De standaarden van het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland Versie 2.0.
Standaarden t.b.v. invoering van competentiegericht onderwijs in het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland op de programmalijnen inhoud, professionalisering en bedrijfsvoering.
Inhoud Flexibele instroom Intake Loopbaanbegeleiding Curriculum Nederlands/Rekenen-wiskunde/MVT Burgerschap Bewegingsonderwijs Formatief beoordelen Beroepspraktijkvorming Examineren en kwalificeren Interactie onderwijs/bedrijfsleven
Competent ROCvA/ROCF Bedrijfsvoering Informatievoorziening Onderwijslogistiek Groepering studenten Onderwijscatalogus Huisvesting
Professionalisering Competentieontwikkeling Teamontwikkeling Werkverdelingsmodel
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
1
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2
2. Waarom competentiegericht beroepsonderwijs in ROC van Amsterdam en ROC Flevoland?
3
3. Kenmerken Competent ROCvA en Actief Praktijk Leren.
3
4. Indeling van de standaarden:
5
5. Overzicht van de standaarden
6
6. De standaarden.
7
Instroom
Intake
Instroom
Flexibele instroom
10
Het opleidingstraject:
Loopbaanbegeleiding
11
Het opleidingstraject:
Curriculum, inhoud en vormgeving
12
Het opleidingstraject:
Nederlands / rekenen - wiskunde / moderne vreemde talen 13
Het opleidingstraject:
Burgerschap
14
Het opleidingstraject:
Bewegingsonderwijs
15
Het opleidingstraject:
Formatief beoordelen
15
Het opleidingstraject:
Beroepspraktijkvorming
16
Uitstroom
Examineren en kwalificeren
17
Relatie met het bedrijfsleven:
Interactie onderwijs – bedrijfsleven
18
Bedrijfsvoering
Informatievoorziening
19
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek. Groepering van studenten
19
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek. Onderwijscatalogus
20
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek Onderwijsplanning
21
Professionalisering
Competentieontwikkeling
22
Professionalisering
Teamontwikkeling
23
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
9
2
1. Inleiding Standaardisering bij de invoering van competentiegericht onderwijs in ROCvA en ROC F Het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland zijn bezig het beroepsonderwijs competentiegericht in te richten. Per september 2010 zijn vrijwel alle nieuwe studenten gestart met een competentiegerichte opleiding. Besloten is om voor deze veranderingsoperatie standaarden te formuleren voor het gehele ROCvA en voor geheel ROC F. In het ROC van Amsterdam zijn de standaarden in eerste instantie opgesteld door de regiegroep competent ROCvA, in Flevoland komt de standaardisering tot stand via het programma Actief Praktijk Leren. De standaarden fungeren als richtlijn voor de teams bij de vormgeving van de onderwijsvernieuwing. Naast richting geven is het de bedoeling dat er een inspirerend en uitdagend effect vanuit gaat. De keuze voor het formuleren van standaarden is niet alleen ingegeven door de invoering van CGO. Al in een eerder stadium is hiervoor gekozen, met name vanuit het oogpunt van kwaliteitsverbetering. Het werken met standaarden moet een aantal resultaten opleveren: 1. Duidelijkheid. Het formuleren van standaarden geeft duidelijkheid voor de vormgevers van het CGO over de richting die ROCvA en ROC F kiezen bij de verschillende aspecten, bijvoorbeeld bij de loopbaanbegeleiding en de relatie met het bedrijfsleven. Ook voor de studenten en andere stakeholders geven de standaarden duidelijkheid over wat zij bij ROCvA en ROC F kunnen verwachten. Voor studenten geldt dat met name bij de vormgeving van het onderwijs, maar ook bij overstap naar een andere opleiding, een andere uitvoeringslocatie of eventueel bij het volgen van aanvullend onderwijs bij andere teams. Standaarden verschaffen ten slotte duidelijkheid en houvast aan ondersteunende diensten over wat van hen wordt verwacht. 2. Kwaliteit. Bij het formuleren van standaarden worden uitspraken gedaan over inhoud en organisatie en daarbij wordt dikwijls een minimumniveau geformuleerd. De indicatoren die bij iedere standaard worden opgesteld, maken de realisatie meetbaar. Daardoor worden de voorwaarden gerealiseerd voor systematische evaluatie en bijstelling, d.w.z. voor kwaliteitsmeting en -verbetering. Ten slotte vergemakkelijkt de standaardisering het uitvoeren van processen, zowel op onderwijskundig gebied als bij de bedrijfsvoering. 3. Flexibiliteit. Het werken volgens vaste standaarden kan de organisatie voor studenten flexibeler maken. Overstap naar een andere opleiding kan soepeler verlopen. Tussentijdse instroom of overstap kan gemakkelijker worden gerealiseerd. Er ontstaan meer mogelijkheden voor het volgen van onderwijsdelen bij een ander team. Ook de organisatie van de ondersteuning, zoals de loopbaanbegeleiding, is herkenbaar en bouwt voort op voorgaande of elders uitgevoerde activiteiten. Daarbij wordt de mogelijkheid om resultaten van eerder gevolgd onderwijs te honoreren vergroot. 4. Identiteit. Ten slotte draagt het bestaan van standaarden door de grotere herkenbaarheid bij aan de identiteitsvorming van ROCvA en ROC F zowel voor de buitenwereld als voor de studenten en de eigen medewerkers. Al werkende zal blijken in hoeverre de standaarden voldoende richting geven of juist te beknellend zijn bij de uitvoering. Bij de start van het traject in januari 2008 was niet volledig te overzien hoe scherp en tot op welk niveau met name de indicatoren moeten worden uitgewerkt en welke effecten ze met zich mee brengen. Tijdens de uitvoering zijn de standaarden en indicatoren beproefd en aangescherpt. In de periode van januari tot mei 2009 is door diverse groepen gewerkt aan de verdere aanscherping van de standaarden, om zo met name verdere flexibilisering mogelijk te maken. Ook zijn in een eerder stadium al aanscherpingen vastgesteld van de indicatoren die betrekking hebben op de doorstroom mbo-hbo. Tevens is een standaard (nr. 16) m.b.t. teamontwikkeling toegevoegd. Dit alles heeft geresulteerd in een nieuw document (versie 2.0.) met gedeeltelijk nieuwe standaarden, maar vooral met nieuwe indicatoren. In dit document zijn alle aanscherpingen geïntegreerd. Bij dit document horen nog de volgende stukken: o Een faseringsmodel waarin iedere standaard is geoperationaliseerd in activiteiten, geordend in vier oplopende fasen van ontwikkeling. o Een overzicht met de consequenties van de standaarden, m.n. t.a.v. bedrijfsvoering en professionalisering. o Een begrippenlijst. o Een overzicht van kaderstellende documenten. Regiegroep implementatie standaarden.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
3
2.
Waarom competentiegericht beroepsonderwijs in het ROC van Amsterdam en in het ROC Flevoland?
Bedrijven vragen van nieuwe werknemers die toetreden op de arbeidsmarkt, dat ze de werkzaamheden van het beroep goed kunnen uitvoeren. Vakkennis alleen is daarvoor niet voldoende. Tijdens het werk zijn immers tegelijk kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten nodig om goed te kunnen presteren. Ook veranderen beroepen en beroepswerkzaamheden steeds sneller. Bedrijven innoveren, nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld en nieuwe (productie)technieken en (werk)methoden worden ingevoerd. Van werknemers wordt verwacht dat ze flexibel en actief op deze veranderingen kunnen inspelen. Kwaliteit leveren, samenwerken en communiceren zijn daarbij onmisbaar. Met competentiegericht beroepsonderwijs sluiten ROCvA en ROC F aan op deze ontwikkelingen en beoogt de instellingen het onderwijs zo in te richten dat de studenten een sterke positie hebben op de arbeidsmarkt en een gewilde kracht zijn voor werkgevers. De huidige generatie studenten wordt wel aangeduid als de ‘E-generation’. Ze zijn opgegroeid in een wereld van snelle en toegankelijke digitale informatie en communicatiesystemen. Een wereld waarin individuen steeds meer eigen keuzes kunnen maken en persoonlijke voorkeuren en wensen erkend worden. Volwassen studenten willen een opleiding die direct van belang is voor hun werk en carrière en waarin hun levens- en werkervaring wordt erkend. Tegelijk is van belang in te zien dat studenten vragen om een juiste mate van structurering van het onderwijs, met duidelijke doelen en helderheid over de te behalen resultaten. ROCvA en ROC F willen bij deze ontwikkeling aansluiten door studenten de kans te geven in het onderwijs hun talenten te ontwikkelen en tegelijk de structuur te bieden die ze nodig hebben om hun talent optimaal in onderwijs en beroepspraktijk te ontplooien. Met competentiegericht onderwijs willen ROCvA en ROC F onderwijs bieden dat structurerend is, betekenisvol voor de student, recht doet aan persoonlijke wensen en ambities en de studenten meer keuzemogelijkheden geeft. De Nederlandse samenleving is open, multicultureel en dynamisch. Het onderwijs heeft de taak eraan bij te dragen dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Daarom heeft het ontwikkelen van burgerschapscompetenties en het leren van taal- en rekenvaardigheden een plek in alle beroepsopleidingen.
3.
Kenmerken Competent ROCvA/Actief Praktijk Leren
Vanaf augustus 2010 wil het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland alle beroepsopleidingen competentiegericht aanbieden. In de onderstaande tekst staat beschreven waaraan het competentiegerichte onderwijs van ROCvA en ROC F in de toekomst te herkennen is. Dit beeld van een ‘Competent ROCvA’ en ‘Actief Praktijk Leren’ is een algemene samenvatting van de standaarden en is bedoeld om alle medewerkers van ROCvA en ROC F te informeren over de inrichting van het competentiegerichte onderwijs.
Iedereen die een beroepsopleiding wil gaan volgen bij ROC van Amsterdam en ROC F krijgt een intakegesprek, eventueel aangevuld met toetsen of een assessment, waarin wordt uitgezocht welke talenten de aanstaande student heeft, wat hij/zij verder wil ontwikkelen en welke opleiding daarvoor geschikt is. De informatie uit de intake wordt naar het desbetreffende opleidingsteam gestuurd en de kandidaat-student wordt uitgenodigd om op de eerstvolgende startdatum met de opleiding te beginnen. Er zijn meerdere momenten per jaar vastgelegd waarop een student kan starten met een opleiding of kan overstappen naar een andere opleiding. In ROCvA en ROC F kan het gehele jaar door onderwijs worden gevolgd. Deze startmomenten zorgen ervoor dat iemand niet een heel jaar hoeft te wachten als hij/zij van opleiding wil wisselen. Ook ontstaat hierdoor de mogelijkheid om de opleiding te verbreden of te verrijken met een deel van een andere opleiding. Bij een overstap worden de behaalde leerresultaten meegewogen in de nieuw gekozen opleiding. Zo wordt tijdverlies en mogelijk zelfs schooluitval voorkomen. Meerdere startmomenten bieden ook een grotere flexibiliteit voor het bedrijfsleven om medewerkers te laten scholen.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
4
Iedere student die is ingeschreven bij ROCvA en ROC F krijgt een loopbaanbegeleider. Deze loopbaanbegeleider bespreekt regelmatig de voortgang van de opleiding met de student. De student legt in een portfolio vast wat hij/zij gedaan en geleerd heeft in de opleiding. De loopbaanbegeleider coacht de student bij het leren en bij het richting geven aan zijn/haar ambities. Het opleidingsprogramma is erop gericht dat de student zijn/haar talenten voor het beroep kan ontwikkelen, dat de student als burger kan meedoen aan de samenleving en na de opleiding verder kan leren. Tijdens de opleiding werkt de student samen met anderen aan integrale opdrachten of prestaties waarin het handelen in de (beroeps)praktijk centraal staat. Dat gebeurt op school en in bedrijven of instellingen. In veel opleidingen kan de student kiezen uit verschillende opdrachten of prestaties. De kennis en vaardigheden die daarbij nodig zijn, worden als ondersteunende leeractiviteiten aangeboden. Soms verplicht in de vorm van lessen, trainingen of vergelijkbare werkvormen. Vaak ook als de studenten er naar vragen. De leeractiviteiten van de loopbaanbegeleiding hebben als doel de student te leren leren en om sturing te leren geven aan de eigen loopbaan. Om goed te kunnen presteren op school en in het bedrijf, maar ook voor de doorstroom naar vervolgonderwijs, is beheersing van de Nederlandse taal en van voldoende rekenvaardigheden belangrijk. Bij alle opleidingsactiviteiten wordt daarom gewerkt aan het behalen van een goed niveau van taal- en rekenvaardigheden. Bij een deel van de opleidingen is een moderne vreemde taal onderdeel van het programma. Als de student niet zo goed is in een van de drie genoemde onderdelen, krijgt hij/zij extra ondersteuning. De burgerschapscompetenties hebben als doel om bij studenten het vermogen tot actieve participatie in de samenleving te ontwikkelen, dat wil zeggen in een beroep, in het publieke domein en in het persoonlijke leven. Net als bij de beroepscompetenties kunnen deze burgerschapscompetenties in praktijksituaties worden ontwikkeld. Waar mogelijk gebeurt dat in de context van het beroep, anders worden actuele maatschappelijke praktijksituaties gebruikt. In elk opleidingsprogramma is bewegingsonderwijs opgenomen. Er zijn (leer)activiteiten gepland waarin aandacht wordt besteed aan de aspecten van bewegen, gezond leven en ergonomie en waarbij getracht wordt studenten te enthousiasmeren voor sportbeoefening in hun vrije tijd. Tijdens de opleiding wil de student weten hoe hij/zij ervoor staat. Daarom worden studenten in alle opleidingen in staat gesteld regelmatig het bereikte niveau vast te stellen door middel van waarderingen en toetsen. Ook voor andere belangrijke betrokkenen kan het wenselijk zijn inzicht te hebben in de vorderingen van de student. In alle opleidingen zijn er momenten afgesproken waarop een overzicht van de vorderingen wordt gegeven. De student bepaalt met de loopbaanbegeleider, op basis van zijn vorderingen, hoe het vervolg van zijn/haar opleiding eruit gaat zien. Om een beroep van binnen en buiten te leren is het vanzelfsprekend dat een belangrijk deel van de opleiding in een bedrijf of instelling plaatsvindt. Het bedrijf of de instelling maakt met de school afspraken over wat de student gaat leren in de praktijk en hoe hij/zij daarbij wordt begeleid. Samen zorgen ze ervoor dat het leren op school en in de praktijk op elkaar is afgestemd. Wanneer de student in voldoende mate beschikt over de competenties die nodig zijn voor het beroep laat hij/zij in een afsluitende examenvorm zien dat hij/zij de beroepswerkzaamheden kan uitvoeren in de situatie waarin een beginnende medewerker moet functioneren. Tevens wordt, met een geëigende examenvorm, vastgesteld of de student voldoende geleerd heeft om te blijven leren, om richting te geven aan zijn/haar eigen loopbaan en om als burger mee te doen in de samenleving. Daarbij wordt onderzocht of de vaardigheden van Nederlands, de moderne vreemde taal en rekenen - wiskunde op voldoende niveau zijn. De examinering voldoet aan de landelijke standaarden en leidt tot een diploma of certificaat waarin de samenleving, het werkveld en het vervolgonderwijs vertrouwen hebben. Om een beroepsopleiding goed te laten aansluiten op de ontwikkelingen in het werkveld zijn er voortdurend contacten met bedrijven en instellingen. Deze contacten hebben te maken met de inhoud, de uitvoering en de examinering van het onderwijs, maar ook met de omvang en aard van de
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
5
werkgelegenheid en de groepen studenten die zich melden voor een beroep. De contacten zijn gericht op het gezamenlijk vormgeven van het onderwijs. Sturing geven aan de eigen leer- en loopbaanontwikkeling in een omgeving waarin de student keuzes kan maken is alleen mogelijk als de student steeds voldoende geïnformeerd is over de opleiding, de keuzemogelijkheden en zijn/haar vorderingen. Een gestandaardiseerd informatiesysteem zorgt ervoor dat de student altijd op elke plek over betrouwbare gegevens kan beschikken. ‘Leren doe je zelf maar samen met anderen.’ Bij verschillende leeractiviteiten kan het zijn dat studenten in groepen werken die wisselen van samenstelling en grootte. Dat komt doordat de groepen gevormd worden op basis van de aard van de leeractiviteit, de kenmerken van de studenten en de keuzes die de studenten zelf maken. Om aan te sluiten bij de individuele wensen van de studenten is het wenselijk dat zij leeractiviteiten kunnen kiezen. Daarvoor is het nodig dat er leeractiviteiten zijn beschreven in een onderwijscatalogus. Naarmate de catalogus verder is gevuld, kan de student leeractiviteiten kiezen van andere opleidingen. De student stelt zo met zijn/haar loopbaanbegeleider een eigen leertraject vast. De onderwijscatalogus biedt ook inzicht in de structuur van het aangeboden onderwijs door informatie over de doelen en te behalen resultaten. Docenten en andere onderwijsmedewerkers zijn deskundig in het organiseren en uitvoeren van praktijkgerichte leersituaties en in het coachen van studenten in hun leer- en ontwikkelingsproces. Ze zijn goed op de hoogte van het werkveld en van de beroepen waarvoor ze opleiden. Als lid van een onderwijsteam werken ze samen zodat alle taken rond het onderwijsproces worden uitgevoerd. Ze werken daarbij samen met het werkveld en zorgen voor een veilige en uitdagende leeromgeving in de school en in de praktijk. Om aan de voortdurend veranderende vraag vanuit het onderwijs, de studenten en het werkveld te kunnen beantwoorden, blijven ze zich ontwikkelen.
4. Indeling van de standaarden: De standaarden zijn geordend volgens de drie programmalijnen: inhoud, professionalisering en bedrijfsvoering. Binnen het gebied ‘inhoud’ zijn de standaarden eerst chronologisch geordend volgens het verloop van het onderwijsproces, namelijk de instroom, het opleidingstraject en de uitstroom, aangevuld met enkele standaarden over de organisatie van het onderwijsproces en de interactie met het bedrijfsleven. Bij ieder gebied zijn één of meer aspecten onderscheiden. Het overzicht is nog niet volledig. Zo ontbreken bijvoorbeeld bij bedrijfsvoering nog het aspecten huisvesting. In deze versie 2.0. van de standaarden zijn aanscherpingen op de formuleringen verwerkt. Gebied A: De instroom
Aspecten:
A1 A2
Intake Flexibele instroom
Gebied B: Het opleidingstraject
Aspecten:
B1 B2.0 B2.1 B2.2 B2.3 B2.4 B3
Loopbaanbegeleiding Curriculum (algemeen) Nederlands / rekenen - wiskunde / Moderne vreemde talen (MVT) Burgerschap Bewegingsonderwijs Formatief beoordelen Beroepspraktijkvorming
Gebied C: De uitstroom
Aspecten:
C1
Examineren en kwalificeren
Gebied D: De relatie met het bedrijfsleven
Aspecten:
D1
Interactie onderwijs – bedrijfsleven
Gebied E: De bedrijfsvoering
Aspecten:
Gebied F: De professionalisering
Aspecten:
E1 E2.. E2.1 E2.2 E2.3. F1 F2
Informatievoorziening Onderwijslogistiek Groepering van studenten Onderwijscatalogus Onderwijsplanning Competentieontwikkeling Teamontwikkeling
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
6
5. Overzicht van de standaarden 1. Intake ROCvA en ROC F bieden iedere kandidaat student een intake die leidt tot een advies voor een passend opleidingstraject, gebaseerd op de opleidingswens van de kandidaat, de voorgaande opleiding en werkervaring en overige relevante informatie. 2. Flexibele instroom Studenten kunnen op meerdere momenten in een schooljaar in een opleiding instromen. 3. Loopbaanbegeleiding ROCvA en ROCF bieden iedere student individuele loopbaanbegeleiding. 4. Curriculum Algemeen ROCvA en ROC F bieden ieder student mogelijkheden zijn beroepscompetenties, leer- loopbaan- en burgerschapscompetenties te ontwikkelen door integrale leeractiviteiten, ondersteunende leeractiviteiten en loopbaanbegeleiding. 5. Nederlands / Rekenen - wiskunde / Moderne vreemde talen ROCvA en ROC F bieden de student leeractiviteiten aan voor het bereiken van een adequaat niveau van rekenvaardigheden en taalvaardigheden in het Nederlands en, indien van toepassing, in een moderne vreemde taal, voor het beroep, voor het maatschappelijk functioneren en voor eventueel vervolgonderwijs. 6. Burgerschap De student ontwikkelt burgerschapscompetenties middels leeractiviteiten geïntegreerd in de beroepscontext en/of middels leeractiviteiten die aansluiten bij de leefwereld van de student. 7. Bewegingsonderwijs In ROCvA en ROC F is bewegingsonderwijs opgenomen in het onderwijs van alle studenten BOL. 8. Formatieve beoordeling ROCvA en ROCF bieden de student regelmatig inzicht in zijn/haar vordering in het leerproces om de voortgang van het proces te plannen. 9. Beroepspraktijkvorming Inhoud, organisatie en uitvoering van de beroepspraktijkvorming worden in samenspraak tussen school en bedrijven vormgegeven en uitgevoerd. 10. Examineren en Kwalificeren De examinering is gericht op drievoudige kwalificering: voor beroep, voor leren en loopbaan en voor burgerschap. 11. Interactie onderwijs – bedrijfsleven In ROCvA en ROC F is bij alle opleidingen sprake van aantoonbare interactie tussen het bedrijfsleven en de onderwijsorganisatie voor gezamenlijke ontwikkeling van inhoud en uitvoering van het onderwijs. 12. Bedrijfsvoering:
Informatievoorziening De informatievoorziening m.b.t. het onderwijsleerproces, ter ondersteuning van het CGO, is gebaseerd op gestandaardiseerde informatiesystemen. 13. Bedrijfsvoering Onderwijslogistiek, groepering van studenten Studenten worden binnen de organisatorische mogelijkheden gegroepeerd op basis van individuele leervragen en leermogelijkheden, gewenste leerroute en type leeractiviteit. 14. Bedrijfsvoering Onderwijslogistiek, onderwijscatalogus Leeractiviteiten van een opleidingstraject (in de school en in de beroepspraktijk) zijn geordend in beroepsvormende leereenheden, algemeen vormende leeractiviteiten en thematische (overige) leeractiviteiten. De beroepsvormende leereenheden, algemeen vormende leeractiviteiten en thematische leeractiviteiten zijn verzameld in een onderwijscatalogus. Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
7
15. Bedrijfsvoering Onderwijslogistiek, onderwijsplanning De onderwijsprogrammering is verdeeld in 4 gelijke periodes van 10 weken per opleidingsjaar. In elke periode zijn minimaal 220 contacturen gepland. Deze contacturen worden op school en/of op een leerwerkplek uitgevoerd. 16. Professionalisering
Competentieontwikkeling
Medewerkers van ROCvA en ROC F zijn competent op het gebied van het verzorgen van competentiegericht onderwijs, zijn flexibel, in staat in een team te functioneren, beschikken over de benodigde ICT-vaardigheden, hebben kennis van de desbetreffende branche(s), en blijven zich ontwikkelen. 17. Professionalisering Teamontwikkeling In de onderwijsteams van ROCvA en ROC F werken de medewerkers actief aan de samenwerking zodat de teamleden gezamenlijke verantwoordelijkheid en individuele betrokkenheid ervaren ten aanzien van de afgesproken doelen en resultaten van het team.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
8
6. De standaarden. Standaarden van ROCvA en ROC F t.a.v. Competentiegericht Onderwijs Gebied A:
Instroom
Intake
A1
Standaard: ROCvA en ROC F bieden iedere kandidaat-student een intake die leidt tot een advies voor een passend opleidingstraject, gebaseerd op de opleidingswens van de kandidaat, de voorgaande opleiding en werkervaring en overige relevante informatie. Toelichting: Uitval wordt soms mede veroorzaakt doordat een opleiding niet aansluit bij de capaciteiten en ambities van een student bij de start van een opleiding. Door nauwkeurig in kaart te brengen wat de capaciteiten en ambities van een student zijn, kan het opleidingstraject daar beter op worden afgestemd. Iedere kandidaat-student die een beroepsopleiding wil gaan volgen bij ROC van Amsterdam en ROC Flevoland krijgt een intakegesprek waarin wordt uitgezocht welke opleiding geschikt is, welke talenten de kandidaat-student heeft en wat hij/zij verder wil ontwikkelen. Hierbij wordt relevante informatie verzameld van voorgaande activiteiten. Zonodig worden aanvullende toetsen afgenomen. De gegevens worden na de intake naar het desbetreffende opleidingsteam gestuurd en de kandidaat student wordt uitgenodigd om op de eerstvolgende startdatum met de opleiding te beginnen. Indien de student niet direct kan beginnen, kan hij/zij deelnemen aan een instroomtraject waarin hij/zij zich voorbereidt op- of al een start maakt met de gekozen opleiding. Ook als de kandidaat-student nog niet precies weet welke opleiding of beroep hij/zij wil kiezen, kan de student aan een instroomtraject meedoen. De intake kan zowel centraal als decentraal plaatsvinden, afhankelijk van de aard van de aanmelding. Indicatoren: 1. Iedere kandidaat voor een opleidingstraject in ROC van Amsterdam en ROC Flevoland krijgt een intakeprocedure. 2. De intake leidt minimaal tot duidelijkheid over de volgende factoren: * De opleidingswens. * Vooropleiding en werkervaring. * EVC’s en EVK’s. 1 * De instroomrechten * Persoonlijke omstandigheden en kwaliteiten. * Het leervermogen en leerpotentieel van de student. * Het niveau van beheersing van het Nederlands, rekenen - wiskunde en moderne vreemde talen. 3. Bij de intake wordt gebruikgemaakt van informatie van de voorgaande school. 4. Het resultaat van ieder intakeproces is een advies voor een passend opleidingstraject in het ROC van Amsterdam of ROC Flevoland, zo nodig met aanvullende programma’s om deficiënties weg te werken, of voor verwijzing naar een ander traject buiten het ROC van Amsterdam of ROC Flevoland. 5. De resultaten van de intake worden vastgelegd in een dossier. 6. De resultaten van de intake worden ter beschikking gesteld van het opleidingsteam voor juiste plaatsing, voor inrichting van het opleidingstraject eventueel met aanvullende programma’s, en voor optimale loopbaanbegeleiding. 7. De resultaten van het intakeproces vormen de start voor het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan voor de student. 8. De intake blijft verantwoordelijk voor de kandidaat-student tot deze zich heeft gemeld bij het opleidingsteam. 9. Het basis intakeproces voor alle beroepsopleidingen in het gehele ROCvA en in geheel ROC F. staat beschreven in een procedureboek.
1
Bij EVC’s gaat het alleen om op basis van een formele EVC procedure erkende competenties.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
9
Gebied A:
Instroom
Flexibele instroom
A2
Standaard: Studenten kunnen op meerdere momenten in een schooljaar instromen in een opleiding. Toelichting: ROCvA en ROC F willen een loopbaancentrum zijn waar in principe gedurende het gehele kalenderjaar onderwijs kan worden gevolgd, waar flexibele instroom op meerdere momenten mogelijk is en waar overstap naar een andere opleiding zowel inhoudelijk als organisatorisch mogelijk is en soepel kan verlopen. Ook verbreding of verrijking van het gevolgde programma door het volgen van onderdelen bij andere opleidingen moet hierdoor mogelijk zijn. Er zijn meerdere redenen om het onderwijs op deze wijze in te richten zoals het mogelijk maken van meer individuele leertrajecten en het voorkomen van tijdverlies of zelfs schooluitval bij tussentijdse overstap. In het voortgezet onderwijs wordt momenteel geëxperimenteerd met meerdere examenmomenten. Ook dit kan leiden tot de behoefte om ook op andere momenten dan na de zomervakantie in te stromen in een opleiding. Meerdere instroommomenten bieden ten slotte ook een grotere flexibiliteit voor het bedrijfsleven om medewerkers te laten scholen. Indicatoren: 1. Alle opleidingen hebben vier startmomenten per kalenderjaar. Deze startmomenten vallen samen met de onderwijsperiodes. 2 2. Instroom en wisseling van opleiding is per periodestart mogelijk. 3. Er vindt een overdracht plaats van beschikbare studentinformatie aan het opleidingsteam waar de student start met het nieuwe opleidingstraject. 4. Resultaten uit het voorgaande traject worden zo veel mogelijk meegenomen in het nieuwe opleidingstraject.
2
Een startmoment is een moment waarop met een programmaonderdeel kan worden begonnen. Dit hoeft niet het begin van de opleiding te zijn. Bij een startmoment gaat het kortom niet alleen om nieuw instromende studenten, maar ook om studenten die bijvoorbeeld t.b.v. verrijking van hun opleiding een programmaonderdeel bij een andere opleiding volgen. In uitzonderlijke gevallen is het niet mogelijk vier startmomenten te realiseren. In dat geval kan de domeinregisseur besluiten dat een opleiding een geringer aantal aanbiedt met een minimum van twee startmomenten per kalenderjaar.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
10
Gebied B:
Het opleidingstraject:
Loopbaanbegeleiding
B1
Standaard: ROCvA en ROC F bieden iedere student individuele loopbaanbegeleiding. Toelichting: Studenten hebben een eigen verantwoordelijkheid voor hun leertraject. Het is niet vanzelfsprekend dat zij die verantwoordelijkheid ook altijd direct en volledig kunnen nemen. Studenten worden daarom bij de ontwikkeling van hun competenties en hun loopbaan begeleid. Een loopbaanbegeleider houdt het overzicht over de voortgang en kan op basis daarvan adviseren en bijsturen en studenten aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Iedere student die is ingeschreven bij ROCvA en ROC F krijgt een loopbaanbegeleider toegewezen. Deze loopbaanbegeleider bespreekt regelmatig de voortgang van de opleiding met de student. De student legt in het portfolio vast wat hij/zij gedaan en geleerd heeft in de opleiding. De loopbaanbegeleider coacht de student bij het leren, het richting geven aan de realisatie van zijn/haar ambities en bij de ontwikkeling om in toenemende mate verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces. Indicatoren: 1. Iedere student heeft tijdens elke fase van zijn opleiding een loopbaanbegeleider. 2. De student wordt door de loopbaanbegeleider gecoacht bij het leren (leren) en het sturen van de eigen loopbaan. 3. De loopbaanbegeleider bewaakt het overzicht over de competentieontwikkeling van een student. 4. De loopbaanbegeleider stelt met behulp van de input van betrokken beoordelaars de voortgang van de student vast. 5. De loopbaanbegeleider spreekt de student aan op het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en coacht hem/haar hierbij. 6. De loopbaanbegeleiding vindt plaats met de volgende instrumenten: - Een studentdossier uit de intake (met o.a. informatie van de voorgaande school). - Een startprofiel. 3 - Een persoonlijk ontwikkelplan (POP). - Een persoonlijk activiteiten plan (PAP). - Een studentvolgsysteem. - Een portfolio. 7. De loopbaanbegeleiding bouwt voort op de ontwikkeling van de student in voorgaand onderwijs. 8. Trajectplanner is het studentvolgsysteem in ROC van Amsterdam en ROC Flevoland 9. Iedere student in ROC van Amsterdam en ROC Flevoland heeft een persoonlijk ontwikkel plan (POP) en een portfolio. 10. Met iedere student wordt regelmatig een geactualiseerd persoonlijk activiteiten plan opgesteld (PAP). 11. Tijdens de startperiode van een leertraject wordt m.b.v. de loopbaanbegeleider het eerste persoonlijke ontwikkelplan van een student opgesteld. 12. Tijdens iedere onderwijsperiode heeft iedere student een loopbaanbegeleidingsgesprek. 13. Voor iedere student zijn de contacturen loopbaanbegeleiding per periode vastgesteld. 14. De student voert tenminste tweemaal per opleidingsjaar een gesprek met de loopbaanbegeleider waarbij de ontwikkeling van de student ten aanzien van de werkprocessen, taal en rekenen en indien van toepassing moderne vreemde talen wordt gewaardeerd en geregistreerd in het studentvolgsysteem. 15. Een student wordt jaarlijks ten minste tweemaal uitgenodigd voor het voeren van een loopbaanbegeleidingsgesprek. 16. Loopbaanbegeleiding en zorgbegeleiding zijn apart te onderscheiden activiteiten. 17. De loopbaanbegeleider signaleert eventueel benodigde specifieke zorgbegeleiding en verwijst de student naar interne specialistische begeleiders. 18. De specialistische begeleiding is per werkmaatschappij gebundeld en ondergebracht in een Loopbaan Expertise Centrum (LEC). 3
Na de intake wordt tijdens de start van de opleiding het startprofiel van de student opgebouwd. Hierin staat beschreven wie de student is, wat hij wil en wat hij kan. Het startprofiel bouwt voort op gegevens uit de intake en vormt de start voor een persoonlijk ontwikkelplan.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
11
19. Een loopbaanbegeleider beschikt over onderstaande competenties: - Coachen. - Plannen en organiseren. - Studenten stimuleren tot zelfstandigheid, - Probleemanalyse en oordeelsvorming.
Gebied B
Het opleidingstraject:
Curriculum, inhoud en vormgeving
B2.0
Standaard: ROCvA en ROC F bieden iedere student mogelijkheden zijn beroepscompetenties, leer- en loopbaancompetenties en burgerschapscompetenties te ontwikkelen door integrale leeractiviteiten, ondersteunende leeractiviteiten en loopbaanbegeleiding. Toelichting: Het opleidingsprogramma is erop gericht dat de student zijn/haar talenten voor het beroep kan ontwikkelen, dat de student als burger kan meedoen aan de samenleving en na de opleiding verder kan leren. Competenties worden ontwikkeld in min of meer complexe situaties waarin een beroep wordt gedaan op kennis, vaardigheden en attitudes. Het is daarom van belang dat een belangrijk deel van het onderwijs wordt gegeven aan de hand van praktijkgerichte opdrachten waar die kennis, vaardigheden en attitude integraal aan bod komen. De student werkt samen met anderen aan opdrachten of prestaties waarin het handelen in de beroepspraktijk centraal staat. Dat gebeurt op school en in bedrijven of instellingen. In veel opleidingen kan de student kiezen uit verschillende opdrachten of prestaties. De kennis en vaardigheden die daarbij nodig zijn, worden soms apart aangeboden in ondersteunende lessen en workshops of deze worden verzorgd als de student erom vraagt. Daarnaast kunnen tijdens het uitvoeren van integrale opdrachten specifieke lacunes in kennis en vaardigheden aan het licht komen, waaraan d.m.v. ondersteunende leeractiviteiten kan worden gewerkt. Indicatoren: Integrale leeractiviteiten 1. Integrale leeractiviteiten zijn gericht op het leren beheersen van werkprocessen en het ontwikkelen van de daarbij horende competenties. 2. De werkprocessen en kerntaken van het kwalificatiedossier en het brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap vormen de input voor integrale leeractiviteiten. 3. De integrale leeractiviteiten vinden plaats in authentieke, contextrijke leeromgevingen op school en in de beroepspraktijk. 4. Er is een opbouw van de integrale leeractiviteiten in toename van complexiteit en zelfstandigheid. 5. De aard en intensiteit van de begeleiding bij de integrale leeractiviteiten variëren van sturend via begeleidend tot zelfsturend leren. 6. ROCvA en ROC F stellen in samenspraak met het werkveld vast op welke wijze de competentieontwikkeling in de praktijk vorm en inhoud krijgt. Ondersteunende leeractiviteiten 7. Ondersteunende leeractiviteiten zijn gericht op het verwerven van kennis, vaardigheden en/of houdingsaspecten die voorwaardelijk zijn aan competent handelen. Het beheersen van vakkennis, vaardigheden en/of houdingsaspecten is een voorwaarde voor competent handelen. 8. Ondersteunende leeractiviteiten worden vraaggestuurd of aanbodgestuurd georganiseerd. Loopbaanbegeleiding 9. De leeractiviteiten in het kader van loopbaanbegeleiding zijn gericht op het leren leren en het sturen van de eigen loopbaan (kerntaken 1 en 2 van het brondocument Leren Loopbaan en Burgerschap). 10. De mogelijkheden voor doorstroom naar het HBO zijn herkenbaar onderdeel van de loopbegeleiding van studenten van niveau 4 opleidingen
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
12
Algemeen 11. In een opleidingsgids is de onderwijs- en examenprogrammering van een of meerdere kwalificaties beschreven. De opleidingsgids bevat een voor de student heldere beschrijving van de opleiding, onderwijsactiviteiten, begeleiding, examinering, regelingen en regels. 12. Er wordt gewerkt met 1 format voor alle opleidingsgidsen. 13. De beroepscontext en de werkprocessen zijn in samenhang leidend voor de onderwijsprogrammering. 14. Bij alle leeractiviteiten wordt aangesloten bij het voorliggende onderwijs. Dubbelingen worden voorkomen en relevante erkende kwalificaties (EVK’s) worden gehonoreerd met vrijstellingen. 15. Op basis van het scholingsadvies in de procedure tot erkenning van verworven competenties (EVC’s) wordt, indien gewenst, een maatwerkopleiding geboden. 16. Vrijstellingen op basis van EVC’s of EVK’s leiden tot verkorting van de studieduur of tot verbreding en/of verrijking van de opleiding, dan wel de mogelijkheid om zich nader te verdiepen of te verbreden. 17. Het onderwijs sluit aan bij het hbo of er bestaat een specifiek aanbod voor studenten die willen doorstromen naar het hbo. 18. In de opleidingen van niveau 4 zijn leeractiviteiten opgenomen om studievaardigheden en reflectief vermogen te ontwikkelen gericht op doorstroom naar het HBO. 19. Er is in het curriculum aandacht voor beroepsoriëntatie en het onderkennen van doorstroomcompetenties. 20. De studenten kunnen zich oriënteren op het hbo.
Gebied B
Het opleidingstraject Nederlands / rekenen - wiskunde / moderne vreemde talen
B2.1
Standaard: ROCvA en ROC F bieden de student leeractiviteiten aan voor het bereiken van een adequaat niveau van rekenvaardigheden en taalvaardigheden in het Nederlands en, indien van toepassing, in een moderne vreemde taal, voor het beroep, voor het maatschappelijk functioneren en voor eventueel vervolgonderwijs. Toelichting: Om goed te kunnen presteren op school, in het bedrijf en voor de doorstroom naar vervolgonderwijs is beheersing van de Nederlandse taal en beheersing van voldoende rekenvaardigheden belangrijk. Bij alle opleidingsactiviteiten wordt daarom gewerkt aan het behalen van een adequaat niveau van taal- en rekenvaardigheden. Bij een deel van de opleidingen is een moderne vreemde taal onderdeel van het curriculum en wordt deze dan ook aangeboden. Als de student niet zo goed is in een van de drie genoemde onderdelen, krijgt hij/zij extra ondersteuning. Indicatoren: 1. Elk team vult het gegeven profiel uit het kwalificatiedossier en het brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap met taaltaken t.a.v. Nederlands, moderne vreemde talen en rekenenwiskundetaken uit het desbetreffende beroep. 2. Bij de start van de opleiding wordt het beginniveau van de student vastgesteld, hetzij door middel van een toets, hetzij uit een portfolio, hetzij door beoordelingen tijdens de introductieperiode en intake. Het onderwijsprogramma wordt afgestemd op dit beginniveau. 3. Aan het begin van de opleiding wordt eventuele noodzaak voor remediëring vastgesteld en zo nodig een behandelplan opgesteld. 4. De voortgang en examinering van het Nederlands, rekenen-wiskunde en indien van toepassing een moderne vreemde taal wordt gemeten met behulp van standaard toetsen en vastgelegd in het studentvolgsysteem. 5. De toetsen zijn in overeenstemming met het per opleidingsniveau vereiste niveau zoals beschreven in het referentiekader voor Nederlands en rekenen - wiskunde en in het Common European Framework voor de moderne vreemde talen. 6. Ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden en een moderne vreemde taal gebeurt zoveel mogelijk in de context van het beroep en in realistische en/of gesimuleerde situaties. 7. Nederlands, rekenen - wiskunde en moderne vreemde talen worden, indien mogelijk, direct gekoppeld aan gevraagde beroeps- of burgerschapscompetenties. 8. Aandacht voor ontwikkeling van het Nederlands is verankerd in alle onderdelen van competentiegericht onderwijs.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
13
9. Aandacht voor ontwikkeling van het Nederlands is onderdeel van het didactische repertoire van alle docenten. 10. ROC van Amsterdam en ROC Flevoland bevorderen taalvaardigheidsontwikkeling in de BPV. Docenten en praktijkbegeleiders hebben aandacht voor (beroeps)taaltaken tijdens de BPV. 11. ROC van Amsterdam en ROC Flevoland bevorderen de taalontwikkeling in de moderne vreemde talen d.m.v. het lesgeven in de doeltaal, het leren in de praktijk en d.m.v. van contacten met scholen en bedrijven in het buitenland. 12. Taal, rekenen - wiskunde en moderne vreemde talen worden bij voorkeur en, indien mogelijk, geëxamineerd in de context van het beroep of van burgerschap en vinden, waar mogelijk, plaats bij de uitvoering van de beroepstaken of burgerschapscompetenties. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van toetsen. 13. Het taalgebruik van ROC van Amsterdam en van ROC Flevoland is toegankelijk voor de verschillende doelgroepen. Het taalgebruik van medewerkers en het taalniveau van de leermiddelen die ROC van Amsterdam en ROC Flevoland de studenten aanbieden, sluiten aan bij het taalniveau van de verschillende doelgroepen en zijn er op gericht om taalontwikkeling te stimuleren.
Gebied B
Het opleidingstraject:
Burgerschap
B2.2
Standaard: De student ontwikkelt burgerschapscompetenties middels leeractiviteiten geïntegreerd in de beroepscontext en/ of middels leeractiviteiten die aansluiten bij de leefwereld van de student. Toelichting: Naast beroepscompetenties zijn ook leer- en burgerschapscompetenties van belang voor het goed maatschappelijk functioneren. Net als bij de beroepscompetenties kunnen deze burgerschapscompetenties in praktijksituaties worden ontwikkeld. Waar mogelijk gebeurt dat in de context van het beroep, anders worden actuele maatschappelijke praktijksituaties gebruikt. Het algemene doel is bij studenten het vermogen tot actieve participatie in de samenleving, dat wil zeggen in beroep, publiek domein en persoonlijk leven, te ontwikkelen. Indicatoren: 1. De opleiding zorgt ervoor dat studenten zich ontwikkelen op de vijf kerntaken van burgerschap met de bijhorende werkprocessen en competenties op het niveau van de opleiding. 2. Er zijn voldoende onderwijsleeractiviteiten in het programma opgenomen die de studenten de mogelijkheid bieden hun burgerschapscompetenties op het niveau van de opleiding te ontwikkelen. 3. Voor zover het beroepskwalificatiedossier het toelaat, worden de kerntaken van burgerschap geïntegreerd in de beroepscontext. 4. Kennis en vaardigheden op het gebied van burgerschap worden middels ondersteunende leeractiviteiten geleerd. 5. Studenten in een niveau 4 opleiding krijgen de kerntaken van burgerschap zodanig aangeboden dat zij een sociaal-cultureel referentiekader kunnen ontwikkelen dat succesvol doorstromen naar het HBO bevordert.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
14
Gebied B
Het opleidingstraject: Bewegingsonderwijs
B2.3
Standaard: In ROCvA en ROCF is bewegingsonderwijs opgenomen in het onderwijs van alle studenten BOL. Toelichting: Tekort aan beweging is in Nederland een algemeen maatschappelijk probleem. In het voortgezet onderwijs is bewegingsonderwijs een onderdeel van de lessentabel. In het MBO is dit bij veel opleidingen niet meer het geval, terwijl het voor een deel jongeren van dezelfde leeftijd betreft. ROCvA en ROC F hebben zich verbonden aan de doelstellingen van de landelijke Alliantie ‘School en Sport samen sterker’, een initiatief van het ministerie van OC&W en het NOC/NSF, om bewegingsonderwijs in het beroepsonderwijs op te nemen. Er zijn leeractiviteiten gepland waarin aandacht wordt besteed aan de aspecten van bewegen, gezond leven en ergonomie en waarbij getracht wordt studenten te enthousiasmeren voor sportbeoefening in hun vrije tijd. Indicatoren: 1. Alle studenten BOL in het mbo doen ervaring op met verschillende vormen van bewegen. 2. In het onderwijsprogramma van alle studenten BOL in het mbo wordt aandacht besteed aan ergonomie en gezond leven. 3. Voor alle studenten BOL in het mbo zijn er activiteiten in het onderwijsprogramma opgenomen die tot doel hebben hen te enthousiasmeren voor het blijven deelnemen aan enige vorm van sportbeoefening. 4. Bewegingsonderwijs wordt in de (BOL) opleidingen uitgevoerd in het kader van kerntaak 7, ‘Vitaal burgerschap’ van het brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap.
Gebied B
Het opleidingstraject: Formatief beoordelen
B2.4
Standaard: ROCvA en ROC F bieden de student regelmatig inzicht in zijn/haar vordering in het leerproces om de voortgang van het proces te kunnen plannen. Toelichting: Tijdens de opleiding wil de student weten hoe hij/zij ervoor staat. Daarom worden studenten in alle opleidingen in staat gesteld regelmatig het bereikte niveau vast te stellen door middel van formatieve toetsen en beoordelingen. Ook voor andere belangrijke betrokkenen kan het wenselijk zijn inzicht te hebben in de vorderingen van de student. Daarom worden de vorderingen en resultaten inzichtelijk bijgehouden. In alle opleidingen zijn er momenten afgesproken waarop een overzicht van de vorderingen wordt gegeven. De student bepaalt op basis van zijn vorderingen in overleg met de loopbaanbegeleider hoe het vervolg van zijn/ haar opleiding eruit gaat zien. Indicatoren: 1. Op basis van de integratieve leeractiviteiten op werkprocesniveau wordt regelmatig beoordeeld in hoeverre de student gevorderd is in het uitvoeren van het werkproces en in welke mate hij/zij de daarvoor noodzakelijke competenties heeft ontwikkeld. 2. De leerresultaten in de ondersteunende leeractiviteiten worden zo nodig en indien gewenst formatief beoordeeld met daarvoor geëigende toetsvormen. 3. Afhankelijk van inhoud en vorm van de ondersteunende leeractiviteit worden daarvoor geëigende toetsvormen en waarderingen gebruikt. 4. Waarderingen staan in relatie tot de werkprocessen en de prestatie-indicatoren uit de kwalificatiedossiers en het brondocument LL&B. 5. Deze waarderingen worden uitgedrukt in de termen “basis, gevorderd en bekwaam”. 6. De loopbaanbegeleider houdt het totaaloverzicht over de vorderingen van de student om met de student de voortgang van het leerproces te plannen.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
15
7. De ontwikkeling van de student en zijn leerresultaten worden gedocumenteerd in het studentvolgsysteem (Trajectplanner ). 8. Studenten (en eventuele andere stakeholders) ontvangen iedere periode een resultatenoverzicht om sturing te kunnen geven aan het eigen leer- en loopbaanproces. 9. Op het ijkpunt worden beslissingen genomen over de voortgang aan de hand van een vooraf vastgestelde norm. 10. In iedere opleiding is een ijkpunt opgenomen voor toelating tot de examinering. 11. De ijkpunten binnen een opleidingstraject worden per crebo in het domein vastgelegd. 12. De conclusies van een ijkpunt worden vastgelegd in het studentvolgsysteem.
Gebied B3
Het opleidingstraject:
Beroepspraktijkvorming
B3
Standaard: Inhoud, organisatie en uitvoering van de beroepspraktijkvorming worden in samenspraak tussen school en bedrijven vormgegeven en uitgevoerd. Toelichting: Om een beroep van binnen en buiten te leren is het vanzelfsprekend dat een belangrijk deel van de opleiding in een bedrijf of instelling plaatsvindt. Het bedrijf of de instelling maakt met de school afspraken over wat de student gaat leren in de praktijk en hoe hij/zij daarbij wordt begeleid. Samen zorgen ze ervoor dat het leren op school en in de praktijk op elkaar is afgestemd. Indicatoren: 1. Er is op domeinniveau een visie op onderwijs in de BPV geformuleerd. 2. In samenspraak met het werkveld wordt bepaald op welke wijze de competentieontwikkeling in de praktijk vorm en inhoud krijgt. 3. De verwachtingen van het leerbedrijf, student en de opleiding ten aanzien van de BPV zijn afgestemd. De doelen zijn zo geformuleerd dat ze alleen door samenwerking te realiseren zijn. 4. Onderwijs en examinering in de BPV zijn in onderling overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven ontwikkeld. 5. De BPV-organisatie van het leerbedrijf en van de ROCvA/ROC F-opleiding t.a.v. planning, begeleiding eninformatieoverdracht zijn op elkaar afgestemd. 6. Voor het matchen met de leervraag van de student is van iedere BPV-plek een leerplaatsanalyse beschikbaar. 7. Het werkveld heeft invloed op de constructie, afname en beoordeling van (onderdelen van) het examen voor kwalificering voor het beroep. 8. Bij aanvang van de stage zijn de verwachtingen die het leerbedrijf heeft t.a.v. de competenties van de student afgestemd op de leervraag van de student. 9. Deskundigheidsbevordering t.a.v. de begeleiding en beoordeling in de BPV is georganiseerd. 10. De organisaties zijn naar tevredenheid van de partijen benaderbaar en bereikbaar.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
16
Gebied C
Uitstroom
Examineren en Kwalificeren
C1
Standaard: De examinering is gericht op drievoudige kwalificering: voor beroep, voor leren en loopbaan en voor burgerschap. Toelichting: Wanneer de student in voldoende mate beschikt over de competenties die nodig zijn voor het beroep laat de student in een afsluitende examenvorm zien dat hij/zij de beroepswerkzaamheden daadwerkelijk kan uitvoeren in de situatie waarin een beginnende medewerker moet functioneren. Tevens wordt met een geëigende examenvorm vastgesteld of de student voldoende geleerd heeft om te blijven leren, richting te geven aan zijn /haar eigen loopbaan en als burger mee te doen in de samenleving. Daarbij wordt onderzocht of de vaardigheden van Nederlands, de moderne vreemde taal en rekenen wiskunde op voldoende niveau zijn. De examinering voldoet aan de landelijke standaarden en leidt tot een kwalificatie (diploma of certificaat) waarin de samenleving (werkveld en vervolgonderwijs) vertrouwen heeft. In het resultaatoverzicht bij het diploma zijn de uitslagen van de examenonderdelen zo beschreven dat het werkveld en het vervolgonderwijs de waarde van het behaalde resultaat herkennen. Dit is mede van belang voor doorstroming naar een opleiding van een hoger niveau. Indicatoren: Kwalificeren voor beroep 1. De beroepscompetenties worden middels een afsluitend examen op het niveau van werkprocessen, gecombineerd in kerntaken, in authentieke situaties, (summatief) beoordeeld. 2. De beroepscompetenties zijn vertaald in meetbare criteria en de kerntaken/werkprocessen zijn vertaald in voor de beroepspraktijk herkenbare examenopdrachten. 3. De exameninstrumenten worden per kwalificatiedossier vastgesteld door het domein, na afstemming met het werkveld. 4. Het examen vindt plaats op het moment dat student en opleiders vertrouwen hebben in een succesvol afleggen van het examen. Kwalificeren voor leren, loopbaan en burgerschap 5. De leer-, loopbaan- en burgerschapscompetenties zijn vertaald in meetbare criteria overeenkomstig het opleidingsniveau. 6. De ontwikkeling van leer-, loopbaan- en burgerschapscompetenties wordt op kerntaakniveau beoordeeld met een passende methodenmix. 7. Leren en loopbaan worden beoordeeld op basis van de instrumenten voor loopbaanbegeleiding en burgerschap op basis van de uitgevoerde leeractiviteiten voor burgerschap. Nederlands, moderne vreemde talen en rekenen - wiskunde 8. Nederlands, moderne vreemde talen en rekenen - wiskunde worden, waar mogelijk, beoordeeld in de context van het beroep en/of van burgerschap. Waar nodig wordt gebruikgemaakt van aparte toetsen. Algemeen 9. Het werkveld en het vervolgonderwijs zijn per domein/beroepskolom op een of andere wijze betrokken bij het construeren, vaststellen, afnemen, beoordelen en evalueren van de examens. 10. Eerder en/of elders verworven competenties en/of kwalificaties worden erkend, hetzij op basis van een document (diploma/certificaat), hetzij op basis van een formele (EVC) procedure. 11. Er is een duidelijke scheiding tussen formatief beoordelen en summatief examineren. 12. De examinering voldoet aan de landelijke standaarden en leidt tot een kwalificatie (diploma of certificaat) waarin de samenleving (werkveld en vervolgonderwijs) vertrouwen heeft. 13. De uitslagen van de examenonderdelen zijn in het resultaatoverzicht beschreven overeenkomstig een maatschappelijk gangbare indeling. 14. Voor ieder Crebonummer bestaat één examenprogramma.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
17
Gebied D:
Relatie met het bedrijfsleven: Interactie Onderwijs – Bedrijfsleven
Standaard: In ROCvA en ROC F is bij alle opleidingen sprake van aantoonbare interactie tussen het bedrijfsleven en de onderwijsorganisatie voor gezamenlijke ontwikkeling van inhoud en uitvoering van het onderwijs. Toelichting: Om de beroepsopleiding goed te laten aansluiten op de arbeidsmarkt vindt voortdurend en op meerdere niveaus interactie plaats met het bedrijfsleven. Deze interactie kan betrekking hebben op de inhoud, uitvoering en examinering van het onderwijs, maar ook op de omvang en aard van de arbeidsmarkt en de groepen studenten die zich melden voor dit beroep. De interactie is gericht op gezamenlijke vormgeving van het onderwijs. Indicatoren: 1. Er is op strategisch, tactisch en operationeel niveau een overlegstructuur tussen het onderwijs en het bedrijfsleven georganiseerd. 2. De overlegstructuur maakt overleg over de volgende aspecten mogelijk: - marktontwikkeling - onderwijsontwikkeling (inhoud, examinering, begeleiding en uitvoering) - onderwijskundige samenwerking - wederzijdse deskundigheidsbevordering 3. Het functioneren van de overlegstructuur en de samenwerking wordt regelmatig geëvalueerd. 4. De invloed van zowel de student als het bedrijfsleven en de onderwijsorganisatie op de interactie is geborgd en gelijkwaardig (vanuit eigen expertise). 5. De voorwaarden waaronder reflectie en evaluatie (van proces en product) kunnen plaatsvinden, zijn gecreëerd.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
18
D1
Gebied E:
Bedrijfsvoering
Informatievoorziening
E1
Standaard: De informatievoorziening m.b.t. het onderwijsleerproces ter ondersteuning van het CGO is gebaseerd op gestandaardiseerde informatiesystemen. Toelichting: Standaardiseren van de informatievoorziening leidt ertoe dat de betrouwbaarheid van de gegevens beter kan worden geborgd en dat het beheer en de kosten beperkt kunnen blijven. Daarnaast speelt standaardisatie een rol bij het realiseren van flexibiliteit voor de student. Standaardisatie is een belangrijke randvoorwaarde voor het realiseren van flexibiliteit. Indicatoren: 1. Studenten en medewerkers kunnen tijd- en plaatsonafhankelijk beschikken over alle relevante informatie over het opleidingstraject van de student. 2. Studenten en medewerkers kunnen gebruikmaken van een intranet voor hun informatievoorziening. 3. In ROCvA en ROC F wordt per functionaliteit gebruik gemaakt van één applicatie (bijvoorbeeld Trajectplanner als studentvolgsysteem). De gegevens worden ontsloten via een portal.
Gebied E:
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek Groepering van studenten
E2.1
Standaard: Studenten worden binnen de organisatorische mogelijkheden gegroepeerd op basis van individuele leervragen en leermogelijkheden, gewenste leerroute en type leeractiviteit. Toelichting: Bij de groepering van studenten is het uitgangspunt: ‘Leren doe je zelf maar samen met anderen’. Met individuele leertrajecten wordt geen individueel onderwijs bedoeld, dat is vanuit het oogpunt van ontwikkeling niet ideaal en organisatorisch niet haalbaar. Zowel vanuit didactisch als organisatorisch oogpunt wordt gezocht naar een effectieve en efficiënte manier om groepen samen te stellen op basis van gemeenschappelijke kenmerken ten aanzien van leerstijl en leervragen. Voor verschillende leeractiviteiten kan het zijn dat de studenten in groepen werken die wisselen van samenstelling. Dat komt mede doordat de groepen gevormd worden door de keuzes die de studenten zelf maken en door de leervragen die ze stellen.
Indicatoren: 1. De onderwijsplanning en -logistiek maken het werken met diverse groepsgroottes en -samenstellingen mogelijk. 2. Leren vindt zowel individueel als in groepsverband plaats.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
19
Gebied E:
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek Onderwijscatalogus
E2.2.
Standaard: Leeractiviteiten van een opleidingstraject (in de school en in de beroepspraktijk) zijn geordend in beroepsvormende leereenheden, algemeen vormende leeractiviteiten en thematische (overige) leeractiviteiten. De beroepsvormende leereenheden, algemeen vormende leeractiviteiten en thematische leeractiviteiten zijn verzameld in een onderwijscatalogus. Toelichting: Om individuele leertrajecten effectief en efficiënt te kunnen vormgeven is het nodig, dat in een opleiding leereenheden en leeractiviteiten kunnen worden gekozen die aansluiten bij de kenmerken en ambities van een student en matchen met de leerwerkplek. Hiervoor dienen de leereenheden en leeractiviteiten te worden beschreven in een onderwijscatalogus. Naarmate de catalogus verder is ontwikkeld, kunnen de keuzemogelijkheden worden uitgebreid naar andere opleidingen of zelfs domeinen. Een student kan op die manier in overleg met zijn/haar loopbaanbegeleider het eigen leertraject vormgeven. Indicatoren: 1. Een onderwijscatalogus bevat verwijzingen naar alle leeractiviteiten die nodig zijn om de opleiding samen te stellen. Beroepsvormende leereenheden 2. Beroepsvormende leereenheden omvatten: - beroepsgerichte integrale opdrachten gerelateerd aan de kerntaken en werkprocessen - ondersteunende leeractiviteiten ten behoeve van de integrale opdrachten 3. De vermelding van de beroepsvormende leereenheden wat betreft titel en naamgeving vindt volgens een vast format plaats in de onderwijscatalogus. 4. De beroepsvormende leereenheden worden zichtbaar in de onderwijscatalogus door een afgesproken metadatering. 5. Beroepsvormende leereenheden bestaan uit 60 contacturen of een meervoud ervan met een maximum van 180 contacturen per periode. Algemeen vormende leeractiviteiten 6. Algemeen vormende leeractiviteiten omvatten Nederlands, rekenen/wiskunde en indien van toepassing Moderne Vreemde Talen. 7. De vermelding van de algemeen vormende leeractiviteit wat betreft titel en naamgeving vindt volgens een vast format plaats in de onderwijscatalogus. 8. De algemeen vormende leeractiviteiten worden zichtbaar in de onderwijscatalogus door een afgesproken metadatering. Thematische (overige)leeractiviteiten 9. Thematische (overige)leeractiviteiten zijn apart geprogrammeerde onderdelen in een opleiding zoals sport, Meeting Point, ondernemerschap of burgerschap. 10. Een thematische (overige)leeractiviteit worden zichtbaar in een aparte rubriek in de onderwijscatalogus.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
20
Gebied E:
Bedrijfsvoering
Onderwijslogistiek Onderwijsplanning
E2.3.
Standaard: De onderwijsprogrammering is verdeeld in 4 gelijke periodes van 10 weken per opleidingsjaar. In elke periode zijn minimaal 220 contacturen gepland. Deze contacturen worden op school en/of op een leerwerkplek uitgevoerd. Toelichting: Om flexibel te kunnen wisselen van opleiding of om onderdelen van andere opleidingen ter verrijking of verdieping te volgen (bijvoorbeeld minoren) is een gelijke omvang van de onderwijsperioden noodzakelijk binnen de gehele onderwijsinstelling. Het minimum van 220 contacturen uren zorgt voor een evenwichtige verdeling van de verplichte onderwijstijd over het opleidingsjaar. Indicatoren: 1. Per periode zijn de contacturen voor loopbaanbegeleiding voor iedere student vastgelegd. 2. Beroepsmatige leereenheden bestaan uit 60 contacturen of een meervoud ervan met een maximum van 180 contacturen per periode. 3. Een roostereenheid is anderhalf uur of een veelvoud daarvan. 4. Per periode zijn de contacturen voor algemeen vormende leeractiviteiten: Nederlands, rekenen, Moderne Vreemde taal vastgelegd 5. Per periode zijn de contacturen voor thematische (overige) leeractiviteiten, zoals Sport, Meeting point, ondernemerschap, of burgerschap vastgelegd.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
21
Gebied F:
Professionalisering
Competentieontwikkeling
F1
Standaard: Medewerkers van ROCvA en ROC F zijn competent op het gebied van het verzorgen van competentiegericht onderwijs, zijn flexibel, in staat in een team te functioneren, beschikken over de benodigde ICT vaardigheden, hebben kennis van de desbetreffende branche(s), en blijven zich ontwikkelen. Toelichting: Het competentiegerichte onderwijs brengt voor alle medewerkers veranderingen met zich mee. De rollen t.o.v. studenten veranderen, de inrichting van de processen bij bedrijfsvoering wordt beïnvloed door CGO en het aansturen, c.q. managen van de processen vereist een andere benadering. Voor docenten zijn de veranderingen het meest ingrijpend. Het onderwijsproces, inclusief de toetsing, wordt diverser. Daarbij wordt er gebruikgemaakt van nieuwe instrumenten zoals een portfolio, persoonlijke ontwikkelplannen voor studenten, assessments e.d. Docenten zullen naast kennisoverdracht op een coachende wijze bezig zijn met de competentieontwikkeling van studenten en hebben daarbij de zorg voor de inrichting van een veilige, gestructureerde en inspirerende leeromgeving. Daarnaast zullen docenten moeten beschikken over voldoende ICT-vaardigheden om te kunnen werken met de ICT-ondersteuning die voorwaardelijk is voor het goed kunnen uitvoeren van CGO. Hierbij gaat het zowel om de systemen die de student in zijn individuele leerweg begeleiden (studentvolgsysteem, logistiek systeem), als om systemen die het eigenlijke leerproces faciliteren (de zgn. educatieve applicaties). Competentiegericht onderwijs is alleen uitvoerbaar door het samenwerken in teamverband. Bijvoorbeeld voor het maken van afspraken over de werkverdeling en de planning, bij de toenemende vakkenintegratie, de onderlinge afstemming van programmaonderdelen en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de studenten. Dit vraagt van medewerkers een coöperatieve houding, kennis over de plaats in de organisatie en competenties op het gebied van samenwerking. Ten slotte vraagt CGO een grote mate van flexibiliteit van de medewerkers en een goede kennis van de branches waarvoor de studenten worden opgeleid. Indicatoren: 1. Ieder team heeft een teamprofiel opgesteld waarin de benodigde deskundigheid voor het verzorgen van competentiegericht onderwijs staat beschreven. 2. Ieder team heeft een scholingsplan waarin de noodzakelijke scholing t.b.v. CGO voor alle leden van het team is beschreven. 3. In het persoonlijk ontwikkelplan van iedere medewerker is gewenste scholing op het gebied van competentieontwikkeling t.b.v. CGO opgenomen. 4. Iedere medewerker is competent om in een team te functioneren. 5. Iedere medewerker neemt als lid van een team actief deel aan de professionele dialoog binnen het team t.b.v. het succes van de opleidingen die door het team worden verzorgd en t.b.v. het succes van de studenten die deze opleidingen volgen. 6. Iedere medewerker is competent in het ondersteunen en begeleiden van zittende collega’s en nieuwe collega’s op het gebied van inhoud en uitvoering van competentiegericht onderwijs. 7. Iedere medewerker is in staat tot zelfreflectie op het eigen functioneren en tot vormgeven aan de eigen ontwikkeling en loopbaan. 8. Iedere medewerker beschikt over de ICT-vaardigheden die bij zijn/haar takenpakket nodig zijn voor de uitvoering van competentiegericht onderwijs. 9. Iedere docent heeft kennis van de inhoud van de kwalificatiedossiers van de opleidingen waarvoor hij/zij onderwijs verzorgt en van het brondocument leren, loopbaan en burgerschap. 10. Iedere docent heeft kennis van de branche waarvoor de studenten waarmee zijn team werkt worden opgeleid en actualiseert deze kennis door periodieke stages in die bedrijfstak. 11. Iedere docent is competent in het zorgen voor een goede omgang met en tussen studenten en in het zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving. 12. Iedere docent is competent op het gebied van het coachen van studenten. 13. Iedere docent is competent in het zorgen voor een krachtige en veilige leeromgeving en in het bevorderen van het leren, en van de persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling van de student tot een zelfstandige en verantwoordelijke persoon. 14. Iedere docent is in staat bij het verzorgen van onderwijs en bij begeleiding aandacht te besteden aan de taalontwikkeling van de studenten. Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
22
Standaard F2:
Professionalisering
Teamontwikkeling
F2.
Standaard: In de onderwijsteams van ROCvA en ROC F werken de medewerkers actief aan de samenwerking zodat de teamleden gezamenlijke verantwoordelijkheid en individuele betrokkenheid ervaren ten aanzien van de afgesproken doelen en resultaten van het team.
Toelichting: Competentiegericht onderwijs vereist de actieve samenwerking van docenten en andere medewerkers. Het ontwerpen, uitvoeren, faciliteren en evalueren van de opleidingstrajecten vindt plaats vanuit de basis van een herkenbaar team. Dit team is verantwoordelijk voor het succes van de opleidingen die worden verzorgd en voor het succes van de studenten die deze opleidingen volgen. Het team werkt op basis van een gedeelde visie planmatig en in gesprek met betrokkenen (de studenten en de branche waarvoor wordt opgeleid) aan de voortdurende verbetering van het onderwijs en legt aan de belanghebbenden verantwoording af over de behaalde resultaten. Teamleden kennen binnen de teamverantwoordelijkheid eigen verantwoordelijkheden voor de diverse taakgebieden. Een teamlid spant zich in voor de eigen professionele ontwikkeling èn voor de ontwikkeling van het team waar hij deel van uitmaakt.
Indicatoren: 1. De doelen, resultaten en acties van het team zijn beschreven in het jaarplan van het team dat gezamenlijk wordt opgesteld. Het jaarplan past binnen de kaders van ROC van Amsterdam en ROC Flevoland, sluit aan op de uitgangspunten van het domein waar het team deel van uitmaakt en wordt overeengekomen met de directie van de werkmaatschappij. Op basis van een (jaarlijkse) zelfevaluatie komt het team tot voorstellen voor een bijstelling van het teamplan. 2. De werkverdeling in het team komt tot stand volgens de procedure van het werkverdelingsmodel van de CAO BVE. De werkverdeling leidt tot helderheid over de te verrichten taken van ieder individueel teamlid als bijdrage aan het realiseren het jaarplan. 3. In het onderwijsteam vindt ten minste drie maal per jaar overleg plaats over de voortgang van het jaarplan.en de realisatie van de werkverdeling. Ten minste drie maal per jaar wordt over de voortgang gerapporteerd aan de directie van de werkmaatschappij. 4. In het onderwijs team vindt jaarlijks een zelfevaluatie plaats, waaronder een evaluatie van de werkverdeling. De zelfevaluatie heeft betrekking op de behaalde resultaten, op de waardering door de klantgroepen en op wijze waarop de samenwerking in het team daaraan heeft bijgedragen. 5. In het team wordt actief gewerkt aan het vorm en inhoud geven van de ‘professionele dialoog’, waarbij in interactie met leidinggevenden en collega’s de teamleden zich bezinnen op: de koers van het team en de organisatie m.b.t. de ontwikkeling van de professional, de eisen die de beroepsgroep, studenten en bedrijfsleven stellen aan de kwaliteit van het docentschap, de eigen beroepsuitoefening, de gerichte professionalisering, de kennisdeling en de eigen bijdrage aan de leerresultaten van de studenten.
Standaarden competentiegericht onderwijs voor het ROC van Amsterdam en het ROC Flevoland, vastgesteld door het Management team d.d. 16 juni 2010
23