Verslag van de vergadering van de statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid gehouden op 7 september 2005 van 14.00 tot 19.15 uur in de Blauwe Zaal (139) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: mw. A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks, voorzitter), mw. I.L. Voogd (PvdA), mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. J.W. Kok (PvdA), mw. C.A. de Lange (PvdA), mw. J.F.W. Boon-Themmen (VVD), dhr. J.G. Abbes (CDA), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. T. Deinum-Bakker (D66), dhr. H. Hemmes (SP), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Niet aanwezig: mw. L.K. Smit (PvdA), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), dhr. Van der Werff (medewerker Ambulancezorg Groningen), dhr. Froentjens (directie Ambulancezorg Groningen), dhr. Dijkstra (Provinciale Archiefinspectie), dhr. Bunskoeke (Provinciale Archiefinspectie), dhr. Faasse (SMN, inspreker), dhr. M.C.Postma (Verslagbureau Groningen). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering. Zij maakt melding van afwezigheid met kennisgeving van mw. Hoekzema-Buist (die deelneemt aan een excursie van de commissie Landschap, Water en Milieu) en van mw. Smit, die wegens ziekte verstek moet laten gaan. Haar hebben geluiden bereikt dat veel commissieleden in de laatste maanden het agendaspoor enigszins bijster zijn geraakt, omdat steeds weer zaken veranderden. Zij kan echter met een gerust hart constateren dat in vergelijking met de vorige agenda al een grote verbetering is opgetreden. Zij gaat ervan uit dat de brief van RTV-Noord met de mededeling de agendaleden heeft bereikt. Dit heeft per e-mail plaatsgevonden vanwege de combinatie met de uitnodiging van de directeur voor een presentatie en een rondleiding, maar ook omdat GS daar ook nog een eigen reactie op wilden geven, zodat dit in een keer besproken zou kunnen worden. Voor dat werkbezoek zijn twee alternatieve data geprikt: maandag 10 oktober van 14.00 - 17.00 uur of dinsdag 11 oktober van 9.30 - 12.00 uur. Zij polst vervolgens bij de commissieleden welke datum de voorkeur geniet. Geconcludeerd wordt dat alleen dhr. Kok op dinsdag 11 oktober niet zou kunnen deelnemen, terwijl voor de maandagdatum veel meer commissieleden verstek zouden moeten laten gaan. Het werkbezoek wordt aldus gezet op dinsdag 11 oktober van 9.30 - 12.00 uur. Voorts stond een werkbezoek gepland – georganiseerd door het CMO – met betrekking tot het gebiedsgericht werken. Dit stond in de agenda voor 19 oktober, maar het bezoek op die datum kan geen doorgang vinden omdat dan commissievergaderingen gepland staan. Dit werkbezoek is verzet naar 16 november, het bezoek zal de hele dag in beslag nemen. Verschillende gebieden zullen op deze dag namelijk bezocht gaan worden.
1
Mw. Mansveld (PvdA) leest in haar agenda dat op deze datum een bijeenkomst van de noordelijke Staten staat gepland. Dhr. Broekhuizen (secretaris) geeft aan dat deze datum verzet is, waar de commissieleden nog over bericht zullen worden. De voorzitter herinnert de commissieleden eraan dat op de vorige vergadering een bezoek aan de opening van de Theaterwerkplaats in het Prinsentheater op 21 oktober ter sprake is gekomen. Dit bezoek vindt doorgang, het bezoek begint om 20.00 uur en de afdeling Cultuur wil de leden van de commissie daar graag een introductie op geven. Het voorstel is om vanaf 18.00 uur bij elkaar te komen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) informeert de voorzitter het tijdstip van 18.00 uur niet te kunnen waarmaken, maar dat hij zich zeker later bij het gezelschap zal voegen. De voorzitter constateert dat meerdere commissieleden moeite hebben met deze datum, maar gezien de opening is toch besloten dit bezoek doorgang te laten vinden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) proeft uit de geluiden dat meerdere collega’s verhinderd zullen zijn. De datum van 20.00 uur kan niet worden verzet, maar zou het niet raadzaam zijn om de informatieverstrekking van 18.00 uur voorafgaand of na een commissievergadering te laten plaatsvinden? De voorzitter herinnert de commissieleden vervolgens aan de werkbespreking met het Museumhuis, naar aanleiding van de afronding van het Museum Inventarisatie Project – MUSIP - (professionaliseringsproject museumregistratie). Daar is een datum voor beschikbaar en wel op woensdag 23 november van 14.00 – 16.30 uur. Hier zal over worden bericht, waarna men zal worden verzocht zich op te geven bij de secretaris. De conceptagenda voor de algemene ledenvergadering van het IPO op 27 september – tijdens het IPO-congres – is beschikbaar. Op de agenda staat als bespreekstuk de vaststelling van de personele samenstelling en de taakopdracht van de rapporteursgroep Jeugdbeleid. De bijlagen bij die agenda zijn nog niet beschikbaar, maar de conceptagenda wel en deze staan op de agenda van de commissie Bestuur & Financiën van de volgende week. Als er opmerkingen zijn vanuit deze commissie dan wenst de voorzitter dat deze worden ingebracht via de woordvoerder van de betreffende fractie in de commissie Bestuur & Financiën. De voorzitter informeert de commissieleden dat zij aanwezig is geweest bij een eerste bespreking van de rapporteursgroep en dat de taakomschrijving voor die rapporteursgroep Jeugdbeleid van het IPO klaar is en voorgelegd zal worden aan de algemene ledenvergadering. In de komende dagen zullend de commissieleden daar kennis van kunnen nemen en eventueel een reactie op geven, via de eigen woordvoerder in Bestuur & Financiën of via de voorzitter zelf. Voorts staat op 21 september een werkbezoek gepland aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Daarvoor hebben zich tot nu toe slechts zeven deelnemers gemeld, zij verzoekt de overige commissieleden zich ook aan te melden. Het programma van dit werkbezoek wordt vervolgens rondgedeeld. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) meldt zich bij deze af.
2
De voorzitter heeft gelezen dat mw. De Winter op deze datum bij de organisatie Oikocredit in Winsum verplichtingen heeft. Zij meldt de commissieleden dat door het IPO een debatscan zal worden georganiseerd. Hiervoor zullen bij verschillende Provinciale Staten – commissievergaderingen van statenleden – observaties worden doorgevoerd. Dat gebeurt aan de hand van een viertal observatiecategorieën. Een team van het IPO zal de commissievergadering van 30 november gaan bijwonen om deze scan uit te voeren. Deze scan vindt plaats aan de hand van de volgende observatiecategorieën: 1. Debat algemeen – met name het duale karakter, focus van de debatten, aard van de bijdrage, gebruik van spreektijd en het aantal woordvoerders, 2. Debatvaardigheden – wijze van presenteren, taalgebruik, retorische middelen interruptiegedrag, argumentatietechnieken, gebruik van eerste en tweede termijn, 3. Organisatie van het debat – de aanpak van de voorzitter, gehanteerde spelregels en een eventueel vernieuwende aanpak, en 4. Mediagerichtheid, waaronder nieuwswaardigheden, citeerbaarheid en referenties naar de media. Het team van het IPO wenst eventueel direct na de vergadering de commissieleden over bovenstaande punten een spiegel voor te houden. Zij polst de commissie of hier direct na die vergadering behoefte aan zou bestaan. Dat blijkt het geval te zijn en zo zal op 30 november geschieden. Ten slotte liggen bij de secretaris twee brieven ter inzage: ten eerste een brief van de Monumentenwacht ‘Aanbieding Eindbalans Kwaliteitsimpuls’ en een informatiebrochure over het Kunststation C in Winsum. Voor agendapunt 11 is dhr. Froentjes van de Ambulancezorg aanwezig voor het beantwoorden van eventuele vragen of het geven van toelichting. 2.
Regeling van werkzaamheden - voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Voorstellen vreemd aan de orde van de dag hebben de voorzitter niet bereikt - vaststellen van de agenda De voorzitter stelt voor om het cultuurgedeelte van de begroting te agenderen vlak na agendapunt 10, zodat na afhandeling gedeputeerde Gerritsen de vergadering kan verlaten. Voorts constateert zij dat de brief van RTV-Noord is doorgeschoven naar de oktobervergadering. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of er een dringende reden was dat RTV-Noord niet op deze commissievergadering vertegenwoordigd kon worden. Dit plan van aanpak ligt toch al een aantal maanden voor? De voorzitter verduidelijkt dat men vanuit RTV-Noord allereerst een toelichting wilde geven, een gesprek wilde hebben en de commissieleden wenste rond te leiden. Voorts is het plan van aanpak pas gisteren in GS geweest en de voorzitter wilde graag eerst een reactie van GS vernemen. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De voorzitter geeft aan dat dhr. Faasse zich heeft aangemeld om in te spreken, Zij stelt voor om dat te doen plaatsvinden, voorafgaande aan agendapunt 14.
3
4.
Vaststelling verslag Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid van 8 juni en 13 juli 2005.
De voorzitter vraagt of er commissieleden zijn die op het verslag van 8 juni redactioneel dan wel inhoudelijk nog opmerkingen of kanttekeningen wensen te plaatsen. Dat blijkt niet het geval te zijn. Het verslag is hierbij met dank aan de notulist vastgesteld. Mw Deinum-Bakker (D66) wenst wel een opmerking te maken over het verslag van 13 juni. Op bladzijde 9 leest zij: “Mw. Deinum spreekt de wens uit …”. Dit ziet ze liever veranderd is: “Mw. Deinum heeft de wens …”. Verderop in de zin leest zij liever “…hééft mw. Lambrechts benaderd, zodat ook meer druk op het dossier komt.” Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) heeft gesmuld van een verschrijving op bladzijde 39: “Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft te kennen dat de GroenLinks-fractie recentelijk is benaderd door de GGz met de vraag om met hen na te denken over een plan dat zij hebben rond uitbreiding van de provincie via scholen.” Het woord provincie moet natuurlijk worden veranderd in preventie. Mw Mansveld (PvdA) heeft een opmerking over hetzelfde agendapunt met betrekking tot de GGz-Groningen. Hier staat geen conclusie in het rapport. Mag worden aangenomen dat deze brief gewoon bij het circuit van subsidieaanvragen ligt en daar weer wordt opgepakt? De voorzitter beaamt dit; hier zal op worden teruggekomen. Mw Mulder (gedeputeerde) leest op bladzijde 45 over RIBAUF-gelden*, dat moet Rebound-gelden zijn. Namens de verslaglegger: Voorts moet op bladzijde 14 de afkorting BEZ* veranderd worden in BJZ (Bureau Jeugdzorg). De voorzitter constateert dat het verslag met bovenstaande wijzigingen is vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
De voorzitter verduidelijkt dat de toezeggingenlijst van 13 juli wordt besproken, daarin worden alle toezeggingen van 8 juni meegenomen. Toezegging 1 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat de Mediawet is aanvaard, daar is men nu mee doende. Toezegging 2 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) constateert dat deze toezegging op de agenda staat en mag vervallen.
4
Toezegging 3 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vergadering van de lijst kan.
stelt
dat
deze
toezegging
op
de
volgende
Toezegging 4 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat dit in het kader van de Cultuurnota in de planning zit en een vervolg zal krijgen. Toezegging 5 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat hiervoor hetzelfde geldt als bij toezegging 4. Deze komt snel, want de notitie is gereed en zal binnenkort naar de commissieleden worden toegestuurd. Toezegging 6 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat hiervoor hetzelfde geldt als bij toezegging 4. Toezegging 7 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat hiervoor hetzelfde geldt als bij toezegging 4. Toezegging 13 a Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat dit idee meegenomen zal worden in de plannen die voort gaan vloeien uit de initiatieven die provinciaal genomen gaan worden op het punt van onderwijs, arbeidsmarkt en het overleg met het kabinet. In dit kader zal daar dan meer over verteld kunnen worden. GS zien niet direct aanleiding om een apart stimuleringsfonds te maken, maar eerder om dit te verwerken in maatregelen die sowieso in noordelijk verband op stapel stonden. Hierover staat op 14 september een overleg gepland met het kabinet, waar dit onderwerp nadrukkelijk aan de orde zal komen. Toezegging 16 Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) meent dat dit in de voorliggende brief staat gerapporteerd, deze kan van de lijst. Toezegging 10 De voorzitter constateert dat de commissieleden de cijfers hebben gekregen in het rapport. Deze toezegging kan van de lijst. Toezegging 11 De voorzitter ziet dat ook hier de cijfers zijn aangeleverd, deze toezegging kan dus van de lijst. Toezegging 12 Hiervoor geldt hetzelfde als voor toezegging 11. Toezegging 15 Mw. Mulder (gedeputeerde) informeert de commissieleden dat dit op de eerstvolgende vergadering het geval zal zijn. Toezegging 17 Mw. Mulder (gedeputeerde) heeft dit niet terug kunnen vinden in de Handelingen. Dit punt is wel in de commissie aan de orde geweest, namelijk dat als COA’s gingen
5
sluiten onderwijstrajecten gewaarborgd zouden moeten worden. Zij heeft ambtelijk contact laten opnemen met de gemeente Groningen – het ging met name om het AZC Martinihof –, daar is de mededeling gedaan dat men zoveel mogelijk heeft gekeken naar de trajecten, maar dat verschuivingen in het land dusdanig waren dat elders kinderen weer eerder zouden moeten beginnen. Ten aanzien van de verhuisproblematiek heeft de gemeente gesteld zich daar niet mee te bemoeien, omdat dit een zaak van COA en ministerie is. De voorzitter concludeert dat deze toezegging van de lijst kan. Toezegging 18 De voorzitter concludeert dat deze toezegging op de agenda staat en geschrapt kan worden. Toezegging 19 De voorzitter ziet dat deze toezegging ook van de lijst kan, maar wel een staartje krijgt door de schriftelijke vragen van dhr. Hilverts. Mw. Mulder (gedeputeerde) kan wel aangeven dat deze brief afgelopen dinsdag in GS is geweest en eraan zit te komen. Toezegging 20 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat de middelen er zijn – ook voor 2005 – en dat ook mogelijkheden worden gezien voor 2006. Dat laat onverlet dat de provincie met Drenthe moet gaan analyseren hoe het is gesteld met de telefoontjes, hoe de verhoudingen en verdeelsleutels moeten zijn en of men zich niet landelijk moet aansluiten bij de kindertelefoon van de andere provincies. De voorzitter concludeert dat de tweede helft van de toezegging eraf kan en dat de eerste helft moet blijven staan. Toezegging 21 De voorzitter weet te melden dat deze toezegging heeft plaatsgevonden. Toezegging 22 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat men in de vakantie wel heeft geprobeerd om de inspecteur telefonisch te benaderen – de kinderen in met name het vertrekcentrum in Ter Apel vielen onder de Nederlandse Onderwijswet en zouden daarom goed onderwijs moeten krijgen – maar het contact is nog niet gelegd. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) weet zich te herinneren dat de gedeputeerde op de vorige vergadering al had aangegeven dat het in de vakantietijd moeilijk zou worden, daar heeft hij alle begrip voor. De voorzitter concludeert dat deze toezegging blijft staan. Toezegging 23 Mw. Mulder (gedeputeerde) informeert dat op 29 augustus is gesproken met het CMO. Het CMO ligt op schema van de planning, maar het voorstel van GS is om in de komende tussenrapportage het tijdpad ook mee te geven. Toezegging 24 Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit gesprek nog moet plaatsvinden.
6
Toezegging 25 Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat deze brief wel de deur uit is gegaan, maar dat nog in overleg getreden zal worden met de Base Groep met betrekking tot de bonus, maar ook richting toekomst, hoe moet worden gehandeld met de cijfers die aangeleverd moeten worden. Toezegging 26 Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat deze toezegging ook nog moet komen. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Mw. Mulder (gedeputeerde) brengt de commissieleden in herinnering dat ze een brief hebben ontvangen - namens GS, maar eigenlijk van de CdK - met betrekking tot de ontwikkelingen bij het Vertrekcentrum Ter Apel. De CdK is degene geweest die tijdens de vakantie de contacten heeft onderhouden, de gedeputeerde wenst de commissie echter toch op de hoogte te stellen van de laatste ontwikkelingen. Van de brief is een afschrift gegaan naar minister Verdonk, daar is nog geen reactie op gekomen en op 10 augustus hebben de CdK, dhr. Broertjes en dhr. Van Tilborg de verbeterpunten ten aanzien van het spoorboekje besproken met mw. Vis, de directrice van het project terugkeer. Dat spoorboekje – cruciaal bij het buitenschuldcriterium (wanneer is dat nu wel het geval en wanneer niet) – is nog niet verschenen en moet nog komen., Omtrent de stand van zaken in Tolbert hebben de commissieleden ook een brief ontvangen. De inspectie heeft gevraagd een onderzoek te leveren binnen Bureau Jeugdzorg en dat vraagt iets meer tijd. Ook dat heeft weer te maken met de vakantie en de bereikbaarheid van mensen. GS willen dat dit onderzoek zorgvuldig gaat plaatsvinden en men verwacht dat het nog anderhalve week zal duren voordat met de inspectie om de tafel gezeten kan worden, want dan zal het rapport besproken worden en zal de inspectie GS op de hoogte brengen van de conclusies. Dat zal tijdig naar buiten worden gebracht en daarvan zullen de commissieleden op de hoogte worden gebracht. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) heeft een korte mededeling over Noordenlicht. Afgelopen zaterdag is de expositieruimte/galerie/nieuwe kantoorruimte van Noorderlicht geopend. Twee jaar geleden was het financieel al rond, maar het is nu werkelijkheid geworden. Hij nodigt de commissieleden uit om op het A-Kerkhof 47 eens een kijkje te gaan nemen. Tegenover de galerie is de expositie geopend en mocht er vanuit de commissieleden – ondanks de overvolle agenda van werkbezoeken – belangstelling bestaan deze te bewonderen, dan wil de gedeputeerde dat met alle plezier organiseren. Voorts informeert dhr. Gerritsen de commissie over de ontwikkelingen rond de nieuwe adviesstructuur. In de Cultuurnota kwam naar voren dat men graag tot een interdisciplinaire structuur wilde komen, die ook wat actiever in kon spelen op ontwikkelingen in het veld. Op dit moment beoordelen de GAC en de PABK de zaken. De provincie wil liever naar een interdisciplinaire structuur toewerken en bestuderen of men ook actief vragen vanuit het veld kan oppakken en ontwikkelen. Van de PABK en de GAC zijn adviezen gekomen, daar heeft het College de commissie een brief over gestuurd en daar is in deze commissie over gesproken. De conclusie was dat het niet te ver op afstand moest komen te staan, maar dat gepoogd moest worden hier samen met de Stad uit te komen en landelijk geld binnen te halen voor het fonds voor de amateurkunst en de podiumkunsten. Dat heeft geleid tot allerlei
7
overleg met de stad, want de Stad heeft in de Cultuurnota ook allerlei voornemens: Groningse Nieuwe, talentontwikkeling en dat soort doelen. Inhoudelijk is men er nu uit, het kan een soort van kunstraad worden waar ook wat meer gezaghebbende personen aan deel zouden kunnen nemen. Men zou tot een stroomlijning van de procedure kunnen komen, sommige zaken duren veel te lang. Een verkorte procedure zou ook mogelijk zijn. Een interdisciplinaire werkwijze, zodat iets ontwikkeld kan worden waarbij zaken niet alleen behoeven te worden afgewezen, maar dat men ook iets kan inbouwen en dat daar meer mee gebeurt. Voorts is de uitvoering van de doelen die in de Cultuurnota staan van belang. Tevens is discussie gevoerd hoe omgegaan moet worden met de politieke verantwoordelijkheid. Het standpunt van GS is dat het cultuur- en overheidsmiddelen zijn en dat men wel heel graag wil toetsen wat gebeurt en verifiëren of zich dat goed verhoudt met de doelstellingen. De Stad heeft daar minder behoefte aan en wil dat graag na een jaar toetsen op programmaniveau. Dhr. Gerritsen is van mening dar men daar wel uit zal komen. Qua juridische structuur wordt gedacht aan een stichting. Dhr. Gerritsen geeft toe dat men daar als College eerst wat huiverig voor was, omdat dat in een bepaald geval kon betekenen dat dit erg op afstand kwam te staan. Hij denkt echter dat dit binnen een kader van afspraken – toetsen op programmaniveau, waarbij kaders worden aangegeven en per opdracht wordt getoetst hoe dit zich verhoudt – zo’n stichting in principe geen bezwaar behoeft te zijn. Het wordt een stichting omdat de Stad dat wenselijk acht, de Stad brengt tweemaal zoveel middelen in als de provincie. De Stad wil het graag wat meer mandateren en dat kan alleen aan een juridische structuur. Bovendien is het zo dat als landelijk een bijdrage komt van het fonds voor de amateurkunst en de podiumkunsten – die zijn zeer belangstellend, met name in de inhoudelijke ontwikkeling, dat daar een actieve invulling aan wordt gegeven – zo’n fonds dan geen geld kan overmaken aan de provincie, maar wel aan een stichting. Dit lijkt GS een alleszins aanvaardbare oplossing. De Stad, het fonds voor de amateurkunst en de podiumkunsten en de provincie hebben binnenkort opnieuw overleg om langs deze lijnen tot een voorstel te komen en nog steeds is de beoogde invoeringsdatum 1 januari. De gedeputeerde schetst als zodanig op dit moment de stand van zaken. De voorzitter neemt aan dat als de besprekingen zijn afgerond de commissieleden daarover een voorstel te zien krijgen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat een voorstel in de maak is – vrijwel gereed. Als men daar helemaal uit is dan zal de commissie een voorstel voorgelegd krijgen, die dan bestudeerd kan worden. 7.
Rondvraag
Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat de ChristenUnie-fractie kennis heeft genomen van het initiatief van de gemeente Groningen om organisaties bij elkaar te brengen om de kwestie rond de ‘loverboys’ aan te pakken. Het is een goed initiatief dat de gemeente Groningen dit oppakt, maar de ChristenUnie-fractie is van mening dat tevens bestudeerd moet worden of dit provinciaal opgepakt kan worden. Het is namelijk niet alleen een zaak die in de stad Groningen speelt, maar ook in de provincie. Zoals de provincie de zaken rond Huiselijk Geweld en Kindermishandeling heeft opgepakt, zou deze ook in deze kwestie een positieve rol kunnen spelen. Dhr. Hilverts verneemt graag de mening van het College over zijn voorstel.
8
Dhr. Zanen (PvhN) wenst aan te sluiten bij het thema kunst en het belang dat de provincie daaraan hecht. Hij maakt zich zorgen over twee zaken rond bestaande kunstwerken die wellicht bedreigd worden en waar naar zijn idee de provincie zou moeten ingrijpen. De eerste kwestie betreft de trap aan de Oostzijde van de Grote Markt. Hier prijkt al decennia een kunstwerk van de bekende kunstenaar Jan van der Zee. Het gaat om de monumentale trap waar men vanaf de Grote Markt tegenaan kijkt. Met het verschuiven van de Oostwand zou deze trap wel eens in het gedrang kunnen komen. Dat is al wel gesignaleerd, maar dhr. Zanen heeft nog nergens gezien dat men daadwerkelijk probeert dit kunstwerk voor dreigende verdwijning te behoeden. Zijn tweede kunstzinnige zorgpunt hangt in tweevoud binnen de muren van het Provinciehuis zelf. In de ontvangstruimte op de eerste verdieping en op de tweede verdieping verlevendigen wandschilderingen de muren die respectievelijk zijn gemaakt door Henri de Wolf en Jo van Dijk. Eerstgenoemde kunstenaar behoorde in de jaren 1960 en 1970 tot een groep interessante jonge kunstenaars in de Stad en was in die periode heel actief. De voorzitter verduidelijkt dat dit onderwerp aan de orde is geweest bij de verbouwingsplannen. Daar is door GS toegezegd dat hier zorgvuldig mee zal worden omgegaan en dat ze een nieuwe plek zullen krijgen. Dhr. Zanen (PvhN) wilde dit alleen nog maar een keer bevestigd horen. De kunstwerken zijn het meer dan waard om de nodige bescherming te krijgen. Dhr. Kok (PvdA) vindt het spijtig dat juist vandaag – nu de agenda zo overvol is – gesproken moet worden over een trap. Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan gewoon een vraag te stellen. Het is niet alleen een kwestie van de gemeente, maar het betreft hier wel het plein van de provinciale hoofdstad en deze kwestie moet niet gebagatelliseerd worden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) weet dat die trap een heel bijzonder kunstwerk is. Dat deze ‘Jan van der Zee’ van deze locatie moet verdwijnen en een herbestemming moet krijgen is duidelijk, maar daarover zal informatie worden ingewonnen. Dhr. Kok gaf echter ook al aan, dat dit wel een verantwoordelijkheid betreft van de Stad. Deze kwestie zal echter uitgezocht worden en het resultaat zal bij het verslag worden opgenomen. Voorts zal met betrekking tot de muurschilderingen in het Provinciehuis ook navraag worden gedaan. Mw. Mulder (gedeputeerde) informeert de commissieleden - met betrekking tot de ‘loverboys’ - dat de provincie in een samenwerkingsverband zit tegen seksueel geweld. Dit is gezamenlijk met de GGD, welke hier voorrekker is. Voorts weet zij dat dit onderwerp daar aan de orde is geweest, zij moet er echter wel verder induiken om te bestuderen wat de provincie hier precies aan doet en hoe dit zich verhoudt tot het initiatief van de Stad. Hier zal zeker op terug worden gekomen, in elk geval hoe de participatie van de provincie in deze is. Voorts zal ze informeren of dit een nieuw project is, of dat dit het GGD-project betreft. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vult aan – circa 15 minuten later tijdens de beantwoording van de ingekomen brieven – dat heden contact is geweest met de gemeente Groningen over het kunstwerk van Jan van der Zee aan de Grote Markt.
9
Dat is een aandachtspunt en hem is verzekerd dat nadrukkelijk is besloten het in elk geval te behouden en ergens te herplaatsen. Dhr. Zanen (PvhN) dankt de gedeputeerde voor deze snelle informatie. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
a.
Brief van GS van 9 juni 2005, nr. 2005-11.726/23/A.11, CW betreffende activiteiten en stand van zaken uitvoeringsprogramma 2005 Onderwijsbeleid Handig Zelfstandig 2005-2008.
Mw. Mansveld (PvdA) leest op bladzijde 3 bij de planning dat dat het op dit moment niet gemakkelijk is om daadwerkelijk Veel projecten lopen door in de tijd. De PvdA-fractie wenst vestigen dat juist bij ’Handig Zelfstandig’ – dat zo transparant men de resultaten voortschrijdend wil zien.
deze duidelijk maakt resultaten te tonen. er de nadruk op te en inzichtelijk lijkt –
Dhr. Abbes (CDA) sluit zich aan bij de opmerking van mw. Mansveld, hij wenst alleen nog wel een korte reactie van de gedeputeerde over een regel in de tekst. Daar is sprake van veel jongeren die zonder startkwalificatie niet in beeld zijn en begeleid worden naar herplaatsing in het onderwijs. Voorst ontbreekt voldoende capaciteit voor leerplicht en RMC-trajectbegeleiding. Hij herinnert zich dat dit bij bespreking van het vorige punt ook al aan de orde was. Kan de gedeputeerde kort aangegeven wat gebeurt met dit vrij cruciale punt? Mw. Deinum-Bakker (D66) vraagt of de Equal-gelden die op 1 juli 2005 eventueel af zouden moeten komen er gekomen zijn? Toen de voordracht er was hebben de gedeputeerden – van zowel economische zaken als van welzijn – gesteld dat ze elke maand overleg zouden hebben, omdat veel overlap zat in de projecten. Zij is benieuwd naar het resultaat van deze gesprekken. Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat Handig Zelfstandig een aantal projecten bevat – met name daar waar het gaat om het Waddenmodel of een gelijkend model dat in alle gebieden nu toegepast moet worden – waar harde resultaten over aangeleverd moeten kunnen worden. Mw. Mulder geeft aan dat deze regelmatig zullen worden geleverd bij tussenevaluaties. In juli beleefde GS spannende uren met de Equal-aanvraag, want GS zouden uitsluitsel krijgen of men deze projecten toegekend zouden krijgen. Men had meer tijd nodig en nieuwe mensen op die Equal-aanvragen gezet om te bestuderen of het wel klopte. Dat betekent dat bij het CMO series lijsten binnenkwamen met herhaalde vragen die in een eerste fase al waren beantwoord. Vanmorgen is de gedeputeerde ter ore gekomen dat in elk geval een project (PRO-Rec) is toegewezen. Hier zijn weer aanvullende vragen gekomen en zij spreekt de wens uit dat de rest nu ook niet lang meer op zich zal laten wachten. Dhr. Abbes vroeg naar de inventarisatie van de jongeren zonder startkwalificaties en hoe het mogelijk was dat er onvoldoende capaciteit voor leerplicht en RMC-trajectbegeleiding is. De gedeputeerde verduidelijkt dat daar bij gemeenten op is ingezet en die zetten nu meer in op leerplicht. Ook het OM gaat leerplicht weer harder aanpakken, want deze zaak moet sluitend gemaakt worden. Als ouders hun kinderen niet naar school sturen - of die gewoon niet naar school gaan - dan moet daar in elk geval een leerplichtambtenaar op worden afgestuurd.
10
Daarna moet echter eventueel ook een vervolgstap gezet kunnen worden. Die aantallen zijn niet zo aan te leveren, maar worden wel bestudeerd. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of mw. Mulder van mening is dat hier wel genoeg voortgang in zit om dit te realiseren? Mw. Mulder (gedeputeerde) beaamt dit. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vult aan – in antwoord op de vraag van mw. Deinum – dat eens per maand overleg wordt gevoerd met alle betrokken ambtenaren. Dat leidt ertoe dat men elkaar heel goed informeert en dat ambtenaren ook goed samenwerken op de verschillende projecten, want er zitten vaak verschillende aspecten aan onderwijs én arbeidsmarkt. Hier wordt samen gebrainstormd over het noordelijk overleg dat op dit punt is gestart, maar ook bijvoorbeeld voorbereidingen voor een overleg met kabinet en dergelijke. Bestuurlijk wordt op deze wijze een lijn vastgelegd die beide taakvelden omvat en dat werkt door in dit soort rapportages en in de rapportage over het arbeidsmarktbeleid die op stapel staat. b.
Brief van GS van 16 juni nr. voortgangsrapportage kunstproject getiteld Woordenstroom.
2005-06.062d/24/A15, CW, Vaarweg Lemmer-Delfzijl,
Mw. Deinum-Bakker (D66) stelt uitermate verrast te zijn geweest toen ze de voorkant onder ogen kreeg. Is hier wel iets voor opgenomen in het POP, want reclamemasten mogen toch maar 7 meter hoog zijn, of is daar voor kunst misschien een uitzondering gemaakt? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is erg gecharmeerd van de vraag van mw. Deinum met betrekking tot de RO- en POP-doelstellingen. Hij neemt aan dat alles in orde is, maar dat zal worden uitgezocht. c.
Brief van GS van 20 juni 2005, nr. 2005-10.300/23/A.28, CW, (bijlage), betreffende afschrift beantwoording brief de heer mr. Duursma om inzicht in de toepassing van de nieuwe regeling kunstsubsidies.
d.
Brief van GS van 7 juli 2005, nr. 2005-12.986/27/A.17, CW, (bijlage), betreffende subsidieverzoek Wonen, Welzijn en Zorg.
Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie uiterst verheugd is over het feit dat in het kader van de WMO een samenwerking bestaat tussen 24 gemeenten en dat het de intentie is dat de ervaringen van het voorloopproject* van de Stad gedeeld kunnen worden met die 24 gemeenten. De PvdA-fractie geeft wel aan het te betreuren dat de Stad zich niet heeft aangesloten bij het convenant voor wat betreft de WMO, maar als enige heeft gesteld daar niet hun handtekening onder te willen zetten. Mw. Mulder (gedeputeerde) gaat in op de opmerking van mw. Mansveld waarin ze aangaf het te betreuren dat de stad Groningen niet mee participeerde. Zij participeren – omdat ze al eerder waren begonnen met een project Wonen, Welzijn en Zorg – wél met een lijn richting project, zodat in elk geval de methodiek die zij ontwikkeld hebben en de kennis die zij nu hebben kunnen opdoen met hun eigen
11
project ten dienste komt van het project met de andere gemeenten. Daar loopt dus een vaste lijn tussen de gemeente en dit project van de gemeenten in de provincie. e.
Brief van GS van 18 juli 2005, nr.2005-14.901, CW betreffende de vaststellling subsidie 2004 Openluchtmuseum Het Hoogeland.
Dhr. Kok (PvdA) complimenteert de samenstellers allereerst voor de uitgebreide financiële analyse, maar de zorg is daar niet minder door geworden. Dit betreft een advies van 18 juli en inmiddels is men al bijna weer twee maanden verder. De PvdAfractie was benieuwd naar de stand van zaken en naar de voortgang als het gaat om de provinciale besluitvorming met betrekking tot de ID/WiW-banen. Op de laatste statenvergadering is er provinciebreed voor gepleit om zich provinciaal met name voor dit soort ID/WiW-banen in te zetten. De statenleden konden zich toen voorstellen dat de hoogste prioriteit wat dat betreft ging liggen bij bijvoorbeeld het Openluchtmuseum. Mw. Boon-Themmen (VVD) sluit zich aan bij de opmerking van dhr. Kok, maar vraagt zich daarbij nog wel af of toeristische budgetten op een of andere manier soelaas zouden kunnen bieden. Dhr. Abbes (CDA) geeft te kennen ook heel erg geschrokken te zijn na lezing van deze brief. Bij de voorbereiding van de Cultuurnota had hij niet in de peiling dat het dusdanig slecht gesteld zou zijn met de financiën. Bij lezing van het stuk wordt de bal gespeeld naar de gemeente Eemsmond. Geconstateerd wordt dat de gemeente Eemsmond het in de nieuwe Welzijnsnota op de nullijn heeft geplaatst en voorts wordt vastgesteld dat de provincie voornemens is om de subsidie in elk geval niet te vergroten. Nu maakt het niet uit wat voor beleid van de provincie daar verder op staat, maar het lijkt erop dat dit uitloopt op een patstelling. Die gemeentelijke welzijnsnota is ook vastgesteld en de provincie heeft ook zijn positie bepaald. De CDA-fractie had daarom het idee dat deze brief wel erg summier was als informatieverstrekking. Loopt het museum nu werkelijk gevaar, dan moet dit punt de volgende keer op de agenda worden geplaatst. Wat speelt bij de gemeente, wat wil de provincie precies? Het is een zorgelijke toestand, vindt dhr. Abbes. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat GS zich ook grote zorgen maken over het Openluchtmuseum het Hoogeland. Dat hier steeds meer – diepere – aandacht voor is, vloeit voort uit de systematiek professionalisering subsidierelaties. De ID/WiW-problematiek speelt daarin een grote rol. Daarvan hebben GS toegezegd met een notitie te komen richting Staten hoe dat speelt in de verschillende musea en hoe gemeenten daarmee omgaan. Het beeld is dat daar per gemeente verschillende oplossingen mogelijk zijn en dat daar - binnen de beschikbare mogelijkheden verschillend mee omgegaan kan worden. Voorts hebben GS overleg gehad met de gemeente Eemsmond, het museum is in die gemeente gevestigd en hun subsidie staat niet in verhouding tot de provinciale subsidie. Daar wordt een indringend gesprek over gevoerd, waar ook reactie op zal komen. De commissieleden zullen hier zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd als daar helderheid over is. Alles moet erop gericht zijn om een oplossing te vinden, maar hier ligt wel degelijk ook een gemeentelijke verantwoordelijkheid, aldus de gedeputeerde. Dit dossier heeft de volle aandacht en men zit er bovenop om daar oplossingen voor te zoeken. GS denken niet meteen aan toeristische budgetten, het museum heeft een toeristisch belang, maar dat geldt voor meer musea. In eerste instantie worden de gesprekken gevoerd met de gemeente.
12
De voorzitter vult aan dat het voorstel van dhr. Abbes was om dit punt voor de volgende vergadering op de agenda te plaatsen. Zij polst of hij dit nog steeds wenselijk acht. Dhr. Abbes (CDA) dankt de gedeputeerde voor zijn antwoord, maar de vraag blijft overeind staan dat hier een probleem wordt geconstateerd. Loopt dit nu uit op een faillissement? Die indruk krijgt dhr. Abbes namelijk wel als hij deze brief leest. De gemeente moet ja of nee zeggen en heeft bij zijn weten al nee gezegd, omdat ze de Welzijnsnota hebben vastgesteld. Volgens hem is de situatie redelijk acuut. Daarom lijkt het wenselijk deze brief voor de volgende vergadering te agenderen, zodat geventileerd kan worden wat over en weer de argumenten zijn geweest - van Eemsmond en de provincie - en wat er nu precies speelt. Dhr. Kok (PvdA) lijkt dit een prima voorstel, maar dan wel met een geactualiseerde weergave van de stand van zaken. De voorzitter constateert dat de commissieleden dit voorstel dragen, de agendering wordt vastgelegd. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft in reactie op dhr. Kok aan niet te weten wanneer het hernieuwde overleg plaatsvindt met de gemeente. Daar zullen GS binnenkort informatie over krijgen; of dan tijd genoeg is om de commissie daarover te informeren kan hij niet met zekerheid stellen. De gedeputeerde kan zich in elk geval wel voorstellen dat de volgende keer in de commissie mondeling informatie kan worden ingebracht over de stand van zaken. Dhr. Kok (PvdA) meende begrepen te hebben dat in oktober in elk geval een overleg zou plaatsvinden met de gedeputeerde. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) moet toch een voorbehoud maken of een geactualiseerde schriftelijk versie kan worden voorgelegd, of dat dit mondeling moet plaatsvinden. f.
Brief van de Commissaris van de Koningin, de heer J.G.M. Alders van 14 juli 2005, nr. 2005-1314, kabinet, betreffende ontwikkelingen rond het Vertrekcentrum Ter Apel.
g.
Brief van GS van 13 juni 2005, nr. 2005-07265/23/A.13, CW, betreffende Subsidies regeling cofinanciering zorg infrastructuur 2005.
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) leest dat nogal wat geld blijft liggen voor die cofinanciering. De CDA-fractie wens te vernemen wat daar de oorzaak van is. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat als men nauwkeurig kijkt er acht projecten zijn ingediend, waarvan zes kansrijk zijn. Het grootste deel is kansrijk. Vaak is dat een vooraankondiging of zaak waarvan men zegt dat die nog scherp moet worden neergezet en waarvan een aantal zaken in de aanvraag misschien nog ontbreekt – dat komt dan echter in een vervolgaanvraag aan de orde en heeft grote kans. De provincie heeft nu geld over en wenst meer bekendheid aan de regeling te geven. Men wenst meer naar buiten te treden via advertenties en heeft de intentie een extra ronde inlassen. Zo hoopt de provincie dat meer gebruik gemaakt gaat worden van dit fonds.
13
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) vraagt of de opmerking van mw. Mulder – dat er meer gebruik van gemaakt gaat worden – betekent dat hier nu eigenlijk niet zoveel behoefte aan is? Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat er vaak wel initiatieven zijn, maar voordat men toe is aan een complete aanvraag blijkt het een heel traject te zijn. Zij spreekt de verwachting uit dat de komende periode meer aanvragen zullen komen. Mocht dat onverhoopt in de toekomst niet het geval blijken te zijn, dan zal snel worden ingegrepen om voor dat doel toch geld beschikbaar te stellen. Zo weet zij bijvoorbeeld dat ‘kleinschalig wonen voor dementie’ achterloopt en op provinciaal niveau wordt geprobeerd die ontwikkeling op te pakken. h.
Brief van GS van 23 juni, nr. 2005-12712/25/A13, CW betreffende evaluatie bibliotheekvernieuwing 2001-2004.
Mw. Deinum-Bakker (D66) constateert bij het inhoudelijk verslag en de eindrapportage een verschil bij de clusters in Noord. In het ene geval is er sprake van dat deze er al op 1 januari 2006 zullen komen en bij de andere is dit pas het geval op 1 januari 2007. Zij wenst te vernemen wat hier de juiste datum is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat de twee clusters in Noord in 2007 komen en dat ze allebei een vooronderzoek hebben afgerond. i.
Brief van GS van 23 juni 2005, nr. 2005-05311/25/A.12, CW betreffende productverslag van het Discriminatie Meldpunt Groningen 2004.
Dhr. Abbes (CDA) meent te mogen constateren dat de belangstelling van de gemeenten minimaal is. De CDA-fractie vraagt zich af of de VGG daar nog een rol in kan spelen. Mw. Mulder (gedeputeerde) verduidelijkt dat met betrekking tot het antidiscriminatiebureau een paar gemeenten hebben gereageerd. Veel gemeenten hebben nog niet gereageerd en de gedeputeerde is erg benieuwd wat daar de reden van zou zijn. Voorts is het een goede suggestie als dit nogmaals bij de VGG aan de orde wordt gesteld. j.
Brief van GS van 14 juli 2005, nr. 2005-13.378/28/A.14, CW betreffende subsidieverzoeken bijdrageregeling voor investeringen in multifunctionele gebouwen 2005.
Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dit een prettig, helder en inzichtelijk stuk te vinden dat goed inzicht geeft in de ontwikkeling. Blijkbaar is er ook veel behoefte aan dit budget. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) sluit zich aan bij de opmerking van dhr. Zanen, wenst alleen wel daaraan toe te voegen dat sommige instanties zich ook druk maken om de strengere regelgeving die dwingt tot renovatie. De noodkreet dat dit wel in stand moet worden gehouden en niet de doodsteek mag zijn van multifunctionele gebouwen is van hun kant luid en duidelijk. Zij wenst te vernemen of daar voldoende aandacht voor is.
14
Mw Deinum-Bakker (D66) was blij verrast dat nu aandacht werd besteed aan duurzaamheid. Voorts vindt D66 het belangrijk dat er onderzoek komt naar de subsidie en of die mogelijk is bij ondersteuning voor planvorming. Dat is iets waar de D66-fractie al meerdere keren op heeft aangedrongen, er staat nu dat daaraan gewerkt wordt en zij vraagt wanneer dat eventueel klaar zou kunnen zijn. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat wel een aandachtspunt moet zijn dat heel vaak subsidieverzoeken komen rondom het opknappen van de gebouwen, omdat dit aan andere eisen moet voldoen. Daar is die regeling niet voor, daar is men in het Provinciehuis heel duidelijk over en dat wil men ook handhaven. De provincie wil echter wel proberen om juist dán te kijken op dat moment bij een initiatief of dat verbreed kan worden en of de functie die het eigenlijk ook zou moeten hebben bij een multifunctioneel centrum los te treken is bij het desbetreffende dorpshuis of centrum dat moet worden opgeknapt. Voorts is met name bij de ontwikkeling van die multiculturele centra geld nodig. In elk geval kan dat binnen het gebiedsgericht werken worden opgepakt door het CMO en die doen dat ook. Waar vragen zijn, is dat in het verleden ook wel opgepakt, maar probeert men nu ook een lijn te trekken richting de bestaande regeling in steen. k.
Brief van GS van 22 juli 2005, nr. 2005-14.963/29, CW betreffende inzet traumahelikopter UMCG.
Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) leest dat het UMCG nog in gesprek is met de minister over een alternatief. Zij is benieuwd hoe hier de stand van zaken is. Mw. Mulder (gedeputeerde) informeert de commissie dat het UMCG in deze kwestie nog in overleg is met het ministerie van VWS. l.
Brief van GS van 12 augustus 2005, nr. 2005-16.814, CW betreffende Informatie over gezinsdrama Tolbert.
m.
Afschriften van brieven van GS aan o.a. de Raad van het Kabinet, de Tweede Kamer, het IPO en de VNG van 8 augustus 2005, nr. 200514073, CW betreffende motie SP (d.d. 29 juni 2005) m.b.t. ontwikkelingen rond de Voedselbank.
n.
Brief van GS van augustus 2005, nr. 2005-13.525/26, CW betreffende Gebiedsprogramma's en uitvoeringsprogramma speerpunten 20052008.
15
Bespreekstukken 9.
Brief van GS van 16 juni 2005, nr. 2005-10558/24/A.16, ABJ, betreffende aanbieding Jaarverslag Archiefinspectie en de brief van GS van 7 juli 2005, nr. 2004-25.899/27/A.39, DIM betreffende Reactie aan PS omtrent 'verslag van de provinciale archiefinspecteurs in Drenthe, Fryslân en Groningen'. (bij ingekomen stukken commissie B&F).
Mw. De Lange (PvdA) stelt dat de PvdA-fractie ingenomen is met de uitgevoerde werkzaamheden van de inspectie. De sterk groeiende aandacht voor het gebruik van historische informatie uit archieven vergt een verbetering in de beheerstructuur van deze archieven. Zij leest op bladzijde 10 dat de archieven in de periode 2002 en 2003 heel erg hun best hebben gedaan om zich te verbeteren, maar dat nog veel moet gebeuren. Mw. De Lange is zeer te spreken over de aanbevelingen en reacties uit paragraaf 4.4.1 hieromtrent, maar ze heeft nog wel een aantal vragen. Hoewel de indruk over de gemeente Winschoten goed is, betreurt de PvdAfractie het wel dat geen reactie van deze gemeente is ontvangen. Kan deze miscommunicatie nog worden verbeterd door alsnog een reactie toegestuurd te krijgen, dan wel door een reactie-evaluatie te krijgen over 2005? De reactie van de gemeente Pekela op bladzijde 20 doet mw. De Lange vermoeden dat deze niet van plan is zelf een publieksgericht archiefbeleid te gaan voeren, terwijl de inspectie dat wel als belangrijk opvat. Wat gaat de gedeputeerde hieraan doen? Van de gemeente Menterwolde is ook geen antwoord gekomen, kan daar een reden voor worden gegeven? Met betrekking tot Stadskanaal vraagt mw. De Lange zich af waarom de inspectie dit niet af heeft kunnen krijgen. Zou dat misschien nog voor 2006, dus voor de evaluatie van 2005, worden ingezien? Tot slot heeft de directeur van het Regionaal Historisch Centrum de Groninger Archieven wederom geen diploma Archivistiek. Ondanks het feit dat dit niet indruist tegen de Archiefwet, betreurt zij het wel. Waarom is wederom iemand gekozen zonder de vereiste papieren? Mw. Boon-Themmen (VVD) vindt het altijd heel interessant om het Jaarverslag van de archiefinspectie te lezen. Meestal groeit – al lezende – de bezorgdheid, maar gelukkig had mw. Boon ditmaal ook een aansluitend schrijven van de provincie in haar bezit, waarin veel knelpunten al enigszins bleken te zijn opgelost. Zorgpunten blijven altijd en zij is van mening dat het goed is als men met de neus op de feiten wordt gedrukt. Zij dankt daarvoor de schrijvers van het verslag. Dhr. Abbes (CDA) geeft aan met belangstelling het Jaarverslag te hebben gelezen. Het is aardig dat ter gelegenheid van het afscheid van dhr. Den Teuling ook een terugblik is geschreven, dat geeft een aardige meerwaarde aan het Jaarverslag. Toch valt dhr. Abbes nog wel over een paar punten die mis zijn gegaan. Ten eerste over de kwestie rond de regiopolitie, waar al eerder aan is gerefereerd. Op bladzijde 20 valt te lezen dat de regiopolitie wel op de kritiek heeft geageerd, maar op dit moment is het nog zo dat selectie en vernietiging van bescheiden – ontstaan na 1994 – helemaal niet of zelfs illegaal plaatsvinden! Als dhr. Abbes dit leest in samenhang met uitgerekend de regiopolitie dan is dit wel een bijzonder saillante combinatie. Hij vraagt zich af of het antwoord van de regiopolitie wel toereikend is. Of moet de provincie hier maar eens ferme taal spreken dat het daar op orde moet worden gemaakt?
16
De vier knelpunten die in de brief staan vermeld, zijn vorig jaar ook al deels aan bod geweest. Hij wenst nogmaals te pleiten voor knelpunt nummer 1: een actief publieksbeleid van gemeenten. Toevallig vernam dhr. Abbes vorige week opnieuw dat een zeer waardevol particulier archief – ditmaal in Spijk - voor een habbekrats verspreid is over het hele land. Dit betrof niet zomaar een amateur-archief, maar een archief met stukken uit de 17e, 18e en zelfs ettelijke stukken uit de 15e en 14e eeuw, gerelateerd aan de provincie! Hier loopt men aan tegen onvoldoende bekendheid. Er zijn toch ook mogelijkheden om dergelijke stukken in het archief van een gemeente te deponeren? Misschien is dat niet de eerst aangewezen plaats om bepaalde archivalia op te slaan, maar dhr. Abbes denkt dat de provincie daar ook wel een bepaalde plicht heeft. Het is dan in elk geval onder beheer van de overheid – al wordt het eerst door particulieren bij gemeenten gedeponeerd –, dan kan alsnog door professionals worden bestudeerd waar bepaalde stukken beter een plek kunnen vinden. Hij vraagt zich af of het publieksbeleid niet een zaak op gemeenteniveau zou moeten zijn, welke met kracht moet worden aangezwengeld. Als geboren en getogen Oost-Groninger weet dhr. Abbes dat bij verschillende particulieren archivalia zwerven die absoluut niet weg moeten raken. Het probleem ligt vaak besloten in de onbekendheid: er is een verzamelaar, een groot liefhebber en deze komt te overlijden. Daarna wordt de familie geconfronteerd met ettelijke kasten en dozen vol met archivalia en weten de nabestaanden niet wat men daarmee aanmoet. Voordat men er erg in heeft gaat dan de eerste de beste slimme opkoper er voor een schijntje met de buit vandoor. Dat is precies wat enkele weken geleden in Spijk helaas ook heeft plaatsgevonden. Zou de provincie daar niet een rol in kunnen spelen? Zou niet per gemeente een folder kunnen worden rondgedeeld waarin de mensen hierop worden geattendeerd of dat de inwoners van de provincie in huis-aan-huisbladen hierop worden gewezen? Men kan hier gerust spreken van ‘nalatenschappen’, want er is geen stichting of die heeft in de folders ook staan dat men ook legaten kan nalaten aan de stichting. Waarom zou men mensen niet kunnen attenderen op het algemeen belang als er belangrijke zaken in de familie zijn, waar geen belangstelling voor is? De digitalisering schrijdt voort en dat zal uiteindelijk wel goed komen, constateert dhr. Abbes. Dhr. Abbes is zich er terdege van bewust dat men in een tijd leeft waarin plaatselijke lokale families steeds meer gaan verdwijnen. Boerenfamilies zaten vroeger eeuwenlang op dezelfde boerderij en in de dezelfde streek en dan bleven de archieven ook in de streek, maar dat verandert nu in heel rap tempo. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat de ChristenUnie-fractie zich aansluit bij de lovende woorden van mw. De Lange, maar een aantal vragen zijn onbeantwoord gebleven. In de brief van het College wordt melding gemaakt van een demente overheid, op bladzijde 5 wordt gewag gemaakt van de vernietiging van archieven van organisaties die zijn gelieerd aan provincies - de voormalige bestuursscholen. Toen dhr. Hilverts dit las dook hij zijn archieven in en pakte het Jaarverslag van 2003 erbij. Op bladzijde 9 van dat Jaarverslag staat in iets andere bewoordingen hetzelfde over deze bestuursscholen. Gaat het College in elk Jaarverslag melden dat het archief van de bestuursscholen illegaal is vernietigd? Voorts leest dhr. Hilverts dat gemeenten meer aandacht moeten geven aan het veilig stellen van waardevolle lokale archieven. Begrijpt hij het goed dat het College zich gaat inzetten om bij de minister van Binnenlandse Zaken en van die van Koninkrijksrelaties meer geld los te krijgen, zodat de gemeenten deze taak kunnen uitvoeren? Dhr Hilverts is verheugd dat de CDA-statenfractie deze mening deelt en zich ook bij hun kabinet er sterk voor gaan maken dat hier meer geld voor wordt vrijgemaakt, zij vinden het blijkbaar ook belangrijk dat archieven van gemeenten,
17
van boeren en van gemeentelijke instellingen bewaard moeten blijven. Er moeten wel middelen voor zijn om dat te bewerkstelligen, de gemeenten zijn op dit moment in het Gemeentefonds echter alleen maar gekort. In het verslag wordt op bladzijde 6 gesteld dat bij organen van gemeenschappelijke regelingen te weinig voortgang is te bespeuren. Gemeenschappelijke regelingen behoeven de goedkeuring van GS. Als zo’n regeling ter goedkeuring, wijziging of opheffing aan het College wordt aangeboden, dan kan de archiefinspecteur en archiefinspectie toch maatregelen nemen met betrekking tot archieven van die gemeenschappelijke regeling? Op bladzijde 6 stelt het College dat een grote organisatie vrijwel altijd aanzienlijk goedkoper is. Moet de ChristenUnie-fractie hieruit afleiden dat het College binnenkort met voorstellen komt met betrekking tot gemeentelijke herindeling? De voorzitter (namens GroenLinks) sluit zich aan bij het gloedvolle betoog van het CDA en is ook heel benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde en de uitleg van de beide gasten. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat het College de opvatting van de commissie deelt dat goed en positief werk wordt verricht. Door dat werk komen vele zaken boven tafel die anders onopgemerkt waren gebleven en dat heeft ook een hele duidelijk preventieve taak. Door die extra aandacht en daar goed naar te kijken wordt meestal op een goede manier gereageerd en worden maatregelen genomen om erger te voorkomen. Af en toe gaat het fout en de kwestie rond de bestuursschool is daar hét voorbeeld van. Dhr. Den Teuling heeft in de inleiding nog aan een aantal zaken gememoreerd, maar dit was een van de meest schokkende zaken die hij in zijn carrière heeft meegemaakt, vandaar dat het nogmaals werd aangehaald. De regiopolitie – waar de aandacht ontoereikend was – zal nu adequate maatregelen treffen. Dat is zo’n voorbeeld waarvan men kan hopen er nog net tijdig bij te zijn geweest, zodat erger voorkomen kon worden. Veel zaken staan op de rails, de digitalisering kwam ter sprake, maar ook het publieksgerichte beleid. Dhr. Gerritsen is het eens met de commissie dat dit enorm belangrijk is. Achter in het Jaarverslag staat vermeld hoeveel bezoekers en bezoeken gebracht zijn. Dat zijn misschien geen imponerende aantallen, maar wel zodanig dat geconcludeerd mag worden dat er veel belangstelling voor is en een toename valt waar te nemen. Dit moet op een goede manier worden voortgezet. Dhr. Gerritsen deelt het belang dat de CDA-fractie – gesteund door GroenLinks en de ChristenUnie, maar mogelijk ook door anderen – eraan hecht, dat veel gedaan moet worden om lokale, particuliere archieven te behouden. De beschikbare middelen zijn hier soms een struikelblok, maar dhr. Abbes gaf al aan dat nu een archief voor een habbekrats van de hand is gedaan. Als men daar tijdig bij was geweest, was het mogelijk op een goede manier beschikbaar gekomen voor de gemeente. Particulieren moeten echter wel weten dat: a. Daar mogelijkheden voor zijn en b. Dat daar ook iets mee gedaan wordt en het beschikbaar stellen gegarandeerd is. Vandaar dat dit bij een gemeente in goede handen zou zijn, aldus de gedeputeerde. Het College is hier groot voorstander van publieksgericht beleid. In de Cultuurnota is gesteld dat de provincie wil vragen of de Groninger Archieven daarin kunnen assisteren, maar wel op zodanige manier dat de verantwoordelijkheid bij de gemeente blijft en die het initiatief daartoe neemt. Dat is wettelijk namelijk een verplichting. Af en toe kan een gemeente echter wel een steuntje in de rug gebruiken bij die aanpak. Dat men in grotere gemeenten met nieuwere voorzieningen beter uit de voeten kan, behoeft geen verbazing te wekken. De commissieleden zijn echter ook
18
bekend met de houding van het College over gemeentelijke herindeling en het College is absoluut niet van plan om op dat punt van die lijn af te wijken. De nieuwe directeur van de Groninger archieven is aangetrokken omdat deze op veel punten uitermate gekwalificeerd is, waardoor men heel tevreden mag zijn met deze keuze. Dat hij geen diploma Archivistiek heeft, behoeft geen probleem te zijn. Daarin wordt nu namelijk voorzien via een ‘hulpconstructie’ en de gedeputeerde gaat ervan uit dat dit goed is afgedekt. Het is van groot belang dat de Groninger Archieven goed gemanaged worden en dat ook juist weer die brede rol – in samenwerking met andere instanties en andere instellingen van Cultureel Erfgoed en daarbuiten – voldoende aandacht krijgt. Afsluitend heeft het College veel waardering voor het werk dat gebeurt, werk dat veel aandacht krijgt van het College en dat ook veel aandacht moet blijven krijgen. Dhr. Dijkstra (Archiefinspectie) verduidelijkt allereerst de reden van het verschijnen van de tweemansdelegatie. De Staten benoemen en ontslaan de archiefinspecteur, dat staat in de Archiefwet en is nog steeds zo. Door de dualisering zal dat waarschijnlijk gaan veranderen, maar dat is de komende tijd nog niet het geval. Binnenkort zal de commissie een voordracht krijgen tot benoeming van dhr. Bunskoeke als opvolger van dhr. Den Teuling. Vandaar dat eerstgenoemde zichzelf kort gaat presenteren aan de commissie, zodat de leden zich een beeld kunnen vormen van zijn persoon en zijn beoogde werkzaamheden. Sinds 1992 wordt in noordelijk archiefverband al heel nauw samengewerkt en in dat verband is de taakverdeling nu veranderd. Dhr. Bunskoeke gaat voor wat betreft de gemeenten de eindverantwoordelijkheid van de inspectie overnemen en dhr. Dijkstra gaat zelf de drie noordelijk provincies en de gemeenten in Friesland voor zijn rekening nemen. Dhr. Bunskoeke is mede benoemd omdat de archiefinspectie toezicht houdt op gemeenten, waterschappen en op de provincie zelf. Om de toch onafhankelijke positie te kunnen garanderen en de inspecteurs toch wat moeten kunnen zeggen naar de provincie, is het goed als de inspecteurs benoemd worden door de Staten. In reactie op mw. De Lange geeft dhr. Dijkstra aan dat in het volgende verslag – of misschien al eerder – de reactie van Winschoten zal worden opgenomen. Hij erkent dat men gewoonweg is vergeten dat te vragen. De gemeente Menterwolde zal gemaand worden. Bij de gemeente Pekela zou het goed zijn als daarmee in gesprek wordt gegaan hoe men zich dat voorstelt, maar dat past ook weer in het grotere perspectief van wat dhr. Abbes zegt. Wat betreft het diploma van de directeur is een hulpconstructie gevonden en heeft men niet helemaal de bevoegdheid om dat af te dwingen, in verband met de zelfstandigheid van archiefdiensten. Men zal echter zeker scherp op de antwoorden blijven letten. Met betrekking tot de reactie van de provincie – gekoppeld aan wat is gesteld over de regiopolitie – kan hij stellen dat deze er goed mee bezig is en goed antwoorden probeert te formuleren. Een zorgpunt is dat de grote problemen die bij de regiopolitie zijn geconstateerd – en die in het rapport ‘Dementerende overheid’ van de rijksarchiefinspectie ook heel duidelijk op rijksniveau zijn geconstateerd – is dat de papieren bestanden weliswaar nog vrij goed worden opgeborgen, maar digitale bestanden niet. Er is geen koppeling tussen papieren bestanden en digitale bestanden en er wordt ook niet goed gekeken wat nu eigenlijk de relevante archiefinformatie is die bewaard moet worden, waarop een besluit is genomen. Als dat niet goed wordt gekoppeld en daar geen goed dossier van wordt gevormd – hetzij digitaal, dan wel in papier –, dan is
19
later de vraag waarop besloten is en waar de bescheiden gevonden moeten worden. De toenemende digitalisering is daar debet aan, daar zal ook bij de provincie goed naar gekeken moeten worden, dat kan namelijk een behoorlijk probleem worden. Men heeft op een gegeven moment allerlei informatie, maar wat de archiefinformatie is waarover een besluit is genomen is dan niet meer te achterhalen. Dat is de ‘doodsteek’ voor het vertrouwen in het openbaar bestuur, stelt dhr. Dijkstra. Hij hoopt de volgende keer de commissie te kunnen informeren over hoe dit bij de provincie is gesteld. Bij de politie waren de zaken duidelijk niet op orde, dat kon zonder twijfel geconstateerd worden. Wat betreft het publieksbeleid is de afgelopen jaren op wettelijk gebied veel werk verzet: de wettelijke zaken bij gemeenten, depots op orde brengen, et cetera. Maar per gebied wordt een actieve archivaris gemist, die zichtbaar is, die er verstand van heeft en die zo’n man in Spijk zeker gekend zou hebben. Deze had de nabestaanden ervan kunnen overtuigen dit archief niet op de markt te brengen, maar dat ze het beter hadden kunnen onderbrengen bij de gemeente Delfzijl. Dhr. Dijkstra constateert een gat tussen de professionaliteit van de Groninger Archieven en de gemeenten, met name op bovenstaand punt. In de Cultuurnota wordt daar aandacht aan besteed – ook samen met de Groninger Archieven – en hij spreekt de wens uit dat er fondsen komen die de gemeenten kunnen helpen. Het zou wenselijk zijn dat uiteindelijk een deskundige archivaris per gebied functioneert die met name dit soort zaken op zich neemt: publieksbereik en het veilig stellen van archieven. Wat betreft de bestuursscholen – het punt dat dhr. Hilverts aansneed - stelt dhr. Dijkstra dat dhr. Den Teuling in zijn voorbeschouwing simpelweg een aantal saillante zaken uit het verleden had opgesomd. Hij is overigens verheugd dat het archief van dhr. Hilverts blijkbaar op orde is, want het Jaarverslag van 2003 wist hij blijkbaar terug te vinden! Een gemeenschappelijke regeling vraagt inderdaad de aandacht. Het toezicht van de provincie op deze gemeenschappelijke regeling gaat er wel af, maar men zal daar flink achteraan moeten zitten. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) wil voorstellen dat – zolang deze regeling nog wel geldt – als het College zo’n regeling krijgt ter goedkeuring of ter vaststelling, men daarbij een vaste regel heeft dat deze tevens wordt doorgestuurd naar de archiefinspectie. Dan kan deze besluiten wat er moet gebeuren met het archief. Dhr. Dijkstra (Archiefinspectie) kan zich hierin vinden. Hij stelt dat de aansporing van dhr. Abbes naar concretere daden misschien erin kan resulteren dat met de afdeling Cultuur wordt bestudeerd of niet meer initiatief kan komen vanuit de provincie. Dat zou dhr. Dijkstra erg dierbaar zijn. Dhr. Bunskoeke (Archiefinspectie) wenst te reageren op de opmerking met betrekking tot de middelen die beschikbaar zouden moeten zijn voor al die particuliere archieven, welke nu eventueel gemist worden. Het is natuurlijk zo dat daar middelen voor nodig zijn, want men moet iemand hebben die dat signaleert en die moet ook betaald worden. Op zich is het onderbrengen van dergelijke bestanden echter niet zo’n reuzenklus, want qua formaat is dit wel behapbaar. De gemeenten hebben die ruimte wettelijk gezien toch al nodig. Het gaat volgens dhr. Bunskoeke veel eerder om een verandering in attitude, dat mensen daarop gaan letten en alert zijn op het moment dat iemand iets kwijt moet of wil, zodat de bestanden verplaatst kunnen worden naar een veilige – nu al aanwezige – bewaarplaats bij de gemeenten. Opslaan behoeft geen kostbare zaak te worden, maar de intentie moet wel bestaan om het ook daadwerkelijk te willen en daar zal aan gewerkt moeten worden.
20
In tweede termijn Mw. Deinum-Bakker (D66) had nog een vraag naar aanleiding van wat dhr. Dijkstra stelde over dat eigenlijk een regionaal functionaris aanwezig zou moeten zijn. Zij weet echter dat in het gebied waar dit probleem speelde een streekarchivaris actief is, deze weet alle ins en outs van Spijk op archiefgebied en de mensen in Spijk kennen hem ook goed. Zo is er een presentatie geweest van de familie Wiersema, aan de hand waarvan die geschiedenis helemaal is gearchiveerd. Zou het dus wel werkzaam zijn om zo’n regionaal functionaris aan te stellen? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) denkt dat bij gemeentelijke archiefmedewerkers ook voldoende kennis aanwezig is om deze taak te vervullen. Er is alleen geen ruimte om dat werk er extra bij te doen, daar moeten middelen voor worden vrijgemaakt, zodat personeel kan worden ingezet om met die archieven aan de slag te gaan. Dhr. Abbes (CDA) vraagt aan de gedeputeerde of het mogelijk zou zijn om de komende tijd concreet iets op te zetten ten aanzien van die publieksgerichte functie en dat het niet bij een beleidsvoornemen blijft. Dat daadwerkelijk ideeën worden aangedragen en geformuleerd en die desnoods in de Staten komen, zodat er over een half jaar het etiket publieksgericht archiefbeleid in de provincie Groningen op kan worden geplakt. Mw. Deinum-Bakker (D66) is van mening dat het CDA in het kader van het dualisme maar met zo’n plan zou moeten komen. Dhr. Abbes (CDA) waarschuwt mw. Deinum dat ze wel eens zou kunnen schrikken van het voorstel waar hij dan mee zou komen. Dhr. Hemmes (SP) is nieuwsgierig naar het antwoord op de vraag van dhr. Hilverts. Hij bemerkt wel vaker bij het CDA dat deze een concrete vraag krijgt gesteld waarop vervolgens niet wordt geantwoord. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) hoorde de fractievoorzitter van dhr. Abbes in de Staten verklaren dat ze zulke goede contacten hebben met hun Kamerleden – dit naar aanleiding van de Zuiderzeelijn. Misschien zouden die contacten hier ook kunnen worden aangewend? Dhr. Abbes (CDA) vindt het niet wenselijk dat de discussie nu een andere kant opgaat. Wat dhr. Bunskoeke stelt, slaat de spijker precies op zijn kop. Het gaat niet zozeer om geld en grootschalige zaken, maar de attitude moet veranderen en dat moet plaatsvinden met behulp van een publieksgerichte campagne. Eerst kan toch wel bestudeerd worden of dat binnen bestaande middelen geregeld kan worden? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) heeft willen aangeven dat op het gemeentefonds de laatste jaren alleen maar is gekort. Nu geeft dhr. Abbes de gemeenten een extra taak, maar dan moeten daar wel extra middelen naast gezet worden. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraag aan dhr. Hilverts of vanuit de provincie uit de budgetten voor cultuur, cultureel erfgoed, et cetera geen geld afgezonderd zou kunnen worden voor een dergelijke publiekscampagne. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) is niet van mening dat de zaken die Den Haag laat liggen door de provincie moeten worden rechtgetrokken.
21
Mw. Boon-Themmen (VVD) heeft het over een publiekscampagne om de mensen daarop te attenderen. Dat zal echt niet direct storm lopen en dat zullen de gemeenten wel kunnen handelen, denkt ze. Dhr. Abbes (CDA) denkt helemaal niet aan grootschalige acties waar budgetten aan gekoppeld zijn. Volgens hem moet de oplossing eerder gezocht worden in plaatselijke regionale bladen, hier hebben gemeenten sowieso al een eigen pagina waar men de bijvoorbeeld de uitgaansagenda in publiceert. Men zou een protocol kunnen opzetten waarbij gemeenten geadviseerd gaat worden om zo’n vier keer per jaar in het gemeentekatern van een dergelijk huis-aan-huisblad de burgers te attenderen op de mogelijkheid om interessante zaken te deponeren op het gemeentearchief. Op dergelijke wijze behoeft helemaal geen sprake te zijn van grote budgetten. Mw. Deinum-Bakker (D66) weet dat zulke zaken allang gebeuren, zij denkt dat hij via zijn politieke partij bij die gemeenten een hele grote ingang heeft en dat hij moet proberen zo de zaken voor elkaar te krijgen. In de Eemsbode staat bijvoorbeeld altijd al een stukje van de streekarchivaris over een historisch feit. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gaat allereerst in op het publieksgerichte beleid. Daar zijn in de Cultuurnota al maatregelen op genomen, zodat regionale archieven daarmee aan de slag gaan op de manier zoals net beschreven. De verantwoordelijkheid blijft bij de gemeente, maar misschien is het wel goed om eens te kijken of men een verslag zou kunnen krijgen van hoe het verloop is geweest. Het zou goed zijn om concreet te bestuderen wat er gebeurt met de middelen die men heeft ingezet in de Cultuurnota om dat publieksgerichte beleid concreet vorm te geven. “De Provincie vraagt het Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven, met het oog op de ontsluiting van de Groninger archiefcollecties, projecten op te starten met gemeenten in de provincie Groningen en sectoren uit het erfgoedveld. Binnenkort zal het RHC met een voorstel richting Provincie komen. Inmiddels is door middel van digitalisering van archiefstukken al een flinke impuls gegeven om het publieksbereik te vergroten en te verbreden. Voorbeelden: het project Noordelijk Audio Visueel Archief (i.s.m. Friesland en Drenthe); het project Digitaal Oorkondenboek Groningen - Drenthe. Daarnaast is kort geleden een publicatie van het Drents Archief, in opdracht van de 3 noordelijke provincies, verschenen. Het gaat hierbij om een praktische handleiding primair bedoeld voor medewerkers van kleine en grote archiefdiensten, waarin een methode is ontwikkeld om de markt voor archieven te verbreden. De publicatie zal eind september worden aangeboden aan staatssecr. Medy van der Laan “. Tekst: afdeling Cultuur en Welzijn
Het andere punt is natuurlijk wel – wat dhr. Hilverts ook naar voren bracht – dat de verwerving van archieven soms geld gaan kosten. De ruimte voor opslag is in de regel aanwezig, maar aanschaf en zorg van de archieven kost wel geld en dat zou volgens de gedeputeerde vanuit de gemeentelijke middelen moeten komen. De voorzitter concludeert dat de commissie goed is geïnformeerd op dit punt en dat dit stuk op de C-lijst kan worden geplaatst voor de statenvergadering.
22
10.
Brief van 29 juni 205, nr. 2005-131110/26/A18, CW betreffende RTV Noord (jaarrekening 2004, financiële positie, waarderingscijfers, prestatie-indicatoren) en de brief van RTV-Noord d.d. 8 juli 2005, plan van Aanpak. Brief en bijlage zijn door RTV-Noord rechtstreeks verzonden.
Mw. Voogd (PvdA) constateert dat uit de Jaarrekening 2004 blijkt dat de zaken redelijk op orde zijn, het wachten is alleen nog op de rapportage van RTV-Noord hierover. De financiële positie zal vooral de volgende keer aan bod komen. De waarderingscijfers zijn ronduit goed te noemen. Over de prestatie-indicatoren moet nog een definitief rapport verschijnen, maar mw. Voogd heeft de indruk dat niet veel kan worden toegevoegd aan wat nu voorligt. Mw. Boon-Themmen (VVD) weet ook dat wat betreft de Jaarrekening nog een rapportage moet komen over het Plan van Aanpak van 2004 – hoe dat heeft uitgewerkt bij RTV-Noord. Zij vraagt of dit al binnen is, want het is nogal navenant dat een nieuw Plan van Aanpak moet worden besproken terwijl de rapportage over de uitwerking van het vorige plan nog niet binnen is! De financiële positie is zorgelijk, maar daar zal de komende tijd over van gedachten worden gewisseld. Zij las met interesse de opmerking van mw. Brakman van het commissariaat van de media, die stelde dat men eigenlijk de programmaraad een bredere functie zou kunnen geven en die raad – die elke provincie heeft – kunnen vragen met een rapportage te komen en de representativiteit en in hoeverre de programma’s voldoen aan hun doelstelling te laten onderzoeken. Zo’n programmaraad is aanwezig, het lijkt haar een hele goede gedachte om op die manier te kunnen voorzien in de behoefte aan die prestatie-indicatoren. Mw. Boon heeft begrepen dat de wetenschap zich inmiddels ook heeft gebogen over die prestatie-indicatoren. Onlangs las zij dat dhr. Jager had geopperd dat er misschien een visitatiecommissie zou moeten komen. Op zich zou het de voorkeur van mw. Boon hebben om de programmaraad die functie te geven. Zij vindt het moeilijk dat over het Plan van Aanpak nog geen oordeel mag worden geveld. Dit plan wordt de commissieleden toegezonden, maar men mag er nog geen mening over geven. Mw. Boon moet het echter al wel van het hart dat ze het in eerste instantie een tamelijk vaag verhaal vond, maar daar zal in oktober nog wel op worden teruggekomen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) had hier graag goed voorbereid gezeten, maar heeft het stuk niet gelezen. Ook hij verkeerde – net als mw. Deinum – in de veronderstelling dat het stuk van de agenda was gehaald. Dhr. Hemmes (SP) geeft aan dat de SP-fractie hier op de volgende vergadering op zal terugkomen, want het was niet duidelijk of dit punt nu van de agenda was gehaald of niet. Dhr. Zanen (PvhN) heeft de stukken in het pakket wel gelezen, dus kan wel reageren. In deze commissie is een paar keer discussie gevoerd over de vraag hoe men zich moet verhouden tot zo’n televisie- en radiozender en of daar bepaalde eisen aan gesteld mogen worden of dat men zich daar niet mee mag bemoeien. Hij las ook met interesse het verhaal van mw. Brakman van het commissariaat van de media die deze vraag bespreekbaar maakte. In eerste instantie stelt zij dat men zich daar principieel niet mee mag bemoeien, maar als ze vervolgens nuanceert komt ze met de opmerking het een goede rapportage te vinden – financieel-inhoudelijk –,
23
maar daarnaast een jaarlijks gesprek ook wenselijk te achten. Dhr. Zanen zou het toejuichen als deze commissie bijvoorbeeld samen met die programmaraad gaat discussiëren over de regionale televisie. Deze is namelijk voor de provincie heel belangrijk. Hij neemt aan dat de mensen die in zo’n programmaraad zitten ook graag kennis nemen van opvattingen die daarover bestaan, al zou het maar zijn om die zaken in de toekomst te verbeteren. Mw. Boon-Themmen (VVD) hoopt niet dat dhr. Zanen de journalistieke vrijheid wil gaan aantasten, daar wenst iedereen zich toch verre van te houden. Dhr. Zanen (PvhN) weet dat de programmaraad daar ook niet over gaat, want dat zijn de programmamakers. De programmaraad bestaat uit een aantal mensen die zich bezig houden met het inhoudelijke programma van zo’n omroep. Mw. Voogd (PvdA) vraagt wat dan het doel zou zijn om met elkaar te gaan praten. Dhr. Zanen (PvhN) doelt bijvoorbeeld op de hoeveelheid informatie, educatie en cultuur – qua percentage –, het is interessant hoe dat invulling krijgt en of daar gedachten en programma’s over zijn. Volgens dhr. Zanen kan daar heel zinnig over gediscussieerd worden, nog ver voordat de programma’s gemaakt worden. Bovendien zouden daar in de sfeer van gesponsorde programma’s als provincie ook nog zaken gevraagd kunnen worden... Mw. Boon-Themmen (VVD) constateert dat dhr. Zanen zich toch op een heel andere golflengte bevindt… Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat in een discussie met de programmaraad deze bijvoorbeeld prima zou kunnen aangeven ergens geen mogelijkheden voor te zien qua bezetting en personeel. Daar kan men dan wel degelijk met elkaar over discussiëren en tot interessante oplossingen kunnen komen. Hierdoor zou de omroep alleen nog maar aan kwaliteit toe kunnen nemen. Mw. Boon-Themmen (VVD) had het idee dat gewoon gekeken zou gaan worden naar de percentages: hoeveel wordt aan educatie besteed, hoeveel aan nieuwsverspreiding… Dhr. Zanen (PvhN) interrumpeert dat deze percentages in principe vastliggen. Mw. Boon-Themmen (VVD) …en dat daarover gerapporteerd wordt. Hoe die percentages ongeveer liggen en of dat voldoet aan de globale ideeën die over een provinciale omroep bestaan. Mw. Voogd (PvdA) duidt aan dat dit gewoon een landelijke regeling betreft. Mw. Boon-Themmen (VVD) geeft aan zich hiervan bewust te zijn, maar als men dat iets meer zou willen toespitsen op de provincie dan zou men de programmaraad inderdaad kunnen vragen om daar eens over te rapporteren, omdat zij als programmaraad toch ook een functie hebben op dat gebied. Zij is er totaal niet voor om inhoudelijk aan de programma’s te gaan sleutelen en op de stoel van de mediamensen te gaan zitten.
24
Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat ook überhaupt niet te willen, maar men mag toch wel zijn/haar oordeel geven over bepaalde programma’s, series of zaken die gebeuren? Dhr. Hemmes (SP) geeft dhr. Zanen mee dat dit juist nu juist de gang van zaken is in Den Haag op dit moment, waar mw. Van der Laan en het kabinet hebben besloten om zich te gaan bemoeien met wat op televisie nog uitgezonden mag gaan worden. Mw. Deinum-Bakker (D66) vraagt of mw. Boon stelt dat een programmaraad verantwoording moet gaan afleggen aan de Provinciale Staten. Mw. Boon-Themmen (VVD) is van mening dat de provincie best een rapportage zou mogen verwachten van wat is gebeurd, wat voor soort uitzendingen zijn geweest en dat daar een bepaald overzicht bij wordt verstrekt. Mw. Deinum-Bakker (D66) is van mening dat bij de benchmark alles staat vermeld. Mw. Boon-Themmen (VVD) beaamt dat. Zij vindt dat in zoverre een programmaraad – naar de provincie toe – zo’n rapportage zou kunnen verzorgen. De voorzitter proeft nog geen algemene instemming voor de ideeën van mw. Boon of dhr. Zanen bij de overige commissieleden. Zij gaat ervan uit dat deze discussie in de toekomst verder gevoerd zal gaan worden. Dhr. Zanen (PvhN) vindt dit ook de moeite waard om later verder over te debatteren. Juist met kennisneming van hoe dit landelijk gebeurt, moeten niet de fouten worden gemaakt die daar worden gemaakt. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) leest uit de brief van GS duidelijk dat prestatieindicatoren wettelijk eigenlijk niet kunnen. Daar moet dan verder ook geen tijd meer aan verspild worden. Wel kan de doelmatigheid van de subsidierelatie onder de loep worden gelegd. Om dat goed te kunnen meten zal het College aan kunnen geven wat nu het rendement van de subsidies is. De provincie kan geen prestatie-indicatoren toepassen, maar RTV-Noord kan wel verzocht worden om een bredere verantwoordelijkheid af te leggen. Dat zou ze kunnen doen door te verzoeken een visitatieplicht in te stellen en uitgebreidere kijk- en luistergegevens aan te leveren, maar ook te verzoeken een uitgebreider verslag van de programmaraad aan te laten leveren. Het CDA zou het College willen vragen om in IPO-verband RTV-Noord te verzoeken een landelijke visitatieplicht in te stellen voor de regionale omroepen. Ook voor RTVNoord lijkt haar dit heel belangrijk, want ook zij moeten waken voor hun kwaliteiten, kijken of ze kunnen aansluiten bij de werkelijkheid en bij wat de kijker en luisteraar graag wil. Mw. Voogd (PvdA) vraagt of mw. Van Kleef kan verduidelijken wie deze visitatie op zich zou moeten gaan nemen en hoe dit geregeld zou moeten worden. Mw Van Kleef-Schrör (CDA) stelt dat in IPO-verband gekeken zou kunnen worden hoe men voor de regionale omroepen een visitatieplicht kan instellen. Mw. Voogd (PvdA) begrijpt dat, maar wie zou moeten visiteren en wat moet er onderzocht worden?
25
Mw Van Kleef-Schrör (CDA) denkt dat daar via het IPO afspraken over gemaakt zouden kunnen worden, ook voor de landelijke omroepen bestaat een visitatieplicht. Dat model zou ook voor de regionale omroepen neergelegd kunnen worden. Mw. Boon-Themmen (VVD) wenst van mw. Van Kleef te vernemen of ze hier een landelijke visitatiecommissie voor ogen heeft, of eerder een per provincie. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) stelt dat dit landelijk geregeld zou kunnen worden voor alle provincies separaat. Als dat via het IPO plaatsvindt, dan heeft men het gelijk breed landelijk. Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dit landelijk regelen, maar betekent dat dan ook twaalf verschillende commissies? Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) stelt dat bestudeerd zou moeten worden door het IPO of dat per provincie zou moeten plaatsvinden. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of het CDA ook een voorkeur heeft in dezen. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) geeft aan dat de CDA-fractie graag eerst eens van het IPO zou willen vernemen wat daar de beste formule voor zou kunnen zijn. Mw. Boon-Themmen (VVD) vindt dat de mw. Van Kleef ook zelf bij het IPO zou kunnen aangeven wat mogelijk is. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) resumeert dat dit voor de CDA-fractie een van de mogelijkheden is om een betere verantwoording af te leggen richting de belastingbetaler. Het Plan van Aanpak blijft liggen tot de volgende vergadering, dus daar gaat ze verder niet op in. Mw. Deinum-Bakker (D66) was in de veronderstelling dat dit stuk van de agenda was gehaald, maar gezien het feit dat in haar papieren over dit onderwerp wel veel staat onderstreept, zal ze het wel gelezen moeten hebben. Het financiële gedeelte zal later in het jaar bij het Plan van Aanpak aan de orde komen. Zij begrijpt dat er een handleiding zal komen om te gebruiken voor de prestatie-indicatoren. Zij leest: “Het blijkt dat de vragen uit uw Staten landelijk spelen en in dat kader zijn de bovengenoemde partijen – IPO, ROOS en het commissariaat voor de media – voornemens met een handleiding te komen over dit vraagstuk.” Of betreft dit iets anders dan waar hier de discussie over gaat? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat dit een handleiding betreft van hoe men met elkaar om moet gaan, en niet voor de prestatie-indicatoren. Mw. Deinum-Bakker (D66) betwijfelt of dat wel echt nodig is, zij bemerkt dat ze het geduld een beetje begint te verliezen. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is van mening dat deze handleiding uiterst hard nodig is omdat de discussie steeds weer oplaait dat vanuit de provincie veel betaald wordt, maar dat het onduidelijk is in hoeverre iets bepaald mag worden. Mw Deinum-Bakker (D66) vindt dat een reële gedachtegang.
26
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is van mening dat dhr. Zanen heel duidelijk het spanningsveld op tafel legt dat veel geld naar de regionale omroepen gaat en dat niet bepaald kan worden wat daar gebeurt. Dat spanningsveld heet verantwoordingsplicht naar de belastingbetaler toe en hoe men daarmee om wenst te gaan. Nu wordt gezocht of daar mogelijkheden liggen binnen de prestatieindicatoren. Het antwoord vanuit het commissariaat van de media – dhr. Gerritsen heeft hierover van gedachten gewisseld met mw. Brakman, het speelde ook in andere provincies en de gedeputeerde heeft het uitgezet via het IPO – resulteerde onder andere in deze speech en dat zal nog verder worden uitgewerkt in een handleiding waarin de gedragsregels staan. Het verhaal is echter duidelijk, de provincie heeft een rol in het financiële toezicht, maar moet zich verre houden van de inhoud. Voordat men het weet zit men namelijk over journalistieke verantwoordelijkheid te praten en raakt het de programmering. Daar is uiterste terughoudendheid geboden en die lijn is glashelder. Voorts vindt de gedeputeerde het een goede zaak dat mw. Brakman vervolgens aangeeft wat dan wel kan: dat men het gesprek aan kan gaan over de inhoud zolang daar maar geen eisen aan worden verbonden en niet precies wordt geëist hoe iets eruit moet komen te zien. Zaken kunnen echter wel prima aangekaart worden. Het is goed als naar de aanbevelingen van mw. Brakman nog eens grondig wordt gekeken. De omroep behoudt echter eigen verantwoordelijkheid waarin zij stelt wat wel en niet is te doen en in welke vorm en daar blijven zij het beslissingsrecht over houden. De vraag blijft wel hoe hier een uitweg kan worden gevonden en daar komt mw. Brakman met een interessant voorstel: de visitatiecommissie. Daar wordt verantwoording afgelegd en maatschappelijk naar de materie gekeken en dus niet naar de opdrachtgever, want de opdrachtgever is een gespannen relatie waar men de journalistieke onafhankelijkheid héél hard nodig heeft. Mw. Brakman eindigt daar met een heel belangrijke zin waarin ze stelt dat het belang ligt bij de inwoners van de provincie, dat het belang van de inwoners goede en onafhankelijke journalistiek is en dat de omroepen dus helemaal onbevangen zaken moet kunnen aankaarten, vinden en programmeren – of de provincie dat nu leuk vindt of niet. Die visitatie is een interessant idee, maar de provincie is daar geen partij in. In de landelijke mediawet is dat een verplichting en zit het in de wet voorgeschreven, maar dat is bij de regionale media niet het geval. Daar moet dit een vrijwillige aangelegenheid zijn. Inmiddels heeft de gedeputeerde – mede uit de scriptie van dhr. Jager – begrepen dat de directeur van RTV-Noord hier positief tegenover staat en het van belang vindt om aan die maatschappelijke behoefte tegemoet te komen. In ROOS-verband zal worden nagegaan of men een landelijke visitatiecommissie zou willen, maar dan zou dat een eigen initiatief zijn die in volledige openbaarheid zou plaatsvinden. Dit kan vergeleken worden met de procedure van de Algemene Rekenkamer, die ook visitatie pleegt en daarover rapporteert in het openbaar en waar op gereageerd kan worden. Daar is in het openbaar een vraag- en antwoordspel tussen de regionale omroepen en die visitatiecommissie. Daar neemt de provincie vervolgens kennis van, waarop vervolgens vastgesteld kan worden dat deze signalen worden opgepakt. RTV-Noord of andere omroepen zouden – met argumenten omkleed – ook kunnen stellen hier niet aan mee te willen werken, maar men kan ook zaken oppakken en op die manier bestaat een mogelijkheid om aan de behoefte van het afleggen van verantwoording tegemoet te komen. De provincie neemt daar kennis van, maar daar kunnen geen eisen aan ontleend worden, zoals dhr. Jager in zijn scriptie ook aangeeft. In IPO-verband zal worden aangegeven dat deze ontwikkeling speelt, maar van het afdwingen en eisen dat bepaalde zaken moeten gebeuren, daar kan geen sprake van zijn. Het is volgens de gedeputeerde wel een goede mogelijkheid om daar een vorm voor te vinden om verantwoording af te leggen. In de handleiding die
27
wordt opgesteld, zal worden vermeld wat de spelregels zijn en hoe men met elkaar om dient te gaan. De gedeputeerde is verheugd dat dit aandacht gaat krijgen in een breder verband omdat het iedereen wat houvast geeft op dit erg belangrijke onderwerp. In tweede termijn Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) begrijpt dat nu voor een groot deel de beantwoording is gekomen waar hij een paar maanden geleden om heeft zitten strijden. Toen ging de discussie heel nadrukkelijk om de prestatie-indicatoren, en de gedeputeerde hield toen steeds vol daar niet aan te kunnen voldoen, maar dat staat nu zwart op wit. Hij dankt de gedeputeerde voor de uitvoerige uitleg, het is hem nu helemaal helder. De handleiding lijkt dhr. Van Zuijlen een prima ontwikkeling, want daar leefde ook nog heel wat onduidelijkheid. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of ze het goed heeft begrepen dat hier feitelijk twee zaken aan de orde zijn: aan de ene kant de rapportage van de programmaraad en anderzijds een visitatieproces? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat in het betoog van mw. Brakman sprake is van een visitatieproces en dat dhr. Jager spreekt van een landelijke visitatiecommissie. De huidige programmaraad is samengesteld op basis van representativiteit uit allerlei maatschappelijke geledingen en houdt toezicht op RTVNoord. Ook dat is iets wat buiten de provincie omgaat – de provincie moet wel op de representativiteit van die programmaraad toezien –, maar die raad vindt zaken, kan daar verslag van doen en dat kan ook in het openbaar. Ook daar geldt weer voor dat de provincie daar geen eisen over mag stellen met betrekking tot de programmering voor RTV-Noord. Men kan daar echter wel kennis van nemen, als zijnde een methode van verantwoording afleggen en beschouwen wat er gebeurt met het geld van de belastingbetaler. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) leest dat de programmaraad moet nagaan of de programma’s voldoen aan een doelstelling, et cetera. Doet deze raad dat ook of kan men daar ook een uitgebreider verslag van verwachten? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) moet het precieze antwoord schuldig blijven, maar de provincie wenst graag een verslag hoe zij daar tegenaan kijken en hoe zij wensen te werken. Want hoe zij wensen te werken, dat is ook weer aan hen... De voorzitter rond dit agendapunt af en verwijst het stuk naar de C-lijst. Op de volgende vergadering zal op de toekomstplannen uitgebreid teruggekomen worden. 15.
Programmabegroting 2006 (bijlage), voor wat betreft het punt cultuur. Hierbij kan worden betrokken worden de brief van GS van 19 mei 2005, nr. 2005-10.408/20/A.13, GMO betreffende Takenonderzoek provincie Groningen 2004/2005: presentatie aan Provinciale Staten.
Dhr. Kok (PvdA) heeft de oude Begroting van het vorige jaar erbij gepakt – toen is begonnen met de proef van de prestatie-indicatoren, van het meer willen sturen vanuit de Staten naar GS toe – en als hij die vergelijkt met de nieuwe, constateert
28
hij een hele verbetering. Bijna één op één valt de Cultuurnota terug te lezen en dat is verheugend. De effectbeschrijvingen zijn uitgebreid beschreven en terecht werd geconstateerd dat dit een heel lastig onderwerp is om dat te kwantificeren. Daar wordt dan ook weinig of geen werk meer van gemaakt. Dhr. Kok wenst er wel voor te pleiten om daar het volgende jaar een poging toe te doen, hij neemt aan dat daar ook mogelijkheden voor zijn. Ook de activiteiten en prioritering worden keurig beschreven, de prestatie-indicatoren van vorig jaar zijn deels gecorrigeerd en deels aangevuld. Daar zijn hele fraaie bij en als het gaat om cultuureducatie dan kan dhr. Kok alleen maar tevreden zijn, maar er zijn een drietal voorbeelden waar hij kort nog bij stil wenst te staan. Ten eerste betreft dit de creatieve netwerken, daar blijkt opeens nog maar een werkplaats verwezenlijkt te gaan worden, terwijl dat het vorige jaar nog vier à vijf betrof. Dat was heel verrassend. In het Verhaal van Groningen stonden vorig jaar nog twee tentoonstellingen in het Groninger Museum op de rol en dit jaar maar een. Vorig jaar zouden nog zes archeologische informatiepunten worden opgesteld, nu maar drie. Bij de dynamiek in de kunst in Stad en regio treft dhr. Kok weer dezelfde broedplaatsen en creatieve milieus van vorig jaar aan en ook drie grote projecten voor wat betreft de culturele planologie. Het is zo perfect neergezet, dat dhr. Kok het niet kan nalaten om zich af te vragen of de praktijk niet veel weerbarstiger is. De PvdA-fractie pleit ervoor de komende jaren wat meer beeld te krijgen hoe men met de Cultuurnota verder kan groeien, want de ambities zijn hoog neergezet. Komt men wel uit waar men wil komen? Mw. Deinum-Bakker (D66) stelt dat wat betreft de werkplaatsen het toch de provincie zélf is geweest die deze resterende plaatsen heeft afgeschaft? Dhr. Kok (PvdA) was van mening dat ze wel zouden terugkomen in de regio en dat daar een combinatie van zou worden gemaakt. Op papier lijkt het dus allemaal prachtig, maar verhalen uit het veld getuigen ervan dat de praktijk heel wat weerbarstiger is. Met Het Verhaal van Groningen blijkt het helemaal nog niet zo geweldig te gaan, daar wordt hard aan gewerkt, maar de ambities voor 2005 zullen wellicht niet helemaal gehaald worden. Zo is er nog een aantal zaken waarvan dhr. Kok zich afvraagt of het niet beter zou zijn om naar de toekomst toe een Begroting neer te leggen die dichter bij de werkelijkheid is gesitueerd. Mw. Boon-Themmen (VVD) begrijpt dhr. Kok niet helemaal. Die cijfers zijn toch aangepast, eerst gaat het zoveel werkplaatsen en nu zijn het er minder. Dat zou toch eigenlijk de weergave van die weerbarstigheid moeten zijn? Dhr. Kok (PvdA) hoort het graag als dat zo mocht zijn, maar hij krijgt de indruk dat dit niet het geval is. Hij krijgt daar onvoldoende grip op. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of dhr. Kok het gevoel heeft dat de ambitie minder is geworden. Dhr. Kok (PvdA) stelt dat dit misschien wel het geval zou kunnen zijn, maar dat hoort hij dan graag. Voorts is hij benieuwd hoe dat zich verhoudt tot de komende drie tot vier jaar, want de Cultuurnota staat voor een hele periode.
29
Mw. Boon-Themmen (VVD) had met name een vraag over de voordacht bij nieuw beleid 2006-2009. Daar staat dat in deze Begroting ook de reservering voor een provinciale bijdrage van 3,7 miljoen euro ten behoeve van de opwaardering van het gebied Oostzijde Grote Markt is opgenomen. Dat gaat dan om plannen die in culturele zin een bovenlokaal belang hebben. Zij zich vraagt af – afgezien of dat gaat gebeuren of niet –, hoe men tot deze bedragen is gekomen. Is daar overleg over geweest? Zij kan zich niet herinneren dat daar ooit in deze commissie over is gesproken. Hoe is de gedeputeerde hiertoe gekomen en is hier draagvlak voor? Dhr. Hemmes (SP) had vanochtend in een andere commissie ook al verklaard dat het er allemaal uiterst leesbaar uitzag en dat het allemaal vastgesteld beleid is dat voorligt. Ook dhr. Hemmes is zeer tevreden over de paragraaf cultuur en naar dhr. Kok toe stelt hij dat de afrekening pas na die tijd plaatsvindt, dus pas volgend jaar. Dhr. Zanen (PvhN) vond het een goed verhaal, al een paar jaar krijgt de relatie kunst en economie in deze commissie aandacht en dat begint nu vastere vormen aan te nemen. Hij had wel gehoopt dat dit ook tot uitdrukking zou zijn gekomen - tussen de discussie bij de Voorjaarsnota en nu - in meer nieuw beleid op dat terrein. In tegenstelling tot andere programma’s is dit louter een vastlegging van wat al langer als beleid gaande was. De Cultuurnota is daar… Mw. Deinum-Bakker (D66) interrumpeert en meent bij de Algemene Beschouwingen bij deze Voorjaarsnota – de voorganger van deze – dhr. Zanen niets te hebben horen inbrengen over nieuw beleid op het gebied van cultuur. Dhr. Zanen (PvhN) verduidelijkt dat de PvhN al een tijd bezig is om op dit vlak een onderzoek bij de wetenschapswinkel economie van de universiteit klaar te krijgen, waar een interessante relatie wordt aangetoond tussen cultuur en economie. Dat wil zeggen dat investeringen in kunst heel rechtstreeks ook aantoonbaar positief economisch effect hebben in regio’s. Mw. Deinum-Bakker (D66) geeft aan dat dit in de notitie Cultuur van D66 ook al stond omschreven. Het punt was echter dat vervroegde Algemene Beschouwingen werden gehouden, dat partijen daar hun punten neer konden leggen en bestuderen of daar draagvlak voor was, zodat het in de Begroting zou staan. Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat dit klopt en dat het daar nu ook om gaat. Hij mist dat element nu namelijk. Mw. Deinum-Bakker (D66) geeft aan dat wat D66 wilde is ingebracht met de Voorjaarsnota. Dhr. Zanen (PvhN) heeft nu het voorliggende voor ogen en vraagt zich af of niet wat meer ruimte zou moeten worden gecreëerd dan wat nu in de verschillende onderdelen staat, wat vooral gekoppeld is aan de Cultuurnota. Het punt media is net aan de orde geweest – daar heeft net een discussie over plaatsgevonden –, men zou zich kunnen voorstellen dat men daar als provincie in het kader van het gehele beleid ook zaken entameert. Die ruimte is nu niet aanwezig, maar moet misschien gevonden worden. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) neemt aan dat van de PvhN dus amendementen verwacht kunnen worden.
30
Dhr. Zanen (PvhN) stelt dat zoiets zeker tot de mogelijkheden behoort. Dhr. Abbes (CDA) refereert eraan dat in juni het aangename bericht kon worden gelezen dat GS een bezwaarschrift hadden gestuurd richting het ministerie van O,C & W tegen de verdeelsleutel van de monumentensubsidies. Dat levert de provincie 1,6 miljoen euro extra op voor monumentenzorg. Dat is prachtig, maar heeft het College ook al ideeën over een verdeelsleutel en in welke pot dit zal gaan? De provincie verdeelt en beheert die subsidies over de 25 Groninger gemeenten – minus de Stad, zover als dhr. Abbes bekend is –, maar daar zou hij wel eens een reactie op willen horen. Mw. Deinum-Bakker (D66) wenst de mening over het punt van de Oostwand en de bijdrage voor de provincie te reserveren voor de commissie Bestuur en Financiën. Dat laat wel onverlet dat ze benieuwd is naar het antwoord op de vraag van mw. Boon. De voorzitter (namens GroenLinks) wenst zich aan te sluiten bij mw. Boon wat betreft haar vraag over de Oostwand. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) is blij met alle positieve reacties. Het is de afgelopen jaren een worsteling geweest, maar het is mooi om te constateren dat die prestatieindicatoren nu echt transparant aan het worden zijn en ook nog eens behoorlijk leesbaar. Hij dankt daar vooral de medewerkers voor, die daar hard aan hebben gewerkt. Wat betreft de perfectie waar dhr. Kok over sprak, duidt de gedeputeerde aan dat dit stuk alleen maar wordt voorgelegd omdat men denkt dat dit haalbaar is. Dat de praktijk weerbarstiger is weet hij zelf ook wel, dus sommige punten gaan hier misschien toch enigszins anders lopen. Bij de verantwoording zal daar uitvoerig over bericht worden. Dit is echter de inzet die men haalbaar acht, die financieel onderbouwd kan worden en waarvoor men alles in het werk zal zetten om het te realiseren. Met betrekking tot de creatieve netwerken zijn zware discussies gevoerd in de commissie. De werkplaatsfunctie is binnen de regionale cultuurplannen vervallen, maar men heeft wel gesteld deze regionale cultuurplannen voort te zetten en daar een verdiepingsfunctie aan te koppelen voor de amateurkunst. Gesteld is wel dat er een centrale werkplaats komt in de Stad – hij refereert hier aan het werkbezoek dat staat gepland op de 21e oktober -, welke een bovenregionale functie heeft waar het gaat om theater en muziek. Het begint in elk geval met theater om de regionale cultuurplannen en de amateurkunst verder te ondersteunen. Daarnaast is sprake van een werkplaats in het kader van Paradox voor jongeren. In de Productenbegroting staat dat een tentoonstelling komt vanuit de collectie Groningen, maar de gedeputeerde verzekert dat er in elk geval ook altijd twee grote tentoonstellingen komen (in de orde van grootte van Repin en Hussein Chalayan). Dhr. Kok (PvdA) verduidelijkt dat vorig jaar twee tentoonstellingen vanuit het Verhaal van Groningen stonden geprogrammeerd. Er wordt wel eens over de moederrol gesproken, maar hier is eerder sprake van een stiefmoederrol. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) kan dit woordgrapje wel waarderen, maar de precieze beantwoording zal via het verslag plaatsvinden.
31
“In de programmabegroting en productenbegroting staat 1 grote tentoonstelling onder Het Verhaal van Groningen en 1 grote tentoonstelling onder de Dynamiek van de Kunsten. Dus gezamenlijk 2 grote tentoonstellingen. 1 ervan is de grote publiekstrekker (bijv. Diaghilev) die gefinancierd wordt uit het GasUniefonds en het Fonds voor Kunst & Economie (om en om). De andere is de grote A tentoonstelling, bijv. Chalayan. Daarnaast organiseert het museum overigens nog andere (kleinere) tentoonstellingen naast deze 2 grote tentoonstellingen. Hierin wordt ook de relatie gelegd met het Verhaal van Groningen, bijv. de Ploeg, Camerarius, Herman Collenius. Dus onder de prestatie-indicatoren staan nog steeds 2 grote presentaties van het Groninger Museum. Omdat de opzet van de Cultuurnota is gewijzigd in 3 Programma's is het Groninger Museum als instelling niet meer opgenomen onder het museumbeleid / Het Verhaal van Groningen waar alle andere musea wel in opgenomen staan. Het Groninger Museum staat als instelling nu in Programma 3, de Dynamiek van de Kunsten. Strikt genomen hadden daar ook de 2 grote presentaties moeten staan. Een schoonheidsfoutje.” Tekst: afdeling Cultuur en Welzijn
Wat betreft de archeologische informatiepunten staan er nu drie op de rol, terwijl sprake was van zes. Aduard is vervallen omdat de meerwaarde in samenhang met allerlei andere initiatieven als te beperkt werd beschouwd. Warffum is gerealiseerd, Zeerijp komt eind dit jaar en voorts staan Ezinge en Appingedam op de rol – bij beide is de financiering ver gevorderd – en Nieuweschans is wat op de lange baan geschoven. Bij het Verhaal van Groningen klopt de planning zoals staat vermeld. Hier zijn allerlei voorbereidingen getroffen en is voortgang gemaakt wat betreft Erfgoed Digitaal, maar ook het werken met een culturele biografie – het integraal presenteren van cultureel erfgoed – loopt in de voorbereiding goed. Wat betreft de snelheid van realisatie weet de gedeputeerde dat zaken nu eenmaal onder druk staan, ook als het gaat om professionalisering van subsidierelaties. Het kost de provincie veel tijd om dit goed met de budgetcontracten te regelen en financieel goed door te lichten, maar hij denkt wel dat dit het belang en de absolute basis is om alles verder vorm te geven. Dat neemt niet weg dat de planning van het Verhaal van Groningen in de volste overtuiging kan worden voorgelegd aan de commissie. Bij de Oostwand is alleen nog maar sprake van een voornemen. Daar zal men meer over horen in termen van een voorstel als dit allemaal zover komt. De overweging is in elk geval dat de culturele functies in de Oostwand niet alleen stedelijk belang hebben, maar ook bovenstedelijk en provinciaal belang. Wat in de Stad gebeurt op de Grote Markt is niet alleen iets van de Stad, maar heeft een breder belang en dat heeft GS tot de overweging gebracht dat een provinciale bijdrage in principe in de rede ligt. Uiteraard moet dat allemaal in termen van voorstellen aan de commissieleden worden voorgelegd. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of de gedeputeerde hier nu eigenlijk al geld voor reserveert. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) beaamt dit. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of de gedeputeerde de getallen en bedragen nader kan preciseren. Is dat gerelateerd aan andere bedragen die door andere personen of instanties worden bijgedragen?
32
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat is bestudeerd wat een redelijke bijdrage zou kunnen zijn, gegeven de kosten van het totaalproject, de bijdrage van anderen, subsidies, et cetera. Hij denkt dat het goed is, als deze informatie – hoe het tot deze raming is gekomen – wat uitvoeriger tot de commissieleden komt, bijvoorbeeld via de commissie Bestuur & Financiën. Mw. Boon-Themmen (VVD) meent dat de gedeputeerde duidelijk stelt dat het een cultureel doel is, wat wordt nagestreefd met de opwaardering van de Oostzijde. Zij zou het heel logisch gevonden hebben als de gedeputeerde dat in een eerder stadium hier ook op tafel had gelegd en de mening van de commissie hierover had gevraagd. Men zwemt nu een beetje in een fuik als nu die reservering wordt gemaakt en de inhoudelijke discussie helemaal uit de weg wordt gegaan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vindt dat mw. Boon hier een goed punt heeft. Misschien zal men deze informatie al verder kunnen brengen in de commissie Bestuur & Financiën, maar hij zal dit ook in het College aan de orde stellen. Mw Boon-Themmen (VDD) neemt aan dat dit bij Bestuur & Financiën puur financieel en bestuurlijk-technisch onder de loep zal worden genomen, maar die culturele component had zij hier ook graag behandeld willen zien. De voorzitter (namens GroenLinks) vraagt - mocht statenbreed onverhoopt worden verklaard dat die € 3,7 miljoen niet naar de Oostwand moet – of dit bedrag dan binnen cultuur naar andere mooie doelen zou kunnen gaan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) heeft niet het idee dat dit de lijn van het College is. De voorzitter (namens GroenLinks) stelt dat het dan maar de vraag is of deze reservering wel goedgekeurd zou moeten worden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog. Het punt van cultuur en economie is al enigszins verankerd in de Cultuurnota en daar wenst men verder uitwerking aan te geven. Het is niet zo dat daar extra geld voor wordt gereserveerd, maar dat onderwerp ligt GS na aan het hart. In het kader van de creatieve stad zullen ook gesprekken worden aangegaan met de stad Groningen, dus dit is een onderwerp dat absoluut in ontwikkeling is en blijft, maar het leidt op dit moment nog niet tot extra financiering van het College. De medewerker die goed en tijdig heeft opgelet, aan de bel heeft getrokken en een bezwaarschrift heeft ingediend, waardoor als enige provincie voor drie jaar subsidie is geclaimd - en wat ook is goedgekeurd - verdient alle lof. Dit leidt tot een bedrag van 1,6 miljoen euro voor monumenten. Dit geld zal via de bestaande systematiek naar de gemeenten gaan. Er zijn 23 gemeenten waar het zogenaamde PRUP voor wordt gemaakt, daar wordt gewerkt met voorkeuren en gaat het vaak om de eerste prioriteit die gehonoreerd gaat worden. Dat zal verdeeld worden op de vertrouwde manier, maar het feit is wel dat aanzienlijk meer kan worden uitgegeven voor monumenten. De uitslag van die procedure was een enorme opsteker. In tweede termijn Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of ze het nu goed heeft begrepen dat de gedeputeerde toezegt met een nadere onderbouwing van dit voorstel te komen.
33
De voorzitter heeft de woorden van de gedeputeerde geïnterpreteerd als extra informatie voor Bestuur & Financiën. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verduidelijkt dat over de totstandkoming van dat bedrag informatie zal worden verstrekt. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of de gedeputeerde van zins is dit mondeling te doen, of dat hij liever van tevoren iets op papier zet met betrekking tot het bovenlokale culturele belang, et cetera. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat dit gezien de tijd mondeling zal gaan gebeuren. Hij wenst af te wachten hoe Bestuur & Financiën gaat lopen, waar collega Calon hierop zal gaan antwoorden. De voorzitter vraagt of dit stuk naar de Staten kan en als A-stuk kan worden geagendeerd. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) wenst allereerst nog kort te reageren op de Oostwand. In de programmabegroting staat op bladzijde 230 wel een uitleg waar die gelden vandaan komen en dat dit valt onder nieuw beleid. Zij meent dat dit ook was bepleit in de Voorjaarsnota. De voorzitter kan zich dit nauwelijks voorstellen, maar dit punt zal een vervolg krijgen in de commissie Bestuur & Financiën. 11.
Brief van GS van 13 juli 2005, nr. 2005-14.425/27, CW, betreffende toezending rapport ambulancezorg.
Mw. De Lange (PvdA) meldt dat de PvdA-fractie zeer te spreken is over de doelstellingen van het beleidsplan. Zij zijn concreet en afrekenbaar en een voorbeeld voor menig ander beleidsplan. De delen met betrekking tot de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen zijn helder, doch verontrustend. Er wordt namelijk vermeld dat het gewondenspreidingsplan en het ambulancebijstandsplan achterhaald zijn, maar daarnaast valt te lezen dat deze vanaf 2005 met voortvarendheid zullen worden opgesteld. Mw. De Lange vraagt hoe het daarmee, nu na acht maanden, staat. Voorts wil zij graag weten hoe het staat met de uitwerking van indicatoren, zoals als doelstelling staat vermeld op pagina 31. De maatregelen, vermeld op blz. 35, om de problemen met de aanrijtijd gedurende de avond- en weekenduren op te lossen, stellen de PvdA-fractie gerust. Zij zal de ontwikkelingen nauwgezet volgen en vergelijken met de beoogde eindresultaten. Naar aanleiding van dit punt brengt mw. De Lange het volgende naar voren. Vanuit het veld zijn haar verhalen over het slecht functioneren van het RAV ter ore gekomen. Zij zouden niet willen samenwerken met Friesland en Drenthe om de witte vlekken bij de grensgebieden op te lossen. Zou de gedeputeerde dit zelf willen doen? Dit staat lijnrecht tegenover hetgeen op blz. 40 staat vermeld. De PvdAfractie is benieuwd naar een nadere toelichting van de gedeputeerde. Op blz. 41 staat dat er in de loop van 2005 wordt verwacht dat er een definitief uitgewerkte organisatiestructuur zal worden vastgesteld. Hoe staat het daar ondertussen mee? Mw. De Lange vraagt dit ook met betrekking tot de uitwerking van het laatste hoofdstuk over financiën. Wanneer kan die uitwerking worden verwacht?
34
Tot slot maakt mw. De Lange haar complimenten aan de opstellers van dit beleidsplan. De helderheid, de concrete uitwerking en de toetsbare doelstellingen zijn verfrissend. Mw. Boon-Themmen (VVD) uit eveneens haar complimenten voor dit rapport. Zij vraagt een nadere toelichting op de samenwerking waaraan ook de voorgaande spreekster refereerde, want zij heeft juist begrepen dat dit goed van de grond begint te komen. Dhr. Zanen (PvhN) vindt het een goed en inzichtelijk rapport. Hij is benieuwd naar de € 12 miljoen van de minister van VWS (zie de brief, bijgevoegd als bijlage), want dat is een cruciale kwestie. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) noemt het een uitvoerig en ambitieus rapport en het zou fantastisch zijn als alle doelstellingen ervan gerealiseerd kunnen worden. De CDA-fractie heeft zorgen over de reorganisatie en de gevolgen daarvan voor het personeel. De knelpunten, oplossingen en doelstellingen zijn zeer goed in kaart gebracht. Het geeft een goed beeld waar de ambulancezorg al niet allemaal mee bezig is, want dat is veel meer dan heen en weer rijden in ambulanceauto’s. Mw. Van Kleef-Schrör acht de poging om de doelstellingen in 2010 te bereiken, zeer ambitieus. Een punt van zorg ligt op het ouderenbeleid. De zwaarte van de werkzaamheden voor de 60+-ers. Worden die goed ingebed? Ook heeft die zorg betrekking op de afname van de beschikbaarheid van de ambulances van 38 naar 24 in het kader van het spreidings- en beschikbaarheidsbeleid. In het voorliggend Regionaal Ambulance Plan (RAP) is men uitgekomen op 29 auto’s, maar dan heeft men geen extra reserveauto’s in geval van onderhoud en reparatie. Het aantal van 29 is dan wel erg krap begroot. In hoeverre is dat getal reëel? Getracht wordt om de bereikbaarheid binnen 15 minuten te versnellen. De vraag is of dat verkeerstechnisch allemaal mogelijk is. Is er integraal overleg met de afdeling van verkeer en vervoer? Mw. De Lange (PvdA) verwijst naar blz. 2 van de bijlage van de brief van de provincie waarin staat dat er 29 ambulanceauto’s nodig zijn plus nog een aantal reserve ambulanceauto’s. Dat aantal wordt dus ook begroot. Mw. Van Kleef-Schrör (CDA) vervolgt haar betoog en vraagt of het verkeerstechnisch wel mogelijk is om de aanrijtijd te verkorten en of integraal overleg nodig is met de commissie van verkeer en vervoer. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) heeft met veel plezier het Regionaal Ambulance Plan Groningen 2005-2009 gelezen. Het is uitgebreid en zeer informatief. Het plan straalt een stuk enthousiasme uit en geeft aan dat er een enthousiaste groep medewerkers is die er tegenaan wil gedurende de komende jaren. De ChristenUnie wil een paar vragen stellen en een paar opmerkingen maken naar aanleiding van dit rapport. Dit rapport gaat over de jaren 2005 – 2009. Waarom is dit rapport pas in 2005 aangeboden? Hoe wordt in de komende jaren de ambulancezorg in de Blauwe Stad en Meerstad geregeld? Bladzijde 37 geeft aan dat rond het gebied van de Blauwe Stad een hoog overschrijdingspercentage bestaat. Bladzijde 11, doelstellingen. Waarom zijn er pas op 1 juli 2006 7 keer 24 uur per week verpleegkundigen aanwezig op de meldkamer? Het plan geeft het belang van de aanwezigheid van de verpleegkundigen toch duidelijk aan!
35
Bladzijde 24. Dhr. Hilverts weet van het bestaan van een traumahelicopter in de stad Groningen, maar van het crashteam dat acht kilometer van zijn woonplaats in het Refaja-ziekenhuis is gevestigd had hij nog nooit gehoord. Hoe denkt het College over het inzetten van dit team? In Vlagtwedde en Winsum zijn dagposten. Deze posten zijn van 8.30 uur tot en met 16.30 uur bemand. Dat was voldoende omdat in de nachtelijke uren deze plaatsen sneller kunnen worden bereikt vanuit andere standplaatsen. Maar als naar tabel 1 wordt gekeken op bladzijde 33 valt het de fractie van de ChristenUnie op dat het overschrijdingspercentage juist in die nachtelijke uren het hoogst is. Kan het College dat verklaren? Op bladzijde 46 wordt in de doelstellingen aangegeven waar nieuwe locaties zouden kunnen komen. Toen moest dhr. Hilverts even denken aan de zogenaamde ‘HOEDEN’ (Huisartsen Onder Eén Dak) en vraagt of dit misschien een idee is dat navolging verdient. Bladzijde 52. Externe informatievoorziening en communicatie. Straks zal er in het komende jaar weer een Open Dag worden gehouden van het Provinciehuis. Is het misschien een goed idee om de ambulances bij de ingang te plaatsen, zodat ter plekke communicatie met de burger kan plaatsvinden en informatie kan worden gegeven? De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde voor de beantwoording. Mw. Mulder (gedeputeerde) merkt op dat de ambulancezorg hier al vaker is besproken en een verleden kent. Het verhaal rondom de piketdiensten en de paraatheid. De bereikbaarheid van de zorg en het op tijd zijn van de ambulances. Afgelopen jaren is ingezet om te komen tot één organisatie op het gebied van de ambulancezorg en tijdens het proces van reorganisatie is ook gekeken naar de collega’s in Driesland en Drenthe. Er is een regionaal plan van de drie noordelijke provincies neergelegd om te bezien hoe de zaken goed op elkaar kunnen aansluiten. Die samenwerking staat er en die blijft. Natuurlijk staat de ambulancezorg als het gaat om de provinciale taak, behoorlijk op de tocht. De discussie over of de provincie straks nog wel een taak heeft en of zij de vergunningen nog wel kan afgeven, is de Kamer nog niet gepasseerd. Er is een wetsontwerp, maar de behandeling laat op zich wachten. In eerste instantie zou deze taak uit het pakket van de provincie gehaald worden, maar in IPO-verband is naar voren gebracht hoe dat zich dan verhoudt tot de plannen rond de acute zorg en hoe dat regionaal ingebed zou moeten worden met andere spelers die te maken hebben met de zorg in dag- en nachtdiensten. Er is een werkgroep rond de acute zorg en ook daar speelt de ambulance een belangrijke rol. Terugkomend op de spreiding en de beschikbaarheid refereert mw. Mulder eraan dat al vaker is gezegd dat piketdiensten geen paraatheidsdiensten waren en dat daar het knelpunt lag in de provincie Groningen als dunbevolkte provincie. Het gaat niet zozeer om de aantallen, maar om, als er iets aan de hand is, de mogelijkheid snel en binnen de normen te handelen. Daar is hard aan gewerkt en die werkzaamheden zijn, aldus het plan, nog niet ten einde. Vanuit het ministerie zijn extra middelen beschikbaar gesteld, te weten € 18 miljoen in eerste instantie. Groningen is wat betreft deze extra middelen niet slecht toebedeeld. Bovendien zal Groningen ook meedelen in het extra ter beschikking gestelde bedrag van € 12 miljoen. Dat betekent dat met die extra middelen erop kan worden ingezet om de aanrijtijden te verkorten. Mw. Mulder denkt dat de oplossing niet slechts gezocht moet worden in het aantal auto’s of het aantal betrokken mensen, maar ook gekeken moet worden hoe
36
met andere spelers – bijvoorbeeld ziekenhuizen en huisartsen – de hulp efficiënt kan worden geboden. Dat moet breder worden aangepakt. De achteruitgang van 38 auto’s naar 24 auto’s lijkt te betekenen dat sprake is van langere aanrijtijden en minder paraatheid, maar er zijn 29 vergunningen afgegeven en dat betekent dat er genoeg reserveauto’s zijn. De heren Froentjes en Van der Werff zullen een en ander nader toelichten. Dhr. Froentjes (Directie Ambulancezorg Groningen) stelt als medeopsteller van het rapport dat op basis van een landelijk onderzoek geconcludeerd is dat 24 auto’s toereikend zouden zijn. Er is expliciet naar allerlei gegevens gekeken en het leek niet verstandig om in één keer van het minimum uit te gaan, maar uit te komen op 29 auto’s, exclusief het aantal reserve ambulances. De situatie doet zich ook voor dat men van zeven zelfstandig functionerende ambulancediensten teruggegaan is naar twee diensten. De GGD is een aparte ambulancedienst en voorts de Stichting Ambulancezorg Groningen. Daardoor kan men efficiënter werken. Voorheen was iedere ambulancedienst afhankelijk van het aantal ritten, want daarop was de financiering gebaseerd. Op dit moment maakt dat niet meer uit. Het gaat nu om efficiency en dat is de reden waarom het verantwoord is om het aantal ambulances te reduceren. Dhr. Van der Werff (medewerker AmbulanceZorg Groningen) beantwoordt als medeopsteller van het rapport vier concrete vragen. Waarom zijn het ABP, het Ambulante Bijstands Plan, en het Gewondenspreidingsplan nog niet klaar? Dit betreft geen verplichting van AmbulanceZorg Groningen. Het staat in de paragraaf GHOR en het is een verplichting die de GHOR Groningen op zich heeft. Mw. De Lange (PvdA) merkt op dat zij alleen benieuwd was in hoe verre dit gevorderd was, want het zou met voortvarendheid worden opgesteld. Dhr. Van der Werff (medewerker AmbulanceZorg Groningen) weet dat het in concept klaar is en dat het dit jaar definitief zal worden vastgesteld. Traumacentrum en crashteam. Er zijn tien traumacentra in Nederland waaronder het UMCG in het Noorden dat beschikt over de traumahelicopter. Echter, deze dekt niet alle gebieden. In de ongedekte gebieden, vooral in de avonduren, kan een crashteam uitkomst bieden. Eén van de gebieden die het UMCG ’s avonds niet op tijd kan bedienen, is de zuidoosthoek van de provincie Groningen en vandaar de bestaanreden voor het crashteam in Stadskanaal. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) interrumpeert, stellende dat toen de ambulancezorg met name in de zuidoosthoek van Groningen aan de orde was, de gedeputeerde heeft gezegd dat de traumahelicopter ook voor dat gebied zou worden ingezet, omdat de aanrijtijd van vijftien minuten onhaalbaar was. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat gekeken moet worden hoe de hulp geboden kan worden. Of dat via de traumahelicopter of via een constructie zoals deze moet, is dan minder van belang. Zij refereert aan haar eerder gemaakte opmerking over de samenwerking met ziekenhuizen, omdat het doel is hulp beschikbaar te hebben en dit bleek een goede oplossing te zijn. Dat laat onverlet, zoals ook aangegeven in de brief, dat het UMCG, alsmede de provincie toch ook willen inzetten op de traumahelicopter, want een en ander is complementair. De artsen ter plaatse kunnen hulp bieden, maar zij kunnen de patiënt niet even snel meenemen met de helicopter.
37
Dhr. Van der Werff (medewerker AmbulanceZorg Groningen) vult aan dat reeds een doelstelling is gerealiseerd. Het traumateam is nu ’s avonds ook al operationeel. Helaas geschiedt dit nog op piketbasis, maar het streven is om dat op parate basis te doen middels de heli. Waarom dit RAP pas in 2005? Het vorige RAP liep op 31-12-2004 af. Gedurende de tweede helft van 2004 is begonnen met het formuleren van een nieuw RAP. Er zijn drie partijen bij betrokken: de provincie, de GHOR en de zorgverzekeraars. Eind vorig jaar hebben zij met het plan ingestemd en vervolgens is het naar de drukker gegaan en is het recent verspreid. Verkeersmaatregelen. Dhr. Van der Werff verklaart regelmatig overleg te hebben met medewerkers van de provincie Groningen inzake het verkeer, met name over factoren die de aanrijtijd kunnen belemmeren.
Dhr. Froentjes (Directie Ambulancezorg Groningen) gaat in op de problematiek Vlagtwedde-Winsum. Destijds is er voor deze plaatsen gekozen voor de inzet van ambulances gedurende de dagdienst. Als gekeken wordt naar de omvang van het vervoer, valt dat op dit moment erg tegen. In het geval van Vlagtwedde is één ambulance in Winschoten 24 uur per dag volledig operationeel en paraat geworden, en een ambulance functioneert in slaapdienst. Daarnaast is in Stadskanaal een ambulance ook volledig operationeel geworden gedurende 24 uur per dag en in Ter Apel is de ambulance tot 23.00 uur volledig operationeel en daarna in slaapdienst. Dhr. Froentjes verwacht dat het gehele gebied met deze oplossing bediend kan worden en dat voldaan kan worden aan de norm van vijftien minuten. Daarom wordt het niet noodzakelijk geacht om op de betreffende standplaatsen tijdens de avonduren en in de weekenden volledig paraat te zijn, want dat kost voorts zeer veel geld. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt hoe hij verklaart dat juist in die nachtelijke uren volgens tabel 1, blz. 33 het percentage van het aantal overschrijdingen het hoogst is bij de A1-ritten. Dhr. Froentjens (Directie Ambulancezorg Groningen) antwoordt dat dit inderdaad zo is, maar dat de tabel een integraal beeld weergeeft. Nu gaat het om de specifieke situatie van Vlagtwedde en Winsum. Het betreffende gegeven was ook juist de reden waarom de piketdiensten in de avonduren (na 17.00 uur tot de volgende ochtend 08.00 uur) en in de weekenden omgezet zijn naar parate diensten. Daarmee is men nu bezig. In tweede termijn Mw. De Lange (PvdA) heeft nog een paar vragen over de stand van zaken ten aanzien van het bereiken van een aantal doelstellingen. Ten eerste de doelstelling aangaande de uitwerking van indicatoren op pag. 31. Zij vraagt hoe ver men daarmee is gevorderd. Dat geldt ook voor de uitwerking van de organisatiestructuur die in de loop van 2005 zou worden vastgesteld. Tot slot vraagt zij een toelichting op de uitwerking van het hoofdstuk over de financiën. Wanneer kan die uitwerking worden verwacht? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) merkt op dat een aantal vragen zijn blijven liggen. Dat geldt bijvoorbeeld voor zijn vraag over de ambulancezorg in het geval van de Blauwe
38
Stad en Meerstad. Op blz. 37 wordt vermeld dat het overschrijdingspercentage aldaar erg hoog is. Ook heeft hij gevraagd naar de reden waarom de verpleegkundige bijstand van 7 keer 24 uur pas in juli 2006 wordt ingezet. Inzake het Gewondenspreidingsplan heeft dhr. Hilverts begrepen dat dit onder de verantwoordelijkheid van GHOR valt, maar hij vraagt zich af wat het College daaraan gaat doen. Hij vindt het erg belangrijk dat die plannen er komen, zeker gezien de aanslagen in Londen. Als er in Nederland zoiets gebeurt, dienen die plannen toch op orde te zijn. Mw. De Lange (PvdA) verklaart het eens te zijn met dhr. Hilverts, niet alleen vanwege de dreiging van aanslagen, maar ook vanuit het gezichtspunt dat rampen altijd kunnen plaatsvinden. Belangrijk is dat de provincie daarop toeziet. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) constateert dat de PvdA en de ChristenUnie het op dit punt eens zijn. Tot slot refereert hij aan de communicatie en informatieverstrekking aan de burger tijdens de Open Dag. Hoe kijkt het College hier tegenaan? Mw. Mulder (gedeputeerde) gaat allereerst in op waar het College over gaat en waar het niet over gaat. Het College gaat over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de diensten. Als het gaat om de GHOR dan heeft de Ambulancedienst daar duidelijk mee te maken in het geval van rampen en andere acute zaken. De gedeputeerde zegt toe nadere informatie in te winnen bij de GHOR en de commissie daarover te zullen informeren. Mw. De Lange (PvdA) bedankt de gedeputeerde voor deze toezegging. Mw. Mulder (gedeputeerde) vervolgt en verklaart het een goed idee te vinden om de ‘PR voor de deur’ nader uit te werken. Bekeken zal worden of het passend is op de betreffende dag. Dhr. Froentjes (Directie Ambulancezorg Groningen) verklaart dat hij graag zijn medewerking wil verlenen als blijkt dat dit past. Over de organisatiestructuur wordt nagedacht en spoedig zal ermee naar buiten worden getreden. Op dit moment zijn er nog onderhandelingen gaande met de GGD. Om te verkomen dat uitspraken over de organisatiestructuur belemmerend zouden werken voor de overgang van de GGD naar de nieuwe stichting, is de nieuwe organisatiestructuur nog niet naar buiten gebracht. Voorts zal de uitwerking van het hoofdstuk over de financiën aan het einde van dit jaar klaar zijn. Dhr. Van der Werff (medewerker Ambulancezorg Groningen) brengt naar voren dat met de uitwerking van de eigen indicatoren nog moet worden begonnen. Dhr. Froentjens (Directie Ambulancezorg Groningen) verklaart voorts inzake de Blauwe Stad en Meerstad dat een nieuw managementinformatiesysteen in gebruik is genomen, waarmee eventuele overschrijdingen heel nauwkeurig te volgen zijn en daardoor te bewaken zijn. Als de bevolkingsaantallen en de infrastructuur in ogenschouw worden genomen, dan is op dit moment geen aanleiding om maatregelen te treffen. Een en ander zal nauwlettend gevolgd worden. Dat geldt overigens voor de gehele provincie. Mochten er ergens maatregelen genomen moeten worden, dan zal dat op adequate wijze geschieden. De rol van de verpleegkundige op de meldkamer. Dhr. Froentjes verklaart dat zijn organisatie zich verantwoordelijk voor de meldkamer voelt en dat ook graag wil
39
zijn, maar de verantwoordelijkheid ligt primair bij de Gemeenschappelijke Regeling van gemeenten. Hijzelf maakt deel uit van de directieraad van de meldkamer. Het punt is aangekondigd en inmiddels wordt er sterk geworven en zijn er al nieuwe verpleegkundigen aangetrokken. Er wordt hard aan gewerkt en dhr. Froentjes denkt dat dit probleem binnen korte tijd is opgelost. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) concludeert dat hij op zijn wenken wordt bediend. De voorzitter rond het agendapunt af en bedankt de gedeputeerde en de heren Froentjes en Van der Werff voor de door hen gegeven informatie. Zij stelt voor om bij de hierna volgende behandeling van de jeugdzorg in agendapunt 12 en 13, ter wille van tijdwinst, als één geheel te bespreken, welk voorstel zonder beraadslaging of stemming wordt overgenomen.
12.
Brief van GS van 16 augustus 2005, nr. 2005-16.538, CW betreffende beleidsvoornemens 2006 instellingen jeugdhulpverlening.
13.
Brief van GS van 16 augustus 2005, nr. 2005-11.796, CW betreffende eerste kwartaalrapportages 2005 Bureau Jeugdzorg, Base Groep, Centrum voor Wonen, Zorg en Welzijn Noord en Pleeg-, Maat- en Zorgboerderijen.
Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat onlangs, op 1 januari j.l., de formele ontvlechting tot stand is gekomen van Bureau Jeugdzorg en de Base Groep, waarbij de rol van de provincie is gewijzigd in een meer sturende rol. In april is het voorstel gedaan om de technische cijfers en de beleidsbespreking over de toekomst te splitsen. Dat is voor wat betreft de technische cijfers niet helemaal goed gegaan. Er is een extra vergadering voor ingelast. Gezien de analyse van financiële knelpunten, de opsomming van verwachte problemen op korte termijn en de maatregelen om de dreigende problemen het hoofd te bieden, alsmede de reactie van de provincie die slechts financieel-inhoudelijk is, gaat de PvdA-fractie ervan uit dat nog een vergadering nodig is om de beleidsvisie te bespreken. Evenwel is er veel werk door alle partijen verricht en de conclusie kan niet anders zijn dat er een groot aantal problemen voorligt die voor een groot deel door anderen worden veroorzaakt. Mw. Mansveld noemt het gebrek aan visie van het Rijk om reële vergoedingen en loonen prijscompensatie ter beschikking te stellen. Voorts noemt zij de GGZ en de Accare-problematiek. Na de discussie in april jl. had de PvdA-fractie verwacht antwoord te krijgen op een aantal beleidsvragen. Mw. Mansveld noemt de volgende vragen: - Welke beleidskoers wil de provincie gaan varen binnen de keten Jeugdzorg? - Wat zijn de bevindingen van de partijen tot op heden als gekeken wordt naar de veranderingen die de afgelopen acht maanden in die keten hebben plaatsgevonden.? - Wat is de analyse van de problemen die momenteel voorliggen in de Jeugdzorgketen en waar worden de beleidsprioriteiten gelegd? - Welke ontwikkelingen liggen ten grondslag aan het ontstaan van al die wachtlijsten? De prognose is immers dat er opnieuw een probleem zal ontstaan. - Welke zijn de verwachte trends voor de aankomende jaren? - Daarna komt de vraag welke prioriteiten gesteld moeten worden binnen de jeugdzorg en welke verwachtingen gesteld kunnen worden aan de betrokken partijen in de keten nu de verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn gewijzigd. Wie gaat wat doen? Hoe kan de jeugdzorgketen optimaal worden gestroomlijnd? Welke
40
kwaliteitseisen moeten aan die keten worden gesteld? - De hamvraag is: welke invloed gaat dit allemaal hebben op het uitvoeringsprogramma dat nu voor ligt? Op basis van de antwoorden op deze vragen kunnen de middelen worden ingezet. Mw. Mansveld wil graag weten hoe de gedeputeerde aankijkt tegen deze punten en of zij kan toelichten waarom er nog geen beleidsvisie voorligt op de nieuwe keten en de gewijzigde taakstelling binnen de jeugdzorg. De PvdA-fractie heeft al eerder aangegeven dat ingezet moet worden op preventief beleid, en wel van 0 jaar tot 23 jaar, zo laagdrempelig mogelijk en zo dicht als mogelijk is bij de jongeren, vanaf het consultatiebureau tot en met het voortgezet onderwijs. De fractie ziet onder andere mogelijkheden in de bestaande onderwijsstructuur. Daarnaast dient er sluitende jeugdzorgaanpak binnen de keten tot stand te komen. De rollen zijn veranderd, de voorzieningen zijn er, maar dubbel werk moet worden voorkomen. Samenwerking met de jongeren moet centraal staan. Als er een goed functionerende keten is en problemen zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en aangepakt, zou dat logischerwijze tot gevolg hebben dat minder kinderen op de stoep staan bij Bureau Jeugdzorg. Staan zij daar wel, dan zou volgens de PvdA-fractie de procedure moeten zijn dat gekeken wordt of er in het voorliggende traject accuraat is gehandeld en/of zaken anders hadden gekund. Zo niet, dan is duidelijk dat het om een terechte aanmelding gaat bij het Bureau Jeugdzorg. Natuurlijk maakt de fractie zich zorgen over de ontwikkelingen. Er is wederom te weinig geld, wachtlijsten zullen langer worden, en bovenal maakt de PvdA-fractie zich zorgen om het kabinetsbeleid ten aanzien van de jeugdzorg. Er dient op korte termijn duidelijkheid te komen vanuit het Rijk ten aanzien van een aantal vragen inzake de loon- en prijscompensatie, de GGZ en de Accareproblematiek, maar ook hoe omgegaan moet worden met de financieringsproblematiek voor wat betreft de jeugdbescherming en de reclassering, de zogenaamde T-2-problematiek. Mw. Mansveld heeft begrepen dat als de provincie dit voorschiet, het geld niet meer kan worden verhaald. Mogelijk kan de gedeputeerde daarop een toelichting geven. Ook is nog niet duidelijk waar het extra geld dat door het Rijk is toegezegd, bij de jeugdzorg terechtkomt. Is al duidelijk wat de betekenis is van deze extra middelen voor de provincie Groningen? Ook blijkt uit de voorliggende stukken het belang en de behoefte aan inzicht in de resultaten van ingezet beleid en ingezette maatregelen. Wat is effectief en wat niet? Uit de rapporten van Bureau Jeugdzorg en de Base Groep komt dat niet duidelijk genoeg naar voren. Goede indicatoren zijn belangrijk. Als voorbeeld noemt mw. Mansveld casemanagement. Nog niet zo lang geleden was casemanagement de oplossing voor alle communicatieproblemen. Nu zijn zij er en de vraag is of de problemen nu daadwerkelijk zijn opgelost. Uit het veld komen berichten dat de casemanagers beladen worden met werk en dat een en ander helemaal niet zo perfect loopt. De PvdA-fractie is benieuwd naar de eerste ervaringen met samenwerking in de keten met o.a. de voorliggende voorzieningen. Worden dossiers zo slim opgebouwd dat dubbel werk wordt voorkomen? Kan daardoor de indicatiestelling sneller bij Bureau Jeugdzorg komen? De maatregelen voor de betrokkenen, genoemd in de beleidsvisies, zijn veelal intern gericht. Hoe zien al die partijen hun toegevoegde waarde binnen de jeugdzorgketen en in samenwerking met andere partijen van die keten. Mw. Mansveld doelt dan met name op Bureau Jeugdzorg en de Base Groep. Mw. Boon-Themmen (VVD) interrumpeert en vraagt of mw. Mansveld weet dat volgend jaar de gang van zaken in de jeugdzorg wordt geëvalueerd.
41
Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt dat zij dat weet. Echter, gezien de problemen die in de voorliggende begrotingen zijn geschetst, acht zij het van belang dat nagegaan wordt wat de commissie zelf wil. Als gewacht wordt op de evaluatie van het volgend jaar, is men al een begroting verder. Dat er een evaluatie aankomt betekent niet dat de gedane belofte dat in september over de beleidsvisie binnen deze provincie gesproken zou worden, terzijde geschoven kan worden. Bovendien, gezien de problemen, zal er gehandeld moeten worden. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt daartegenover dat de nieuwe regeling pas op 1 januari 2005 is ingevoerd en dat dit zo recent is dat het in september 2005 nog niet zinvol is te gaan evalueren. Mw. Mansveld (PvdA) denkt dat de vraag aan de partijen in het veld inzake hun rol, toegevoegde waarde, doelstellingen en hun visie op de keten heel terecht is op dit moment. Mw. Boon-Themmen (VVD) is het ermee eens dat dit als doorlopend proces in de zin van ‘hoe het gaat’, gerechtvaardigd is, maar als er conclusies getrokken moeten worden zal er toch eerst meer ervaring opgedaan moeten zijn. Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt met een wedervraag. Wil mw. Boon wachten op de evaluatie en pas volgend jaar september gaan spreken over het beleid van de provincie. Mw. Boon-Themmen (VVD) antwoordt dat het praktisch gezien van belang is dat nu financieel bekeken moet worden hoe bepaalde knelpunten opgelost kunnen worden. Zij begrijpt dat mw. Mansveld haar vragen stelt, maar of het nu reëel is om na zo’n korte tijd een echt gefundeerd oordeel te kunnen vellen, acht zij twijfelachtig. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt dat mw. Mansveld problemen signaleert die zij graag wil oplossen. Hij vraagt mw. Boon hoe zij die problemen dan wil oplossen. Mw. Boon-Themmen (VVD) antwoordt dat zij het goed vindt dat vragen worden gesteld, maar of het mogelijk is om op deze termijn antwoorden paraat te kunnen hebben, is de vraag. Mw. Mansveld (PvdA) licht toe dat zij niet vraagt naar kant-en-klare antwoorden. Zij wil dat de discussie gestart wordt over wat er van de keten verwacht wordt en wat de commissie wil. Zonder nadere analyse is het belangrijk dat de schakels in de keten nauw op elkaar aansluiten en dat er processen op elkaar worden afgestemd. Sommige delen zullen redelijk eenvoudig beantwoord kunnen worden, maar wat voor de PvdA-fractie van belang is dat kritisch wordt nagedacht over vragen die wellicht zullen komen en dat niet een begrotingsslag wordt gemist. Als gekeken wordt naar de verwachtingen die Bureau Jeugdzorg en de Base Groep hebben uitgesproken, slaat mw. Mansveld de schrik om het hart. Mw. Boon-Themmen (VVD) stelt dat nadenken geen kwaad kan. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) benadrukt dat het heel belangrijk is dat de zaken in de jeugdzorg zo goed mogelijk geregeld worden. In de vorige commissievergadering is een verbeterprogramma vastgesteld waar alle nu gestelde vragen in bevestigd zijn. Mw. De Winter concludeert dat er al een goed verbeterprogramma is en dat het
42
goed is eens te kijken naar wat daarin allemaal staat beschreven. Zij vermoedt dat de gestelde vragen deels al achterhaald zijn. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) verklaart werkelijk niet te begrijpen wat nu de bezwaren zijn tegen het stellen van de betreffende vragen. Het zijn cruciale vragen. Na de meldweek heeft de commissie zich voorgenomen zich scherp te houden en dat wordt nu door de PvdA-fractie nagestreefd. Dit zijn echter de vragen die voortdurend actueel zijn en dat misschien niet alle antwoorden op tafel komen, dient aanvaard te worden. Het zijn wel de vragen waarop de commissie zich in ieder geval moet oriënteren. De commissie is immers verantwoordelijk. Mw. Boon-Themmen (VVD) is het ermee eens dat die vragen gesteld worden. Echter, niet verwacht mag worden dat er à la minuut antwoord op komt. Dhr. Hemmes (SP) benadrukt dat helaas geconstateerd moet worden dat de problemen zich opstapelen en dat het niet zinvol is achterover te leunen en te wachten op de evaluatie. Immers, dan is het kalf al verdronken ... Mw. Boon-Themmen (VVD) verklaart enigszins versteld te staan over de vragen die zijn gesteld, gezien het feit dat de commissie daar al de hele tijd mee bezig is. Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt dat een extra vergadering vóór de zomer is ingelast vanwege bepaalde problemen. Zij denkt dat juist met de voortvarende aanpak middels kritische vragen, ook naar het IPO en het Rijk resultaten behaald kan worden. De vragen hebben niet slechts betrekking op GS, maar met name gaan zij over het kader waarin de jeugdzorg plaatsvindt en het rijksbeleid op dit punt. Als blijkt dat straks daardoor € 2 miljoen wordt gemist, heeft de provincie een probleem, want het gaat om de jongeren in de provincie Groningen. Vandaar dat die verantwoordelijkheid genomen moet worden. Mw. Boon-Themmen (VVD) acht een aantal oorzaken duidelijk. Er is niet genoeg geld voor de instroom van jongeren in de GGZ. Dan is te voorspellen dat binnenkort de wachtlijsten langer worden. Dan hoeft niemand zich af te vragen waar die wachtlijsten vandaan komen, want dat is dan heel duidelijk. Op alle fronten worden te weinig middelen ingezet. Men probeert wel steeds efficiënter te werken en misschien dat hier nog enige ruimte zit. De oorzaken van die wachtlijsten zijn echter duidelijk. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op de mening van mw. Boon niet geheel te delen. Zij kan zich voorstellen dat als naar de volledige keten wordt gekeken, naar de voorliggende voorzieningen en de bestaande structuren, zoals de onderwijsstructuur en bijvoorbeeld de preventieteams, en als een combinatie van beleidsmiddelen wordt ingezet, dat de provincie zelf, voor wat betreft de provinciale trends, ook zelf invloed uitoefenen op wachtlijsten en het inhoudelijke beleid. Dat is de rol van de provincie geworden: van stuurman naar kapitein op het jeugdzorgschip. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) wil dat kapitein graag even bijstellen, want de inkoop van de benzine geschiedt elders. Mw. Boon-Themmen (VVD) brengt naar voren dat hier al veel vaker is gezegd dat de preventie en het voorliggende traject heel belangrijk is.
43
Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat momenteel een beleidsstuk wordt gemist waaruit duidelijk blijkt of er afgeweken moet worden van het uitvoeringsprogramma zoals er nu ligt door de veranderde rol van alle betrokkenen: de provincie, Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Tot slot verklaart mw. Mansveld dat de PvdA-fractie op korte termijn een beleidsvisie van GS verwacht op de jeugdzorg en duidelijkheid over de voorliggende financiële problemen waarin het Rijk haar verantwoordelijkheid dient te nemen en tevens dat GS de commissie op de hoogte stelt, zodat op de eerst volgende commissievergadering er meer duidelijkheid zal zijn over de voorliggende begrotingen. Ook verwacht de fractie alternatieven voor de voorliggende financiële problemen. Mw. Mansveld heeft op het moment geen oplossing, maar zij is benieuwd of er meer te doen is dan het beleid zoals nu wordt ingezet. Zouden de GGZ en Accare eigen indicatiestellingen tijdelijk kunnen doen om Bureau Jeugdzorg te ontlasten of om financiële stromen anders te laten lopen. Zijn er andere alternatieven in de keten? Verder gaat de PvdA-fractie ervan uit dat de eigen draagpunten hiervoor in de woordvoering en in de beleidsnotities worden meegenomen. Mw. Boon-Themmen (VVD) is heel benieuwd hoe de antwoorden van de gedeputeerde luiden. De problematiek is duidelijk. De kwartaalrapportages preluderen weer op de beleidsvoornemens. Mw. Boon begrijpt dat ten aanzien van de beleidsvoornemens nader overleg nodig is met name met de Base Groep en Bureau Jeugdzorg, want verschillende voorstellen van die kant zijn in eerste instantie door de provincie al vrij snel terzijde geschoven, zoals de voorstellen inzake de overbruggingshulp. Mw. Boon erkent dat het niet de eerste optie is om overbruggingshulp te geven, maar om verdere verslechtering tijdens het wachtproces te voorkomen, pleit zij ervoor om toch naar de mogelijkheden daarvoor te kijken. Dit zou voor de time being een goede oplossing kunnen zijn. Voorts wacht zij de beantwoording van de gedeputeerde af wat de PvdA in al haar wijsheid heeft gevraagd. Voorts wil zij nog aandacht vragen voor de William Schrikker Stichting. Van verschillende kanten heeft mw. Boon gehoord dat de nood daar erg hoog is. Zij hebben nu zes plekken om mensen, gehandicapte pleegkinderen, te plaatsen en dat is veel te weinig. Mw. Boon vraagt zich af wat de provincie zou kunnen doen om toch aan die vraag tegemoet te kunnen komen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) gaat allereerst in op de beleidsvoornemens. Over Bureau Jeugdzorg leest hij het volgende: - Stijgingen van loonkosten en prijzen wordt onvoldoende gedekt door rijkssubsidies. - De nieuwe Wet op de Jeugdzorg leidt tot extra taken waarvoor geen extra geld beschikbaar komt. - De overgang van cliënten uit de jeugd GGZ en Accare naar Bureau Jeugdzorg wordt nu slechts voor 40% financieel afgedekt, terwijl er een grotere instroom van cliënten wordt verwacht met alle gevolgen van dien. Het Rijk is er nog steeds niet van overtuigd dat dit tot ernstige problemen zal leiden. - De Jeugdbescherming en Jeugdreclassering worden gefinancierd op basis van cliëntenaantallen die per definitie twee achter lopen bij de werkelijkheid, terwijl er ondertussen wel een wettelijk verbod op wachtlijsten in deze sectoren bestaat. Naar het idee van de GroenLinks-fractie wordt hierdoor de jeugdzorg willens en wetens in problemen gebracht. Met veel poeha worden maatregelen afgekondigd, taskforces opgericht, zwarte pieten uitgedeeld aan uitvoerders in het veld, maar ondertussen wordt het de instellingen en de provincies onmogelijk gemaakt om op grond van een gezonde bedrijfsvoering de jongeren in de regio de zorg te bieden
44
waarop zij recht hebben. Dat is schijnheilig. Goedkoop scoren met projecten om de publiciteit, maar ondertussen de zorg structureel afbreken en dat zijn toch gewoon de dingen die door moeten gaan. Dhr. Van Zuijlen werpt de vraag op wat Provinciale Staten hier aan moeten doen. Hij acht het weinig zin hebben om de gedeputeerde verantwoordelijk te maken voor Haags wanbeleid. Hij gelooft GS graag dat zij rechtstreeks en via het IPO er alles aan doen om de staatssecretaris en de minister van Justitie bij zinnen te brengen. Maar welke rol is dan voor PS weggelegd? Naar het Binnenhof gaan en zoveel mogelijk mensen meenemen? ’t Zou kunnen, maar of het helpt is punt twee. Het meldpunt heeft de commissie dichter bij de werkelijkheid van de jeugdzorg gebracht. Dat zou ook voor de bewindslieden aan te bevelen zijn. De vraag is hoe de regeringsfracties overgehaald kunnen worden om ook eens een meldpunt te organiseren om er achter te komen hoe het in de werkelijkheid toegaat De provincie wordt langzaam maar zeker ‘het malle pietje van de jeugdzorg’. Zij zou alles in huis moeten hebben, maar het is een schamele toko waarmee de handel wordt gedreven. Decentralisatie van taken, maar onvoldoende middelen krijgen om die taken naar behoren uit te voeren. Hoe sympathiek malle pietje ook mag zijn, de kwaliteit die nodig is, kan hij niet leveren. De provincie zou het roer weer in handen moeten krijgen. Zij wordt in een hoek gedrukt. De provincie moet van alles en krijgt allerlei taken, maar niet de middelen om het allemaal goed uit te voeren. Hoe krijgt zij het roer weer in handen? Het is niet zo dat de Haagse vesting even vanuit Groningen kan worden ingenomen, maar toch is deze vraag, gekoppeld aan de omgang met de instellingen – waar vorige keer uitgebreid over is gesproken – essentieel. In beide gevallen gaat het om ‘grip krijgen op’. Op dit moment is er zelfs sprake van dat de problemen met de wachtlijsten misschien wel opgelost moeten worden met middelen uit de algemene reserve. De heer Zalm zou zich een kriek lachen. Voordat de rijksoverheid zorguitgaven, consumptie, zou financieren uit vermogen, dan zou er wel heel wat moeten gebeuren in Den Haag. Dat kan hier dus ook niet. Dat kan dan wel voorfinanciering heten, maar niemand garandeert dat het geld ook inderdaad terugkomt. Namens de GroenLinks-fractie stelt dhr Van Zuijlen voor om in één of twee sessies de woordvoerders jeugdzorg van de statenfracties te laten nadenken over de vraag hoe naar twee kanten toe, meer grip kan worden verkregen op het proces. Waarschijnlijk zal niet direct het ei van Columbus worden gevonden, maar de urgentie van de problematiek is zodanig dat de provincie uit de situatie van ‘malle pietje’ getrokken moet worden. Het is de verantwoordelijkheid van de commissie en de Staten om weer grip op de situatie te krijgen. Dat is een verplichting ten opzichte van de jongeren van Groningen. Vandaar deze oproep om over dit probleem in een aantal sessies na te denken. Als het gaat om de beleidsvoornemens ten aanzien van de Base Groep heeft de GroenLinks-fractie een aantal vragen. Dhr. Van Zuijlen heeft tot zijn grote genoegen gelezen dat GS van mening zijn dat wachttijden niet langer mogen zijn dan 20 werkdagen. Vorig jaar werd nog gediscussieerd over 45 dagen, dat werd 30 dagen en nu wordt het 20 dagen. In de rapportages van de Base Groep is dat ook terug te vinden. Dhr. Van Zuijlen looft het College voor dit resultaat. Het geeft meer transparantie en duidelijker is wat er nu eigenlijk aan de hand is. Hij vraagt of er inmiddels al definitieve afspraken zijn gemaakt hoe met de duur van die wachttijden wordt omgegaan? GS noemen een tekort van € 362.000 op de huisvestingskosten “een onjuiste voorstelling van zaken.” Dat is een stevige uitspraak. Dhr. Van Zuijlen vraagt wat hij daar precies onder moet verstaan. Is het een boekhoudkundig verschil van inzicht? Of gaat het om misleiding van de subsidieverstrekker?
45
De Base Groep heeft ervoor gekozen om geen gegevens aan te leveren om de prestaties bij het wegwerken van de wachtlijsten in de pleegzorg meetbaar te maken. Dhr. Van Zuijlen vraagt naar de reden waarom. De GroenLinks-fractie vindt dat er voldoende argumenten zijn om in te stemmen met de beide voorstellen waarvoor de instemming van de Staten door de gedeputeerde wordt gevraagd. GS wordt bedankt voor de uitvoerige rapportage. Er rest nog één vraag. Vorige keren is gesproken over het voorstel van de GGZ om iets te doen aan jeugdpreventie met ‘Lekker in je schoolvel’. Hoe zit dan nu in deze stukken verwerkt? In welke vorm gaat dat komen? Kan de gedeputeerde daarop een toelichting geven? Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat zij deze vraag bij de mededelingen al heeft gesteld. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) antwoordt dat hij in het besef daarvan zijn vraag heeft gesteld. Voorts stelt hij dat de kwartaalrapportages en de begeleidende brief op pagina 2 twee redenen bevatten om blij te zijn. Uit onderzoek door Ordina is gebleken dat de voorbereiding uitstekend is geweest. Naar aanleiding van de zaak Savanna is onderzoek gedaan door het Rijk en er zijn geen ernstige tekortkomingen gevonden. Dat verdient lof. Aan de andere kant wordt de caseload (pag. 3) van de jeugdbeschermers groter en groter en dat is buitengewoon ernstig. De vraag is wat daar op dit moment aan gedaan wordt. Datzelfde geldt voor een kwestie op blz. pag. 4. De wachttijd aan de voordeur neemt af, maar als men eenmaal binnen de poort is duurt het onderzoek inmiddels buitengewoon lang. Dat leidt tot de vraag die eerder al bij het werkbezoek aan de Base Groep aan de orde is geweest, of Bureau Jeugdzorg wel dit soort uitgebreide onderzoeken moet doen of dient dat niet bij de uitvoeringsorganisaties te geschieden. Het aantal van 213 dagen is veel te lang. De kindertelefoon. De beperkte openingstijd heeft geleid tot een afname van de vraag met meer dan één kwart ten gevolge van de sluiting op woensdagmiddag. Een vorige keer heeft dhr. Van Zuijlen hier al voor gewaarschuwd. Dhr. Hemmes (SP) kan zich vinden in veel vragen die door dhr. Van Zuijlen zijn gesteld. Dhr. Hemmes gaat direct akkoord met zijn voorstel om bijeen te komen om te brainstormen. De toestroom naar de jeugdzorg wordt alleen maar groter en de subsidiëring door de provincie wordt steeds problematischer. Dat verbaast dhr. Hemmes niets als men zich realiseert dat de leefsituatie van veel kinderen erg is verslechterd zoals de recentste cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau aangeven. De afgelopen jaren is de koopkracht gedaald met gemiddeld 3%. De jaren vóór het huidige kabinet aantrad, was er nog sprake van een stijging van 9%. Vanaf 2003 zijn er meer dan 12.000 leerlingen uitgevallen uit het Voortgezet Onderwijs. De jeugdwerkloosheid is spectaculair toegenomen. 22% van de schoolkinderen in de stad Groningen leeft op of onder de armoedegrens. Sommigen gaan met een lege maag naar school en dat zal in de provincie niet anders liggen. Als dit soort situaties in dit land worden getolereerd, dan moet men niet gek opkijken als er elk jaar meer miljoenen in de jeugdzorg moeten worden gepompt. Dat is het punt waar het om draait. Er kunnen dan wel prachtige jeugdzorgorganisaties zijn, maar men kan niet door blijven gaan met geld aan te slepen om die instanties in stand te houden. Het is een uitzichtloze weg en een bodemloze put. Daarom dient preventie de inzet te zijn. Daar kan ook de provincie aan bijdragen. Urenlang kan men discussiëren over de jeugdzorg, maar zolang het beleid in Den Haag niet verandert en alleen maar
46
verslechtert – dhr. Van Zuijlen gaf dat ook al aan – zal de jeugdzorg straks de gehele agenda bepalen totdat de commissie erin verzuipt. Dhr. Hemmes heeft nog één vraag. Laatst kreeg hij een subsidieaanvraag onder ogen van de Stichting Leergeld. Dit heeft ook te maken met preventie en het armoedebeleid. Misschien kan de gedeputeerde dit meenemen in het kader van de jeugdzorg en wel als onderdeel van de preventie. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt of het waar is dat er een relatie bestaat tussen kinderen die instromen bij de jeugdzorg en het behoren tot een bepaalde sociale klasse waarin armoede veel voorkomt. Zij denkt dat bepaalde problemen in alle sociale categorieën van de bevolking voorkomen. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat problemen in alle categorieën van de bevolking voorkomen. Ook kinderen van ouders die drie keer per jaar naar Spanje gaan, kunnen bij de jeugdzorg terechtkomen als zij niet mee mogen. Het grootste probleem is echter de armoede. Als kinderen worden geboren in een situatie waarin achterstand bestaat en zij niet genoeg voeding krijgen of speelmogelijkheden hebben, als zij op school worden achtergesteld omdat zij de verkeerde kleren aan hebben … Dhr. Hemmes nodigt mw. Boon uit voor een kop koffie om daar eens uitvoerig over te praten. Hij denkt dat het buiten alle realiteit is om zo’n verband te ontkennen. Dhr. Zanen (PvhN) gaat in op de slotconclusie van de beleidsvoornemens van het College. Het is schrijnend dat financieel gezien er een aantal forse knelpunten zijn die zorgen geven. Bij nadere lezing blijkt dat er gesteld wordt dat de afspraak tussen IPO en het Rijk in het Bestuursakkoord Financiering Jeugdzorg impliceert dat het onmogelijk is om aanvullende middelen te verkrijgen op dit beleidsterrein, terwijl die voor een normale uitvoering nodig zijn. Uit de begroting valt af te leiden dat er € 600.000 op moet worden toegelegd. Het probleem begint dus al te zuigen. In die zin verklaart dhr. Zanen het eens te zijn met dhr. Hemmes. Hij denkt dat getracht moet worden in IPO-verband om dat bestuursakkoord open te breken en verwijst naar de discussie rond de aardgas- en de olieprijzen naar aanleiding van de onverwachte instroom van veel geld bij de rijksoverheid. De verhoging van de olieprijs leidt er echter ook toe dat de kosten van het levensonderhoud fors stijgen. Dhr. Van Zanen meent dat vanuit de extra overheidsinkomsten meer ruimte geschapen moet worden voor dit wezenlijke beleidsterrein van de jeugdzorg. De voorzitter vraagt naar zijn reactie op het voorstel van dhr. Van Zuijlen. Dhr. Zanen (PvhN) spreekt zich positief uit voor het voorstel om gericht te kijken hoe meer greep verkregen kan worden op de voorwaarden voor een goed functioneren van de jeugdzorg. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) reagerend op het woord ‘malle Pietje’ verklaart zich niet in deze betiteling te kunnen vinden. Als een paar jaar geleden € 23 miljoen werd uitgetrokken voor de jeugdzorg en nu al € 30 miljoen, terwijl niet gekeken wordt naar de oorzaak van het probleem, maar men alleen maar om meer geld roept, vraagt zij zich af wie hier nu ‘de malle Pietje’ is. Dan kan zij zich veel meer vinden in het beleid van partijen die naar de oorzaken willen kijken en naar de ketens, hetgeen een veel constructievere benadering is. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat hij op de vorige vergadering uitgebreid is ingegaan op wat bureaucratie is en welke verspilling daar
47
plaats vindt. Hier wordt in het stuk precies aangegeven welke taak de provincie op haar bord krijgt, terwijl er geen of veel te weinig geld wordt meegegeven. Daar gaat het om. Dhr. Van Zuijlen benadrukt dat hij niet heeft willen zeggen dat men het in het algemeen niet goed doet in Den Haag, maar dat de provincie met betrekking tot dit thema wordt uitgekleed. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) brengt daar tegen in dat als men de begrotingen goed bekijkt, ook blijkt dat op het ministerie van VWS veel extra geld wordt uitgetrokken voor allerlei vormen van jeugdzorg. Echter, de vele goede bedoelingen worden niet allemaal gehonoreerd, hetgeen leidt tot een flink tekort van bijna € 1,5 miljoen. Dat is niet niks. De oorzaak daarvan is de instroom GGZ. Dat is bekend. Men spreekt over een bedrag van € 2 miljoen voor het indiceren en dat heeft betrekking op 50% van een aantal cliënten. Mw. De Winter vraagt zich af hoe groot dat aantal eigenlijk is, want dit is een fors bedrag. De vorige keer is de commissie toegezegd dat er gesprekken zouden komen met VWS om in dit gat te voorzien. Het gesprek heeft ondertussen plaatsgevonden en de vraag is in hoeverre dit tekort wordt overbrugd. Als er niets extra komt, is de vraag van de CDA-fractie hoe de provincie dit gaat opvangen. Voorts zijn de wachtlijsten bij het AMK weggewerkt en er een vrijval komt van € 195.000 of € 133.000. Mw. De Winter vraagt welk bedrag er precies is te besteden. De kindertelefoon. Voor het CDA bleef de vraag bestaan waarom de provincie Groningen € 159.000 moet uitgeven, terwijl de provincie Drenthe slechts € 31.000 uitgeeft. Dat is een fors verschil. Graag hoort zij daarop een toelichting. Een volgende vraag betreft de verschuiving van het geld voor de opvoedtelefoon naar de kindertelefoon. Mw. De Winter vraagt of dit wel logisch is en de goede weg. Immers, opvoeden heeft betrekking op vragen van ouders en nu wordt een en ander neergelegd bij vragen van kinderen. CWZW Noord. Er wordt nog onderzoek gedaan. De resultaten dienen afgewacht te worden. Mw. De Winter leest echter ook dat de doorstroom stagneert doordat er gebrek is aan geschikte woonruimte voor jongeren. Zij denkt dat als dat punt wordt opgelost, er dan toch weer vooruitgang geboekt kan worden. Ook tijdens de vorige commissievergadering is dit geluid door de CDA-fractie naar voren gebracht, te weten dat gewerkt moest worden aan betaalbare woonruimte voor jongeren. Er wordt ook aangegeven dat forse doelmatigheidsoperaties uitgevoerd zullen worden, om de financiële uitgaven binnen de perken te houden. In de media worden vaak wilde verhalen gehoord over de verhouding tussen de bedragen die worden ingezet voor bureaustoelen, kortom voor bureaucratie, en de daadwerkelijke hulpverlening. De vraag van de CDA-fractie aan de gedeputeerde is of zij een en ander kan ontzenuwen en wat een juiste verhouding is als het gaat om bureaucratie en de daadwerkelijke hulpverlening. Daar kan mogelijk een oplossing liggen als het gaat om het uitzetten van nieuwe beleidslijnen. In die zin kunnen de CDA-fractie en de GroenLinks-fractie elkaar mogelijk weer wel vinden. Voorts formuleert mw. De Winter de vraag of de tekorten slechts door bezuinigingsoperaties opgelost kunnen worden. Zo niet, dan moeten naar andere wegen worden gezocht. Inzake de te nemen besluiten, het anders inzetten van geld dat vrijgekomen is bij de bestrijding wachtlijsten AMK en als tweede punt de financiering van allerlei projecten stelt mw. De Winter dat het tweede punt de volledige instemming heeft van het CDA. Omtrent het eerste punt doet zij een voorstel. Zij refereert aan de vaststelling van het verbeterprogramma dat in de vorige commissievergadering is vastgesteld. Dat hield in dat de commissie zich meer daarop zou richten. Zij stelt
48
voor om het vrijgekomen geld (AMK) van € 199.000 juist te gebruiken voor het realiseren van de betreffende verbeterpunten en het geld daar in te zetten voor wijziging van het beleid bij de gemeenten. De keuze kan gemaakt worden om het geld aan bureau Jeugdzorg te geven, maar daarentegen kan ook nieuw beleid worden ingezet en dat zou conform de ideeën van de PvdA zijn om geld in een eerder traject in te zetten en voorts kan het geld worden gekoppeld aan het verbeterprogramma. Mw. De Winter legt deze vraag aan de gedeputeerde voor, maar ook aan de andere fracties. De voorzitter vraagt mw. De Winter of zij wil reageren op het voorstel van dhr. Van Zuijlen. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) antwoordt dat de CDA-fractie altijd bereid is te praten over de jeugdzorg en dat er inmiddels al veel tijd aan gespendeerd wordt. Zij is er niet van overtuigd dat met praten voortgang geboekt kan worden. Eerder geeft het verbeterprogramma goede handvaten en het is van het grootste belang dat dat programma zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Mw. Deinum-Bakker (D66) stelt dat in de jeugdzorg nooit achterover geleund kan worden. Ook nu blijkt dat weer. Al haar punten zijn reeds aan de orde gesteld en die hoeven niet herhaald te worden. Zij zit wel met het punt dat mw. Mansveld namens de PvdA heeft ingebracht, namelijk dat beleid wordt gemaakt op basis van het geld. Zo simpel kan dit gesteld worden. Bekeken wordt wat de mogelijkheden financieel zijn, wat krijg je en wat kan je leveren. Helaas kan de provincie niet leveren wat zij eigenlijk zou moeten leveren. Dat is dus een groot probleem. Dhr. Van Zuijlen heeft voorgesteld om daar eens over te praten, want de plicht bestaat om te voldoen aan de rechten van de jeugd inzake de zorg. Het gaat erom om dat voor elkaar te krijgen. In de stukken is sprake van veel goede bedoelingen. Iedereen is er heel erg mee bezig en dat geldt ook voor de commissie. De meldweek was daar een voorbeeld van. De vraag van dhr. Van Zuijlen hoe de commissie het roer weer in handen krijgt, is cruciaal. Duidelijk is ook dat de sleutel toch ook bij het Rijk ligt als er niet genoeg geld binnenkomt voor de taken die de provincie behoort uit te voeren, terwijl er al binnen alle instellingen een bezuinings- en efficiencyoperatie gehouden is. Een tweede punt is hoe de commissie meer grip krijgt op de gang van zaken en hoe er door de statenfractie over gesproken kan worden. Duidelijk zal zijn dat GS daarbij nodig is en ook alle instellingen. Het moet een interactie zijn en daar is vertrouwen voor nodig. Bij het werkbezoek aan de Base Groep heeft mw. Deinum bespeurd dat er vertrouwen begint te groeien. Bij het Bureau Jeugdzorg is men eerder ook al op bezoek geweest. D66 is er een groot voorstander van om daar naar te kijken. Dat laat onverlet dat nu de beleidsvoornmens voor liggen waar de gedeputeerde mee op stap moet om meer geld binnen te krijgen. Wat dat betreft wordt de inzet van de gedeputeerde ondersteund. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) kan kort zijn daar al veel aan de orde is geweest. Terzijde merkt hij op dat bij de verzuimcijfers bij de CWZW Noord hij gelezen heeft dat het ziekteverzuim werkelijk 7,8 is, terwijl er 7 was begroot, terwijl het verschil 1,2 was. Volgens hem klopt dat niet. Reagerend op GroenLinks om als woordvoerder jeugdzorg na te denken over dit terrein, verklaart hij dat de ChristenUnie graag meedenkt over oplossingen samen met de andere fracties. Dhr. Van Zuijlen heeft een balletje opgegooid en dhr. Hilverts onderneemt een poging het balletje in te koppen. Hij vraagt zich af wat de commissie belet om na het voorgestelde overleg de vaste kamercommissie te bezoeken en te spreken over de problemen waar de provincie zich voor gesteld ziet.
49
Mw. Mulder (gedeputeerde) begint met het punt van mw. Mansveld waar de provincie nu in de jeugdzorg staat en hoe zich dat verhoudt tot het beleid dat de provincie zou moeten neerzetten en hoe zich dat verhoudt tot bijvoorbeeld het stuk dat er nu ligt en hoe dat voorafgaand een aantal jaren is geweest. De gedeputeerde geeft aan dat de provincie eigenlijk in een soort kentering zit. In 2005 heeft de provincie taken gekregen, daarvoor was de provincie financier van de jeugdzorg. De provincie heeft er nu duidelijk taken bij gekregen, met name als het gaat om sturing en rondom de beleidsmatige kaders die de provincie behoort aan te geven. Dat is een omslag met een toko die gewoon doorloopt en een wet die de provincie moet invoeren, waarin er eerst voor gezorgd moet worden dat beheersmatig een aantal zaken goed op orde is, überhaupt om zich te kunnen verantwoorden richting VWS om geld binnen te krijgen dat nodig is om die zorg uit te voeren. Het is heel belangrijk. De gedeputeerde is het ermee eens, dat het stuur langzamerhand wel overgenomen moet worden, dat de benzine beperkt is op de boot en dat daar ook landelijk met de andere provincies heel goede afspraken met het ministerie zijn gemaakt en dat dit ook hard gemaakt moet worden waar er sprake is van tekorten. Het betekent ook dat in het beheer niet te veel meer ‘gezwabberd’ moet worden. Er is gesteld dat er eenduidig een gegevenswoordenboek zal worden samengesteld, dat de cijfers eenduidig aangeleverd zullen worden. De wachtlijsten worden eenduidig volgens een bepaalde systematiek aangeleverd. Daar moet niet meer in worden ‘gezwabberd’. Ondertussen is er ook nog sprake van het fenomeen dat, met name als het gaat om preventie, de gemeenten in de WMO nu zeer summier de voorzieningen voor jeugdzorg, op het gebied van jeugdbeleid als taak krijgen. Dan blijkt, dat dit niet op orde is. Dat is al een tweespalt. De gedeputeerde is het ermee eens dat het eigenlijk in de preventie gestopt zou moeten worden. Dan komt de gedeputeerde echter met zichzelf in de knel als zij zegt: “Ik heb geld van het ministerie en dat mag alleen worden besteed aan zware zorg”. Het College probeert de afgelopen jaren natuurlijk met het gebiedsgericht werken, met onderwijs, met Bureau Jeugdzorg als het gaat om preventie toch een brug te slaan richting die gemeenten in Groningen. Die helpt de provincie ook op weg om elk geval die vijf taken op te pakken, maar dat is van vandaag op morgen nog niet klaar. Dat is een soort spagaat waarin de provincie zich bevindt. Op voorliggende voorzieningen moet eigenlijk de nadruk op liggen. De gedeputeerde hoopt ook dat ten aanzien van die vijf taken – en daar zal in het IPO weer nadruk op worden gelegd, want die WMO is wel heel gemakkelijk gesteld met een afgeleide van “het jeugdbeleid moet op orde zijn” – ook gegarandeerd geld mee komt richting gemeenten om die taken ook te kunnen uitvoeren. Het is de verantwoordelijkheid van de provincie om het roer hier ook wat meer sturend te maken. Er zal de komende jaren daarom meer een discussie in de Staten gevoerd moeten worden over de vraag waar de provincie heen wil met de jeugdzorg. Dat doet het College ook in de organisatie, er wordt enigszins verzwaard. In het Provinciehuis betekent dat, wanneer men zo’n taak op zich neemt, dat ook ambtelijk toch nog eens moet worden gekeken of daar nog extra bij kan komen, met name als het gaat om die visie en het goed neerzetten van het kaderstellende beleid. Dat is één. In de sturing gaat het om zaken als effectiviteit, doelmatigheid, het sluiten van de ketens, de slagkracht, de wachtlijsten proberen weg te halen en de hulp zo goed mogelijk dicht bij huis proberen te organiseren. Dit laat onverlet dat er een ander knelpunt is, die niet door aldoor maar sturend bezig te zijn kan worden opgelost. Dit is het feit dat er tekorten dreigen te komen, omdat het geld van VWS te weinig toereikend is. Dus aan één kant meer sturen op doelmatigheid, effectiviteit, ketens sluiten, om te zeggen: “We hebben nu echt het onderste uit de kan gehaald voor wat betreft de hulp voor de centen die wij gekregen hebben”, maar aan de andere kant houdt dat een keer op en zit men toch
50
met het feit dat er een tekort aan middelen is. Aan beide kanten moet worden gewerkt. Het College komt natuurlijk met een uitvoeringsplan 2006. Het College zal proberen het uitvoeringsplan al wat meer sturend neer te zetten. De gedeputeerde denkt dat in 2006 er meer tijd gemaakt moet worden om in sessies, misschien wel samen met de spelers in het veld, samen ook met de Staten, te kijken welke kant de provincie op gaat als het gaat om het stuur in handen nemen en het beleid uit te zetten. Dat kan niet in twee maanden, daar is meer tijd voor nodig. Ondertussen zit de provincie wel met een aantal knellende punten als het gaat taken die de provincie erbij heeft gekregen – jeugdbescherming, jeugdreclassering, open einde-financiering, maar wel op grond van T min 2. Dat betekent dat de provincie de gelden krijgt voor de pupillen die zij twee jaar geleden geholpen heeft. Er is echter sprake van een toename, dus is er een tekort. Het College heeft een brief geschreven richting het ministerie om aanvullende middelen te kunnen krijgen. Daarbij laat het College ook het gat zien dat is ontstaan vanwege die T min 2. Het College hoopt de middelen te krijgen, want voorfinanciering wordt op dit moment ontraden, omdat die voorfinanciering eigenlijk maakt dat men die extra gelden niet meer van het ministerie krijgt. Dat is een regeling. Binnen IPO-verband heeft de provincie dit nu aangekaart en daar gaat men mee verder. Het is echter een knelpunt. Naast de T min 2-problematiek kent de provincie natuurlijk de GGZ-problematiek: het toenemend aantal pupillen dat ook gebruik maakt van GGZ en Accare. De vraag naar de oorzaak is interessant, maar is op korte termijn niet te beantwoorden. Men zit met het feit dat er in Groningen een grote vraag is, meer dan in andere provincies, en het feit dat die pupillen bediend moeten worden. De gedeputeerde is samen met Drenthe – want daar speelt dat ook, omdat zij ook Accare hebben – geweest om aan te geven dat er sprake is van grote tekorten. Het zit zo dat de verdeling heeft plaatsgevonden op basis van jeugdigen, maar onttrokken is op basis van de hoeveelheid geld die aan de hulpverlening werd gegeven. Dit valt vreemd uit in Groningen en Drenthe. Daar had men wel oren naar, alleen: de gedeputeerde heeft aangegeven dat VWS voor 2006 dan maar moet komen met een vernieuwde herverdeling richting de provincies, hoe dat moet met die indicering van de GGZ en de mensen van Accare. De gedeputeerde denkt dat de provincies Groningen en Drenthe daar nog wel een dobber aan krijgen, omdat andere provincies dan moeten gaan inleveren. De gedeputeerde heeft gezegd: “Stel je voor, dat de andere provincies gaan steigeren en dat het dan toch niet lukt. Wat is dan het antwoord?” Het antwoord was eigenlijk: “Dan zal je toch Accare en GGZ misschien toch nog meer moeten laten indiceren”. De gedeputeerde is daar zelf niet blij mee, in die zin dat die indicering juist door een onafhankelijke derde moeten plaatsvinden om met name de vraag waarom in Groningen zo veel kinderen in de hulpverlening bij GGZ en Accare lopen te kunnen beantwoorden. Kunnen ze ook met lichtere vormen van hulp toe? Dit antwoord krijgt men niet als men de oude vorm aan blijft houden. Het zou echter een noodscenario kunnen zijn. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat Accare toch voor een beperkt deel een Gronings/Drents cliëntenbestand heeft. Die komen toch ook uit andere delen van Nederland? Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat dit wel is meegenomen. De meeste jeugdigen aan wie hulp moet worden verleend, komen wel uit Groningen en Drenthe. De berekening is dan ook niet gemaakt op basis van het aantal jeugdigen dat door Accare wordt geholpen, maar op basis van de jeugdigen die bij Accare worden geholpen en in Groningen wonen. Het College probeert dus zich sterk te maken om daar toch nog goed uit te komen. Die brief is ook meer bedoeld om aan te geven dat
51
er sprake is van een aantal urgente problemen in 2006. De provincie zal moeten kijken hoe dit opgelost kan worden. De vragen van mw. Mansveld als het gaat om beleidsvisie, bevindingen, probleemanalyses, wachtlijsten. Hoe dan ook moeten die gaandeweg steeds meer goed beantwoord worden om het beleid op lange termijn goed te kunnen neerzetten en ook sturend te kunnen zijn richting Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Die slag moet echt nog gemaakt worden. De wachtlijsten van twintig dagen was meer een wens. Het College probeert dit aan te houden, maar het is geen landelijke regel om de twintig dagen als norm te stellen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt of dit dus een regel is die in elk geval in Groningen geldt. Niet dat het allemaal onder de twintig dagen moet, maar wel dat het op die manier gepubliceerd wordt. Mw. Mulder (gedeputeerde) beaamt dit. De onjuiste voorstelling van zaken. Het is niet zo bedoeld dat het een misleidende voorstelling van zaken is, maar meer dat het College er anders tegenaan kijkt en dat de provincie de discussie met de zorgaanbieder eigenlijk nog aan moet gaan. Dat gaat binnenkort ook gebeuren. ‘Lekker in je schoolvel’ is zo’n preventieverhaal waarvan het prachtig zou zijn als dat al heel vroeg ingezet zou kunnen worden. In de vorige vergadering van de commissie heeft de gedeputeerde ook gezegd dat zij zich sterk zou maken om te kijken of zij partners zou kunnen vinden in de regio, om te kijken of dat wat breder gedragen als project van start zou kunnen gaan. Het College wil daar best zijn medewerking aan verlenen. De gedeputeerde weet ook nog niet of dat geld gaat kosten en hoeveel dat moet gaan kosten, maar zij vindt het wel heel summier als alleen maar de provincie en de GGZ dat gaan dragen. Dat moet derhalve opgepakt worden. Stichting Leergeld is nog genoemd. De provincie heeft ook zelf een studiefonds. De gedeputeerde heeft daarom in het Provinciehuis de vraag neergelegd om te kijken of – want op zich zijn de doelen die Stichting Leergeld heeft heel goed – het elkaar niet raakt en of er geen zaken dubbel worden gedaan. Dhr. Hemmes (SP) heeft begrepen dat een aantal provincies dit al hanteert en dat Friesland er nu ook mee bezig is. Vandaar dat hij het hier neerlegt. Mw. Mulder (gedeputeerde) vervolgt haar beantwoording. De aanvullende middelen. Daar is ook al iets over gezegd. Hoever gaat men met het nu nemen van een voorschot? Het is ook heel dubbel: aan de ene kant is de provincie verantwoordelijk voor de zorg. Men ziet de jongeren direct om zich heen en het is bekend wat de nood is. Aan de andere kant heeft de provincie strakke afspraken met het ministerie dat de provincie duidelijk maakt of het geld toereikend is of niet. De gedeputeerde denkt dat dat in elk geval helder moet blijven, dat als er tekorten zijn, de provincie dit ook heel hard kan maken richting het ministerie. Voor men het weet pakt men het op, net als het voorbeeld bij de GGD, en krijgt men het niet meer terug, maar wordt ‘de boel’ wel overeind gehouden. Dat is wel een politiek punt. De vraag naar de bedragen van € 195.000,- en € 133.000,-. Het laatste bedrag betreft autonome middelen. Het totaal is het eerste bedrag. Het voorstel van het College is om het toch beschikbaar te stellen voor die voordeur, met name omdat daar wachtlijsten zijn. Met name als men bezig is met preventie, preventieunits, vooral in de gemeenten, om dat goed op orde te brengen en er komt echt een
52
urgent geval dat bij Bureau Jeugdzorg aanklopt, dan kan de provincie het niet maken dat er bij de voordeur een wachtlijst is. Dan is het effect namelijk ook weer dat de voorliggende voorzieningen zeggen: “Ja, dan hebben wij het goed voor elkaar, dan komen wij bij die voordeur en dan hebben wij daar nog dikke wachtlijsten en worden wij teruggestuurd”. Het College wil daarom toch proberen om die wachtlijsten aan de voordeur weg te werken. Het is natuurlijk wel zo, dat wanneer bij de voordeur de wachtlijsten worden weggewerkt, er een opeenhoping ontstaat. Hopelijk schuift dat uiteindelijk de deur uit en wordt het één lijn. Die opeenhoping tussen de voor- en achterdeur is tijdelijk onvermijdelijk. Dat zou op de lange leste moeten verdwijnen. Dat is nu ook in de cijfers te zien: doordat aan de voorkant sprake is van versnelling, dat het AMK wordt meegenomen en ook versneld wordt gedaan, betekent dit enigszins een opeenhoping in het tussentraject. Dat moet echt verdwijnen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat 218 dagen wel erg veel is tussen de voor- en de achterdeur. Mw. Mulder (gedeputeerde) legt uit dat dit natuurlijk ook met de keten te maken. Als achter de achterdeur geen voorzieningen zijn, blijft het ook in de voordeur, want de case manager blijft op de jeugdigen zitten. Dat is ook goed, want het moet niet losgelaten worden. Het betekent echter wel een verzwaring van de taak van Bureau Jeugdzorg. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt vast dat het aantal van 218 in feite voor een deel wachtlijst van Base Groep en andere instellingen is, die daar weer achter zitten. Mw. Mulder (gedeputeerde) beaamt dit. Dat is ook de keten die mw. Mansveld aangeeft. Er moeten goede afspraken over komen dat die zaak goed doorloopt en er geen verstoppingen ontstaan. Kindertelefoon. Er blijkt toch dat het gebruik toegenomen is. Of dat allemaal op woensdag is geweest, kan de gedeputeerde nu nog niet aangeven. In elk geval is het weer volledig bezet. Woonvormen. Het is natuurlijk een gemeentelijk beleid om ervoor te zorgen dat hun jeugdigen een goede accommodatie krijgen om te wonen. Het is wel een punt waar het College nog eens met de gemeenten in VGG-verband over kan spreken. De gedeputeerde zal dit aan de orde stellen. De vraag of het inbrengen van het geld voldoende effectiviteit opbrengt, een punt van mw. Deinum. De gedeputeerde verklaart dat de provincie daar nu druk mee bezig is. Mw. Deinum-Bakker (D66) merkt op dat de provincie bezig is met een effectiviteits- en doelmatigheidsoperatie en ondertussen blijkt, door wat er op de provincie af komt, dat de provincie eigenlijk van het geld te weinig geld krijgt. Er zit een discrepantie tussen. Mw. Mulder (gedeputeerde) vult aan dat dit de twee sporen betreft, waarbij het ene vooral niet moet worden nagelaten, maar men moet zich ook niet blindstaren op de gedachte dat alle tekorten opgelost kunnen worden door doelmatigheid en effectiviteit en dat men het zo perfect kan krijgen. De voorzitter memoreert aan het feit dat er nog een vraag was van het CDA over gesprekken met VWS over de tekorten van € 1,5 miljoen.
53
Mw. Mulder (gedeputeerde) legt uit dat zij hierover heeft verteld dat zij naar VWS geweest is. Zij kreeg geen antwoord in die zin dat men dus nu wil kijken of men tot een herverdeling voor 2006 kan komen als het gaat om de GGZ en Accare. De gedeputeerde ziet het knelpunt nu al aankomen dat de provincie Groningen dan meer krijgt, maar een aantal andere provincies minder. Groningen zal zich daar in IPO-verband nog heel hard voor moeten maken. VWS, zo vindt de gedeputeerde, moet daar een voorschot op nemen en die moet met die verdeling komen. Het is hun verantwoordelijkheid om alles goed te verdelen. In tweede termijn De voorzitter verzoekt de PvdA en de VVD nog te reageren op het voorstel van dhr. Van Zuijlen. Daarnaast vraagt zij iedereen die dat nog niet heeft gedaan te reageren op de verzoeken van GS aan de Staten die aan het eind van de beleidsvoornemens staan, dus van de reactie op de instellingen jeugdhulpverlening op blz. 8. Het is namelijk belangrijk dat de Staten zich daar over uitspreken. Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat de PvdA-fractie zich heel bewust is van de omslag die gemaakt moet worden. Zichtbaar is dat er sprake is van een kentering en dat het voor alle partijen heel ingewikkeld zal zijn. Wanneer men kijkt naar de partijen die nu in de hele keten zitten en men kijkt naar gemeenten, onderwijs, Accare, algemeen maatschappelijk werk, pedagogisch werk, Bureau Jeugdzorg, de Base Groep en alle partijen, dan vraagt mw. Mansveld zich af of het voldoende is als alleen de fracties bij elkaar gaan zitten. Mw. Deinum vroeg of het veld er niet bij betrokken zou moeten worden. Er is heel kort overleg geweest. De fracties kunnen wel bij elkaar gaan zitten en ideeën plannen, maar er is een hele keten, ook in het veld zoekende naar wat van hen wordt verwacht en wat de instellingen van anderen verwachten. Mw. Mansveld zou het voorstel daarom nog uit willen breiden, dat niet alleen de fracties bij elkaar gaan zitten, maar dat ook het veld wordt uitgenodigd en dat er een hoorzitting wordt georganiseerd om te horen wat nu de problemen zijn, wat alle partijen verwachten binnen de keten, om te voorkomen dat wanneer eerst de fracties bij elkaar gaan zitten en in een later stadium het veld erbij betrekken, die zelf al weer op weg zijn met het oplossen van hun kleine deel binnen de keten. Het is natuurlijk bekend van ‘ketendenken’ dat iedereen heel goed met zijn eigen rol omgaat en dat het heel ingewikkeld is om verderop in de keten te kijken wat de effecten zijn van het eigen handelen. Mw. Mansveld bekent hiermee te zitten. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) lijkt dit prima, maar beschouwt dit als een oplossing van een andere vraag, die veel meer te maken heeft met de verbeterpunten die hier nu staan richting instellingen. Het gaat dhr. Van Zuijlen vooral om de positie van de provincie in het krachtenveld tussen Rijk aan de ene kant en de instellingen aan de andere kant, waarin de provincie eigenlijk in een soort dwangpositie terecht is gekomen. De provincie moet van alles, maar heeft niet de middelen om het goed te doen, in elk geval niet zoals de provincie het zou willen doen. De vraag is hoe de provincie uit die dwangpositie kan komen. Dhr. Van Zuijlen kan hier niet direct een antwoord op geven. Dat is echter de vraag waarover hij met een aantal mensen zou willen nadenken. Mw. Mansveld (PvdA) vindt dat op zich geen probleem. Daarnaast is er natuurlijk het probleem van een volledige keten. Mw. Mansveld stelt voor om ergens in de aankomende drie à vier maanden een hoorzitting te houden met het volledige veld en de hele keten. Anders voorziet zij dat het allemaal weer een begrotingsjaar opschuift. De Meldweek Jeugdzorg is perfect geweest qua input. Mw. Mansveld roept
54
daarom op weer die handeling te verrichten, zeker met alle beleidsvragen die er nu liggen. De voorstellen van GS, zoals deze er liggen: € 195.000,- verplaatst naar de toegang. De PvdA-fractie kan hier akkoord mee gaan, maar heeft daar wel een aantal opmerkingen bij. Zij wil weten wat het effect is van die extra inzet. Het ontbeert daarna wel een visie, anders blijft de provincie, waar ergens geld overblijft, het ene gat met het andere dichten. Het is natuurlijk mooi dat het geld even over is en dat het ergens voor ingezet kan worden. De PvdA vindt echter niet dat dit een structureel handelen moet worden. Mw. De Winter maakte de opmerking dat er van VWS veel extra geld vrijkomt. Dat is allemaal heel mooi, maar mw. Mansveld wil graag weten waar het gaat landen. Als dat geld niet landt in een oplossingsgebied voor de problemen hier, dan heeft mw. Mansveld er wel problemen mee. Dan wordt met de mond beleden, maar niet met de daad gehandeld. Ten aanzien van de eerste kwartaalrapportage kan mw. Mansveld kort zijn. De eerste kwartaalrapportages zijn vooralsnog redelijk positief te noemen. Naar aanleiding van de rapportage wordt in de brief van GS een aantal rapporten en onderzoeken afgewacht. De PvdA wacht mee af. Het is inmiddels september, dit was de eerste kwartaalrapportage. De PvdA is erg geïnteresseerd in de volgende kwartaalrapportages. Als men kijkt naar de keten, is altijd de vraag hoe de keten samenwerkt. De PvdA zou in een hoorzitting de ideeën van de keten en het veld willen horen. Daarbij rijst de vraag die de PvdA mee zou willen nemen: hoe kijkt men binnen de keten aan tegen het begrip ‘ketenregisseur’? Heeft men dat nodig, niet nodig of tijdelijk nodig, en als men het nodig heeft, in welke fase heeft men dat dan nodig? Mw. Boon-Themmen (VVD) deelt mee dat de VVD kan instemmen met de voorstellen aan de Staten, de bestrijding wachtlijsten bij de toegang en doorstart. Mw. Boon heeft niets gehoord over de overbruggingshulp en de gehandicapte pleegkinderen. Zij geeft te kennen graag in de club van dhr. Van Zuijlen te willen meedenken over hoe het moet. Vooralsnog is de VVD-fractie niet voor een hoorzitting. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) dankt de gedeputeerde voor de uitvoerige beantwoording. Over het ‘Lekker in je schoolvel’ of wat daar omheen kan zitten, vroege preventie. Dit wordt nu dus wat op termijn geschoven in de zin van dat het nu niet van start gaat, dat is onmogelijk. Er ligt nu wel een Begroting. De vraag is of een amendement op zijn plaats is. Het is echter nog onduidelijk hoeveel geld daarvoor uiteindelijk nodig zal zijn vanuit de provinciale kas. GroenLinks deelt de visie dat het ook gedragen moet worden door gemeenten. De GroenLinks-fractie overweegt om met een inhoudelijk amendement te komen op de Begroting. Dhr. Van Zuijlen loopt iets vooruit op het volgende agendapunt, maar hij acht het handig om het hier bij te nemen. Op blz. 135 staat de jeugdzorg. Daar staan zes ‘balletjes’ waar de jeugdzorg in dit geval over gaat. Daar zou een ‘balletje’ aan toegevoegd kunnen worden in de richting van het bevorderen van preventie in een zo vroeg mogelijk stadium. Op het moment dat er inderdaad een project op tafel ligt en er ook geld voor nodig is, zou men met de Begroting in de hand kunnen zeggen: “Goed, dat is een doelstelling”. Bij de Integrale Bijstelling of op een ander moment in de loop van het jaar kan daar dan ook geld voor worden vrijgemaakt, misschien wel uit de lopende middelen. GroenLinks zal er in elk geval inhoudelijk al iets van omschrijven. Het ‘groepje’. Waar het dhr. Van Zuijlen echt om gaat is de strategische vraag: hoe kan men de plek versterken? Aan de andere kant zaken als hoe men
55
daarin met het veld omgaat, door hoorzitting of misschien toch wel naar Den Haag. Dat moet er dan maar uitkomen. Dhr. Van Zuijlen roept op om in elk geval niet de strategische vragen rond de plek van de provincie en de vraag wat de provincie in de uitvoering allemaal moet doen, de verbeteringen, door elkaar te gooien. Dat zijn twee verschillende vragen. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt dhr. Van Zuijlen of hij doelt op de positie van de provincie binnen het veld en of het strategisch beleid een andere vraag is. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) beaamt dit.
Dhr. Hemmes (SP) deelt mee zich te kunnen vinden in punt twee. Hij bekent meer moeite te hebben met punt één. Mw. De Winter begon daar ook al over. Mw. RossVan Dorp heeft de SP-fractie in de Tweede Kamer toegezegd dat alle wachtlijsten eind dit jaar voor een gedeelte en in elk geval in 2006 zullen zijn opgelost. In de Begroting staat trouwens weer een andere datum. Hij zal daar straks op terugkomen. Dhr. Hemmes is van mening dat het in eerste instantie aan mw. RossVan Dorp moet worden overgelaten om de wachtlijsten op te lossen. Het gaat om bedragen van € 40 miljoen tot € 100 miljoen. Het geld dat de provincie nu over heeft, moet volgens dhr. Hemmes eerst maar eens geparkeerd worden op een positie van preventie. Hij is tegen punt één. De staatssecretaris moet haar woorden maar waarmaken. Ten aanzien van het voorstel tot een hoorzitting stelt dhr. Hemmes dat men eerst maar eens moet gaan brainstormen in een klein groepje. Een hoorzitting kan daar een uitvloeisel van zijn. Misschien is het ook wel een goed idee om weer een soort meldweek te houden na de evaluatieperiode van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg. Een hoorzitting kan overigens ook een heel goed middel zijn. Dhr. Hemmes is op zich niet tegen een hoorzitting, maar hij denkt dat het nog even te vroeg is voor een hoorzitting. Hij sluit een hoorzitting niet uit. Eerst moet het groepje maar eens brainstormen over de mogelijkheden die de provincie heeft en welke mogelijkheden men nog ziet. Mw. Mansveld (PvdA) werpt tegen dat het groepje niet de mogelijkheden bespreekt, maar de positie. Dhr. Hemmes (SP) hoorde mw. Boon al zeggen dat zij tegen een hoorzitting is. De voorzitter preciseert dat mw. Boon vooralsnog niet voor een hoorzitting is. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat ook in de situatie met de meldweek een aantal fracties daar niets in zag. Hij vindt het heel belangrijk dat unaniem tot iets dergelijks wordt besloten, als complete Staten. Als dat het geval is, zal dhr. Hemmes niet tegen een hoorzitting zijn. Alle partijen moeten er echter achter staan, dan wordt de impact van zo’n hoorzitting een stuk belangrijker, zeker zolang er nog een kabinet zit met partijen die ook in de Staten zitten. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat die hier ook zitten.
56
Mw. De Winter-Wijffels (CDA) dankt de gedeputeerde voor de beantwoording. Zij heeft begrepen dat er werk gemaakt wordt van de woningen voor jongeren. Dat is een mooi punt. Vervolgens wordt de vraag voorgelegd of de fracties met de beide beslispunten meegaan. Mw. De Winter kan zich volledig voorstellen dat de gedeputeerde zegt: “Ik blijf toch bij de beleidsvoornemens zoals het hier neergelegd is”. Het is een punt om de wachtlijsten weg te werken. Als mw. De Winter alle pleidooien in de commissie aanhoort, en men volop de preventie en alles in de voorliggende voorzieningen toch een ontzettend warm hart toedraagt, denkt zij dat er geen amendementen nodig zijn, geen wijziging van de Begroting nodig is. Naar opvatting van mw. De Winter zal het veld de politiek er dankbaar voor zijn dat de politiek eens niet praat, maar de hand aan de ploeg houdt en een beetje handgeld geeft om dat beleid handen en voeten te geven. Mw. De Winter vraagt de overige fracties of zij dit willen overwegen. Wat is de reden om daar niet voor te kiezen?
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat dit een heel praktische reden is. Het gaat om een beperkt bedrag. Wanneer men dat in een provinciaal project stopt dat met ondersteuning van gemeenten wordt gedaan, dan wordt dat plotseling meer. Als het nu gewoon over gemeenten wordt verdeeld, wordt het dusdanig versnipperd dat men er niets meer van terugziet. Mw. Mulder voegde er nog een formeel bezwaar aan toe. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) heeft begrepen dat geoormerkt geld niet voor andere doelen ingezet mag worden. Een bedrag van € 133.000,- is provinciegeld, daar geeft de landelijke overheid de provincie de vrijheid in om dat zelf te besteden. Het is geen kwestie van de provincie geeft de gemeenten een handje geld en dan zien ze maar. Er is een verbeterprogramma vastgesteld. Du moment dat gemeenten daarmee aan de slag gaan, zou men kunnen zeggen: “Gemeente, voor elke euro die gij ervoor uittrekt, legt de provincie een euro bij”. Dan draait de zaak tenminste al. Dat zou eigenlijk het doel van mw. De Winter zijn. Het lijkt haar sterk dat de provincie daarmee de wachtenden aan de voordeur niet kan beperken. Dan is de provincie aan de slag. Dhr. Hemmes (SP) stelt dat er voor hem nog bij komt, dat het kabinet zijn woorden waar moet maken. Als de provincies dat allemaal voor hun voeten wegmaaien, gaat het kabinet weer achterover leunen. De wachtlijsten zijn niet meer door de provincies op te lossen. Mw. Ross-Van Dorp of haar opvolgster moet die wachtlijsten oplossen. Dhr. Hemmes vindt daarom dat de provincie het geld absoluut niet zelf in het oplossen van wachtlijsten moet stoppen. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) vraagt of alleen de SP daarin meegaat en een andere besteding prefereert dan de voordeur Bureau Jeugdzorg. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) antwoordt heel graag nog een keer een reactie te willen horen van de gedeputeerde, maar hij bekent wel aan het twijfelen te zijn gebracht. Hij moet hier over nadenken. Mw. Mulder (gedeputeerde) wenst hierover twee dingen te zeggen. Het College had een besluit genomen dat op dezelfde basis niet genomen had moeten worden. De gelden zijn namelijk beschikbaar gesteld voor het AMK, het was ook een plicht van VWS om dat voldoende te betalen. Het College komt echt wel met een plaatje. Die
57
financiering gescheiden van wat de provincie er zelf in stopt en wat het Rijk betaalt en wat het Rijk eigenlijk heeft opgeleverd aan hulp en of dat voldoende was. Het College zal ervoor zorgen dat dit helder op papier komt te staan, anders snijdt de provincie zichzelf in de toekomst in de vingers. Daarnaast hoort de gedeputeerde op dit moment bij de gemeenten heel veel geluiden dat mensen terugverwezen worden. Als de gedeputeerde de clubs van gemeenten enthousiast wil krijgen – want zij zijn degene die de taken straks op zich moeten nemen – dan moet de gedeputeerde ze vooral niet frustreren door bij de voordeur nu al te zeggen: “Er is een enorme wachtlijst”. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) wenst hierop te antwoorden, dat voor het enthousiasmeren van de gemeenten niet alleen het beleid er moet worden neergelegd, maar vergezeld van een beetje geld om het beleid op gang te brengen.
Mw. Mulder (gedeputeerde) legt uit dat de provincie dat daarnaast ook doet. Samen met de gemeenten heeft de provincie het CMO aan het werk gezet om die voorliggende voorzieningen overeind te krijgen en goed neer te zetten. De provincie besteedt hier dus geld aan. Het kan toch niet zo zijn dat de gedeputeerde in dat overleg te horen krijgt: “Ja, maar bij Bureau Jeugdzorg is er een enorme wachtlijst en ze kunnen daar niet geholpen worden”. Dan snijdt de provincie zichzelf in de vingers. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat de gedeputeerde voor de GroenLinks-fractie overtuigend is. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) vraagt om een reactie van de PvdA. Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat zij ‘standvastig’ heeft gezegd met een aantal kanttekeningen. Zij is hier naar eigen zeggen heel genuanceerd in geweest. Het is eenmalig. De PvdA wenst de effecten van dat bedrag zien. De PvdA begrijpt het jaar waarin de provincie nu zit en de kentering. Natuurlijk is het een dilemma en is het waarschijnlijk ook een druppel op een gloeiende plaat, want de provincie zit met veel grotere problemen. In dat kader gaat de PvdA-fractie mee. Mw. Mansveld heeft nadrukkelijk aangegeven dat de PvdA-fractie daar kanttekeningen bij plaatst. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) stelt dat de provincie het ook maar eenmalig kan doen. Volgend jaar zijn er geen vrijgevallen gelden van wachtlijsten die overbodig zijn. In die zin is het geen kwestie van de situatie volgend jaar opnieuw bezien. Nu heeft de provincie die kans om daadwerkelijk het beleid een push te geven. Dat was de inzet van Mw. De Winter. De voorzitter informeert bij mw. De Winter naar haar reactie op het voorstel van de PvdA voor een hoorzitting. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) antwoordt wel voor een hoorzitting te zijn, waarbij de problematiek breder wordt aangepakt. Zij wenst niet te verzanden in politieke stukken waar vervolgens de praktijk niets mee kan. De CDA-fractie is ook huiverig voor een situatie waarin alleen maar gepraat wordt. In Rotterdam zeggen ze dan: “Niet lullen, maar poetsen”. Daar voelt mw. De Winter meer voor. Dit neemt niet weg dat het CDA graag meedoet aan alles wat een bijdrage kan leveren.
58
Mw. Deinum-Bakker (D66) herhaalt dat D66 met dat voorstel instemt. Het is geld van de provincie. Mw. Deinum is het met de gedeputeerde eens om het nu te gebruiken en pragmatisch te zijn. Natuurlijk klopt het principe van dhr. Hemmes. In dit geval wenst mw. Deinum echter pragmatisch te zijn. Het geld is van de provincie. Het dient ingezet te worden, zodat de provincie er op dit moment iets mee kan doen. Het voorstel van de hoorzitting. Dit is een aardige uitwerking van de gedachte die mw. Deinum opwierp. Eigenlijk is mw. Deinum het echter met dhr. Van Zuijlen eens, dat eerst de eigen positie versterkt moet worden, dat men strategisch moet weten wat men wil. Daar achteraan kan een hoorzitting mogelijk een heel goede vorm kan zijn om verder te gaan. Mw. Mansveld (PvdA) stelt reeds te hebben aangegeven dat het in die volgorde ook heel goed is. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat de ChristenUnie zich bij deze laatste woorden kan aansluiten. Eerst dienen de portefeuillehouders bij elkaar komen. De hoorzitting kan daar een gevolg van zijn. De ChristenUnie zal hier zeker aan meedoen. De ChristenUnie-fractie stemt in met de voorstellen van GS. Mw. Mulder (gedeputeerde) wenst twee reacties te geven. De extra middelen zijn eenmalig. Daar is de gedeputeerde het wel mee eens, want uiteindelijk zal de provincie toch naar een beleid en een ketenbenadering moeten, waarin ook naar de toekomst toe meerjarenbeleid neergezet kan worden en niet wordt gekeken naar problemen die ad hoc ontstaan. Er zullen de komende jaren natuurlijk wel eens ad hoc problemen zijn, maar niet op deze manier waarbij extra middelen worden ingezet en waarbij overblijvend geld wordt overgeheveld naar een knelpunt. Een analyse naar de vraag waarom knelpunten ontstaan is daarbij ontzettend belangrijk. Het zal ook de eerste insteek zijn om die analyse eens helder te krijgen. Er moet worden nagedacht over de vraag of het punt van die ketenregisseur noodzakelijk is. De gedeputeerde kan hier derhalve nog geen antwoord op geven. Er is nog iets gezegd over die overbruggingshulp en de vraag waarom de provincie daar niet aan geeft. De provincie geeft daar wel aan, maar vanuit het flexbudget, omdat het College van mening is dat overbruggingshulp geen structurele hulp moet zijn. Dat was de vraag. De goede hulp die bij de indicering hoort, die hoort de provincie te bieden, geen noodoplossing structureel gaan maken. De voorzitter rondt hiermee het agendapunt af. Zij denkt dat er van de zijde van GroenLinks een initiatief te verwachten is om de woordvoerders bij elkaar te brengen om het strategisch overleg op te zetten. Vervolgens kan worden gekeken of het zo ver komt dat van daaruit een hoorzitting wordt georganiseerd, en dan met name om analyse te plegen in het veld en een aantal zaken over visie en ketenregie, etc. neer te leggen. Die vragen voor zo’n hoorzitting zal de commissie dan ook heel goed moeten voorbereiden. Mw. Mansveld (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA-fractie hier wel het voortouw in wil nemen. De PvdA heeft een grote fractie. De voorzitter vraagt of het stuk naar de agenda van de statenvergadering kan worden doorgeleid met het predikaat C-stuk. Dit lijkt haar wel, gezien alle instemming die heeft plaatsgevonden. Of willen mw. De Winter en dhr. Hemmes tijdens de statenvergadering nog in kunnen gaan op...
59
Dhr. Hemmes (SP) merkt op dat misschien wel gezamenlijk wordt besloten tot het indienen van een motie. De voorzitter vraagt of dat dan een actuele motie betreft of dat dit stuk op de agenda moet komen te staan. Dhr. Hemmes (SP) ontkent. Mw. Mansveld (PvdA) wenst er een kanttekening bij te plaatsen. Gezien de toezegging in april verwacht de PvdA-fractie wel duidelijkheid over de vraag wanneer dan wel over het beleid zal worden gepraat. Mw. Mulder (gedeputeerde) legt uit dat in elk geval het Uitvoeringsprogramma 2006 zal verschijnen, dat ter inspraak is. Dat moet voor 1 oktober bij het ministerie zijn, maar dan moet het ter inspraak nog een ronde krijgen. Dit krijgt de commissie in elk geval. Natuurlijk zal er op een of andere manier nog een discussie moeten plaatsvinden als het gaat om de lijnen op langere termijn en de vraag hoe de provincie denkt sturing te kunnen geven richting de andere organisaties. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat nu het risico dreigt, omdat er in de commissie zo uitvoerig over wordt gesproken, dat zo’n belangrijk stuk als jeugdzorg niet meer in de Staten terechtkomt, terwijl het daar wel thuishoort. Het moet echter ook niet pro forma. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft een illustratie. Zij heeft afgelopen maandag voor het eerst met het Openbaar Ministerie gesproken. Die had nog niet eens tussen de oren dat jeugdbescherming en jeugdreclassering onder de verantwoordelijkheid van de provincie vallen. De gedeputeerde heeft daar een afspraak gemaakt om daar tweejaarlijks bestuurlijk overleg te hebben. De gedeputeerde stelt wat dat betreft met de wet in de hand nog een hele hoop pionierswerk te moeten verrichten om het überhaupt in de lijnen op orde te krijgen en ook daar gegevens van te krijgen om te kunnen sturen. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat dit de kanttekening die zij maakte onverlet laat, want dat was ook het doel van haar opmerking: het kan natuurlijk niet zo zijn dat de commissie stukje bij beetje voortgang boekt en dat uiteindelijk de Staten de jeugdzorg niet meer zien. De voorzitter legt uit dat het altijd zo was dat in de decembervergadering van de Staten uitvoerig werd ingegaan op jeugdzorg aan de hand van een uitvoeringsprogramma waar ook een beleidsvisie aan gekoppeld was. Mw. Folkerts stelt zich voor dat dit op dezelfde manier kan worden gedaan. De voorzitter sluit het agendapunt af en concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Staten zal gaan. 14. Diverse brieven (9 mei, 7 juli en 9 juli 2005) van de Stichting Minderjarigen Noord-Nederland (SMN). Een reactie van het college van Gedeputeerde Staten zal worden nagezonden. Als bijlage is tevens, ter informatie, een brief van de SMN gevoegd van 7 juni 2005. Het SMN refereert aan deze brief in de brief van 7 juli 2005.
60
Hierbij worden betrokken: de brief van GS van 17 augustus 2005, nr. 2005-14.550, CW betreffende diverse brieven Stichting Minderjarigen Noord Nederland (St. MNN). Deze brief is conform de toezegging in de commissie WCSB van 13 juli 2005. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Faasse. Dhr. Faasse (SMN) begint zijn betoog, dat hier integraal wordt weergegeven: “Dank u voorzitter, gedeputeerde, geachte statenleden! Voor u ligt de brief van 17 augustus 2005 van de gedeputeerde mw. Mulder als reactie op een aantal aan u toegezonden brieven van de SMN, brieven met een hier en daar emotionele lading. Deze brief dient hier als vertrekpunt. Dan komen vanzelf op een aantal brandende onderwerpen. Allereerst wil ik beginnen met dank en waardering uit te spreken aan het adres van de gedeputeerde voor haar conclusie dat ondergetekende, ik citeer, “zich zeer betrokken voelt bij de jeugd en de ouders die te maken krijgen met gedwongen hulpverlening”. Het is niet alleen gedwongen hulpverlening, het gaat natuurlijk verder, maar dat is iedereen bekend. Ik neem graag aan dat de gedeputeerde de hele organisatie in die waardering wil betrekken en niet alleen mijn persoon. Die waardering, en het kennelijk daarmee het in ons gestelde vertrouwen, die naar wij hopen door u allen wordt gedeeld, hebben wij maar al te hard nodig. Dan praten we ook over de komende evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg, waar cliënten in het kader van vraaggestuurd cliëntgericht beleid ten nauwste worden betrokken. Maar daar kom ik straks nog op terug. Het volgende punt is individuele belangenbehartiging "als voornaamste te financieren taak". Tegelijkertijd echter stelt de gedeputeerde dat de provincie de individuele belangenbehartiging van de SMN als voornaamste te financieren taak ziet. Maar de fax van provinciezijde naar aanleiding van het gesprek op 7 juli jl. roept vooralsnog een tegenstrijdigheid op die aanleiding geeft tot twijfels. Wij willen graag die twijfels vanmiddag alsnog weggenomen hebben. Wat de ondersteuningsinhoudelijke relatie tussen van de individuele en de collectieve belangenbehartiging aangaat wil ik het volgende memoreren: voorzitter, van overheidswege wordt de laatste jaren opgeroepen dat de cliënten in de jeugdzorg zich moeten organiseren! Dat is terecht! Dat is zowel op landelijk als op regionaal niveau. De collectieve belangenbehartiging wordt door ons ervaren als de som van de individuele ervaringen van de cliënten, vaak conflicterende ervaringen met instanties. In die zin kan je, als het gaat om het optimaliseren van conclusies in de individuele ervaringen, gewoonweg niet om de collectieve belangenbehartiging heen. Wij vinden het een heel normale zaak. Het is ook een klein beetje on-Nederlands om dat nu ter discussie te gaan stellen, omdat die collectieve belangenbehartiging juist van de kant van cliënten in georganiseerd verband meer dan ooit noodzakelijk is. Dan hoef ik niet alleen op de Wet op de Jeugdzorg te wijzen, maar ook op het feit dat het hoog tijd is dat deze mensen zich ook inderdaad gaan organiseren, ook in combinatie met het bovensectorale, het intersectorale belang, dus GGZ en onderwijs en ook wat betreft het locale beleid. Onze collectieve visie vindt niet minder een oorsprong in de algemeen geldende uitgangspunten verwoord in het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind. Zonodig zullen wij de Staat der Nederlanden aanspreken om dit verdrag dat zij ook heeft geratificeerd, in het bijzonder wat betreft de opvoedingssituatie van de kinderen in de sektarische gemeenschap in Ter Apel ter discussie te stellen. Een koppige advocaat zou in dat geval zeggen:
61
`
“Tot persistit”, desnoods tot aan Straatsburg toe. De reactie van de gedeputeerde van augustus 2005 geeft over de wenselijkheid van de collectieve belangenbehartiging zoals gezegd niet voldoende uitsluitsel, dan alleen dat "alvorens te beslissen de begroting 2006 van de SMN wordt afgewacht". Het laatste woord is thans aan u! Om die reden hebben wij een Begroting 2006 ingediend met 2 opties, namelijk een begroting zonder en een begroting inclusief de collectieve belangenbehartiging. Voorzitter, wij stellen het op prijs dat uw statencommissie zich hierover nader zoudt willen uitspreken. Dan over de Toetreding van de SMN bij het SPC. De "samen staan we sterk"-gedachte leeft in historisch opzicht heel sterk als erfenis uit de BMperiode. Dit adagium is onverkort overgenomen door de SMN. Ook in de voorliggende situatie. Het moet ons echter van het hart dat wij in dit geval bepaald niet enthousiaster zijn geworden, laat staan gemotiveerd, om tot het SPC toe te treden. Dat heeft te maken met de tot nu toe eenzijdige, dwangmatige, ons inziens respectloze benadering gedurende de afgelopen twee jaar van de kant van het SPC zelf. Als het immers gaat om onderhandelingen tussen twee partijen dan mag worden verwacht dat de betrokken partijen al of niet onder leiding van een daartoe stimulerende provincie in evenredige mate bij de totstandkoming middels de bottomupbenadering zullen worden betrokken. Dat is tot nu toe absoluut niet het geval geweest. Er was en is helaas nog steeds sprake van een topdownbenadering. Dan de brief van 9 juli 2005 met betrekking tot onze kritiek op de Inspectie Jeugdzorg en het AMK inzake geconstateerde kindermishandeling. Wij hebben recentelijk een aantal brieven aan de Staten toegezonden met kritiek op het AMK, vanaf 1 januari 2005 de Jeugdzorg. Voorzitter, het is van de gekke dat het onderzoek valt of staat bij de vraag naar uitsluitend en alleen kindermishandeling. Alsof het zo is dat wat er is gebeurd, voor de rest niet belangrijk is! Ik breng u met betrekking daartoe wederom de reactie van Peter Lankhorst, voorzitter van het Landelijke Cliëntenforum Jeugdzorg in herinnering. Ik ga afronden, voorzitter. Ik wil toch nog kwijt dat TV-kijkend Nederland in maart 2004 met verbijstering naar de beelden heeft zitten kijken naar de sekte in Ter Apel en de Inspectie in haar brief van 16 juli 2004 halsstarrig blijft volhouden dat “basis van het verrichte onderzoek niet te twijfelen aan de veiligheid van de opvoedingsituatie van de kinderen die er verblijven”. Dan is er iets grondig mis als het gaat om de toegang tot de jeugdzorg, als het gaat om de signalering van problematiek, zeker in collectief verband. De provincie heeft naar onze mening haar verantwoordelijkheid laten liggen. Het is ook de bedoeling om desnoods de hoofdinspectie van het VWS of wie dan ook een heronderzoek te verzoeken, opdat de waarheid aan het licht moge komen.”
De voorzitter geeft te kennen dat het haar in elk geval spijt dat brieven meegezonden zijn met namen van cliënten. Dat had niet gemoeten. Daar had men ook alert op moeten zijn. Aangenomen wordt, dat in de bespreking hier die namen in elk geval niet genoemd worden. Nogmaals, die hadden gewoon in de statenkast ter inzage gelegd moeten worden in plaats van rondgestuurd te worden. De voorzitter excuseert zich voor deze gang van zaken. Dhr. Faasse (SMN) biedt ook namens Stichting Minderjarigen Noord-Nederland zijn excuses hiervoor aan. Er is al met de griffie over gesproken. Het verschil is waar brieven naar toe gaan. Cliënten hebben overigens wel toestemming gegeven.
62
De voorzitter informeert of de commissie nog vragen aan dhr. Faasse wenst te stellen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) heeft een vraag met betrekking tot het SPC-verhaal. Hij vraagt waarom de SMN geen vereniging is. Dhr. Faasse (SMN) antwoordt dat de SMN een vereniging is geweest als belangenvereniging minderjarigen. Die is toen opgeheven. Er is speciaal voor de rechtsvorm ‘stichting’ gekozen, omdat dit aan de ene kant onafhankelijkheid vraagt van de eigen belangen. Een stichting is een betere invalshoek, te meer ook omdat daardoor de mogelijkheid bestaat om voor alle minderjarigen en jongeren, zowel binnen als buiten de jeugdzorg, op te komen en hun belangen te behartigen, uiteraard in combinatie de verzorgende ouders. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) memoreert aan het feit dat de SMN niet enthousiast is om toe te treden tot de SPC. Zij vraagt of dhr. Faasse enkele motivaties hiervoor kan aangeven. Dhr. Faasse (SMN) bevestigt dit. Hij weet niet of dit zo publiekelijk gezegd moet worden. De SMN heeft slechte ervaringen met SPC. De gedeputeerde noemde het abusievelijk RPCP, maar dat is Drenthe. Ook in Friesland zijn er heel slechte ervaringen. Dat is niet alleen een kwestie van cultuurverschillen die historisch zijn ontstaan, maar ook het eenrichtingsverkeer dat de cliëntenorganisaties de SMN niets vertellen en de SMN ook niet in het overlegverband zit. Als er twee partijen zijn, horen zij elkaar te respecteren, horen de doelstellingen op te worden genomen in een dergelijk platform. De SMN vindt dan ook dat de doelgroep, namelijk de doelgroep van cliënten in de jeugdzorg, daarin ook een serieuze partner dient te zijn. Dat is tot nu toe niet het geval. De voorzitter geeft de brief van GS en de brieven van de SMN in bespreking. Mw. Mansveld (PvdA) zou eerst graag een reactie van de gedeputeerde willen horen. De voorzitter geeft aan dat de reactie van de gedeputeerde voorligt in de brief. Zij vindt dat nu de commissie aan zet is. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op dat voor de PvdA-fractie van belang is, dat belangenbehartiging steeds meer ingebed wordt in de processen in de samenleving. Dat geldt natuurlijk ook voor de SMN. Mw. Mansveld vindt het aangenaam te zien hoe betrokken dhr. Faasse is en hoe hij met een groot hart en veel energie voor grote en kleine misstanden gaat. Er zit wel een drive in, iets wat goed merkbaar is. Te lezen is ook dat GS hebben gezegd dat ze in overleg met de provincies Drenthe en Friesland vorm wil geven aan dit beleid, waarbij ze de SMN willen betrekken. De PvdA-fractie is nieuwsgierig hoe dat er dan uit komt te zien. Zij wenst mee te geven dat de PvdA het van belang vindt dat het structureel ingebed is in processen. Er staat in de brief dat de SMN daarbij betrokken gaat worden. Mw. Mansveld gaat daar dan ook vanuit en wacht met veel nieuwsgierigheid dat beleid af. Mw. Boon-Themmen (VVD) vraagt de gedeputeerde in hoeverre het mogelijk is dat de SMN naast de SPC haar werk kan blijven doen.
63
Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) geeft te kennen het eigenlijk niet te begrijpen. Dit zegt hij in de richting van de gedeputeerde. Als minister De Geus spreekt met de vakbeweging, kan hij de vakbeweging vragen of zij met een mond zouden willen spreken. Hij heeft echter te maken met vier grote clubs: groot, iets minder groot en twee wat kleinere. Hij kan niet zeggen: “Ik spreek nog maar met één”. Er heerst belangenbehartiging in de jeugdzorg. Middels het meldpunt zijn de Staten bezig geweest om informatie op tafel te krijgen. Iedereen wordt opgeroepen om zich te melden en zich in te zetten, zaken te verwoorden. Nu is hier een wat kleinere club dan de SPC die dat doet, die om wat voor reden dan ook er niet veel voor voelt om met het SPC samen te gaan. Dhr. Faasse geeft daar argumenten voor, die dhr. Van Zuijlen zegt niet te kunnen beoordelen. Dhr. Van Zuijlen vraagt zich echter af waarom hij die argumenten zou moeten beoordelen. Als deze club zelfstandig aan collectieve belangenbehartiging wil doen, wat is daar dan het bezwaar tegen? Natuurlijk, er zijn allerlei formele bezwaren en praktische bezwaren. Toch vindt dhr. Van Zuijlen die nauwelijks opwegen tegen het feit dat deze organisatie een groep cliënten vertegenwoordigt die voor de rest matig vertegenwoordigd wordt. Daarom zou deze organisatie wellicht omarmd moeten worden en zou men blij moeten zijn dat ze aan tafel zitten, lastig of niet. Gewoon meepraten. Men maakt zich druk om burgerparticipatie en al dat soort zaken. Hier zijn burgers die participeren. Dhr. Van Zuijlen roept op om gewoon met deze organisatie te spreken. Niet alleen individueel. Wat dhr. Faasse zegt is voor dhr Van Zuijlen heel helder. Wanneer men een hoop individuen heeft, dan heeft men collectief ook iets te zeggen. Daar valt volgens dhr. Van Zuijlen niets op af te dingen. Hij roept er blij mee te zijn. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt of zij iets heeft gemist. Het pleidooi van dhr. Van Zuijlen is erop gericht dat ze opgeheven zouden worden. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) ontkent. Het is echter in discussie of er echt alleen nog maar individuele belangenbehartiging gefinancierd zou moeten worden of collectieve belangenbehartiging ook, en dat soort zaken, en de druk om samen te werken met het SPC. Dhr. Van Zuijlen stelt dat men blijkbaar niet wil, dat dit daarom maar moet worden nagelaten. Mw. Mansveld (PvdA) geeft aan dat haar uitgangspunt wel is dat zij moeten kunnen bestaan en dat de inhoudelijke vragen in gezamenlijkheid beantwoord worden. Dat is haar beeld bij het beleid: iedereen draagt bij aan beleid. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat de andere vragen betrekking hebben op de ‘toestand’ in Ter Apel. Daar verstaat dhr. Van Zuijlen meestal iets anders onder, maar deze keer is het deze toestand in Ter Apel. Een aantal commissieleden heeft daar wel eens met dhr. Faasse en een aantal andere mensen over gesproken. De conclusie van dhr. Van Zuijlen – en volgens hem de conclusie van de commissie – was daar dat de commissie niet zag wat zij nog kon doen, terwijl het echt heel serieus van alle kanten is bekeken. Dhr. Van Zuijlen stelt nog niet op die conclusie teruggekomen te zijn. Hij hoopt dat de SMN de strijd ergens anders wint, als deze strijd terecht is. Zonder officiële instanties die aangeven dat daar echt iets mis is, is het echter heel lastig voor een statenlid om daar wat mee te doen. Dhr. Hemmes (SP) geeft aan dat hij dhr. Faasse de afgelopen jaren – dat is al begonnen met de organisatie van de meldweek – leren kennen als een inderdaad heel bevlogen iemand met hart voor de zaak waar hij voor staat. Dhr. Hemmes heeft het ook wel eens rechtstreeks tegen hem gezegd, daarom hoeft hij het nu ook in het openbaar te zeggen: soms is hij net een olifant in de porseleinkast. Een beetje
64
diplomatiek moet men soms zijn. Dhr. Hemmes is het zelf ook niet altijd, maar hij heeft de afgelopen jaren toch geleerd dat, als men iets wil bereiken, men zich wat diplomatieker moet opstellen. In de richting van dhr. Faasse stelt dhr. Hemmes dat dit meestal helpt. Dhr. Hemmes is van mening dat deze club zeer goed werk verricht, op hun manier. Hij begrijpt ook niet waarom daar zo moeilijk over gedaan wordt. Het gaat ook nog eens een keer om peanuts. Als men de bedragen ziet die vandaag voorbij zijn gekomen, gaat het hier om een paar duizend euro. Schijnbaar wrikt er iets tussen bepaalde mensen – maar daar is laatst ook al een discussie over geweest, dat het tussen Bureau Jeugdzorg en de Base Groep ook niet altijd even vlot in de communicatie verloopt, maar dat gaat rustig allemaal door. Dhr. Hemmes wil van de gedeputeerde vernemen waarom hier schijnbaar zo moeilijk wordt gedaan over iemand die met een kleine stichting toch heel goed werk doet. Wel adviseert hij dhr. Faasse zich iets diplomatieker op te stellen. Dat hij hart voor de zaak heeft, daar is dhr. Hemmes van overtuigd. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) merkt op dat toen zij voor de vorige vergadering alle stukken las en nu nog een aanvulling kreeg, haar eerste reactie de vraag was of dit nu een soap was of realiteit. Zij heeft dit met dhr. Faasse uitgesproken. Van de taal en de manier waarop men elkaar bejegent, gaan de haren van mw. De Winter toch een beetje overeind staan. Inmiddels heeft zij begrepen dat het allemaal uit bevlogenheid en idealen is dat deze toon aangeslagen wordt. Voorts vroeg zij zich af wat er mis mee is om belangen van kinderen te behartigen. Nu las zij in de stukken dat er ambtelijke misverstanden zijn over een ambtelijk gesprek. Zij vraagt of dit inmiddels is opgelost. Als dat uit de lucht is, kunnen er naar opvatting van mw. De Winter geen problemen zijn over de subsidie van € 4000,- die iemand met goede bedoelingen krijgt, zeker nadat de commissie gehoord heeft hoe de jeugd en de hele problematiek daar omheen een warm hart wordt toegedragen. Waar de misverstanden zijn en waar het fout ging, is mw. De Winter niet geheel duidelijk geworden. Mw. Deinum-Bakker (D66) kan zich aansluiten bij de woorden van dhr. Hemmes, met uitzondering van de opmerking over de olifant in de porseleinkast. Wat mw. De Winter zei is eigenlijk de essentie van datgene waar het hier om gaat. Mw. Deinum vraagt zich af of de provincie aan die subsidie die voorwaarden moet stellen, als dat waar is, zoals het opgevat is door de organisatie, of zoals het in de stukken staat, dat het eigenlijk een misverstand is. Mw. Deinum kan zich voorstellen dat het niet gemakkelijk is wanneer men zo bevlogen is en zijn werk altijd zo goed doet, om dan met een ander platform overeenstemming te vinden. Men begint niet vanuit een gelijke positie. Mw. Deinum kan zich voorstellen dat de SMN wel zelfstandig wil blijven. Aan de andere kant kan een aansluiting bij een patiënten- en consumentenplatform op de lange duur voordelen hebben. Mw. Deinum weet niet of de SMN dat overwogen heeft. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) deelt mee dat de ChristenUnie-fractie zich aansluit bij de woorden van dhr. Hemmes. Mw. Mulder (gedeputeerde) stelt dat het wederzijds bekend is dat dhr. Faasse hart voor de zaak heeft. Dat is in een gesprek ook wel eens uitgesproken naar elkaar toe. Daar is geen twijfel over. Het punt is alleen, dat de provincie tot nu toe altijd van dhr. Faasse een begroting heeft gehad en een plan heeft gehad, dat gericht was op individuele belangenbehartiging. Op grond daarvan heeft het College ook altijd gesteld dat die subsidie voor deze stichting er hoort te zijn. Dat is ook goed. De
65
gedeputeerde denkt dat velen geholpen zijn door deze stichting. Dat deze stichting zou moeten verdwijnen is niet aan de orde. Er is echter wel een andere situatie met de Wet op de Jeugdzorg. De provincie moet zorgen voor een goede collectieve belangenbehartiging als het gaat om jeugdigen in de jeugdzorg. Dat is iets wat een opdracht is. De provincie heeft de taak om daar goed over na te denken. Niet bij SPC, maar bij de provincie ligt die taak om daar lijnen voor uit te zetten. Dat is niet alleen zo in de provincie Groningen, maar ook in de andere provincies. De gedeputeerde zou de tijd willen nemen om dat beleid uit te zetten. Daarbij zal de provincie de stichting van dhr. Faasse zeker niet vergeten. Er zijn echter ook nog andere stichtingen. De provincie wil kijken hoe een en ander neergezet moet worden. Er is nog helemaal niet gezegd dat het bij SPC moet of niet, dat het los moet of niet los moet. De provincie wil het touw in handen nemen om te kijken hoe dat goed neergezet kan worden als het gaat om de collectieve belangenbehartiging, om die belangen goed neer te zetten in het Groningse, hoe de provincie daar een structuur voor kan vinden en beleid op kan zetten. Dat heeft de provincie nog niet, dat moet nog komen. Het traject gaat nu ingezet worden. Dat betekent dat er een beleidsstuk hier in de commissie zal komen over de vraag wat het doel is, waar de provincie wil staan, hoe de provincie dat vorm wil geven. Daar zal natuurlijk ook de SMN bij betrokken worden. De provincie is nu degene die met haar verantwoordelijkheid nu aan zet is om een stuk daarover te maken en dat neer te zetten in het Groningse. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt hoe snel het College denkt het stuk te produceren. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat de provincie hier mee bezig is. Er wordt ook bij andere provincies gekeken. Het College is op dit moment op oriëntatietocht. De komende twee maanden zal het College met een voorstel komen. Dhr. Faasse (SMN) geeft aan dat de SMN best begrip heeft voor het provinciale standpunt dat doelgroepen zich zo veel mogelijk moeten verenigen in een platform. Het woord ‘platform’ zint dhr. Faasse niet, maar het is sinds de jaren 1980 ingeburgerd. Dat de SMN daarin een plaats moet hebben, zoals alle cliëntenorganisaties in de jeugdzorg, kan dhr. Faasse begrijpen. Hier in het Noorden is men echter absoluut verkeerd begonnen. De cliëntenorganisatie gaat in Drenthe rollend over straat met de RPCP, simpelweg omdat cliëntenorganisatie Tyro, om maar een voorbeeld te noemen, daar niet zonder meer wordt geaccepteerd. Als Tyro – maar dat zal straks ook in Groningen zo zijn – haar eigen beleid handhaaft, misschien wat luidruchtig maar in elk geval binnen gehoorafstand van de SPC, dan kan Tyro het wel schudden en krijgt de cliëntenorganisatie ‘gigantisch op haar sodemieter’. Men heeft gewoon te doen wat er gezegd wordt. Als het gaat om gelijkwaardigheid, gaat het niet over: “wij zijn klein en zij zijn groot” (citaat Calimero), maar over: “SMN, wat hebben jullie bij ons in dat platform rond die SPC in te brengen?” “Moedig ons aan, wij moedigen jullie ook aan”, dan ontstaat er een soort gemeenschappelijke groei van een ideologie, een toegroeien naar elkaar, waarvan men zegt: “Ja, nu is het punt gekomen dat wij ons verder bij jullie moeten organiseren”. Zoals het hier in Groningen echter is ontstaan – dhr. Faasse sprak zoeven over Drenthe, maar in Friesland zijn dezelfde gesprekken hierover – lukt het gewoon niet. Het is heel gemakkelijk om dan te zeggen: “Jongens, dat zijn cultuurverschillen”. Die spelen zeker ook een rol, maar dhr. Faasse acht dit een ongrijpbaar, diffuus woord. Het past op dit moment niet – ook niet in de uitgangspunten van het platform zelf. Ze hebben nog nooit iets geproduceerd dan alleen maar “Hoera!” geroepen toen het BKJ werd aangeschakeld aan dat platform.
66
Dan lijkt het net alsof de beurs opengaat: “Hé, wij hebben een aandeel jeugdzorg en nu moeten wij de jeugdzorg in huis halen”. Zo werkt dat natuurlijk niet. Dat is een punt. Dhr. Faasse is ontzettend blij met het standpunt van dhr. Hemmes en dhr. Van Zuijlen, aangevuld door dhr. Hilverts en anderen. Dhr. Faasse denkt dat het nog veel langer gaat duren. Hij roept de gedeputeerde op om met aanzetten te komen. Dhr. Faasse denkt dat het veel langer gaat duren dan ook binnen de provincie wenselijk is. De SMN is ook bezig met een eigen platform van cliëntenorganisaties van gelijkgestemden. Die weten van wanten, die weten wat er in Den Haag plaatsvindt, die weten wat er in de jeugdzorg plaatsvindt. Als mw. Mansveld het heeft over een aantal knelpunten, dan zijn dat niet alleen maar structurele knelpunten op jeugdzorgniveau, dan gaat het ook om de kwaliteit van de zorg in de toegang, mede als veroorzaker van de wachtlijsten. Het is namelijk kommer en kwel waar de provincie waarschijnlijk niets vanaf weet. De SMN zou heel graag een aandeel willen leveren in het signaleren van knelpunten die nauw samenhangen met wachtlijsten, met het eeuwige ‘gezeur’ over hulpverleningsplannen die onuitvoerbaar zijn, die onrealistisch zijn, die ook niet door cliënten worden goedgekeurd dan wel mokkend aangenomen. Een veelheid van wanklanken, van geluiden van cliënten zelf. Als het gaat om een cliëntgericht beleid, dan zou dhr. Faasse de provincie willen aanmoedigen om ook vanuit de cliënten te beoordelen en niet vanuit de instantie zelf. Het gaat dan om veel meer dan geld, dan heeft het ook te maken met de wanhoop van ouders, kinderen die geen ouders meer hebben, moeder is alcoholist, vader heeft een nieuwe vriendin, een jongere van veertien jaar, zijn zusje van zestien jaar zit bij oma, maar oma is 74. Dan zegt iedereen: “Ja, maar dat is wel een beetje te oud, daar moet pleegzorg bij!” Dhr. Faasse roept op om dat gezin als samengesteld gezin zijn eigen problemen op te laten lossen en niet de kinderbescherming erbij te halen met een OTS, want het is toch wel bekend welke kant het opgaat. De voorzitter merkt op dat het een breed scala aan onderwerpen is dat dhr. Faasse nu inbrengt, die op zich niet zouden misstaan op de hoorzitting die de commissie wellicht ooit gaat organiseren. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt dat de gedeputeerde aangeeft dat het College binnen een maand of twee zal komen met de ideeën van het College over de wijze waarop een en ander in Groningen georganiseerd moet worden dat de cliënten een plek hebben. Vanaf dat moment zou het heel goed kunnen zijn, dat ook de club van dhr. Faasse daarin een rol kan spelen. Dhr. Faasse betoogt – voor dhr. Van Zuijlen overtuigend – zijn eigenstandige positie daarin. Dhr. Van Zuijlen vraagt dhr. Faasse of hij ermee kan leven dat over twee, misschien drie maanden een stuk het land in gaat, waar hij op kan reageren. De SMN kan zich aanmelden als een van de partijen die wellicht een rol zou kunnen spelen. Dhr. Faasse (SMN) merkt op dat de SMN nu bezig is om als participant in het landelijk cliëntenforum in het kader van de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg een eigen aandeel te gaan leveren, ook vanuit cliëntervaringen. Die wil de SMN gestructureerd hebben, dus zonder al te veel emoties. De knelpunten in de zorg en omliggende gebieden moeten heel duidelijk worden aangegeven. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) legt uit dat zijn vraag is of dhr. Faasse kan leven met het feit dat de SMN zich over twee à drie maanden bij GS kan melden als een van de organisaties die cliënten wil vertegenwoordigen in de provincie Groningen en dat hij de gedeputeerde dus tot die tijd de gelegenheid geeft om haar eigen beleid daarop te kunnen formuleren.
67
Dhr. Faasse (SMN) antwoordt dat de SMN op dat punt net zo enthousiast is als drie jaar geleden, toen de SMN een aandeel heeft geleverd in het commissiebeleidsonderzoek van de jeugdzorg. De SMN maakt graag van die mogelijkheden en die kansen gebruik om een aandeel te leveren. De SMN wil zelfs de cliënten leveren als het noodzakelijk is, als ze willen. In tweede termijn Mw. Boon-Themmen (VVD) zegt zich goed te kunnen herinneren dat dhr. Faasse destijds een goed inbreng had op de hoorzitting waaraan hij refereerde. De voorzitter rondt het agendapunt af. Het beleidsstuk van de gedeputeerde zal worden afgewacht. Programmabegroting 2006 voor wat betreft de gedeputeerde van Welzijn & Sociaal Beleid Mw. Mansveld (PvdA) heeft een vijftal punten. Het eerste punt is eigenlijk al neergezet in het verhaal over jeugdzorg. Wanneer men naar de brief over het takenonderzoek kijkt, en vervolgens naar het Koersverhaal in de Begroting, wordt in de brief over het takenonderzoek op blz. 4 opgemerkt dat de keuzes die zijn gemaakt in het kader van de actualisatie van beleid en de daaraan verbonden uitvoeringsconsequenties niet opnieuw ter discussie staan. Een voorbeeld is de nota Welzijn. Daarin zit het jeugdbeleid. Het is natuurlijk heel merkwaardig dat dit een aanname is van aangenomen beleid en consistent beleid, terwijl juist op het gebied van jeugdzorg de provincie een heel andere rol krijgt. In het Koersverhaal staat die veranderende rol evenmin. Mw. Mansveld heeft al eerder aangegeven dat in het beleid en in de wijze waarop nu gesproken wordt over welzijn, de PvdA-fractie zich afvraagt wat de consequenties zijn van de ontwikkelingen ten opzichte van het staande beleid, namelijk het Uitvoeringsprogramma – maar daar gaat de gedeputeerde mee komen, die vraag is al beantwoord – en welke invloed de veranderingen hebben binnen jeugdzorg op het welzijnsbeleid en de taken van de provincie. Ook die vraag is min of meer al gesteld. Het tweede punt is dat de PvdA het voornemen van GS om jeugdzorg apart op te nemen in de Begroting steunt, sterker nog, zij is er zeer blij mee. Wel wordt verwacht dat dan de begroting van Bureau Jeugdzorg en de financiële verslaglegging en die van de Base Groep zodanig zijn dat men redelijk soepel door alle partijen heen kan en vertalingen en bedragen ook worden herkend. Het bedrag van € 65.000,- voor het sociaal rapport. De PvdA-fractie vindt het van groot belang dat het sociaal rapport er komt in een vaste cyclus, maar wat zij nu specifiek wil benoemen is dat de PvdA aandacht vraagt voor de inkomenspositie van de Groninger inwoners, want als men kijkt naar de lastenstijgingen – vandaag stonden er weer schrikbarende cijfers in de krant als het gaat over de energierekening – dan is de PvdA zeer benieuwd dat het ook specifiek er in opgenomen wordt, voor zover dit er in opgenomen is: hoe is de ontwikkeling van de inkomenspositie van Groningen als men kijkt naar de economische ontwikkeling en de lastenstijgingen op dit moment. Uitvoering onderwijsbeleid. Er wordt melding gemaakt dat het nog in de offertefase verkeert. De PvdA-fractie vraagt wat de stand van zaken is. Wanneer men kijkt naar het hoger onderwijs in de Begroting, dan is de PvdA van mening dat het hoger onderwijs bij uitstek mogelijkheden biedt tot versnelling
68
van bijvoorbeeld Europese integratie. Op de universiteit van Twente komt bijna 50% van de studenten uit het buitenland, veelal uit Duitsland. De PvdA vraagt zich af wat de situatie is in Groningen en wat het beleid daarvan is en of er ingezet gaat worden op gezamenlijke studieprogramma’s met buitenlandse studenten. De voorzitter merkt op dat het quorum ontbreekt. De commissie hoeft hier geen besluiten over te nemen. Het is naar de mening van mw. Folkerts elkaar informeren en de gedeputeerde informeren over standpunten. In de Staten zal er een besluit over worden genomen. De voorzitter informeert of men de standpunten nog van elkaar wil horen.
Mw. Mansveld (PvdA) wenst iets te zeggen over de tijd. Zij houdt er tegenwoordig rekening mee dat zij de avond niet meer kan plannen. Er zijn natuurlijk mensen die niet die luxe hebben. Aan de ene kant is het zo ongeveer wel bekend, maar aan de andere kant is het natuurlijk iets heel raars. Dat dilemma bestaat waarschijnlijk voor iedereen. Misschien dat daar nog eens naar moet worden gekeken. De voorzitter geeft aan het afgelopen jaar redelijk vaak met spreektijd te hebben gewerkt. Dat is soms wel, soms niet als plezierig ervaren. Het is na de vakantieperiode natuurlijk een lange agenda. Er is veel op de commissie afgekomen. Het moet ook worden behandeld. De vraag is of dan spreektijd gehanteerd moet worden of dat toch ruim de tijd moet worden genomen om een aantal zaken dat heel essentieel is goed met elkaar te bediscussiëren. Mw. Folkerts had gehoopt dat de commissie voor 18.00 uur klaar zou zijn, maar dat is niet gelukt. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat het ook geen aanval of verwijt is. De commissie zit in die cirkel. De helft is er nu uitgelopen. Mw. Deinum-Bakker (D66) merkt op dat de commissie er natuurlijk als geheel verantwoordelijk voor is. De voorzitter is van mening dat zij daar natuurlijk een extra verantwoordelijkheid in heeft. Zij vindt het echter belemmerend om altijd met spreektijd te werken. Mw. Deinum-Bakker (D66) is het hier mee eens. Zij is de mening toegedaan dat elke fractie kort haar punten aan kan geven. Dan weet de gedeputeerde in elk geval wat er speelt. De discussie komt verder wel. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) wenst zich hierbij aan te sluiten: geen betogen en verhalen, maar als er iemand is die met bepaalde acties wil komen, dan kunnen de andere fracties zich daarop voorbereiden. Mw. De Winter weet dat er vanuit de PvdA bij de Algemene Beschouwingen drie punten aangedragen zijn die werden aangehouden tot de begrotingsbehandeling. De voorzitter vraagt of dit op het gebied van welzijn is. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) antwoordt dat het onderwijs betrof... Mw. Mulder (gedeputeerde) (microfoon staat uit) *311,16 programma’s. Dat moet echter toch eerst worden uitgewerkt.
69
Mw. Mansveld (PvdA) memoreert aan het feit dat zij zo-even stelde dat het in een offertefase verkeert en vroeg naar de stand van zaken. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) vraagt of er verder geen amendementen of moties zijn waar de overige fracties zich op moeten voorbereiden. Mw. Mansveld (PvdA) antwoordt dat dit op dit moment niet bekend is. Anders weet zij de overige fracties te vinden. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) lijkt het een uitstekend idee om jeugdzorg als apart programma op te voeren. De voorwaarden van mw. Mansveld lijken hem prachtig, al vraagt hij zich af of het zo kan. Met enige spanning heeft de GroenLinks-fractie uitgekeken naar de nieuwe Begroting: nu moest het gebeuren. GroenLinks vindt echter dat het nog niet gebeurd is, qua duale begroting en hoe het zou moeten. Zeker niet bij de paragrafen die hier voorliggen. Daar heeft dhr. Van Zuijlen niet zo’n ‘vrolijk’ oordeel over. De opstellingen zijn er wel, maar het slechts zeer beperkt toetsbaar wat er staat. Men heeft de Productenbegroting absoluut nodig om er echt iets van te kunnen maken. Die keuren de Staten echter niet goed of af. Het is een algemene kritiek die de Begroting geldt. Die zal dhr. Van der Ploeg ongetwijfeld in de commissie Bestuur & Financiën uitgebreid meenemen. Het speelt nadrukkelijk ook bij dit hoofdstuk. Mw. Mulder (gedeputeerde) wenst hierop te reageren. Vorig jaar heeft zij ervoor gepleit om het dubbel te noteren, zowel in de Programmabegroting als de Productenbegroting. Uit de Programmabegroting – en dat is de gedeputeerde helemaal eens met dhr. Van Zuijlen – zou het ook herleid moeten kunnen worden. De Productenbegroting is echter nodig om enigszins nog meetbare indicatoren te kunnen vinden. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) stelt nu wel een beetje te chargeren, maar het stuk zegt hem eigenlijk niets. De voorzitter erkent dat het heel algemeen is. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) geeft aan dat zo weinig terug te vinden is van mantelzorg. Zij leest bijvoorbeeld de werkplaats wonen/welzijn/zorg. Eigenlijk zou daar de begeleiding van mantelzorgers een plaats in moeten krijgen. De voorzitter geeft aan dat dit wel in een ander stuk staat. Mw. Mulder (gedeputeerde) merkt op dat de provincie Groningen zelfs een project van mantelzorgers toegewezen heeft gekregen. De voorzitter wijst erop dat dit in een van de brieven staat. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) stelt dat het hier niet in terug te vinden is. De CDAfractie wil graag dat het een plek krijgt. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het dan bij wonen/welzijn/zorg zit. De voorzitter stelt dat het in een brief over wonen/welzijn/zorg staat.
70
Mw. Deinum-Bakker (D66) acht het uitstekend dat jeugdzorg een eigen thema wordt. Dat maakt het inzichtelijker. Het takenonderzoek zou hier bij worden betrokken, met name het stuk dat hier betrekking op heeft. Daar staat dat bij het gebiedsgericht werk in 2006 een hervoorziening zal zijn (blz. 9 van het stuk) zodat er een vereenvoudiging komt van ambtelijk en bestuurlijk overleg omdat men nu in de uitvoeringsfase is beland. Mw. Deinum vraagt of dit in de praktijk ook lukt. Zij wil hier wel aandacht voor. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) heeft een blik geworpen op blz. 137. ‘Relevante beleidsnota’s/informatie. Hij is ervan geschrokken dat hij de notitie Armoedebeleid helemaal niet is tegengekomen. Die hoort er wel bij. Dhr. Hilverts geeft voorts te kennen ook niets gelezen te hebben over armoedebeleid. Mw. Mulder (gedeputeerde) heeft reeds iets gezegd over de indicatoren. Vorig jaar kreeg het College een compliment voor welzijn, van diezelfde partij van dhr. Van Zuijlen. Nu is het tegenovergestelde het geval. Het heeft alles te maken met waar wat wordt neergezet. Dat is nog steeds een interessante vraag. De gedeputeerde zal het gebiedsgericht werken nog even nakijken. Zij weet dat het in de takendiscussie naar voren is gekomen met name als het gaat om het POP. Als de organisatie hier praat over gebiedsgericht werken, hebben ze het niet over gebiedsgericht werken welzijn. De vraag van dhr. Hilverts zal worden uitgezocht. Het is wel een van de punten waar het College op inzet. 16. Sluiting De voorzitter dankt eenieder voor de inbreng, het uithoudingsvermogen en het niet klagen over een lege maag. Zij sluit de vergadering om 19.15 uur.
71
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (tot en met vergadering van 7 september 2005 bijgewerkt) Datum toezegging
Onderwerp
1.
13/10/2004
2.
2/3/2005
3.
24/11/2004
4.
24/11/2004
5.
24/11/2004
6.
12/1/2005
7.
7/9/2005
8.
6/4/2005
BudgetfinancieringsOvereenkomst. De commissie ontvangt de tweedejaarsversie van de rapportage van het plan van aanpak van RTVNoord. Andere opstelling van Monumentenwacht. De commissieleden zullen worden geïnformeerd over hoe de bundeling van taken gestalte kan worden gegeven. De commissie zal worden geïnformeerd over de moederrol van het Groninger Museum. De gedeputeerde zegt een kaart van de culturele infrastructuur toe. De commissie zal geïnformeerd worden over de WSF-functie na 2005. De commissie zal worden geïnformeerd over het overleg met de gemeente Eemsmond over het Openluchtmuseum Hoge Land Overleg met het IPO en de landelijke overheid over de noodopvang.
9.
8/6/2005
Kindertelefoon. De gedeputeerde zegt toe een kleine notitie te maken waarin zij aangeeft of de provincies Groningen en Drenthe gezamenlijk de financiële problematiek bij de kindertelefoon kunnen oplossen.
Deadline
Portefeuillehouder
Gerritsen September 2005
Gerritsen
Gerritsen
Gerritsen
Gerritsen September 2005
Gerritsen
Gerritsen
Mulder
Mulder
72
10
13/7/2005
11
13/7/2005
12
13/7/2005
13
13/7/2005
14
7/9/2005
15
7/9/2005
Onderwijsproblematiek asielzoekers. De gedeputeerde zal contact opnemen met de onderwijsinspectie. Autisme en schoolgaande kinderen; Gedeputeerde stelt voor met Accare te gaan praten om een helderder beeld te krijgen op de stand van zaken. Commissie zal worden geïnformeerd. Reactie GS op brief van de base Groep van 6 juni 2005 m.b.t. inzet bonus. De gedeputeerde zal de commissie op de hoogte houden van de reactie van GS. Het plan van aanpak van de pleegzorg zal naar de commissieleden worden toegezonden. Loverboys. Gedeputeerde zal nagaan of provincie via samenwerkingsverband betrokken is bij initiatief stad Groningen. De gedeputeerde zegt toe nadere informatie in te winnen bij de GHOR m.b.t. de beschikbaarheid van de diensten en de commissie daarover te zullen informeren.
Eind augustus/begin september
Mulder
Mulder
Mulder
Mulder
Mulder
Mulder
73
74