Haalbaarheidstudie Energiesprong Amsterdamse buurt
Datum: Projectnr: Status:
13 oktober 2011 1168 Definitief
Inhoudsopgave Samenvatting............................................................................................................................................... 4 1
Inleiding ............................................................................................................................................... 7
2
Uitgangspunten ................................................................................................................................... 8 2.1
Projectinformatie ......................................................................................................................... 8
2.2
Landelijke ontwikkelingen en beleidskader ................................................................................... 8
2.2.1
Landelijk klimaatbeleid ......................................................................................................... 8
2.2.2
Energieprijsontwikkelingen ................................................................................................... 8
2.3
Plaatselijk beleidskader ................................................................................................................ 9
2.4
Kenmerken van de wijk ...............................................................................................................10
3
Ambitieniveaus ...................................................................................................................................11
4
Inventarisatie energieconcepten .........................................................................................................12 4.1
5
6
Gebouwgebonden energiereductie .............................................................................................12
4.1.1
Beperking energievraag .......................................................................................................13
4.1.2
Warmteterugwinning...........................................................................................................14
4.1.3
Duurzame energie ...............................................................................................................15
4.1.4
Efficient fossiel.....................................................................................................................17
4.2
Gebruikersgebonden energiereductie..........................................................................................18
4.3
Duurzame opwekking ..................................................................................................................18
4.4
Samenstelling energieconcepten Amsterdamse buurt .................................................................19
Financiële analyse ...............................................................................................................................23 5.1
Investeringskosten ......................................................................................................................23
5.2
Exploitatiekosten .........................................................................................................................23
5.3
Rentabiliteit.................................................................................................................................24
5.4
Financieringsconstructies ............................................................................................................25
5.4.1
Outsourcing PV-‐panelen ......................................................................................................25
5.4.2
Verhoging vastgoedwaarde..................................................................................................25
5.4.3
Conclusie financiering ..........................................................................................................26
Procesmatige inbedding ......................................................................................................................27 6.1
Beschrijving integraal totstandkomingsproces .............................................................................27
6.1.1
Vier organisatorische innovaties ..........................................................................................28
6.1.2
Het proces en de DUBO auditor ...........................................................................................29
6.1.3
Gebruikers en bewustwording .............................................................................................31
2
Bijlage 1: Uitsplitsing investeringskosten .....................................................................................................32 Bijlage 2: Financiële parameters .................................................................................................................34 Bijlage 3: EPN-‐berekeningen .......................................................................................................................35
3
Samenvatting Om een grote stap in energiereductie te realiseren, is door de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting (SEV) het experiment Trajectaanpak Energiesprong Woningbouw uitgezet. Middels een financiële ondersteuning wil men consortia bestaande uit vragers en (deel)aanbieders, uitdagen om een grote stap in energiereductie in bestaand gebouwd gebied ook daadwerkelijk te realiseren. In dit kader hebben de consortiumpartners de handen ineen geslagen om ongeveer 108 eengezinswoningen uit 1910 van woningcorporatie Elan Wonen in de Amsterdamse buurt te Haarlem te renoveren en energetisch zo goed mogelijk te verbeteren. De ambitie hierbij is in eerste instantie om voor minimaal 30 woningen een energiebesparing te realiseren van 60%; en in een tweede tranche nog eens minimaal 30 woningen te realiseren met een energiebesparing van 80%. Daarnaast is Elan Wonen geïnteresseerd in wat de consequenties zijn van 40% energiebesparing. Om inzichtelijk te maken welke energieconcepten (zowel gebouwgebonden als gebruikersgebonden) passen binnen deze ambities en wat hiervan de technische en financiële consequenties zijn, is deze haalbaarheidstudie uitgevoerd. Op basis van de rapportage kan woningcorporatie Elan Wonen een onderbouwd besluit nemen t.a.v. de gestelde ambities en de bijbehorende maatregelen en om al dan niet een subsidie aan te vragen ter realisatie van het project. Energieconcepten Om inzichtelijk te maken op welke wijze te woningen energetisch kunnen worden verbeterd, zijn er voor de drie ambitieniveaus energieconcepten samengesteld: 1) ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͗͟ Bij dit ambitieniveau worden de woningen nageïsoleerd door het plaatsen van voorzetwanden aan de binnenzijde van de gevel, het plaatsen van thermokussens tegen de begane grondvloer en plaatsen van mineraal wol tussen de houten balken van het plafond op de eerste verdieping. Daarnaast worden de ramen vervangen door HR++-‐beglazing en worden zelfregulerende ventilatieroosters met mechanische afzuigpunten, een HR-‐(combi)ketel en een verticale douchewarmtewisselaar toegepast. 2) ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͗͟ Bij dit ambitieniveau worden de gevels aan de buitenkant nageïsoleerd met EPS-‐ platen en afgewerkt met steenstrips en de ramen worden vervangen door HR+++-‐beglazing. De houten begane grondvloer wordt vervangen door een geprefabriceerde goedgeïsoleerde vloer met laagtemperatuur vloerverwarming en het dak wordt aan de binnenzijde nageïsoleerd met harde PIR-‐platen. Daarnaast wordt een gebalanceerd ventilatiesysteem toegepast met warmteterugwinning. Aanvullend hierop wordt een verticale douchewarmtewisselaar, een HR-‐ (combi)ketel en een zonneboiler toegepast. Om het gebruikersgebonden energiegebruik te reduceren wordt voorzien in een hotfill aansluiting voor de wasmachine, een voorlichtingscampagne worden gehouden en subsidie worden verstrekt voor de aanschaf van energiezuinige verlichting en apparatuur. 3) ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͗͟ Bij dit ambitieniveau worden dezelfde gebouwgebonden en gebruikersgebonden maatregelen toegepast. Uitzondering hierop is, dat de aanwezige HR-‐ketel wordt vervangen door een warmtepomp met bodemwarmtewisselaars. Om de uiteindelijke besparing te realiseren worden er daarnaast nog eens 10 m2 aan PV-‐panelen per woning geïnstalleerd. In onderstaande tabel staan de indicatieve investeringskosten per woning weergegeven van de verschillende ambitieniveaus. KŽŬŝƐĚĞŵĞĞƌŝŶǀĞƐƚĞƌŝŶŐƚĞŶŽƉnjŝĐŚƚĞǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟;с͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ renovatie) weergegeven. Prijzen zijn prijspeil 2011 en inclusief BTW. 4
Investeringskosten DĞĞƌŝŶǀĞƐƚĞƌŝŶŐƚ͘Ž͘ǀ͘͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟
͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ Φϯϰ͘ϲϬϬ -‐
͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ Φϰϳ͘ϳϬϬ Φϭϯ͘ϭϬϬ
͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ Φϲϵ͘ϬϬϬ Φϯϰ͘ϰϬϬ
Rentabiliteit De initiële meerinvesteringskosten zeggen echter nog niets over de totale levensduurkosten cq. rentabiliteit van de verschillende ambitieniveaus. De rentabiliteit is uitgedrukt als netto contante waarde per woning. De netto contante waarde (NCW) vertegenwoordigt de som geld, die er nu moet zijn om de komende 30 jaar de energie-‐ en onderhoudskosten en de kapitaallasten te kunnen betalen. Uit de netto contante waarde berekening blijkt, dat zonder gebruikmaking van de subsidie ter realisatie van het project njŽǁĞůĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĂůƐĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ĞĞŶŽŶƌĞŶĚĂďĞůĞƚŽƉheeft ten opzichte van ͞standaard͟ renovatie (-‐Φϯ͘ϱϬϬƌĞƐƉĞĐƚŝĞǀĞůŝũŬ-‐ΦϮϭ͘ϬϬϬͿ. Met gebruikmaking van de subsidie hĞĞĨƚĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĞĐŚƚĞƌǁĞůĞĞŶƌĞŶĚĂďĞůĞƚŽƉǀĂŶĐŝƌĐĂΦϯ͘000. Hierbij is aangenomen dat de energie(kosten)besparing bij de huurder voor 100% in rekening mag worden gebracht. Of het 100% in rekening brengen van de energie(kosten)besparing bij de huurder een wenselijke constructie is, is echter de vraag. Indien een meer realistischer percentage van de energie(kosten)besparing ŝŶƌĞŬĞŶŝŶŐǁŽƌĚƚŐĞďƌĂĐŚƚ;ϳϱйͿ͕ĚĂŶnjĂůĚĞŶĞƚƚŽĐŽŶƚĂŶƚĞǁĂĂƌĚĞǀĂŶ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ŽƉĞĞŶnjĞůĨĚĞ ŶŝǀĞĂƵůŝŐŐĞŶĂůƐ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ renovatie. Ğ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ďůŝũŬƚŽŽŬŵĞƚŐĞďƌƵŝŬŵĂŬŝŶŐǀĂŶĚĞƐƵďƐŝĚŝĞŽŶƌĞŶĚĂďĞů͘ Een mogelijke alternatieve financieringsconstructie is om de PV-‐ƉĂŶĞůĞŶŝŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ƚĞŽƵƚƐŽƵƌĐĞŶĂĂŶĞĞŶĞdžƚĞƌŶĞƉĂƌƚŝũ (bijvoorbeeld een energiemaatschappij). Indien Elan Wonen de PV-‐panelen outsourced, zal de onrendabele ƚŽƉǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ǁŽƌĚĞŶǀĞƌůĂĂŐĚƚŽƚĐŝƌĐĂΦϭϬ͘ϬϬϬ;ŵĞƚŐĞďƌƵŝŬŵĂŬŝŶŐǀĂŶĚĞƐƵďƐŝĚŝĞͿ͘ Met inachtneming hiervan en de trend dat de meerinvestering in duurzame woningbouw zich in toenemende mate vertaald in een hogere vastgoedwaarde ;Φϱ͘ϬϬϬ-‐ ΦϭϬ͘ϬϬϬͿ, zou dit voor Elan Wonen een argument kunnen zijn om in duurzame renovatie van het woningbestand te investeren. Procesmatige inbedding De realiteit leert echter dat het stellen van energieambities één is, maar dat het daadwerkelijk realiseren ervan een ander verhaal is. KŵĚĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶŬŽƐƚĞŶŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐnjŽǀĞĞůŵŽŐĞůŝũŬƚĞŬƵŶŶĞŶ ondervangen, zal het hele ontwerp-‐ en realisatietraject dus extra aandacht vergen. Een belangrijk aandachtspunt bij het project zal daarom de projectorganisatie zijn. Hiervoor zullen een viertal procesinnovaties worden doorgevoerd. 1) Een DUBO-‐auditor zal gedurende het gehele proces de duurzaamheid in het proces bewaken. 2) Om de energetische prestaties te borgen, worden meetbare prestatie-‐indicatoren opgenomen in het technisch programma van eisen. 3) Om de woningen en installaties te optimaliseren, zal het oplevermoment van de aannemer twee jaar na ingebruikname zijn. 4) Er zal een bonus/malus regeling voor de ontwerpende-‐ en realiserende partijen als geheel worden toegepast, op basis van het algeheel functioneren van de woningen. EĂĂƐƚĚĞŬǁĂůŝƚĞŝƚƐďŽƌŐŝŶŐĞŶĚĞǁŝũnjĞǁĂĂƌŽƉĚĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶ kostenontwikkeling zoveel mogelijk worden ondervangen, is zorgvuldige communicatie met de toekomstige huurders/bewoners van groot belang om de doelstellingen daadwerkelijk te behalen. Er moet duidelijkheid gegeven worden ten aanzien van wat ze kunnen verwachten. 5
Niet onbelangrijk hierbij zal het bewustwordingproces zijn. Om de doelstelling daadwerkelijk te behalen zullen de huurders/bewoners ook bewust met energie(verbruik) om moeten gaan. Hiervoor zal een voorlichtingscampagne worden opgestart, waarin een duidelijke relatie wordt gelegd tussen het huidige energiegebruik en de mogelijkheden om hierop te besparen. De campagne zal hierbij niet alleen gericht moeten zijn op energie, maar ook op aspecten zoals comfortverhoging, een integrale woningverbetering (nieuwe keuken en badkamer) en het beperken van de woonlasten. Door bovendien een (subsidie)bedrag per woning te reserveren voor de aanschaf of verstrekking van kleine energiebesparende maatregelen kunnen mogelijke drempels voor met name huurders met lage inkomens worden weggenomen.
6
1 Inleiding Om een grote stap in energiereductie te realiseren, is door de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting (SEV) het experiment Trajectaanpak Energiesprong Woningbouw uitgezet. Middels een financiële ondersteuning wil men consortia bestaande uit vragers en (deel)aanbieders, uitdagen om een grote stap in energiereductie in bestaand gebouwd gebied ook daadwerkelijk te realiseren. In dit kader hebben de consortiumpartners in het project Energiesprong Amsterdamse buurt de handen ineen geslagen om ongeveer 108 woningen te renoveren en energetisch zo goed mogelijk te verbeteren. Het gebied Amsterdamse buurt wordt hierbij vertegenwoordigd door woningcorporatie Elan Wonen. De aanbodzijde van het consortium wordt vertegenwoordigd door bouwbedrijf VBK Noord-‐West B.V., technisch bureau Jansens B.V. en Patina Dakbedekkingen. Bovendien is de gemeente Haarlem betrokken in het consortium. Door het duurzaam renoveren van de woningen wil men bijdragen aan het verlagen van de energiekosten en het verbeteren van de woonkwaliteit. Daarnaast wordt door energiezuinig renoveren de levensduur, en daarmee de waarde, van de bestaande woningvoorraad vergroot. De ambitie is in eerste instantie om voor minimaal 30 woningen een energiebesparing te realiseren van 60%; en in een tweede tranche nog eens minimaal 30 woningen te realiseren met een energiebesparing van 80%. Doel van deze haalbaarheidstudie is om de technische en financiële consequenties in beeld te brengen van de gestelde ambities voor de betreffende woningen. Op basis van de rapportage kan woningcorporatie Elan Wonen een onderbouwd besluit nemen t.a.v. de gestelde ambities en de bijbehorende maatregelen en financiële consequenties. Bovendien is inzichtelijk gemaakt op welke wijze de ambitieniveaus kunnen worden gefinancierd. De conceptversie van deze studie is ter commentaar voorgelegd aan dhr. H. Seinen van Seinen Projectontwikkeling. Zijn opmerkingen en aandachtspunten zijn verwerkt in de definitieve versie.
7
2 Uitgangspunten 2.1 Projectinformatie De volgende documenten zijn als bron gebruikt voor de haalbaarheidstudie: -‐ -‐ -‐
Handleiding Trajectaanpak Energiesprong Woningbouw; Plattegronden woningen Amsterdamse buurt; Energieverbruik Amsterdamse buurt.
Daarnaast is er een bezoek gebracht aan de woningen/wijk om de huidige staat van de woningen op te nemen.
2.2 Landelijke ontwikkelingen en beleidskader 2.2.1
Landelijk klimaatbeleid
De gebouwde omgeving is met een percentage van ruim 30% één van de grootste landelijke energiegebruikers en daarmee een belangrijke veroorzaker van de CO2-‐uitstoot in Nederland. De Nederlandse overheid zet in op een reductie van de uitstoot van broeikasgassen (waaronder CO2) van 20% in 2020 (t.o.v. 1990). Daarnaast wil het kabinet dat de inzet van duurzame energie van 3% oploopt naar 20% in 2020. Hiertoe zijn met de verschillende branches (Aedes, Woonbond, NEPROM, NVB en Bouwend EĞĚĞƌůĂŶĚͿƐĞĐƚŽƌĂŬŬŽŽƌĚĞŶ;͞ŶĞƌŐŝĞďĞƐƉĂƌŝŶŐǁŽŶŝŶŐĐŽƌƉŽƌĂƚŝĞƐĞĐƚŽƌ͟ĞŶ͞>ĞŶƚĞ-‐ĂŬŬŽŽƌĚ͟Ϳ afgesproken. /ŶŚĞƚƐĞĐƚŽƌĂŬŬŽŽƌĚ͞ŶĞƌŐŝĞďĞƐƉĂƌŝŶŐǁŽŶŝŶŐĐŽƌƉŽƌĂƚŝĞƐĞĐƚŽƌ͟ŝƐ͕ŽŶĚĞƌĂŶĚĞƌĞ͕de ambitie uitgesproken dat bestaande sociale woningen worden verbeterd naar energielabel B of tenminste twee energielabelstappen omhoog gaan. Daarnaast wil men in 2018 een besparing op het gasverbruik realiseren van 20% (t.o.v. 2008). Om deze ambities waar te maken, is men voornemens om de energieprestatie van woningen op te nemen in het Woningwaarderingsstelsel (WWS). Door de wijzigingen in het WWS mogen verhuurders van woningen een hogere huursom doorrekenen naar de huurders bij een hoger energielabel. Op deze manier worden woningcorporaties gestimuleerd om hun woningvoorraad ook daadwerkelijk energetisch te verbeteren. 2.2.2
Energieprijsontwikkelingen
De energieprijzen stijgen harder dan de kosten voor levensonderhoud (zie figuur 2.1). De betaalbaarheid van de woonlasten hangt sterk samen met de energielasten. Om de betaalbaarheid van de woonlasten voor bewoners/huurders te borgen, is het dus zaak om de energiebehoefte zoveel mogelijk te beperken. Het verloop van de energieprijs is lastig te voorspellen. Het krachtenveld is hierbij divers en complex. De prijs is o.a. afhankelijk van geopolitieke, technische en economische ontwikkelingen, de toekomstige energievraag en de gas-‐ en oliereserves. Een manier om met deze onzekerheid om te gaan is te kijken naar het verleden. Hierbij spelen de relatieve energieprijsstijgingen ten opzichte van de verschillende energiedragers een belangrijke rol. 8
Figuur 2.1 Tariefontwikkeling energieprijzen (Bron: CBS)
De onderstaande grafiek (figuur 2.2) geeft de prijsstijgingen van gas en elektriciteit weer over de afgelopen 10 jaar in Nederland. Te zien is, dat de afgelopen 10 jaar de gasprijs harder is gestegen dan de elektriciteitsprijs. De verwachting is dat deze trend zich voortzet.
Figuur 2.2 Energiekostenstijging t.o.v. 1999
2.3 Plaatselijk beleidskader In 2007 is de raadsmotie Haarlem Klimaatneutraal vastgesteld. In 2009 is door 14 betrokken partijen het convenant Haarlem Klimaatneutraal ondertekend. Hierin staat vermeld dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad wil zijn. Om deze ambitie daadwerkelijk te realiseren, voert de gemeente ondermeer een intensieve campagne om alle Haarlemse indivŝĚƵĞůĞĞŝŐĞŶĂƌĞŶ;ŝŶĐů͘ss͛ƐͿƚĞƐƚŝŵƵůĞƌĞŶŽŵŚƵŶ woningen energetisch te renoveren. Zo zijn er 19.000 van de 38.000 particuliere eigenaar-‐bewoners geïnformeerd over de mogelijkheden voor het toepassen van energiebesparende maatregelen via wijkcampagnes en huis-‐aan-‐huis bezoeken door een extern bureau. Daarnaast heeft de gemeente seminars georganiseerd voor architecten over de mogelijkheden van energetische renovatie. Uit de campagnes bleek dat een deel van de particuliere eigenaar-‐bewoners al ervaring heeft met zeer energiezuinig renoveren. 9
Bovendien was er interesse bij woningcorporaties en particuliere eigenaar-‐bewoners om meer inzicht te krijgen over de mogelijkheden hiervoor. Parallel hieraan heeft de gemeente Haarlem intensief overleg gevoerd met de woningcorporaties om meer energiebesparende maatregelen toe te passen bij hun groot onderhoud en renovatieprojecten. Bij de woningcorporaties is er ook de wil om, indien mogelijk, proefprojecten te starten met zeer energiezuinige renovatie. De gemeente wil dan ook met particuliere eigenaar-‐bewoners, woningcorporaties en de bouwkolom ervaring opdoen met zeer energiezuinig renoveren. Het project Energiesprong Amsterdamse buurt is daarom een belangrijk voorbeeld om de doelstellingen, zoals vermeld in het convenant Haarlem Klimaatneutraal 2030, te kunnen realiseren.
2.4 Kenmerken van de wijk In de Amsterdamse buurt is Elan Wonen momenteel bezig de renovatie van 37 eengezinswoningen uit 1908 voor te bereiden. In een vervolgstadium zullen nog eens 71 eengezinswoningen uit 1908 worden gerenoveerd. De woningen zullen hierbij in eerste instantie worden gerenoveerd voor een periode van 25 jaar. Mocht echter ook de fundering worden vervangen, dan wordt overwogen om de woning voor een periode van 50 jaar te renoveren. In onderstaande tabel is een referentiewoning gedefinieerd die representatief is voor de Amsterdamse buurt. De kenmerken van deze referentiewoning, met corresponderende waarden, zijn gebaseerd op een opname van de woningen/wijk en de geformuleerde eengezinswoning (gebouwd tot en met 1945) in de publicatie Voorbeeldwoningen Bestaande bouw 2011 van AgentschapNL. Het gemiddelde gebruiksoppervlak (Ag) van de woningen bedraagt 73 m2. Het vermelde energiegebruik, is het gemiddelde gemeten energiegebruik van de 37 woningen van de eerste renovatiefase. Tabel 2.1 Kenmerken woningen Amsterdamse buurt Referentiewoning Opmerking Bouwkundig [m2*K/W] Rc-‐waarde gevel 0,19 Enkelsteens zonder spouw, niet nageïsoleerd [m2*K/W] Rc-‐waarde dakkapel 1,30 Dakkapel uit 1978 2 [m *K/W] Rc-‐waarde dak 0,22 Zonder spouw, niet nageïsoleerd 2 [m *K/W] Rc-‐waarde beg. gr. 0,15 Niet nageïsoleerd, boven kruipruimte [W/m2*K] U-‐waarden ramen 5,2 Enkel glas met houten kozijnen 3 2 [dm /s*m ] Luchtdichtheid 2,0 Geen tochtwering/kierdichting aanwezig Installatietechnisch [-‐] Ventilatie Volledig natuurlijk Ventilatieroosters ontbreken [-‐] Warmteopwekking HR107-‐(combi)ketel -‐ [-‐] Afgifte warmte Radiatoren -‐ [-‐] Warm tapwater HR107-‐(combi)ketel -‐ Energiegebruik 3 [m ] Gas 1.657 Gemiddelde gemeten gasgebruik [kWh] Elektriciteit 2.653 Gemiddelde gemeten elektriciteitsgebruik [GJpr/m2] Primair energiegebruik 1,12 -‐ Op basis van deze referentiewoning zullen verschillende energieconcepten met oplopende ambitieniveaus worden samengesteld. 10
3 Ambitieniveaus Om aan de eisen van de subsidie ter realisatie van het project te voldoen, dienen er gebouwconcepten te worden gerealiseerd op twee ambitieniveaus. Het eerste ambitieniveau is om een energiebesparing te realiseren van 60% en het tweede ambitieniveau is om een energiebesparing te realiseren van 80% t.o.v. de huidige situatie. Daarnaast is Elan Wonen geïnteresseerd in wat de consequenties zijn van een energiebesparing van ongeveer 40%. De energiebesparing heeft hierbij betrekking op het totale primaire energiegebruik van een woning. Dat wil zeggen dat de energiebesparing zowel betrekking heeft op het gebouwgebonden energiegebruik als het gebouwafhankelijke gebruikersenergiegebruik (GAGE) en energiegebruik van gebruikersapparatuur (GA). Voor het specifiek primair energiegebruik van de woningen in de huidige referentiesituatie dient, conform bijlage 1 van de Handleiding Energiesprong Woningbouw van de SEV, gebruik gemaakt te worden van de forfaitaire waarde naar woningtype en bouwjaar. Indien echter blijkt dat de woningen in werkelijkheid een hoger specifiek primair energiegebruik hebben, dan mag hier van afgeweken worden. Het maximaal specifiek energiegebruik bij de twee ambitieniveaus komt hiermee ook hoger te liggen. Het daadwerkelijke gemiddelde energiegebruik van de woningen is al weergegeven in de tabel 2.1. Hieruit blijkt dat het daadwerkelijke specifiek energiegebruik (1,12 GJpr/m2) hoger ligt dan de forfaitaire waarde voor een eengezinswoning gebouwd tussen 1906-‐1930, zoals opgegeven door de SEV (1,06 GJpr/m2). Hierdoor zal het maximaal specifiek energiegebruik bij de verschillende ambitieniveaus zijn zoals weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 3.1 Te onderzoeken ambitieniveaus ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ Max. primair energiegebruik 1,12 GJpr/m2 Energiebesparing 0%
͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟* 0,67 GJpr/m2 40%
͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ 0,45 GJpr/m2 60%
͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ 0,22 GJpr/m2 80%
* Omdat Elan Wonen geïnteresseerd is in de consequenties van de toepassing van gebruikersgebonden maatregelen die bij een ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ƌĞŶŽǀĂƚŝĞnjŽƵĚĞŶŬƵŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶƚŽĞŐĞƉĂƐƚ͕ŬĂŶĚĞĞŶĞƌŐŝĞďĞƐƉĂƌŝŶŐůŝĐŚƚĂĨǁijken.
sŽŽƌ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĞŶ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟Őeldt bovendien dat de ruimtewarmtevraag van de woning niet boven de 0,14 GJpr/m2 mag komen. In het volgende hoofdstuk zal geïnventariseerd worden op welke wijze bovenstaande ambitieniveaus kunnen worden gerealiseerd voor de woningen in de Amsterdamse buurt.
11
4 Inventarisatie energieconcepten Om de verschillende ambitieniveaus daadwerkelijk te realiseren, dient er een aanzienlijke energiereductie te worden behaald. Om te komen tot deze energiereductie, dienen er een drietal stappen te worden genomen. De eerste stap is om het gebouwgebonden energiegebruik zover mogelijk terug te dringen. Vervolgens dient ook de gebruikersgebonden energievraag (GAGE en GA) te worden terug gedrongen. Indien de geformuleerde ambitieniveaus nog niet zijn gerealiseerd met de eerste twee stappen, dient in de laatste stap een gedeelte van de resterende energievraag nog te worden opgewekt met aanvullende duurzame energiebronnen.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
ͻ Gebouwgebonden Energiereductie ͻ GA en GAGE Energiereductie ͻ Restende energievraag duurzaam opwekken
Per stap wordt er in dit hoofdstuk geïnventariseerd welke besparingmogelijkheden er zijn. Op basis van deze inventarisatie zal er tenslotte een samenhangend pakket aan maatregelen worden samengesteld waarmee de verschillende ambitieniveaus kunnen worden gerealiseerd voor de Amsterdamse buurt.
4.1 Gebouwgebonden energiereductie Bij het reduceren van de gebouwgebonden energievraag wordt het vierstappenmodel gehanteerd (zie onderstaand figuur). Kern van dit model, dat vergelijkbaar is met het trias-‐energetica model, is dat eerst gekeken wordt of de energievraag zo ver mogelijk gereduceerd kan worden, alvorens na te denken over de duurzame invulling van de (resterende) energievraag. Bij een volledig klimaatneutraal gebouw zal daarom stap 4 overbodig worden.
ͻ Beperking energievraag Stap 1
(bijv. goede isolatie, HR++ glas, daglichttoetreding)
ͻ Warmteterugwinning Stap 2
(bijv. warmterugwinning uit ventilatielucht)
ͻ Duurzame energie Stap 3
(bijv. warmtepomp, energieopslag, zonne-‐paneel)
ͻ Efficient fossiel Stap 4
(bijv. HR-‐ketel) 12
4.1.1
Beperking energievraag
Bij de beperking van de energievraag is het zaak te investeren in een goede bouwkundige schil. Bouwkundige maatregelen hebben een lange levensduur (> 30 jaar) en bestaan veelal uit: hoge isolatiewaarden van de gevel, ramen, dak en begane grondvloer, het voorkomen van koudebruggen en het goed kierdicht bouwen. Gevelisolatie Met betrekking tot het verbeteren van de gevel kan er zowel geïsoleerd worden aan de binnen-‐ als de buitenzijde. Aangezien er geen spouw aanwezig is, gebeurt het isoleren aan de binnenzijde vaak door het plaatsen van een voorzetwand. Het voordeel hiervan is dat het gevelaanzicht onveranderd blijft. Nadeel is echter dat het gebruiksoppervlak wordt verkleind (de wand komt circa 10 cm. naar binnen). Belangrijk aandachtspunt bij het plaatsen van een voorzetwand is het voorkomen van de vorming van koudebruggen. Een andere optie is om te isoleren aan de buitenzijde door middel van bijvoorbeeld EPS-‐platen afgewerkt met sierpleister of gevelbekleding (bijv. hout of steenstrips). Het voordeel van isoleren aan de buitenzijde is dat koudebruggen worden voorkomen en het gebruikersoppervlak van de woning niet wordt aangetast. Aan de andere kant wordt wel het gevelaanzicht aangetast. In dit kader zou buitengevelisolatie ͚ďůŽŬƐŐĞǁŝũƐ͛ŵŽĞƚĞŶǁŽƌĚĞŶĂĂŶŐĞƉĂŬƚ͕ĚĂĂƌǁĂĂƌǀŽŽƌnjĞƚǁĂŶĚĞŶŝŶĚŝǀŝĚƵĞĞůŬƵŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶƚŽĞŐĞƉĂƐƚ͘ Met het toepassen van voorzetwanden kan een isolatiewaarde van ongeveer 3 m2*K/W worden gerealiseerd. Met buitengevelisolatie kan, afhankelijk van de dikte van het isolatiemateriaal, zelfs een isolatiewaarde van meer dan 4 m2*K/W worden behaald. Om de isolatiewaarde van de dakkapellen te verhogen kunnen deze in zijn geheel worden vervangen door geprefabriceerde goedgeïsoleerde dakkapellen. Momenteel zijn er prefab dakkapellen op de markt die een isolatiewaarde kunnen halen van circa 4 m2*K/W. Aangezien de dakkapellen van de individuele woningen overlopen in elkaar, zal het vervangen ervan collectief moeten worden aangepakt. Vloerisolatie Het (na)isoleren van de begane grondvloer kan op meerdere manieren. Een mogelijkheid is om een dampremmende folie op de grond van de kruipruimte te plaatsen en de onderkant van de houten begane grondvloer te voorzien van isolatiemateriaal (bijv. thermokussens). Met een dergelijke constructie kan een isolatiewaarde van 4-‐5 m2*K/W wordt gerealiseerd. Belangrijk aandachtspunt hierbij is wel dat er een minimale werkhoogte cq. kruiphoogte aanwezig moet zijn van circa 50 centimeter. Een alternatief hierop is de toepassing van zogenaamde Drowa-‐chips (polystereen-‐chips). Door het inspuiten van deze chips in de kruipruimte (circa 30cm.) kan een isolatiewaarde van circa 4 m 2*K/W worden gerealiseerd. Aangezien de fundering van veel woningen echter in slechte staat verkeerd, ligt funderingsherstel voor de hand. Indien dit het geval is, kan de begane grondvloer in zijn geheel vervangen worden door een geprefabriceerde goed geïsoleerde systeemvloer. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde balken-‐ en broodjesvloer. Een balken-‐ en broodjesvloer is een systeemvloer die bestaat uit voorgespannen betonnen ůŝŐŐĞƌƐŵĞƚĚĂĂƌƚƵƐƐĞŶŐŽĞĚŝƐŽůĞƌĞŶĚĞǀƵůďůŽŬŬĞŶ;͞ďƌŽŽĚũĞƐ͟ͿǀĂŶďŝũǀŽŽƌďĞĞůĚW^ en een druklaag. Met een dergelijke vloer kan, afhankelijk van het materiaal en de dikte van de vulblokken, een isolatiewaarde van ongeveer 3-‐5 m2*K/W worden gerealiseerd. Andere mogelijkheden zijn de toepassing van bijvoorbeeld een schuimbetonvloer of een stortvloer. Het voordeel van dergelijke vloeren is dat deze aanzienlijk lichter en handzamer zijn dan kanaalplaat-‐ of ribcassettevloeren. Gezien de relatief hoge bouwdichtheid en de smalle straatjes in de Amsterdamse buurt, zal het inzetten van grote hijskranen voor het plaatsen van kanaalplaat-‐ of ribcassettevloeren waarschijnlijk niet wenselijk zijn. 13
Dakisolatie Ook het (na)isoleren van het dak kan op verschillende manieren. Zo kan er isolatie worden aangebracht aan de buitenzijde, de binnenzijde of het plafond boven de eerste verdieping. Het isoleren aan de buitenzijde levert de hoogste energetisch winst op. Met name wanneer de daken van de woningen collectief worden aangepakt, is dit de meest voor de handliggende optie. In dat geval kan de gehele dakkap worden vervangen en kunnen er isolatiewaarden worden gerealiseerd van meer dan 5 m2*K/W. Indien de daken echter nog in redelijk staat verkeren, is het na-‐isoleren aan de binnenzijde van het dak een mogelijkheid. Door het schuine dak na te isoleren met geharde PIR-‐ of EPS-‐platen (eventueel in combinatie met dampremmende folie) kan relatief eenvoudig een isolatiewaarde van 3-‐6 m2*K/W worden gerealiseerd. Ook het na-‐isoleren van het plafond boven de eerste verdieping is een mogelijkheid. Door de ruimte tussen de houten balken van het plafond te vullen met bijvoorbeeld mineraal wol en deze af te werken met gipsplaat kan een isolatiewaarde van ongeveer 3-‐4 m2*K/W worden gehaald. Voordeel van deze optie is dat er minder isolatiemateriaal benodigd is, en dus minder kosten zijn, dan voor het na-‐ isoleren van de binnenzijde van het dak. Voorwaarde is wel dat de zolder een onverwarmde verblijfsruimte blijft. Ook indien de CV-‐installatie op deze onverwarmde ruimte wordt geplaatst, zal het na-‐isoleren van het plafond op de eerste verdieping geen optie zijn. Ramen Door het vervangen van de huidige ramen (houten kozijnen met enkele beglazing) door HR++ glas met (hard)houten kozijnen, kan de isolatiewaarde van de ramen aanzienlijk worden verhoogd (U-‐waarde van circa 1,5 W/m2*K). De isolatiewaarde van de beglazing kan nog verder worden verhoogd door het toepassen van drievoudige (HR+++) beglazing met extra isolerende (thermo)kozijnen (U-‐waarde van 0,8 W/m2*K). 4.1.2
Warmteterugwinning
Na het reduceren van de warmtevraag door het verbeteren van de thermische schil, kan er aanzienlijk energie worden bespaard door het terug winnen van warmte. In een bestaande woning zijn er twee manieren om warmte terug te winnen: warmteterugwinning uit ventilatielucht en warmteterugwinning uit douchewater. Warmteterugwinning uit ventilatielucht Door een woning goed (na) te isoleren kan er aanzienlijk worden bespaard op de warmtevraag. Belangrijk aandachtspunt hierbij is echter wel dat er voldoende en regelmatig wordt geventileerd om de ophoping van vocht en schadelijke stoffen te voorkomen. Indien hier geen aandacht aan wordt besteed kunnen er ernstige gezondheidsproblemen ontstaan met alle gevolgen van dien. Om te voldoende aan de huidige wettelijk eisen van grootschalige renovatie zijn er grofweg twee manieren om een woning te ventileren: natuurlijke toevoer met mechanische afvoer (kortweg: mechanische ventilatie) en gebalanceerde ventilatie. Bij mechanische ventilatie wordt er lucht natuurlijk toegevoerd via ventilatieroosters boven ramen en te openen delen en mechanisch afgevoerd via een aantal punten in de woning (meestal de badkamer, het toilet en de keuken). Door het toepassen van zelfregulerende ventilatieroosters, wordt de hoeveelheid toegevoerde lucht automatisch geregeld doordat de roosters reageren op drukverschillen. Hierdoor wordt een constante geleidelijke toevoer van verse buitenlucht gegarandeerd en worden comfortproblemen zoals 14
tocht zoveel mogelijk voorkomen. Bij mechanische ventilatie is het echter niet mogelijk om warmte terug te winnen uit afvoerlucht. Warmteterugwinning uit de afvoerlucht is wel mogelijk bij gebalanceerde ventilatie. Bij gebalanceerde ventilatie wordt er een gelijke hoeveelheid verse buitenlucht mechanisch toegevoerd als mechanisch afgevoerd. Door de warme afvoerlucht in een warmtewisselaar langs de koude toevoerlucht te leiden wordt er warmte teruggewonnen. Rendementen van warmteterugwinning kunnen oplopen tot 95%. Voor de woningbouw zijn er inmiddels verschillende compacte gebalanceerde ventilatiesystemen op de markt. Door de beperkte beschikbare ruimte in de woningen van de Amsterdamse buurt, verdient een slangendistributiesysteem de voorkeur boven een kanalendistributiesysteem. Met een dergelijk systeem worden er ongeveer drie toevoerpunten in de woonkamer geplaatst en één per slaapkamer. De afzuigpunten bevinden zich in de keuken, het toilet en de badkamer. De ventilatie-‐unit (warmteterugwin-‐ unit) kan worden opgesteld op de onverwarmde zolder. Optioneel kan er voor gekozen worden om zowel mechanische als gebalanceerde ventilatie te voorzien van een toerenregeling. Door de hoeveelheid af te zuigen (en toe te voeren) lucht te regelen op de CO2-‐ concentratie (woon-‐ en slaapkamers) of H2O-‐concentratie (badkamer) kan er aanzienlijk worden bespaard op ventilatorenergie. Warmteterugwinning uit douchewater Een andere manier van warmteterugwinning is de warmteterugwinning uit douchewater. Door een warmtewisselaar te plaatsen in de douchebak (horizontale warmtewisselaar) of om de afvoerpijp onder de douchebak (verticale warmtewisselaar), wordt warmte teruggewonnen en afgegeven aan de koude watertoevoer. Aangezien de badkamer zich op de eerste verdieping bevindt, ligt een verticale warmtewisselaar het meest voor de hand. Bij toepassing hiervan, dient tijdens de renovatie rekening te worden gehouden met de benodigde ruimte van de douchewarmtewisselaar in de onderliggende keuken. De lengte van een verticale warmtewisselaar is ongeveer 2,20 meter en heeft een diameter van circa 10 centimeter. Rendementen van verticale warmteterugwinning uit douchewater kunnen oplopen tot ongeveer 65%. 4.1.3
Duurzame energie
Nadat de gebouwgebonden energievraag maximaal is beperkt, blijft er een gebouwgebonden warmte-‐ en elektriciteitsvraag over. Om zoveel mogelijk energie te besparen, dient deze gebouwgebonden warmte-‐ en elektriciteitsvraag zoveel mogelijk duurzaam te worden ingevuld. Bij de gebouwgebonden warmtevraag kan gedacht worden aan het toepassen van een warmtepompsysteem. Om de warm watervraag zo duurzaam mogelijk in te vullen kan er gedacht worden aan de toepassing van een zonneboiler. Om tenslotte de gebouwgebonden elektriciteitsvraag zoveel mogelijk duurzaam in te vullen is momenteel, vanuit financieel-‐ economisch oogpunt, het toepassen van PV-‐panelen de meest voor de handliggende optie. Indien de gehele resterende gebouwgebonden energievraag wordt gedekt door duurzame energiebronnen, is er sprake van een klimaatneutrale woning. Warmtepompsysteem Er zijn verschillende warmtepompsystemen die kunnen worden toegepast in bestaande woningen. Een warmtepomp kan een woning voorzien van warmte, warm tapwater middels het laden van een buffer/boiler, en in geval van een omkeerbare warmtepomp ook van koeling in de zomer. Een warmtepomp werkt op elektriciteit of gas. Omdat een warmtepomp bovendien energie onttrekt uit een 15
natuurlijke warmtebron, behaalt deze aanzienlijk hogere rendementen dan HR-‐ketels . Zo kan een warmtepomp de warmte onttrekken uit de buitenlucht, uit de ventilatielucht, uit de bodem of uit grondwater. Een luchtwarmtepomp onttrekt energie uit de buiten-‐ of ventilatielucht. Met behulp van elektriciteit wordt de temperatuur omhoog gebracht en afgegeven aan het verwarmingsdistributiesysteem. Door middel van laagtemperatuur verwarming (zie paragraaf 4.1.4) wordt de woning vervolgens verwarmd. Het nadeel van het toepassen van een luchtwarmtepomp in de woningen van de Amsterdamse buurt is dat deze op de zolder moet worden geplaatst. Gezien de houten zoldervloer en het gewicht van de warmtepomp is het de vraag of dit constructief mogelijk is. Ook zal er extra aandacht moeten worden besteed aan geluidisolatie als gevolg van trillingen. Een alternatief voor een luchtwarmtepomp is een warmtepomp in combinatie met warmte/koudeopslag (WKO) of bodemwarmtewisselaars. De omvang van de 37 eengezinswoningen van de eerste renovatiefase is waarschijnlijk net te klein voor het economisch rendabel toepassen van een WKO-‐systeem. Het toepassen van individuele bodemwarmtewisselaars per woning is echter waarschijnlijk wel een perspectiefvolle optie. De warmtepomp zal in dat geval op de begane grondvloer moeten worden geplaatst. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een ruimtebeslag van circa 80x120cm. Een mogelijke opstelplaats zou onder de trap kunnen zijn. Zonneboiler Met het toepassen van een zonneboiler kan aanzienlijk worden bespaard op het energiegebruik voor de bereiding van warm tapwater. Een zonneboilersysteem bestaat uit een zonnecollector die geplaatst wordt op het dak (circa 2,8 m2), een voorraadboiler (ongeveer 80 liter) en een naverwarmer (meestal een HR-‐ ketel). Voorwaarde voor het toepassen van een zonneboiler in de woningen van de Amsterdamse buurt, is dat het dak constructief stevig genoeg is. Met de toepassing van een zonneboilersysteem kan er, afhankelijk van het collectoroppervlak en het tapwatergebruik, tot ongeveer 60% worden bespaard op het gasgebruik voor de bereiding van warm tapwater. PV-‐panelen Door PV-‐panelen toe te passen kan de gebouwgebonden elektriciteitsvraag (gedeeltelijk) duurzaam worden ingevuld. PV-‐panelen zetten zonlicht rechtsreeks om in elektriciteit. De zongerichte daken van de woningen in de Amsterdamse buurt zijn zuidoost georiënteerd, hebben een hellingshoek van ongeveer 50o en worden minimaal beschaduwd. Met 1 m2 PV-‐paneel kan er in de Amsterdamse buurt daarom indicatief 95 kWh elektriciteit per jaar worden opgewekt (uitgaande van 130 Wp/m2). Per woning is het oppervlakte dak dat geschikt is voor de plaatsing van PV-‐panelen, met inachtneming van de dakkapel, ongeveer 15 m2. Dit betekent dat, bij volledige benutting van het beschikbare dakoppervlak, per woning jaarlijks circa 1.400 kWh aan elektriciteit kan worden opgewekt. Voorwaarde voor de plaatsing van PV-‐panelen is wel dat de daken constructief voldoende stevig zijn.
16
4.1.4
Efficient fossiel
Indien de gehele resterende gebouwgebonden energievraag wordt gedekt door duurzame energiebronnen, zal deze stap overbodig zijn. Echter, gezien de verschillende ambitieniveaus, zal het geheel duurzaam invullen van de resterende gebouwgebonden energievraag niet de meest rendabele oplossing zijn. Met name voor de lagere ambitieniveaus, zal het zo efficiënt mogelijk inzetten van fossiele brandstoffen een meer logische stap zijn om energie te besparen. Met het zo efficiënt mogelijk inzetten van fossiele brandstoffen wordt met name gedoeld op het toepassen van de meest energiezuinige HR-‐ketel en het zo efficiënt mogelijk laten draaien ervan. Een belangrijke manier om de HR-‐ketel zo efficiënt mogelijk te laten draaien, is om laagtemperatuur (vloer)verwarming toe te passen. Andere manieren om zo efficiënt mogelijk om te gaan met fossiele brandstoffen, is de toepassing van een UHR-‐ of HRe-‐ketel. Laagtemperatuur (vloer)verwarming Doordat de aanvoertemperatuur (<55oC) aanzienlijk lager ligt dan bij de huidige hoogtemperatuur verwarming (circa 90oC), kan er significant bespaard worden op het gasgebruik. Bovendien wordt een ruimte bij vloerverwarming gelijkmatig verwarmd middels straling. Dit wordt als comfortabeler ervaren dan radiatoren. Het toepassen van laagtemperatuur (vloer)verwarming in de woningen van de Amsterdamse buurt is met name geschikt indien de fundering hersteld moet worden. Als de vloerverwarming direct wordt toegepast bij het vervangen van de begane grondvloer, zullen de meerkosten ten opzichte van radiatoren namelijk nihil zijn. Bij de toepassing van laagtemperatuur (vloer)verwarming op de begane grond, kunnen convectoren worden toegepast in de ruimten op de eerste verdieping. Ook als de bestaande houten begane grondvloer gehandhaafd blijft, is laagtemperatuur (vloer)verwarming in principe mogelijk. Dit is echter sterk afhankelijk van de constructieve staat van de begane grondvloer. Zo dient er eerst een isolatielaag van circa 2 cm. te worden geplaatst met daarop een betonnen zwevende dekvloer van ongeveer 6 cm. Door deze ophoging van de begane grondvloer, zullen ook de bestaande deuren moeten worden ingekort. Hiermee zal de toepassing van laagtemperatuur vloerverwarming op de bestaande houten grondvloer, indien constructief mogelijk, een kostbare en tijdrovende ingreep zijn. Doordat het vermogen bij laagtemperatuur (vloer)verwarming lager is dan bij hoogtemperatuur radiatoren, is een goed geïsoleerde woning een voorwaarde voor de toepassing ervan. Ook indien een warmtepomp wordt toegepast, is laagtemperatuur verwarming een vereiste om een hoog rendement van een warmtepomp te kunnen garanderen. UHR-‐ketel Een alternatief voor het toepassen van een HR-‐ketel, is de toepassing van een UHR-‐ketel (Ultra Hoog Rendement). De UHR-‐ketel van Daalderop is sinds 2007 op de markt. Het rendement hiervan voor tapwaterbereiding is 30-‐40% hoger dan een HR-‐ketel doordat een warmtepomp in de ketel is geïntegreerd die de warmte onttrekt aan de ventilatielucht. De UHR-‐ketel werkt alleen in combinatie met mechanische afzuiging. HRe-‐ketel Een ander alternatief is de toepassing van een HRe-‐ketel. Een HRe-‐ketel levert naast warmte en warm tapwater tevens elektriciteit. In een HRe-‐ketel zit naast een HR-‐ketel een kleine motor, die een dynamo aandrijft die elektriciteit opwekt. De warmte die hierbij vrijkomt wordt opgeslagen in een boiler, afgegeven aan het verwarmingscircuit of het warm watercircuit. De energie(kosten)besparing ten opzichte van een HR-‐ketel is in theorie circa 15%. 17
4.2 Gebruikersgebonden energiereductie Naast het gebouwgebonden energiegebruik, dient ook het gebruikersgebonden energiegebruik te worden gereduceerd. Om het gebruikersgebonden energiegebruik te reduceren dienen huurders/bewoners maximaal geïnformeerd en gestimuleerd te worden. In onderstaande tabel staan mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden om het gebruikersgebonden energiegebruik te reduceren. Tabel 4.1 Mogelijke gebruikersgebonden maatregelen Maatregel Besparingspercentage1 Gebruikersbeïnvloeding Reductie van 10% op totaal verbruik Energiezuinige verlichting Reductie van 75% op 6 kWh/m2 ͚,ŽƚĨŝůů͛aansluiting wasmachine2 Reductie van 80% op elektriciteitsgebruik, toename gasgebruik 20 m3 A++ label koelkast Reductie van 8% op totaal verbruik Om gebruikersgebonden maatregelen daadwerkelijk toe te passen, zullen de bewoners/huurders maximaal moeten worden gestimuleerd en geïnformeerd. Om dit te bewerkstelligen kan gedacht worden aan een uitgebreide voorlichtingscampagne. Daarnaast kan er per woning een subsidiebedrag worden gereserveerd ter compensatie van de (hogere) investeringskosten van energiezuinige apparatuur.
4.3 Duurzame opwekking Als de geformuleerde ambitieniveaus nog niet worden behaald met het reduceren van de gebouwgebonden en gebruikersgebonden energievraag, dienen er aanvullende duurzame maatregelen te worden getroffen. Het plaatsen van (aanvullende) PV-‐panelen is hierbij de meest voor de handliggende optie, aangezien dit momenteel nog de meest economisch rendabele manier is van duurzame elektriciteitsopwekking voor woningen. Zoals al genoemd in paragraaf 4.1, kan er per woning maximaal 15 m2 aan PV-‐panelen worden geplaatst op het zongerichte dak. In de volgende paragraaf zal onderzocht worden hoeveel vierkante meter aan PV-‐panelen nodig zijn om te voldoen aan de geformuleerde ambitieniveaus.
1 2
Gebaseerd op Voorbeeldenboek Kleinschalige Binnenstedelijke Gebieden, SEV 2010 Gemiddeld elektriciteitsgebruik wasmachine 215 kWh/jaar (bron: EnergieVademecum, AgentschapNL, 2010)
18
4.4 Samenstelling energieconcepten Amsterdamse buurt Op basis van de bovenstaande uiteenzetting is een samenhangend pakket aan maatregelen samengesteld waarmee voldaan kan worden aan de verschillende geformuleerde ambitieniveaus. Deze maatregelen worden weergegeven in tabel 4.2. Voor de volledigheid wordt ook de huidige referentiesituatie weergegeven. Het energiegebruik in de referentiesituatie is het gemiddelde van het daadwerkelijke gemeten energiegebruik van de 37 woningen van de eerste renovatiefase. Om het aandeel gebouwgebonden energiegebruik hiervan te bepalen, dient er conform de Handleiding Energiesprong Woningbouw van de SEV, een berekening te worden uitgevoerd met een gebouwsimulatiemodel. Na het uitvoeren van zowel een PHPP-‐berekening als een EPN-‐berekening, blijkt het gebouwgebonden energiegebruik van de referentiesituatie echter zo hoog te zijn, dat deze niet stroken met de werkelijkheid. Voor het gebouwgebonden energiegebruik is daarom aangenomen dat 1.592 m3 gas en 270 kWh elektriciteit (hulpenergie CV-‐installatie)3 van het totale gemeten energiegebruik kan worden aangemerkt als gebouwgebonden. Dit betekent dat 65 m3 gas (koken) en 2.383 kWh elektriciteit kan worden aangemerkt als gebruikersgebonden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de energieposten verlichting en zomercomfort (koeling) worden aangemerkt als gebruikersgebonden energiegebruik. Voor het bepalen van het gebouwgebonden energiegebruik van de verschillende ambitieniveaus is een EPN-‐berekening uitgevoerd (zie bijlage 3). Het gebouwgebonden gasgebruik heeft hierbij betrekking op de energieposten verwarming en warm tapwater, terwijl het gebouwgebonden elektriciteitsgebruik betrekking heeft op de energieposten hulpenergie van de CV-‐installatie en ventilatoren. Voor het bepalen van de reductie op het gebruikersgebonden energiegebruik van de verschillende ambitieniveaus, is uitgegaan van de energiebesparingpercentages zoals vermeld in tabel 4.1. Zoals al vermeld, vallen de energieposten verlichting en zomercomfort (koeling) onder het gebruikersgebonden energiegebruik. Indien het betreffende ambitieniveaus nog niet wordt behaald met het reduceren van de gebouwgebonden en gebruikersgebonden energievraag, zullen er aanvullend PV-‐panelen worden geplaatst. Voor het bepalen van de opgewekte elektriciteit uit PV-‐panelen is uitgegaan van 130 W p/m2, een zuidoost oriëntatie en een hellingshoek van het dak van 50o. 3
Bron: EnergieVademecum, AgentschapNL, 2010
19
Tabel 4.2 Overzicht maatregelen per ambitieniveaus Stap 1: Gebouwgebonden energiereductie ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ ͞ŵďŝƚŝĞ40%͟ ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ Bouwkundig 2 [m *K/W] Rc-‐waarde gevel 0,19 3,0 5,0 [m2*K/W] Rc-‐waarde dakkapel 1,30 4,0 (HR++ beglazing) 2 [m *K/W] Rc-‐waarde dak 0,22 4,0 6,0 2 [m *K/W] Rc-‐waarde beg. gr. 0,15 4,0 2 U-‐waarden ramen beg. gr. [W/m *K] 5,2 1,5 (HR++) 0,8 (HR+++) 3 [dm /s*m2] Luchtdichtheid 2,0 0,625 Installatietechnisch [-‐ ] Ventilatie Natuurlijk Mechanisch Gebalanceerd + wtw (95%) [-‐] Warmteopwekking HR107-‐ketel WP + bodemwtw [-‐ ] Afgifte warmte HT radiatoren LT vloerverwarming [-‐] Warm tapwater HR107-‐ketel HR107-‐ketel + HR107-‐ketel + Combi WP + douchewtw douchewtw + douche wtw + Z.B. (2,8 m2) Z.B. (2,8 m2) Resultaten 3 [m ] Gas 1.592 716 324 -‐ [kWh] Elektriciteit 270 230 353 1.041 2 [GJpr/m ] Primair energiegebruik 0,80 0,37 0,20 0,13 Stap 2: Gebruikersgebonden energiereductie ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ [-‐] Gebruikersbeïnvloeding Nee Ja [-‐] Energiezuinige verlichting Nee Ja [-‐ ] Hotfill wasmachine Nee Ja [-‐] A++ label koelkast Nee Ja Resultaten 3 [m ] Gas 65 65 85 65 [kWh] Elektriciteit 2.383 2.383 1.454 1.454 [GJpr/m2] Primair energiegebruik 0,32 0,32 0,22 0,17 Stap 3: Aanvullende duurzame opwekking ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ 2 [m ] PV-‐panelen nee 10 Resultaten [kWh] Elektriciteit nvt nvt nvt -‐950 2 [GJ /m ] pr Primair energiegebruik nvt nvt nvt -‐0,11 Totaal energiegebruik ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ 3 [m ] Gas 1.657 781 409 65 [kWh] Elektriciteit 2.653 2.613 1.807 1.545 2 [GJpr/m ] Primair energiegebruik 1,12 0,69 0,41 0,22 [-‐] Indicatie energielabel F B A/A+ A++
20
͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ Om een energiebesparing van circa 40% te realiseren, worden uitsluitend gebouwgebonden maatregelen getroffen. Gezien de slechte funderingen van het merendeel van de woningen, ligt funderingsherstel voor de hand. Echter, voor dit ambitieniveau wordt aangenomen dat de bestaande begane grondvloer gehandhaafd blijft en wordt nageïsoleerd door het plaatsen van een dampremmende folie op de grond van de kruipruimte en de houten begane grondvloer te voorzien van thermokussens (isolatiewaarde van 4 m2*K/W). De gevels zullen aan de binnenzijde worden nageïsoleerd door middel van voorzetwanden en de ramen zullen worden vervangen door HR++-‐beglazing met hardhouten of kunststof kozijnen. De dakkapellen zullen in zijn geheel worden vervangen door geprefabriceerde dakkapellen met HR++-‐beglazing en een isolatiewaarde van 4 m2*K/W. Door de ruimte tussen de houten balken van het plafond op de eerste verdieping te vullen met mineraal wol (circa 15 cm.) en deze af te werken met gipsplaat, zal de isolatiewaarde van het dak worden verhoogd (isolatiewaarde van 4 m2*K/W). Door gelijktijdig met het aanbrengen van de isolatie in de woning kieren en naden te dichten, zal de luchtdoorlatendheid worden teruggebracht tot 0,625 dm3/s*m2. Om een goede luchtkwaliteit te garanderen, zullen er zelfregulerende ventilatieroosters worden geplaatst voor de natuurlijke toevoer van lucht en mechanische afzuigingpunten voor de afvoer (keuken, toilet en badkamer). De aanwezige HR-‐combiketel zal vervangen worden door de meest energiezuinige HR-‐ combiketel op de markt. Doordat er voorzetwanden worden geplaatst, zullen de bestaande radiatoren moeten worden versleept. Om de uiteindelijke energiebesparing van 40% te benaderen zonder het gebruikersgebonden energiegebruik te reduceren of additionele PV-‐panelen te plaatsen, dient er additioneel nog een verticale douchewarmtewisselaar te worden toegepast. Met deze maatregelen wordt een energiebesparing gerealiseerd van circa 38% ten opzichte van de huidige situatie. ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ Om een energiebesparing van 60% te realiseren worden zowel gebouwgebonden als gebruikersgebonden maatregelen getroffen. Voor dit ambitieniveau wordt aangenomen dat de fundering van de woningen wordt hersteld en de begane grondvloer in zijn geheel wordt vervangen door een geprefabriceerde goedgeïsoleerde balken-‐ en broodjesvloer van circa 33 cm. (isolatiewaarde van 4 m2*K/W). Bovendien zal er bij de vervanging van de begane grondvloer direct laagtemperatuur vloerverwarming worden toegepast. Voor de ruimten op de eerste verdieping zullen convectoren worden toegepast. De gevels zullen aan de buitenzijde worden nageïsoleerd met EPS-‐platen (circa 18 cm) en afgewerkt met steenstrips (isolatiewaarde van 5 m2*K/W) en de ramen zullen worden vervangen door HR+++-‐beglazing met extra isolerende kozijnen. De dakkapellen zullen in zijn geheel worden vervangen door geprefabriceerde dakkapellen met HR++-‐beglazing en een isolatiewaarde van 4 m2*K/W. Het bestaande dak zal worden nageïsoleerd met circa 16 cm harde PIR-‐platen (isolatiewaarde 6 m2*K/W). Ook hier geldt dat gelijktijdig met het aanbrengen van de isolatie in de woning kieren en naden zullen worden gedicht, waardoor de luchtdoorlatendheid kan worden teruggebracht tot 0,625 dm3/s*m2. Om een goede luchtkwaliteit te garanderen, zal er een gebalanceerd ventilatietoestel met warmteterugwinning (95%) worden toegepast. De aanwezige HR-‐combiketel zal vervangen worden door de meest energiezuinige HR-‐combiketel op de markt. Aanvullend hierop zal een verticale douchewarmtewisselaar en een zonneboilersysteem (2,8 m2) worden toegepast. Met de toepassing van bovenstaande maatregelen wordt het primaire energiegebruik voor ruimteverwarming kleiner dan 0,14 GJpr/m2 gebruiksoppervlak. Hiermee wordt voldaan aan de eis van de SEV. 21
Om het gebruikersgebonden energiegebruik te reduceren, wordt er voorzien in een hotfill aansluiting voor de wasmachine. Om bovendien bewoners/huurders te stimuleren tot energiebesparing, zal een voorlichtingscampagne worden gehouden en zal er per woning een (subsidie)bedrag ter compensatie van de (hogere) investeringskosten van energiezuinige verlichting en een A++ label koelkast. Om de uiteindelijke energiebesparing van 60% te realiseren, hoeven hierdoor geen aanvullende PV-‐panelen per woning te worden geïnstalleerd. ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ Om een energiebesparing van 80% te realiseren dienen zowel gebouwgebonden als gebruikersgebonden maatregelen te worden getroffen. Met betrekking tot het gebouwgebonden en het gebruikersgebonden ĞŶĞƌŐŝĞŐĞďƌƵŝŬǁŽƌĚĞŶĚĞnjĞůĨĚĞŵĂĂƚƌĞŐĞůĞŶŐĞƚƌŽĨĨĞŶĂůƐďŝũ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͘͟Uitzondering hierop is dat de aanwezige HR-‐combiketel zal worden vervangen door een warmtepomp in combinatie met bodemwarmtewisselaar. De hotfill aansluiting van de wasmachine wordt in dit geval aangesloten op de zonneboiler of warmtepomp. Hiermee zal het primaire energiegebruik voor ruimteverwarming worden beperkt tot circa 0,06 GJpr/m2 gebruiksoppervlak, waarmee ruim voldaan wordt aan de eis van de SEV. Om de uiteindelijke energiebesparing van 80% te realiseren, zullen daarnaast nog eens per woning 10 m2 aan PV-‐panelen moeten worden geïnstalleerd.
22
5 Financiële analyse In dit hoofdstuk worden de financiële consequenties in beeld gebracht voor de woningcorporatie (realisatie) en de gebruiker (exploitatie).
5.1 Investeringskosten In onderstaande tabel wordt de samenvatting gegeven van de indicatieve investeringskosten per woning van de maatregelen voor de verschillende ambitieniveaus. Bovendien wordt de meerinvestering van de ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĞŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ǁĞĞƌŐĞŐĞǀĞŶƚĞŶŽƉnjŝĐŚƚĞǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ ;с͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ renovatie)͘ĞŝŶǀĞƐƚĞƌŝŶŐƐŬŽƐƚĞŶǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ǁŽƌĚƚŚŝĞƌďŝũĂĂŶŐĞŵĞƌŬƚĂůƐĚĞŬŽƐƚĞŶǀĂŶĞĞŶ ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ƌĞŶŽǀĂƚŝĞ͘Voor een uitsplitsing en totstandkoming van de getallen wordt verwezen naar bijlage 1. Prijzen zijn prijspeil 2011, inclusief montage en inclusief BTW ad 19% (+/-‐20%). Tabel 5.1 Indicatieve investeringskosten Investeringskosten DĞĞƌŝŶǀĞƐƚĞƌŝŶŐƚ͘Ž͘ǀ͘͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟
͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ Φ34.600 -‐
͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ Φ 47.700 Φ13.100
͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ Φ69.000 Φ34.400
5.2 Exploitatiekosten In de achterliggende 10 jaar zijn de elektriciteitsprijzen gemiddeld met 6% per jaar gestegen en de aardgasprijs met 9% per jaar. Het ligt in de lijn der verwachting dat de energieprijzen ook de komende jaren harder zullen stijgen dan de overall inflatie. De energiekosten zullen daarom een steeds groter deel gaan uitmaken van de levensonderhoudkosten. Investeringen in energiebesparende maatregelen hebben daarom tot doel om de energiekosten van huurder/bewoner zoveel mogelijk te beperken. In figuur 5.1 staan de exploitatiekosten (excl. kapitaallasten) voor een woning in de Amsterdamse buurt weergegeven van de verschillende ambitieniveaus ten opzichte van de huidige situatie over een periode van 30 jaar. De exploitatiekosten bestaan uit de energiekosten en onderhoudskosten. Voor de jaarlijkse gasprijsstijging is uitgegaan van 6% en voor de jaarlijkse elektriciteitsprijsstijging is uitgegaan van 4%. Voor de gehanteerde aannames bij de exploitatieberekening wordt verwezen naar bijlage 2. Figuur 5.1 Exploitatiekosten woning Amsterdamse buurt
Exploitatiekosten woning Φ 7.500 Φ 6.500 Φ 5.500
"Referentie"
Φ 4.500
"Ambitie 40%"
Φ 3.500
"Ambitie 60%"
Φ 2.500
"Ambitie 80%"
Φ 1.500 Φ 500 2011
2016
2021
2026
2031
2036
23
5.3 Rentabiliteit De initiële meerinvesteringskosten en de exploitatiekosten zeggen echter nog niets over de totale levensduurkosten cq. rentabiliteit van de verschillende varianten. Deze staan als netto contante waarde per woning weergegeven in tabel 5.2 (excl. subsidie). De netto contante waarde (NCW) vertegenwoordigt de som geld, die er nu moet zijn om de komende 30 jaar de energie-‐ en onderhoudskosten en de kapitaallasten te kunnen betalen. Hierbij wordt rekening gehouden dat er na 15 jaar een herinvestering plaats vindt in de installatietechnische maatregelen. Deze herinvestering bedraagt 20% van de initiële investering, aangezien niet alle onderdelen van de installaties na 15 jaar zullen worden vervangen. Voor de PV-‐panelen bedraagt de herinvestering na 15 jaar 15% van de initiële investering aangezien alleen de omvormer vervangen dient te worden. Voor de gehanteerde aannames bij de netto contante waarde berekening wordt verwezen naar bijlage 2. Tabel 5.2 Netto contante waarde ambitieniveaus
"Ambitie 40%" "Ambitie 60%" "Ambitie 80%"
NCW (30 jaar) NCW t.o.v. "Ambitie 40%"
ΦϳϬ͘ϰϬϬ
Φϳϯ͘ϵϬϬ
Φϵϭ͘ϰϬϬ
-‐
Φϯ͘ϱϬϬ-‐
ΦϮϭ͘ϬϬϬ-‐
hŝƚĚĞŶĞƚƚŽĐŽŶƚĂŶƚĞǁĂĂƌĚĞďĞƌĞŬĞŶŝŶŐďůŝũŬƚĚĂƚĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ŽǀĞƌĚĞůĞǀĞŶƐĚƵƵƌ͕njŽŶĚĞƌƐƵďƐŝĚŝĞ͕ ůŝĐŚƚŽŶƌĞŶĚĂďĞůŝƐƚĞŶŽƉnjŝĐŚƚĞǀĂŶĞĞŶ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ƌĞŶŽǀĂƚŝĞ;с͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟Ϳ͘Ğ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ŚĞĞĨƚ over een periode van 30 jaar een onrendabele top ǀĂŶĐŝƌĐĂΦ21.000. De rentabiliteit van de verschillende ambitieniveaus is echter sterk afhankelijk van de energieprijsstijgingen. Als conform de energieprijsstijging van de afgelopen 10 jaar, voor gas in plaats van 6% uitgegaan wordt van 9% stijging pĞƌũĂĂƌĞŶǀŽŽƌĞůĞŬƚƌŝĐŝƚĞŝƚŝŶƉůĂĂƚƐǀĂŶϰйƵŝƚŐĞŐĂĂŶǁŽƌĚƚǀĂŶϲй͕ĚĂŶnjĂůĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ net rendabel zijn ten opzichte van een ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟renovatie. Ğ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟njĂůŽŽŬďŝũĚĞnjĞ ĞŶĞƌŐŝĞƉƌŝũƐƐƚŝũŐŝŶŐĞŶĞĞŶŽŶƌĞŶĚĂďĞůĞƚŽƉŚŽƵĚĞŶǀĂŶĐŝƌĐĂΦ10.500. De rentabiliteit van de verschillende ambitieniveaus komt er echter ook anders uit te zien indien er gebruik ŐĞŵĂĂŬƚnjĂůǁŽƌĚĞŶǀĂŶĚĞƐƵďƐŝĚŝĞƚĞƌƌĞĂůŝƐĂƚŝĞǀĂŶŚĞƚƉƌŽũĞĐƚ͘/ŶƚŽƚĂĂůŬĂŶĞƌĞĞŶƐƵďƐŝĚŝĞǀĂŶΦ 400.000 (incl. BTW) worden verkregen ter verbetering van minimaal 60 woningen (30 woningen met ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĞŶϯϬǁŽŶŝŶŐĞŶŵĞƚ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟Ϳ͘,ŝĞƌǀĂŶĚŝĞŶƚŵŝŶŝŵĂĂůΦϯϬ͘ϬϬϬƚĞǁŽƌĚĞŶďĞƐƚĞĞĚ aan activiteiten binnen het kennis-‐ en leertraject van het consortium. Dit betekent dat er per woning een ƐƵďƐŝĚŝĞďĞƐĐŚŝŬďĂĂƌŝƐǀĂŶŵĂdžŝŵĂĂůΦϲ͘ϭϲϳ͘ /ŶŽŶĚĞƌƐƚĂĂŶĚĞƚĂďĞůƐƚĂĂƚĚĞŶĞƚƚŽĐŽŶƚĂŶƚĞǁĂĂƌĚĞƉĞƌǁŽŶŝŶŐǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ĞŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞ ϴϬй͟ǀŽŽƌůĂŶtŽŶĞŶ͕ŵĞƚŐĞďƌƵŝŬŵĂŬŝŶŐǀĂŶĚĞƐƵďƐŝĚŝĞ͕ƚĞŶŽƉnjŝĐŚƚĞǀĂŶ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟ƌĞŶŽǀĂƚŝĞ ;с͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟Ϳ͘,ŝĞƌďŝũŝƐervan uitgegaan dat Elan Wonen de meerinvestering in de energiebesparende maatregelen (met aftrek van de subsidie) financiert en 50% respectievelijk 100% van de energie(kosten)besparing in rekening mag brengen bij de huurder. De extra kosten van onderhoud en beheer zijn hierbij voor rekening van Elan Wonen.
Tabel 5.3 Rentabiliteit Elan Wonen (incl. subsidie) "Ambitie 60%" "Ambitie 80%"
NCW (50% in rekening)
Φϯ͘ϮϬϬ-‐
ΦϮϱ͘ϬϬϬ-‐
NCW (100% in rekening)
Φϯ͘ϬϬϬ
Φϭϰ͘ϲϬϬ-‐
24
hŝƚƚĂďĞůϱ͘ϯŬĂŶǁŽƌĚĞŶŽƉŐĞŵĂĂŬƚĚĂƚǀŽŽƌůĂŶtŽŶĞŶĂůůĞĞŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ƌĞŶĚĂďĞůŝƐ͕ǁĂŶŶĞĞƌ gebruik gemaakt wordt van de subsidie en indien 100% van de energie(kosten)besparing bij de huurder in ƌĞŬĞŶŝŶŐŵĂŐǁŽƌĚĞŶŐĞďƌĂĐŚƚ͘Ğ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟njĂůook met gebruikmaking van de subsidie onrendabel blijven. Of het 100% in rekening brengen van de energie(kosten)besparing bij de huurder een wenselijke constructie is, is echter de vraag. Indien een meer realistischer percentage van de energie(kosten)besparing in rekening wordt gebracht (75%), dan zal de netto coŶƚĂŶƚĞǁĂĂƌĚĞǀĂŶ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ŽƉĞĞŶnjĞůĨĚĞ ŶŝǀĞĂƵůŝŐŐĞŶĂůƐ͞ƐƚĂŶĚĂĂƌĚ͟renovatie.
5.4 Financieringsconstructies Uit het bovenstaande blijkt dat de ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ niet rendabel is, zelfs niet als Elan Wonen 100% van de energiekostenbesparing in rekening mag brengen bij de huurder en gebruik maakt van de subsidie. Om dit ambitieniveau toch te kunnen realiseren, zullen daarom naar alternatieve financieringconstructies/benaderingen moeten worden gezocht. 5.4.1
Outsourcing PV-panelen
Een mogelijke alternatieve financieringsconstructie is om de PV-‐ƉĂŶĞůĞŶŝŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ƚĞŽƵƚƐŽƵƌĐĞŶ aan een externe partij (bijvoorbeeld een energiemaatschappij). Deze externe partij financiert de investering en exploiteert deze gedurende een looptijd van bijvoorbeeld 25 jaar. Een voorbeeld van een dergelijke constructies, is de regeling ZonVast (een initiatief van Greenchoice, de Zonnefabriek en de Stichting DOEN). Bij dit initiatief worden PV-‐panelen geïnstalleerd op 500 particulieren woningen. De investering wordt volledig gefinancierd en geëxploiteerd door het consortium. De consument sluit een contract af voor de afname van de opgewekte elektriciteit tegen een vast bedrag gedurende een periode van 20 jaar. 5.4.2
Verhoging vastgoedwaarde
De gehanteerde benaderingswijze in bovenstaande paragrafen gaat uit van een conventionele marktbenadering, waarin de meerkosten in energiebesparende maatregelen zich gedurende de exploitatieperiode terug moeten verdienen. Dit is ook de wijze waarop de huizenconsument in toenemende mate duurzame woningbouw benaderd. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de consument, onder duidelijke randvoorwaarden, in toenemende mate bereid is meer te betalen voor duurzamere woningen. Uit recent onderzoek door ŽƵǁĨŽŶĚƐ͕͚ĂĂƚŚĞƚŶŝĞƚĚĂŶ'ĂĂƚŚĞƚŶŝĞƚ͕͛ŝƐŚĞƚ volgende gebleken (citaat): ͚ĞďĞƌĞŝĚŚĞŝĚƚĞďĞƚĂůĞŶǀŽŽƌŚĞƚŵŝůŝĞƵŝƐŐĞƌŝŶŐ͕njŽďůŝũŬƚ͘KŶǀŽŽƌǁĂĂƌĚĞůŝũŬ͕ĚĂƚǁŝůnjĞŐŐĞŶ onafhankelijk van de terugverdientijd, blijkt dat nog niet de helft van de potentiële kopers (46%) bereid is 5.000 euro extra te betalen voor een energiezuinige nieuwbouwwoning. Slechts één op de vier (28%) zegt 10.000 euro onvoorwaardelijk te betalen. Woonconsumenten willen echter best meer betalen als de terugverdientijd gegarandeerd wordt. Indien een energiezuinig systeem daadwerkelijk een lagere energierekening oplevert en de terugverdienperiode verzekerd is, dan njĞŐƚďŝũŶĂƚǁĞĞĚĞƌĚĞ;ϲϮйͿǀĂŶĚĞƉŽƚĞŶƚŝģůĞŬŽƉĞƌƐĞĞŶŵĞĞƌƉƌŝũƐǀĂŶϭϱ͘ϬϬϬĞƵƌŽƚĞĂĐĐĞƉƚĞƌĞŶ͛͘ 25
Deze bevindingen worden bevestigd door nog recenter onderzoek door Rotterdam School of Management en de Universiteit Maastricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat: ͚huizenkopers gemiddeld 3,4 procent meer betalen voor een woning met een groen energielabel. ;͙Ϳ,et energielabel wordt veel gebruikt als uithangbord, vooral in moeilijke regionale markten en voor woningen iŶůĂƐƚŝŐƚĞǀĞƌŬŽƉĞŶƐĞŐŵĞŶƚĞŶ͛ Uit (afstudeer)onderzoek van de TU Delft, faculteit Bouwkunde, Ğ͚ǁŝůůŝŶŐŶĞƐƐƚŽƉĂLJ͛ǀŽŽƌĞĞŶ energiezuinige nieuwbouwwoning door A.J.L. van Eck, C.J. van Oel, P.W. Koppels, H. Westra blijkt het volgende: ͚Uit het onderzoek blijkt dat de meeste respondenten het eigen financiële en kwalitatieve gewin boven het milieu stellen als men rechtstreeks vraagt naar het belang van energiezuinigheid.;͙Ϳde enquête laat zien dat mensen voor een A+ woning 5% bovenop de kostprijsdekkende verkoopprijs willen betalen en zelfs 10% voor een A++ woning. Een prijs van 15% bovenop de kostprijsdekkende verkoopprijs is duidelijk te veel en is hiermee een goede bovengrens voor het onderzoek. « Als de marketingstrategie op een goede wijze wordt toegepast, dan kunnen er extra opbrengsten door de projectontwikkelaar worden gegenereerd, waardoor uiteindelijk het rendement op eigen vermogen toeneemt. Duurzaam bouwen is hierdoor niet meer een last maar een kans om extra rendement te behalen.͛ Geconcludeerd kan dus worden dat de meerwaarde van het vastgoed als gevolg van de meerinvestering in energiezuinige woningbouw steeds meer door de markt erkend wordt. Het betreft hier wel een begin van een trend, waarvan verwacht wordt dat deze zich steeds meer zal profileren in de toekomst. De meerinvestering in duurzame woningbouw zal zich dus in steeds grotere mate vertalen in een hogere markt-‐ en vastgoedwaarde. 5.4.3
Conclusie financiering
Met gebruikmaking van een combinatie van bovenstaande financieringsconstructies/benaderingen komt de rentabiliteit van de ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ er anders uit te zien. Indien Elan Wonen de PV-‐panelen outsourced, zal ĚĞŽŶƌĞŶĚĂďĞůĞƚŽƉǀĂŶĚĞ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟ǁŽƌĚĞŶǀĞƌůĂĂŐĚƚŽƚĐŝƌĐĂΦϭϬ͘ϬϬϬ͕-‐ (met gebruikmaking van de subsidie en er van uitgaande dat 100% van de energiekostenbesparing in rekening mag worden gebracht bij de huurder). Met inachtneming hiervan en de trend dat de meerinvestering in duurzame woningbouw zich in toenemende mate vertaald in een hogere vastgoedwaarde, zou dit voor Elan Wonen een argument kunnen zijn om in de duurzame renovatie van het woningbestand te investeren.
26
6 Procesmatige inbedding 6.1 Beschrijving integraal totstandkomingsproces Procesmatig zal de keuze voor hoge energieambities vanaf het begin (tot eind) consequenties hebben; en de rode draad in het proces vormen. Het daadwerkelijk realiseren van een energiezuinig gebouw zal, tot in details, extra aandacht vergen. Hoe energiezuiniger de ambitie, hoe kritischer dit aspect wordt. KŵĚĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶŬŽƐƚĞŶŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐnjŽǀĞĞůŵŽŐĞůŝũŬƚĞŬƵŶŶĞŶŽŶĚĞƌǀĂŶŐĞŶ͕njĂůŚĞƚŚĞůĞ ontwerp-‐ en realisatietraject dus extra aandacht vergen. Met name zal extra aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van het voorontwerp en de bijbehorende berekeningen en conceptuele keuzes. Veelal blijkt, dat in deze fase onvoldoende de ontwerpen op elkaar worden afgestemd, waardoor verkeerde conceptuele keuzes worden gemaakt. Om de ambitie waar te maken zijn 3 actoren ĞŶĚĞ͞ŽƌŐĂŶŝƐĂƚŝĞ͟ǀĂŶŚƵŶǀerantwoordelijkheden zeer belangrijk. Dit wordt naar analogie van de ͚trias energetica͛ benoemd als de ͚ƚƌŝĂƐƌĞƐƉŽŶƐŝďůŝĐĂ͛͘ Huidige problematiek Opdracht gever
Energie neutraal Ontwerpende partijen
Uitvoerende partijen
1. De opdrachtgever heeft vaak een helder beeld voor ogen, maar weet deze onvoldoende te vertalen naar meetbare ambities. 2. De ontwerpende partijen hebben, ondanks recent opgedane kennis met nieuwe technieken en de ervaring van de meerwaarde daarvan, moeite om tot een integraal afgestemd ontwerp te komen. 3. De realiserende partijen zijn vaak onvoldoende zorgvuldig, worden onvoldoende begeleid, en kennen een beperkte kwaliteitsborging voor het daadwerkelijk functioneren van het gerealiseerde gebouw.
Deze huidige problematiek in de bouwkolom is een drempel om te komen tot energiezuinige gebouwen. Voor het project in de Amsterdamse buurt wordt daarom een andere aanpak, met vier procesinnovaties, voorgesteld die worden beschreven in de onderstaande paragraaf. De wijze waarop de kwaliteit geborgd is, zal worden opgenomen in het programma van eisen.
27
6.1.1
Vier organisatorische innovaties
Om de ƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶŬŽƐƚĞŶŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐƚĞďĞŚĞĞƌƐĞŶĞŶĚĞkwaliteit te borgen worden een viertal vernieuwende toepassingen geintroduceerd: 1. De DUBO auditor Om de energetische-‐ en binnenklimaattechnische kwaliteit van de gebouwen te borgen, zal een DUBO auditor worden aangesteld. Deze persoon zal de integrale duurzaamheid, gedurende het gehele proces, middels een vooraf opgesteld energetisch programma van eisen, borgen. De DUBO auditor is hierbij een vakgebied overschrijdende functie, die de technische kwaliteit vanuit een integraal perspectief borgt. Met de, van de ontwerpende-‐ en realiserende partijen, onafhankelijke DUBO auditor wordt voorkomen dat ͚ĚĞƐůĂŐĞƌ njŝũŶĞŝŐĞŶǀůĞĞƐŬĞƵƌƚ͛͘DĞƚĞĞŶĚĞƌŐĞůŝũŬĞĨƵŶĐƚŝĞǁŽƌĚĞŶŽŽŬĚĞŽŶƚǁĞƌƉĞŶĚĞƉĂƌƚŝũĞŶ uitgedaagd om, in samenwerking met specialisten buiten hun eigen vakgebied, tot een optimaal en afgewogen duurzaam ontwerp te komen. 2. Meetbare prestatie indicatoren Om de energetische prestaties te borgen, worden meetbare prestatie-‐indicatoren opgenomen in het technisch programma van eisen. Dit stelt de DUBO auditor in staat de prestaties van het gebouw, en daarmee de betrokken partijen, te toetsen en indien nodig te corrigeren. Het vormt een helder kader wie voor wat verantwoordelijk is zonder enige vorm van discussie: de verantwoordelijkheden zijn meetbaar en vooraf vastgesteld. 3. Uitgesteld oplevermoment Om extra ruimte te creëren voor het optimaliseren van de gerealiseerde gebouwen, zal het oplevermoment van de aannemer twee jaar na ingebruikname zijn. Dit betekent dus, dat de verantwoordelijkheid van de aannemer en ook de ontwerpende partijen, niet ophoudt wanneer het gebouw in gebruik genomen is, maar dat deze ophoudt wanneer het gebouw doet, wat het moet doen. En dat dus de kwaliteit zoals beloofd, gerealiseerd is. Dit zal middels monitoring plaatsvinden, daar waar het programma van eisen getoetst wordt aan de daadwerkelijk prestaties. Om een stimulans te introduceren voor verbeteringen, zullen zowel de ontwerpende-‐ als de realiserende partijen, de uiteindelijke betaling (als percentage van de volledige aanneemsom) na de definitieve oplevering uitgekeerd krijgen. 4. Gezamenlijke verantwoordelijkheid: gezamenlijke betrokkenheid Door het oplevermoment 2 jaar na de ingebruikname te plaatsen, wordt extra tijd gecreëerd om de prestatie van de woningen te beoordelen. Overwogen wordt een bonus/malus regeling voor de ontwerpende-‐ en realiserende partijen als geheel toe te passen, op basis van het algeheel functioneren van de woning. Dit, om de verantwoordelijkheid van alle partijen als geheel te benadrukken. Hiermee wordt extra overleg, afstemming, inspiratie en betrokkenheid afgedwongen bij zowel de ontwerpende, als bij de realiserende partij.
28
6.1.2
Het proces en de DUBO auditor
De bovenstaande paragraaf is ingegaan op de vier innovatieve, organisatorische toepassingen. De onderstaande paragraaf zal ingaan op de wijze waarop deze toepassingen in het gehele totstandkomingproces geïntegreerd worden en op welke manier deze bijdragen aan het beheersen van de ƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶkostenontwikkeling. Bouwproces
Selectie
Activiteiten Dubo borging
1. Dubo competentie check check in PvE
PvE
VO
3. Toetsen VO
DO
2. Dubo -‐paragraaf
4. Toetsen Bestek Bestek Uitvoering
Voor Oplevering Monitoring
Definitieve Oplevering
5. Toetsen vooroplevering 6. Monitoring en optimalisatie (2jr)
Rol van DUBO Auditor 1. Selectie op competentie Een goed begin is het halve werk. Bekend is, dat er nogal eens een gat zit tussen afspraken op papier, en datgene wat daadwerkelijk is gerealiseerd. Van groot belang is, dat de juiste mensen bij het project betrokken worden in ontwerp-‐ en realisatiefase. Bij de selectie van de architect, installatieadviseurs, bouwfysici, en constructeurs wordt hier extra aandacht aan besteed. Deze dienen naast de wil, ook aantoonbaar de vakkundigheid en ervaring te bezitten om het project succesvol af te kunnen ronden. Door de ontwerpende en uitvoerende partijen bij elkaar te brengen, kunnen de doelstellingen en verwachtingen die er zijn binnen het project in een vroegtijdig stadium worden duidelijk gemaakt. 29
2. Visie vorming en DUBO PvE Het is van groot belang om duidelijke afspraken te maken met de ontwikkelende partijen over de ambities en het kwaliteitsniveau van de gebouwen ten aanzien van energie en binnenklimaat. Dit vindt plaats middels een energetisch programma van eisen in een DUBO paragraaf. Deze DUBO-‐ paragraaf in het programma van eisen, bevat eisen die toetsbaar en verifieerbaar zijn, gedurende het ontwerpproces en bij voor-‐ en definitieve oplevering (zie stap 5). Doordat de prestaties die worden vereist vooraf contractueel ǁŽƌĚĞŶǀĂƐƚŐĞůĞŐĚ͕njƵůůĞŶĞǀĞŶƚƵĞůĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶ kostenontwikkeling (meerwerk en ʹkosten) zoveel mogelijk worden beheerst. 3. Toetsen Voorontwerp Na het voorontwerp hebben de ontwerpende partijen de structuur van hun voorontwerp vastgelegd, o.a. aan de hand van het technisch programma van eisen. De volgende werkzaamheden worden uitgevoerd door de DUBO auditor: -‐ toetsen van het VO van elke partij t.o.v. het programma van eisen; -‐ toetsen of de ontwerpen integraal tot stand zijn gekomen en goed op elkaar zijn afgestemd; -‐ beoordelen of t.a.v. duurzaamheid geen zaken zijn blijven liggen, die wel meegenomen zouden moeten worden; -‐ het uitvoeren van extra onderzoek en het faciliteren van een brainstormsessie. 4. Toetsen Bestek In het bestek is het VO, na DO, vertaald naar een gedetailleerd ontwerp. De werkzaamheden zijn dezelfde als in de VO fase. Echter, daar waar bij het VO de hoofdlijnen zijn getoetst, wordt in deze fase de uitwerking ervan getoetst. Hierbij controleert de DUBO auditor tevens in het administratieve deel van het bestek, of de prestaties ook contractueel voor de aannemers goed gedefinieerd zijn. 5. Toetsen vooroplevering Bij de vooroplevering wordt het resultaat getest middels metingen. Hierbij valt te denken aan controle van de oplever-‐ en inregelrapporten, maar ook het toetsen aan de hand van metingen. Dit betreft onder andere: -‐ Thermografische metingen om de thermische kwaliteit van de gevel te meten; -‐ Opblaastesten om de luchtdichtheid van de gevel te meten; -‐ Debietmetingen om te controleren of daadwerkelijk de lucht-‐ en waterdebieten worden geleverd zoals voorgeschreven; -‐ Rendementsmetingen van PV-‐panelen om te controleren of daadwerkelijk het beoogde energieverbruik wordt gerealiseerd; -‐ Steekproefsgewijze optische controle of maatregelen (goed) zijn toegepast. Door het toetsen voor oplevering, worden mogelijke onnodige faalkosten in een vroeg stadium ǀŽŽƌŬŽŵĞŶ͕ǁĂĂƌĚŽŽƌĚĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŝŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶŬŽƐƚĞŶŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐnjŽǀĞĞůŵŽŐĞůŝũŬǁŽƌĚĞŶ ondervangen. 6. Monitoring en optimalisatie De verantwoordelijkheden van de aannemer en de ontwerpers houden niet op bij het moment dat het gebouw er staat. Contractueel wordt vastgelegd dat de definitieve oplevering pas plaats vindt, twee jaar na ingebruikname van het gebouw. Middels diverse meters, waarvan de kWh meter met het net de belangrijkste zal zijn, worden de rendementen van de diverse gebouwgebonden apparaten gemonitord. Dit zal niet alleen leiden tot verificatie van de beloofde prestaties, maar ook gelegenheid geven tot optimalisatie. ,ŝĞƌŵĞĞǁŽƌĚĞŶĚĞƌŝƐŝĐŽ͛Ɛŵ͘ď͘ƚ͘ƐůĞĐŚƚĨƵŶĐƚŝŽŶĞƌĞŶĚĞ installaties en de hiermee gepaard gaande kosten en tijd zoveel mogelijk beperkt. 30
6.1.3
Gebruikers en bewustwording
Naast de kwaliteitsborging ĞŶĚĞǁŝũnjĞǁĂĂƌŽƉĚĞƌŝƐŝĐŽ͛ƐŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶĚŽŽƌůŽŽƉƚŝũĚĞŶ kostenontwikkeling zoveel mogelijk worden ondervangen, is zorgvuldige communicatie met de toekomstige huurders/bewoners van groot belang om de doelstellingen daadwerkelijk te behalen. Er moet duidelijkheid gegeven worden ten aanzien van wat ze kunnen verwachten. Te denken valt hierbij aan voorlichting voor de huurders/bewoners over de wijze waarop bepaalde installaties dienen te worden gebruikt (bijvoorbeeld een gebruikershandleiding). Ook het zoveel mogelijk beperken van de overlast voor de bewoner zal bijdragen aan de acceptatie. Niet onbelangrijk hierbij zal bovendien het bewustwordingproces zijn. Om de doelstelling daadwerkelijk te behalen zullen de huurders/bewoners ook bewust met energie(verbruik) om moeten gaan. Hiervoor zal een voorlichtingscampagne worden opgestart, waarin een duidelijke relatie wordt gelegd tussen het huidige energiegebruik (in relatie tot het landelijke gemiddelde en het gemiddelde van de buurt) en de mogelijkheden om hierop te besparen. De campagne zal hierbij niet alleen gericht moeten zijn op energie, maar ook op aspecten zoals comfortverhoging, een integrale woningverbetering (nieuwe keuken en badkamer) en het beperken van de woonlasten. Door bovendien een (subsidie)bedrag per woning te reserveren voor de aanschaf of verstrekking van kleine energiebesparende maatregelen (energiezuinige verlichting, A++ koelkast, etc.), kunnen mogelijke drempels voor met name huurders met lage inkomens worden weggenomen. Door de bewoners 1 of 2 jaar na oplevering te ondervragen over het energiegebruik, de toegepaste maatregelen, het ervaren comfort en de gezondheidsbeleving, kunnen verbeterpunten worden gedestilleerd voor volgende bouwprojecten.
31
Bijlage 1: Uitsplitsing investeringskosten Tabel B.1 Raming investeringskosten (in euro, prijspeil 2011, incl. montage, +/-‐ 20%)
"Ambitie 40%" "Ambitie 60%" "Ambitie 80%"
Gebouwgebonden maatregelen Bouwkundig Isolatie gevel Prefab dakkapel (incl. beglazing, voor-‐ en achterkant) Isolatie plafond/dak Isolatie kruipruimte (dampremmende folie + thermokussens) Isolatie balken-‐ en broodjesvloer (excl. vervanging vloer)* Ramen (beglazing + kozijnen) Kierdichting
ΦϮ͘Ϭϲϰ Φϭϭ͘ϬϬϬ ΦϲϮϱ Φϭ͘ϱϬϱ -‐ Φϱ͘ϬϬϬ ΦϱϬϬ
Φϯ͘ϰϰϬ Φϭϭ͘ϬϬϬ Φϳϴϴ -‐ ΦϰϯϬ Φϲ͘ϬϬϬ ΦϱϬϬ
Φϯ͘ϰϰϬ Φϭϭ͘ϬϬϬ Φϳϴϴ -‐ Φ 430 Φϲ͘ϬϬϬ ΦϱϬϬ
Installatietechnisch Ventilatie HR combiketel + toebehoren (incl. rookgasafvoer) Individuele elektrische WP + bodemwtw Verslepen C.V.-‐leidingen + bestaande radiatoren Vloerverwarming Convectoren Douchewtw Zonneboiler
Φϭ͘ϯϬϬ Φϭ͘ϱϬϬ -‐ Φϭ͘ϬϱϬ -‐ -‐ ΦϳϱϬ -‐
ΦϮ͘ϱϬϬ Φϭ͘ϱϬϬ -‐ -‐ ΦϮ͘ϭϱϬ Φϭ͘ϮϬϬ ΦϳϱϬ Φϯ͘ϱϬϬ
ΦϮ͘ϱϬϬ -‐ ΦϭϮ͘ϱϬϬ -‐ ΦϮ͘ϭϱϬ Φϭ͘ϮϬϬ ΦϳϱϬ Φϯ͘ϱϬϬ
Subtotaal gebouwgebonden maatregelen
ΦϮϱ͘Ϯϵϰ
Φϯϯ͘ϳϱϴ
Φϰϰ͘ϳϱϴ
-‐ -‐ -‐
ΦϭϬϬ ΦϱϬϬ ΦϱϬϬ
ΦϭϬϬ ΦϱϬϬ ΦϱϬϬ
ΦϬ
Φ1.100
Φϭ͘ϭϬϬ
Aanvullende duurzame opwekking
PV-‐panelen
-‐
-‐
Φϰ͘ϱϱϬ
ΦϬ
ΦϬ
Φϰ͘ϱϱϬ
Subtotaal maatregelen
ΦϮϱ͘Ϯϵϰ
Φϯϰ͘858
ΦϱϬ͘ϰϬϴ
Onvoorzien (15%)
Φϯ͘ϳϵϰ
Φϱ͘229
Φϳ͘ϱϲϭ
Totale investeringskosten (excl. BTW)
ΦϮϵ͘Ϭϴϴ
Φϯϵ͘ϱϭϮ
Φ57.969
Totale investeringskosten (incl. BTW ad 19%)
Φϯϰ͘ϲϭϱ
Φϰϳ͘702
Φϲϴ͘ϵϴϯ
-‐
Φϭ3.088
Φϯϰ͘ϯϲϴ
Gebruikersgebonden maatregelen Voorlichtingscampagne Hotfill aansluiting Subsidie apparatuur Subtotaal gebruikersgebonden maatregelen
Subtotaal aanvullende duurzame opwekking
Meerinvestering t.o.v. "Ambitie 40%"
* Betreft de meerinvestering in isolatie, er van uitgaande dat de vervanging van de begane grondvloer tot "standaard" renovatie behoort
32
Gehanteerde aannames: Bouwkundig Voorzetwand Buitengevelisolatie Dakkapel (voor-‐ en achterkant) Isolatie plafond (mineraal wol + gipsplaat) Isolatie dak (harde PIR-‐plaat) Isolatie kruipruimte (dampremmende folie + thermokussens) Isolatie balken-‐ en broodjesvloer (Rc = 4, excl. vervanging vloer) HR++ beglazing met kozijnen HR+++ beglazing met kozijnen Kierdichting
120 200 11.000 25 25 35 10 500 600 2,5
Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φ Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φͬŵ2 Φͬŵ3
Installatietechnisch Zelfregulerende roosters Mechanische afzuiging (3 punten) Gebalanceerde ventilatie (3 punten) HR-‐ketel + toebehoren (incl. rookgasafvoer) Warmtepomp + bodemwtw Verslepen C.V.-‐leidingen + bestaande radiatoren Vloerverwarming Convectoren Douchewtw Zonneboiler
75 ΦͬƐƚƵŬ 775 Φ 2.500 Φ 1.500 Φ 12.500 Φ 150 ΦͬƐƚƵŬ 50 Φͬŵ2 300 ΦͬƐƚƵŬ 750 Φ 3.500 Φ
Gebruikersgebonden Voorlichtingscampagne Hotfill aansluiting (aansluiting + voorschakelapparaat) Subsidie apparatuur
100 ΦͬǁŽŶŝŶŐ 500 ΦͬǁŽŶŝŶŐ 500 ΦͬǁŽŶŝŶŐ
Aanvullende duurzame opwekking PV-‐ƉĂŶĞĞů;ϯ͕ϱΦͬtp; 130 Wp/m2)
455 Φͬŵ2
33
Bijlage 2: Financiële parameters Omschrijving Elektriciteitsprijs Gasprijs Elektriciteitsprijsstijging Gasprijsstijging Inflatie Discontovoet Herinvestering installaties (na 15 jaar) Herinvestering PV-‐panelen (na 15 jaar) Onderhoud&Beheer KŶĚĞƌŚŽƵĚ͞ZĞĨĞƌĞŶƚŝĞ͟ Onderhoud ͞ŵďŝƚŝĞϰϬй͟ Onderhoud ͞ŵďŝƚŝĞϲϬй͟ Onderhoud ͞ŵďŝƚŝĞϴϬй͟
Financiële parameters Gehanteerde waarde Ϭ͕ϮϮΦͬŬtŚ Ϭ͕ϲϬΦͬŵ3 4% 6% 2% 5% 20% 15% ϵϬΦͬũĂĂƌ ϭϬϬΦͬũĂĂƌ ϭϱϬΦͬũĂĂƌ ϮϮϱΦͬũĂĂƌ
Opmerking Inclusief BTW en energiebelasting Inclusief BTW en energiebelasting -‐ -‐ -‐ -‐ Van de initiële investering (geïndexeerd) Van de initiële investering (geïndexeerd) -‐ -‐ -‐ -‐
34
Bijlage 3: EPN-berekeningen
35
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
ALGEMENE GEGEVENS Projectomschrijving
: Referentiewoning Elan Wonen
Bestandsnaam
: Z:\Projecten\1168 - Energiesprong Amsterdamse buurt en Geneesherenbuurt\4. Berekeningen\Ambitie 40%.epw
Omschrijving bouwwerk
:
Adres
:
Soort bouwwerk
: Woonfunctie
EPC-eis
: 0,60
INDELING GEBOUW Type
Omschrijving zone
Ag [m²]
Verwarmd
Verwarmde zone 1
73,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIE Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone 1 constructie
Gevel NW
Gevel ZO
begrenzing
buiten, W
buiten, O
constructiedeel
Dichte gevel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
helling zon-
beschaduwing
[°] wering
12,4
3,00
0,32
Paneel
3,2
4,00
0,24
Ramen beg. gr.
3,2
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel
4,1
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Dichte gevel
4,8
3,00
Paneel
5,9
4,00
Ramen beg. gr.
6,8
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel Dak
buiten, boven Dak
Begane grondvloer
kruip
0,32 0,24
8,9 31,5
Dak dakkapel
13,8
Vloer
43,0
0,50
4,00
0,24
4,00
0,24
4,00
0,11
---------- + Totaal
137,6
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - LINEAIRE KOUDEBRUGGEN Er is gerekend volgens de forfaitaire methode m.b.t. de koudebruggen. Bij de forfaitaire methode wordt een correctie op de U-waarde toegepast. Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone 1 constructie
begrenzing
koudebrug
Begane grondvloer
kruip
Perimeter
P [m] 27,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - INFILTRATIE qv10;kar/m² van de woonfunctie:
EPW - NPR 5129 V2.2
0,625
[dm³/sm²]
12 sep 2011 - 15:57 / EPC=1,03 blz. 1
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - THERMISCHE CAPACITEIT bouwtype van de woonfunctie:
traditioneel, gemengd zwaar
INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIE Verwarmingssysteem 1 - Verwarming 1 verwarmingstoestel
installatiekenmerken
hulpenergie
type toestel
: individueel centraal verwarmingstoestel
type luchtverwarmer/ketel
: HR-107 Ketel
aanvoertemperatuur
: hoog temperatuursysteem (HT)
individuele bemetering
: ja
installatie voorzien van buffervat
: nee
type verwarmingslichaam
: overig (bijv. radiatoren)
opwekkingsrendement (Nopw;verw)
:
0,950 [-] 0,950 [-]
systeemrendement (Nsys;verw)
:
aantal ketels-cv/luchtverwarmers met waakvlam
: 0
gasketels-cv
: voorzien van ventilator : voorzien van elektronica : circulatiepomp voorzien van pompregeling
aangewezen zones:
warmtepomp
: geen circulatiepomp aanwezig
individuele warmtepomp
: geen parallel buffervat aanwezig
gebouwgebonden warmte-kracht
: lengte circulatieleiding 0,00 km
Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - WARMTAPWATER nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (0,800)
nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (0,800)
EPW - NPR 5129 V2.2
klasse
Nopw;tap
qv;wp
aantal
aantal
[-]
[dm³/s]
badr
aanr
[m]
[m]
[m]
[mm]
[MJ]
-
0,800
0,00
1
1
3,0
3,0
0,0
<= 10
5437
douche wtw aanwezig
ja
Lbadr
Laanr
aangesloten op
koude poort douche-mengkraan en inlaat toestel
Lcirc
d;inw
Ndwtw;tap
Qbeh;tap;bruto
Qdwtw;tap
[-]
[MJ]
0,650
1742
12 sep 2011 - 15:57 / EPC=1,03 blz. 2
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
INSTALLATIE W - VENTILATIE Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1 ventilatievoorziening
: zelfregelende roosters
type warmteterugwinning
: geen warmteterugwinning
type voorverwarming
: geen voorverwarming
aangewezen zones
: Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - VENTILATOREN ventilatiesysteem
type ventilator
Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1
mechanische afzuiging, gelijkstroom
INSTALLATIE W - KOELING koelsysteem:
type toestel
: geen koelmachine aanwezig
vrije koeling
: nee
opwekkingsrendement voor koeling (Nopw;koel)
:
0,000 [-]
systeemrendement voor koeling (Nsys;koel)
:
0,000 [-]
INSTALLATIE E - VERLICHTING omschrijving zone Verwarmde zone 1
Ag [m²]
Qprim;vl [MJ]
73,0
4118
RESULTATEN - INFORMATIEF CO2-emissie
1728 kg
Risico te hoge temperaturen [TOjuli] Omschrijving zone Verwarmde zone 1
EPW - NPR 5129 V2.2
TOjuli 3,33 (matig - groot risico)
12 sep 2011 - 15:57 / EPC=1,03 blz. 3
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENS verwarming
Qprim;verw
20519 MJ
Ag;verw
[m2]
73,00
hulpenergie warmtapwater
Qprim;hulp;verw
1708 MJ
Averlies
[m2]
124,70
Qprim;tap
4618 MJ
ventilatoren
Qprim;vent
1617 MJ
EPschil;warmte
[MJ/m2]
264,09
verlichting
Qprim;vl
4118 MJ
EPschil;koude
[MJ/m2]
70,09
zomercomfort
Qzom;comf
4373 MJ
koeling
Qprim;koel
0 MJ
EPC-eis
[-]
0,60
bevochtiging
Qprim;bev
0 MJ
EPC
[-]
1,03
comp. PV-cellen
Qprim;pv
0 MJ
Epc voldoet niet
comp. WK
Qprim;comp;WK
0 MJ ----------------- +
totaal
Qpres;totaal /
Qpres;tot
36953 MJ
Qpres;toel
21635 MJ
(( 330 *
Ag;verw
36953
+ 65 *
Averlies
73,0
124,7
) *
Cepc
) =
1,12
EPC 1,03 Epc voldoet niet aan EPC-eis Bouwbesluit 1 januari 2011
RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN Kwaliteitsverklaring voor toestel voor warmtapwater benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025 Kwaliteitsverklaring voor toestel voor douchewater-warmteterugwinnng benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025
RESULTATEN - GELIJKWAARDIGHEIDSVERKLARINGEN Geen gelijkwaardigheidsverklaringen
EPW - NPR 5129 V2.2
12 sep 2011 - 15:57 / EPC=1,03 blz. 4
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
ALGEMENE GEGEVENS Projectomschrijving
: Referentiewoning Elan Wonen
Bestandsnaam
: Z:\Projecten\1168 - Energiesprong Amsterdamse buurt en Geneesherenbuurt\4. Berekeningen\Ambitie 60%.epw
Omschrijving bouwwerk
:
Adres
:
Soort bouwwerk
: Woonfunctie
EPC-eis
: 0,60
INDELING GEBOUW Type
Omschrijving zone
Ag [m²]
Verwarmd
Verwarmde zone 1
73,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIE Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone 1 constructie
Gevel NW
Gevel ZO
begrenzing
buiten, W
buiten, O
constructiedeel
Dichte gevel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
helling zon-
beschaduwing
[°] wering
12,4
5,00
0,19
Paneel
3,2
4,00
0,24
Ramen beg. gr.
3,2
0,80
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel
4,1
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Dichte gevel
4,8
5,00
0,19
Paneel
5,9
4,00
0,24
Ramen beg. gr.
6,8
0,80
0,60
90 nee
minimale belemmering
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel Dak
buiten, boven Dak
Begane grondvloer
kruip
8,9 31,5
Dak dakkapel
13,8
Vloer
43,0
0,50
6,00
0,16
4,00
0,24
4,00
0,11
---------- + Totaal
137,6
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - LINEAIRE KOUDEBRUGGEN Er is gerekend volgens de forfaitaire methode m.b.t. de koudebruggen. Bij de forfaitaire methode wordt een correctie op de U-waarde toegepast. Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone 1 constructie
begrenzing
koudebrug
Begane grondvloer
kruip
Perimeter
P [m] 27,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - INFILTRATIE qv10;kar/m² van de woonfunctie:
EPW - NPR 5129 V2.2
0,625
[dm³/sm²]
8 sep 2011 - 10:04 / EPC=0,66 blz. 1
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - THERMISCHE CAPACITEIT bouwtype van de woonfunctie:
traditioneel, gemengd zwaar
INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIE Verwarmingssysteem 1 - Verwarming 1 verwarmingstoestel
installatiekenmerken
hulpenergie
type toestel
: individueel centraal verwarmingstoestel
type luchtverwarmer/ketel
: HR-107 Ketel
aanvoertemperatuur
: laag temperatuursysteem (LT)
individuele bemetering
: ja
installatie voorzien van buffervat
: nee
type verwarmingslichaam
: vloer- en/of wandverwarming
opwekkingsrendement (Nopw;verw)
:
0,975 [-] 1,000 [-]
systeemrendement (Nsys;verw)
:
aantal ketels-cv/luchtverwarmers met waakvlam
: 0
gasketels-cv
: voorzien van ventilator : voorzien van elektronica : circulatiepomp voorzien van pompregeling
aangewezen zones:
warmtepomp
: geen circulatiepomp aanwezig
individuele warmtepomp
: geen parallel buffervat aanwezig
gebouwgebonden warmte-kracht
: lengte circulatieleiding 0,00 km
Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - WARMTAPWATER nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (0,800)
nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (0,800)
EPW - NPR 5129 V2.2
klasse
Nopw;tap
qv;wp
aantal
aantal
[-]
[dm³/s]
badr
aanr
[m]
[m]
[m]
[mm]
[MJ]
-
0,800
0,00
1
1
3,0
3,0
0,0
<= 10
5437
douche wtw aanwezig
ja
Lbadr
Laanr
aangesloten op
koude poort douche-mengkraan en inlaat toestel
Lcirc
d;inw
Ndwtw;tap
Qbeh;tap;bruto
Qdwtw;tap
[-]
[MJ]
0,650
1742
8 sep 2011 - 10:04 / EPC=0,66 blz. 2
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
INSTALLATIE W - VENTILATIE Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1 ventilatievoorziening
: mechanische luchttoe- en afvoer
type warmteterugwinning
: kwaliteitsverklaring/overig
Nwtw
: 0,95
regelbaar door bewoners
: nee
toevoer in zomer
: toevoer niet uitschakelbaar
bypass aanwezig
: 100% bypass
type voorverwarming
: voorverwarming door warmteterugwinning
aangewezen zones
: Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - VENTILATOREN ventilatiesysteem
type ventilator
Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1
gebalanceerde ventilatie, gelijkstroom
INSTALLATIE W - ZONNECOLLECTOREN nr. warmtapwatersysteem
verwarmingssysteem
1 Tapwater 1
nr.
(geen)
orientatie
1
bijdrage
helling
ZO
Nze;tap
Nze;verw
[-]
[-]
-
-
overstekken
besch.factor
opwekking
Aze beschaduwing
belemmeringen
[°]
[m²]
1
2
3
4
1
2
3
4
50
2,80 minimale belemmering
-
-
-
-
-
-
-
-
-
INSTALLATIE W - KOELING koelsysteem:
type toestel
: geen koelmachine aanwezig
vrije koeling
: nee
opwekkingsrendement voor koeling (Nopw;koel)
:
0,000 [-]
systeemrendement voor koeling (Nsys;koel)
:
0,000 [-]
INSTALLATIE E - VERLICHTING omschrijving zone Verwarmde zone 1
Ag [m²]
Qprim;vl [MJ]
73,0
4118
RESULTATEN - INFORMATIEF CO2-emissie
1107 kg
Risico te hoge temperaturen [TOjuli] Omschrijving zone Verwarmde zone 1
EPW - NPR 5129 V2.2
TOjuli 2,62 (matig - groot risico)
8 sep 2011 - 10:04 / EPC=0,66 blz. 3
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENS verwarming
Qprim;verw
10100 MJ
Ag;verw
[m2]
73,00
hulpenergie warmtapwater
Qprim;hulp;verw
1708 MJ
Averlies
[m2]
124,70
Qprim;tap
1288 MJ
ventilatoren
Qprim;vent
2830 MJ
EPschil;warmte
[MJ/m2]
229,43
verlichting
Qprim;vl
4118 MJ
EPschil;koude
[MJ/m2]
77,93
zomercomfort
Qzom;comf
3631 MJ
koeling
Qprim;koel
0 MJ
EPC-eis
[-]
0,60
bevochtiging
Qprim;bev
0 MJ
EPC
[-]
0,66
comp. PV-cellen
Qprim;pv
0 MJ
Epc voldoet niet
comp. WK
Qprim;comp;WK
0 MJ ----------------- +
totaal
Qpres;totaal /
Qpres;tot
23675 MJ
Qpres;toel
21635 MJ
(( 330 *
Ag;verw
23675
+ 65 *
Averlies
73,0
124,7
) *
Cepc
) =
1,12
EPC 0,66 Epc voldoet niet aan EPC-eis Bouwbesluit 1 januari 2011
RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN Kwaliteitsverklaring voor toestel voor warmtapwater benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025 Kwaliteitsverklaring voor toestel voor douchewater-warmteterugwinnng benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025
Kwaliteitsverklaring voor warmteterugwinning benodigd.
RESULTATEN - GELIJKWAARDIGHEIDSVERKLARINGEN Geen gelijkwaardigheidsverklaringen
EPW - NPR 5129 V2.2
8 sep 2011 - 10:04 / EPC=0,66 blz. 4
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
ALGEMENE GEGEVENS Projectomschrijving
: Referentiewoning Elan Wonen
Bestandsnaam
: Z:\Projecten\1168 - Energiesprong Amsterdamse buurt en Geneesherenbuurt\4. Berekeningen\Ambitie 80%.epw
Omschrijving bouwwerk
:
Adres
:
Soort bouwwerk
: Woonfunctie
EPC-eis
: 0,60
INDELING GEBOUW Type
Omschrijving zone
Ag [m²]
Verwarmd
Verwarmde zone 1
73,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - TRANSMISSIE Definitie scheidingsconstructies zone: Verwarmde zone 1 constructie
Gevel NW
Gevel ZO
begrenzing
buiten, W
buiten, O
constructiedeel
Dichte gevel
A
Hkr
Rc
U
ZTA
[m²]
[m]
[m²K/W]
[W/m²K]
[-]
helling zon-
beschaduwing
[°] wering
12,4
5,00
0,19
Paneel
3,2
4,00
0,24
Ramen beg. gr.
3,2
0,80
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel
4,1
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Dichte gevel
4,8
5,00
0,19
Paneel
5,9
4,00
0,24
Ramen beg. gr.
6,8
0,80
0,60
90 nee
minimale belemmering
1,50
0,60
90 nee
minimale belemmering
Ramen dakkapel Dak
buiten, boven Dak
Begane grondvloer
kruip
8,9 31,5
Dak dakkapel
13,8
Vloer
43,0
0,50
6,00
0,16
4,00
0,24
4,00
0,11
---------- + Totaal
137,6
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - LINEAIRE KOUDEBRUGGEN Er is gerekend volgens de forfaitaire methode m.b.t. de koudebruggen. Bij de forfaitaire methode wordt een correctie op de U-waarde toegepast. Definitie lineaire koudebruggen zone: Verwarmde zone 1 constructie
begrenzing
koudebrug
Begane grondvloer
kruip
Perimeter
P [m] 27,00
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - INFILTRATIE qv10;kar/m² van de woonfunctie:
EPW - NPR 5129 V2.2
0,625
[dm³/sm²]
7 sep 2011 - 17:03 / EPC=0,47 blz. 1
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
BOUWKUNDIGE GEGEVENS - THERMISCHE CAPACITEIT bouwtype van de woonfunctie:
traditioneel, gemengd zwaar
INSTALLATIE W - VERWARMING EN HULPENERGIE Verwarmingssysteem 1 - Verwarming 1 verwarmingstoestel
installatiekenmerken
hulpenergie
type toestel
: kwaliteitsverklaring
aanvoertemperatuur
: laag temperatuursysteem (LT)
individuele bemetering
: ja
installatie voorzien van buffervat
: nee
type verwarmingslichaam
: vloer- en/of wandverwarming
opwekkingsrendement (Nopw;verw)
:
2,125 [-]
systeemrendement (Nsys;verw)
:
1,000 [-]
aantal ketels-cv/luchtverwarmers met waakvlam
: 0
gasketels-cv
: niet voorzien van ventilator : niet voorzien van elektronica : geen circulatiepomp aanwezig
aangewezen zones:
warmtepomp
: circulatiepomp voorzien van pompregeling
individuele warmtepomp
: geen parallel buffervat aanwezig
gebouwgebonden warmte-kracht
: lengte circulatieleiding 0,00 km
Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - WARMTAPWATER nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (1,053)
nr. opwekkingstoestel
1 kwaliteitsverklaring (1,053)
EPW - NPR 5129 V2.2
klasse
Nopw;tap
qv;wp
aantal
aantal
Lbadr
Laanr
Lcirc
d;inw
Qbeh;tap;bruto
[-]
[dm³/s]
badr
aanr
[m]
[m]
[m]
[mm]
[MJ]
1,050
44,00
1
1
3,0
3,0
0,0
<= 10
5437
-
douche wtw aanwezig
ja
aangesloten op
koude poort douche-mengkraan en inlaat toestel
Ndwtw;tap
Qdwtw;tap
[-]
[MJ]
0,650
1742
7 sep 2011 - 17:03 / EPC=0,47 blz. 2
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
INSTALLATIE W - VENTILATIE Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1 ventilatievoorziening
: mechanische luchttoe- en afvoer
type warmteterugwinning
: kwaliteitsverklaring/overig
Nwtw
: 0,95
regelbaar door bewoners
: nee
toevoer in zomer
: toevoer niet uitschakelbaar
bypass aanwezig
: 100% bypass
type voorverwarming
: voorverwarming door warmteterugwinning
aangewezen zones
: Verwarmde zone 1
INSTALLATIE W - VENTILATOREN ventilatiesysteem
type ventilator
Ventilatiesysteem 1 - Ventilatie 1
gebalanceerde ventilatie, gelijkstroom
INSTALLATIE W - ZONNECOLLECTOREN nr. warmtapwatersysteem
verwarmingssysteem
1 Warmtapwatersysteem 1
nr.
orientatie
1
bijdrage
(geen)
helling
ZO
Nze;tap
Nze;verw
[-]
[-]
-
-
overstekken
besch.factor
opwekking
Aze beschaduwing
belemmeringen
[°]
[m²]
1
2
3
4
1
2
3
4
50
2,80 minimale belemmering
-
-
-
-
-
-
-
-
-
INSTALLATIE W - KOELING koelsysteem:
type toestel
: geen koelmachine aanwezig
vrije koeling
: nee
opwekkingsrendement voor koeling (Nopw;koel)
:
0,000 [-]
systeemrendement voor koeling (Nsys;koel)
:
0,000 [-]
INSTALLATIE E - VERLICHTING omschrijving zone Verwarmde zone 1
Ag [m²]
Qprim;vl [MJ]
73,0
4118
RESULTATEN - INFORMATIEF CO2-emissie
??
Risico te hoge temperaturen [TOjuli] Omschrijving zone Verwarmde zone 1
EPW - NPR 5129 V2.2
TOjuli 2,62 (matig - groot risico)
7 sep 2011 - 17:03 / EPC=0,47 blz. 3
NEN, NPR 5129
EP woonfuncties en woongebouwen
RESULTATEN - ENERGIEPRESTATIEGEGEVENS verwarming
Qprim;verw
4634 MJ
Ag;verw
[m2]
73,00
hulpenergie warmtapwater
Qprim;hulp;verw
738 MJ
Averlies
[m2]
124,70
Qprim;tap
981 MJ
ventilatoren
Qprim;vent
2830 MJ
EPschil;warmte
[MJ/m2]
229,43
verlichting
Qprim;vl
4118 MJ
EPschil;koude
[MJ/m2]
77,93
zomercomfort
Qzom;comf
3631 MJ
koeling
Qprim;koel
0 MJ
EPC-eis
[-]
0,60
bevochtiging
Qprim;bev
0 MJ
EPC
[-]
0,47
comp. PV-cellen
Qprim;pv
0 MJ
Epc voldoet
comp. WK
Qprim;comp;WK
0 MJ ----------------- +
totaal
Qpres;totaal /
Qpres;tot
16933 MJ
Qpres;toel
21635 MJ
(( 330 *
Ag;verw
16933
+ 65 *
Averlies
73,0
124,7
) *
Cepc
) =
1,12
EPC 0,47 Epc voldoet aan EPC-eis Bouwbesluit 1 januari 2011
RESULTATEN - AANDACHTSPUNTEN Kwaliteitsverklaring voor verwarmingstoestel benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025 Kwaliteitsverklaring voor toestel voor warmtapwater benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025 Kwaliteitsverklaring voor toestel voor douchewater-warmteterugwinnng benodigd. Afronding opwekkingsrendement naar beneden op een veelvoud van 0,025
Kwaliteitsverklaring voor warmteterugwinning benodigd.
RESULTATEN - GELIJKWAARDIGHEIDSVERKLARINGEN Geen gelijkwaardigheidsverklaringen
EPW - NPR 5129 V2.2
7 sep 2011 - 17:03 / EPC=0,47 blz. 4