Ontmoetingskerk - Laren NH - 20 april 2014 - Pasen Mattheüs 28: 1- 10 Zondagsnacht, terwijl soldaten op wacht staan bij het graf, komt er een luide stem uit de hemel. Ze zien hoe de hemelen zich openen en twee mannen in heldere lichtglans neerdalen. De steen die voor de ingang van het graf ligt, gaat uit zichzelf rollen. De twee gaan het graf binnen. De soldaten die hun hoofdman er bij hadden gehaald zien even later dat er drie mannen uit het graf komen. De twee uit de hemel houden de ander overeind en een kruis volgt hen. Het hoofd van de twee reikt tot in de hemel, maar het hoofd van de ander stijgt boven de hemelen uit. Deze beschrijving van de opstanding komt uit het apocriefe Evangelie van Petrus, dat 150 na Christus verscheen. Er is veel te zien en te horen in dit verhaal. Het is een en al spektakel: de hemel die zich opent, neerdalende witte mannen, een steen die uit zich zelf gaat rollen en Jezus die met kruis en al uit het graf naar buiten wordt gehaald. De beeldende elementen uit dit verhaal zouden zo de ingrediënten van een sciencefictionfilm kunnen zijn. Als zestig jaar eerder Mattheus over opstanding schrijft, is het soberder, ook al gebeurt er nog heel wat. De aarde gaat beven, een engel daalt neer, wentelt de steen weg en gaat er op zitten. Ook hier is het niet gering wat te horen en te zien is, maar daarna houdt het spektakel op. De engel is vooral een boodschapper. Zijn boodschap lijkt niet opzienbarend. Hij maakt de twee Maria’s duidelijk dat in het graf niets te zien is. Maria betekent kijken en dat doen ze dan ook. Ze kijken, maar zien niets. Ze zien geen opstanding. Ze zien alleen de leegte van het graf. Dan klinkt het tweede deel van de boodschap: Vrees niet, ga op weg, ga naar Galilea om te vertellen. Daar zul je hem zien. De engel, de boodschapper stuurt de vrouwen weg, hij stuurt ze op weg. Zo vertelt Mattheus. 1
Het verhaal dat een andere evangelist, Marcus, twintig jaar daarvoor over opstanding vertelt, is weer korter en simpeler. Twee mannen zeggen vanuit het lege graf: hij is hier niet, hij gaat u voor naar Galilea. Dat is alles. Ga je nog verder terug in de tijd en je leest wat Paulus schrijft over opstanding, dan is er niets meer te zien. Al heeft Paulus het vaak over opstanding, hij schrijft nergens over een leeg graf of over wat daar wel of niet te zien zou zijn. Het lijkt er op of de verhalen in de loop van de jaren sterker en uitgebreider zijn geworden. Dat is natuurlijk niet vreemd. Het is menselijk, dat zoiets gebeurt. Als ik met mijn bakfiets uitglijd en weer opsta, is de kans aanwezig dat in het doorvertellen gezegd wordt: hij is met zijn bakfiets uitgegleden en verwond geraakt. En als het verhaal maar lang genoeg door verteld wordt lig ik vroeg of laat in het ziekenhuis vanwege zware verwondingen na mijn val. Als je de verhalen over opstanding afpelt, krijg je steeds minder te zien en steeds minder te horen.
Wat blijft er over als je blijft afpellen. Blijft er iets over van opstanding? Of lijkt opstanding op een ui, waar je telkens een nieuwe schil kunt afhalen, totdat er niets over blijft. Wat is opstanding? Al komt het woord opstanding veel in de bijbel voor, de opstanding zelf komt niet in beeld. Het is niet op foto of op film vastgelegd. Het is ook niet beschreven in de verhalen. Er zit in de evangeliën een gat, een opening, een mysterieuze ruimte waar woorden en beelden niet bij kunnen. De schrijver Frans Kellendonk had het indertijd over een God-vormig gat in zichzelf. Zoals je God niet in kaart kunt brengen, kun je dat ook niet bij opstanding. 2
Toch gaat het in de bijbel om opstanding, niet alleen van Jezus, maar ook van de Maria’s, van leerlingen en in het verlengde van hen ook van jou en van mij. Wat is dat dan?. Twee Maria’s zijn bij het graf wezen kijken, zoals ieder dat kan doen. Even kijken, de plaats mooi maken, wat mijmeren, hopen dat je iets ervaart en misschien ook wel tegen beter in hopen dat je nog even contact is een dierbare overledene. Bij het graf staat de engel, de boodschapper. Zijn boodschap is helder: hier moet je niet zijn, hier, in het graf is niets te zien. Hier niet… Op een ander manier, een andere plaats wel De engel zendt de vrouwen op weg. Blijf hier niet hangen, blijf niet steken in wat vroeger was. Sta en ga op weg naar Galilea. Waar Galilea staat mag je het gewone leven invullen. De essentie van wat deze vrouwen te horen krijgen is: keer terug naar je eigen leven, je eigen huis, je eigen omgeving met al de mensen die daarbij horen. Vrees niet! krijgen ze te horen. Vrees niet klinkt nog 364 keer vaker vanuit de bijbel. Vrees niet, Hij gaat u voor naar Galilea De vrouwen staan op en gaan op weg. Ze laten zich door deze woorden op weg helpen, door hun vrees heen. Opstanding is in de bijbel allereerst: dat je de moed krijgt om te leven, om verder te leven. Zo staan ze op, deze Maria’s. Onderweg naar Galilea komen ze Jezus tegen, zegt het verhaal. Hoe? Dat wordt niet uitgelegd. Ze zien, staat er. Dat zien van Jezus betekent niet: alles is weer als vanouds. Het is niet: hier is Jezus op dezelfde manier als vroeger.
3
Zoals ze niet bij het graf moeten blijven, moeten ze ook niet blijven bij deze Jezus. Als ze knielen en zijn voeten vasthouden, herhaalt Hij de woorden van de engel: Vrees, ga naar Galilea, vertel, leef, wees! Opstanding is, zei de theoloog Paul Tillich, de moed ontvangen om te zijn. Die moed is geen bezit. Die kun je wel ontvangen. Gaandeweg, steeds opnieuw.
De vrouwen zien Jezus. Niet alleen daar onderweg een keer. Ook later krijgen ze hem te zien. Ook later zullen ze zien hoe hij aanwezig is. . Dat zien verandert. Bij zijn aardse leven zagen ze Jezus in levenden lijve. Na zijn leven vertellen de Maria’s en anderen hoe Jezus aanwezig is in de verhalen, hoe zijn Geest hen blijft inspireren, hoe zijn vertrouwen niet stopt. Ze merkten hoe ze steeds weer terugkwamen bij wat hij gezegd en gedaan had. Ze merkten hoe het bij hen verder ging. Ze hebben dit ervaren: als wij op weg gaan, als we verder gaan in zijn spoor, door gaan met breken en delen, met bidden en goede werken, als we hem op deze manier gedenken, dan is zijn Geest in ons aanwezig. Dan zullen we hem ervaren. Ervaren is een diepere manier van zien. Deze Maria’s laten zien wat opstanding betekent. In hen wordt iets van God zichtbaar. Staat iets van God op. Met God bedoelen we een belofte: wees niet bang, ga maar, je gaat niet alleen. Met God bedoelen we vertrouwen dat je misschien niet bezit of kunt vasthouden maar wel steeds opnieuw kunt ontvangen van mensen die soms achteraf engelen bleken te zijn. Jezus staat op
4
Zijn geest en inspiratie zijn verder gegaan in mensen, over de grenzen, door de eeuwen, naar ons toe. Het zal niet stoppen, deze opstanding. Ook bij ons niet. Het zal verder gaan, ook voor mensen die na ons komen. De kracht, het vertrouwen van God zullen er steeds opnieuw zijn. Dat is ook de essentie van de zin die Jezus aan het kruis spreekt. Hij levert zijn geest over, staat daar. Die zin zegt niet: hier houdt alles op. hier stopt het. Hier gaat het dood. Die zin vertelt van doorgaan, van leven, van opstanding. In mensen die verder gaan, in het gedenken, handelen, zien van mensen zal Jezus steeds weer opstaan. Opstaan van Jezus betekent nog meer. Het is niet alleen de geest die in anderen verder gaat. Meer dan wat je soms hoort: zolang anderen nog aan je denken ben je niet echt dood. Opstanding is meer. Dat meer is niet wat soms van opstanding gemaakt is: Dat het lichaam weer als vanouds functioneert. Of dat een lijk weer gaat lopen. Opstanding wil wel zeggen: als jij dood bent stopt het niet. Je valt niet in een zwart gat. Als jij dood gaat zal God er zijn. Ook voor jou. Hoe? Geen idee. Ik kan het niet in beeld brengen. Ik hoef dat ook niet. Een oudere vrouw zei: met die gouden straten heb ik niet zoveel. Ik heb vroeger misschien wel voorstellingen gehad bij een hemel. Maar die heb ik allemaal losgelaten. Of liever gezegd: die hebben zichzelf losgelaten. Er is veel verdwenen bij mij. Mijn geloven lijkt een beetje op een ui. Telkens ging er weer iets af.
5
Maar er is wel wat gebleven. Het is niet enkel schil. Niet enkel buitenkant die op een gegeven moment verdwijnt. Er is een zaadje. Wat bij me blijft zonder dat ik het krampachtig hoef vast te houden, dat is: Ik laat het maar gebeuren. Het komt wel goed. Alle beelden zijn menselijke beelden. Die kunnen even helpen, maar je mag ze ook allemaal loslaten. We hoeven geen sterke verhalen te vertellen over opstanding. Je mag je toevertrouwen aan wat je verstand te boven gaat. Aan: vrees niet, ga maar, je gaat niet alleen. Een tweeling dobbert in het vruchtwater. Ze komen met elkaar te spreken over de vraag: zou er leven zijn na de geboorte? De een weet zeker van niet. Na de geboorte is er niets meer. De ander twijfelt, er moet toch iets zijn. Met de geboorte kan het laatste woord over het leven toch niet gezegd zijn? Is dit alles, is er geen wereld buiten dit? De eerste wiegt zacht het hoofd. Nee, hier moeten we het mee doen. Kijk om je heen, het is het hier toch goed. De navelstreng geeft ons toch elke dag te eten? Pluk de dag! Nummer twee schudt zijn hoofd. Geloof je dan ook niet in moeder, vraagt hij. De ene schudt het hoofd, terwijl de ander verder gaat en zegt: ik hoor iets ruisen, ver weg, ik heb het gevoel dat er beweging is buiten onze wereld. Ik heb zelfs laatst horen zingen. De ene vindt het allemaal maar bijgeloof en wentelt zich nog eens tevreden om zijn as. Houd toch op, er is alleen maar dit leven en daarbuiten is er niets. Je voelt alleen je eigen schommelingen, je hoort alleen je eigen gedachten. Als hij dat gezegd heeft, komt de bevalling op gang. En zijn er handen die het nieuwe leven met liefde ontvangen. Amen J.G. de Bruijn
6