Johanneskerk, Laren NH – 31 december 2015 Psalm 67 Als op ’s levenszee de stormwind om u loeit, als u tevergeefs uw arme hart vermoeit, tel uw zegeningen, tel ze een voor een en u zegt verwonderd, Hij liet nooit alleen. Tel uw zegeningen, één voor één, tel ze alle en vergeet er geen. Tel ze alle, noem ze één voor één, en ge ziet Gods liefde dan door alles heen. Dit lied is van Johannes de Heer. Honderd jaar geleden was hij een bekende Nederlander. Hij verzamelde liederen die in de steeds dikker wordende bundels van Johannes de Heer terecht kwamen. Hij zong voor de radio. Hij was geliefd bij velen. Niet zozeer bij de culturele of kerkelijke elite. Die vonden zijn teksten nogal eens te simpel en te sentimenteel. Bij het Leger des Heils zongen ze zijn liederen wel: in samenkomsten, op de hoeken van de straten en bij kroegen en cafés. Johannes de Heer was een man van het volk, het gewone volk dat het in zijn tijd om allerlei redenen vaak niet gemakkelijk had. De centrale gedachte in de teksten raakte diepe gevoelens bij velen: Hoe moeilijk je het ook kunt hebben, hoe hoog de golven van je leven ook gaan, hoe weinig geld je ook hebt, hoeveel moeite en zorgen je ook hebt: God is er altijd voor jou met zijn troost en met zijn hulp en met zijn zegen. Richt je daar maar op. Over die zegen raakte Johannes de Heer nooit uitgezongen, over de rijke zegen en over het tellen van zegeningen. Aan het einde van elke dienst klinkt de zegen. Ik hef mijn handen daarbij omhoog. 1
Daarmee laat ik zien: deze woorden zijn groter dan ik. Ze komen niet van mij, ze gaan mijn vermogen, mijn denken, mijn geloven te boven. Ik kan nogal eens twijfelen. Ik ken de dubbelheid in mij: tussen verstand en gevoel. Tussen mijn kritische geest die met alle vragen alles ter discussie stelt en mijn hart dat er naar verlangt te vertrouwen, mijn hart dat over de grens heen kan hopen. De zegen twijfelt niet. Die zegt: je bent niet alleen, je gaat niet alleen. Vroeger gebruikte men bij die zegen de aanvoegende wijs: De Heer zegene, behoede, doe zijn aanschijn over u lichten. Daarmee maak je de zegen te onzeker. Want inderdaad: voor ons mensen geldt wat Boudewijn de Groot zingt met zijn liedje dat op nummer van de top 2000 staat: Je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij. Dat geldt niet voor de zegen. Die zegt: Ik geloof in jou. Die zegt: De Heer zegent, behoedt, en laat het licht van zijn gezicht over je schijnen. De zegen maakt even en voorgoed een einde aan alle getwijfel en alle onzekerheid. Ze zeggen wel eens dat de zegenhouding voorkomt uit de voorover gebogen en beschermende houding van een ouder boven de wieg van een pasgeboren kind. Met die houding druk je uit: je bent niet alleen. Ik hoor je, ik zie je, Ik ben er. Ik kan het leven niet voor jou leven, ik kan je niet beschermen tegen elk gevaar, ik kan ziekte, dood, kwaad niet voorkomen, maar in alles wat gebeurt: jij leeft in mijn hart en met hart en ziel ben ik betrokken op jou. Dat verwijst naar de zegen. Het leven kan grillig zijn. Zoals de natuur grillig is. Het leven kan je geluk en ongeluk brengen. 2
Het kan gezondheid of ziekte, heil of onheil inhouden. Wat er gebeuren gaat: je weet het niet. Wij wisten tevoren niet wat het afgelopen jaar zou brengen. We weten niet wat het komende jaar voor ons in petto heeft. Door alles heen zegt de zegen: wat er ook gebeurt, met jou gaat God. Ook al ervaar je dat niet altijd, al spreekt de wereld dat voortdurend tegen, met jou gaat God, tot over alle grenzen jou nabij. Midden in de Thora, de vijf boeken die het hart van de Joodse bijbel vormen, staan de woorden van de zegen. De zegen van Aaron heten ze. Ze staan in wat wij het boek Numeri noemen. In Hebreeuwse bijbel heet dat boek Be Midbar. In de woestijn betekent dat. De woestijn is in de bijbel meer dan de woestijn zoals je die overal ter wereld tegenkomt. Grote, warme gebieden met veel zand en stenen en een eigen soort begroeiing. In de bijbel is de woestijn meer dan dat. De woestijn staat voor datgene waar je door heen moet zien te komen. Die duidt de tijd aan dat je leven niet gemakkelijk is. Dat je op de proef gesteld wordt. De woestijn kan je ziekte zijn. Het kunnen de jaren zijn van rouw. De woestijn kan zijn dat je failliet ging. Of ging scheiden. De tijd is het waar je op je zelf terug geworpen wordt. Waarin je merkt wat echt is en niet. Wat je helpt en wat niet. De woestijn laat je merken wat in jouw leven bagage is en wat ballast. In het Bijbelboek: In de woestijn staan de woorden van de zegen. Ze zijn inmiddels al 3000 jaar oud. Door alle eeuwen heen zijn ze doorgegeven. Ze zijn uitgesproken over stervenden. In de Joodse traditie was het gebruikelijk dat een stervende deze woorden doorgaf aan de levenden. Zo vertelde de Joodse schrijver Abel Herzberg over zijn opa. Als kind stond ik bij zijn sterfbed. Mijn ouders huilden. 3
Mijn opa legde zijn handen op mij en heeft me gezegend: De Heer zegent u en behoedt u. De Heer doet zijn aangezicht over u lichten en is u genadig. De Heer verheft zijn aangezicht over u en geeft u vrede. Herzberg schrijft: Ik heb in de loop van de tijden afstand gevoeld tot de religie. Maar deze woorden zijn altijd met me meegegaan. Ze gingen met me mee in de oorlog. Ze gingen mee daarna. Ik ben niet opgehouden aan mijn opa te denken. Mijn opa is niet opgehouden mij te zegenen. Psalm 67, die we vanavond lazen, begint met de zegen uit het boek In de woestijn, met de zegen van Aaron. Een woordje is daarbij opvallend anders. Er staat niet: het licht van God zal over ons zal zijn. Maar: het zal met ons zijn. Toen Joden door de woestijn trokken ging er een wolk met hen mee. In die wolk was God, zei men. Onzichtbaar, maar wel aanwezig. De onzichtbaar aanwezige gaat met jou, gaat met ons mee. Als een wolk, als een schaduw. Als iets dat ons omgeeft. Het voorkomt de ziekte en de dood niet. Het gaat met je mee. De zegen uit het hart van de Thora vormt een belofte die op jouw levensreis. Dat licht zal met je zijn. Dat woordje met kun je ook vertalen met: via. Het licht van God zal via ons zijn. De zegen is er om te ontvangen. En om door te geven. Het goede is om te ontvangen. En om door te geven. Op die manier zingt de psalm van de zegen: Dat die met ons zal zijn en via ons verder zal gaan, opdat, zoals de psalm zegt: De mensen op aarde uw weg zullen kennen Onder alle volken uw reddende werk. We staan op de grens van een nieuw jaar. Het afgelopen jaar gaf alle reden voor onzekerheid. En voor angst. Er is veel reden om bezorgd te zijn. 4
Vanwege de spanningen in de wereld. Vanwege de onvrede onder de mensen. Vanwege al het onbehagen dat ver weg en dichterbij steeds weer de kop opsteekt. Er is veel dat je angstig kan maken. Hoe zal het gaan. Met de wereld, met mijn familie, met de ander, met mij zelf. Je weet niet wat het jaar zal brengen. Wat het zal schenken en wat het zal nemen. Concentreer je op de zegen. Concentreer je op het goede, het welbehagen, de vrede, het heilzame dat ook via jou verder kan komen in eigen huis, op school, op je werk, in de richting van wie op je pad komt. De zegen is het hart van de Bijbel. Die belooft wat wij niet kunnen bedenken. Dat er een gezicht is dat zich naar ons wendt. Dat er een weg is door de woestijn. Sterker nog: dat de woestijn gaat bloeien. En dat er rivieren zijn die in de woestijn opnieuw gaan stromen, zoals Huub Oosterhuis het dicht. Rivieren omdat de regen komt, de regen van de zegen. Concentreer je op de zegen. Volgens mij zit er met alle ogenschijnlijke verschillen iets heel erg verwants in de diepste bewogenheid van die profetische Huub van vandaag en die oude volkszanger Johannes de Heer van een eeuw geleden. Met hart en ziel geven ze door wat ze op de een of andere manier ook zelf steeds ontvangen hebben: woorden vol zegen, stromen van zegen. Het licht van God, met ons en via ons. Tel uw zegeningen. Amen J.G. de Bruijn
5