Ontmoetingskerk Laren NH – 10 april 2016 Lucas 24 Het zien van een dode is voor sommigen geen onbekend verschijnsel. Dat wie je lief was en is aan je verschijnt, ’s nachts in droom of overdag, zo opeens, zo’n ervaring is niet ongewoon. Een man vertelt: ik zat in de kamer op de bank en toen zag ik glashelder in de hoek van de kamer mijn overleden vrouw staan. Ik schrok, maar het was niet angstig. Ze straalde rust uit. Het duurde niet lang, toen was zij verdwenen. Ik vroeg me later af: wat was dat. Heb ik me niets verbeeld? Ik heb haar daarna niet meer gezien, maar dat moment in die kamer kan ik me zo voor de geest halen. Dat zij daar stond, met die rust… Een overledene laat zich soms ervaren, met of zonder beelden. Ik las ergens: De geest van een overledene blijft na het sterven nog even, nog drie dagen. Daarna vertrekt iemand echt, op weg naar….. Je hoort mensen spreken van contact met een overledene, je hoort ze vertellen van het zien van gezichten, van verschijningen en soms ook van verschijnselen, die onontkoombaar een overledene oproepen. Ik vertelde zo juist in de inleiding over Philip de Roo, de jonge poolreiziger, die vorig jaar tijdens een expeditie verongelukte. Tot op heden is zijn lichaam niet teruggevonden. Wel iets van zijn bagage. Toen die enkele dagen later in Nederland teruggebracht werd, zat er een klein vogeltje in. Philips’ familie heeft het verzorgd. Het bleef in leven. En nu, bij het horen, bij het zien van zo’n vogeltje komt altijd iets van Philip terug. Contact met een overledene kan je overkomen. Je kunt het ook zoeken. Dat zoiets gebeurt en dat velen er op de een of andere manier door getriggerd worden, bewijzen televisieprogramma’s zoals van Derek Ogilvie, die zegt vragen te kunnen doorgeven naar gene zijde en met antwoorden terugkomt. De een vindt het argeloos iets wonderlijks, een ander moet er niets van hebben en noemt het commerciële volksverlakkerij. Dat een dode verschijnt is voor Bijbelschrijvers niet ongewoon. Als zoiets gebeurt, noemen ze het soms een vingerwijzing van God. En tegelijkertijd waarschuwen ze ook. 1
Ga het niet zoeken, laat de doden met rust. Concentreer je op dit leven. Bijbelschrijvers kunnen negatief doen over het oproepen van geesten. Ze zeggen net alleen: het leidt je af van de taak die je hier hebt. Om in dit leven, hier op aarde jouw weg te zoeken en je verantwoordelijkheid te nemen. Ze zeggen ook: het kan je gaan obsederen, het kan je ziek maken. Als Jezus aan leerlingen verschijnt schrikken ze aanvankelijk hevig. De evangelist Lucas stapelt werkwoorden op elkaar om dat duidelijk te maken: Ze zijn verbijsterd en in de war, allerlei gedachten lopen bij hen door elkaar heen, . ze denken een geest te zien, ze twijfelen, ze zijn bang. Waar hebben die eerste reacties mee te maken? Je zou toch zeggen: ze maken iets moois, iets bijzonders mee. Komt dat ook niet door de negatieve manier waarop over verschijningen gesproken en geschreven is? Is wat ze zien voor hen ook daarom angstaanjagend? Na ontzetting komt bij leerlingen aarzelend blijdschap boven. Maar het is blijdschap van het eigenlijk niet kunnen geloven van wat ze ervaren en zien. In dat niet kunnen geloven zijn zij niet de enigen gebleven. Veel tijdgenoten hebben niet kunnen of willen geloven wat Lucas hier vertelt. Kerkvader Origenes zei: leerlingen hebben iets gedroomd en dat sprookje, waarvan ze zo onder de indruk waren, hebben ze doorgegeven aan anderen. Iemand anders zei: die leerlingen leden aan waanvoorstellingen. En ik, wat kan ik, wat zal ik geloven van dat bijzondere, bizarre verhaal van Jezus’ verschijning? Van Jezus die zijn handen en voeten, zijn vlees en beenderen toont, die een moot vis eet. En die zegt: Ik ben geen geest, ik ben het zelf. Kijk, voel maar, raak me maar aan. De ervaring van de leerlingen strijdt met mijn verstand, maar ook met wat elders in de Bijbel staat. Als Paulus dertig jaar eerder dan Lucas over opstanding schrijft, zegt hij: Vlees en bloed kunnen het koninkrijk van God niet beërven. Bijbelschrijvers lijken elkaar behoorlijk tegen te spreken. Als je dat allemaal zo naast elkaar leest wordt het er niet makkelijker op. Ik denk soms: kan ik hier nog een touw aan vast knopen? Wat moet je, wat kun je geloven? 2
Uitleggers zeggen: dit verhaal is later toegevoegd aan het evangelie van Lucas. Het reageert op wat anderen in die tijd over Jezus vertellen. Die zeiden: Jezus was geen gewoon mens. Hij was engel in mensengestalte. Hij had een schijnlichaam. Een engel van God kun je niet kruisigen of begraven. Dat gebeurde dan ook niet. Als Jezus zelfs na zijn dood verschijnt met vlees en beenderen en vraagt om vis te eten, laat dat zien: op aarde is Jezus mensen geweest onder de mensen, met lijf en leden. Je moet hem niet vergeestelijken. Hij at, hij dronk, hij sliep. Zijn vreugde was echte vreugde, zijn lijden is echt lijden geweest. Kijk mijn handen en voeten zegt Jezus. Handen en de voeten waar de spijkers door geslagen zijn. Hij ontliep dit leven niet. Hij was geen verlichte geest, niet onaanraakbaar als een Boeddha. Hij was geen strijdvaardige profeet als Mohammed. Geen krachtige held zoals stichters van andere godsdiensten. Hij stond niet boven de mensen of boven dit leven. Hij leefde, hij doorleefde dit leven, als één van ons, mens onder de mens. Hij doorleefde ook de diepste diepte. Hij kende de grootste angsten en de diepste verlatenheid. En juist zo heeft hij iets van God belichaamd. Juist zo heeft hij God dichterbij gebracht. Wat Jezus laat zien is: God is er in dit leven, te midden van alle menselijkheid. En Hij is over de grens van dit leven heen. Wij ontlopen dit leven niet. We kunnen de grootste vreugde ervaren. We moeten soms in ons leven door het dal van diepe duisternis. Het leven kan licht en het kan aardedonker zijn. Maar hoe dan ook, wij zijn niet alleen. Dat is de essentie van Jezus’ bestaan. Je mag je gekend weten in alles wat je ervaart. Ook in de barsten en de verwondingen van het bestaan. Bisschop Ambrosius zei in de derde eeuw bij deze teksten: De verwondingen die opliep, de tekenen aan handen en voeten heeft Jezus meegenomen naar God, om zo duidelijk te maken: kijk eens God, zo kunnen uw mensen op aarde lijden. Dit kan mensen overkomen. Dit kunnen ze veroorzaken. 3
Jezus komt de leerlingen duidelijk maken dat de barsten van het leven, de barsten van hun leven getoond zijn aan God. Hij komt ze vertellen dat het bekend is bij God. Dat jij bekend bent. En wat hij verder laat zien is dit: hij toont die leerlingen wat ze kunnen doen. En dat is de Schriften openen en er uit leven. Want die vertellen je wat je hier op aarde te doen hebt: recht doen, verantwoordelijkheid dragen, het goede niet vergeten. Hier op aarde, met handen en voeten, soms misschien met zweet en tranen er aan bijdragen dat iets van Gods goedheid weerspiegeld wordt. De Schriften laten je niet wegzweven uit dit aardse bestaan, maar laten je met beide voeten op de grond getuige van de hemel zijn. Laat je openen voor wat die Schriften je te zeggen hebben. Jezus verschijnt aan leerlingen. Hij haalt hen niet uit dit aardse bestaan. Hij wil ze moed geven om te leven, van dag tot dag. Die verschijning van hem is geen doel op zichzelf. Het is niet iets om bij te blijven hangen. Het is een middel om het aardse leven weer aan te vatten. Leef en vertrouw: je bent niet alleen. Dat maakt Jezus duidelijk met zijn verschijning. Zolang je op aarde leeft ben je mens, met een menselijk lichaam, van vlees en bloed. En daarna? Daarna niet meer. Je blijft niet hetzelfde, je blijft wel dezelfde. Je vlees en bloed, het is stof dat terugkeert tot de aarde. Maar na de dood zul jij jij zijn. Known unto God, staat op Engelse graven. Wie jij bent, je naam zal gekend zijn, bij God. Hoe dat allemaal is kunnen we niet overzien. De Bijbel spreekt niet voor niets in paradoxen, in ogenschijnlijke tegenstellingen. Je zult dezelfde zijn en veranderd worden. De bijbel zingt van beelden die het verstand te boven gaan. En wij mogen meezingen: Jouw naam staat geschreven in de palm van de hand van God. De verschijning van Jezus is een teken van leven, ook voorbij de grens. Jezus eet niet voor niets een vis. En honing, voegde men later toe. 4
Honing is het eten van het beloofde land. En die vis? Die kan zwemmen in water, water dat voor een mens de dood is. Die vis is een symbool van leven te midden van de dood. Laat de doden maar met rust, laat ze maar in de ruimte waar Jezus zijn handen en voeten heeft getoond, de ruimte van leven waar een mens zich gekend mag weten. Laat hen maar vrij, laat hen maar in het licht. Ze blijven met ons verweven, in al hun verschijnen en niet verschijnen, in al hun hoop dat wij hier zullen leven. . De mensen van voorbij Zij blijven met ons leven De mensen van voorbij Ze zijn met ons verweven In liefde, in verhalen Die wij zo graag herhalen In bloemengeuren, in een lied Dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij Zij worden niet vergeten De mensen van voorbij Zijn in een ander weten Bij God mogen ze wonen Daar waar geen pijn kan komen De mensen van voorbij Zijn in het licht zijn vrij Amen
5