1500
1600
1700
1800
1900
2000
Paul Knevel
Een milleniummuseum voor een nieuwe eeuw. Tien eeuwen Hollandse geschiedenis in tien objecten
Iedereen heeft zo zijn eigen m i l l e n n i u m p r o b l e e m . De afgelopen weken heb ik met een bijzondere variant te maken gehad. Ontwerp een museum van de Hollandse geschiedenis voor de 21e eeuw, een museum dat i n tien voorwerpen het veelzijdige geschiedverhaal van het gewest H o l l a n d vertelt, aldus de uitdaging die de redactie van het tijdschrift Holland op mijn bord neerlegde. T i e n eeuwen Hollandse geschiedenis terugbrengen tot tien objecten is natuurlijk gekkenwerk. De afgelopen weken ben ik dan ook vooral bezig geweest met het verzinnen van uitvluchten en quasi-oplossingen. M e n i g scenario heeft de revue gepasseerd. Wat bijvoorbeeld te denken van een tentoonstelling louter en alleen bestaande uit portretten van belangrijke 'Hollanders', van graaf D i r k II t o t j o h a n Cruijff? Portretten, zo hoort men immers herhaaldelijk beweren, zijn uitmuntende spiegels van de ziel. Aldus moet het mogelijk zijn met tien zorgvuldig uitgekozen portretten de identiteit van de H o l l a n d e r i n heden en verleden te onthullen. Probleem is dan natuurlijk wel dat er vóór 1500 nauwelijks Hollandse portretten voorhanden zijn. Maar de traditionele Ahnengaleriebiedt een aardig alternatief: we voegen gewoon enkele verzonnen portretten toe, net zoals de onbekende 16e-eeuwse schilder dat deed toen hij van de commandeur van het Haarlemse Sintjansklooster opdracht kreeg een portrettenreeks van diens voorgangers te vervaardigen.' Maar o f het nieuwe Hollandse museum daarmee met goed fatsoen de 21e eeuw i n kan gaan? E r g dynamisch kan z o ' n portrettengalerij natuurlijk niet worden genoemd. L e u k voor een enkele zaal misschien, maar wel wat pover voor een museum dat zijn plaats zou moeten vinden i n een veld waar driftig wordt g e ë x p e r i m e n teerd met multimedia reconstructies, technologische snufjes, dramatische evocaties, visuele h u l p m i d d e l e n , geluidstapijten en theater, en waar soms diepzinnige nieuwe concepten de boventoon voeren. M e t zulke concurrenten maakt een historisch g e o r i ë n t e e r d portrettenmuseu m weinig kans commercieel te overleven. Met weemoed dacht ik vervolgens terug aan de beginfase van de meeste Hollandse historische musea, aan de 19e eeuw toen i n zekere zin alles n o g duidelijk was. V a n een historisch museum werd toen bovenal een didactisch en triomfalistisch geschiedverhaal verwacht. H e t tentoongestelde moest een 'eerzuil' zijn, een 'spiegel' die 'al de gaven, al de krachten, al de deugden van het voorgeslacht' weerkaatste (Potgieter) ? Musea, zo hield de i n die dagen onvermijdelijke Victor de Stuers zijn publiek keer op keer voor, waren 'een der meest onontbeerlijke en der krachtigste hefbomen [...] tot ontwikkeling van het volk, tot bevordering der kunst en der industrie, en ten slotte tot verhooging van de algemeene welvaart'.' Met deze hooggestemde opdracht n o g i n het achterhoofd herinnerde ik mij de historische schilderij-
1
Vgl. T. van Boeren, Macht en onderhorigheid binnen de Ridderlijke Orde van Sint Jan. De commandeursportretten uit het Sint Jansklooster te Haarlem (Haarlem 1991).
2
E. Bergvelt, Pantheon der Gouden Eeuxo. Van Nationale Konsl-Gallerij tot Rijksmuseum van Schilderijen (1798-1896) (Zwolle
3
D Carasso, 'Het historisch museum: Clio te kijk' in: idem, In de ban van het beeld. Opstellen over geschiedenis en kunst
1998) 157. (Hilversum 1998) 188-201, aldaar 194. 2'):;
1000
1100
1200
1300
1400
engalerij van Jacob de Vos, zoals Dedalo Carasso en K o e n van der Spek die i n 1991 i n het A m sterdams Historisch M u s e u m tot leven brachten i n de tentoonstelling Helden van het vaderland. De Nederlandse geschiedenis in 253 negen tien de-eeitw.se schilderijen verbeeld. Tussen 1850 en 1863 verzamelde de welgestelde Amsterdamse assuradeur en kunstmecenas Jacob de Vos een collectie van tien series olieverfschetsen van gelijke grootte, die tezamen de Nederlandse geschiedenis vertelden, van de door een nuchtere Kaninefaat bespotte Romeinse keizer Caligula tot k o n i n g W i l l e m III die door schaatsenrijders de weg wordt gewezen tijdens zijn inspectie van de door wateroverlast en ijsgang getroffen Bommelerwaard. H e t was een versie van de geschiedenis zoals De Vos - een verwoed lezer van historische romans - die graag zag, vol spelingen van het lot, verraad, dappere daden en zelfopoffering, maar ook met bovenmatig veel aandacht voor vorsten en militaire heldendaden. Z o u een moderne, Hollandse variant van z o ' n schilderijengalerij mijn m i l l e n n i u m p r o b l e e m niet i n een klap oplossen? E n als bovendien R o b Scholte bereid gevonden k o n worden een bijdrage te leveren, zat het met de publiciteit voor het nieuwe museum ook wel goed. 4
H e t zou echter van weinig historisch besef getuigen als een historisch museum voor de 21e eeuw kritiekloos teruggreep op een succesformule van r u i m een eeuw geleden. Opnieuw: leuk voor é é n zaal, als document van het 19e-eeuwse vaderlandse gevoel i n een m o d e r n jasje, maar niet geschikt als kern van een eigentijds historisch museum. M e t slechts twee zalen gevuld besloot ik uiteindelijk de overige zalen van mijn imaginaire museum te vullen volgens de weg van de minste weerstand: op basis dus van mijn - onvoldoende - kennis en stokpaardjes. H i e r dan mijn hoogst persoonlijke keuze van tien eeuwen Hollandse geschiedenis i n tien objecten: het historisch museum H o l l a n d volgens Knevel.
4
Vgl. hun artikel in Holland2S (1991) 283-286.
291
1500
1600
1 700
1800
1900
2000
Zaal 1: Schrift en beeld Graaf Dirk II en zijn vrouw Hildegard schenken een evangeliarium aan de abdij van Kgmond en knielen voor de heilige Adalbert. Dedicatieminiaturen i n het Egmondse evangeliarium, ca. 975. Koninklijke Bibliotheek, D e n Haag. Afb. overgenomen uit: V a n Oostrom, Handgeschreven wereld, 123.
Kloosters waren gedurende de Middeleeuwen lange tijd de enige centra van cultureel leven. H i e r woonden en werkten immers geruime tijd de enige middeleeuwers die voldoende konden lezen en schrijven o m het culturele leven met belangwekkende en vaak prachtig uitgevoerde producten te activeren. De befaamde abdij van E g m o n d bijvoorbeeld, het oudste, i n de 10e eeuw gestichte benedictijner klooster i n de noordelijke Nederlanden, bezat een schitterend verlucht evangeliarium, dat door graaf D i r k II aan de abdij was geschonken. Dit kostbare handschrift met de vier evangeliën verhoogde de status van het klooster en bevatte bovendien i n de beide o p g e n o m e n d e d i c a t i e m i n i a t u r e n de oudste voorstellingen van Hollanders (zie ook p. 196 van dit themanummer). O p de hierboven getoonde voorstelling knielen graaf D i r k II en zijn vrouw H i l d e g a r d voor de heilige Adalbert, de patroonheilige van het Egmondse klooster en de bemiddelaar bij Christus. Latijn was natuurlijk de overheersende taal onder de kloosterlingen; dat was immers de taal 295
1000
1100
1200
1300
1400
van de kerk, de taal van de gebeden, de eredienst en de gezangen. Toch slipte zelfs bij de m o n n i k e n van E g m o n d incidenteel een ' H o l l a n d s ' woordje door i n h u n literaire kopieeractiviteiten. Toen een Egmondse m o n n i k omstreeks 1100 een Duitstalig commentaar op het H o o g l i e d van W i l l i r a m , een abt van een klooster i n Beieren, overschreef, veranderde hij i n de zin datjezus 'over mere mit t r ó k k e n o n fuozen gieng' [= over het water liep en toch droge voeten hield] het woord trókkenon d o o r het Oudnederlandse drugon. Deze Egmondse versie behoort daarmee tot de oudste getuigenissen van het geschreven Nederlands/' Later, i n de 14e eeuw, trad de sprookspreker W i l l e m van Hildegaersberch op i n de refter van het klooster, waarschijnlijk ter gelegenheid van een bezoek van de Hollandse graaf. Dat optreden moet i n 6
het Nederlands hebben plaatsgevonden, want Latijn sprak W i l l e m niet. E e n klooster als dat van E g m o n d speelde dus al met al een belangrijke r o l i n het zich vormende literaire leven van het graafschap H o l l a n d .
Zaal 2: Steden Haarlem in de duinen. Doek d o o r Jacob van Ruysdael, omstreeks 1670. Rijksmuseum A m sterdam. Afb. overgenomen uit: M . van Rooijen, Steden en hun verleden. De ontwikkeling van de stedelijke samenleving in de Nederlanden tot de negentiende eeuw ('s-Gravenhage 1988) 158.
5
D . H o g e n e l s t , F. v a n O o s t r o m , Handgesehmieii
wereld. Nederlmidse
1995) 128-129. 6
D . H o g e n e l s t , F. v a n O o s t r o m , Hautlgesrlireveii
296
wereld, 1 1 6 - 1 1 7 .
lilemtiiur
en rulluur
in dr middeleeuwen
(Amsterdam
1500
1600
1700
1800
1900
2000
H o l l a n d kent sinds lang een stedenlandschap. H e t oudst bewaard gebleven Hollandse stadsrecht dateert uit 1245, dat van de stad H a a r l e m . Vijf eeuwen later woonde maar liefst 60 procent van de Hollandse bevolking i n steden. E e n H o l l a n d s historisch museum kan clan ook niet zonder een zaal over stedelijk leven i n vroeger tijden. Stadsrechten symboliseerden samen met de stadsmuren het eigene van de stedelijke samenleving. De verleende rechten en plichten maakten van de stad een quasi-burcht en een quasi-gemeenschap, zelf verantwoordelijk voor de stadsvrede: de handhaving van orde, rust en veiligheid b i n n e n de stadsmuren. Die stadsmuren bleven tot in de 19e eeuw het Hollandse landschap bepalen. Steden waren daardoor tevens een ruimtelijke ervaring, zoals op tal van 17e-eeuwse stadsgezichten n o g mooi te zien is.
Zaal 3: Graaf en adel Graaf Floris V vergrijpt zich aan de vrouw van Gerard van Velsen. Ets door E . Sillemans, tussen 1633 en 1653. Atlas van Stolk, Rotterdam. Afb. overgenomen uit: F.W.N. Hugenholtz, Floris V - Vermoord en getekend (Nieuwkoop 1977) 37.
2'17
1000
1100
1200
1300
1400
1296, het jaar waarin Floris V, graaf van H o l l a n d en Zeeland en heer van Friesland, werd verm o o r d i n een sloot, behoort tot de klassiekers van de Hollandse geschiedenis. De ouderen onder ons hebben het n o g op school geleerd, en de vele tienduizenden bezoekers van het Muiderslot weten er i n ieder geval iets van. De gebeurtenis biedt gelukkig tal van museale mogelijkheden. In de eerste plaats is er het dramatische verhaal zelf, zoals i n de 14e eeuw verteld door Melis Stoke i n zijn Rijmkroniek en d o o r J.H. Isings in de 19e eeuw kleurrijk verbeeld in zijn befaamde schoolplaten. H e t verhaal blijft het waard ook i n de 21e eeuw te worden verteld. E n dus wordt de bezoeker i n deze zaal teruggevoerd naar die mooie ochtend i n 1296 toen Gijsbrecht van Amstel de graaf al vroeg wekte met het voorstel op jacht te gaan, omdat 'tweder also scone' was. Van jagen zou die dag echter weinig terechtkomen. De graaf was n o g niet uitgereden of de samenzwerende edellieden kwamen al op h e m af en namen hem gevangen. Even n o g dacht de graaf dat het een grapje was, maar eenmaal opgesloten i n het M u i derslot wist hij algauw beter. Vijf dagen later besloten de samenzweerders Floris te verplaatsen. M e t vastgebonden voeten en een handschoen i n zijn m o n d gepropt werd de graaf op een paard geplaatst. De route voerde langs Naarden waar aanhangers van Floris een hinderlaag hadden gelegd. Helaas voor hen ontdekte een van de samenzwerende edelen, Gerard van Velsen, tijdig h u n aanwezigheid. Floris probeerde n o g te ontsnappen, maar viel met paard en al i n een sloot, waarop Gerard op de graaf toesnelde. Wat er vervolgens gebeurde valt tot i n het detail na te lezen bij Melis Stoke: 'Ter plekke doorstak hij hem toen met zijn zwaard en bracht h e m menige w o n d toe. O o k stak hij hem door het hart, zó dat het helemaal open lag. Ze brachten h e m zoveel diepe wonden toe, dat hij daar de geest gaf vóór die van Naarden het zelfs maar beseften'. 7
De m o o r d kan daarnaast worden aangegrepen als toegang tot de mentale en sociale wereld van Floris V en zijn tijdgenoten. Vandaar ook dat niet een afbeelding van de m o o r d zelf i n deze zaal centraal staat, maar een voorstelling die refereert aan een sinds de 15e eeuw herhaaldelijk gevoerde polemiek over de vraag o f Floris n u wel o f niet de vrouw van G e r a r d van Velsen heeft verkracht. H e t verhaal van de verkrachting kwam via een middeleeuws volksliedje i n de Hollandse historiografie terecht, waaruit het nooit meer helemaal is verdwenen. E e n definitief antwoord is door het zwijgen van de contemporaine b r o n n e n niet te geven, maar de hele kwestie is niet onbelangrijk. Indien de beschuldiging van de verkrachting i n derdaad juist zou blijken te zijn, zou daarin een verklaring te vinden zijn voor de blinde drift van Gerard van Velsen. H e t incident biedt aldus een intrigerend doorkijkje op de 13e-eeuwse wereld van vorsten en edellieden en h u n handelen, op een wereld die n o g i n belangrijke mate werd beheerst door eer en schande. 8
7
Geciteerd naar D. Hogenelst, F. van Oostrom, Handgeschreven wereld, 224.
8 J.WJ. Burgers, 'Eer en schande van Floris V. Twee oude twistpunten over de geschiedenis van een Hollandse graaf', Holland 30 (1998) 1-21. 298
1500
1700
1600
1800
1900
2000
Zaal 4: Oorlog Wapenschilden van de met graaf Albrecht tegen de Friezen strijdende ridders in het wapenboek van Heraut Beieren. Handschrift i n particulier bezit. Afb. overgenomen uit: V a n Oostrom, Het 4
xvoord van eer (1993 ) 169.
'War made the state, and the state made war', merkte Charles Tilly eens op. H i j doelde daarbij op het belang van oorlogvoering voor de staatsvorming i n de vroegmoderne tijd. Maar ook i n de geschiedenis van de jonge 'staat' van het graafschap H o l l a n d speelden oorlogen een essentiële rol. W i e de wapenboeken en geschiedwerken van Claes Heynenzoon, Heraut Beieren als uitgangspunt neemt zou zelfs tot de conclusie k u n n e n k o m e n dat de graven van H o l l a n d uit het Beierse huis i n de 14e en het begin van de 15e eeuw niets anders aan h u n hoofd hadden. O o r l o g was het specialisme van de Heraut. H i j was de kenner bij uitstek van de ridderlijke wereld, i n al haar facetten. E n daarbij beperkte hij zich niet tot de eigen tijd. Wie behoefte had aan het antwoord op de vraag o f H e c t o r inderdaad een grotere ridder was dan Achilles T.l\I
1000
1100
1200
1300
1400
k o n bij hem terecht; net als degene die nieuwsgierig was naar de daden van grootheden als H a n n i b a l , Hercules, David en Alexander de Grote. G e e n wonder dus dat hij zich i n zijn wer9
ken richtte op wapenfeiten en voorbijging aan alle andere zaken. Daarin volgen we h e m graag i n deze aan zijn handschriften gewijde zaal, die de bezoeker confronteert met de heldendaden en anekdotes zoals die door middeleeuwse geschiedschrijvers als de Heraut aan ons zijn overgeleverd.
Zaal 5: Land en water De Sint Elisabethsvloed. Paneel, onbekende meester, omstreeks 1500. Rijksmuseum Amsterdam. Afb. overgenomen uit: Schama, Overvloed en onbehagen, 49.
9
F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan hel Hollandse hof omstreeks 1400 (Amsterdam 1987) 136-179.
306
1500
1600
1700
1800
1900
2000
Water is alomtegenwoordig i n de Hollandse geschiedenis. De Hollandse identiteit en eigenaardigheden zijn er dan ook zeker mede d o o r gevormd. J o h a n H u i z i n g a meende zelfs dat het water N e d e r l a n d - en daarbij dacht hij toch ook aan H o l l a n d - voorbeschikte tot een land van democraten en burgers: 'Deze hydrografische structuur van het l a n d had tot zekere hoogte een democratische structuur van de bevolking tot gevolg. E e n waterland als dit kan niet zonder zelfbestuur i n enge kring, en het is een gunst van het lot, dat bij alle vernieuwing of verlies van onze oude ambtstitels, als schepen, drost enz., juist de veelbetekenende van heemraden gebleven is. De kleinste boer o f visser k o n hier reizen als elders de grote heer, i n zijn eigen kleine schuit, met altijd wel een omweg o m een tol of een versperring te ontgaan. De man te paard, de ridder, k o n gaan jagen op de hei, maar een figuur i n het verkeer betekende hij hier niet, en het sociale gewicht van de adel bleef reeds o m die reden hier geringer dan i n andere landen. N e d e r l a n d was door zijn ligging aan drie zeegebieden: Waddenzee, Zuiderzee en Noordzee, en als delta van drie grote rivieren: Rijn, Maas en Schelde, voorbeschikt o m een land van schippers, vissers, k o o p l u i en boeren te worden en te blijven. L a n d van scheepvaart en handel n u wil zeggen land van stedelijk l e v e n ' .
10
Als vervolgens ook Simon Schama zijn bestseller Overvloed en onbehagen begint met een passage over het (al dan niet bestaande) waterhuis i n het Amsterdamse Tuchthuis aan de H e i l i geweg dat gevangenen voor de typerende keuze stelde: verdrinken o f H o l l a n d e r zijn?," dan kan het historisch museum H o l l a n d natuurlijk niet buiten de, soms mythische, rol van het water o m . De rode draad is daarbij door H u i z i n g a en Schama gegeven: het water als bondgenoot é n als bedreiging. E n een aardig museaal voorwerp is dan bovendien snel gevonden: de primitief ogende voorstelling van de Sint Elisabethsvloed van november 1421, waarop de kerktorens van de verdronken d o r p e n zijn afgebeeld. Deze vloed, die i n de nacht Van 18 op 19 november een gat sloeg i n de zeewering bij Broek en i n tal van binnendijken, richtte een ware apocalyps aan: tal van dorpen werden verwoest, Dordrecht werd opnieuw een stad op een eiland en de vruchtbare Grote Hollandse Waard kwam voorgoed onder water te liggen. Tienduizend boeren, dorpelingen en ridders verloren het leven. Een dramatischer uitgangspunt voor een zaal over de geschiedenis van de omgang van de H o l l a n d e r met het water kan men zich amper wensen, een geschiedenis die vol rampen, mislukkingen, eigenbaat maar bovenal ook vol vindingrijkheid en doorzettingsvermogen is. Uiteindelijk schiep de H o l l a n d e r i n belangrijke mate zijn eigen landschap.
10 11
J. Huizinga, Nederland's beschaving in de 17e eeuw (le cd. 1941; Groningen 1984) 11-12. S. Schama, Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw (Amsterdam 1988) 27-36. 301
1000
1100
1200
1300
1400
Zaal 6: Opstand De foltering van Jan Jeroensz. Gravure i n Richard Verstegen, Theatre de cruautez des heretiques de nostre temps (1587). Afb. overgenomen uit: V a n Nierop, Het verraad van het Noorderkwartier.
De Opstand kan natuurlijk niet ontbreken i n een museum over de geschiedenis van H o l l a n d . De vraag is echter wélke Opstand de bezoekers moet worden gepresenteerd? De heldhaftige versie, met afbeeldingen van de voornaamste protagonisten en erkende wapenfeiten als de verovering van D e n Briel op 1 april 1572, de belegering van H a a r l e m (1573), de victorie van Alkmaar (8 oktober 1573) en de haring en wittebrood na het ontzet van L e i d e n (3 oktober 1574)? O f toch liever de verbeelding van oorlog en politiek, zoals vastgelegd i n contemporaine schilderijen, prenten, pamfletten of op penningen? E e n derde variant lijkt voor de 21e eeuw echter de meest actuele: de Opstand als een vuile oorlog die de meeste Hollanders niet hebben gewild. G e ï n s p i r e e r d door het levendige relaas dat H e n k van N i e r o p vertelt i n zijn 1
magistrale Het verraad van het Noorderkwartier - wordt de Opstand i n deze zaal verteld vanuit het perspectief van 'gewone' Hollandse burgers en buitenlui die buiten h u n wil betrokken raakten bij een oorlog die achteraf beschouwd van essentieel belang bleek voor het verloop
12
:;o'2
H . van Nierop, Het verraad van het Noorderhzvartier. Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse Opstand (Amsterdam 1999).
1500
1600
1700
1800
1900
2000
van de Hollandse geschiedenis. E n dus hangt hier geen afbeelding van W i l l e m van Oranje maar een gravure van J a n Jeroensz, een poorter van H o o r n die i n 1575 ongewild hoofdpersoon werd i n een onverkwikkelijke affaire die zelfs naar de maatstaven van de 16e eeuw de nodige vragen opriep. Beschuldigd van verraad werd hij onderworpen aan een serie martelpraktijken. Wie wil weten hoe het met deze onfortuinlijke burger afliep, bezoeke deze zaal é n leze V a n Nierops boek.
Zaal 7: Eregalerij Het stokje van Oldenbarnevelt. Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Afb. overgenomen uit: V r o o m , Het wonderlid van Jan de Witt, 55.
O p 13 m e i 1619 b e k l o m een oude man, steunend op een stokje, het schavot dat speciaal voor hem was opgericht op het Haagse Binnenhof. In een bekend Amerikaans handboek wordt deze gebeurtenis met een achteloze zin afgedaan: 'one o l d m a n was put to d e a t h ' .
13
Die oude
man was J o h a n van Oldenbarnevelt, een van de bekendste en bekwaamste staatslieden die H o l l a n d heeft voortgebracht, politiek slachtoffer van de Bestandstwisten. De Nederlandse geschiedschrijvers hebben dan ook meer woorden dan h u n Amerikaanse collega nodig gehad o m de executie zin te geven. Zelfs het stokje waarop de landsadvocaat steunde werd onderwerp van verering, spot en kunst. Joost van den V o n d e l bijvoorbeeld zou e r i n 1657 een beroemd gedicht over schrijven, ' H e t stockske van J o a n van Oldenbarnevelt'; anderen brachten een eigen versie van het stokje op de markt. Thans zijn er n o g drie zogenaamde stokjes van Oldenbarnevelt bekend, waarvan die i n de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek de meest betrouwbare herkomstgeschiedenis kent. Deze gaat namelijk terug tot 1657, toen het stokje, samen met de autograaf van Vondels gedicht, i n handen kwam van de remonstrants gezinde dichter Jacob Westerbaen, die gehuwd was met de weduwe van een van Oldenbarnevelts zonen. Uiteindelijk kwam het i n het bezit van J o a c h i m O u d a e n die i n 1747 besloot het stokje te verkopen: j e wist immers maar nooit n u het stadhouderlijk regime weer was hersteld. Voor zes ducaten verwierf de Haagse burgemeester Jan H u d d e Dedel het stokje. Oranjegezinden konden natuurlijk h u n l o l niet op met deze opportunistische 'uitverkoop' van 'ien ouwe stok'.
14
Dat stokje maakt deel uit van een i n het museum i n te richten eregalerij van Hollandse relieken, van een zaal vol met voorwerpen die, afkomstig van of geassocieerd met bekende 17eeeuwse Hollanders, d o o r de eeuwen heen zijn bewaard, vereerd en bespot. Dankzij het amusante boekje van W i m V r o o m , Het wonderlid van Jan de Witl en andere vaderlandse relieken, hebben we een goed beeld van de mogelijkheden: naast het stokje van Oldenbarnevelt vinden we hier onder andere de boekenkist waarin H u g o de G r o o t uit slot Loevenstein wist te vluchten, de leunstoel van de theoloog Jacobus A r m i n i u s en natuurlijk de tong van J o h a n en de teen van Cornelis de Witt.
13 14
R.R. Palmer, J. Collon, A history of the modern world (New York 1978) 157. W. Vroom, Hel wonderlid van Jan de Witt en andere vaderlandse relieken (Nijmegen 1997) 29-31.
:;o:s
1000
1100
1200
1300
1400
Zaal 8: Middelmaat Het wapen van de familie Peereboom. Afb. overgenomen uit: Otsen, Het levensverhaal van Pieter Peereboom, 17.
D o o r de eigenaardige bestuurlijke structuur van de Republiek werd de grote politiek besproken i n de vergaderzalen van de Hollandse stadhuizen. Daar kwamen de 'wijsten, treffelijksten en rijksten' van de stedelijke samenleving bijeen. Verschillende van deze regentenfamilies zijn bekend genoeg: de Valkeniers, Huydecoopers, Bickers, Witten e.d. Maar het is goed o m te beseffen dat er ook tal van m i n d e r kleurrijke figuren waren te vinden i n deze regentenkringen. N e e m bijvoorbeeld de Purmerendse regent Pieter Peereboom (1651-1735). Geïnspireerd d o o r het werk van Jacob Cats blikte hij op oude leeftijd terug op zijn leven, duizenden versregels lang, zonder daadwerkelijk iets te m e l d e n .
15
Voor hem was het bestuurlijke
werk vooral een kwestie van stemmen tellen, want 'hoe men 't wend of keert / men moet te vreeden sijn wat 't meertal concludeert'. E r g opwindend kan dat besturen dus niet zijn geweest, al h i e l d Peereboom er incidenteel een slapeloze nacht aan over. Geen wonder dat hij zijn tijd liever besteedde aan familievisites, bezoeken aan zijn buiten15
3<M
J. Otsen, Hel levensverhaal van Pieter Peereboom, een 18e-eeuwse regent-ondernemer uit Purmerend (Hoorn z.j.).
1500
1600
1700
1800
1900
2000
plaats o f de verzorging van zijn tuinen en boomgaard. Niet dat deze activiteiten h e m veel wijsh e i d ontlokten: 'De boogaard is beplant met appel, kers en peer / draagt 't eene jaar wat m i n d o g 't andre jaar wat meer'. Z o n d e r middelmaat echter gedijt geen enkele samenleving. Zij mag i n een historisch museum dan ook niet ontbreken. H u l d e dus aan de Peerebooms!
Zaal 9: Natie Historieschilderstuk 'De moord op Aleid van Poelgeest in 1392'. D o e k door J . H . Egenberger, 1851/52. Afb. overgenomen uit: Carasso en V a n der Spek, Helden van het vaderland, 58.
L a n g had H o l l a n d een eigen identiteit bezeten en een onafhankelijke positie b i n n e n Nederland ingenomen. De 19e eeuw zag echter de eenwording van Nederland, op economisch, infrastructureel en sociaal-cultureel terrein tot stand komen. Hollanders gingen steeds meer lijken op al die andere Nederlanders: men ging steeds meer dezelfde taal spreken, kreeg te maken met dezelfde kloktijd en ging steeds vaker hetzelfde eten. De i n 1839 i n gebruik genomen spoorlijn tussen Haarlem en Amsterdam was onderdeel van deze belangwekkende ontwikkeling. 16
Tegelijkertijd deed zich een 'zachtere' vorm van eenwording van N e d e r l a n d voor, het ontstaan van N e d e r l a n d als gevoelsgemeenschap. Mythevorming en beleving van h e l verleden speelden daarbij een belangrijke r o l : zij voorzagen de natie van het zo noodzakelijke 'vaderlandse' verleden. Hollanders en Hollandse gebeurtenissen - als de dramatische m o o r d op A l e i d van Poelgeest tijdens een wandeling op het B u i t e n h o f (22 september 1392) - waren bij dit proces van herbeleving van een groots heldenverleden onontbeerlijk. H e t is hier dat de reeds genoemde historische schilderijengalerij van Jacob de Vos g e ï n t e g r e e r d kan worden i n
16
Vgl. H. Knippenberg, B. de Pater, De eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1992). 305
7000
1100
1200
1300
1400
het nieuwe museum: gescreend op Hollandse helden maakt zij duidelijk welke belangrijke rol de Hollandse geschiedenis heeft gespeeld i n de natievorming van Nederland.
Zaal 10: Volksheld Johan Cruyff. Foto Hans Heus, De Volkskrant.
Het laatste decennium van de 20e eeuw overziend schrijven H e r m a n Beliën en M o n i q u e van Hoogstraten i n h u n De Nederlandse geschiedenis in een notendop: 'De nieuwe god is de A E X - i n dex, het nieuwe geloof is de consumptie en de nieuwe werkelijkheid is de globalisering. Internet verbindt het b i n n e n l a n d van Afrika en Tokyo met Beverwijk en Boven-Leeuwen. Maar de globalisering, de Europese eenwording en de multiculturele samenleving brengen ook onzekerheid met zich mee. Nederlanders zijn zich weer gaan bezinnen op h u n identiteit. Ze zoeken naar wat h e n bindt. Dat is misschien vooral de vijftigjarige J o h a n Cruijff'.
17
:;or,
17
W i e ben ik
H. Beliën, M. van Hoogstraten, De Nederlandse geschiedenis in een notendop (Amsterdam 1998) 112.
1500
1600
1700
1800
1900
2000
dan o m de laatste zaal niet te wijden aan de voetballer van de eeuw, de langharige j o n g e n uit Betondorp met het smalle 'koppie' die uitgroeide tot de bekendste H o l l a n d e r i n het buitenland, tot de 'Rembrandt van het voetbalveld' (Nico Scheepmaker), de man die volgens sommigen de vaderlandse h e r i n n e r i n g van zowat alle naoorlogse generaties heeft beheerst. Dat laatste stelde Bastiaan B o m m e l j é i n een essay dat Cruijffs veelzijdige loopbaan schetst en plaatst tegen de achtergrond van 'de naoorlogse volwassenwording van N e d e r l a n d ' . Zijn leven en werk bieden stof genoeg voor een rijk gevulde zaal, waarin die ene befaamde goal tegen F C D e n H a a g uit 1972 natuurlijk niet mag ontbreken. ' E e n paraboolachtig schot, waarop 8
wiskundigen langdurig k u n n e n studeren', aldus de verslaggever van de Volkskrant}
Maar Cruijff is meer dan een i c o o n van het nieuwe, naoorlogse Nederland. Terugblikkend aan het einde van de eeuw is hij misschien wel bovenal een exponent van een verschijnsel dat decennia lang het stedelijk buurtleven heeft getekend maar tegenwoordig definitief lijkt te zijn verdwenen: het straatvoetbal. O p de straten van Betondorp immers had hij het voetbal geleerd. Onlangs schreef Guus M i d d a g een prachtige c o l u m n i n NRC Handelsblad over de klassieke strijd tussen de kleine straatvoetballers en de volwassen voortuinbezitters, 'de ballenpikkers'. O f zoals Cruijff het zelf eens onnavolgbaar uitdrukte: ' H u n met mij en ik met h u n , dus dat is altijd een tweerichtingsverkeer'. A a n het einde van het m i l l e n n i u m kan het geen kwaad even stil te staan bij dat kleine leed dat generaties heeft gevormd. H i e r kan dan ook het door M i d d a g bepleite m o n u m e n t voor de vele anonieme balafpakkkers met h u n tuintjes komen te staan, 'bij voorkeur gehurkt, gebogen over een perk, met een tuinkrabber i n de rechterhand en tussen de benen stevig geklemd de zojuist afgepakte bal, voorzien van de tekst: "Wat ik gedaan heb is mijn tuin verdedigen" \
18 19
1 9
B. Bommeljé, 'Johan Cruijff. Twintig jaar, en god' in: N.C.F. van Sas (red.), Waarde blanke top der duinen en andere vaderlandse herinneringen (Amsterdam/Antwerpen 1995) 151-158. G. Middag, 'Het ballenpikkermonument', NRC Handelsblad (18 j u n i 1999) 39. 307