“SPEELBIJBEL” Lesbrief voor leerkrachten voor gebruik in klassen met 7- tot 12-jarigen
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 1
INTRODUCTIE Het eerste deel van deze lesbrief bevat uitleg bij de cd-rom “Speelbijbel”. Op die manier kunnen leerkrachten snel en efficiënt door het spel lopen, wat een noodzaak is voor een goede lesvoorbereiding. In het tweede deel volgen de doe-opdrachten, praktische tips om de cd-rom in het lessenpakket te integreren. Bij deze doe-opdrachten is er rekening gehouden met de grote verschillen tussen zeven- en twaalfjarigen, niet alleen op het gebied van kennis, maar ook op het gebied van inlevingsvermogen en belevingswereld. Er is naar gestreefd om “voor elk wat wils” te bieden. Het is aan de individuele leerkrachten om uit het totale aanbod die opdrachten te pikken die het best passen bij zijn/haar leerlingen. Wanneer de leerlingen individueel aan de slag gaan met de cd-rom, kun je hen uitnodigen om telkens wanneer ze een foto (met bijhorend bijbelverhaal) hebben gevonden en bekeken, uit het spel te gaan en de opdracht bij het bijbelverhaal uit te voeren. Zo wordt de kinderen via zelfstandig werk uitgenodigd dieper op het verhaal in te gaan. Tot slot worden in de bijlage de teksten van de dagboekverhalen opgenomen. Opmerkingen: In deze lesbrief wordt soms verwezen naar bepaalde pagina’s uit het boek De Kijkbijbel, dat als ondersteunend materiaal kan gebruikt worden (ISBN 9061263883). In bijlage bevindt zich een lijst met leerplandoelen en verwijzingen naar het Leerplan Rooms-Katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen (Erkende Instantie r.k. godsdienst), Licap, 2000, ISBN 90 6858 240 2 Voor het protestants onderwijs vind je meer informatie over het leerplan bij de Besturenraad, de organisatie van het christelijk onderwijs in Nederland. Adres: Postbus 907, 2270 AX Voorburg, tel. 070 348 11 48, fax 070 382 12 01, www.besturenraad.nl,
[email protected]
DE SPEELBIJBEL (De uitgebreide handleiding – incl. navigatie en knoppen – staat in het boekje bij de cd-rom.) De cd-rom is opgebouwd als een avontuur door de bijbelwereld. Bij het begin van het spel bekijkt de speler een filmpje waarin een aantal kinderen verstoppertje spelen. Een van de kinderen verliest haar dagboek tijdens het weglopen, en verdwijnt daarna in een grot. Een ander kind (de cd-rom-speler, jijzelf dus) loopt het meisje achterna om het boek terug te geven. De grot waarin het meisje verdwenen is, blijkt echter leeg te zijn. In de verte ziet de speler een lichtpunt. Wanneer hij dit volgt, komt hij terecht in de bijbelwereld. Een oude man, de kluizenaar Jona, wacht de speler op en legt hem uit dat het zijn opdracht is om het verdwenen meisje terug te vinden. De speler moet hiervoor meerdere taken achtereenvolgens tot een goed einde brengen. Fase 1: • Vind de tien bijbelverhalen: De verhalen worden aangeduid door tien polaroid foto’s die her en der verstopt zitten. • Vind de tien spelletjes: Je hebt een spelletje gevonden wanneer de cursor verandert in een vonkje. • Verzamel alle perkamentrollen: Deze rollen bevatten belangrijke informatie voor het uitvoeren van de opdrachten in fase 2.
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 2
Fase 2: • Dagboek-associaties Om het verdwenen meisje terug te vinden, wordt de speler geholpen door de verhalen uit het dagboek. Elk dagboekverhaal verwijst immers naar een van de verhalen uit de bijbel. Pas als de speler alle polaroids van de bijbelverhalen op de juiste pagina in het dagboek heeft kunnen kleven, wordt hij toegelaten tot de bijbelquiz. (De teksten van de dagboekverhalen worden in de bijlage van deze lesbrief verzameld.) • Bijbelquiz: De kluizenaar stelt vragen waarvan de speler de antwoorden in het spel kan vinden. De speler moet vijf juiste antwoorden kunnen geven. Dan pas geeft de kluizenaar zijn geheim over het verdwenen meisje prijs.
DOE-OPDRACHTEN Bij elk bijbelverhaal dat in deze cd-rom aan bod komt, vinden leerkrachten hieronder een aantal doeopdrachten voor in de klas. Daarnaast zijn er bij elk bijbelverhaal enkele individuele opdrachten voorzien die de kinderen kunnen doen als ze het bijbelverhaal in kwestie hebben gevonden tijdens het spel. De leerkracht kiest die opdrachten die het meest aansluiten bij de leeftijd van zijn leerlingen. De bijbelverhalen zijn: Uit het Oude Testament: • In het begin (Gen 1-2) • Abraham (Gen 12.15.18.21)) • Uittocht uit Egypte (Ex 1-14) • Koning David (1-2 Sam en 1 Kon) Uit het Nieuwe Testament: • Jezus wordt geboren (Lc 2, 1-20 en Mt 2, 1-11) • Jezus en zijn leerlingen (gebaseerd op Mt 4-10; zie ook Lc 5, 1-11) • Storm op het meer (Mt 8, 23-27 of Mc 4, 35-43 of Lc 8, 22-25) • De barmhartige Samaritaan (Lc 10, 25-37) • De verloren zoon (Lc 15, 11-32) • Jezus is opgestaan (Mc 14-16 en Joh 19, 26.27.30 en Lc 24, 13-41) IN HET BEGIN
Klassikale opdrachten: • Geef de leerlingen elk vijf stukken boetseerklei. Laat hen gedurende een week elke dag een deel van de schepping boetseren. Aan de oudere kinderen kun je bovendien vragen om aan het einde van de week hun kunstwerkjes te tonen en uit te leggen. Laat de kinderen aan de hand van alle geboetseerde werkjes samen het scheppingsverhaal reconstrueren. • Ga vanuit het scheppingsverhaal in op de opdracht van de mens om zorg te dragen voor Gods schepping. Ga met de kinderen naar het bos. Geef hen vooraf de opdracht om elk 5 dingen op te rapen die er niet thuishoren. Bespreek nadien wat ze gevonden hebben. Spreek met hen concrete actiepunten af om zorg te dragen voor de natuur als gave van God.
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 3
Individuele opdrachten: • Voorzie (een veelvoud van) 7 tekenblaadjes op A5-formaat. Nummer de tekenblaadjes van 1 t.e.m. 7. Geef elk kind één tekenblaadje, verwijs naar het nummer op het blad en laat hen over die scheppingsdag een tekening maken. Ze bekijken evt. het verhaal opnieuw om te zien wat er precies op die dag werd geschapen. Wanneer er 7 kinderen een tekening gemaakt hebben, kun je de blaadjes bundelen tot een ‘scheppingsboekje’. • Geef de kinderen enkele tijdschriften. Laat hen een collage maken van de wereld zoals die volgens hen door God is geschapen: alles is er goed. Oudere kinderen kun je een tweede opdracht geven: maak een collage van alle dingen op de wereld die God niet heeft gewild bv. oorlog, ruzie, geweld, … ABRAHAM
Klassikale opdrachten: • Verwijs naar het verhaal van Abraham en vertel dat Abraham wordt beschouwd als de ‘stamvader’ van de joden, de christenen en de moslims. Vertel de kinderen over deze ‘godsdiensten van het boek’ nl. het jodendom en de islam. Geef de kinderen hierbij voldoende tastbare informatie, bv. door specifieke voorwerpen mee te brengen naar de klas (gebedsmatje, gebedskrans, keppeltje, menora, afbeeldingen van de koran en de thora, …). • Bespreek klassikaal de gelijkenissen en verschillen tussen gebruiken, feesten, … in het christendom, de islam en het jodendom. Doe dit bv. ook aan de hand van foto’s. • Geef oudere kinderen de opdracht om in boeken en op internet informatie te zoeken over deze drie godsdiensten. Laat hen al het materiaal verzamelen op een tafel en achteraf alles indelen volgens godsdienst. Bespreek klassikaal wat er te zien en te lezen is terwijl de leerlingen de informatie ordenen. • Ga met de kinderen in op het begrip ‘roeping’. Speel eventueel enkele roepspelletjes en laat de kinderen verwoorden wat het betekent ‘geroepen’ te worden. Laat hen vertellen waartoe zij zich geroepen voelen (door hun ouders, door de leerkracht, door God, …). Individuele opdrachten: • Verwijs bij oudere kinderen naar het feit dat namen in de bijbel vaak een betekenis hebben. Vraag hen om het verhaal evt. terug te bekijken en goed te luisteren naar de betekenis van de naam Isaak: “hij lacht”. Geef de kinderen dan de opdracht om op zoek te gaan naar de betekenis van hun eigen naam. Ze kunnen via internet en in boeken zoeken of aan hun ouders vragen welke de betekenis is. Evt. kunnen ze ook thuis vragen waarom hun ouders deze naam gekozen hebben. Voorzie als leerkracht eventueel voor elk kind een mooie kaart waarop de naam en de betekenis ervan kunnen geschreven worden. Hang de kaarten aan het prikbord. • Geef de kinderen een werkblad met daarop de pictogrammen van de gevoelens ‘bang’, ‘blij’, ‘boos’ en ‘verdrietig’. Schrijf er eventueel de woorden van de gevoelens bij. Laat hen bij elke situatie uit het verhaal Abraham de verschillende gevoelens ontdekken. Ze schrijven de juiste situatie bij elk gevoel neer. Voor jongere kinderen kun je de opdracht vereenvoudigen door het aantal gevoelens dat ze moeten zoeken te beperken. UITTOCHT UIT EGYPTE
Klassikale opdrachten: • Schrijf op het bord de vraag ‘Wie is God?’. Houd een bordgesprek met de kinderen: als ze aan iets denken, mogen ze naar voor komen en het opschrijven. Er wordt niet gepraat! Spreek duidelijke
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 4
regels af, bv. er mogen telkens maar drie kinderen aan het bord staan, de kinderen moeten goed lezen wat er al op het bord staat zodat ze niet hetzelfde opschrijven… . Als de kinderen zijn uitgeschreven, herlees je met hen het bijbelverhaal. Laat de kinderen vanuit het bijbelverhaal aangeven wie God is voor Mozes en het volk. Duid de woorden die van toepassing zijn op het verhaal met een kleurkrijtje aan of schrijf ze erbij. Ga dan in een klasgesprek verder in op het godsbeeld dat blijkt uit het verhaal: God zorgt voor zijn volk, Hij redt hen en laat hen niet in de steek. • Ga met de kinderen op zoek naar verhalen van mensen die hun land moesten verlaten omwille van gevaar of dreiging en op de vlucht zijn. Maak hiervoor gebruik van de actualiteit (kranten, nieuwsuitzendingen, …). Laat de kinderen zich inleven in de situatie van deze mensen, bv. door het spelen van een rollenspel. Ga dieper in op de gevoelens van verdriet en angst die mensen hebben als ze alles moeten achterlaten en niet weten waar ze terecht zullen komen. Toch is er ook een gevoel van bevrijding, opluchting omdat het gevaar geweken is. Individuele opdrachten: • Geef de kinderen de opdracht om in naam van Mozes en het volk een dankgebedje te schrijven: om God te bedanken voor de redding uit Egypte. Hang de gebedjes op aan het prikbord. • Laat de kinderen iemand uit de klas kiezen aan wie ze het verhaal mogen navertellen. Daarna bekijken ze samen opnieuw het verhaal op de cd-rom. KONING DAVID
Klassikale opdrachten: • Houd een klasgesprek waarin je vraagt of de leerlingen ooit al eens gedacht/gevoeld hebben dat God hen ergens bij helpt. Wanneer was dat? Laat hen erover vertellen. • De leerlingen knutselen samen een reus. De leerkracht tekent bij voorkeur de grove structuur op bijvoorbeeld een vel behangpapier. De leerlingen kleuren de lijntekening in met verf. Het werkje wordt in klas opgehangen. Rond de reus hangen ze kaartjes waarop ze schrijven hoe zelf (eventueel met Gods hulp) hun moeilijkheden kunnen overwinnen. • Laat ook nu de kinderen op zoek gaan naar het godsbeeld in het bijbelverhaal. Opnieuw wordt verteld hoe God zijn volk helpt. Hij blijft bij hen. • Vertel de kinderen over de tempel in Jeruzalem, die David liet bouwen. Er zijn reconstructies gemaakt van de tempel. Situeer het verhaal op een bijbelse tijdlijn. Leg evt. ook de link met de joodse Klaagmuur, het enige dat hen nog rest van de tempel die in 70 na Christus werd verwoest. Individuele opdracht: • Laat de kinderen een kroon tekenen of knutselen. Op de kroon schrijven of tekenen ze drie goede dingen die David deed in zijn leven. • Oudere kinderen kun je uitnodigen om op de keerzijde van de kroon te schrijven welke 3 goede dingen zij zouden doen als ze nu koning(in) zouden zijn. JEZUS WORDT GEBOREN
Klassikale opdrachten: • De leerkracht vertelt het kerstverhaal. • De leerlingen vertellen hun ervaringen over de beleving van advent en Kerstmis (thuis, in de winkelstraten, in de etalages, …).
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 5
• • • •
• • • • • • •
De leerlingen knutselen samen aan een grote kerststal voor de klas. De leerlingen spelen het verhaal na van de zoektocht van Maria en Jozef naar een slaapplaats. De leerlingen helpen een adventskrans maken en steken telkens het juiste aantal kaarsen aan. De leerlingen versieren de klas met kerstspulletjes die ze van thuis meebrengen. Ze zetten (een adventskrans), een kerstboom en een kerststal neer. Gaandeweg plaatsen ze de figuren in de kerststal. De leerlingen knutselen kerstkaarten en bezorgen ze eventueel aan bejaarden, zieken, … . De leerlingen knutselen kerstversiering om in de kerstboom te hangen: een engel, een ster, een kerstbal, … De leerlingen maken zelf hapjes voor het kerstfeest dat in de klas wordt gevierd. De leerlingen zingen kerstliederen en begeleiden ze op zelfgemaakte instrumenten (bv. lege kaasdoosjes met rijstkorrels, ...). De leerlingen knutselen kaarsenhouders, maken evt. zelf kaarsen en zetten ze in de donkere klas. Zo brengen ze steeds meer licht aan in de donkere klas. De leerkracht houdt met de leerlingen een gesprek over de diepere betekenis van Kerstmis voor de christenen: het feest van de geboorte van Gods Zoon, van God die mens wordt. De leerlingen maken zelf een geschenk dat zij willen geven aan iemand die geen geschenken krijgt, iemand die ze graag zien, iemand van de klas, …
Individuele opdrachten: • Vraag aan de kinderen bij welk feest dit verhaal hoort. Nodig hen uit om de kerststal te tekenen met alle figuren die in het verhaal voorkomen. Voorzie voor de jongsten eventueel zelf een werkblad waarop de stal reeds werd getekend. • Oudere kinderen kun je vragen om het verhaal op te schrijven zoals de ezel onderweg en in de stal het ziet gebeuren. JEZUS EN ZIJN LEERLINGEN
Klassikale opdrachten: • De leerkracht speelt met de kinderen enkele spelletjes waarbij ze geroepen worden bij hun naam. • De leerkracht houdt met de kinderen een kringgesprek over roeping en geroepen worden. De leerlingen verwoorden hoe zij geroepen worden bv. om te helpen, om ergens mee naartoe te gaan, om op te staan, … . • De leerlingen verwoorden wat de apostelen doen als zij Jezus volgen: ze luisteren naar Hem, ze leren van Hem. • De leerlingen verwoorden wat Jezus zegt (helpen, geen ruzie maken, bidden, …) en vertellen hoe zij dit kunnen doen in hun eigen leven. • De leerkracht licht het gebed van Jezus, het Onze Vader, toe en leert het de kinderen eventueel aan. • De leerlingen worden uitgenodigd om te bidden, net als Jezus. • De leerkracht maakt met de kinderen een gebedenboekje en bidt met hen elke dag een gebed. • De leerlingen verwoorden of tekenen hoe zij ervaren dat Jezus hen niet alleen laat. Individuele opdrachten: • Vraag aan elk kind om zelf een gebedje te schrijven. Bundel de gebeden tot een gebedenboekje en bid met de kinderen elke dag een gebed naar keuze. • Laat de kinderen een tekening maken over hoe zij Jezus kunnen volgen. Hang de tekeningen op aan het prikbord. www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 6
• Geef de oudste kinderen een werkblad met de titel ‘Begin een nieuw leven.’ Verdeel het blad in 2 kolommen (vroeger – nu). Vraag de kinderen om het verhaal opnieuw te bekijken op de cd-rom en in de kolom ‘vroeger’ in te vullen wat Jezus aan de mensen vraagt om te doen. Daarna schrijven de kinderen in de rechterkolom wat zij zelf (nu) kunnen doen om Jezus te volgen. STORM OP HET MEER
Klassikale opdrachten: • De leerlingen vergelijken de twee situaties in de boot met elkaar: tijdens de storm en na het stillen van de storm. Ze doen dit aan de hand van twee prenten (zie Kijkbijbel p. 206-207 en p. 210 onderaan). Mogelijke aandachtspunten zijn: de lucht, het water, de houding en gelaatsuitdrukking van de apostelen, de houding van Jezus, … • De leerlingen kiezen één fragment uit het verhaal en maken er een tekening bij. Ze vertellen achteraf aan de klas wat ze getekend hebben. Alle tekeningen worden in de vorm van een collage in de klas opgehangen. • Aan de hand van de tekeningen bouwen de kinderen het verhaal van de storm op het meer terug op. • De kinderen vertellen wanneer zij al eens heel erg bang zijn geweest en wie hen dan heeft getroost. Zij verwoorden hun gevoelens en wie voor hen vertrouwenspersonen zijn. • De kinderen vertellen wanneer zij al eens in een ‘storm’(-achtige periode van hun leven) terecht kwamen. Ze verwoorden hun gevoelens hier rond en vertellen wie hen doorheen die storm heeft geholpen. • De leerlingen worden in groepjes verdeeld. Ze krijgen twee flappen en noteren op de flappen concrete voorbeelden uit hun eigen leven: - wanneer hebben wij te weinig vertrouwen (in mensen – in Jezus)? - wanneer hebben wij wel voldoende vertrouwen (in mensen – in Jezus)? Daarna vertellen ze per groepje aan de andere kinderen van de klas wat ze opgeschreven hebben. • De leerkracht stelt de leerlingen de vraag waarmee het verhaal eindigt: ‘Wat is dit toch voor iemand?’ De leerlingen verwoorden wie Jezus voor hen is. Individuele opdrachten: • De kinderen kiezen één fragment uit het verhaal en maken er een tekening bij. Oudere kinderen kunnen erbij schrijven waarom ze dit fragment uit het verhaal kozen. • Geef de jongste kinderen een kopieerblad met daarop mensen in de boot, tijdens de storm. Laat hen zichzelf erbij tekenen. Je kunt de opdracht uitbreiden en een tweede prent voorzien met de boot na de storm: ook daar tekenen ze zichzelf bij. Oudere kinderen kun je de gevoelens die beide prenten oproepen, erbij laten schrijven. DE BARMHARTIGE SAMARITAAN
Klassikale opdrachten: • De leerlingen zitten in groepjes en noteren op een blad hoe zij hun naaste kunnen liefhebben zoals henzelf. Ze doen dit aan de hand van concrete voorbeelden uit hun leven. • De leerkracht licht toe dat Jezus vaak verhalen (parabels) vertelt om aan de mensen iets duidelijk te maken. Vraag hen wat volgens hen Jezus ons wil zeggen met dit verhaal. Bespreek nadien de verschillende antwoorden. • Houd met de leerlingen een gesprek over goed en kwaad. Vooral de oudere leerlingen zullen begrijpen dat dit niet altijd duidelijk te onderscheiden is: de priester en de leviet willen rein zijn om in de
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 7
tempel hun werk te doen, zij vinden dit belangrijker dan de gewonde man te helpen. De Samaritaan heeft wel oog voor de gewonde man, hij helpt hem. • De leerlingen krijgen een tekenblad. Ze verdelen het blad in de helft en tekenen aan de ene kant wanneer zij wel eens deden zoals de priester en leviet, aan de andere kant wanneer zij deden zoals de Samaritaan. Nadien mag elk kind zijn blad tonen en kort toelichten. • Geef de leerlingen een werkblaadje en vraag hen om er in de loop van de week minstens één goede daad op te noteren die ze hebben gedaan voor een klasgenootje. Houd aan het einde van de week een groepsgesprek met als onderwerp: wanneer en hoe was ik deze week een barmhartige Samaritaan? Individuele opdrachten: • Laat de oudste kinderen op zoek gaan naar drie andere parabels die Jezus vertelt. Ze schrijven de inhoud van elk verhaal kort op en geven het verhaal een titel (zelfgekozen of met de hulp van de leerkracht opgezocht in de bijbel). • Geef de kinderen 3 kaartjes. Telkens als zij iets goeds doen, mogen ze het op een kaartje schrijven of tekenen. Voorzie een plek op het prikbord waar de kaartjes kunnen worden opgehangen. Vestig regelmatig de aandacht van alle kinderen op de goede dingen die gebeuren! DE VERLOREN ZOON
Klassikale opdrachten: • De leerkracht licht toe dat Jezus vaak verhalen (parabels) vertelt om aan de mensen iets duidelijk te maken. Vraag hen wat volgens hen Jezus ons wil zeggen met dit verhaal. Bespreek nadien de verschillende antwoorden. • De leerkracht licht toe dat het verhaal een open einde heeft: de vader heeft zijn jongste zoon vergeven maar wat zal de oudste broer doen? Schenkt hij vergeving of blijft hij boos? De leerlingen tekenen hoe het verhaal volgens hen verder gaat. Nadien lichten ze hun tekening kort toe. • De leerlingen bekijken een kunstwerk over het bijbelverhaal (bv. Rembrandt: De terugkeer van de Verloren Zoon) en bespreken het vanuit hetgeen ze zien (observatie) en vanuit de weergave door de kunstenaar (interpretatie). Eventueel maken zij nadien zelf een ‘kunstwerk’ vanuit hun interpretatie van het verhaal. • Deel de leerlingen op in groepjes. Beschrijf aan elk groepje een situatie die je vooraf bedacht hebt. Een voorbeeld: één van de leerlingen uit de groep heeft een fikse ruzie met zijn vader en heeft zich opgesloten op zijn kamer, hij weigert naar beneden te komen. Geef aan elk groepslid een rol (bv. moeder, vader, zus, klasgenoot, vriendje, …) en laat de kinderen nadenken over de verschillende reacties die deze personen kunnen hebben in deze situatie. Laat hen deze reacties uitbeelden in een klein toneelstukje. De toneelstukjes worden achteraf besproken en er wordt gepraat over de beste manier van reageren (boos worden, straffen, vergeven, negeren, …). Vergelijk dan de toneeltjes met de parabel en laat de kinderen zoeken naar gelijkenissen en verschillen. • De leerlingen verwoorden vanuit hun eigen ervaringen wat een thuis voor hen betekent. • De leerkracht voorziet drie paar schoenen of sandalen (van de vader, de jongste zoon en de oudste zoon). De leerlingen mogen om de beurt kiezen in wiens schoenen zij gaan staan. Met de schoenen aan verwoorden zij hoe ze zich zouden voelen als vader, jongste of oudste zoon. • De leerlingen verwoorden hoe zij anderen kunnen vergeven en zelf vergeving krijgen. Zij vertellen welke gevoelens dit bij hen oproept. • De leerlingen ontdekken het onderscheid tussen vergeving en verzoening. Zij spelen uit hoe ze tot
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 8
echte verzoening kunnen komen met elkaar, door het kwade niet meer aan te rekenen. • De leerlingen vertellen nog andere bijbelverhalen over Jezus die mensen vergeeft, bv. bij de genezing van de lamme, bij de zondige vrouw, … . Eventueel kun je de leerlingen ook laten zoeken naar Oudtestamentische verhalen over vergeving en verzoening bv. Jozef die zijn broers vergeeft, … . Zo ontdekken ze dat elkaar vergeven een belangrijke (joods-)christelijke houding is. Individuele opdrachten: • Nodig de oudste kinderen uit om het verhaal te herschrijven vanuit het standpunt van de jongste of de oudste zoon. Ze schrijven het verhaal vanuit de ik-vorm. • Geef de kinderen een korte situatiebeschrijving van een ruzie (via een verhaaltje of een tekening). De kinderen schrijven of tekenen hoe de ruzie kan opgelost worden zodat het weer goed komt. JEZUS IS OPGESTAAN
Klassikale opdrachten: • Houd (voor je het verhaal vertelt of laat bekijken) met de kinderen een leergesprek over de periode voorafgaand aan Pasen; sommigen kennen misschien het vasten, anderen kennen het ingetogen karakter van de veertigdagentijd en de Goede Week. Hierbij volgen enkele elementen die tijdens zo’n gesprek aan bod kunnen komen. Je kunt dit gesprek ook in quizvorm laten verlopen. In dat geval laat je de leerlingen in één grote kring zitten. Je zet muziek op en laat een doos van hand tot hand rondgeven. Wanneer de muziek stopt, moet de leerling met de doos in de hand een vraag trekken en beantwoorden. - Wat is Aswoensdag? (de dag waarop de veertigdagentijd begint) - In het rooms-katholieke onderwijs kun je vragen wie er op die dag al eens naar de kerk is geweest en wat er daar dan gedaan wordt? (de priester zet een askruisje op je voorhoofd) Je kunt verder ingaan op het askruisje, met vragen als: Wat is de betekenis van het askruisje? (de as is het teken van de menselijke eindigheid (en zondigheid), het kruis verwijst naar de ommekeer, de nieuwe mogelijkheden) Waarom wordt het kruisje precies met as gezet? (de as verwijst naar het vuur, dat zuiverend is. Het verwijst ook naar het stof (van de aarde) waaruit we zijn ontstaan (cfr. het scheppingsverhaal) en waarnaar we zullen weerkeren.) Waarom zegt de priester “Gedenkt mens, dat jij van stof bent en tot stof zult wederkeren”? (Bij het begin van de veertigdagentijd wil hij ons duidelijk maken wat echt belangrijk is in het leven: niet het materiële maar wel wie je bent.) - Wat is de veertigdagentijd? (een tijd van voorbereiding, een tijd van bezinning en inkeer, van berouw en verandering, van solidariteit, …). Je kunt verder ingaan op de voorbereiding die aan Pasen voorafgaat, aan de hand van enkele vragen als: Waarom is het zinvol veertig dagen toe te leven naar Pasen? (Het verhaal van het lijden, sterven en de opstanding) Ken je plaatsen in de bijbel waar het getal veertig een rol speelt? (Jezus verblijft veertig dagen in de eenzaamheid van de woestijn, het joodse volk trekt veertig jaren door de woestijn op weg naar het Beloofde Land, …) - Wat gebeurt er op Palmzondag? (Een week voor Jezus stierf, reisde hij met zijn leerlingen naar Jeruzalem. Heel veel mensen stonden hem naast de weg toe te juichen. Ze riepen ‘Hosanna’ en wuifden naar hem met groene palmtakken. Die dag wordt herdacht op Palmzondag.) - Wat is de betekenis van het woord “hosanna”? (Gezegend hij die komt in de naam van de Heer)
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 9
- Wat herdenken we op Witte Donderdag? (het Laatste Avondmaal: Jezus deelt brood en wijn met zijn leerlingen.) Waarom doen wij dat nu nog steeds in de kerk? (Omdat wij Jezus willen gedenken, omdat wij willen doen zoals Jezus deed.) - Wat gebeurde er op Goede Vrijdag? (Jezus sterft aan het kruis.) - Wat gebeurde er op Stille Zaterdag? (Het is een dag van rouw omdat Jezus is gestorven, een stille dag voor de verrijzenis van Jezus.) - Waarom is Pasen het hoogtepunt van de Goede Week? (Jezus is verrezen.) -… Je kunt hierbij het verhaal ‘Op weg naar het paasfeest’ vertellen uit De Kijkbijbel op p. 286-297. • Ga met de kinderen in op de actie die vanuit Broederlijk Delen (of een andere organisatie) wordt georganiseerd. Leg het verband met de veertigdagentijd en de aandacht voor de medemensen. • Laat de moslimkinderen in je klas vertellen over hun vastenperiode, de Ramadan en het suikerfeest dat daarop volgt. Vergelijk het met de veertigdagentijd bij de christenen. Als je geen moslimkinderen hebt in de klas, kun je de leerlingen ook informatie laten opzoeken over de Ramadan en het suikerfeest. • Vergelijk met de leerlingen het joodse en het christelijke paasfeest. Laat de kinderen vertellen wat de joden vieren met Pasen. (Mozes heeft het volk Israël uit Egypte geleid, naar het Land van Belofte.) Eventueel laat je de kinderen enkele boeken meebrengen over de joden en laat je hen de informatie zelf opzoeken en voorstellen aan de klasgroep. Je kunt groepjes vormen rond het bijbelverhaal, de pesachmaaltijd, de haggada, … • Toon de leerlingen enkele foto’s van (religieuze) feesten. Laat de leerlingen deze feesten benoemen en rangschikken in drie categorieën: ik – familie - volk. Vraag welke gebruiken er vaak bij een feest horen. (Zoenen, pakjes openen, mooie kleren, … maar ook samen zijn, samen bidden, oude verhalen doorvertellen, …) • Laat de kinderen een echte ‘Goede Week’ beleven en organiseer een inzamelactie voor een goed doel: de kinderen brengen oude spullen mee, of zamelen geld in door kleine klusjes op te knappen. • De kinderen knutselen zelf een Paastafel. Wat moet er volgens hen op zo’n tafel komen (bijvoorbeeld gekleurde eieren, kuikentjes, paashaas, lentebloemen, een paasboom, een geel doek, …)? De kinderen brengen allerlei spulletjes mee van thuis. Het is natuurlijk extra leuk als de kinderen zelf iets maken, bijvoorbeeld beschilderde eieren in eierdopjes, zelfgemaakte kuikentjes of slingers, een bloembolletje of lentetak uit de tuin. Maar ook een mooie prentbriefkaart of een snuisterijtje kan een plekje op de Paastafel krijgen. Laat de kinderen de Paastafel zelf inrichten zodat het een hoekje wordt waar de kinderen even bij kunnen wegdromen. In kleinere groepjes kan de leerkracht ook versiering voor een paasboom laten knutselen bv. uitgeblazen, beschilderde eieren, … . • Ga met de kinderen naar de kerk en bekijk met hen de kruisweg die er hangt. Laat hen aan de hand van de beelden het verhaal opnieuw vertellen. Eventueel nodig je de kinderen uit om elk één statie te kiezen en er een eigen tekening over te maken. Je kunt de tekeningen in volgorde ophangen in de school. • Laat de leerlingen vertellen wat het voor hen betekent dat Jezus is opgestaan uit de dood en leeft. Ga met hen verder in op het christelijke geloof in een leven na de dood (de verrijzenis). • Vergelijk met de leerlingen hetgeen Jezus deed tijdens zijn leven en het Laatste Avondmaal (over de bijbel vertellen en het brood breken en delen) met hetgeen hij deed op weg naar en in Emmaüs (onderweg vertelde Hij over de bijbel en in Emmaüs brak Hij het brood en deelde het). • Houd met de klas (of met de school) een viering rond de verhalen van de Goede Week. Je kunt de kinderen uitnodigen om zelf een gebed, schuldbelijdenis, voorbede, … te schrijven.
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 10
Individuele opdrachten: • Geef elk kind een tekenblad en laat hen het blad verdelen in twee delen. Links tekenen of schilderen zij abstract met kleuren welke gevoelens bij hen opkomen als ze denken aan Jezus’ dood. Rechts geven zij met kleuren hun gevoelens weer bij de verrijzenis van Jezus. Eventueel schrijven zij in elk deel een kernwoord dat zij belangrijk vinden. • Geef de kinderen op een werkblad de afbeeldingen van een drietal staties uit een kruisweg, bv. Jezus die zijn kruis draagt, Jezus die sterft aan het kruis en de laatste statie van het lege graf. Laat hen bij elke afbeelding één zin schrijven die weergeeft wat er gebeurt. • De kinderen maken een tekening naar keuze over het verhaal. Ze schrijven er één kernwoord bij!
Tekst: Hanne Beernaert © 2005 Uitgeverij Lannoo www.lannoo.com De speelbijbel – Het verdwenen dagboek ISBN 90 808 4461 6 Met illustraties van Kees de Kort
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 11
BIJLAGE: DE TIEN DAGBOEKVERHALEN 1. IN HET BEGIN Vandaag zijn we naar de zee geweest. Guust en ik hebben een zandkasteel gebouwd. En we raapten wel honderd schelpen! De zon ging onder. Het was mooier dan een schilderij. Papa zei: ‘De natuur is prachtig. We moeten er goed voor zorgen. Net zoals jij voor Lapijntje zorgt.’
2. ABRAHAM Opa is jarig! De hele familie kwam op bezoek. ‘Jullie stammen allemaal van mij af’, zei opa. Ik snapte hem niet. Toen tekende opa een boom. ‘Ik ben de stam’, legde hij uit. ‘En jouw papa is een tak. En jij bent een takje van die tak.’ Ik keek lang naar de tekening. Toen snapte ik het wel.
3. UITTOCHT UIT EGYPTE Er zit een nieuw meisje in onze klas. Ze heet Laila en komt uit een ander land. Laila is met haar papa en mama naar ons land gevlucht. Ik hoop dat we vriendinnen worden. Ik denk van wel! Misschien laat ik haar in dit dagboek lezen. Zou Laila ook een dagboek hebben?
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 12
4. DAVID EN GOLIATH Vandaag is Laila komen spelen! We gingen naar de speeltuin. Daar was een jongen die wilde pesten. Hij schold Laila uit omdat ze zwart is. Hij riep dat ze moest terugkeren naar haar eigen land. Toen heeft Guust de jongen weggejaagd. Dat was erg dapper. Ik denk dat Guust een beetje verliefd is op Laila.
5. JEZUS IS GEBOREN De baby van tante Sien is geboren! We zijn op bezoek geweest. Ik mocht de baby vasthouden. Mama zei dat tante Sien eerst geen baby’s kon krijgen. Maar nu wel. Het is dus een soort wonder, vind ik. Ik wil later ook graag een baby. Maar nu heb ik Lapijntje om voor te zorgen.
6. JEZUS EN ZIJN LEERLINGEN In het park was er een meneer met een gitaar. Er waren allemaal kinderen bij. De meneer zong liedjes over Jezus. Ik ging er ook bij staan. Daarna vertelde de meneer een verhaal uit de bijbel. Ik kende het al. Het ging over Jezus en zijn leerlingen. Ik heb goed geluisterd. Het was leuk. Ik hoop dat die meneer er morgen weer zal zijn.
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 13
7. STORM OP HET MEER Vannacht is er iets gebeurd dat niet leuk was! Guust en ik sliepen in de kleine tent. En papa en mama in de grote. Midden in de nacht begon het te onweren. We waren erg bang. Ik dacht dat de tent zou wegwaaien. En toen kwam papa in onze tent. We mochten in de grote tent slapen. Bij papa en mama leek het onweer zo erg niet meer.
8. BARMHARTIGE SAMARITAAN Ik heb een nieuwe vriend. Hij heet Sander en zit in een rolstoel. Zijn rolstoel zat vast in de modder. Niemand wilde hem helpen. Maar Guust en ik wilden wel. We duwden zo hard als we konden. Sander was heel blij. We kwamen te laat op school. Maar dat geeft niet.
9. VERLOREN ZOON We zijn naar het winkelcentrum geweest. Ineens was Guust weg. Mama huilde bijna. Papa ging zoeken. Hij vond Guust bij de speelgoedwinkel. Guust had naar een treintje staan kijken. En zo was hij ons kwijtgeraakt. Ik ben blij dat mijn broer niet ontvoerd is!
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 14
10. JEZUS IS OPGESTAAN Ik heb een heleboel cadeautjes gekregen! Van papa! Hij was op reis voor zijn werk. Hij bleef lang weg. Guus miste papa ook heel erg. Maar vandaag is papa teruggekomen. Hij heeft van alles meegebracht. Ik ben zo blij dat hij weer thuis is.
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 15
BIJLAGE II Leerplandoelen overeenkomstig het Leerplan Rooms-Katholieke godsdienst voor het lager onderwijs in Vlaanderen (Erkende Instantie r.k. godsdienst), Licap, 2000, ISBN 90 6858 240 2 Algemene leerplandoelen die aansluiten bij alle bijbelverhalen: De kinderen ontdekken dat de bijbel een bijzondere betekenis kan hebben in hun leven.
derde cyclus, p. 223
Oud Testament: De kinderen onderkennen in verhalen uit het Oude Testament de godsdienstige zingeving van de joodse geschiedenis.
derde cyclus, p. 224
Nieuw testament: De doelen bij de verhalenreeks uit de bijbel: verhalen over Jezus De kinderen verkennen het Nieuwe Testament en herkennen daarin het geloof in het enthousiasme voor Jezus en zijn boodschap.
eerste cyclus, p. 135-136 derde cyclus, p. 224
In het begin De kinderen weten dat gelovige mensen de aarde beschouwen als Gods schepping.
eerste cyclus, p. 117
De kinderen weten zich opgeroepen om mee zorg te dragen voor de natuur.
eerste cyclus, p. 118
De kinderen ontdekken dat joden en christenen de natuur zien als schepping van God.
tweede cyclus, p. 161
Elementen van de kern: De kinderen lezen en bespreken het verhaal van de schepping in Gen.
tweede cyclus, p. 161
De kinderen lezen in Gen 1, 26-28 wat het betekent dat de mensen ‘beeld van God’ genoemd worden.
tweede cyclus, p. 161
De kinderen lezen in het scheppingsverhaal van Gen 1 hoe God de schepping aan de mensen heeft toevertrouwd. Abraham De kinderen aanvaarden dat er verschillen zijn tussen henzelf en andere kinderen.
eerste cyclus, p. 94
Elementen van de kern: De kinderen kunnen de bijbels-christelijke term ‘roeping’ in verband brengen met bewogen worden.
derde cyclus, p. 196
De kinderen bespreken het engagement en de bewogenheid van enkele mensen van vroeger en nu.
derde cyclus, p. 216
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 16
Uittocht uit Egypte De doelen bij de verhalenreeks uit de bijbel: verhalen over Mozes
tweede cyclus, p. 183-184
Elementen van de kern: De kinderen herkennen hoe God bewogen wordt door het verdriet van zijn volk (Ex 3).
tweede cyclus, p. 145
Elementen van de uitbreiding: De kinderen lezen enkele bijbelverhalen extra: Mozes en Farao (Ex 5).
tweede cyclus, p. 157
Koning David De kinderen weten dat gelovige mensen zich gedragen weten door God.
eerste cyclus, p. 109
Jezus wordt geboren De kinderen verkennen de betekenis van de Advent en Kerstmis vanuit de verhalen over de geboorte van Jezus.
eerste cyclus, p. 132
De kinderen verkennen Advent en Kerstmis als een groeien naar licht en leven.
tweede cyclus, p. 180
De kinderen begrijpen Kerstmis als het feest waarin christenen hun ervaring van ‘God wordt mens’ vieren.
derde cyclus, p. 228
Jezus en zijn leerlingen De doelen bij de verhalenreeks uit de bijbel: verhalen over Jezus De kinderen ontdekken hoe mensen zich in hun gebed richten tot God. De kinderen ontdekken waardoor mensen bewogen worden en hoe ze in beweging komen.
eerste cyclus, p. 135-136 tweede cyclus, p. 148 derde cyclus, p. 195
Elementen van de kern: De kinderen beluisteren verhalen over Jezus die leven deelt met andere mensen bv. zijn leerlingen (Lc 5, 1-11)
eerste cyclus, p. 130
De kinderen gaan na wanneer, waarom, waar en hoe Jezus bidt.
tweede cyclus, p. 149
De kinderen kunnen de bijbels-christelijke term ‘roeping’ in verband brengen met bewogen worden.
derde cyclus, p. 196
Storm op het meer Elementen van de kern: De kinderen weten dat gelovige mensen zich gedragen weten door Jezus, door God.
eerste cyclus, p. 109
De kinderen ontdekken de betekenis van water in bijbelverhalen.
eerste cyclus, p. 125
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 17
De kinderen ervaren water als deugddoend en bedreigend.
eerste cyclus, p. 125
Elementen van de uitbreiding: De kinderen beluisteren het verhaal van de storm op het meer (Lc 8, 22-25).
eerste cyclus, p. 125
De kinderen ontdekken de beeldtaal van een Nieuwtestamentisch wonderverhaal bv. de storm op het meer (Lc 8, 22-25).
derde cyclus, p. 224
De barmhartige Samaritaan De kinderen zijn bereid om andere kinderen in de klas te waarderen. De kinderen ontdekken dat gelovige mensen het goede willen doen vanuit hun geloof in God.
eerste cyclus, p. 94 eerste cyclus, p. 121
De kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als ‘anders’ of ‘vreemd’ worden gezien.
tweede cyclus, p. 152
De kinderen ontdekken in de Bijbel wegwijzers om gewetensvol te handelen.
tweede cyclus, p. 165
Elementen van de kern: De kinderen ontdekken hoe Jezus met ‘anderen’ omgaat en over hen spreekt, zoals de Samaritanen.
tweede cyclus, p. 152
De kinderen ontdekken hoe belangrijk de band met God is in de keuzes die Jezus maakt: in woord (de barmhartige Samaritaan: Lc 10, 25-37) en daad.
tweede cyclus, p. 166
De kinderen bespreken verhalen waarin Jezus vertellend aantoont dat elk engagement in christelijk perspectief een vorm van zelfgave inhoudt, zoals de barmhartige Samaritaan (Lc 10, 25-37).
derde cyclus, p. 216
De verloren zoon De kinderen beseffen dat liefde grensoverschrijdend is.
eerste cyclus, p. 103
De kinderen ontdekken wat vergeving en verzoening in de Bijbel inhouden.
eerste cyclus, p. 140
Element van de kern: De kinderen begrijpen Jezus’ oproep tot verzoening in de gelijkenis van de Vader en de twee zonen (Lc 15, 1-2.11-32).
tweede cyclus, p. 140
Jezus is opgestaan De kinderen verkennen de betekenis van de Veertigdagentijd en Pasen vanuit verhalen over het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus. De kinderen verkennen de veertigdagentijd als een periode van inkeer en solidariteit.
www.lannoo.com/cd-rom
eerste cyclus, p. 133
tweede cyclus, p. 181
l
Speelbijbel 18
De kinderen ontdekken de Goede Week als herinnering aan de laatste dagen van Jezus.
tweede cyclus, p. 181
De kinderen kunnen de veertigdagentijd duiden als tijd van voorbereiding op Pasen.
derde cyclus, p. 228
De kinderen leren de betekenis van de Goede Week en Pasen kennen.
derde cyclus, p. 228
Elementen van de kern: De kinderen beluisteren het verhaal over het lijden en de dood van Jezus in een sobere en serene vertelling.
eerste cyclus, p. 133
De kinderen beluisteren hoe de leerlingen van Emmaüs Christus herkenden bij het ‘breken van het Brood’ (eucharistie) (Lc 24, 1335).
eerste cyclus, p. 133
De kinderen verwoorden dat de verrijzenis van Jezus voor de evangelisten de bevestiging en de vervulling van zijn levenskeuze was.
derde cyclus, p. 224
De kinderen herkennen in de verrijzenis verhalen de overtuiging van de christenen dat God de levenskeuze en de levensgave van Jezus bevestigt.
derde cyclus, p. 228
De kinderen herkennen de Paasboodschap in het verhaal van de leerlingen van Emmaüs (Lc 24, 13-35).
derde cyclus, p. 228
www.lannoo.com/cd-rom
l
Speelbijbel 19