Meerjarenplan Energiesprong Update 2012 Opdrachtgever: Ministerie BZK Uitvoeringsorganisatie: SEV
GEBOUWDE OMGEVING
1 Inleiding 2 Uitgangspunten 2 Missie 3 Aanpak 4 Corporate communicatie strategie 6 Programma monitoring 7 Opbouw programma
11 Deelprogramma’s 12 Leren door kennisdeling en kennismobilisatie 13 Van ketens naar innovatieve coalities 13 Waardesturing 14 Prestatiesturing 15 Subsidietenders 17 Woningbouwcorporaties 19 Eigenaar-bewoner 20 Huurder/gebruikers 21 Woningbouwprojectontwikkelaars 22 Utiliteitsbouw 22 Wet- en regelgeving 23 Internationale aansluiting
24 Bijlagen 24 Bijlage 1 33 Bijlage 2 47 Bijlage 3 52 Bijlage 4 56 Bijlage 5 58 Bijlage 6 60 Bijlage 7 66 Bijlage 8 74 Bijlage 9 78 Bijlage 10 81 Bijlage 11 96 Bijlage 12 98 Bijlage 13 100 Bijlage 14 103 Bijlage 15 107 Bijlage 16 110 Bijlage 17
Woningbouwcorporaties bijlage 1 > Eigenaar-bewoner bijlage 2 > Eigenaar-bewoner binnen VvE’s bijlage 3 > Huurder / gebruikers bijlage 4 > Woningbouw projectontwikkelaars bijlage 5 > Woningbeleggers bijlage 6 > Doelgroepoverstijgend programma: woningbouw bijlage 7 > Doelgroepoverstijgend programma: utiliteitsbouw bijlage 8 > Doelgroepoverstijgende programma’s: gebieden bijlage 9 > Sluiten van de innovatiecyclus bijlage 10 > Leren door kennisdeling en kennismobilisatie bijlage 11 > Van ketens naar innovatieve coalities bijlage 12 > Wet en regelgeving bijlage 13 > Waardesturing bijlage 14 > Prestatiesturing bijlage 15 > Internationale aansluiting bijlage 16 > Communicatiestrategie en -activiteiten bijlage 17 >
1
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
INLEIDING Het Nederlandse energiegebruik is voor 41% direct verbonden met de gebouwde omgeving.
De regeringsambities bij het terugdringen van energiegebruik en daarmee samenhangende CO2-emissies kunnen daarom onmogelijk zonder ingrijpende verandering van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. De ingrijpendheid van deze energietransitie voor de ontwikkeling, de samenstelling en het beheer van die gebouwde omgeving kan nauwelijks worden overschat. De gebouwde omgeving is een langzaam transformerende massa waar elk jaar maar een klein percentage aan wordt toegevoegd, van wordt gesloopt of gerenoveerd. Beslissingen hierover worden genomen door eigenaren met uiteenlopende doelstellingen. Zo kijken particuliere woningeigenaren en commerciële beleggers in winkelcentra volstrekt anders naar hun bezit en willen dus iets anders met het energiegebruik daarin. Door deze, soms tegengestelde, belangen gaat de transformatie traag. Om de ambities in de gebouwde omgeving waar te maken, zullen ingrepen een zeer hoge ambitie moeten hebben. Het is daarom logisch dat de regering daar een transitieproces voor nodig acht en in het verlengde daarvan investeert in de innovatie van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. Deze innovatieinspanning is het SEV-programma Energiesprong gedoopt en wordt in opdracht van het Ministerie van BZK uitgevoerd. Het programma is afgeleid van de Innovatie Agenda energie Gebouwde Omgeving (IAGO, door Ministerraad van 9 februari 2009 goedgekeurd ). Hiervoor hebben kennisinstellingen, marktpartijen en overheid samen, vanuit het Platform energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO), de basis gelegd. Hier is ook de overtuiging ontstaan dat kleine stappen van separate actoren nooit tot realisatie van hoge ambities zullen leiden. Het slagen van deze transitie zal niet enkel CO2-reductie opleveren. Door de versnelde en verbrede aanpak van de gebouwde omgeving ontstaat er een groot werkgelegenheidspotentieel in de bouwsector. Er zullen intelligente, innovatieve renovatie- en nieuwbouwsystemen moeten worden ontwikkeld en geleverd. Voor de bouwsector een kans om zich te vernieuwen en zich internationaal te positioneren als koploper. Voor bewoners en exploitanten van de gebouwen betekent de transitie een verregaande onafhankelijkheid van de grillige energieprijzen. Dit leidt tot zekere, en op termijn lagere, woon- en exploitatielasten. Het SEV-programma Energiesprong beoogt een substantiële bijdrage te leveren aan de condities waaronder de energietransitie effectief tot stand kan komen. In dit basisplan zetten wij uiteen hoe wij denken dat de markt daartoe moet kunnen komen en welke activiteiten daarvoor worden ondersteund, opgezet en/of uitgevoerd vanuit Energiesprong.
2
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Uitgangspunten Het vertrekpunt van de Energiesprong is verankerd in de regeringsdoelen zoals verwoord in de
Innovatie Agenda Gebouwde Omgeving: Bij nieuwbouw: Het creëren van de marktcondities voor, en voorbeelden van marktrijpe proposities die in staat zijn tot: >> 100% terugdringen van fossiel energiegebruik voor warmte en koelen.
>> 50% terugdringen van fossiel brandstofgebruik ten behoeve van elektra op gebouwniveau. >> 50% elektra op locatieniveau duurzaam op te wekken. Bij renovatie in bestaande bouw: Het creëren van de marktcondities voor, en voorbeelden van marktrijpe concepten die in staat zijn tot: >> 25 à 50% terugdringen van fossiel brandstofgebruik ten behoeve van elektragebruik. >> 50 à 75% terugdringen van fossiel energiegebruik voor warmte en koelen.
IAGO heeft deze uitgangspunten vertaald in logische, toenemende energiereductie-ambities van 45, 60 en 80% bij gecombineerd gebouw- en gebruikerafhankelijk energiegebruik. Voor de opschaling van de concepten zal het benodigde denkwerk door de marktpartijen zelf moeten worden verricht. Pas dan bestaat er een zekerheid dat deze breed zullen worden geadopteerd en ook kunnen worden uitgevoerd.
>>
Missie De gewenste transitie komt alleen tot stand als die door alle partijen ook daadwerkelijk gewild
wordt. Er moet een vraag zijn en een aanbod dat daarop aansluit en die moeten elkaar weten te vinden in een marktomgeving die innovatieve gebouwconcepten stimuleert. Momenteel geldt echter dat aanbieders van producten en diensten in de gebouwde omgeving niet zo georganiseerd zijn dat het noodzakelijke aanbod aan producten en diensten (die tot zo’n energietransitie van de voorraad kan leiden) vanzelf tot stand komt. Aannemers, ontwikkelaars, financiers en installateurs zijn goed in staat tot de massaproductie van woningen en kantoren die vanaf de wederopbouw in ons land nodig was, maar veel minder tot de gecompliceerde onderlinge samenwerking in kleine series die nu nodig is. Of tot het bedenken van integrale, slimme concepten die in grote series kunnen worden aangeboden aan de markt. Bij opdrachtgevers is de vraag naar ambitieuze energieconcepten nog zeer gering. Niet alleen de onzeker-
3
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
heid voor vernieuwing werpt een drempel op. Ook nieuwe vormen van opdrachtgeverschap, die zich meer richten op gebouwprestaties achteraf in plaats van op het ontwerp vooraf, worden nog maar weinig toegepast. Daarnaast zijn de huidige financiële kaders waarbinnen opdrachtgevers werken niet geoutilleerd om de hogere initiële kosten die ambitieuze energie renovaties met zich mee brengen op een langere termijn juist te verrekenen. Kortom, vraag noch aanbod zijn in staat de gewenste Energiesprong te maken. Uit de reeds zichtbare ontwikkelingen in de markt zien we dat de koplopers tegen belemmeringen aanlopen die demotiveren. Deze belemmeringen kunnen vaak via kleine veranderingen in regelgeving, door andere samenwerkingsvormen of door toegang tot de juiste kennis omgezet worden in stimulansen voor innovatieve gebouwconcepten. Door deze ontwikkelingen van de koplopers te ondersteunen en hun ervaringen te delen met het ‘peloton’ komen de op langere termijn beschreven doelstellingen binnen bereik. Energiesprong zal zodoende de marktcondities creëren waardoor innovaties makkelijker de weg naar de mainstream vinden. Vanuit deze analyse is de volgende missie voor het programma Energiesprong geformuleerd: ENERGIESPRONG DRAAGT BIJ AAN DE CREATIE VAN MARKTCONDITIES VOOR EEN ENERGIENEUTRALE GEBOUWDE OMGEVING. Daartoe: >> Stimuleren en, waar nodig, organiseren wij innovatief opdrachtgeverschap. >> Faciliteren wij het ontstaan van aanbodketens.
>> Zetten wij belemmeringen om in kansen en stimulansen.
De genoemde interventies zullen zo worden vormgegeven dat ze nieuwe initiatieven uitlokken en bestaande initiatieven op een nieuw en hoger ambitieniveau brengen met het doel om opschaling van de successen te bewerkstelligen.
>>
Aanpak Het vertrekpunt voor de rol van SEV is gebaseerd op het rapport Innovatie Vernieuwd van WRR.
Daarin stelt de Raad dat de overheid in een innovatieprogramma moet zorgen voor: Opening voor samenwerking die niet vanzelf tot stand komt. Om die reden zien wij een taak voor SEV in het ondersteunen dan wel totstandbrengen van vraag- en aanbodketens.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
4
Opening voor verrassing en mislukking. Om die reden zien we een rol voor SEV in het wegnemen van initiële risico’s, zoals aanloopkosten die onevenredig hoog zijn door de kleine schaal die praktijken nog hebben. We zien ook een rol voor SEV bij ondersteuning van kennisuitwisseling. Opening voor diversiteit. Om die reden zien wij een rol voor SEV om ons niet zozeer als uitvoeringsinstantie van marktpartijen of de overheid zelf te manifesteren, maar om ook de vrijheid te nemen te investeren in aanpakken die niet in gangbare opvattingen of beleidsaxioma’s passen. Opening van grenzen. Om die reden zien wij een rol als onafhankelijke makelaar in kennis en vaardigheden, die maximaal gebruikmaakt van ideeën en praktijken die hier en elders al zijn ontwikkeld. De projecten die door SEV financieel worden ondersteund, voldoen aan de volgende criteria: 1. Zij dragen direct of indirect bij aan de bij de uitgangspunten genoemde besparingsdoelen (45, 60 en 80%). 2. Zij zijn vernieuwend in de manier waarop dat gebeurt. 3. Zij hebben een hoge impact op het denken over energiegebruik in een deelsegment van de gebouwde omgeving (gebouwtype met doelgroep). 4. De gestimuleerde innovaties kunnen na de experimenteerfase zelfstandig hun weg naar de markt vinden. 5. De gestimuleerde innovaties zijn opschaalbaar naar andere situaties op andere plaatsen. SEV heeft een publieke functie. Van daaruit toetsen we programma’s vooraf altijd aan de markt. Hierdoor creëren we draagvlak en steun vooraf, veelal bij koplopers in de markt. Deze faciliteren we in hun ambities om zodoende de rest van de markt mee te krijgen in de energietransitie. De binnen het programma ontwikkelde kennis is, in ruil voor de SEV-steun, altijd publiek bezit. Alle kennis wordt uit principe gedeeld, ook die over fouten of mislukkingen. Het programma Energiesprong loopt tot en met 2014 waarna de versnelling in de energietransitie de marktontwikkeling naar een energieneutrale gebouwde omgeving een kritisch momentum gekregen moet hebben. Gezien de relatief korte looptijd van het programma zullen de interventies zo worden uitgevoerd dat deze dan wel hun doel hebben bereikt binnen de looptijd van het programma, dan wel zijn geborgd bij bestaande instituties voor het einde van het programma.
>>
Corporate communicatie strategie Energiesprong als programma heeft als doel marktcondities voor energieneutraal bouwen te
creëren. Voor dat doel is een transitie in de markt nodig: een grote sprong (geen kleine stapjes) gemaakt door een kritische massa van álle actoren in de markt. Beweging in de markt is er al en het is aan Energiesprong om de bestaande beweging te faciliteren, te mobiliseren en mede koers te geven richting een
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
5
grote sprong. Communicatief betekent dit dat een sectorale gedragsverandering nodig is. Kernboodschap is: doe mee met de Energiesprong naar een energieneutrale gebouwde omgeving. Onder deze paraplu hangt een aantal sub-boodschappen, specifiek per actor. Met de communicatieaanpak van Energiesprong tot medio 2011 is een goede eerste slag geslagen in de positionering en bekendheid van Energiesprong en de spreiding van interessante content rond energieambitieus bouwen binnen de sector. Er is een infrastructuur opgebouwd rond online en offline aanwezigheid. Doorontwikkeling van de communicatiestrategie in de tweede helft van 2011 leidt tot het aanbrengen van focus: meer specifieke doelgroepdefiniëring en aanscherping van de strategie voor de inzet van communicatie als instrument voor de transitie. Innovators, early adopters en majority worden doelgroepen We hanteren voor de transitie het volgende model: Opmerken-Weten-Willen-Doen-Volhouden. Op basis van deze modelstappen onderscheiden we doelgroepen, gebaseerd op hun rol in de transitie: innovators (de koplopers die al energie-ambitieus bouwen en moeten volhouden), early adopters (de snelle volgers die wel willen of kunnen, maar het nog weinig of niet doen) en majority (een grote massa die óf nog niet kan óf nog niet wil en die nog opmerkzaam moet worden gemaakt op Energiesprong). We onderscheiden deze doelgoepen binnen alle groepen van actoren: aanbieders, opdrachtgevers en faciliterende partijen). De communicatie haakt aan bij beweging die er al is en vergroot die. Daarom vormen de innovators het vertrekpunt: 1. innovators zetten de beweging in gang, 2. early adopters legitimeren de innovators en geven de beweging gewicht, 3. op de majority daarachter hebben zij gezamenlijk impact als ze zichtbaar zijn en hun beleving door kunnen geven. Beweging mobiliseren De communicatiestrategie vanuit Energiesprong heeft als doel om energieambitieus bouwen dermate bekend en aantrekkelijk te maken dat de groep adopters zo groot mogelijk wordt: een maximaal aantal mensen heeft besef van energieambitieus bouwen, weet dat het mogelijk is, dat het onderdeel uitmaakt van de toekomst van bouwen in Nederland en is bereid om actie te ondernemen. Voor de innovators en de early adopters levert Energiesprong met name directe communicatie met ruimte voor onderlinge interactie. Voor de majority levert Energiesprong met name indirecte communicatie via massamediale kanalen, mede door de ervaring van de innovators en adopters zichtbaar te maken. Daarbij vloeit de communicatieinspaning over in de kennis- en leeractiviteiten die zijn gericht op een verdiepingslag met de early adopters, zodat zij slechts beperkt de inspanning van de innovators hoeven te evenaren.
6
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Programma monitoring Gelet op de publieke verantwoordelijkheid van SEV, vooral ook in relatie tot de in te zetten
middelen voor Energiesprong, zal gedurende de uitvoer van het programma ook een tweetal metamonitoringprogramma’s worden uitgevoerd (door de groep transitiemanagement binnen TNO): 1. doelbereikmonitoring en 2. Energiesprong-monitoring. Het eerste is gericht op het volgen van de ontwikkelingen in de markt in relatie tot de doelstellingen van de Innovatieagenda (en derhalve de missie van de Energiesprong). Het tweede zal zich meer concentreren op de effectiviteit en efficiency van de activiteiten die worden uitgevoerd binnen Energiesprong zelf. Aangezien het meten van de outcome voornamelijk een kwalitatieve meting is, heeft Energiesprong behoefte aan meer kwantitatieve gegevens, ter aanvulling van de monitor van TNO. Uiteraard zullen de eigen monitoringsactiviteiten van SEV worden afgestemd op die van TNO, zodat zij gezamenlijk kunnen worden gerapporteerd. Hierbij kan gedacht worden aan Key Performance Indicators (KPI’s), die een reflectie geven van de mate waarin het programma effectief is en aan het eind geslaagd is in het bewerkstelligen van de energietransitie, voor zover min of meer direct terug te voeren op de activiteiten binnen het programma. Willen de KPI’s als sturingsmiddel op de programmasamenstelling gebruikt kunnen worden, dan dienen zij dus in feite inzicht te geven in hoeverre vorderingen gemaakt worden met het bereiken van de missie van Energiesprong. In dat licht zien we de gezochte outcome KPI’s gerelateerd aan drie aspecten: 1. Gerealiseerde gebouw- en gebiedsvoorbeelden en de potentiële impact daarvan: hierbij draait het dus om het aantal voorbeeldprojecten en de impact daarvan op het primair energiegebruik en om de beschikbaar gekomen, in de praktijk bewezen, zowel direct (door de voorbeelden) als indirect (opschalingspotentieel) concepten. 2. Verbeterde marktcondities: in lijn met vanuit Energiesprong activiteiten opgeheven belemmeringen en ontwikkelde stimuleringen met concrete voorbeelden van bijvoorbeeld nieuwe vormen van waardesturing, prestatiesturing, regelgeving en financieringsconstructies. 3. Gecreëerde bedrijvigheid: uiteindelijk gaat het er vooral om dat partijen actief aan de slag zijn gegaan met projecten op Energiesprong-ambitieniveau’s, zowel direct, binnen de Energiesprongdeelprogramma’s, als indirect, met behulp van de Energiesprong-uitkomsten. Hierbij moet dus als KPI gedacht worden aan het aantal coalities dat actief aan de slag is gegaan met Energiesprong-ambities en concepten en de concrete gebouw(oppervlak)portefeuille van die coalities. Tijdens de uitvoering van het programma zal er voortdurend afstemming zijn met andere programma’s die zich richten op de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Actueel zijn dit de programma’s Blok voor Blok, Meer met Minder, de convenanten tussen het rijk en marktpartijen en het aanstaande Plan van Aanpak Nieuwbouw en Renovatie Bestaande Bouw. Daarnaast zal er op gemeenschappelijke thema’s worden samengewerkt met AgentschapNL om zodoende de rijksmiddelen zo effectief mogelijk in te zetten.
7
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Opbouw programma Organiseren van opdrachtgeverschap
Kijkend vanuit de huidige rolverdeling in het bouwproces, komen we tot de volgende doelgroepkeuze.
Financier
Overheid
geld als nodig
kaderstellende regelgeving
Adviseur advies
Opdrachtgever (primaire doelgroep)
Maker opdracht
opdracht
Opdrachtgevers zijn de primaire doelgroep van EnergieSprong - Zij geven het geld uit, de andere partijen bestaan bij hun gratie - de keten begint bij hen
Primaire proces
Leverancier
Vanuit het programma wordt gezocht naar (clusters van) opdrachtgevers die bereid zijn om in de praktijk projecten te realiseren die tot een energieneutrale gebouwde omgeving leiden. Bij het vormen van die clusters ligt de prioriteit van Energiesprong bij die combinaties van eigenaren en gebouwen waarvan de impact op het totale energiegebruik het grootst is. Dit wordt gewogen aan de hand van het gebruik per eenheid in combinatie met de bereikbare gebouwgebonden reductie en het aantal eenheden dat tot de grootste besparingen leidt. Die clusters zijn: Woningbouw >> Bestaand corporatiebezit
bijlage 1 >
>> Particulier eigendom VvE’s
bijlage 3 >
>> Particulier eigendom individuele eigenaar >> Huurder/gebruiker
bijlage 2 >
bijlage 4 >
>> Ontwikkelaars en beleggers woningbouw
bijlage 5 >
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
8
Utiliteitsbouw
bijlage 8 >
>> Exploitanten (kantoren, winkels)
>> Ontwikkelaars en beleggers utiliteitsbouw Gebieden
bijlage 9 >
>> De stakeholders binnen een geografisch gebied Deze clusters van opdrachtgevers worden, waar nodig, vanuit het programma ondersteund in: >> Het totstandbrengen van een afwegingskader waarmee overheden en opdrachtgevers hun investeringen kunnen richten op de maximale impact op het energiegebruik (waar de energie verdwijnt). >> Het totstandbrengen van een duurzame infrastructuur waarin de innovaties, die nodig zijn voor een Energiesprong in de gebouwde omgeving, eenvoudig kunnen worden gedeeld en opgeschaald (Innopedia). >> Ondersteuning bij de clustervorming. Dit kan inhouden dat we partijen letterlijk bij elkaar brengen om samen een opdrachtgeverssysteem te gaan vormen, maar ook dat we opdrachtgevers met een vergelijkbare vraag via tenders en prijsvragen bijeenbrengen. >> Ondersteuning in of bij de opdrachtgeversrol voor projecten met Energiesprongambities. >> Ondersteuning tijdens de uitvoering van deze projecten in Communities of Practice (CoP’s). >> Ondersteuning bij de evaluatie van projecten. Gemeentelijke en provinciale overheden worden als partners gezien waar we bij gelijke doelstellingen mee zullen samenwerken. Faciliteren van aanbodketen Bij elk cluster van opdrachtgevers wordt vanuit het programma ook de realisatie van marktrijpe proposities gefaciliteerd. Voor het opschalen van de resultaten van de experimenten van de koplopers naar de snelle volgers zullen de experimentele oplossingen moeten worden doorontwikkeld tot marktrijpe proposities. Om aan te geven waar de rol van Energiesprong ligt in dat ontwikkelingsproces zijn er zes stappen geïdentificeerd: 1. Experimenteren. Binnen een experiment wordt er door bouwbedrijven vaak op basis van onderbouwing en kennis van kennisinstellingen een gebouwconcept ontwikkeld en gebouwd. Dit gebeurt op basis van de huidige kennis, technieken en materialen en met de huidige bouwkwaliteit.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
9
2. Valideren. Zowel het bouwproces als de uiteindelijke energetische en klantrelevante prestatie wordt gemonitord, om te komen tot een selectie van goede en minder goede concepten. De goede concepten gaan door, de mindere vallen af. 3. Formaliseren. De volgende ontwikkelstap is het beschrijven van het concept en het formeren van marktpartijen die dit concept kunnen leveren en indien door de markt gevraagd het concept certificeren. 4. Vervolmaken. Naast een netwerk van aanbod partijen, leveranciers die delen van de oplossing kunnen leveren is ook financiering van belang en een aantal verkoopkanalen. 5. Vermarkten. Het vermarkten van de propositie. Een marketing plan welke doelgroepen op welke momenten met de propositie moet worden geconfronteerd 6. Optimaliseren. Het doorontwikkelen van de propositie. Leveranciers passen hun deelproducten aan de propositie, kosten worden lager, de propositie meer doelgroep gericht en de marketing scherper. De rol van Energiesprong ligt in de fases 1- 3. Daarna ligt er een marktrijpe propositie waar de markt verder mee aan de slag kan. Naast deze stappen creëert Energiesprong de marktcondities voor deze proposities. Dat kan plaatsvinden door: >> het totstandbrengen van een duurzame infrastructuur waarin de innovaties die nodig zijn voor een Energiesprong in de gebouwde omgeving, eenvoudig breed kunnen worden gedeeld en opgeschaald (Innopedia). >> het stimuleren van het totstandkomen van aanbodketens. Dit kan zowel direct door belangstellende aanbieders te helpen bij het vormen van deze ketens, maar ook, bijvoorbeeld, door dit tot een voorwaarde te maken bij subsidieprojecten of -trajecten. >> ondersteuning in of bij de realisatierol in projecten met Energiesprongambities.
>> ondersteuning tijdens de uitvoering van deze projecten in Communities of Practice. >> ondersteuning bij de evaluatie van projecten.
>> stimulering van prestatiesturing in het realisatieproces. Een belangrijk instrument voor het faciliteren van de aanbodketens zijn ook de subsidieregelingen. Hiermee worden de koplopers binnen de aanbodzijde uitgedaagd en in staat gesteld om de voor de energietransitie vereiste integrale gebouwconcepten op hoog ambitieniveau te ontwikkelen, optimaliseren en demonstreren. Wegnemen belemmeringen Bij elk cluster van opdrachtgevers wordt vanuit het programma ook ondersteund bij het slechten van de belemmeringen die zich voor of in het project voordoen. Dat kan plaatsvinden door: >> Het ondersteunen bij het tot stand brengen van een regelkader waarin deze projecten kunnen worden gerealiseerd. Waar nodig wordt de discussie over belemmeringen naar nationaal niveau gebracht.
10
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
SEV kan adviseren aan de minister hoe de belemmeringen weg zouden zijn te halen. >> Ondersteuning in of bij mogelijke financieringsproblemen in projecten met Energiesprongambities. >> Ondersteuning bij de communicatie richting met en tussen bewoners en gebruikers.
>> Bijdragen aan de marktcondities die leiden tot een hogere waardering voor energiezuinige gebouwen.
11
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>> DEELPROGRAMMA’S In het onderstaande overzicht wordt het verband weergegeven tussen de doelgroepen, de deelprogramma’s en de versterkende programma’s. De projecten die Energiesprong ondersteunt, ook wel experimenten genoemd, raken vaak meerdere doelgroepen. Naast deze experimenten zijn er een viertal ‘versterkende’ programma’s. Kennisdeling, ketensamenwerking, waardesturing en prestatiesturing worden als randvoorwaardelijk gezien voor een succesvolle transitie.
Deelprogramma’s & Projecten
Projectontwikkelaars en Beleggers U-bouw
Utiliteitsbouw exploitanten
Lokaal alle lichten op groen
Huurders / Gebruikers
Regeling Gebiedsontwikkeling
Projectontwikkelaars woningbouw
Regelingen U-bouw
Eigenaar-bewoner (in en ex VvE)
Regelingen W-bouw
Corporaties
Slim en Snel
Doelgroepen
Leren door kennisdeling en kennismobilisatie
Versterkende deelprogramma’s
Van ketens naar innovatieve coalities Waardesturing Prestatiesturing
In het hoofdstuk hierna worden de activiteiten voor de doelgroepen en de versterkende programma’s op hoofdlijnen besproken. De uitgebreide beschrijving van de activiteiten, de doelstellingen en de achterliggende analyse is te vinden in de bijlagen. Alle activiteiten zijn opgezet met het doel de eerste stappen te zetten in een beweging die potentie heeft om op te schalen. In de bijlagen worden de opschalingmechanismen per project belicht. Hier zullen eerst de versterkende programma’s worden besproken. Deze thema’s zitten namelijk in alle andere experimenten verwerkt en hoeven daar dan minder uitgebreid te worden meegenomen. Daarna komen de subsidieregelingen aan bod, waarna de doelgroepspecifieke programma’s volgen.
12
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Leren door kennisdeling en kennismobilisatie
bijlage 11 >
Innovatie is de motor voor de noodzakelijke energietransitie in de gebouwde omgeving. Het doel van kennis delen en opzetten van leertrajecten is het versnellen van de innovatiesnelheid en de innovatie-effectiviteit. De beschikbare kennis binnen de bouwsector en bij kennisinstellingen wordt onvoldoende benut om betekenisvolle innovaties tot stand te brengen. Een veilige omgeving waarin innovaties mogen mislukken en een open-source benadering vormen een belangrijke sleutel tot de daadwerkelijke realisatie van duurzame innovaties. Centrale thema ́s daarbij zijn kennisdeling op verschillende niveaus, ketensamenwerking en systeemdenken. Kennisuitwisseling heeft als doel om constant het wiel te verbeteren, in plaats van het voor de zoveelste keer uit te vinden. Centrale vragen daarbij zijn: wie heeft kennis? Wat is goede kennis? En met wie moet dat gedeeld worden? Want wat voor de één zinvolle kennis is, kan door de ander als onzinnige ballast ervaren worden. Energiesprong levert in 2012 steeds meer resultaten van projecten op. Dat levert kennis, inzichten, ervaringen en innovatieve aanpakken op. De eerste opdracht in 2012 en daarna is natuurlijk die te delen. Maar kan de kennis-leeraanpak ook transitieversterkend zijn? Welke rol kan dit programma spelen in het versnellen van de beoogde transitie? Deze vragen zijn – mede – uitgangspunt geweest voor het opgestelde Kennis- en leerprogramma. Het Kennis- en leertraject is ook de sleutel tot opschaling van datgene wat geleerd is binnen de verschillende experimenten die worden uitgevoerd binnen Energiesprong. Daarbij vloeien kennisdeling en communicatie op een natuurlijke manier in elkaar over. Innopedia Innopedia is de werktitel voor een digitale kennisdelingsplek ( inmiddels is hiervoor de naam EnergieLinQ gekozen). Doelstelling van Innopedia is bouwprofessionals met elkaar te verbinden om kennis te ontwikkelen en om kennis te ontsluiten op een zodanig wijze dat er meer innovatie ontstaat gericht op energiezuinig bouwen en het realiseren van, in toenemende mate, energiezuinige gebouwconcepten. Innopedia is een ‘wereld’, waar mensen, kennis en tools samenkomen. Innopedia als kennissen- en kennisplatform. Innopedia gaat in nauwe samenwerking met de gebruikers verder uitgebouwd worden. De ervaringen en (nieuwe) inzichten die continu worden opgedaan zijn leidend voor de (door)ontwikkeling van Innopedia. De onderdelen waaruit Innopedia bestaat zijn: 1. Het Framework. Voor wie doen we wat, waarom en met welk doel. 2. De Tools. Deze gaan gebruikt worden voor het ontsluiten, delen, doorontwikkelen en dergelijke van kennis en het verbinden van kennissen. Een flink aantal van die tools zijn reeds in ontwikkeling, zoals
13
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
een projectendatabase, een scraptool voor woningcorporaties, kennis- en informatieportals en zoekmogelijkheden in de Wizer-database 3. De Samenhang. Oftewel de infrastructuur, want de tools staan niet op zich. Er zijn essentiële verbindingen. De tools zijn verbonden en hebben samenhang. Het betreft zowel technische samenhang als samenhang vanuit het perspectief van de gebruiker of de kennis.
>>
Van ketens naar innovatieve coalities
bijlage 12 >
Het gefragmenteerde karakter van de bouwketen biedt weinig ruimte voor innovaties die bijdragen aan een duurzame gebouwde omgeving. De gezochte integrale concepten vragen namelijk om een juiste combinatie van bestaande technologieën die afgewogen worden toegepast in gebouwen. Dat vergt een intensieve samenwerking in de bouwkolom, van de ontwerpfase tot de oplevering. De huidige sequentiële assemblage van onderdelen, elk geoptimaliseerd voor een deelfunctie, vormt een grote drempel voor de energietransitie. Ieder experiment zal vanuit de gedachte zijn opgezet dat deze werkwijze moet worden doorbroken. Bij tenderregelingen worden risicodelende consortia voorgeschreven om deze samenwerking te bewerkstelligen. Binnen doelgroepprogramma’s wordt de bouwkolom altijd als coalitie opgeleid en aangesproken om innovatie te stimuleren. Daarnaast wordt deze verregaande vorm van ketensamenwerking gezien als integraal onderdeel van vernieuwend opdrachtgeverschap. Deze nieuwe samenwerkingsvormen worden naast de integratie binnen de experimenten ondersteund via proces coaching in realisatietrajecten en de ontwikkeling van een tool (Doos van Pandora) die professionals een methodologie en een bijbehorende gereedschapskist aanreikt voor het vormgeven van innovatieve bouwprocessen.
>>
Waardesturing
bijlage 14 >
De afgelopen jaren hebben stijgende energieprijzen en de klimaatconsequenties van het gebruik van fossiele brandstoffen een nieuwe realiteit gecreëerd in de gebouwde omgeving. Energie is van een financiële sluitpost in toenemende mate een financiële en morele last geworden voor energetisch slechtpresterende gebouwen. Daarnaast leidt energetische prestatieverbetering, indien goed uitgevoerd, vaak tot comfortverhoging of een beter werkklimaat. De te verwachten herwaardering van energetisch slecht-presterend vastgoed komt echter maar zeer langzaam op gang . Dit heeft tot gevolg dat de noodzakelijke energetische maatregelen nog maar zeer weinig
14
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
worden toegepast. Innovatieve, energiereducerende renovatieoplossingen die vanuit de markt worden aangeboden hebben lange terugverdientijden en worden daarom weinig toegepast. Voor de opschaling van Energiesprong-renovatieconcepten is een herwaardering noodzakelijk. Het verankeren van deze nieuwe realiteit in de waardering van vastgoed is een van de doestellingen van het programma. In de woningmarkt zijn makelaars, taxateurs en financiële instellingen van belang voor deze herwaardering. Er zal worden gekeken in welke modellen, systemen, gebruiken en gewoonten de nieuwe realiteit moet worden verwerkt om te komen tot een herwaardering van huizen naar energieprestatie. Voor verhuurders is de prijs relevant, maar zijn huuropbrengsten belangrijker. De actuele discussies rondom het nieuwe woningwaarderingstelsel zijn een voorbeeld van een herwaardering naar de nieuwe realiteit. In de beslismodellen voor renovatie-investeringen van woningbouwcorporaties wordt de nieuwe realiteit echter nog niet meegenomen. Hiervoor wordt een nieuw afwegingskader gemaakt voor de investeringsbeslissingen van duurzame renovaties. In de utiliteitbouwmarkt zal langs dezelfde lijnen van verkoopprijs en exploitatie-opbrengsten worden gekeken hoe we een realistisch en positief afwegingskader kunnen creëren voor energiereductierenovaties. Naast deze pragmatische veranderingsstrategie zal er onderzoek worden geïnitieerd en/of gefinancierd dat zich richt op de nog prille beweging van herwaardering van vastgoed op basis van energieprestatie. Dit moet bewijslast leveren om tot de juiste aanpassing te komen van de modellen en systemen die de vastgoedprijs bepalen.
>>
Prestatiesturing
bijlage 15 >
De gebouwprestaties die worden gerealiseerd wijken in de praktijk af van de vooraf geformuleerde ambities. Deze discrepantie is groter bij hogere energieambities. Een deel van de discrepantie is terug te voeren op het realisatieproces van ontwerp tot aan oplevering. Een voorzichtige schatting van de discrepantie tussen gestelde energieambities en gerealiseerde prestaties, leert dat de verschillen over het geheel genomen zo’n 10 à 15% betreffen. In individuele gevallen kunnen de verschillen zelfs oplopen tot 50%. Dit blijkt onder andere uit de analyse van de effecten van de aanscherping van de EPC en de gerealiseerde energieprestaties. Voor het overgrote deel hangt dit samen met ontwerp- en bouwfouten, die, behalve tot mindere energieprestaties, vaak ook leiden tot problemen met binnenmilieu en onderhoud, hetgeen faalkosten met zich meebrengt. Tegen deze achtergrond loopt een nationale discussie over hoe hier een structurele verandering in aan te brengen. In de afgelopen jaren zijn ook marktpartijen al actief hiermee aan de slag gegaan waarvan ‘Kop-Staart’ en ‘Bouwtransparant’ de belangrijkste voor-
15
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
beelden zijn. Om te waarborgen dat de sturing op prestaties in plaats van specificaties voorop blijft staan, zal binnen Energiesprong een methodiek voor gecertificeerde oplevering worden uitgewerkt op basis van ‘Bouwtransparant’. Hierbij zal met name aandacht worden besteed aan de inpassing van bouwfasegerelateerde controle-instrumenten én een informatie-instrument rondom prestatiekritische onderdelen (ook bouwfase-afhankelijk). De vastgelegde methodiek voor gecertificeerde oplevering zal in eerste instantie worden ingezet binnen de projecten die voortkomen uit de verschillende subsidieregelingen van Energiesprong. Bij gebleken geschiktheid zal deze methodiek ook een onderdeel kunnen worden van een landelijk te hanteren methodiek. Hiervoor wordt al bij aanvang de verbinding gelegd met relevante landelijke organisaties.
>>
Subsidietenders De Energiesprong-subsidietenders hebben drie generieke doelstellingen:
1. Ze dagen de markt uit om innovatieve energieconcepten te ontwikkelen. 2. Ze bieden de bouwkolom een veilige omgeving om ervaring op te doen met de bouw van deze concepten. 3. De succesvolle projecten leveren voorbeelden van wat er kan. In de tenders worden publiek-private consortia gestimuleerd om als innovatieve coalitie aan de slag te gaan met de realisatie van energiezuinige nieuwbouw- en renovatieprojecten. De tenders worden uitgeschreven in oplopend ambitieniveau: van 45% via 60% naar 80% lager gebruik van energie uit fossiele bronnen. De deelnemende consortia zullen binnen deze tenders worden afgerekend op geleverde prestaties achteraf in plaats van op vooraf gestelde ambities. Hierdoor ontstaat er een lotsverbondenheid tussen opdrachtgevers en bouwers die ook de prestaties moeten bouwen die ze hebben afgesproken. Daarnaast zet deze afrekenmethodiek aan tot vernieuwend opdrachtgeverschap dat zich meer richt op geleverde prestaties. Bij de selectie van de subsidiabele projecten wordt altijd gekeken naar de maximale potentiële CO2-reductie die deze oplossingen zouden hebben als ze breed in de markt geïntroduceerd zouden worden. Met een speciale impacttool kunnen deze effecten worden doorgerekend. Subsidietender woningbouw Voor de woningbouw is in 2011 een trajectregeling opengesteld waarin hetzelfde consortium een deel van de woningen op 60% en een deel op 80% realiseert. Hierdoor kan er binnen de regeling een leertraject worden doorlopen. Deze regeling beoogt een gezamenlijk open-source leertraject tussen de
16
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
consortiumpartijen die gezamenlijk de volgende ambitieuzere stap moeten zetten. Afhankelijk van de inzendingen van de trajectregeling in het vierde kwartaal van 2011, zullen we bekijken of de opgezette regeling verlenging en uitbreiding verdient, of dat er in 2012 een nieuwe regeling opgezet moet worden voor de woningbouw. Leidraad daarbij is de potentiële impact van alle voorbeeldprojecten die dan in gang zijn gezet en de nog ontbrekende dominante gebouw/eigendomcombinaties. Naast deze eigen tenders verzorgt Energiesprong de monitoring en het kennis- en leertraject van de UKR NEW. Op deze manier kunnen de lessen uit deze projecten snel worden gedeeld met de consortia die later zijn begonnen binnen de Energiesprong-tenders. Subsidietender gebieden Voor gebieden is in 2010 reeds de tender binnenstedelijke gebiedsontwikkeling opengesteld. De doelstelling is om gebiedsgebonden verduurzaming met een hoge energiereductie-ambitie (45%) te stimuleren. Drie consortia worden uitgedaagd de juiste combinatie te vinden van technologische aspecten, zoals vraagreductie op gebouwniveau en energieopwekking op gebiedsniveau, binnen de niet-technische complexiteit van verschillende gebouweigenaren uit het woningbouw- en utiliteitsegment. Subsidietenders utiliteisbouw Voor utiliteitsbouw is er in 2011 een tender opengesteld op minimaal 60%-niveau voor de deelsectoren Kantoren en Retail. De activiteiten rondom monitoring van projecten gesubsidieerd vanuit de UKP NESK die in tot en met 2011 onder regie van Agentschap NL liep, zullen vanaf 2012 onder regie van Energiesprong worden gebracht. Mede afhankelijk van ondersteuning van het ministerie VWS zal in 2012 nog een tender opgesteld worden voor de deelsectoren Verzorgingstehuizen en Ziekenhuizen. Alle tenders worden ondersteund door een monitoring-, een learning on the job- en een shadow engineering-traject. Monitoring heeft tot doel maximaal kennis te genereren uit deze projecten. Het is een combinatie van het meten van de bouwtechnische kwaliteit, zoals luchtdichtheid en ventilatiewaarden, en het analyseren van niet-technologische aspecten, zoals omgevingsinvloeden en gebruikersgedrag. De ontwikkeling van het energieconcept voor het gebouw wordt hiervoor vanaf het plan van aanpak tot oplevering (inclusief prestatiebeoordeling bij oplevering) en gebruik gevolgd. Learning on the job heeft tot doel de kennis van de betrokken partijen te vergroten. Hierdoor wordt de kans op een succesvol realisatieproject vergroot. Daarnaast is dit kennis- en leertraject sterk gericht op de herhaling en verbetering van zulke projecten. Dit traject krijgt vorm aan de hand van masterclasses, projectbezoeken, workshops en CoP’s waar de betrokken partijen leren van elkaars fouten en successen en waar gemeenschappelijke drempels worden besproken en geslecht. Los van de CoP’s worden er experts beschikbaar gesteld en kunnen de partijen second opinions over technische vraagstukken krijgen van kennisinstellingen.
17
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Shadow engineering helpt marktpartijen bij de opzet en realisatie van gebouwconcepten op Energiesprong-niveau. Er wordt parallel aan de realisatieprojecten binnen de tenders een conceptueel ontwerp gemaakt. Dit vormt een theoretische onderbouwing voor de energie- en binnenmilieuprestaties in relatie tot de maatregelen die beoogd zijn. Door parallel aan de realisatieprojecten te ontwerpen, wordt dit conceptuele ontwerp een kennisdrager die steeds aangescherpt wordt door leerervaringen uit de praktijk. Deze ontwerpen zijn beschikbaar voor de hele bouwsector. Hierdoor ontstaat een gefundeerde referentie die door de toenemende populariteit van conceptueel bouwen eenvoudig kan worden overgenomen. Dit zorgt voor een versnelde opschaling van de gebouwconcepten die worden ontwikkeld binnen de tenderregelingen.
Woningbouwcorporaties
bijlage 1 >
roadshow beleid
corposcraptool corpo COP’s
woninglasten
opbrengsten
huur
huur
wet- en regelgeving
verkoop
wet- en regelgeving
woonlastensturing
energierekening
huurdersopstand
participatie
corporatie
gemeentebelasting
klant
>>
koppeling Lokaal Groen waarde-ontwikkeling roadshow game corpo’s
kosten geldmarkt
bankenoverleg
bouwmarkt
conceptueel bouwen procescoaching slim en snel ketensamenwerking pandora
institutionele context
18
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Woningbouwcorporaties bezitten 32% van de Nederlandse woningvoorraad. De 150 grootste corporaties hebben daarvan het overgrote deel in handen. Hierdoor kan met een klein aantal spelers een groot aantal woningen worden bereikt. Veel corporaties zijn ook bereid in verduurzaming te investeren. Het maatschappelijk belang van woonlastenverlaging voor de minima weegt het zwaarst in dit segment van de woningmarkt. Daarnaast zien ze het economische belang van levensverlengende ingrepen in de bestaande woningvoorraad. Deze moet met de huidige sloop- en nieuwbouwvolumes namelijk veel langer blijven staan dan de geplande levensduur. Energiesprong wil corporaties doordringen van het belang en de waarde van hoog niveau-renovaties in hun bestaande voorraad ten opzichte van de huidige renovatie-aanpak. In het licht van de stijgende energielasten en de veel langer dan geplande levensduur van de huizen kunnen de huidige ingrepen namelijk als lapmiddel worden gezien. De levensduurverlengende en economische waarde van verhogende Energiesprong-renovaties hebben op de langere termijn zowel sociaal als economisch een hoger rendement. Drie projecten ondersteunen deze doelstelling. Subsidieregelingen Via tenders daagt Energiesprong koplopers onder de corporaties uit hun ambitie waar te maken of te overtreffen. Door de financiële ondersteuning van de kleinschalige gebiedstender en de woningbouwtenders wordt er ruimte gecreëerd om te experimenteren. Zo worden de koplopers gecompenseerd voor de extra initiële kosten die ze maken. Slim en Snel Slim en Snel richt zich op het grote aandeel systematisch gebouwde jaren zestig- en zeventigwoningen. Systematisch gebouwde woningen kunnen namelijk ook systematisch gerenoveerd worden. Gecoacht vanuit Energiesprong bieden clusters van woningbouwcorporaties vier grote bundels van woningen aan de markt aan. De schaal van de opdracht die via vernieuwend opdrachtgeverschap in de markt wordt gezet, zal de markt aanzetten tot innovatieve, kosteneffectieve renovatieconcepten van hoog niveau. De consortia zullen ook worden gecoacht op de marketingaspecten van hun concept. Het doel is deze concepten zodoende ook beschikbaar te maken voor eigenaar-bewoners die een zelfde woningtype bezitten. Deze innovatieve verduurzamingmethode kan corporaties helpen bij het waarmaken van de afspraken in het convenant dat ze met het rijk hebben gesloten. Hierin is er een gelijkenis met de Blok voor Blok-aanpak, waarbij Slim en Snel zich onderscheidt met een hogere ambitie en focus op seriematige bouw. Vanzelfsprekend vindt er afstemming tussen de programma’s plaats. De clusters worden regionaal gevormd. Hierdoor zullen de leerervaringen via een olievlekwerking snel in de hele regio gedeeld worden. Het kennis- en leertraject wordt nog verder ondersteund door het parallel lopende wetenschappelijk spoor. Hierdoor worden kennisinstellingen rondom dit thema gemobiliseerd
19
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Rekenen aan bestaand corporatiebezit De nieuwe realiteit van stijgende energielasten en langere levensduur heeft een positief effect op de terugverdientijd van energiereductierenovaties. In de huidige financiële beslismodellen is dit nog niet meegenomen. In deze modellen worden energierenovaties ondergewaardeerd, waardoor deze renovaties minder vaak en minder ambitieus gebeuren. Om bestaande modellen te herijken op basis van de nieuwe realiteit wordt met corporaties een door WSW en CFV goedgekeurde richtlijn voor de bestaande voorraad ontwikkeld. Hierin krijgen levensduurverlenging, huurverhoging en waardecreatie ten gevolge van duurzame ingrepen een plek.
>>
Eigenaar-bewoner
bijlage 2 >
Om de regeringsdoelstellingen te behalen dienen ook eigenaar-bewoners hun huis fysiek aan te passen. Zij bezitten het grootste deel van de woningen en in deze woningen is de grootste energiewinst te behalen. Via ondermeer het programma ‘Meer met Minder’ worden eigenaar-bewoners gestimuleerd hun woning te verduurzamen. Hieruit blijkt dat slechts weinigen de behoefte hebben om hun huis verregaand te verduurzamen. De selecte groep die dit wel wil, heeft momenteel nog te weinig kennis over hoe ze dat kan verwezenlijken. Energiesprong wil tweehonderd eigenaar-bewoners de stap naar energieneutraal wonen laten zetten. Deze particulieren zullen voorbeelden en ‘best practices’ creëren voor andere eigenaren. Zij zullen proefprojecten zijn voor de lokale bouwkolom en ambassadeurs opleveren voor energieneutraal wonen. Deze effecten zullen een verdere opschaling naar de rest van de markt stimuleren. Rondom de eigenaar-bewoner zijn drie projecten gedefinieerd: Lokaal alle lichten op groen, Koploperprogramma energieneutraal wonen en Eigenaar-bewoners binnen VvE’s. Lokaal alle lichten op groen Lokaal alle lichten op groen beoogt in vijf gemeentes marktcondities te creëren waaronder de energietransitie lokaal kan plaatsvinden. Anders dan veel gemeentelijke verduurzamingprogramma’s of het programma ‘Blok voor Blok’ richt ‘Lokaal alle lichten op groen’ zich niet op alle eigenaar-bewoners in een wijk of stadsdeel ,maar enkel op de koplopers in de gemeente. Eigenaar-bewoners worden gestimuleerd hun huis energieneutraal te renoveren. Hiervoor worden financieringsconstructies opgezet, de bouwsector wordt opgeleid deze renovaties uit te voeren, makelaars en taxateurs leren energieprestatie van woningen te waarderen, adviseurs leren energieneutrale adviezen te geven en de lokale regelgeving wordt aangepast. De lessen die hieruit naar voren komen worden gedeeld met andere gemeentes, zodat ook zij effectiever verduurzamingbeleid kunnen voeren. De kennis uit deze leertrajecten is tevens van groot belang voor andere eigenaar-bewoners met eenzelfde ambitie. Deze kennis zal gedeeld worden via de koplopercommunity
20
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Koploperprogramma energieneutraal wonen Via een koplopercommunity worden eigenaar-bewoners in staat gesteld hun ervaringen met energieneutrale renovaties of nieuwbouwprojecten te delen met anderen. Dit heeft vier effecten. 1: De trotse bewoners krijgen publiek voor hun unieke project. 2: Eigenaar-bewoners met eenzelfde ambitie kunnen putten uit een grote kennisbank van de ervaringen van anderen en kunnen vragen stellen aan de leden met ervaring. 3: Daarnaast krijgen de nu nog vaak geïsoleerde individuen met een energieneutrale ambitie het gevoel tot een groep te behoren en niet alleen te staan in hun ambitie. Dit moet resulteren in meer en beter uitgevoerde energieneutrale renovaties. 4: Tevens ontstaat zo een doelgroep voor verleidingsacties onder eigenaar-bewoners. Eigenaar-bewoners binnen VvE’s Eigenaar-bewoners binnen VvE’s kunnen geen Energiesprong maken zonder dit gezamenlijk aan te pakken. Dit vormt een kans en een bedreiging. De kans zit in de lotsverbondenheid. Hierdoor kunnen enkele gemotiveerde bewoners een hele groep minder geïnteresseerden mee trekken in een energierenovatie. De bedreiging zit in het feit dat veel Energiesprong-renovaties met unanimiteit van stemmen moeten worden goedgekeurd. Enkele individuen kunnen zo een goed plan blokkeren. Energiesprong heeft het doel te achterhalen hoe je een diversiteit aan bewoners gezamenlijk tot energierenovatiebesluiten kunt krijgen. Door concreet tien VvE’s te ondersteunen om een energiesprong te maken en door deze cases uitgebreid te delen, krijgen de koplopers het gevoel dat het mogelijk is en worden drempels waar deze projecten op stuiten belicht en geslecht. Deze voorbeelden en de opgedane kennis wordt gedeeld via een nog op te zetten community van eigenaren binnen VvE’s die hun pand willen verduurzamen. Om te zorgen dat deze kennis wordt verwerkt en ook buiten de VvE’s beschikbaar wordt, heeft de Hogeschool van Utrecht de opdracht een best practices-onderzoek te doen naar de VvE’s binnen dit programma en naar andere succesvolle VvE-renovatietrajecten.
>>
Huurder/gebruikers
bijlage 4 >
Het aandeel gebruikersgerelateerd energiegebruik in gebouwen, zoals het verbruik van de koelkast of verlichting, is groot en stijgt. Om de Energiesprong-ambities waar te maken, moet er dus naar het gebruikersgebonden energiegebruik worden gekeken, naast gebouwgebonden energiereductie zoals verwarming en koeling. De invoering van slimme meters zal hierin een rol spelen. Energiesprong richt zich niet op de invoering hiervan maar juist op de stap daarna: hoe deze data via energiemanagementsystemen kunnen worden gebruikt om het energieverbruik te beïnvloeden. Binnen de tenderregelingen wordt dit deel van het energieverbruik geadresseerd door op energiereductieprestaties te sturen in plaats van op specifieke bouwkundige aanpassingen. Hierdoor wordt het gebruikers-
21
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
afhankelijke deel van het energieverbruik integraal meegenomen. Hiermee wordt de markt gestimuleerd om naar kosteneffectieve oplossingen te zoeken voor de reductie van het gebruikersgebonden energiegebruik. Ook binnen de CoP’s van woningbouwcorporaties zal uitgebreid aandacht zijn voor dit deel van het energieverbruik. De economische lasten hiervan zijn relatief, namelijk het hoogst voor de sociale minima. Huurders en gebruikers zijn niet alleen energieverbruikers, maar ook actoren die het renovatieproces beïnvloeden. Nu zien we vaak dat renovatie-ambities van corporaties worden gesmoord, doordat er geen goedkeuring van 70% van de huurders komt. Dit wil Energiesprong doorbreken door huurders juist te mobiliseren voor energierenovaties. Zij hebben daar ook relatief veel baat bij. De woonlasten zullen gelijk blijven, maar het comfort van de vaak oude, tochtige en vochtige woningen stijgt aanzienlijk na de renovatie. Samen met de Woonbond kijken we hoe huurders kunnen worden gemobiliseerd om hun verhuurders aan te zetten tot woningverbetering. Energie en gebruikersgedrag Er is een aantal technologische ontwikkelingen beschikbaar gekomen dat gebruikers inzicht kan geven in de invloed van het eigen gedrag op het energieverbruik en de wijze waarop ze dit kunnen verlagen. Het gaat dan om slimme feedbacksystemen die bewoners gevraagd en ongevraagd inzicht geven in hun energieverbruik, direct of verzameld over een bepaalde periode, waarbij ook de vergelijking met anderen meegenomen kan worden. Energiesprong zal een project opzetten dat kijkt naar energie en gebruikersgedrag van huishoudens . Het onderzoek zal gebruikmaken van een combinatie van doelgroep-segmenteringsaspecten: sociaal-psychologische aspecten (milieubewustzijn, comfortgedreven en dergelijke), gekoppeld aan sociaal-demografische aspecten (zoals inkomen en opleidingsniveau), fysieke aspecten (zoals gebouwkenmerken en eigendomstype) en historische gegevens van de doelgroep. Met betrekking tot de relatie tussen gedrag en gebouwkenmerken zal ook gekeken worden in hoeverre hiermee een relatie gelegd kan worden met de discrepantie tussen theoretisch energieprofiel en gemeten energieprofiel, benoemd bij het onderdeel prestatiesturing.
>>
Woningbouw projectontwikkelaars
bijlage 5 >
Ontwikkelaars zijn verantwoordelijk voor een groot gedeelte van de nieuwbouwopgave in Nederland. Doorgaans wordt de energieambitie voor nieuwbouwwoningen bepaald door de geldende EPC, die, conform de richtlijnen van de herziene EPBD, zal leiden tot energieneutrale nieuwbouw in 2020. Energiesprong wil deze groep uitdagen om nu al een stap verder te gaan. Er moeten aantrekkelijke, zeer energiezuinige woningen worden ontwikkeld die inspelen op de vraag van de consument.
22
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Subsidietenders Via subsidietenders daagt Energiesprong koplopers uit een ‘sprong’ verder te gaan dan de nu geldende EPC- normen. Door de financiële ondersteuning van de kleinschalige gebiedstender en de woningbouwtenders wordt er ruimte gecreëerd om te experimenteren. In de CoP’s van deze tenders wordt gestuurd op het op gang krijgen van een innovatiespiraal langs vier lijnen: technologie, marktbenadering, financiering en procesaanpak. Hierdoor moeten gewilde, zeer energiezuinige woningconcepten sneller tot stand komen. Hierbij wordt ook aansluiting gezocht met de Excellente gebieden die worden begeleid door AgentschapNL, dat reeds langere tijd met dit vraagstuk bezig is. De kennis van de koplopers zal via masterclasses en separate CoP-trajecten worden gedeeld met de meer mainstreampartijen. Daarnaast wordt deze kennis verwerkt in de Toolkit. Dit instrument is de afgelopen jaren een effectief middel geweest bij het verspreiden van kennis, maar de behandelde woningconcepten zijn echter nog niet op Energiesprong-niveau.
>>
Utiliteitsbouw
bijlage 8 >
Een groot gedeelte van het energiegebruik vindt plaats in utiliteitsgebouwen. Vergeleken met de woningbouw is dit echter een zeer diverse doelgroep. De utiliteitsbouw kenmerkt zich door een veelheid van gebouwtypologieën, sectoren en actoren. Hierdoor is deze markt minder grijpbaar dan de woningbouw. Daarom hebben we ervoor gekozen het programma primair te richten op kantoren en winkels. In deze sectoren wordt de meeste energie gebruikt en de opschaalbaarheid van de oplossingen is er het grootst. In samenwerking met BZK-WWI wordt gekeken of we met additionele fondsen vanuit het ministerie van VWS een programma specifiek voor ziekenhuizen of verzorgingshuizen kunnen optuigen. Naast de tender voor kantoren en winkels zal er een flankerend programma worden opgezet om de vraag en het aanbod van de in de tender ontwikkelde concepten te vergroten. In dit programma wordt ook het traject van de meerjarenonderhoudsplanning meegenomen. Je kunt gebouwen namelijk in plaats van door een eenmalige grote renovatie ook via kleinere, meer geleidelijke stappen verduurzamen. Daarnaast zal er in het flankerend programma aandacht zijn voor de financiële waardering van zeer energiezuinige gebouwen.
>>
Wet- en regelgeving
bijlage 13 >
Wet- en regelgeving kan zowel stimulerend (denk aan het effect van de invoering van de EPN in 1995) als belemmerend werken (denk aan welstandsnota’s, OZB) voor de realisatie van hogere energie-
23
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
prestaties bij nieuwbouw of renovatie. Doelstelling van dit programmaonderdeel is om aan de hand van de ervaring uit experimenten en de reeds bekende belemmeringen vanuit PeGO te komen tot een samenhangend advies aan de overheid. Hierin wordt beschreven welke wet- en regelgeving de energetische prestatieverbetering in de gebouwde omgeving kan stimuleren.
>>
Internationale aansluiting
bijlage 16 >
Hoewel Energiesprong primair gericht is op de realisatie van nationale doelstellingen met en voor nationale actoren, kent het programma ook een internationale dimensie. In de Europese kaderprogramma’s (RD&D) is het onderwerp Energie in de Gebouwde Omgeving sterk gepositioneerd. Mede door oprichting van het E2B-initiatief (Energy Efficient Buildings). Zowel een aantal Nederlands kennisinstellingen (met name TNO en ECN) als marktpartijen (met name Philips als co-founder) spelen hierin een vooraanstaande rol. Sinds 2010 is ook de SEV hier lid van en heeft een medeagenderende rol bij de opzet van nieuwe onderzoeksonderwerpen. Daarnaast is er een aantal nieuwe initiatieven ontstaan in het internationale kader vanuit het International Energy Agency (IEA), waar zowel kennisinstellingen als marktpartijen gezamenlijk werken aan kennisontwikkeling en uitrol van best practices. Bovenstaande geeft Nederland een goede uitgangspositie om zich te meten met en te leren en profiteren van internationale partijen, en om de eigen investeringen te vergroten, gebruikmakend van internationale middelen. Onder regie van Energiesprong zal een inventarisatie gemaakt worden van de internationale ontwikkelingen op het gebied van Energiesprongactiviteiten en -ambities. Deze inventarisatie zal enerzijds gebruikt worden om content te verkrijgen vanuit de internationale dimensie voor kennisontsluiting middels bijvoorbeeld CoP’s en Innopedia. Anderzijds dient deze ook input te leveren voor identificatie van technologie(uit) ontwikkeltrajecten.
24
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>> BIJLAGEN >>
Bijlage 1 Woningbouwcorporaties Doelstelling De woningcorporaties bezitten circa 32% van de woningvoorraad in Nederland. Het grootste
deel daarvan is in bezit van de 150 grootste corporaties. We hoeven dus slecht een klein aantal actoren mee te krijgen om een groot deel van de voorraad aan te pakken, in veel gevallen seriematig. Een flink aantal corporaties profileert zich als koploper in de verduurzamingopgave van de woningvoorraad. Dat zijn ook de corporaties die het belang zien van experimenten en die daarmee als vliegwiel kunnen fungeren voor ingrepen in de particuliere voorraad. Een groot deel van de voorraad is geschikt voor een Energiesprong. Veel woningcorporaties zien daar echter nog niet het belang van in of ze lopen aan tegen belemmeringen bij het realiseren van hun ambities met die bestaande voorraad. Het programma wil de woningcorporaties het belang laten zien van een forse Energiesprong in de bestaande voorraad. Gelijktijdig werken we aan het wegnemen van belemmerende factoren en aan de realisatie van een aantal concrete tools. Op die manier willen we de investeringsbereidheid van corporaties vergroten. Veel corporaties zijn bereid te experimenteren en zien een duidelijk maatschappelijk of economisch belang in de aanpak van hun woningvoorraad. Ze zien in dat vernieuwing en innovatie niet tot stand komen zonder opdrachtgevers die bereid zijn hun nek uit te steken. Samen met deze groep koplopende corporaties zal Energiesprong experimenten opzetten die een significante bijdrage kunnen vormen aan de energietransitie. Door te experimenteren in de corporatievoorraad worden er vernieuwende concepten, werkwijzen en processen ontwikkeld die ook toepasbaar zijn bij de aanpak van de particuliere voorraad. Het maken van die verbinding tussen de corporatiemarkt en de particuliere markt is een nadrukkelijk doel van Energiesprong. Bij de corporaties met ambities ontbreekt vaak de kennis om de grote stappen te maken waardoor er veel tijd en energie verloren gaat met het opnieuw uitvinden van het wiel. Energiesprong wil daarom kennis en competenties binnen de sector samenbrengen (van kennisinstellingen, aanbodpartijen tot aan de corporaties en hun huurders). In 2009 zijn er 83.000 woningen opgeleverd, waarvan er circa 35.000 bestemd waren voor de sociale huurmarkt. Ook van de koopwoningen is een significant deel ontwikkeld door woningcorporaties. De bouwomzet in onderhoud en renovatie doet niet veel onder voor die van nieuwbouw. Corporaties zijn daarmee een belangrijke opdrachtgever voor bouwend Nederland. Vanuit die optiek hebben zij er alle belang bij dat de bouwsector in staat is om aanbod te creëren voor de vraag van de toekomst. Daarvoor
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
25
zijn vernieuwende werkwijzen in de bouwsector noodzakelijk (zie ook bijlage 15). Energiesprong wil vernieuwend opdrachtgeverschap stimuleren en bijdragen aan de ontwikkeling daarvan. Nieuwe processen zijn een belangrijk middel om innovatie in de bouw van de grond te tillen. De vernieuwingen die binnen de corporatiewereld zijn ontwikkeld zullen hun weerslag hebben op het creëren van aanbod voor particulieren. De doelstellingen van Energiesprong voor corporaties spitsen zich vooral toe op de aanpak van de bestaande voorraad. Een substantieel deel van die bestaande voorraad kan door andere zienswijzen en werkwijzen op korte termijn aangepakt worden. Concrete output van Energiesprong: >> Hoog Niveau Renovatie van 2.000 bestaande woningen, met een minimale energiebesparing van 45%. >> Via ondersteuning van CoP’s, de roadshow, verwijzen en andere tools is het doel dat 30 corporaties het energievraagstuk onderdeel maken van hun strategisch portefeuillebeleid, vanuit het perspectief van betaalbaarheid en waardeontwikkeling. >> Ontwikkeling van Hoog Niveau Renovatie-concepten vanuit de markt.
>> Ontwikkeling van een nieuw beslismodel voor besluitvorming over de renovatieprojecten, dat wordt goedgekeurd door het Waarborgfonds sociale Woningbouw (WSW) en het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). >> Ondersteuning van 10 corporatie-communities waarbinnen deelnemers kennis ontwikkelen en leren, met elkaar en in interactie met de andere communities. >> Stimuleren van nieuwe initiatieven die bijdragen aan de opschaling van het Energiesprong- gedachtegoed. Het uiteindelijk effect zal zijn dat er de komende jaren een flinke slag gemaakt wordt binnen het bezit van de woningcorporaties.
Analyse Waarneming 1 De corporaties zullen op korte termijn problemen krijgen met de betaalbaarheid van hun woningvoorraad. Stijgende energieprijzen hebben het meeste effect op de betaalbaarheid van het slechtste deel van de voorraad, waar ook vaak de mensen met de laagste inkomens wonen. Corporaties moeten worden aangespoord om, vanuit het perspectief van integrale woonlasten, het toekomstige vraagstuk van betaalbaarheid binnen hun portefeuillebeleid vorm te geven in lijn met hun maatschappelijke taak.
26
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Waarneming 2 Op termijn zal de waarde van de woningen gekoppeld worden aan de energieprestatie. Het waardevraagstuk van energetische maatregelen is een generieke opgave voor Energiesprong. Speciaal voor corporaties wordt een traject opgestart, waarin het waardevraagstuk pregnanter wordt gepositioneerd in de beslismodellen over ingrepen in de bestaande voorraad. Waarneming 3 De corporaties moeten opereren binnen de bestaande regelgevende en financiële kaders. Beslismodellen zijn niet afgestemd op energiebesparende investeringen in de bestaande voorraad. Kaderstellende instanties (WSW en CFV) zullen samen met corporaties moeten zoeken naar een branchebreed gedragen model. Waarneming 4 Van de voorraad van na 1950 (5 miljoen woningen) zal een groot deel aanzienlijk langer mee moeten dan de 120 jaar waarvan corporaties, beleggers en particuliere eigenaars tot nu toe uitgingen. Wanneer dat perspectief wordt gekoppeld aan dat van waardeontwikkeling en betaalbaarheid, dan ontstijgt het verduurzamingsvraagstuk het niveau van Strategisch Voorraad Beleid. Het zal duidelijk een plek moeten krijgen in het portefeuillebeleid van de corporatie (betaalbaarheid, waardeontwikkeling, gebieds- en marktpotentie). Juist in het deel van de voorraad dat daarvoor geschikt is, worden ingrepen gepleegd die als lapmiddel kunnen worden betiteld vanuit het perspectief van die noodzakelijk langere levensduur. Waarneming 5 De investeringsfocus is op dit moment nog steeds gericht op nieuwbouw. De waarde van Hoog Niveau Renovaties wordt aan de bestuurs- en commissarissentafel nog niet als urgent ervaren. Energiesprong zal ervoor zorgen dat dat inzicht doordringt. Waarneming 6 De effecten op de kasstroomontwikkeling van investeringen in Hoog Niveau Renovaties zijn voor een groot deel van het bezit veel positiever dan investeringen in nieuwbouw. Die gunstige effecten zijn niet zichtbaar door verkeerde percepties, gebrekkige rekenmodellen en beperkingen in regelgeving. Waarneming 7 Energie is over het algemeen niet de trigger om ingrepen te plegen in de bestaande voorraad. Op z’n best is het een factor die wordt meegenomen bij een renovatie-aanpak. Mede daardoor kijkt men niet naar de grote sprongen en wordt de besparing niet gezien als een mogelijke economische drager van de ingreep. De noodzakelijke ingrepen in de bestaande voorraad kunnen ook gekoppeld worden aan andere vraagstukken die spelen rondom het wonen, zoals leefbaarheid en krimp. Bij sturing op labelsprongen worden die aspecten praktisch niet meegewogen. De corporaties dienen dus veel integraler naar hun renovatieopgave te kijken.
27
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Waarneming 8 Corporaties worstelen met manieren om een deel van de investeringskosten te verhalen op de bewoner. Het is erg lastig om bewoners mee te krijgen in de grootschalige aanpak van complexen (70% regeling). Daarbij speelt wantrouwen jegens de verhuurder en onverschilligheid over de problematiek een rol. Het is belangrijk om samen met de corporaties te zoeken naar manieren om de bewoners onderdeel te laten zijn van het proces, zodat zij bereid en in staat zijn de verschuiving van woonlasten te accepteren. Waarneming 9 De voordelen van energiebesparende maatregelen voor huurders verschillen sterk per doelgroep en woningtype. De corporaties hebben onvoldoende inzicht in de relatie tussen energiegebruik, inkomen, gezinssamenstelling en woningtype. Waarneming 10 Corporaties zijn een grote opdrachtgever voor de bouwsector. De bouwsector zal het met de huidige manier van werken steeds moeilijker krijgen om betaalbare en integrale bouwconcepten te ontwikkelen. De tijd dat corporaties zelf de kennis en competenties hadden voor het ontwikkelen van woningen is geweest. Het bieden van integrale oplossingen is een leerdoel voor de ‘makers’ binnen het bouw- en exploitatietraject. Daarvoor dienen er vergaande vormen van samenwerking binnen de bouwketen opgezet te worden. Waarneming 11 Veel corporaties in Nederland proberen gezamenlijk antwoord te vinden op gelijkluidende vragen. De kennis die ontwikkeld wordt binnen die verschillende coalities zullen op nationaal niveau gedeeld moeten worden.
28
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Programma’s en projecten corporaties De hieronder beschreven programmaonderdelen en activiteiten zijn gericht op het wegnemen van één of meerdere belemmeringen uit de hierboven beschreven analyse. De samenhang van deze activiteiten wordt in het nu volgende plaatje in beeld gebracht. Daarbij wordt ook verwezen naar activiteiten uit andere onderdelen van dit plan.
roadshow beleid
corposcraptool corpo COP’s
woninglasten
opbrengsten
huur
huur
wet- en regelgeving
verkoop
wet- en regelgeving
woonlastensturing
klant
energierekening
huurdersopstand
participatie
corporatie
gemeentebelasting
koppeling Lokaal Groen waarde-ontwikkeling roadshow game corpo’s
kosten geldmarkt
bankenoverleg
bouwmarkt
conceptueel bouwen procescoaching slim en snel ketensamenwerking pandora
institutionele context
1. Slim en Snel 33% van de woningvoorraad in Nederland bestaat uit woningen uit de jaren ’60 en ’70. Een groot deel van deze woningen (38%) is in het bezit van corporaties. De seriematige bouwwijze uit deze jaren leent zich bij uitstek voor een conceptuele, systeemgerichte renovatieaanpak. Door op grotere schaal (500 stuks) woningen van een gelijk type aan de markt aan te bieden, ontstaat een prikkel om betaalbare
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
29
renovatieconcepten te ontwikkelen. Daaraan voorafgaand zullen ervaringen met grootschalige renovaties in Nederland geanalyseerd worden om lessen af te leiden waarmee de ontwikkeling van slimme, betaalbare en duurzame renovatieconcepten ondersteund kan worden. Dit experiment moet aantonen dat het mogelijk is om op een slimme manier betaalbare oplossingen voor duurzame renovatie van seriematig gebouwde woningvoorraad te ontwikkelen en te realiseren (in bewoonde staat). Het agenderen van deze opgave bij de politiek en het in kaart brengen en wegnemen van belemmeringen vormen hiervan afgeleide doelstellingen. Parallel aan het experiment loopt een wetenschappelijk spoor, waarin Nyenrode Business Universiteit onderzoekt hoe deze beweging in gang kan worden gehouden, ook onder veranderende omstandigheden. Tenslotte is er rondom Slim en Snel een netwerkgroep van marktpartijen geformeerd, die bezig is met kennisontwikkeling en kennisdeling op dit gebied. Deze marktpartijen zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde partijen als die aan de experimenten werken. Doel >> Mobiliseren van de woningcorporaties en de bouwsector. >> Bieden van innovatieruimte aan de bouwsector.
>> Experimenteren met nieuwe vraag- en aanbodprocessen die samenwerking binnen het netwerk van makers versterken of noodzakelijk maken. >> Ontwikkeling van betaalbare Hoog Niveau Renovatie-concepten met hoge energie-ambities (45% van het totale energiegebruik). >> Kennis over die concepten verspreiden.
>> Ontwikkelen van een aanpak om de ontwikkelde concepten buiten dit project om te vermarkten.
>> Realisatie van circa 2.000 woningrenovaties met minimaal 45% reductie van het totale energiegebruik. Realisatie 2011 2011 heeft vooral in het teken gestaan van het vormen van de experimentclusters. De snelheid waarmee clusters tot stand komen was in het vorige jaarplan enigszins onderschat. Planning 2012 Q1
Opgave formuleren met clusters, consortia selectie.
Q2
Aanbiedingen ontwikkelen en inkooptraject.
Q3
Selectie en start eerste cluster.
Q4
Selectie en start meerdere clusters.
Deze planning is van toepassing op het eerste cluster. Het is niet waarschijnlijk dat alle clusters synchroon zullen lopen. Vanuit het perspectief van onderling leren binnen het experiment is dat zelfs onwenselijk. Opschaling De kennis die binnen het netwerk van marktpartijen wordt ontwikkeld zal niet alleen worden toegepast in
30
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
de praktijkexperimenten, maar ook op verschillende manieren worden gedeeld met relevante spelers die zich bezighouden met gelijksoortige activiteiten. Slim en Snel biedt, vanuit het wetenschappelijke spoor, ook handvatten om de opgave op de agenda te houden, voor het geval de externe omstandigheden sterk mochten veranderen. Circa twaalf marktpartijen worden uitgedaagd om concepten te ontwikkelen waarmee ze de markt op kunnen, ook buiten Slim en Snel om. Door het sterke regionale karakter van Slim en Snel is het externe leerproces gericht op een olievlekwerking richting regionale aanbieders en vragers. De consortia zullen ook worden uitgedaagd en gecoacht om na te denken over de marketingaspecten van hun concept. In combinatie met slimme financieringsconstructies dienen de concepten ook beschikbaar te komen voor de particuliere markt. Daarbij wordt aansluiting gemaakt met andere activiteiten binnen Energiesprong. Ook binnen het wetenschappelijke ontwikkelingspoor is daar veel aandacht voor. Het is op dit moment nog onduidelijk of het ook lukt om de particuliere aanpak binnen het praktijkexperiment vorm te geven. Kennisdeling is een vereiste voor zowel de vragers als de aanbieders. Daarmee wordt een bodem gelegd voor de doorontwikkeling van de aangeboden concepten. De bijdrage van Energiesprong aan het experiment bestaat louter uit procesondersteuning. De overtuiging bestaat dat kansrijke aanpakken ervoor zorgen dat deze opgave met een positieve businesscase voor de vrager kan worden gerealiseerd en daarmee ook herhaalbaar is voor hemzelf en voor anderen. 2. Nieuw beslismodel woningcorporaties Woningcorporaties gebruiken voor besluiten over investeringen in de bestaande voorraad de gangbare modellen uit de sector. Deze modellen sluiten aan op de boekhoudkundige structuur van de corporatiebranche en leidt in het geval van nieuwbouw vaak tot de bekende ‘onrendabele top’. Het gebruik van dit soort modellen voor de bestaande voorraad leidt in de praktijk tot negatieve besluiten over Hoog Niveau Renovaties, omdat er sprake is van een onaanvaardbaar hoge onrendabele top, vergeleken met nieuwbouw. SEV krijgt vanuit het werkveld veel signalen dat men los willen komen van dit knellend kader, omdat dit alle voorstellen voor investeringen in de bestaande voorraad in de kiem smoort. Energiesprong stuurt juist op ingrepen die de levensduur van de woningen verlengen. Het is noodzakelijk dat er een richtlijn voor rekenmodellen wordt ontwikkeld die is toegespitst op de problematiek van de bestaande voorraad. Daarin moeten ondermeer levensduurverlenging, huurverhoging, woonlasten en waardecreatie door duurzame ingrepen een plek krijgen. Doel Het doel van het project is het ontwikkelen en implementeren van een breed gedragen richtlijn voor modellen die gebruikt worden om te rekenen aan de bestaande voorraad, zowel op portefeuilleniveau als op projectniveau.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
31
Daarbij worden toekomstwaardeformules voor de lange termijn opgesteld voor vastgoedwaarde en wooncomfort. Realisatie 2011 Bij aanvang in 2011 werd ingezet op de ontwikkeling van een rekenmodel dat als voorbeeld zou kunnen dienen. Gelet op het geringere opschalingspotentieel van die aanpak, is in de loop van 2011 besloten in te zetten op de opzet van een nieuwe richtlijn. In 2011 is het ontwikkelingstraject van de richtlijn ingezet. Planning 2012 Begin 2012 presenteren we een door de sector gedragen voorstel voor een nieuw financieel afwegingskader. Daarmee gaan corporaties en adviseurs experimenteel aan de slag, met goedkeuring van het Centraal Fonds Volkshuisvesting en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Q1
Richtlijn is gereed, corporaties gaan er experimenteel mee aan de slag
Q4
Richtlijn is geaccepteerd door sector en toezichthouders
Opschaling De richtlijn wordt ontwikkeld door een flink aantal corporaties met ondersteuning van het WSW, CFV en accountants. De gezamenlijkheid zorgt voor draagvlak binnen de sector, de laatstgenoemden leggen gewicht in de schaal voor de verdere acceptatie van de richtlijn binnen de sector. Met de nieuwe richtlijn voor het doorrekenen van investeringen in de bestaande voorraad kan worden aangetoond dat het in een flink aantal gevallen zinvoller is om te investeren in de bestaande voorraad in plaats van in nieuwbouw. Dat zal de aanpak van die bestaande voorraad een flinke impuls geven. 3. Ondersteuning Communities of Practice woningcorporaties Op verschillende plekken in Nederland zijn groepen van corporaties bezig om antwoorden te vinden op gelijksoortige vragen (CoP woningcorporaties, het Netwerk van Aedes, WK2020, TaskforceCO2, etc.). Door gezamenlijk thema’s te benoemen en kennis te delen kunnen er sneller en effectiever resultaten worden geboekt. SEV ondersteunt de verschillende groepen, legt de verbindingen tussen de groepen en zorgt dat de ontwikkelde kennis wordt gedeeld met de sector. De financiële bijdrage zal beperkt zijn en is vooral bestemd voor ondersteuning van Energiesprong-thema’s. 4. Roadshow woningcorporaties Corporaties moeten vanuit ongebruikelijke perspectieven naar hun bestaand bezit kijken. De waarnemingen die zijn opgesomd in de analyse hebben over het algemeen nauwelijks invloed op besluiten die worden genomen aan de bestuurstafel of door de Raad van Commissarissen. Energiesprong wil de energieopgave op de agenda krijgen, gecombineerd met andere opgaven waarvoor corporaties zich gesteld zien, zoals betaalbaarheid van de woningen, waardeontwikkeling en leefbaarheid. Energiesprong organiseert een roadshow voor bestuurders en commissarissen van de honderd grootste corporaties. In bijeenkomsten van een dagdeel zullen verschillende inspirerende specialisten hun licht laten schijnen over de opgave van de betreffende corporatie. De overgebrachte kennis zal ook in de vorm van een fysieke
32
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
kennisdrager aangeboden worden. De vorm daarvan wordt nog nader bepaald. Deze kennisdrager wordt ook verspreid onder corporaties die niet worden bezocht door het roadshowteam. 5. CorpoScrapTool De kennis die de koplopers ontwikkelen dient opgepakt te worden door de hele sector. Corporaties hebben tools nodig om beleid en uitvoering vorm te geven. Papieren kennis is vaak al achterhaald voor ze verspreid is. Energiesprong opteert voor ‘een scraptool’. Het idee van de scraptool is dat medewerkers op alle niveaus beschikbare kennis digitaal kunnen knippen en overbrengen naar beleidsstukken, projectvoorstellen, begrotingsteksten et cetera. De scraptool moet de complexiteit van energiebeleid door corporaties op alle schaalniveaus met alle relevante aspecten in een heldere structuur en in begrijpelijke taal behandelen. Twee boodschappen moeten doordringen: hoog niveaurenovatie is noodzakelijk en hoog niveaurenovatie is mogelijk. Ook moeten concrete handvatten worden gegeven om aan de slag te gaan. Uiteraard maakt de ScrapTool onderdeel uit van Innopedia (zie verderop bijlage 14). Realisatie 2011 In 2011 is er een plan van aanpak gemaakt voor de scraptool. Inhoudelijk is ook gestart met de het produceren van de content. Planning 2012 Q1/Q2 Ontwikkeling scraptool. Q3
Implementatie binnen Innopedia en operationeel.
33
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 2 Eigenaar-bewoner Doelstelling Om de overheidsdoelstelling van een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050 te halen
zullen veel eigenaar-bewoners hun huis moeten aanpassen. Dat is niet gemakkelijk haalbaar: slechts weinigen hebben de behoefte om hun huis verregaand te verduurzamen en de selecte groep die dit wel zou willen, heeft nog te weinig kennis over hoe ze dat kan verwezenlijken. Het gaat daarnaast om forse investeringen, waarvoor lang niet iedereen de middelen ter beschikking heeft. Ontwikkelaars bieden uiterst zelden energieneutrale woningen aan en bouwbedrijven zijn nog niet goed in staat energieneutraal te renoveren. Ook zijn er nog maar heel weinig adviseurs die eigenaars of bouwbedrijven terzijde kunnen staan bij deze vraag. Aangezien we aan het begin staan van een beweging is het doel van de Energiesprong om eigenaarbewoners van denken naar doen te krijgen. Als deze massa in beweging komt, is er daadwerkelijk sprake van een brede maatschappelijke opschaling. Voor 2015 willen we honderd particuliere eigenaars de stap laten zetten naar energieneutraal wonen. Zij creëren voorbeelden voor andere eigenaars en proefprojecten voor bouwers en leveranciers en zijn de ambassadeurs voor energieneutraal wonen. Vanuit de ervaringen van deze renovatieprojecten wordt er in een aanpalend traject een aantal marktcondities verbeterd. Dit moet leiden tot een verdere opschaling naar de rest van de markt.
Analyse Er zijn in Nederland vier miljoen koophuizen. Dat is zestig procent van de woningmarkt. Deze huizen behoren tot de categorie waar de grootste energetische winst is te behalen. De eigenaar kan in veel gevallen autonoom beslissen over zijn huis, maar tot nu toe blijkt deze doelgroep lastig in beweging te krijgen en zijn de eigenaars moeilijk te benaderen. Voor deze analyse gaan we uit van de volgende vier trajecten naar een energieneutrale woning. 1. Je renoveert je eigen woning energieneutraal 2. Je koopt een bestaande woning en renoveert deze energieneutraal 3. Je bouwt je eigen energieneutrale woning 4. Je koopt een energieneutrale woning In drie van deze scenario’s is sprake van een verhuizing, die maar zelden gemotiveerd zal zijn door een energieneutrale woonwens. Het is dus de kunst om aan te sluiten bij die bovenstaande mutatiemomenten en de eigenaar dan te laten kiezen voor energieneutraal wonen. Bij scenario 1 is geen sprake van een verhuizing. Het renovatietraject zal hier moeten aansluiten bij kleinere bouwkundige aanpassingen aan de woning. Een groene meerjaren-renovatieplanning zou eigenaars kunnen helpen om bij reguliere onderhoudsrenovaties de juiste keuzes te maken.
34
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
In alle scenario’s ligt de bal bij de eigenaar. Die moet de motivatie hebben om een substantieel bedrag (€ 20.000,- tot € 60.000,-) te investeren om energieneutraal te wonen. Dit plan gaat ervan uit dat een klein deel van de eigenaar-bewoners daartoe bereid is. Via positieve communicatie kan deze doelgroep groeien. Lagere energielast terugzien in woningprijs De gemotiveerde eigenaars wonen op dit moment nog niet energieneutraal, doordat zij nog niet voldoende reden zien om zo’n groot bedrag te investeren. De terugverdientermijnen via een lagere energielast zijn erg lang. Een deel van de investering moet dus terug te vinden zijn in de prijs van de woning. Dat is nog niet de realiteit. Daarom moeten de transactiemomenten worden aangegrepen om positief te adviseren over energiezuinige woningen. Taxateurs, aan- en verkoopmakelaars en banken zullen positief moeten gaan adviseren om de waardeverschillen van huizen ook in prijsverschillen tot uiting te laten komen. Een deel van de waarde van een energieneutraal huis kan moeilijk in geld worden uitgedrukt: het hoge comfort, het goede voorbeeld in de buurt, het innovatieve karakter en de zorg om het klimaat. Er zijn ambassadeurs nodig om particulieren die meerwaarde te laten zien. Maar ook al zien mensen die waarde wel, het geld moet ook beschikbaar zijn. Kopers wensen meestal een woning waarvoor een tophypotheek nodig is; zij hebben daardoor weinig financiële armslag. Het is nodig meer financiële ruimte beschikbaar te maken om eigenaars in staat te stellen investeringen in energie te doen. Dit is een maatschappelijk verantwoorde interventie omdat de woonlasten van een energieneutrale woning zeer laag zijn: de eigenaar wordt dus niet met ondraagbare woonlasten opgezadeld. De extra financieringsruimte zal ook een positief waarde-effect op de woning hebben. Gebrek aan motivatie aanbodkant Er zijn nog niet veel bouwbedrijven gemotiveerd en in staat om energieneutrale woningen te bouwen of energieneutraal te renoveren. Dit gebrek aan motivatie komt deels voort uit conservatisme en uit het ontbreken van een incentive tot innovatie door de overspannen markt van de afgelopen jaren. De oorzaak ligt ook voor een deel in het ontbreken van een gerichte marktvraag. Bouwkolom moet anders werken Daar komt bij dat de bouwkolom fundamenteel anders zal moeten werken om energieneutrale huizen te bouwen: het ontwerpproces moet integraler, de oplossingen zijn kennisintensiever en de samenwerking tussen hoofd- en onderaannemers moet een samenwerking tussen bouwpartners worden. Deze drempel komt de motivatie niet ten goede en zorgt ervoor dat zelfs een goed gemotiveerde partij het nog niet meteen kan waarmaken. Ondersteunen gemotiveerde aanbieders De kleine groep bedrijven die wel gemotiveerd is, moet worden ondersteund bij het leren om energieneutraal te bouwen. Omdat dat vraagt om een integrale benadering, kunnen we ons daarbij het beste
35
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
richten op samenwerkende ketens. Wanneer dat niet mogelijk is, zijn partijen die (als hoofdaannemer) een coördinerende rol kunnen spelen een geschikte doelgroep. Zij kunnen de eigenaar ‘ontzorgen’. De marktvraag zal gestimuleerd moeten worden om de motivatie van deze bedrijven vast te houden. Een deel van het gebrek aan kennis kan worden opgevangen door goede adviseurs. Via een EPA-advies krijgen bewoners een aardig inzicht in de te nemen maatregelen, de kosten en terugverdientijden. Dit advies geeft echter geen inzicht in hoe men een huis daadwerkelijk energieneutraal huis maakt. Dat maakt dat het EPA-advies de hogere ambities eigenlijk in de weg zit. Eigenaars wordt geadviseerd maatregelen te nemen die niet ver genoeg gaan en die de samenhang missen om in de toekomst tot een energieneutraal huis te komen. Integrale oplossingen Dat moet veranderen: eigenaars moeten een integrale oplossing aangeboden krijgen waarmee ze een energieneutraal huis kunnen laten realiseren. Dat advies zal vaak niet in een keer worden uitgevoerd, omdat de kosten en de overlast bij natuurlijke mutatiemomenten veel lager zijn. Het advies moet dus worden vastgelegd en actueel worden gehouden. De eenvoudige maatregelen kunnen zo uitgevoerd worden zonder dat zij een blokkade vormen voor het eindplaatje van een energieleverende gebouwde omgeving. Er zijn de afgelopen tien jaar veel losse deeloplossingen op de markt gekomen, in plaats van totaaloplossingen. De keuze voor een energieneutrale woning wordt daardoor een keuze tussen verschillende isolatiematerialen en -methodes, verwarmingsoplossingen, ventilatieconcepten en energie-opwekinstallaties. Dit is niet de juiste aanpak, want lang niet alle combinaties geven het gewenste resultaat. Bovendien maakt het samenstellen uit losse deeloplossingen het keuzetraject zeer complex voor zowel de eigenaar, de bouwer als de adviseur. Er zal dus op energieneutraal conceptniveau moeten worden gekozen, waarna er een invulling volgt van de verschillende materialen en leveranciers en dimensionering. De koop van een energieneutrale woning Het vierde traject, de koop van een energieneutrale woning, heeft eigenlijk dezelfde problematiek als hierboven. Maar ook de potentiële aanbieders van deze woning, de ontwikkelaars, zien nog te veel risico in de extra kosten die ze moeten investeren. Ze verwachten die niet terug te zien in een hogere verkoopprijs. De extra investering in de energieneutrale woning zal moeten aansluiten bij de vraag van de gemotiveerde eigenaars, waardoor die zich vertaalt naar extra waarde. Het is dus van belang dat er voorbeelden komen waar dat wel het geval is. Regelgeving werkt tegen Als laatste punt in de analyse blijkt dat regelgeving niet voordelig werkt voor eigenaars met een energieneutrale ambitie. Een investering in een energieneutrale woning leidt tot een hogere WOZ- waarde, waardoor de eigenaar meer belasting moet betalen en de investering minder rendabel wordt. Het tegenovergestelde zou het geval moeten zijn. De welstandscommissie moet in veel gemeentes nog wennen aan het feit dat er een nieuw straatbeeld zal ontstaan waarin energie-opwekkers een deel van het uitzicht
36
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
bepalen. De monumentenzorg ziet nog te weinig in dat het behoud van een monument op termijn afhangt van de mogelijkheid dat monument qua comfort en energie-prestatie met zijn tijd mee te laten gaan. Voor deze twee beleidslijnen zullen nieuwe compromissen moeten worden gesloten. Uit bovenstaande analyse blijkt dat verduurzaming van woningen niet voor niets wordt gezien als transitieopgave. Er zal een groot aantal condities synchroon moeten veranderen om deze beweging in gang te zettenen. Er bestaan geen deeloplossingen omdat er niets gebeurt zonder dat alle drempels weg zijn. Traagheid in de markt versterkt dit fenomeen: stel dat eigenaars een vraag formuleren, dan duurt het een paar jaar voordat er een keten van bouwers is die de opgave aankan. Tegen die tijd zijn de eigenaars gedemotiveerd, zijn de financiële middelen anders besteed of is het probleem al op een alternatieve wijze opgelost: de vraag is dus verdampt. Dit geldt ook andersom. Als een bouwketen een concept op de plank heeft liggen duurt het een behoorlijke tijd voordat zich een situatie voordoet waarin een eigenaar in staat en gemotiveerd is om dit toe te passen.
Programma’s en projecten eigenaar-bewoners 1. Lokaal alle lichten op groen Aan de hand van gesprekken met koplopergemeentes en koplopers in de bouwsector zijn er drempels geïdentificeerd die hebben geleid tot het programma Lokaal alle lichten op groen. De oplossing van de opgave ligt in het synchroon weghalen van alle drempels; dit is op dit moment op landelijk niveau onhaalbaar. We beperken ons daarom tot zes gemeenten waar we maximaal interveniëren. Hierbij wordt voortgebouwd op resultaten van de IKS-regeling van AgentschapNL, de activiteiten van het programma Meer met Minder en de gemeentelijke initiatieven om verduurzaming van de gebouwde omgeving te stimuleren. Lokaal alle lichten op groen onderscheidt zich door de focus op koplopers met zeer hoge energie-ambities. Dit sluit mooi aan op het programma Meer met Minder en de gemeentelijke initiatieven die zich meer richten op de mainstream- eigenaar-bewoners met lagere energie ambities. Een deel van de deliverables voor Lokaal alle lichten op groen zal worden ontwikkeld in de andere programmaonderdelen. De zes gemeentes zullen dan ook gebruikt worden om resultaten uit andere programmaonderdelen in te zetten en op te schalen. Sturen op resultaat Het doel van Lokaal alle lichten op groen is het creëren van verbeterde marktcondities voor energieneutraal renoveren. Om dit te bereiken wordt met koplopers in de markt een pad doorlopen van experiment tot opschaling van vraag en aanbod, tot verankering van de ontwikkelde kennis in nieuwe instrumenten. Energiesprong ondersteunt koplopers en zet de wensen en behoeften van koplopers centraal bij de opzet van experimenten en bij de ontwikkeling van deze nieuwe instrumenten. Deze ‘bottom-up’- filosofie vraagt om een sturingsmodel met een vastomlijnde structuur, maar met een flexibele inhoud. Immers, de oplossingen zijn nu nog niet duidelijk. Het sturingsmodel dat de SEV voor Lokaal alle lichten op groen
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
37
hanteert volgt dan ook uit de gestelde doelen en de routes ernaar toe. Hiervoor is onderscheid nodig in verschillende doelgroepen, hun respectievelijke doelen en de verschillende typen (tastbare) resultaten, ofwel deliverables, die onderweg worden geboekt. Doelgroepen Bij het ‘op groen zetten’ van de lichten voor eigenaar-bewoners met ambitie, is de inzet van een aantal doelgroepen cruciaal. Ten eerste de eigenaar-bewoners zelf. Zonder (groeiende) vraag is er immers geen verandering. Daarnaast onderscheiden wij de ‘makers’. Dit zijn de aannemers, architecten, installateurs en energie-experts die de renovatie kunnen begeleiden en uitvoeren. Aan de faciliterende zijde vinden we de ‘financials’ en de gemeenten. De inzet van financials, zoals banken, beleggers, makelaar en taxateurs, maar ook de rijksoverheid als regelgever en het Nibud als adviseur, is nodig om renovaties te kunnen bekostigen. Gemeenten, tot slot, kunnen aanbodpartijen en woningeigenaren koppelen, fungeren als informatieloket en belemmeringen in regelgeving wegnemen. Doelen De inzet van de vier doelgroepen gezamenlijk leidt tot het hoofddoel van Lokaal alle lichten op groen: het verbeteren van de marktcondities voor energieneutraal renoveren. Elke doelgroep staat voor zijn eigen doel: >> Eigenaar-bewoners: eenvoudige toegang tot objectieve en inspirerende kennis over energieneutraal renoveren. >> Makers: ontwikkelen van marktrijpe proposities voor energieneutraal renoveren, van marketing en sales tot advies, uitvoering en nazorg. >> Financials: het creëren van voorwaarden waaronder de financiering van energieneutraal renovaties op grote schaal mogelijk wordt. >> Gemeenten: het scheppen van voorwaarden voor een groei van vraag en aanbod naar energieneutraal renoveren in de gemeente. Typen resultaten, ofwel deliverables De route van experiment tot marktrijpe propositie verloopt via een aantal stappen, waarin tussenresultaten worden geboekt ofwel deliverables worden opgeleverd. Ten eerste worden lokale experimenten uitgevoerd. In het kader van Lokaal alle lichten op groen resulteert dit in minimaal honderd gerenoveerde energieneutrale woningen, plus een groei van lokale vraag en aanbod. Een tweede stap is de analyse van de experimenten. Wat werkte wel, wat niet en waarom? Welke informatie is nodig om een volgende stap te zetten? De derde stap bestaat uit de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, zoals een financieringsproduct of een nieuwe tool voor energieadvies. De laatste stap bestaat uit de verspreiding van de kennis die ontwikkeld is. Niet alleen onder de koplopers, maar onder alle branchegenoten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een opleidingstraject voor energieadviseurs om met de nieuwe tool om te leren gaan.
38
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Voorzet deliverables Onderstaand schema bevat de deliverables waaraan nu kan worden gedacht, ingedeeld naar doelgroep en type. Met nadruk stellen we hier: het is aan de woningeigenaren, marktpartijen en overheden zélf om te definiëren welke deliverables nodig zijn. Dit is slechts een voorzet. De deliverables worden hierna toegelicht van onder naar boven.
Deliverables
Doelgroepen Eigenaar-bewoners
Verspreiding kennis
Makers
Online projectendatabase
Financials
Opleiding bouwers Opleiding adviseurs Standaard E-0 advies Label E-0?
Nieuwe producten en diensten
Gecertificeerde E-0 renovatiepakketten
Opleiding taxateurs
Richtlijnen VNG
Financieringsproducten
Lokale stimuleringspakketten
Regelgeving financieel Analyse woonquote E-0
Analyses Aansprekende renovatieconcepten
Experimenten
Gemeenten
20x renovatie
20x renovatie
20x renovatie
Analyse waardesturing
20x renovatie
20x renovatie
schema deliverables Bij het schema Deliverables: Experimenten Energiesprong beproeft de praktijk van energieneutraal renoveren middels een zestal lokale experimenten. Hierbij worden zogenaamde ‘lokale coalities’ ondersteund die bestaan uit minimaal twintig eigenaarbewoners, de gemeente en de marktpartijen die nodig zijn voor realisatie en opschaling. Al doende worden zo minimaal 5 x 20 = 100 woningen energieneutraal gerenoveerd. De lokale coalities staan voor de opdracht om de lokale marktcondities voor energieneutraal renoveren te verbeteren, gebruikmakend van deze honderd renovaties. Analyses De behoefte aan analyses vloeit enerzijds voort uit de wens om de uitkomst van experimenten te ‘begrijpen’, en anderzijds uit de wens om nieuwe producten en diensten te kunnen onderbouwen. In het kader
39
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
van het laatste motief heeft de SEV enkele analyses laten uitvoeren. Zo werd in 2011 een inspirerend document opgeleverd waarin drie vermarktbare energieneutraalconcepten worden beschreven en doorgerekend. Dit document helpt eigenaar-bewoners bij het maken van keuzes en helpt makers bij het ontwikkelen van renovatiepakketten. Nibud heeft onderzocht hoeveel hypotheeknemers verantwoord extra kunnen lenen bij de verbouwing van hun huis naar energieneutraal. Daarnaast is onderzoek nodig naar de waardeontwikkeling na renovatie. Dit helpt financials bij de ontwikkeling van nieuwe financieringsvormen. Nieuwe producten en diensten De makers zullen standaard-renovatiepakketten ontwikkelen voor bepaalde typen woningen en woningeigenaren. Hierbij maken zij gebruik van de experimenten om hun product te optimaliseren. Waarschijnlijk is certificering nodig, in verband met de zekerheden die opdrachtgevers en ook financiers kunnen vragen. Het begrip ‘energieneutraal’ vraagt om een definitie, al dan niet vastgelegd in een nieuw E-0 label of keurmerk. De huidige EPA-tool voldoet niet om woningeigenaren met vergaande ambities goed te kunnen adviseren, dus voorzien wij hier de ontwikkeling van een nieuwe tool. Hierin wordt ook een koppeling gelegd met de meerjarenonderhoudsplanning van een woning. Binnen de huidige hypothecaire regels bestaat de mogelijkheid om hypotheeknemers die hun woning zeer energiezuinig willen renoveren extra krediet te verstrekken. Maar mogelijk kunnen in de landelijke regelgeving meer bijzondere vrijheden worden ingebouwd. Bijvoorbeeld om mogelijk te maken dat gemeenten hun OZB tarieven kunnen differentiëren naar gelang het label van de woning, of het accomoderen van een ‘green deal’ naar Engels model. Dit geeft kredietverstrekkers meer mogelijkheden om nieuwe vormen van financiering te ontwikkelen. Gemeenten kunnen hun ambitieuze inwoners bijzondere diensten verlenen, zoals verkorte vergunningprocedures, korting op leges en vrijstellingen in het bestemmingsplan. Verspreiding van kennis Hierbij moet worden gedacht aan het meehelpen ontwikkelen van opleidingen voor bouwers, energieadviseurs, taxateurs en gemeenteambtenaren, in nauwe samenwerking met kennisinstituten en brancheorganisaties. Communities of practise vallen hier niet onder; deze zijn in de regel van tijdelijke aard en daarom eerder gekoppeld aan de experimenten. Het gaat hier om het structureel inbedden van de verspreiding van kennis. Hoe: koploperscommunities De SEV groepeert koplopers rond de gestelde doelen en biedt middelen om hen te ondersteunen. Het is in grote mate aan deze ‘koploperscommunities’ om, gegeven het gestelde doel en budget, aan te geven hoe en met wat voor hulp dit doel zal worden bereikt. De communities zijn het middel; de deliverables het resultaat.
40
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
De middelen voor Lokaal alle lichten op groen zijn gekoppeld aan de communities. Een deel van het beschikbare budget zal worden aangewend om de koplopers te ondersteunen met het ontwikkelen van specifieke deliverables. Denk aan het inkopen van kennis voor het ontwikkelen van een nieuwe tool voor energieadvies. Een ander deel van het budget zal worden aangewend voor procesbegeleiding en kennisdeling, zoals het inhuren van een coördinator die activiteiten organiseert en werkbijeenkomsten voorbereidt. Of voor hulp bij het opzetten en modereren van een website waar koplopers kennis kunnen delen. De SEV onderscheidt vijf op te richten communities, zie ook onderstaand schema.
Deliverables
Doelgroepen Eigenaar-bewoners
Makers
Financials
Gemeenten
Verspreiding kennis
Nieuwe producten en diensten
1
2
3
4
Community eigenaarbewoners
Community makers
Community financials
Community gemeenten
Analyses
Experimenten
5 De werkplaats
schema communities 1. Community eigenaar-bewoners Voor koplopers en geïnteresseerden onder woningeigenaren in Nederland. Doel: eenvoudige toegang tot objectieve en inspirerende kennis over energieneutraal renoveren. Organiseren van bijeenkomsten of roadshows in het hele land rond lokale koplopers, interesseren van andere woningeigenaren om energieneutraal te renoveren en bij te dragen aan kennisdeling. Ontwikkelen en modereren van een open digitaal platform voor consumenteninformatie over energieneutraal renoveren. Opgezet voor en door woningeigenaren. 2. Community makers Voor aannemers, architecten, installateurs en energieadviseurs die willen investeren in kennis- en productontwikkeling.
41
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Doel: ontwikkelen van marktrijpe proposities voor energieneutraal renoveren, van marketing en sales tot advies, uitvoering en nazorg. Drijvende kracht: een door de SEV geselecteerde groep innovatieve aannemers, architecten, installateurs en adviseurs (ca. tien partijen). Zij zetten in samenspraak met de SEV een programma van activiteiten en te ontwikkelen deliverables op, brengen deze kennis in bij de experimenten, maken gebruik van de andere ideeën die in de experimenten worden beproefd en delen de opgedane kennis actief met andere makers in het land. 3. Community financials Voor banken, beleggers, makelaars en taxateurs die willen investeren in kennis- en productontwikkeling, plus instituties die voor de ontwikkeling van nieuwe financieringsconstructies van belang zijn zoals het Rijk, de AFM, de NVB en het Nibud. Doel: het creëren van voorwaarden waaronder de financiering van energieneutrale renovaties op grote schaal mogelijk wordt. Drijvende kracht: een door het ministerie van BZK (Blok voor Blok) en de SEV samengesteld strategisch gezelschap van vertegenwoordigers van ca. tien tot twintig innovatieve financials. Zij zetten in samenspraak met de SEV een programma van activiteiten en te ontwikkelen deliverables op, brengen deze kennis in in de experimenten, maken gebruik van de andere ideeën die in de experimenten worden beproefd en delen de opgedane kennis actief met andere financials in het land. 4. Community gemeenten Voor gemeenteambtenaren en bestuurders van gemeenten met duurzame ambities en de wil om inwoners met renovatieplannen te ondersteunen. Doel: het scheppen van voorwaarden voor een groei van vraag en aanbod op het gebied van energieneutraal renoveren in de gemeente. Drijvende kracht: een select gezelschap van innovatieve en gedreven gemeenten. Zij organiseren met ondersteuning werkbijeenkomsten rond de thema’s regelgeving, gemeente en financiering, bouwcontrole en interactie met bewoners. 5. De werkplaats Voor woningeigenaren, gemeenten en marktpartijen die meedoen in de vijf experimenten. Open voor andere geïnteresseerden. Doel: het verbeteren van de lokale marktcondities in de experimentgemeenten. Hier worden ideeën van de voornoemde communities in de praktijk gebracht en getoetst op haalbaarheid door ze te gebruiken in de vijf lokale experimenten. De deelnemers aan de experimenten delen hier hun ervaringen met elkaar en met de andere woningeigenaren, makers, financials en gemeenten.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
42
Realisatie 2011 Selectie van de zes gemeentes Energiesprong riep gemeenten met ambitieuze inwoners op om zich aan te melden voor Lokaal alle lichten op groen. Uit de 27 inzendingen zijn in het najaar zes plannen van aanpak geselecteerd. Deze plannen komen in aanmerking voor procesondersteuning van € 250.000,- elk. De SEV sloot met deze gemeenten een intentieovereenkomst. Start werven van de communities Er zijn reeds bijeenkomsten georganiseerd om te komen tot een community voor eigenaar-bewoners. De SEV is met deze groep in gesprek over de ontwikkeling van onder andere een website. Oplevering onderbouwingsdeliverables Afgerond zijn een rapport met drie aansprekende en vermarktbare renonovatieconcepten, een analyse van het Nibud van verantwoorde extra leenmogelijkheden voor hypotheeknemers met de ambitie om hun woning energieneutraal te renoveren, en een rapport ‘Duurzame woningwaarde’, over de aanknopingspunten voor een juiste waardering van gerenoveerde woningen. Planning 2012 Q1
Getekende samenwerkingsovereenkomsten met drie lokale coalities.
Start eerste drie lokale experimenten.
Start eerste Community ‘De Werkplaats’.
Start Community makers.
Q2
Vijf (alle) samenwerkingsovereenkomsten getekend.
Alle vijf experimenten gestart.
Start Communities financials en gemeenten.
Oplevering deliverable ‘energieneutraal advies betaversie’
Q3
Start renovatie eerste woningen
Oplevering deliverable gemeentelijk stimuleringspakket (menukaart)
Q4
Oplevering deliverable ‘renovatiepakketten’ naar woningtype en energieconcept
2013
Doorloop tot het eind van het programma: ervaringen delen met andere gemeentes, programma
aanscherpen en community van eigenaars, bouwers, adviseurs en ontwikkelaars uitbreiden. Opschalingpotentieel Door in een gemeente een kritisch aantal woningen (+/- 20) te realiseren stap je van een unicum over naar een nieuwe standaard. De eigenaar-bewoners zullen door hun omgeving als de voorlopers worden gezien en niet als uitzonderingen. Dit zal een vraagcreërende werking hebben. Deze energieneutrale woningen zullen input zijn voor de koplopers-community Energieneutraal wonen (zie later in dit plan). Naast een opschaling in aantallen binnen de betrokken gemeentes zullen deze voorbeelden anderen inspireren en uitdagen.
43
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
De bouwpartijen hebben in dit traject energieneutraal leren bouwen en renoveren en zijn daar enthousiast over geworden. Dit zorgt voor een hoogwaardig aanbod binnen de gemeentes, waardoor het voor andere eigenaar-bewoners eenvoudiger wordt de stap naar energieneutraal te nemen. Buiten de gemeentes geeft het handvatten voor hoe je de bouwkolom deze overgang laat maken. Een aantal deliverables wordt ontwikkeld voor deze zes gemeentes, maar ze komen landelijk beschikbaar. Hierdoor wordt de stap naar energieneutraal wonen landelijk eenvoudiger en zal het energietransitiedenken worden versterkt. Door een aantal energieneutrale renovatietrajecten uit te voeren, heeft de bouwkolom de nieuwe manier van werken die noodzakelijk is voor zulke trajecten geleerd en doorleefd. De innovatiecyclus wordt gesloten op het moment dat er een zekere regelmaat komt in de bouw van zulke woningen. Steeds betere samenwerkingsverbanden, processen en technieken zullen leiden tot een steeds beter product. Ontwikkelaars die eenmaal succesvol energieneutrale huizen hebben ontwikkeld en verkocht, zullen daar in de toekomst vaker toe bereid zijn. En door de interventie via taxateurs en makelaars wordt de energieprestatie in het transactiemoment gebracht, hetgeen leidt tot waardebeïnvloeding. Als energiezuinige woningen meer waard worden, zullen investeringen in verbetering van de energieprestatie zich veel sneller terugverdienen. Door de aansluiting van landelijke organisaties wordt gepoogd deze voorbeelden tot landelijke standaarden te maken. Daarbij is het de bedoeling om in de zes gemeentes te laten zien dat extra financiering voor energieneutrale woningen geen extra risico’s oplevert. Dit moet een voorbeeld worden voor hoe landelijk kan worden omgegaan met financieringsregels. Zo ontstaat een totaalaanpak en via deze lokale experimenten kan worden getoetst welke drempels de meeste impact hebben. Door deze kennis kan het gemeentelijke beleid worden aangescherpt. Via het kennis- en leertraject voor andere gemeentes zal deze kennis worden overgebracht. 2. Koploperprogramma energieneutraal wonen Het tweede programma voor eigenaar-bewoners is het Koploperprogramma. Dat is verweven met het programma Lokaal alle lichten op groen, maar het heeft ook een eigen doel en wordt om die reden separaat behandeld. Het doel van het Koploperprogramma is dat gemotiveerde eigenaars handvatten krijgen om hun energieneutrale ambitie waar te maken. De overtuiging achter deze aanpak is dat opdrachtgevers leidend zijn in de markt. Hun vraag zal de aanbodzijde aanzetten tot actie. Er zijn echter vele drempels te overwinnen om daadwerkelijk tot renovatie of nieuwbouw te komen. Er is veel kennis nodig om de juiste keuzes te maken, je moet de juiste bouwpartijen bij elkaar zien te vinden en je moet de financiële middelen hebben. We gaan ervan uit dat ongeveer tienduizend eigenaars in Nederland de latente behoefte hebben om hun huis energieneutraal te renoveren. Door deze eigenaars te identificeren komen we tot de primaire doelgroep van Energiesprong. Door deze mensen te voorzien van de juiste informatie, de juiste afwegingskaders en, misschien wel het belangrijkste, door ze met elkaar in contact te brengen, ontstaat er een
44
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
groep die naast de motivatie ook de kennis heeft om hun energieneutrale ambitie waar te maken. Het programma bestaat uit vijf fases: Het identificeren van de doelgroep Deze doelgroep is zo klein en specifiek dat ze zichzelf zullen moeten selecteren. Deels hebben ze dat al gedaan door zich aan te sluiten bij online media, door gebruik te maken van bepaalde subsidies, door naar lezingen te gaan die dit onderzoek bespreken, et cetera . De kunst is de kanalen te vinden waar ze reeds actief zijn. Het identificeren van voorbeelden Er zijn tal van voorbeelden die ter inspiratie kunnen dienen. Deze zijn echter slecht vindbaar en moeilijk toegankelijk. De voorbeelden moeten gebundeld en gecommuniceerd worden. Het ontwikken van een communicatieprogramma De hypothese is dat er veel behoefte is aan pragmatische kennis over energieneutraal renoveren en bouwen, over welke bouwers dat kunnen, wat dat ongeveer kost, welke materialen je gebruikt, wat de verschillende keuzes aan energiereductie opleveren en hoe je dat toepast in je huis. Deze hypothese wordt gaandeweg het programma getoetst, maar zal voorlopig het uitgangspunt vormen. Om deze kennis op een pakkende manier over te brengen wordt een communicatieprogramma ontwikkeld. Het ontwikkelen van de community Veel kennis is al aanwezig bij individuen in de doelgroep. Door de koplopers met elkaar in contact te brengen, krijgen zij de mogelijkheid om kennis te delen en krijgen ze het gevoel bij een bredere beweging te behoren. Samen creëren ze een lerend platform dat ook voor toekomstige geïnteresseerden zeer nuttig is. Ten moments of contact Door onze doelgroep goed in kaart te brengen, kunnen we bepalen wat er nodig is om deze aan te zetten tot actie. Dit is de uiteindelijke doelstelling. Dat kan echter pas als we de eerdere stappen hebben doorlopen. De communicatieve methode zal er een van de herhaling zijn. Door de koplopers tien maal per jaar op verschillende manieren in aanraking te laten komen met verduurzaming blijft het onderwerp actueel. Realisatie 2011 >> Eerste tweehonderd personen van de doelgroep zijn geïdentificeerd.
>> De wensen van de doelgroep zijn in kaart gebracht middels twee bijeenkomsten.
>> Gestart met de ontwikkeling van een onlineplatform waar de gerealiseerde en in verbouwing zijnde woningen centraal staan. >> Formatie van een klankbordgroep van particuliere eigenaren. >> Analyse van het type platform dat nodig is.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
45
Planning 2012 Q1
Online platform gestart met vijftig projecten als start plus een aantal goed uitgewerkte technisch
onderbouwde energieneutraal concepten.
Q2
Ontwikkeling off-line activiteiten van de community.
Q3
Platform uitgebouwd tot +/- 200 projecten.
2013
Community verder uitbouwen.
Opschalingpotentieel Door de community nu op te zetten met de koplopers vormt zich een kennisplatform dat geïnteresseerden in de toekomst een veelheid aan inzichten zal verschaffen. Daarnaast zullen eigenaars met een lagere ambitie hier ook vinden hoe ze een stapje verder kunnen gaan. Dit geeft zowel kwantitatief als kwalitatief een opschaling. Het doel van deze community is om mensen te gaan volgen in hun proces naar een energieneutraal huis. Ze kunnen door hun contacten in de community voortbouwen op de opgedane kennis van de anderen. Hierdoor wordt het innovatieproces versneld, hetgeen een kwalitatieve opschaling teweeg brengt. Door de versnelde innovatie zullen kosten en moeite afnemen voor de volgende bouwers. Aangezien de doelgroep van deze community klein en zeer verspreid is, treedt er geen verwantschap op tussen mensen met een energieneutrale ambitie. Ze kennen elkaar simpelweg niet. Via deze community krijgt men het gevoel niet alleen te staan en zal men eerder bereid zijn de stap te nemen. Dit platform stelt eigenaars bovendien in staat om zich te verenigen om zodoende schaalvoordelen te halen. Voor de aanbodzijde geeft dit platform een duidelijk beeld van hoe de vraagzijde eruit ziet. Dat stelt aanbieders beter in staat hun portfolio te bepalen. 3. 1300 woningenplan Sneek De gemeente Sneek heeft het 100.000 woningenplan van de Noordelijke provincies vertaald in een eigen 1300 woningenplan. De ambities liggen in het verbeteren van bestaande woningen, waarbij ten minste 50% gebouwgebonden energiebesparing wordt gerealiseerd. Daarnaast zullen er binnen het project initiatieven worden ontplooid om het gebruiksgebonden energiegebruik te verlagen. Bijzonder aan het plan is dat er alleen oplossingen worden toegepast die het mogelijk maken om in de toekomst, zonder grote desinvestering, aanvullende ingrepen te doen richting een energieleverende woning. TNO heeft daarom voorgesteld het 1300 woningenplan in te brengen als case voor een Europese tender rondom de zogenaamde no-regret-renovatie. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre ervoor gezorgd kan worden dat huidige ingrepen de toekomst naar een energieleverende gebouwde omgeving niet in de weg staan. Dat onderzoek ten behoeve van het 1300 woningenplan zal, na goedkeuring door de EU, voor een klein deel gefinancierd worden door Energiesprong. Het plan richt zich op een gelijktijdige aanpak van verschillende negatieve ontwikkelingen binnen de bestaande woningvoorraad: >> Reduceren CO2 uitstoot in de gebouwde omgeving >> Beperking woonlasten
>> Gezond en comfortabel binnenmilieu
46
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>> Aantrekkelijkheid en courantheid van de woningvoorraad op peil houden >> Economische impuls voor de bouwsector.
Het 1300 woningenplan is het eerste plan in Nederland waar hoge energie-ambities worden gecombineerd met een integrale aanpak vanuit de markt. Dit initiatief kan dan ook als een koploperproject beschouwd worden. Realisatie 2011 In 2011 zijn de eerste informatiebijeenkomsten geweest. Aan de hand van aanmeldingen zijn woningen in Sneek van een advies voorzien en waarschijnlijk zijn de eerste projecten eind 2011 gerealiseerd. Planning 2012 Sneek kent zijn eigen dynamiek en die wordt niet door Energiesprong gestuurd. In 2012 willen we kijken of we een aantal gerealiseerde woningen mee kunnen nemen in de technische monitoring om zodoende het concept te valideren. Opschalingpotentieel Het halveren van het energiegebruik door toepassing van een integraal concept voor € 11.000 klinkt veelbelovend als aanzet voor nog grotere sprongen. Vooral als daarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om in de toekomst door te schakelen naar energieleverend. Ook het experimentele karakter van de financieringsconstructie is interessant vanuit opschalingperspectief. Ondersteuning van het project heeft als neveneffect de mogelijkheid om de aanpak en denkwijze van dit project toegankelijk te maken voor een breder publiek. Door middel van een beperkte bijdrage kan er veel kennis ontwikkeld en ontsloten worden die bruikbaar is op andere plekken in Nederland.
47
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 3 Eigenaar-bewoner binnen VvE’s Doelstelling Energiesprong wil particuliere eigenaars binnen een VvE stimuleren energieneutraal te gaan
wonen. De VvE-constructie is tegelijkertijd een drempel en een kans. De drempel wordt gevormd door het feit dat alle deelnemers binnen de VvE mee moeten gaan met de renovatieplannen. In geval van schilaanpassingen gaat de VvE namelijk buiten zijn juridisch bepaalde onderhoudstaak en is een gekwalificeerde meerderheid niet voldoende. De kans is tweeledig. Ten eerste kunnen enkele gemotiveerde leden van een VvE de hele groep mee krijgen, met als gevolg dat er meer huizen worden gerenoveerd dan er gemotiveerde eigenaars zijn. Ten tweede hebben VvE’s een onderhoudsplanning en een onderhoudsbudget: er is dus al een infrastructuur die kan worden gebruikt om tot energierenovaties te komen. Binnen de looptijd van het programma willen we tien VvE’s een kleine Energiesprong laten maken. Het uitgangspunt is dat een VvE minimaal de schil en de installatie van het gebouw aanpakt. Deze voorbeelden zullen via een kennis- en leertraject worden gevolgd. Zij geven input voor een ambassadeurscommunity. De kennis en ervaring uit deze projecten dienen als inspiratie voor andere VvE’s. De experimenten geven bovendien inzicht in de drempels die we moeten weghalen. Daarmee leveren zij waardevolle input voor het programma-onderdeel Waardesturing en regelgeving. Naast de collectieve aanpak zullen we ook kijken naar de mogelijkheden voor het nemen van individuele maatregelen binnen een VvE. Door de ervaringen die we op gaan doen zullen er conclusies worden getrokken welke technische, financiële een juridische oplossingen er moeten worden gestimuleerd om individueel te verduurzamen binnen een VvE. Analyse Er zijn in Nederland iets meer dan honderdduizend VvE’s, die samen meer dan een half miljoen appartementen bezitten. Om grote stappen te maken in de energieprestatie moet er op gebouwniveau worden ingegrepen. Dat kan enkel met goedkeuring van alle leden van van een VvE, waardoor het een lastige groep is om op te nemen in een koploperprogramma als Energiesprong. Toch willen we deze groep niet laten lopen: hun volume is te groot en ook onder VvE’s blijken koplopers te zijn. Veel VvE’s bezitten woningen met een zeer slechte energieprestatie, zoals portiek- en galerijflats uit de jaren zestig en zeventig. De transitie-analyse van deze doelgroep lijkt sterk op die van de eigenaar-bewoner. Daarom beschrijven we hier enkel de extra kansen en bedreigingen. Er zijn nog relatief weinig eigenaars die een energieneutrale woonambitie hebben, maar zij zijn wel degenen bij wie het proces moet beginnen. Zij hebben een aantal extra competenties nodig om de andere leden van hun VvE mee te krijgen in hun ambitie, binnen het kader van het VvE-reglement. Daarnaast moet er onderzoek worden gedaan naar het verloop van deze groepsprocessen. Dat kan gemotiveerde eigenaars helpen er beter op in te spelen, om hun medeleden over de streep te trekken. Vervolgens komt er een moment dat er gefinancierd moet worden. Het komt zelden voor dat alle leden van een VvE tegelijk beschikken over financiële middelen, die ze ook nog eens aan
48
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
dit doel willen besteden. Voor VvE’s is het dus extra belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor additionele financiering. Daar komt nog bij dat veel appartementen doorstroomwoningen zijn. Dat betekent dat de terugverdientijd kort moet zijn of dat de financiering gekoppeld moet worden aan het appartementsrecht en overgedragen wordt aan de volgende eigenaar. Er moeten dus financieringsconstructies worden ontwikkeld die beter aansluiten bij de VvE-problematiek. De andere oplossing van het financieringsprobleem is sparen: een goede optie binnen VvE’s, omdat daar al een structuur van reserveringen en gepland onderhoud bestaat. Door de VvE-bijdrage te verhogen kan er gespaard worden voor energiebesparende maatregelen. Ook hierbij werkt de korte tijd dat mensen in appartementen wonen tegen. Eigenaars willen namelijk niet betalen voor reserveringen voor na hun tijd. Een oplossing zou kunnen zijn dat er in kleine stapjes via een groene meerjarenonderhoudsplanning wordt geïnvesteerd. We gaan ervan uit dat investeringen in het pand zich meer vertalen in de verkoopwaarde dan de financiële reserveringen van een VvE. VvE’s zullen moeten worden verleid om energiebesparing mee te nemen in hun onderhoudsplanning.
Programma’s en projecten 1. Onderzoek best practices VvE Energiesprong heeft de Hogeschool Utrecht gevraagd onderzoek te doen naar de best practices van VvE’s. Daarbij is een hoge energieprestatie belangrijk, maar niet het enige punt van belang. Omdat er nog maar zo weinig VvE’s met dit onderwerp bezig zijn, kunnen alle initiatieven die er zijn in dit onderzoek worden meegenomen. In ieder geval doen de ‘Tien voorbeeldige VvE’s’ uit het gelijknamige programmaonderdeel mee. Alle goede voorbeelden worden verzameld, of ze nu gaan om techniek, besluitvorming, financiën of onderhoud. De kennis uit dit onderzoek wordt verspreid onder VvE-besturen, ambassadeurs binnen de VvE’s en andere partijen die met deze problematiek bezig zijn, zoals gemeentes (regelgeving en stimulering), banken (financiering) en bouwbedrijven (oplossingen en opdrachten). Realisatie 2011 Onderzoek afgerond. Opdracht loopt door tot einde programma. Planning 2012 In 2012 zullen de VvE’s die meedoen in het programma Tien voorbeeldige VvE’s worden gevolgd om aan het einde van het Energiesprongprogramma een tweede versie te maken van de uitgave Best practices VvE’s. Opschalingpotentieel De kennis en inzichten die dit onderzoek oplevert, geven de gemotiveerde eigenaars handvatten om hun eigen VvE mee te krijgen. De opgedane kennis kan ook worden toegepast voor eigenaar-bewoners die er baat bij hebben gezamenlijk tot verduurzaming van hun woning te komen. Denk hierbij aan eigenaars
49
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
van rijtjeshuizen of wijken van gelijke huizen die economisch gezien veel baat kunnen hebben bij een gezamenlijke aanpak. Ook de financiële modellen en financieringsconstructies kunnen breder worden ingezet. Ten slotte geven deze cases input voor aanpassingen van de regelgeving rondom VvE’s. 2. Ambassadeursprogramma VvE Het doel is gemotiveerde eigenaars binnen VvE’s te identificeren, hen met elkaar in contact te brengen en hen te leren hoe ze hun VvE mee kunnen krijgen en hoe ze hun gebouw energiezuinig kunnen maken. De verwachting is dat de resultaten van Slim en Snel , de UKR NEW, de binnenstedelijke gebiedstender en de tien voorbeeldige VvE’s (zie later in dit plan) een aantal, procesmatige, financiële en technische oplossingen zal leveren die als input gebruikt kunnen worden voor deze groep. De opzet van het programma is gelijk aan dat voor de koplopers onder particuliere eigenaars. De inhoud van communicatie en kennis zal echter verschillen. Realisatie 2011 VvE belang heeft de opdracht gekregen de doelgroep te identificeren. Dit loopt tot begin 2012. Eerste publicaties en oproepen naar de energieambassadeurs om zich aan te melden. Planning 2012 Q1
Bijeenkomsten met energieambassadeurs om hun wensen te identificeren.
Q2
Aan de hand van het animo en de wensen bepalen hoe we verder gaan.
Opschalingpotentieel Het hele proces binnen een VvE begint bij een gemotiveerde eigenaar. Het uitbouwen van deze groep en het effectiever maken van hun invloed is essentieel. Doordat zij een community gaan vormen, is het voor andere eigenaars eenvoudig en laagdrempelig hen te benaderen. Deze community is een deel van het kennis- en leertraject rondom de voorbeeldige VvE’s. Deze ambassadeurs zijn de primaire doelgroep van dat leertraject. Door te kijken naar de beschreven voorbeelden en door mensen te koppelen worden ze effectiever in het behalen van hun eigen doelstellingen. 3. Stimuleren Energieneutrale MJOP Er zijn drie trajecten die tot een energieneutraal pand leiden: een eenmalige, ingrijpende renovatie, sloop/ nieuwbouw en een structureel, gepland renovatietraject. Voor het laatste is een energieneutrale meerjarenonderhoudsplanning nodig, die aansluit op de reguliere onderhoudsplanning. Op die manier kan een gebouw in de komende twintig jaar stap voor stap energieneutraal worden. We moeten een integrale gebouwconceptbenadering opdelen in stappen die aansluiten bij de natuurlijke onderhoudsmomenten. De stakeholders hierin zijn VvE-besturen en VvE-beheerkantoren. De doelstelling is dat honderd VvEbesturen en tien VvE-beheerkantoren deze methodiek gaan adopteren.
50
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Realisatie 2011 Nog niet mee gestart Planning 2012 Moet nog vorm krijgen. Eerst focus op de financieringsconstructie voor VvE’s. Opschalingpotentieel Het integreren van energiebesparingsmaatregelen binnen de standaardonderhoudsplanningen heeft een zeer groot opschalingpotentieel, als dit de common practice wordt voor onderhoud aan VvE-gebouwen. De volgende stap is het verhogen van het ambitieniveau van de energiebesparende maatregelen. 4. Voorbeeldige VvE’s Energiesprong wil tien VvE’s ondersteunen bij het realiseren van hun energiereductie-ambitie, zodat zij kunnen dienen als het goede voorbeeld. Op het moment zijn er nog zo weinig VvE’s die hiermee bezig zijn, dat we ieder goed initiatief aangrijpen. We zijn al gestart met twee VvE’s in Amersfoort en Assen. Iedere VvE krijgt deskundige begeleiding. In totaal zijn er vijf begeleiders bij dit project betrokken, die samen met de onderzoeker van dit project een team vormen. Dit team komt regelmatig bij elkaar om te overleggen en ervaringen uit te wisselen. Realisatie 2011 Drie VvE’s onder begeleiding Planning 2012 Ieder kwartaal zullen we een nieuwe VvE proberen te werven om mee te lopen in dit programma. Opschalingpotentieel Deze voorbeelden geven inzicht in de drempels die VvE’s tegenkomen. Daarmee kunnen we bepalen welke juridische, financiële en technische veranderingen nodig zijn. De pragmatische begeleiding geeft veel informatie voor het meelopende onderzoek en een ambassadeurscommunity. Hierdoor ontstaat meer kennis over de dynamiek rondom energiemaatregelen binnen VvE’s. Deze kennis zorgt voor meer succesvolle trajecten. 5. Objectgebonden financiering voor VvE’s Financiering van verduurzamingrenovaties is een grote drempel voor de verduurzaming van VvE’s. ASN bank is een initiatief gestart om samen met grote gemeentes en provincies een leningsfaciliteit in het leven te roepen. Realisatie 2011 Bepalen leningspropositie naar VvE’s en borgstellende provincies en gemeenten
51
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Planning 2012 Q1
De eerste borgstelling van een provincie getekend.
Het contract naar de VvE af.
Q4
De eerste vijf leningen verstrekt aan VvE’s.
52
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 4 Huurder / gebruikers Doelstelling Om de doelstellingen binnen Energiesprong-projecten te bereiken, moet er ook actie worden
ondernomen op het vlak van energiegebruik door huurders van woningen en gebruikers van utiliteitsgebouwen. Energiesprong heeft zich de volgende doelen gesteld: >> Inzicht krijgen in de grootte van de invloed van gebruikersgedrag op het totale energiegebruik in gebouwen. >> Stimuleren van de ontwikkeling van methodes waarmee het energiegebruik gerelateerd aan gebruikersgedrag verminderd kan worden, zowel vanuit sociaal-psychologisch als vanuit technisch perspectief. >> Experimenten opzetten voor de ontwikkeling van kansrijke methoden om bewonersgedrag te beïnvloeden. >> Samenwerking met Meer met Minder en Agentschap NL om kennis rondom dit thema te ontwikkelen en te verspreiden. >> Het activeren van de vraag door huurders van gebouwen. Analyse In het verleden is er vooral vanuit een moreel-ecologisch perspectief naar energiebesparing gekeken, maar dat spreekt de meeste mensen maar matig aan: slechts tien procent van de Nederlanders maakt zich veel zorgen over CO2- uitstoot en 25 procent heeft daarover helemaal geen zorgen (Market Response, c.s., 2010). Het financieel-economisch perspectief blijkt interessanter: veel meer mensen neigen eerder uit eigenbelang tot energiebesparing dan om pure milieuredenen. Effecten van energiebesparing in de woning die direct merkbaar zijn voor de bewoner zijn: meer wooncomfort, gezondheid en een besparing op de energierekening. Energiebesparing leidt tot financieel rendement. In 2009 vormden de energiekosten een aanzienlijk deel van de woonlasten. Bij elkaar ging het in dat jaar voor een gemiddeld huishouden om € 2.200. Dat is acht procent van het gemiddelde besteedbare inkomen van gezinnen (COELO, 2009). Voor mensen met lagere inkomens bedraagt de energiequote nu vaak al zo’n twintig procent van het besteedbaar inkomen. In de toekomst zullen de energiekosten naar verwachting een steeds groter deel van de woonlasten gaan uitmaken. Het aandeel van het gebruiker-gerelateerd energiegebruik in het totale energiegebruik wordt steeds groter. Dit wordt deels veroorzaakt door het gebruik van het gebouw zelf, maar ook door het gebruik van apparatuur, zoals witgoed. Bij nieuwbouwwoningen is dit laatste deel het dominante deel van het totale energiegebruik aan het worden. Belangrijk daarbij is ook het doorbreken van de zogenoemde efficiencyparadox. Deze houdt in dat zuiniger apparatuur vaak leidt tot nieuwe toepassingen of een intensiever gebruik, waardoor het totale energieverbruik op hetzelfde niveau blijft of zelfs stijgt, vergeleken met de
53
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
situatie voor de komst van de zuiniger technologie. Energie-efficiëntie leidt dus niet automatisch tot energiebesparing. Computers, televisies en automotoren zijn de laatste decennia veel efficiënter geworden, maar hun energieverbruik bleef constant of steeg zelfs, ook zonder rekening te houden met het toenemende aantal auto’s, televisies of computers. Tegelijkertijd kunnen we constateren dat er gebouwmaatregelen beschikbaar komen waarmee enerzijds de invloed van het gebruikersgedrag op de energieprestaties van het gebouw zelf beperkt kunnen worden of waarmee de intrinsieke gebouwkwaliteiten optimaal benut kunnen worden. Anderzijds zijn er ook gebouwmaatregelen denkbaar en in ontwikkeling die het energiegebruik van gebruikersapparatuur kunnen verminderen (standby-killers) of zelfs verduurzamen (hotfill). Programma’s en projecten Energiesprong zal de volgende activiteiten uitvoeren: >> Bij monitoring van de realisatieprojecten kijken wij naar de invloed van gebruikersgedrag en –acceptatie van de innovatieve technieken en concepten op de potentiële gebouwprestaties. De methodiek van shadowengineering (zie verderop in het programma) moet ervoor zorgen dat nieuwe inzichten (bijvoorbeeld uit de reeds lopende UKR NEW- en UKP NESK-projecten) zo snel mogelijk in nieuwe Energiesprong-projecten ingevoerd kunnen worden. >> Wij stimuleren de ontwikkeling van kansrijke aanpakken die leiden tot hoge energiebesparing, met name binnen de CoP’s van woningcorporaties. >> Binnen projecten die worden uitgevoerd onder de vlag van Energiesprong zal worden geëxperimenteerd met de aanpakken zoals die nu vanuit wetenschappelijk oogpunt als meest kansrijk worden gezien. Kennis en leerpunten zullen worden gedeeld met relevante spelers. Daarbij zal ook nadrukkelijk worden samengewerkt met Agentschap NL en het programma Meer met Minder. >> Binnen het deelprogramma Slim en Snel is een afstudeertraject rondom dit thema uitgevoerd door een studente van de TU-Delft. De inzichten en resultaten hiervan zullen worden ingepast in zowel de communicatietrajecten als de conceptuele ontwerpen van Energiesprong-gebouwvoorbeelden. 1. Energie en Gebruikersgedrag Er is een aantal technologische ontwikkelingen beschikbaar gekomen dat gebruikers inzicht kan geven in de invloed van het eigen gedrag op het energieverbruik en de wijze waarop ze dit kunnen verlagen. Het gaat dan om slimme feedbacksystemen die bewoners gevraagd en ongevraagd inzicht geven in hun energieverbruik, direct dan wel verzameld over een bepaalde periode, waarbij ook de vergelijking met anderen al dan niet meegenomen kan worden. De Energiesprong zet een project op waarbij gekeken gaat worden naar energie en gebruikersgedrag van huishoudens. Het onderzoek zal gebruik maken van een combinatie van doelgroep-segmenteringsaspecten: sociaal-psychologische (milieubewustzijn, comfortgedreven e.d.) gekoppeld met sociaal-demografische aspecten (inkomen, opleidingsniveau, e.d.), fysieke aspecten (gebouwkenmerken, eigendomstype, e.d.) en historische gegevens van de doelgroep. Met betrekking tot
54
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
de relatie tussen gedrag en gebouwkenmerken zal ook gekeken in hoeverre hiermee een relatie gelegd kan worden met de discrepantie tussen theoretisch energieprofiel en gemeten energieprofiel, benoemd bij het onderdeel prestatiesturing. Realisatie 2011 In 2011 is lange tijd onduidelijk geweest in hoeverre het, door BZK ondersteunde, Building Future-onderzoeksprogramma voor 2011-2013 uit de middelen van Energiesprong gefinancierd zou moeten worden. Bovendien bleek er een inhoudelijke relatie te liggen tussen de beoogde activiteiten binnen het Building Future-programma en de activiteiten binnen dit onderdeel binnen het Energiesprong-programma. Gelet op die situatie is dit onderdeel in 2011 lange tijd on hold gezet. Na afstemming tussen de vertegenwoordigers van BZK, Building Future en Energiesprong zijn de activiteiten in het laatste kwartaal in gewijzigde vorm opgepakt. Mede gelet op de benodigde doorlooptijd van technologieontwikkelingstrajecten, ligt de nadruk voor de resterende looptijd van het programma op onderzoek naar de invloed op het gebruikersgerelateerde deel van het energiegebruik van huishoudens. We onderzoeken hoe daarop daar met bestaande technologieën en gebouwaspecten op ingespeeld kan worden, of hoe het gedrag hiermee positief beïnvloed kan worden. We bekijken ook in hoeverre feedbacksystemen de gebruiker inzicht kunnen geven in de gebouwprestaties, los van het eigen gedrag. In 2011 is een uitgebreide literatuurstudie gedaan naar de resultaten van verschillende pilots in Europa en de VS met verschillende type ‘slimme meters’ en feedbacksystemen, waarbij met name is gekeken naar de effectiviteit daarvan in relatie tot het beïnvloeden van gebruikers om te komen tot energiezuiniger gedrag. De uitkomsten van deze studie hebben geleid tot de nieuwe uitwerking van dit programmaonderdeel zoals vermeld hierboven. Naar verwachting zal voor het eind van 2011 de uitvraag naar partners voor dit project zijn voltooid. Planning 2012 Q1
Selectie projectpartners meta-pilot onderzoek.
Q2
Opzet doelgroep segmenteringsonderdeel van meta-pilot onderzoek.
Q2
Doorvoer eventueel benodigde aanpassingen pilotlocaties.
Q3-2014
Uitvoer meta-pilot onderzoek Energie en Gebruikersgedrag.
Opschalingpotentieel Expliciet onderdeel van de te ondersteunen technologie-ontwikkeltrajecten is de potentiële bijdrage aan de energetische-economische prestatie van de gebouwconcepten voor de hoogste energieambities binnen Energiesprong. Ook de vereiste deelname van een makende partij (naast een ontwikkelende partij) moet zorg dragen voor een gedegen businesscase bij toepassing van de technologieën. Daarnaast is de doorlooptijd voor uitontwikkeling naar zogenaamde nul-series (minimaal honderd) zodanig gekozen dat deze nog ingezet kunnen worden bij de realisatie van de hoogste ambitie-concepten aan het eind van het
55
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Energiesprong-programma. Hiermee wordt dus gezorgd voor een ‘early market’ voor de nieuwe technologie. In de selectieprocedure worden de randvoorwaarden geschapen om de bekende ‘valley of death’ bij technologieontwikkeling te overleven. 2. Mobiliseren eindgebruikers Aan de ene zijde moet een corporatie veel moeite doen om de bewoners over te halen om in te stemmen met een renovatie, terwijl er aan de andere zijde bewoners zijn die graag iets gedaan willen hebben aan hun woning terwijl de corporatie voor deze woningen geen plannen heeft, of plannen die niet aansluiten op hun wensen. Door huurders zelf het initiatief te laten nemen zal van onderop de noodzaak van de bestaande bouw bij de corporaties geagendeerd worden, worden projecten uitgevoerd waar de bewoners het zelf willen en zal er beter aangesloten worden op de wensen van de huurders. Energiesprong gaat daarom huurders die energiebesparende maatregelen wensen mobiliseren en helpen concrete acties af te dwingen bij verhuurders. Realisatie 2011 In 2011 zijn gesprekken gevoerd met de Woonbond en mogelijke uitvoerders van dit project. Eind 2011 is er een globale aanpak gereed. Planning 2012 Q1
Uitvoering van eerste experiment
Q2
Bij succes start van twee andere expermimenten. Verwachte looptijd experimenten ca. één jaar.
Opschalingpotentieel Gestart wordt met een pilot in drie steden. Als eerste wordt een aantal individuele gesprekken gevoerd met bewoners om zicht te krijgen op de individuele drijfveren. Door middel van een publiekscampagne worden meer deelnemers gezocht waarbij de deelnemers zelf gebruikt worden als ambassadeur om meer mensen over te halen. Gemikt wordt op een respons van duizend mensen. Door mensen samen te brengen rondom kansrijke initiatieven en te voeden met kennis en ervaring uit andere projecten van Energiesprong kunnen bewoners tot realisatie van hun doelen komen. Door de resultaten breed bekend te maken worden nieuwe initiatieven verwacht en wordt de olievlekwerking vergroot.
56
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 5 Woningbouw projectontwikkelaars Doelstelling Ontwikkelaars zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de nieuwbouwopgave in Neder-
land. In de nieuwbouw is het mogelijk om met vernieuwende aanpakken aantrekkelijke, energiezuinige woningen te ontwikkelen. Ontwikkelaars zullen de toegevoegde waarde daarvan beter moeten verkopen aan de consument. Daarbij zullen ze moeten inspelen op de latente vraag van consumenten naar dit soort woningen. Doordat de focus verschuift van nieuwbouw naar bestaande bouw, breekt er ook voor ontwikkelende partijen een nieuw tijdperk aan. De kennis en competenties van ontwikkelaars kunnen goed van pas komen in de aanpak van binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen. Vooruitstrevende ontwikkelaars zijn in staat om vernieuwende verdienmodellen te bedenken waarmee grote sprongen gemaakt kunnen worden, maar daarvoor moeten ze wel zelf inzien welke rol ze binnen bestaande en nieuwe coalities kunnen innemen. Energiesprong wil projectontwikkelaars uitdagen om onderdeel te worden van gebiedscoalities (PPS-constructies en samenwerking met corporaties) en een bijdrage te leveren aan de energietransitie in de bestaande gebouwde omgeving. Energie zal daarbij nadrukkelijk als economische drager worden gepositioneerd. Energiesprong zal samen met koplopers zoeken naar nieuwe, kleinschalige verdienmodellen en marketingconcepten die levensvatbaar zijn zonder overheidssubsidies. Dit in tegenstelling tot het programma GEN dat zich richt op grootschalige, gebiedsgebonden oplossingen. Projectontwikkelaars blijven zich ook bezighouden met het ontwikkelen van nieuwbouwwoningen. Daarbij zullen ook zij in toenemende mate afhankelijk worden van de ontwikkeling van betaalbare, integrale woningbouwconcepten. Om goede afwegingen te kunnen maken tussen de (latente) marktvraag en het aanbod is een beweging merkbaar waarbij projectontwikkelaars en aannemers elkaar opzoeken door middel van fusies en overnames. De zoektocht naar de technische mogelijkheden in relatie tot economische en commerciële haalbaarheid is blijvend. Ook hiervoor zijn nieuwe inzichten en werkwijzen nodig en is het noodzakelijk oude patronen te doorbreken. Koplopers laten nu al zien wat er kan. Energiesprong wil deze koplopers stimuleren en ondersteunen om de lat nog hoger te leggen. Daarnaast worden deze koplopers gebruikt om de rest van het veld te laten zien wat kan en hoe dat aangepakt moet worden. Analyse >> Ontwikkelaars richten zich voornamelijk op nieuwbouw en hebben weinig oog voor hun rol in de bestaande gebouwde omgeving. >> De behoefte van de markt bepaalt in belangrijke mate de agenda van de projectontwikkelaar. Aangezien de markt nog niet expliciet vraagt naar concepten met hoge energetische ambities komt er onvoldoende aanbod tot stand. Projectontwikkelaars beseffen nog onvoldoende dat zij die behoefte
57
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
sterk kunnen beïnvloeden. Met andere woorden: ontwikkelaars zijn nog niet goed in staat om vanuit nieuwe marketingperspectieven duurzame woonconcepten te verkopen. >> Projectontwikkelaars beschikken over kennis en competenties waarmee zij een wezenlijke rol kunnen spelen in de aanpak van gebiedsgerichte ingrepen. Een marktgedreven aanvliegroute kan bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen in de bestaande bouw. Projectontwikkelaars zijn partijen met een neus voor nieuwe verdienmodellen en de risicobeheersing daarvan. >> Projectontwikkelaars zijn niet snel geneigd te experimenteren met innovatieve woonconcepten en zien daarin eigenlijk ook geen rol voor zichzelf weggelegd. De planontwikkelaars weten vaak ook niet wat er technisch al kan en wat dat kan betekenen voor de positionering van hun projecten. Programma’s en projecten In veel deelprogramma’s worden activiteiten opgezet die gericht zijn op deze doelgroep. Alle overige activiteiten met deze doelgroep maken onderdeel uit van het kennis- en leerplan.
58
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 6 Woningbeleggers Doelstelling De portefeuille van de groep particuliere, professionele beleggers is wat minder van belang voor
Energiesprong. De samenstelling van de portefeuilles is veelal heterogeen van aard en valt in categorieën waar het opschaalpotentieel gering is. Het bezit van institutionele beleggers is over het algemeen homogener samengesteld en kent ook woningcategorieën die voor Energiesprong van belang kunnen zijn. De woningvoorraad van beleggers is echter maar voor een klein deel interessant voor de grote sprongen, voor zowel de omvang als de typering van de meest interessante voorraad (zie hiervoor analyse). Daarnaast zijn de terugverdienmogelijkheden van investeringen geringer dan bij woningcorporaties, omdat huren marktconform zijn en de consumenten nog te weinig bereid zijn de volledige dekking van dergelijke investeringen in de vorm van een huurverhoging te betalen. Het is nodig dat er ruimte wordt geschapen om ook binnen de duurdere huurcategorieën energiebesparende maatregelen te treffen. Bij de samenstelling van de portefeuilles (zowel vanuit toevoeging nieuwbouw als overname van bestaande portefeuilles) zal de mate van duurzaamheid terugvertaald moeten worden naar waarde. Makelaars, taxateurs en vastgoedadviseurs hebben nog te weinig oog voor de toegevoegde waarde van duurzaamheid op de lange termijn. De impact van ingrepen in dit deel van de voorraad is gering en het ligt het dus niet voor de hand om veel energie te steken in deze doelgroep. Daarom zijn er geen concrete doelstellingen voor deze doelgroep geformuleerd. Deze partijen zullen echter wel betrokken worden bij de kennisdelingstrajecten die lopen rondom vraagstukken die ook hen raken (zoals het ondersteunende project waardesturing). Analyse >> De doelgroep bestaat uit particuliere beleggers en institutionele beleggers. Beleggers bezitten ongeveer tien procent van de woningvoorraad in Nederland (742.000 woningen). Van dat deel zijn 300.000 woningen vooroorlogs. Het segment waarbinnen de grootste sprongen kunnen worden gemaakt is de voorraad tussen 1945 en 1980. Daarvan bezitten de beleggers 275.000 woningen die ongeveer fifty-fifty zijn verdeeld tussen gestapelde bouw en grondgebonden bouw. Helaas zijn er geen cijfers beschikbaar die dat deel van de voorraad nog kunnen verbijzonderen naar eigendom van institutionele en particuliere beleggers. De veronderstelling is in ieder geval dat de vooroorlogse voorraad grotendeels in handen is van particuliere beleggers. Uit bovenstaande analyse blijkt dat de impact van maatregelen bij deze doelgroep vrij gering is, vergeleken met de particuliere voorraad en die van corporaties >> Met name de institutionele beleggers bezitten vastgoed van recente datum.
>> Woningbeleggers hebben een relatief korte beleggerhorizon waardoor investeringen in de voorraad direct moeten renderen. >> Ze hebben relatief veel versnipperd bezit.
>> Ze hebben over het algemeen geen sterke band met de huurder.
>> Ze zijn veel afhankelijker van waardeontwikkeling op de korte termijn.
>> Ze zitten voornamelijk in de huurcategorieën van € 600,- tot € 900,-, waardoor er geen mogelijk-
59
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
heden zijn voor toepassing van het nieuwe WSW. >> De belastingvoordelen voor duurzame ingrepen door beleggers zijn zeer gering. Programma’s en projecten Bij activiteiten die voor andere doelgroepen worden opgezet zullen we altijd kijken of deze doelgroep daarbij kan aanhaken. Kennis over bepaalde vraagstukken zal zoveel mogelijk worden gedeeld met mensen die binnen dit speelveld acteren. Daarnaast zal ook het deelprogramma Waardesturing impact hebben op de manier waarop beleggers tegen de waarde van energie-ingrepen aankijken.
60
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 7 Doelgroepoverstijgend programma: woningbouw Energiesprong zet woningbouwtenders in om publiek-private consortia tot stand te brengen die
concreet aan de slag gaan met de realisatie van nieuwbouwwoningen of renovaties op één of meer van de energieambitieniveaus van Energiesprong: 45% (UKR NEW), 60% of 80% (nieuwe traject/projectregelingen) minder gebruik van energie uit fossiele bronnen. Doelstelling De volgende doelen worden vanuit Energiesprong nagestreefd: >> Van ambities naar acties: verbinding tussen de energiebeleidsdoelstellingen van lokale overheden en de concrete, lokale projecten van Energiesprong. >> Leren wat wel en niet werkt: identificatie van de relatie tussen techniek- en procesgerelateerde aspecten van het realisatieproces en de invloed op daadwerkelijk gerealiseerde energie- en binnenmilieuprestaties, met het oog op prestatieborging en -verbetering. >> Laten zien en uitdragen wat er kan: realisatie van 2500 nieuwbouw- en 2500 renovatieobjecten, met oplopende ambities van 45% tot aan 80% reductie van totaal energiegebruik. Identificatie van opschaalbare woningconcepten of delen van woningconcepten, inclusief de processen die hoge energie- en binnenmilieuprestaties economisch verantwoord mogelijk maken voor vrager en aanbieder. Vervolgens wordt deze kennis ontsloten voor de mainstream (zie ook Toolkits nieuwbouw en bestaande bouw bij doelgroep woningbouwontwikkelaars). >> Leren hoe het beter kan: identificatie van de state of the art-kennis, kennisbehoefte en -leemtes over de realisatie van woningbouwconcepten met een hoge(re) energieambitie, bezien vanuit de praktijk bij realisatie. Analyse Gerelateerd aan de doelstellingen geldt: >> Regelgeving vanuit verschillende beleidsterreinen (milieu, ruimtelijke ordening, welstand, veiligheid, werkgelegenheid, etc.) leidt nogal eens tot conflicterende eisen of belemmeringen bij de realisatie van gebouwconcepten door private partijen. Uit enkele voorbeelden, nationaal (bijvoorbeeld Stad van de Zon in Heerhugowaard) en internationaal (bijvoorbeeld Duitsland, Denemarken en Oostenrijk), blijkt dat coalities tussen lokale overheid en private partijen met name voor innovatieve projecten een belangrijke succesfactor zijn. >> In de traditionele rolverdeling is er in feite een intrinsiek belang om niet alle kennis van elkaars domein met elkaar te delen. Hierdoor leren de betrokken partijen niet van tegenvallers en mislukkingen. Belemmeringen voor de realisatie van de gestelde doelen worden niet weggenomen. De publiekprivate consortia van deze doelgroep zijn complex door de diversiteit aan betrokken actoren uit de
61
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
bouwkolom, ieder met zijn eigen belangen, kaders, kennis en expertise die aan elkaar geknoopt of op elkaar afgestemd moeten worden in het realisatieproject. Men moet elkaars taal in feite leren spreken, of beter nog, samen een geheel nieuwe taal ontwikkelen, vanuit het gedeeld belang om op een economisch verantwoorde manier oplossingen te creëren. Naast het ontbreken van ervaring geldt voor de meeste partijen ook dat zij niet op de hoogte zijn van de reeds ontwikkelde kennis over de verscheidene relevante aspecten (zoals energie, binnenmilieu, economie) van de woningconcepten, technisch dan wel procesmatig en in termen van de interactie tussen techniek en proces. >> In de traditionele rolverdeling is het potentieel opschaaleffect van de succesvolle voorbeelden beperkt tot de mogelijkheden van de opdrachtnemer om het geleerde bij nieuwe projecten te herhalen. Meestal veranderen de kaders voor de nieuwe opdrachten door de verandering van opdrachtgever. Bovendien worden lang niet altijd de leerpunten en de daaruit voortkomende do’s en don’ts voor de realisatie van de ambities op het gebied van de gebouwprestaties (in tegenstelling tot de projectprestaties) geborgd. Laat staan dat ze gedeeld worden met andere bedrijven die voor een vergelijkbare uitdaging staan. Ruimte voor dergelijke borging is vaak ook beperkt in verband met de benodigde extra investeringen en tijd voor monitoring. >> In de traditionele structuur wordt gestuurd op optimalisatie van de realisatie van een gebouwconcept met een specifiek ambitieniveau, vanuit het oogpunt van winstoptimalisatie bij standaardisatie. Er ontbreekt een cultuur die gericht is gericht op doorontwikkeling van integrale concepten naar hogere gebouwprestaties. Kortom, de winst is belangrijker dan de prestatie.
Gekozen oplosrichtingen Lotsverbondenheid tussen makers, vragers en regelgevers Voor de hoge prestatieniveaus die Energiesprong nastreeft is gekozen om de prestatieverantwoordelijkheid te leggen bij publiek-private consortia. Bij nieuw op te zetten regelingen wordt afgerekend op geleverde prestaties in plaats van op gestelde ambities. Hiermee wordt onder andere beoogd conflicterende eisen vanuit verschillende beleidsterreinen en de realisatie van lokale duurzaamheidambities met behulp van opschaalbare gebouwconcepten in de samenwerking op te lossen. In 2011 zullen de concrete realisatieprojecten bestaan uit nieuwbouw en renovatie van woningen op 45% ambitieniveau (UKR NEW) en de opzet van een trajectregeling voor nieuwbouw en renovatie van woningen op ambitieniveaus van 60% en 80% . Learning on the job Energiesprong biedt ondersteuning aan de consortia om te komen tot succesvolle realisatie van woningen op de gestelde energieambitieniveaus, gericht op herhaling en verbetering daarvan. De ondersteuning vindt plaats in de vorm van:
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
62
>> Communities of Practice, waar vertegenwoordigers van de verschillende consortia bijeenkomen die actief bezig zijn met de realisatie van gebouwconcepten op vergelijkbaar (hoog) ambitieniveau. Het is een samenwerkingsvorm waar informatie onderling wordt gedeeld (halen en brengen), waar kennisvragen worden gearticuleerd en waar state-of-the-art kennis van collega-marktpartijen en kennisinstellingen direct kan worden verkregen. Het kan gaan om technologiegerelateerde kennis, maar ook om vragen op het gebied van procesaspecten en gebruikersaspecten. >> Second opinion door kennisinstelling over energetische en binnenmilieu-gerelateerde zaken van het woningconcept op het moment van bouwfaseovergang (PvE, VO, DO, bestek, bouw, oplevering) . >> Inzet van experts bij specifieke vragen rondom innovatieve aspecten van het woningconcept. Ervaringen met het instrument tender Innovaties doorlopen verschillende fases alvorens ze een mainstream-product worden. De overgangen tussen de fases worden gekenmerkt door inhoudelijke complexiteit en onzekerheden (kern van de innovatie), schaalgrootte (van prototype tot aan industrieel product) en economie (prijs-prestatie verhouding). Onderzoeksgeld is een geschikt instrument om de eerste stadia van ontwikkeling tot aan prototype te helpen realiseren. Het instrument tender (subsidie op realisatie in openmarktcompetitie) is met name geschikt in het stadium tussen prototype en markt take-off, ook wel bekend als ‘the valley of death’. In feite dient de tender dus om voorbeelden te creëren van in de praktijk toepasbare, maatschappelijk gewenste, innovatieve producten (waaronder ook gebouwen/gebieden), die nog onvoldoende uitontwikkeld zijn om zonder meer economisch verantwoord op de markt te zetten. De achtergrond van de economische onvolwassenheid kan gelegen zijn in de risico’s die er nog aan kleven voor de maakzijde (door de beperkte ervaringen met het innovatieve product), dan wel de geringe schaal waarop het product wordt afgenomen, bijvoorbeeld door onvoldoende vraag naar het product (wellicht door onbekendheid, of door de verwachte risico’s aan de vraagzijde) of een combinatie van beide. Een subsidie kan net de drempel wegnemen voor de aanbodzijde om het product toch te introduceren op de markt. Specifiek voor de woningbouw, zijn in het verleden tenders ingezet om losse voorbeeldgebouwen te demonstreren. Hoewel hiermee eerste ervaringen met de totstandkoming en werking van deze innovatieve gebouwen kon worden opgedaan, is de schaalgrootte van één à twee te gering om zicht te krijgen op de rendabiliteit, of om zelfs gegevens te krijgen over de economische implicaties bij opschaling. Dergelijke demonstratiewoningen zijn dan ook zonder subsidie niet herhaalbaar voor de main stream en het innovatieve product blijft afhankelijk van subsidie. Een tender moet dus idealiter zo zijn ingericht dat een eerste 0-serie (de eerste serie-grootte, waarna industrialisatie van start kan gaan) kan worden gecreëerd waarmee de markt verleid kan worden zelf ook een extra investering te doen, vanuit het beter te concretiseren marktperspectief bij (verdere) industrialisatie
63
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
van het product. Zowel bij de tenders opgezet onder PeGO, de UKR NEW en de UKP NESK, als bij de eerste tenders binnen Energiesprong is daarom de markt uitgedaagd om een serieuze omvang van voorbeelden te creëren van gebouwen die innovatief genoemd kunnen worden, met name vanwege hun (steeds hogere) energetische prestaties. De gevraagde omvang is vooraf getoetst bij marktpartijen uit verschillende disciplines binnen de bouwkolom, om er zeker van te zijn dat gesproken kan worden van een 0-serie. Hoogte subsidie Bij een te hoge subsidie zullen de marktpartijen onvoldoende eigen investeringen nodig hebben om een serieus commitment te voelen om het project herhaalbaar te maken na afronding van het subsidietraject. Anderzijds kan ook gesteld worden dat bij een te lage subsidie geen of onvoldoende marktpartijen gevonden zullen worden om de uitdaging aan te gaan die besloten ligt in de tender. Vooraf is de juiste hoogte moeilijk in te schatten. Achteraf is de mate van overschrijving een aardige indicatie. Last but not least geldt, met name voor gebouwtenders, dat de uitvraag zo geformuleerd moet worden dat zo veel mogelijk bekende innovatieknelpunten, gerelateerd aan het gewenste product, geadresseerd zullen worden. De te hanteren toelatingscriteria en selectiecriteria zijn met name daarvoor bedoeld. Uit een eerste analyse en een beperkte informele marktconsultatie onder partijen die hebben deelgenomen aan de Energiesprong-tenders, komen de volgende zaken naar voren: >> Vrijwel alle tenders hadden een overschrijving van ongeveer een factor 4. Alleen voor de laatste tender van Energiesprong (een traject naar de hoogste ambitie, 80% primaire energiereductie), is de overschrijving veel lager. Uit de eerste reacties bleek in sommige gevallen dat men de energieambities te hoog vond, gelet op de economische consequenties, of dat men het bouwtraject te kort achtte. >> Het merendeel voelde zich positief gestimuleerd om het beoogde project ambitieuzer in te zetten dan oorspronkelijk bedacht. >> Bijna alle deelnemers hebben een samenwerkingsverband opgezet dat zij zonder de tender niet zouden zijn aangegaan, vaak bestaande uit een mengeling van ‘bekende’ koplopers uit sommige disciplines en early adopters uit andere. >> Het voorbereidingsproces voor aanvraag leidde bijna altijd tot nieuwe inzichten die meegenomen werden in de uitvoering van het project, ook wanneer de deelnemers niet tot de winnaars behoorden. >> Van alle toelatingseisen in de tender werd het meest (in bijna alle gevallen) de hoogte van het energetisch ambitieniveau naar beneden bijgesteld, wanneer het consortium niet tot de winnaars behoorde. >> De meeste deelnemers vonden de tijd die beschikbaar was te kort voor het schrijven van een goede aanvraag. Dat kwam vooral door de tijd die het bestuurlijk beslisproces in beslag nam, en door de tijd die nodig was om duidelijkheid te krijgen over de risico’s, met name de economische. Monitoring, analyse en shadowengineering Alle projecten waarbij concrete voorbeeldgebouwen worden gerealiseerd, zullen worden gevolgd middels een monitoring-, analyse- en shadow engineeringdeelprogramma, uitgewerkt in bijlage 13, Sluiten van de
64
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
innovatiecyclus. Programma’s en projecten 1. UKR NEW ( Unieke Kansen Regeling ‘Naar energieneutraal wonen) Energiesprong zet voor de deelnemers aan de UKR NEW-regeling alle activiteiten op die zijn beschreven bij ‘learning on the job’ en ‘monitoring’ en ondersteunt die ook. De CoP’s worden daarbij zodanig ingericht dat ook andere partijen die op vergelijkbaar ambitieniveau aan de slag zijn, deel kunnen nemen aan deze activiteiten. Daarnaast worden de resultaten vanuit de monitoring van de UKR NEW-projecten gebruikt voor de uitvoering van shadow engineering ter voorbereiding op tenders op hogere ambitieniveau’s. Gelet op de doelstelling van de shadow engineering zullen ook projecten voor monitoring worden betrokken die buiten de UKR NEW-projecten vallen, maar die wel al op een hoger ambitieniveau zijn of worden uitgeprobeerd, bij wijze van demonstratie op kleine schaal (losse woningen). Eind 2011 is bekend geworden dat de SEV de administratieve afhandeling van deze regeling op verzoek van BZK zal gaan overnemen van AgentschapNL. Dit betekent met name een toename van administratieve lasten voor de SEV. Op basis van gegevens van AgentschapNL betekent dit een verwachte additionele administratieve inspanning van circa vierhonderd uur. Realisatie 2011 >> Ondersteuning deelnemers aan de UKR NEW in de vorm van CoP’s, excursies naar projecten van collega UKR NEW-consortia en inzet van experts voor kennisontsluiting. >> Uitvoer monitoring van UKR NEW projecten: vrijwel alle projecten hebben de bouwfase-gerelateerde online inventarisatielijst ingevuld. Bij slechts een beperkt aantal gebouwen konden ook al fysieke metingen worden gedaan en enquêtes worden uitgezet. De oplevering is bij de meeste projecten flink verlaat als gevolg van de crisis die in de woningbouw heeft toegeslagen in 2008-2009. >> Vervaardigen conceptueel ontwerp 60% woningbouwconcepten voor top 3 woningbouwtypes. Om tegelijk een product te vervaardigen dat kan dienen als inspiratiemateriaal voor het Lokaal alle lichten op groen-programma, is ervoor gekozen ontwerpstrategieën te hanteren die bedacht zijn vanuit verschillende menstypes. Het eindproduct ‘Huis vol Energie’ is begin oktober opgeleverd. Het biedt naast inspiratie voor eigenaar-bewoners ook wetenschappelijk onderbouwde inzichten voor aanbiedende partijen. Planning 2012 Q1-Q4 Ondersteuning deelnemers aan de UKR NEW in de vorm van CoP’s, second opinion bij bouwfase-overgang van UKR NEW-consortia en inzet van experts voor kennisontsluiting. Q1-Q4 Uitvoer monitoring UKR NEW (zie bijlage 13, Sluiten van de innovatiecyclus). Q1-Q4 Administratieve afhandeling UKR NEW Opschalingpotentieel De CoP’s worden opgezet rondom de vraagstukken en barrières waar ondernemers mee te maken krijgen
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
65
bij de realisatie van de innovatieve concepten en de vermarkting daarvan. De resultaten uit de monitoring worden direct ingezet bij de ontwikkeling van kennisdragers, zoals de invulling van Toolkits, en voor de ‘shadow engineering’ van de 60%- en 80%-concepten. Deze zullen worden toegespitst op de woningtypes binnen de UKR NEW waarvan de hoogste impact wordt verwacht. Dat wordt bepaald met behulp van de ‘impacttool’, die door Energiesprong is ontwikkeld (zie ook ondersteunende programma’s). 2. Trajectregeling woningbouw Een belangrijk ontbrekend element in de opzet van de UKR NEW is de creatie van lotsverbondenheid. Lotsverbondenheid wordt door de op te zetten trajectregeling gecreëerd door een consortium als geheel af te rekenen op de uiteindelijk gerealiseerde prestaties. Dit wordt versterkt door het consortium te committeren aan een traject van fysieke realisatieprojecten met oplopend ambitieniveau, in plaats van aan slechts één project. Dit levert een incentive om de verbonden consortialeden in alle openheid kennis te laten delen, teneinde niet slechts een goed resultaat voor een project te realiseren, maar om ook voorbereid te zijn op de uitdagingen van de volgende horde. Omdat dit bepaalde eisen stelt aan de samenstelling van zo’n consortium, is daar in de regeling ook aandacht aan besteed. Begin 2012 wordt de laatste regeling (project/traject) voor de woningbouw opgestart binnen Energiesprong , op basis van de ervaringen met de UKR/UKP projectregelingen en de trajectregelingen Energiesprong. Realisatie 2011 In Q2 is de Trajectregeling Energiesprong Woningbouw (TEW) gepubliceerd. Begin Q3 zijn de technische haalbaarheidstudies van start gegaan en in Q4 vond de selectie van projecten voor fysieke realisatie plaats. Planning 2012 Q1
Besluitvorming rond de vorm en omvang van de laatste woningbouwtender. Eén van de mogelijk-
heden is om de bestaande tender TEW te verlengen en te verhogen. Q2
Selectie projecten voor uitvoering fysieke realisatie.
Q3-Q4, 2013-2014 Opzet en uitvoer CoP, kennis en leerplan tenderdeelnemers en -volgers. Opschalingpotentieel Een expliciet selectiecriterium bij de subsidieregelingen binnen Energiesprong is het opschalingpotentieel van de te realiseren gebouwconcepten. Dat potentieel dient ondubbelzinnig aangetoond te worden met de zogeheten impacttool die Energiesprong in 2010 heeft ontwikkeld. Bovendien wordt in de tenderregelingen ook gevraagd naar de opzet van een businesscase voor de realisatie van dergelijke concepten na deze leerervaring, zonder gebruik van subsidies. Tot slot geldt ook hier dat met de deelnemers een kennis- en leertraject wordt ingevuld, gefocust op de leerdoelen en barrières van de deelnemende organisaties in het kader van de te bereiken energietransitie.
66
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 8 Doelgroepoverstijgend programma: utiliteitsbouw De actoren in de utiliteitsbouw bestaan uit vier groepen: projectontwikkelaars, beleggers, exploi-
tanten en gebruikers. Deze actoren kunnen verenigd zijn in dezelfde rechtspersoon: een MKB-er die zijn eigen pand laat bouwen is typisch een combinatie van deze vier. Doelstelling Energiesprong heeft tot doel een energieneutrale exploitatie van gebouwen op gang te brengen. We kijken hier naar gebouw- en exploitatiegebonden energiegebruik en niet naar de productieprocessen van het bedrijf. Eigenaars en exploitanten van commercieel vastgoed beginnen zich langzaamaan bewust te worden van de mogelijkheden van energiebesparing, maar de stap naar energieneutraliteit wordt nog nauwelijks gezet. We gaan ervan uit dat de motivatie om zo ver te gaan in energiebesparing een duidelijk bedrijfsmatig doel moet dienen. Het bedrijfspand is namelijk een productiemiddel. Er is in 2011 een onderzoek uitgevoerd door Jones Lang LaSalle, DHV en Royal Haskoning om te bepalen waar de meest kansrijke vastgoedcombinaties zijn te vinden voor verregaande verduurzaming. De conclusie is het overlappende deel van het onderstaande plaatje. Voor verregaande verduurzaming van bestaand vastgoed moet worden gezocht naar combinaties van gebouwen die
Gebruiker (actor)
constructietechnisch toekomstwaarde hebben, op locaties die in de toekomst ook nog aantrekkelijk zijn, van eigenaren die verduurzaming belangrijk vinden en met huurders die wellicht
Locatie
Gebouw
iets meer overhebben voor een duurzaam pand. We hebben de keuze gemaakt om het programma primair te richten op kantoren en retail. In deze sectoren wordt het
Eigenaar (actor)
meeste energie verbruikt en de opschaalbaarheid van de oplossingen is er het grootst. In samenwerking met WWI wordt gekeken of er, met additionele fondsen vanuit het
ministerie van VWS, een programma specifiek voor ziekenhuizen of verzorgingshuizen kan worden opgetuigd. Naast de tender voor kantoren en retail zal er een flankerend programma worden opgezet om de vraag en het aanbod van de in de tender ontwikkelde concepten te vergroten. Daarnaast zal er in het flankerend programma aandacht zijn voor de financiële waardering van zeer energie zuinige gebouwen.
67
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Analyse De partijen die Energiesprong binnen deze doelgroep wil aanspreken moeten bezig (willen) zijn met de realisatie van gebouwconcepten op een energieambitieniveau waar ze veelal nog geen ervaring mee hebben en waar ze in consortiumvorm invulling aan gaan geven. De consortia bestaan dan bijvoorbeeld uit gemeentelijke of provinciale overheden en uit gebouweigenaars, -exploitanten of projectontwikkelaars. Het is de verwachting dat daar in de realisatie nog aannemers, installateurs en toeleveranciers bij zullen komen. De traditionele rollen van de afzonderlijke partners in de consortia zijn die van opdrachtgever versus opdrachtnemer en/of uitvoerder versus beleidsmaker/controleur. Opdrachtgevers Opdrachtgevers sturen op de laagste prijs voor het te realiseren programma van eisen. De Rijksgebouwendienst (Rgd) is de grootste opdrachtgever binnen de sector kantoren. De publieke functie van Rgd en opdrachtgevers van publieke gebouwen vereist dat de Europese aanbestedingsregels gevolgd worden. Meestal komt dat neer op de laagste prijs. ‘Meerkosten’ en ‘economische terugverdientijd’ zijn bij deze doelgroep dominante begrippen, waarbij in geval van kantoren gestuurd wordt op terugverdientijd van meerkosten binnen de vijf jaar. Specifiek voor deze gebouwen geldt dat de toekomstige eigenaar/gebruiker meestal al bekend is en dat ambities op het gebied van duurzaamheid afgestemd moeten worden op andere door de toekomstige eigenaar/gebruiker gewenste gebouwprestaties. Bij veel gebouwen zijn vooral aspecten zoals binnenmilieu (in verband met, bijvoorbeeld, de relatie met productiviteit binnen kantoren of leerprestaties binnen scholen) en uiterlijke kenmerken vaak de prioritaire gebouwprestaties. Voor wat betreft binnenmilieu geldt dat de gebouwen een relatief hoge interne warmtelast hebben door de grote hoeveelheid personen per vierkante meter vloeroppervlak en in geval van kantoren de grote hoeveelheid elektrische apparatuur. De meeste opdrachtgevers in deze doelgroepen zijn wel gevoelig voor zaken die gerelateerd zijn aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij kantoren zijn opdrachtgevers ook gevoelig voor het maken van prestatieafspraken en –contracten, met het oog op economisch belang van lage operationele kosten en onderhoud. Hier is relatief weinig ervaring mee. Afspraken worden meestal alleen gemaakt over procesprestaties, zoals de oplevertermijn, in plaats van over gebouwprestaties, zoals energie- en binnenmilieuprestaties. Procesmatige aspecten die tot afwijking van de beoogde gebouwprestaties kunnen leiden zijn bijvoorbeeld veranderingen op het gebied van functioneel gebouwgebruik tussen ontwerp- en gebruiksfase. Dit speelt vooral wanneer de uiteindelijke gebouwgebruiker (dus los van de gebouweigenaar) geen deelgenoot is in het realisatieproces. Opdrachtnemers Opdrachtnemers sturen op winst- of omzetvergroting. In de praktijk komt dit neer op risicovermijding en standaardisatie. Doordat de gebouwen van deze doelgroep vaak als uniek worden beschouwd, vindt bouwkundige standaardisatie zowel bij nieuwbouw als renovatie lastiger en minder vaak plaats. Bij de meeste types utiliteitsgebouwen wordt voor binnenmilieu-gerelateerde zaken mede daarom volledig vertrouwd op actieve installaties, zowel voor verwarming, koeling, ventilatie en verlichting. Voor nieuwbouw en grootschalige renovatie geldt verder dat Europese en nationale regelgeving leidend zijn voor de realisatie van minimale energieprestaties. In Nederland worden die afgedwongen via de EPC en de in het
68
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
vooruitzicht gestelde aanscherpingen tot en met 2020. Uitvoerders Uitvoerders sturen op kostenoptimalisatie: laagste inkoopprijs en snelle uitvoering. De steeds verdere aanscherpingen van de EPC (met implicaties voor nieuwbouw en in de toekomst ook voor grootschalige renovatie) leiden tot een grotere diversificatie van betrokken toeleveranciers en een groter belang van de installateur. In dat deel van de bouwkolom vinden dan ook de meeste technologische innovaties plaats waarmee EPC-punten gescoord kunnen worden, maar veelal in de vorm van separate producten in plaats van integrale concepten. Beleidsmakers en controleurs Beleidsmakers sturen op ambities, met name op de langere termijn, en controleurs sturen op naleving van gebouwspecificaties en bestekken, waarin de maatregelen staan waarmee de EPC-ambitie gerealiseerd zou moeten kunnen worden. Zij letten niet op gerealiseerde bouwprestaties. Bij beleidsmakers geldt verder een gebrek aan inzicht om de eigen langetermijn-ambities te vertalen naar sturingsmaatregelen bij een specifieke gebouwaanpak. Eén van de sturingsmaatregelen die ze wel tot hun beschikking hebben, is de mogelijkheid om duurzaamheidmaatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar af te dwingen bij ondernemers. Enorme diversiteit De doelgroep utiliteit is enorm divers: van de bakker om de hoek tot het zwembad in de stad en het hoofdkantoor van een multinational. Zowel de gebouwen, de functies, de eigenaars en de exploitanten zijn zeer divers. Er zal dus moeten worden gekozen voor deelsegmenten. Dit zullen combinaties zijn van type gebouw, dit bepaalt de technische en organisatorische oplossingen, en bedrijfssectoren, die bepalen de drijfveren achter een energieneutrale ambitie. Het kiezen zelf is dus de eerste stap in het proces. In samenwerking met drie adviesbureaus heeft Energiesprong in 2011 een analyse laten maken van waar de grootste kansen liggen voor energieneutrale exploitatie. Dit is een combinatie van een economische analyse van de sectoren, een analyse van de dynamiek in de huisvesting van deze sectoren en het besparingspotentieel. Op basis hiervan is bepaald welke gebouwtype-eigendomcombinaties gebaat zijn bij de creatie van (nog onvoldoende aanwezige) fysieke voorbeelden op hoge energieambitieniveaus en welke activiteiten in een ondersteunend programma hiernaast moeten worden opgepakt.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
69
Programma’s en projecten 1. Tender regelingen utiliteitsbouw Utiliteitsbouwtenders worden ingezet om consortia tot stand te brengen die concreet aan de slag gaan met de realisatie van utiliteitsgebouwen op 45% (UKP NESK) en 60% (Tender Kantoren en Winkels) minder totaal operationeel gebruik van energie uit fossiele bronnen. Doelstelling Energiesprong streeft voor deze doelgroep de volgende doelen na: Van ambities naar acties: verbinding van beleidsdoelstellingen van lokale overheden op het terrein van Energiesprong met concrete, lokale realisatieprojecten. >> Leren wat wel en niet werkt: identificatie van de relatie tussen techniek en procesgerelateerde aspecten van het realisatieproces en de invloed op daadwerkelijk gerealiseerde energie- en binnenmilieuprestaties, met het oog op prestatieborging en -verbetering. >> Laten zien en uitdragen wat er kan: identificatie van opschaalbare concepten voor scholen en kantoren of delen daarvan, inclusief de processen die nodig zijn om hoge energie- en binnenmilieuprestaties economisch verantwoord mogelijk te maken voor vrager en aanbieder. Deze kennis wordt ontsloten voor de mainstream. >> Leren hoe het beter kan: identificatie van de state of the art-kennis, kennisbehoefte en leemtes in kennis over de realisatie van hoge(re) energieambitieconcepten, bezien vanuit de praktijk bij realisatie. Analyse Specifiek gerelateerd aan de doelstellingen geldt: >> Doordat de gebouwen vaak uniek zijn en aanbesteding in de regel geschiedt op laagste prijs, zijn vaak ook de betrokken actoren uniek in samenstelling van project tot project. Hierdoor ontbreekt de motivatie voor kennisdeling, waardoor er onvoldoende wordt geleerd van tegenvallers en mislukkingen. Bovendien wordt er zo onvoldoende gedaan om belemmeringen voor de realisatie van de gestelde doelen weg te nemen. De vraag-aanbodconsortia van deze doelgroep zijn complex door de diversiteit aan betrokken actoren uit de bouwkolom, met ieder hun eigen belangen, kaders, kennis en expertise die aan elkaar geknoopt of op elkaar afgestemd moeten worden in het ontwerpproces en waarop gestuurd moet worden in het realisatieproces. Men moet elkaars taal in feite leren spreken, of beter nog, samen een geheel nieuwe taal ontwikkelen vanuit het gedeeld belang om op een economisch verantwoorde manier oplossingen te creëren. Prestatiesturing in plaats van specificatiesturing is hierbij mogelijk een belangrijke drager. >> In de traditionele rolverdeling is het potentieel opschaaleffect van de succesvolle voorbeelden beperkt tot de mogelijkheden van de opdrachtnemer om het geleerde bij nieuwe projecten te herhalen.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
70
Meestal veranderen de kaders voor de nieuwe opdrachten wanneer er een andere opdrachtgever is. Lokale overheden hebben doorgaans onvoldoende kennis van gebouwconcepten om als gesprekspartner voor lokale ondernemers te kunnen sturen op de realisatie van hogere energieprestaties. Bovendien worden lang niet altijd de leerpunten en de daaruit voortkomende do’s en don’ts voor de realisatie van de ambities op het gebied van de gebouwprestaties (in tegenstelling tot de projectprestaties) geborgd. Laat staan dat ze gedeeld worden met andere bedrijven die voor een vergelijkbare uitdaging staan. Ruimte voor dergelijke borging is vaak ook beperkt in verband met de benodigde extra investeringen en tijd voor monitoring. >> In de traditionele structuur wordt gestuurd op optimalisatie van de realisatie van een gebouwconcept met een specifiek ambitieniveau, vanuit het oogpunt van winstoptimalisatie. Er ontbreekt een cultuur die is gericht op doorontwikkeling van integrale concepten naar hogere gebouwprestaties. Gekozen oplosrichtingen De analyse verklaart het vaak genoemde verschil tussen ambities bij aanvang en geleverde prestaties bij het gebruik van de scholen en kantoren, op het gebied van zaken als energie, binnenmilieu en economie. Om de doelstellingen te realiseren zijn , in het licht van de gemaakte analyse, de volgende activiteiten opgezet. Lotsverbondenheid tussen makers, vragers en regelgevers Voor de hoge prestatieniveaus die Energiesprong nastreeft, is ervoor gekozen om de verantwoordelijkheid te leggen bij de consortia van gebouweigenaren, gebruikers en makers als geheel. Bij nieuw op te zetten regelingen wordt afgerekend op geleverde prestaties in plaats van op gestelde ambities. In 2011 zullen de concrete realisatieprojecten bestaan uit nieuwbouw en renovatie van school- en kantoorconcepten op 45% ambitieniveau (UKP NESK) en de opzet van een projectregeling voor de fysieke realisatie van utiliteitsgebouwen voor nader te bepalen doelgroepen (volgend uit het sector-gebouwtype deelprogramma) op 45%, 60% en/of 80% ambitieniveau. Learning on the job Energiesprong biedt ondersteuning aan de consortia om te komen tot succesvolle realisatie van utiliteitsgebouwen op de gestelde energieambitieniveaus, gericht op herhaling en verbetering daarvan. De ondersteuning vindt plaats in de vorm van: >> Communities of Practice, waar marktpartijen bijeenkomen die actief bezig zijn met de realisatie van gebouwconcepten op vergelijkbaar (hoog) ambitieniveau. Het is een samenwerkingsvorm waar informatie onderling wordt gedeeld (halen en brengen), waar kennisvragen worden gearticuleerd en waar state-of-the-art-kennis van collega-marktpartijen en kennisinstellingen direct kan worden verkregen. Het kan gaan om technologiegerelateerde kennis maar ook om vragen op gebied van procesaspecten en gebruikersaspecten.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
71
>> Second opinion door kennisinstellingen over energetische en binnenmilieu-gerelateerde zaken van het gebouwconcept op het moment van bouwfaseovergang (PvE, VO, DO, bestek, bouw, oplevering). >> Inzet van experts bij specifieke vragen rondom innovatieve aspecten van het gebouwconcept. 2. UKP NESK (Unieke Kansen Programma Naar Energieneutrale Scholen en Kantoren) In 2011 organiseerde AgentschapNL de CoP’s voor de deelnemers aan UKP NESK. AgentschapNL voerde ook de regie over de monitoringsactiviteiten. Energiesprong voerde met name activiteiten uit op het gebied van kennisontsluiting. Eind 2011 werd bekend dat de CoP en monitoringactiviteiten vanuit AgentschapNL overgedragen zullen worden aan de SEV, evenals de administratieve afhandeling van deze regeling. Op basis van gegevens van AgentschapNL betekent dit een verwachte additionele administratieve inspanning van circa 400 uur en een ophoging van het budget voor monitoring van circa € 250.000. Planning 2012 Q1
Overdracht CoP- en monitoringactiviteiten UKP NESK.
Q1-Q4 Ondersteuning deelnemers aan de UKP NESK in de vorm van CoP’s en inzet van experts voor
kennisontsluiting.
Q1-Q4 Uitvoer monitoring UKP NESK. Q2-Q4 Uitvoer shadowengineering van 60%-kantoorconcepten. Q1-Q4 Administratieve afhandeling UKP NESK projecten. Opschalingpotentieel De resultaten uit de monitoring worden direct ingezet voor de invulling van Toolkits en shadowengineering van de 60% en 80%-concepten. Deze zullen worden toegespitst op het gebouwtype kantoren (en niet scholen), omdat dit type de grootste impact bij opschaling heeft. Dat is mede vastgesteld met behulp van de impacttool die binnen Energiesprong is ontwikkeld.Tot slot geldt ook hier dat met de deelnemers een kennis- en leertraject wordt ingevuld, gefocust op de leerdoelen en barrières van de deelnemende organisaties bij het streven naar de energietransitie. 3. Tender regeling Kantoren en Winkels Een belangrijk ontbrekend element in de opzet van de UKP NESK is de creatie van lotsverbondenheid. Lotsverbondenheid wordt door de in 2011 opgezette tenderregeling voor kantoren en winkels gecreëerd door enerzijds eisen te stellen aan de breedte van samenstelling van het consortium en anderzijds een consortium als geheel af te rekenen op de uiteindelijke gerealiseerde prestaties. Dit levert een incentive om de verbonden consortialeden zo veel mogelijk kennis te laten delen, omdat de risico’s van onderprestatie van één van de leden doorwerkt bij de andere leden van het consortium. Subsidieregelingen zijn bedoeld om de zogenaamde leergeldkosten te verlagen. Voor realisatie van gebouwconcepten zijn deze met name gerelateerd aan de integratie van innovatieve componenten en
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
72
toepassing van innovatieve werkwijzen. Om het herhalingspotentieel te vergroten, is bij Energiesprongregelingen de door de uitvoerende partijen op te stellen businesscase een belangrijk selectiecriterium. Deze is gericht op herhaling zonder inzet van subsidiemiddelen. Realisatie 2011 De inrichting en opstart van de utiliteitsbouwtender heeft in 2011 vertraging ondervonden, omdat de voorbereidende studie om te komen tot selectie van doelgroep en gebouwtypologie voor de tender pas aan het eind van kwartaal 2 beschikbaar kwam. In het derde en vierde kwartaal zijn de toelatingscriteria en selectiecriteria voor deelnemers aan de projectregeling kantoren en retail opgesteld en is de regeling gepubliceerd. Planning 2012 Q1
Selectie projecten voor uitvoering technische onderbouwing.
Q2-Q3 Selectie projecten voor uitvoering fysieke realisatie. Q2
Vaststelling criteria vervolgregeling utiliteitsbouw.
Q3
Publicatie regeling en selectie projecten voor uitvoering technische onderbouwing.
Q4
Selectie projecten voor uitvoering fysieke realisatie.
Opschalingpotentieel Een expliciet selectiecriterium is het opschalingpotentieel van de te realiseren gebouwconcepten. Dit dient ondubbelzinnig aangetoond te worden met een impacttool die Energiesprong in 2010 heeft ontwikkeld. In de tenderregelingen wordt ook gevraagd naar de opzet van een businesscase voor de realisatie van dergelijke concepten na deze leerervaring, zonder gebruik van subsidies. Tot slot geldt ook hier dat met de deelnemers een kennis- en leertraject wordt ingevuld, gefocust op de leerdoelen en barrières van de deelnemende organisaties in het kader van de te bereiken energietransitie. 4. Flankerend programma utiliteitsbouw Het flankerende programma heeft ten doel de resultaten van de tenderregeling effectiever in de markt te zetten. Het aanbod en de vraag naar bestaande kantoren die zeer energiezuinig zijn gerenoveerd moeten omhoog. Aan de hand van de resultaten van de tender wordt er een programma ontwikkeld dat zich richt op dezelfde sectoren. Het voorbeeldenboek energiezuinige renovatie kantoren We zullen opdracht geven voor het maken van een voorbeeldenboek over hoe kantoren verregaand kunnen worden verduurzaamd. Dit voorbeeldenboek dient ter inspiratie voor de partijen die aan de slag gaan met de indiening van de tender, maar zal ook een inspiratiebron moeten worden voor alle kantooreigenaren, huurders en bouwers in de kantorensector in Nederland. Hierbij volgen we een traject zoals bij ‘Huis vol energie’: inspiratie en technische onderbouwing in hetzelfde document. Planning Q1 2012 afgerond.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
73
Ondersteuning in het maken van een aanbieding naar toekomstige huurders met 60% energiereductie De technische onderbouwingen van de tender vormen de eerste ronde van dit programma. De resultaten daarvan wachten we af voor we een tweede ronde ingaan die naast een technische onderbouwing ook een marktaanbieding moet opleveren. Heel belangrijk is dat we de doelgroep voor dit programma reeds aan ons gebonden hebben door een degelijke en marktbrede werving voor de technische onderbouwing en de tender. Q2 2012 Na de oplevering technische onderbouwing. Ondersteuning voor huurders die op zoek gaan naar zeer energiezuinige kantoorruimte Wat kun je vragen? Zolang huurders niet door hebben dat ieder kantoor in een aantal duurzaamheidgradaties te huren is, zal de vraag naar vergaand verduurzaamde kantoren zeer klein blijven. Het is dus zaak om ten eerste huurders duidelijk te maken dat duurzaamheid geëist kan worden (zeker in de huidige markt). Ten tweede moeten we ze een aantal handvatten geven om deze vraag ook professioneel te stellen. Hiervoor zullen we een aantal huurders met minimaal een 60% verduurzaamde kantoorruimtevraag ondersteunen om hun zoekopdracht op de juiste manier te formuleren. Q2 2012 De waarde van duurzaamheid Dit programma richt zich primair op de taxateurs. Door het kleine aantal transacties van duurzame kantoren is het nog lastig tot een algemene, geaccepteerde taxatiemethode te komen voor duurzame kantoren. Er is simpelweg te weinig statistiek. Door alle kantoren die verregaand zijn verduurzaamd te laten taxeren en de discussie rond een aantal iconen aan te wakkeren moet dit debat op gang komen. Later in het programma zullen we bekijken of we ook de modelvorming moeten ondersteunen. Q2 2012 Eerste fase afgerond Duurzaam voorraadbeheer Samen met de RGD zouden we tot een voor iedere belegger geldende methodiek moeten kunnen komen, waarmee bepaald kan worden welke panden wanneer en op welk ambitie niveau verduurzaamd moeten worden. De eerste insteek is: >> Bij gehuurde panden (geen eigendom) het maximale laten doen wat kostenneutraal binnen de huurperiode terugverdiend wordt. >> Eigendom dat binnen afzienbare tijd wordt afgestoten zowel het bovenstaande laten doen als de extra’s die tot extra waarde leiden. >> Core assets die nog lange tijd in bezit blijven renoveren, eventueel in stappen, met het einddoel energieneutraal. Q2 2012
74
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 9 Doelgroepoverstijgende programma’s: gebieden Bij ontwikkelingen op gebiedsniveau komen belangen van meerdere actoren bij elkaar. Naast
de lokale overheden betreft dat actoren uit de aanbodzijde en vraagzijde van de woningbouw, en vaak ook van de utiliteitsbouw. De omvang van de gebiedsontwikkeling kan daarbij nog een onderscheidend element zijn, dat van invloed is op het aantal verbonden actoren, de complexiteit van het vraagstuk en de bijbehorende kansen en belemmeringen. Energiesprong heeft een deelprogramma opgezet rondom de realisatie van kleinschalige gebiedsontwikkelingen op het niveau van 45% energiereductie. Daarnaast volgt Energiesprong het GEN-programma, waarin de business cases voor grootschalige energieneutrale gebiedsontwikkeling worden uitgewerkt, en draagt daaraan bij met eigen kennis en ervaring. Doelstelling Voor gebiedsontwikkeling gelden vergelijkbare doelen en activiteiten als vastgesteld voor de fysieke realisatieprojecten binnen woningbouw en utiliteitsbouw. Wat daar wordt ontwikkeld kan ook toegepast worden in projecten rondom gebiedsontwikkeling. In dit hoofdstuk worden alleen de additionele elementen toegelicht. Energiesprong streeft het volgende additionele doel na: het stimuleren van gebiedsgebonden verduurzaming met hoge energiereductie-ambitie. De realisatieprojecten leiden daarbij tot inzicht in de mogelijkheden en belemmeringen van de combinatie en de interactie van gebouw- en gebiedsmaatregelen voor de realisatie van hoge energieambities. Het gaat zowel om technologische zaken, zoals warmtevraagreductie op gebouwniveau in combinatie met centrale productie van (duurzame) warmte, als om niet-technologische zaken. Hierbij kan gedacht worden aan de complexiteit van projectorganisatie bij een combinatie van gebouweigenaars uit het woning- en het utiliteitsegment. Analyse De partijen die actief zijn binnen gebiedsontwikkeling worden geconfronteerd met een aantal extra complicerende factoren: Er is een diversiteit aan gebouwfuncties en vaak ook van gebouwgebruikers. Daardoor zullen de consortia doorgaans bestaan uit of te maken krijgen met een scala aan gebouweigenaars en-gebruikers en mogelijk ook een grotere diversiteit aan gebouwfuncties. Dit biedt enerzijds kansen, maar vereist ook meer kennisuitwisseling van de betrokken actoren. Bovendien kan de combinatie van maatregelen implicaties hebben voor de gebouweigenaars/gebruikers in de gebruiksfase, waarvoor procesvernieuwing en nieuwe financieringsconstructies benodigd kunnen zijn. Hoewel het gebiedsniveau nieuwe kansen biedt voor toepassing van duurzame energiemaatregelen (zoals geothermie, wind en restwarmte), kan de bestaande energie-infrastructuur hier onvoldoende geschikt voor zijn. Aanpassingen aan energie-infrastructuren zijn niet alleen kostenintensief, maar raken doorgaans
75
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
ook andere gebiedsfuncties. Ze vereisen bovendien een andere tijdshorizon, waarvoor de doorwerking van de gemaakte keuzes moeten worden beschouwd. De publieke en de private belangen en kaders kunnen op dit punt uit de pas lopen. Gebiedsontwikkeling heeft een eigen set aan kaders en doelstellingen, die losstaan van het thema energie. Afweging van ongelijksoortige belangen speelt op gebiedniveau meer dan op gebouwniveau.
Programma’s en projecten 1. Experimentoproep binnenstedelijke gebiedsontwikkeling De analyse leidt tot een vergelijkbare set van activiteiten als voor de doelgroepen die bezig zijn met de fysieke realisatie van woning- of utiliteitsbouw. Denk bijvoorbeeld aan ondersteuning van de consortia door middel van actieve begeleiding op leerdoelen (o.a. door CoP’s) en monitoring. Daarnaast zetten we de volgende activiteiten in: Gebiedscenario’s: ondersteuning van lokale overheden bij de afweging tussen gebouw- en gebiedsmaatregelen ter realisatie van gebiedsambities. Hiervoor zullen we samen met een pilotgemeente een recentelijk opgezet model testen voor doorrekening van gebouw- en gebiedsmaatregelen op gebiedsniveau. Wanneer dat succesvol blijkt, zullen we samen met tien gemeentes scenario’s ontwikkelen voor de realisatie van energieambities op wijk of gemeentelijk niveau. Ondersteuning bij de ontwikkeling van technische onderbouwingen voor gebiedsconcepten: we gaan een voorbeeldenboek samenstellen. Daarnaast wordt aan een aantal partijen opdracht verleend voor de opzet van een technische onderbouwing voor een concrete gebiedopgave. Selectie vindt plaats op basis van potentiële impact voor Nederland bij uitrol van de ontwikkelde gebouwconcepten die onderdeel vormen van het gebiedsconcept. Het voorbeeldenboek en de ontwikkelde technische onderbouwingen worden ter beschikking gesteld aan alle partijen. Sturing op prestatiedoelen bij fysieke realisaties: de hoogte van de uiteindelijk te ontvangen subsidie wordt gekoppeld aan de werkelijk gerealiseerde energieprestaties. Dit zal een motivatie leveren om op de prestatie te blijven sturen gedurende het gehele realisatieproces. Selectie van beschikking aan consortia zal gebaseerd worden op basis van potentiële impact bij toepassing van de ontwikkelde gebouwconcepten en op basis van de door de consortia ontwikkelde business cases bij herhaling zonder subsidiemiddelen. Realisatie 2011 >> Publicatie voorbeeldenboek Energiesprong binnenstedelijke gebiedsontwikkeling >> Publicatie resultaten projecten voor technische onderbouwing.
>> Selectie projecten voor uitvoering fysieke realisatie. Aan het eind van kwartaal 2 is de lijst voor te selecteren dan wel af te wijzen projecten met argumentatie overgedragen aan BZK. De definitieve bekend-
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
76
making is pas in kwartaal 4 officieel uitgegaan. >> Marktrijp maken van de tool voor doorrekenen regionale scenario’s voor energieneutraliteit. Hoewel dit was voorzien voor eind kwartaal 2, is de oplevering pas in kwartaal 4 tot stand gekomen. De toepassing ervan bij pilot gemeentes zal dus pas in 2012 plaatsvinden. >> Opzet Kennis- en leertraject (CoP) gebiedsontwikkeling: is eind van kwartaal 4 opgetuigd met de 3 winnaars. Planning 2012 Q3
Selectie gemeentes voor vertaling gemeentelijke ambitie naar regionale scenario’s.
Q4
Opstellen regionale scenario’s 3- 5 pilot gemeentes.
2013 Opstellen regionale scenario’s 5-10 vervolggemeentes. Opschalingpotentieel Regionale scenario’s ter realisatie van gemeentelijke ambities voor energieneutraliteit op de langere termijn, moeten zo opgezet zijn dat alle gemeentelijke activiteiten op korte termijn verbonden zijn met de realisatie van energiedoelstellingen op de lange termijn. Daarmee wordt een expliciete verbinding gerealiseerd van de ontwikkelingen op macro/mesoniveau met die op microniveau, zoals bedoeld in de transitietheorie. Een expliciet selectiecriterium is het opschalingpotentieel van de te realiseren gebiedsconcepten. Dat potentieel dient ondubbelzinnig aangetoond te worden met de impacttool die Energiesprong in 2010 heeft ontwikkeld. Bovendien wordt in de tenderregelingen gevraagd naar de opzet van een businesscase voor de realisatie van dergelijke concepten na deze leerervaring, zonder gebruik van subsidies. Tot slot geldt ook hier dat met de deelnemers een kennis- en leertraject wordt ingevuld. 2. GEN GEN (Gebieden Energie Neutraal) is het programma dat door de GEN-stichting in opdracht van BZK wordt uitgevoerd. De GEN-aanpak onderscheidt zich van die van Energiesprong, doordat het bij GEN gaat over gebiedsontwikkeling op grote schaal, terwijl Energiesprong gebiedsontwikkelingen op relatief kleine schaal aanpakt. Ook het ambitieniveau verschilt: GEN is gericht op energieneutraliteit, terwijl de gebiedsactiviteiten binnen Energiesprong gericht zijn op een reductie van 45%. De activiteiten van het GEN-programma beperken zich echter tot de ontwikkeling van een businesscase. Daarmee kan een grootschalig gebied lange tijd energieneutraal en commercieel verantwoord gerund worden, bij minimale huisvestingslasten van de gebouwgebruikers binnen het gebied. In de businesscase worden ook de bijbehorende technische concepten ontwikkeld, maar fysieke realisatie daarvan maakt geen onderdeel uit van dat programma. Het is wel de bedoeling dat die zal worden opgepakt bij succesvolle afronding van het GEN-programma. Voor wat betreft de doelstellingen en activiteiten van dat programma wordt verwezen naar het GEN-projectplan. Hier gaan wij verder alleen in op de doelen en activiteiten die onder verantwoordelijkheid van Energiesprong vallen.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
77
Doelstelling Energiesprong streeft het volgende doel na: >> Inzicht krijgen in onderliggende modellen van de businesscases waarmee nieuwbouw en renovatie voor grootschalige gebieden economisch succesvol kunnen worden gerealiseerd, voor zowel de uitvoerders als de eigenaar/bewoners. >> Op elkaar afstemmen van GEN- en Energiesprongactiviteiten rondom lokale ontwikkelingen bij gemeentes met hoge energieambities. Analyse De partijen die actief zijn binnen deze doelgroep zijn allen vertegenwoordigd in het GEN-programma. Het gaat om koplopers op het gebied van energie in de gebouwde omgeving: projectontwikkelaars, toeleveranciers, financiers, adviseurs, kennisinstellingen en indirect ook lokale overheden. Activiteiten Deelname aan GEN-werkgroepen en uitwisseling van programmaresultaten, zoals gebouw- en gebiedsconcepten. Deelname aan de GEN-stuurgroep en uitwisseling van gegevens van lokale initiatieven gericht op het bereiken van grote Energiesprongen bij gebiedsontwikkeling. Planning Alle activiteiten zullen doorlopen zolang het GEN-programma wordt uitgevoerd. Opschaling De combinatie van kennis die ontwikkeld wordt binnen GEN en bij de Energiesprong-tender voor kleinschalige gebiedsontwikkeling is interessant, bijvoorbeeld bij de identificatie van kansrijke gebieden voor de toepassing van de ontwikkelde gebouwconcepten (Energiesprong) en businessmodellen (GEN).
78
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 10 Sluiten van de innovatiecyclus Binnen het programma worden relatief veel middelen besteed aan de realisatie van fysieke
realisatietrajecten van gebouwen en/of gebieden. Deze realisatietrajecten moeten niet alleen uitmonden in de creatie van de voorbeelden zelf maar vooral inzicht bieden in wat deze projecten al dan niet tot een succes hebben gemaakt en op welke wijze de hoogste ambities in de toekomst opschaalbaar, en afgestemd op de vraag in de markt, gerealiseerd kunnen worden. Hiertoe wordt ook zwaar ingezet op monitoring en analyse van deze projecten. Omdat echter ook, buiten het Energiesprongprogramma goede voorbeeldprojecten gerealiseerd kunnen worden die van waarde zijn voor de doelgroepen van Energiesprong, zal ook een selectie van dergelijke projecten meegenomen worden in een monitoring- en analyseprogramma. Het belangrijkste selectiecriterium voor opname in dit programmaonderdeel is de hoogte van de energieambities en de complementariteit van de andere projectkarakteristieken aan de andere projecten die reeds direct in het Energiesprongprogramma meelopen. Het monitoring- en analyse programma dient om te: >> leren wat wel en niet werkt
>> laten zien en uitdragen wat er kan >> leren hoe het beter kan.
NB! Het gaat hierbij dus niet alleen om het terugkijken naar de werking van de innovatieve aspecten van deze projecten maar in feite om de verdere optimalisatie daarvan door het sluiten van de innovatiecyclus. Monitoring Energiesprong hanteert voor de partijen binnen dit programma een monitoringsprotocol, dat gericht is op het vastleggen van de leerpunten die de uiteindelijke prestaties van de gebouwen bepalen. Dit protocol bevat een eenduidige benadering voor het verkrijgen van conceptgerelateerde gegevens, zoals technologische aspecten ( luchtdichtheid, installatiekarakteristieken, binnenmilieu en dergelijke) en niettechnologische aspecten (zoals omgevingsinvloeden, procesmonitoring, gebruikersbeleving en -gedrag en de relatie met transitiebelemmeringen). Hierbij wordt, in lijn met commissioning, de ontwikkeling van het energieconcept voor het gebouw van het Programma van Eisen tot aan de oplevering en tijdens het gebruik gevolgd. Waar nuttig en mogelijk wordt hier ook aansluiting gezocht bij monitoringactiviteiten in projecten van andere instanties (bijvoorbeeld het Kennishuis van AgentschapNL), zodat de resultaten zo veel mogelijk landelijk beschikbaar zijn. Voor de deelnemers aan UKR NEW is deelname vrijwillig, voor toekomstige regelingen zal deelname aan monitoring verplicht zijn. Subsidieregelingen van Energiesprong worden gebaseerd op geleverde prestaties in plaats van op gestelde ambities. Shadow engineering Om de marktpartijen te ondersteunen bij de opzet en realisatie van gebouwconcepten met hogere energieambities zal op basis van shadow engineering een conceptueel ontwerp worden gemaakt van een aantal gebouwtypes. Deze gebouwtypes worden gekozen op basis van het opschaalpotentieel en het feit dat ze in een van de projecten binnen de tender worden gerenoveerd of gebouwd. Dit conceptueel
79
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
ontwerp is een digitale file waarin het ontwerp (installatietype, dimensionering, isolatiewaardes et cetera) van de oplossing staat beschreven. Op deze manier wordt de kennis die het ontwerp bevat gemakkelijk te kopiëren door andere partijen die gelijke gebouwtypes aanpakken. Het conceptueel ontwerp moet daarnaast een theoretische onderbouwing geven van de te verwachten energie- en binnenmilieuprestaties in relatie tot de toe te passen maatregelen en gebruikersgedrag. Shadow engineering houdt in feite in dat het conceptueel ontwerp wordt gemaakt parallel aan en met gebruikmaking van de monitoring van de totstandkoming van gebouwconcepten op een lager energetisch ambitieniveau. Met behulp van shadow engineering kunnen dus de leerpunten van de reeds opgestarte realisatieprojecten verwerkt worden in het conceptueel ontwerp voor gebouwconcepten die op een later tijdstip in het programma worden gerealiseerd. Het kan gaan om leerpunten op technisch, procesmatig/organisatorisch en gebruikersgerelateerd gebied. Deze ontwerpen zijn beschikbaar voor de hele bouwsector. Hierdoor ontstaat er een gefundeerde referentie die door de toenemende populariteit van conceptueel bouwen eenvoudig kan worden overgenomen. Dit zorgt voor een versnelde opschaling van de gebouwconcepten die worden ontwikkeld binnen de tenderregelingen. Kennisontsluiting Om de leerpunten effectief te kunnen sluiten moet gekeken worden naar de primaire en secundaire gebruikers van de resultaten uit dit programmaonderdeel: >> Als primaire doelgroep is geïdentificeerd de bedenkers van innovatieve concepten op het hoogst haalbare energieambitieniveau. Hieronder vallen kennisinstellingen, ingenieurs- en adviesbureaus en conceptaanbieders in de markt. Aan de zijde van de kennisinstellingen is explciet de link met het Building Future programma van belang, dat TNO uitvoert in opdracht van BZK, daar dat programma afhankelijk is van de hier gegenereerde gegevens. >> Als secundaire doelgroep gelden de koplopers en early adopters in de bouwkolom die bezig (willen) zijn met de concrete realisatie van gelijksoortige ambities. Dit zijn dus ook de deelnemers aan de verschillende programmaonderdelen van Energiesprong zelf, ook tijdens hun deelname aan het programma (en daarna). De kennis zal langs verschillende kanalen worden ontsloten: >> De monitoringresultaten worden voor de deelnemers aan het monitoringprogramma direct toegankelijk via een webportal, waarmee tevens de resulaten (naast de metingen) worden verzameld. >> De conceptontwikkelaars krijgen vergelijkbare toegang, waarbij ervoor wordt gezorgd dat bedrijfs- of persoonsgevoelige informatie niet openbaar gemaakt wordt. >> Op basis van de analyse van monitoringresultaten verkregen inzichten (technisch, procesmatig, sociaal, transitie-gerelateerd of een combinatie daarvan) zullen via publicaties, presentaties en tools maar ook via de projectendatabase beschikbaar worden gesteld aan alle geïnteresseerden. >> De uitkomsten zullen ook internationaal gedeeld worden via deelname aan IEA-taken/annexen, waarmee ook gegevens van concepten en gerealiseerde projecten uit het binnenland voor Nederlandse partners beschikbaar zullen worden gemaakt (zie hiervoor verder bijlage Internationale aansluiting Voor meerdere van bovenstaande elementen zal Innopedia ingezet worden.
80
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Realisatie 2011 Eind kwartaal 4 zal naar alle waarschijnlijkheid de uitvraag worden gepubliceerd, waarmee het merendeel van de activiteiten rondom de uitvoer van de monitoring (technisch, organisatorisch, sociaal en transitiegerelateerd), de analyse daarvan en activiteiten binnen shadow engineering Europees worden aanbesteed. Planning 2012 Q1-Q2 Instandhouding minimaal benodigde uitvoeringsactiviteiten gerelateerd aan de voortgang in de bouwfases van de UKR NEW, UKP NESK, EKBG en TEW-projecten. Q2-Q3 Selectie uitvoerend consortium voor de activiteiten beschreven in de Europese aanbesteding.
81
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 11 Leren door kennisdeling en kennismobilisatie Innovatie is de motor voor de noodzakelijke energietransitie in de gebouwde omgeving. Het
doel van kennis delen en opzetten van leertrajecten is het drastisch versnellen van de innovatiesnelheid en de innovatie-effectiviteit. De beschikbare kennis binnen de bouwsector en bij kennisinstellingen wordt onvoldoende benut om betekenisvolle innovaties tot stand te brengen. Een veilige omgeving waarin innovaties mogen mislukken en een open-source benadering vormen een belangrijke sleutel tot de daadwerkelijke realisatie van duurzame innovaties. Centrale thema’s daarbij zijn kennisdeling op verschillende niveaus, ketensamenwerking en systeemdenken. Het is van belang dat de bouwsector inziet dat kennis op zichzelf niet het onderscheidend vermogen van een organisatie is. Het gaat des te meer om het hebben en benutten van competenties waarmee kennis wordt geaccumuleerd, getransformeerd en toegepast bij de ontwikkeling van producten voor de markt. Vanuit de oude, industriële gedachte, die gaat over kennis monopoliseren, naar het 21e eeuwse paradigma, dat gaat over kennis mobiliseren. Het delen van kennis is alleen zinvol als er ook kennis gehaald kan worden, waarop weer voortgebouwd kan worden. Het verspreiden van kennis moet nooit ervaren worden als verlies voor de gever maar als winst voor de ontvanger. Kennisuitwisseling heeft als doel om constant het wiel te verbeteren, in plaats van het wiel voor de zoveelste keer uit te vinden. Centrale vragen daarbij zijn: wie heeft kennis? Wat is goede kennis? En met wie moet die gedeeld worden? Want wat voor de één zinvolle kennis is, kan door de ander als onzinnige ballast ervaren worden. Aanpak Energiesprong levert in 2012 steeds meer resultaten van projecten op. Dat levert kennis, inzichten, ervaringen en innovatieve aanpakken op. Die delen is natuurlijk de eerste opdracht in 2012 en daarna. Maar kan de kennis-leeraanpak ook transitieversterkend zijn? Welke rol kan dit programma spelen in het versnellen van de beoogde transitie? Deze vragen zijn – mede – uitgangspunt geweest voor het opgestelde Kennis- en leerprogramma. Focus In dit deelprogramma is gekozen voor een strategie die focus aanbrengt, met name door doelgroepen te koppelen aan de typologie van de rol die zij spelen in de transitie naar een energie-efficiente bouw. De doelgroepen zijn allereerst gekenschetst op de positie die zij innemen in het aansturen en realiseren van energiebesparing en -opwekking in de bouw. Dat is de karakteristiek die wij beschrijven als richten, inrichten en verrichten. Allereerst, bestuurders en beleidsmakers die zich vooral bezighouden met het richting geven (richten) door doelen en ambities vast te leggen. Dan de projectleiders, ondernemers, projectontwikkelaars en beheerders/eigenaren die de organisatie en ketenaanpak vorm geven (inrichten). Last but not least, de bouwers, installateurs en anderen die de uitvoering verzorgen (verrichten). Deze doelgroepen hebben ieder een kennisbehoefte die past bij hun rol. Kennis omvat daarbij ook
82
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
ervaringskennis. In Energiesprong komen drie typen innovaties voor die aangesloten worden op de verschillen in kennisbehoeften. Allereerst zijn er systeeminnovaties, die vooral passen bij het niveau ‘richten’. Daarbij gaat het om werkelijk nieuwe bestuurlijke- of eigendomsverhoudingen, waar omdraaiing van rollen plaatsvindt (producent in plaats van consument). Vervolgens de herijking en herinrichting van samenwerkingen, de keten, in de procesinnovaties, die passen bij het genoemde niveau ‘inrichten’. Een belangrijk deel van de innovaties heeft een technisch karakter. Deze sluiten aan op de (professionele) denkwereld van de ‘uitvoerders’. Schematisch is dat vastgelegd als: 3x3
Richten
Inrichten
Verrichten
Techniek
Lange termijn innovaties
Zoeken naar de passende technische oplossingen
Informatie & kennis toepassingsgericht
Proces
Verkenning nieuwe partnerschappen
Keten-samenwerking dialoog interactie
Spelen met verantwoordelijkheden
Systeem
Visie en ambities innovatief maken
Analyse en aangaan ketensamenwerking
Dit 3x3- model geeft de focus aan die gekozen is voor Energiesprong als het gaat om de opbouw van het deelprogramma Kennis en Leren. De focus ligt op de as van linksonder (ZW) naar rechtsboven (NO). Daar ligt het zwaartepunt voor de activiteiten. Zoals bovenstaand model laat zien, zijn ook de omringende benaderingen belangrijk. De samenwerkingen zullen ook daar grotendeels ontstaan. Het is een toetsingsmodel bij de realisatie en programmering van activiteiten. Is de logica herkenbaar? En welke consequenties heeft dat voor de methodieken, de inhoud en de vormgeving van de activiteiten in het Kennis en Leer-deelprogramma? Achtergrond De basis van de programma’s gericht op energiebesparing bestaande bouw ligt veelal in een klassieke sturingsfilosofie: de toestand wordt in natuurwetenschappelijke termen gedefinieerd (‘wat is er aan de hand?’) en door ‘ingenieurs’ van technologische oplossingen voorzien (‘wat kunnen we er aan doen?’)
83
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
en vervolgens door economen gewogen (‘wat is doelmatig?’). In deze aanpak worden de samenleving en de doelgroepen beschouwd als object: de problemen moeten worden bijgestuurd. Voor Energiesprong is het veel belangrijker gebleken om te kunnen sturen op het mobiliseren van de maatschappelijke energie. Dat vraagt een aanpak die, uitgaande van heldere doelen, de randvoorwaarden schept waardoor burgers, organisaties en ondernemers zelf stappen kunnen zetten en er ook zelf direct baat bij hebben. Hierbij is de ‘energieke samenleving’ of zelfs de ‘ondernemende samenleving’ het uitgangspunt waarbij de condities gerealiseerd worden om de kracht van de energieke samenleving te laten werken. De werkelijke veranderkracht en realisatiekracht zit in de samenleving, bij al die partijen die daadwerkelijk bouwen, beheren en renoveren. Dat zijn particuliere eigenaren/bewoners (individueel of in VvE’s), bouwers/installateurs, woningcorporaties, projectontwikkelaars en anderen. Energiesprong versterkt de koplopers, informeert en betrekt het peloton en daarmee richt zij zich op versnelling van de transitie. Model voor programmering Iedere activiteit in het kennis- en leerprogramma wordt in 2012 in dit model geplaatst. Energiesprong richt zich primair op de centrale as (ZW-NO) en de naastliggende vlakken zijn secundair voor de opbouw van het kennis- en leerprogramma. Aandacht voor versterking van de rol van koplopers hoort daarbij, evenals het creëren van sterke verbindingen tussen koplopers en peloton. Er zijn twee hoofdlijnen vastgelegd. Allereerst het leren binnen de koplopersexperimenten. De tweede kan worden gekenschetst als leren van de resultaten met en door de volgers. Daarnaast wordt er ook nog een aantal specifieke interventies geprogrammeerd, gericht op specifieke doelgroepen binnen de gebouwde omgeving:
Innopedia
communicatie Innovators experiment
Early adopter
Gapfill
Pandora
communicatie
Koplopers CoP’s
Late majoraty
Toolkits
Opleiding Coaching Masterclass
Majority
Interventie
communicatie
Inspiratie Kennis genererende projecten: - learning histories - koploperprogramma en wonen - best-practice VvE - voorbeeldige VvE’s - stimuleren en-MJOP utiliteit
84
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Leren binnen de koploperexperimenten In Energiesprong wordt een groot aantal projecten gestart. Ieder van deze projecten heeft een innovatiedoelstelling naast de energie-effiency of -effectiviteit die wordt gerealiseerd. In de uitvoeringsprojecten wordt een (klein) percentage van het projectbudget toegewezen voor kennisoverdracht. Deze koploperprojecten gaan fungeren als een spil in expertisenetwerken/communities of practices rond de afzonderlijk projecten. Feitelijk betekent dit dat ieder project een kring van collega’s gaat opzetten die meeleren in de ontwikkeling van het betreffende project. Dit is met name bedoeld om de GAP tussen koplopers en volgers te vullen. Energiesprong draagt zorg voor coaching van de koplopers bij het opzetten van hun aanpak van de kennisoverdracht en de vormen van leren die worden toegepast. Leren van de resultaten met en door de volgers Energiesprong gaat een groot aantal activiteiten uitvoeren waarbij het initiatief centraal wordt genomen, maar de uitvoering vaak decentraal is. Een belangrijk deel van de activiteiten voor het kennis- en leerprogramma is reeds gestart in 2011. Voor 2012-2014 worden de activiteiten getoetst aan het 3x3-model. Dat geeft focus bij uitvoering op inhoudelijke afbakening en doelgroepkeus. Het kennis- en leerprogramma omvat een reeks activiteiten die in enkele hoofdlijnen worden benoemd. Veel zal al doende ingevuld moeten worden, afhankelijk van resultaten in de (deel-)programma’s en projecten. Innovators Early-adopters Majority Late Majority
Leerinstrument
Ontwikkelen en halen Brengen en halen Brengen Geen Activiteiten
Doelgroep
Doel
Opdrachtgeverschap
Wooncorporaties
Inrichten marktmechanisme
Portefuillestrategie
Wooncorporaties
Energie i.r.t. betaalbaarheid en waarde
Conceptontwikkeling
Consortia
Do’s – Don’ts voorbeeldprojecten
Ontwikkelen
Projectontwikkelaar
Produkt/Markt combi’s
Businessmodels
Projectontwikkelaar
Product/Markt/Finance
Businessmodels
Bouwers
Werken in Coalities
Duurzame Strategie
Wooncorporaties
Bestuurders / Management
Coach de coaches
Adviseurs
Projectmanagement 2.0
COACHING
MASTERCLASS
85
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
CoP’s Koplopers Corpo’s
Corpo’s
Kennis vergaren
Kopl. ontwikkelaars
Project
Stappen zetten
E-lab concept.bouwen
Consortia
Ontwikkelen en halen
E-Interventie Team
All
Ambities waarmaken
Meedenken met…
All
Kennis verbinden
Sprongspirations
All
Inspiratie
Sprongsp. on Location
All
Inspiratie
Preso’s PR
All
Divers
Bouwlokalen
Bouwers
Inspiratie
INTERVENTIES
INSPIRATIE
Coaching Coaching is gericht op kennisdeling richting de groep die zich direct bevindt achter de innovators. In het geval van de corporaties is er ook onder de koplopers nog kennisoverdracht nodig rondom de ervaringen met professioneel opdrachtgeverschap. De coaches worden breed geworven aan de hand van een profiel. Ze worden via een traject ‘coach de coaches’ geholpen de door Energiesprong beoogde transitiedoelen te helpen halen met behulp van specifieke interventies die passen binnen de filosofie van Energiesprong. De leerdoelen zijn in het Kennis- en Leerplan uitgewerkt. Masterclass In de Masterclasses worden de innovators als Master ingezet om kennis over te brengen. De beoogde Masterclasses pakken een breder leerdoel dan een coachingstraject. Het gaat vooral om kennisoverdracht met de focus op richten en inrichten, of met andere woorden, om proces- en of systeemveranderingen. De onderwerpen en leerdoelen zijn uitgewerkt in het kennis- en leerplan. De kern is dat er een ‘outstanding expert’ wordt uitgenodigd om met een beperkte groep deelnemers aan de slag te gaan. Door het uitwisselen van ervaringen, reflectie van de expert op cases van de deelnemers en door onderlinge uitwisseling van verkregen inzichten ontstaat een wezenlijke verdieping van kennis en inzichten van de deelnemers. CoP’s De Community of Practice is bij uitstek een effectieve werkvorm wanneer mensen in verschillende organisaties een innovatie tot stand moeten brengen. In vergelijking met bijvoorbeeld projecten en programma’s ligt de nadruk bij CoP’s nog meer op goede ondersteuning. Een gemeenschap kun je immers nauwelijks sturen, maar wel stimuleren en faciliteren. De thema’s en leerdoelen van dergelijke CoP’s worden helder geformuleerd, zodat zij een effectieve bijdrage leveren aan de kennisontwikkeling in Nederland. Voorals-
86
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
nog wordt gedacht aan onderwerpen die betrekking hebben op de rol van ontwikkelaars bij de aanpak van de bestaande bouw en het marketingvraagstuk over de verkoop van zeer energiezuinige woningen. Met enkele corporatie-koplopers zijn reeds CoP’s gevormd (zie bijlage 4, Woningbouwcorporaties). CoP’s zijn eigenlijk zelfstandige leertrajecten met koplopers en early-adopters die de kloof tussen die twee moeten verkleinen. De kennis die wordt opgedaan wordt uiteraard ook weer gedeeld richting de majority. Interventies Het energie-interventieteam richt zich op gerichte interventies op systeem- en procesniveau. Daarbij worden in de vorm van Charettes specifieke vraagstukken aangepakt en voorzien van een nieuw ontwikkelingsperspectief. De Masters van Energiesprong zijn daar de centrale personen. De samenstelling van het team zal wisselen, afhankelijk van context en opgave. Inspiratie De inspiratiesessies zijn vervlochten met de communicatieactiviteiten van Energiesprong. Vanuit het kennisen leertraject zal vooral bijgedragen worden aan de inhoudelijke programmering van de activiteiten.
Overige Leerinterventies 1. Learning Histories en Success Stories Er loopt op dit moment een aantal projecten dat waardevolle informatie kan opleveren over de do’s en don’ts bij de procesaanpak van ambitieuze Energiesprong-projecten. Analyse door de hele keten is dan belangrijk. De leerpunten worden pas echt waardevol wanneer de hele dynamiek rondom een project in beeld is gebracht. Deze activiteit beoogt de leerpunten op een verhalende manier te beschrijven en gemakkelijk toegankelijk te maken voor de beoogde doelgroepen. Het doel van de Learning History is het ontsluiten van de (proces)ervaringen die zijn opgedaan gedurende het ontwikkelings- en uitvoeringstraject van een relevant innovatietraject. Daarmee kunnen gelijksoortige ontwikkelingen sneller en effectiever worden geïmplementeerd. Learning Histories zijn sterk gericht op een verdiepingslag rondom de combinatie van proces en inhoud en hebben vooral een lerend doel. De Success Storiess zijn nog meer gericht op de proceskant en vervullen een meer inspirerende functie. Deze verhalen moeten mensen verleiden om ook de stap te wagen naar nieuwe aanpakken en werkwijzen. De publicaties rondom nieuwe en duurzame projecten zijn legio. In de meeste gevallen gaat het om rapportages waarin de focus ligt op de fysieke kenmerken van het project. Die zijn nuttig maar niet erg leerzaam en inspiratievol. Uiteindelijk draaien succesvolle innovaties vooral om mensen. Energiesprong wil juist die menselijke kant in beeld brengen op onconventionele manieren. Daarbij geldt: >> Prikkelen zonder drammen.
>> Inspireren, informeren en intrigeren!
87
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>> Doelbewust en doelgericht aanvliegen.
>> Aansluiten bij onderstromen, initiatieven en draaggolven. Dit is een continu programmaonderdeel binnen Energiesprong. Realisatie 2011 In 2011 is geëxperimenteerd met het fenomeen Learning History met als casus het project De Kroeven in Roosendaal. Geconstateerd is dat de MIT-aanpak te statisch is, teveel gericht op de professional en weining inspirerend om te lezen. In kwartaal 4 van 2011 zijn door middel van een prikkelende opgave partijen gezocht om de Learning Histories uit te voeren. Planning 2012 Q1
Opdrachtverstrekking, projecten selecteren en starten
> 2014 Continue doorloop Learning Histories en Success Stories 2. Toolkits nieuwbouw en bestaande bouw De Toolkits zijn de afgelopen jaren een effectief hulpmiddel geweest bij het verspreiden van kennis over nieuwe technologische concepten. De Toolkits Nieuwbouw en Bestaande bouw zijn een begrip geworden, maar de concepten die daarin worden behandeld zijn nog niet op het ambitieniveau van dit programma. Inmiddels is er ook een Toolkit voor kantoren en kortgeleden is er een Toolkit verschenen om bewoners te betrekken bij energie-ingrepen in de bestaande woningvoorraad. Met de Toolkits kunnen ontwikkelaars en makers uit de vele concepten en mogelijkheden het concept kiezen dat voor hun klanten het beste is. Geld speelt daarbij een belangrijke rol, zowel in de vorm van investeringen, financieringsmogelijkheden, exploitatiekosten als woonlasten voor de bewoner. Na het maken van de keuze dienen de belangrijkste actoren te weten hoe zij de verdere uitwerking van zo’n concept moeten managen en financieren. Het draait bij het ontwikkelen van een gebouw echter niet alleen om energiebesparing en CO2–reductie. Daarom dient het voorgaande onderdeel te zijn van een integrale benadering van het ontwerp en de daarin te realiseren kwaliteiten en ambities. Verder wordt op de woningmarkt de consument steeds belangrijker. De aanbodmarkt verandert langzaam in een vragersmarkt. Dit vraagt aandacht voor de marketing rond concepten. De Toolkit moet daarom ook informatie over de concepten bieden die aanbieders kunnen gebruiken in hun marketingstrategie en communicatie richting potentiële kopers. Vanuit Energiesprong ligt de focus vooral op de ontwikkeling van concepten die passen binnen het ambitieniveau van het programma: 45% besparing en hoger. Energiesprong levert dan ook altijd vanuit die
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
88
optiek een bijdrage aan de ontwikkeling van zo’n Toolkit. De huidige praktijk laat zien dat dit type tools voor de lagere ambities commercieel afgezet kunnen worden. Behalve voor nieuwbouwconcepten zal er in de loop van 2011 ook opdracht verstrekt worden voor de update van de Toolkit Bestaande bouw. Ook Toolkits voor de utiliteitsbouw (bestaand en nieuw) staan gepland in de loop van 2012. Planning 2011 De Toolkit Nieuwbouw komt aanzienlijk later uit dan gepland. Daar is een aantal redenen voor: >> Energiesprong dekt slechts de helft van de kosten, de andere helft wordt voorzien vanuit het GENprogramma. Inhoudelijke afstemming tussen ‘GEN Micro-analyse’ en de conceptontwikkeling voor de Toolkit is voor beide programma’s essentieel. Het parallel laten lopen van die ontwikkelingen leidt voor de Toolkit tot vertraging. >> In de Toolkit willen we uitgaan van het aangepaste Bouwbesluit dat nog niet finaal is.
>> De bepalingsmethode voor de energetische kwaliteit van een woning, NEN 7120, is nog niet als softwarepakket beschikbaar. Voor het eenduidig kunnen doorrekenen van energieconcepten is dat wel nodig. >> Het programma Energiesprong ondersteunt meerdere activiteiten die gericht zijn op het energieneutraal maken van nieuwbouw. De Toolkit wordt een middel om kennis en ervaring vanuit die activiteiten voor de praktijk te ontsluiten. Afstemming op inhoud en planning is gewenst. Voor de Toolkit Bestaande bouw is in de loop van het jaar gekozen voor een andere insteek. We zullen veel meer uitgaan van beschikbare concepten die aansluiten op de referentiewoningen van AgentschapNL. De plannen daarvoor zijn eind 2011 afgerond. Het pamflet Renovatie als Hollands Ontwerp is een eerste aanzet richting een Toolkit. Planning 2012 Q1
Vasstellen plan van aanpak Toolkit Bestaande bouw.
Q2
Oplevering Toolkit Nieuwbouw.
Start samenstelling Toolkit Bestaande bouw.
Q3
Uitwerking Toolkit Bestaande bouw.
Q4
Oplevering Toolkit Bestaande bouw.
3. Pandora Nieuwe samenwerkingsvormen in de bouw laten zich niet meer vangen in standaardprocessen of - werkwijzen. De sector heeft daar wel behoefte aan: de oude processen lieten zich immers ook vangen in procesbeschrijvingen en procedures. Daarop voortborduren leidt echter al snel tot optimalisatie van het bestaande. De ‘Doos van Pandora’ is niet gericht op het schrijven van een Handboek Ketensamenwerking of Ketenintegratie. De output van dit project is een methodologie met een bijbehorende ‘gereedschapskist’, waaruit geput kan worden bij het vormgeven van bouwprocessen. De methodologie geeft een koers aan. De opgave, context en complexiteit bepalen welke gereedschappen gebruikt moeten worden. De beoogde methodologie moet grofweg de volgende elementen bevatten:
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
89
>> Een richtinggevende filosofie rondom het begrip samenwerken. >> Tools voor zowel vragende als aanbiedende partijen die ingaan op: –– de ontwikkeling van een vraag- en een aanbodstrategie; –– de inrichting van de eigen projectorganisatie; –– het organiseren van deskundigheid om vraag en aanbod binnen de keten in verschillende fasen en op verschillende (abstractie)niveaus te beoordelen; –– de vertaling van gebruiksprestaties naar economische waardes; –– de totstandkoming van gedeelde begripsvorming binnen bouwprojectorganisaties. >> Handvatten voor het kiezen van een geschikte werkwijze én voor het toepassen van de methodologie binnen de mogelijke bouworganisatievormen, contractvormen en aanbestedingsregels. Wie de mythologie rondom Pandora kent, weet dat de doos van Pandora niet alleen maar heil bracht. Het bracht in eerste instantie zelfs alle kwaad op de aarde, maar uiteindelijk ook de hoop voor de mensheid. Het is van evident belang dat dit project niet een kant en klare oplossing brengt, maar slechts een bijdrage levert in de beweging naar innovatieve vormen van samenwerken in de bouw. Aanpak De methodologie wordt ontwikkeld op basis van zowel bestaande kennis als kennis uit nieuwe experimentele projecten die het Energiesprong-programma ondersteunt. Bestaande kennis in de bouwsector wordt geïnventariseerd, gesystematiseerd en vervolgens vertaald naar concrete tools. Daarnaast zal, dankzij het feit dat het Energiesprong-programma ook (nieuwe) experimentele projecten ondersteunt, nieuwe kennis ontwikkeld worden. De nieuwe kennis zal tot aanvullingen en aanpassingen van de tools leiden. Dit zal op twee manieren gebeuren. Enerzijds door deze projecten te monitoren om nieuwe kennis vast te leggen en vervolgens om te zetten in tools. Anderzijds worden reeds gedefinieerde tools ingezet in deze projecten. De experimentele projecten worden dus gebruikt voor de validatie van tools, en daarnaast worden lopende projecten gevoed met reeds beschikbare kennis en tools. Een deel van onze werkzaamheden, zoals de inventarisatie van bestaande kennis en monitoring van experimentele projecten, zal gelijktijdig plaatsvinden. Voor wat betreft de vertaling van bestaande kennis naar tools en het inzetten ervan in de experimentele projecten, zullen de werkzaamheden achter elkaar in de tijd worden uitgevoerd. Het grootste deel zal echter een herhalend karakter hebben: evaluatie van experimentele projecten, aanpassing van kennis/tools en validatie en optimalisatie. Realisatie 2011 In 2011 is besloten om de methodologieontwikkeling nadrukkelijk te koppelen aan de Slim en Snel- en Lokaal Alle Lichten Op Groen-experimenten. De kennis die daar wordt opgedaan zal worden gebruikt om
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
90
het gereedschap te beschrijven waarmee partijen aan de slag kunnen om toekomstige bouwprocessen vorm te geven. Door die koppeling is er minder snel een methodologie voorhanden dan voorzien. Planning 2012 Q1/Q3 Uitwerking methodologie. Q4
Lancering ‘Doos van Pandora’ voor de bouwsector.
4. Innopedia Innopedia is de voorlopige werktitel voor een digitale kennisdelingsplek rond energiezuinig bouwen en renoveren met een hoge ambitie (minimaal 45% reductie). Innopedia wil professionals helpen kennis over energiezuinig bouwen met een hoog ambitieniveau te vinden, te delen en te ontwikkelen. Doelstelling van Innopedia is bouwprofessionals met elkaar te verbinden om kennis te ontwikkelen en om kennis te ontsluiten op een zodanige wijze dat er meer innovatie ontstaat gericht op energiezuinig bouwen en het realiseren van, in toenemende mate, energiezuinige gebouwconcepten. Eenieder pakt wat nodig is om knelpunten op te lossen en/ of innovaties te realiseren. Ook kan Innopedia een rol spelen in het realiseren van de verbinding tussen het onderwijs en het bedrijfsleven om kennis over energiezuinig bouwen (door) te ontwikkelen en in te zetten. Innopedia is een ‘wereld’, waar mensen, kennis en tools samenkomen. Innopedia als kennissen- en kennisplatform. Innopedia gaat in nauwe samenwerking met de gebruikers verder uitgebouwd worden. De ervaringen en (nieuwe) inzichten die continu worden opgedaan zijn leidend voor de (door)ontwikkeling van Innopedia. De onderdelen waaruit Innopedia bestaat zijn: 1. Het Framework. Voor wie doen we wat, waarom en met welk doel. 2. De Tools. Deze gaan gebruikt worden voor het ontsluiten, delen, (door)ontwikkelen en dergelijke van kennis en voor het verbinden van kennissen. Een flink aantal van die tools kan nu al gerealiseerd worden, zoals een projectendatabase, een scraptool voor woningcorporaties, kennis- en informatieportals en zoekmogelijkheden in de Wizer-database 3. De Samenhang. Oftewel de infrastructuur. De tools staan niet op zich. Er zijn essentiële verbindingen. De tools zijn verbonden en hebben samenhang. Het betreft zowel technische samenhang als de samenhang vanuit het perspectief van de gebruiker of de kennis. Definitie tool Innopedia: een verzamelnaam voor een digitaal instrument dat via internet bereikbaar en te gebruiken is. Het staat voor alle mogelijke verschijningsvormen: voor een website, blog, wiki, forum, rekenhulp, ePub-boek, videostream, App en alle andere denkbare en toekomstige vormen.
91
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Innopedia bestaat uit nieuw te ontwikkelen en reeds bestaande tools. De nieuw te bouwen tools zijn onder te verdelen in twee groepen, namelijk: 1. tools bestemd voor een specifieke doelgroep met een specifieke functie 2. tools die ontstaan doordat er winst op het gebied van samenhang is te boeken, bijvoorbeeld door kennis en/ of functies van bestaande tools te combineren. In onderstaande figuur staat de bouwtekening van Innopedia.
Installaties
Reageer
?
?
Nieuws
Expertgroepen
Cursussen
Blog
Forum
Projecten database
Scraptool
Events
Wiki
Rekentools
Digitale publicaties
Folio publicaties
Kennis
Toolbox
Klant
Klant zoekt kennis of expert
Omgeving Innopedia Innopedia ondersteunt de gehele bouwketen, te weten: 1. Klanten/opdrachtgevers 2. Ontwerpers 3. Engineers 4. Uitvoerders 5. Toeleveranciers 6. Beheerders 7. Financiers 8. Overige betrokkenen, zoals Vereniging Eigen Huis en energiebedrijven
Kennis
92
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Innopedia richt zich primair op de ambitieuze koplopers (innovators) op het gebied van energiezuinig bouwen, zodat potentiële energiezuinig bouwers (early adopters) geïnspireerd raken en gefaciliteerd worden. Het betreft zowel renovatie van bestaande bouw als woningbouw, utiliteitsbouw en gebiedsontwikkeling. De kennis die door Innopedia ontsloten wordt, is afkomstig uit vijf verschillende bronnen, namelijk: 1. gevalideerde kennis rechtstreeks afkomstig van experts, kennisleveranciers en/of Wizer 2. kennis uit Energiesprong-projecten 3. door Energiesprong ontwikkelde kennis voor specifieke doelgroepen 4. kennis uit ‘in-the-cloud- kennis’(-netwerken) en communities 5. kennis afkomstig van een groot aantal andere relevante websites. Oplossingen voor knelpunten De kans op succes van Innopedia neemt toe naarmate het meer en betere oplossingen biedt voor bestaande knelpunten op het gebied van energiezuinig bouwen en het ontwikkelen en opleveren van vooruitstrevende energiezuinige concepten en gebouwen. Voor de (door)ontwikkeling van Innopedia is het daarmee van belang dat een oplossing wordt geboden voor de volgende bestaande knelpunten: 1. gebrek aan samenwerking 2. verkeerde aansturing 3. door de bomen is het bos niet meer te zien 4. gebrek aan feiten en cijfers 5. gebrek aan ervaringsgegevens 6. onvoldoende inspiratie 7. gebruikersperspectief ontbreekt. Realisatie Innopedia De realisatie van Innopedia verloopt in vier stappen, te weten: Stap 0: Projectvoorbereiding Stap 1: Voorbereiding –– vaststellen te ontwikkelen tools en randvoorwaarden en samenhang waarmee rekening moet worden gehouden. Stap 2: Realisatie en oplevering –– ontwikkelen Framework en tools. Stap 3: Gebruik en monitoring –– borgen invloed van gebruikers op (door)ontwikkeling en identificeren nieuwe initiatieven. Om deze stappen goed te doorlopen wordt vanzelfsprekend ook invulling gegeven aan algemeen projectmanagement.
93
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Realisatiemodel Voorbereiding
Realisatie en Oplevering
Gebruik en Monitoring
Nieuwe tools Bestaande tools Doelgroepsamenhang Technische samenhang
Realiseren tools Inpassen tools Realiseren Framework
Gebruikerssamenhang Doelgroepsamenhang Technische samenhang Redactie en beheer
Vergezicht
Vergezicht
projectvoorbereiding
Innopedia richt zich in de beginfase op de koplopers in de markt. Er worden in eerste instantie tools ontwikkeld die Energiesprong-experimenten ondersteunen en die de kennis die daarin wordt opgedaan, ontsluit. De overige tools zullen voornamelijk rond deze kennis ontwikkeld worden. Het realiseren van Innopedia bestaat zoals gezegd uit het realiseren van het Framework en de afzonderlijke tools. En dat zijn stuk voor stuk projecten op zich. Elke tool kent een eigen doelgroep, eigen functionaliteiten en een eigen toepassingsgebied. Voor elk ontwikkeltraject wordt daarom een project gestart. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde werkwijze. Daarmee wordt de kwaliteit gewaarborgd, en wordt verder de aanwezige samenhang benut en wordt rekening gehouden met de geldende uitgangspunten en randvoorwaarden. Nieuwe tools worden in vijf stappen gerealiseerd, te weten: Stap 0: Projectstart Stap 1: Diagnose Stap 2: Leveranciersselectie Stap 3: Ontwikkeling Stap 4: Nazorg Het inpassen van bestaande tools volgt in principe dezelfde route als het ontwikkelen van een nieuwe tool, maar dan in een sterk vereenvoudigde vorm. Voor het ontwikkelingsproces van Innopedia wordt gewerkt met persona’s. Persona’s zorgen voor focus, zijn goed te onthouden, bieden een gemeenschappelijk doel en zijn dwingend in het voor ogen houden van de toekomstige gebruiker. Het gebruik van persona’s biedt daarmee houvast.
94
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Voor de (door)ontwikkeling van Innopedia zijn de volgende zeven persona’s gekozen: 1. Projectmanager (intern): klant/ opdrachtgever 2. Architect: ontwerpend 3. Constructeur Concept: engineerend 4. Installatie-engineer: engineerend 5. Hoofdaannemer bouwbedrijf: uitvoerend 6. Fabrikant/producent: toeleverancier 7. Gebouwbeheerder (corporatie): beherend Groeipad Innopedia Innopedia volgt het volgende groeipad: 1. In eerste instantie is een bètaversie van Innopedia gemaakt waarmee bestaande kennis ontsloten wordt ter ondersteuning van de Energiesprong-experimenten. Deze versie is in samenwerking met Wizer van SBR ontwikkeld en op 1 april 2011 gelanceerd. www.wizer.nl, www.innopedia.wizer.nl. 2. Eind 2011 komt er concrete kennis voort uit de lopende experimenten. Dan is ook een eerste versie van het Framework gereed, waarin tools met deze kennis zijn opgenomen. Vanaf dan kunnen meerdere typen tools in Innopedia worden geplaatst en kan het Framework zich verder ontwikkelen. 3. Halverwege 2012 is Innopedia volledig operationeel. Dan ondersteunt Innopedia ook ‘het creëren van kennis’. Het biedt communities die experimenten uitvoeren de mogelijkheid om een virtuele werkplaats in te richten met instrumentarium om het ontwikkelen van kennis, diensten en tools te ondersteunen. 4. Eind 2013 is alle kennis uit de Energiesprong-experimenten aanwezig en is Innopedia gereed voor de volgende fase. 5. Vanaf 2014 is Innopedia volwassen en tot en met 2015 wordt het beheerd en beschikbaar gehouden ‘as it is’. De tools die onderdeel zijn van Innopedia kennen elk een eigen toekomst. Sommige tools zijn eigendom van organisaties, waarmee wordt overeengekomen dat zij de fase vanaf 2014 verder invullen. Voor de andere tools is tijdens de ontwikkelfase vastgesteld hoe de toekomst wordt ingevuld. 6. Voor de periode na 2015 moeten aanvullende plannen worden ontwikkeld. Projectorganisatie, planning De projectorganisatie voor de (door)ontwikkeling van Innopedia bestaat uit: >> opdrachtgever: Jan Willem van de Groep
>> stuurgroep: Jan Willem van de Groep, Maurice Coen >> projectleider: Maurice Coen
>> projectteam: Maurice Coen, Herbert Zwanen. Op afroep aangevuld met specialisten op het gebied van, onder andere, techniek en interaction design. >> programmateam Energiesprong: Lex de Boer, Jan Willem van de Groep, Claudia Laumans, Jasper van de Munckhof en Ivo Opstelten. Zoals hiervoor aangegeven verloopt het realiseren van Innopedia via vier stappen. Per stap worden onderstaande deliverables opgeleverd.
95
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Deliverables stap 0: Projectvoorbereiding 1. Masterplan Innopedia, versie 2.0: 30-10-2011 2. Projectorganisatie Innopedia: 15-11-2011 3. Beschrijving werkwijze en voorwaarden ontwikkeling tools: 15-11-2011 4. Afstemming met communicatiemanager Energiesprong: 30-11-2011 5. Budget ontwikkeling tools en Innopedia: 15-11-2011 6. Projectplanning t/m juni 2012: 15-11-2011 Deliverables stap 1: Voorbereiding 1. Geprioriteerde lijst met te realiseren tools: 15-11-2011 2. Geprioriteerde lijst met in te passen tools: 15-11-2011 3. Richtlijn over samenhang tussen doelgroepen, kennis en tools: 15-11-2011 4. Richtlijn over samenhang techniek tussen en voor tools: 15-11-2011 Deliverables stap 2: Realisatie en oplevering 1. Framework Innopedia: 31-12-2011 2. Minimaal 1 nieuwe tool per programmaregisseur: 31-12-2011 3. Minimaal 5 ingepaste bestaande tools: 31-12-2011 Deliverables Stap 3: Gebruik en monitoring 1. Geprioriteerde lijst bestaande tools: 31-12-2011 2. Aanpassingen samenhang kennis en doelgroepen: 31-12-2011 3. Aanpassingen samenhang gebruikers: 31-12-2011 4. Aanpassingen technische samenhang: 31-12-2011 5. Redactie en beheer: doorlopend
96
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 12 Van ketens naar innovatieve coalities Het gefragmenteerde karakter van de bouwketen biedt weinig ruimte voor innovaties die
bijdragen aan een duurzame gebouwde omgeving. Met de huidige technologie zijn we tot veel in staat, mits die vanuit een slimme en integrale benadering wordt toegepast in energieconcepten. Samenwerking binnen de bouwkolom, met als doel het ontwikkelen van een in alle facetten geoptimaliseerd product, is geen vanzelfsprekendheid. Juist duurzame gebouwen en gebieden dienen als systeem ontworpen en geëngineerd te worden, en niet geassembleerd te worden met losse onderdelen, die elk geoptimaliseerd zijn voor een deelfunctie. Dat is nodig voor een optimale werking van innovatieve energieconcepten, maar ook voor de versnelling van innovatieve concepten die betaalbaar zijn voor gebouweigenaar en gebruiker. De focus moet daarbij liggen op het creëren van waarde (niet alleen op het vlak van economie, maar ook wat betreft comfort, gezondheid, milieu et cetera) voor alle partijen in de bouwkolom, tot en met de klant en eindgebruiker. Dat vraagt, naast de behoefte aan andere competenties, om een forse gedragsverandering binnen de gehele bouwkolom. Doelstelling >> De ontwikkeling (cq. doorontwikkeling) van een bruikbare methodologie die waardevol is voor zowel klant als aanbieder. >> Het signaleren van kansen en oplossen van knelpunten die samenwerking in de weg kunnen staan (bijvoorbeeld aanbestedingsregels). Daarbij hoort een vertaling van gebouwprestaties (zoals duurzaamheid, binnenmilieu, comfort en energieleveringszekerheid) naar economische waardes (in de taal van financiers, ontwikkelaars, gebouweigenaars en makelaars). >> Het stimuleren van ketensamenwerking voor de ontwikkeling en realisatie van duurzame projecten en zo nodig het adopteren en faciliteren van projecten die als voorbeeld voor de sector beschouwd kunnen worden. Scope De hier bedoelde coalities leggen hun focus vooral op de samenwerking tussen actoren die vanuit verschillende disciplines bijdragen aan de realisatie van gebouwen met energie-ambitieuze, vernieuwende concepten. Een vorm van marktwerking tussen de verschillende aanbiedende consortia vormt één van de triggers voor het stimuleren van innovatie. Vormen van ketensamenwerking die zijn gericht op de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer hebben meer het karakter van het traditionele bouwteam, waarbij de marktprikkel, een innovatiefocus en de participatie van cruciale uitvoeringspartijen vaak ontbreken. Deze vormen van ketensamenwerking vallen dan ook buiten de scope van deze programmalijn. Verschillende onderzoeken (Nyenrode / TU Delft) laten wel zien dat ketensamenwerking pas op gang komt als de vragende partijen daar de toegevoegde waarde van inzien. Vanuit die optiek dienen ‘vragers’ overtuigd en gestimuleerd te worden om innovatieve vormen van samenwerking op te nemen als voor-
97
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
waarde in de door hen opgestelde vraagspecificaties. Daarnaast dienen aanbieders daadwerkelijke meerwaarde te bieden door nieuwe vormen van samenwerking te verkennen en in nieuwe coalities duurzame producten en diensten aan te bieden. Losse activiteiten rondom het stimuleren van coalities zijn te vinden in bijlage 14, Leren door kennisdeling en kennismobilisatie.
98
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 13 Wet en regelgeving Doelstelling Wet- en regelgeving kan zowel stimulerend (denk aan het effect van de invoering van de EPN
in 1995) als belemmerend werken (denk aan welstandsnota’s, OZB) voor de realisatie van hogere energieprestaties bij nieuwbouw of renovatie. Doelstelling van dit programmaonderdeel is om te komen tot een voorzet voor een samenhangend pakket van wet- en regelgeving die energetische prestatieverbetering in de gebouwde omgeving optimaal stimuleert. Hierbij wordt voortgebouwd op het werk van de werkgroep regelgeving van PeGO en de Masterstudie Institutioneel Kader van PSIbouw. Dit wordt aangevuld door belemmeringen die de koplopers hebben geïdentificeerd in gemeentelijke en landelijke regelgevende kaders. Analyse Landelijke wet- en regelgeving rondom energieprestaties voor gebouwen voorziet momenteel alleen in eisen voor nieuwbouw. Vele partijen menen dat zonder vergelijkbare wet- en regelgeving voor de bestaande bouw, de potentiële verbeteringen in de gebouwde omgeving te langzaam tot stand zullen komen om de nationale en Europese doelstellingen te halen. Gemeentes hebben weinig mogelijkheden om gebouwconcepten op hogere ambities te laten realiseren. De regelgevende kaders en afnemende grondposities geven hen hiervoor weinig ruimte. Deze projecten zijn echter wel noodzakelijk voor het bereiken van hun energieambities. De mogelijkheden die er wel zijn met lokale regelgeving worden lang niet altijd gebruikt: een deel van de lokale regelgeving is zelfs contraproductief. Voorbeelden hiervan zijn welstandsnota’s, bestemmingsplannen, de bepaling van de OZB en vergunningprocedures. Programma’s en projecten Energiesprong zal in eerste instantie een shortlist van aanpassingsmaatregelen voor (lokale) regelgeving opstellen. Er worden koplopergemeentes gezocht die daarmee willen experimenteren om te ontdekken wat de effecten zijn op het realiseren van een energietransitie op gemeentelijk niveau. Voor een deel van de maatregelen kan het nuttig zijn gebruik te maken van het experimenteerartikel. Deze zullen worden uitgewerkt en voorgelegd aan de nationale overheid. Realisatie 2011 In 2011 is een pakket van aanpassingsmaatregelen voor (nationale en lokale) regelgeving opgesteld. Ook een reflectie bij vertegenwoordigers van nationale en lokale regelgeving is uitgevoerd. Het pakket is tevens aangeboden aan gemeenten binnen Lokaal alle lichten op groen als input voor de vormgeving van de lokale beleidstrategie gekoppeld aan dit deelprogramma. Van daaruit is een aantal items van het pakket benoemd om mee te nemen in een aantal participerende gemeentes.
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
99
Planning 2012 Q1
Bepalen in hoeverre aanvullende experimenten nodig zijn naast de Lokaal Alle Lichten Op Groen-
gemeentes. Q2
Bepalen juridische consequenties van te implementeren regelgevingaanpassingen voor opzet van eventuele additionele experimenten.
Q3-Q4 Afhankelijk van uitkomsten van Q1 en Q2, inrichten experiment met koplopergemeentes met
gekozen set van maatregelen.
Opschalingpotentieel Wet- en regelgeving heeft, zeker op het terrein van Energiesprong, veel invloed op de innovatieontwikkeling en energieprestatie-verbetering van gebouwen. Regelgeving legt immers vast wat de minimale standaard moet zijn. Dit hoeft niet alleen te gaan over gebouwprestaties bij nieuwbouw, maar ook bij renovatie. Het kan ook gaan over afgeleide zaken die belemmeren of juist stimuleren. Feit is dat regelgeving de beweging en het tempo van de massa bepaalt. Het opschalingpotentieel van een goed pakket van maatregelen mag dan ook als enorm worden verondersteld.
100
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 14 Waardesturing Doelstelling Renovaties zijn vastgoedinvesteringen. Een snelle terugverdientijd of een hoge netto contante
waarde is daarbij gewenst. Dit kan via drie wegen: waardestijging, verhoging van de exploitatieopbrengst (huur) en lagere energielasten. Beleggers, woningbouwcorporaties en particuliere eigenaars waarderen deze terugverdienmanieren verschillend. Bij beleggers staat de marktwaarde in de boeken, bij corporaties de netto-contante opbrengst van een woning en de eigenaar-bewoner ziet extra comfort, zijn energierekening en een hogere marktwaarde. Het doel is om Energiesprong- investeringen hoger te waarderen in het afwegingskader waarin ze worden getoetst. Dat vereist een aantal systeemveranderingen. Analyse De belangrijkste pijler onder een snelle terugverdientijd is de verkoopprijsstijging. Huizen moeten na een energierenovatie meer geld opbrengen bij verkoop. Dat is rationeel prima te onderbouwen. Ten eerste hoef je in de toekomst minder aanpassingen te doen aan de woning en ten tweede zijn de energielasten lager. De marktwerking is hier echter nog suboptimaal en de prijsverschillen als gevolg van energieverbeteringen c.q. duurzaamheid zijn nog erg klein. Er is nu dus sprake van een onderwaardering van energierenovaties. Hierdoor is het dus voordelig voor beleggers en woningbouwcorporaties om energetisch slecht presterende woningen uit te ponden (verkopen). Dit leidt tot maatschappelijke misstanden waarbij de sociale minima de goedkope huizen kopen met hoge variabele energiekosten. De onderwaardering van energierenovaties moet dus rechtgetrokken worden. Hierdoor zou het de rationeel juiste keuze voor corporatie en beleggers zijn om woningen eerst energetisch op een acceptabel niveau te brengen. De marktmakers van de woningmarkt zijn de makelaars en taxateurs. Die bepalen in hoge mate de prijsvorming. De taxateur bepaalt de hoogte van de financiering en de makelaar heeft een grote invloed op de aanbodprijs van het huis. Aangezien energierenovaties nog maar weinig gebeuren, zeker op Energiesprong-niveau, worden die nog niet meegenomen in de prijs van de woning. De makelaars en taxateurs zullen dus energieprestatie mee moeten nemen in hun waarde en prijsbepaling. De rekenmodellen die beleggers en corporaties gebruiken om energierenovaties door te rekenen zijn zeer bepalend voor de interne besluitvorming rondom investeringsbeslissingen. De huidige modellen zijn ontwikkeld voor grootschalig onderhoud. De specifieke extra benefits van een energierenovatie op Energiesprong-niveau worden hierin niet meegenomen. Dit zorgt ervoor dat Energiesprong-investeringen onaantrekkelijk lijken. Dit komt echter voornamelijk door gebreken van de modellen. Deze modellen zullen dus moeten worden aangepast, zodat de werkelijke extra waarde van energierenovaties wordt weerspiegeld.
101
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Voor de eigenaar-bewoner is de financierbaarheid bepalend voor de aankoopbeslissing. Mensen kunnen maar zeer zelden een huis kopen zonder hypotheek. De hoogte van de financiering is dus een belangrijke bepaler van de prijs. Deze hoogte is afhankelijk van het inkomen van de aanvrager en van de getaxeerde waarde van het pand. Extra financiering voor energiezuinige huizen heeft dus een waardestijgend effect. Deze financieringsruimte zal moeten worden gecreëerd.
Programma’s en projecten 1. Huurwaarde corporaties Zie tekst bij doelgroep programma’s. 2. Boekwaarde beleggers Beleggers willen rendement op hun investering en rekenen vaak ook op indirect rendement door waardestijging van hun vastgoed. De tijdshorizon waarbinnen het vastgoed eigendom blijft van de belegger is over het algemeen aanzienlijk korter dan die van corporaties of overheid. De afgelopen jaren heeft vooral het indirect rendement gezorgd voor gunstige financiële resultaten. Er was een trend waarneembaar waarbij beleggers in toenemende mate bereid waren genoegen te nemen met een zeer laag direct rendement, in de verwachting dat het indirect rendement veel zou goed maken. Die tijd lijkt ten einde. De verwachting is zelfs dat prijzen gaan dalen. Dat laatste zal in de toekomst ook sterk afhangen van de energetische kwaliteit van de woning. Investeringen in het bezit van een belegger dienen naast direct rendement (huurverhoging) ook zichtbaar te zijn in het indirecte rendement, lees: de waarde van het vastgoed 3. Huizenprijs particuliere eigenaars Voor particuliere huizenbezitters is een energierenovatie op Energiesprongniveau een grote investering. Hiervoor moeten de financiële middelen beschikbaar zijn en de eigenaar moet de investering kunnen legitimeren. Het eerste is oplosbaar door een extra leenfaciliteit; het tweede is complexer van aard. De legitimering van de investering kent drie componenten: de daling van de energierekening, de toename van comfort en van andere meer persoonsafhankelijke factoren als klimaatvriendelijkheid en de voorbeeldfunctie, en, last but not least, de waardestijging van de woning. De business case voor de eigenaar wordt relatief eenvoudig als hij in een comfortabeler huis kan wonen met een lage energierekening en hij zijn investering terug krijgt als hij zijn huis verkoopt. De eerste twee factoren zijn reeds reëel, maar de waardestijging is nog niet bewezen. De waardestijging komt, zoals in de analyse is beschreven, door een samenspel van financierbaarheid en het advies van de makelaars en taxateurs. Dit programmaonderdeel heeft als doel op deze twee factoren te interveniëren.
102
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Dit gebeurt op lokaal niveau in het Alle lichten op groen-programma. Het probleem moet echter ook op nationaal niveau worden aangepakt. Met de NVB (Nederlandse Vereniging voor Banken) en de NHG (Nationale Hypotheek Garantie) werken we aan een experiment om hypotheken te differentiëren naar label. Idealiter zijn er verschillende hypotheekhoogtes voor woningen met een G/F, D/C, B/A en A+/A++ label. Hierdoor ontstaat er waardesturing met een positief effect voor de groene labels. Bovendien komt er zo een natuurlijke financiering voor energierenovaties tot stand. Met de NVM (Nederlands Verbond van Makelaars) zullen we op nationaal niveau kijken naar mogelijk waardevermeerderend beleid. Hierbij kijken we naar eenvoudige stappen als labels bij de verkoopadvertentie en een waarderingsysteem voor de energieprestatie van huizen. Er bestaat natuurlijk ook een marktwerking, die voor een groot deel niet wordt beïnvloed door het bovenstaande. Huizenkopers nemen energieprestatie nog maar weinig mee in hun afweging, maar ze worden zich wel steeds bewuster van hun energieverbruik. Dit heeft een effect op de verkoopprijzen van huizen. AgentschapNL doet reeds onderzoek naar deze prijsdifferentiatie. Wij zullen dat onderzoek ondersteunen en communiceren om huis-eigenaars meer argumenten te geven om hun huis te renoveren. Realisatie 2011 In 2011 is er een analyse gedaan door Drift waar het rapport Duurzame woningwaarde uit voort is gekomen. Het rapport geeft een scherp inzicht in het samenspel van taxatie, het advies van de makelaar en de hypotheekverstrekking. Dit dient mede als startpunt voor de Community van financials in Lokaal alle lichten op groen. Daarnaast heeft NIBUD een analyse gemaakt van wat er voor een energieneutrale woning volgens de geldende hypothecaire regels binnen de zogenaamde ‘explain’ extra kan worden geleend in verband met de weggevallen energiekosten. Deze informatie zal worden gebruikt in de Lokaal alle lichten op groengemeentes en bij succes verder in de markt worden gezet via de Koploperscommunity. Planning 2012 Binnen Lokaal alle lichten op groen experimenteren met het doorbreken van de waardemethodieken. Vanuit de experimenten en de Koploperscommunity eventueel benodigd onderzoek laten uitvoeren. Opschalingpotentieel Prijsstijging door energierenovatie is een van de grootste en meest fundamentele marktaanpassingen die nodig zijn om ingrijpende energierenovaties op gang te brengen. Het opschalingpotentieel van Energiesprong-renovaties is sterk afhankelijk van de mate waarin de huizenprijzen stijgen na energierenovaties.
103
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 15 Prestatiesturing Doelstelling De gebouwprestaties die worden gerealiseerd wijken in de praktijk af van de vooraf gefor-
muleerde ambities. Deze discrepantie is groter bij hogere energieambities. Een deel van de discrepantie is terug te voeren op veranderingen en uitvoeringsverschillen in het realisatieproces. De belangrijkste doelstelling van dit programmaonderdeel is het verkleinen van de discrepantie tussen gestelde ambities bij aanvang van een bouwproject en de gerealiseerde prestaties bij oplevering. Daarnaast willen we de opschaalbare gebouwconcepten of deelconcepten identificeren, die hoge energie- en binnenmilieuprestaties economisch verantwoord mogelijk maken, voor vrager en aanbieder. En waar mogelijk ook de redenen voor afwijkingen identificeren. Analyse Bij de verwezenlijking van gebouwambities bij nieuwbouw of renovatie, zijn verschillende actoren betrokken die op een eigen wijze van invloed zijn op de uiteindelijke prestaties van bouwprojecten. De traditionele rollen van actoren die van invloed zijn, betreffen die van opdrachtgever versus opdrachtnemer of uitvoerder versus controleur. >> Opdrachtgevers sturen op de laagste prijs voor het te realiseren programma van eisen. Bij veel opdrachtgevers ontbreekt inzicht in het verband tussen de geformuleerde eisen en de uitwerking daarvan in de vorm van VO/DO/bestek en specifieke keuzes in de bouwfase. Dit betekent dat de opdrachtgever dan ook zelden in de fase na de opstelling van het PvE stuurt op de verwachte prestaties. In sommige gevallen (bijvoorbeeld bij nieuwbouwwoningen) geldt zelfs dat de toekomstige eigenaar/gebruiker niet altijd bekend is en dat zijn persoonlijke wensen en criteria dus niet bekend zijn, noch zijn verwachtingen van de belangrijkste gebouwprestaties. Ook is voor een koper in sommige gevallen lastig te achterhalen welke componenten en systemen geleverd worden in zijn woning. Deze in de verkoopbrochure niet omschreven, laat staan dat de prestaties helder geformuleerd zijn. In sommige gevallen rest een koper niet anders dan de EPC-berekening op te vragen bij de gemeente. >> Opdrachtnemers sturen op winst- en omzetvergroting. In de praktijk komt dit neer op risicovermijding en standaardisatie. Een deel van de winst zit bovendien in het uitvoeren van werkzaamheden die niet beschreven stonden in het bestek, hetgeen wordt vertaald in ‘meerwerk’. Prestatiebeloning gerelateerd aan gestelde ambities ontbreekt te allen tijde, waardoor dus ook de incentive ontbreekt om gestelde ambities optimaal te realiseren. Aangezien voor de eindklant niet altijd duidelijk is wat er precies geleverd wordt, ontbreekt ook vaak de drive om duurdere componenten te installateren die wel essentieel zijn om de wettelijk vereiste energieprestaties te behalen. >> Uitvoerders sturen op kostenoptimalisatie: de laagste inkoopprijs en een snelle uitvoering. Prestatiesturing betekent voor hen vooral sturing op optimalisatie van het proces in plaats van op de te bereiken gebouwprestaties. Levertijd en vermijden van zichtbare gebreken is dan ondergeschikt aan
104
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
daadwerkelijke prestatie op het gebied van comfort en energiegebruik die meestal niet achteraf wordt gecontroleerd. >> Controleurs sturen op naleving van specificaties en het bestek (maar niet op gerealiseerde bouwprestaties), waarin de maatregelen staan waarmee gebouwambities gerealiseerd zouden moeten kunnen worden. Dit geldt met name voor het onderdeel energie, door naleving van de specificaties die zijn opgegeven in een EPC-berekening. Echter, veel uitvoerders ontbreekt het aan de kennis om gebreken in het uitvoeringsproces te onderkennen. Dit wordt verergerd doordat veel verschillende disciplines in een gebouw samenkomen: installatietechniek, ventilatie, luchtdichtheid, koudebruggen, brandveiligheid, constructieve sterkte, weerstand tegen wind en regendichtheid. Het is lastig deze verschillende werkvelden en kennis van nieuwe ontwikkelingen op installatiegebied in één persoon te verenigen. Verder kunnen we constateren dat de leerpunten over de realisatie van de ambities op het gebied van de gebouwprestaties lang niet altijd worden geborgd, laat staan dat ze worden gedeeld met andere bedrijven die voor een vergelijkbare uitdaging staan. De ruimte voor dergelijke borging is vaak ook beperkt in verband met de benodigde extra investeringen en tijd voor monitoring. Er ontbreekt een cultuur die is gericht op doorontwikkeling van integrale concepten naar hogere gebouwprestaties. In veel gevallen ontbreekt ook de kennis om op een effectieve manier de kwaliteit te borgen en te realiseren. De gebouwprestaties die worden gerealiseerd wijken in de praktijk dus sterk af van de vooraf geformuleerde ambities. Deze discrepantie is groter bij hogere energieambities (bijvoorbeeld 90% van de ventilatiesystemen voldoet niet aan de GIW-richtlijnen). Een voorzichtige schatting van de discrepantie tussen gestelde energieambities en gerealiseerde prestaties, leert dat de verschillen over het geheel genomen zo’n 10 à 15% betreffen. In individuele gevallen kunnen de verschillen zelfs oplopen tot 50%. Dit blijkt onder andere uit de analyse van de effecten van de aanscherping van de EPC en de gerealiseerde energieprestaties. Voor het overgrote deel hangt dit samen met ontwerp- en bouwfouten, die behalve tot mindere energieprestaties vaak ook leiden tot problemen met binnenmilieu en onderhoud, wat faalkosten met zich meebrengt. Tegen deze achtergrond loopt een nationale discussie over hoe hier een structurele verandering in aan te brengen. In de afgelopen jaren zijn ook marktpartijen al actief hiermee aan de slag gegaan waarvan ‘Kop-Staart’ en ‘Bouwtransparant’ de belangrijkste voorbeelden zijn. Programma’s en projecten De hierboven beschreven analyse verklaart het vaak genoemde verschil tussen ambities bij aanvang en geleverde prestaties bij gebruik van de woningen, op het gebied van zaken als energie, binnenmilieu en economie. Voor de te realiseren doelstellingen worden de volgende activiteiten opgezet: >> Voor de hoge prestatieniveaus die Energiesprong nastreeft, hebben we ervoor gekozen om bij nieuw op te zetten regelingen af te gaan rekenen op geleverde prestaties in plaats van op gestelde ambities. In 2011 bestaan de concrete realisatieprojecten waarvoor dit principe zal worden gehuldigd uit de regeling voor gebiedsontwikkeling op 45% ambitieniveau en een trajectregeling voor nieuwbouw en
105
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
renovatie van woningen op 60% en 80% ambitieniveau. Omdat deze afrekening plaats zal vinden op moment van oplevering en niet pas na een jaar monitoring in de gebruiksfase, wordt een methode van oplevering gehanteerd volgens een vastgesteld protocol. >> Energiesprong hanteert voor de fysieke realisatieprojecten een monitoringsprotocol dat is gericht op het vastleggen van de leerpunten die de uiteindelijke prestaties bepalen van de gebouwen. Dit protocol bevat technologische monitoringsaspecten, zoals luchtdichtheid en ventilatie en niet-technologische aspecten, zoals omgevingsinvloeden en gebruikersgedrag. Hierbij wordt, in lijn met commissioning, de ontwikkeling van het energieconcept voor het gebouw vanaf het Programma van Eisen tot aan de oplevering en het gebruik gevolgd. Voor de deelnemers aan UKR NEW is deelname nog vrijwillig, voor nieuwe regelingen zal deelname aan monitoring verplicht zijn. >> Om te waarborgen dat de sturing op prestaties in plaats van specificaties voorop blijft staan, zal binnen Energiesprong volgens een vastgesteld protocol een methodiek voor oplevering worden uitgewerkt op basis van ‘Bouwtransparant’. Hierbij zal met name aandacht worden besteed aan de inpassing van bouwfase-gerelateerde controle-instrument(en) én een informatie-instrument rondom prestatiekritische onderdelen (ook bouwfase-afhankelijk). De vastgelegde methodiek zal in eerste instantie worden ingezet binnen de projecten die voortkomen uit de verschillende subsidieregelingen van Energiesprong. Bij gebleken geschiktheid zal deze ook een onderdeel kunnen worden van een landelijk te hanteren methodiek. Hiervoor wordt al bij aanvang de verbinding gelegd met de relevante landelijke organisaties. Te denken valt aan de partijen in de eerder beschreven Kop-Staartaanpak. Een expertsysteem wordt momenteel ontwikkeld om de controleur handvatten te geven voor de bouwcontrole. Veel voorkomende bouwfouten op het gebied van installatie, luchtdichtheid worden gekoppeld met de verschillende bouwfases en ook de gevolgen worden inzichtelijk gemaakt. Realisatie 2011 In kwartaal 4 is de keuze gevallen op de methodiek ‘Bouwtransparant’, eerder ontwikkeld met middelen van de provincie Noord-Holland, omdat deze van de beschikbare methodieken het best is uitgewerkt in de richting van prestatiesturing en instrumenten om ook tijdens de bouwfases inzicht te geven en krijgen omtrent prestatiekritische aspecten waarop getoetst dan wel geïnformeerd moet worden. Energiesprong en de provincie Noord-Holland (huidige eigenaar van de methodiek als investeerder/ontwikkelaar) hebben uitgesproken dat het ongewenst is dat dit een commercieel product wordt (zoals gebeurd is met GPR; kritiek uit de markt). Deze methodiek dient ter beschikking te staan van alle partijen. Tegelijk is het de bedoeling dat bij afronding van Energiesprong de methodiek door de markt breed gedragen en toegepast wordt, hetgeen vereist dat de methodiek zelf verder onderhouden moet worden en ondersteuning bij de toepassing beschikbaar blijft. Daarvoor zijn deels door de SEV en deels door het CO2-servicepunt van de provincie Noord-Holland in kwartaal 4 eerste verkennende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van lokale overheden en de NEPROM, Bouwend Nederland, Uneto-VNI en Aedes Om de methodiek tijdens en na de interventie van Energiesprong ingebed te krijgen in de mainstream-
106
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
praktijk wordt in de komende periode naast de inspanning van de SEV door de provincie Noord-Holland zorggedragen voor de benodigde organisatorische instandhouding. Planning 2012 Q1
Vaststelling protocol voor oplevering van Energiesprong-subsidieprojecten.
Q1-Q4 Input en verfijning van de BIOM-tool voor ondersteuning van de controleur. Q2
Tussentijdse resultaten monitoring UKR NEW opstellen, start analyse.
Q4
Lessons learned opstellen over de invloed van procesfases op afwijkingen tussen ambities en de
realisatie daarvan.
Opschalingpotentieel Een voorzichtige schatting van de discrepantie tussen gestelde energieambities en gerealiseerde prestaties, leert dat de verschillen over het geheel genomen zo’n 10 à 15% betreffen. In individuele gevallen kunnen de verschillen zelfs oplopen tot 50%. Dit blijkt onder andere uit de analyse van de effecten van de aanscherping van de EPC en de gerealiseerde energieprestaties. Sturing op gerealiseerde prestaties herbergt dus minimaal dat opschalingpotentieel. De vastgelegde methodiek voor gecertificeerde oplevering zal in eerste instantie worden ingezet binnen de projecten die voortkomen uit de verschillende subsidieregelingen van Energiesprong. Bij gebleken geschiktheid zal deze ook een onderdeel kunnen worden van een landelijk te hanteren methodiek.
107
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 16 Internationale aansluiting Doelstelling Hoewel Energiesprong primair gericht is op de realisatie van nationale doelstellingen met
nationale actoren, kent het programma ook een internationale dimensie. In dit kader gelden de volgende doelen: 1. Agendering van de Energiesprong in plaats van de kleinere stappen Met het lidmaatschap van de SEV binnen de E2B en met het dekken van de kosten van TNO als nationaal liason point heeft Energiesprong een agenderende functie richting de Europese commissie. 2. Benchmark van het Energiesprong programma In België, Oostenrijk, de UK en Noorwegen zijn redelijk gelijke programma’s geïdentificeerd. Met de trekkers van deze vier op Energiesprong lijkende programma’s zullen we één op één een benchmark uitvoeren voor ons programma. Daarnaast zullen we een literatuuronderzoek laten doen, omtrent de ontwikkelingen op de Energiesprong thema’s Europa-breed. Zodoende kunnen we onze kennis delen en die van andere programma’s meenemen in de verdere ontwikkeling en sturing van de experimenten. Tevens moeten de resultaten hiervan geschikt zijn voor kennisontsluiting via Innopedia. 3. Faciliteren van Nederlandse partijen in de Europese arena Deze rol zien we vooral weggelegd voor het nieuwe kennisinstituut. Naast een eigen geldstroom kan het nieuwe instituut gemeentes of andere instanties helpen aansluiting te vinden bij de Europese onderzoekagenda’s. 4. Kennisuitwisseling Uit Energiesprong komt kennis die we willen delen; uit internationale projecten komt kennis die we willen halen. Er is voor gekozen dat we primair via de IEA-taken deze kennisuitwisseling aangaan, waarbij de voorbeeldprojecten worden ingebracht, maar ook kennisuitwisseling op andere thema’s geadresseerd moet worden (als voorwaarde voor onze participatie). Uit een inventarisatie van de lopende IEA- taken en annexen zijn drie taken naar voren gekomen voor deelname. Deze staan in de bijlage vermeld. Daarnaast is geld gereserveerd als contrafinanciering voor Nederlandse partners die deel (gaan) nemen aan Europese R&D-projecten. Besluit over inzet hiervan is afhankelijk van de focus van dergelijke projecten en de mogelijkheden voor kennisuitwisseling tijdens de duur van het Energiesprongprogramma. Analyse Energiesprong is tot stand gekomen in het licht van zowel nationale als internationale ontwikkelingen. De belangrijkste internationale ontwikkelingen op dit gebied zijn de Europese ambities rondom
108
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
CO2-reductie in het algemeen en Europese regelgeving rondom nieuwbouw en renovatie van gebouwen via de EPBD en EPBD-recast in het bijzonder. In meerdere Europese landen zijn de ontwikkelingen voor hoge ambitie-energieconcepten voor de gebouwde omgeving voortvarend opgepakt. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van passiefhuizen in Duitsland, Oostenrijk, België en de Scandinavische landen, maar ook aan specifieke technologische ontwikkelingen zoals de warmtepomp, de micro-WKK en PV-zonnepanelen. Naast zulke technologische ontwikkelingen zijn er ook interessante niet-technologische voorbeelden, zoals particulier opdrachtgeverschap in Oostenrijk en België en bouwprocesinnovatie in Engeland. Ook in de Europese kaderprogramma’s (RD&D) is het onderwerp Energie in de Gebouwde Omgeving sterk gepositioneerd, mede door oprichting van het E2B-initiatief (Energy Efficient Buildings). Zowel een aantal Nederlands kennisinstellingen (met name TNO en ECN) als marktpartijen (met name Philips als co-founder) spelen hierin een vooraanstaande rol. Sinds 2010 is ook SEV lid en heeft een medeagenderende rol bij de opzet van nieuwe onderzoeksonderwerpen. Tot slot is er een aantal nieuwe initiatieven ontstaan vanuit het International Energy Agency (IEA), waar kennisinstellingen en marktpartijen gezamenlijk werken aan kennisontwikkeling en uitrol van best practices. Dat geeft Nederland een goede uitgangspositie om zich te meten met en te leren en te profiteren van internationale partijen, en daarnaast de eigen investeringen te vergroten door gebruik te maken van internationale middelen. Programma’s en projecten Onder regie van Energiesprong zal een inventarisatie gemaakt worden van de internationale ontwikkelingen op het gebied van Energiesprong-activiteiten en -ambities. Deze inventarisatie zal enerzijds gebruikt worden om content vanuit de internationale dimensie te verkrijgen voor kennisontsluiting in bijvoorbeeld CoP’s en Innopedia. Anderzijds dient de inventarisatie ook input te leveren voor identificatie van technologie-(uit)ontwikkeltrajecten. Energiesprong zal een inventarisatie maken van van de belangen van Nederlandse actoren op het werkveld van Energiesprong en in het licht van de E2B-roadmap, om deze vervolgens te agenderen binnen de E2B-gremia. Energiesprong zal deelname door Nederlandse actoren aan specifieke IEA-activiteiten, die qua onderwerpen goed aansluiten bij Energiesprong-doelstellingen, stimuleren en waar nodig ondersteunen. Realisatie 2011 Energiesprong heeft deelgenomen aan verschillende Europese bijeenkomsten, zowel in het kader van E2B, Eracobuild als IEA. Hierbij is onder andere een inventarisatie gemaakt van voor Nederland relevante programma’s in andere landen die vergelijkbaar zijn met Energiesprong. Er is een overzicht van relevante IEA-activiteiten gemaakt, op basis waarvan Energiesprong heeft gekozen waar Nederlandse deelname gewenst is. Nederlandse deelname aan de meest relevante IEA-activiteiten is
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
109
aan het eind van 2011 op poten gezet. Voor ondersteuning vanuit Energiesprong is als belangrijk criterium gehanteerd in hoeverre de IEA-activiteit zich richt op integrale gebouw- en gebiedsconcepten van voldoende hoge ambitie (minimaal 45% reductie op totaal energiegebruik, liefst hoger). Bovendien moet duidelijk zijn dat we vanuit Energiesprong wat kunnen brengen, maar dat er vooral ook relevante kennis gehaald kan worden. Het National Liaison Point is vanuit Energiesprong gefinancierd en er wordt door TNO vorm en inhoud aan gegeven. De positionpaper is pas eind 2011 in opdracht gegeven, mede naar aanleiding van de opstart en invulling van Building Future en de afstemming hiervan met onderdelen van dit onderdeel binnen Energiesprong. Planning 2012 Q1
Uitvoeren Peer-review met Europese programma’s die vergelijkbaar zijn met Energiesprong.
Q1-Q2 Opstellen positionpaper NL-EU-ontwikkelingen op het gebied van Energiesprong. Doorlopend (in lijn met E2B-Industrial Advisory Group-schema): agendering NL-prioriteiten voor te ondersteunen onderzoeksactiviteiten. Doorlopend: voeding Innopedia met resultaten uit internationaal onderzoek en ontwikkeling. Opschalingpotentieel Voor dit aspect kent de opschaling meerdere dimensies. Bij juiste adressering van de Nederlandse prioriteiten binnen EU-kaderprogramma’s is de kans op het verkrijgen van een multiplicatie van de beschikbare onderzoeksmiddelen aanzienlijk. De interessantste opschaling ligt echter in de vergroting van de afzetmarkt voor de ontwikkelaars en producenten van nieuwe producten en diensten, naast de creatie van een nieuwe thuismarkt, met behulp van in het buitenland opgedane kennis. Import van kennis kan ook zorgen voor versnelling van de implementatie van nieuwe technieken, concepten, diensten en processen en deze bovendien economisch voordeliger maken.
110
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
>>
Bijlage 17 Communicatiestrategie en -activiteiten
Energiesprong is een innovatieprogramma en een beweging Energiesprong heeft twee betekenissen: het is een programma en het is een beweging. Een klein deel van de communicatie gaat uit van Energiesprong als programma en richt zich op de stakeholders om hen te informeren over doel, activiteiten en voortgang van het programma. Deze stakeholders zijn: opdrachtgever BZK (inclusief relevante andere ministeries en Tweede Kamercommissie), koepelorganisaties (Bouwend Nederland, Neprom, Vereniging Eigen Huis, Aedes etc.), kennisinstituten (SBR, Nyenrode, Agentschap etc.) en vergelijkbare initiatieven (Meer met Minder, Blok-voor-Blok, GEN etc.). Energiesprong is daarnaast een beweging. Energiesprong als programma heeft als doel marktcondities voor energieneutraal bouwen te creëren. Voor dat doel is een transitie in de markt nodig: een grote sprong (geen kleine stapjes) gemaakt door een kritische massa van álle actoren in de markt. Beweging in de markt is er al en het is aan Energiesprong om de bestaande beweging te faciliteren, te mobiliseren en mede koers te geven richting een grote sprong. Communicatief betekent dit dat een sectorale gedragsverandering nodig is. Het grootste deel van de communicatie wordt (in het verlengde van kennisdeling) ingezet als één van de instrumenten om de beweging te mobiliseren en koersen en daarmee een bijdrage te leveren aan het programmadoel. Transitiecommunicatie: doelgroepen We hanteren voor de transitie het volgende model: Opmerken-Weten-Willen-Doen-Volhouden. Op basis van deze modelstappen die doorlopen worden in een transitie, onderscheiden we doelgroepen afhankelijk van hun positie: 1. innovators (de koplopers die al energie-ambitieus bouwen en moeten volhouden), 2. early adopters (de snelle volgers die wel willen of kunnen, maar het nog weinig of niet doen) en 3. majority (een grote massa die óf nog niet kan óf nog niet wil en die nog opmerkzaam moet worden gemaakt op de Energiesprong).
ea
rly
to
rs
rity majo
ad
o pt
e rs
in n
ov
a
De steeds groter wordende beweging in beeld
111
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
De beweging kan als volgt worden gezien: 1. innovators zetten de beweging in gang, 2. early adopters legitimeren de innovators en geven de beweging slagkracht, 3. op de majority daarachter hebben zij gezamenlijk impact als ze zichtbaar zijn en hun beleving door kunnen geven. Hierop is de communicatiestrategie van Energiesprong geënt. Doel is zoveel mogelijk mensen mobiliseren van de majority naar de early adopters en van de early adopters naar de innovators, kortom: de beweging versnellen en vergroten. Actoren in de gebouwde omgeving In het onderstaande schema staan alle actoren die vanuit Energiesprong-communicatie worden benaderd. Onder al deze actoren zijn leden uit de bovenstaande doelgroepen te herkennen. Energiesprongcommunicatie ontwikkelt voor iedere actor binnen zijn doelgroep specifieke kernboodschappen. Facilitators: Banken Beleggers Makelaars/ Taxateurs
Aanbod: Ontwerpers Toeleveranciers Bouwers Installateurs
Marktrijpe proposities
Vraag: Ontwikkelaars Corporaties Eigenaren (particulier en zakelijk)
VvE-ambassadeurs
Regelgevers: Gemeenten
Wat is betekenisvol in de omgeving van Energiesprong? Energiesprong-communicatie ‘landt’ in een omgeving waarin een aantal factoren van betekenis zijn voor de communicatieaanpak: 1. Algemeen bekend is de traditionele organisatie en houding in de bouwsector. Energiesprong beoogt een transitie die echt als een revolutie kan worden gezien. De sprong die gemaakt moet worden kan nauwelijks worden onderschat en vergt een zware inzet. 2. Energiezuinigheid en duurzaamheid staan dan wel op de maatschappelijke agenda, maar werkelijk innovatieve energie-aanpakken die leiden tot energieneutraliteit, zijn een optie die slechts bij een kleine groep leeft. Juist omdat er een lange weg te gaan is, start Energiesprong bij die kleine groep en
112
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
versterkt en versnelt vanuit beweging die er al is. 3. De economische crisis biedt transitie een kans: de markt verandert naar een vraagmarkt, bedrijven zoeken nieuwe wegen om te overleven, renovatie komt hoger op de agenda dan nieuwbouw en de stijgende energieprijzen vormen een natuurlijke trigger voor het thema ‘energieneutraliteit’. Juist omdat energie geen single-issue is, maar onderdeel uitmaakt van bouwen en wonen, bieden deze ontwikkelingen aanknopingspunten voor communicatie. Positionering Energiesprong Energiesprong is een beweging binnen de gebouwde omgeving van mensen die zich met elkaar verbinden om samen projecten en kennis te delen om op een innovatieve manier een echt grote energiewinst te realiseren (45%-energieneutraal). Om dit te realiseren is niet primair technische kennis of innovatie nodig: de innovatie is nodig op het vlak van richten (visie) en inrichten (proces). Dit betekent dat de positionering van Energiesprong complexer is dan een enkelvoudig energieprofiel; het gaat ook om een andere visieontwikkeling en andere vormen van samenwerking. Realisatie Communicatie 2011 De feiten over 2011 tot het najaar zijn de volgende: >> toename bezoek website Energiesprong.nl naar 4.000 bezoekers per maand >> toename LinkedIn groep tot 250 deelnemers
>> toename Twittervolgers tot 300 (250 Tweets)
>> aantal views van Youtube-kanaal in totaal 50 filmpjes: 6.000 >> actief gebruik van Flickr-kanaal met foto’s van 30 projecten >> blogs op Energiesprong.nl: 270, met 22 reacties >> blogs op sites derden: 30, met 10 reacties >> presentaties op events van derden: 30
>> eigen kleine events: 15, met 350 bezoekers. Met de communicatieaanpak van Energiesprong tot najaar 2011 is een goede eerste slag geslagen in de positionering en bekendheid van Energiesprong en de spreiding van interessante content rond energieambitieus bouwen binnen de sector. Er is een infrastructuur opgebouwd rond online en offline aanwezigheid. Naar en in 2012 wordt meer focus aangebracht in de strategie en wordt zwaarder ingezet op groei en impact.
113
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Communicatiedoelstellingen De doelstellingen zijn hieronder per doelgroep beschreven: Majority: opmerken en weten >> Actoren ontdekken dat energieneutraal bouwen mogelijk is, aan relevantie wint, en oriënteren zich op meer informatie. Early adopters: weten, willen en doen >> Actoren weten dat energieneutraal bouwen kan en hebben ook kennis van reële opties, zoeken actief naar inspiratie en informatie. >> Actoren ontdekken Energiesprong als een waardevolle plek waar koplopers en hun ervaringen samenkomen. >> Actoren zijn bereid de stap naar energieambitieus bouwen te maken. Innovators: doen en volhouden >> Alle innovators in Nederland kennen Energiesprong als programma en herkennen Energiesprong als beweging. >> Actoren ervaren Energiesprong als initiatief van gelijkgestemden, waar zinvolle uitwisseling plaatsvindt en waar zij om hun expertise worden gewaardeerd. >> Actoren zijn bereid te participeren in de ontwikkeling van Energiesprong, door onderlinge uitwisseling en door doorgeven van ervaring aan anderen. Strategie De communicatiestrategie vanuit Energiesprong heeft als doel om energieambitieus bouwen dermate bekend en aantrekkelijk te maken dat de groep adopters zo groot mogelijk wordt: een maximaal aantal mensen weet dat energieambitieus bouwen mogelijk is, dat het onderdeel uitmaakt van de toekomst van bouwen in Nederland en is bereid om actie te ondernemen. Omdat Energiesprong ‘slechts’ de marktbeweging faciliteert, ligt een sterk accent op het onderling verbinden van de mensen in die markt die de beweging veroorzaken: innovators en early adopters. Voor hen wordt volop gebruik gemaakt van social media en interactieve events als twee pijlers in de middelenkeuze. De innovators worden in het ‘doen en volhouden’ geholpen door onderlinge uitwisseling en inspiratie. Daarnaast wordt hun kennis en ervaring gekanaliseerd ingezet ten behoeve van early adopters: de verhalen worden uit de innovatorgroep ‘opgehaald’ en langs diverse kanalen naar de early adopters gebracht. Ook binnen deze groep moet interactie leiden tot het eigen maken van de materie, wat een basis legt voor de stap naar ‘doen’. Voor de majority maakt Energiesprong meer gebruik van massamediale kanalen om thema’s en mogelijkheden te agenderen en de beweging zichtbaar (en daarmee aantrekkelijk) te maken.
114
Meerjarenplan Energiesprong Update 2012
Kernboodschap In de basis is de kernboodschap: doe mee met de Energiesprong en neem die voorsprong op de majority van de markt. Deze kernboodschap is voor actorengroepen in de markt als volgt te specificeren: >> aanbodzijde van de markt: werk met slimme coalities en kom tot een geïntegreerd, energieambitieus aanbod >> vraagzijde van de markt: ontwikkel visie op je vastgoed vanuit een perspectief van waardeontwikkeling, realiseer je het risico van stijgende energieprijzen en besteed innovatief aan. >> gemeenten: geef met beleid en regelgeving ruimte aan de markt van energieambitieus bouwen.
>> facilitators: werk mee om waarde-ontwikkeling van vastgoed mogelijk te maken door energiewaarde mee te wegen.
Uitwerking doelgroepen-middelen
Programma initiatieven
Stakeholders
Gerichte programma informatie
CoP’s
Kennisoverdracht tools
Innovators
Early adopters
Majority
Weten/willen/doen
Opmerken/weten
- Online presence - E-magazine met innovators-ervaringen - Volg- en deelsites - Participatie in Denkt-umee en Energie Ateliers - Actiecampagne - Games en apps
- Vakmedia - Landelijke media - Beurzen - Presentaties op events derden
Energiesprong agenderen Doen/Volhouden Innovators en adopters identificeren - Advertenties - Vakmedia - Online presence - Infobijeenkomsten - Slim en snel - Gebiedsontwikkeling - Regeling W-bouw - Regeling U-bouw - Lokaal Groen - De voorsprong - Roadshow - Corpo-rekenrichtlijn - etc.
- Online netwerk - Mijlpalenevents - Expertsmeetings - Denkt-u-mee - Energie Ateliers - Twitter - Deelwebsites - E-news met nieuwe ontwikkelingen - apps