Verslag van de informele en openbare ontmoetingsbijeenkomst van de raad van Papendrecht met de voorzitter van het Drechtstedenbestuur, de heer A.A.M. Brok gehouden op 2 april 2012, aanvang 20.00 uur. Een integrale geluidsopname van deze vergadering van de raad is te beluisteren op www.papendrecht.nl Aanwezig: De heer C.J.M. de Bruin, voorzitter; De dames T.C. van Es (D66), M. den Hartog-De Jong (PvdA), C.A. Verver-van Geesbergen (VVD) en J. Vos (GroenLinks); de heren: M. Chaïbi (PvdA), R.V. van Engelen (GroenLinks), L. Fijnekam (PAB), A. de Graaf (VVD), R.A. Groene (PAB), F. den Hartog (PAB), J.H. Hoogeveen (PAB), M.W. Huijzer (ChristenUnie), R. Lammers (Lijst Lammers), E.B.A. Lichtenberg (CDA), A. Rietveld (ChristenUnie), M. de Roo (VVD), E.J. Schotting (PvdA), A.v.d. Stelt (CDA), A. Stremler (PAB), M. van der Valk (VVD); Afwezig met kennisgeving: M.C. Hoogland (SGP) en C. de Kraker (SGP); Voorts aanwezig: mevrouw J.R. Reuwer-Verheij en de heren C. Koppenol, R.T.A. Korteland, H.A. Nieuwstraten en W.C. Scheurwater, portefeuillehouders; Publieke tribune: de ambtelijke staf van voorzitter Brok: de secretaresse van de Drechtsteden, de Drechtstedengriffier en het hoofd van Bureau Drechtsteden evenals de ambtelijke ondersteuning en ± 11 belangstellenden; De heer A.P.M.A.F. Bergmans, raadsgriffier; Verslaglegging: CTT;
01.
Opening
De VOORZITTER opent deze informele ontmoetingsbijeenkomst met een hartelijk welkom aan de heer A.A.M. Brok, burgemeester van Dordrecht en voorzitter van het Drechtstedenbestuur en zijn ambtelijke staf. De voorzitter spreekt de hoop uit dat vanavond een goede en vruchtbare gedachtewisseling zal plaatsvinden. Er is bericht van verhindering ontvangen van de heren Hoogland en De Kraker van de fractie van de SGP. 02.
Vaststelling van de agenda
De VOORZITTER licht toe dat naar aanleiding van de bespreking in de commissie ABZ een agenda is opgesteld, die met de heer Brok is gedeeld en waarbij de volgende punten eveneens de aandacht verdienen: prioriteiten, economie, arbeidsmarkt, de positie van de Drechtsteden in het havengebied Rotterdam, Zeeland, West-Brabant en Vlaanderen en stelt voor dit onder agendapunt 4 te behandelen. Dat geldt eveneens voor de samenwerking tussen Papendrecht, Fokker en Drechtsteden. Tenslotte stelt de voorzitter voor het Netwerkbestuur met o.m. lokale - en regionale besluitvorming onder agendapunt 6 onder te brengen.
Met inachtneming van deze toevoegingen wordt de agenda vastgesteld. 03.
Samenwerking in de Drechtsteden:
A.De voor de inwoners behaalde resultaten uit het verleden. In relatie tot succesfactoren. B.De resultaten van gerealiseerde bezuinigingen. In relatie tot het beheer op de bedrijfsvoering en (berichtgeving over) de reikwijdte van de samenwerking
1
De heer BROK dankt hartelijk voor de uitnodiging en geeft aan twee jaar geleden alle gemeenteraden van de Drechtsteden te hebben bezocht in het kader van een kennismaking. Hij denkt dat het goed is in het kader van het Drechtstedenverband om periodiek de totale raad te zien en verontschuldigt de heer Van Bijnen. Twee jaar geleden was alles wat met bedrijfsvoering te maken heeft: de 'primaire zaken op orde' nadrukkelijk aan de orde en van groot belang. Hij stelt vast dat met de bedrijfsvoering in de regio grote slagen zijn gemaakt, hetgeen door de Drechtraad wordt gedeeld en dat zaken die te maken hebben met het primaire proces bedrijfsvoering op orde zijn en dan als regio daadwerkelijk dingen vorm gegeven kunnen worden. Opvallend is dat het succes van het samenwerkingsconcept vooral opgemerkt wordt door mensen elders in het land om te kijken hoe samenwerking kan worden verbeterd en vorm kan worden gegeven. Doel van de samenwerking is op een goede en efficiënte manier de 265.000 inwoners in dit gebied te bedienen en op te vangen hetgeen lokaal en provinciaal niet kan worden gerealiseerd of voldoende kan worden opgepakt. Aantoonbaar is dat men door de regionale samenwerking de afgelopen 10 jaar gebruik heeft kunnen maken van verschillende fondsen die met stuwende zaken inzake economie en infrastructuur te maken hebben. Die bedragen zouden nooit binnengehaald zijn als alles los van elkaar gefunctioneerd had, verzekert de heer Brok. Ten aanzien van het aantal arbeidsplaatsen, die voor de regio werken is bovendien teruggegaan van 1025 naar 800 om op een kosten neutrale manier de burger van dienst te kunnen zijn. Door met zes gemeenten samen te werken rond vijf uitvoerende diensten waren ruim 200 mensen minder noodzakelijk. De afgelopen 10 jaar is aantoonbaar gebleken dat door regionale samenwerking tussen de 15% en 35% minder aan kosten is gemaakt dan in individuele gevallen. Het is goed dat naast de posities die een gemeente zelf wil inkleuren ook geprobeerd wordt met elkaar zaken op te pakken. Dat is de opdracht waarvoor het Drechtstedenbestuur zich gesteld ziet. De heer GROENE merkt op of wel van een succesvolle formule in Drechtstedenverband kan worden gesproken als het tot nog toe niet is gevolgd in Nederland. De heer LAMMERS vraagt waar uitbreiding van de samenwerking eindigt met de komende decentralisatie door het Rijk. Hij benadrukt dat de samenwerking kostenneutraal plaats moet vinden en meetbaar moet zijn en dat de Drechtraad op dit moment is samengesteld uit lokale gemeenteraadsleden, die langs de lijn van de regiofracties werken dat zijns inziens staatsrechtelijk een onzuivere vorm van samenwerking is, terwijl de terugvertaling naar de inwoners moeizaam en voor inwoners niet te begrijpen is en vraagt hoe dat gerepareerd kan worden naar een opschaling. Een grotere Drechtstad of blijven uitgaan van de kracht van individuele samenstellende delen. Hij merkt op kritisch te staan tegenover een gemeentelijke herindeling. Tenslotte vraagt hij inzake maritieme bedrijven in deze regio of het huidige Drechtstedenmodel hiervoor is toegerust. Mevrouw VAN ES vraagt de heer Brok naar zijn ideeën en verwachtingen in deze streek en wat hem is mee- en/of tegengevallen. Mevrouw DEN HARTOG refereert aan een aan de lokale pers gegeven interview over nut en noodzaak van samenwerking waarbij de regelgeving vanuit Den Haag naar de lokale overheden werd genoemd en vraagt een toelichting. De heer DE GRAAF refereert aan het project Manden Maken in 2004 waardoor Drechtsteden vaart kreeg en vraagt naar de huidige ontwikkeling van Drechtsteden en de Drechtsteden samenwerking in relatie tot het huidige takenpakket: welke mogelijkheden ziet de heer Brok binnen de Drechtsteden ten aanzien van verdere harmonisatie van regelgeving, kansen ten aanzien van de Wet werken naar vermogen en de relatie Drechtwerk Drechtstedengemeenten en of synergievoordelen voldoende worden benut. De heer HOOGEVEEN vraagt hoe de heer Brok de grenzen van intergemeentelijke samenwerking ziet en hoe hij staat tegenover de lokale autonomie van gemeenten. Voorts mist hij in hoeverre de burger centraal staat en vraagt of de heer Brok enig inzicht heeft in wat de inwoners vinden van de samenwerking en of zij tevreden zijn met de behaalde resultaten.
2
De heer LICHTENBERG is blij dat de heer Brok het signaal van de raad van Papendrecht om de bedrijfsvoering op orde te brengen ter harte heeft genomen en vraagt of de heer Brok de door het Rijk opgelegde decentralisatie operatie als een bedreiging of als een kans ziet om de samenwerking te versterken. De heer RIETVELD merkt op dat het succes vooral in de kostenreductie zit en vraagt wat volgens de heer Brok het oorspronkelijke doel van de samenwerking is en wat de grootste of belangrijkste belemmering in de samenwerking is zowel intern als extern. De heer BROK antwoordt ten aanzien van de opmerkingen van de heer Lichtenberg dat de positie van ons land in de huidige wereld een andere is geworden. In vergelijking met New York of andere steden is het een economische stadsstaat in Europees perspectief waarin getracht wordt de welvaart in de toekomst te waarborgen. Hij gelooft dat de gemeenten nog altijd de belangrijkste bestuurslaag zijn in dit land, omdat die het dichtst bij de burger staan. Dat is een groot goed dat in de toekomst vooral moet worden gekoesterd. Er zijn echter veel thema's waarover men onvoldoende sturend kan zijn. Dat heeft te maken met de invloed die men zelf heeft te midden van het grote krachtenveld van de wereld van nu. Door op een slimme en goede manier samen te werken kunnen dingen worden gedaan die anders niet gedaan kunnen worden, maar het is steeds zoeken naar een juiste balans en evenwicht. Ten aanzien van de opmerkingen van mevrouw Van Es zegt de heer Brok dat het soms wel wat robuuster en doortastender mag en is van mening dat het allemaal wel met wat minder bestuurlijke drukte mag, aangezien het langs veel bestuurslagen moet alvorens een besluit genomen kan worden. Met de samenwerking is tien jaar geleden begonnen en is geen statisch proces: op dit moment zijn de raden ten aanzien van de bestuurlijke toekomst zelf aan zet met een visie als bouwsteen voor regionale samenwerking, een proces dat periodiek herijkt moet worden en aan het eind van zo'n proces besluit je met elkaar. In sommige opzichten is van het oorspronkelijke doel niet langer sprake, omdat al een en ander is bereikt zoals de wijze waarop de Sociale Dienst functioneert (niet het beleidsmatige aspect) en is door anderen die het kunnen beoordelen aangeduid als een van de best functionerende sociale diensten van het land. Dat is in samenwerking gerealiseerd en moet worden vastgehouden. Als gevolg van het Catshuisoverleg wordt voor de komende jaren verwacht dat de Nederlandse overheid het met minder geld zal moeten doen met grote consequenties voor de gemeenten. De meerwaarde van de samenwerking is op een slimme en efficiënte manier dingen aanpakken door elkaar op te zoeken en het succes van de Sociale Dienst te evenaren: dat moet de opdracht zijn en alleen is dat niet mogelijk. Er moet meer onderscheid aangebracht worden in wat lokaal en wat regionaal gedaan kan worden om te voorkomen dat dingen dubbel gedaan worden waarmee nieuwe bestuurlijke drukte wordt gecreëerd. Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Lammers of het allemaal democratisch, legitiem gebeurt: ja, omdat het gebeurt binnen het kader dat de gemeenteraad zelf heeft goedgekeurd, terwijl het altijd transparant en meetbaar moet zijn. Of het huidige model een succes is hangt af van de aard en cultuur van het gebied, terwijl het in de Drechtsteden goed werkt. Veel onderdelen van de Drechtstedensamenwerking wordt overal in het land gekopieerd: vaak met minder dan zes gemeenten. De heer Brok vervolgt dat hem niets is tegengevallen, maar vindt het minder positief dat in het verleden niet alles dat gezegd werd voldoende werd afgerond waardoor vaak verwarring ontstond. Hij benadrukt af te ronden waarmee men begint en merkt op dat de zaken in het DSB behoorlijk op orde zijn en het bestuur relatief groot is en wat hem betreft in het volgende DSB niet zo groot hoeft te zijn. Voorts geeft hij aan dat Papendrecht momenteel twee Drechtstedenbestuurders heeft, maar het geen garantie is voor de toekomst. Ten aanzien van de bezuinigingen zal op slimme manier moeten worden omgegaan met decentralisatie om dingen op te vangen. Manden maken is een boeiend project geweest, maar door het niet goed afhechten en begeleiden zijn er wat problemen geweest bij de afwerking. Vandaag heeft het DSB als eerste regio in Zuid-Holland een convenant afgesloten met de Provincie over economisch belangrijke projecten in deze regio en voor de Provincie in de Zuid-Westelijke delta. Ten aanzien van het betoog van de heer Hoogeveen verzekert de heer Brok de lokale autonomie te respecteren, terwijl de gemeenteraad over het eindplaatje gaat. Hij is persoonlijk tegen een gemeentelijke herindeling in dit gebied en gelooft dat de samenwerking zoals in de Drechtsteden nog lang niet ten einde is, mits doorontwikkeld en merkt op dat het wellicht boeiend is om ook andere gemeenten bij dat construct te betrekken.
3
De VOORZITTER stelt voor om met agendapunt 4 verder te gaan. 04.
De economische kansen en de positie van de Drechtstedelijke regio binnen de zuidelijke Randstad en de omringende regio's In relatie tot succesfactoren
De heer BROK wil nog graag zijn felicitaties met de gemeentespeld overbrengen aan de heer Hoek. Economische kansen en de positie van de Drechtstedenregio: De heer BROK denkt dat het verstandig is dat geprobeerd wordt als Europese topregio alles wat met de maritieme sector te maken heeft de komende tijd te effectueren rond de maritieme campus en voor verbetering van de infrastructurele bereikbaarheid rond het A15 N3 A16 N3 knelpunt samenwerking te zoeken. De maritieme sector en alle economie dat havengerelateerd is, het gebied tussen Antwerpen en Rotterdam, is van groot belang, terwijl de grootste groei van werkgelegenheid uit deze regio komt en ingezet zal moeten worden op o.a. de binnenvaart. Daarom is het zaak dat de havens tussen Antwerpen/Terneuzen Vlissingen/Moerdijk/Dordrecht en Rotterdam een havengebied is. Internationaal was een jaar geleden de Rotterdamse haven de belangrijkste van de wereld, maar naar de tegenwoordige overslagcapaciteit kijkend is de Rotterdamse haven de vierde van de wereld en van de 15 tophavens in de wereld zijn er 8 Chinese havens. De uitdaging is ervoor te zorgen dat ten aanzien van de verbinding in de Zuidwestelijke Delta tussen Vlaanderen en dit deel van Nederland versterking wordt gezocht en de economie dynamischer rond relevante thema's, die al dan niet door het Rijk en Provincie worden aangejaagd, worden opgepakt met het bedrijfsleven en onderwijs. Hij pleit voor een intensievere samenwerking met Zeeland en West-Brabant voor de toekomst. Met de Provincie is een akkoord afgesloten en is ook geïnvesteerd in relaties met Middelburg en Breda. Hij merkt op dat met name vanuit Zeeland verbinding gezocht wordt met de rest van het land, terwijl Drechtsteden prachtig tussen Rotterdam en Vlaanderen in ligt en in termen van economisch rendement de positie en de economische importantie van Drechtsteden de komende tien twaalf jaar alleen toe zal nemen als meer zal worden samengewerkt met Vlaanderen, West Brabant en Zeeland. De heer RIETVELD merkt op dat ten aanzien van de maritieme sector Papendrecht niet kan achterblijven en vraagt welk beeld de heer Brok heeft van Papendrecht in de regio en met name wat de toppers zijn waaraan Papendrecht bijdraagt. De heer LICHTENBERG onderschrijft het betoog van de heer Brok en is blij met het streven naar versterking van de economische kracht van de regio niet alleen richting Rotterdam, maar ook richting West-Brabant en Zeeland en vraagt wat hij vindt van een gezonde ambitie. Tenslotte is hij benieuwd hoe gezorgd wordt dat de decentralisatie operaties in het samenwerkingsverband zullen slagen. Mevrouw VAN ES is blij met het betoog van de heer Brok en geeft aan dat de D66 regiofractie bezig is een bijeenkomst met Zeeland en Brabant te organiseren, getrokken door de fractievoorzitter de heer De Smooker uit Dordrecht. Zij merkt op dat de regio Drechtsteden weinig HBO en geen WO onderwijs heeft en mensen met een hogere opleiding of met een baan waarvoor een hogere opleiding noodzakelijk is, verder reizen dan mensen met een middelbare opleiding en vraagt een reactie. De heer HOOGEVEEN stelt dat als hier goede maritieme mogelijkheden aanwezig zijn een maritieme en logistieke opleiding hier niet mag ontbreken en een kans zou zijn hierop in te spelen. De heer VAN DER VALK bevestigt dat bedrijven als Boskalis, Dupont, Nedstaal en andere bedrijven in Dordrecht en Papendrecht hierop zouden kunnen inspelen. Hij onderschrijft de opmerking van de heer Hoogeveen dat het jammer is dat deze regio niet beschikt over een gespecialiseerde opleiding die op de techniek inspeelt behalve een aantal bedrijven, die bedrijfsscholen hiervoor hebben opgericht. Daarmee zou de maritieme, de logistieke sector en de toeleveringsbedrijven gebaat zijn. Hij hoopt dat de regio in die maritieme sector kan groeien met Zeeland en Brabant en hoopt dat regionale opleidingen in de toekomst kunnen worden geboden zodat mensen hier blijven.
4
De heer GROENE merkt inzake het havengebeuren en de activiteiten in deze regio op dat schepen tegenwoordig buitengaats blijven en vraagt wat voor nut de Drechtsteden daarbij hebben. De heer LAMMERS mist een stukje visie ontwikkeling op economische kansen en vraagt of de culturele factor niet ook als een economische factor moet worden gezien. De heer VAN ENGELEN vraagt zich af de rest van Nederland zo lovend is over dit gebied aangezien steeds minder treinen hier stoppen. Hij is van mening dat de profilering van Drechtsteden meer overtuigend moet. Allereerst moet het profiel voor de regio duidelijk zijn: wat doe je regionaal en wat lokaal. China investeert erg veel, maar doet dat weinig duurzaam. De fractie van GroenLinks is van mening dat juist de overheid de randvoorwaarden moet stellen en de kans moet aangrijpen om dat duurzaam te laten plaatsvinden. Ten aanzien van het onderwijs benadrukt hij de vormingstaak van jongeren tot toekomstige wereldburgers waarbij zij bewust worden gemaakt van het belang van natuur en waterbeheer. Voorts merkt hij op dat versnippering van onderwijs moet worden voorkomen en is voorstander van een goede samenwerking met het scheepvaart- en transportcollege Jan Bax in Rotterdam. Mevrouw DEN HARTOG benadrukt dat een sterke economie niet zonder (technisch) goed geschoolde werknemers kan. Haar fractie pleit voor het meer op de kaart zetten van Drechtsteden en het meer bewust maken van werkgevers voor een toekomstig tekort aan goed geschoolde mensen. De heer DE BROK onderschrijft dat iedere economische ontwikkeling op duurzaamheid gericht moet zijn met de nadruk op ouderen en de huidige voeding. Hij is bezorgd over het gefrituurde slachtafval dat in dit land wordt genuttigd. Over vakmensen en werkgevers is het afgelopen halfjaar veel verbinding gezocht met werkgevers in de volgorde: ondernemen, onderwijs en de overheid. Hij merkt op de indruk te hebben dat het bedrijfsleven zich terdege bewust is van een krimpende arbeidsmarkt en zij iets moeten bieden. Hij vindt dat de werkgevers in Drechtsteden daar een goede rol in vervullen. Ten aanzien van het onderwijs moet niet gekopieerd worden, maar onderwijs is dusdanig van belang om de arbeidsmarkt op termijn vitaal en duurzaam te houden. Door het aanbieden van een compleet pakket/pallet: goede huisvesting, een gedifferentieerd woningaanbod, goede winkels, goed onderwijs en cultuur als economische motor zullen mensen kiezen voor dit gebied zullen er ook treinen stoppen en zullen er goede wegen komen. Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Groene zegt de heer Brok dat voor een land met veel export de infrastructuur en alles wat met logistiek te maken heeft van groot belang is evenals kleinere havens. Hij vindt het jammer dat de Zeelandse havens veel investeren in overslagcapaciteit, terwijl Rotterdam er ook heel goed in is en er een grote bereidheid is om op een verstandige manier met de havens in Nederland goed om te gaan. In de haven van Dordrecht als onderdeel van het Rotterdamse Havenbedrijf zal de komende 10, 15 jaar meer worden geïnvesteerd. Arbeidsmarktbeleid is van groot belang om nieuwe investeerders aan te trekken en de bedrijvigheid te laten groeien. Zogenaamde "toppers" zijn: Fokker, IHC waar o.a. de sluizen van Panama worden gemaakt vanwege de dynamiek, de bedrijvigheid in clusters bij elkaar moet een regio blijven bieden zodat toeleveranciers zich uitgenodigd voelen hier te investeren.
05.
De dossiers Containertransferium en ROM-D/Noordoevers In relatie tot te trekken lessen uit de besluitvorming en de besluiten rond het Containertransferium, ROM-D en het project Noordoevers
De heer BROK zegt ten aanzien van Noordoevers dat de gevoerde discussies over ROM-D en de Noordoevers een voorbeeld zijn hoe je met elkaar de regio vorm kunt geven. Papendrecht heeft daar eveneens een inspanning bij getoond waarin zij op inhoud assertief, maar ook leidend wil zijn in het vervolg van het traject. Het project Noordoevers is goed voor het gebied, terwijl ROM-D als een soort economisch vehikel beschouwd moet worden. De heer BROK vindt wel dat voortaan aan de voorkant meer duidelijk moet zijn waar het primaat van besluitvorming en politieke sturing ligt en verwijst naar zijn eerdere uitspraak "wat doe je regionaal en wat lokaal". Helder moet zijn waar de bevoegdheden liggen.
5
De heer VAN ENGELEN is bezorgd over het vele (vracht)verkeer dat een project als het CT met zich meebrengt en vindt dat de Drechtsteden dat in de beoordeling moeten betrekken. Hij merkt op dat de overheid niet op de stoel van bankier moet zitten, maar dat gemeenschapsgeld is bedoeld voor andere functies. De heer LAMMERS pleit ten aanzien van ROM-D voor het bepalen waar de bevoegdheden liggen, terwijl ROMD al 10 jaar met verlies draait en een aantal reorganisaties hebben plaatsgehad. Dat zou aan de voorkant beter in kaart gebracht moeten worden. Hij vervolgt dat op regionaal niveau hierover een discussie had moeten plaatsvinden en het er nu enigszins doorheen is gedrukt, terwijl raadsleden eigenlijk onvoldoende tijd hebben gehad om zich er goed in in te werken. In hoeverre je als overheid gaat bankieren zou tevoren met elkaar besproken moeten worden in het kader van het opbouwen van vertrouwen in de regiosamenwerking. De heer VAN DER VALK wijst op het voorkomen van wijziging van plannen na besluitvorming en hoopt dat het CT goed zal draaien, maar deelt de zorg van de heer Van Engelen over het vervoer door Papendrecht en hoopt dat men er uit zal komen en dat bij zulke projecten ook het totaalplaatje zal worden besproken en er niet achteraf allerlei wijzigingen komen, die men uit de krant moet vernemen. Ten aanzien van Noordoevers hoopt hij dat de regio er op langere termijn goed uit zal komen, maar vond de inschatting door experts redelijk zwak. De heer HOOGEVEEN vraagt naar de toegevoegde waarde van ROM-D in de afgelopen vijf zes jaar en vindt het niet naar behoren functioneren, waarbij de heer STREMLER zich aansluit. De heer VAN DER STELT merkt op inzake het CT dat de toezegging ten aanzien van de milieu effecten niet is nagekomen dat bij het in beeld brengen van de milieu effecten in de MER rapportage ook de Dordtse zeehavens zouden worden betrokken. Hij geeft aan dat de heer Bandell inzake de Drechtraad en de positie van de Drechtsteden heeft gesteld dat niet meegaan in het proces van positieve besluitvorming gevolgen kan hebben voor de verbetering van het kruispunt N3-A15. Er is vanavond gezegd: wat we begonnen zijn moeten we afmaken: de keuzes met de effecten op de verkeersafwikkeling en het milieu en het gevaar voor een verdere benutting van de sluiproute in Papendrecht beperken het aantal arbeidsplaatsen. Hij pleit voor vasthoudender optreden van het DSB en vraagt hoe het DSB aankijkt tegen de mutatie van de verdere afname van de behoefte op basis waarvan tot een positief besluit is gekomen en of op regionaal niveau een heroverweging komt. Voorts vraagt hij wat nodig is voor het vervolg van ROM-D en hoe de verbinding met regionale projecten zullen worden geregeld en waar een afbakening ligt. Het CT heeft het effect gekregen dat bij de besluitvorming niet overzien kon worden: welke rol zou het DSB hierin kunnen spelen en welke regionale ROM-D projecten komen in de carrousel van afweging en hoe gaat het DSB in relatie tot de individuele gemeenten dat oppakken. De heer RIETVELD pleit voor verwerving van een forsere positie van Drechtsteden om meer aandacht te vragen voor de infrastructuur. De heer BROK is van mening dat bij dossiers als het CT en ROM-D tevoren bij de regio duidelijk moet worden gemaakt wie wat waarover gaat en vindt dat de discussie over ROM-D/Noordoevers goed heeft plaatsgevonden, maar meer aan de voorkant duidelijk gemaakt moet worden wie wat waar aan de knoppen zit ook bij een discussie over een CT. Hij benadrukt dat de Drechtraad de motie hierover unaniem heeft aangenomen. Als gesproken wordt over infrastructuur wordt hiermee de ontsluiting bedoeld voor economische vitaliteit van de economie en ook ROM-D. Hij is positief over het vehikel/instrument van een Ontwikkelingsmaatschappij. Papendrecht heeft ervoor gekozen ROM-D te laten functioneren binnen het construct waarbinnen het nu functioneert zoals een paar jaar geleden is besloten. Hij is wel van mening dat binnen de huidige constellatie met de praktijkervaring die is opgedaan bij Noordoevers ROM-D bekeken moet worden of dat nog wel een goed besluit is. Het DSB staat open voor die discussie, terwijl het basisbesluit nu is genomen en de Provincie heeft besloten tot storting van het kapitaal.
6
06.
De bestuurlijke organisatie in Drechtsteden in relatie tot het beginsel van verlengd lokaal bestuur en de toegezegde evaluatie van de samenstelling en het functioneren van het Drechtstedenbestuur
De heer LICHTENBERG merkt op dat de gemeenteraad van Papendrecht druk bezig is met een visievorming op de regio en is benieuwd naar de reactie van de heer Brok. Hij licht toe vanavond al belangrijke dingen te hebben gehoord als samenwerking en vertrouwen als basis, dat in het stuk past. De opmerking van de heer Brok dat hij niet kiest voor een Drechtstad, maar de lokale autonomie respecteert geeft zijn fractie het vertrouwen om de samenwerking verder vorm te geven. Zeggen wat je doet en doen wat je zegt is volgens hem de juiste weg om met elkaar samen te werken. Mevrouw VAN ES vindt het lastig dat de Drechtstedendiscussie: Toekomstvisie op de samenwerking waaronder de Drechtsteden nog niet is afgerond, maar verwacht de afronding rond 10 mei a.s. Dan kan ook met voorstellen worden gekomen. Zij vraagt of er onderwerpen zijn waarbij meer zou kunnen worden samengewerkt en dankt de heer Brok bij voorbaat hartelijk voor zijn inbreng. De heer GROENE merkt op dat de gemeenteraad de burgers vertegenwoordigt. Ten aanzien van het terugdringen van bestuurlijke drukte vraagt hij of de (10) Drechtstedendinsdagen per jaar niet verminderd kunnen worden. Hij vervolgt dat gebleken is dat 40% van de Drechtraadsleden van mening was in een besluitvormingspositie terecht gekomen te zijn hetgeen betekent dat 60% van de Drechtraadsleden van mening is dat ze niet in de juiste situatie de juiste besluiten kunnen nemen en vraagt of een en ander duidelijker kan worden gebracht. Tenslotte vraagt hij of vermindering van het aantal wethouders en burgemeesters verwacht moet worden. De heer STREMLER zegt dat momenteel een verkenning plaats vindt naar de toekomst van het Netwerkbestuur. In een notitie worden drie denklijnen genoemd o.a. een regionaal portefeuillehouder en het mandaat van een burgemeester en in meerdere gemeenten dubbele verkiezingen en vraagt in welke raad dit aan de orde is geweest en waar de andere twee denklijnen vandaan komen. Voorts vraagt hij welke criteria men hanteert om dat mee te nemen in de verkenning naar de toekomst van het DSB en het Netwerkbestuur. Ten aanzien van een vermindering van de bestuurlijke drukte en meer samenwerking benadrukt hij dat de Drechtraad een grote bestuurlijke drukte met zich meebrengt en afschaffing van de Drechtraad een grote vermindering kan zijn. Hij vraagt of het DSB bereid zou zijn om ook dit mee te nemen in de verkenningen. In afschaffing voelt hij zich gesteund door de opmerkingen van de heer Brok dat besturen waarbij de bevolking geen gevoel heeft moeten worden afgeschaft. De heer HOOGEVEEN zegt naar aanleiding van de opmerking van de heer Brok dat hij geen voorstander is van herindeling dat alles dat groot is niet persé beter is en: besturen dichtbij de inwoners een groot goed is dat gekoesterd moet worden. Ook de opmerking dat samenwerking langzaam gaat en doortastender moet: als minder bestuurlijke drukte gewenst is en minder lagen is afschaffing van de Drechtraad een logische conclusie. Volgens de heer DE GRAAF is meten weten en vertrouwen is goed maar controleren is beter. Hij is van mening dat in de Drechtstedensamenwerking vertrouwen de basis moet zijn en vraagt in welke mate de heer Brok zich een natuurlijk voorzitter acht van de Drechtsteden vanuit zijn dubbelfunctie als voorzitter van Drechtsteden en voorzitter van de gemeenteraad en college van Dordrecht. De heer LAMMERS waardeert de genuanceerde kijk op de dynamische ontwikkeling van het construct Drechtsteden samenwerking. Als gezegd wordt dat de samenwerking vanuit het lokaal bestuur vertrekt is het van belang de lokale autonomie nog eens goed tegen het licht te houden. Hij is van mening dat in de wijze waarop de democratische besluitvorming in de Drechtraad georganiseerd wordt fouten zitten, die hersteld moeten worden en vindt dat daar de discussie over moet gaan. Het moet minder over het proces gaan en meer over de inhoud, maar als het proces niet goed is georganiseerd komt men aan de inhoud niet toe. Dit gegeven gevoegd bij de cultuur in Drechtsteden leidt ertoe dat in tal van dossiers achteraf moet worden vastgesteld dat het anders had gemoeten: in de toekomst zal het aan de voorkant moeten worden geadresseerd. Ook is van belang dat het bestuur met zorgvuldig afgewogen onafhankelijke
7
voorstellen komt en de raad de benodigde tijd hiervoor gunt om te voorkomen dat de democratie van zich afgeorganiseerd wordt. De heer VAN ENGELEN merkt op ten aanzien van afschaffing van de Drechtraad dan ook het DSB af te schaffen. Hem is opgevallen dat naar aanleiding van de commissie Meijdam en Scholten geen controle was op de DSB en men te weinig bij elkaar kwam als volksvertegenwoordiger om de democratische controle goed in te zetten. Hij pleit voor democratische zuiverheid en het bekijken van hun functioneren zodat regionaal de voordelen maximaal behaald kunnen worden en de nadelen zoveel mogelijk beperkt kunnen worden. Mevrouw DEN HARTOG was heel benieuwd naar de bijdrage van de fractie van het PAB om de Drechtraad op te doeken maar merkt op dat de gemeenteraad daar zelf niet over gaat. Ze is benieuwd naar de reactie van de heer Brok. De heer BROK vindt dit een politieke discussie die op Drechtstedelijk niveau gevoerd moet worden en dat deze discussie in de scherpte gevoerd moet worden. Hij wijst erop dat de raad van Papendrecht gaat over het democratisch construct en vindt dat er wel degelijk een volksvertegenwoordigend orgaan moet zijn. Als men wil bevorderen dat mensen in dit gebied een beeld hebben bij het bestuur van de regio en wil controleren hoe het bestuur het doet. Er is voor gekozen dat iedere partij een representant heeft in de Drechtraad en als men van mening is dat het met minder kan is dat aan de gemeenteraad. Met afschaffing van het DSB zou de raad zichzelf te kort doen en de functionaliteit marginaliseren. De heer Brok wil graag weten hoe naar de eigen raad en college gekeken wordt en licht toe dat al dan niet uitgenodigd door het Rijk aangegeven zal worden dat analoog aan de Provincie, het met 25% minder kan. Tegenstanders kunnen zeggen dat het de politieke pluriformiteit vermindert, maar de vraag is of de kwaliteit van besturen afneemt als de raden 25% kleiner worden of als er minder wethouders zijn, aangezien het hebben van veel bestuurders niet per definitie een zegen is. Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Stremler: er zijn politieke groeperingen die voorstander zijn van het direct kiezen van de Drechtraad, maar daarmee is het geen oordeel. In het stuk van Drechtsteden is in de inventarisatie gezegd dat suggesties eerder gedaan zijn door minderheden, maar nog nergens hebben geleid tot een optelsom. De opmerking van de heer Stremler is illustratief voor de discussie. Daarmee is het niet leidend voor het debat. Is het per definitie nodig dat iedere gemeente een eigen burgemeester heeft? Tot 1984 was het in de Alblasserwaard zo dat verschillende gemeenten de burgemeester deelden. De heer Brok is van mening dat in de breedte van de discussie van minder bestuurlijke drukte alle modellen bediscussieerd moeten worden waarna de uitkomst door de gemeenteraad wordt bepaald en leidend zal zijn in de komende periode. De heer Brok vervolgt dat de BZK binnenkort met het Directoraat Generaal van het openbaar bestuur op excursie komt en willen bekijken waar ook zij gebruik van kunnen maken elders in het land. Ten aanzien van de opmerking van de heer Lammers dat de democratie zal worden afgeorganiseerd: als je een deel van een stelsel amputeert dan doe je dat helemaal en de vitaliteit van de democratie bestaat uit meer dan het heilig verklaren van instituties, die door de formele wetgever zodanig bepaald zijn. Democratie is veel meer hoe je met elkaar omgaat, hoe je het debat voert en hoe je het debat lardeert met andere dingen. Ten aanzien van de heer De Graaf inzake de rol van voorzitter van de regio versus burgemeester van Dordrecht: wat erg leuk was is dat in de vertrouwenscommissie de vicevoorzitter van de Drechtraad gewoon in de vertrouwenscommissie zat. Het ambt van burgemeester is een enorm mooi ambt, maar de regionale dimensie is een extra reden geweest om te solliciteren. "Ik kan me geen leukere bestuurlijke functie voorstellen alhoewel de functie van collega De Bruin wel heel erg dicht in de buurt komt". De heer Brok zegt voorstander te zijn van het verder inkleuren van regionale portefeuilles, omdat het een extra dimensie geeft aan de regionale portefeuillehouders en zal afwachten tot het debat er verder over gevoerd zal worden. 07.
Sluiting
8
De VOORZITTER stelt vast dat hiermee aan het eind van de agenda is gekomen en stelt voor de discussie af te ronden. De voorzitter concludeert dat een open gedachtewisseling over een aantal zaken aan de orde is geweest waarbij de voorzitter van de Drechtsteden zijn visie op een aantal punten heeft gegeven ten aanzien van de samenwerking in het Drechtstedelijk gebied. Hij dankt de heer Brok namens de raad en ook degenen die hem ondersteunen en op de tribune zitten en sluit de vergadering om 23.25 uur.
De voorzitter sluit de vergadering om 23.25 uur. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Papendrecht op 10 mei 2012, De griffier,
de voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
9