Zicht op Passend Onderwijs In het ROC van Amsterdam en Flevoland
Versie: 1.3 Auteurs: ROCvA Steunpunt Studie en Handicap: D. Verbeek ROCvA Loopbaan Expertise Centra: P. Ronday Datum: 20-12-12
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Lijst met afkortingen
5
Hoofdstuk 1.
Studentenondersteuning: visie en aanbod
6
Hoofdstuk 2.
Kaders en financiën
13
Hoofdstuk 3.
Programma
19
Hoofdstuk 4.
Instroom, zorgbepaling en zorgtoewijzing
23
Hoofdstuk 5.
Samenvatting
27
Bijlagen
32
2
Inleiding In het ‘MBO Actieplan 2011-2015’ en het ‘wetsvoorstel beroepsgerichte kwalificatiestructuur’ geeft het kabinet Rutte (I) haar plannen weer voor het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland. Deze plannen gaan over de inrichting, inhoud en financiering van het onderwijs en over de rol van rijksoverheid en lokale overheden. De bedoeling is, dat de gemeenten een regierol krijgen op het gebied van het jeugddomein en het creëren van samenhang tussen jeugdzorg en onderwijszorg. De aanleiding voor het opstellen van dit onderwijszorgplan “Passend Onderwijs in het ROCvA”, is de wet ‘Passend Onderwijs’. Passend Onderwijs is een van de punten uit het “MBO Actieplan 2011-2015” en heeft tot doel jongeren een gezonde en veilige omgeving te bieden waarin iedereen met succes het onderwijs kan volgen dat bij hem of haar past en recht doet aan zijn of haar talenten. Het doel is dat iedereen, ongeacht handicap, stoornis of beperking, actief mee doet in de samenleving, een startkwalificatie haalt en in staat is zelfstandig een blijvend inkomen uit arbeid te verdienen. Omdat Passend Onderwijs gericht is op de totale zorgstructuur, is dit onderwijszorgplan de standaard voor het hele ROC van Amsterdam en Flevoland. De wet Passend Onderwijs leidt tot de volgende maatregelen: -
Zorgplicht voor alle onderwijsinstellingen in het mbo, conform de ‘Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte’; Verplaatsing van de verantwoordelijkheid en de financiering voor de (specialistische) ondersteuning, van het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs; Vereenvoudiging van de financiering en vermindering van de bureaucratie die voortkomt uit de Wet Leerling Gebonden Financiering; Professionalisering van het onderwijspersoneel, zodat het zelf specialistische ondersteuning kan bieden; Verplichte samenwerking tussen het onderwijs, de gemeente en de jeugdketen; Medezeggenschap van ouders en studenten bij de invulling van begeleiding en ondersteuning;
De noemer Passend Onderwijs staat voor passende begeleiding en zorg. Ondersteuning die voor elke student beschikbaar moet zijn. Dus niet alleen specialistische ondersteuning voor studenten met een beperking, maar begeleiding voor alle studenten binnen onze onderwijsinstelling. Een van de kernwaarden van het ROC van Amsterdam en Flevoland is ‘betrouwbaarheid’. Dat betekent ook dat elke student weet op welke begeleiding hij aanspraak kan maken. Ongeacht in welk college de lessen worden gevolgd. De begeleiding en zorg binnen het ROC van Amsterdam en Flevoland is al in belangrijke mate in de onderwijsorganisatie geïntegreerd. Passend Onderwijs echter, vraagt ook van het ROC van Amsterdam en Flevoland een andere manier van kijken naar begeleiding- en zorgvragen. Deze is het best samen te vatten als: Minder problematiserend, meer faciliterend; minder curatief, meer preventief. En: minder stigmatiserend, meer emanciperend; minder uniform, meer differentiërend. Dus meer: “Hoe maken wij de opleiding voor de student mogelijk? Hoe voorkomen wij samen met de student dat deze onnodig tegen de grenzen van het onderwijs aanloopt?”
Dat stelt het ROC van Amsterdam en Flevoland voor de volgende opgaven: - Het definiëren van het onderwijszorgprofiel en de basiszorg van het ROC van Amsterdam en Flevoland; - Het vaststellen van een homogeen zorgbeleid van het ROC van Amsterdam en Flevoland; - Het realiseren van een omslag in denken. Ondersteuning bieden is geen facultatieve service, het is de wettelijke opdracht aan iedere onderwijsinstelling;
3
-
-
Het in een vroeg stadium herkennen of onderkennen van zorgvragen. De individuele zorgvraag is het uitgangspunt, de oplossing is maatwerk. Het denken in bestaande categorieën, problematieken, geldstromen en standaard hulppakketten moet worden los gelaten; Het inrichten van een transparant en rechtvaardig toewijzingssysteem van de beschikbare (schaarse) financiële middelen.
Hoe de bestaande zorgstructuur en de nieuwe opgaven worden omgevormd tot een hedendaagse visie en een hernieuwde begeleiding- en zorgstructuur, is te lezen in dit onderwijszorgplan. Het biedt een kader en handvatten voor iedereen die met en vóór onze studenten, BOL en BBL, werkt. Het uitgangspunt van dit onderwijszorgplan is: ‘Behoud en verstevig het goede, wees duidelijk over de mogelijkheden van het nieuwe en ga uit van de kwaliteiten van de student en van het onderwijs’.
Leeswijzer Lopende het voorbereidingstraject van de wet Passend Onderwijs heeft de minister besloten de terminologie rond begeleiding en zorg aan te passen. Zij introduceerde het woord ‘ondersteuning’. Wij kiezen er voor de termen begeleiding en zorg te handhaven, en gebruiken het woord ondersteuning alleen in die situaties waarin het als overkoepelend begrip een functie heeft. Dat wil zeggen: als geheel van begeleiding en zorg. Het plan is een ‘werk in ontwikkeling’, de hoofdbeleidslijn is erin vastgelegd, onderdelen zijn in ontwikkeling. In de aanloop naar de invoering van Passend Onderwijs experimenteren wij met vormen en mogelijkheden van Passend Onderwijs en snijden wij de zorg toe op onze studenten. De uitwerking van Passend Onderwijs vindt plaats in samenhang met andere ontwikkelingen in het mbo, zoals de nieuwe kwalificatiedossiers, de hervorming van de intake, de vorming van de entreeopleidingen.
Dankwoord Het voorliggende stuk is geschreven door het ROCvA Steunpunt Studie en Handicap in nauwe samenwerking met de gezamenlijke hoofden LEC en de LGF-specialisten van de Loopbaan Expertise Centra. We hebben uitgebreid gebruik gemaakt van de inbreng van de collega’s die op verschillende niveaus betrokken zijn bij de begeleiding en zorg van studenten. Inbreng die is geleverd tijdens diverse ‘Raadplegingen Passend Onderwijs’ in de colleges. R. Winter is namens de raad van bestuur betrokken geweest bij de totstandkoming. Wij danken alle collega’s voor hun betrokkenheid.
4
Lijst met afkortingen BOL
- Beroeps Opleidende Leerweg
BBL
- Beroeps begeleidende Leerweg
DMO
- Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
DUO
- Dienst Uitvoering Onderwijs
IBO
- Interdepartementaal BeleidsOnderzoek
LEC
- Loopbaan Expertise Centrum
LGF
- Leerling Gebonden Financiering
LLB
- Leren Loopbaan Burgerschap
MT
- Management Team
OSL
- Onderwijs Schakel Loket
REC
- Regionaal Expertise Centrum
SSH
- Steunpunt Studie en Handicap
VO
- Voortgezet Onderwijs
VOA
- Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten
VSV
- Voortijdig School Verlaters
WGBH/CZ - Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte
5
Hoofdstuk 1. Studentenondersteuning: visie en aanbod Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven wij onze visie op de relatie tussen beroepsonderwijs en studentenondersteuning. Wij geven een beeld van onze activiteiten op dit gebied, voldoen aan de nieuwe vereisten door het schetsen van ons onderwijszorgprofiel en schetsen de mogelijkheden en grenzen van ons aanbod op het gebied van studentenondersteuning.
1.1
Visie op begeleiding en zorg binnen het ROC van Amsterdam Het ROC van Amsterdam biedt kwalificerend beroepsonderwijs: een geheel aan didactische en beroepsvormende activiteiten, waarbij de student zijn of haar eigen maatschappelijke loopbaan vorm leert geven. Wij leiden studenten op tot professionals die vakkundig en daadkrachtig zijn. Wij streven, in samenwerking met gemeente en rijksoverheid, naar een zo groot mogelijke actieve deelname aan de samenleving van iedereen. Wij helpen studenten hun ambities te realiseren. Wij geloven in hun mogelijkheden en stimuleren studenten in eigen talenten te geloven en hun kwaliteiten te ontwikkelen. Wij ondersteunen het overheidsstreven om meer jongeren en volwassenen, zonder of met beperking, zelf een blijvend inkomen uit arbeid te laten verwerven. De bestuurlijke en financiële steun van de genoemde overheden is daarbij onmisbaar. Binnen het onderwijs bieden wij, in de verschillende mbo-colleges, begeleiding en zorg aan alle studenten. Begeleiding en zorg samen noemen wij studentenondersteuning. Die ondersteuning bestaat uit loopbaanbegeleiding binnen de opleiding en specialistische zorg nabij de opleiding, vanuit het Loopbaan Expertise Centrum. Dit geheel van opleidingsgebonden en opleidingsoverstijgende ondersteuning zien wij als onze basiszorg. Het begeleiden van het leerproces, de studieloopbaan en het signaleren van de begeleidingsbehoefte van de student is een vast onderdeel van het opleidingstraject. Het opleidingstraject wordt geleidelijk aan steeds meer gestuurd door de student zelf. De student wordt hierin ondersteund door de loopbaanbegeleider en de zorgstructuur binnen het opleidingsteam. Als studenten en/of opleidingsteams daaraan behoefte hebben, dan is 1 specialistische begeleiding en zorg beschikbaar bij het Loopbaan Expertise Centrum (LEC) . Het LEC draagt bij aan de continuïteit van de loopbaan van studenten, met behoefte aan specialistische begeleiding en/of een risico op schooluitval. Het LEC is onderdeel van elk mbo college en is een voor alle studenten toegankelijke voorziening. In het licht van de wet Passend Onderwijs geven wij hier ook helderheid over het onderwijszorgprofiel van het ROCvA. Onze invalshoek bij het beoordelen van ondersteuningsvragen is: preventief, faciliterend, emanciperend en differentiërend. Wij typeren onze onderwijsinstelling als een onderwijsinstelling met een breed 2 ondersteuningaanbod . Dit houdt in, dat er een breed aanbod aan ondersteuningsmogelijkheden is, en dat er deskundige hulp in en om de klas aanwezig is. Deze zorgstructuur is een kwaliteitskenmerk van ons onderwijs.
1 2
ROC Flevoland kent deze voorziening als Matchpoint. Naar: de brede zorgschool, zoals beschreven in IVO, Profileren en indiceren, van Sardes, zie: http://www.sardes.nl/uploads/Sardes_Speciale_Editie_8_IVO.pdf
6
1.2
Onderwijsondersteuningsprofiel Een school met een breed ondersteuningaanbod wordt gekenmerkt door de beschikbaarheid van specialistische begeleiding en ondersteuning, deskundige teams en samenwerking met externe professionals en (zorg-)instellingen. Daarnaast is er de beschikking over bijzondere onderwijsmaterialen en aparte begeleidingsruimten. Deze faciliteiten zijn erop gericht tegemoet te kunnen komen aan studenten met een speciale ondersteuningsbehoefte. Voor veel studenten, zonder en met beperking, is het mbo de enige weg naar een gekwalificeerde instap op de arbeidsmarkt. Speciaal mbo-onderwijs voor studenten met beperkingen bestaat nauwelijks in Nederland. Daarom streeft het ROCvA, binnen de grenzen van haar mogelijkheden, naar toegankelijkheid voor iedereen, een mate van inclusie. De mbo-colleges kunnen binnen het beroepskwalificatie gericht onderwijs worden gekarakteriseerd als een mix van een ontwikkelingsschool en een 3 (leer)gemeenschapsschool . De ontwikkelingsschool wordt gekenmerkt door individualiteit en zelfsturing; de (leer)gemeenschapsschool door een gerichtheid op brede persoonlijke ontwikkeling en onderwijs waarin deelname aan de groep en dialoog belangrijk zijn. Er is aandacht voor elkaar en de sfeer is prettig. Beiden zijn belangrijke kenmerken van ons onderwijs.
1.3
De zorgstructuur: basiszorg De zorgstructuur is een fundament van goed onderwijs. Voor de begeleiding- en zorgstructuur zijn binnen het ROCvA de volgende uitgangspunten geformuleerd: - De studieloopbaan van de student staat centraal. - De student heeft de regie over zijn eigen leren en loopbaan. - De loopbaanbegeleider geeft door middel van de begeleiding deskundige sturing aan het leerproces van de student. - Belemmeringen in de loopbaan worden zo dichtbij mogelijk (fysiek en organisatorisch) bij de opleiding opgelost. - Specialistische begeleiding, overstijgend aan het opleidingsteam, is voor alle studenten die dat nodig hebben beschikbaar. De structuur van de basiszorg ziet er als volgt uit: A. 1. 2. 3.
Opleidingsgebonden begeleiding en zorg De basale loopbaanbegeleiding, uitgevoerd door de loopbaanbegeleider De plusbegeleiding voor overbelaste studenten, uitgevoerd door de pluscoach De zorgcoördinatie, uitgevoerd door de zorgcoördinator
B. Opleidingsoverstijgende begeleiding en zorg 4. De specialistische ondersteuning, loopbaanoriëntatie en zorg, verleend of georganiseerd door het Loopbaan Expertise Centrum (LEC) 5. De begeleiding en zorg verleend door het Zorg- en Advies Team (ZAT). Deze zorgstructuur is in schema terug te vinden aan het einde van dit hoofdstuk.
1.3.1 Loopbaanbegeleiding: kernbegeleiding Loopbaanbegeleiding is essentieel in het beroepskwalificatiegerichte onderwijs. De kernfiguur binnen de opleiding is de loopbaanbegeleider. Hij/zij is het anker van de student. Hij begeleidt de student in zijn leer- en persoonlijke ontwikkeling, signaleert problemen, documenteert de voortgang (verzuim, leerresultaten, speciale ondersteuning), en verwijst waar nodig, via de zorgcoördinator naar het LEC. 3
Naar: Het onderwijszorgprofiel, APS, zie: http://www.aps.nl/mbo
7
Zowel de loopbaanbegeleider als de andere docenten hebben binnen het gehele opleidingstraject een nadrukkelijk coachende rol. Er is oog én aandacht voor de student. De student is niet van het begin af aan in staat zijn leerproces in eigen hand te nemen en te sturen. Hij leert gedurende zijn leerproces zelf afwegingen maken, verantwoordelijkheid te nemen en te beslissen. De loopbaanbegeleider en het docententeam spelen hierin een belangrijke rol. Hun vermogen leervragen te benoemen, het kunnen differentiëren in hun aanpak met oog voor de individuele student, is onderdeel van hun professionaliteit. De groep waarin de student leert speelt een belangrijke rol. De student leert met en te midden van leeftijdsgenoten. Professionele sturing van de interactie in de groep en het scheppen van een veilige sfeer, zijn voor studenten voorwaarden om te kunnen leren. Ook hier is een cruciale rol weggelegd voor de loopbaanbegeleider en het docententeam. De instrumenten voor de loopbaanbegeleiding zijn het intakedossier, het startprofiel, de persoonlijke ontwikkelingsplannen, het persoonlijk activiteitenplan en het portfolio. Iedere student heeft minstens vier keer per jaar een begeleidingsgesprek met zijn loopbaanbegeleider. Binnen het curriculum zijn onderwijsactiviteiten opgenomen waarbij studenten worden begeleid op gebied van leren en loopbaan. Deze worden uitgevoerd binnen het lesonderdeel LLB (Leren, Loopbaan, Burgerschap) en/of geïntegreerd aangeboden in het onderwijsprogramma. Voorwaarde voor goede loopbaanbegeleiding is, dat er bij alle opleidingsteams voldoende competente loopbaanbegeleiders zijn, die zijn geschoold en gefaciliteerd voor optimale uitvoering van hun taken. Binnen het opleidingsteam biedt de zorgcoördinator ondersteuning aan de loopbaanbegeleiders. Wij streven binnen de organisatie van onze opleidingen en de begeleiding naar continuïteit omdat die bijdraagt aan een veilig leerklimaat en leidt tot goede studieresultaten. Dat betekent zo min mogelijk wisselingen in de begeleiding van de student.
1.3.2
Pluscoaching Overbelaste jongeren met meervoudige of gestapelde problematiek hebben als gevolg van de problemen die zij ervaren, vaak hiaten in hun competenties, kennis en vaardigheden. Die hiaten maken het studenten moeilijk een opleiding te volgen en/of succesvol af te ronden. Voor hen is pluscoaching beschikbaar. De pluscoach is een aan het onderwijsteam toegevoegde begeleider, met bijzondere pedagogische en didactische kwaliteiten, specifiek ter ondersteuning van overbelaste studenten. Met behulp van de plusvoorziening is het mogelijk overbelaste studenten extra te ondersteunen op vakinhoudelijk en/of pedagogischdidactisch gebied. De plusbegeleider voert herstelwerkzaamheden uit. Ook kan er worden ingezet op extra ondersteuning bij het vinden en behouden van stages. De pluscoach staat dichtbij zowel de student als de docent en begeleidt zowel in als buiten de klassensituatie. Pluscoaching kan als extra taak worden belegd bij een loopbaanbegeleider. Er kan ook worden gekozen voor een aparte aan het team gekoppelde begeleider in combinatie met het aanbieden van extra ondersteunende programma’s. Opleidingsteams kunnen hierin zelf, met gebruikmaking van geoormerkt geld, een keuze maken.
1.3.3 Zorgcoördinatie Op opleidingsniveau wordt de uitvoering van de basiszorg gecoördineerd door de 4 zorgcoördinator . De zorgcoördinator ondersteunt en adviseert de loopbaanbegeleiders en bevordert hun deskundigheid. De zorgcoördinator ondersteunt de opleidingsmanager bij het ontwikkelen van het zorgbeleid, coördineert en monitort de uitvoering van de begeleiding en onderhoudt vanuit het team de relaties met het LEC en externe partijen. 4
Hier dient te worden opgemerkt dat bij enkele colleges is gekozen voor de coördinatie van de zorg door een andere functionaris dan de zorgcoördinator, dan wel door het LEC.
8
De zorgcoördinator speelt als teamgebonden deskundige een cruciale rol bij het onderkennen van de hulp- of zorgvragen die de loopbaanbegeleiding overstijgen. Hij bereidt de verwijzingen voor en voert deze uit. De zorgcoördinator is daarmee de filter tussen de teamgebonden begeleiding en de teamoverstijgende specialistische begeleiding en zorg. Hij/zij is de kwaliteitsbewaker van de begeleiding en zorg op opleidingsniveau en de bewaker van de scheiding tussen onderwijs en zorg.
1.3.4
Loopbaan Expertise Centrum (LEC) De diensten van het LEC worden ingezet als de loopbaanbegeleider en de student, in overleg met de zorgcoördinator, constateren dat de student behoefte heeft aan specialistische begeleiding. Dat is het geval als de voortgang van de loopbaan van de student stagneert en niet meer is te beïnvloeden op opleidingsniveau of (preventief) wanneer daar behoefte aan is. Het LEC behoort tot de opleidingsoverstijgende ondersteuning en verzorgt de specialistische loopbaanbegeleiding binnen het mbo college. Ieder mbo college heeft een LEC, het LEC is onderdeel van de basiszorg van het college. In een LEC zijn de benodigde specialismen op cruciale ondersteuninggebieden bij elkaar gebracht: 1. Loopbaanoriëntatie, leerproblematiek en begeleiding van studenten met een handicap 2. Begeleiding door externe professionele hulpverlening als schoolmaatschappelijk werk, de schuldhulpverlening, de jeugdarts en ambulante experts 3. Professionalisering van opleidingsteams op het gebied van begeleiding en ondersteuning. De boden ondersteuning vindt plaats in de vorm van individuele arrangementen en groepsarrangementen, zoals een Begeleidingsgroep plannen en structureren, communicatietrainingen en bijvoorbeeld ‘sterk in je schoenen’, een weerbaarheidstraining. Het ROCvA kiest, om het onderscheid tussen onderwijs en zorg te bewaken, voor een aantal externe deskundigen als aanvulling op de eigen professionals. Het LEC zorgt voor coördinatie en afstemming en organiseert de ondersteuning zo dicht mogelijk bij de studenten en de opleidingsteams. De externe deskundigen brengen vanuit hun eigen organisatie expertise mee en onderhouden die. Ook hebben zij een netwerk dat het onderwijs toegang geeft tot veel bruikbare informatie en hulp. Bovendien hebben externe deskundigen enige afstand tot de onderwijsorganisatie. Zij kijken op een andere manier naar het functioneren van jongeren en het handelen van het onderwijspersoneel. Dat levert het onderwijs nieuwe informatie en inzichten op, die kunnen leiden tot verbeteringen en verdere professionalisering. Belangrijke externe deskundigen op dit moment zijn het schoolmaatschappelijk werk, schuldhulpverlening, jeugdartsen van de GGD en ambulant experts vanuit het speciaal onderwijs. Het LEC werkt nauw samen met de loopbaanbegeleiders en zorgcoördinatoren: het LEC wordt gevoed door de loopbaanbegeleiders en de zorgcoördinatoren van de onderwijsteams. Zij verwijzen studenten door. Het LEC op haar beurt speelt (mede) een rol in de verdere professionalisering van loopbaanbegeleiders en zorgcoördinatoren op het gebied van studentenondersteuning. Het LEC wordt aangestuurd door het hoofd LEC. Deze maakt onderdeel uit van het managementteam (MT) van het college en is binnen het MT portefeuillehouder ‘begeleiding en zorg’. Dit is een belangrijke waarborg voor verankering van de loopbaanbegeleiding en zorg in het onderwijs. Het hoofd LEC legt de verbinding tussen de begeleiding en ondersteuning binnen de school naar de begeleiding en zorg buiten de school en draagt zorg voor de afstemming tussen de partijen. Het LEC valt onder de directie van het college omdat het LEC een collegebrede functie heeft.
9
1.3.5 Zorg- en Advies Teams (ZAT) Als de problematiek van een student complex is, de benodigde specialisatie binnen de school niet aanwezig is, of intensieve specialistische begeleiding nodig is, dan kan worden gekozen voor bespreking van de student in het ZAT. Het ZAT is een multidisciplinair zorgoverleg en is de schakel tussen de begeleiding door de school en de begeleiding door andere instanties. Ieder College heeft één of meer zorg - en adviesteams. Het LEC is organisator en voorzitter van het ZAT. In het ZAT hebben zitting: - Het hoofd LEC en/of medewerkers van het LEC - Zorgcoördinatoren van de opleidingsteams - Schoolmaatschappelijk werk - Leerplicht - Jeugdarts GGD Als daar reden voor is nemen de schuldhulpverlening, de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de politie ook deel aan het overleg. In het ZAT bepaalt men samen welke begeleiding wordt ingezet. Gezien de schaalgrootte van het ROCvA functioneren er binnen de diverse colleges ZAT’s op twee niveaus: op opleidingsniveau (het interne ZAT) en op collegeniveau (het externe ZAT). Het doel van het externe ZAT is, naast het bespreken van casuïstiek, afstemming tussen de verschillende bij studenten betrokken partijen en wederzijdse deskundigheidsbevordering. Alleen in het externe ZAT hebben alle bovengenoemde partijen zitting.
1.3.6 Steunpunt Studie en Handicap (SSH) Het Steunpunt Studie en Handicap (SSH) is een ROCvA-brede voorziening die aanvragen voor de leerling-gebonden financiering (LGF, ofwel de rugzakken) centraal verzorgt, de cijfermatige ontwikkelingen rond de LGF monitort, de geldstroom richting colleges in banen leidt, de uitvoering van de zorg volgt en bemiddelt in geval van meningsverschillen Het Steunpunt beantwoordt vragen van interne en externe partijen, en verzorgt de beleidsvoorbereiding rond zorgonderwerpen in samenwerking met de hoofden LEC. Het SSH kijkt naar de kwaliteit van de zorg en stelt samenwerkingsovereenkomsten op met externe zorgaanbieders. Het SSH heeft de opdracht van de Raad van Bestuur Passend Onderwijs voor te bereiden.
1.4
Zorgbreedte ROCvA De wet Passend Onderwijs vraagt ons na te denken over de mogelijkheden en de grenzen van onze zorgstructuur, de zorgbreedte. Met de bovenstaande beschrijving van onze basiszorg hebben we op hoofdlijnen een beschrijving gegeven van onze zorgbreedte. In de dagelijkse onderwijspraktijk wordt de grens van de begeleiding en ondersteuning bepaald door een aantal variabelen, op grond waarvan wij keuzes maken. Wij gaan uit van plaatsingsmogelijkheden, waarbij de Wet Gelijke Behandeling leidend is. Grenzen kunnen liggen in een combinatie van de volgende factoren:
Studenteigen factoren - cognitieve capaciteiten - fysieke eigenschappen en zelfredzaamheid - mogelijkheden tot zelfsturing - mogelijkheden tot deelname aan groepsactiviteiten - mogelijkheden tot deelname aan de BPV - acceptatie en omgang met problematiek/beperking - ontwikkelingsmogelijkheden
10
-
specifieke omgevingsfactoren ondersteuningbehoefte veiligheid beroepsbeeld en arbeidsperspectief
Onderwijsgerelateerde factoren - teamsamenstelling en teamdeskundigheid - differentiatiemogelijkheden binnen het curriculum - beschikbare middelen op gebied van tijd, ruimte, materialen en personele inzet - beschikbaarheid van externe expertise - mogelijkheden tot aanpassingen in examens - samenstelling van de lesgroep - veiligheid - aanpassingsmogelijkheden van BPV - contacten met het beroepsveld - Domeinkenmerken en kenmerken van het beroep - externe (politieke en maatschappelijke) ontwikkelingen De opleidingswensen van de student, zijn specifieke begeleidingsbehoeften en de context van het opleidingsdomein vragen om maatwerk. Maatwerk vereist een zorgvuldige weging van de factoren, die leiden tot een plaatsingsadvies. Wij hechten aan een expliciete, deskundige weging van deze factoren tijdens het intake- of begeleidingsproces, omdat het leidt tot een onderbouwde en voor alle betrokkenen transparante keuze. De opleiding maakt deze afweging niet alleen. Zij wordt ondersteund door de specialisten die bij het college in dienst zijn en/of externe deskundigen. Bij het plaatsingsadvies wordt zowel te bieden basiszorg als de extra ondersteuningsmogelijkheden per opleiding (het ondersteuningsprofiel) meegewogen. In voorkomende gevallen wordt de student een alternatieve plaatsing geadviseerd, of een route naar de arbeidsmarkt. Ook voor het vervolgtraject is daadkracht voor ons een belangrijke waarde. Wij wijzen studenten de weg naar alternatieve mogelijkheden.
11
Begeleiding- en zorgstructuur
Vertrouwenspersoon biedt: Ø ondersteuning bij ongewenste omgangsvormen
Student ROC van Amsterdam
Interne- en teamgebonden zorg en begeleiding Basale loopbaanbegeleiding aan studenten Loopbaan begeleider biedt: Ø Ø Ø
Zorgcoördinator biedt:
basale begeleiding van student bij loopbaanontwikkeling signalering van problemen documenteren van voortgang
Ø Ø Ø
ondersteuning, stimulering en bewaking van kerntaken van loopbaanbegeleiders verbinding tussen loopbaanbegeleiders en het LEC bewaking van scheiding onderwijs en zorg
Pluscoach biedt: Ø extra begeleiding van studenten Ø ondersteuning van docenten en loopbaanbegeleiders
Externe en teamomverstijgende zorg en begeleiding (LEC) Specialistische zorg en begeleiding aan student, loopbaanbegeleider, zorgcoördinator en teams Loopbaan oriëntatie en
advies voor heroriënteerders biedt: Ø Ø
Loopbaanadvies Doorstartvoorziening
- zorg- en adviesteams
Zorg door professionele externe hulpverlening Ø Ø Ø
Schoolmaatschappelijk werk Schuldhulpverlening/ budgetcoahing Jeugdarts (GGD)
ZAT +
Leerproblematiek en handicapbegeleiding Ø Ø Ø
Testen Trainingen LGF (rugzakje) begeleiding
- leerplicht plus - buurtregisseur
12
Hoofdstuk 2. Kaders en financiën Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven wij de hoofdpunten van de wet Passend Onderwijs en de overige kaders die van invloed zijn op onze uitwerking van Passende Studentenondersteuning. Tenslotte kijken we naar de verschillende geldstromen die nu met studentenondersteuning gemoeid zijn en maken wij een keuze voor een model waarmee wij de financiële middelen in de nieuwe situatie efficiënt kunnen inzetten.
2.1
Hoofdpunten Passend Onderwijs Passend Onderwijs heeft betrekking op de begeleiding en zorg van alle studenten. Het hoofddoel ‘Alle kinderen succesvol op school’, wordt ondersteund door de centrale doelstelling ‘Alle kinderen volgen het onderwijs dat bij hen past’. De wet Passend Onderwijs kent vijf hoofdpunten: 1. Zorgplicht: mbo-instellingen zijn op grond van de ‘wet gelijk behandeling op grond van handicap of chronische ziekte’ (WGBH/CZ) verplicht doeltreffende aanpassingen te verrichten zodat de student een passend onderwijsaanbod wordt gedaan. Enige reden tot afwijking van deze regel, is als de aanpassingen een onevenredige belasting voor de instelling vormen. Mocht de onderwijsinstelling de student niet kunnen plaatsen, dan moet het een andere onderwijsplaats voor de student vinden. De wet is het wettelijk kader voor de zorgplicht. 2. Regionale samenwerking vo en mbo: De verplichte regionale samenwerking van vo- en mbo-instellingen om te komen tot doorlopende leerlijnen en een regionaal dekkend zorgaanbod leidt op voorhand tot een aantal aandachtspunten. 3. Professionalisering: alle docenten en onderwijsmanagers kunnen nu, maar zeker in de nabije toekomst, in hun dagelijkse praktijk in aanraking komen met studenten met problematiek of beperkingen. Zij komen in aanraking met verschillende ondersteuningsbehoeften in hun groep en moeten daarop leren inspringen en differentiëren in hun aanpak. Daarvoor moeten zij goed worden toegerust. Voorts moeten zijn hun vakkennis op peil houden en/of weer op peil brengen om aan de eisen van vakbekwaamheid te blijven voldoen. Ook bij nieuwe docenten en schoolleiders wordt in de opleiding aandacht besteed aan het leren omgaan met verschillen in de klas. 4. Samenwerking met de jeugdketen en de gemeente: de gemeenten krijgen in de nieuwe situatie de regie over het gehele jeugddomein: leerplicht, jeugdzorg, ouder-kindcentra, jeugd-GGZ en de zogenaamde ‘onderkant van de arbeidsmarkt’. Het is de bedoeling voor gezinnen en kinderen te komen tot een integrale aanpak: één kind, één plan. De samenwerking tussen de jeugdketen, gemeenten en onderwijsinstellingen is voor deze aanpak een voorwaarde om ouders en kinderen te ondersteunen bij de opvoeding, en passend onderwijs te kunnen bieden. 5. Versteviging van de positie van ouders: ouders van zorgstudenten hebben jarenlange ervaring met de benodigde ondersteuning van hun kind. Zij zijn bij uitstek ervaringsdeskundigen. Hoewel mbo-studenten ouder zijn en jongvolwassen, is de bijdrage van ouders niet te onderschatten. Zij krijgen in de nieuwe situatie inspraak bij het opstellen van het begeleidingsplan en hebben ook een stem bij de invulling daarvan.
13
2.2
Aangrenzende kaders Passend Onderwijs Na de beschrijving van het onderwijszorgprofiel en de zorgstructuur, is het van belang dat we al onze inspanningen gericht op het succesvol kwalificeren van onze studenten, onder één noemer samenbrengen. Daarom gaan we eerst na welke kaders, oude en nieuwe, van invloed zijn bij het realiseren van Passende studentenondersteuning.
2.2.1 Voortijdig schoolverlaten Gescheiden door verschillende geldstromen, werden de afgelopen jaren verschillende activiteiten uitgevoerd, die gericht zijn op het voorkomen van ongekwalificeerde uitval. Veel beleid is gericht op het binnenboord houden van studenten. Het niet-behalen van targets om de uitval terug te brengen heeft gevolgen voor de beschikbare middelen. Geleidelijk is er de afgelopen jaren aandacht gekomen voor preventieve kwaliteitsverbetering: van de intake van studenten, de ondersteuning van studenten (o.a. met pluscoaches en schoolmaatschappelijk werk) en van de inhoud van het onderwijs en het leerklimaat, waarin de loopbaanbegeleider een centrale rol speelt. Deze beweging is onze opstap naar een visie op Passend Onderwijs en een aanpak die preventief, faciliterend en integratief van aard is. Een belangrijke aanzet tot één aanpak van verzuimbeleid en kwalitatief zorgbeleid, is door het ROCvA gedaan met de uitvoer van het huidige verzuimbeleid (met de aanstelling van verzuimcoördinatoren, DUO-meldingen en de samenwerking met Leerplicht Plus), de implementatie van de zorgstructuur en het opzetten van de Loopbaan Expertise Centra (LEC). Verder zijn instroom, de begeleidingsstructuur en de didactische omgeving in één plan gevat. De insteek daarvan is voorwaardenscheppend. De leergang, de leeromgeving en de ondersteuning van studenten zijn één geheel. Voor Passend Onderwijs zetten wij die tendens voort. Wij leveren onze bijdrage aan de verscherpte VSV-doelstelling van de minister, maar intern verleggen wij onze aandacht definitief van de tekorten van de student, van zijn schijnbare onmogelijkheden, naar: hoe halen we vóór hem en met hem het meeste uit het onderwijs? De uitdaging voor de student en de uitdaging voor onszelf als onderwijsinstelling, staan voorop. Wij laten studenten niet los, wij binden studenten.
2.2.2 Plusvoorziening Betrekkelijke nieuwkomer in het mbo is de Plusvoorziening. Deze voorziening voor ‘overbelaste studenten’, voortgekomen uit het WRR-rapport van 5 P.Winsemius , is in het ROCvA georganiseerd in de vorm van aparte begeleiding, ín of dicht bij de klas. Maar altijd binnen de reguliere opleiding, in de vorm van coaching. De studenten die onder de Plusvoorziening vallen, zijn een doelgroep op zich. Zij kunnen geen aanspraak maken op financiering op grond van een beperking (huidige LGF) omdat zij geen indicatie hebben of kunnen krijgen. Omdat de Plusvoorziening voorziening op verschillende manieren wordt ingezet, is zij bij uitstek geschikt voor het maatwerk dat de standaard hoort te zijn in Passend Onderwijs.
2.2.3 Herstructurering mbo Het Actieplan MBO bevat een aantal maatregelen dat ingrijpt op de structuur van het mbo. Het heeft daarom ook gevolgen voor de manier waarop de begeleiding en de zorg in de toekomst georganiseerd zijn.
5
Vertrouwen in de school, over uitval van overbelaste jongeren, WRR, januari 2009
14
In dit kader zijn de belangrijkste maatregelen: - afschaffing van de drempelloze instroom in het mbo; - een aparte status en financiering van niveau 1-opleidingen: de Entreeopleidingen; - de verkorting en intensivering van opleidingen op niveau 4; - het verbeteren van de aansluiting vmbo - mbo en het verruimen van de samenwerkingsmogelijkheden. Voor de begeleiding en zorg heeft dit een aantal gevolgen: 1. Een grote groep studenten, de ongediplomeerde instroom, wordt in zijn geheel in een aparte opleidingskolom gepositioneerd. Een groot deel van deze studenten heeft dringende begeleidings- en/of zorgvragen 2. De opleidingen op niveau 4 worden verkort en geïntensiveerd. Dit heeft voor studenten mogelijk een grotere studielast tot gevolg. Voor studenten met zorgvragen c.q. een beperking zullen de gevolgen van die toename leiden tot een verhoogde studiedruk en wellicht een groter risico op schooluitval. 3. De voortdurende aandacht voor de aansluiting vmbo-mbo biedt mogelijkheden aansluiting te zoeken bij de vernieuwde zorgstructuur in het voortgezet onderwijs. Zo kunnen wij ‘bij de voordeur’ zicht krijgen en greep te houden op de (mogelijke groeiende) zorgvraag in het mbo.
2.2.4 ROCvA Entree In de loop van het schooljaar 2012-2013 worden niveau 1-opleidingen omgevormd tot Entreeopleidingen. De populatie van de Entreeopleidingen bestaat uit drie groepen studenten: -
De kwetsbare, overbelaste, ongediplomeerde, maar leerbare jongere met voldoende capaciteiten voor het behalen van een startkwalificatie; De uitvaller uit het voortgezet onderwijs met gedrags- en/of psychische problemen wiens capaciteiten voor het behalen van een startkwalificatie niet zeker zijn; De PrO-leerlingen met een positief doorstroomadvies, die cognitief in veel gevallen niet in staat zal zijn na niveau 1 niveau 2 te doen.
De eerste groep heeft het grootste aandeel in de Entreeopleidingen. Het merendeel van de studenten zal doorstromen naar de hogere niveaus van het reguliere (echte) mbo. De tweede groep bestaat uit de studenten van ROC Op Maat. In praktijk stroomt een groot deel van hen ook door naar het reguliere mbo. Van de derde groep, de PRO-leerlingen, is slechts een zeer klein deel in staat tot een vervolgopleiding. Voor de meerderheid is niveau 1, indien haalbaar, eindonderwijs, met begeleide doorstroom naar de arbeidsmarkt.
2.2.5 Taalbeleid Ook op het gebied van taal- en rekenonderwijs in het mbo zien we twee ontwikkelingen: het streven naar verbetering van het algemene taal- en rekenniveau van mbo-studenten en de implementatie van het dyslexie- en dyscalculiebeleid. Beiden zijn voor onze doelgroep bijzonder belangrijk. Het behalen van algemeen vastgesteld taal- en rekenniveau vraagt mbobrede ondersteuning voor alle studenten. Het ondersteunende taal- en rekenonderwijs draagt daaraan bij. Onze studenten met een beperking op het gebied van taal en/of rekenen, een aanzienlijke groep in onze onderwijssoort, vragen ondersteuning bij het behalen van het vereiste taal- en rekenniveau én specifieke ondersteuning bij hun beperking.
15
Het dyslexiebeleid wordt uitgevoerd aan de hand van het dyslexieprotocol en een ROC-breed netwerk voor specialisten op dit gebied, zodat ondersteuning in alle colleges wordt gewaarborgd. Voor alle studenten betekenen de nieuwe taal- en rekeneisen een extra druk op hun studie. Voor alle studenten heeft taal- en rekenondersteuning, in het licht van het voorkomen van schooluitval en het succesvol kwalificeren van studenten, een hoge prioriteit.
2.3
Financiën We bevinden ons in een overgangssituatie.In het mbo wordt de ondersteuning voor studenten georganiseerd en gefinancierd met verschillende middelen. De belangrijkste: - VSV-subsidies voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten - LGF voor studenten met een geïndiceerde beperking - VOA-gelden voor de lagere mbo-niveaus - IBO-gelden voor de zorgstructuur - Participatiegelden - DMO-fondsen voor schuldhulpverlening en huisvestingsprojecten - Hamer-gelden en gemeentelijke middelen voor schoolmaatschappelijk werk - Plusgelden voor ‘overbelaste jongeren’ - Entreegelden. Het is de uitdaging is om één integrale visie op studentenondersteuning te formuleren waarbij sprake is van samenhang tussen al deze gelden en activiteiten, in denken en in doen, zoveel mogelijk zonder overlap in aanbod en in financiering. Op dit moment is echter onzeker wat de som van middelen voor studentenondersteuning binnen het mbo in de nabije toekomst zal zijn. Zeker is de wijziging van de LGF-systematiek. De huidige Leerling Gebonden Financiering (LGF), die doorloopt tot 1 augustus 2014, bekostigt de begeleiding van individuele studenten met een geïndiceerde handicap of beperking. De belangrijkste wijzing voor deze specifieke groep in het mbo is dan ook de wijziging van de bekostigingssystematiek: Het mbo krijgt geen ‘geld op naam’ meer voor studenten die extra ondersteuning nodig hebben, maar een totaalbedrag (schooldeel en voormalig REC-deel van de rugzak) in de lumpsum onder het kopje ‘gehandicaptenbeleid’, waarvan de besteding apart moet worden verantwoord. De minister noemt deze de ‘zware zorg’. De extra inzet in dit kader wordt vastgelegd in een bijlage bij de onderwijsovereenkomst, in de vorm van een begeleidingsplan. Vaststaat ook dat het ROCvA voor de opdracht staat met een afgebakend budget aan een onbekende en (mogelijk) wisselende ‘zware zorgvraag’ te voldoen. Het ROCvA dient naar eigen inzicht en rationeel met de beschikbare middelen en de noodzakelijke zorginzet om te gaan. Hiervoor staan verschillende modellen ter beschikking. Het ROCvA kiest voor een mix van het expertisemodel en het leerlingmodel. Dat betekent de inzet van de middelen op expertise en specialistische voorzieningen en, waar nodig maatwerk. Dat wil zeggen: de middelen worden ingezet op individuele ondersteuningsbehoeften. Uitgaande van de versteviging van de bestaande zorgstructuur, ligt het in de lijn het geoormerkte budget voor zware zorg per College te lokaliseren bij de Loopbaan Expertise Centra, van waaruit het in de vorm van personele inzet, dan wel individueel toekende middelen kan worden uitgezet bij de diverse teams.
16
2.3.1 Budget Passend Onderwijs Zoals in de vorige paragraaf beschreven, is de wijziging in de bekostigingssystematiek één van de belangrijkste veranderingen. Hieronder geven wij op grond van de huidige aantallen een raming van de beschikbare middelen voor specialistische ‘zware zorg’, vanaf 1 augustus 2014.
2.3.2 De huidige situatie: In de huidige situatie ontvangt het ROC van Amsterdam van het Rijk de volgende subsidiegelden: a) Leerling Gebonden Financiering (‘rugzak financiering’) b) Financiering visueel gehandicapten Ad a) Leerling Gebonden Financiering Deze subsidie wordt ontvangen per deelnemer met een rugzakje. De laatste subsidiebeschikking is gedateerd op 24 januari 2012 en het subsidiebedrag in deze brief bedraagt € 659.381. Vanuit deze subsidie wordt, conform bestuursbesluit, eerst 15% gebruikt ter financiering van het Steunpunt Studie en Handicap. De resterende 85% wordt, op basis van de gesubsidieerde deelnemers, verdeeld over de MBO Colleges. De verantwoording van deze subsidiegelden vindt plaats in samenwerking tussen ROCvA Steunpunt Studie en Handicap, MBO Colleges en de Dienst Financiën. Aangetoond wordt dat er overeenstemming bestaat tussen: -
de door de Commissie voor de Indicatiestelling afgegeven beschikking; het door DUO vestiging Zoetermeer verstrekte terugmeldingsformulier; en de door DUO vestiging Zoetermeer afgegeven beschikking.
Tevens moet aangetoond worden dat de betreffende deelnemer per 1 oktober is ingeschreven en daadwerkelijk schoolgaand is (middels een onderwijsovereenkomst en presentieinformatie). Ad b) Financiering visueel gehandicapten Deze subsidie wordt ontvangen per visueel gehandicapte deelnemer, per kalenderjaar. De laatste subsidiebeschikking is gedateerd op 20 januari 2012 en het subsidiebedrag in deze brief bedraagt € 27.280.
Vanuit deze subsidies wordt, conform bestuursbesluit, eerst 15% gebruikt ter financiering van het ROCvA Steunpunt Studie en Handicap. De resterende 85% wordt, op basis van de gesubsidieerde deelnemers, verdeeld over de MBO Colleges. De verantwoording van deze subsidiegelden vindt plaats in samenwerking tussen Steunpunt Studie en Handicap, MBO Colleges en Dienst Financiën. Aangetoond wordt dat er een verklaring van een medisch specialist aanwezig is voor de betreffende deelnemers. Tevens moet aangetoond worden dat de betreffende deelnemer per 1 oktober is ingeschreven en daadwerkelijk schoolgaand is (middels een onderwijsovereenkomst en presentie informatie). Deze beide subsidies zullen voor de laatste maal ontvangen worden voor schooljaar 20132014. Voor de laatste 5 maanden van 2014 zal een overgangsregime gelden. In die maanden ontvangen wij een gemiddelde van het LGF-bedrag van de laatste drie jaar. Met ingang van 1 januari 2015 zal de nieuwe bekostigingssystematiek gelden (‘Passend Onderwijs’). Deze is ingestoken op kalenderjaar in plaats van schooljaar.
17
2.3.3 De toekomst: Passend Onderwijs vanaf 1 augustus 2014 In de nieuwe situatie ontstaat een budget ‘Zware zorg’ dat niet langer leerlinggebonden is. 6 Tevens zal het budget stijgen doordat de subsidiestromen van REC -3 (lichamelijk gehandicapten, langdurig zieken en verstandelijk gehandicapten) en REC-4 (gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek) direct aan de ROC’s zullen worden toegekend in plaats van aan de REC’s. Deze stijging schatten wij in op circa € 1 miljoen voor het ROC van Amsterdam (circa € 185.000 REC-3 en circa € 815.000 REC-4). In overleg met de afdeling BPC, stellen wij over de verdeling van het nieuwe budget het volgende voor: -
-
Startpunt voor de verdeling van de middelen zal de huidige verdeling van de middelen zijn; Voor een goede matching van kosten en baten met betrekking tot deze groep deelnemers zullen de LEC’s binnen de MBO Colleges fungeren als ‘verdeelstation’ van deze middelen over de teams; Het Steunpunt Studie en Handicap kan als onafhankelijke partij een rol spelen bij de verdeling van de middelen over de MBO Colleges door indicatiestelling; Verdeelvoorstellen zullen besproken worden in het Overleg Bedrijfsvoering (OBV) en zullen daarna als besluitstuk worden voorgelegd aan de Raad van Bestuur ter goedkeuring alvorens tot verdeling overgegaan zal worden.
Wat hierbij tevens in ogenschouw moet worden genomen is: -
6
Financiering van het Steunpunt Studie en Handicap; Eventueel te reserveren budget voor MBO College overschrijdende zorg; Verantwoordingseisen die aan de nieuwe subsidie worden gesteld.
REC: Regionaal Expertise Centrum.
18
Hoofdstuk 3. Programma Inleiding In dit hoofdstuk zetten wij eerst uiteen wat volgens de overheid de voorwaarden zijn voor het realiseren voor Passend Onderwijs. Daarna beschrijven wij onze ambities en taakstelling, in onze eigen organisatie, en in het bredere verband van de regio’s.
3.1
Voorwaarden Passend Onderwijs In de visie van het ministerie zijn er drie voorwaarden voor het bieden van passend onderwijs: 1. het onderwijs op de scholen is van goede kwaliteit; 2. er is specialistische en toegankelijke onderwijsondersteuning voor de jongeren die dat nodig hebben; 3. er zijn voldoende fysieke voorzieningen van goede kwaliteit, zoals toegankelijke gebouwen. Het ROCvA/Flevoland zet op al deze fronten in. Wij richten ons op de ontwikkeling van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, de versterking en verbetering van de huidige zorgstructuur, en de realisatie van nieuwbouwlocaties die voldoen aan de eisen van hedendaags onderwijs.
3.2
Interne en externe ambities
3.2.1 Ambities binnen ROC van Amsterdam en Flevoland Het ROC van Amsterdam en Flevoland kiest binnen de eigen organisatie voor kwalitatieve verbeteringen van het onderwijs en de onderwijsondersteuning. De volgende gebieden hebben daarbij de aandacht: - versterking van de zorgstructuur en de basiszorg binnen het ROCvA/Flevoland; - het verhogen van het slagingspercentage van studenten met een ondersteuningsvraag; - toegesneden onderwijs en ondersteuning voor groepen kwetsbare studenten; - onderwijsarrangementen voor individuele studenten met een specialistische ondersteuningsvraag; - doelgerichte selectie en plaatsing van studenten in opleidingen; - versterken van tussenvoorzieningen (zoals doorstartklassen) binnen de colleges.
3.2.2 Ambities in de regionale context Het ROCvA/Flevoland opereert in diverse regio’s: Amsterdam, Haarlemmermeer, AmstellandMeerlanden, Gooi- en Vechtstreek en Flevoland. In al deze gebieden is onze organisatie samenwerkingspartner van andere onderwijsinstellingen, welzijnorganisaties en gemeenten. In het kader van de zorgplicht en de verplichte regionale samenwerking gaat het ROC van Amsterdam en Flevoland: -
het mbo bij de gemeenten in beeld brengen. In Amsterdam zoeken wij aansluiting zoeken bij het ‘Programma hervorming zorg voor de jeugd’ (zie: Concept koersbesluit 13.09.12, paragraaf 3.3). In de andere gemeenten wij zoeken aansluiting bij soortgelijke programma’s;
-
de samenwerking met het voortgezet onderwijs op het gebied van de overdracht van zorgleerlingen een mbo-breed, structureel karakter geven. Dit ter versterking van de doorlopende leerlijnen vmbo-mbo en t.b.v. de ‘warme overdracht’ van studenten. De vorming van de nieuwe samenwerkingsverbanden, die een centrale rol krijgen in de verdeling van zorgmiddelen, vergemakkelijkt aansluiting bij het vo.
19
3.3
-
een noodzakelijk stedelijk en gestandaardiseerd overdrachtsmodel voor zorginformatie te ontwikkelen en/of te optimaliseren. Wij kunnen digitale hulpmiddelen en informatiesystemen (zoals ELKK en Digidoor) beter benutten, zodat wij vooraf kunnen bepalen wat de beginsituatie van onze aspirantstudenten is. Het ROCvA kan zijn voordeel doen met informatie uit het vo over de ondersteuningsgeschiedenis van de student, zodat de toewijzing van ondersteuning vooraf, en uitvoer van de ondersteuning direct vanaf het begin van de mbo-opleiding plaatsvindt. Zo is er een direct verband tussen de informatie over de student en het aangeboden ondersteuningsarrangement. Tevens is het uit oogpunt van efficiëntie lonend te onderzoeken of wij een zorgtoewijzingssysteem kunnen ontwerpen dat aansluit bij het ontwerp van het vo. Dit bijvoorkeur in samenwerking met het vo.
-
de samenwerking tussen mbo-instellingen op het gebied van studentenondersteuning verstevigen. Die samenwerking bestaat potentieel uit het delen van zorginformatie, uit de ‘warme overdracht’ van studenten, die overstappen van de ene mbo-instelling naar de andere. De samenwerking bevindt zich echter in een zeer pril stadium. Intensivering van de samenwerking is winstgevend voor onderwijsinstellingen en onze studenten. Daarbij is het belangrijk oog te houden voor het aantal zorgstudenten dat ieder ROC voor zijn rekening neemt.
Interne en externe doelstellingen
3.3.1 Doelstellingen binnen ROC van Amsterdam en Flevoland Wij willen onze ambities binnen onze organisatie als volgt realiseren: - het mogelijk maken van bundeling van middelen voor passende studentenondersteuning; - het ontwerpen en implementeren van een transparant systeem van zorgtoewijzing; - het vaststellen van onderwijsmogelijkheden en ondersteuningsbehoeften ‘bij de voordeur’, door professionalisering en uniformering van de intake en intakers; - resultaatgerichte rapportages op het gebied van studentenondersteuning, die inzicht geven in het verband tussen geboden ondersteuning en leerresultaten; - versterking van de positie en professionaliteit van zorgcoördinatoren; - het professionaliseren van docenten in het leren omgaan met verschillen in de klas en het differentiëren in lesinhouden; - efficiënte plaatsing en doorstroming door het verstrekken van duidelijke studieadviezen door opleidingen en goede doorstroombegeleiding door LEC’s; - het ROC-breed implementeren van de ondersteuning op het gebied van taal en rekenen om het behalen van de referentieniveaus voor alle studenten mogelijk te maken.
20
3.3.2 Doelstellingen in de regionale context In het kader van de regio zien wij de volgende prioriteiten: - Afstemming met de samenwerkingsverbanden vo, aansluiting zoekend bij het Grand Design in de Amsterdamse regio en soortgelijke programma’s in de andere regio’s; - Overleg met Regionale Expertise Centra over de mogelijkheden van toekomstige samenwerking; - Afstemming met collega-ROC’s ten behoeve van het regionaal ondersteuningsaanbod en de (mogelijke) rolverdeling daarbinnen; - Samenwerking met de gemeenten op het terrein van het jeugddomein, en overleg over het Ondersteuningsplan van het ROCvA, in het kader van de Lokale Educatieve Agenda.
3.4
Recente ontwikkelingen en dilemma’s Zoals beschreven in hoofdstuk 2, wordt een groot aantal beleidswijzigingen tegelijk ingezet. Wij constateren een aantal dilemma’s: -
Studenten met een specifieke problematiek of beperking ondervinden naar verwachting door één of een combinatie van veranderingen -met name in de verblijfsduur, de taaleisen en de verkorting en intensivering van opleidingen- extra studiedruk.
-
Studenten met een specifieke problematiek of beperking ondervinden hiervan tijdens de opleiding de gevolgen, ook tijdens de examinering. Voor aangepaste examinering zijn echter nauwelijks voorzieningen getroffen. Slechts voor de studenten met een auditieve beperking of dyslexie komt er een pilot aangepaste examinering. Dit is niet toereikend, omdat het probleem van de examinering een bredere groep treft, die bij het zonder meer toepassen van de huidige (voorgestelde) regelgeving de school zonder diploma zal verlaten.
-
Mbo-onderwijsinstellingen worden door recente wetgeving enerzijds aangemoedigd en verplicht zorgstudenten aan te nemen en te diplomeren. Echter de voorgenomen maatregelen m.b.t. verblijfsduur en examinering, bemoeilijken de doelstellingen van Passend Onderwijs. De instelling kan zelfs worden gesanctioneerd vanwege hogere uitval, terwijl hij tracht aan zijn maatschappelijke taak en wettelijke verplichting te voldoen.
De raad van bestuur neemt het op zich conflicterende beleidsambities, die mogelijk risico’s voor de onderwijsorganisaties en studenten met zich meebrengen, onder de aandacht van het ministerie van OC&W te brengen. Het SSH levert een bijdrage vanuit zijn rol als landelijk vertegenwoordiger bij het Platform Gehandicapten bij de MBO-raad, door zich bij zaken als examinering direct tot het CVE te richten.
3.5
Acties richting Passende Studentenondersteuning Lopende het traject van de totstandkoming van het studentenondersteuningsplan dienen, op korte en langere termijn, een aantal stappen te worden genomen die bijdragen aan de verdere ontwikkeling en implementatie van dit plan. De belangrijkste stappen zijn: Op de korte termijn: juli - december 2012 -
Het organiseren van interne expertbijeenkomsten zorgtoewijzingssystematiek; Het ontwerpen en uitwerken van een zorgtoewijzingssystematiek; Uitvoer van pilots Zorgtoewijzing (zgn. ondersteuningsmatrix in Amsterdam en indicatie-inregio in Flevoland); Opstellen indicatiecriteria specialistische zorg; Voorlichting aan MT’s en opleidingsteams over Passend Onderwijs;
21
-
-
Aansluiting zoeken bij de werkgroepen Intake Entree en Intake MBO, als bijdrage aan de uniformering en professionalisering van de intake; Initiëren van de besprekingen met Samenwerkingsverbanden VO over samenwerking tussen VO en MBO in verschillende (aangrenzende) regio’s waarin ROC van Amsterdam en Flevoland opereert; Ontwerp pilot-samenwerking SWV Amsterdam-SSH (Front Office Passend Onderwijs); Goedkeuring door RvB pilot-samenwerking SWV-Amsterdam-SSH; Leggen van verbanden tussen verschillende deelprojecten; Overleg met de Amsterdamse projectleider Passend Onderwijs (DMO); Ontwerp pilot Studentenraadplegingen;
Op de middellange termijn: januari - december 2013 -
Uitvoer pilot Front Office Passend Onderwijs (vo-mbo); Uitvoer pilot Studentenraadplegingen; Opstellen professionaliseringsprogramma voor loopbaanbegeleiders, intakers, zorgcoördinatoren docenten; Akkoord Professionaliseringsprogramma door RvB; Uitvoer professionaliseringsprogramma voor loopbaanbegeleiders, intakers zorgcoördinatoren en docenten. Opstellen protocol ouderbetrokkenheid; Verkenning van aansluiting tussen MBO en jeugdzorg, en de vertaling daarvan naar de Colleges op wijkniveau; Opstellen zorgprofielen per college;
Op de lange termijn: januari – december 2014 -
Vaststellen zorgprofielen per college; Afstemming met ROC’s in de regio over zorgprofielen.
Een aantal van de bovengenoemde acties overstijgen het bereik van Passend Onderwijs en vragen dringend om initiatief en centrale aansturing van het bestuur. Wij doelen hier met name op het professionaliseringsprogramma en de uniformering en professionalisering van de intake.
22
Hoofdstuk 4 Instroom, zorgbepaling en zorgtoewijzing Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven wij hoe wij ons ondersteuningsprofiel scherpstellen en communiceren, via welke kanalen studenten met een begeleidingsbehoefte instromen, wie de toeleveranciers zijn en wie belangrijke informatie aanlevert voor de zorgbepaling. Ook gaan wij in op de informatieoverdracht; hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld, hoe de informatie terecht komt bij specialisten die de zorg toewijzen en bij de direct betrokkenen op de opleiding.
4.1
Instroomroutes en betrokkenen
Iedere student heeft zijn eerste serieuze gesprek over toelating bij de intake op de opleiding. Dat hebben alle studenten gemeen. In praktijk echter, stromen studenten via zeer uiteenlopende wegen in bij het ROCvA/Flevoland: Studenten melden zich direct bij de opleiding aan. Een voorgaande school meldt de student, bij dreigende uitval, aan bij een beter passende opleiding. Hulpverleners zoeken via het LEC een opleiding voor hun ‘dakloze’ pupil. Leerplicht Plus/RMC zoekt een vervolgopleiding voor een thuiszittende jongere. Het jongerenloket wil een jongere na een periode van arbeid(oriëntatie) opnieuw onderwijs bieden om hem meer kansrijk te maken op de arbeidsmarkt. Een ouder benadert het Steunpunt Studie en Handicap (ROCvA) of Matchpoint (ROC Flevoland) over opleidingsmogelijkheden, omdat zij op de website hebben gelezen dat er voor hun kind speciale begeleidingsmogelijkheden zijn. We stellen vast dat studenten verschillen in: - Niveau (bv. PRO, VSO, regulier VO) - Problematiek (bv. Leerachterstanden, leerproblematiek, lichamelijke beperking) - Herkomst (bv. onderwijs, arbeid, detentie) - Aanmelder /verwijzer (bv. Leerplicht/RMC, werkplein, jeugdzorg, reclassering) Alle betrokken partijen hebben doorgaans een veelheid aan informatie over de aspirant-student, die van waarde is voor een scherpe plaatsing van de student en het tijdig bepalen van de begeleiding die de student nodig heeft voor het volgen van de opleiding. Die informatie komt niet vanzelfsprekend bij het ROCvA/Flevoland terecht. Een belangrijke reden is de genoemde diversiteit van de doelgroep en de aanmeldingsroutes. Daarnaast heeft iedere toeleverancier een eigen taakopvatting m.b.t. plaatsing van een jongere in het onderwijs. Plaatsing in onderwijs is voor hen het doel, niet het delen van pedagogische informatie. Ook zijn er vaak meerdere partijen bij de plaatsing van een student betrokken, die ieder over eigen informatie én taakopvatting beschikken. Omdat informatie niet vanzelfsprekend wordt gedeeld en niet automatisch bij het ROCvA/Flevoland op de goede plek terecht komt en privacy van studenten moet worden geborgd, moet worden bepaald welke partijen verantwoordelijk zijn voor aanlevering van informatie, en hoe die informatie wordt vergaard, centraal of decentraal.
4.2
Verantwoordelijkheden
Het ROCvA/Flevoland hecht er in het licht van het Actieplan MBO sterk aan te komen tot een scherpe en duurzame plaatsing van de student. Passend Onderwijs vraagt ons, voor studenten met een specifieke begeleidingsvraag, te differentiëren binnen het reguliere onderwijsprogramma, op grond van een op feiten gebaseerd begeleidingsplan.
23
Het belang van de logistiek van de (zorg)informatie neemt dus toe. Wat ons betreft snijdt het mes aan twee kanten: het ROCvA/Flevoland biedt beroepsonderwijs mét de benodigde ondersteuning; de toeleveranciers leveren, in onderling overleg, de studenteninformatie aan die nodig is voor professionele onderwijsondersteuning. Daarvoor zijn alle toeleverende partijen verantwoordelijk. Kwalitatief goed onderwijs kan niet zonder de informatie over de begeleidingsvraag van de student. Een plaatsing is alleen mogelijk als iedereen zich dat realiseert en daarnaar handelt. Van een inschrijving is pas sprake als de toeleverancier aan zijn zorgplicht, inclusief informatieoverdracht, heeft voldaan. Voor BBL-studenten komt daar een extra dimensie bij: de werkgever. De werkgever kan zowel de leverancier van zorginformatie zijn, als degene die vraagt om extra ondersteuning voor de student, op het werk en op school. De werkgever kan ook zelf vragen om hulp bij de begeleiding van zijn werknemer. In alle gevallen is een goed contact tussen onderwijsinstelling en werkgever van cruciaal belang voor de slagingskansen van onze student. Voor ons staat voorop dat de student en zijn ouders de eerstverantwoordelijken zijn om de juiste informatie aan te leveren. Zij moeten naar onze mening in de gelegenheid worden gesteld zelf hun zorgvraag neer te leggen, of ervoor voor te kiezen met een ‘schone lei’ te beginnen. Omdat de laatstgenoemde keuze gevolgen kan hebben voor de slagingskansen van de student, leggen wij de verantwoordelijkheid daarvoor nadrukkelijk bij de student en zijn ouders. Echter, het onderwijs- en hulpverleningsproces zijn zo sterk verweven en geprofessionaliseerd, dat het realistisch is te stellen dat betrokken onderwijs- en hulpverleningsinstellingen en gemeentediensten een grote medeverantwoordelijkheid hebben in het aanleveren van zorginformatie en het scherpstellen van de begeleidingsvraag van de student. Wij verwachten van hen een belangrijk (proactief) aandeel. Daar hoort de communicatie met ouders en studenten ook bij. Die communicatie leidt ertoe dat studenten en ouders informatiedeling -met inachtneming van de privacyprotocollen-als hun belang zien. Hun medewerking is een voorwaarde. Wij willen onze studenten van dienst kunnen zijn.
4.3
Centraal - decentraal
De diversiteit van de doelgroep en van de aanmeldingsroutes is voor de gewenste routing van zorginformatie binnen Passend Onderwijs een bepalende factor. Wij willen voor Passend Onderwijs naar een situatie waarin de zorginformatie altijd bij de opleiding terecht komt en wordt gebruikt bij de plaatsing en het opstellen van het begeleidingsplan van de student, zonder de korte lijnen tussen voschool en mbo-opleiding te verliezen. Daarnaast wil het ROCvA/Flevoland overzicht over de totale ondersteuningsvraag en meer uniformiteit bij de instroom van nieuwe studenten. De voorliggende vraag is dan: welke informatie kan decentraal worden verzameld en welke informatie moet centraal worden overgedragen? Voorspelbaarheid speelt een grote rol bij het kunnen anticiperen op ondersteuningsvragen. Daarom kiezen wij in de samenwerking met betrokkenen voor de volgende uitgangspunten: 1. Een v(s)o onderwijsinstelling is altijd verantwoordelijk voor de overdracht van relevantie informatie aan het vervolgonderwijs; 2. Prioriteit hebben studenten met een in een eerder stadium geïdentificeerde ondersteuningsvraag, of van wie is te verwachten dat zij in het mbo een ondersteuningsvraag zullen hebben. 3. De schaalgrootte van de samenwerkingsverbanden VO en het ROCvA/Flevoland rechtvaardigt gedeeltelijke centralisering van het werkproces, om overdracht van zorginformatie te borgen. Wij hebben daarvoor de volgende argumenten: - het voorgaand onderwijs heeft een zorgplicht; - het samenwerkingsverband heeft in de nieuwe situatie overzicht over vo-zorggelden en door het v(s)o verleende zorg; - een doorlopende zorglijn is in het belang van de student en van het onderwijs.
24
De overdracht van de zorginformatie die nodig is voor het vaststellen van de specialistische ondersteuningsbehoefte kan gecentraliseerd plaatsvinden, van samenwerkingsverband naar SSH en vandaar naar de LEC’s (zie: stroomschema zorgbepaling). De verantwoordelijkheid voor student en zorginformatie blijft, in samenwerking met de ouders/student, bij de instelling van herkomst liggen.
4.4.1 Werkproces overdracht zorginformatie, zorgbepaling en zorgtoewijzing De ondersteuningsvraag van een aspirant-student uit het VO kan op twee manieren bij het Loopbaan Expertise Centrum van het college en de opleiding van bestemming terecht komen: via de reguliere intake én via de voorgestelde, gecentraliseerde route die loopt van het OSL (Onderwijs Schakel Loket) naar het SSH (Steunpunt Studie en Handicap), om uiteindelijk bij het LEC terecht te komen (zie: bijlage 1).
Een duale blik op de zorginformatieroute (decentraal en centraal) ondervangt het praktijkgegeven dat: - sommige aspirant-studenten in de reguliere intake hun ondersteuningsvraag (nog) niet willen neerleggen; - er vo-scholen zijn die zorginformatie niet (gericht) overdragen aan het vervolgonderwijs van hun leerlingen; - niet alle zorginformatie bij het OSL binnenkomt. Onze routing stelt zeker dat wij voldoende informatie hebben om, waar nodig, tot een ondersteuningsaanbod te komen. Route 1: de SSH-route (centraal) 1. Een v(s)o-school weet dat een leerling uitstroomt naar het ROCvA. De zorgcoördinator van de school verzamelt het dossier en stuurt het, met toestemming van ouders en leerling, naar het OSL. 2. Het OSL stuurt het dossier naar het SSH van het ROCvA. 3. Het SSH screent het dossier, stelt vast welk type ondersteuningsvraag er speelt en waar de student zich heeft ingeschreven. 4. Mocht het dossier niet compleet zijn dan schrijft het SSH betrokken partijen aan om het dossier in orde te brengen. 5. Is het dossier volledig , dan wordt het LEC van het desbetreffende college ingeseind en het dossier verstuurd. 6. De LEC-specialist van het college neemt vervolgens contact op met de intakecoördinator van de mbo-opleiding en informeert hem over aspirant-student en diens ondersteuningsvraag. Samen bereiden zij de specialistische intake voor. 7. Na de intake stelt de LEC-specialist een concept-begeleidingsplan op, in de vorm van de ondersteuningsmatrix (Zie: bijlage 5). 8. De ondersteuningsmatrix wordt door de professionals gezamenlijk besproken om te komen tot een plaatsingsbesluit, een definitief ondersteuningsadvies en ondersteuningsaanbod. 9. Dit aanbod wordt met ouders en de student besproken en ter goedkeuring voorgelegd.
Route 2: de intakeroute (decentraal) 1. Een student geeft in de intake op enigerlei wijze, op het intakeformulier of in het gesprek, te kennen extra ondersteuning nodig te hebben. 2. De intaker, die is geschoold in de signalering van ondersteuningsvragen, geeft aan de student aan de vraag te herkennen en vertelt dat hij de vraag doorspeelt. 3. Vervolgens geeft de intaker zijn bevindingen door aan de intakecoördinator 4. De intakecoördinator roept de ondersteuning van de LEC-specialist in. 5. Samen bekijken de intakecoördinator, de zorgcoördinator en de LEC-specialist welke informatie aanleiding geeft tot een specialistische begeleidingsvraag en of er aanleiding is tot een specialistische intake. Zij inventariseren welke vragen onderzocht en beantwoord moeten worden om in de specialistische intake een beeld van de ondersteuningsbehoefte te krijgen.
25
6. De LEC-specialist vraagt intussen benodigde zorginformatie op en bestudeert het dossier. 7. Daarna vindt de specialistische intake plaats, waarbij in overleg met de student ook ouders worden uitgenodigd. 8. Hierna stelt de LEC-specialist een concept-begeleidingsplan op, in de vorm van de ondersteuningsmatrix. 9. Die ondersteuningsmatrix wordt door de professionals gezamenlijk besproken om te komen tot een plaatsingsbesluit, een definitief ondersteuningsadvies en ondersteuningsaanbod. 10. Dit aanbod wordt met ouders en de student besproken en ter goedkeuring voorgelegd. Na de presentatie van het ondersteuningsaanbod tekenen ouders/student en opleidingsmanager voor dat aanbod. De matrix, inclusief de ondertekeningpagina wordt onderdeel van de onderwijsovereenkomst. Met de voorgestelde gecentraliseerde werkwijze op het gebied van instroom en dossieroverdracht zal lopende het kalenderjaar 2013 in samenwerking met het Samenwerkingsverband VO worden geëxperimenteerd, onder de noemer Front Office Passend Onderwijs (Zie: bijlage 3).
4.4.2 Beoordeling ondersteuningsvraag Voorafgaande aan de ondertekening door ouders/student, is bij beide routes sprake van een drieledige goedkeuring binnen de onderwijsorganisatie: -
voorstel door de LEC-specialist, m.b.t. inhoud van het ondersteuningsplan goedkeuring door het hoofd LEC, van het aan het plan gekoppelde budget akkoord door de opleidingsmanager, met het begeleidingsplan
Zo is er sprake van een inhoudelijke goedkeuring en een goedkeuring van de toegewezen middelen door de lijnverantwoordelijke van het LEC, goedkeuring van het uitvoeringsplan door de lijnverantwoordelijke van de opleiding. Dit model wordt op korte termijn nader uitgewerkt.
4.4.3 Ondersteuningsprofiel als plaatsbepaling Voorafgaand aan het proces van aanmelding, intake en de overdracht van dossierinformatie, gaat de inschatting van belanghebbenden: is dit onderwijs geschikt? Een legitieme vraag, die ook op het gebied van onderwijsondersteuning door alle partijen moet kunnen worden beantwoord. Daarom staat duidelijkheid over het ondersteuningsprofiel van onze organisatie voorop, op instellingsniveau, per college en uiteindelijk ook per opleiding. De pilot Verkenning Passend Onderwijs heeft ten doel deze profielen scherp te stellen.
26
Hoofdstuk 5. Samenvatting Zicht op Passend Onderwijs In het ROC van Amsterdam en Flevoland Wet Passend Onderwijs: treedt in werking per 01-08-2014. De laatste vijf maanden van 2014 krijgen ROC’s een gemiddelde van hun LGF-bedrag van de afgelopen drie jaar; de nieuwe bekostigingssystematiek treedt per 01-01-2015 in werking. Passend Onderwijs: staat voor passende begeleiding en zorg. Ondersteuning die voor elke student beschikbaar moet zijn. Voorwaarden Passend Onderwijs: we zetten in op de ontwikkeling van de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, de versterking van de huidige zorgstructuur en de realisatie van toegankelijke nieuwbouwlocaties. Invalshoek: minder problematiserend, meer faciliterend; minder curatief, meer preventief. En: minder stigmatiserend, meer emanciperend; minder uniform, meer differentiërend. Dat betekent: “Hoe maken wij de opleiding voor de student mogelijk? Hoe voorkomen wij samen met de student dat deze onnodig tegen de grenzen van het onderwijs aanloopt?” Uitgangspunt onderwijsondersteuningsplan: ‘behoud en verstevig het goede, wees duidelijk over de mogelijkheden van het nieuwe en ga uit van de kwaliteiten van de student en van het onderwijs’. Basiszorg: het geheel van opleidingsgebonden en opleidingsoverstijgende ondersteuning: bestaande uit teamgebonden rollen als de loopbaanbegeleider, de pluscoach, de zorgcoördinatoren; bestaande uit teamoverstijgende diensten als het LEC met loopbaanadvies, professionele zorg en hulpverlening en leerproblematiek/handicapbegeleiding. Onderwijsondersteuningsprofiel: wij typeren onze onderwijsinstelling als een school met een breed ondersteuningaanbod. Dit houdt in dat er bij ons veel ondersteuningsmogelijkheden zijn en dat er deskundige hulp in en om de klas aanwezig is. Deze zorgstructuur is een kwaliteitskenmerk van ons onderwijs. We streven binnen de grenzen van onze mogelijkheden naar toegankelijkheid voor iedereen, een mate van inclusie. Per college en per opleiding wordt een onderwijsondersteuningsprofiel ontwikkeld. Type school: wij zijn een mix van een ontwikkelingsschool en een (leer)gemeenschapsschool. De ontwikkelingsschool wordt gekenmerkt door individualiteit en zelfsturing; de (leer)gemeenschapsschool door een gerichtheid op brede persoonlijke ontwikkeling en onderwijs waarin deelname aan de groep en dialoog belangrijk zijn. Pijlers van studentenondersteuning: professionele loopbaanbegeleiding, zorgcoördinatie, (interne en externe) specialisten in het LEC. Zorgbreedte: uitgangspunt is: plaatsingsmogelijkheden. Grenzen aan mogelijkheden zijn gelegen in combinaties van studenteigen en onderwijsgerelateerde factoren. Resultaat van afweging is altijd een plaatsingsadvies, in onderwijs of een traject naar de arbeidsmarkt.
Kaders: de missie en visie van het ROCvA, het Actieplan MBO, de wet Gelijke Behandeling, de wet Passend Onderwijs en het VSV-beleid. Middelen: in de nieuwe situatie hebben we een afgebakend budget om aan een vooralsnog onbekende en (mogelijk) wisselende ‘zware zorgvraag’ te voldoen. Gekozen model:een mix van het expertisemodel en het leerlingmodel. Dat betekent inzet van de middelen op expertise en specialistische voorzieningen en waar nodig maatwerk, d.w.z. inzet van middelen op individuele ondersteuningsbehoeften, een arrangement. We streven in de toekomst naar een stapeling van middelen. Indien gewenst kan specialistische ondersteuning extern worden ingekocht.
27
De voorgestelde routing van de middelen: de centrale dienst financiën zet de middelen op aanwijzing van het SSH door naar de colleges, op grond van vastgestelde aantallen studenten met een ondersteuningsbehoefte. Op de colleges worden de middelen in de vorm van specialistische begeleiding, onder auspiciën van het LEC, uitgezet bij de opleidingen. Het SSH beheert tevens een reserve voor onvoorziene individuele ondersteuningsvragen. Regionale inzet op afstemming met de samenwerkingsverbanden vo, andere ROC’s, REC’s en gemeenten. Ambities: focus op kwaliteitsverbetering - versterking van de zorgstructuur en de basiszorg binnen het ROCvA/Flevoland; - het verhogen van het slagingspercentage van studenten met een ondersteuningsvraag; - toegesneden onderwijs en ondersteuning voor groepen kwetsbare studenten; - onderwijsarrangementen voor individuele studenten met een specialistische ondersteuningsvraag; - doelgerichte selectie en plaatsing van studenten in opleidingen; - professionalisering van de intake.
Gevolg van gelijktijdige beleidswijzigingen binnen verschillende kaders, is dat de bereidheid zorgstudenten op te nemen mogelijk onder druk kan komen te staan. Het betekent tevens dat door studieverkorting, beperking van financiering van de verblijfsduur en de nieuwe taaleisen, extra studiedruk ontstaat voor studenten met een beperking en een groter risico op uitval. De wet Gelijke Behandeling is leidend. Instroom en zorgtoewijzing: ouders, studenten en voorgaand onderwijs, zijn de hoofdverantwoordelijken voor het kenbaar maken van de ondersteuningsbehoefte van de student. Wij streven naar gecentraliseerde aanlevering van zorgdossiers van studenten met een substantiële zorgvraag. Hiertoe willen wij stedelijk samenwerken met het Samenwerkingsverbanden VO in Amsterdam en de naburige regio’s.
28
Acties Passend Onderwijs Periode Juli - december 2012
Acties
Actoren
Organisatie van expertbijeenkomsten zorgtoewijzing
Hoofden LEC Steunpunt Studie en Handicap (SSH) LGF-experts LEC
Uitwerken zorgtoewijzingssystematiek
P. Ronday D. Verbeek
Uitvoer pilots Zorgtoewijzing
SSH LGF-experts LEC
Voorlichting MT’s en opleidingsteam over Passend Onderwijs
Hoofden LEC
Aansluiting werkgroepen Intake MBO en Intake Entree
Projectleiders Intake Entree en aansluiting VO-MBO
Besprekingen toekomstige samenwerking samenwerkingsverbanden VO in diverse regio’s En pilot Front Office Passend Onderwijs Amsterdam
P. Ronday D. Verbeek D. Huiberts
Ontwerp Pilot SWV Amsterdam-ROCvA Front-office Passend Onderwijs
P. Ronday D. Verbeek
Resultaatopmerking Input instrument zorgtoewijzing en besluitvorming
Test bruikbaarheid ondersteuningsmatrix
Toets pilot-voorstel
Pilot-opzet
29
Periode
Januari december 2013
Acties
Actoren
Resultaatopmerkingen
Ontwerp pilot Studenten-raadplegingen
P. Ronday D. Verbeek
Ontwerp pilot Verkenning Passend Onderwijs
P. Ronday D. Verbeek T. Stolk
Besluit pilot Front-office Passend Onderwijs
RvB
Uitvoer Studentenraadplegingen
SSH LGF-experts LEC
Uitkomst zorgprofiel van College.
Uitvoer Verkenning Passend Onderwijs
P. Ronday D. Verbeek T. Stolk
Uitkomst zorgprofiel van College.
Opstellen Professionaliseringsprogramma Intake, didactisch handelen en begeleidingsvaardigheden
RvB HRM MT’s Hoofden LEC
Meerjarenplan professionalisering intakers, zorgcoördinatoren, loopbaanbegeleiders en docenten
Goedkeuring Professionaliseringsprogramma RvB
RvB
Gecombineerde pilot met Verkenning PO.
30
Periode
Januari december 2014
Acties
Actoren
Opstellen Protocol Ouderbetrokkenheid Passend Onderwijs
SSH Hoofden LEC
Bespreking en vertaling samenwerking tussen colleges en gemeentelijke jeugdzorg op wijkniveau
Hoofden LEC Opleidingsmanagers
Opstellen ondersteuningsprofielen per college
Directie College Hoofden LEC SSH
Vaststellen ondersteuningsprofielen van colleges, inclusief zorgprofielen op opleidingsniveau
Directie College Hoofden LEC
Resultaatopmerkingen Is onderdeel van het algemene Protocol Ouderbetrokkenheid ROCvA
Ondersteuningsprofielen, inclusief verbeterplan studentenondersteuning. Het verbeterplan is resultaat van evaluatie van de studentenondersteuning, aan de hand van ondersteuningsprofielen.
Afstemmen ondersteuningsprofielen tussen ROC’s in de regio
RvB Hoofden LEC
Uitvoer verbeterprogramma’s Studentenondersteuning per college
Directie College Hoofden LEC SSH Opleidingsmanagers
Definitief akkoord invoering plan Passend Onderwijs
RvB
Oplegger
31
Bijlagen Bijlage 1. - Pilot Front Office Passend Onderwijs Bijlage 2. - Stroomschema logistiek zorginformatie en zorgtoewijzing Bijlage 3. - Pilot Verkenning Passend Onderwijs Bijlage 4. - Ondersteuningsmatrix
32
Bijlage 1.
Pilot front-office Passend Onderwijs
Vooraf Sinds een aantal jaar werken vo en mbo samen om de aansluiting tussen beide onderwijstypen te verbeteren. In het verleden gebeurde dat voornamelijk in het kader van doorlopende leerlijnen en het voorkomen van schooluitval (van vaak REC 4-leerlingen). Nu vindt in het kader van Passend Onderwijs een verschuiving plaats naar gezamenlijke aandacht voor studentenondersteuning in de brede zin van het woord. Het gaat nu om leerlingen/studenten met álle typen begeleidingsvragen. Passend Onderwijs vraagt van het beroepsonderwijs, voor elke student met een specifieke begeleidingsvraag, te differentiëren binnen het reguliere onderwijsprogramma. Dat gebeurt bij voorkeur op grond van een op (pedagogisch-didactische) feiten gebaseerd begeleidingsplan. Dat betekent dat kwalitatief beroepsonderwijs niet meer kan worden gerealiseerd zonder informatie over de ondersteuningsbehoeften van student. Het belang van de logistiek van de (zorg)informatie neemt daarmee toe. Het vo en het mbo hebben elkaar hier nodig: het vo wil aan zijn zorgplicht voldoen en leerlingen goed doorplaatsen; het mbo wil studenten direct zo scherp mogelijk plaatsen en van het begin af aan de juiste ondersteuning inzetten om de slagingskans zo groot mogelijk te maken. Daarom ligt nauwere samenwerking tussen die voorzieningen, waar voor beide onderwijstypen zicht is op de totale ondersteuningsvraag, voor de hand. Op dit moment zijn dat in de Amsterdamse situatie het OSL (Onderwijs Schakel loket, van het Samenwerkingsverband VO) en het SSH (Steunpunt Studie en Handicap van het ROCvA). In deze notitie wordt ingegaan op de mogelijke invulling van die samenwerking in het kader van Passend Onderwijs.
1.
Doelgroep en verantwoordelijkheden
De groep v(s)o-leerlingen met een ondersteuningsbehoefte, die op het punt staat de overstap naar het mbo te maken is divers en komt in de praktijk via verschillende kanalen bij het mbo aan. We stellen vast dat studenten verschillen in: -
Niveau (bv. PRO, VSO, regulier VO) Problematiek (bv. Leerachterstanden, leerproblematiek, lichamelijke beperking, maatschappelijke problematiek) Herkomst (bv. onderwijs, arbeid, detentie) Aanmelder /verwijzer (bv. Leerplicht/RMC, werkplein, jeugdzorg, reclassering)
In bepaalde gevallen is er bij de plaatsing sprake van urgentie; vanuit de optiek van het mbo -dat zelf nauwelijks speciaal onderwijs kent- gaat het in alle gevallen om de plaatsing van een student in regulier onderwijs. Hier gaan wij ervan uit dat de toeleverancier in veel gevallen het voorliggende, voortgezet (speciaal) onderwijs is. Vanuit hun jarenlange ervaring met leerlingen hebben zij veel kennis en informatie over de ondersteuningsvragen van de aanstaande mbo-student. Maar ook de andere betrokken partijen (o.a. leerplicht, het werkplein en de reclassering) hebben doorgaans een veelheid aan informatie over de aspirant-student, die van waarde is voor een scherpe plaatsing en het tijdig bepalen van de ondersteuning die de student nodig heeft. Die informatie komt echter niet vanzelf op de goede plaats in het mbo terecht. Daarom hechten wij aan een nauwe samenwerking, waarbij we de verantwoordelijkheden in dit proces benoemen en onze verwachtingen uitspreken, geformuleerd in uitgangspunten.
1.1
Uitgangspunten: 1. De student en zijn ouders zijn de eerstverantwoordelijken om de juiste informatie aan te leveren en kenbaar te maken dat de leerling/student een begeleidingsbehoefte heeft; Ondersteuning is een recht, het staat hen vrij daar al dan niet gebruik van te maken. Maar zien zij er na advisering door de opleiding weloverwogen vanaf, dan is de opleiding niet verantwoordelijk voor de eventuele gevolgen. De dialoog tussen ouders en onderwijs over dit onderwerp staat echter altijd voorop.
33
2. Een onderwijsinstelling (zowel vo als vso) is op grond van de zorgplicht altijd verantwoordelijk voor de overdracht van relevantie informatie aan het vervolgonderwijs. Van een plaatsing in het mbo kan pas sprake zijn als het voor het mbo mogelijk is een oordeel te vormen over de ondersteuningsbehoefte van een student; 3. Het onderwijs- en hulpverleningsproces is inmiddels zo sterk geprofessionaliseerd en verweven, dat het realistisch is te stellen dat betrokkenen van onderwijs- en hulpverleningsinstellingen en gemeentediensten een grote medeverantwoordelijkheid hebben in het aanleveren van zorginformatie en het scherpstellen van de begeleidingsvraag van de student. Wij verwachten van hen een belangrijk proactief aandeel. Hun medewerking is een voorwaarde voor het bieden een onderwijsplaats, en van de juiste ondersteuning; 4. De overdracht van informatie over in het voorliggende onderwijs geïdentificeerde zorgvragen vindt het best gecentraliseerd plaats. Dat is voor alle partijen eenduidig, herkenbaar en dus werkbaar. Een doorlopende zorglijn is in het belang van de student en het onderwijs. Daarnaast blijft er de mogelijkheid dat studenten met een (lichte) zorgvraag zich via de gebruikelijke intake (decentraal) aanmelden. Ook in die gesprekken kan worden bekeken of er al dan niet een specialistische ondersteuningsvraag ligt.
2.
Gecentraliseerde overdracht
Het heeft onze voorkeur de overdracht van de zorginformatie, die nodig is voor het vaststellen van de specialistische ondersteuningsbehoefte in het mbo, in de toekomst te centraliseren. In de Amsterdamse situatie ligt er de lijn van het samenwerkingsverband vo (in de hoedanigheid van het OSL), naar het Steunpunt Studie en Handicap (SSH, ROCvA). De informatie kan vanuit het SSH direct worden doorgeleid naar de Loopbaan Expertise Centra van de mbo-colleges. De LEC’s zorgen voor communicatie en afstemming met de opleidingsteams (zie: stroomschema). In de andere regio’s waar wij opereren streven wij naar vergelijkbare routes.
2.1
Argumenten voor stedelijke samenwerking: -
-
-
3.
Het samenwerkingsverband heeft overzicht over zorgleerlingen, zorggelden en de verleende zorg; Omdat scholen hun zorgleerlingen, inclusief ondersteuningsvraag, via één route zullen moeten aanleveren, is een doorlopende zorglijn gewaarborgd; Het is mogelijk in een vroeg stadium te bepalen welke zorg voor een student in het mbo moet worden ingezet. De ondersteuning kan zo direct worden verleend, hetgeen de slagingskansen van de student vergroot; De zorginformatie is, onafhankelijk van de uiteindelijke plaatsing van een student, beschikbaar en opvraagbaar. Dit is in verband met meerdere c.q. wisselende aanmeldingen van studenten een voordeel; Zicht op zorgvragen en studentenbewegingen levert onderwijsinstellingen en gemeenten managementinformatie op die sturing mogelijk maakt. Dat is binnen Passend Onderwijs, o.a. met het oog op het gefixeerde budget, een vereiste.
Samenwerkingsvorm
Een Front-Office Passend Onderwijs (vo-mbo), is in opzet deels een virtuele samenwerkingsvorm (één telefoonnummer), deels een fysiek loket (parttime gezamenlijk kantoorhoudende vo en mbospecialisten) van het vo en mbo. Voor de maatschappelijke samenwerkingspartners is het het beoogde (enige) kanaal voor toeleiding van zorgleerlingen en zorgdossiers vanuit het v(s)o naar het mbo. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling via het front-office enkel ‘onbemiddelbare’ dossiers van het vo door te plaatsen naar het mbo. Het gaat om de toeleiding van alle leerlingen/studenten (met een specialistische ondersteuningsbehoefte) naar regulier middelbaar beroepsonderwijs. Er wordt in dit kader ook kritisch gekeken naar de invulling van de zorgplicht door het v(s)o en zo nodig worden zorgvragen teruggelegd bij het bij het vo. Het front-office heeft daartoe mandaat.
34
4.
Doelen -
5.
één herkenbaar regionaal loket vo-mbo en een eenduidig route voor alle (zorg)leerlingen, scholen, ouders en hulpverleners, ook van buiten Amsterdam; het creëren van de voorwaarden voor een doorlopende zorglijn vo-mbo; directe toegang voor het mbo tot zorginformatie van het v(s)o; overzicht zorgvragen vanuit vo als instrument voor effectieve zorgtoewijzing bij instroom in het mbo; afstemming van ondersteuningsvragen van studenten en ondersteuningsaanbod ROCvA.
Specificatie van de doelgroep
In aanvulling op de bij 1. beschreven verschillen tussen leerlingen/studenten, willen wij scherp benoemen welke (groepen) leerlingen via het samenwerkingsverband VO zullen worden doorgeleid naar mbo-opleidingen van het ROCvA. Dat zijn leerlingen met een middelzware tot zware zorgvraag, met een duidelijke behoefte aan specialistische begeleiding, die een beroep zullen doen op de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Wij denken aan: -
Leerlingen uit het regulier voortgezet onderwijs met een geïndiceerde beperking, voorheen REC 1,2,3,4 VSO-leerlingen REC 1,2, 3, 4 PRO-leerlingen LWOO-leerlingen
Leerlingen/studenten met een lichte zorgvraag kunnen instromen via de reguliere intake en daar desgewenst hun zorgvraag kenbaar maken. Entree-studenten hebben per college hun eigen intakeprocedure.
6.
Werkzaamheden -
-
6.
Inventarisatie en overdracht zorgdossiers van vo naar mbo, voorafgaand aan instroommomenten; Screening en bespreking van zorgdossiers met medewerkers OSL, en indien nodig met scholen van herkomst; Gerichte overdracht van aspirant-studenten van OSL naar SSH naar het LEC van bestemming en gerichte plaatsing in een (passende) opleiding van het ROCvA; Genereren van kengetallen rond de doorstroom van zorgleerlingen; Stedelijke en regionale afstemming vo en mbo, leerplicht en andere ketenpartners.
Tijdspad
e
1 fase: voorbereidingsfase (september 2012 – april 2013 ) In de eerste fase is de stedelijke samenwerking tussen het SWV en ROCvA gericht op de voorbereiding en organisatie van de samenwerking. Hierin worden de doelen van het front-office scherp gesteld, vindt er afstemming plaats met betrokken partijen (vo, mbo –inclusief Entree- en gemeente), wordt de personele invulling bepaald, worden communicatielijnen en procedures vastgesteld, en benodigde documenten ontwikkeld. De gezamenlijke besturen wordt ter goedkeuring een projectplan voorgelegd. e
2 fase: uitvoeringsfase ( mei 2013 – juli 2014) In de tweede fase is de stedelijke samenwerking tussen het SWV en ROCvA gericht op: -
het implementeren van het werkproces van centralisering van zorgdossiers inventarisatie van typen zorgvragen matching van zorgvragen en ondersteuningsmogelijkheden in het mbo
35
-
doorplaatsing leerlingen/student via LEC’s naar opleidingen, inclusief ondersteuningsmatrix afstemming uitstroombegeleiding v(s)o en instroom mbo.
e
3 fase: evaluatiefase (augustus 2014) Na deze tweede fase vindt een evaluatie plaats van doelen, werkwijze en resultaten. Naar aanleiding van de conclusies valt een besluit over de voortzetting van de stedelijke samenwerking in het frontoffice, de intensivering, en wellicht verbreding van de samenwerking tot de andere ROC’s. e
4 fase: consolidatie front-office vo-mbo (augustus 2014 – december 2014) Uitvoering van de besluiten n.a.v. de evaluatie. Vaststelling van de werkprocessen en werkzaamheden; tevens afschaffing van de LGF en de invoering van Passend Onderwijs. Communicatie van het format van het front-office vo-mbo.
36
Samenwerkingsverband VO
VO-school levert zorggegevens Uitstromende zorgleerlingen aan bij SWVA/OSL Of: geeft leerling Decanenformulier mee
Specialistische
-
informatie (centrale route)
-
ROCvA Studie en Handicap
inventariseert basisgegevens zorgleerlingen vraagt dossiers VO/VSO op Stuurt inventarisatielijst naar ROCvA/SSH Vo-scholen leveren intakeinformatie aan SSH
-
inventariseert geïndiceerde studenten per college maakt totaaloverzicht van typen zorgvragen en studenten verstuurt dossiers naar LEC van betreffende colleges
Reguliere informatie (decentrale route)
Intake ROCvA -
Team verzamelt intakegegevens intakegesprek signalering specialistische begeleidingsvraag (Teamniveau)
Bespreking ZC* – LEC -
-
inventarisatie potentiële zorgstudenten voorbespreking specialistische intake (Collegeniveau)
Specialistische intake -
-
Bespreking begeleidingsvragen student Vaststelling onderzoeksvragen Voorbereiding specialist. Intake (Collegeniveau)
LECOnderzoek -
-
dossier onderzoek na gesprek aanvullend onderzoek** gesprek ZC en LEC en SLB-er
LEC-indicatie *) Wanneer de functie van zorgcoördinator niet bestaat wordt deze rol vervuld door bv. een Contact Persoon-LEC. **) In deze fase worden externe partijen, anders dan onderwijsinstellingen, geraadpleegd en betrokken bij het vaststellen van de begeleidingsvraag en de plaatsingsmogelijkheden van de student.
- LEC-specialist stelt conceptondersteuningsplan op - bespreking plan met ZC en SLB-er - Match: definitief ondersteuningsaanbod
Adviesgesprek Bijlage 2.
- gesprek met ouders/ Student en SLB-er - vaststellen en ondertekening ondersteuningsplan
37
Bijlage 3.
Pilot Verkenning Passend Onderwijs Inleiding In de aanloop naar Passend Onderwijs willen wij door een tweeledige verkenning, onder professionals en onder studenten, vaststellen: - waaruit de studentenondersteuning in de colleges op dit moment bestaat; - hoe betrokkenen de kwaliteit van de ondersteuning beoordelen; - wat ervoor nodig is om de studentenondersteuning binnen Passend Onderwijs te optimaliseren. Zo willen wij de kwaliteit van de huidige studentenondersteuning inzichtelijk maken en de uitvoering van de studentenondersteuning met het oog op de toekomst bij sturen. Zoals gezegd, is de Verkenning tweeledig: een deel is gericht op de inzichten van de verschillende (interne en externe) professionals die de studentenondersteuning verlenen; het andere deel is gericht op de bevindingen van de gebruikers van de ondersteuning, onze studenten. We richten ons in dit stadium uitsluitend op de studenten die op dit moment specialistische begeleiding ontvangen.
1. Doelen van de verkenning -
Terugkoppeling over het functioneren van de zorgstructuur en de uitvoer van de ondersteuning vanuit de gebruikers en professionals; Optimalisering van de studentenondersteuning d.m.v. efficiënte organisatie en afstemming op de behoeften van de gebruikers; Dialoog tussen de onderwijsorganisatie en uitvoerders; Dialoog tussen de onderwijsorganisatie en gebruikers/klanten; Input voor het vaststellen van het ondersteuningsprofiel van de colleges, inclusief de betrokken opleidingen.
2. Onderzoeksgroep De professionals die ondervraagd zullen worden zijn loopbaanbegeleiders, zorgcoördinatoren, ambulant begeleiders en medewerkers van het loopbaan expertise centrum (LEC). Hiervoor zullen per college bijeenkomsten worden belegd. Voor het studentengedeelte van de Verkenning willen we studenten van alle vier de clusters (typen handicaps) met LGF, in de leeftijd van 16-27 jaar, horen. We kiezen voor 2 studenten van elk clusters en vragen binnen elk cluster twee studenten met verschillende beperkingen. Daarnaast vragen we twee dyslectische studenten deel te nemen.
3. Werkwijze De werkwijze valt, zowel bij de professionals als bij de studenten, uiteen in drie delen, namelijk: -
een vooraf in te vullen schriftelijke, individuele vragenlijst (enquête); een groepsbijeenkomst over de thema’s die in de vragenlijst aan bod kwamen; Indien gewenst een individueel gesprek met deelnemers, waarin hun de kans wordt geboden hun vragenlijst, dan wel geuite opinies toe te lichten/bij te stellen.
De verkenning vindt in deze vorm en eenmalig plaats. De Studentenraadpleging vindt vanaf 2014 een maal per jaar plaats. De professionals worden in het vervolg tweejaarlijks geraadpleegd. Beiden worden een vast onderdeel van de beleidscyclus van Passend Onderwijs.
38
4. Globale onderzoeksvragen De vragen aan de professionals behandelen de volgende onderwerpen: -
-
Inhoud van de ondersteuning: waarop richt de begeleiding zich primair? Zijn er begeleidingsbehoeften waaraan begeleiders in deze context niet toekomen? Is de begeleiding flexibel? Wat is de bijdrage aan de voorbereiding op de BPV? Wat voor onderwijsinhoudelijke ondersteuning wordt er geboden? Hoe zijn begeleiders betrokken bij de uitstroom naar de arbeidsmarkt? Professionaliteit: Hoe is het gesteld met de deskundigheid van de professionals? Samenwerking: Zijn begeleiders deel van het onderwijsteam? Hoe is de samenwerking met andere begeleiders? Omgeving/ steunfactoren: Is er contact met de thuissituatie en hoe is het contact met de thuissituatie c.q. het gezin? Effecten: Wat maakt de student succesvol? Welke begeleiding wordt gemist? Welke verbeteringen zijn er nodig?
De vragen die de student worden gesteld behandelen volgende onderwerpen: -
-
Beperking/ ondersteuningsaspecten: Wat is je beperking? Op welke gebieden heb je ondersteuning nodig? Inhoud van de ondersteuning: Waarop heb je concreet ondersteuning nodig? Op welke ondersteuningsaspecten ontvang je ook daadwerkelijk ondersteuning? Wordt je thuissituatie door de begeleiders op school meegenomen? Wat is jouw reden om aan de begeleiding mee te werken? Hoe ervaar je de voorbereiding op de BPV en het beroep? Motivatie: Wat is de reden dat je deze opleiding wilde gaan doen? Wat houdt je motivatie overeind als je tegen moeilijkheden aanloopt of in een lastige periode zit? Professionals: Wie zijn er bij jouw begeleiding betrokken? Hoe ervaar jij de deskundigheid van de docenten? Effecten: In welke mate dragen de verschillende begeleiders bij aan het slagen van je opleiding? Aan wie in de keten van begeleiders heb jij persoonlijk het meest? Omgeving/ steunfactoren: Wat zorgt er voor het goed verlopen van je opleiding? Wat is de rol van je thuissituatie? Wie spelen in je omgeving nog meer een rol bij het slagen van je opleiding? Wat doen zij voor jou?
5. Uitvoering De nadere uitwerking van de Verkenning vindt plaats in twee werkgroepen bestaande uit een vertegenwoordiging van de hoofden LEC, het SSH en de LGF-contactpersonen van de colleges. Het opstellen van specifieke onderzoeksvragen en de uitvoering van de verkenning en de verwerking van de bevindingen gebeurt door een werkgroep bestaande uit twee Materstudenten Pedagogiek, een medewerker van het SSH en een hoofd LEC.
6. Resultaten Het verslag van elke Verkenning bestaat uit: - een samenvatting van de vragenlijsten van professionals en studenten; - conclusies in de vorm van een ondersteuningsprofiel van het college; - conclusies gericht op de toekomst in de vorm van een verbeterplan m.b.t. de zorgstructuur van een college.
39
7. Tijdspad September 2012 - Presentatie opzet Verkenning aan hoofden LEC December 2012 - Selectie hbo-studenten Januari 2013 - Opstellen vragenlijsten Februari 2013 - Uitzetten vragenlijsten Maart 2013 - Verkenning professionals, groepsgewijs en individueel April 2013 - Selectie LGF-studenten Mei 2013 - Uitvoering Verkenning Studenten (Studentenraadpleging), groepsgewijs en individueel Juni 2013 - Verwerking resultaten, opstellen verslag Juli 2013 - Opstellen rapport Verkenning Passend Onderwijs en presentatie ondersteuningsprofiel Oktober 2013 - Presentatie rapport Verkenning Passend Onderwijs: ondersteuningsprofiel en het verbeterplan.
40
Ondersteuningsmatrix
Bijlage 4.
Fysiek functioneren Ondersteuningsgebied
Leervermogen
Communicatie
Sociaalmaatschappelijk
Sociaal-emotioneel
Tijd
Planmatig handelen
Ondersteuningsaspect
Individuele aandacht
Vraag:
Uren
Doel: Acties:
Frequentie
Schrijven begeleidingsplan
Actoren: Taakverdeling:
Verzorging
Duur
Overleg collega’s
Didactische ondersteuning
41
Leervermogen
Didactische materialen
Communicatie
Sociaalmaatschappelijk
Sociaal-emotioneel
Tijd
Planmatig handelen
Overleg student/ouders
Fysieke omgeving Evaluaties
Schrijven verslagen
Specialistische Expertise
Overleg externe partners
42