Ontmoetingskerk - Laren NH, 5 april 2015 - Pasen Johannes 20 Zal ik mijn man nog tegenkomen na de dood? Zullen we elkaar herkennen? Dat vroeg een vrouw me, enkele weken geleden. De vraag klinkt niet voor het eerst. Door de eeuwen heen werd deze steeds weer gesteld. Ik weet dat de vraag voort kan komen uit een diep verlangen, uit een diepe verbondenheid die je blijft ervaren ook als de dood je gescheiden heeft van de ander. Ik sprak met een ouder echtpaar dat wilde trouwen. De eerste vrouw van de bruidegom was overleden. Hij had een nieuwe liefde en ander geluk gevonden. Op een gegeven moment kwam in het gesprek de oude huwelijksvraag ter sprake: Beloof je trouw te zijn tot de dood scheiding brengt. Daar zeg ik geen ja op, zei de man fel. Dat krijg ik niet over mijn lippen! Wij zijn samen weer gelukkig, maar ik voel me ook verbonden met mijn eerste vrouw. Ze is overleden, maar de dood heeft geen scheiding gebracht in mijn liefde voor haar. Zul je elkaar herkennen? Voor sommigen komt de vraag voort uit angst. Ik hoop niet dat we elkaar ooit nog zullen tegenkomen, zei iemand. Als je beschadigd bent geraakt hoop je dat het voorgoed voorbij is. Eeuwige rust begrenst aardse ellende. Zul je elkaar ontmoeten? Wij zingen er van, sommigen hopen er op en voor anderen is het onbestaanbaar. Ik hoor vaak zeggen: ik geloof wel dat er iets is, maar hoe weet ik niet en dat je elkaar zult tegenkomen, dat kan ik me niet voorstellen. Velen verwerpen elke gedachte aan leven na de dood als kinderlijk wensdenken. De geest van Ludwich Feurbach, de negentiende eeuwse filosoof heeft velen beïnvloed: het is allemaal projectie. 1
Je wilt het misschien, maar je houdt je zelf daarmee voor de gek. Dood is dood. Maar ondanks alle bevestigende en ontkennende antwoorden blijft de vraag steeds opkomen. Hoe zit dat met het kennen? Toen ik een verhaal over Waar blijft de ziel had gehouden, zei iemand: Je kunt de dingen wel mooi op een rij zetten, maar jij weet ook niet hoe het zit! Wat kon ik anders dan het beamen. Op de grens van de dood spreekt ieder mens van niet weten. Kennen en gekend worden behoren tot het diepste van het leven. Dat geldt niet alleen voor na de dood. Dat jij een ander kent, dat je jezelf kent is niet vanzelfsprekend. Ken je mij, zingt Trijntje Oosterhuis in een prachtige bewerking van de oude psalm, waarmee we de dienst openden. Het lied zit vol vragen, vol verlangen. Dat je gekend bent, gezien bent, dat je er mag zijn in alle kwetsbaarheid. . Ken je mij, wie ben ik dan, weet jij mij beter dan ik. Ben jij de enige voor wiens ogen Niets is verborgen van mijn naaktheid Kan jij het hebben, als niemand anders Dat ik geef licht geef, niet warm ben Dat ik niet mooi ben, niet veel Dat geen bron ontspringt in mijn diepte Ken je mij? Zou dat niet veel te veel waar zijn? Dat jij mij kent, dat ik jou ken, dat je je gekend weet, zou dat veel te veel waar zijn in dit leven, laat staan over de grens van dit leven. Zul je elkaar kennen na de dood, herkennen? De bijbel laat het open. De bijbel is een parlement waar de verschillende stemmen naast elkaar klinken. Dat geldt zeker ook voor gedachten over leven na de dood. 2
De ene keer staat er: wij leven dit leven, kinderen gaan na ons verder. In hen leeft iets voort van ons, na onze dood. Prediker zegt iets anders. Hij heeft het over terugkeren. Een mens is stof en dat keert terug naar de aarde. Een mens heeft ook het licht ontvangen. Dat keert terug naar de bron van alle licht. Maar als je zou vragen: hoe dan, vind je bij hem geen antwoord. De psalm die Trijntje bezong heeft het wel over kennen en gekend worden. Doorgrond en ken me en leid me op de weg van eeuwigheid. En bij Jezus speelt dat kennen voor en na de dood een levensbelangrijke rol. Maria staat in de tuin bij het graf te huilen. Het graf waarin Jezus gelegd is, is leeg. Maria staat daar met dat verwarrende dubbele verdriet. Jezus is dood. En Jezus’ lichaam is verdwenen. We hebben bij nabestaanden van de rampvlucht MH17 en bij de familie van die meisjes die in Panama verdwenen, gezien, hoe belangrijk het is om een lichaam te zien en te herkennen, al is het maar een klein deel. Het is onverdraaglijk als je zoiets niet weet, als je iemands rustplaats niet kent. Jezus is dood en verdwenen. Maria doolt rond bij het graf. Onrustig keert ze zich heen en weer. Maria van Magdala had een bewogen leven. De mensen veroordeelden haar. Ze is behekst, zeiden de mensen. Zeven geesten bewoonden haar. Met Jezus had ze iemand gevonden die haar niet meteen afschreef, maar aansprak. Zij leerde Jezus kennen en zij besefte: hij kent mij, als geen ander. Zo was Maria weer tot leven gekomen. Het leek goed met haar te gaan. Maar nu, nu leek alles weer voorbij. Als je beleeft wat Maria meemaakt: iemand verliest bij wie je ervaart: ik voel me gekend, ik kan zijn wie ik ben, ik kan mooi en niet mooi zijn, komt het verdriet dat kan duren. De wereld is leeg geworden, zei iemand. Ik voel me meer alleen dan ooit. 3
Zo dwaalt Maria rond bij dat lege graf. Ze dwaalt met haar eigen verdriet en leegte rond. Maria! Er klinkt een stem, die haar naam roept. Maria! Als Maria kijkt wie daar roept, denkt ze dat het de tuinman is. Maar als ze zich nog een keer omdraait en met haar rug naar het graf staat, herkent ze de stem van Jezus. Jezus verschijnt aan Maria en roept haar naam. Maria! Wat is dit? Een hallucinatie, een droom? Is Maria weer bevangen door die geesten van vroeger. Hoort ze stemmen? Wat is dit? Verdrietige mensen denken wel eens dat ze gek worden. Maar Maria is niet gek. Hier klinkt van over de grens van de dood de stem van leven. Ze hoort van over de grens een stem die haar naam roept. Maria, blijf hier niet bij het graf. Maria hou mij niet vast. Maria, ga het leven in. Sta op en ga op weg. Er is een stem van over de grens van dood en leven, die ons roept bij onze naam. Een appellerende stem die je het leven in roept. Een trekkracht naar nieuwe mogelijkheden. Die Stem noemt de Bijbel God, de Stem van de Roepende. Maria hoort de Stem, die haar roept bij haar naam. Ze keert zich om en staat op. Ze gaat de tuin uit, het gewone leven in. Jezus is er niet meer zoals vroeger. Maar iets van hem gaat met haar mee, de herinnering aan hem, zijn inspiratie, zijn kracht, zijn geest. Pasen vertelt van de opstanding van Maria. De vrouw met de tranen bij het graf. De vrouw die opgeroepen wordt om het graf te verlaten, omdat ze een taak in het leven heeft. 4
Maria wordt geroepen door de Stem. Maria wordt gekend door God. Zo spreekt de Bijbel over God. Als Een die roept, als Een die kent. De bijbel is een hyperpersoonlijk, op en top een individualistisch boek. Het gaat in de bijbel niet om vage grootheden, om de kosmos, om het universum. Het gaat, zoals de joodse wijsgeer Martin Buber het zei: om 'Ich und Du', om 'Jij en ik'. De stem die Maria in de tuin hoort, klinkt door naar ons toe. Die is ook voor ons bestemd, of wij die nu denken te horen of niet. De stem die ons oproept om niet bij het graf te blijven steken. Wij zijn Maria, jij en ik zijn Maria. We worden geroepen om te leven, om van betekenis te zijn op een eigen manier. Wij zijn geen nummer. Wij hebben tot in eeuwigheid een naam, waarmee we geroepen en gekend worden. Ik heb met regelmaat groepen geleid van mensen in een gezinsvervangend tehuis. We begonnen altijd zo: Laat je hand eens zien, daar zie je lijntjes lopen. Probeer ze eens weg te vegen. Kun je dat? Met zijn allen probeerden we dat. Maar het lukte natuurlijk niet. Dan zeiden we tegen elkaar: elk lijntje in de handen van God is een naam. Een naam die je niet kunt uitpoetsen. Een naam voor altijd. De Stem van de Roepende is de Stem die zegt: Ik ken je. Of wij elkaar zullen ontmoeten en zullen begroeten? We zingen er van, maar we weten het niet. Ik zal bij een graf niet roepen: tot weerziens, moeder! Ik mag me ook bij een graf wel toevertrouwen. 5
Op Schiermonnikoog is een kleine begraafplaats. Vredenburg heet deze. Er liggen soldaten die in de oorlog zijn gesneuveld. Fransen, Engelsen, Duitsers en Nederlanders liggen naast elkaar. Op elk graf staat een kleine witte steen. Op de meeste staat een naam. Er zijn ook stenen zonder naam, omdat de persoon niet geïdentificeerd kon worden. Bij onbekende Franse soldaten staat: inconnu, onbekend. Bij Engelse soldaten staat: known unto God. Bekend bij God. Dat geldt voor ieder mens. Dat is Pasen. Daaraan mag je toevertrouwen. Amen J.G. de Bruijn
6