|HOTEL MALARIA|
LESBRIEF VOOR LEERKRACHTEN DEEL II: NAVERWERKING !! OPGELET !! Wij gaan er bij Publiekswerking steeds van uit dat er geen vaststaande antwoorden zijn op onderstaande vragen. De associaties van de leerlingen zijn dus steeds correct, hoe verschillend ze ook zijn van de mogelijk bedoelde betekenis of van de persoonlijke kijkervaring van de leerkracht (!). Elke persoonlijke associatie is steeds rijker dan de som van uitbeelding en (mogelijk bedoelde) betekenis. Wat overigens voor elke toeschouwer geldt.
TO SEE IS TO KNOW |TO SEE| 1. TO SEE… Het begin van de voorstelling. Hoe begon de voorstelling? Reconstrueer de start zo gedetailleerd mogelijk. Welke elementen heb je nu allemaal gezien bij de openingscène? Welke betekenis kan je ze proberen geven? Hoe ervaar je dat begin als toeschouwer? Welk gevoel of welke verwachtingen ontstonden zo bij jou bij het begin van de voorstelling? Bespreek en beluister elkaars antwoorden. ‘Juiste’ antwoorden bestaan hier niet, ;-) 2. TO SEE… Het decor. Som alle elementen van het decor op. Stond er veel of net niet? Waarom zou dit zo zijn? Kan je de elementen die er staan linken aan de thematiek van het verhaal? Zo ja, welke verbind je met het verhaal? En waarom? Veranderde het decor doorheen de voostelling of bleef dat heel de tijd hetzelfde? Kun je het decor interactief noemen? Zo ja, hoe speelden de acteurs hiermee? Wat zou de opzet van het decor kunnen zijn? Besprek jullie argumenten. 3. TO SEE… De kostuums. Beschrijf gedetailleerd de kostuums die de acteurs dragen tijden deze voorstelling? Wat zeggen de kostuums volgens jou over de personages? En waarom? Kan je een link vinden met het verhaal? Waarom wel of waarom niet? Waren er kostuumwissels bij de personages? Welke? Probeer ook hier te verklaren waarom. 4. TO SEE… De belichting. Probeer verschillende belichtingsstanden te reconstrueren. Wat heb je gezien en wanneer kwamen die voor? Wanneer werd de belichting veranderd? Kan je ook hier een betekenis proberen te vinden? Welke sfeer werd er voor jou daardoor op scène gecreëerd? Licht toe.
5. TO SEE… De mimiek. Wat is mimiek? Bespreek de mimiek van de twee acteurs zo gedetailleerd mogelijk. Veranderde de mimiek doorheen de voorstelling vaak? Bij wie vond je de mimiek het meest uitgesproken? Kan je ook vertellen bij welke scène de mimiek je het meest opviel? Hoe kwam dit, denk je? Beschrijf ook welk effect de mimiek op jou had? En
waarom? Welke betekenis gaf de mimiek aan elk personage? Leg zo gedetailleerd mogelijk uit. 6. TO SEE… De bewegingen in de ruimte. Hoe startten de bewegingen van de twee acteurs in deze voorstelling? Veranderde hun houding en manier van bewegen doorheen het stuk? Op welke manier bewogen de acteurs? Probeer dit zo duidelijk mogelijk te omschrijven. Kun je de manier waarop de acteurs bewogen vergelijken met iets/iemand die je kent? Of vond je het net heel (ver)vreemd(end)? Welke invloed had de ruimte op de bewegingen van de acteurs? Waarom? Maakten ze gebruik van de volledige scène? Of bleven ze op een bepaalde plaats staan? 7. TO SEE… Proxemiek*. Wat bedoelt men met proxemiek tussen acteurs en dus hun personages. Wat kan je vertellen over de proxemiek in deze voorstelling? Hoe positioneerden de acteurs zich tegenover elkaar? Was er veel afstand tussen hen of juist minder? En veranderde die afstand tijdens de voorstelling? En wanneer wel of wanneer niet? Probeer zoveel mogelijk momenten te omschrijven. Welke relatie krijen de personages op die manier met elkaar? Beargumenteer jouw antwoord. 8. TO SEE… De rekwisieten. Hoe zou jij ‘rekwisieten’ omschrijven? Ga eens na of er, volgens de omschrijving die je net hebt gemaakt, rekwisieten aanwezig waren in dit toneelstuk. Welke rekwisieten waren dit dan? Probeer ze allemaal op te sommen. Zijn het er veel of niet? Of zijn er helemaal geen? Indien er wel waren, wat was het nut van deze rekwisieten? Was er een duidelijke link met het verhaal en/of met de personages? Licht toe. In Hotel Malaria stak de oude man geregeld iets in zijn mond. Heb je dit opgemerkt? Wat denk je dat hij in zijn mond stak? Waarom zou hij dit doen? Ook de vrouw steekt iets iets in haar mond. Wat? Waarom zou ze dat doen? Herinner je je nog het moment waarop ze dat doet? Wat is de link dan? 9. TO SEE… Het einde van de voorstelling. Reconstrueer de eindscène van de voorstelling. Wat gebeurde er toen? Terwijl je dit doet, denk aan alle besproken elementen hierboven. Probeer dit zo gedetailleerd mogelijk te doen. Waarover ging het einde volgens jou? Waarom denk je dit? Welke sfeer werd er gecreëerd op het einde van de voorstelling? Welk gevoel werd er bij jou opgeroepen? En waarom? Had je dit einde verwacht? Indien niet, wat had je dan wel verwacht? Vind je het een passend einde
voor deze voorstelling? Indien je zelf de regisseur was, hoe zou jij deze voorstelling hebben laten eindigen?
|TO HEAR| 1. TO HEAR… De muziek. Wat heb je allemaal gehoord tijdens de voorstelling? Was er vaak muziek te horen? Probeer zoveel mogelijk momenten te reconstrueren waarin je muziek hoorde of de muziek je opviel?. Hoe zou jij de muziek omschrijven? Vond je de muziek mooi en/of toepasselijk? En waarom wel of niet? Had de muziek effect op het toneel? In welke zin? Bood de muziek een meerwaarde aan het verhaal? Welke sfeer werd er gecreëerd?Welk gevoel heb je ervaren door de muziek? Antwoord op elke vraag met doordachte argumenten. 2. TO HEAR… De micro’s. Tijdens de voorstelling hadden de acteurs micro’s. Viel dit erg op? Wanneer viel dit je voor het eerst op? Wat zou het nut hiervan zijn? Wat kon je allemaal horen door de micro’s dat je anders niet zou horen? Beschrijf dit zo gedetailleerd mogelijk. Welk effect hadden de micro’s volgens jou op de voorstelling? Zorgde dit voor een bepaalde sfeer? Verklaar nader. 3. TO HEAR… Het woord. De acteurs traden met elkaar in dialoog. Vind je dat ze veel tekst hadden of niet? Op welke manier spraken ze met elkaar? Spraken ze poëtisch, of eerder in alledaagse taal? Spraken ze tegen elkaar als vreemden of als vrienden? Welke dialogen zijn jou bijgebleven? Waarover gingen die? Wat was de boodschap die ze aan elkaar overbrachten? Vind je dat ze dit duidelijk hebben verwoord? Of was het eerder in een onderliggende boodschap? Bespreek en baseer je antwoorden op elementen uit de voorstelling.
|TO SMELL| 1. TO SMELL… De geur. Tijdens de voorstelling werd er ook gewerkt met het aspect geur. Hoe zou jij de geur omschrijven? Wanneer viel die geur je voor het eerst op? Waarom wordt de geur gebruikt? Welke betekenis kan hij hebben? Welk effect had deze geur? Heeft dit je beleving van het verhaal beïnvloed? Op welke manier? Leg uit.
|TO KNOW| 1. TO KNOW… Thematiek van het verhaal. ‘Een man van middelbare leeftijd en een jonge vrouw hebben een contract opgesteld en ondertekend’. Waarover gaat dit contract nu? Wie van beiden heeft het initiatief genomen? Wat hebben ze volgens jou allemaal afgesproken? Hebben beide personages zich gehouden aan dit contract? Waarom wel/niet? Bespreek uitvoerig vanuit de man en de vrouw. Anonimiteit en vertrouwelijkheid staan centraal in dit stuk. Hoe heb jij dit ervaren als toeschouwer? Waarom noemen ze elkaar volgens jou niet bij naam? Ook de rouw had een centrale plaats in deze voorstelling. Heb je dit opgemerkt? Indien wel, wanneer was dit voor het eerst duidelijk voor jou? Omschrijf uitgebreid. Vind je dat je de vraag van het contract aan een vreemde kan stellen? Waarom wel/niet? Argumenteer je mening. 2. TO KNOW… Jouw verwachtingen. Met welke verwachtingen ben je naar de voorstelling gekomen? Werd aan jouw verwachtingen voldaan? Bespreek uitvoerig. Welke aspecten vond je toepasselijk en goed? Of miste je een aantal elementen? Welke? 3. TO KNOW… De voorbereiding. Voor de voorstelling hebben we je reeds geïnformeerd over de acteurs, het verhaal, de schrijver en de thematiek. Bood deze voorbereiding een meerwaarde aan de theatervoorstelling? Op welke manier bood die meer inzicht? Had je voldoende voorkennis om de voorstelling te zien? Waarom wel of waarom niet? 4. TO KNOW… Het breder plaatje. Hotel Malaria kadert binnen een groter geheel met Verhelst XL. ‘Hierbij presenteert NTGent het werk van Verhelst in zijn volle breedte, namelijk zowel theater, literatuur, poëzie, beeldend werk als performance. Met Verhelst XL probeert Peter de noodzaak aan een plaats van stilte te vervullen.’ Wat zou men kunnen bedoelen met de noodzaak aan een plaats van stilte? Hoe zou je dit kunnen linken aan de voorstelling? Zijn er scènes geweest waarbij je dergelijk gevoel hebt gehad? Zo ja, wanneer? 5. TO KNOW… De recensies. Surf naar de productiepagina van Hotel Malaria: http://www.ntgent.be/productie/hotel-malaria. Lees de recensies van de voorstelling en vergelijk die met jouw eigen mening. Wat vertellen die over de voorstelling? Scheppen de recensies volgens
jou een juist beeld over de voorstelling? Waarom wel? Waarom niet? Met welke visie ga je akkoord, met welke niet? Hoeveel sterren zouden jullie zelf geven?
|TO FEEL| 1. TO FEEL… Welke gevoelens kwamen er in je op tijdens het zien van de theatervoorstelling ‘Hotel Malaria’? Vond je het een aangenaam stuk om naar te kijken? Peter Verhelst wou de voorstelling zeer intiem, teder en kwetsbaar maken. Heb jij dit zo ervaren? Zo ja, wanneer heb je dit gevoeld? Wanneer niet? Misschien heb je een ander gevoel ervaren? Zo ja, licht toe. Heb je jezelf kunnen herkennen in het verhaal? En waarom? 2. TO FEEL… De acteurs. Hoe vond je de acteurs? Vond je hen geloofwaardig of juist niet? Waarom vond je dit? Hebben zij de essentie van het verhaal kunnen overdragen? Werden er bij jou bepaalde gevoelens opgeroepen bij het zien van hun spel? Beargumenteer. Welke acteur legde volgens jou een sterke prestatie neer? Waarom vind je dit? Wat bracht deze acteur teweeg bij jou tijdens de voorstelling? Bespreek dit uitvoerig.
We zijn benieuwd naar jullie reacties. Mail ze naar
[email protected] of reageer rechtstreeks op de website www.ntgent.be. Onze acteurs lezen graag jullie reacties. Nog vragen over één of ander theaterteken in de voorstelling? Stel gerust je vragen aan ons. *Proxemiek: meet de afstand tussen de acteurs, hun houding t.o.v. elkaar (frontaal, lateraal, oogcontact) en hun positie t.o.v. ruimtelijke gegevens.