Gemeenteraad van Leiden Conceptverslag van de vergadering van de Raadscommissie Werk en Financiën, gehouden op donderdag 6 oktober 2011 met een uitloop op dinsdag 11 oktober 2011 in de raadzaal van het stadhuis. De integrale gesproken tekst van de vergadering en de eventuele insprekers is te beluisteren op www.leiden.raadsinformatie.nl
Aanwezig: Leden commissie :
Afwezig: Leden college Commissiegriffier: Insprekers: Notulist: 1.
Mevrouw A. van den Boogaard (PvdA), mevrouw P. Borst (VVD), de heer M. Dirkse (VVD), de heer R.J. van Ette (PvdA), de heer J. Hartlief (GroenLinks), de heer T. Gubbens (D66), de heer M. Koek (D66), de heer M. Keuning (CU), de heer J.T. Leeuwrik Nieborg (GroenLinks), de heer P. van Meenen (D66, voorzitter), de heer L. Rademaker (SP), mevrouw J. Sandriman (CDA), de heer J. Schrama (PvdD) en de heer D. Veldkamp (SLO). De heer D. Sloos (Leefbaar Leiden) De heer J.J. de Haan, de heer R. Strijk Mevrouw A. Heijnen -Mevrouw K.H. Wakker (Notuleerservice Nederland)
Opening en vaststelling agenda
De voorzitter heet de aanwezigen welkom en deelt mee dat agendapunt 10 Conceptbegroting Servicepunt 71 op 11 oktober aan de orde komt. Mevrouw Borst vraagt of het verzoek van een commissielid om alle financiële aangelegenheden te bespreken in deze commissie in overleg met de voorzitter is gedaan. De voorzitter antwoordt ontkennend. Het verzoek is wel besproken in het presidium. De agenda wordt vastgesteld. 2.
Burger aan het woord
Er heeft zich niemand gemeld. 3.
Mededelingen en rondvraag
De voorzitter laat weten dat de heer Sloos afwezig is. Van de heer Van Ette is een vraag binnengekomen over de beantwoording van zijn schriftelijke vragen inzake inzet PinkRoccade/Software Sociale vragen. De heer Van Ette leest zijn vraag voor (zie agenda). Wethouder De Haan antwoordt dat er inderdaad een risico is dat het tekort niet volledig gecompenseerd wordt. Dit komt omdat veel gemeenten dit jaar een beroep doen op dezelfde budget en de vraag van Rotterdam groter is dan het gehele budget. Hier wordt nader over gesproken bij de bestuursrapportage. Hij schat niet in dat de systeemproblemen aanleiding zijn voor een schadeclaim omdat het systeemprobleem niet de overschrijding heeft veroorzaakt. Het risico voor de overschrijding ligt bij de gemeente Leiderdorp en de gemeente Leiden is hiervoor niet aansprakelijk. 4.
Conceptverslag van de vergadering van 25 augustus en 15 september 2011
Het verslag van 25 augustus wordt ongewijzigd vastgesteld. Het verslag van 15 september wordt, na een technische aanpassing op verzoek van de heer Van Ette, vastgesteld.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
1
5.
Lijst van Toezeggingen
Er zijn geen opmerkingen ontvangen. 6.
RV11.0074 Wijziging Re-integratieverordening
De voorzitter zegt dat het doel van de wijziging is om een wettelijke basis te creëren voor het uitvoeren van participatieplaatsen en de vertaling van de ‘Beleidsvisie Participatie 2011-2014 in de Re-integratieverordening. Hij vraagt of de commissie zich kan vinden in het behandelvoorstel en concludeert dat dit zo is. Verder moet bepaald worden of motie M110003/2 als afgedaan kan worden beschouwd en hij geeft aan dat dit agendapunt wordt beëindigd met een inventarisatie van moties en amendementen. De voorzitter geeft het woord aan de heer Rademaker. De heer Rademaker noemt vier punten die de SP ter discussie brengt: Punt 1: De motie die door de heer Koek en anderen is ingediend. In hoeverre kan de gemeente mensen dwingen en hebben ze recht om bezwaar te maken? Spreker geeft aan het vreemd te vinden dat in artikel 4, lid 4, staat dat er geen gebruik gemaakt kan worden van de bemiddeling op het moment dat iemand in een participatiecentrum zit. Punt 2: Het omgaan met participatieplaatsen. De SP staat achter de 24 uursregel, maar wil andere uren niet per definitie uitsluiten en wenst derhalve een wijziging in artikel 9. Punt 3: De vage omschrijving van additionele arbeid in de wet. De SP onderschrijft de mail van GroenLinks. Punt 4: Sociale activering. Spreker pleit voor een toevoeging van artikel 13 in de verordening met als onderwerp sociale activering en zorgtrajecten. De heer Keuning vraagt zich af of het creëren van een participatieplaats voor mensen die geen uitzicht hebben op de arbeidsmarkt wel het juiste middel is. Zo niet, dan pleit hij voor een betere aansluiting tussen de Wmo en het participatiebudget. De heer Schrama wil de tekst ‘mits de cliënt daartoe in staat is’ toevoegen aan de 24 uursgrens. Vervolgens stelt hij voor om bij een kleine misstap een deel van de premie van 200 euro in te houden. Hij vraagt of de wethouder bereid is tot fasering. Mevrouw Van den Boogaard maakt als opmerking vooraf dat de PvdA geen groot voorstander is van de participatieplaatsen. Gezien de beperking tot maximaal 24 uur is de fractie akkoord gegaan. Ze benoemt een aantal punten: - De PvdA-fractie sluit zich aan bij het punt in de verordening dat er een risico bestaat dat een bepaalde groep buiten de boot kan vallen omdat 24 uur werken te hoog gegrepen is. - Het is jammer dat er geen aansluiting is gezocht met de Wmo. - Er wordt in de verordening niet gerefereerd aan vrijwilligerswerk en de PvdA-fractie ziet dit onderwerp graag opgenomen, vanwege het feit dat vrijwilligerswerk ook als reintegratiemogelijkheid gezien kan worden. - De PvdA-fractie vindt een halfjaarlijkse evaluatie essentieel en mevrouw Van den Boogaard vraagt zich af hoe andere partijen hiertegenover staan. Ook ziet de fractie graag dat het college de tevredenheid van cliënten gaat monitoren. - De PvdA-fractie pleit voor een beloning van 600 euro op jaarbasis. De heer Dirkse geeft aan dat de VVD-fractie tevreden is over het raadsvoorstel en vindt het een uitstekende uitwerking van de participatienota. De heer Van Ette interrumpeert en stelt dat de VVD-fractie erg tevreden is, maar wel tegen de nota heeft gestemd. De heer Dirkse bevestigt dit en geeft aan dat het te maken had met het aantal uren. Hij wil graag uitleg van de wethouder over het voorkomen van de verplichting dat mensen 24 uur moeten werken terwijl ze daar niet toe in staat zijn. Mevrouw Sandriman stelt dat vrijwilligerswerk een ondergewaardeerde activiteit is. Door een motie van het CDA om de Wmo en Wwb beter op elkaar aan te sluiten heeft het college delen van de participatienota aangepast en is er maatwerk mogelijk gemaakt. Bij de wijziging van de reintegratieverordening vindt het CDA dat het college rekening heeft gehouden met de verschillende wensen van de partijen en de fractie gaat hiermee akkoord. De heer Veldkamp vraagt zich af of het niet explicieter moet worden vermeld dat een participatieplaats geleidelijk ingevuld zou moeten worden van 12 naar 24 uur. Er is de vraag over
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
2
substitutie van reguliere arbeid door participatieplaatsen. Als laatste verzoekt hij de wethouder iets te zeggen over vrijwilligerswerk en sociale activering. De heer Leeuwrik Nieborg zegt dat GroenLinks tegen de eerdere participatievisie heeft gestemd, vanwege het invoeren van de participatiebanen en hij pleit voor een aantal wijzigingen. Er komt een nieuwe motie die samen met de PvdA wordt ingediend, waarbij het college wordt gevraagd om in overleg te treden met verschillende Leidse organisaties om te kijken of er een buddysysteem opgezet kan worden. Verder komt er een motie dat Leiden zich uitspreekt voor het minimumloon, zodat de bijstandsuitkering niet het nieuwe minimumloon wordt. GroenLinks staat achter de mogelijkheden om de 24 uursgrens te verlagen richting 12 uur. Een vraag aan de raad is of de mening is dat participatieplaatsen nooit reguliere arbeidsplaatsen mogen worden. Ook hier is een motie voor ingediend. De heer Koek vindt dat de uitgangspunten van de participatienota op een nette manier zijn verwerkt. Hij uit wel zijn zorg over het niet vermelden van een actieve aansluiting bij de Wmo en ziet dit onderwerp graag in de discussie terug. Wethouder De Haan reageert met een korte toelichting op de vragen. De achtergrond van de discussie over de participatienota is een daling van 80% van het participatiebudget. Dat betekent dat, hoewel hetgeen voorligt goed verdedigbaar is, het wellicht niet op alle punten is wat de gemeente graag zou willen bieden. Met name in termen van begeleiding of scholing zullen soms voorzieningen niet geboden kunnen worden, terwijl het wel een manier is om mensen duurzaam naar de arbeidsmarkt te kunnen helpen. Het is worstelen met schaarste en daarbinnen zijn de keuzes die het college gemaakt heeft goed verdedigbaar. Dat betekent dat in de participatienota het budget leidend is en dat iedereen die kan werken ook gaat werken. De prioriteit ligt bij de uitstroom naar de arbeidsmarkt en dat betekent dat de nadruk ligt op de begeleiding en ondersteuning van mensen die binnen afzienbare tijd in staat zijn om te werken. Dat is de reden waarom de formule van de participatieplaatsen is gekozen, soms met verlenging tot twee jaar, soms korter. Deze plaatsen zijn bedoeld om zo regulier mogelijk aan het arbeidsproces mee te doen, met een scholingsdoel en zonder al een dienstverband te hebben. De participatieplaatsen zijn nadrukkelijk niet bedoeld als een vorm van zorg of sociale activering voor mensen die bijvoorbeeld uit een AWBZ-instelling komen. Mevrouw Van den Boogaard interrumpeert en geeft aan dat ze in verwarring wordt gebracht. Ze was in de veronderstelling dat participatieplaatsen bedoeld zijn voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en refereert aan de insprekers tijdens de vorige vergadering. De wethouder antwoordt dat deze mensen niet representatief zijn voor de doelgroep. Er moet wel perspectief zijn dat door middel van het aanleren van werknemersvaardigheden, de taal of het behalen van een startkwalificatie een reguliere plek op de arbeidsmarkt te behalen is. Het is een re-integratieinstrument op weg naar regulier werk. Dat wil niet zeggen dat voor de andere doelgroep geen mogelijkheden zijn, maar die vallen voor een deel buiten deze verordening omdat het dan gaat om vrijwilligerswerk of over zorgtrajecten met begeleiding, activeringstrajecten zoals bekend via de Wmo. De heer Rademaker vraagt of het gaat om een verlonings- of een leerwerktraject. De wethouder zegt dat de leerwerktrajecten er nog steeds zijn. Dit zijn korte halfjaartrajecten met mogelijkheid tot certificering. Waar het nu om gaat, kan een langer traject zijn, maar gaat altijd om reintegratie op de arbeidsmarkt. Het is de opvolger van een aantal typen trajecten die de gemeente niet meer kan betalen, namelijk de gesubsidieerde arbeid en verloning. Het gekozen traject is afhankelijk van de analyse die gemaakt wordt in het participatiecentrum. Iemand krijgt een leerdoel aangeboden en hiervoor wordt een leerplan opgesteld. De participatieplaats is er om werkend te leren of lerend te werken. Derhalve wil hij met klem ontraden om het criterium van 24 uur omlaag te brengen. Voor mensen voor wie dit niet haalbaar is, zijn andere typen trajecten beschikbaar. Wel zijn de mogelijkheden vanuit het participatiebudget voor deze groepen zeer beperkt en zal hiervoor de oplossing vanuit de Wmo moeten komen. Dat betekent dat er een nauwe aansluiting tussen de twee domeinen Wmo en Wwb moet komen. Dit is er nog niet omdat alle energie is gestoken in de vertaling van de participatienota, het opzetten van het participatiecentrum, het vinden van participatieplaatsen en het voorbereiden van deze verordening. Tegelijkertijd is er in de Wmo een enorme kanteling gaande en komt er een nieuwe Wet werken naar vermogen. Dat betekent dat conceptueel wel bekend is wat op elkaar aan kan sluiten, maar in termen van wetten en verordeningen nog niet. De wethouder geeft aan te betreuren dat de aansluiting opschuift in tijd omdat hij vindt dat de aansluiting tussen de verschillende treden van de participatieladder zo goed mogelijk moet zijn en dit zo snel mogelijk gerealiseerd zou moeten worden. De voorzitter vat de discussiepunten samen in de volgende punten:
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
3
- Uren van de participatieplaatsen, wat kan er wel en wat niet. - De relatie met de Wmo, sociale zorg. - De beloning voor geslaagde trajecten. - De plek van het vrijwilligerswerk. - Evaluatie en klachten. - De verdringing. Mevrouw Van den Boogaard stelt dat een vrij grote groep mensen tussen wal en schip gaat belanden. Gezien de norm van 24 uur is er geen toegang voor een groot aantal mensen. De sociale zorg en activeringstrajecten zijn er steeds minder en er is dus niet voldoende plaats. Er is geen aansluiting met de Wmo en nauwelijks budget binnen de Wmo. De heer Keuning interrumpeert en geeft aan dat hij het met mevrouw van den Boogaard eens is dat het een tragische zaak is. Toch wil hij erop wijzen dat het aantal participatieplaatsen ook beperkt is. Hij vraagt mevrouw Van den Boogaard waar zij voor zou kiezen als ze de keuze heeft tussen het beschikbaar stellen van een beperkt aantal participatieplaatsen voor iedereen of voor die mensen die toch al dichter bij de arbeidsmarkt staan en alleen een zetje nodig hebben om naar werk toegeleid te worden. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat ze deze keuze niet wil maken en ze vindt dat deze mensen ook recht hebben op een plek op de arbeidsmarkt. De PvdA-fractie gaat het college verzoeken om op een creatieve manier meer plekken te gaan creëren. De heer Keuning vindt dat er prioriteiten gesteld moeten worden. Het is tragisch dat de aansluiting met de Wmo nog niet goed geregeld is, maar nog tragischer is het als geschikte mensen buiten de boot vallen omdat niet de juiste mensen op de participatieplaatsen zouden zitten. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat het om keuzes gaat en kondigt een amendement aan om zeshonderd plaatsen beschikbaar te stellen in plaats van tweehonderd. De heer Rademaker zegt dat het uitgangspunt is dat mensen met de meeste kans altijd voorrang krijgen, ongeacht het aantal uren. De 24 uur is een compromis geworden omdat die 24 uur financieel het meest op minimumloon leek maar ook omdat de wethouder aangaf dat minder dan 24 uur niet realistisch is. Mensen kunnen dan niet voldoende arbeidservaring opdoen. Hij doet de suggestie om de regel van 24 uur aan te houden, met uitzonderingsmogelijkheden. Mevrouw Borst noemt de suggestie van de heer Rademaker een glijdende schaal en zij staat daar niet achter. Ze vraagt aan de heer Rademaker of hij niet bang is dat het te veel uitbreidt en daardoor meer gaat kosten. Ook vraagt ze of de participatieplaatsen geschikt zijn voor mensen die langer dan twee jaar nodig hebben om zich voor te bereiden op regulier werk. De heer Rademaker antwoordt ontkennend op de eerste vraag. Hij noemt de door mevrouw Borst genoemde glijdende schaal maatwerk. Op het antwoord op de tweede vraag komt hij in de discussie over de aansluiting op de Wmo terug. De heer Veldkamp ondersteunt de suggestie van de heer Rademaker in het kader van maatwerk. De grens van 24 uur zou flexibel geïnterpreteerd moeten kunnen worden. Hij vindt wel dat de treden op de participatieladder leidend moeten zijn. Mevrouw Sandriman ziet geen noodzaak de discussie te herhalen en voegt toe dat mensen niet onterecht blij gemaakt moeten worden. De voorzitter vraagt de commissie zich te concentreren op de vraag of maatwerk mogelijk is. De wethouder zegt dat iedere verordening hardheidsclausules kent en dat de uitwerking daarvan tot stand komt in een contract voor een re-integratietraject. Het gaat om welk type traject er neergezet wordt. Na een lange discussie is gekozen voor 24 uur. Niet alleen vanwege inhoudelijke overwegingen, zoals het minimumloon en genoeg tijd om te leren, maar ook omdat het een concept is dat in de stad weggezet moet worden. De gemeente maakt afspraken met werkgevers en instellingen en die afspraken moeten helder en eenduidig zijn. Het traject is alleen bedoeld voor mensen die in principe gezond zijn en die, met inzet van één of twee jaar en met het behalen van leerdoelen, regulier werk kunnen doen. Het doel van de re-integratie is dat iemand financieel onafhankelijk wordt. De inspreeksessie van de vorige vergadering was in die zin niet representatief. Deze mensen kan de gemeente met de daarvoor beschikbare vrijwilligersinstrumenten en de Wmo helpen. In de verordening zitten twee gedachten, het concept en maatwerk. De wethouder is geen voorstander van het reguleren van alle uitzonderingen en houdt vast aan een inzet van 24 uur, met uitzondering van bijzondere omstandigheden. Mevrouw Van den Boogaard zou graag het maatwerk in de verordening terug willen zien.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
4
De wethouder reageert door aan te geven dat een participatieplaats niet anders dan voor 24 uur wordt ingericht en dat er natuurlijk in bijzondere situaties naar oplossingen wordt gezocht. De heer Leeuwrik Nieborg heeft de indruk dat de commissie zaken wil vastleggen en niet per definitie met hardheidsclausules wil werken. De commissie wil willekeur voorkomen. De wethouder geeft aan dat het niet alleen om hardheidclausules gaat, maar ook om regulier maatwerk. In het kader van willekeur mag de commissie ervan uitgaan dat er met professionals gewerkt wordt die op een goede manier afspraken maken. De heer Veldkamp vraagt of er ook aan de 24 uur vastgehouden wordt als een werkgever een plaats van 20 uur, verdeeld over vijf dagen, beschikbaar heeft. De wethouder antwoordt bevestigend. De heer Keuning geeft aan dat verordening bedoeld is om mensen te helpen aan regulier werk en dat dit helder beschreven moet zijn. Wat betreft de uitvoering dient de commissie vertrouwen te hebben in de organisatie dat dit op een adequate manier gebeurt. De heer Rademaker sluit hierop aan en stelt voor om een ander amendement in te dienen wegens het feit dat er geen uitzonderingen in een verordening zouden moeten staan. Er dienen regels opgeschreven te worden, geen afwijkingen daarvan. Daarom moet niet in de verordening staan ‘indien met de uitkeringsgerechtigde is overeengekomen kunnen deze werkzaamheden ook meer dan 24 uur bepalen’. De wethouder stelt dat de heer Rademaker het debat van februari zeer selectief aan het terughalen is. Het debat ging toen over het aantal uren, 24 of 32 en er is toen besloten tot een compromis. Het moet minimaal 24 uur zijn en het mag met wederzijdse instemming ook 32 uur zijn. Dat is het compromis, niet een uitzondering afhankelijk van de bijzondere persoonlijke omstandigheden. De heer Rademaker ziet niet in waarom er dan ook niet kan staan ‘indien met de uitkeringsgerechtigde is overeengekomen kunnen deze werkzaamheden ook minder dan 24 uur bepalen’. De voorzitter stelt dat iedereen het in principe met elkaar eens is. De vraag rest hoe dit in tekst verwoord wordt. Mevrouw Borst geeft aan dat partijen wel verschillende dingen willen. In de verordening staat dat, als het noodzakelijk is, er uitzonderingen mogelijk zijn en een aantal partijen zijn het daarmee eens. Andere partijen willen dat iemand überhaupt voor 12 uur aan de slag kan. Dat staat niet in de verordening en mevrouw Borst staat hier ook niet achter. De voorzitter zegt dat de wethouder heeft duidelijk gemaakt dat hij in een aantal situaties maatwerk wil leveren, zonder die voorbeelden tot regel te maken. De heer Rademaker zegt dat het hem nu duidelijk is, het gaat om maatwerk zonder onbillijkheden. De voorzitter sluit de discussie over de uren met de toevoeging dat er nog gekeken moet worden hoe de bijdragen van de commissie worden vertaald in de raad. Het volgende discussiepunt gaat over de aansluiting met de Wmo. Deze aansluiting is er momenteel niet en hij vraagt of er fracties zijn die daar een uitspraak van de raad over willen hebben. De heer Koek zegt dat zijn fractie wil voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd omdat de gemeente de aansluiting met de Wmo nog niet heeft. Hij wil graag een toezegging van het college dat dit niet gaat gebeuren. Mevrouw van den Boogaard stelt dat het college een motie heeft aangenomen dat rijksbezuinigingen niet een-op-een worden doorgevoerd in het beleid van de gemeente Leiden. De wethouder zegt dat hij de PvdA en anderen kan geruststellen. In de Perspectiefnota staat dat er de komende vier jaar 4 miljoen per jaar extra ter beschikking wordt gesteld om de scherpste kantjes van de bezuiniging af te halen. Als reactie op de heer Koek stelt de wethouder dat de gemeente voor sommige mensen niet meer dat kan betekenen wat ze idealiter zou willen betekenen. Mensen pingpongen niet heen en weer tussen participatiecentrum en Wmo-loket. Na een periode in het participatiecentrum wordt er een traject gekozen. Het team Werk en Inkomen kan mensen overdragen of doorverwijzen naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, zorg of motivering. Dat daar niet peperdure zorgtrajecten uit zullen komen ten laste van het Wmo-budget is helder. De heer Koek is bang dat mensen bij het Wmo-loket naar huis worden gestuurd omdat er geen geld is. De wethouder geeft aan dat de gemeente niet alles kan blijven doen, terwijl er 80% van het budget wegbezuinigd wordt, dat is de harde realiteit. Het is geen vernieuwing maar een beperking van het aanbod. Tot slot zegt de wethouder dat er nog een motie ligt om de aansluiting te realiseren en het voornemen om die in de loop van 2012, op zijn minst op hoofdlijnen, uit te voeren. Wel benadrukt hij
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
5
de toenemende werkdruk gezien de nieuwe Wet werken naar vermogen en de nieuwe wetswijzigingen die geen uitstel kunnen krijgen, vanwege de rechtmatigheid. De heer Rademaker vraagt of de sociale activeringstrajecten niet ook in de verordening opgenomen moeten worden omdat de gemeente ze nog steeds aanbiedt. De wethouder zegt dat het om beperkte, niet op werkgerichte trajecten gaat. Het is een deel van het participatiebudget dat beschikbaar is voor bijzondere trajecten die succesvol zijn. Strikt bekeken zouden deze trajecten niet uit dit budget gefinancierd moeten worden omdat het niet om uitkeringsgerechtigden gaat en niet gericht is op arbeid. De wethouder komt schriftelijk terug op de vraag van de heer Rademaker met een antwoord op de vraag wat de gemeente nog doet aan sociale activering. De voorzitter sluit dit onderwerp af met de conclusie dat dit discussiepunt geen onderwerp wordt in de raad komende week en gaat over naar het onderwerp beloning. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat er in de huidige verordening wordt voorgesteld om een beloning in te stellen van 400 euro op jaarbasis bij geslaagde deelname aan een traject. Daarbij wordt ook eraan gerefereerd dat een hogere beloning mogelijk zal zijn zonder nadelige armoedevaleffecten te krijgen. Daar wil de PvdA-fractie voor pleiten gezien het feit dat zij vindt dat tegenover werk loon moet staan. Ze overweegt een amendement inclusief financiële dekking in te dienen. De heer Keuning is het met mevrouw Van den Boogaard eens, maar vraagt zich af hoe dit gefinancierd gaat worden. Mevrouw Van den Boogaard stelt de heer Keuning gerust en zegt dat er zeker een financieringsbron voor komt. De heer Dirkse merkt op dat de PvdA er alles aan doet om deze participatieplaatsen toch in een soort arbeidskader te stellen, in dit geval via de premies. De VVD-fractie is bereid erover na te denken als blijkt dat er inderdaad geld voor is. De heer Keuning vraagt mevrouw Van den Boogaard om een afweging te maken. Indien er geld zou zijn, wordt de keuze dan het verhogen van de premie of het mogelijk maken van participatieplaatsen voor minder dan 24 uur. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat de PvdA-fractie er vooralsnog van uitgaat dat ze beide zaken kan realiseren, ook al zal het niet eenvoudig zijn. De vraag is of de commissie er voorstander van zou zijn om de premie te verhogen. De heer Keuning zegt dat er volgens hem geen geld is. Mocht dat er wel zijn dan hoort hij dat graag en kan er een integrale afweging gemaakt worden. Mevrouw Van den Boogaard stelt dat het duidelijk is dat er in het participatiebudget geen ruimte is en dat het geld dus ergens anders vandaan moet komen. Ze wil het nu graag hebben over principes. Staat de commissie ervoor open om de participatieplaatsen anders vorm te geven? De voorzitter concludeert dat er een amendement door de PvdA-fractie wordt ingediend, met dekking van een zo hoog mogelijke premie binnen deze verordening. De wethouder voegt toe dat bij meer budget zijn voorkeur uit zou gaan naar het vergroten van de scholings- en opleidingscapaciteit omdat mensen hiermee duurzaam vooruit geholpen worden. De heer Leeuwrik Nieborg denkt dat het een extra motivatie is voor participanten als zij een fatsoenlijke premie krijgen. Hij wacht het voorstel van de PvdA af. Mevrouw Borst reageert door aan te geven dat mensen die een opleiding volgen ook stage moeten lopen en daar niet of nauwelijks voor betaald krijgen. Het is een investering in de toekomt en mensen moeten gemotiveerd zijn om dat te doen. De heer Leeuwrik Nieborg benadrukt het feit dat mensen van heel weinig geld rond moeten komen en dat 100 euro extra voor die mensen veel verschil maakt. De heer Rademaker spreekt zijn voorkeur uit naar het besteden van eventueel extra geld aan zorg en sociale activering in plaats van aan premies. De voorzitter beëindigt de discussie met het verzoek om alle moties en amendementen tijdig bekend te maken aan de rest van de commissie. Het volgende onderwerp is het vrijwilligerswerk. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat de verordening haar geen duidelijkheid geeft wat betreft de plek van het vrijwilligerswerk. Ze vraagt of vrijwilligerswerk omgezet kan worden in een participatieplaats. De wethouder zegt dat deze discussie in februari heeft plaatsgevonden. Toen is er gesproken over het omzetten van vrijwilligerswerk in een participatieplaats. Dit is mogelijk als er goede afspraken gemaakt worden over het aantal uren en de combinatie met een leerdoel. Vrijwilligerswerk kan een goede stap zijn en omgezet worden in een participatieplaats of in een grotere stap richting betaald
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
6
werk. Het vrijwilligerswerk op zichzelf kan nooit een alternatief zijn voor het streven naar economische zelfstandigheid, dus dat is de tweede lijn. Het uitgangspunt is economische zelfstandigheid en daarbinnen is de vraag in welke volgorde iemand de participatieladder doorloopt. Dat zijn beslissingen van de casemanager en die kunnen niet allemaal in een verordening beschreven worden. De heer Rademaker vraagt of er toch niet iets, voor mensen voor wie vrijwilligerswerk een eindstation is, in de verordening opgenomen moet worden. De wethouder zegt dat er andere afspraken met mensen die niet kunnen werken worden gemaakt. En hij voegt toe dat hij hoopt dat vrijstelling geen afschrijving is. Mevrouw Van den Boogaard neemt het onderwerp en de overwegingen mee terug naar haar fractie. De voorzitter vraagt mevrouw Van den Boogaard of ze een concreet idee heeft met betrekking tot haar ingebrachte onderwerp, de evaluatie. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat ze naast de evaluatie ook de daaraan gekoppelde tevredenheid van cliënten wil bespreken. Ze wil weten of het effect oplevert, of het mensen daadwerkelijk dichter bij de arbeidsmarkt brengt en of mensen tevreden zijn over de inhoud van hun werkzaamheden en de begeleiding die ze krijgen. Ze stelt een halfjaarlijkse evaluatie met de casemanager voor. De wethouder stelt dat het om twee soorten evaluaties gaat, vanuit de gemeente en vanuit de cliënt. In de verordening is opgenomen dat de tevredenheid een regelmatig onderwerp van gesprek is. Dat is niet zozeer een functioneringsgesprek zoals bij een arbeidsrelatie, maar wel een gesprek over de leerdoelen en het contact met de casemanager. Spreker vraagt zich af of dit gereguleerd zou moeten worden. De voorzitter voegt toe dat mevrouw Van den Boogaard zijns inziens meer denkt aan een evaluatie richting de raad. De wethouder geeft aan dat dit mogelijk is, maar dat dit wel een administratieve lastenverhoging met zich meebrengt. Hij gaat ervan uit dat tevredenheid van mensen over hun traject altijd aan bod komt. Mevrouw Van den Boogaard zegt dat ze het specifiek vraagt omdat de participatieplaatsen gevoelig kunnen liggen vanwege het verplichtende karakter. Een manier om de tevredenheid te monitoren zou prettig zijn. De wethouder zegt toe dat hij informatie aanlevert met betrekking tot de tevredenheid van mensen bij reguliere re-integratiebureaus. Hij denkt dat er geen evaluatiesystematiek nodig is, omdat de invulling van de participatieplaatsen alleen maar werkt als het vruchtbaar is. Mocht dit niet het geval zijn, dan zijn er voldoende signalen. De heer Koek zegt dat de motie als afgedaan beschouwd kan worden, omdat artikel 4, het meldpunt, is toegevoegd aan de verordening. Die motie roept ook om het beroep dat op het meldpunt wordt gedaan bij de jaarrekening te rapporteren. Spreker vraagt de wethouder of hij van plan is dit te doen. De wethouder vindt het heel zinvol dat vanuit het meldpunt wordt gerapporteerd en zegt toe dat het bij de jaarrekening zal gebeuren. De voorzitter stelt dat de evaluatie van de effecten van het beleid in de bestuursrapportage vermeld wordt. De cliënttevredenheid kan vooral afgemeten worden aan de signalen vanuit het meldpunt. De wethouder belooft kwalitatieve informatie over hoe de gesprekken met casemanagers en klanten plaatsvinden. Hij wil erover nadenken in hoeverre hij de raad op de hoogte brengt. De heer Rademaker zegt dat hij de PvdA zal steunen als ze met een voorstel komt om de klanttevredenheid naar de raad te laten rapporteren. De voorzitter stelt vast dat de motie volgens de eerste indiener, de heer Koek, is afgedaan en vraagt of de rest van de commissie het hiermee eens is. De heer Rademaker zegt dat in artikel 4, lid 4, staat dat het meldpunt niet bedoeld is voor mensen die in het participatiecentrum zitten. Hij vindt dat geen goed idee, omdat hij vindt dat mensen op een participatieplaats ook hun klachten in moeten kunnen dienen. Spreker ziet het nut niet in van artikel 4, lid 4, en pleit voor verwijdering. De wethouder geeft aan dat de reden hiervoor is dat het participatiecentrum een andere functie heeft dan de overige re-integratietrajecten. Het participatiecentrum heeft als doel om de mensen te kunnen analyseren, om actueel werkritme op te doen en het heeft een poortwachtersfunctie. Deze drie functies zijn bij de participatienota besproken en daardoor is deze lichte bezwaarfunctie in de aard niet passend bij de eerste zes weken. Dat wil niet zeggen dat iemand die een klacht heeft die niet kan indienen. De heer Rademaker is het hier niet mee eens. Volgens hem is het wel degelijk een re-integratietraject in het kader van de Wwb.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
7
De wethouder licht toe dat het college niet voor een work-firstaanpak heeft gekozen. Dat betekent dat het verhoudingsgewijs om een korte periode gaat, met eenvoudige werkzaamheden en weinig maatwerk. Het doel is om te kijken of iemand kan samenwerken en met leidinggevenden om kan gaan. Daarom is het meldpunt hier niet voor bedoeld. De voorzitter vraagt of de motie als afgedaan beschouwd kan worden en of de heer Rademaker nog een amendement overweegt op punt 4. De heer Rademaker bevestigt dat. De voorzitter geeft de commissie het woord wat betreft het onderwerp verdringing, arbeidsplaats versus participatieplaats. De heer Leeuwrik Nieborg vertelt dat hij een motie heeft gestuurd naar de commissie waarbij GroenLinks het college verzoekt om bij te houden welke bedrijven participatieplaatsen aanvaarden en of de bedrijven hiervoor geen reguliere arbeidsplaatsen hebben laten verdwijnen. De wethouder zegt dat hij de ideologische discussie begrijpt maar voor de gemeente is het onmogelijk om alle grijstinten eruit te filteren. Mensen kunnen met het begrip additionele arbeid juridische stappen ondernemen. De heer Van Ette mist het begrip oneerlijke concurrentie in de woorden van de wethouder. Spreker ziet wel het gevaar van verdringing, maar er is praktisch niet op te toetsen. De heer Rademaker ziet de motie vooral als een instrument om achteraf te kunnen kijken of er sprake was van additionele arbeid of van verdringing. Hij zegt dat de wethouder wel kan vaststellen waar de mensen werken. De wethouder geeft aan dat hij wel aan kan geven welke re-integratietrajecten en welke participatieplaatsen er zijn. De heer Leeuwrik Nieborg neemt de overwegingen mee terug naar zijn fractie. De voorzitter sluit de discussie met dank aan de commissieleden en het verzoek om de moties en amendementen voor maandag 10 oktober in te dienen. 7.
Plan van aanpak verbetering dienstverlening aan minima
De voorzitter vraagt of motie M110043/1 dienstverlening minima als afgedaan beschouwd kan worden. De heer Van Ette zegt dat het plan van aanpak verbetering dienstverlening tot de cliëntenraad is gekomen via de media en dat hij niet geïnformeerd of hem om advies gevraagd is. Hij vraagt de wethouder of dat klopt. Spreker heeft het plan van aanpak met veel plezier gelezen, problemen worden nu goed opgelost. Hij ziet voortgang en is hier blij mee. Wel maakt hij zich ernstig zorgen over de komende wetswijzigingen en of de softwareleverancier en de afneming er klaar voor zijn om die snel te implementeren. Wat de PvdA-fractie betreft kan de motie als afgedaan beschouwd worden. De heer Koek pleit voor het opnemen in de lijst van toezeggingen dat de commissie wordt geïnformeerd over de voortgang. De voorzitter zegt dat in de beantwoording van vragen de toezegging is gedaan. De wethouder zegt dat het samenvalt met een andere toezegging, namelijk de maandelijkse rapportage over de voortgang van het szwNET. Hij zegt toe de commissie eveneens te informeren over de behaalde en niet behaalde mijlpalen. De heer Van Ette vraagt of gestelde vragen en de beantwoording daarvan ook ambtelijk worden afgehandeld. De wethouder onderschrijft het vastleggen van toezeggingen. De heer Rademaker vindt dat de motie is afgedaan op één punt na, namelijk het daadwerkelijk tijdig afhandelen van aanvragen. Hij vraagt of de taskforce en de extra inzet om de dienstverlening beter te maken voor minima in stand blijft tot dat die ambities gehaald zijn. De wethouder zegt dat door de behandeling in juni een paar zaken zijn gestapeld. Er is een discussie geweest over wachttijden bij de verwerking, er zijn vragen gesteld over correcte beantwoording bij het loket voor het minimabeleid en de actuele situatie rondom szwNET. Voor dat laatste is de taskforce actief en dat gaat langzaam vooruit. Intern zijn de zaken nog niet op orde, maar voor klanten wel. Het voorstel van de wethouder zou zijn om op het moment dat szwNET goed functioneert en de taskforce opgeheven wordt, deze motie als afgedaan te beschouwen, maar de discussie over de dienstverlening terug te laten komen. De heer Rademaker vraagt of de wethouder zelf met een voorstel komt.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
8
De wethouder antwoordt dat hij moet prioriteren en dat hij het liever in de reguliere programmacyclus meeneemt. De voorzitter stelt dat de motie is afgedaan. De heer Van Ette komt terug op zijn eerder gestelde vraag over de cliëntenraad. De wethouder zegt dat het voorleggen van beleidswijzigingen en nota’s aan de cliëntenraad volstrekt vanzelfsprekend is, maar dit geldt niet voor iedere actie van de wethouder. Spreker stelt voor om in de nieuwe verordening bij de Wet werken naar vermogen te regelen tot waar het advies en de bevoegdheid van de cliëntenraad strekt en tot waar de actieve informatieplicht van het college strekt. De heer Van Ette vraagt of het bij de oude verordening wel geregeld is hij verzoekt de wethouder dit eerder dan bij de nieuwe wet te regelen. De wethouder zegt dat hij een brief heeft geschreven over de procedureafspraak, maar dat daar kennelijk onduidelijkheid over is. Dat gaat hij oplossen en hij voegt toe dat de cliëntenraad ook zelf contact op kan nemen. De voorzitter stelt dat de motie is afgedaan en onderdeel is van het raadsvoorstel. Dit betekent dat er geen aparte brief over hoeft te komen. 8.
RV11.0082 Algemene Subsidieverordening Gemeente Leiden 2012
De voorzitter geeft het woord aan de heer Van Ette. De heer Van Ette vindt het een goed voorstel. Het idee van vertrouwen spreekt hem aan en de PvdAfractie kan akkoord gaan met de marginale beperkende inspraak. Spreker stelt namens zijn fractie voor om naast de Lenferinknorm ook de Balkenendenorm te hanteren. Het voorstel is om geen subsidie te verlenen aan bedrijven die mensen in dienst hebben met een salaris boven de Balkenendenorm, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. De PvdA gaat een amendement indienen met getemporiseerde invoer dat organisaties die subsidie van de gemeente krijgen en een eigen gebouw hebben, gebruik moeten maken van groene stroom om de duurzaamheid te bevorderen. De heer Dirkse vraagt of de Balkenendenorm niet hoger is dan de Lenferinknorm. De heer Van Ette bevestigt dat en licht toe dat organisaties een korting krijgen als ze op de Lenferinknorm zitten en niets als ze boven de Balkenendenorm zitten. Dus als een organisatie zoveel geld heeft om iemand dergelijke salarissen te betalen dan krijgen ze geen gemeentelijke subsidie meer. Mevrouw Sandriman zegt dat het CDA de verordening ondersteunt. Mevrouw Borst geeft aan dat de VVD blij is met het verminderen van de administratieve en bestuurlijke lasten. Het vereenvoudigen van het subsidieproces is een goede zaak en ze hoopt dat het tot kostenvermindering en meer gemak voor de aanvrager leidt. Spreekster zegt blij te zijn met de wat strengere aanpak dan de VNG in de standaardverordening voorstelt. De VVD is benieuwd naar de steekproeven en vraagt een toezegging van de wethouder dat hij na de eerste steekproef de resultaten meldt zonder subsidieaanvragers daarbij te noemen. Volgens mevrouw Borst klopt artikel 18, lid 4, tekstueel inhoudelijk niet. Er staat in dat, als het college niet de subsidievaststellingsaanvraag heeft gekregen naar rappel, ze dan overgaan op ambtshalve vaststelling. De vraag is of de wethouder dan ook gaat terugvorderen. Tot slot complimenteert ze het college met de verordening. De heer Rademaker vindt het een prima verordening en kan met de PvdA meegaan met betrekking tot het aanscherpen van de inkomensnorm. De heer Keuning heeft geen opmerkingen over de verordening maar heeft wel aarzelingen bij het voorstel van de heer Van Ette. Ondanks dat denkt hij dat zijn fractie ermee in kan stemmen. De heer Schrama gaat een amendement indienen over de reikwijdte van de verordening, want hij mist het onderwerp duurzaamheid. De heer Hartlief complimenteert het college met het goede voorstel vooral vanwege de positieve financiële consequenties voor de gemeente. Hij vraagt of de gemeente niet ook moet overgaan naar een verantwoordingsniveau op basis van goed gedrag. Hij overweegt een motie. De heer Veldkamp vindt het een mooie en duidelijke subsidieverordening. Spreker is het eens met de voorstellen omtrent de Balkenendenorm. Hij geeft het college in overweging om daar waar het gaat om de verantwoording van subsidies tussen de 5000 en 50.000 euro in ieder geval om een samenstellingsverklaring te vragen. De heer Koek verzoekt de commissie om in het vervolg de vragen van tevoren te stellen. Hij vindt het een prima verordening. Maar hij zet wel een kanttekening bij de Lenferinknorm omdat het een
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
9
voorbeeld is van het handhaven van moraal in de politiek en omdat het zijns inziens een overbodige bureaucratische exercitie is. Wethouder Strijk dankt de commissie voor de complimenten. Als antwoord op de vraag van mevrouw Borst geeft de wethouder aan dat de gemeente inderdaad het voorschot gaat terugvorderen. Als een partij niet voldoet om binnen dertien weken activiteiten- en financiële overzichten te geven dan wordt het op nul vastgesteld en in dat geval wordt het voorschot teruggevorderd. Wat betreft duurzaamheid geeft de wethouder aan dat bij artikel 2 alle beleidsterreinen zijn afgedekt waarop gesubsidieerde instellingen bezig zijn en binnen al die terreinen kan er duurzaam gewerkt worden. Het vragen om een samenstellingsverklaring is overwogen, maar het college heeft besloten dit niet te doen vanwege de kosten voor de subsidievragende organisatie. In reactie op de heer Koek zegt de wethouder dat het college bij het inzetten van publiek geld minimaal een afweging moet maken of bij die gesubsidieerde instellingen mensen een hoger salaris verdienen dan de norm die het college heeft gesteld. Voorafgaand aan de raadsvergadering komt de wethouder met meer informatie over dit onderwerp. De voorzitter vraagt de commissieleden om hun opvatting over de Balkenendenorm. Mevrouw Borst zegt dat ze het symboolpolitiek vindt en gaat ermee terug gaat naar haar fractie. De heer Hartlief vindt het een sympathiek idee. Wel vraagt hij zich af of de PvdA over de gevolgen heeft nagedacht en hij is bang dat organisaties met relevante maatschappelijke doelstellingen buiten de boot vallen door het instellen van de Balkenendenorm. De heer Van Ette erkent dat dat gevaar bestaat en daarom wordt er een hardheidsclausule geïntroduceerd voor het geval het onbillijk of onwenselijk is dat aan de norm wordt vastgehouden. De heer Koek reageert op de in zijn ogen inconsequente instelling van de PvdA met betrekking tot hardheidsclausules. De heer Van Ette zegt dat de hardheidclausules alleen gelden voor niet-regulier werk. De heer Rademaker doet de suggestie om de ingewikkelde percentageregeling te vervangen door een simpele rekensom. Elke euro die iemand verdient boven de Lenferinknorm wordt gekort op de subsidie van die organisatie. Spreker zegt een amendement te overwegen. De voorzitter sluit deze discussie en vervolgt de discussie met het voorstel van de heer Hartlief dat instellingen die goed presteren minder verantwoording hoeven af te leggen. De heer Van Ette vindt het gevaarlijk om de controle te verminderen bij goed gedrag omdat er vaak geen sprake is van bestuurlijke continuïteit. De heer Veldkamp vraagt zich af hoe lang een organisatie zich goed moet gedragen voordat de verantwoording minder wordt en vanaf welk subsidiebedrag dat geldt. De heer Hartlief zegt dat het hem ging om het uitspreken van het gevoel en dat hij de invulling graag aan de wethouder overlaat. De wethouder zegt dat hij niet achter het voorstel van de heer Hartlief staat omdat hij verantwoording in alle gevallen belangrijk vindt, ook als een organisatie goed functioneert. De heer Van Ette vraagt hoe het college aankijkt tegen het invoeren van de Balkenendenorm. De wethouder reageert door aan te geven dat hij wil uitzoeken welke problemen hij voorziet bij het instellen van een hardheidsclausule in bijzondere gevallen. Als reactie op de vraag van mevrouw Borst over het delen van de uitkomst van de steekproefsgewijze controle stelt de wethouder dat hij dat zeker gaat delen. De voorzitter zegt dat het antwoord van het college met betrekking tot de duurzaamheid al bekend is. Hij vraagt of er een amendement of motie met betrekking tot dit onderwerp wordt ingediend. De heer Schrama zegt dat hij een amendement gaat indienen als signaal dat duurzaamheid ook voor Leiden belangrijk is. De heer Rademaker staat achter het idee en voegt toe dat er dan deelverordeningen moeten komen. De wethouder zegt dat hij dacht dat duurzaamheid was afgedekt maar dat hij is bereid te gaan kijken of het wellicht een apart beleidsterrein is. De voorzitter stelt voor om op basis van een erratum of eventueel een amendement te gaan stemmen en niet opnieuw de discussie te voeren. De heer Van Ette gaat een amendement indienen met het onderwerp het verplicht gebruik van groene stroom voor organisaties die subsidie krijgen. Mevrouw Borst staat hier niet achter. De heer Keuning vindt het een sympathiek idee, maar staat niet achter de invoering ervan. De heer Rademaker vindt het eveneens een sympathiek idee, maar twijfelt en neemt het mee terug naar de fractie. De heer Veldkamp vraagt zich af of het niet strijdig is met de Europese regels.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
10
Mevrouw Sandriman zegt bang te zijn dat de gemeente dan de groene stroom gaat subsidiëren. De heer Koek vindt het voorstel sympathiek maar vindt niet dat het in een verordening opgenomen moet worden. De voorzitter sluit de discussie met de vaststelling dat het in de komende raadsvergadering in elk geval over de Balkenendenorm zal gaan en over duurzaamheid. 9.
RV 11.0075 Beleidskader Winkelvoorziening Binnenstad
De voorzitter begint dit agendapunt met de standpuntbepaling van de commissieleden en een inventarisatie van de discussiepunten. De heer Rademaker vindt het een goed voorstel. De heer Gubbens vindt het een goede beleidsnota. Hij benoemt twee discussiepunten, ten eerste de financiën en ten tweede het stationsgebied. Volgens hem zit er geen structureel geld bij deze nota en zijn vraag is hoe proactief accountmanagement, bijeenkomsten vanuit het Programma Binnenstad, de kennis- en kundebijeenkomsten en de bijeenkomsten in het kader van de vergrijzing van winkeliers bekostigd gaan worden. Het laatste punt is een extra idee waarvan hij zich afvraagt of de wethouder hierachter kan staan. Het gaat om een bijeenkomst waarbij overheden, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen samenkomen, zodat jonge mensen gestimuleerd worden om ondernemer te worden. Wat betreft het stationsgebied vraagt hij zich af of concurrentie van het kernwinkelgebied met het stationsgebied wel verstandig is. Hij kan achter het ‘grab en go’-concept staan, maar vindt dat het college ten aanzien van andere winkels kritisch moet zijn. Hij doet de suggestie een ‘watch outcommissie’ in te voeren. De heer Keuning vindt het belangrijk dat Leiden zijn eigenheid behoudt in het winkelaanbod. Het college spreekt over het kernwinkelgebied en het zwerfmilieu. Hij zou graag de term zwerfmilieu ter discussie stellen. Spreker pleit voor het behoud van dat unieke winkelaanbod omdat dat minstens zo belangrijk is als grote winkelketens. In het kader van de koopzondag verwacht hij van een ieder die positief is over de kleine ondernemer dat die achter de CU gaat staan met betrekking tot de bescherming hiervan. De heer Schrama vindt het een goed stuk en heeft nog een aantal vragen. Hij bespeurt de wens om grote winkelketens naar Leiden te krijgen en vraagt zich af wat Leiden gaat doen als andere gemeenten in de omgeving dat ook willen. Hij vraagt de wethouder of deze bereid is tot afstemming met omliggende gemeenten en winkelketens. Hij ziet veel aandacht voor de hoger opgeleide veertigplusser en vraagt zich af of er ook aandacht is voor andere groeperingen. Hij bepleit een gevarieerd aanbod. Als laatste vraagt hij de wethouder of deze bereid is om te streven naar hogere percentages bezoekers in het ov. De heer Van Ette vindt het een prima plan en heeft twee punten. De PvdA steunt niet het plan om de Nieuwe Rijn en de Botermarkt bij het kernwinkelgebied te betrekken omdat panden dan verheeld kunnen worden en kleine pandjes aantrekkelijker zijn dan grote panden. Wat betreft de aanloopstraten gaat het vooral om het feit dat deze straten gevuld zijn. Een gemengde bestemming op alle aanloopstraten zou veel lege winkelpanden kunnen opleveren. Hij pleit voor een gefaseerde inrichting van de aanloopstraten. De heer Dirkse vindt het een prima beleidskader. De VVD-fractie is wel voor het betrekken van de Nieuwe Rijn en de Botermarkt bij het kerngebied en vraagt zich af wat de wethouder hiervan vindt. De VVD-fractie onderstreept met klem de kanttekening van het centrummanagement dat zonder een gedegen oplossing voor de parkeerproblemen en bereikbaarheid geen enkel plan van dit soort zal slagen. Mevrouw Sandriman zegt dat het CDA het eens is met het beleidskader. Het CDA pleit voor uniformiteit vanaf het stationsgebied richting de Breestraat en de Haarlemmerstraat, bijvoorbeeld qua verlichting en straatmeubilair. In het gebied moet men elkaar niet beconcurreren maar versterken. Spreekster is het eens met de heer Schrama wat betreft diversiteit qua aanbod voor diverse doelgroepen. De vraag aan de wethouder is hoe het college omgaat met verheling. De heer Veldkamp vindt het een goed kaderstellend verhaal. Hij staat achter het uitgangspunt dat de markt zijn werk moet doen. Hij is niet zo bang dat de panden aan de Botermarkt en Nieuwe Rijn verheeld zullen worden. Hij denkt dat de gemeente qua aanbod niet zoveel kan sturen en is het eens met het standpunt over de bereikbaarheid. Als laatste doet hij een voorstel voor een technische correctie van de tekst.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
11
De heer Leeuwrik Nieborg zegt dat GroenLinks zich kan vinden in wat er voorligt. Spreker hoopt dat, ook in het kader van de werkgelegenheid, het lukt om meer winkels naar Leiden te halen. De wethouder reageert op de vraag van de heer Gubbens over de financiële omissie in het plan. Hij zegt dat er inmiddels veel geld gereserveerd is voor allerlei activiteiten in het programma Binnenstad of ook in de bijdrage aan het centrummanagement. Begin november wordt er een bijeenkomst georganiseerd voor grotere winkelketens en nationaal opererende makelaars die Leiden nog niet in het vizier hebben. Een dergelijke bijeenkomst wordt vanuit het programma Binnenstad betaald. Als reactie op de vergrijzing zegt de wethouder dat er beleid is en tal van activiteiten zijn om startende ondernemers te begeleiden en te enthousiasmeren. Een belangrijk vraag is of de nieuwe winkels rondom het gebied van het Centraal Station een parasiterende werking gaan hebben op de binnenstad. De wethouder verwacht dit niet omdat beperkte grootschalige detailhandel juist ondersteunend kan zijn aan de kleine detailhandel. Hij ziet het juist als een kans in het verbinden van een bronpunt in de stad met de rest van het winkelgebied. Reagerend op de heer Schrama zegt de wethouder dat in de nota een verrassend aanbod juist wordt toegejuicht. Ook wil hij alle manieren om in de binnenstad te komen faciliteren, zowel met het ov, als op de fiets en met de auto. Als reactie op de heer Van Ette vertelt hij dat de Nieuwe Rijn en de Botermarkt bij het zwerfmilieu horen. Juist op het punt van verheling doen de locaties mee met de regelgeving van het kernwinkelgebied. En zijns inziens draagt dat bij aan de doorbloeding en doorstroming van een dergelijk winkelgebied, met behoud van de historische waarde. In het kader van de aanloopstraten en het toekennen van andere functies, zoals wonen, moet er goed gekeken worden naar de toepasbaarheid. Het is niet per definitie de bedoeling dat er overal dubbele functies worden gecreëerd. Herkenbaarheid van het gebied is belangrijk, dus een uniforme uitstraling zoals het CDA bepleit, daar staat het college achter. Actief inzetten op verheling gebeurt in die zin dat er bijvoorbeeld in de bijeenkomst van november op de mogelijkheid zal worden gewezen. De keuze om zich te vestigen in Leiden is in eerste instantie een keuze van de winkelketen zelf. De wethouder is ervan overtuigd dat het mogelijk is om via informatieve bijeenkomsten beleggers, investeerders en winkelketens te verleiden om zich in Leiden te vestigen. De gemeente moet kaders stellen maar zich ook proactief op de markt profileren als gunstige vestigingsstad voor bedrijven. De voorzitter vraagt aan de commissie of er moties en amendementen worden overwogen. De heer Van Ette overweegt een amendement met betrekking tot de Botermarkt en de Nieuwe Rijn, maar gaat hier eerst mee terug naar de fractie. De heer Dirkse overweegt eveneens een amendement met betrekking tot de Botermarkt en de Nieuwe Rijn. De heer Gubbens overweegt een amendement vanwege het ontbreken van geld bij het beleidskader. De D66-fractie gaat ook een motie indienen waarbij het college wordt verzocht alle behandelde punten waar financiële dekking voor nodig is, in het voorjaar te gaan evalueren. Het verzoek wordt om vervolgens die evaluatie te betrekken bij de Perspectiefnota, met als doel om daar structureel geld voor beschikbaar te stellen. Wat betreft de concurrentie met het stationsgebied overweegt de D66fractie naar aanleiding van de uitkomst van de discussie in de commissie Ruimte en Regio een motie of amendement. De heer Keuning interrumpeert en wijst de heer Gubbens op een tegenstrijdigheid. Bij de vorige begroting is er 100.000 euro extra voor het centrummanagement vrijgemaakt, zonder concreet plan. Het college heeft een plan gemaakt en daar geld aan uitgegeven en nu zegt de heer Gubbens dat er geen geld bij zit. De heer Gubbens zegt dat dit eenmalige geld gericht was op actiegerichte campagnes voor winkeliers. In dit stuk gaat het om proactief accountmanagement. Hij geeft toe dat een gedeelte van die 100.000 euro wordt gebruikt om de accountmanager te bekostigen. Voor de kennis- en kundebijeenkomsten en de ‘school meet retailbijeenkomsten’ is geen geld beschikbaar. De voorzitter verzoekt de commissie uiterlijk dinsdag 11 oktober om 10.00 uur duidelijkheid te verschaffen over het indienen van moties en amendementen en de teksten naar iedereen te versturen. De wethouder wil nog meegeven aan de VVD-fractie dat de Botermarkt en de Nieuwe Rijn al kerngebied zouden moeten heten. De activiteiten horen bij het zwerfmilieu. Dit is geen diskwalificatie maar voor het college een indicatie welk type regelgeving eraan vastzit. Hij verzoekt de heer Dirkse dit punt mee te nemen naar zijn fractie. Hij voegt toe dat de term zwerfmilieu een professionele term is, die veel wordt gebruikt.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
12
De voorzitter constateert dat er nog een aantal voorstellen komen, maar dat de discussie voor een zeer belangrijk deel is gevoerd. Hij sluit de vergadering om 23.30 uur.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
13
Verslag van de vergadering van de raadscommissie Werk en Financiën, gehouden op dinsdag 11 oktober 2011 als vervolg op de vergadering van 6 oktober in het stadhuis te Leiden.
Aanwezig: Leden commissie:
De heer M. Dirkse (VVD), de heer R.J. van Ette (PvdA), de heer T. Gubbens (D66), de heer M. Keuning (CU), de heer P. Kos (GroenLinks), de heer P. van Meenen (D66, voorzitter), de heer L. Rademaker (SP), mevrouw J. Sandriman (CDA), de heer Y. Strijtveen (CDA), de heer D. Veldkamp (SLO), de heer D. de Vos (PvdD) en mevrouw M. van Wijk (VVD)
Afwezig: Leden college Commissiegriffier: Insprekers: Notulist:
Mevrouw A. van den Boogaard (PvdA) en mevrouw P. Borst (VVD) Mevrouw R. van Gelderen Mevrouw A.M. Heijnen Geen De heer P.L. van Dijk (Notuleerservice Nederland)
10.
Conceptbegroting Servicepunt71
De voorzitter deelt mee dat deze vergadering een voortzetting is van die van 6 oktober 2011. Ook de leden van de Commissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid zijn hiervoor uitgenodigd. De raad wordt gevraagd om een positief advies uit te brengen aan het Algemeen Bestuur (ab) van Servicepunt71 over de ontwerpbegroting 2012-2015. Er kunnen eventueel wensen en bedenkingen via een amendement aan het raadsbesluit worden toegevoegd, maar er zal geen brief met wensen en bedenkingen aan het ab gestuurd worden. Als er algemene wensen en bedenkingen zijn, kunnen die door middel van een motie aan het college worden kenbaar gemaakt. De commissieleden krijgen de gelegenheid om hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken. De heer Kos vindt het niet verstandig om te proberen te sturen op de begroting naar aanleiding van de actualiteiten rondom het Servicepunt71. Het Servicepunt71 is een belangrijk onderdeel van de op handen zijnde bezuinigingsoperatie. Voor GL is het van groot belang dat de wethouder haar vertrouwen in die taakstelling uitspreekt. Zijn fractie heeft geen wensen of bedenkingen die per amendement ingediend zouden kunnen worden. Voor de fractie van de heer Veldkamp had de begroting schriftelijk afgedaan kunnen worden, maar dat is helaas niet mogelijk gebleken. Vanwege de commotie rondom een artikel in het Leidsch Dagblad wordt deze extra avond belegd, omdat de vragen die door de VVD waren gesteld niet tijdig beantwoord konden worden. Dit had echter apart geagendeerd moeten worden. De begroting geeft voor zijn fractie geen aanleiding tot nadere opmerkingen en kan als hamerstuk naar de raad worden doorgeleid. Mevrouw Van Wijk zegt dat een jaar geleden het plan van aanpak is besproken. Het bleek een mooi plan te zijn waarbij ongeveer 4,5 miljoen euro per jaar bespaard zou kunnen worden. De VVD betwijfelt echter of dit bedrag gehaald wordt, omdat er nog geen antwoord is gegeven op de vraag over de werkelijke inkoopvoordelen. Om die reden zal de VVD een amendement indienen. De gemeenschappelijke regeling zal daarin opgedragen worden om bijzondere aandacht te schenken aan het behalen van inkoopvoordelen vanwege de ongeveer 80% besparing die is voorgesteld. De VVD maakt zich tevens zorgen over het feit dat het college niet kan garanderen dat de 4,5 miljoen euro gehaald gaat worden. Kan het college zijn vertrouwen uitspreken dat dit bedrag wel gehaald wordt? Er is sprake van een resultaatverbintenis van 4,5 miljoen euro en een inspanningsverplichting van alles wat daar bovenop ligt. De heer Strijtveen sluit zich aan bij de woorden van de heer Kos en de zorgen die zijn geuit door mevrouw Van Wijk. Zou er niet beter een motie ingediend kunnen worden? Het CDA ziet die met belangstelling tegemoet.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
14
De heer Keuning sluit zich ook aan bij de vorige sprekers. Het zou goed zijn als het college eens bevestigde dat de bezuiniging wordt gerealiseerd. De heer Rademaker denkt er precies zo over als de CU. De heer Van Ette zegt dat hij liever had gezien dat de begroting in de commissie L&B zou zijn behandeld omdat die daar thuis hoort. De PvdA deelt de zorg voor de taakstelling die de VVD heeft geuit omdat het af en toe voorkomt dat in de Bestuursrapportage kan worden gelezen dat de taakstelling niet gehaald wordt en/of voorgesteld wordt om die taakstelling maar te schrappen. De vermelde 4,5 miljoen euro is taakstellend en moet gehaald worden. Er bestaan bij de PvdA zorgen om de minder afgenomen diensten door de aangesloten gemeenten. Als er niet genoeg wordt afgenomen, zal de dienstverlening van het Servicepunt71 uitgekleed worden en daardoor onder druk komen te staan. Alle gemeenten zullen moeten bezuinigen en de inkoop speelt daarbij een cruciale rol. Het is niet de bedoeling dat er op termijn geld bijgelegd moet worden. Daarnaast zijn er zorgen over de personele zaken. Ondanks de geruststellende woorden in de brief aan de toekomstige medewerkers dat het personeel al op een lijn met het college zou zitten, ziet de PvdA toch een bedreiging voor een succesvolle start van het Servicepunt71. De heer Gubbens noemt een aantal geruchten waarvan niet duidelijk is of die juist zijn: o De directeur van het Shared Servicecentrum zou geen kamer in het Tweelinghuis willen betrekken omdat dit beneden zijn stand zou zijn. o Er ontbreken procesbeschrijvingen voor de werkzaamheden waardoor de geplande besparingen problemen op zouden kunnen leveren. o De onrust onder het personeel zou dermate groot zijn dat de start met een half jaar zou moeten worden uitgesteld. o Leiden zou deelnemen aan het eerste Shared Servicecentrum van Nederland waarin financiële en juridische zaken worden ondergebracht. Het wiel moet daardoor opnieuw worden uitgevonden. De voorzitter vraagt of de wethouder moet ingaan op de geruchten. De heer Gubbens antwoordt dat hij dat aan de wethouder overlaat. Bij interruptie vraagt de heer Van Ette of geciteerd wordt uit de Privé, of dat er opmerkingen gemaakt worden die door de wethouder beantwoord moeten worden. De tijd is te kostbaar om over geruchten te gaan discussiëren. De heer Gubbens vraagt of de wethouder op de geruchten wil reageren. Punten van zorg zijn de onrust onder de werknemers vanwege hun functiewaardering en de 19,5 miljoen euro die naar het centrum zal gaan. Het is de vraag of alles wel goed komt. In het jaar 2013 vindt er een herijking plaats. Is dit niet aan de late kant? D66 meent dat er eerder tussenrapportages zouden moeten plaatsvinden. Bij interruptie merkt de heer Keuning op dat de heer Gubbens over een persoon heeft gesproken. Dit is niet gebruikelijk als die persoon niet aanwezig is en zich daardoor niet kan verdedigen. De voorzitter laat een reactie hierop aan de wijsheid van de wethouder over. Met betrekking tot het indienen van een amendement of motie zegt mevrouw Van Wijk het belangrijk te vinden dat het ab van de gemeenschappelijke regeling hoge prioriteit geeft aan het behalen van de inkoopvoordelen. Het gaat niet om het vertrouwen, maar om het feit dat de inkoopvoordelen het grootste deel van de besparing omvatten. De inkoopvoordelen zijn direct gekoppeld aan het behalen van de 4,5 miljoen euro besparing. Daarnaast deelt de VVD de zorgen van de PvdA over het personeel. Wethouder Van Gelderen zegt dat het belangrijk is dat er vertrouwen is in de financiën maar tevens ook dat er onderling vertrouwen is bij het personeel. Helaas doen er vele geruchten de ronde. De afgelopen maanden is er zwaar op ingezet om daar waar het vertrouwen was verloren, dat te herwinnen door de medewerkers goed en eenduidig te informeren en naar hen te luisteren. De wethouder heeft het idee dat de organisatie nu op de goede weg is om het Servicepunt71 te kunnen starten in januari 2012. Het is een ingewikkeld traject dat doorlopen moet worden om vanuit vier gemeenten een nieuwe organisatie te gaan vormen. In de afgelopen periode is er redelijk veel weerstand ervaren, maar doordat er hard aan de organisatie is gewerkt heeft dit ook tot goede resultaten geleid. Tijdens de regelmatige bijeenkomsten met het personeel was te constateren dat zij blij waren dat er naar hen werd geluisterd en dat er, waar mogelijk, aanpassingen werden doorgevoerd. Het vertrouwen dat bij een deel van het personeel niet groot was, is hiermee stap voor stap weer teruggewonnen. Omdat er per januari 2012 een nieuwe organisatie ontstaat, is het vrijwel onvermijdelijk dat er onzekerheden zijn en ook nog zullen komen. De rol van de bijzondere or is
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
15
belangrijk en het is plezierig te constateren dat er met hen (weer) samen wordt opgetrokken om het Servicepunt71 te gaan realiseren. Met betrekking tot de geruchten zegt de wethouder dat die haar ook hebben bereikt, maar dat het inderdaad geruchten zijn. Als er echte zorgen worden geuit, worden die besproken met de betrokkenen. Het is van belang dat de geruchten onderscheiden worden van de werkelijke zaken die aan de orde zijn. Onrust kan hierdoor vermeden worden. De begroting is een uitwerking van het bedrijfsplan. Er zijn geen aanwijzingen dat er risico’s gelopen gaan worden, of dat de inkoopvoordelen minder gunstig zouden uitpakken dan oorspronkelijk is geschat. Voor de wethouder was er dan ook geen reden om de raad te informeren over mogelijke tegenvallers. Het belang van een goede inkoop is goed onderkend. Doordat daar al een jaar eerder mee is begonnen, kan nu al gezien worden wat deze inkoop positief oplevert. Er ontstaat meer deskundigheid en meer centralisatie. Bij interruptie vraagt mevrouw Van Wijk of het juist is dat er sprake is van een vertraging bij het behalen van de inkoopvoordelen. Wethouder Van Gelderen ontkent dit. De SLO heeft gesuggereerd dat de begroting nu is geagendeerd vanwege de actualiteit. Ook dit is onjuist. Het onderwerp staat nu op de agenda, zoals dat ook in de omliggende gemeenten is gebeurd. Immers, alle betrokken gemeenten moeten de begroting goedkeuren voordat die op 15 november 2011 naar de provincie gaat. De heer Veldkamp heeft bedoeld dat de begroting geagendeerd stond voor vorige week donderdag, maar dat de behandeling toen is uitgesteld vanwege vragen van de VVD die niet op tijd konden worden beantwoord. Over de begroting heeft de SLO weinig opmerkingen, maar over de commotie die is ontstaan en de reactie daarop had een apart agendapunt moeten komen. De voorzitter zegt dat als een fractie meent dat er iets geagendeerd moet worden, dit kan worden gevraagd. Wethouder Van Gelderen zegt dat het de bedoeling is dat er in het jaar 2013 een herijking plaatsvindt. Daar tussendoor verschijnen er vier en acht maandelijkse rapportages. Hoe meer ervaring er op termijn wordt opgedaan, hoe beter de herijking voorbereid kan worden. De heer Gubbens vraagt of de raad de tussenrapportages toegezonden krijgt. Wethouder Van Gelderen antwoordt dat het aparte rapportages van het Servicepunt71 betreft, die de raadsleden ook zullen ontvangen. Mevrouw Van Wijk vraagt wat de wethouder van het standpunt van de VVD vindt dat er een resultaatverplichting is van 4,5 miljoen euro en een inspanningsverplichting van meer. Wethouder Van Gelderen antwoordt dat alles op alles gezet wordt om de inkoopvoordelen te behalen. Daarnaast zal ook veel energie gestoken worden in het opzetten van de nieuwe organisatie. Deze twee zaken zullen in de opbouwfase gelijk op moeten lopen. Er zal een kwalitatief goede organisatie moeten komen, waardoor er in eerste instantie ook extra inzet van personeel is om dat goed vorm te kunnen geven. Als de organisatie na een aantal jaren op orde zal zijn, kan die extra inzet verminderd worden. Bij interruptie merkt de heer Van Ette op dat de wethouder zegt dat het financieel goed gaat, maar dat er toch een veiligheidsklep wordt ingebouwd. Aan het eind van het jaar moet er toch 4,5 miljoen euro bespaard zijn? Wethouder Van Wijk zegt geen veiligheidsklep in te bouwen omdat zij een voorbehoud zou maken dat er minder opbrengsten zouden zijn dan geschat. Een veiligheidsklep is wel ingebouwd doordat zij voldoende aandacht aan de opbouw van de organisatie wil besteden. Met betrekking tot de 4,5 miljoen euro zegt de wethouder dat er nu geen indicaties zijn dat er een voorbehoud gemaakt zou moeten worden in relatie tot de taakstelling. Het is een nieuwe organisatie en daarbij horen de risico’s zoals die staan beschreven. De voorzitter concludeert dat een aantal partijen het vertrouwen terugwil. Dient de VVD nog een amendement in? Mevrouw Van Wijk zegt gerustgesteld te zijn door de woorden van de wethouder voor wat betreft het terugwinnen van het vertrouwen. Niettemin overweegt zij om een amendement of een motie in te dienen over de aandacht voor de inkoopvoordelen. Het is belangrijk dat hierdoor, ook naar de andere gemeenten toe, een signaal wordt afgegeven. De voorzitter zegt dat dit in de vorm van een amendement zou moeten. Wethouder Van Gelderen zegt dat een amendement of motie beter ingediend kan worden bij de bespreking van de eigen begroting.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
16
Mevrouw Heijnen weet dat, als de wensen of bedenkingen op het huidige raadsvoorstel betrekking hebben voor het ab van het Servicepunt71, die nu ingediend moeten worden op dit raadsvoorstel. Er is ook een mogelijkheid voor het indienen van een motie aan het college. Dat kan nu of bij de begroting ingediend worden. Mevrouw Van Wijk heeft begrepen dat de wethouder een slag om de arm houdt door niet alles op één (onverstaanbaar) te zetten. Tweede termijn De heer Van Ette is voor dit moment voldoende gerustgesteld. Afhankelijk van de tekst zal de PvdA het amendement of de motie van de VVD steunen. De heer Gubbens kan zich voorstellen dat er bij de oprichting van een Shared Servicecentrum ophef ontstaat en dat de onrust binnenkort uit de lucht is. Er bestaat volledig vertrouwen in de wethouder. Met betrekking tot het amendement heeft hij het idee dat dit voor de Bühne is. Bij interruptie wijst mevrouw Van Wijk erop dat het niet voor de Bühne is, maar voor de gemeenschappelijke regeling. De heer Kos constateert dat er een dappere wethouder aanwezig is die hij complimenteert met de zorgvuldigheid waarmee het proces wordt gevolgd. GL gaat ervan uit dat de voorgestelde bezuinigingen ook worden gehaald. Het voorstel van de VVD noemt hij mank omdat er zonder gemotiveerde medewerkers ook geen inkoopvoordelen behaald kunnen worden. Hieraan wordt in het amendement geen aandacht besteed. Een amendement indienen is, gezien de toezeggingen van de wethouder, overbodig. De heer De Vos zal over het steunen van het amendement van de VVD nog nadenken. De raad hoeft zich niet bezig te houden met bedrijfsvoering. Om de 4,5 miljoen euro te behalen moet een inspanningsverplichting voldoende zijn. Waarom zou een wethouder op dit beleidsterrein wel hard afgerekend moeten worden en op andere terreinen niet? Mevrouw Van Wijk zegt dat zij met haar amendement bedoelt dat het duidelijk is dat Leiden aangeeft dat een van de hoogste prioriteiten het behalen van de inkoopvoordelen is, die 70% tot 80% van de opbrengsten uitmaken. Uiteraard gebeurt dat met en door de medewerkers. De heer Kos vraagt zich af wat de VVD vanavond heeft gehoord dat haar doet twijfelen aan de inzet van het college op dit punt. De heer De Vos zegt de tekst van het amendement af te wachten. Het is evident dat de gemeenschappelijke regeling bestaat bij de gratie van de inkoopvoordelen. Het is de vraag of daar een claim voor opgelegd moet worden. Mevrouw Van Wijk zegt dat zij niet twijfelt aan de inzet van het college. De gemeente krijgt te maken met een ingewikkeld proces dat veel onrust kan veroorzaken, terwijl met de inkoopvoordelen de gewenste besparing gehaald kan worden. Het gaat er niet om dit college aan te sporen, maar om ook de drie andere gemeenten op het juiste pad te houden. De heer Van Ette zegt dat het belangrijk is dat door de opname van het amendement ook de andere colleges op de hoogte gebracht worden van de opvatting van de Leidse raad. De heer Gubbens heeft begrepen dat het de VVD om een inspanningsverplichting gaat die in het voorstel opgenomen moet worden ten aanzien van de inkoop. Mevrouw Van Wijk zegt dat de VVD wil dat de primaire focus ligt op het behalen van de inkoopvoordelen. De heer Veldkamp is blij met de antwoorden van de wethouder. De heer Van Ette heeft het juist als hij zegt dat vier gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling de opdracht hebben gegeven om onder andere tot inkoopvoordelen te komen. De SLO zal het amendement steunen. De heer Strijtveen vindt het een goede zaak dat de VVD door middel van een amendement een duidelijk signaal afgeeft aan de andere gemeenten dat Leiden de inkoopvoordelen een belangrijk punt vindt. Vermoedelijk zal het CDA het amendement steunen. De heer Keuning zegt niet warm te lopen voor het amendement, omdat ook andere zaken, zoals werknemerstevredenheid en de kwaliteit van werken, zeer belangrijk zijn. Hij zal nog met zijn fractie overleggen. De heer Rademaker loopt eveneens niet warm voor het amendement, al is het idee goed. Het is een complexe operatie die uitgevoerd gaat worden en die over jaren loopt. Het is juist daarom dat er niet extra eisen gesteld moeten worden. De brede focus die het college op dit proces heeft is voldoende. Afhankelijk van de tekst van het amendement zal de SP oordelen of zij het zal steunen.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
17
De voorzitter constateert dat er weinig tijd is voor de fracties om over het amendement te overleggen omdat er aanstaande donderdag raadsvergadering is. Er mag van uit worden gegaan dat de VVD een amendement in zal dienen. De tekst zal hiervoor snel aangeleverd moeten worden. Mevrouw Van Wijk zal haar uiterste best doen om voor donderdag duidelijkheid te geven over de tekst en over de steun. De voorzitter stelt vast dat de fracties akkoord gaan met de begroting en dat deze naar de raad kan worden doorgeleid. Tijdens de raadsvergadering zal daardoor kort over dit onderwerp gesproken kunnen worden. De vergadering wordt om 20.50 uur beëindigd.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
18
Lijst van toezeggingen. Agendapunt 6. 1. De wethouder informeert de commissie over de activiteiten van het college met betrekking tot sociale activering. 2. De wethouder informeert de commissie over de tevredenheid van cliënten van reguliere reintegratiebureaus. 3. In de jaarrekening wordt gerapporteerd welk beroep op het meldpunt is gedaan. 4. De wethouder verstrekt kwalitatieve informatie over de gesprekken tussen de casemanager en klanten. Agendapunt 7. 5. De commissie wordt geïnformeerd over behaalde en niet behaalde mijlpalen tezamen met de maandelijkse rapportage over het szwNET. Agendapunt 8. 6. De commissie krijgt meer informatie over de normen in de Algemene Subsidieverordening. 7. De wethouder zoekt uit welke problemen hij voorziet bij het instellen van hardheidsclausules. 8. De uitkomst van de steekproefsgewijze controle wordt gedeeld.
Commissie Werk en Financiën d.d. 6 oktober 2011
19