Ontmoetingskerk Laren NH - 24 november 2013 Psalm 103 Het is hard, maar waar: vroeg of laat word je vergeten. Het menselijk leven lijkt op een bloem op het veld, zegt de psalm die we lazen. Je komt op, je groeit, je bloeit wellicht, maar daarna komt onherroepelijk het verval. De wind steekt op, het hoeft niet eens een herfststorm te zijn, je wordt weggeblazen. En dan? Haar plaats kent haar niet meer, zo vat de psalm het sombere realistische besef samen. De eigen plaats weet op een gegeven moment niet meer dat de bloem daar heeft gestaan en daar heeft gebloeid. En zo gaat het met ons mensen. We komen graag op begraafplaatsen. Ik neem ook jongeren met regelmaat daarnaar toe. Om te kijken naar stenen, naar namen en leeftijden. Je ziet de graven, sommigen goed onderhouden en verzorgd. Anderen zijn overwoekerd met namen die nauwelijks meer te lezen zijn. Wie zou nog denken aan wie hier begraven ligt, vraag je je af. Wij kennen onze ouders, grootouders en misschien nog de namen van degenen die voor hen leefden. En als je aan genealogie doet, zie je op papier de namen van mensen van de afgelopen eeuwen. Maar daarvoor? Een enkeling van eeuwen geleden is nog bekend. Van verreweg de meesten weet niemand meer iets. Het is hard, maar waar, vroeg of later word je vergeten. Als een bloem op het veld, zo is de mens. We zullen je nooit vergeten! Dat hoor je op begrafenissen en crematies nogal eens zeggen. Maar wat de directe nabestaanden vaak in die tijd daarna ervaren is dat de afstand in beleving steeds groter wordt. Nabestaanden maken de omgekeerde beweging in de tijd mee. Echt verdriet komt steeds dieper in je en steeds dichter bij je innerlijk, in alle kwetsbaarheid. Voor een ander verstrijkt de tijd en komt de afstand. 1
Het is al weer twee jaar geleden. Maar voor jou kan het als de dag van gisteren zijn. Het vergeten lijkt toe te slaan. Een naam wordt steeds minder vanzelfsprekend vaak genoemd. Dat is onontkoombaar en onvermijdelijk. Maar het betekent ook: als rouwende word je op je zelf teruggeworpen. Je gaat je weg steeds meer alleen. Hoe aardig anderen ook kunnen zijn en kunnen doen. Je kunt je koud en ongeborgen voelen in de eenzaamheid van het gedenken, in de eenzaamheid van het vergeten raken. De psalm is herkenbaar in dat beeld van die die bloem die vergeten wordt. Zo spreekt ook het verstand: je hebt als mens niet het eeuwige leven. Je moet als mens je tijd en plaats kennen. Het is een keer afgelopen met je. Dat is maar goed ook, zeggen sommigen. Stel je voor, dat iedereen altijd maar door zou blijven leven. Het is goed om plaats te maken voor komende generaties. Eeuwige jeugd, lijkt mooi, maar het leven wordt er niet rijker van. Eeuwige herhaling is ook eeuwige verveling. Eeuwig leven, zei Churchill indertijd al, ik moet er niet aan denken. De eerste vijfhonderd jaar ga ik vissen, maar daarna zou ik het niet meer weten. In de beperktheid van het leven zit ook de waarde van je bestaan. Het leven is mooi, juist omdat het niet altijd maar door gaat. Onze sterfelijkheid is ook onze rijkdom. Met die sterfelijkheid moeten wij ons zien te verzoenen. Vergeten is niet alleen hard en pijnlijk. Dat de pijn en de moeite van het leven, de beschadigingen en de barsten, dat ellende van alle oorlogen ook ten prooi zullen zijn aan langzame vergetelheid en niet eindeloos doorwoekeren heeft ook een weldadige kant. Oude Grieken zeiden: na je dood drink je uit de Lethe, de rivier van de vergetelheid. Dat betekende ook: je zult onbelast verder kunnen gaan. Er is ook een heilzaam vergeten. Als een bloem op het veld, zo ben jij, zegt de psalm. 2
Is er dan geen leven dat verder gaat? Ik geloof er niet meer in, schrijft Carel ter Linden in zijn nieuwste boek Wat doe ik hier in godsnaam. Voor velen is leven na dit leven onvoorstelbaar, ondenkbaar en voor sommigen ook onzin. We denken misschien wel eens dat de bijbel eenduidig spreekt over leven na de dood. We denken misschien dat de bijbel een rimpelloze stelligheid biedt. Dat alle bijbelschrijvers op dezelfde manier denken en geloven. Maar dat is niet zo. In grote delen van de bijbel komt er geen leven na de dood voor. In grote delen leeft het besef: je bent er nu, maar jij zult op een gegeven moment verdwijnen. Wat wel doorgaat: na jou zullen anderen komen. Iets van jou zal doorleven in de mensen die je gekend hebt, bijvoorbeeld in de kinderen die aan je zorg waren toevertrouwd. De bijbel is zeker niet het boek dat verwoordt wat later soms is gedacht: dat dit leven maar een korte voorbereiding zou zijn op hierna. Dat dit bestaan onbelangrijk zou zijn en het echte leven nog zou moeten beginnen. Niets van dat alles. Dat leert de bijbel niet. Als geloven ergens mee te maken heeft, is het met dit leven. Het gaat er om hier en nu de essentie van dit leven te zoeken. Bijbelschrijvers durven zelfs te zeggen: God is een God van levenden. Zoek en doe het goede, zo lang je hier op aarde leeft. In psalm 103 staat dat nuchtere, aardse besef. Maar dat niet alleen. Vlak na de zin over het leven dat lijkt op een bloem op het veld, hoor je andere woorden. Hoor je van iets dat niet verdwijnt, niet stopt, maar over de grenzen heengaat van wat wij kunnen denken en kunnen overzien. Er is een naam, die geen grenzen kent. Letterlijk vertaald is die naam een belofte: Ik zal er zijn. Wij hebben die naam God genoemd, of Heer, of de Ene. We hebben veel voorstellingen bij die naam gemaakt: koning, rechter, man met een baard. Maar als je alles afpelt, die voorstellingen even aan de kant schuift, is die naam vooral een belofte in leven en sterven. 3
Na de nuchtere woorden over de bloem die verdwijnt, schrijft de psalm: De vriendschap van de Ene is van eeuwig tot eeuwig. Vriendschap, vroeger stond er: goedertierenheid. In het Hebreeuws staat er Chesed en dat betekent: verbondenheid of solidariteit. Wat hier staat is: de verbondenheid, de vriendschap, zo u wil, de goedertierenheid houdt niet op. Voor wie? Voor mensen die na ons verder gaan. Die zullen op hun manier iets van God ontdekken. Voor hen zal God vroeg of later de kop opsteken. De vriendschap van de Ene gaat verder. God zal mensen na ons niet vergeten, hoezeer zij en wij God soms vergeten lijken te zijn. Met de woorden van een oud bekend lied: God zal wel wegen vinden waarlangs hun voet kan gaan. De psalm is tweestemmig. Naast het nuchtere beeld van de bloem, staan de woorden die met het verstand lijken te strijden. De woorden over God die er zal zijn. De psalm is tweestemmig. Het verstand kan niet verder komen dan de grenzen van wat het kan zien en bewijzen. Maar het hart reikt verder. Het hart spreekt van vertrouwen ook al zegt het verstand: en hoe weet je dat nou, hoe bewijs je dat, hou je je zelf niet voor de gek. Niet alleen de psalm is tweestemmig. Ik ben het ook. Ik ken de twijfels, de vragen, de grenzen van mijn verstand. Maar met mijn hart durf ik me soms over te geven, durf ik open te staan voor de belofte: vriendschap van de Ene is eeuwig. Wat betekent dat voor wie is gestorven? Wij kunnen dat niet overzien. Je kunt je voorstellingen maken, maar niets kun je bewijzen. Je kunt met de psalmist de sprong maken naar vertrouwen. Vriendschap van de Ene is eeuwig. Echte vriendschap betekent: ik zal je niet vergeten. 4
Op Engelse oorlogsgraven zie je soms staan: Known unto God. Bekend bij God. Hoe dat zal zijn? Geen idee. Hoe het zal zijn? Je verstand bereikt het niet. Soms brengt een lied je er even dichterbij. Bij dat onvergankelijk testament, dat Hij ons in de dood nog kent, zoals Huub Oosterhuis dichtte. De oude beeldhouwer lag in zijn huis op bed. Hij was ziek en zijn einde naderde. Een vriend zat naast hem en zij spraken over de dood. ‘Ga jij eeuwig harp zitten spelen’? vroeg de vriend spottend. De oude beeldhouwer schudde zijn hoofd: ‘Harp spelen, nee, weer beeldhouwen misschien.’ De vriend keek hem lachend aan: ‘Maar geloof jij dan in een leven na de dood?’ De beeldhouwer keek om zich heen. ‘Zie je al die beelden die ik gemaakt heb? Ik heb ze allemaal bewaard of er voor gezorgd dat ze ergens een mooi plekje krijgen. Zelfs de beelden waar al een stuk af is of waar een barst in zit, heb ik nog bewaard. Ik kan er geen afstand van doen, ik ben er aan gehecht geraakt, want er zit in die beelden iets van mijzelf.’ Na een korte stilte vervolgde hij: ‘Ik denk eigenlijk dat God voor mensen voelt wat ik in mijn huis voor mijn beelden voel, Hij kan van hen geen afstand van doen, Hij kan ze niet vergeten’. Amen ds. J.G. de Bruijn
5