Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Ondernemerschap en innovatie Samen werken aan een betere leefomgeving, voor nu èn voor later betekent voor Ballast Nedam het ‘realiseren van blijvende kwaliteit’ in de hele levenscyclus van projecten. Onze oplossingen zijn altijd maatwerk: aansprekend, toekomstbestendig en in samenhang met het geheel. Dat maatwerk brengen we tot stand door het ondernemerschap en de innovatiekracht van onze medewerkers. Hun creativiteit en hun vermogen om met bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden samen te werken, vormt de basis voor de vernieuwende oplossingen in dit jaarverslag. Het beste idee bedenk je immers samen.
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Speciale Projecten bouwt samen met BAM aan een nieuw ziekenhuis voor Erasmus MC op de huidige locatie in het centrum van Rotterdam. Oude gebouwen worden afgebroken en vervangen door nieuwe. In 2017 staat er een modern en hoogwaardig universitair complex van universiteit, laboratoria en ziekenhuis. Foto omslag: Erasmus Medisch Centrum
Inhoud Voorwoord
2
Kerncijfers
5
Profiel en doelstelling
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
6
Dagelijks Bestuur
6
Algemeen Bestuur / Intern Toezicht
6
Rol van het Bestuur
7
Rol Dagelijks Bestuur
7
Rol Algemeen Bestuur / Intern Toezicht
7
Rol Verantwoordingsorgaan
7
Beleggingscommissie 8 Compliance-Officer 8 Pensioenbureau 9 Uitbestede werkzaamheden
9
Externe ondersteuning
9
Verslag van het Bestuur
11
Hoofdlijnen 11 Pensioenen 17 Beleggingen 22 Financiën 26 Actuariële paragraaf
30
Risico- en beheersbeleid
31
Toekomstparagraaf 36
Bevindingen Intern Toezicht
38
Oordeel Verantwoordingsorgaan
42
Jaarrekening
46
Balans per 31 december 2011
46
Staat van baten en lasten over 2011
47
Kasstroomoverzicht over 2011
48
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
49
Overige gegevens
77
Korte omschrijving pensioenregeling
77
Algemene reserves
77
Gebeurtenissen na balansdatum
77
Actuariële verklaring
78
Accountantsverklaring 79
Begrippenlijst
81
1
Voorwoord Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam biedt u hierbij het jaarverslag over 2011 aan. In dit verslag legt het Bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in het afgelopen jaar. Verder staan wij stil bij de belangrijkste ontwikkelingen in 2011. In het voorwoord wordt een samenvatting gegeven van het bestuursverslag. Deze zal samen met de kerncijfers op de website worden geplaatst net zoals een verkorte versie van het jaarverslag. Vanwege het besluit inhoudende het voornemen om te korten in 2013, wordt – meer dan gebruikelijk – een doorkijk naar 2012 geboden in dit voorwoord. Het verslagjaar 2011 is wederom een bewogen jaar geweest. In de eerste maanden steeg de dekkingsgraad, daarna daalde de dekkingsraad door aanhoudende onrust op de financiële markten. Deze onrust had tot gevolg dat het vermogen onvoldoende groeide tegenover de pensioenverplichtingen, die toenamen door de lage rentestand. Het rendement van het Pensioenfonds bedroeg in 2011, 7,6%. Mede gezien de bewegelijke marktomstandigheden is dat geen onbehoorlijk rendement. Ondanks dit beleggingsrendement is de dekkingsgraad van 95,6% ultimo 2010 toch gedaald naar 88,8%. Dat effect was, zoals al aangegeven is, in 2011 te wijten aan de daling van de rente waarmee de verplichtingen vastgesteld worden. De belangrijkste punten die in dit voorwoord besproken worden zijn: - Evaluatie herstelplan; - Gesprekken met de werkgever over de financiële positie van het Pensioenfonds; - Vermogensbeheer; - Communicatie; - Pensioenakkoord; - Bestuur.
Evaluatie herstelplan Alle pensioenfondsen in Nederland die een herstelplan hebben, waren verplicht om uiterlijk 11 februari 2012 een evaluatie van het herstelpan uit te voeren. Op basis van de voorlopige cijfers per 31 december 2011 heeft het Bestuur vastgesteld dat het Pensioenfonds achterloopt op het herstelplan. Ook is vastgesteld dat er onvoldoende herstel kan plaatsvinden om op 31 december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2% te behalen. Op basis van het herstelplan had de dekkingsgraad ultimo 2011 99,3% moeten bedragen. Dit heeft tot gevolg gehad dat het Bestuur begin 2012 genoodzaakt is geweest om een besluit te nemen inhoudende het voornemen om de pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen) in 2013 te korten. In april 2013 met 7% en in december 2013 aanvullend met 3%. Deze percentages zijn niet definitief. Begin 2013 zullen de definitieve kortingspercentages worden vastgesteld op basis van de dekkingsgraad ultimo 2012. Het Bestuur begrijpt dat dit de deelnemers, pensioengerechtigden en ex-deelnemers met premievrije aanspraken niet onbewogen laat. Het Bestuur heeft intensief vergaderd om tot het eerdergenoemde besluit van het doorvoeren van kortingen te komen. Tijdens deze intensieve sessies zijn de belangen van alle groepen deelnemers van het Pensioenfonds op een rij gezet. In de evenwichtige belangenbehartiging zijn de belangen van deelnemers die nu een uitkering ontvangen en de belangen van de deelnemers die in de toekomst een uitkering moeten gaan ontvangen zorgvuldig afgewogen. Uiteindelijk is het Bestuur, zoals aangegeven, unaniem tot de conclusie gekomen dat het doorvoeren van kortingen in 2013 onvermijdelijk is.
Gesprekken met de werkgever over de financiële positie van het Pensioenfonds In 2011 hebben diverse gesprekken met de werkgever plaatsgevonden vanwege de financiële positie van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds voert de pensioenregeling uit op basis van de uitvoeringsovereenkomst; een overeenkomst tussen het Pensioenfonds en de werkgever. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat sprake is van een vaste premie en dat de werkgever niet verplicht is om bij een tekort een bedrag in het Pensioenfonds te storten. De werkgever is altijd heel duidelijk geweest dat er in principe als gevolg van een tekort geen bedragen in het Pensioenfonds worden gestort. De werkgever heeft aangegeven begrip te hebben voor de stijgende levensverwachtingen in relatie tot de financiering van de op te bouwen pensioenen.
2
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Het Bestuur heeft de werkgever verzocht de hoogte van de premie te herzien vanwege de stijgende levensverwachtingen. De werkgever heeft aangegeven dat dit precies de reden is waarom de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland omhoog gaat en dat er bij hem een sterke voorkeur is om de effectuering hiervan (het Pensioenakkoord) in de pensioenregeling af te wachten en dan met het Bestuur in overleg te treden over de geldende uitvoeringsovereenkomst. Over de effecten in relatie tot het eerdere Pensioenakkoord die de val van het kabinet Rutte in 2012 hebben veroorzaakt, is nog onvoldoende zekerheid.
Vermogensbeheer Het Bestuur heeft ook in 2011 veel aandacht besteed aan het vermogensbeheer. Het traject van het toetsen van het huidige strategisch beleid is belangrijk geweest in dit boekjaar. Dit is in aansluiting geweest op het inzichtelijker maken van de vastrentende waarden portefeuille, hetgeen eind 2010 geïmplementeerd is. Ook is in 2011 de aansturing van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille een voortdurend aandachtspunt geweest. Door het inzichtelijk maken van de vastrentende waarden portefeuille is het Bestuur nauw betrokken bij de aansturing van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille. Dit was in 2011 van nog meer belang vanwege de aanhoudende onrust op de financiële markten.
Communicatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is ‘van’ en ‘voor’ de rechthebbenden. Het Bestuur heeft, naast andere onderwerpen, aandacht besteed aan de communicatie over de mogelijke risico’s binnen de pensioenregeling. De pensioenregeling die door het Pensioenfonds wordt uitgevoerd, heeft het karakter van een collectieve beschikbare premieregeling en kent het risico dat pensioenaanspraken mogelijk gekort kunnen worden. In deze tijd met veel, soms zeer ingrijpende, veranderingen, heeft het Bestuur net als in het vorige boekjaar extra aandacht besteed aan het informeren van alle rechthebbenden via nieuwsbrieven, de website en de jaarlijkse deelnemersvergadering.
Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 heeft het kabinet met de Stichting van de Arbeid een akkoord gesloten over de oudedagsvoorziening en ouderenparticipatie. In de kern gaat het akkoord over drie onderdelen: - Aanpassing van de AOW en het fiscale pensioenkader aan de stijgende levensverwachting; - Aanpassing van het Financieel Toetsingskader voor aanvullende pensioenen; - Het bevorderen van duurzame inzetbaarheid. Tot de val van het kabinet Rutte, in mei 2012, bestond de verwachting dat het Pensioenakkoord per 1 januari 2014 zou kunnen worden ingevoerd. Maar de wetgeving is op dit moment nog in ontwikkeling en er zijn onduidelijkheden over de toekomst van de invulling en uitwerking van het Akkoord. Een belangrijk aspect in het Pensioenakkoord is de verhoging van de pensioenleeftijd voor de toekomstige pensioenopbouw. Het Bestuur volgt de ontwikkelingen op de voet.
Bestuur Het Bestuur is voortdurend bezig met het verhogen en op peil houden van de deskundigheid. Met name op het gebied van de risicobeheersing binnen de beleggingsportefeuille hebben kennissessies plaatsgevonden. Het betreft hier zowel de collectieve als de individuele deskundigheid. De heer R.J. Feenstra heeft, vanwege aanvaarding van een dienstbetrekking elders, zijn lidmaatschap en voorzitterschap van het Bestuur ter beschikking gesteld. De heer D. van Hoogstraten is de heer R.J. Feenstra opgevolgd. Het Bestuur wil de heer R.J. Feenstra hartelijk danken voor de wijze waarop hij, in moeilijke jaren, leiding heeft gegeven aan het Pensioenfonds. Ondanks de heftige jaren 2010 en 2011 ziet het Bestuur de toekomst van het Pensioenfonds met vertrouwen tegemoet.
Diederik van Hoogstraten Voorzitter Bestuur Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
3
Stadshuis Nieuwegein De bouw van het Stadshuis is het eerste project van de volledige herontwikkeling van de binnenstad van Nieuwegein. Het multifunctionele gebouw was qua vormgeving en techniek een uitdaging: Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Speciale Projecten stelde het stadsbestuur voor om het gebouw te realiseren in een samenwerkingsverband met alle betrokken partijen, waaronder BAM.
Kerncijfers EUR x 1.000 2011 2010 2009 2008 2007 aantal rechthebbenden - deelnemers 2.315 2.236 2.205 2.223 2.077 - premievrijen 2.707 3.069 3.025 2.917 2.912 - vroegpensioengerechtigden 82 102 117 124 141 - pensioengerechtigden 1.907 1.793 1.727 1.659 1.535 - wezen 31 33 36 33 30 Totaal 7.042 7.233 7.110 6.956 6.695 Reglementvariabelen Franchise 12.898 12.674 12.466 12.209 11.872 Indexatie actieven per 01-07 in %
0,00
0,00
0,00
2,52
0,88
Indexatie inactieven per 01-07 in %
0,00
0,00
0,00
1,87
0,58
Korting actieven en inactieven per 31-12 in % 0,00
3,00
0,00
0,00
0,00
Pensioenuitvoering Feitelijke premie 25.525 24.572 23.958 22.482 21.050 Gedempte kostendekkende premie *) 18.856 18.461 17.303 15.287 12.138 Zuivere kostendekkende premie 28.684 25.966 27.268 18.599 20.105 Pensioenuitvoeringskosten 1.219 1.194 1.289 1.153 948 Uitkeringen 27.689 26.253 24.926 23.667 21.315 *) Deze premie is voor het fonds de kostendekkende premie
Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen 723.865 675.486 605.964 546.464 602.460 Pensioenverplichtingen 814.796 706.733 651.101 617.933 489.168 Aanwezige dekkingsgraad 88,8% 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% Dekkingsgraad volgens herstelplan
99,3%
94,1%
89,4%
-
-
Vereiste dekkingsgraad 112,0% 112,4% 116,2% 114,6% 115,5% Minimum vereiste dekkingsgraad *)
104,2%
104,2%
104,2%
-
-
*) Deze is tot en met 2008 gesteld op ca. 105,0%
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen 29.033 29.634 30.797 27.427 47.784 Aandelen 212.422 193.704 184.089 137.302 173.657 Vastrentende waarden 421.239 457.228 384.507 374.810 372.897 Derivaten (netto waarde) 55.907 -14.775 - - Totaal beleggingen 718.602 665.791 599.393 539.539 594.338 Beleggingsperformance Vastrentende portefeuille (excl. swaps) 4,3% - - - Vastrentende benchmark (excl. swaps) -0,2% - - - Vastrentende portefeuille (incl. swaps)
15,3%
9,3%
4,3%
11,8%
-1,6%
Vastrentende benchmark (incl. swaps)
10,8%
7,6%
1,3%
18,3%
-1,8%
-40,4%
-1,9%
Aandelen portefeuille *)
-9,3%
21,1%
30,7%
Aandelen benchmark -9,6% 20,5% 28,7% -37,7% -1,3% Vastgoed portefeuille 2,7% 1,6% 12,3% -42,6% -13,4% Vastgoed benchmark 3,7% 0,2% 25,9% -47,7% -13,3% *) De 200.000 aandelen Ballast Nedam zijn hier buiten beschouwing gelaten
Beleggingsperformance totaal Beleggingsrendement (incl. swaps)
7,6%
12,0%
11,2%
-9,3%
-3,0%
Benchmark (incl. swaps)
4,6%
10,6%
9,2%
-6,3%
-2,6%
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
5
Profiel en doelstelling Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam (hierna te noemen: “Het Pensioenfonds”), statutair gevestigd te Amsterdam is opgericht op 12 augustus 1929. Voor het Pensioenfonds is 2011 het 83e boekjaar. De laatste statutenwijziging was op 3 december 2007. Deze statutenwijziging is op 1 januari 2008 ingegaan. Het Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. Het Pensioenfonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de vennootschap en de groepsondernemingen. Het Pensioenfonds kent één pensioenregeling. Hierin wordt voor 7.042 rechthebbenden een vermogen beheerd van ca. EUR 724 miljoen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Het Bestuur bestaat uit een Dagelijks Bestuur en een Algemeen Bestuur. De samenstelling ultimo 2011 was als volgt:
Dagelijks Bestuur Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
Aangetreden
D. van Hoogstraten
Voorzitter
Consultancy
ABL2
01-01-2014 1)
15-12-2011
H.P. van der Meer
Lid
Financiën
Ballast Nedam N.V.
01-01-2012 2)
01-01-1992
(Toelevering)
Algemeen Bestuur / Intern Toezicht Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
Aangetreden
A. Kok
Lid
Financiën
Pensioengerechtigde
01-02-2014 3)
01-01-1996
M.J.L. Heitman
Lid
Juridisch
Ballast Nedam N.V. (Legal)
01-01-2014 1) 01-01-1994
F.L. van Oorschot
Lid
Personeel
Ballast Nedam N.V. (P&O)
01-01-2012 2)
18-07-2003
J.P.G. Leenders
Lid
Financiën
Ballast Nedam
01-02-2012 1)
01-02-2011
Bouw & Ontwikkeling B.V.
1) benoemd namens Ballast Nedam 2) benoemd namens de werknemers 3) benoemd namens de pensioengerechtigden Het Bestuur heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan het Pensioenbureau en externe vermogensbeheerders. Conform de eisen van de Pensioenwet blijft het Bestuur eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de uitbestede taken.
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Rol van het Bestuur Het Bestuur stelt het algemeen beleid van het Pensioenfonds vast. Door middel van een mandaat wordt een aantal taken en verantwoordelijkheden aan het Dagelijks Bestuur gedelegeerd. Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan. Alle besluiten worden genomen door het voltallige Bestuur (Algemeen Bestuur plus Dagelijks Bestuur).
Rol Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds. Daartoe behoren onder meer de volgende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden: - Het besturen van het Pensioenfonds en het bepalen van het dagelijks beleid binnen het Pensioenfonds, met inachtneming van het mandaat dat het Bestuur heeft vastgesteld; - Het voorbereiden en uitvoeren van bestuursbesluiten; - Het beheren van activiteiten van het Pensioenfonds; - Het uitvoering geven aan het uitbestedingsbeleid binnen het Pensioenfonds, zoals dat door het Bestuur is vastgesteld, binnen het mandaat van het Bestuur en voor zover dit is toegestaan op grond van wet- en regelgeving; - Erop toezien dat het pensioenreglement, de statuten en de overige juridische documenten van het Pensioenfonds, binnen de daartoe gestelde termijnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving; - Het adviseren van het Bestuur; - Het vertegenwoordigen van het Pensioenfonds met inachtneming van de statuten en het pensioenreglement en voor zover dit niet anders uit de wet voortvloeit.
Rol Algemeen Bestuur / Intern toezicht Het Algemeen Bestuur is meer specifiek belast met het intern toezicht. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht de volgende taken: - Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Pensioenfonds; - Het beoordelen van de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en uitvoering geeft aan de aan hem toegekende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; - Het beoordelen van de wijze waarop door het Dagelijks Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en lange termijn. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht recht op: - Alle informatie die het Algemeen Bestuur nodig acht om zijn taak goed te kunnen uitvoeren; - Overleg met het Dagelijks Bestuur over al zijn bestuurstaken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; - Overleg met de extern accountant, de certificerend actuaris en de adviserend actuaris. Het Algemeen Bestuur rapporteert de bevindingen van het Intern Toezicht eenmaal per jaar aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt de rapportage en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het Verantwoordingsorgaan. In het jaarverslag worden de bevindingen van het intern toezicht vermeld.
Rol Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan is vanaf 1 januari 2008 actief en het bestaat uit zes leden, te weten twee leden namens de werkgever, twee leden namens de werknemers en twee leden namens de pensioengerechtigden. Het Verantwoordingsorgaan is onafhankelijk en bespreekt met het Bestuur het gevoerde beleid en de resultaten van het beleid. Het Verantwoordingsorgaan geeft achteraf een oordeel over het handelen van het Bestuur en adviseert over voorgenomen beleidswijzigingen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
7
De samenstelling van het Verantwoordingsorgaan in 2011 was als volgt: Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
Aangetreden
M.N.M. de Jong
Voorzitter
Personeel
Ballast Nedam N.V. (P&O)
01-01-2014 1)
01-01-2008
M. Klinkhamer
Lid
Financiën
Ballast Nedam Concessies B.V. 01-01-2012 1)
01-02-2011
G. Jansen
Lid
ICT
Ballast Nedam ICT B.V.
01-01-2014
01-01-2010
S.J.A. Bijpost
Lid
Techniek
Ballast Nedam
01-01-2012 2)
01-01-2008
Bouw en Ontwikkeling 01-01-2008
2)
Speciale Projecten L. Philippen
Lid
Techniek
Pensioengerechtigde
01-01-2012 3)
P.A. Clemens
Lid
Financiën
Pensioengerechtigde
01-01-2014 3) 01-01-2008
1) benoemd namens Ballast Nedam 2) benoemd namens de werknemers 3) benoemd namens de pensioengerechtigden Het Verantwoordingsorgaan verwoordt zijn oordeel over het Bestuur in een verslag. Dit verslag wordt samen met een reactie van het Bestuur in het jaarverslag van het Pensioenfonds opgenomen. Om de leden van het Verantwoordingsorgaan hun rol zo efficiënt mogelijk te laten invullen wordt jaarlijks een drietal informatiebijeenkomsten met het Bestuur georganiseerd. Deze informatiebijeenkomsten hebben enerzijds als doel dat het Bestuur de leden van het Verantwoordingsorgaan op de hoogte houdt van de laatste ontwikkelingen en anderzijds om het Verantwoordingsorgaan de mogelijkheid te geven zich een duidelijk en gefundeerd oordeel te vormen over het door het Bestuur gevoerde beleid (achteraf).
Beleggingscommissie De Beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het Bestuur. Daarnaast is de Beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling en de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. In de nieuwe structuur van het vermogensbeheer (meer transparantie binnen de portefeuille vastrentende waarden en de derivatenposities) is de Beleggingscommissie nauwer betrokken bij de aansturing van het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille. De Beleggingscommissie bestaat in 2011 uit de volgende bestuursleden, adviseurs en medewerkers van het Pensioenbureau: Bestuursleden - A. Kok (voorzitter) - D. van Hoogstraten - H.P. van der Meer Adviseurs - M. Euverman, Strategisch adviseur (Sprenkels & Verschuren) - P. Bajema, Operationeel adviseur (Blue Sky Group) - E.B.G. Velthuis (Directeur Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Midden) Pensioenbureau - L.E.M. Duynstee - T.J.M. Meulemans*) *) De heer T.J.M. Meulemans heeft per 1 februari 2012 gebruik gemaakt van de levensloopregeling en gaat aansluitend daaraan met pensioen. In 2011 is de heer J. Gelens, controller, als zijn opvolger ingewerkt. Het Bestuur wil de heer T.J.M. Meulemans danken voor zijn inzet.
Compliance-officer Als compliance-officer is door het Pensioenfonds aangesteld de heer O.P. Padberg, de secretaris van Ballast Nedam N.V.
8
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Pensioenbureau Het Bestuur wordt ondersteund door een Pensioenbureau onder leiding van een directeur. Het Pensioenbureau bestaat in 2011 uit 7 medewerkers (5,9 voltijds arbeidskrachten). Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. Directeur Pensioenbureau
: L.E.M. Duynstee
Beleidsmedewerker
: M.P. van der Hout
Pensioenadministratie
: J.W. van der Star
Pensioenadministratie
: W.J. Aalsters-van Greuningen
Financiële administratie
: M.C.A. van Rossum-van Uden
Secretaresse
: A. Endenburg-de Groot
Administrateur
: T.J.M. Meulemans *)
*) Zie de eerdere opmerking inzake de heer T.J.M. Meulemans.
Uitbestede werkzaamheden Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door de externe vermogensbeheerders AZL Vermogensbeheer B.V. voor de vastrentende waarden portefeuille en derivaten en BlackRock Institutional Trust Company N.A. voor de aandelen portefeuille. Daarnaast is het Pensioenfonds aandeelhouder in het vastgoedfonds van Altera Vastgoed N.V. Ook heeft het Pensioenfonds een bewaarovereenkomst bij de KAS BANK. De partijen voeren hun werkzaamheden uit op basis van contracten, uitbestedingsovereenkomsten, mandaten en een strategisch beleggingsplan. De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn gedeeltelijk middels een stop-loss verzekering herverzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.
Externe ondersteuning Het Bestuur heeft een extern accountant aangesteld, de heer drs. F.J.J. Glorie RA, verbonden aan KPMG Accountants N.V. De accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de verslagstaten van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet de onafhankelijk accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring. Het Bestuur heeft een extern certificerend actuaris aangesteld in de persoon van drs. R. Westhoff AAG, verbonden aan Towers Watson. De certificerend actuaris beoordeelt de financiële positie van het Pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De certificerend actuaris rapporteert eenmaal per jaar aan het Bestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Daarnaast is een adviserend actuaris aangesteld in de persoon van P.L.J. Janssen AAG. Deze actuaris is verbonden aan Towers Watson. De heer drs. P. Bajema is aangesteld als operationeel adviseur ten behoeve van het vermogensbeheer. De operationeel adviseur is verbonden aan de Blue Sky Group. De heer drs. ir. M. Euverman AAG CFA verbonden aan Sprenkels en Verschuren is aangesteld als strategisch adviseur. Op ad-hoc basis kan het Bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
9
Bijlmerpark Amsterdam Het Bijlmerpark in Amsterdam-Zuidoost heeft een ware metamorfose ondergaan. De vernieuwing van het grote stadspark had onder meer tot doel om meer levendigheid in en om en park te creëren. Ballast Nedam Infra zorgde voor de herinrichting van het park, met onder meer grondverzet, groenvoorziening, een geluidsscherm en de aanleg van een zelfzuiverende vijver.
Verslag van het Bestuur 2011 Hoofdlijnen Herstelplan Begin 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan voor de korte termijn en de lange termijn ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door DNB. De belangrijkste punten uit het oorspronkelijke herstelplan zijn: - De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad (2009: 104,2%) ligt, niet verhoogd door het verlenen van toeslagen; - De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Het oorspronkelijke herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. Op 31 december 2010 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen) gekort. Alvorens de korting door te voeren is onderzocht of het wijzigen van het beleggingsbeleid of (deels) herverzekeren het doorvoeren van een korting zouden vermijden, dit bleek niet het geval te zijn. De dekkingsgraad per 31 december 2011 bedraagt 88,8%. Het Pensioenfonds had conform het herstelplan per 31 december 2011 een dekkingsgraad nodig van 99,3%. Begin 2012 is het herstelplan geëvalueerd op basis van de cijfers eind 2011. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat zonder het doorvoeren van een korting niet de minimaal vereiste dekkingsgraad gehaald kon worden binnen de hiervoor gestelde termijn. Op 31 december 2013 moet de dekkingsgraad minimaal 104,2% bedragen. Aan de hand van de evaluatie heeft het Bestuur vastgesteld dat op 1 april 2013 alle pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen) met 7% gekort moeten worden. Daarnaast zal indien noodzakelijk eind 2013 aanvullend nog een korting van circa 3% moeten worden doorgevoerd. De hierboven genoemde percentages zijn niet definitief. De definitief door te voeren kortingen worden begin 2013 berekend op basis van de dekkingsgraad ultimo 2012. Het Pensioenfonds handelt daarmee conform de regels van DNB. Alle rechthebbenden zijn in februari 2012 op de hoogte gebracht van dit eerdergenoemde besluit door middel van een individuele brief. In maart 2012 heeft het Pensioenfonds een nieuwsbrief gestuurd met een uitgebreide toelichting. In september 2012, tijdens de jaarlijkse deelnemersvergadering, zullen de rechthebbenden over de dan actuele stand van zaken geïnformeerd worden.
Ontwikkeling Pensioenvermogen In 2011 heeft het Pensioenfonds een rendement behaald van 7,6%. Daarnaast is het renterisico op de voorziening pensioenverplichtingen voor ca. 65% afgedekt. Ondanks dat in 2011 regelmatig sprake was van een negatief sentiment op aandelen en risicodragende obligaties is het pensioenvermogen gegroeid tot EUR 723,9 miljoen.
Ontwikkeling van de Pensioenverplichtingen De lage rente in 2011 speelt voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen een grote in rol in de ontwikkeling van de Pensioenverplichtingen. Naar aanleiding van de stijgende levensverwachtingen heeft het Actuarieel Genootschap (AG) in 2010 de prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Per 30 september 2010 is overgestapt op deze prognosetafel inclusief de Towers Watson 2010 ervaringssterfte. De voorziening pensioenverplichtingen is in 2011, mede als gevolg van deze ontwikkelingen, met ca. EUR 108 miljoen gestegen. Deze stijging is naast de reguliere zaken (zoals de verwerving van nieuwe aanspraken) veroorzaakt door de daling van de rente, die gebruikt wordt om de voorziening pensioenverplichtingen vast te stellen (van 3,4% naar 2,7%).
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
11
Rentetermijnstructuur ultimo 2010, medio 2011 en ultimo 2011 (Bron: DNB)
Ontwikkeling van de dekkingsgraad De dekkingsgraad is gelijk aan het pensioenvermogen gedeeld door de pensioenverplichtingen. Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren
Ultimo
2011 2010 2009 2008 2007
Dekkingsgraad 88,8% 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 112,0%. Volgens het herstelplan had de dekkingsgraad per 31 december 2011, 99,3% moeten zijn.
Toeslagverlening/kortingen Op basis van de dekkingsgraad van 95,6% eind 2010, zijn in 2011 geen toeslagen verleend aan de deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden. In 2012 zullen ook geen toeslagen verleend worden op basis van de dekkingsgraad van 88,8% eind 2011. Zolang er sprake is van een dekking onder de minimaal vereiste dekkingsgraad (2011: 104,2% ) zullen geen toeslagen worden verleend. Zodra er sprake is van een dekkingsgraad die hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad maar lager dan de vereiste dekkingsgraad (2011: 112,0%) zullen in eerste instantie de doorgevoerde kortingen worden hersteld. Zodra doorgevoerde kortingen zijn hersteld, zullen er eventueel weer (gedeeltelijke) toeslagen worden verstrekt. Het eventueel herstellen van doorgevoerde kortingen en het verlenen van eventuele toeslagen nadat de uitgevoerde korting is hersteld zal worden vastgesteld door het Bestuur op basis van de financiële positie van het Pensioenfonds, het geldende pensioenreglement en het herstelplan. In 2011 zijn geen kortingen doorgevoerd.
Bestuursvergaderingen Zoals aangegeven, bestaat het Bestuur uit een Dagelijks Bestuur en een Algemeen Bestuur. Het gehele Bestuur houdt zich bezig met het vaststellen van het algemeen beleid en besluitvorming. Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds en het Algemeen Bestuur met het intern toezicht.
12
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Het gehele Bestuur heeft in 2011 acht keer vergaderd. Bij de bestuursvergaderingen zijn de adviserend actuaris van Towers Watson, de directeur en de beleidsmedewerker van het Pensioenbureau aanwezig geweest. Bij de bestuursvergadering waarin het jaarverslag door het Bestuur werd goedgekeurd waren ook de certificerend actuaris en de externe accountant aanwezig. Het Dagelijks Bestuur heeft tien maal vergaderd met de directeur van het Pensioenbureau. Het Algemeen Bestuur heeft één maal apart vergaderd. De leden van het Verantwoordingsorgaan zijn drie maal uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst. In de vergaderingen zijn de volgende onderwerpen behandeld: - De ontwikkeling van de financiële positie van het Pensioenfonds en de communicatie hierover; - Herstelplan; - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Onrust op de financiële markten; - Financieel crisisplan; - Reacties op het daadwerkelijk doorvoeren van een korting op de pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen); - Vereist eigen vermogen; - Toename levensverwachtingen; - Beoordeling vermogensbeheerders; - Kosten vermogensbeheer; - Kosten pensioenuitvoering; - Goed pensioenfondsbestuur; - Het risicomanagement; - Bestuurlijke zelfevaluatie; - De gedragscode en integriteit; - Het eventueel elders onderbrengen van de pensioenaanspraken; - Afkoop kleine pensioenaanspraken; - Gesprekken met de werkgever over de financiële positie van het Pensioenfonds; - Communicatie. De belangrijkste besluiten in 2011 ten aanzien van de beleggingen zijn: - Afdekken van het valutarisico binnen de aandelenportefeuille; - Aanstellen nieuwe strategisch adviseur; - Niet versneld Spaanse en Italiaanse staatsobligaties verkopen; - Franse staatsobligaties niet afbouwen; - Goedkeuren portefeuillehandboek; - Het inzichtelijk maken van de vastrentende waarden portefeuille; - Strategisch beleid afdekken renterisico. Een nadere toelichting treft u aan in de paragraaf over beleggingen. De belangrijkste besluiten met betrekking tot het herstelplan zijn geweest: - De goedkeuring van de evaluatie van het herstelplan op basis cijfers ultimo 2010; - In de deelnemersvergadering van 29 september 2011 heeft het Bestuur aangegeven dat het Pensioenfonds achterliep op het herstelpan en mogelijk op basis van de evaluatie van het herstelplan begin 2012 zal moeten gaan aankondigen dat opgebouwde pensioenaanspraken en dus ook pensioenuitkeringen wederom gekort moeten worden; - In december 2011 is een nieuwsbrief verstuurd aan alle rechthebbenden waarin de bovenstaande boodschap is vermeld. In de financiële paragraaf gaan wij hier verder op in.
Beleggingscommissie De volledige Beleggingscommissie, inclusief externe adviseurs, vergaderde tien maal in 2011. Onderwerpen in dit overleg waren, onder andere: - Performance van de fondsen waarin wordt geparticipeerd; - Beoordeling van de fondsen waarin het pensioen participeert; - Kosten vermogensbeheer; - De ontwikkeling van de rente en de inflatie; - Beoordeling van de effectiviteit van de renteafdekking;
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
13
- Afdekking valutarisico binnen het aandelenfonds waarin het Pensioenfonds participeert; - De onrust op de financiële markten; - Het strategisch beleggingsbeleid; - Het tactische beleggingsbeleid; - De te hanteren benchmarks; - Europese staatsobligaties; - Risicobeheersing.
Deskundigheidsbevordering In het deskundigheidsplan zijn de aandachtsgebieden voor de bestuursleden vastgesteld. Voor ieder bestuurslid geldt een opleidingsplan. In 2011 is veel aandacht geweest voor het werven van deskundige bestuurders als gevolg van het vertrek van een aantal bestuursleden. Het Bestuur heeft een beleid voor werving van bestuurders opgesteld. Daarnaast is een profiel voor de voorzitter en voor bestuurders vastgesteld. Aan de hand van het wervingsbeleid en de profielen heeft het Bestuur kandidaten voorgesteld om gekozen te worden door de rechthebbenden of benoemd te worden door de werkgever. Het beleid voor werving van bestuurders en de opgestelde profielen is opgesteld op basis van de beleidsregel deskundigheid 2011. Door het volgen van cursussen, seminars en het bijhouden van de actuele ontwikkelingen, heeft het Bestuur de kennis, het inzicht en de oordeelvorming verder vergroot. Op 26 oktober 2011 is er een bijeenkomst over goed pensioenfondsbestuur geweest. De bijeenkomst had als aanleiding een kennissessie over het voorontwerp Wet versterking bestuur van pensioenfondsen, zelfevaluatie en overdracht kennis en ervaringen. De beoogde nieuwe voorzitter van het Pensioenfonds was hier als toehoorder bij aanwezig. In december 2011 is DNB akkoord gegaan met de benoeming van de nieuwe voorzitter van het Pensioenfonds, de heer D. van Hoogstraten.
Communicatie In 2011 heeft er veel communicatie plaatsgevonden over de financiële positie van het Pensioenfonds, het herstelplan en de op 31 december 2010 doorgevoerde korting op de pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen). De communicatie heeft schriftelijk plaatsgevonden en via de website. Daarnaast heeft de jaarlijkse deelnemersvergadering plaatsgevonden. De vergadering had als hoofdonderwerp de financiële situatie van het Pensioenfonds en de eventuele noodzakelijkheid van het opnieuw doorvoeren van een korting op de opgebouwde pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen). Daarbij is aangegeven dat het herstelplan begin 2012 geëvalueerd wordt op basis van de cijfers ultimo 2011. Indien er dan sprake is van een achterstand op het herstelplan zal het Pensioenfonds aankondigen dat uiterlijk 1 april 2013, indien noodzakelijk, opnieuw een korting zal worden doorgevoerd. In aansluiting op de deelnemersvergadering is een nieuwsbrief verstuurd aan de pensioengerechtigden, premievrijen en actieve deelnemers waarin de informatie die verstrekt is tijdens de jaarlijkse deelnemersvergadering is opgenomen. In 2011 is de startbrief ieder kwartaal geactualiseerd. De startbrief, bestaat uit een brief en een brochure “Pensioenreglement in het kort”, die iedere nieuwe deelnemer ontvangt. In deze brief staat een omschrijving van de pensioenregeling en wordt de actuele financiële situatie van het Pensioenfonds beschreven, zodat iedere deelnemer bij toetreding op de hoogte is van de pensioenregeling en de financiële positie van het Pensioenfonds. Verder zijn in juni 2011 de jaarlijkse uniforme pensioenoverzichten (UPO) per 31 december 2010 voor de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden verstuurd. Daarnaast hebben ook de deelnemers met een premievrij pensioen een uniform pensioenoverzicht over de pensioenrechten per 31 december 2010 ontvangen waarin de doorgevoerde korting van de pensioenaanspraken is verwerkt. De uniforme pensioenoverzichten voor deelnemers met een premievrij pensioen worden minimaal één keer in de vijf jaar verstuurd. Daarnaast is er, ook in 2011, met deelnemers gecommuniceerd over waardeoverdracht. Het is namelijk een verplichting om bij een individuele beëindiging van het dienstverband mee te werken aan waardeoverdracht. Indien de pensioenuitvoerder zich echter in een slechte financiële situatie bevindt, wordt op grond van de Pensioenwet deze verplichting tijdelijk opgeschort. Er geldt dan zelfs een verbod op waardeoverdracht. Doel van dit verbod is te voorkomen dat de financiële positie van een pensioenfonds verder verslechtert door uitgaande waardeoverdrachten en om toetredende deelnemers te beschermen in geval van inkomende waardeoverdrachten. Van een slechte financiële positie is sprake indien de dekkingsgraad zich onder de 100% bevindt. Het Pensioenfonds is eind 2008 in de situatie geraakt dat waardeoverdracht niet meer mogelijk was. Eind 2011 bevond het Pensioenfonds zich nog steeds in de situatie dat waardeoverdracht niet mogelijk is. De financiële situatie is op het moment dat dit jaarverslag wordt gemaakt nog onvoldoende hersteld. Hierdoor geldt nog steeds een verbod op waardeoverdrachten. Zodra de dekkingsgraad zich boven de 100% bevindt, vervalt de wettelijke opschorting van waardeoverdrachten en zal dit met de deelnemers worden gecommuniceerd.
14
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
In het Pensioenregister kunnen de pensioenen ingezien worden, die bij diverse pensioenuitvoerders zijn opgebouwd en het te bereiken pensioen bij het fonds waar nu opbouw plaats vindt. Op deze wijze kan een ieder die nog niet met pensioen is inzicht krijgen in zijn pensioensituatie (inclusief de AOW). Het Pensioenregister is vanaf 1 januari 2011 operationeel. Het Pensioenfonds zorgt ervoor dat bij het Pensioenregister de pensioenen vermeld worden zoals deze ook staan in de meest recente UPO die het verstuurd heeft. Ingegane pensioenen staan niet in het Pensioenregister. In 2011 heeft het Pensioenfonds een actie uitgevoerd om kleine pensioenen af te kopen. Hierover is intensief gecommuniceerd met de betrokken ex-deelnemers. Dit is gebeurd nadat onderzocht is dat, gezien de financiële situatie van het Pensioenfonds, dit voor niemand een nadeel opleverde. Het ging om pensioenen die kleiner waren dan € 427,29 (2011) bruto per jaar.
Naleving wet- en regelgeving Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In dit boekjaar is een herstelplan van toepassing omdat het aanwezige vermogen onder het minimaal vereist vermogen ligt. Begin en medio 2012 worden de ABTN, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst geactualiseerd.
Gedragscode In 2011 is een nieuwe gedragscode opgesteld. De gedragscode is door bestuursleden en andere betrokkenen (zoals externe adviseurs) ondertekend. De gedragscode van het Pensioenfonds sluit aan op die van Ballast Nedam N.V. en de good practices voor de gedragscode specifiek voor fondsen en uitvoerders.
Uitbesteding Het Pensioenfonds heeft een vermogensbeheer contract met AZL Vermogensbeheer B.V. AZL Vermogensbeheer B.V. is onderdeel van de ING Groep. Daarnaast is er een contract met BlackRock Institutional Trust Company N.A. voor de aandelen portefeuille. Verder is het Pensioenfonds participant in Altera Vastgoed. Ook heeft het Pensioenfonds een bewaarovereenkomst bij de KAS BANK. Daarnaast is er een operationeel adviseur aangesteld. De operationeel adviseur is werkzaam bij de Blue Sky Group, een grote uitvoerder voor pensioenfondsen. Eén van hun diensten is het uitvoeren van vermogensbeheer. Het Pensioenfonds maakt uitsluitend gebruik van de operationele diensten. Bij de selectie van de operationele adviseur is een voorwaarde geweest dat de organisatie waaraan de operationele adviseur is verbonden geen uitvoering kan geven aan een vermogensbeheercontract. Deze operationeel adviseur heeft als taak het Pensioenbureau te ondersteunen bij al haar werkzaamheden met betrekking tot de operationele uitvoering van de beleggingen. Een van de taken van de operationeel adviseur is advisering in de beoordeling van de vermogensbeheerders van het Pensioenfonds en de monitoring van de vermogensbeheerders. Door de structuur waarvoor gekozen is, wordt de kwaliteit van uitbesteding voortdurend getoetst. Het Bestuur heeft diverse malen regulier overleg gevoerd met de vermogensbeheerders over de dienstverlening en het beheer van de portefeuille, zoals opgenomen in het beleggingsplan. Daarnaast heeft het Bestuur kennisgenomen van de ISAE3402 type 2 rapportages. De rapportages worden getoetst door het Pensioenbureau en de resultaten van de toets worden opgenomen in de jaarlijkse rapportage inzake de kwaliteit van uitbesteding. Met de operationeel adviseur vindt jaarlijks een evaluatiegesprek plaats. Voor de uitbestede werkzaamheden zijn SLA ‘s (Service Level Agreements) afgesloten. Voorts is er aandacht voor de kosten en de beloningsstructuur van de vermogensbeheerder. Op het moment dat een beheerder geselecteerd wordt, zijn deze items onderwerp van het selectietraject. Verder wordt één samenvattende pagina gemaakt per beleggingsmandaat. De focus daarbij is op risico’s in het mandaat, niet op de historische rendementen. De pagina wordt mede ingevuld door de betreffende vermogensbeheerders en beoordeeld door de Beleggingscommissie in samenspraak met het Bestuur.
Toezichthouder Het Pensioenfonds heeft in 2011 meegedaan aan het thema onderzoek (financieel) crisisplannen dat werd uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB). In dat kader heeft het Pensioenfonds een tweetal bijeenkomsten bij DNB bijgewoond en heeft een afspraak met DNB plaatsgevonden. Voorts is contact geweest met DNB in het kader van de benoeming van een nieuwe voorzitter van het Pensioenfonds.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
15
DNB is akkoord gegaan met de voorgenomen benoeming van de heer D. van Hoogstraten. Daarnaast is contact geweest met DNB over de eisen aan het premiebeleid bij een dekkingstekort en het feit dat het Pensioenfonds een pensioenregeling uitvoert met het karakter van een collectieve beschikbare premieregeling. DNB heeft aangegeven dat het Pensioenfonds vanwege het karakter van de pensioenregeling niet hoeft te voldoen aan de eis dat de premie in de periode van een dekkingstekort minimaal gelijk moet zijn aan de zuivere kostendekkende premie.
Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een Pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de 32 principes van de Stichting van de Arbeid (STAR) voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het Pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De basis hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in dat het Bestuur moet zorgen voor een adequate administratieve organisatie, interne controle en risicobeheersing, de analysering en beheersing van integriteitrisico’s, het voorkomen van belangenverstrengeling, de duurzame beheersing van (financiële) risico’s en de uitvoering van een continuïteitsanalyse, eenmaal per drie jaar.
Intern toezicht en Verantwoordingsorgaan Het Bestuur van het Pensioenfonds besteedt, conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur, veel aandacht aan de opzet en inrichting van de uitbesteding en uitvoering, inclusief de interne beheersing. Reglementair is vastgelegd hoe het Bestuur omgaat met zijn rol en hoe invulling wordt gegeven aan begrippen als goed bestuur, intern toezicht en verantwoording. Voor de invulling van het Intern Toezicht is gekozen voor een one tier board. In deze structuur beoordeelt het Algemeen Bestuur de beleids- en bestuursprocedures en processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s van het Pensioenfonds op de langere termijn. Vanaf 1 januari 2008 is het Intern Toezicht actief. Een rapport van het Intern Toezicht met bevindingen inzake het functioneren van het Bestuur in 2011 is opgenomen in dit jaarverslag. Aangezien het Intern Toezicht iedere bestuursvergadering betrokken is bij het beleid, zijn er korte lijnen en kan goed toezicht worden gehouden. Om de onafhankelijkheid te waarborgen komt het rapport met bevindingen tot stand zonder tussenkomst van het Dagelijks Bestuur. Het rapport met bevindingen is besproken met het Bestuur. Op deze wijze meent het Bestuur op een zorgvuldige en directe wijze invulling te hebben gegeven aan het Intern Toezicht. Vanaf 1 januari 2008 is het Verantwoordingsorgaan actief. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit een vertegenwoordiging van de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het Bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus. In het onderhavige jaarverslag wordt verslag gedaan van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van: - Het gevoerde beleid in 2011 aan de hand van de bevindingen van het Intern Toezicht; - De informatiebijeenkomsten met het Bestuur; - De notulen van de bestuursvergaderingen. Voor de uitvoering van de medezeggenschap in de Pensioenwet had het Pensioenfonds de keuze tussen vertegenwoordiging in het Bestuur van pensioengerechtigden of voor de instelling van een deelnemersraad. Een deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het Bestuur van dat pensioenfonds. In 2007 heeft het Bestuur de pensioengerechtigden geraadpleegd. Er is toen gekozen voor een directe vertegenwoordiging door een pensioengerechtigde in het Bestuur. Hierdoor hebben de pensioengerechtigden direct invloed op het gevoerde beleid.
Zelfevaluatie Het Bestuur heeft op 26 oktober 2011 zijn eigen functioneren geëvalueerd. Verder stond deze bijeenkomst in het teken van overdracht van kennis, uitwisseling van ervaringen en advies. Het Bestuur geeft hiermee bovendien invulling aan principe A13 van de principes voor goed pensioenfondsbestuur.
16
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Pensioenen De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen (dat afhankelijk is van het salaris) wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en de werknemers betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gewogen gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden niet automatisch verhoogd aan de hand van het laatstverdiende salaris. Vandaar de term ‘middelloon’. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar. De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, komen voor rekening van de rechthebbenden in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur van het Pensioenfonds de opbouw van het pensioen moet korten wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten de pensioenen (extra) te verhogen, wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagbeleid Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereist eigen vermogen aan de rechthebbenden toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de rechthebbenden gecommuniceerd. Het toeslagen beleid is gebaseerd op wettelijke regelingen. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt, op basis van het huidige pensioenreglement, in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. Eind 2010 zijn de opgebouwde nominale pensioenaanspraken met 3% gekort. Deze korting zal dus eerst hersteld moeten worden alvorens er weer toeslagen verleend worden. Het herstel van de korting kan starten zodra er een dekkingsgraad aanwezig is hoger dan de minimale vereiste dekkingsgraad. Aan de hand van de cijfers op het eind van het jaar zal het Bestuur bij voldoende middelen besluiten om de korting per 1 juli geheel of gedeeltelijk te herstellen. Op gedane pensioenuitkeringen worden geen nabetalingen verricht. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens indices. Deze indices zijn de Consumenten Prijs Index (CPI) ‘alle huishoudens’ voor inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meer middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de rechthebbenden met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan tot en met 2006. 4. Zijn er na de inhaaltoeslagen nog meer middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste eigen vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste eigen vermogen, dan wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven). Dit geeft duidelijk het karakter van de pensioenregeling aan; alle positieve resultaten zonder een maximum zijn voor de rechthebbenden (actief, premievrij en pensioengerechtigd). Uiteraard zijn de negatieve resultaten met inachtneming van de onderstaande maatregelen ook voor die rechthebbenden. Als er minder middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves), is er sprake van een reservetekort en/of dekkingstekort. Het Pensioenfonds moet dan een herstelplan opstellen. Het toeslagbeleid in het herstelplan is zodanig dat er geen toeslagen verleend worden totdat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
17
Nadat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt, worden (nadat de kortingen zijn hersteld) zodanig toeslagen verleend dat aan het eind van de herstelperiode het reservetekort naar verwachting niet meer bestaat. Derhalve dat naar verwachting de vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Dit beleid leidt tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagen in de tijd. Indien in een herstelplan blijkt dat binnen de gestelde termijnen het dekkingstekort en/of reservetekort door middel van matiging van de toeslagen niet kan worden opgeheven kan het Bestuur nog de volgende maatregelen inzetten: 1. De beleggingsmix wijzigen. 2. Overgaan tot herverzekering van de verplichtingen. Hiermee wordt voor de deelnemer zeker gesteld dat het tekort niet verder toeneemt. 3. Korting van de nominale aanspraken. Indien de beschikbare middelen het nadien weer toelaten, worden deze als eerste weer hersteld. Het Bestuur kan gemotiveerd de volgorde van deze maatregelen bepalen. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle rechthebbenden toegepast. Mocht overigens in enig jaar de premie die nodig is voor de pensioenopbouw lager zijn dan de kostendekkende gedempte premie, dan wordt ook de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraak evenredig gekort (de reglementaire ‘gesplitste kortingsregeling’).
Mutatieoverzicht rechthebbenden Gedurende het jaar hebben zich de volgende mutaties voorgedaan
Actieve Premievrije
Pensioen
deelnemers deelnemers gerechtigden
Totaal
Aantal verzekerden ultimo 2010 2.236 3.069 1.928 7.233 Toetreding 289 -12
0 277
Uit dienst zonder waardeoverdracht
0
-165
164
-1
Ingang pensioen -44 -96 138 -2 Overlijden deelnemer -1 -4 -39 -44 Partners na overlijden
0
0
39
39
Overlijden partners 0 0 -18 -18 Afkopen
0 -416 -22 -438
Diverse mutaties 0 2 -6 -4 Totaal mutaties 79 -362 92 -191 Aantal verzekerden ultimo 2011 2.315 2.707 2.020 7.042
Leeftijdsopbouw actieve deelnemers 2011
2010
Leeftijd aantal aantal < - 34
658
28%
643
29%
35 - 54
1.235
53%
1.176
52%
55 - 59
246
11%
250
11%
60 - 64
176
167
8%
8%
Totaal 2.315 100%
18
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
2.236 100%
Premies Feitelijke premie (inclusief koopsommen) (EUR x 1.000.000)
,5 25
,6 24
22
21
,0
,5
25
24
,0
30
20
15
10
5
0 2007
2008
2009
2010
2011
Uitkeringen De hieronder genoemde bedragen zijn uitsluitend de uitkeringen van de pensioenen die opgebouwd zijn in het Pensioenfonds van Ballast Nedam. Doorsneepremie
Uitbetaalde pensioenen Ballast Nedam regeling (aantal pensioengerechtigden inclusief vroeggepensioneerden)
27
26
25
21
,3
23
,4
,0
.3
,7
(EUR x 1.000.000)
(1.676)
(1.783)
(1.844)
(1.895)
(1.989)
2011
De aantallen zijn exclusief wezenpensioen. In 2011 kwamen 31 personen voor wezenpensioen in aanmerking (2010: 33). Dit aantal is niet verwerkt in bovenstaande grafiek.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
19
Specificatie uitkeringen EUR x 1.000 2011 2010 Ouderdomspensioen 19.875 18.928 Partnerpensioen 4.714 4.694 Vroegpensioen 1.844 2.483 Wezenpensioen 110 98 Afkopen 1.146 50
Totaal 27.689 26.253
Vanaf 2010 worden uitsluitend pensioenuitkeringen genoemd die binnen het Pensioenfonds zijn opgebouwd en waarvoor het Pensioenfonds voorzieningen opneemt. De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 juli 2011 zoals vastgesteld door het Bestuur bedraagt 0% (2010: 0%). De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 427,29 (2010: EUR 420,69) per jaar (de afkoopgrens). In 2011 heeft er een actie plaatsgevonden om kleine pensioenen af te kopen. Deze actie heeft plaatsgevonden nadat onderzocht en vastgesteld is dat afkoop van dergelijke kleine pensioenen geen nadeel opleverde voor de achterblijvende rechthebbenden.
20
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
iQwoningen® in Zevenbergen De woningmarkt van vandaag en morgen vraagt om slimme oplossingen: kleinschalige en flexibele projecten, op maat gemaakt tegen lage kosten. De iQwoning® heeft een extreem korte bouwtijd: van fundament tot oplevering duurt zes weken. Voor 85 procent wordt de woning in de fabriek geprefabriceerd. Woningcorporatie Brabantse Waard kon verouderde woningen razendsnel vervangen.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
21
Beleggingen Beleggingsklimaat Door de onrust op de financiële markten zijn de beleggingen in 2011 zeer volatiel geweest. Het rendement op aandelen is negatief geweest en het rendement op de vastrentende waarden positief. De blijvende onrust omtrent de Europese staatsleningencrisis en de onzekerheid over het al dan niet doorzetten van het economisch herstel heeft tot forse rentebewegingen geleid. Tot en met april 2011 was er sprake van een sterk stijgende rente, daarna zette (in lijn met de dalende groeiverwachtingen en de toenemende angst voor een tweede recessie (double dip)) een daling van de rente zich in die tot in de zomer duurde. Daarbij liepen uiteindelijk ook de aandelenmarkten fors terug. De rode draad van 2011 is de eurocrisis geweest. Eerst de problemen met de kredietwaardigheid van Griekenland, later gevolgd door Portugal, Ierland, Italië en Spanje. In 2011 bedroeg het rendement op aandelen -9,3%. Normaal is er sprake van een goed resultaat op aandelen wanneer de rente daalt. Dit was in 2011 niet het geval. Ten aanzien van het vastgoed heeft het beleggingsresultaat wederom onder druk gestaan door de laagconjunctuur en het laatcyclisch karakter van vastgoed, omdat dit wat later leidt tot lagere bezettingsgraden. Het rendement op vastgoed is in 2011 2,7% geweest. Het Bestuur is in 2011 alert geweest op de wijze van waardering van de vastgoed portefeuille. De vastgoed portefeuille is ondergebracht bij Altera Vastgoed N.V. Het Pensioenfonds participeert in dit fonds. Deze participatie is in 2011, evenals in 2010, gemonitord door een lid van de beleggingscommissie die in zijn dagelijkse werkzaamheden een specialist is op het gebied van vastgoed. Ook het Pensioenbureau monitort Altera nauwgezet. De rente op basis van de termijnstructuur vanuit DNB is met ca. 0,7% punt gedaald. Rente is van grote invloed op het behaalde rendement binnen de vastrentende waarden portefeuille. De vastrentende waarden portefeuille bestaat uit een matchingportefeuille en een returnportefeuille. Met de matchingportefeuille is de (gedeeltelijke) afdekking van het renterisico richting de voorziening pensioenverplichtingen geregeld. Hier wordt verder op ingegaan in de paragraaf over de vastrentende waarden. Het totale rendement op de vastrentende waarden portefeuille bedraagt inclusief derivaten 15,3%. Exclusief derivaten is dit rendement 4,3%. Het totale rendement over 2011 bedroeg 7,6%. De dekkingsgraad is echter gedaald met 6,8% punt en dat is het gevolg van het feit dat het belegd vermogen minder hard gestegen is dan de verplichtingen.
Besluiten In 2011 heeft de vastrentende waarden portefeuille centraal gestaan. Naar aanleiding van een onderzoek (aan de hand van een Asset Liability Managementstudie (ALM-studie)) dat in 2008 heeft plaatsgevonden naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, beleggingsstrategie en het uitvoeringsmodel) zijn in 2011 belangrijke besluiten genomen. Het herstructureren van de vastrentende waarden portefeuille is belangrijk geweest in het boekjaar. Dit is gebeurd nadat eind 2010 de vastrentende waarden portefeuille inzichtelijk is gemaakt. Het inzichtelijk maken van de portefeuille had tot gevolg dat Intrest Rate Swaps, derivaten ten behoeve van het afdekken van het renterisico, zichtbaar werden binnen de beleggingsportefeuille. Ook werden de portefeuille Euro staatsobligaties en de portefeuille niet-staatsobligaties volledig transparant. In aansluiting op het inzichtelijk maken van de vastrentende waarden portefeuille is ook de opzet van het vermogensbeheer aangepast. In de nieuwe structuur van het vermogensbeheer zijn de Beleggingscommissie en het Bestuur nauw betrokken bij de aansturing van het risicoprofiel van de beleggingen. In het verleden was meer handelingsruimte met betrekking tot dat risico bij de vermogensbeheerder neergelegd. Deze had ook de vrijheid en de bevoegdheid om uit hoofde van bepaalde marktvisies het risico aan te passen. Dit heeft, achteraf gezien, in een aantal situaties geleid tot een risicopositionering die niet of onvolledig aansloot bij de doelstellingen van het Pensioenfonds. In de nieuwe opzet zal het risicoprofiel alleen nog wijzigen door Bestuursbesluiten en door marktbewegingen en niet meer door actief allocatiebeleid beheer van de vermogensbeheerders. Wanneer de (deel)portefeuille door marktbewegingen buiten de gestelde bandbreedtes treedt, zal door de vermogensbeheerders aan de Beleggingscommissie en het Bestuur gevraagd worden of, en in welke mate, de beleggingen weer binnen de gestelde bandbreedtes gestuurd moet worden. Door deze werkwijze ligt de controle over het risicoprofiel van de beleggingen veel bewuster bij de Beleggingscommissie en het Bestuur. De vastrentende waarden portefeuille is onderverdeeld in een matching- en een returnportefeuille. De stukken binnen de matchingportefeuille, met uitzondering van de bedrijfsobligaties, zijn ondergebracht bij de KAS BANK.
22
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
In 2011 zijn de volgende besluiten genomen ten aanzien van de beleggingen: - Herstructurering vastrentende waarden portefeuille; - Afdekking valutarisico binnen de aandelenportefeuille; - Aanstelling nieuwe strategische adviseur; - Langzaam afbouwen van Italiaanse en Spaanse staatsobligaties; - Aanhouden Franse staatsobligaties.
Vastrentende waarden portefeuille Matchingportefeuille De matchingportefeuille bestaat uit Euro staatsobligaties, twee onderhandse leningen, renteswaps en bedrijfsobligaties. Het fonds met bedrijfsobligaties belegt voornamelijk in landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Verder wordt er in obligaties met een ‘AAA’ en ‘AA’ rating (hoge kredietwaardigheid) en ‘A’ en ‘BBB’ (medium kredietkwaliteit) belegd. EUR x 1.000.000 Euro staatsobligaties 295,1 Leningen op schuldbekentenissen
2,4
Derivaten (netto waarde)
55,9
bedrijfsobligaties 79,4 Totaal 432,8
Returnportefeuille De returnportefeuille bestaat uit fondsen die beleggen in obligaties van opkomende markten in harde valuta, obligaties van opkomende markten in lokale valuta en hoogrentende obligaties (high yield debt). Het fonds met obligaties van opkomende markten in harde valuta belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen welke bekend staan als opkomende markten. Opkomende markten zijn landen met sociale of zakelijke activiteit en in het proces van snelle groei en industrialisatie. Binnen de portefeuille wordt actief beleid gevoerd ten aanzien van kredietrisico en in mindere mate ten aanzien van renterisico. Het valutabeleid is erop gericht om risico’s op andere valuta dan de euro af te dekken naar de euro. De beleggingen luiden in harde valuta waaronder de euro, de Amerikaanse dollar en de Japanse yen. Het fonds met obligaties van opkomende markten in lokale valuta‘s belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier die zijn uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen die bekend staan als opkomende markten. Opkomende markten zijn landen met sociale of zakelijke activiteit en in het proces van snelle groei en industrialisatie. De beleggingen kunnen luiden in euro of elke andere valuta. De valutarisico’s worden binnen dit fonds door de fondsbeheerder bewust niet helemaal afgedekt omdat dat gezien wordt als een bron van rendement . Het fonds hoogrentende obligaties belegt in zogenaamde high yield obligaties: deze zijn uitgegeven door bedrijven en overheden met een lagere kredietwaardigheid, waarvan de couponrente beduidend hoger ligt dan die van staatsobligaties. Het fonds heeft een gespreide portefeuille die actief beheerd wordt. EUR x 1.000.000 Obligaties opkomende markten harde valuta
10,3
Obligaties opkomende markten locale valuta
16,8
Hoogrentende obligaties 17,3 Totaal 44,4
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
23
Beleggingsbeleid Het beleid wordt gevoerd aan de hand van vastgestelde strategische mixen. De strategische mixen worden verderop in het bestuursverslag besproken. In 2011 zijn strategische mixen zowel voor de matching- als de returnportefeuille vastgesteld. Verder is gewerkt aan een strategisch beleggingsplan. In 2011 is het beleggingsplan nog onderdeel van de Actuariële- Bedrijfstechnische Nota. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) MVB is diverse malen aan de orde geweest in de bestuursvergaderingen van 2011.
Vastrentende waarden AZL Vermogensbeheer B.V. (een onderdeel van ING en de vermogensbeheerder voor de vastrentende waarden) heeft aangegeven dat het zich houdt aan alle wet- en regelgeving en/of voorschriften. Daarnaast heeft het de United Nations Principles for Responsible Investment (UNPRI) ondertekend. De principes regelen basiszaken in verband met duurzaamheid. Daarnaast geldt een Defence Policy. Dit houdt in dat voor eigen gelden en ING fondsen investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens (zoals clusterbommen, landmijnen, biologische of chemische wapens, nucleaire wapens, etc.) uitgesloten zijn. De ING Defence Policy geldt ook voor de fondsen bij ING waarin het Pensioenfonds participeert.
Aandelen Met betrekking tot het aandelenfonds bij BlackRock is gekozen voor een fonds dat de MSCI (AC) World (Net) Index volgt (indextracking). Op basis van de index wordt belegd in de bedrijven die gekoppeld zijn aan deze index. Doordat hier een Index wordt gevolgd, is er beperkt beleid mogelijk ten aanzien van Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. BlackRock heeft ook de United Nations Principles for Responsible Investment (UNPRI) ondertekend.
Vastgoed Bij de selectie van het direct vastgoedfonds is MVB een criterium geweest. Eén van de redenen om voor Altera Vastgoed te kiezen was dat het op een pragmatische en meetbare manier het gebruik van water en energie minimaliseert en optimaal duurzaamheidbevorderende maatregelen toepast. Verder werkt Altera op basis van een Beleidsplan Duurzaamheid (2010-2013). In 2012 zal de Beleggingscommissie verder spreken over de nadere invulling van het MVB beleid en evalueren van hetgeen nu uitgevoerd is op dat gebied.
Kerncijfers Belegd vermogen
9. 4
,3
53 9
.5
59
59 4
700
66 5,
8
800
71 8,
6
(EUR x 1.000.000)
600 500 400 300 200
(-3,0%)
(-9.3%)
(11.2%)
(12.0%)
(7,6%)
100
aandelen vastrentend
0 2007
24
vastgoed
2008
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
2009
2010
2011
Beleggingsmix De strategische beleggingsmix en resultaten kunnen als volgt worden samengevat:
Beleggingsmix ex Ballast Nedam
Strategische Bandbreedtes
aandelen allocatie
min.
Feitelijke
EUR
max. allocatie x 1.000
Aandelen 1) 27,5% 22,5% 32,5% 29,3% 209.744 Vastgoed 7,5% 2,5% 12,5% 4,0% 29.033 Vastrentende waarden 2) 65,0% 57,5% 72,5% 66,6% 477.147 Liquide middelen 3) 0,0% -5,0% 5,0% 0,1% 558 Totaal
100,0%
100,0%
716.482
1) Het Pensioenfonds heeft 200.000 certificaten van aandelen Ballast Nedam N.V. met een waarde van EUR 2.678 miljoen. Deze zijn niet meegenomen in de strategische beleggingsmix. 2) De waarde van de vastrentende waarden is hier inclusief de renteswaps met een nettowaarde van plus EUR 55.907 miljoen. 3) Het negatieve percentage in liquide middelen van -5% is slechts bedoeld voor ruimte bij het doorvoeren van transacties. Het is niet bedoeld om te beleggen met geleend geld om meer rendement te behalen.
De strategische beleggingsmixen van de vastrentende waarden portefeuille kunnen als volgt worden vastgesteld: Strategische mix vastrentende waarden matchingportefeuille Beleggingsmix ex Ballast Nedam
Strategische Bandbreedtes
aandelen allocatie
min.
Feitelijke
EUR
max. allocatie x 1.000
Staatsobligaties en Swaps 85% 75% 95% 81,7% 357.355 Euro Bedrijfsobligaties 15% 5% 25% 18,2% 79.362 Liquiditeiten 0% -5% 5% 0,1% 558 Totaal
100,0%
100,0%
437.275
Feitelijke
EUR
Strategische mix vastrentende waarden returnportefeuille Beleggingsmix ex Ballast Nedam
Strategische Bandbreedtes
aandelen allocatie
min.
max. allocatie x 1.000
Obligaties opkomende markten locale valuta 37,5% 27,5% 47,5% 37,8% 16.777 Obligaties opkomende markten harde valuta 25,0% 15,0% 35,0% 23,2% 10.267 Hoogrentende obligaties 37,5% 27,5% 47,5% 39,0% 17.303 Liquiditeiten 0,0% -5,0% 5,0% 0,0% Totaal
100,0%
100,0%
0
44.347
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
25
De totale portefeuille (inclusief aandelen Ballast Nedam) was per jaareinde als volgt belegd in procenten (tegen marktwaarde): 2011 2010 Vastgoed beleggingen 4,0% 4,4% Aandelen 28,9% 29,1% Vastrentende waarden 67,1% 66,5%
Totaal
100,0% 100,0%
Totaal 26.253 24.926 Rendement (performance) 2011 2010
Behaald Benchmark
Behaald Benchmark
Vastgoedbeleggingen 2,7% 3,7% 1,6% 0,2% Aandelen -9,3% -9,6% 20,7% 20,5% Vastrentende waarden 15,3% 10,8% 9,3% 7,6% Totaal 7,6% 4,6% 12,0% 10,6% De bovenstaande performancecijfers zijn inclusief effecten van de renteafdekking en de afdekking van het valutarisico.
Financiën Samenvatting van de financiële positie van het Pensioenfonds en ontwikkelingen gedurende het jaar EUR x 1.000
Pensioen
Technische
Algemene
vermogen voorzieningen reserve Stand per 31 december 2010
675.486
706.733
-31.247
Premiebijdragen 24.306 24.331
-25
Beleggingsresultaten 50.970 109.671 -58.701 Waardeoverdrachten 379 495 -116 Uitkeringen -26.542 -26.462
-80
Korting -43 43 Wijziging overlevingsgrondslagen Overige -734 71 -805 Stand per 31 december 2011
723.865
814.796
-90.931
Analyse van het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren. EUR x 1.000 2011 2010 2009 2008 2007 Premieresultaat
-25 2.162
89 6.255 3.474
Interestresultaat (beleggingen) -58.701 11.711 64.831 -177.585 Overig resultaat
-958
227
17 -38.588 -13.431 2.516
Totaal -59.684 13.890 26.332 -184.761 6.217
26
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
De premie wordt vastgesteld op basis van de rente op het einde van het afgelopen jaar. Door de daling van de rente ultimo 2010 is het resultaat op de premie in 2011 aanzienlijk lager dan in 2010. Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren Ultimo 2011 2010 2009 2008 2007 Dekkingsgraad 88,8% 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% De vereiste dekkingsgraad zoals deze voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 112,0%. De werkelijke dekkingsgraad bedraagt ultimo 2011 88,8%. Volgens het herstelplan had de dekkingsgraad per 31 december 2011 99,3% moeten zijn op basis van de cijfers per 31 december 2011. Sinds eind 2008 is er sprake van een dekkingstekort. Hiervoor is op 1 april 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Eind 2010 zijn de aanspraken en pensioenuitkeringen met 3% gekort. Na het doorvoeren van de korting is er nog sprake van een dekkingstekort. In februari 2011 is een evaluatie van het herstelplan ingediend op basis van de cijfers eind 2010. Uit die evaluatie bleek dat op basis van de cijfers eind 2010 het minimum vereist vermogen zou worden gehaald, zonder nogmaals een korting op de pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen) door te voeren vóór 31 december 2013. Begin 2012 is op basis van de cijfers eind 2011 wederom een evaluatie gedaan en hieruit bleek dat er onvoldoende herstel heeft plaatsgevonden. Zoals elders in het verslag is toegelicht, zijn de belanghebbenden hierover geïnformeerd en over de omvang van de voorgenomen korting.
Reservepositie ultimo 2011 In % van de
Pensioen-
EUR x 1.000
verplichting
Aanwezig vermogen 723.865 88,8% Af: Pensioenverplichting 814.796 100,0% Aanwezig eigen vermogen -90.931 -11,2% Af: Minimaal vereist eigen vermogen
34.221
4,2%
Dekkingspositie -125.152 -15,4% Af: Vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
63.364
7,8%
Reservepositie ultimo 2011 -188.516 23,2%
Uitvoeringskosten Pensioenregeling De totale uitvoeringskosten van de pensioenregeling, inclusief vermogensbeheer, bedroegen in 2011 2.458 (in EUR x 1.000) of 0,34% van het totale pensioenvermogen (2010: 2.452 respectievelijk 0,36%). Het totale pensioenvermogen bedroeg in 2011 EUR 723,9 miljoen (2010: EUR 675,5 miljoen). De Pensioenfederatie heeft aanbevelingen opgesteld met betrekking tot uitvoeringskosten van pensioenfondsen met als doelstelling de transparantie te bevorderen. In november 2011 zijn deze Aanbevelingen Uitvoeringskosten gepubliceerd. In maart 2012 is een verdere uitwerking van de vermogensbeheerkosten gepubliceerd. De aanbevelingen betreffen kosten van pensioenbeheer, vermogensbeheer (inclusief transactiekosten), hoe deze gecommuniceerd kunnen worden en op welke wijze die communicatie toegespitst kan worden naar verschillende stakeholders. Het Bestuur onderschrijft het belang van transparantie over dergelijke kosten en rapporteert sinds enige tijd de kosten van pensioen- en vermogensbeheer (als een percentage van het pensioenvermogen) in het jaarverslag van de stichting. Om te voorkomen dat er manke vergelijkingen ten aanzien van kosten ontstaan doet het Bestuur in 2012 uitgebreider onderzoek naar de kosten, en geeft daarbij verdere invulling aan de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie (inclusief communicatie). Dit onderwerp zal meegenomen worden in de verdere communicatie-inspanningen van het fonds in 2012.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
27
Herstelplan Sinds eind 2008 heeft de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te maken met een dekkingstekort. Dit houdt in dat er een risico bestaat dat het Pensioenfonds op de lange termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het tekort is ontstaan door enerzijds de kredietcrisis waardoor de waarde van de beleggingen van het Pensioenfonds is gedaald en anderzijds door een daling van de rente waarmee het Pensioenfonds zijn verplichtingen moet berekenen. Het Pensioenfonds heeft, zoals eerder aangegeven, in april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Hierin stond welke maatregelen worden genomen om de dekkingsgraad weer op peil te krijgen. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: - Zolang de dekkingsgraad lager is dan 100%, mag het Pensioenfonds geen waardeoverdrachten uitvoeren; - Zolang de dekkingsgraad lager is dan 104,2% worden geen toeslagen verleend op opgebouwde pensioenen; - Wanneer de dekkingsgraad hoger is dan 104,2%, maar lager dan het vereiste vermogen (per 31 december 2011, 112,0%), kunnen gedeeltelijke toeslagen worden verleend; - Als de dekkingsgraad niet snel genoeg herstelt, vindt uiterlijk op 1 april 2012 een korting plaats van de pensioenenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkeringen). Per 31 december 2010 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken (dus ook de pensioenuitkeringen) met 3% verlaagd. Zolang deze korting nog niet is hersteld, worden conform het huidige reglement geen toeslagen verleend. Begin 2012 is het herstelplan geëvalueerd op basis van de cijfers ultimo 2011. Rendement (performance) Verwacht Werkelijk 2011 2011 Dekkingsgraad per 1 januari 2011
95,1%
95,6%
Premie 0,2% 0,1% Uitkeringen -0,2% -0,2% Toeslagen 0,0% 0,0% Rentetermijnstructuur 0,0% -11,5% Overrendement 4,2% 5,1% Overige 0,0% -0,3% Dekkingsgraad per 31 december 2011
99,3%
88,8%
Het Bestuur heeft naar aanleiding van de evaluatie van het herstelplan een besluit genomen inhoudende het voornemen om de pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkering) in 2013 te korten. Het voornemen is om een korting van 7% op 1 april 2013 door te voeren en een korting van 3% per 31 december 2013. De hiervoor genoemde percentages zijn niet definitief en zullen begin 2013 op basis van cijfers ultimo 2012 definitief worden vastgesteld. Ontwikkeling dekkingsgraad volgens de evaluatie van het herstelplan (situatie eind 2011) 120% 115% 110% 105% 100% 95% 90%
2009 Min. vereist eigen vermogen Dekkingsgraad Herstelplan
2013
2018
2023
Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad Evaluatie 2011
Dekkingsgraad Evaluatie 2012
De vereiste dekkingsraad bedroeg bij de vaststelling van het herstelplan circa 115%. Eind 2011 bedraagt deze 112%. 28
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Nieuwvliet-Bad, Zeeuws-Vlaanderen Landschappelijk inpassing staat centraal bij de ontwikkeling van het strandresort Nieuwvliet-Bad. Dat blijkt uit de gevarieerde bouwstijl van de woningen, de ruime percelen en de hoeveelheid groen en water. De eerste fase bestaat uit de bouw van 88 woningen met de bijbehorende centrale voorzieningen. In totaal komen er 200 woningen in een gebied van 16,5 hectare.
Verslag van het Bestuur over het 82e 83e boekjaar
29
Actuariële paragraaf Actuariële analyse EUR x 1.000 2011 2010 Premieresultaat Premiebijdragen 25.525 24.572 Pensioenopbouw -24.331 -21.216 Pensioenuitvoeringskosten -1.219 -1.194 -25 2.162 Interestresultaat Beleggingsresultaten 50.970 71.998 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
-9.312
-8.292
Wijziging marktrente -100.359 -51.995 -58.701 11.711 Toeslagen Verleende toeslag op pensioenen actieven en inactieven
-
-
Overig resultaat Korting 3% ultimo 2010
43
19.592
Wijziging sterftetafels en ervaringssterfte
-
-21.039
Sterfte, arbeidsongeschiktheid en overige technische grondslagen
989
1.915
Overige -1.990 -451 -958 17 Totaal saldo van baten en lasten
-59.684
13.890
Kostendekkende premie EUR x 1.000 2011 2010 Zuivere kostendekkende premie 28.684 25.966 Feitelijke premie 25.525 24.572 Gedempte premie (kostendekkende premie fonds)
18.856
18.461
De feitelijke premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie, dus er is sprake van een kostendekkende premie. De verschillen tussen de kostendekkende premie, feitelijke premie en de gedempte premie is het gevolg van de wijze waarop deze worden vastgesteld. De zuivere kostendekkende premie is de premie vastgesteld op basis van de beleidsregels van DNB en bestaat uit een koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, een solvabiliteitsopslag en een opslag voor uitvoeringskosten. De gehanteerde rekenrente is gelijk aan de rentetermijnstructuur op 31 december van het voorgaande jaar. Ultimo 2010 bedraagt de rente 3,4% en ultimo 2009 3,8%. De feitelijke premie is de doorsneepremie. Deze doorsneepremie is in 2006 vastgesteld op 24% van de pensioengrondslag.
30
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
De gedempte premie wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de zuivere kostendekkende premie met als enig verschil de rekenrente. De rekenrente is het gemiddelde van de rentetermijnstructuren van de voorafgaande 120 maanden aan het betreffende boekjaar. Deze gemiddelde rentetermijnstructuur wordt vermeerderd met 1% punt. Deze 1% punt is de verwachte meeropbrengst op aandelen (3%) en onroerend goed (2%) ten opzichte van de vastrentende waarden, gebaseerd op de huidige beleggingsmix.
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is onvoldoende. De dekkingsgraad ultimo 2011 van 88,8% is lager dan de vereiste dekkingsgraad van 112,0% en de minimum dekkingsgraad van 104,2%. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Dit tekort bedraagt ultimo 2011 EUR 125,2 miljoen. In totaal is er een reservetekort van EUR 188,5 miljoen.
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heeft de certificerend actuaris zich ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 tot en met 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar de mening van de certificerend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort.
Risico- en beheersbeleid Het Bestuur heeft het beleid verwoord in de Actuariële- en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicobeheersend operationeel management. Het Pensioenfonds wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het Pensioenfonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het ‘in control’ zijn van de organisatie en om het Pensioenfonds op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen, heeft het Pensioenfonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst. Om zijn risicomanagementvisie te bewerkstelligen heeft het Pensioenfonds een raamwerk op basis van FIRM (het handboek risicomanagement van De Nederlandsche Bank). Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst. De analyse van elk risicogebied zal ieder jaar met de daarbij behorende beheersmaatregelen minimaal één keer worden besproken. Bij ieder besluit dat genomen wordt zullen de (eventuele) risico’s en de daarbij behorende beheersmaatregelen worden vastgesteld.
Beleggingsrisico’s Het Bestuur heeft in 2009 een onderzoek laten doen naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, beleggingsstrategie en het uitvoeringsmodel. Het onderzoek is gedaan aan de hand van een Asset Liability Management studie. Er is in eerste instantie een studie gemaakt op basis van een aantal scenario’s. Het ging hier om scenario’s zoals een deflatoire crisis, inflatoir herstel, stagflatie en herstel van aandelenmarkten. Op deze wijze heeft het Bestuur beter zicht gekregen op de huidige risico’s. De Beleggingscommissie heeft een grote rol gespeeld in de advisering rond deze risico’s. Aan de hand van de ALM-studie is de beleggingsmix van het fonds getoetst. Risicomanagement is een cruciaal onderdeel in het beleggingsproces. Risicomanagement behelst de maatregelen en middelen waarmee relevante risico’s geïdentificeerd en beheerst kunnen worden. Het herkennen en beheersen van risico’s, in samenhang met het verwachte rendement van beleggingscategorieën, is een continu terugkerende activiteit die tijdens alle stappen van het beleggingsproces een belangrijke rol speelt.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
31
Onderstaand is een opsomming van de belangrijkste risico´s te vinden die zich kunnen manifesteren in het beleggingsproces, en de wijze waarop het Pensioenfonds de risico’s tot op zekere hoogte mitigeert.
Marktrisico De waarde van beursgenoteerde beleggingen fluctueert continu. Het risico dat daarmee gepaard gaat, ofwel stijgende of dalende koersen, noemt men het marktrisico. Dit marktrisico is niet voor alle beleggingscategorieën gelijk. Aandelen kennen vaak een hoger marktrisico dan bijvoorbeeld staatsobligaties. Maar het verwachte rendement van aandelen is daarentegen ook vaak hoger. Het Pensioenfonds mitigeert het marktrisico door beperkt in risicovolle beleggingscategorieën te beleggen en door bandbreedtes te hanteren voor elke beleggingscategorie.
Renterisico Op basis van de opgebouwde pensioenaanspraken, lopende uitkeringen en de levensverwachting van de rechthebbenden kunnen de in de toekomst verwachte pensioenuitkeringen van het Pensioenfonds in kaart gebracht worden. Om de uitkeringen (in de verre toekomst) te kunnen betalen, hoeft het fonds niet de volledige optelsom van verwachte uitkeringen als voorziening aan te houden. Immers, een uitkering in de toekomst heeft de tijd om ‘op te renten’ naar het vereiste niveau. Het terugrekenen van de toekomstige uitkeringen naar nu aan te houden voorzieningen (pensioenverplichtingen) wordt verdiscontering genoemd. DNB stelt voor de pensioenfondsen periodiek vast met welke rentes deze rekensommen uitgevoerd dienen te worden. Wanneer deze rentes dalen, zullen fondsen een grotere voorziening moeten treffen (de pensioenverplichtingen stijgen) om in de toekomst uitkeringen te kunnen doen. De kans waarmee en de mate waarin deze gebeurtenis zich voordoet wordt renterisico genoemd. Als de rente stijgt, gebeurt overigens het omgekeerde en dalen de verplichtingen. Het Pensioenfonds mitigeert het renterisico door de (gedeeltelijke) afdekking van het nominale renterisico. De invloed van de rente op de voorziening pensioenverplichtingen (in euro) wordt naar verwachting voor 65% gemitigeerd door de invloed van de marktrente op de beleggingen (in euro).
Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat het Pensioenfonds loopt met betrekking tot de kredietwaardigheid van een belegging ofwel tegenpartij, in het bijzonder indien een tegenpartij haar verplichtingen niet nakomt dan wel de kans dat die partij de verplichtingen niet nakomt. De belangrijkste kredietrisico’s zijn verbonden aan beleggingen in vastrentende waarden en derivaten en aan het afwikkelen van effectentransacties. Men onderscheidt drie soorten kredietrisico: - Settlement risico: het risico dat het fonds loopt, indien een tegenpartij zich (al dan niet) bewust niet houdt aan de gemaakte afspraken met betrekking tot de afwikkeling van transacties; - Collateral risico: het risico dat het fonds loopt indien de onderliggende waarde van een lening, debiteur of verplichting verandert; - Faillissementsrisico: het risico dat het fonds loopt, indien een tegenpartij vanwege een (geheel of gedeeltelijk) faillissement niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet. Faillissementsrisico wordt ook wel tegenpartijrisico genoemd, en is de afgelopen jaren ook evident geworden in de staatsobligaties van de eurozone. Binnen het Pensioenfonds valt hier ook het tegenpartijrisico onder dat betrekking heeft op de banken waarmee het fonds rente- en of valutaderivaten afsluit. Binnen kredietrisico valt ook het risico dat samenhangt met het uitlenen van vermogenstitels (‘securities lending’). Ook hier kan het zijn dat de tegenpartij de gemaakte afspraken niet nakomt. Het Pensioenfonds mitigeert het kredietrisico door minimale restricties te hanteren met betrekking tot de kredietwaardigheid van de belegging dan wel tegenpartij. Bovendien laat het fonds specifieke risicorendementskarakteristieken meewegen, zoals het effectieve rendement op obligaties. ING/AZL verzorgt het tegenpartij-, selectie-, en collateral management voor de derivatenposities van het Pensioenfonds (rente- en valutaderivaten). Daarbij worden een aantal objectieve restricties gehanteerd in de selectie van tegenpartijen, zoals kredietwaardigheid. Voor de rentederivaten wordt het onderpand tweewekelijks uitgewisseld. Voor de valutaderivaten wordt gezien de relatief korte looptijd (maximaal 3 maanden) geen onderpand uitgewisseld. Ook zijn er restricties wat er als onderpand geaccepteerd mag worden. De mate van securities lending wordt periodiek gemonitord.
Valutarisico Pensioenfondsen die internationaal (dus niet in de euro) beleggen, lopen het risico dat de waarde van effecten die ze in buitenlandse valuta aanhouden wordt aangetast door veranderingen in de wisselkoers. Het Pensioenfonds mitigeert het valutarisico door voor de belangrijkste valuta’s het wisselkoersrisico volledig af te dekken.
32
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat een belegging niet op korte termijn liquide gemaakt kan worden. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er geen markt of een slechte markt onderhouden wordt in het betreffende beleggingsproduct. De beleggingscategorieën aandelen en obligaties zijn meer liquide dan vastgoed. Binnen aandelen en obligaties zijn opkomende markten vaak minder liquide dan ontwikkelde markten. Het liquiditeitsrisico in opkomende markten is dan ook groter. Liquiditeitsrisico manifesteert zich met name (maar niet uitsluitend) in neergaande markten. Ook door het gebruik van derivaten kan liquiditeitsrisico optreden. Door marktbewegingen kan het voorkomen dat het fonds op korte termijn liquiditeit moet bijstorten als onderpand. Het Pensioenfonds mitigeert het liquiditeitsrisico door beleggingscategorieën en vermogenstitels te kiezen die zoveel mogelijk liquide worden geacht te zijn.
Concentratierisico Hiervan is sprake als een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt geïnvesteerd in vermogenstitels van één enkele onderneming, uitgevende instelling, of beleggingscategorie. Het Pensioenfonds gaat verantwoord om met concentratierisico door de beleggingsportefeuille te spreiden over diverse beleggingscategorieën met elk een verschillend risicorendementsverhouding. Binnen aandelen wordt het risico gespreid door een wereldwijd universum te kiezen. Binnen staatsobligaties kan op termijn sprake zijn van concentratierisico voor het fonds door de keuze voor uitsluitend soevereine staten met een AAA-rating. Het fonds ziet geen (bijzonder) concentratierisico in AAA staatsleningen.
Operationeel risico beleggingen Operationeel risico behelst het falen of tekortschieten van interne processen, menselijke en technische tekortkomingen, en onverwachte externe gebeurtenissen. Het Pensioenfonds mitigeert het operationele risico door het vastleggen van functiescheidingen, bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden, evenals het beoordelen van de werking van de beheersmaatregelen, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant. Om het operationeel beleid goed te monitoren heeft het fonds een handboek portefeuille management opgesteld dat voortdurend wordt aangepast. De verantwoordelijkheid voor dit handboek ligt bij het Pensioenbureau. Bovendien zijn er uitbestedingovereenkomsten met betrokken partijen.
Strategische Risico’s Strategische risico’s worden beheerst door het hanteren van een strategische mix. Beleggingsmix ex Ballast Nedam aandelen
Strategische Bandbreedtes allocatie
min.
max.
Aandelen 27,5% 22,5% 32,5% Vastgoed 7,5% 2,5% 12,5% Vastrentende waarden 65,0% 57,5% 72,5% Liquide middelen *) 0,0% -5,0% 5,0% Totaal
100,0 %
*) Het negatieve percentage in liquide middelen van -5,0% is slechts voor ruimte bij het doorvoeren van transacties maar het is niet bedoeld om te beleggen met geleend geld om meer rendement te behalen. De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De mogelijkheid tot voorbeleggen (door middel van het accepteren van een tijdelijk tekort op liquide middelen) is toegestaan.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
33
Actuariële risico’s Onder actuariële risico’s wordt hier verstaan het risico dat uitkeringen niet gefinancierd kunnen worden vanuit de premie-inkomsten en de beleggingsresultaten als gevolg van onjuiste of onvolledige aannames bij de premiestelling. Het Pensioenfonds beheerst dit risico door de hieronder genoemde maatregelen. Vanaf 1 januari 2007 is gerekend met de AG prognosetafel 2005-2050 inclusief Towers Watson ervaringssterfte 2008. Per 31 december 2009 is er vanwege de stijgende levensverwachtingen vooruitlopend op de publicatie van het AG van een nieuwe prognosetafel gerekend met een opslag van 4,5% ten behoeve van de stijgende levensverwachtingen. De opslag van 4,5% was vastgesteld op basis van de generatietafel 2010 van het Centraal Bureau voor statistiek. Vanaf 31 september 2010 wordt gebruikt gemaakt van de AG Prognosetafel 2010-2060 inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2010. Binnen deze prognosetafel wordt gerekend met sterfteprognoses met verwachte verbeteringen in levenskansen van 2010 tot en met het jaar 2060. De sterfte binnen Nederlandse Pensioenfondsen is lager dan in de gehele Nederlandse bevolking, zodat de “prognosetafel” gecorrigeerd wordt met ervaringssterfte. Het AG publiceerde in het verleden eens in de 5 jaar een nieuwe prognosetafel. Dit zal dat nu iedere 2 jaar gaan gebeuren. Dit houdt in dat het AG in 2012 een nieuwe prognosetafel zal publiceren. Daarnaast zal in 2012 ook de ervaringsterfte Towers Watson 2010 worden herzien. Voor een goede waardering van de pensioenverplichtingen dient dan ook rekening te worden gehouden met dit verschil, de zogeheten ervaringssterfte. De ervaringssterfte 2010 omvat onder andere de volgende elementen. - Het verschil in sterfte tussen de verzekerde populatie en de gehele bevolking; - Bedragensterfte, het fenomeen dat mensen met hoge pensioenen (hoger inkomen) langer leven dan mensen met lage pensioenen (lager inkomen). Towers Watson doet al vijftien jaar onderzoek naar ervaringssterfte. Naar aanleiding van de publicatie van de nieuwe prognosetafels is dit onderzoek geactualiseerd. Op basis van de gegevens van circa negen miljoen rechthebbenden van pensioenfondsen is onderzocht hoe de sterfte onder de pensioenfondsen zich verhoudt tot de sterfte onder de gehele bevolking. Dit heeft geresulteerd in de Towers Watson Ervaringssterfte 2010. Eind 2011 deed het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) een persbericht uitgaan over de toename van de levensverwachting, met name onder ouderen. Het Bestuur heeft kennis genomen van deze publicatie en geconstateerd dat met deze publicatie ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat sprake zou zijn van nieuwe waarnemingen. In werkelijkheid zijn de nieuwe levensverwachtingen gebaseerd op waarnemingen die eerder in 2011 bekend zijn geworden. En deze zijn in lijn met de waarnemingen van de CBS tafel die op gegevens van december 2010 was gebaseerd. De nieuwe levensverwachtingen van het CBS geven zodoende geen aanleiding voor het Bestuur om de prognosetafel die momenteel gehanteerd wordt te herzien. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt middels een stop-loss verzekering. De prioriteit van deze risicoverzekering is gesteld op 125% van de fictieve risicopremie. Per 1 januari 2009 heeft het Pensioenfonds dit herverzekeringscontract bij Nationale Nederlanden (dat per 31 december 2008 beëindigd was) in dezelfde vorm voortgezet voor een contractsduur van zes jaar. Hiertoe is besloten naar aanleiding van een onderzoek waarin is nagegaan op welke wijze het kortlevenrisico het best kon worden afgedekt. Verder wordt het actuariële risico gemanaged door het hanteren van prudente aannames ten aanzien van beleggingsrendementen en inflatie. Vervolgens wordt daarbij het advies van de adviserende actuaris en de beleggingscommissie betrokken. Daarnaast beoordeelt het Bestuur de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames, mede aan de hand van een analyse van de adviserend actuaris.
Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het Pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (bedrijfstak)Pensioenfondsen opereren. Dit risico is voor het Pensioenfonds slechts in beperkte mate beheersbaar. De belangrijkste beheersmaatregelen op dit vlak zijn de vertegenwoordiging van belanghebbenden in het Bestuur van het Pensioenfonds, het lidmaatschap van brancheverenigingen, het op peil houden van kennis en deskundigheid, alsmede het door het Pensioenfonds vastgestelde communicatiebeleid en het deskundigheidsplan.
34
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het Pensioenfonds beheerst het operationele risico door: - het documenteren van de processen, het identificeren van de bij de uitvoering van die processen optredende risico’s alsmede met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen in een handboek Administratieve Organisatie en Interne Controle; - het vastleggen van functiescheidingen, bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden; - het uitvoeren van zogeheten control self assessments; - het beoordelen van operationele indicatoren; - het beoordelen van de werking van de beheersmaatregelen, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant.
Uitbestedingsrisico Vermogen Onder “uitbestedingsrisico vermogen” wordt verstaan het risico dat de continuïteit, de integriteit en/of de kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden worden geschaad. Voor het Pensioenfonds houdt het “uitbestedingsrisico vermogen” met name het risico in dat externe vermogensbeheerders niet handelen in overeenstemming met het aan hen verstrekte mandaat. Om dit uitbestedingsrisico te beheersen hanteert het Pensioenfonds een procedure voor het selecteren, monitoren en ontslaan van externe vermogensbeheerders.
Uitbestedingsrisico Pensioenbureau Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. In 2010 en wederom in 2011 is het Pensioenbureau verder geprofessionaliseerd. In 2010 is aandacht geweest voor de verdere uitbouw van het nieuwe pensioenadministratiepakket. Mede dankzij dit pakket is de Administratieve Organisatie verbeterd en hebben verschillende controles plaatsgevonden. Die inspanning in 2010 heeft zichzelf terugverdiend in 2011, in de vorm van stroomlijning van zaken zoals het handboek Administratieve Organisatie en het Portefeuille Management handboek. Daarnaast is er meer aandacht geweest voor functiescheiding enerzijds binnen het Pensioenbureau en anderzijds met betrekking tot diensten die zijn uitbesteed. Ieder jaar wordt door het Pensioenbureau een budget opgesteld waarin de kosten van het Pensioenbureau en de externe adviseurs zijn opgenomen. Dit budget wordt jaarlijks goedgekeurd door het Bestuur. Ook wordt periodiek aan het Dagelijks Bestuur gerapporteerd over de kosten die werkelijk worden gemaakt in relatie tot het budget. Het Dagelijks Bestuur overlegt frequent met de directeur van het Pensioenbureau en het Bestuur wordt periodiek geïnformeerd over onderwerpen die spelen bij het Pensioenbureau.
IT-risico Onder IT-risico wordt verstaan het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Ter beheersing van dit risico beschikt het Pensioenfonds over een meerjaren ICT-beleid, een informatiebeveiligingsbeleid en een calamiteitenplan.
Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het Pensioenfonds. Met het oog op dit risico heeft het Pensioenfonds adequate functiescheidingen aangebracht en wordt het vierogenprincipe toegepast. Voorts kent het Pensioenfonds een gedragscode die van toepassing is op alle leden van het Bestuur, de directeur van het Pensioenbureau en alle medewerkers. Het Pensioenfonds heeft een compliance-officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode en daarover aan het Bestuur verslag uitbrengt.
Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in, en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het Pensioenfonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Ter beheersing van het juridische risico heeft het Pensioenfonds alle relevante juridische risico’s en ontwikkelingen geïdentificeerd die samenhangen met zijn activiteiten, producten en contracten. Het Pensioenfonds huurt indien nodig juridische expertise in en betrekt deze standaard bij het opstellen van contracten, reglementen en bij omvangrijke transacties. Voor complexe zaken wordt tevens advies ingewonnen bij gespecialiseerde externe juristen. Binnen het pensioenbureau is een medewerker aangewezen die toezicht houdt op de naleving van de voor het Pensioenfonds relevante wet- en regelgeving.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
35
Toekomstparagraaf Het begin van 2012 heeft in eerste instantie in het teken gestaan van de communicatie naar aanleiding van de evaluatie van het herstelplan. Uit die evaluatie bleek dat het eventueel noodzakelijk kan zijn dat er in 2013 kortingen moeten worden doorgevoerd. De aankondiging van de mogelijk door te voeren kortingen kwam niet onverwachts. In 2011 heeft het Bestuur de rechthebbenden er tijdens de jaarlijkse deelnemersvergadering en een nieuwsbrief op gewezen dat het fonds mogelijk zonder het doorvoeren van kortingen niet tijdig op de minimale vereiste dekkingsgraad van 104,2% kan komen. Op 31 december 2013 moet de dekkingsgraad in ieder geval gelijk zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Begin 2012 heeft het Bestuur het beleggingsplan vastgesteld waarin het strategische beleid is omschreven voor 2012. De benchmark voor de aankoop van staatsobligaties ten behoeve van de matchingportefeuille is naar aanleiding van de kredietbeoordeling van Standard & Poor´s aangepast. Standard & Poor´s heeft de rating (kredietbeoordeling) van onder andere Frankrijk en Oostenrijk verlaagd. Hierdoor vielen deze landen uit de AAA 10+ benchmark die in het afgesloten mandaat werd gehanteerd voor aankoop van nieuwe staatsobligaties. Dat hield in dat alleen Duitse, Nederlandse en Finse staatsobligaties konden worden aangekocht. Het Bestuur heeft na onderzoek en analyse besloten om de benchmark aan te passen. Er is uiteindelijk besloten om gebruik te gaan maken van de onderstaande landenverdeling voor aankoop van staatsobligaties. De gekozen benchmark zorgt ervoor dat de verplichtingen met een zo laag mogelijk risico worden afgedekt. Andere mogelijkheden leiden tot concentratierisico of valutarisico en inflatierisico. Land
Huidige gewicht
Voorgestelde gewicht
Duitsland
38.7%
35%
Nederland
10.9%
20%
Frankrijk
42.3%
30%
Finland
1.2%
5%
Oostenrijk
6.9%
10%
Per 1 januari 2012 eindigden de termijnen van de heren H.P. van der Meer en F.L. van Oorschot, beiden bestuursleden gekozen door de werknemers. De heer Van der Meer heeft aangegeven zich niet meer beschikbaar te stellen voor een nieuwe termijn. De heer F.L. van Oorschot is gepensioneerd en was daarom niet meer herkiesbaar als bestuurslid gekozen door de werknemers. Langs deze weg wil het Bestuur de heren Van der Meer en Van Oorschot hartelijk danken voor de vele jaren die zij zich hebben ingezet voor het Pensioenfonds. In 2012 is De Nederlandsche Bank akkoord gegaan met de benoeming van de heren J.H. Voorrips en. L. Walbeek. De bestuursleden zijn gekozen door de werknemers. Het Bestuur wenst de heren Voorrips en Walbeek veel succes bij het uitvoeren van hun functie. De heer Voorrips is lid geworden van het Dagelijks Bestuur en de Beleggingscommissie. De heer Walbeek is lid van het Algemeen Bestuur. Per 1 januari 2012 is de termijn van de heer S.J.A. Bijpost als lid van het Verantwoordingsorgaan beeindigd. De heer Bijpost heeft besloten zich niet meer beschikbaar te stellen om herkozen te worden. De heer Bijpost was een door de werknemers gekozen lid van het Verantwoordingsorgaan. Voordat hij lid is geworden van het Verantwoordingsorgaan is hij ook jaren lang door de werknemers gekozen lid van het Bestuur geweest. Het Bestuur wil de heer Bijpost hartelijk danken voor de vele jaren van inzet voor het Pensioenfonds. De heer P.A. Clemens heeft om persoonlijke redenen zijn lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan beëindigd. Het Bestuur wil graag ook de heer Clemens hartelijk danken voor zijn inzet ten behoeve van het Verantwoordingsorgaan. De heer Clemens was een door de pensioengerechtigden gekozen lid van het Verantwoordingsorgaan. De heer J.W.J. Haring is als gekozen lid door de werknemers in 2012 de heer Bijpost opgevolgd en de heer J. Romeijn is de heer Clemens opgevolgd als gekozen lid door de pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur wenst de heren Haring en Romeijn veel succes bij het uitvoeren van hun taken. Zoals eerder vermeld, worden in 2012, conform het herstelplan en het reglement, geen toeslagen verleend. Amsterdam, 24 mei 2012 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Namens het Bestuur:
36
D. van Hoogstraten
J.H. Voorrips
L.E.M. Duynstee
Voorzitter
Bestuurslid
Directeur Pensioenbureau
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Walney II Bij de installatie van de 51 funderingen voor offshore windturbines op het project Walney II in de Ierse Zee, bereikte Ballast Nedam weer een mijlpaal in deze jonge industrie. Niet eerder werden zulke zware monopiles gebruikt als fundering voor een offshore windturbine. Ze wogen tussen tussen 800 en 1000 ton per stuk.
Bevindingen Intern Toezicht over het verslagjaar 2011 Het Algemeen Bestuur is krachtens artikel 9 lid 2 van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam belast met het Intern Toezicht.
Daartoe behoort het beoordelen van: - beleidsprocedures en -processen / bestuursprocedures en -processen en de checks and b alances binnen de stichting; - de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en de wijze waarop dat bestuur de haar t oegekende taken uitvoert, haar verantwoordelijkheden draagt en bevoegdheden uitoefent; - de wijze waarop het Dagelijks Bestuur omgaat met de risico’s op lange termijn.
Bij haar oordeelvorming heeft het Algemeen Bestuur o.a. gebruik gemaakt van: - de verslagen van de bijeenkomsten van zowel het Dagelijks Bestuur als het (voltallige) Bestuur; - de informatie verkregen tijdens en naar aanleiding van de bestuursvergaderingen, waaronder de a dviezen van de Beleggingscommissie; - de Besluitenlijst van de Bestuursvergaderingen 2011; - informatie verkregen uit overleg met de directeur van het Pensioenbureau. Het Algemeen Bestuur heeft -indachtig het gegeven dat de toezichtstaak een permanent bewustzijn inhoudt- haar oordeel zoals in dit verslag is verwoord o.a. in een separate bijeenkomst, waarbij het Dagelijks Bestuur niet aanwezig was, samengevat en afgerond. Algemeen. Het jaar 2011 heeft vooral in het teken gestaan van het vermogensbeheer (vastleggen van het vermogensbeheermodel in het Handboek Portefeuillemanagement en het aanstellen van een strategisch adviseur) en de beleggingen, evenals de zoektocht naar adequate opvolgers als gevolg vooral van de wisselingen in het Dagelijks Bestuur. Medio december 2011 is de heer D. (Diederik) van Hoogstraten, na een inwerkperiode, tot opvolger van de heer R.F. (Richard) Feenstra als Voorzitter van het Pensioenfonds benoemd.
Deze rapportage Intern Toezicht betreft het jaar 2011 en heeft betrekking op de volgende deelgebieden: A. Besluitvorming / procedures - vanaf juli / augustus 2011 werd duidelijk dat het herstel dat zich in de eerste helft van het j aar had ingezet, tijdelijk van aard was geweest; de onrust op de financiële markten nam zodanige vormen aan, dat het noodzakelijk was om tijdens de Deelnemersvergadering van september 2011 een waarschuwing af te geven voor een mogelijke korting; gegeven de omstandigheden, is de besluitvorming rond deze melding op een wel overwogen wijze tot stand gekomen, met een degelijke belangenafweging; - mede gezien de ervaringen bij de bestuurswisseling die in de tweede helft van 2011 heeft plaatsgevonden, wordt het Bestuur geadviseerd om de mogelijkheden van doorstroming vanuit het Verantwoordingsorgaan (VO) te onderzoeken en met het VO te bespreken; - in de loop van de eerste helft van 2011 is de besluitvorming rond de benoeming van de heer M. (Martijn) Euverman tot strategisch adviseur afgerond; - de verslagen van de bijeenkomsten van het Dagelijks Bestuur zijn als onderdeel van de vergaderstukken ten behoeve van de bestuursvergaderingen meegestuurd; mede als gevolg van de bijzondere positie met betrekking tot de samenstelling van het Dagelijks Bestuur in met name de tweede helft van 2011, is het Intern Toezicht van mening dat het in die periode wel eens aan de vereiste aandacht met betrekking tot het overleg en de verslaglegging heeft geschort; het Dagelijks Bestuur dient er op toe te zien dat een dergelijke situatie zich in de toekomst niet meer voordoet; - naar het oordeel van het Intern Toezicht zijn de besluiten die in de loop van 2011 door het Bestuur werden genomen, consequent en adequaat door / namens het Dagelijks Bestuur uitgevoerd; er wordt wel aandacht gevraagd voor een wat meer uitgebreide
38
vastlegging van besluiten.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
B. Administratie / automatisering - de aandachtspunten als genoemd in het verslag van de accountant zijn opgevolgd; - de Uniform Pensioen Overzichten komen vanaf 2011 rechtstreeks uit het Pensioenadministratie systeem; - in 2011 heeft de implementatie van een nieuw pakket voor de financiële administratie plaatsgevonden; dit pakket is vanaf 1 januari 2012 operationeel; - naar aanleiding van het bestuursbesluit daartoe, heeft afkoop van de kleine pensioenen in één keer en projectmatig plaatsgevonden; er hebben zich hierbij geen noemenswaardige problemen voorgedaan; - in de bestuursvergadering van november is besloten om een audit van het Handboek Administratieve Organisatie op een regelmatige basis te laten uitvoeren; - de controle van het budget van het Pensioenfonds door het Dagelijks Bestuur heeft geen aanleiding gegeven tot het stellen van nadere vragen; het Pensioenfonds heeft binnen het budget gefunctioneerd.
C. Regelgeving / statuten / reglementen - het Handboek Portefeuillemanagement is eind 2011 vastgesteld en sedertdien operationeel; - de aangepaste versie van de Gedragscode is in de loop van 2011 door alle bestuursleden en medewerkers van het Pensioenbureau ondertekend; naar de mening va het Intern Toezicht zouden ook derden, zoals direct betrokken adviseurs, deze code dienen te ondertekenen; het Dagelijks Bestuur wordt dan ook verzocht hierop actie te ondernemen.
D. Uitbesteding / eigen deskundigheid - in de eerste helft van 2011 is unaniem door het Bestuur besloten om de heer M.(Martijn) Euverman van Sprenkels & Verschuren als strategisch adviseur aan te stellen; het Intern Toezicht constateert dat aan deze benoeming een zorgvuldige selectieprocedure is voorafgegaan, en dat het Bestuur, voorafgaand aan het uiteindelijke (bestuurs) besluit, op de juiste momenten is geïnformeerd; - in 2011 heeft het Bestuur haar deskundigheid op peil gehouden /verbeterd door het volgen van een aantal cursussen / opleidingen / bijeenkomsten vooral gericht op de eigen aandachtsgebieden; het Algemeen Bestuur spreekt haar waardering uit voor de intensieve wijze waarop de heer D. van Hoogstraten in de 2e helft van het verslagjaar o.a. door de directeur van het Pensioenbureau is ingewerkt.
E. Governance / compliance - krachtens de statuten dient het Dagelijks Bestuur per kwartaal verantwoording aan het Bestuur af te leggen; aangezien dit tot op heden niet in aparte bijeenkomsten heeft plaatsgevonden, zal het Algemeen Bestuur met het Dagelijks Bestuur in overleg treden om een en ander nader en goed vast te leggen; - het governance- en compliancebeleid vindt zijn weerslag o.a. in de vorm van beleid ter voorkoming van belangenverstrengeling, en daarnaast op het vlak van relationele en persoonlijke integriteit; een zeer bruikbaar instrument vanuit compliance gezien, is de Gedragscode, waarvan de meest recente versie in 2011 is ingevoerd; er zal in de komende periode op toegezien worden dat het Dagelijks Bestuur haar taken in deze consequent invult; - het Intern Toezicht is zich bewust van de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan het f eit dat de Voorzitter van het Fonds door de werkgever is benoemd, en tevens lid is van het Dagelijks Bestuur; deze opzet heeft in de ogen van het Intern Toezicht overigens wel naar behoren gefunctioneerd; - het Algemeen Bestuur is wel van mening dat op korte termijn serieus binnen het Bestuur een discussie moet plaats vinden over het feit / de wenselijkheid dat beide leden van het Dagelijks Bestuur onderdeel uitmaken van de Beleggingscommissie; - daarnaast vraagt het Intern Toezicht het Dagelijks Bestuur de evaluatie van alle adviseurs tijdig en consequent uit te voeren en de resultaten daarvan aan het Bestuur terug te koppelen; - het Bestuur heeft in het kader van de reguliere informatie uitwisseling tweemaal overleg g epleegd met het Verantwoordingsorgaan.
F. Communicatie - in de loop van 2011 zijn een tweetal nieuwsbrieven naar alle deelnemers gestuurd, en wel in februari en in oktober; belangrijkste onderwerpen waren de financiële positie van het Fonds, het herstelplan, de samenstelling van het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan; - de vaste communicatie onderwerpen, zoals Uniform Pensioen Overzichten (UPO) en startbrieven, zijn ook in 2011 voortvarend en tijdig ingevuld; - tijdens de Deelnemersvergadering in september zijn de aanwezigen uitgebreid geïnformeerd over de stand van zaken en is een waarschuwing afgegeven voor een mogelijke korting; - belangrijke correspondentie wordt voorafgaand aan verzending steeds aan het Bestuur ter beoordeling voorgelegd; het Algemeen Bestuur adviseert het Dagelijks Bestuur om blijvend de vereiste aandacht te hebben voor het huidige consequente en goed / verantwoord niveau van de communicatie. Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
39
G. Vermogensbeheer / beleggingen - in 2010 is het besluit genomen dat het Bestuur en de Beleggingscommissie nauwer b etrokken zullen zijn bij de aansturing van het risicoprofiel van het Pensioenfonds;
de Beleggingscommissie heeft tot taak om de operationele uitvoering te monitoren;
hiertoe is, in samenspraak met de operationeel adviseur een Handboek Portefeuille M anagement opgesteld hetwelk in de loop van het 4e kwartaal van het verslagjaar operationeel is geworden; - de heer D. van Hoogstraten is ultimo 2011 als opvolger van de heer R.J. Feenstra in de B eleggingscommissie benoemd; - zowel de operationeel als de strategisch adviseur zijn aanwezig in de vergaderingen van de beleggingscommissie en leveren -gevraagd en ongevraagd- hun advies; - gedurende het verslagjaar is het Dagelijks Bestuur wederom heel actief geweest in de b esluitvorming en uitvoering van een aantal wijzigingen in het vermogensbeheer, geadviseerd door de Beleggingscommissie met ondersteuning van het Pensioenbureau, zoals:
- afdekken valuta risico van de yen, US dollar en het Engelse pond;
- verkoop van covered bonds;
- herverdeling vastrentende portefeuille;
- het opnieuw vaststellen van de investment beliefs;
- herbalanceren van aandelen en obligaties met betrekking tot de strategische norm;
Het Intern Toezicht stelt vast dat de uitvoering van de bewuste besluiten goed en naar tevredenheid is verlopen. Bovengenoemde besluiten hebben naar het oordeel van het Algemeen Bestuur er aan bijgedragen om de financiële risicobeheersing van het fonds nog verder te verbeteren. Tot slot, bij meerdere fondsen is de transparantie, zoals gecreëerd in het verslagjaar 2010, verder geoptimaliseerd, hetgeen bijgedragen heeft aan het streven om op een maatschappelijk verantwoorde wijze te beleggen en risico’s te beheersen.
H. Financiën - in de loop van het verslagjaar is een aantal malen tijdens bestuursvergaderingen gesproken over en daarnaast tweemaal met de werkgever overleg geweest met betrekking tot de mate waarin de vaste premie (nog) bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad; uiteindelijk was de conclusie dat dit in 2011 nog wel het geval was. Gezien de verwachtingen voor 2012, dient het Dagelijks Bestuur dit onderwerp doorlopend en nauwlettend op te volgen, en het Bestuur direct te informeren als het er naar uitziet dat de situatie zich voor gaat doen dat de premie niet meer bijdraagt aan het herstel; - vanaf de 1e helft van 2011 wordt maandelijks een Memo vermogen Pensioenfonds ten behoeve van het Bestuur verstrekt, waarin info over de financiële positie van het fonds per het einde van de bewuste maand en de kasstromen.
I. Risicomanagement - het bewust zijn van en voor risicomanagement is vastgelegd in een bestuursbesluit (in 2010 genomen) om het onderwerp risicomanagement op de agenda van de bestuursvergaderingen te handhaven tot dat alle risico’s in kaart zijn gebracht en doorgesproken; voor wat de risico’s op de lange(re) termijn betreft gaat het daarbij vooral om de (ontwikkeling van de) rente en de zakelijke waarden, de kostendekkendheid van de premie en (de inrichting van) het vermogensbeheer; afgesproken is om binnen het voltallige bestuur deze onderwerpen met regelmaat te bespreken en te beoordelen.
J. Belangrijke gebeurtenissen na het verslagjaar. - In de eerste maanden van 2012 is het Bestuur diverse keren bijeengekomen om het besluit tot korting nader te bespreken en vanuit alle invalshoeken en relevante belangen te beoordelen en af te wegen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een besluit en communicatie naar alle deelnemers, in eerste instantie per brief en nadien uitgebreid toegelicht in een Nieuwsbrief. Voorts is de benoeming van de heer J.H. (Jan) Voorrips tot bestuurslid, tevens opvolger van de heer H.P. van der Meer als lid van het Dagelijks Bestuur in de loop van februari 2012 door DNB goedgekeurd, evenals de benoeming van de heer L. (Lajos) Walbeek per 13 maart 2012.
40
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Samenvattend / algemeen Samenvattend komt het Algemeen Bestuur tot het oordeel dat het Dagelijks Bestuur en met hen de directeur van het Pensioenbureau gedurende het verslagjaar 2011 naar behoren en transparant hebben gefunctioneerd, waarbij de professionalisering van de dienstverlening en organisatie voorop hebben gestaan. Tot slot hecht het Algemeen Bestuur er aan om voor alle duidelijkheid op te merken dat het risicomanagement op lange termijn een zaak is waarbij het voltallige bestuur steeds nauw betrokken is en dient te blijven. Binnen de mogelijkheden die het fonds ter beschikking staan, heeft het Dagelijks Bestuur naar het oordeel van het Algemeen Bestuur constant alert en goed geïnformeerd, daarbij, voor zover mogelijk, rekening houdend met risico’s op lange(re) termijn. Het Algemeen Bestuur zal ook en wederom in 2012 de structuur / organisatie (waaronder het one tier board systeem) van het Fonds, haar eigen functioneren en het functioneren als Intern Toezicht evalueren.
Nieuwegein, 1 juni 2012 A. Kok, J.P.G. Leenders, L. Walbeek, M.J.L. Heitman.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
41
Oordeel Verantwoordingsorgaan Ballast Nedam Pensioenfonds 2011 Algemeen Het bestuur van het Pensioenfonds legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan verwacht met zijn toetsende en adviserende rol een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de optimalisering van de beleidsvorming en uitvoering van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden en vertegenwoordigt evenredig de gepensioneerden, de werkgever en de werknemers. Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 zeven maal met elkaar vergaderd.
Bevindingen Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de bestuursverslagen, concept jaarverslag en de bevindingen van het Intern Toezicht. De door het bestuur verstrekte informatie was voldoende voor het Verantwoordingsorgaan om zich een oordeel te kunnen vormen over het handelen van het bestuur in 2011. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan in 2011 tweemaal gesprekken gevoerd met het Bestuur. Het VO heeft zijn oordeel gebaseerd op het geheel; van de ontvangen stukken en de gesprekken met het Bestuur. In dit verslag wil het VO in het bijzonder nader aandacht besteden aan een tweetal hoofdonderwerpen: de governance en de financiële positie in combinatie met het herstelplan.
Governance Al in het verslag over 2010 heeft het Verantwoordingsorgaan opmerkingen gemaakt over het one tier model van het pensioenfonds. In 2011 heeft het bestuur daar niets in gewijzigd. Het verantwoordingsorgaan is nog steeds van mening dat de eigen processen en procedures die door het bestuur zijn vastgesteld niet beoordeeld moeten worden door een Intern Toezicht dat uit de zelfde mensen bestaat. Uit voorgaande stukken is voren gekomen dat het Bestuur aan heeft gegeven de huidige vorm van het Intern Toezicht niet als optimaal te ervaren. Het Verantwoordingsorgaan stelt met tevredenheid vast dat het bestuur voorbereidingen aan het treffen is deze structuur te wijzigen. In het afgelopen jaar zijn er diverse bestuurswisselingen geweest; het fonds heeft te kampen gehad met vervanging van de voorzitter en diverse bestuursleden . Met genoegen heeft het Verantwoordingsorgaan geconstateerd dat de bezetting van het bestuur goed is opgevuld en de bestuursleden zaken goed hebben opgepakt.
Financiele positie Het effect van de marktrente, die nog lager is geworden in 2011 ten opzichte van 2010 (tot onder de 3%), is de meest bepalende factor voor de stijging van de verplichtingen van het pensioenfonds. De aanpassing van de levensverwachtingen heeft ook een ingrijpend effect gehad op de verplichtingen. Een goed rendement van 7,6% aan de kant van de opbrengsten kan dit niet voldoende compenseren. De dekkingsgraad van het Pensioenfonds blijft daarmee zorgwekkend laag. Voortdurend dreigt de dekkingsgraad achter te blijven bij de verwachtingen vanuit het herstelplan. Het Verantwoordingsorgaan is in 2011 niet optimistisch geweest dat verdere kortingen op de opgebouwde rechten en ingegane pensioenen konden uitblijven. Het Verantwoordingsorgaan heeft zien aankomen dat de dekkingsgraad achter bleef bij de planning in het herstelplan waardoor verdere kortingen niet konden uitblijven. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur al in 2011 met het Verantwoordingsorgaan van gedachten had kunnen wisselen over de momenten waarop kortingen moeten gaan plaatsvinden in plaats van geconfronteerd te worden met het besluit dat en hoe er gekort zou gaan worden in 2013. Overigens wil het Verantwoordingsorgaan het Bestuur en het Pensioenbureau complimenteren met de communicatie naar de deelnemers in deze lastige tijden. De sterk gewijzigde economische en maatschappelijke omstandigheden hebben een onvoorstelbare impact gehad op de financiële positie van het fonds en vragen van het fonds een heldere strategie op het toekomstig beleggingsbeleid in relatie tot de toekomstige verplichtingen van het fonds en de geldende marktomstandigheden. In 2011 zijn reeds stappen gezet op gebied van risicomanagement door valuta risico’s af te dekken, vastrentende waarde portefeuille transparant te maken en beleggingsrisico’s specifiek te identificeren.
42
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
Door het niet indexeren en de korting die per 1-1-2011 is doorgevoerd hebben werknemers en gepensioneerden al een zware klap te verwerken gehad. De werkgever zou hierin ook zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Het pensioenfonds heeft een vaste premie van 24% voor onbepaalde tijd. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat de premie, die de werkgever aan het fonds betaalt, niet voor onbepaalde tijd moet worden vastgelegd. Niet alleen de financiële positie van het fonds, maar vooral ook het groeiende inzicht dat mensen steeds ouder worden en er dus meer voor het pensioen gespaard moet worden pleit er voor om de premie slechts voor een overzienbare termijn van zeg 5 jaar vast te leggen. Het Verantwoordingsorgaan vindt dat het dus redelijk zou zijn om de afspraak voor onbepaalde tijd te wijzigen en er een volledig kostendekkende (en dus niet een gedempte kostendekkende) premie zou kunnen worden ingebracht waarin de werkgever een structurele bijdrage zou kunnen leveren, ondanks het feit dat dan maar een deel van de oplossing zou zijn. In 2011 zijn er weer gesprekken geweest tussen het bestuur en de werkgever om met werkgever te praten over de premie. Het bestuur moet uitermate krachtig optreden naar de werkgever met de boodschap dat een premie voor onbepaalde tijd niet meer kan en moet een dringend beroep op de werkgever blijven doen om de premiebijdrage structureel te verhogen.
Conclusie Met in achtneming van de punten van zorg en op basis van de beoordeelde documenten en de gevoerde gesprekken, is het Verantwoordingsorgaan van oordeel dat het Bestuur zich op verantwoorde wijze van haar taken heeft gekweten.
Het Verantwoordingsorgaan Mei 2012
Reactie bestuur Het Bestuur stelt de betrokkenheid en kritische houding van het Verantwoordingsorgaan op prijs. Graag wil het Bestuur het Verantwoordingsorgaan danken voor de prettige samenwerking in 2011. In 2011 is veel aandacht geweest voor de opvolging van de Voorzitter van het Pensioenfonds de heer Feenstra. Na een intensieve inwerkperiode is de voorgenomen benoeming van de heer Van Hoogstraten goedgekeurd door De Nederlandse Bank. Vanaf 15 december 2011 is de heer Van Hoogstraten voorzitter en heeft deze de heer R.J. Feenstra opgevolgd. In 2011 zijn er een aantal bijeenkomsten met het Verantwoordingsorgaan geweest. Ieder jaar worden er een aantal bijeenkomsten met het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan georganiseerd. Deze bijeenkomsten hebben als doel het Verantwoordingsorgaan op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen. Maandelijks wordt, naast de notulen van de bestuursvergadering, een memo inzake de financiële positie van het Pensioenfonds verstrekt en een memo met betrekking tot het Vermogen van het Pensioenfonds. Het Bestuur is van mening dat op deze wijze het Verantwoordingsorgaan zeer transparant en volledig van alle financiële ontwikkelingen van het Pensioenfonds op hoogte wordt gehouden, hetgeen een goede basis geeft voor haar oordeelsvorming over het gevoerde beleid. Voor het Bestuur en de Beleggingscommissie heeft 2011 in het teken gestaan van het strategisch beleid passend binnen bij het karakter van het fonds en bij de marktomstandigheden. Dit heeft ertoe geleid dat er begin 2012 een beleggingsplan is vastgesteld waarin het strategische beleid is omschreven. Het Bestuur en de Beleggingscommissie hebben voortdurend gekeken naar alle ontwikkelingen en mogelijkheden om op een verantwoorde wijze een goed rendement te halen, het transparant maken van de vastrentende portefeuille en het afdekken van valutarisico s zijn hier voorbeelden van. Ten aanzien van posities in Spanje en Italië is besloten om deze bewust af te bouwen, ten aanzien van posities in Frankrijk is besloten om dit niet te doen. Het Pensioenfonds voert een pensioenregeling uit op basis van een collectieve beschikbare premie regeling. Bij zo een soort pensioenregeling is de hoogte van de premie leidend voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het veranderen van de hoogte van de vaste premie is in eerste instantie een zaak tussen werkgever en werknemers. Het bestuur heeft de werkgever aangesproken op de mismatch tussen een vaste premie voor onbepaalde tijd en de stijgende levensverwachting. De werkgever verwacht dat nieuwe wetgeving die zal voortkomen uit het Pensioenakkoord hierin zal voorzien.
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar
43
A2 Maastricht Het consortium Avenue2, waarin Ballast Nedam samenwerkt met Strukton, verbetert de doorstroming en de leefbaarheid in Maastricht met het plan De Groene Loper. De ruggengraat van het plan is een gestapelde tunnel voor 80% van het huidige verkeer, waardoor bovengronds een woonerfklimaat ontstaat met een groene loper voor fietsers en voetgangers.
Jaarrekening Balans per 31 december 2011 Activa
EUR x 1.000
Toelichting 1)
2011
2010
Vastgoedbeleggingen 29.033 29.634 Aandelen 212.422 193.704 Vastrentende waarden 421.239 457.228 Derivaten 62.194 1.085 Beleggingen voor risico pensioenfonds
5, 12, 14
724.888
681.651
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
6
4.195
3.860
Immateriële vaste activa
7
120
180
Vorderingen en overlopende activa
8
83
2.368
Liquide middelen
9 2.788 4.731
Totaal 732.074 692.790
Passiva
EUR x 1.000
Toelichting
2011
2010
10
-90.931
-31.247
Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen
11,14 814.796 706.733
Derivaten 5,12 6.287 15.860 Overige schulden en overlopende passiva
Totaal
13
1.922
732.074
1.444
692.790
Dekkingsgraad (in %) 88,8 95,6 1) De nummers verwijzen naar de desbetreffende nummers in de toelichting op de jaarrekening
46
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Staat van baten en lasten over 2011
EUR x 1.000
Toelichting
2011
2010
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
15
25.525
24.572
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
16
50.970
71.998
Baten
Overige baten 152 81 Totaal 76.647 96.651 Lasten Pensioenuitkeringen
17 27.689 26.253
Pensioenuitvoeringskosten
18 1.219 1.194
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds - Pensioenopbouw 1)
19 24.331 21.216
- Toeslagverlening 20 - - Kortingen 21 -43 -19.592 - Rentetoevoeging
22
9.312
8.292
- Onttrekking pensioenuitkeringen
23
-27.462
-26.247
- Wijziging marktrente
24
100.359
51.995
- Wijziging actuariële uitgangspunten
25
-
-
- Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
495
88
- Aanpassing sterftekansen
26
-
21.039
- Overige wijzigingen
27
1.071
-1.159
Premie stop-loss verzekering 75 82 Mutatie saldo herverzekeringsdeel technische voorziening
-335
-252
Saldo overdrachten van rechten
-379
-148
28
Totaal
136.331 82.761
Saldo van baten en lasten
-59.684
13.890
De bestemming van het saldo van baten en lasten is als volgt: Het saldo wordt toegevoegd aan de algemene reserve EUR x 1.000 2011 2010 Wettelijke en statutaire reserves
-
-
Algemene reserves -59.684 13.890 Totaal
-59.684 13.890
1) inclusief arbeidsongeschiktheidsopslag en vrijval voor kosten uit voorziening (741)
Jaarrekening over het 83e boekjaar
47
Kasstroomoverzicht over 2011 EUR x 1.000
Toelichting
2011
2010
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies 27.493 23.709 Ontvangen waardeoverdrachten 398 341 Betaalde pensioenuitkeringen -27.803 -27.002 Betaalde waardeoverdrachten - -165 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
493
492
Ontvangen vroegpensioenuitkeringen bpf bouw
29
3.117
3.217
Betaalde vroegpensioenuitkeringen bpf bouw
29
-3.117
-3.217
Betaalde premies herverzekering -167 Betaalde pensioenuitvoeringskosten -1.236 -1.137
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
-822
-3.762
30
105.965
116.104
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
20.378
15.728
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen beleggingen
30 -127.136 -126.259
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-328
30
-1.121
5.603
-1.943
1.841
4.731
2.890
2.788
4.731
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Mutatie liquide middelen
Stand per 1 januari Stand per 31 december
48
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 1. Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna “het Pensioenfonds”), kantoorhoudende aan de Ringwade 71 te Nieuwegein, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden.
2. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW, en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het Bestuur heeft op 24 mei 2012 de jaarrekening vastgesteld.
3. Algemene grondslagen Tenzij anders is aangegeven luiden alle bedragen in duizenden euro’s.
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
(b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
49
(e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
(f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
4. Specifieke grondslagen (g) Beleggingen (g.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Alle beleggingen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
(g.2) Vastgoedbeleggingen De onderliggende beleggingen in niet-beursgenoteerde participaties worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde, gebaseerd op de marktwaarde van het onderliggende vastgoed. De marktwaarde van het onderliggende vastgoed is de geschatte waarde bij onderhandse verkoop in verhuurde staat. Directe vastgoedbeleggingen van vastgoed beleggingen van vastgoedfondsen waarin rechtstreeks wordt geparticipeerd, worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
(g.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De actuele waarde van niet beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende marktwaarde.
(g.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de marktwaarde.
(g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.
(g.6) Securities lending Het fonds neemt niet direct deel aan een security lending programma. Binnen een aantal beleggingsfondsen waarin het Pensioenfonds participeert is het binnen de fondsvoorwaarden mogelijk om gebruik te maken van security lending. Het Pensioenfonds heeft aan de hand van de jaarverslagen van de betreffende fondsen en een voortdurende monitoring onderzocht of er voldoende zekerheden tegenover een security lending zijn gesteld. Uit deze onderzoeken blijkt dat dit het geval is.
(h) Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet.
50
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds heeft geen vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in de herverzekeringscontracten.
(i) Immateriële vaste activa De kosten inzake softwareuitgaven zijn verantwoord tegen de verkrijgingsprijs minus cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De afschrijving op de kosten inzake softwareuitgaven is gebaseerd op de verwachte levensduur. De afschrijving geschiedt lineair en wordt ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht.
(j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
(k) Technische voorzieningen (k.1) Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd tegen actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. De voorziening voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt vastgesteld op basis van de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, waarbij revalidering buiten beschouwing wordt gelaten. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; - Sterftekansen: het Pensioenfonds gebruikt als uitgangspunt voor de vaststelling van de geraamde voorziening de recentst gepubliceerde prognosetafels van het Actuarieel Genootschap (AG), thans de AG prognosetafel 2010 – 2060. Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door middel van de ervaringssterfte Towers Watson 2010. In 2010 is dezelfde prognosetafel en ervaringstafel gehanteerd als in 2011; - Partnerpensioen is verzekerd: op basis van het onbepaalde partnersysteem; - Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw; - Er is een kostenvoorziening opgenomen. Deze kostenvoorziening is ten behoeve van toekomstige kosten voor uitvoering van de pensioenregeling. De kostenvoorziening is op 31 december 2011 opnieuw bepaald en vastgesteld op 2,8%. De kostenvoorziening wordt minimaal eenmaal in de drie jaar opnieuw vastgesteld. In de afgelopen drie jaar bedroeg de kostenvoorziening 2,8%; - Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van de contante waarde van de toegekende pensioenrechten.
(l) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
(m) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
(n) Belastingen De resultaten van het Pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
51
5 Verloop Beleggingen Het mutatieoverzicht beleggingen luidt als volgt: Vastgoed- Vastrentende beleggingen
Aandelen
waarden Derivaten 1) Totaal
Stand per 1 januari 2010
30.797
184.089
Aankopen/verstrekkingen 30.450
384.507
-
17 527.088
Verkopen/aflossingen -31.180 -26.011 -489.598 Overige mutaties Herwaardering Stand per 31 december 2010
-
599.393
28 557.583 -638 -547.427
- 820 324 1.144
-433 35.609 34.411 -14.489 55.098
29.634
Aankopen/verstrekkingen
193.704
457.228
-14.775
- 24.909 68.258
665.791
- 93.167
Verkopen/aflossingen - - -104.239 25.838 -78.401 Overige mutaties Herwaardering
-
- -827 4.699 3.872
-601 -6.191
819 40.145 34.172
Stand per 31 december 2011
29.033 212.422 421.239 55.907 718.601
1) De stand per 31 december 2011 is het saldo van 62.194 (debet) en 6.287 (credit), zie balans
Actuele waarde plus toelichting
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals de vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Markt Modellen Waarderings modellen en Directe Afgeleide technieken niet
markt-
Per 31 december 2011
noteringen
Vastgoedbeleggingen Aandelen
markt- gebaseerd op noteringen
-
marktdata
Totaal
- 29.033 29.033
2.678 209.744
- 212.422
Vastrentende waarden 295.088 123.709
2.442 421.239
Derivaten
- 55.907
- 55.907
Totaal 297.766 389.360 31.475 718.601
52
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Markt Modellen Waarderings modellen en Directe Afgeleide technieken niet
markt-
Per 31 december 2010
noteringen
Vastgoedbeleggingen Aandelen
markt- gebaseerd op noteringen
-
marktdata
Totaal
- 29.634 29.634
2.880 190.824
- 193.704
Vastrentende waarden 331.498 123.177
2.553 457.228
Derivaten
- -14.775
- -14.775
Totaal 334.378 299.226 32.187 665.791
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Directe marktnotering: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Afgeleide marktnotering: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van directe/indirecte marktdata anders dan die gebruikt bij directe marktnotering. Waarderingsmodellen en technieken niet gebaseerd op marktdata: actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van waarderingsmodellen zonder waarneembare marktdata.
Vastgoedbeleggingen 2011 2010
Vastgoedfonds, niet beursgenoteerd
29.033
29.634
Vastgoedfonds, beursgenoteerd -
Totaal 29.033 29.634
100% van het direct vastgoed binnen het vastgoedfonds waarin het Pensioenfonds participeert is getaxeerd door onafhankelijke beëdigde taxateurs. Aandelen 2011 2010
Beursgenoteerde certificaten van aandelen Ballast Nedam
2.678
2.880
Aandelenfonds (index fonds) 209.744 190.824
Totaal 212.422 193.704
Jaarrekening over het 83e boekjaar
53
Het index fonds volgt de MSCI (AC) World (net) index. Vastrentende waarden 2011 2010 Matchingportefeuille: Euro staatsobligaties 295.088 256.107 Niet staatsobligaties - 75.391 Lening op schuldbekentenissen 2.442 2.553 Participaties euro bedrijfsobligaties 79.362 79.033 Subtotaal 376.892 413.084 Returnportefeuille: Participaties in beleggingsfondsen: Hoogrentende obligaties 17.303 16.855 Obligaties opkomende markten harde valuta
10.267
9.718
Obligaties opkomende markten lokale valuta
16.777
17.571
Subtotaal 44.347 44.144 Totaal 421.239 457.228
In 2011 zijn de participaties euro bedrijfsobligaties onderdeel geworden van de matchingportefeuille. In 2010 maakten ze onderdeel uit van de returnportefeuille. Dit omdat deze obligaties een gedeelte van het renterisico afdekken. Matchingportefeuille
Euro staatsobligaties Het Bestuur heeft in 2011 besloten om voor nieuwe aankopen de EGBI AAA 10+ benchmark te hanteren. Het gaat hier om een benchmark waarin euro staatsobligaties met AAA rating met een duur van langer dan 10 jaar zitten uit Oostenrijk, Duitsland, Finland, Frankrijk en Nederland. Er is gekozen voor een langere duur omdat hiermee renterisico wordt afgedekt en op deze wijze op termijn minder derivaten nodig zijn.
Niet-staatsobligaties Dit zijn obligaties van met name financiële instellingen met onderpand. Het gaat hier over obligaties met een minimale rating AA+ en grotendeels met een AAA rating. De niet-staatsobligaties waren onderdeel van de vastrentende portefeuille voor de transitie. Het Bestuur heeft in 2011 besloten om deze obligaties te verkopen. Uit de opbrengst zijn Eurostaatsobligaties aangekocht op basis van de benchmark EGBI AAA 10+
Lening op schuldbekentenissen Dit betreft onderhandse leningen met twee woningstichtingen. De woonstichting Leyakkers en de Noordwijkse woningstichting. Deze leningen lopen in 2012 resp. 2014 af.
Participaties euro bedrijfsobligaties Het fonds met bedrijfsobligaties belegt voornamelijk in landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Verder wordt er in obligaties met een ‘AAA’ en ‘AA’ rating (hoge kredietwaardigheid) en ‘A’ en ‘BBB’ (medium kredietkwaliteit) belegd.
54
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Returnportefeuille De returnportefeuille bestaat uit fondsen die beleggen in obligaties opkomende markten harde valuta, obligaties opkomende markten lokale valuta en hoogrentende obligaties.
Hoogrentende obligaties Het fonds hoogrentende obligaties belegt in zogenaamde high yield obligaties: deze zijn uitgegeven door bedrijven en overheden met een lagere kredietwaardigheid.
Obligaties opkomende markten harde valuta Het fonds met obligaties opkomende markten harde valuta belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier van opkomende landen. De beleggingen luiden in harde valuta waaronder de euro, Amerikaanse dollar en de yen.
Obligaties opkomende markten lokale valuta Het fonds met obligaties in opkomende markten lokale valuta belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier die zijn uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen die bekend staan als opkomende markten. De beleggingen kunnen luiden in euro of elke andere valuta.
Derivaten (debet) 2011 2010
Rentederivaten 62.194 1.085 Valutaderivaten -
Stand op 31 december
62.194
1.085
Derivaten (credit) 2011 2010
Rentederivaten 2.369 15.860 Valutaderivaten 3.918
Stand op 31 december
6.287
15.860
Voor een nadere toelichting op de derivaten wordt verwezen naar de paragraaf “Risicomanagement en derivaten”.
6. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2011 2010
Stand op 1 januari
3.860
3.608
Mutaties in het jaar
335
252
4.195
3.860
Stand op 31 december
De uitgestelde herverzekerde uitkeringen hebben betrekking op gecedeerde pensioenvoorzieningen. Deze gecedeerde pensioenvoorzieningen komen voort uit overnames in het verleden.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
55
7. Immateriële vaste activa 2011 2010 Stand op 1 januari
180
240
Afschrijvingen -60 -60
Stand op 31 december
120
180
180
120
Cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen op 31 december
De immateriële activa betreffen de geactiveerde kosten inzake het pensioenadministratiepakket. De verkrijgingsprijs bedraagt 300. Deze kosten zullen in een termijn van 5 jaren worden afgeschreven. Deze kosten worden ten laste gebracht van het resultaat van het fonds.
8. Vorderingen en overlopende activa 2011 2010
Vordering op sponsor 5 2.275 Overige 78 93
Totaal 83 2.368
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
9. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn, voor zover die niet worden toegerekend aan de beleggingen.
10. Stichtingskapitaal en reserves 2011 2010
Stand per 1 januari
-31.247
-45.137
Uit bestemming saldo baten en lasten
-59.684
13.890
-90.931
-31.247
Saldo per 31 december
Solvabiliteit 2011 2010
Minimaal vereist eigen vermogen
34.221
29.511
Vereist eigen vermogen 97.585 87.830 Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een onderdekking. Het Bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds en maakt derhalve voor de berekening van het vereist eigen vermogen gebruik van het standaard model.
56
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Herstelplan Het herstel van het vermogen van het Pensioenfonds is gebaseerd op het op 1 april 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 3 november 2009 is dit herstelplan door DNB goedgekeurd. In dit herstelplan is gebruik gemaakt van de door de toenmalige Minister van SZW aangeboden mogelijkheid om de korting niet binnen 1 jaar door te voeren, maar uiterlijk per 1 april 2012. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad ligt niet verhoogd door het verlenen van toeslagen. - De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Op basis van de gegevens eind 2008 is sprake van een eventuele door te voeren korting per 1 april 2012 van 6,7%.
Evaluatie herstelplan op basis van cijfers ultimo 2009 Op grond van de evaluatie van het herstelplan was het niet nodig om uiterlijk 1 april 2012 een korting door te voeren.
Intrekken van het verleende uitstel van het doorvoeren van een korting binnen een jaar In augustus 2010 is het verleende uitstel om een korting binnen een jaar door te voeren ingetrokken. Dit had tot gevolg dat indien er op dat moment een achterstand was op het herstelplan op basis van de cijfers van het 2de kwartaal dan wel 3de kwartaal een korting per 31 december 2010 moet worden doorgevoerd. Naar aanleiding hiervan is per 31 december 2010 een korting doorgevoerd. De dekkingsgraad moest eind 2010 minimaal 94,1% bedragen. Hier is aan voldaan.
Kortingen Op 31 december 2010 is een korting doorgevoerd van 3%. Deze korting is vastgesteld op basis van het herstelplan en de cijfers van het tweede kwartaal 2010, zodanig dat de achterstand op het herstelplan werd ingelopen. Op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2011 en de evaluatie van het herstelplan heeft het Bestuur begin 2012 geconcludeerd dat het voor het fonds niet mogelijk is om binnen de wettelijke gestelde termijn (uiterlijk 31 december 2013) tot het minimaal vereist vermogen te herstellen. Het Bestuur heeft naar aanleiding van de evaluatie van het herstelplan een besluit inhoudende het voornemen tot het korten van pensioenaanspraken (en dus ook de pensioenuitkering) in 2013 genomen. Het voornemen is om een korting van 7% op 1 april 2013 door te voeren en een korting van 3% per 31 december 2013. De hiervoor genoemde percentages zijn niet definitief en zullen begin 2013 op basis van cijfers eind 2012 definitief worden vastgesteld.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
57
11. Technische voorzieningen Zoals vermeld in de toelichting zijn de pensioenverplichtingen van het fonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de rente en de levensverwachting. Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: 2011 2010 Stand per 1 januari
706.733
651.101
Pensioenopbouw 24.331 21.216 Toeslagverlening actieven - Toeslagverlening inactieven - Kortingen -43 -19.592 Rentetoevoeging 9.312 8.292 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -uitvoeringskosten
-27.462 -26.247
Wijziging marktrente 100.359 51.995 Wijziging actuariele uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen
-
-
495 88
- 21.039
Overige wijzigingen in de voorziening deelnemerspensioenverplichtingen
Stand per 31 december
1.071
-1.159
814.796
706.733
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,7% (2010: 3,4%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: De specificatie van het saldo per 31 december is als volgt: 2011 2010 Deelnemers
251.941 210.610
Arbeidsongeschikten
15.289 14.580
Premievrijen (gewezen deelnemers) Pensioengerechtigden
123.736 105.201
397.979 354.850
Netto pensioenverplichtingen 788.945 685.241 Voorziening zieke deelnemers
3.834 2.352
Kostenvoorziening
22.017 19.140
Totaal 814.796 706.733 De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Het fonds hanteert een voorziening inzake toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling van 2,8% van de netto technische voorzieningen. Dit percentage wordt telkens voor en periode van 3 jaren vastgesteld. Het genoemde percentage van 2,8% is geldig voor de boekjaren 2009, 2010 en 2011. Het fonds heeft een voorziening opgenomen voor zieke deelnemers op balansdatum, welke naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijk gesteld aan de actuariële contante waarde van het verschil tussen de opgebouwde en de haalbare aanspraken van deze deelnemers. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele herstelkans, welke afhankelijk is van de duur van de ziekte periode.
58
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen, dat afhankelijk is van het salaris, wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en werknemer betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden dus niet automatisch verhoogd naar het laatstverdiende salaris. Vandaar de term “middelloon”. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar. De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, zijn voor de deelnemers in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur de opgebouwde pensioenaanspraken en uitkeringen moet korten als de financiële positie van het fonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten de pensioenen (extra) te verhogen, als de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagverlening In de pensioenregeling worden kort samengevat de beschikbare middelen boven het vereiste vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden geen extra reserves aangehouden. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Het Pensioenfonds vormt geen reserve voor de toeslagverlening.
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het Bestuur van het fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Echter in alle omstandigheden dient het bestuur een besluit te nemen over het toekennen van inhaaltoeslagen. Actieven
Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2007 1,76% 0,88% 0,88% 0,00% 1 juli 2008 2,52% 2,52% 0,00% 0,00% 1 juli 2009 3,28% 0,00% 3,28% 0,00% 1 juli 2010 1,51% 0,00% 1,51% 0,00% 1 juli 2011 1,26% 0,00% 1,26% 0,00%
Pensioengerechtigden en premievrijen
Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2007 1,15% 0,58% 0,58% 0,00% 1 juli 2008 1,87% 1,87% 0,00% 0,00% 1 juli 2009 1,94% 0,00% 1,94% 0,00% 1 juli 2010 1,11% 0,00% 1,11% 0,00% 1 juli 2011 1,93% 0,00% 1,93% 0,00%
Jaarrekening over het 83e boekjaar
59
12. Derivaten Het fonds gebruikt derivaten om de duration van de vastrentende beleggingen te verlengen en het valutarisico af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s van derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat de hele staatsobligatie portefeuille als onderpand kan dienen. De beheerder wisselt per week onderpand uit met de tegenpartij waarmee de swap is afgesloten. Hierbij wordt ook steeds de waardering van de swap afgestemd met de tegenpartij. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten. Waarbij enerzijds de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom (rentederivaten) en anderzijds het valutarisico wordt afgedekt met valutaderivaten. Door middel van rentederivaten verkleint het fonds de mismatch tussen de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden en die van de verplichtingen en door middel van de valutaderivaten worden de koers effecten van de verschillende valuta’s afgedekt.
2011 Type contract
Expiratie
Contract
jaar
omvang
Saldo Positieve waarde Negatieve waarde waarde (derivaten debet) (derivaten credit)
Rentederivaten 2012 -70.000 301 301
-
2015 -74.000 -2.165 - 2.165
2031 101.000 12.352 12.556
204
2041 81.000 20.657 20.657
-
2051 59.500 16.685 16.685
-
2061 40.000 11.995 11.995
-
137.500 Valutaderivaten in GBP 1)
2012 -14.350 1) -527 - 527
in JPY 2)
2012 -1.680.500 2) -429 - 429
in USD 3)
2012 -120.060 3) -2.962 - 2.962
Totaal
55.907
62.194
6.287
2010 Type contract
Expiratie
Contract
jaar
omvang
Saldo Positieve waarde Negatieve waarde waarde (derivaten debet) (derivaten credit)
Rentederivaten 2012 -100.000 47 47
2015 -90.000 1.038 1.038
2030 80.400 -2.440 2.440
2040 85.000 -4.843 4.843
2050 69.000 -4.893 4.893
2060 44.000 -3.684 3.684
88.400 Valutaderivaten - - -
60
Totaal
Jaarrekening over het 83e boekjaar
-14.775
1.085
15.860
Het Pensioenfonds heeft ter afdekking van het rente- en valutarisico bepaalde derivatencontracten afgesloten. Marktwaarde Ontvangen / uitstaande geleverd Tegenpartijen derivaten onderpand Niet gedekt Credit Suisse -292 -636 344 Deutsche Bank 59.760 56.644 3.116 Royal Bank of Scotland
-3.572
-2.826
-746
55.896 53.182 2.714
13. Overige schulden en overlopende passiva 2011 2010
Premies sociale verzekering en loonheffing
664
622
Crediteuren 140 121 Premies stop-loss verzekering 75 167 Overigen 1.043 534
Totaal 1.922 1.444
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
14. Risicomanagement en derivaten Beleid en risicobeheer Het Bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het Bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
61
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2011 2010
Dekkingsgraad per 1 januari
95,6
93,1
Premie 0,1 0,5 Wijzigingen in de rentetermijnstructuur
-11,5
-6,7
Overig resultaat beleggingen 5,1 8,8 Wijziging sterftegrondslagen 0 -2,9 Korting 3% 0 2,7 Overige oorzaken -0,5 0,1
Dekkingsgraad per 31 december
88,8
95,6
Per 31 december 2011 is geen korting op de opgebouwde aanspraken doorgevoerd. Het surplus/tekort op FTK grondslagen is als volgt: 2011 2010
Technische voorzieningen volgens jaarrekening
814.796
706.733
Buffers: S1 Renterisico 29.897 14.813 S2 Risico zakelijke waarden
71.577
61.978
S3 Valutarisico 22.251 47.283 S4 Grondstoffenrisico - S5 Kredietrisico 18.795 9.597 S6 Verzekeringstechnisch risico 22.749 20.188 S7 Liquiditeitsrisico - S8 Concentratierisico - S9 Operationeel risico - Diversificatie-effect -67.684 -66.029
Totaal S (vereiste buffers)
97.585
87.830
Vereist vermogen 912.381 794.563 Aanwezig vermogen 723.865 675.486
Tekort 188.516 119.077
62
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Bij de berekening van de buffers past het Pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie. De verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2011 ten opzichte van 31 december 2010 ontstaan met name bij de buffer ten behoeve van het renterisico, de buffer voor het valutarisico en de buffer ten behoeve het kredietrisico. Het verschil in de buffer voor het renterisico is ontstaan doordat eind 2011 het renterisico was afgedekt voor 61,8%, tegen het minimum van de strategische renteafdekking coëfficiënt bandbreedte. Eind 2010 was deze afgedekt voor ca. 65%. De verlaging van het valutarisico is ontstaan doordat vanaf 1 april 2011 het valutarisico is afgedekt. Het verschil in de buffer voor het kredietrisico is met name ontstaan door de schuldencrisis.
Marktrisico ‘s (S1-S4) Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst via de mandaten met de vermogensbeheerders en gemonitord door het pensioenbureau in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. De in het beleggingsbeleid opgenomen strategische en tactische normen en limieten zijn, naast een adequate bewaking van de uitvoering van het beleggingsbeleid, belangrijk voor de beheersing van het prijsrisico. Dit heeft het Pensioenfonds vastgelegd in de actuarieel bedrijfstechnische nota. Ten behoeve van de operationele uitvoering is een handboek portefeuillemanagement opgesteld. De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt 2011 2010 Emerging Markets 7.533 1,9% 4.894 1,1% Azië 7.777 1,9% 6.228 1,4% Europa 359.452 88,3% 383.012 86,1% Noord Amerika 29.846 7,3% 34.698 7,8% Overige 2.566 0,6% 16.015 3,6%
Totaal 407.174 100% 444.847 100%
Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waardes van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente en dat hierdoor de dekkingsgraad verder daalt. De strategische rente-afdekking is als volgt: Norm Min. Max. Strategische rente-afdekking coëfficiënt 65% 60% 70% Met vastrentende waarden en derivaten (rente swaps) wordt het renterisico van de verplichtingen afgedekt. De feitelijke renteafdekking van het renterisico is als volgt: 2011 2010 Staatsobligaties 15% 19% Credits 2% 3% Renteswaps 45% 43%
Totaal (inclusief credits) 62% 65%
Jaarrekening over het 83e boekjaar
63
DNB heeft begin januari besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur (RTS) ultimo 2011. De RTS per eind 2011 is vastgesteld als het gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. Dit had als resultaat dat de rente-afdekking op basis van de gecorrigeerde RTS eind 2011 gelijk was aan 64,9%. 2011 2010 Duration van de vastrentende waarden (vóór derivaten)
5,9
5,3
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
18,1
14,9
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
16,7
15,4
Valutarisico (S3) Het strategische beleid van het fonds is om valutaposities af te dekken. Het uitgangspunt is dat dit wordt geregeld binnen de fondsen waarin het Pensioenfonds participeert. Momenteel zijn er alleen beleggingen in vreemde valuta’s binnen de beleggingsfondsen. In het aandelenbeleggingsfonds is het valutarisico niet afgedekt. Vanaf 1 april 2011 wordt het valutarisico van de US Dollar, Japanse Yen en Britse Pond afgedekt. Binnen de vastrentende beleggingsfondsen is het valutarisico grotendeels afgedekt. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: Vastgoed Regio 2011 2010 Europa 1) 100% 100% Japan - Azië (exclusief Japan) - Noord-Amerika - Totaal 100% 100% 1) In het vastgoedfonds wordt uitsluitend direct in Nederlands vastgoed belegd.
Aandelen Regio 2011 2010 Noord Amerika 51% 47% Europa (exclusief Groot-Brittannië) 16% 17% Groot-Brittannië 8% 8% Japan 8% 9% Azië (exclusief Japan) 7% 8% Emerging Markets 10% 11% Totaal 100% 100%
64
Jaarrekening over het 83e boekjaar
Vastrentende waarden De matchingportefeuille bestaat uit obligaties in euro’s die komen uit lidstaten van de Europese Unie. Als benchmark wordt de Barclay’s Euro Aggregate Treasury all maturities gebruikt. De returnportefeuille bestaat uit drie fondsen. De vreemde valuta binnen deze drie fondsen worden grotendeels afgedekt naar de euro.
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit is het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten, waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden, zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de totale vastrentende waarden kan het volgende overzicht worden gegeven: Regio 2011 2010
AAA 233.263 AA
28.407
55% 210.104 7%
69.854
46% 15%
A 79.332 19% 104.946 23% BBB 31.162
7% 30.521
Lager dan BBB
7%
28.608
Geen rating 20.467
21.349
5% 20.454
7% 5% 4%
Totaal vastrentende waarden
421.239
100%
457.228
100%
Herverzekeringsovereenkomsten worden alleen aangegaan met onder toezicht staande Nederlandse verzekeraars.
Verzekeringtechnische risico’s (S6) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat rechthebbenden langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
65
Het kortlevenrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het Pensioenfonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico, middels een stop-loss verzekering herverzekerd bij NationaleNederlanden Levensverzekering Mij N.V., een externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij. De herverzekeringsovereenkomst expireert op 31 december 2014. Het Bestuur van het fonds kent op basis van het pensioenreglement toeslagen op pensioen toe, indien er voldoende middelen aanwezig zijn. Het een en ander is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggingsen actuariële resultaten). Dit is echter wel afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoen ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten als premies. De verwachte contante waarde van de kasstromen ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:
Totaal
Balans
nominale
waarde
kasstromen
< 1 jaar
1-5 jaar
5-10 jaar
10-20 jaar
> 20 jaar
Vastrentende waarden 1) Derivaten 2), 3)
421.239 404.789 63.925 194.054 73.585 51.388 21.837 55.907 59.825 -200.222 -28.348 40.829 123.346 124.220
Pensioenverplichtingen -814.796 1.360.844 29.587 127.028 172.998 360.331 670.900
-337.650 1.825.458 -106.710 292.734 287.412 535.065 816.957
1) Het kasstroomprofiel van de vastrentende waarden is gebaseerd op de ‘long only’ beleggingen (de holdings exclusief de derivaten). 2) Het verschil wordt verklaard door de valutaderivaten. Deze zijn niet meegenomen in de verdeling van de kasstromen. 3) Bij de derivaten zijn voor de kasstromen vanuit de variabele componenten de onderliggende nominale exposures van de betreffende derivaten meegenomen in de bepaling van de kasstroom in het eerste jaar.
De samenstelling van de vastrentende waarde naar looptijd is als volgt 2011 2010 Resterende looptijd < 1 jaar
50.839
13%
30.770
7%
Resterende looptijd 1 < > 5 jaar
188.802
46%
248.836
56%
Resterende looptijd >= 5 jaar
167.533
41%
165.241
37%
407.174 100% 444.847 100% Bovengenoemde bedragen zijn exclusief derivaten en, voor beleggingen beschikbare, liquide middelen. De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het fonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals hieronder weergegeven.
66
Jaarrekening over het 83e boekjaar
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 2011 2010 Resterende looptijd < 5 jaar
150.068
18%
142.150
20%
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
144.705
18%
134.502
19%
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar
236.256
29%
202.346
29%
Resterende looptijd > 20 jaar
283.767
35%
227.735
32%
814.796 100% 706.733 100%
Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van de tegenpartij (kredietrisico) grote, veelal financiële, gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het Bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. De uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met vermogensbeheerders. Het Bestuur, ondersteund door de Beleggingscommissie en Pensioenbureau, monitort periodiek de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabellen bij de toelichting op het valutarisico.
In onderstaande tabel zijn posten met een geografisch concentratierisico groter dan 2% van het ba-lanstotaal opgenomen: Omschrijving 2011 2010 Groot Brittannië (aandelen)
18.041
2,5%
16.095
2,3%
Japan (aandelen) 16.686 2,3% 16.542 2,4% Verenigde Staten (aandelen)
96.930
13,2%
81.279
11,7%
België (staatsobligaties) 16.973 2,3% 16.952 2,4% Duitsland (staatsobligaties) 81.969 11,2% 55.992 8,1% Frankrijk (staatsobligaties) 88.305 12,1% 55.221 8,0% Italië (staatsobligaties) 35.765 4,9% 59.749 8,6% Nederland (staatsobligaties) 27.045 3,7% 22.082 3,2% Oostenrijk (staatsobligaties) 17.215 2,4% 10.350 1,5% Spanje (staatsobligaties) 15.063 2,1% 23.665 3,4%
De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. In de onderstaande tabel is de demografie van het fonds weergegeven: 2011 2010 Percentage mannen 74,8% 74,0% Percentage vrouwen 25,2% 26,0% Gemiddelde leeftijd actieven 42,9 44,4
Jaarrekening over het 83e boekjaar
67
Tegenpartijrisico Het tegenpartijrisico is het risico dat een tegenpartij niet aan de aangegane verplichtingen kan voldoen. Bij de afdekking van de het renterisico wordt gebruik gemaakt van niet beursgenoteerde derivaten met banken als tegenpartij. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Ultimo 2011 maakt het fonds alleen gebruik van rentederivaten en valutaderivaten. Op basis van het bovenstaande is geconstateerd dat er geen sprake is van concentratierisico in de activa of verplichtingen en er geen reden is om een buffer voor concentratierisico op te nemen.
Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur. Naar aanleiding van de periodieke analyses en beoordelingen is vastgesteld dat de kwaliteit van de uitvoering van het vermogensbeheer en de pensioenuitvoering geen aanleiding geeft om hiervoor een extra buffer aan te houden.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Voorwaardelijke korting op de pensioenaanspraken In februari 2012 heeft het Bestuur een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de rechthebbenden met 7% per 1 april 2013 en 3% per 31 december 2013. De definitieve omvang en vaststelling van het besluit is afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds per 31 december 2012.
Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen: het Pensioenfonds en de werkgever.
Transacties met bestuurders De werkzaamheden van de bestuursleden zijn onbezoldigd; pensioengerechtigde bestuursleden krijgen een onkostenvergoeding. Er zijn geen leningen verstrekt aan (voormalige) bestuurders. Er is geen sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de werkgever jaarlijks een vaste premie van 24% (inclusief de bijdragen van de deelnemers) van de totale pensioengrondslag betaalt. Deze vaste premie is vastgesteld voor onbepaalde tijd. Verder zijn in de uitvoeringsovereenkomst afspraken gemaakt over tijdige premiebetaling en gegevensaanlevering.
68
Jaarrekening over het 83e boekjaar
15. Premies Premiebijdragen 2011 2010 Werkgeversgedeelte 17.614 17.141 Werknemersgedeelte 7.253 7.058 Koopsommen ineens 658 373 Totaal 25.525 24.572 De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt in 2011 24% (2010: 24%) van de pensioengrondslag. De zuivere kostendekkende, feitelijke en gedempte kostendekkende premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2011 2010 Zuivere kostendekkende premie Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en
25.072
21.951
3.134
3.556
risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen
behorend vereist vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen
478
459
-
-
behorende uitvoeringskosten (niet gedekt uit vrijval pensioenvoor- ziening) Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren) Individueel spaarkapitaal - Totaal 28.684 25.966 Feitelijke premie Totaal 25.525 24.572 Gedempte kostendekkende premie 1) Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en
15.244
14.446
3.134
3.556
risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen
behorend vereist vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen
478
459
behorende uitvoeringskosten (niet gedekt uit vrijval pensioenvoor- ziening) Individueel spaarkapitaal - Totaal 18.856 18.461 1) Deze premie is voor het fonds de kostendekkende premie
Jaarrekening over het 83e boekjaar
69
De verschillen tussen de zuivere kostendekkende, feitelijke en gedempte kostendekkende premie zijn het gevolg van de wijze waarop deze worden vastgesteld. De zuivere kostendekkende premie is de premie vastgesteld op basis van de beleidsregels van DNB en bestaat uit een koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, een solvabiliteitsopslag en een opslag voor uitvoeringskosten. De gehanteerde rekenrente is gelijk aan de rentetermijnstructuur op 31 december van het voorgaande jaar. Ultimo 2010 bedraagt de rente 3,4% en ultimo 2009 3,8%. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van een doorsneepremie. Deze doorsneepremie is in 2006 reglementair vastgesteld op 24% van de pensioengrondslag. De gedempte kostendekkende premie wordt op dezelfde wijze vastgesteld als zuivere kostendekkende premie met als enig verschil de rekenrente. De rekenrente is het gemiddelde van de rentetermijnstructuren van de voorafgaande 120 maanden aan het betreffende boekjaar. Deze gemiddelde rentetermijnstructuur wordt vermeerderd met 1% punt. Deze 1% punt is de verwachte meeropbrengst op aandelen (3%) en onroerend goed (2%) ten opzichte van de vastrentende waarden, gebaseerd op de huidige beleggingsmix. Voor 2011 bedraagt de gehanteerde rekenrente 5,5% (2010 5,8 %). Het Pensioenfonds zal, in overleg met de Beleggingscommissie, periodiek besluiten over de voor de premievaststelling te hanteren disconteringsvoet. Bijstelling kan onder meer aan de orde zijn indien: a. sprake is van een aanpassing van de strategische beleggingsportefeuille, die van invloed is op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; b. sprake is van veranderde vooruitzichten ten aanzien van relevante grootheden (met name ontwikkeling van de marktrente), die van invloed zijn op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; c. de toezichthouder de richtlijnen, met betrekking tot de continuïteitsanalyse aanpast met gevolgen voor de benodigde premie; d. het gerealiseerde beleggingsrendement over een lange periode sterk negatief afwijkt van de gehanteerde disconteringsvoet. Een besluit in enig jaar tot aanpassing van de disconteringsvoet voor de premievaststelling houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur ter zake heeft. De feitelijke premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Hieruit volgt dat de premie kostendekkend is.
16. Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens2011 opbrengsten opbrengsten
beheer
Vastgoedbeleggingen 1.397 -601 Aandelen
819
Derivaten -2.091 40.145
Totaal
140
- 796
77 -6.191 -156 -6.270
Vastrentende waarden 17.895 Rente en overige kosten
Totaal
-
-393 18.321 - 38.054 -71
69
17.418 34.172 -620 50.970
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens2010 opbrengsten opbrengsten
beheer
Totaal
Vastgoedbeleggingen 951 -433 -29 489 Aandelen
79 35.609
-166 35.522
Vastrentende waarden 15.373 34.411
282 50.066
Derivaten
324 -14.489
Rente en overige kosten
163
-
Jaarrekening over het 83e boekjaar
86
Totaal 16.890 55.098
70
- -14.165 -77
10 71.998
17. Pensioenuitkeringen 2011 2010 Ouderdomspensioen 19.875 18.928 Partnerpensioen 4.714 4.694 Vroegpensioen 1.844 2.483 Wezenpensioen 110 98 Afkopen 1.146 50
Totaal
27.689 26.253
De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 juli 2011 zoals vastgesteld door het Bestuur bedraagt 0% (2010: 0%). De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 427,29 (2010: EUR 420,69) per jaar (de afkoopgrens). De bedragen zijn op basis van de Pensioenwet vastgesteld. In 2011 heeft het Pensioenfonds een actie uitgevoerd met betrekking tot de afkoop van pensioenen die lager zijn dan de afkoopgrens. Het grootste deel van deze pensioenen zijn in 2011 afgekocht.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
71
18. Pensioenuitvoeringskosten 2011 2010 Personeelskosten - Salariskosten 414 374 - Pensioenpremies en sociale lasten
106
96
- Externe inhuur en overige personeelskosten
45
40
Subtotaal personeelskosten 565 510 Accountantskosten - Onderzoek van de jaarrekening
39
67
- Overige controleopdrachten - - Andere niet controlediensten
-
-
Subtotaal accountantskosten 39 67 Actuaris certificerend 37 53 Actuaris adviserend 67 98 Overige advisering 47 89 Huisvesting 61 -2 Automatisering 221 169 Kantoorkosten 75 109 Bestuurskosten (exclusief externe adviseurs)
41
38
Verantwoordingsorgaan: adviseurs, cursussen, declaraties
9
12
Toezichthouders en Pensioenfederatie
57
51
Boetes en dwangsommen - Subtotaal 615 617
Totaal 1.219 1.194 Kosten pensioenbureau uitgedrukt in een percentage van het totale pensioenvermogen
0,17%
0,18%
Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer 620 -10 Kosten vermogensbeheer verwerkt in de koersen
619
1.267
Totaal 1.239 1.257 Kosten vermogensbeheer uitgedrukt in een percentage van het totale pensioenvermogen
0,17%
0,19%
Totaal kosten vermogensbeheer en kosten pensioenbureau 2.458 2.452 Uitgedrukt in een percentage van het pensioenvermogen
0,34%
0,36%
Pensioenvermogen 723.865 675.486
72
Jaarrekening over het 83e boekjaar
In het jaarverslag 2012 zullen de aanbevelingen die de Pensioenfederatie heeft opgesteld ten aanzien van de kosten voor het vermogensbeheer en de pensioenuitvoeringskosten worden opgevolgd. De kosten van het vermogensbeheer zijn ook verwerkt in de koersen, opgenomen in bovenstaande tabel. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes opgelegd heeft gekregen.
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden van het pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen 565 (2010: 510) en zijn voor rekening van het fonds.
Bezoldiging bestuurders De bestuursleden en leden van het Verantwoordingsorgaan, die een dienstverband met de werkgever hebben, ontvangen geen bezoldiging. Pensioengerechtigde bestuursleden en pensioengerechtigde leden van het Verantwoordingsorgaan ontvangen een onkostenvergoeding van EUR 100,- per vergadering en een reiskostenvergoeding.
19. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Ook de vrijval voor kosten uit de voorziening van -741 wordt hierin meegenomen.
20. Toeslagverlening Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereiste eigen vermogen aan de rechthebbenden toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en deze zijn met de rechthebbenden gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden ook geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien er middelen beschikbaar zijn boven het minimaal vereiste eigen vermogen, kunnen eventueel toeslagen verleend worden. Zoals bij de invoering van de pensioenregeling 2005 waarover in 2004 en daarna is gecommuniceerd, bestaat er geen ambitie met betrekking tot de hoogte van de toeslagverlening. Er bestaat dan ook geen minimale dan wel maximale toeslagverlening die rechthebbenden mogen verwachten. Uiteraard bestaat er wel een schatting van de toekomstige toeslagverlening. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens de indexen. Deze indexen zijn de Consumenten Prijs Index (CPI) ‘alle huishoudens’ voor de inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor de actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meerdere middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de rechthebbenden met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan. 4. Zijn er na de inhaaltoeslagen nog meerdere middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste eigen vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste eigen vermogen, wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven).
21. Kortingen Indien er sprake is van een dekkingstekort kan het Bestuur gebruik maken van de noodmaatregel: het korten van opgebouwde pensioenaanspraken. In 2010 heeft het Bestuur besloten de aanspraken te korten met 3%, per 31 december 2010. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle rechthebbenden toegepast.
Jaarrekening over het 83e boekjaar
73
In februari 2012 heeft het Bestuur van het Pensioenfonds een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de rechthebbenden met 7% per 1 april 2013 en 3% per 31 december 2013. De definitieve omvang en vaststelling van het besluit is afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds per 31 december 2012. Alle rechthebbenden zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
22. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%), zijnde de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
23. Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De hier opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
24. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Marktrente 2011 2,7% 2010 3,4% 2009 3,8%
25. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het Bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
26. Aanpassing sterftekansen In augustus 2010 is door het Actuarieel Genootschap (AG) de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Vanaf 30 september 2010 hanteert het Pensioenfonds de AG prognosetafel 2010-2060 inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Op 31 december 2009 tot 30 september 2010 is gerekend met de AG prognosetafel 2005-2050 inclusief ervaringssterfte 2008 met een opslag van 4,5%.
27. Overige wijzigingen in de voorziening deelnemerspensioenverplichtingen 2011 2010 Sterfte -773 -1.595 Arbeidsongeschiktheid -407 -456 Overige technische grondslagen 191 136 Andere oorzaken 1.060 706 Afkoop 1.000 50
Totaal
74
1.071 -1.159
Jaarrekening over het 83e boekjaar
28. Saldo overdracht van rechten 2011 2010 Inkomende waardeoverdrachten 137 228 Uitgaande waardeoverdrachten 0 -152 FVP bijdragen 69 72 Extra premievrij recht 173 0 Saldo overdracht van rechten
379
148
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan Pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Het extra premievrij recht heeft betrekking op een overdracht van elders verworven pensioenaanspraken. Deze aanspraken zijn verworven in de periode dat de deelnemer(s) pensioen opbouwde bij het Pensioenfonds. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij Pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het Pensioenfonds dit toelaat zullen de onderlinge waardeoverdrachten weer worden hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn.
29. Kasstroomoverzicht Inzake het vroegpensioen fungeert het fonds als kassier voor de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Bouw. Het fonds ontvangt van de stichting de gelden inzake het vroegpensioen en betaald deze uit aan de rechthebbende deelnemer. Het fonds loopt hierover geen risico. Derhalve wordt er geen specifieke technische voorziening aangehouden.
30. Aan- en verkoop beleggingen In 2011 is er in totaal voor aankoop van beleggingen en aflossingen een bedrag ad. -127.136 in geld overgegaan voor aankoop van stukken. Voor de verkopen is hier 105.965 in geld overgegaan. In 2011 is het Pensioenfonds overgegaan tot aanschaf van valutaderivaten. Deze worden eens per drie maanden afgerekend. Bij ontvangst van gelden na afrekening van het valuta termijn contract is er de afspraak dat dit geld wordt herbelegd in het BlackRock aandelenfonds. Bij het moeten betalen worden er participaties verkocht.
Amsterdam, 24 mei 2012 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Namens het Bestuur: D. van Hoogstraten
J.H. Voorrips
L.E.M. Duynstee
Voorzitter
Bestuurslid
Directeur Pensioenbureau
Jaarrekening over het 83e boekjaar
75
Opwerkinstallatie Groengas
Time-fill groengastankstation Personenvervoerder BIOS-groep rijdt in de regio Zuid-Kennemerland op Groengas van CNG Net. Ballast Nedam realiseerde daarvoor een unieke tankinstallatie: na zijn dienst parkeert de chauffeur de auto gewoon op het eigen terrein en de time-fill installatie vult ’s nachts alle auto’s met Groengas. De volgende ochtend staan ze gevuld klaar voor gebruik.
Overige gegevens Korte omschrijving pensioenregeling Karakter Uitkeringsovereenkomst. Type regeling Een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premies plaatsvindt op basis van een middelloonregeling. Pensioendatum Eerste dag van de maand waarop de deelnemer 65 jaar wordt. Pensioengevend salaris (S) 13 maal het vaste salaris in de eerste periode vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Franchise (F)
EUR 12.898 (2011).
Pensioengrondslag
S-F.
Collectieve beschikbare premie
24% van de pensioengrondslag.
Opbouwpercentage 2,25%. Nabestaandenpensioen Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden voor de pensioendatum:
- Levenslang partnerpensioen
- Tijdelijk partnerpensioen
- Wezenpensioen
Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden na de pensioendatum: - Levenslang partnerpensioen - Wezenpensioen Levenslang partnerpensioen
70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Tijdelijk partnerpensioen 10% van het salaris; dit partnerpensioen wordt na overlijden van de deelnemer uitgekeerd tot leeftijd 65 van de partner of het eerder overlijden van de partner. Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Bijdrage deelnemer
7% van de pensioengrondslag.
Algemene Reserves Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen. Het Bestuur stelt voor het resultaat over het boekjaar ten gunste te brengen van de algemene reserve.
Gebeurtenissen na balansdatum Voorgenomen korting In februari 2012 heeft het Bestuur van het Pensioenfonds een voorwaardelijk besluit genomen tot het toepassen van een korting op de aanspraken en rechten van de rechthebbenden met 7% per 1 april 2013 en 3% per 31 december 2013. De definitieve omvang en vaststelling van het besluit is afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds per 31 december 2012. Alle rechthebbenden zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
Overige gegevens
77
Actuariële verklaring van de certificerend actuaris Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te Nieuwegein is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar mijn mening slecht vanwege een dekkingstekort. In verband met de slechte vermogenspositie van het pensioenfonds heeft het bestuur zich voorgenomen om de pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 met 7,0% te korten, als de vermogenspositie op 31 december 2012 daartoe aanleiding geeft. Hierbij heeft het pensioenfonds gebruik gemaakt van de op basis van de regelgeving toegestane mogelijkheid om de korting per 1 april 2013 te maximeren op 7,0%. Indien het noodzakelijk blijkt méér te korten, zal het restant op 31 december 2013 worden verwerkt. Amstelveen, 24 mei 2012 drs. R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
78
Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2011van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011, het kasstroomoverzicht en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedamper 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 10 van het bestuursverslag en pagina 68 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 24 mei 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. F.J.J. Glorie RA
Overige gegevens
79
Fly-over, Haarlem De fly-over heeft met zijn ruime bocht en een straal van 200 meter een architectonische uitstraling die past bij de nieuwe, oostelijke entree van de stad Haarlem. Het verkeer naar het bedrijventerrein Waarderpolder kruist moeiteloos twee vaarten, een weg en de drukke spoorlijn naar Amsterdam
Begrippenlijst A-factor De A-factor is de jaarlijkse pensioenaangroei die door het Pensioenfonds aan de deelnemer wordt doorgegeven. Deze factor wordt gebruikt in de berekening van de fiscale jaarruimte die beschikbaar is voor aftrek van lijfrentepremies vanwege een tekort aan pensioenopbouw. ABTN Afkorting van Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Pensioenfondsen dienen te werken volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Hierin zijn de financiële opzet van een Pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Actuarieel benodigde premie Actuariële waarde van de in te kopen pensioenaanspraken. Deze premie wordt vastgesteld rekening houdend met hetgeen hierover is afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst. Actuarieel Genootschap (AG) Het Actuarieel Genootschap is een vereniging, welke kantoor houdt in Woerden, die zich de bestudering en ontwikkeling van de actuariële wetenschappen ten doel stelt, alsmede de verbreding van de wetenschappelijke basis van de werkzaamheden van de actuaris en het geven van voorlichting over de taak en de bevoegdheid van de actuaris. Voorts heeft het Actuarieel Genootschap gedragsregels opgesteld, waaraan de leden zich dienen te houden, om het aanzien en de waardigheid van het beroep actuaris hoog te houden. Actuariële waarde De contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen of bijdragen berekend op basis van Actuariële grondslagen. Actuaris AG Een actuaris die lid is van het Actuarieel Genootschap. AFM Afkorting van Autoriteit Financiële Markten. De AFM is toezichthouder op het gedrag van en de informatieverstrekking door alle partijen op de financiële markten in Nederland. APP Afkorting van Actuariële Principes Pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten voldoende voorzichtigheid (prudentie) in acht nemen bij de financiële opzet van het fonds en bij de invulling die hier in de praktijk aan wordt gegeven. De Nederlandsche bank heeft in de actuariële principe Pensioenfondsen aangegeven wanneer hieraan volgens haar is voldaan. De Actuariële Principes Pensioenfondsen zijn per 1 januari 2007 vervangen door het Financieel Toetsingskader (FTK), waarin de te hanteren waarderingsmethoden zijn aangegeven. ALM Afkorting van Asset Liability Management. Het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een Pensioenfonds helpen bij het kiezen van een juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: - overzicht van de financiële stromen in het Pensioenfonds - inzicht in de toekomstige verplichtingen t.o.v. de beleggingen - beoordelen van de financiële positie versus economische omstandigheden - doorrekenen van mogelijke beleidsalternatieven om daaruit te kunnen kiezen. Arbeidsongeschiktheid Wanneer een deelnemer na 2 jaar ziekte, arbeidsongeschikt blijft, wordt de premiebetaling door werknemer en werkgever gestopt. De pensioenopbouw gaat in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk door, nu voor rekening van het Pensioenfonds. Benchmark Een objectieve vergelijkingsmaatstaf voor het beoordelen van beleggingen, zowel in de termen van gerealiseerd rendement als wat de samenstelling van de beleggingen betreft.
Begrippenlijst
81
Bijzonder partnerpensioen Premievrije aanspraak van de huwelijkspartner met wie de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest. De dienstjaren gelegen voor de ontbinding van het huwelijk tellen mee. Bij volgende huwelijken telt diensttijd vanaf de ontbinding van het vorige huwelijk. Compliance officer Een onafhankelijke (interne) toezichthouder die (actief) toetst of de gedragscode en/of wettelijke regelingen met betrekking tot de koersgevoelige informatie en privé effectentransacties worden nageleefd. De compliance officer heeft een signalerende en corrigerende functie. Collectieve beschikbare premieregeling Een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij een collectief beschikbare premieregeling wordt het risico van een tekort door de pensioenrechthebbenden gezamenlijk gedragen. Het verschil met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft. Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige kasstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet. Continuïteitsanalyse Analyse in het kader van het FTK waarbij de financiële opzet en positie van het Pensioenfonds voor de lange termijn wordt beoordeeld. Verschil met de solvabiliteitstoets is dat bij de continuïteitstoets onder andere rekening wordt gehouden met toekomstige pensioenopbouw en premie-inkomsten. De analyse heeft hiermee een lange termijn karakter. Ook andere variabelen zoals het beleggingsbeleid en het bijbehorende risicomanagement, het toeslagen- en winstdelingsbeleid, het wijzigen van de beleggingsportefeuille, het achterwege laten van toeslagverlening, etc. wordt hierin betrokken. Er kan worden geanalyseerd of er inconsistentie is tussen de financiering, het toeslag- en het beleggingsbeleid. CSO Afkorting voor Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. In dit orgaan zijn de georganiseerde gepensioneerden verenigd. CPI alle huishoudens Afkorting voor Consumentenprijsindex. De CPI wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze meet de gemiddelde prijsverandering in de loop der tijd van goederen en diensten die huishoudens voor hun levensonderhoud aanschaffen. Naast de CPI wordt tevens de CPI Afgeleid berekend. Dit is de consumentenprijsindex waarin het prijseffect van indirecte belastingen en subsidies is geëlimineerd. Deelnemer De Pensioenwet definieert een deelnemer als een werknemer of een gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder. Deelnemersraad De deelnemersraad is een orgaan binnen een pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het bestuur van dat pensioenfonds. In een deelnemersraad van een ondernemingspensioenfonds zijn deelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigd naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het pensioenfonds. Wanneer 5% van het totale verzekerdenbestand van het ondernemingspensioenfonds daarom verzoekt, moet een deelnemersraad verplicht worden ingesteld. Het bestuur van het pensioenfonds kan ook vrijwillig een deelnemersraad instellen. Dekkingsgraad Het pensioenvermogen gedeeld door de Voorziening Pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van Pensioenfondsen en een graadmeter voor de mate van de zekerstelling van de (toekomstige) betalingen van de toegezegde pensioenen. In de financieringsopzet wordt gestreefd naar een dekkingsgraad van 100%, vermeerderd met het op enig moment op grond van de regelgeving vereist vermogen. Dekkingstekort Zie: onderdekking
82
Begrippenlijst
DNB Afkorting van De Nederlandsche Bank. Orgaan dat (prudentieel en materieel) toezicht houdt op financiële instellingen. Na de fusie in 2004 van De Nederlandsche Bank met de Pensioen- & Verzekeringskamer vallen hier ook Pensioenfondsen en verzekeraars onder. Het gedragstoezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten. Het toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet financieel toezicht, terwijl in de Pensioenwet ook het toezicht op Pensioenfondsen is geregeld. Tevens zijn bepalingen betreffende het toezicht terug te vinden in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De Nederlandsche Bank houdt ook toezicht op pensioenregelingen die door een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar worden ondergebracht. Duration Het gewogen gemiddelde van de lengte van de perioden waarover alle kasstromen van een obligatie plaatsvinden, waarbij de weging plaatsvindt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht, is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers hiervan het meest zal oplopen. Ervaringssterfte Uit onderzoeken blijkt dat sterfte onder collectief verzekerden bij Pensioenfondsen en levensverzekeraars lager ligt dan de bevolkingssterfte. Dit effect is sterker naar mate het verzekerde pensioenbedrag hoger is. Om hiermee rekening te houden bij het maken van berekeningen kan een Pensioenfonds de “ervaringssterfte” vaststellen: de in pensioenbedragen gemeten verhouding tussen bevolkingssterfte en waargenomen sterfte in het Pensioenfonds. Financieel Toetsingskader Afkorting FTK. Benaming van het nieuwe toezichtregime dat per 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. De nieuwe waarderingsmethoden vervangen de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP). Het nieuwe toezichtregime is ook verankerd in de Pensioenwet. Franchise Het deel van het pensioengevend salaris dat in verband met AOW-aanspraken bij de pensioenberekening buiten beschouwing blijft. FVP-regeling Deze regeling stelt onvrijwillig werkloze werknemers in staat om hun pensioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten. Tot 1 januari 1999 werd de FVP-regeling gefinancierd met rentebaten uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Vanaf deze datum zet de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering de activiteiten van het FVP voort. In het zogenoemde bijdragereglement 1999 zijn de regels met betrekking tot het verkrijgen van de pensioenpremiebijdragen vastgelegd. Werknemers, die met ingang van 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage uit de FVP-regeling. Stichting FVP heeft echter de intentie om het recht op de FVP-bijdrage van werknemers die voor 1 januari 2011 werkloos zijn geworden zoveel mogelijk ongemoeid te laten. De betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos werden, zijn echter al opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2014 en worden tevens mogelijk gekort. Voor deze groep werknemers geeft Stichting FVP dus geen harde garanties af. Gedempte premie Het Pensioenfonds hanteert een kostendekkende premie die is gedempt. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten: De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: - coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken; - risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico; - een solvabiliteitsopslag; - een opslag voor uitvoeringskosten. Naast de excasso-opslag wordt rekening gehouden met een additionele opslag van 1% van de pensioengrondslagsom. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Pensioenfondsen dienen verplicht – rekeninghoudend met het bepaalde in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde wetgeving – een gedragscode voor de bestuursleden en overige medewerkers van het fonds op te stellen en deze aan De Nederlandsche Bank te overleggen. Begrippenlijst
83
Gedragstoezicht Toezicht gericht op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en in dat verband bescherming van de consument (transparantie, voorlichting). Kernonderdelen zijn aspecten als het toezicht op de organisatie van effectenmarkten, het effectentypisch gedragstoezicht en het toezicht informatievoorziening aan en advisering van de consument. De Autoriteit Financiële Markten voert in hoofdzaak het gedragstoezicht uit. Herstelplan Plan van aanpak gericht op het herstel van het onderdekking (dekkingstekort) of het reservetekort bij een Pensioenfonds. Binnen drie maanden na het ontstaan van de situatie van onderdekking dient het Bestuur van het Pensioenfonds een herstelplan bij De Nederlandsche Bank te hebben ingediend. Het herstelplan dient zodanige maatregelen te omvatten, dat de situatie op grond waarvan een herstelplan moet worden opgesteld binnen drie jaar is beëindigd. Dit heet een kortetermijnherstelplan. Ook in geval van een reservetekort dient een Pensioenfonds binnen drie maanden na het ontstaan hiervan een herstelplan bij De Nederlandsche Bank in te dienen, indien de actuariële- en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds niet voorziet in toereikende maatregelen bij een reservetekort. De termijn die in het herstelplan mag worden aangehouden voor herstel van het reservetekort bedroeg op grond van de Actuariële Principes Pensioenfondsen twee tot acht jaar, afhankelijk van de aard en omvang van de opgetreden reservetekorten. Deze termijn is op grond van het FTK 15 jaar geworden. Dit wordt een langetermijnherstelplan genoemd. Herverzekering Pensioenfondsen en levensverzekeraars kunnen bepaalde risico’s (zoals het risico van overlijden of invaliditeit) of verplichtingen die zij verzekeren, geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij een (andere) verzekeringsmaatschappij. Dit wordt herverzekering genoemd. Hoog-Laag Constructie van variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen dat een deelnemer vanaf de pensioendatum ontvangt wordt omgezet in een pensioen dat eerst hoger en daarna lager is dan het reglementaire pensioen . Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan. Huwelijks-/partnerfrequenties Schattingen per leeftijd of leeftijdsgroep van de aantallen rechthebbenden aan een pensioenregeling, die gehuwd zijn of een partner hebben. Deze schattingen op basis van statistische gegevens zijn nodig bij gebruik van het onbepaalde man/ vrouw/ partner systeem. Intern toezicht Het kritisch beoordelen van het functioneren van het (Bestuur van het) Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het intern toezicht maakt deel uit van de principes voor goed Pensioenfondsbestuur. Het doel van het intern toezicht is het beter functioneren van het Pensioenfonds(bestuur). ISAE 3402 De ISAE 3402 is een “internationale” standaard, en vervangt de SAS70 standaard. Deze standaard ziet toe op zogenaamde Third Party Assurance rapportages. Met zo’n derdenverklaring wordt aangegeven dat een serviceorganisatie, waar een gebruikersorganisatie activiteiten aan heeft uitbesteed, ‘in control’ is. De ISAE 3402 standaard kent een uitgebreidere scope dan de eerdere SAS70 standaard waardoor deze voor meer beheersingsmaatregelen te gebruiken is. De scope beperkt zich niet tot de beheersdoelen voor de richtlijnen van de financiële rapportage. In deze verschilt de ISAE 3402 standaard van de SAS 70 standaard. De belangrijkste overeenkomst is dat de standaard leidt tot een derden verklaring (TPM - Third Party Mededeling); beide standaarden kennen 2 verschillende type rapportages, elk met een vergelijkbare opzet. Een wezenlijk verschil met de SAS 70 verklaring is dat bij ISAE 3402 het management van de serviceorganisatie een formele verklaring (een zogenaamde’”management assertion”) moet afgeven voor zijn verantwoordelijkheid voor de beheersmaatregelen uit deze verklaring. De ISAE3402 standaard kent ook 2 type rapportages: - Type I: voor de opzet en het bestaan van beheersmaatregelen; - Type II: naast de opzet en het bestaan van een Type I verklaring, geldt ook een effectieve werking van de beheersmaatregelen voor een bepaalde periode. Kortlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. overlijdensverzekeringen en nabestaandenpensioenen.
84
Begrippenlijst
Kostendekkende pensioenpremie In het FTK gehanteerde term. Hiermee wordt bedoeld de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling in dat jaar en voor de lange termijn na te komen. Kredietrisico Het risico dat de belegger bij de crediteur loopt ten tijde van het uitlenen van geld. Langlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen. Liability Matchingportefeuille Deel van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds, voornamelijk bestaande uit obligaties waarvan de looptijden zijn afgestemd op de looptijden van de verwachte pensioenuitkeringen. De Liability Matchingportefeuille heeft het doel het Pensioenfonds zoveel mogelijk te beschermen tegen het risico van rentewijzigingen. De verplichtingen van het Pensioenfonds dalen in dat geval ook. Indien de rente daalt, nemen de verplichtingen van het Pensioenfonds weliswaar toe, maar stijgen de obligaties eveneens in waarde. De Liability Matchingportefeuille bestaat in dit Pensioenfonds uit units ING F.I. All Grade Long Duration Fonds en units ING F.I. Grade Basis Fonds. Loontrend Algemene ontwikkeling van de lonen van werknemers binnen een bepaalde onderneming, bedrijfstak of land, zonder rekening te houden met individuele loonsverhogingen als gevolg van de carrière van de werknemers binnen de gekozen groep. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktrente De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Matching Het optimaal afstemmen van de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een Pensioenfonds. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset Liability Management (ALM) is een instrument dat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. Middelloonsysteem Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris dat men gedurende de gehele diensttijd heeft verdiend. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit van 18 december 2006 (algemene maatregel van bestuur inzake FTK) zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt in de regel ca 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van ca 105%). Het één en ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen.
Begrippenlijst
85
Minimumtoets Toets in het kader van het FTK. In deze toets moet het vermogen minimaal gelijk zijn aan de verplichtingen. Bij de vaststelling van de verplichtingen dient het toeslagbeleid in aanmerking te worden genomen. Als uitgangspunt voor de toetsing geldt de aanname dat op balansdatum de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen op marktconforme condities. Nominale pensioenverplichting Pensioenverplichting zonder rekening te houden met mogelijk in de toekomst te verlenen indexatie. Onderdekking Situatie dat de middelen van het Pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Op 30 september 2002 heeft De Nederlandsche Bank een brief aan de besturen van Pensioenfondsen gestuurd met de titel “Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van Pensioenfondsen”. Uit deze brief blijkt dat De Nederlandsche Bank een dekkingsgraad verlangt van minimaal 105%. Bij een lagere dekkingsgraad is sprake van onderdekking. In het Besluit van 27 januari 2006 (algemene maatregel van bestuur) worden nadere regels gesteld met betrekking tot het minimumbedrag van het eigen vermogen van Pensioenfondsen en BeroepsPensioenfondsen. One tier board Een monistische bestuursvorm waarbij binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders die zijn belast met de uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die zijn belast met het toezicht op die werkzaamheden. Het toezicht wordt in dit – uit het Angelsaksische recht afkomstige – stelsel derhalve vormgegeven binnen één bestuursorgaan. De systematiek van een one tier board kan volgens de ‘Principes voor goed Pensioenfondsenbestuur’ bij een Pensioenfonds worden ingevuld door de verschillende taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur in de statuten vast te leggen. Vervolgens kan het Algemeen Bestuur toezicht houden op het Dagelijks Bestuur. OPF Afkorting van Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen. Ouderdomspensioen Aanspraak bij het bereiken van de pensioenleeftijd welke jaarlijks wordt opgebouwd met 2,25% van de pensioengrondslag met ingang van 1 januari 2006. Overreserve Het deel van de reserves van een Pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan (ook wel vrije of algemene reserve genoemd). Veelal is een deel van de overreserve bestemd als buffer om eventuele koersfluctuaties van de beleggingen op te kunnen vangen. Dit wordt weerstandsvermogen genoemd. Partnerpensioen Aanspraak van de partner bij overlijden van de deelnemer, ter grootte van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op pensioenleeftijd, vanaf datum overlijden. Pensioen Pensioen is een periodieke uitkering die verkregen wordt in verband met ouderdom, of na overlijden van de werknemer. Historisch gezien is het pensioenbegrip dan ook nauw verbonden met de arbeidsovereenkomst. Juridisch is het te beschouwen als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Periodieke uitkeringen in de privésfeer worden niet met de term pensioen, maar met lijfrente aangeduid. Ook de fiscale regels zijn op deze tweedeling afgestemd. Voor pensioenen is de loonbelasting van toepassing en voor lijfrente is de inkomstenbelasting van toepassing. Pensioenfederatie De pensioenkoepels VB (vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen) OPF (OndernemingsPensioenfondsen) en UvB (BeroepsPensioenfondsen hebben in 2010 samen een federatie gevormd om de reeds bestaande samenwerking te formaliseren. Pensioengevend salaris 13 maal het periodesalaris (in de eerste periode van het jaar) vermeerderd met 8% vakantietoeslag (14,04 x periodesalaris).
86
Begrippenlijst
Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevende salaris dat overblijft na aftrek van de franchise, dus pensioengevend salaris minus franchise. Pensioenovereenkomst De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever(organisaties) en de werknemers(organisatie) die betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter van een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst hebben. Het begrip pensioenovereenkomst heeft in de Pensioenwet het begrip pensioentoezegging vervangen. Pensioenregister Een register dat is opgezet door de pensioenuitvoerders gezamenlijk. Het pensioenregister vormt één ingang voor het overzicht van alle opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en gewezen partners. Het pensioenregister is op 1 januari 2011 operationeel geworden. Pensioenvermogen Het pensioenvermogen is het belegd vermogen, verminderd/vermeerderd met de kortlopende schulden/vorderingen van het Pensioenfonds. Pensioenverplichtingen De verplichtingen om vanaf de afgesproken pensioendatum een pensioen uit te keren. Deze verplichtingen moeten sinds de invoering van het FTK op marktwaarde worden gewaardeerd. Pensioenwet Nieuwe wet die de Pensioen- en spaarfondsenwet vervangt. De Pensioenwet is 1 januari 2007 van kracht geworden. Sommige onderdelen gaan op een latere datum in. Pension Fund Governance De manier waarop het Pensioenfonds is georganiseerd (structuur) en de verantwoordelijkheden worden uitgevoerd (processen). De Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in 2004 aandacht geschonken aan het onderwerp Pension Fund Governance. Er werd daarbij gedacht aan het instellen van een ‘Code Tabaksblat’ voor Pensioenfondsen. De OPF heeft aanbevelingen gedaan voor goed Pensioenfondsbestuur. Deze waarborging voor goed bestuur is verankerd in de Pensioenwet die per 1 januari 2007 in werking is getreden. Premiedemping Een methode om fluctuaties bij de vaststelling van de premie te voorkomen. Bij het toepassen van het FTK zal voor de vaststelling van de premie uitgegaan moeten worden van de marktrente. Omdat deze rente van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de premie jaarlijks kunnen verschillen. Om nu te voorkomen dat de jaarlijkse premie (grote) fluctuaties vertoont, is het toegestaan om deze premie te ‘dempen’. Hierbij is het toegestaan om voor de vaststelling van de premie uit te gaan van: • het voortschrijdende gemiddelde met een maximum periode van 10 jaar; of • de vastgestelde verwachte waarde van de actuariële premie. Premies Door (en voor) deelnemers periodiek te betalen vaste bijdragen. Werkgeversbijdrage: 17 % van de pensioengrondslag. Werknemersbijdrage: 7% van de pensioengrondslag. Premievrije pensioenen Deze uitdrukking wordt in twee betekenissen gebruikt, te weten: pensioenen die verkregen worden bij beëindiging van het dienstverband; pensioenen krachtens een pensioenregeling waarvoor de deelnemers zelf geen bijdrage hoeven te betalen. Principes voor goed Pensioenfondsbestuur Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de STAR opgestelde rapportage waarin de uitgangspunten en principes voor goed Pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. De rapportage heeft zowel betrekking op het bestuur van Pensioenfondsen als op de ‘governance’ van direct verzekerde regelingen. De principes zijn op 16 december 2005 vastgesteld en in latere instantie verankerd in de Pensioenwet.
Begrippenlijst
87
Prioriteit Een Pensioenfonds kan de schade herverzekeren, die kan ontstaan door overlijden. Veel Pensioenfondsen sluiten slechts een herverzekeringscontract af voor een deel van deze schade. De prioriteit is gelijk aan de grens tussen de schade die het Pensioenfonds bereid is zelf te lijden en de schade die het fonds herverzekert door middel van een stop-lossverzekering. Rentetermijnstructuur Een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort De Nederlandsche Bank spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Solvabiliteit Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekerings- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Solvabiliteitseisen In de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden aan verzekeringsmaatschappijen eisen gesteld met betrekking tot de solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteitsmarge moet ten minste even groot zijn als de wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge. De wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald op basis van wettelijk vastgestelde formules, die voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars verschillen. Zie ook: Wet op het financieel toezicht Solvabiliteitstoets Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overdragen op marktconforme condities. STAR Afkorting voor Stichting van de Arbeid. In dit adviesorgaan van de overheid zijn de centrale organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd. Startbrief Een informatiebrief die binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken aan de deelnemer moet worden verstrekt. In deze brief wordt de deelnemer geïnformeerd over een aantal onderwerpen waaronder de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening. Sterfteresultaat Het resultaat (winst of verlies) dat ontstaat als er door overlijden een groter of kleiner bedrag aan Voorziening Pensioenverplichtingen vrijvalt dan waarop werd gerekend op grond van de gekozen kanstabellen (bijv. de sterftetafels). Soms wordt in het resultaat op sterfte tevens begrepen het saldo van enerzijds de aan de herverzekeraar betaalde premie en anderzijds de van de herverzekeraar ontvangen uitkeringen ter zake van overlijden. De betaalde premies dienen daarbij ter dekking van het niet in eigen beheer gehouden overlijdensrisico. Sterfterisico Het risico voor een Pensioenfonds of een verzekeraar, dat er schade optreedt als gevolg van sterfte die gemiddeld hoger of lager is dan werd verwacht. Het Pensioenfonds of de verzekeraar ontleent de sterfteverwachting aan de gehanteerde sterftetafels. Zie ook: kortlevenrisico, langlevenrisico. Sterftetafel Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen, zoals bijvoorbeeld alle mannen in de bevolking van Nederland. In augustus 2010 is door het Actuarieel Genootschap (AG) de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Vanaf 30 september 2010 hanteert het Pensioenfonds de AG prognosetafel 2010-2060 inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte.
88
Begrippenlijst
Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen (OPF) Organisatie van Nederlandse OndernemingsPensioenfondsen. Doelstelling van de organisatie is het adviseren en voorlichten van de leden en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen, met name bij de overheid. Het secretariaat van Opf is gevestigd in Den Haag. Stop-lossverzekering Verzekering die ertoe dient om de totale schade in enig jaar als gevolg van overlijden te beperken. Deze bovengrens wordt ook wel prioriteit genoemd. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap Een swap is een overeenkomst tussen twee partijen tot het uitwisselen van betalingen gedurende de looptijd van de swap. Deze betalingen worden verricht over een afgesproken onderliggende waarde. De onderliggende waarde zelf wordt niet verhandeld. Bij een standaard renteswap wordt een vaste rente (de swaprente) vastgesteld bij aanvang van de overeenkomst, terwijl de variabele rente periodiek gekoppeld is aan een specifieke marktrente. Informatie uit de renteswapmarkt kan worden gebruikt voor het bepalen van een rentetermijnstructuur. Technisch resultaat Als mensen met aanspraken op ouderdomspensioen minder oud worden dan verwacht, levert dat een winst op voor de Pensioenfondsen en verzekeraars die de pensioenuitkeringen moeten betalen. Zo’n winst heet een technisch resultaat. Technische voorzieningen Bedrag benodigd om aan reeds verworven pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen, rekening houdend met gemiddelde levensduur en de marktrente. Tijdelijk partnerpensioen Extra aanspraak tot 65 jaar voor de partner bij overlijden van de deelnemer. Jaarlijks 10% van het laatste jaarsalaris. Uitruil Het met toestemming van de eventuele partner inruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen. Uitkeringsovereenkomst Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten pensioensystemen. Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. Uitlooprisico Het risico dat een uitkering moet worden verstrekt aan een of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds gedurende de looptijd van de (collectieve) verzekering bestond, maar op grond waarvan een eventueel recht op een uitkering ontstond ná afloop van de looptijd van de (collectieve) verzekering. Dit risico wordt veelal (maar niet altijd) in het verzekeringscontract meegenomen. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Het Uniform Pensioenoverzicht waarin de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid eenduidig worden gepresenteerd. De bedoeling is dat alle pensioenuitvoerders hetzelfde overzicht hanteren, waardoor de pensioenoverzichten eenvoudig naast elkaar te leggen zijn en de (gewezen) deelnemers de bedragen uit de verschillende pensioenoverzichten bij elkaar op kunnen tellen en een duidelijk beeld van de financiële situatie bij pensionering krijgen. Vanaf 1 januari 2008 is het hanteren van het UPO voor alle pensioenuitvoerders verplicht. Vastgoed Direct: beleggingen in onroerende goederen. Indirect: Participaties in Beleggingsfondsen die beleggen in onroerend goed. Indirect kan weer uit beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde fondsen bestaan.
Begrippenlijst
89
Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. VB Afkorting van Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. Vereist Eigen Vermogen In de nota Hoofdlijnen FTK wordt voor Pensioenfondsen een vereist vermogen voorgeschreven. In de Pensioenwet wordt de omvang van het vereist eigen vermogen nader ingevuld. In deze wet is opgenomen dat het vereist eigen vermogen zodanig moet worden vast-gesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen Organisatie van Bedrijfstakpensioenfondsen, die als doelstelling heeft het bevorderen van de samenwerking tussen alle Bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland op alle daarvoor in aanmerking komende terreinen, zonder de autonomie van de leden aan te tasten. Het secretariaat van de vereniging is gevestigd in Den Haag. Voorziening voor (of waarde van) pensioenverplichtingen De waarde van de pensioenverplichtingen is de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenaanspraken, op basis van een gegeven actuariële methode en gegeven financieel- economische en demografische veronderstellingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is de passiva van het fonds. Waardeoverdracht Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in. Waardevastheid Een pensioenuitkering is waardevast indien deze gekoppeld is aan een prijsindex. Gewoonlijk kiest men hiervoor een van de bekende reeksen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Welvaartsvastheid Een pensioenuitkering is welvaartsvast indien deze gekoppeld is aan de loonindex. Wezenpensioen Aanspraak van één of meer kinderen bij overlijden van de deelnemer. Over maximaal 5 kinderen: tot 18 jaar 14% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van de deelnemer; 28% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van beide ouders (studerende kinderen tot 27 jaar).
90
Begrippenlijst
Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Ringwade 71, toren E 3439 LM Nieuwegein Postbus 1339 3430 BH Nieuwegein Telefoon Fax Internet E-mail
(030) 285 41 20 (030) 285 49 06 www.bnpf.nl
[email protected]
Colofon Productie Printcentrum Ballast Nedam
92
Verslag van het Bestuur over het 83e boekjaar