1
Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam d.d. 23 september 2004 Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12.
Definities..................................................................................................................... 2 Deelnemers ................................................................................................................. 2 Aard van de pensioenaanspraken ............................................................................ 3 Individueel aanvullend pensioen .............................................................................. 4 Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap en waardeoverdracht...................................................................................................... 5 Vroegpensioen en arbeidsongeschiktheid ................................................................ 5 Beëindiging van de partnerrelatie ............................................................................ 5 Aanpassing van pensioenen ...................................................................................... 6 Rentewinstdeling........................................................................................................ 6 Plichten van rechthebbenden.................................................................................... 6 Onvoorziene gevallen................................................................................................. 7 Inwerkingtreding ....................................................................................................... 7
regeling per 23.9.2004
2
Artikel 1. Definities In dit reglement worden geacht te zijn overgenomen de definities van de statuten, terwijl voorts wordt verstaan onder: Stichting: Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, statutair gevestigd te Amsterdam. Bestuur: het bestuur van de stichting. Vennootschap: Ballast Nedam N.V., gevestigd te Nieuwegein. Groepsonderneming: de onderneming welke rechtstreeks of middellijk is verbonden met de vennootschap, indien en voor zover door de Raad van Bestuur als zodanig aangewezen. Medewerker: de man of vrouw die een arbeidsovereenkomst met de vennootschap of de groepsonderneming heeft waarop, wat de primaire arbeidsvoorwaarden betreft, de beloningsstructuur van Ballast Nedam van toepassing is , dan wel met behoud van een arbeidsovereenkomst met de vennootschap of de groepsonderneming vanuit Nederland is uitgezonden naar het buitenland. Partner: degene met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum: a. is gehuwd (echtgenoot); b. een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand is aangegaan (geregistreerde partner); c. ongehuwd samenwoont (ongehuwd samenwonende partner), mits: 1. diegene 18 jaar of ouder is; 2. tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat; 3. er een notarieel verleden samenlevingscontract is opgemaakt; 4. ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding is gevoerd. Partnerrelatie: het huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen. Pensioendatum: de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Jaarsalaris: dertien maal het in de eerste periode van 4 weken van enig kalenderjaar, dan wel het bij aanvang van het deelnemerschap, in Nederland geldende salaris verhoogd met de vakantiebijslag. Gratificaties, tantièmes en andere bijzondere beloningen worden niet tot het jaarsalaris gerekend. Vroegpensioendatum: de eerste dag van de maand van het bereiken van de 62-jarige leeftijd. Artikel 2. Deelnemers 2.1. Deelnemers in de zin van dit reglement zijn de medewerkers die hiertoe een verzoek bij de vennootschap of groepsonderneming hebben ingediend. Door deelname aan dit reglement onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van dit reglement. 2.2.
Het deelnemerschap eindigt:
regeling per 23.9.2004
3
a.
2.3.
2.4.
2.5.
indien en zodra de deelnemer ophoudt medewerker te zijn, al dan niet wegens pensioneren of arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO; b. bij overlijden, met ingang van de dag na overlijden van de deelnemer. Jaarlijks verstrekt de stichting aan iedere deelnemer een opgave van: a. de hoogte van het pensioenkapitaal dat de deelnemer kan bereiken indien hij/zij tot de (vroeg)pensioendatum deelnemer blijft alsmede van de pensioenaanspraken die hij/zij daarmee kan inkopen; b. de hoogte van het pensioenkapitaal dat de deelnemer reeds heeft bereikt, alsmede van de pensioenaanspraken die hij/zij daarmee kan inkopen. Indien en voorzover in enig jaar wordt gespaard voor een aanvulling op het ouderdomspensioen verstrekt de stichting aan de deelnemer een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. De stichting verstrekt op verzoek van de deelnemer tevens een opgave van de waardeaangroei over de jaren gelegen vóór 2001 indien en voor zover uit artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 voortvloeit dat deze opgave voor de deelnemer relevant kan zijn. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 1 verstrekt de stichting op verzoek aan de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden na dat verzoek een opgave van de hoogte van de uit het reeds opgebouwde pensioenkapitaal te verkrijgen pensioenaanspraken. Er kan een vergoeding worden gevraagd voor de aan deze opgave verbonden kosten.
Artikel 3. Aard van de pensioenaanspraken 3.1. De (gewezen) deelnemer kan met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement op de datum waarop hij/zij pensioneert, dan wel bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 5, het opgebouwde pensioenkapitaal aanwenden voor inkoop van aanspraken op: a. extra vroegpensioen en / of eerder ingaand vroegpensioen (als bedoeld in het vroegpensioenreglement) voor zichzelf, ingaande op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand waarin de 55-jarige leeftijd wordt bereikt tot uiterlijk de pensioendatum; en / of b. extra ouderdomspensioen (als bedoeld in het pensioenreglement) voor zichzelf én bijbehorend nabestaandenpensioen (als bedoeld in het pensioenreglement) voor zijn / haar echtgenoot of partner; en / of c. extra pensioen als bedoeld onder a en / of b voor zover dat betrekking heeft op het verleden zoals bedoeld in onderdeel V. van de Richtlijn vrijwillige stortingen. Het onder sub a tot en met sub c bedoelde pensioen wordt bij aanwending door de stichting samengevoegd (vormt één geheel) met het soortgelijke pensioen, dat op grond van het pensioenreglement of het vroegpensioenreglement is opgebouwd. De wijze van uitbetaling geschiedt zoals bepaald in het pensioenreglement of het vroegpensioenreglement. Het kapitaal dat is bestemd voor de inkoop van een nabestaandenpensioen kan slechts worden aangewend voor de overige pensioensoorten indien de deelnemer de schriftelijke instemming van de partner aan het fonds overlegt. 3.2. De hoogte van de pensioenaanspraken als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald door de volgende drie elementen:
regeling per 23.9.2004
4
- de hoogte van het opgebouwde pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 4 lid 1; - de bij de stichting voor inkoop van pensioenaanspraken geldende tarieven; - de bij inkoop geldende fiscale normen. 3.3. Het opgebouwde pensioenkapitaal dan wel het ingekochte extra pensioen kan zonder toestemming van de echtgenoot of geregistreerde partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en de stichting of de vennootschap of de groepsonderneming worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de wet, tenzij de (gewezen) deelnemer en diens echtgenoot of geregistreerde partner het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. 3.4 De hoogte van het pensioen is in die zin begrensd dat deze nimmer zal leiden tot aanspraken die niet zijn vrijgesteld als loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De regeling en de uitvoering van de pensioenaanspraken zal, voor zover van toepassing, overeenstemmen met de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk IIB van de Wet op de Loonbelasting 1964, de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Pensioen- en spaarfondsenwet. 3.5 De pensioenaanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) Artikel 4. Individueel aanvullend pensioen 4.1. De deelnemer kan jaarlijks bijdragen aan de opbouw van zijn/haar pensioenkapitaal door betaling van periodieke spaarstortingen en/of éénmalige koopsommen, waarvan de hoogte wordt overeengekomen tussen de deelnemer en de vennootschap of groepsonderneming. De deelnemer dient hierbij aan te geven voor welke pensioensoort de storting(en) wordt verricht. Het bestuur stelt bij bestuursbesluit nadere richtlijnen vast met betrekking tot de maximale hoogte van deze aanvullende stortingen. Deze richtlijnen worden als bijlage bij dit reglement opgenomen en maken integraal én onlosmakelijk onderdeel uit van dit reglement. 4.2. Het pensioenkapitaal zal jaarlijks worden aangepast op basis van de rentewinstdeling als bedoeld in artikel 9, voor zover deze aanwezig is. 4.3. Het pensioenkapitaal wordt op naam van de deelnemer gesteld. 4.4. Bij overlijden van een deelnemer vóór inkoop van pensioenaanspraken (als bedoeld in artikel 3 lid 1), wordt het opgebouwde pensioenkapitaal aangewend ten behoeve van nabestaandenpensioen (als bedoeld in het pensioenreglement) van de partner van de deelnemer. Een en ander geschiedt indien en voorzover dit op grond van fiscale wet- en regelgeving is toegestaan. Het gedeelte van het pensioenkapitaal dat niet kan worden aangewend ten behoeve van een aanspraak op nabestaandenpensioen, komt ten gunste van de stichting. 4.5. Ingeval de deelnemer bij overlijden geen partner maar wel een of meer kinderen (als bedoeld in het pensioenreglement) heeft, wordt het opgebouwde pensioenkapitaal aangewend ten behoeve van een wezenpensioen voor dat kind of die kinderen. Een en ander geschiedt indien en voorzover dit op grond van fiscale wet- en regelgeving is toegestaan. Het gedeelte van het pensioenkapitaal dat niet kan worden aangewend ten behoeve van een aanspraak op wezenpensioen, komt ten gunste van de stichting. 4.6. Ingeval de deelnemer bij overlijden geen partner en geen kinderen (als bedoeld in het pensioenreglement) heeft, komt het opgebouwde pensioenkapitaal toe aan de stichting.
regeling per 23.9.2004
5
Artikel 5. 5.1.
5.2.
5.3.
5.4.
5.5.
5.6.
Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap en waardeoverdracht Indien het deelnemerschap, anders dan door overlijden van de deelnemer, vóór pensioneren wordt beëindigd, wordt het pensioenkapitaal conform artikel 3.1 aangewend voor de inkoop van pensioen. De stichting verstrekt aan de gewezen deelnemer een bewijs van de door de deelnemer ingekochte pensioenaanspraken. De stichting heeft een overeenkomst gesloten met Het Circuit voor waardeoverdracht. Oogmerk van de overeenkomst is het zoveel mogelijk voorkomen van pensioenverlies bij verandering van dienstverband. Op grond van het bepaalde in de in lid 2 van dit artikel bedoelde overeenkomst kunnen, in geval van beëindiging van het dienstverband van een deelnemer en opname in de pensioenregeling van een andere aangesloten werkgever of diens pensioenuitvoerder, de pensioenaanspraken die de gewezen deelnemer op grond van dit reglement heeft opgebouwd, worden omgezet in pensioenaanspraken jegens de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. In verband hiermee verwerft betrokkene extra pensioenaanspraken in de pensioenregeling(en) van de nieuwe werkgever. Nadere regels betreffende overdracht van pensioenkapitaal zijn opgenomen in de in lid 2 van dit artikel bedoelde overeenkomst, welke bij de stichting en/of de vennootschap ter inzage ligt. Ingeval overdracht niet geschiedt op basis van de overeenkomst als bedoeld in lid 2 van dit artikel, zal de stichting op verzoek van een gewezen deelnemer de opgebouwde pensioenaanspraken omzetten in pensioenaanspraken jegens de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Een en ander geschiedt indien wordt voldaan aan de in artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet neergelegde vereisten en de krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet vastgestelde reken- en procedureregels. De stichting is bevoegd mee te werken aan waardeoverdrachten als bedoeld in de artikelen 32a en 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
Artikel 6. Vroegpensioen en arbeidsongeschiktheid Indien de (gewezen) deelnemer aanspraken op vroegpensioen heeft ingekocht en tevens een periodieke uitkering ingevolge arbeidsongeschiktheid geniet, geldt het navolgende: a. het totaal van de periodieke uitkeringen ingevolge arbeidsongeschiktheid en het vroegpensioen zal nimmer meer bedragen dan 85% van het laatst verdiende jaarsalaris; b. bij overschrijding van bovengenoemde 85% zal het gedeelte van het pensioenkapitaal, dat leidt tot deze overschrijding pas op 65-jarige leeftijd tot uitkering komen en alsdan worden aangewend voor verhoging van het ouderdomspensioen en bijbehorend nabestaandenpensioen als bedoeld in het pensioenreglement (een en ander voorzover fiscaal is toegestaan). Artikel 7. Beëindiging van de partnerrelatie Pensioenverevening
regeling per 23.9.2004
6
7.1.
In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of in geval van beëindiging van een geregistreerd partnerschap vindt verdeling van het tijdens het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap opgebouwde pensioenkapitaal plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding". 7.2. De echtgenoot/partner van de (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van zijn/haar rechten op het deel van het opgebouwd pensioenkapitaal. 7.3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien partijen de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap. Bijzonder nabestaandenpensioen 7.4. In geval van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het ongehuwd samenwonen verkrijgt de gewezen partner een zodanige premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie het deelnemerschap zou zijn beëindigd en het pensioenkapitaal zou zijn aangewend voor de pensioensoorten waar de stortingen voor zijn verricht. Een deel van het pensioenkapitaal wordt dientengevolge afgescheiden en aangewend voor de inkoop van het bijzonder nabestaandenpensioen. 7.5. De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. 7.6. Ingeval reeds eerder een bijzonder nabestaandenpensioen ingevolge dit reglement is toegekend vindt het bepaalde in lid 4 toepassing, met dien verstande dat het aldus vastgestelde nabestaandenpensioen wordt verminderd met het eerder toegekende bijzonder nabestaandenpensioen. 7.7. De aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen van de gewezen partner van een (gewezen) deelnemer wordt aangepast conform artikel 24 van het pensioenreglement. 7.8. Het bepaalde in lid 4 vindt geen toepassing, indien beide partners zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien aan deze overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Artikel 8. Aanpassing van pensioenen Aanpassing van de conform artikel 3 ingegane pensioenen en premievrije aanspraken vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van het pensioenreglement en artikel 12 van het vroegpensioenreglement. Artikel 9. Rentewinstdeling Het rendement van de stichting van het afgelopen jaar geldt als rentewinstdeling als bedoeld in artikel 4 lid 2. Artikel 10. Plichten van rechthebbenden 10.1. Een ieder die aan dit reglement rechten ontleent, is verplicht medewerking te verlenen aan en informatie te verschaffen ten behoeve van de juiste naleving van dit reglement. De stich-
regeling per 23.9.2004
7
ting en de vennootschap of de groepsonderneming aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het niet of niet tijdig voldoen aan bedoelde verplichting. 10.2. Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechthebbende. Artikel 11. Onvoorziene gevallen In die gevallen waarin dit reglement niet mocht voorzien, beslist de stichting na overleg met de vennootschap of groepsonderneming. Er dient een passende aanvulling of wijziging van dit reglement te worden bevorderd indien verwacht wordt dat het onvoorziene geval zich niet slechts incidenteel zal voordoen. Artikel 12. Inwerkingtreding Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 1999 en laatstelijk gewijzigd op 23 september 2004.
regeling per 23.9.2004