas was aan de verplichtingenkant de rentevoet, waartegen het fonds haar toekomstige verplichtingen moet waarderen, gedaald tot een ongekend laag niveau. Daarnaast moest het fonds de Voorziening Pensioenverplichtingen verhogen met extra voorzieningen voor kosten en stijgende levensverwachtingen. De financiële situatie van het pensioenfonds is niet bepaald rooskleurig met een dekkingsgraad van 93,1% eind 2009, terwijl de minimum dekkingsgraad op 104,2% zou moeten liggen. Dit heeft tot gevolg dat er in 2009 geen toeslagen zullen worden verleend. Ook voor 2010 zal waarschijnlijk geen indexatie op de pensioentoezeggingen worden toegekend. Op basis van herstelplan ultimo 2008 zullen in 2012 de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenen moeten worden gekort. Echter op basis van de cijfers van eind 2009 zal er in 2012 niet gekort hoeven te worden. De daling van de rente, verhoging van de levensverwachtingen en de ontwikkelingen van de financiële markten op het moment van het schrijven van dit verslag baren het verantwoordingsorgaan zorgen. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur van het pensioenfonds in 2009 een aantal belangrijke maatregelen genomen heeft in verband met de door de kredietcrisis ontstane situatie van onderdekking. Het verantwoordingsorgaan heeft naar tevredenheid geconstateerd dat het bestuur in 2009 de volgende beleidskeuzes heeft gemaakt: • De overstap van actief aandelenbeheer naar passieve indexbeleggingen • Meer transparantie over de kosten van vermogensbeheer en een aanmerkelijk verlaging van de kosten van het vermogensbeheer • Het bestuur heeft een aanzet tot een risico-analyse gemaakt en daarbij een aantal beheersingsmaatregelen geformuleerd. • Beëindiging van de herverzekeringsovereenkomst met Nationale Nederlanden waarbij de beleggingen van het fonds in gesepareerde beleggingsdepots belegd worden. Aan de andere kant zijn er ook punten die voor wat betreft het verantwoordingsorgaan nog verdere aandacht vragen:
Governance model Uit de bestuursstukken en het concept jaarverslag blijkt niet helder welke rol het algemeen bestuur speelt ten opzichte van het dagelijks bestuur in zijn functie als intern toezichthouder, opererend naast het verantwoordingsorgaan. Voor wat betreft het verantwoordingsorgaan zou de lopende maatschappelijke en politieke discussie over de veelheid van organen binnen pensioenfondsen een goede aanleiding kunnen zijn om het huidige governance-model bij pensioenfonds Ballast Nedam nog eens goed tegen het licht te houden.
44
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Risicomanagement Voor wat betreft het risicomanagement van het fonds onderschrijven wij de aanbevelingen van de actuaris in zijn actuarieel rapport: • kredietwaardigheid debiteuren • controle of het kasstroomprofiel van de ING-beleggingsfondsen aansluit bij het kasstroomprofiel van pensioenfonds Ballast Nedam • expliciete monitoring van het renterisico, waaronder het risico van veranderingen in de rentecurve • expliciete vastlegging in de ABTN van het strategische percentage van renteafdekking en valuta-afdekking • controle van het derivatenbeleid ten aanzien van het renterisico
Communicatie Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de communicatie richting deelnemers vaker en minder terughoudend zou moeten zijn. De nadruk van het bestuur ligt naar de mening van het verantwoordingsorgaan teveel op de relatieve positie en prestatie van het fonds en te weinig op het absolute. De deelnemers moeten duidelijker vernemen hoe de positie van het fonds en de uitkeringen van de pensioenen nu en in de nabije toekomst zich zouden kunnen ontwikkelen. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de deelnemers deelgenoot moeten zijn van de zorg over de financiële positie van het fonds, waardoor er in ieder geval een aantal jaren niet geïndexeerd zal kunnen worden. Ook de verwachting dat op basis van de stand van zaken van de dekkingsgraad eind 2009, er naar de huidige inzichten in 2012 niet hoeft te worden gekort op de pensioenuitkeringen van deelnemers, is belangrijke informatie voor deelnemers. Het verantwoordingsorgaan ziet bovendien graag dat de berichtgeving nog meer gericht is op de actualiteit. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan het frequenter actualiseren van de website (bijvoorbeeld maandelijks kenbaar maken van de dekkingsgraad).
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het verantwoordingsorgaan had in het vorige jaarverslag het bestuur verzocht om in het beleggingsbeleid van het fonds zoveel mogelijk over te gaan tot beleggingen in maatschappelijk verantwoord opererende ondernemingen. Tot op heden is het bestuur daar om praktische redenen nog niet toe overgegaan. Het verantwoordingsorgaan herhaalt zijn oproep aan het bestuur van vorig jaar. Indien het bestuur om praktische redenen nog niet volledig tot het beleggen in maatschappelijk verantwoorde ondernemingen kan overgaan, zou er misschien een aanvang gemaakt kunnen worden met een deel van de portefeuille?
Pensioenbureau Het huidige organisatiehandboek van het pensioenbureau verder uitbreiden in een kwaliteitssysteem, dat vervolgens periodiek extern geaudit zou moeten worden. Daarnaast beveelt het verantwoordingsorgaan aan het huidige handboek verder te blijven ontwikkelen en de kwaliteitsystemen beter te borgen. Wijzigingen in samenstelling verantwoordingsorgaan van 1 januari 2010 Op 1 januari 2010 eindigde de zittingstermijn van het door de Raad van Bestuur benoemde lid in het Verantwoordingsorgaan, de heer A.C. de Geus. De heer De Geus heeft na vijftien jaar zitting in het Bestuur en twee jaar zitting in het Verantwoordingsorgaan, te kennen gegeven ruimte te willen maken voor verjonging. Naar aanleiding hiervan is de heer M.N.M. de Jong per 1 januari 2010 benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever in het Verantwoordingsorgaan. Hierdoor is plaats ontstaan voor de heer G. Jansen als vertegenwoordiger van de werknemers in het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan dankt de heer de Geus voor zijn inzet voor het verantwoordingsorgaan.
Slot Het verantwoordingsorgaan hecht eraan om niet alleen een positief oordeel uit te spreken over het gevoerde beleid in 2009, maar tegelijkertijd aan te geven dat het fonds zich kenmerkte door het hanteren van principes van goed pensioenbestuur conform de richtlijnen van pension governance. 4 juni 2010 Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Simon Bijpost Paul Clemens Harry Hertsenberg Glenco Jansen Bart Philippen Teun de Jong
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
45
Reactie Bestuur Het Bestuur heeft de opbouwende kritiek van het Verantwoordingsorgaan gedurende het gehele verslagjaar op prijs gesteld. Het Bestuur is van mening dat door de transparante wijze van samenwerken en de open dialoog tussen Bestuur en Verantwoordingsorgaan, de integriteit en goed pensioenfondsbestuur worden bevorderd. Werkwijze Verantwoordingsorgaan Het Bestuur hecht veel waarde aan een invulling van de rol van het Verantwoordingsorgaan die past in het gehanteerde governance model van het Pensioenfonds. Het Bestuur ervaart het dan ook als positief dat het Verantwoordingsorgaan zich (tijdelijk) door een adviseur laat ondersteunen om de rol en de effectiviteit van het Verantwoordingsorgaan zo optimaal mogelijk te maken binnen het door het Pensioenfonds gehanteerde governance model. Bevindingen Verantwoordingsorgaan Het Bestuur deelt de zorg van het Verantwoordingsorgaan met betrekking tot de sterke daling van de marktrente die zich in het tweede kwartaal 2010 heeft voorgedaan. Dit heeft, mede door de stijgende levensverwachtingen, tot gevolg dat de verplichtingen toenemen en de dekkingsgraad is gedaald. Er is momenteel sprake van een mogelijke herziening van onder andere de wijze waarop pensioenfondsen hun pensioenverplichtingen moeten vaststellen. Het gaat hier met name om de volatiliteit van de marktrente. Daarnaast wordt ook in de politiek een discussie gevoerd over de manier waarop omgegaan moet worden met de stijgende levensverwachtingen. Eén van de voorgenomen maatregelen die hiermee in verband staan is de stijging van de pensioenleeftijd. Governance model Het Bestuur heeft in 2009 tijdens een zelfevaluatie het governance model van het Pensioenfonds tegen het licht gehouden. Hieruit is naar voren gekomen dat het Bestuur gelooft in het huidige governance model met een zo gering mogelijk aantal organen. Het governance model van het Pensioenfonds kent geen Deelnemersraad en geen apart orgaan of commissie voor het interne toezicht. Het Bestuur heeft destijds de pensioengerechtigden de vraag gesteld of zij een voorkeur hebben voor een Deelnemersraad of participatie van een pensioengerechtigde in het Bestuur. De pensioengerechtigden hebben gekozen voor participatie van een pensioengerechtigde in het Bestuur. Het Pensioenfonds heeft destijds ook gekozen voor een one tier board, een bestuursvorm waarbij het interne toezicht binnen het Bestuur wordt geregeld. Deze governance structuur met het minst mogelijke aantal organen, die ook wordt aanbevolen in de maatschappelijke discussie, maakt het heel belangrijk dat de rollen van intern toezicht en het Verantwoordingsorgaan op een doeltreffende wijze worden ingevuld. Het Bestuur heeft naar aanleiding van de evaluatie van het governance model besloten dat het in 2010 apart van het Verantwoordingsorgaan zal vergaderen. Op deze wijze wenst het Bestuur te regelen dat de rollen van het intern toezicht en Verantwoordingsorgaan elkaar aanvullen. Communicatie Het Bestuur hecht veel waarde aan communicatie. In 2009 zijn nieuwsbrieven verstuurd en geplaatst op de website, waarin de actuele stand van zaken werd aangegeven. Het Bestuur vindt het belangrijk dat de deelnemers op de hoogte zijn van het herstelplan en de inhoud daarvan. Het Bestuur doet dit ook in 2010. Ieder kwartaal wordt informatie over de beleggingen en de dekkingsgraad op de website geplaatst. Het Bestuur beoogt in al haar communicatie duidelijk en transparant te zijn. Omdat pensioen een kwestie is van de lange termijn zal het Bestuur in de huidige volatiele markt niet communiceren op basis van de waan van de dag. Het Bestuur heeft bewust er voor gekozen om één keer per kwartaal de actuele dekkingsgraad te communiceren. Verder wil het Bestuur duidelijk zijn over de mogelijkheid dat opgebouwde pensioenen en uitkeringen eventueel gekort kunnen worden. Dit is nu eenmaal een aspect van de pensioenregeling die door de werkgever is toegezegd en die door het Pensioenfonds wordt uitgevoerd. Gezien de volatiliteit op de markt kan het Bestuur geen garanties geven of er wel of niet van de in het herstelplan opgenomen korting gebruik gemaakt gaat worden. De jaarlijkse evaluatie van het herstelplan in 2010 op basis van de cijfers eind 2009 gaf inderdaad aan dat er in die situatie niet gekort zou hoeven te worden. De evaluatie van het herstelplan is echter een momentopname. Wanneer de toekomstige resultaten tegenvallen, kan het alsnog nodig zijn te korten. Dit wordt duidelijk gecommuniceerd op de website, in nieuwsbrieven en op de uniforme pensioenoverzichten. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het Bestuur van het Pensioenfonds hecht veel waarde aan maatschappelijk verantwoord beleggen. In het overleg met de vermogensbeheerders wordt hier elke keer naar gevraagd. Onze beheerder van vastrentende waarden onderschrijft de internationale code hiervoor. Bij onze passieve aandelenportefeuille op basis van indexbeleggen is dit lastiger vorm te geven. Om praktische redenen is ervoor gekozen om eerst te komen tot een nieuwe structuur ten aanzien van het vermogensbeheer alvorens invulling te geven aan maatschappelijk verantwoord beleggen. Pensioenbureau Het Bestuur neemt de aanbeveling van het Verantwoordingsorgaan over om het kwaliteitsysteem van het Pensioenbureau verder uit te breiden. 46
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar
Lexkesveer In het gebied Nederrijn ter hoogte van het veer tussen Wageningen en Renkum is het veer omgebouwd naar een veerbrug. Een bijzondere klus, waarbij een speciale bouwmethode is toegepast. De totale brug van circa 200 meter is in een periode van vier weken af gebouwd zonder overlast van of voor het water. De pijlers van de brug zijn als geprefabriceerde elementen op het werk aangevoerd. In totaal zijn zo negen pijlers geplaatst in negen bouwkuipen met een tempo van een pijler per dag. Oorspronkelijk was de winterdijk via een dam verbonden met de aanlegplaats van het veer over de Nederrijn. Die dam moest worden afgegraven en vervangen door een brug. Dat verbetert de waterafvoer naar de uiterwaarden en vermindert de kans op overstromingen. De nieuwe brug is opengesteld in augustus 2009. Het resultaat: ruim baan voor het verkeer, maar ook voor water en natuur.
Jaarrekening Balans per 31 december 2009 ACTIVA
€ x 1.000
Toelichting
2009
2008
Beleggingen Units NN Vastgoed Fonds
27.427
Units INI Vastgoed Basis Fonds
30.797
Units ING Multimanager Equity Fund
134.536
Units BlackRock ACWI Equity Index Fund B
181.049
Aandelen Ballast Nedam N.V. Zakelijke waarden
3.040
2.766
214.886
164.729
Units ING F.I. All Grade basis fonds
200.952
Units ING INI F.I. All Grade Fonds
213.746
Units ING F.I. All Grade Long Duration
171.214
Units ING INI F.I. All Grade Long Duration Fonds
168.141
Leningen op schuldbekentenis
2.620
2.644
384.507
374.810
3
599.393
539.539
technische voorzieningen
4
3.608
3.549
Immateriële activa *
5
240
300
1.412
4.256
Vastrentende waarden Totaal belegd vermogen Herverzekeringsdeel
Premiedebiteuren Overige vorderingen
154
Vorderingen en overlopende activa
6
1.571
4.410
Liquide middelen
7
2.890
1.021
607.702
548.819
Totaal
* Activering IVPA pakket
48
159
Jaarrekening over het 81e boekjaar
PASSIVA
€ x 1.000
Toelichting
2009
2008
Stichtingskapitaal
p.m.
p.m.
Algemene reserve
-45.137
-71.469
-45.137
-71.469
Stichtingskapitaal en reserves
8
Pensioenverplichtingen Technische voorzieningen
Overige schulden en overlopende passiva
Totaal
651.101
617.933
9
651.101
617.933
10
1.738
2.355
1.738
2.355
607.702
548.819
Jaarrekening over het 81e boekjaar
49
Staat van baten en lasten over 2009
€ x 1.000
Toelichting
2009
2008
11
23.958
22.482
Premiebijdragen (van werkgever en werknemer) Premie herverzekeringen Totaal premiebaten Beleggingsresultaten
12
Overige baten
-104
-115
23.854
22.367
61.088
-55.684
7
Baten
84.949
-33.317
Pensioenuitkeringen
28.624
27.202
Uitkeringen herverzekeraar
-3.698
-3.535
Totaal uitkeringen
13
24.926
23.667
Pensioenuitvoeringskosten
14
1.289
1.153
22.464
15.305
0
10.427
15.951
22.958
-24.952
-23.612
Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen - Pensioenopbouw - Indexering - Rentetoevoeging - Onttrekking voor pensioenuitkeringen - Toevoeging voorziening toekomstige levensverwachting - Wijziging martkrente gedurende het boekjaar - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen
0
-19.694
98.943
454
1.288
295
3.456
10.805
0
15
33.168
128.765
-59
-438
16
-707
-1.703
Lasten
58.617
151.444
Resultaat boekjaar
26.332
-184.761
- Toevoeging aan kostenvoorziening Totaal mutatie voorziening Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Saldo overdracht van rechten
50
27.845
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Kasstroomoverzicht over 2009
€ x 1.000
Ontvangen premies Ontvangen van derden inzake waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaald aan derden inzake waardeoverdrachten Betaalde risico premie
2009
2008
26.802
20.694
676
4.855
-28.647
-26.525
3.646
3.415
31
-3.342
-145
-101
-1.503
-1.134
860
-2.138
Verkopen en aflossingen van beleggingen
518.258
114.757
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
15.940
2.054
-533.048
-117.384
-141
-226
1.009
-799
1.869
-2.937
1.021
3.958
2.890
1.021
Betaalde pensioenuitvoeringskosten Diversen Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Aankoop beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Saldo liquide middelen per 1 januari
Saldo liquide middelen per 31 december
Jaarrekening over het 81e boekjaar
51
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2009
Algemeen Inleiding 1. Algemeen
(a) Inleiding Het doel van het Pensioenfonds, gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden.
(b) Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 20 mei 2010 de jaarrekening opgemaakt. 2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
(a) Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in 1.000 euro’s, tenzij anders vermeld. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
(b) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
(c) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel actief als passief zijn. 52
Jaarrekening over het 81e boekjaar
(d) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen, indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
(f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per de balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
(g) Beleggingen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Het Pensioenfonds heeft bijna alle beleggingen ondergebracht in de volgende fondsen: • ING Insitutioneel Fixed Income All Grade Fonds • ING Instutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds • ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds • BlackRock ACWI Equity Index Fund B Naast deze fondsen heeft het Pensioenfonds 200.000 aandelen Ballast Nedam N.V.
(h) Aandelen Onder dit hoofd zijn de units ING Multi-manager Fund Global Equity (tot 1 april 2009), de units BlackRock ACWI Equity Index Fund B, de units NN Vastgoed Fonds (tot 1 april 2009), de units ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds en de aandelen Ballast Nedam opgenomen. Resultaten door wijziging in de actuele waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. De units ING Multi-manager Fund Global Equity (tot 1 april 2009), de units BlackRock ACWI Equity Index Fund B en de units ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds zijn gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende intrinsieke waarde. De aandelen Ballast Nedam zijn gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende marktwaarde.
(i) Vastrentende waarden Onder vastrentende waarden worden de obligaties, de units ING F.I. All Grade Long Duration (tot 1 april 2009), de units ING institutioneel F.I. All Grade Long Duration, de units ING F.I. All Grade basis Fonds (tot 1 april 2009), de units ING institutioneel F.I. All Grade Fonds en leningen op schuldbekentenis verstaan. De obligaties zijn gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
(j) Herverzekeringsdeel in de technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit het herverzekeringscontract op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds. De vorderingen uit het herverzekeringscontract worden gelijkgesteld aan de hier tegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in het herverzekeringscontract worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar.
Jaarrekening over het 81e boekjaar
53
(k) Immateriële vaste activa Hier is het pensioenadministratiepakket geactiveerd.
(l) Overige schulden en overlopende passiva Er is alleen sprake van kortlopende schulden.
(m) Technische voorzieningen De Voorziening Pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschattingen van toekomstige kasstromen, die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur besloten of er toeslag wordt verleend over de opgebouwde pensioenaanspraken. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Er wordt geen voorziening gevormd voor de voorwaardelijke toeslagen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Intrest
Conform de rentetermijnstructuur van de actuele nominale marktrente per 31 december 2009 zoals gepubliceerd door DNB.
Overleving
Er wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde AG-prognosetafel 2005-2050 inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2008. Binnen de “prognosetafel” wordt gerekend met overlevingsprognoses met verwachte verbeteringen in de levenskansen van 2005 tot en met 2050. De sterfte binnen Nederlandse pensioenfondsen is lager dan in de gehele Nederlandse bevolking, zodat de “prognosetafel” gecorrigeerd wordt met ervaringssterfte. Daarnaast is een extra voorziening opgenomen ter grootte van 4,5% van de pensioenverplichtingen van de verwachte langere levensduur.
Partnerpensioen is verzekerd
Op basis van het onbepaalde partnersysteem.
Leeftijden
Verondersteld wordt dat de deelnemer op 1 juli van zijn of haar geboortejaar is geboren.
Leeftijdsverschil
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Kosten
De kosten worden uitgedrukt in een percentage van de Voorziening Pensioenverplichtingen. Dit percentage bedraagt 2,8% van de Voorziening Pensioenverplichtingen (exclusief het spaarkapitaal).
Uitkeringen
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
(n) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en die uit beleggingsactiviteiten.
54
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Genhoes Verbouwing van kasteelhoeve Schin op Geul tot een monumentale hoeve met 6 luxe woningen gelegen in het Geuldal in Oud-Valkenburg. Project, in samenwerking met Vereniging Natuurmonumenten.
Beleggingen Overzicht 2009 € x 1.000
Stand per
Aankopen/
1 jan
stortingen
subtotaal
Verkopen /
subtotaal
lossingen
koersResultaten
Stand per 31 dec
Units ING Multi Manager Equity Fund
134.536
134.536
-125.759
8.777
-8.777
0
Units BlackRock ACWI Equity Index Fund B
131.300
131.300
49.749
181.049
Aandelen Ballast Nedam
2.766
131.300
2.766
2.766
274
3.040
Units NN Vastgoed Fonds
27.427
27.427
4.974
-4.974
0
22.453
8.344
30.797
-22.453
Units ING INI Vastgoed Basis Fonds
22.453
22.453
164.729
153.753
318.482
-148.212
170.270
44.616
214.886
Long Duration Basis Fonds 171.214
5.600
176.814
-165.076
11.738
-11.738
0
165.076
165.076
165.076
3.065
168.141
Totaal zakelijke waarden Units ING F.I. All Grade Units ING INI F.I. All Grade Long Duration Fonds Units ING F.I. All Grade basis Fonds
200.952
200.952
-199.997
955
-955
0
206.143
-4.157
201.986
11.760
213.746
2.644
-50
2.594
26
2.620
Units ING INI F.I. All Grade Fonds
206.143
Leningen op schuldbekentenis/overig
2.644
Totaal vastrentende waarden Totaal beleggingen Overzicht 2008 € x 1.000
374.810
376.819
751.629
-369.280
382.349
2.158
384.507
539.539
530.572
1.070.111
-517.492
552.619
46.774
599.393
Stand per
Aankopen/
Verkopen /
subtotaal
koers-
Stand per
1 jan
stortingen
167.997
67.784
subtotaal
lossingen
Resultaten
31 dec
-74.195
134.536
Units ING Multi Manager Equity Fund
235.781
-27.050
208.731
Aandelen Ballast Nedam
5.660
5.660
5.660
-2.894
2.766
Units NN Vastgoed Fonds
47.784
47.784
47.784
-20.357
27.427
262.175
-97.446
164.729
129.526
41.688
171.214
Totaal zakelijke waarden
221.441
67.784
289.225
-27.050
106.976
22.550
129.526
263.247
27.050
290.297
-87.577
202.720
-1.768
200.952
2.674
-129
2.545
99
2.644
Units ING F.I. All Grade Long Duration Units ING F.I. All Grade basis Fonds Leningen op schuldbekentenis/overig
2.674
Totaal vastrentende
56
waarden
372.897
49.600
422.497
-87.706
334.791
40.019
374.810
Totaal beleggingen
594.338
117.384
711.722
-114.756
596.966
-57.427
539.539
Jaarrekening over het 81e boekjaar
4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen € x 1.000
2009
2008
Stand op 1 januari
3.549
3.111
59
438
3.608
3.549
2009
2008
Mutaties in het jaar Stand op 31 december
5. Immateriële vaste activa € x 1.000 Stand op 1 januari
300
Investeringen
0 300
Desinvesteringen Afschrijvingen
-60
0
240
300
€ x 1.000
2009
2008
Vorderingen op sponsor
1.412
4.256
159
154
1.571
4.410
Stand op 31 december
6. Vorderingen en overlopende activa
Overige
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar.
7. Overige Activa € x 1.000
2009
2008
Liquide middelen
2.890
1.021
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
8. Stichtingskapitaal en reserves € x 1.000 Stand per 1 januari Uit bestemming saldo baten en lasten Saldo per 31 december
2009
2008
-71.469
113.292
26.332
-184.761
-45.137
-71.469
27.158
30.563
77.448
58.710
(a) Solvabiliteit Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
Jaarrekening over het 81e boekjaar
57
Per 31 december 2009 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het vereist vermogen. Op 1 april 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan voor de korte termijn en de lange termijn ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. In het herstelplan is uitgegaan van een lagere dekkingsgraad eind 2008 dan vastgesteld in het jaarverslag. De dekkingsgraad eind 2008 van 88,4% is verlaagd naar 86,9%. Deze verlaging is veroorzaakt doordat een kostenvoorziening is opgenomen van 2,8% i.p.v. 1%. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: -
De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad ligt (2009: 104,2%), niet verhoogd door het verlenen van toeslagen.
-
De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Op basis van de gegevens eind 2008 is sprake van een korting van 6,7%.
In maart 2010 is het herstelplan geëvalueerd op basis van de gegevens eind 2009. Op basis van die evaluatie zou het minimum vereiste vermogen zonder korten bereikt kunnen worden vóór 1 januari 2013. In de aanvangsdekkingsgraad eind 2009 is rekening gehouden met de kostenvoorziening van 2,8% en een extra opslag ten behoeve van stijgende levensverwachtingen van 4,5% van de Voorziening Pensioenverplichtingen.
€ x 1.000
Bedrag
Dekkingsgraad
Aanwezig vermogen
605.964
93,1%
Pensioenverplichting
-651.101
-100,0%
Aanwezig eigen vermogen
-45.137
-6,9%
Minimaal vereist eigen vermogen
-27.158
-4,2%
-72.295
-11,1%
-77.448
-11,9%
-149.743
-23,0%
Dekkingspositie Vereist eigen vermogen Reservetekort
58
Jaarrekening over het 81e boekjaar
9. / 15. Technische Voorzieningen Het mutatieoverzicht van de Voorziening Pensioenverplichtingen is als volgt: € x 1.000
2009
2008
617.933
485.637
10.805
0
628.738
485.637
Benodigd voor pensioenopbouw
22.464
15.305
Benodigd voor indexatie actieven
0
3.397
Benodigd voor indexatie inactieven
0
7.030
Stand per 31 december 2008 resp. 2007 Toename als gevolg van wijziging kostenvoorziening Stand per 1 januari 2009 resp. 2008
Rentetoevoeging
15.951
22.958
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -uitvoeringskosten
-25.651
-23.612
Wijziging marktrente
-19.694
98.943
454
1.288
1.826
1.511
-832
5.476
27.845
0
651.101
617.933
Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Technisch resultaat Overige mutaties Toevoeging voorziening toekomstige sterfteontwikkeling Saldo per 31 december 2009 resp. 2008
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde gewogen discontovoet 3,8% (2008: 3,6%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten.
De specificatie van het saldo per 31 december 2009 is als volgt: € x 1.000
2009
2008
Deelnemers
187.717
192.206
Premievrijen
110.674
112.888
Pensioengerechtigden
332.872
305.787
17.612
6.052
2.226
1.000
651.101
617.933
Voorziening administratiekosten Voorziening zieke deelnemers Totaal
Naar hun aard hebben de voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Jaarrekening over het 81e boekjaar
59
Naar hun aard hebben de voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Technische voorzieningen € x 1.000
60
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Gladheidsbestrijding Al jaren doet Ballast Nedam Infra Zuid-Oost in Eindhoven voor Rijkswaterstaat de coördinatie van gladheidsbestrijding in Brabant, Zeeland en op de Veluwe. Verschillende transportbedrijven uit de regio werken in de wintertijd samen om de wegen schoon te kunnen houden als het sneeuwt en ijzelt.
Pensioen Korte omschrijving pensioenregeling De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen, dat afhankelijk is van uw salaris, wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en werknemer betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van uw ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden dus niet automatisch verhoogd naar het laatstverdiende salaris. Vandaar de term ‘middelloon’. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar. De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, zijn voor de deelnemers in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur de opbouw van het pensioen moet korten wanneer de financiële positie van het fonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten toeslagen te verlenen, wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagverlening In de pensioenregeling worden kort samengevat de beschikbare middelen boven het vereiste vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien er middelen beschikbaar zijn boven het vereiste eigen vermogen kunnen eventueel toeslagen verleend worden. Zoals in 2004 en daarna is gecommuniceerd bestaat er geen ambitie met betrekking tot de hoogte van de toeslagverlening. Er bestaat dan ook geen minimale dan wel maximale toeslagverlening die deelnemers op grond hiervan mogen verwachten. Uiteraard bestaat er wel een schatting van de toekomstige toeslagverlening. Uit de in begin 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse ten behoeve van het herstelpan, rekening houdend met het FTK en de vermogenspositie van eind 2008, blijkt dat de geschatte gemiddelde toeslagen voor de komende vijftien jaar ongeveer 17 % van de in de analyse veronderstelde loon- en prijsindexen bedraagt. Dit is een schatting van het gemiddelde. De feitelijke toeslagverlening kan in de komende jaren echter van deze schatting afwijken en in een negatief scenario kan er zelfs in enig jaar sprake zijn van een korting van de opgebouwde aanspraken. Het Pensioenfonds zal minimaal eens per drie jaar de schatting op basis van de continuïteitsanalyse voor de komende vijftien jaren maken en met de deelnemers communiceren. Als de wetgeving over de wijze waarop gecommuniceerd moet worden over de toeslagverlening klaar is zal het Bestuur zich beraden of en hoe op basis van de uitkomsten van de continuïteitsanalyse de eerder geformuleerde ambitie zal worden bijgesteld. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. Eind 2009 waren er overigens geen kortingen die zouden moeten worden hersteld. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens de indexen. Deze indexen zijn de CPI ‘alle huishoudens’ voor de inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor de actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meerdere middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de deelnemers met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan tot en met 2005. 4. Zijn na de inhaaltoeslagen nog meerdere middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de
62
Jaarrekening over het 81e boekjaar
tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste vermogen wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven). Dit geeft duidelijk het karakter van de pensioenregeling aan. Alle positieve resultaten zonder een maximum zijn voor de deelnemer. Uiteraard zijn de negatieve resultaten met inachtneming van de onderstaande maatregelen ook voor de deelnemer. Als er minder middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) is er sprake van een reservetekort en/of dekkingstekort. Het Pensioenfonds moet dan een herstelplan opstellen. Het toeslagbeleid in een herstelplan is zodanig dat er geen toeslagen verleend worden totdat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt. Nadat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt worden zodanig toeslagen verleend dat aan het eind van de herstelperiode het reservetekort naar verwachting niet meer bestaat. Dit beleid leidt tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagen in de tijd. Indien in een herstelplan blijkt dat binnen de gestelde termijnen het dekkingstekort en/of reservetekort door middel van matiging van de toeslagen niet kan worden opgeheven kan het Bestuur nog de volgende maatregelen inzetten: 1. De beleggingsmix wijzigen. 2. Overgaan tot herverzekering van de verplichtingen. Hiermee wordt dan voor de deelnemer zeker gesteld dat het tekort niet verder toeneemt. 3. Korting van de nominale aanspraken. Indien de beschikbare middelen het nadien weer toelaten worden deze als eerste weer hersteld. Het Bestuur kan gemotiveerd de volgorde van deze maatregelen bepalen. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle deelnemers toegepast. Mocht overigens in enig jaar de premie lager zijn dan de kostendekkende premie dan wordt ook de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraak evenredig gekort. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Het Pensioenfonds vormt geen reserve voor de toeslagverlening.
Inhaaltoeslagen Inhaaltoeslagpercentages op basis van het toeslagenbeleid zoals hierboven omschreven. Actieven Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2006
1,26%
0,63%
0,63%
0,00%
1 juli 2007
1,76%
0,88%
0,88%
0,00%
1 juli 2008
2,52%
2,52%
0,00%
0,00%
1 juli 2009
3,28%
0,00%
3,28%
0,00%
Pensioengerechtigden en premievrijen Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2006
1,98%
0,99%
0,99%
0,00%
1 juli 2007
1,15%
0,58%
0,58%
0,00%
1 juli 2008
1,87%
1,87%
0,00%
0,00%
1 juli 2009
1,94%
0,00%
1,94%
0,00%
Jaarrekening over het 81e boekjaar
63
10. Overige schulden en overlopende passiva € x 1.000
2009
2008
Premies & loonheffing
650
602
Crediteuren
126
384
Nationale Nederlanden rekening courant Overigen
73
229
889
1.140
1.738
2.355
Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan één jaar Risicobeheer
Inleiding De belangrijkste doelstelling van het Pensioenfonds is het uitvoeren van de pensioenregeling. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de reële pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, oftewel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen die door de toezichthouder zijn opgelegd.
Solvabiliteitsrisico en mismatchrisico Het solvabiliteitsrisico is de combinatie van de beleggings- en actuariële risico’s. Om de risico’s te beperken worden de looptijden van de beleggingen vergeleken met de looptijden van de pensioenverplichtingen om het renterisico in kaart te brengen. De duratie is de met de contante waarde van rente en aflossing gewogen gemiddelde looptijd in jaren. Dit betekent dat bij een duratie van vijftien jaar, indien de rente met 1% (100 basispunten) daalt, de waarde van de verplichtingen met ongeveer 15% toeneemt. Bij een rentestijging geldt het omgekeerde. Een rentedaling (-stijging) zal dan ook leiden tot een verslechtering (verbetering) van de dekkingsgraad. De huidige looptijd van de beleggingen bedraagt 5,4 jaar. Het risico wordt door het beleid om de looptijden van de beleggingen te verhogen beheerst. Het beleggingsrisico is dat de opbrengsten niet geheel overeenstemmen met de kasstroomprojectie voor de pensioenverplichtingen.
In jaren Duratie van de vastrentende waarden (voor afdichten renterisico)
31 dec 2008
5,4
6,5
Duratie van de vastrentende waarden (na afdichten renterisico)
13,8
15,0
Duratie van de (nominale) pensioenverplichting
14,1
15,0
Bron: ING IM / Towers Watson
64
31 dec 2009
Jaarrekening over het 81e boekjaar
De reservepositie op de FTK-grondslag is als volgt: € x 1.000
2009
2008
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
651.101
617.933
Vereiste buffers
104.606
89.273
Vereist eigen vermogen
755.707
707.206
Aanwezig vermogen
605.964
546.464
-149.743
-160.742
Reservepositie
De vereiste buffer van € 104.606 resulteert in een minimaal vereiste buffer van 16,2%. De vereiste buffer is op basis van de onderstaa nde gegevens vastgesteld. Buffers € x 1.000
2009
2008
S1 Renterisico
35.124
23.508
S2 Risico zakelijke waarden
66.220
61.731
S3 Valutarisico
51.534
41.892
S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico
0
0
2.726
7.970
18.290
18.349
Het Pensioenfonds heeft bijna alle beleggingen ondergebracht in de volgende fondsen: • ING Insitutioneel Fixed Income All Grade Fonds • ING Instutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds • ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds • BlackRock ACWI Equity Index Fund B
Beleggingsrisico Naast deze fondsen heeft het Pensioenfonds 200.000 aandelen Ballast Nedam N.V. Het Bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen het beleggingsbeleid, het herverzekeringsbeleid en het eventueel korten van pensioenaanspraken. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Een en ander vindt doorgaans plaats door middel van periodieke ALM-studies. Een ALM-analyse is een analyse van de te verwachten ontwikkelingen in de financiële positie van het Pensioenfonds en van de waarschijnlijkheid ervan in diverse scenario ‘s. De uitkomsten van deze analyse vormen een belangrijke input voor het vast te stellen beleggingsbeleid dat weer wordt vastgelegd in een beleggingsplan. Het beleggingsplan geeft de normen en limieten aan waarbinnen ING IM het beleggingsbeleid moet uitvoeren.
Financiële instrumenten en gerelateerde risico’s In overeenstemming met het beleggingsbeleid houdt het Pensioenfonds posities aan in een breed scala van directe en afgeleide (derivaten) financiële instrumenten. Dit betreft zowel marktgenoteerde als niet-marktgenoteerde beleggingen. Als gevolg van de beleggingsactiviteiten wordt het Pensioenfonds geconfronteerd met risico’s gerelateerd aan de financiële instrumenten en de markten waarin het fonds actief is.
Jaarrekening over het 81e boekjaar
65
Marktrisico Marktrisico betreft het risico dat het Pensioenfonds financiële verliezen lijdt door bewegingen in de financiële markten. Hieronder vallen onder meer het koersrisico op aandelen (het risico van daling van aandelenkoersen en dividendinkomsten), het valutarisico (het risico van koersdalingen van directe of indirecte valutaposities) en het renterisico. Hieronder wordt het valutarisico per fonds omschreven.
In het ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds wordt wereldwijd belegd in aandelen van vastgoedondernemingen. Het directe valutarisico binnen het ING Institutioneel Vastgoed Basis Fonds komt naar voren uit de regioverdeling binnen dit fonds. Hieronder treft u de regioverdeling aan: Regio Europa
20.1%
Japan
13.6%
Azie excl. Japan
22.8%
Noord-Amerika
43.5% 100,0%
Bron: ING IM In het BlackRock AWCI Equity Index Fund B wordt wereldwijd belegd in aandelen op basis van MSCI (AC) World (net) Index. Het directe valutarisico binnen het Fonds komt naar voren uit de regioverdeling binnen dit fonds. Hieronder treft u de regioverdeling aan: Regio Noord Amerika
46,1%
Europa
18,5%
Groot-Brittannië
8,8%
Japan
8,5%
Azie excl. Japan Emerging Markets Totaal
5,1% 13,0% 100,0%
Bron: BlackRock
Het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds belegt ten opzichte van de benchmark de Barclays Capital Euro Aggregate Index. Zoals de naam beschrijft betreft dit een benchmark, welke belegt in vastrentende waarden binnen de eurozone. Het All Grade Mandaat maakt gebruik van verschillende binnen de vastrentende markten beschikbare beleggingscategorieën (o.a. duratie, curve, valuta, credits). Middels deze categorieën wordt afgeweken van de benchmark om een outperformance te kunnen behalen. De categorieën valuta en geografische allocatie zijn van belang voor de valuta exposure binnen deze portefeuille. Zoals ook in het beleggingsplan van Stichting Pensioenfonds Ballast-Nedam is beschreven is een maximale deviatie van de benchmark afgesproken. Het valutarisico kan binnen het All Grade Mandaat worden opgebouwd door een vastrentende belegging buiten de Euro en/of door het (op termijn) aan- of verkopen van dan wel het aanhouden van posities in niet-Euro valuta, al of niet door middel van derivaten. De maximale deviatie voor valuta bedraagt 10% van de benchmark. Voor de geografische allocatie geldt als maximale deviatie 1,5 jaar (welke is uitgedrukt in gewogen duratie; het product van de duratie van een obligatie en de procentuele weging van deze obligatie in de vastrentende portefeuille). Binnen het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds zal worden belegd in participaties van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds alsmede in Interest Rate Swaps (IRS). Het valutarisico voor dit fonds is dan ook hetzelfde als voor het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds. De strategie van het Pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt beheerst door te beleggen in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
66
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, dat wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde met waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. De in het beleggingsbeleid opgenomen strategische en tactische normen en limieten zijn naast een adequate bewaking van de uitvoering van het beleggingsbeleid, belangrijk voor de beheersing van het prijsrisico. Dit heeft het Pensioenfonds vastgelegd in het beleggingsplan.
Renterisico De beheersing van het renterisico is voor het Pensioenfonds van groot belang vanwege het feit dat vanaf 1 januari 2007 de waardering van de pensioenverplichtingen is gebaseerd op de actuele rentetermijnstructuur. Een daling van de rente leidt tot een toename van de waarde van de verplichtingen. Voor het Pensioenfonds is het daarom belangrijk dat het beleggingsbeleid optimaal is afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen, met inachtneming van de risico’s van het Pensioenfonds. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de duratie mismatch en op deze wijze de rentegevoeligheid af te dekken. Dit is gebeurd door ieder kwartaal 1,5% van de totale vastrentende waardenportefeuille te switchen van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds (obligatie fonds) naar het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds (obligatiefonds met een extra hoge duratie, ongeveer 25 jaar). Eind 2008 was de duratie van de vastrentende waarden, na afdichten van het renterisico, gelijk aan de duratie van de pensioenverplichtingen. In 2009 is gestopt met het overhevelen van het ING Fixed Income All Grade Basis Fonds (obligatie fonds) naar het ING Fixed Income All Grade Long Duration Basis Fonds. In 2008 is overwogen om een groter deel van renterisico af te dekken. Begin 2009 is na een uitgebreid onderzoek besloten dit niet te doen.
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het Pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan, etc. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van dit risico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft tegenover het Pensioenfonds, zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen, het uitlenen van effecten en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Credit Rating klasse € x 1.000
2009
2008
192.466
202.673
AA
30.825
29.622
A
90.275
83.417
BBB
24.029
24.791
Lager dan BBB
20.338
30.734
Geen rating
26.574
3.573
384.507
374.810
AAA
Totaal vastrentende waarden
Jaarrekening over het 81e boekjaar
67
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Beheersing: in het strategische en tactische beleggingsbeleid wordt voldoende ruimte aangehouden voor de liquiditeitsposities. Rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verplichtingenrisico (actuarieel risico) De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de toekomstige uitgaande kasstromen. Het verplichtingenrisico uit zich in: -
Indexatieresultaten, waarbij het gevoerde indexatiebeleid afwijkt van de aannamen in de kasstroomprojectie. Loon- en prijsstijgingen
c.q. de franchiseontwikkeling wijken af van de verwachting; -
Actuariële resultaten, indien de actuariële aannamen en veronderstellingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan
onder meer worden gedacht aan het periodiek aanpassen van de levensverwachting van de deelnemers (het langlevenrisico) of wijzigingen in invaliderings- en revalideringskansen; -
Premieresultaten, indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die voortvloeien uit de nieuwe pensioentoe-
zeggingen. Dit betreft bijvoorbeeld verschillen tussen de ‘kostprijs’ en de daadwerkelijk ontvangen bijdrage voor nieuwe pensioenaanspraken. Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het Pensioenfonds en de werkgever.
Transacties met bestuurders De werkzaamheden van de bestuursleden zijn onbezoldigd; pensioengerechtigde bestuursleden krijgen een onkostenvergoeding. Er zijn geen leningen verstrekt aan (voormalige) bestuurders. Er is geen sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de werkgever jaarlijks een vaste premie van 24% (inclusief de bijdragen van de deelnemers) van de totale pensioengrondslag betaalt. Deze vaste premie is vastgesteld voor onbepaalde tijd. Verder zijn in de uitvoeringsovereenkomst afspraken gemaakt over tijdige premiebetaling en gegevensaanlevering.
68
Jaarrekening over het 81e boekjaar
11. Premiebijdragen van werkgever en werknemers € x 1.000
2009
2008
Werkgeversgedeelte
16.938
15.831
Werknemersgedeelte
6.975
6.518
Koopsommen ineens
45
133
23.958
22.482
2009
2008
Zuivere kostendekkende premie
27.268
18.599
Feitelijke premie
23.958
22.482
Gedempte premie (kostendekkende premie fonds)
17.303
15.287
Totaal
Soorten premies € x 1.000
Zuivere kostendekkende premie De kostendekkende premie is op basis van de beleidsregels van DNB vastgesteld. Hier is rekening gehouden met een koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, een solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’, koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren en een opslag voor uitvoeringskosten. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement wordt berekend op basis van de nominale rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van individuele loonsverhogingen. De risicopremies van nog niet opgebouwde aanspraken op (tijdelijk) nabestaandenpensioen zijn eveneens vervat in dit premieonderdeel. De solvabiliteitsopslag is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen over de benodigde actuariële premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement. Vanwege het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid wordt in de premie geen element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd. De uitvoeringskosten zijn vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.
Jaarrekening over het 81e boekjaar
69
Kostendekkende premie € x 1.000 1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en
2009
2008
23.279
15.305
3.399
2.372
590
922
0
0
0
0
27.268
18.599
risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 2. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorend vereist vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 3. Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten (niet gedekt uit vrijval pensioenvoorziening) 4. Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inacht neming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren) 5. Individueel spaarkapitaal 6. Kostendekkende premie = 1+ 2 +3 + 4 + 5
Feitelijke premie Voor de pensioenregeling geldt vanaf 1 januari 2006 een reglementaire doorsneepremie van 24% van de pensioengrondslag. De doorsneepremie wordt geacht kostendekkend te zijn en is voor onbepaalde tijd vastgesteld. Deze premie kan alleen als gevolg van dwingende wet- en regelgeving worden gewijzigd. Voor rekening van het Pensioenfonds komen de kosten van beheer en administratie van het Pensioenfonds. De overige kosten komen voor rekening van de werkgever. Deze premie is in 2009 gelijk aan 23.958.
Gedempte premie (kostendekkende premie fonds) Het Pensioenfonds hanteert een kostendekkende premie die is gedempt. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten: 1. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: a.Coming service koopsom voor de in het jaar te verwerven pensioenaanspraken; b.Risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico; 2. Een solvabiliteitsopslag. 3. Een opslag voor uitvoeringskosten. Bij de vaststelling van de uitvoeringskosten is rekening gehouden met een vrijval uit de kostenvoorziening. De onderdelen 1 tot en met 3 vormen samen de gedempte premie. De gedempte premie wordt bepaald op basis van prudente actuariële grondslagen conform fondsgrondslagen, zoals deze onder het FTK-beleid door DNB worden voorgeschreven. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte premie is een disconteringsvoet waarbij het gemiddelde wordt genomen van de rentetermijnstructuren van de voorafgaande 120 maanden aan het betreffende boekjaar. Deze gemiddelde rentetermijnstructuur wordt vermeerderd met 1%-punt. Deze 1%-punt is de verwachte meeropbrengst op aandelen (3%) en onroerend goed (2%) ten opzichte van vastrentende waarden, gebaseerd op de huidige beleggingsmix. Het fonds belegt voor ca. 27,5% in aandelen en 7,5% in onroerend goed.
70
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Het Pensioenfonds zal, gehoord de Beleggingscommissie, periodiek besluiten over de voor de premievaststelling te hanteren disconteringsvoet. Bijstelling kan onder meer aan de orde zijn indien: a. sprake is van een aanpassing van de strategische beleggingsportefeuille, die van invloed is op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; b. sprake is van veranderde vooruitzichten ten aanzien van relevante grootheden (met name ontwikkeling van de marktrente), die van invloed zijn op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; c. de toezichthouder de richtlijnen, met betrekking tot de continuïteitsanalyse aanpast met gevolgen voor de benodigde premie; d. het gerealiseerde beleggingsrendement over een lange periode sterk negatief afwijkt van de gehanteerde disconteringsvoet. Een besluit in enig jaar tot aanpassing van de disconteringsvoet voor de premievaststelling houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur ter zake heeft.
Gedempte kostendekkende premie voor toetsing ontvangen premie 2009 € x 1.000 1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en
2009
2008
13.314
12.437
3.399
1.928
590
922
0
0
17.303
15.287
risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 2. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorend vereist vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 3. Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten (niet gedekt uit vrijval pensioenvoorziening) 5. Individueel spaarkapitaal 6. Kostendekkende premie = 1 + 2 + 3 + 5
De gehanteerde rekenrente is 6%. Deze 6% is vastgesteld op basis van het 120-maands gemiddelde per 31 december 2007, ongeveer 5%, vermeerderd met 1% extra rendement. Er is rekening gehouden met een extra rendement omdat het Pensioenfonds per 31 december 2007 voor 37% in aandelen belegt. In 2010 zal de rekenrente worden getoetst.
Jaarrekening over het 81e boekjaar
71
12. Beleggingsresultaten Beleggingsresultaten risico deelnemers 2009 € x 1.000
Directe
Indirecte
beleggings
beleggings
opbrengsten
opbrengsten
Kosten
Totaal
Units NN Vastgoed Fonds
0
-4.974
1
-4.973
Units ING INI Vastgoed Basis Fonds
0
8.344
32
8.376
Vastgoedbeleggingen
0
3.370
33
3.403
Units ING Multimanager Equity Fund
-8.777
100
-8.677
Units Blackrock ACWI Equity Index Fund B
49.749
-100
49.649
Aandelen Ballast Nedam
248
274
Aandelen totaal
248
41.246
0
41.494
-11.738
-85
-11.823
3.065
122
7.173
-955
-82
-1.037
9.832
11.760
152
21.744
123
26
-4
145
13.941
2.158
103
16.202
-51
-11
46.774
85
61.088
Kosten
Totaal
Units ING F.I. All Grade Long Duration Basis Fonds Units ING INI F.I. All Grade Long Duration Fonds
3.986
Units ING F.I. All Grade Basis Fonds Units ING INI F.I. All Grade Fonds Leningen op schuldbekentenis Vastrentende waarden totaal Overige beleggingen Totaal
2008 € x 1.000
522
40 14.229
Directe
Indirecte
beleggings
beleggings
opbrengsten
opbrengsten
Units NN Vastgoed Fonds
0
-20.357
15
-20.342
Vastgoedbeleggingen
0
-20.357
15
-20.342
1.554
-74.195
430
-72.211
276
-2.894
1.830
-77.089
430
-74.829
133
99
-4
228
Units ING F.I. All Grade Long Duration
41.688
-271
41.417
Units ING F.I. All Grade Basis Fonds
-1.768
-503
-2.271
40.019
-778
39.374
Units ING Aandelen Fonds Units ING Multimanager Equity Fund Aandelen Ballast Nedam Aandelen totaal Leningen op schuldbekentenis
Vastrentende waarden totaal
133
Overige beleggingen
113
Totaal
72
Jaarrekening over het 81e boekjaar
2.076
-2.618
113 -57.427
-333
-55.684
13. Pensioenuitkeringen 2009
Vroegpensioen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen kleine pensioenen Overige Subtotaal
2008
€ x 1.000
%
€ x 1.000
%
6.072
24,4
6.478
27,4
17.554
70,4
15.925
67,2
4.720
18,9
4.522
19,1
103
0,4
93
0,4
58
0,2
69
0,3
117
0,5
115
0,5
28.624
114,8
27.202
114,9
-3.698
-14,8
-3.535
-14,9
24.926
100,0
23.667
100,0
Uitkeringen u.h.v. aktes van cessie BPF Bouw inclusief herverzekering Totaal
Jaarrekening over het 81e boekjaar
73
14. Kosten Pensioenbureau Pensioenuitvoeringskosten € x 1.000
2009
2008
Salariskosten
348
236
Sociale lasten
27
20
Pensioenpremies
63
43
Externe inhuur plus overige personeelskosten
91
223
529
522
Controle van de jaarrekening
77
60
Overige controleopdrachten
11
Personeelskosten:
Subtotaal personeelskosten Accountantskosten:
Andere niet controle diensten Subtotaal accountantskosten Actuaris Huisvesting
3 12
88
75
102
56
87
74
Automatisering
189
87
Kantoorkosten
123
91
Bestuurskosten incl. externe adviseurs
148
211
23
37
672
556
1.289
1.153
0,21%
0,21%
Kosten herverzekeraar
104
115
Kosten vermogensbeheer
-85
333
1.187
1.442
1.206
1.890
0,20%
0,35%
Toezichthouders en OPF Subtotaal Totaal Kosten pensioenbureau uitgedrukt in percentage totale activa Kosten vermogensbeheer
Kosten vermogensbeheer verwerkt in de koersen Totaal Kosten vermogensbeheer uitgedrukt in percentage totale activa Kosten pensioenbureau plus kosten vermogensbeheer Uitgedrukt in percentage totale activa Totale activa
74
Jaarrekening over het 81e boekjaar
2.495
3.043
0,41%
0,56%
607.702
548.819
Toelichting op de pensioenuitvoeringskosten
Personeelskosten: In 2009 waren meer vaste medewerkers in dienst ten behoeve van het Pensioenbureau dan in 2008. Mede hierdoor was minder inhuur van externe krachten nodig.
Accountantskosten: In 2009 zijn extra werkzaamheden verricht in de vorm van het controleren van de basisgegevens na overgang naar het nieuwe pensioenadministratiepakket.
Kosten Actuaris: Als gevolg van de overgang naar het nieuwe pensioenadministratiepakket zijn in 2009 diverse extra werkzaamheden verricht voor het jaarwerk.
Kosten Huisvesting: In 2009 is het Pensioenbureau verhuisd. Daarnaast zijn in 2009 diverse kosten van algemene ruimtes op een andere manier doorberekend.
Automatisering In 2009 zijn de Uniforme Pensioenoverzicht voor het eerst in eigen beheer vervaardigd en gedrukt. Daarnaast zijn diverse aanpassingen aan het administratiesysteem verricht die niet binnen het standaard dienstenpakket van de leverancier vallen.
Kantoorkosten In 2009 is veel aandacht besteed aan communicatie met de deelnemers, onder meer in het kader van het herstelplan en de benoeming en verkiezing van leden van het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan.
Bestuurskosten In 2008 waren hierin de kosten opgenomen voor een ALM-studie; in 2009 de extra kosten i.v.m. het herstelplan, inclusief een continuïteitsanalyse en besprekingen met DNB.
Toezichthouders en OPF DNB heeft in 2009 minder kosten in rekening gebracht, onder meer vanwege een lager tarief en een lager vermogen van het Pensioenfonds.
Aantal personeelsleden Bij het Pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van het Pensioenfonds. Bezoldiging bestuurders en leden van het verantwoordingsorgaan De bestuursleden en leden van het Verantwoordingsorgaan, die een dienstverband met de werkgever hebben, ontvangen geen bezoldiging. Pensioengerechtigde bestuursleden en pensioengerechtigde leden van het Verantwoordingsorgaan ontvangen een onkosten- vergoeding van € 100,- per vergadering en een reiskostenvergoeding.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen
Jaarrekening over het 81e boekjaar
75
voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de Voorziening Pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het Bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Overige mutaties in de voorziening pensioenverplichtingen € x 1.000
2009
2008
Uitgaande waardeoverdrachten
-30
3.235
Inkomende waardeoverdrachten
677
4.938
-707
-1.703
Saldo overdracht van rechten
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan een pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioen. Conform de voorschriften van De Nederlandsche Bank mogen geen waardeoverdrachten worden uitgevoerd indien en zolang de dekkingsgraad lager is dan 100%. In verband hiermee zijn in 2009 geen nieuwe waardeoverdrachten verwerkt. De waardeoverdrachten die in 2009 zijn verwerkt, betreffen overlopende posten uit 2008.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Amsterdam, 23 juni 2010 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Namens het Bestuur: R.J. Feenstra
H.P. van der Meer
Voorzitter
Plaatsvervangend Voorzitter
L.E.M. Duynstee Directeur Pensioenbureau
76
Jaarrekening over het 81e boekjaar
Overige gegevens Korte omschrijving pensioenregeling Karakter
Uitkeringsovereenkomst
Type regeling
Een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premies plaatsvindt op basis van een middelloonregeling.
Pensioendatum
Eerste dag van de maand waarop de deelnemer 65 jaar wordt
Pensioengevend salaris (S)
13 maal het vaste salaris in de eerste periode vermeerderd met 8% vakantietoeslag.
Franchise (F)
€ 12.466,- (2009)
Pensioengrondslag
S-F
Collectieve beschikbare premie
24% van de pensioengrondslag
Opbouwpercentage
2,25%
Nabestaandenpensioen
Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden voor de pensioendatum: - Levenslang partnerpensioen - Tijdelijk partnerpensioen - Wezenpensioen Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden na de pensioendatum: - Levenslang partnerpensioen - Wezenpensioen
Tijdelijk partnerpensioen
10% van het salaris; dit partnerpensioen wordt na overlijden van de deelnemer uitgekeerd tot leeftijd 65 van de partner of het eerder overlijden van de partner.
Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen
Bijdrage deelnemer
7% van de pensioengrondslag
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het Bestuur stelt voor het resultaat over het boekjaar ten laste te brengen van de algemene reserves.
Overige gegevens
77
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te Nieuwegein is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het Pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikelen 131 tot en met 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar mijn mening slecht, vanwege het feit dat de technische voorzieningen niet volledig door waarden zijn gedekt. Amstelveen, 23 juni 2010 drs R. Westhoff AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
78
Overige gegevens
Accountantsverklaring Aan: Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Accountantsverklaring
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 23 juni 2010 KPMG Accountants N.V. M.J. Vredenduin RA
Overige gegevens
79
Grindverwerkingsinstallatie Bichterweerd Dilsen - Stokkem (België)
Ballast Nedam Grondstoffen wint en produceert op grote schaal grondstoffen als zand, grind, klei en gebroken rots. Bodemrijkdommen die na bewerking uitstekend kunnen worden toegepast in de beton- en asfaltindustrie en in projecten op het gebied van water-, spoorwegen wegenbouw. Zij ontwikkelen en realiseren ontgrondingsprojecten en beschikken over winlocaties en grondposities in binnen- en buitenland.
Ontgrondingen zijn al lang niet meer een kwestie van ‘afgraven en afvoeren’, zoals vroeger wel het geval was. Grondstoffenwinning wordt steeds meer een middel om een bredere doelstelling te realiseren. Het gaat gepaard met uitgebreide gebiedsontwikkelingsprojecten met daarin natuurontwikkeling van (water) infrastructuur. Het gaat dus om meer dan ontgronding, maar ook om meer dan alleen natuurbehoud of alleen economische ontwikkeling.
Begrippenlijst A-factor De A-factor is de jaarlijkse pensioenaangroei die door het Pensioenfonds aan de deelnemer wordt doorgegeven. Deze factor wordt gebruikt in de berekening van de fiscale jaarruimte die beschikbaar is voor aftrek van lijfrentepremies vanwege een tekort aan pensioenopbouw. ABTN Afkorting van Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Pensioenfondsen dienen te werken volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Hier zijn de financiële opzet van een Pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Actuarieel Benodigde Premie Actuariële waarde van de in te kopen pensioenaanspraken. Deze premie wordt vastgesteld rekening houdend met hetgeen hierover is afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst. Actuarieel Genootschap (AG) Het Actuarieel Genootschap is een vereniging, welke kantoor houdt in Woerden, die zich de bestudering en ontwikkeling van de actuariële wetenschappen ten doel stelt, alsmede de verbreding van de wetenschappelijke basis van de werkzaamheden van de actuaris en het geven van voorlichting over de taak en de bevoegdheid van de actuaris. Voorts heeft het Actuarieel Genootschap gedragsregels opgesteld, waaraan de leden zich dienen te houden, om het aanzien en de waardigheid van het beroep actuaris hoog te houden. Actuariële waarde De contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen of bijdragen berekend op basis van Actuariële grondslagen Actuaris AG Een actuaris die lid is van het Actuarieel Genootschap. AFM Afkorting van Autoriteit Financiële Markten. De AFM is toezichthouder op het gedrag van en de informatieverstrekking door alle partijen op de financiële markten in Nederland. APP Afkorting van Actuariële Principes Pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten voldoende voorzichtigheid (prudentie) in acht nemen bij de financiële opzet van het fonds en bij de invulling die hier in de praktijk aan wordt gegeven. De Nederlandsche bank heeft in de actuariële principe Pensioenfondsen aangegeven wanneer hieraan volgens haar is voldaan. In de toekomst zullen de actuariële principes worden vervangen door een FTK, waarin nieuw te hanteren waarderingsmethoden zijn aangegeven. ALM Afkorting van Asset Liability Management Het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een Pensioenfonds helpen bij het kiezen van een juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: - overzicht van de financiële stromen in het Pensioenfonds - inzicht in de toekomstige verplichtingen t.o.v. de beleggingen - beoordelen van de financiële positie versus economische omstandigheden - doorrekenen van mogelijke beleidsalternatieven om daaruit te kunnen kiezen. Arbeidsongeschiktheid Wanneer een deelnemer na 2 jaar ziekte, arbeidsongeschikt blijft, wordt de premiebetaling door werknemer en werkgever gestopt. De pensioenopbouw gaat in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk welvaartsvast door, nu voor rekening van het Pensioenfonds. Benchmark Is een objectieve vergelijkingsmaatstaf voor het beoordelen van beleggingen, zowel in de termen van gerealiseerd rendement als wat de samenstelling van de beleggingen betreft.
82
Begrippenlijst
Bijzonder partnerpensioen Premievrije aanspraak van de huwelijkspartner met wie de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest. De dienstjaren gelegen voor de ontbinding van het huwelijk tellen mee. Bij volgende huwelijken telt diensttijd vanaf de ontbinding van het vorige huwelijk. BPF 2000 De regeling van de bedrijfstak Bouw die in 2000 is ingevoerd. Deze regeling is in 2006 vervangen door een nieuwe pensioenregeling Compliance officer Een onafhankelijke (interne) toezichthouder die (actief) toetst of de gedragscode en/of wettelijke regelingen met betrekking tot de koersgevoelige informatie en privé effectentransacties worden nageleefd. De compliance officer heeft een signalerende en corrigerende functie. Collectieve beschikbare premieregeling Een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij een collectief beschikbare premieregeling wordt het risico van een tekort door de pensioendeelnemers gezamenlijk gedragen. Het verschil met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft. Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige kasstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet. Continuïteitanalyse Analyse in het kader van het FTK waarbij de financiële opzet en positie van het Pensioenfonds voor de lange termijn wordt beoordeeld. Verschil met de solvabiliteitstoets is dat bij de continuïteitstoets onder andere rekening wordt gehouden met toekomstige pensioenopbouw en premie-inkomsten. De analyse heeft hiermee een lange termijn karakter. Ook andere variabelen zoals het beleggingsbeleid en het bijbehorende risicomanagement, het toeslagen- en winstdelingsbeleid, het wijzigen van de beleggingsportefeuille, het achterwege laten van toeslagverlening, etc. wordt hierin betrokken. Er kan worden geanalyseerd of er inconsistentie is tussen de financiering, het toeslag- en het beleggingsbeleid. CSO Afkorting voor Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. In dit orgaan zijn de georganiseerde gepensioneerden verenigd. CPI alle huishoudens Afkorting voor Consumentenprijsindex. De CPI wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze meet de gemiddelde prijsverandering in de loop der tijd van goederen en diensten die huishoudens voor hun levensonderhoud aanschaffen. Naast de CPI wordt tevens de CPI Afgeleid berekend. Dit is de consumentenprijsindex waarin het prijseffect van indirecte belastingen en subsidies is geëlimineerd. Deelnemer De Pensioenwet definieert een deelnemer als een werknemer of een gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder. Deelnemersraad De deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het bestuur van dat pensioenfonds. In een deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds zijn deelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigd naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het pensioenfonds. Wanneer een 5% van het totale verzekerdenbestand van het ondernemingspensioenfonds daarom verzoekt, moet een deelnemersraad verplicht worden ingesteld. Het bestuur van het pensioenfonds kan ook vrijwillig een deelnemersraad instellen.
Begrippenlijst
83
Dekkingsgraad Het pensioenvermogen gedeeld door de Voorziening Pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van Pensioenfondsen en een graadmeter voor de mate van de zekerstelling van de (toekomstige) betalingen van de toegezegde pensioenen. In de financieringsopzet wordt gestreefd naar een dekkingsgraad van 100%, vermeerderd met het op enig moment op grond van de regelgeving vereist vermogen. Dekkingstekort Zie: onderdekking DNB Afkorting van De Nederlandsche Bank. Orgaan dat toezicht houdt op financiële instellingen. Na de fusie in 2004 van De Nederlandsche Bank met de Pensioen- & Verzekeringskamer vallen hier ook pensioenfondsen en verzekeraars onder. Het gedragstoezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten. Het toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet financieel toezicht, terwijl in de Pensioenwet ook het toezicht op pensioenfondsen is geregeld. Tevens zijn bepalingen betreffende het toezicht terug te vinden in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De Nederlandsche Bank houdt ook toezicht op pensioenregelingen die door een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar worden ondergebracht. Duration Het gewogen gemiddelde van de lengte van de perioden waarover alle kasstromen van een obligatie plaatsvinden, waarbij de weging plaatsvindt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht, is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers hiervan het meest zal oplopen. Ervaringssterfte Uit onderzoeken blijkt dat sterfte onder collectief verzekerden bij pensioenfondsen en levensverzekeraars lager ligt dan de bevolkingssterfte. Dit effect is sterker naar mate het verzekerde pensioenbedrag hoger is. Om hiermee rekening te houden bij het maken van berekeningen kan een pensioenfonds de “stijgende levensverwachtingen” vaststellen: de in pensioenbedragen gemeten verhouding tussen bevolkingssterfte en waargenomen sterfte in het pensioenfonds. Effectentypisch gedragstoezicht Toezicht door de AFM op integer gedrag op de effectenmarkten (zie ook gedragstoezicht). Een goede werking van de markt en het vertrouwen in de financiële markt staan hierbij voorop. De effectentypische gedragsregels zijn direct afgeleid van het bestaande gedragstoezicht op effecteninstellingen en zijn opgenomen in wet- en regelgeving. Vanaf 1 december 2003 geldt dit effectentypisch gedragstoezicht niet alleen voor effecteninstellingen, maar ook voor verzekeraars, beleggingsinstellingen, pensioen- en spaarfondsen, kredietinstellingen die niet het effectenbedrijf uitoefenen en overige financiële instellingen in de zin van de Wet op het financieel toezicht. Financieel Toetsingskader Afkorting FTK. Benaming van het nieuwe toezichtregime dat per 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. De nieuwe waarderingsmethoden vervangen de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP). Het nieuwe toezichtregime is ook verankerd in de Pensioenwet. Franchise Het deel van het pensioengevend salaris dat in verband met AOW-aanspraken bij de pensioenberekening buiten beschouwing blijft. FVP-regeling Deze regeling stelt onvrijwillig werkloze werknemers in staat om hun pensioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten. Tot 1 januari 1999 werd de FVP-regeling gefinancierd met rentebaten uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Vanaf deze datum zet de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering de activiteiten van het FVP voort. In het zogenoemde bijdragereglement 1999 zijn de regels met betrekking tot het verkrijgen van de pensioenpremiebijdragen vastgelegd. Werknemers, die met ingang van 1 januari 2009 WW-gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage uit de FVP-regeling.Stichting FVP heeft echter de intentie om het recht op de FVP-bijdrage van werknemers die nu WW-gerechtigd zijn én voor 1 januari 2010 werkloos worden zoveel mogelijk ongemoeid te laten. Voor deze groep werknemers geeft Stichting FVP echter geen harde garanties af.
84
Begrippenlijst
Gedempte premie Het Pensioenfonds hanteert een kostendekkende premie die is gedempt. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten: De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: -
coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken;
-
risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico;
-
een solvabiliteitsopslag;
-
een opslag voor uitvoeringskosten. Naast de excasso-opslag wordt rekening gehouden met een additionele opslag van 1% van de pensioengrondslagsom.
Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Pensioenfondsen dienen verplicht – rekeninghoudend met het bepaalde in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde wetgeving – een gedragscode voor de bestuursleden en overige medewerkers van het fonds op te stellen en deze aan De Nederlandsche Bank te overleggen. Gedragstoezicht Toezicht gericht op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en in dat verband bescherming van de consument (transparantie, voorlichting). Kernonderdelen zijn aspecten als het toezicht op de organisatie van effectenmarkten, het effectentypisch gedragstoezicht en het toezicht informatievoorziening aan en advisering van de consument. De Autoriteit Financiële Markten voert in hoofdzaak het gedragstoezicht uit. Herstelplan Plan van aanpak gericht op het herstel van het dekkingstekort of het reservetekort bij een pensioenfonds. Binnen drie maanden na het ontstaan van de situatie van onderdekking dient het Bestuur van het Pensioenfonds een herstelplan bij De Nederlandsche Bank te hebben ingediend. Het herstelplan dient zodanige maatregelen te omvatten, dat de situatie op grond waarvan een herstelplan moet worden opgesteld binnen drie jaar is beëindigd. Dit heet een kortetermijnherstelplan. Ook in geval van een reservetekort dient een pensioenfonds binnen drie maanden na het ontstaan hiervan een herstelplan bij De Nederlandsche Bank in te dienen, indien de actuariële- en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds niet voorziet in toereikende maatregelen bij een reservetekort. De termijn die in het herstelplan mag worden aangehouden voor herstel van het reservetekort bedroeg op grond van de Actuariële Principes Pensioenfondsen twee tot acht jaar, afhankelijk van de aard en omvang van de opgetreden reservetekorten. Deze termijn is op grond van het FTK 15 jaar geworden. Dit wordt een langetermijnherstelplan genoemd. Herverzekering Pensioenfondsen en levensverzekeraars kunnen bepaalde risico’s (zoals het risico van overlijden of invaliditeit) of verplichtingen die zij verzekeren, geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij een (andere) verzekeringsmaatschappij. Dit wordt herverzekering genoemd. Hoog-Laag Het voor de pensioendatum bepalen of het ouderdomspensioen eerst enige jaren hoog en daarna levenslang lager wordt genoten. Huwelijks-/partnerfrequenties Schattingen per leeftijd of leeftijdsgroep van de aantallen deelnemers aan een pensioenregeling, die gehuwd zijn of een partner hebben. Deze schattingen op basis van statistische gegevens zijn nodig bij gebruik van het onbepaalde man/ vrouw/ partner systeem. Intern toezicht Het kritisch beoordelen van het functioneren van het (Bestuur van het) Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht maakt deel uit van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het doel van het intern toezicht is het beter functioneren van het pensioenfonds(bestuur). Kortlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. overlijdensverzekeringen en nabestaandenpensioenen.
Begrippenlijst
85
Kostendekkende pensioenpremie In het FTK gehanteerde term. Hiermee wordt bedoeld de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling in dat jaar en voor de lange termijn na te komen. Kredietrisico Het risico dat de belegger loopt bij de crediteur loopt ten tijde van het uitlenen van geld. Langlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen. Liability Matching portefeuille Deel van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds, voor namelijk bestaande uit obligaties waarvan de looptijden zijn afgestemd op de looptijden van de verwachte pensioenuitkeringen. De Liability Matching portefeuille heeft het doel het Pensioenfonds zoveel mogelijk te beschermen tegen het risico van rente wijzigingen. De verplichtingen van het Pensioenfonds dalen in dat geval ook. Indien de rente daalt, nemen de verplichtingen van het Pensioenfonds weliswaar toe, maar stijgen de obligaties eveneens in waarde. De Liability Matching portefeuille bestaat in dit Pensioenfonds uit units ING F.I. All Grade Long Duration Fonds en units ING F.I. Grade Basis Fonds. Loontrend Algemene ontwikkeling van de lonen van werknemers binnen een bepaalde onderneming, bedrijfstak of land, zonder rekening te houden met individuele loonsverhogingen als gevolg van de carrière van de werknemers binnen de gekozen groep. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktrente De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Matching Het optimaal afstemmen van de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds. Wanneer een pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset LiabilityManagement (ALM) is een instrument wat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. Medezeggenschapsconvenant De op 25 juni 1998 tussen de STAR en het CSO gemaakte afspraak, inhoudende een krachtige aanbeveling aan alle bij de collectieve pensioenregeling betrokken partijen om de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen substantieel te verbeteren. Dit convenant is op 1 juli 2001 afgelopen. In vervolg hierop hebben de onderhandelingsdelegaties van de STAR en het CSO overeenstemming bereikt over een vernieuwd convenant per 1 januari 2003, waarin onder meer een continuering van de in 1998 gemaakte convenant afspraken is vastgelegd, alsmede een inspanningsplicht tot verbetering van de medezeggenschapspositie van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen bij ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen. Het vernieuwde medezeggenschapsconvenant liep tot 1 januari 2007. Per deze datum is het medezeggenschapsconvenant verankerd in de Pensioenwet. Middelloonsysteem Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris dat men gedurende de gehele diensttijd heeft verdiend.
86
Begrippenlijst
Minimaal vereist eigen vermogen Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit van 18 december 2006 (algemene maatregel van bestuur inzake FTK) zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt in de regel ca 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van ca 105%). Het één en ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen. Minimumtoets Toets in het kader van het FTK. In deze toets moet het vermogen minimaal gelijk zijn aan de verplichtingen. Bij de vaststelling van de verplichtingen dient het toeslagbeleid in aanmerking te worden genomen. Als uitgangspunt voor de toetsing geldt de aanname dat op balansdatum de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen op marktconforme condities. Nominale pensioenverplichting Pensioenverplichting zonder rekening te houden met mogelijk in de toekomst te verlenen indexatie. Onderdekking Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Op 30 september 2002 heeft De Nederlandsche Bank een brief aan de besturen van pensioenfondsen gestuurd met de titel “Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van pensioenfondsen”. Uit deze brief blijkt dat De Nederlandsche Bank een dekkingsgraad verlangt van minimaal 105%. Bij een lagere dekkingsgraad is sprake van onderdekking. In het Besluit van 27 januari 2006 (algemene maatregel van bestuur) worden nadere regels gesteld met betrekking tot het minimumbedrag van het eigen vermogen van pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. One tier board Een monistische bestuursvorm waarbij binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders die zijn belast met de uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die zijn belast met het toezicht op die werkzaamheden. Het toezicht wordt in dit – uit het Angelsaksische recht afkomstige – stelsel derhalve vormgegeven binnen één bestuursorgaan. De systematiek van een one tier board kan volgens de ‘Principes voor goed pensioenfondsenbestuur’ bij een pensioenfonds worden ingevuld door de verschillende taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur in de statuten vast te leggen. Vervolgens kan het Algemeen Bestuur toezicht houden op het Dagelijks Bestuur. OPF Afkorting van Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen. Ouderdomspensioen Aanspraak bij het bereiken van de pensioenleeftijd welke jaarlijks wordt opgebouwd met 2,25% van de pensioengrondslag met ingang van 1 januari 2006. Overreserve Het deel van de reserves van een pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan (ook wel vrije of algemene reserve genoemd). Veelal is een deel van de overreserve bestemd als buffer om eventuele koersfluctuaties van de beleggingen op te kunnen vangen. Dit wordt weerstandsvermogen genoemd. Partnerpensioen Aanspraak van de partner bij overlijden van de deelnemer, ter grootte van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op pensioenleeftijd vanaf datum overlijden. Pensioen Pensioen is een periodieke uitkering die verkregen wordt in verband met ouderdom, of na overlijden van de werknemer. Historisch gezien is het pensioenbegrip dan ook nauw verbonden met de arbeidsovereenkomst. Juridisch is het te beschouwen als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Periodieke uitkeringen in de privé-sfeer worden niet met de term pensioen, maar met lijfrente aangeduid. Ook de fiscale regels zijn op deze tweedeling afgestemd. Voor pensioenen is de loonbelasting van toepassing en voor lijfrente is de inkomstenbelasting van toepassing. Pensioengevend salaris 13 maal het periodesalaris (in de eerste periode van het jaar) vermeerderd met 8% vakantietoeslag (14,04 x periodesalaris).
Begrippenlijst
87
Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevende salaris dat overblijft na aftrek van de franchise, dus pensioengevend salaris minus franchise. Pensioenregister Een register welke moet worden opgezet door de pensioenuitvoerders gezamenlijk. Het pensioenregister moet één ingang vormen voor het overzicht van alle opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en gewezen partners. Het pensioenregister dient uiterlijk op 1 januari 2011 operationeel te zijn. Pensioenovereenkomst De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever(organisaties) en de werknemers(organisatie) welke betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter van een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst hebben. Het begrip pensioenovereenkomst zal in de Pensioenwet het begrip pensioentoezegging vervangen. Pensioenvermogen Het pensioenvermogen is het belegd vermogen, vermeerderd/verminderd met de kortlopende schulden/vorderingen van het Pensioenfonds. Pensioenverplichtingen De verplichtingen om vanaf de afgesproken pensioendatum een pensioen uit te keren. Deze verplichtingen moeten sinds de invoering van het FTK op marktwaarde worden gewaardeerd. Pensioenwet Nieuwe wet die de Pensioen- en spaarfondsenwet vervangt. De Pensioenwet is 1 januari 2007 van kracht geworden. Sommige onderdelen gaan op een latere datum in. Pension Fund Governance De manier waarop het pensioenfonds is georganiseerd (structuur) en de verantwoordelijkheden worden uitgevoerd (processen). De Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in 2004 aandacht geschonken aan het onderwerp Pension Fund Governance. Er werd daarbij gedacht aan het instellen van een ‘Code Tabaksblat’ voor pensioenfondsen. De OPF heeft aanbevelingen gedaan voor goed pensioenfondsbestuur. Deze waarborging voor goed bestuur is verankerd in de Pensioenwet welke per 1 januari 2007 in werking is getreden. Premiedemping Een methode om fluctuaties bij de vaststelling van de premie te voorkomen. Bij het toepassen van de FTK zal voor de vaststelling van de premie uitgegaan moeten worden van de marktrente. Omdat deze rente van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de premie jaarlijks kunnen verschillen. Om nu te voorkomen dat de jaarlijkse premie (grote) fluctuaties vertoont, is het toegestaan om deze premie te ‘dempen’. Hierbij is het toegestaan om voor de vaststelling van de premie uit te gaan van: het voortschrijdende gemiddelde met een maximum periode van 10 jaar; of de vastgestelde verwachte waarde van de actuariële premie. Premies Door (en voor) deelnemers periodiek te betalen vaste bijdragen. Werkgeversbijdrage: 17 % van de pensioengrondslag. Werknemersbijdrage: 7% van de pensioengrondslag. Premievrije pensioenen Deze uitdrukking wordt in twee betekenissen gebruikt, te weten: pensioenen die verkregen worden bij beëindiging van het dienstverband; pensioenen krachtens een pensioenregeling waarvoor de deelnemers zelf geen bijdrage hoeven te betalen. Principes voor goed pensioenfondsenbestuur Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de STAR opgestelde rapportage waarin de uitgangspunten en principes voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. De rapportage heeft zowel betrekking op het bestuur van pensioenfondsen als op de ‘governance’ van direct verzekerde regelingen. De principes zijn op 16 december 2005 vastgesteld en in latere instantie verankerd in de Pensioenwet.
88
Begrippenlijst
Prioriteit Een pensioenfonds kan de schade herverzekeren, die kan ontstaan door overlijden. Veel pensioenfondsen sluiten slechts een herverzekeringscontract af voor een deel van deze schade. De prioriteit is gelijk aan de grens tussen de schade die het pensioenfonds bereid is zelf te lijden en de schade die het fonds herverzekert door middel van een stop-lossverzekering. Rentetermijnstructuur Een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort De Nederlandsche Bank spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Solvabiliteit Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekerings- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Solvabiliteitseisen In de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden aan verzekeringsmaatschappijen eisen gesteld met betrekking tot de solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteitsmarge moet ten minste even groot zijn als de wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge. De wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald op basis van wettelijk vastgestelde formules, die voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars verschillen. Zie ook: Wet op het financieel toezicht Solvabiliteitstoets Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overdragen op marktconforme condities. STAR Afkorting voor Stichting van de Arbeid. In dit adviesorgaan van de overheid zijn de centrale organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd. Startbrief Een informatiebrief welke binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken aan de deelnemer moet worden verstrekt. In deze brief wordt de deelnemer geïnformeerd over een aantal onderwerpen waaronder de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening. Sterfteresultaat Het resultaat (winst of verlies) dat ontstaat als er door overlijden een groter of kleiner bedrag aan Voorziening Pensioenverplichtingen vrijvalt dan waarop werd gerekend op grond van de gekozen kanstabellen (bijv. de sterftetafels). Soms wordt in het resultaat op sterfte tevens begrepen het saldo van enerzijds de aan de herverzekeraar betaalde premie en anderzijds de van de herverzekeraar ontvangen uitkeringen ter zake van overlijden. De betaalde premies dienen daarbij ter dekking van het niet in eigen beheer gehouden overlijdensrisico. Sterfterisico Het risico voor een pensioenfonds of een verzekeraar, dat er schade optreedt als gevolg van sterfte die gemiddeld hoger of lager is dan werd verwacht. Het pensioenfonds of de verzekeraar ontleent de sterfteverwachting aan de gehanteerde sterftetafels. Zie ook: kortlevenrisico, langlevenrisico. Sterftetafel Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen, zoals bijvoorbeeld alle mannen in de bevolking van Nederland. De meest recente Nederlandse sterftetafel is de tafel Gehele Bevolking Mannen (GBM), respectievelijk Gehele bevolking Vrouwen (GBV) in Nederland over de waarnemingsperiode 2000-2005. Deze sterftetafel is vastgesteld door het Actuarieel Genootschap; GBM en GBV 2000-2005 worden dan ook aangeduid als de AG-tafels. Begrippenlijst
89
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) Organisatie van Nederlandse ondernemingspensioenfondsen. Doelstelling van de organisatie is het adviseren en voorlichten van de leden en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen, met name bij de overheid. Het secretariaat van Opf is gevestigd in Den Haag. Stop-lossverzekering Verzekering die ertoe dient om de totale schade in enig jaar als gevolg van overlijden en arbeidsongeschiktheid te beperken. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap Een swap is een overeenkomst tussen twee partijen tot het uitwisselen van betalingen gedurende de looptijd van de swap. Deze betalingen worden verricht over een afgesproken onderliggende waarde. De onderliggende waarde zelf wordt niet verhandeld. Bij een standaard renteswap wordt een vaste rente (de swaprente) vastgesteld bij aanvang van de overeenkomst, terwijl de variabele rente periodiek gekoppeld is aan een specifieke marktrente. Informatie uit de renteswapmarkt kan worden gebruikt voor het bepalen van een rentetermijnstructuur. Technisch resultaat Als mensen met aanspraken op ouderdomspensioen minder oud worden dan verwacht, levert dat een winst op voor de pensioenfondsen en verzekeraars die de pensioenuitkeringen moeten betalen. Zo’n winst heet een technisch resultaat. Technische voorzieningen Bedrag benodigd om aan reeds verworven pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen, rekening houdend met gemiddelde levensduur en de marktrente. Tijdelijk partnerpensioen Extra aanspraak tot 65 jaar voor de partner bij overlijden van de deelnemer. Jaarlijks 10% van het laatste jaarsalaris. Uitruil Het met toestemming van de eventuele partner inruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen Uitkeringsovereenkomst Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten pensioensystemen. Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. Uitlooprisico Het risico dat een uitkering moet worden verstrekt aan een of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds gedurende de looptijd van de (collectieve) verzekering bestond, maar op grond waarvan een eventueel recht op een uitkering ontstond ná afloop van de looptijd van de (collectieve) verzekering. Dit risico wordt veelal (maar niet altijd) in het verzekeringscontract meegenomen. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Het Uniform Pensioenoverzicht waarin de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid eenduidig worden gepresenteerd. De bedoeling is dat alle pensioenuitvoerders hetzelfde overzicht hanteren, waardoor de pensioenoverzichten eenvoudig naast elkaar te leggen zijn en de (gewezen) deelnemers de bedragen uit de verschillende pensioenoverzichten bij elkaar op kunnen tellen en een duidelijk beeld van de financiële situatie bij pensionering krijgen. Vanaf 1 januari 2008 is het hanteren van het UPO voor alle pensioenuitvoerders verplicht. Vastgoed Direct: beleggingen in onroerende goederen. Indirect: Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in onroerend goed. Indirect kan weer uit beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde fondsen bestaan.
90
Begrippenlijst
Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. VB Afkorting van Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Vereist Eigen Vermogen In de nota Hoofdlijnen FTK wordt voor pensioenfondsen een vereist vermogen voorgeschreven. In de Pensioenwet wordt de omvang van het vereist eigen vermogen nader ingevuld. In deze wet is opgenomen dat het vereist eigen vermogen zodanig moet worden vastgesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Vereniging van bedrijfstakpensioenfondsen Organisatie van bedrijfstakpensioenfondsen, die als doelstelling heeft het bevorderen van de samenwerking tussen alle bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland op alle daarvoor in aanmerking komende terreinen, zonder de autonomie van de leden aan te tasten. Het secretariaat van de vereniging is gevestigd in Den Haag. Voorziening voor (of waarde van) pensioenverplichtingen=Passiva De waarde van de pensioenverplichtingen is de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenaanspraken, op basis van een gegeven actuariële methode en gegeven financieel- economische en demografische veronderstellingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is de passiva van het fonds. Waarde-overdracht Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in. Waardevastheid Een pensioenuitkering is waardevast indien deze gekoppeld is aan een prijsindex. Gewoonlijk kiest men hiervoor een van de bekende reeksen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Welvaartsvastheid Een pensioenuitkering is welvaartsvast indien deze gekoppeld is aan de loonindex. Wezenpensioen Aanspraak van één of meer kinderen bij overlijden van de deelnemer. Over maximaal 5 kinderen: tot 18 jaar 14% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van de deelnemer; 28% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van beide ouders (studerende kinderen tot 27 jaar).
Begrippenlijst
91
92
Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Ringwade 71, toren E 3439 LM Nieuwegein Postbus 1339 3430 BH Nieuwegein Telefoon (030) 285 41 20 Fax (030) 285 49 06 Internet www.bnpf.nl E-mail
[email protected]
Colofon Druk: Kunstdrukkerij Mercurius
94
Verslag van het Bestuur over het 81e boekjaar