Ontmoetingskerk - Laren NH, 25 december 2014 Johannes 1 Halverwege de vorige eeuw lanceerde de theoloog Paul Tillich de term: God beyond God. Hij zei: wereldwijd zijn mensen op zoek naar God. Ze hebben gedachten en gebruiken, woorden en rituelen. Ze ontwerpen religies en godsdiensten. Islam, Hindoeïsme, Christendom, Boeddhisme, het zijn allemaal menselijke pogingen om in de richting van God te komen. Wij, mensen met onze godsdiensten wekken wel eens de indruk dat we alles weten van God. Maar dat klopt niet. Er is een verschil tussen wat wij denken en zeggen over God en God zelf. Wij mensen kunnen een eindje in de richting van God komen. Maar God zelf is God beyond God, die alle menselijke voorstellingen te boven gaat. Wat Tillich zegt is actueel in deze tijd waarin godsdienstfanatisme steeds in het nieuws is. We hebben in het afgelopen jaar daarvan de meest radicale voorbeelden gezien. Aanhangers van IS noemen andersdenkenden ongelovig. Sterker nog: ze moordden andersdenkenden uit. Wat IS in gruwelijk mate laat zien is door de eeuwen heen in mildere vormen steeds vertoond. De katholieke kerk leerde extra ecclesiam nulla salus. Buiten de kerk is geen heil. De kerk was de enige weg naar de zaligheid. Protestanten vervloekten vroeger die roomse kerk. Maar ook zij leerden op hun beurt: het ware geloof, zul je alleen bij ons vinden. Hun bekeringsdrang nam allerlei vormen aan, niet zelden tot onheil van de mensen. Paul Tillich zet daar verstandige woorden tegenover. Ik denk graag in zijn geest mee. Wat verbeeldt een godsdienst zich te denken dat ze de enige ware is. Wereldwijd zijn zoveel mensen op zoek naar God. Zou in al die zoektochten niet iets van God te vinden zijn. Ik geef catechisanten vaak het voorbeeld van de grote cirkel en het middelpunt. Elke godsdienst, elk mens, vertrekt van een ander punt van de cirkel en is op weg naar het centrum dat de één God, een ander Allah, Boeddha of weer iets anders noemt. 1
Probeer jouw weg naar dat centrum te gaan. Doe jij dat, en als anderen dat op hun eigen weg ook doen, dan zul je merken dat je steeds dichterbij elkaar komt en elkaar steeds meer zult verstaan. Alle wegen monden uiteindelijk uit in hetzelfde middelpunt. Daar zul je met elkaar verenigd zijn. In de geest van dit voorbeeld wil ik graag naar anders-denkenden en anders-gelovenden kijken: met eerbied voor het goede, met waardering voor het positieve en tegelijk in het besef dat wij en zij onze menselijke wegen niet moeten verwarren met God zelf. In een tijd van godsdienstwaanzin en botsende religies, in een tijd dat steeds weer anderen de waarheid claimen en onverdraagzaamheid toeneemt, lijkt de verstandige en relativerende taal van Tillich op zijn plaats en gewenst. Geen mens moet denken het ware geloof te hebben. Als je verstandig bent zeg je: als ik in een ander land was opgevoed was ik boeddhist of moslim geweest. Het is goed om je verstand te gebruiken. Totdat je niet meer alleen verstandig kunt zijn, bijvoorbeeld omdat je geraakt bent of verliefd bent. Dan merk je dat niet alleen je verstand iets te zeggen heeft, maar dat ook je hart een eigen taal spreekt. Een taal die door alle verstandigheid soms heen breekt. Op spandoeken langs wegen en in stadions zag je vroeger nogal eens Johannes 3: 16 staan. Daar staat in de bijbel dit: Alzo lief heeft God de wereld gehad Dat hij zijn eniggeboren zoon gegeven heeft Opdat een ieder die in Hem gelooft Niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft Het is een klassieke evangelisatietekst, die vaak gebruikt is om mensen met aandrang tot geloof te bewegen. Geloof in Jezus, dan komt het goed met je. Met deze tekst en met teksten uit het Johannesevangelie, zoals: Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de vader, dan door mij hamerde de kerk op haar eigen gelijk. Met deze woorden werden anderen soms om de oren geslagen. 2
En soms ook bang gemaakt. Want door deze zinnen heen klonk ook dreiging: geloof je niet in Jezus, dan ga je verloren. Als je de bijbel gebruikt als wapen, gaat het mis. Als je met de bijbel bang gemaakt wordt, gaat het verkeerd. Als je de bijbel gebruikt om andersdenkenden, anders gelovenden, nietgelovenden de maat te nemen, komt het nooit goed. Zo heeft Johannes deze woorden ook niet bedoeld: als wapen, als meetlat, als instrument tot bekeringsdrang- en dwang. Johannes gebruikt deze woorden omdat hij geraakt en bewogen is. En om daar iets van duidelijk te maken gebruikt hij liefdestaal. Het is opvallend hoe vaak dat woord liefde in zijn boek voorkomt. Johannes wordt zelf de leerling die Jezus liefheeft genoemd. Als het over God gaat, spreekt Johannes steeds van liefde. Het hele evangelie zou je een liefdesevangelie kunnen noemen. Johannes is door Jezus geraakt. Johannes heeft in Jezus God ontdekt. Daarover wil hij schrijven. Daarvan wil hij zingen. Het begin van zijn boek is een groot lied. Je zou het een liefdeslied kunnen noemen. Als ik een liefdeslied schrijf, gebruik ik op de eerste plaats niet mijn verstand. Ik zeg ik niet, hoezeer dat ook een verstandelijke waarheid is: er zouden best mooiere en lievere vrouwen of mannen kunnen zijn. Als ik in een ander land was geboren, was ik nou met een ander. Geraakt of verliefd zeg je: jij bent de ware, de enige, of zoals Judith Herzberg in de geest van Hooglied het dichtte: Je zoenen zijn zoeter dan honing En ik vind je mooier en liever, Moeier en liever, liever en aardiger nog dan de koning Je gebruikt exclusieve woorden. Niet om daarmee andere vrouwen of mannen een schop te geven. Niet om een oorlog te beginnen wiens vrouw of man het liefst, het mooist, het beste is. Je gebruikt die exclusieve woorden, omdat je hart door je verstand heen breekt. 3
Dat gebeurt bij Johannes. Hij zingt de taal van de liefde. Niemand heeft God gezien, de geliefde zoon legt hem aan ons uit. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Alzo lief geeft de God de wereld gehad, het is allemaal liefdestaal die de bewogenheid van Johannes laten voelen. Johannes heeft zijn geraaktheid opgeschreven in proza en in poëzie. Het wezen van wat hij wil doorgeven aan ons is dit: als je iets van God wilt ontdekken, kijk dan naar Jezus. Niemand heeft God gezien, maar Jezus legt God uit. Jezus is de weg naar God. Jezus belichaamt God. Dat is wat Johannes wil doorzeggen, sterker nog: wil doorzingen. Klopt dat? Is Jezus de enige weg naar God? Mijn verstand zegt: nee. Er zijn allerlei wegen naar God. De joodse filosoof Martin Buber zei het zo: alles kan een weg naar God, als het jou bij God brengt. De moeder van een overleden vriend zei indertijd tegen haar kinderen: God is altijd groter. Prachtig als je zo’n zin van je moeder meekrijgt. Herman van Veen mag zingen: God is voor ieder een ander. Maar Johannes is gestopt met relativeren. Hij laat zijn hart spreken. Natuurlijk weet zijn verstand dat er honderd anderen zouden kunnen zijn, maar zijn hart spreekt van de enige, de ware. Dat is geen negatief oordeel over een ander, dat is de hoogste manier om het positieve van wat jij ervaart uit te drukken. En jij en ik? Wij kunnen allerlei wegen bewandelen in ons leven. En dat is goed: om alles te onderzoeken en het goede te bewaren. Maar relativeer niet. Blijf niet aan de rand van de cirkel staan. Gebruik je verstand, maar volg je hart. Je kunt ook open staan voor de weg die Jezus gegaan is en de weg die hij wijst. Daarvoor hoef je niet negatief over anderen te doen. Je hoeft daarvoor geen super christen te worden en ook geen zweverig mens. De weg van Jezus tilt je niet weg uit dit bestaan. Want op die weg klinkt de oproep om naakten te kleden, zieken te bezoeken, hongerigen te voeden, dorstigen te drinken te geven en gevangenen op te zoeken. Jezus zegt: als je voor hen openstaat, ontmoet je mij. Dan ontmoet je God. 4
Op de weg van Jezus klinkt die oproep in jouw richting, maar ook nog iets anders. Op die weg zal liefdestaal jou bereiken: Ik heb je bij je naam geroepen, jij bent mijn geliefde. Jij bent mijn uitverkorene. Het evangelie is het evangelie van de liefde. En de essentie van het bestaan, de essentie van Jezus belichaamt, de essentie van God heeft altijd alles met liefde, met het hart te maken. Wat daarmee strijdt, alle haat, alle fanatisme, heeft in de geest van Jezus niets met God te maken. En jij en ik? Ik heb de woorden van Paul Tillich in mijn oren geknoopt. Wij zijn mensen, met onze menselijke woorden, rituelen, godsdiensten, religies, gebruiken. Wij hebben God nooit in kaart en zeker niet in onze broekzak. We kunnen in de richting van God geloven. Zo staat het ook letterlijk in het evangelie. Er staat niet: geloven in god, maar geloven in de richting van God. Ik ben een mens op de rand van de cirkel. Ik kan daar blijven staan, relativerend en nuchter. Ik kan daar in alle verstandigheid zeggen: je kunt zus geloven en je kunt zo geloven. Ik kan dat allemaal zeggen zonder in beweging te komen. Ik kan ook op weg gaan. Van de rand van de cirkel naar binnen. Ik kan me met al mijn verstand toevertrouwen aan de weg die Jezus met zijn woorden, met zijn leven wijst. Ik kan gaan, mijn eigen weg. Die van een ander kan ik niet gaan. Waar ik op mag vertrouwen dat is: gaande op mijn eigen weg zal ik dichter bij anderen komen. Waar ik op mag vertrouwen, dat is: dat het onderweg kerstfeest zal worden. Dat het kind geboren wordt, het kind van de hoop, het kind van vertrouwen, het kind dat God zelf is, God beyond God, ook voor mij. Amen J.G. de Bruijn
5