DE KATHOLIEKE JOUmiIST REDACTIE: A. L. G M. VAN OORSCHOT S. H. A. M. ZOETMULDER
TWEEDE JAARGANG MAANDBLAD NO. 3 DECEMBER 1947
INZENDINGEN AAN HET SECRETARIAAT: KONINGSSTRAAT KONINGSSTRA/ 22B - TELEFOON 6529, HILVERSUM O VA D E KATHOLIEKE KATHOLIEKE OR RG GA AA AN N V AN N DE
NEDERLANi NEDERLANDSE
HET RAPPORT over de Katholieke Journalistenopleiding Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de Redactie om mijn critiek op het Rapport over de Katholieke Journalistenopleiding (Secretariaat K.N.J.K., 1947), geoefend tijdens het Utrechtse Congres der Nederlandse Katholieke Publiciteit, schriftelijk te formuleren en nader toe te lichten, Het Rapport is gebouwd op een opvatting betreffende de functie van de journalist in de samenleving, die mij toeschijnt onhoudbaar te zijn. Reeds op de eerste tekstpagina (pag. 5) worden ,,de onderwijzers en leraren, die enkele honderden, in hun hele leven hoogstens enkele duizenden jongelui enige elementaire of gespecialiseerde kennis moeten bijbrengen ", gesteld tegenover de journalisten, wier woord „niet honderden doch tien- of honderdduizenden bereikt, dag in, dag uit". En alhoewel in het Rapport de consequentie niet wordt getrokken, die uit zulk een vergelijking logischerwijze zou moeten volgen, dat namelijk aan de 'wetenschappelijke opleiding der journalisten eisen moeten worden gesteld, veel hoger en strenger dan die welke bijvoorbeeld voor hoogleraren gelden, eist het toch van de journalist gaven als „een diep inzicht in de beginselen die aan het maatschappelijk leven ten grondslag liggen" en het vermogen om in datzelfde steeds rijker
Drdende leIeen gecompliceerder wordende ven „recht van onrechtt en waarheid van leugen te onderscheiden". in inconseHier valt dus reeds een quentie te constateren,, waarvan Jat zij van men mag vermoeden dat ht, zoeven het onhoudbare inzicht, bedoeld, een gevolg is. Dit inzicht wordt in het verdere verloop erloop van het Rapport nergens gecorrigeerd. corrigeerd. Integendeel. Men krijgt: de indruk dat de samenstellers zich ich op wat zij in het begin gezegd ;d hebben, volkomen gerust voelen en en blijven gevoelen. Het is dus lus a priori te verwachten, dat er meer, en misschien ernstiger inconsequenconsequenties zullen ontstaan. Ik meen dat meen dat dit inderdaad het geval is. ;s. erder ontHet verwerven, het verder wikkelen en het telkensis opnieuw iep inzicht corrigeren van „een diep in de beginselen van het maatet brengen schappelijijk leven", het van scheiding tussen ,,recht „recht en onrecht, waarheid en leugen" is een arbeid, waaraan de crehele gehele gemeenschap deelneemtt en waarliet aan de bij de leiding toekomt niet /aliteit van journalisten, in hun kwaliteit journalisten, maar aani de daarkkeling en toe door aanleg, ontwikkeling roeping aangewezenen.ï. Ik gebruik hier het woord roeping in n, die van zijn meest algemene zin, ior met de aanstelling namelijk door lede oververeiste autoriteit beklede ien er ook heden. Natuurlijk kunnen
JOURNALISTENKRING
onder de journalisten zulke figuren voorkomen; maar de grootsten dient men te zoeken buiten hun kring. Waarom? Omdat de beslissene inzichten gewonnen worden in de stilte. Misschien mag ik hieraan toevoegen, wat in de Linie van 7 November reeds in ander verband is gezegd, dat, wanneer wij zoeken naar wat de Katholieke journalistiek, in tegenstelling tot de niet-Katholieke eigen is, het respeet voor wat ik zou willen noemen de geest der contemplatie zeker in aanmerking komt. In twee opzichten. Ten eerste omdat niemand aan de bijstand en de steun (de zichtbare zowel als de onzichtbare) van hen die de waarheid overwegen, meer behoefte heeft dan de rusteloos werkende journalist. Ten tweede omdat de gelovige journalist de ongelovige dient te overtreffen in belangeloze eerbied voor recht en waarheid. Zo moet de voornaamste reden om gruwelijk onrecht, wanneer en waar ter wereld het ook geschiedt, aan het licht te bren§ e n niet zijn het nut, dat men van zulke mededelingen verwacht, maar de hulde aan het recht, die erin ligt opgesloten. Niet op de eerste plaats omdat zij „gevaarlijk" zijn moeten onrecht zaaiende stelsels bestreden worden, maar omdat zij tekort doen aan die lof, die uit de mensheid voor het goede en het ware dient op te stijgen. Dit is niets anders dan een toepassing van dat geweldige leerstuk der Kerk, dat onze eerste en kardinale plicht is God te eren. Deze aanbiddingstendenz moet zich in alles wat katholieken doen weerspiegelen. , Het is dus duidelijk dat men een
vraag als die, hoe de opleiding van de journalist moet worden ingericht niet bevredigend oplost, •wanneer men zich niet een zeer helder beeld gevormd heeft van zijn functie in de samenleving. En nu geloof ik dat voor bestrijding n:et vatbaar is dat dit een schakel-functie is. Hij moet enerzijds het materiaal verzamelen voor de reflexies der geestelijke leiders en anderzijds hun inzichten bereikbaar maken voor de mensen. Hij hoeft, als journalist de diepe inzichten en beslissende oordelen, waar het Rapport van spreekt, niet zelf te produceren. Zijn taak is materiaal verzamelen, en reproduceren. Welke beginselen volgen hieruit ten aanzien van zijn opleiding? Ten eerste dat, hoe hoger de eisen zijn die wij stellen aan wat in het Rapport „algemene vorming" heet, hoe hoger het peil der katholieke journalistiek zal komen te liggen. Dit is zonder meer duidelijk. Mijn mening is dat men veel verstandiger doet deze eisen te behandelen als praeliminair, dan ze te incorporeren in de journalistenopleiding zelf. Het volgt uit het bovenstaande. Waar het om gaat is niet mensen in handen te krijgen, min of meer gespecialiseerd in de materie, waarover zij later zullen moeten schrijven, maar mensen die in staat zijn om tijdens hun opleiding grondig te verwerken wat zij als journalisten weten moeten, en later met vrucht aan de ware specialisten te ontlenen, wat deze voor de gemeenschap doordenken en uitmaken. Mensen met geoefende hersens dus. En deze kunnen van alle kanten komen. De vraag hoe hoog men deze eisen stellen moet, hangt af van practische consideranten. Zij reduceert zich tot de vraag hoe hoog men ze stellen kan, wil men een voldoend groot aantal journalisten met vrucht opleiden. Eist bijvoorbeeld de journalistenschool eindexamen middelbaar, dan kan zij werken met een uitgebreider, maar dan moet zij werken met een kwalitatief minder materiaal, dan wanneer zij bepaalde academische graden eist. Het mag mij voorkomen dat men eerder naar hogere dan naar la- ' gere eisen dient over te hellen. En dat men overigens de toegang dient open te houden voor candidaten wier begaafdheid en eigenverkregen ontwikkeling aanvult
2
wat aan hun officiële opleiding mocht ontbreken. Ten tweede dat de journalistenschool zelf zich geheel en uitsluitend moet werpen op het aankweken van die vakbekwaamheid die met de beschreven functie overeenkomt. Dit komt dus practisch neer op de twee volgende punten. Ten eerste veel en veel meer tijd en aandacht voor wat in het Rapport heet de vakopleiding. Ten tweede een veel beter instellen van die vakopleiding op de schakel-functie, die de journalisten eigen is. Hem moet een duidelijk beeld worden bijgebracht van de geestelijke structuur der samenleving, en dit vooral practisch. Hem moet dus geleerd' worden waar zijn bronnen zich bevinden. Welke werken, encyclopediën, instituten, personen hij kan raadplegen. Hij moet zich, als hij met zijn werk begint, volkomen safe kunnen voelen, niet op grond van een allround kenin vakken die de zijne niet zijn en ook nooit zullen worden, maar op grond van een allground kennis van wat hem ten dienste staat. Mocht iemand uit het bovenstaande de indruk krijgen, dat ik
het niet hartgrondig eens zou zijn met de hoofdredacteur der NRC, die te Utrecht zo welsprekend heeft gezegd dat het essentiële werk van de journalist is en blijft het publiceren van nieuws, dan heeft hij mij verkeerd begrepen. Het vormen van overtuigingen (tegen het woord opinies heb ik in dit verband groot bezwaar) en het publiceren van nieuws, staan, zo komt mij voor, nog minder tegenover elkaar dan het te Utrecht heeft kunnen schijnen. Uit de wijze waarop iemand zijn nieuws kiest en disponeert blijkt de circumscriptie van zijn belangstelling; en uit deze circumscriptie blijken zijn overtuigingen meestal duidelijker en daardoor worden zij krachtdadiger voortgeplant, dan door de schoonste woorden. Het behoeft geen betoog, dat er, behalve de reeds besprokene, weinig conclusies in het Rapport te vinden zijn die er niet geheel anders zullen gaan uitzien voor wie de hier gegeven critiek aanvaardt. Amsterdam, 9 November 1947. J. H. C. Creijghton S. J.
De C.A.O. aanvaard De algemene vergadering van de vereniging „ D e Nederlandsche Dagbladpers 1945" heeft met algemene stemmen aangenomen een ontwerp voor een collectieve arbeidsovereenkomst voor dagbladjournalisten, waarover tevoren tussen de N.D.P. 1945 en de Federatie van Nederlandse Journalisten, na een voorbereidende studie van ruim een half jaar, overeenstemming was bereikt. Aan dit communiqué behoeven wij niet veel toe te voegen. Ons verheugend over het juiste begrip van directeuren, hopen wij van harte, dat deze C A . O . — een historisch feit van belang — tot genoegen van alle partijen zal kunnen gelden. Men heeft ons gevraagd naar de datum van invoering. Die behoeft niet ver af te liggen, wanneer de Rijksbemiddelaar zich aanstonds wil inspannen. Een van de bepalingen in de C A . O . houdt in: afrekening van de contributie door de directies. Daarover zullen de leden, die in de dagbladjournalistiek zijn, nader bericht ontvangen. In het volgend nummer zal de Federatie-voorzitter, W. M. Rooy, een beschouwing aan de C A . O . wijden.
HET CONGRES DER KATHOLIEKE NEDERLANDSE PUBLICITEIT
Ook wQ hebben questies
de aanvaller schaarde zich weer in zijn slagorde onder mededeling, dat hij dit nu niet verder zou behandelen Er viel overigens nog m e e r te behandelen. De wijze van werken werd ons in de geest van een vroegere uitspraak van wijlen collega Elout door een niet-journalist uit een journalisten-milieu behartigenswaardig voorgehouden in dat ene advies: om alsjeblieft eens wat meer te schrijven in een sfeer van verantwoorde suggesties dan door de kanseltoon aan te slaan. We hadden deze spreker met de ene arm willen omhelzen, om de andere voor een zelfde uiting van zieleverwantschap te reserveren voor de eerwaarde opmerker van die avond, wiens raad de psychologie toch wel heel diep bleek gepeild te hebben, toen hij ook in o n z e dagbladen voor een tikje meer badinerende toon pleitte.
_|_ Jen kwamen, gelijk op alle familie-dagen, de questies. Prof. dr. Buytendijk was verhinderd zelf zijn inleiding over de psychologie der publiciteit te houd enen werd nu vervangen door de assistent van prof. dr. Rutten, drs. Vijftigschild, die het evenwel zelf niet met de stellingen van de inleider eens was. E r dreigde nog een questie o v e r de questie of de psychologie het voornaamste thema van dit gehele congres zou zijn, ok buiten de parentatie werd dit of althans als zodanig bedoeld was. evenement niet zonder gewicht Met gloeiende konen hoorden we de uitspraken over: de lezer, gedreven geoordeeld. Gloeide niet het kardidoor de ijdelheid van op de hoogte naalsrood op de eerste rij en noemde te zijn; de technische routine, welke niet Zijne Eminentie deze bijeenkomst een historisch feit in de ge- tot onpersoonlijkheid dreigt te leiden; schiedenis der Nederlandse Kerkpro- de moeilijkheid van de paedagogie langzaam te laten doordringen; het vincie? Was daar niet de aangegevaar van adoptatie aan het putrouwde neef, de voorzitter van de NJK en de Federatie, die reeds de bliek voor het krijgen van een clichékarakter. We durfden het hoofd weer eerste middag het congres met de een weinig heffen toen we vernamen benen op de grond bracht? En wuifdat de r.k. bladen meest frisser zijn de nietn aast de Kardinaal de duifdoor de verscheidenheid in samengrijze kuif van de verre, maar machstelling van hun lezerskring en dat tige voogd, de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (en ze eerder door niet-katholieken plegen gelezen te worden dan protesPapiervoorziening), die sedert kort tantse en communistische bladen. bovendien door de banden des bloeds verbonden is aan de journalistenTe vroeg hadden we ons verheven! bent? Als een Heilige Linie (dit met excuses aan Thijm) liep door de zaal de phalanx van de redactie van het De vroegere Warmondse ambtgeweekblad, dat er zich op mag benoot van de Rijsenburgse dr. de roemen — en het doen zou o o k , inJong, thans pastoor Nolet, was in dien haar Ordesregel haar geen nehet familie-archief gedoken en derigheid voorschreef — gedurende bracht, nadat de voorzitter van „St. dit congres meermalen het voorste Jan", de heer W. van Gent, het eerlegioen geweest te zijn, dat de stoot ste blijk van zijn talenten als congres-voorzitter op de kandelaar ge- „ kreeg' op te vangen. Telkens maakte een der phalangisten (dit met explaatst had, een ver, maar nog steeds cuses aan Franco) zich los voor een boeiend schijnsel ter tafel met zijn personele stormaanval, waarvan wel referaat over Joachim George Ie de hevigste was deze: dat de ethischSage ten Broek, wiens wondere acsociale waarden te weinig door de tiviteit zelfs dagbladschrijvers thans katholieken bladen — we nemen aan, nog met stomheid slaat en wiens dat hiermede de d a g bladen bedoeld veelzijdigheid hun immer nog tot voorbeeld strekt. Een keur van ter- werden — gevoed worden als gevolg van hun zucht zich te vergelijken nauwernood bekende geschiedkunmet de neutrale pers. Reeds flikkerdige bijzonderheden over deze pionier den de speren en werden de zwaarin de katholieke emancipatie, in de den uit de schede getrokken; maar aanhankelijkheid van het katholieke
De Journalisten en hun pers " C T e t einde van die eerste middag -*--^zou slechts in een soort genoeglijk colportagedebat zijn gewikkeld met een gemoedelijke Capucijn als promotor van de zo dringend noodzakelijke lectuur van het Volksweekblad, ware het niet, dat minister Gielen ons was komen verrassen, allereerst met een badinage over de psychologie van de uitnodiging en vervolgens met de verzekering, dat de regering voor dit congres grote belangstelling had wegens de ontzagwekkende importantie van film, pers en radio. Daarna rekten allen de halzen om iets te vernemen over de waarschijnlijkheid van een spoedig los komen van de Perswet of de Radiowet, maar Zijne Excellentie zei olijk, dat deze nog niet binnen twee maanden te wachten zouden zijn, al beloofde hij, spoedig na het gereedkomen van het rapport van de commissie-Pompe ons een perswet te schenken, welke het grote belang van een goede pers waardig zou zijn. Met 's ministers gelukwens voor het ter hand nemen van een dergelijke eigen journalisten-opleiding te Nijmegen nog in de oren, haastte het congres zich vervolgens naar de onversneden stooksels van Schiedam en daarna, iets minder haastig, naar het diner, dat een geanimeerd ver» loop had en waarbij Wim van Gent aller toast-lust opspaarde voor de avondzitting. Onze oud-collega Hans Hermans toch was een wijle uit het kabinet van de minister-president gestapt om als vakman eens zijn visie op de Katholieke Pers, haar doel en haar middelen, te geven. Waarbij hij al aanstonds en begrijpelijk op Buytendijk botste, door vast te stellen, dat de mens niet naar het nieuws zoekt uit zucht naar sensatie, doch uit harde noodzaak. Hij vertoefde hiervoor bovendien in het gezelschap van Kant, die hetzelfde, maar met andere woorden, een anderhalve eeuw
families bestaat de gewoonte, van tijd tot tijd een Familiedag Inte sommige houden, waarop ook de verre verwanten nog iets merken van de banden, die de levende leden van een geslacht althans aan de gemeenschappelijke naam binden. Het Congres der Katholieke Nederlandse Publiciteit, dat op de overgang van Zaaimaand naar Slachtmaand — een symbolisch samentreffen voor hen, die „iets" vruchtbaars plegen uit te geven en hen, die „iets" beroepshalve moeten beoordelen — te Utrecht is gehouden, had veel gelijkenis met zulk een familie-dag. Daar waren de welgestelde stamhoofden van dag-, week- en nieuwsbladdirecties en de rijke tak van hun volle neven, de uitgevers. Daar verschenen de bedrijvige aanverwanten van de boekverkopers en de leeszaaldirecties. Daar ontwaarden we, zij het in kleinen getale, de sieradender-familie, de auteurs. Daar wemelden in bonte veelheid de publicisten van allerlei tong en tale, de journalisten en hun luidruchtige aanverwanten van de radio als de vaak hulpbehoevende tak. En daar waren . vooral vele gestrenge heerooms, die de familieband iets losser voelen vooral wanneer zij overeenkomstig het geslachtswapen van Ignatius Lopez de Recalde, gezegd Loyola, (twee staande honden met de voorpoten op de rand van een kookpot) meer als pottenkijker optreden. De (geestelijke) spijze toch op zulk een dag is van het hoogste belang.
O
volksdeel aan Oranje, in de verdediging van de Vlaamse beweging werd ons voorgelegd, en moet die andere historicus van professie, de rectormagnificus van de Carolina, prof. dr. Post hebben goed gedaan in een milieu, dat straks de eigen universiteit hoopt te gebruiken voor het traceren van de wegen, waarlangs de journalisten dit lichtend voorbeeld hopen te volgen.
3
geleden reeds constateerde aan de hand van zoveel gebrekkiger uitgeruste kranten. Kan het boek de mens het leven doen vergeten, de krant opent hem het venster op de wereld. Over de plaatsing van dit venster hebben daarna de architecten van de journalistiek breedvoerige betogen gehouden. De meesten hadden uit de woorden van de inleider begrepen, dat hij voor de regionale pers dit raam het grootste lichtvlak had willen gunnen op de binnentuin van de eigen streek. Waartegen zij met kracht van argutnenten opkwamen, zowel van directorate als van redactionele zijde. Uit de discussie bleek intussen, dat hij allerminst de streekbladen wilde beletten, hun lezers ook buiten de eigen omgeving te laten schouwen naar de bonte breedheid van het wereldgebeuren, doch meer de zucht naar imitatie, naar het sub-nationaal karakter nastreven had willx critiseren naast critiek op de figuur van de de politiek-hoofdredacteur, hetzij als ongewenste binding van een blad aan een bepaalde politieke partij, hetzij als koersbepaler naast de roerganger in een hem onbekend vaarwater. Dat het verwaarlozen van de streekbelangen een kwaad is, dat zich zelf pleegt te straffen, is wonderlijk genoeg in de gedachtenwisseling niet opgeworpen. De inleider toonde zich een voorstander van fusie Van sommige kranten, aan welk begrip uit de bezettingstijd echter nog een tè onaangename herinnering bestaat, dan dat we het spoedig in de practijk gebracht denken te zien. Of het moest zijn op het tijdstip, waarop ruimer wordende mogelijkheden van bepaalde persorganen te grote spankracht zullen vragen, waarmee collega Hermans omzichtig uitdrukte, dat wel eens de kans om meer papier te geven de directies van niet sterk staande bladen er van zou weerhouden, haar lezers inderdaad ook ruimer te bedienen. Meent niet, gij, die verzuimd hebt dit congres aan de schat uwer ervaringen toe te voegen, dat wij zo maar in het economische zijn overgestapt. Er is nog veel interessants gedebiteerd over de weekbladen, waarbij wij geschokt zijn door de bewering, dat deze, om aan de kost te komen, steeds prikkelende sensaties moeten opdienen, hetgeen op zich zelf geen schokkende mededeling was, maar w e l deze: dat hiermede indiscreties bedoeld worden, waarvan een dagblad zich n i e t zou kunnen bedienen. Hetgeen wij met een groot vraagteken in onze notities hebben opgenomen. Maar het einde van de discussies werd een onbedoelde overgang naar het onderwerp van de volgende morgen: het katholiek gesproken woord, toen Hans Hermans de Liniaire rechtzinnigheid ging bedelven onder de arabesken van zijn welsprekendheid over de tactiek van de strijd tegen het communisme. Zodat we tenminste met één nachtmerrie minder naar bed gingen.
4
W A VIC I11111» „Quid enim fortius desiderat anima quam veritatem" ? Niets begeert de ziel met groter hevigheid dan de waarheid. (S. Augustinus, Tract, in Joan 26,5). De aangehaalde woorden van Augustinus lijken op het eerste gezicht bevreemdend. Men zou zo zeggen, dat de mens niets vuriger begeert dan zijn geluk. Maar wanneer een zo rijke en diepe geest als Augustinus zijn innigste ervaringen uitspreekt, is het de moeite waard, dat wij naar hem luisteren en zijn bedoelingen trachten te begrijpen. Augustinus heeft heel zijn leven de waarheid hartstochtelijk liefgehad. Haar bezit achtte hij reeds op deze aarde zijn hoogste geluk. Hij zocht haar en vond haar na vele dwaalwegen tenslotte in God en in een steeds diepere kennis van God. Ontroerende bladzijden heeft hij ons nagelaten over dit streven en over het vinden van de eerste, eeuwige en ongeschapen waarheid. Iedere mens streeft naar zijn geluk, maar dat geluk vindt hij slechts in het bezitten en genieten van het gekende voorwerp. En de hoogste zaligheid der hemelingen bestaat in het kennen en beminnen van de oneindige God. Het kennen der waarheid is dus ofwel het wezenlijke van geluk en zaligheid ofwel de onontbeerlijke grondslag er van. Het behoort tot de natuur van de mens, dat in hem een drang naar waarheid leeft. Het is wel mogelijk, dat de goedheid en de schoonheid in hun veelvuldige concretiseringen hem gemakkelijker aanspreken en eerder de edelste strevingen van zijn ziel losslaan, want de dorst naar waarheid komt bij velen in hun dagelijks leven dikwijls niet zo sterk tot uiting, maar toch leeft in ieder men-
De persoonlijkheid V ' roegtijdig bleken de congressisten de Zaterdagochtend de vlijerij van pluymen onttogen te zijn om zich op de feestdag van Allerheiligen te kwijten van hun katholieke plichten en hoewel zij toen de uitvoering van de muzikale Litanie van Allerheiligen van de KRO moesten missen, bleven zij toch in de sfeer van de Omroep, toen mr. Jan Derks voor e e n vergadering de geestrijke luim van de discussieleider aflegde en zelf het spreekgestoelte beklom, om te trachten of zijn geluid ook n a de verhuizing naar een andere zaal van de Jaarbeurs het geweld van pneumatische hamers zou kunnen overstemmen en onze aandacht bepalen op het katholiek gesproken woord. Het begrip van een Zon- of feestdag z o u zich voor ons moeten asso-
senhart, dat van goede wil is een verlangen naar waarheid. Dit is toch wel duidelijk gebleken tijdens de jaren der bezetting. Het was niet het minst de systematische leugenpropaganda, die ons toen tegen de borst stuitte, het verdraaien der waarheid, het ons onthouden der waarheid, het opdringen der leugen. Iedereen voelde dat als een ernstige pervertering van de fundamenten der gehele wereldorde, ja als iets diabolisch, iets infernaals. Geen wonder, de waarheid is uit God en de duivel is volgens Christus' woord de vader der leugen (Joh. 8, 44). Naast de grote massa, die niet zo duidelijk de waarheid begeert en niet zo gemakkelijk in beweging komt, staan echter niet onaanzienlijke groepen van minnaars der waarheid, die een bewonderenswaardige activiteit op dit gebied vertonen. Men denke slechts aan de prestaties der wetenschap op allerlei gebied, het onderzoek der stoffelijke wereld, van het heelal, van de mens, van het rijk van de geest, van God ten slotte. Onder deze categoriën van minnaars der waarheid hoort ook de journalist, die al is hij niet noodzakelijk een man van wetenschap, toch op de hem eigen wijze de waarheid dient. Ook hij is een zoeker en dienaar van de waarheid. Een schone en verantwoordelijke taak is zijn beroep. Een niet gemakkelijke t a a k ook. Want de waarheid moet soms met moeite gezocht worden, met inspanning en kracht worden verdedigd. Het bezit der waarheid is geen rustig bezit, maar vaak een strijd, omdat de waarheid wordt gehaat en aangevallen. En de journalist als strijdbaar verdediger der waarheid moet zijn taak dikwijls in strijd vervullen. Maar hierover een volgende maal verder. Dr. L. SMIT, geest, raadsman.
eieren met dat van kansel-welsprekendheid, maar hoe vaak overkomt het ons niet, dat wij de oude journalistieke Adam niet vermogen af te leggen en zulk een sermoen niet dan recenserenderwijs zitten aan te horen? Collega Derks stelde na een aardige vergelijking met de krant en het gesproken woord gemaakt te hebben — beide worden zelden herlezen c.q. opnieuw gehoord — dat wanneer er inderdaad sprake is van welsprekendheid het bezinksel van begrippen en emoties ook werkelijk beklijft. Hij pleitte verder — en welken verslaggever van vergaderingen is dat niet uit het hart gegrepen? — voor het in acht nemen van de vorm van de eloquentie en hij had weer zonder het te zeggen een parallel met de journalistiek, toen hij ons voorhield, dat er voor goede welsprekendheid persoonlijkheid no-
dig is. Gold hetzelfde ook niet voor die andere belangrijke voorwaarde, het rhythme van de zinnen? Ik herinner me niet, of hij ook tot een crisis van het gesproken woord geconcludeerd heeft. Maar even erg als tegenwoordig Jan, Piet en Klaas de pen voeren, zo zijn dezelfde lieden, pieterig en Janklazerig, veelvuldig op het spreekgestoelte en voor de microfoon te horen. Natuurlijk ga ik niet veronderstellen, dat Anton van Duinkerken . dezelfde gedachte uitwerkte, toen hij later de stof van de ene inleiding met die van de volgende verbond door over clerus, kansel en kunstcritiek enige hartige opmerkingen te plaatsen, waarin de practijk van de zielzorg allerminst vergeten was. Overigens traden louter coryphaeen van het gesproken woord in discussie: een radio-journalist, een populair aalmoezenier-prediker van de Stoottroepen, een drager van een beroemde naam in de Congregatie van de Allerheiligste Verlosser en verder dr. Creyghton S.J. als overgang naar de minder met de spreek-kunst geoccupeerde schare, waarin een jong dichter de rij sloot. De boekverkoper, onze vriend. jjjji daarna, na de lunch, toen Ie demon du midi met de loomheid, welke het digereren met zich brengt, aansloop, trad als laatste spreker de montere congres-voorzitter, de heer W. van Gent, op, die in een irenisch betoog heel de spirituele schat van de boekverkoper verwerkt had, zodat in weerwil van het vorenstaande de aandacht gespannen moest blijven op al die ingevlochten titels als even zovele toepasselijkheden. De boekverkopers zijn, voor zover de middelen van die kooplustigen het toelaten, de beste vrienden van de journalist. Hij benijdt hun waar de groter duur-
zaamheid niet, hij weet, dat hij werkt voor-den-dag. Hij realiseerde zich die middag weer eens goed, hoe onze beschaving en daarmee de mogelijkheid zich tot een al groter wordend publiek te richten gevormd is door het boek. Althans zo was het eeuwen lang. (En intussen kon de journalist zich afvragen: en wat hebben w ij er met onze kranten van gem a a k t ? ) De heer Van Gent pleitte o.m. voor het aankweken van meer humanistische zin op de middelbare scholen, Ie style de 1'honnète homme. Was het wonder, dat wij in deze technocratische tijd weer eens pijnlijk de gering geneigdheid voor het verzorgen van taal en stijl beseften, die we zo vaak kunnen aantreffen bij hen, die de techniek als bestaan hebben gekozen en die vinden, dat het heel gewoon is, wanneer zfj slecht schrijven en stellen? De voorzitter van „St. J a n " schonk ons ook bemoedigende momenten, o.a. toen hij opmerkte, dat nu de katholieke schooljeugd de vijftig pet. van die van het landstotaal nadert, er ook een groeiend debiet voor de katholieke boekhandel en daarmede voor de katholieke uitgeverij te wachten moest zijn. Ook over de uitgeverij, over de wenselijkheid van het mede opnemen van niet-katholieke auteurs in het fonds van een katholieke uitgever, zeide hij behartigenswaardige dingen. De discussie moest natuurlijk de critiek, de boeken-critiek op de katheder brengen. De schrijver Jos. Panhuysen wenste meer een rangorde van waarde in de critiek en de inleider zelf beval uniformiteit in classificatie aan voor de voorlichting', die zowel De Linie als Idil zo practisch geven. En waarom zouden er op de preekstoel ook niet eens titels van g o e d e boeken genoemd worden, vroeg Anton van Duinkerken,
ONZE COLLEGA'S CONGRESSEREN OP H
ïla hei QUmxyueA O lezer, als gij tceh eens wist hoe diep wij allen, u ter ere, in Utrecht zaten te studeren op 't wezen van de publicist, en op het wezen van het lezen en op het wezen van de krant — de ziel lag bloot, en ons verstand toetste de spankracht van haar pezen. O lezer, tel liet niet te laag: als krantenman er heen getogen, keezden wij terug als psychologen. Ik voel mij doezelig vandaag . . . De Linie A. C.
die er geen vrede mee kan hebben, dat er zo veel negatiefs in de beoordeling van de zijde van de parochie-geestelijkheid blijft en dat noch de parochie-huizen, noch de parochie-bladen voor onze katholieke schrijvers als regel open staan. Er viel zelfs een ogenblik van beklemming, toen hij de censoren te lijf ging, die door de enkele veronderstelling van het afgevallen zijn van een schrijver, de zwakke broeders onder hen de laatste stoot — maar dan in de verkeerde richting — gaven. Zo eindigde dit congres toch nog met de achtergrond van zoal niet alle dan toch van vele katholiek gerichte publiciteit, de zielzorg in enigerlei vorm. Voor o n z e journalisten-zielen, voor zover er- congresserend geen eelt om gegroeid is, is er die twee dagen naar behoren gezorgd. Hetgeen wij met het bovenstaande hopen duidelijk, of tenminste niet te onduidelijk gemaakt te hebben. S. Z.
(Foto-persbureau Stevens. Hilversum)
Wat doet de vrouw in de journalistiek? Het perscomité van de Nederlandse Vrouwenraad, sinds kort gevormd door Anne Biegel, redactrice van het dagblad DE TIJD en mej. Dra. M. G. Schenk, redactrice van het vrouwenmaandblad „DE VROUW EN HAAR HUIS", heeft gemeend haar werkzaamheid te moeten beginnen met een onderzoek naar het aantal en de soort — welke taak hebben zij ? — van de vrouwelijke journalisten aan Nederlandse dagbladen en periodieken. Het resultaat van dit onderzoek laten wij hier (grotendeels) volgen. Ten einde te onderzoeken, welke plaats de vrouwen innemen in de Nederlandse dagblad- en tijdschriften-journalistiek, hebben wij een vragenlijst toegezonden aan: 1. alle dagbladen; 2. die periodieken, waaraan, naar wij mochten aannemen, beroepsjournalisten verbonden zijn. Hierbij bleven dus buiten beschouwing de verenigingsorganen, wetenschappelijke en zuiver litteraire tijdschriften en onbetekenende of lokale week- en maandblaadjes; 3. aan alle op het ANP-telexnet aangesloten bladen; 4. aan alle vrouwelijke leden van de NJK en NJKK en de buitenlandse persvereniging. Hierop zijn 117 antwoorden binnengekomen; bij schifting bleek, dat een aantal antwoorden was ingezonden door vrouwen, die wij eerder als publiciste zouden willen karakteriseren dan als journaliste. Wij komen hierop nader terug. Werkzaam bij de grote pers. Algemeen Handelsblad: Bij Het Handelsblad zijn drie vrouwen werkzaam, nl. een, die officieel tot de redactie behoort, doch zich beperkt tot het schrijven van bepaalde artikelen, één, die redactrice filmkunst is en één die de vrouwenrubriek verzorgt en redactrice is van het kindermaandblad ,,Doe Mee". De eerste is ,,van huis uit" wetenschappelijk georiënteerd; de tweede is sinds 1934 in de filmjournalistiek werkzaam; de derde is via de krantenadministratie in de journalistiek gekomen. N.R.C.: Bij de N.R.C, zijn blijkens mededeling van de hoofdredacteur geen vrouwen werkzaam. Het Vrije Volk: Bij het Vrije Volk werken acht vrouwen; vier hiervan waren ook voor de oorlog in de journalistiek werkzaam; de anderen zijn na de bevrijding ..krantenvrouw" geworden. Zij spelen geheel gelijk op met de mannen; een van haar is eerste verslaggeefster, een werkt aan de rubriek buitenland, een verslaat de rechtbank, anderen verzorgen lokale-sociale berichtgeving en kinderkrant. De Volkskrant: Aan de Volkskrant werkt een verslaggeefster, belast met allerlei soorten reportages. Zij is ook voor-oorlogs.
6
De Tijd: Aan De Tijd werkt een vrouw, die als redactrice belast is met alles wat de Vrouw betreft en daarnaast ook reportage-werk verricht. Zij is er sinds 9 jaar werkzaam; sinds kort is er ook een vrouw bij de stadsverslaggeverij. De Maasbode: De Maasbode beschikt over een medewerkster te Parijs, die zich voornamelijk toelegt op mode-nieuws en over een algemeen vast medewerkster. De Waarheid: De vier vrouwen, die bij De Waarheid werkzaam zijn, zijn allen na de oorlog in het vak gekomen; een van haar is wnd. hoofdredactrice van de Utrechtse editie van dit blad; twee werken in de verslaggeverij en een maakt verslagen en is secretaresse van de redactie. Trouw: Bij Trouw is sinds kort geen vrouw meer werkzaam. Het Parool: Op de redactie van het Parool werken 6 vrouwen, nl. een als redactrice-verslaggeefster, een op de redactie binnenland, een op financiën, en een als chef fotoredactie (de laatste verzorgt ook een kinderrubriek) een op buitenland en een als lokaal correspondente. Ook hier gaan de vrouwen gelijk op met de mannen. Samenvattend kunnen wij zeggen,, dat de vrouwen aan de linkse bladen beter vertegenwoordigd zijn dan aan de meer conservatieve. De „invasie" van koeriersters-berichtenverzamelaars uit de illegaliteit is in feite wel afgedamd; van 28 vrouwen bij de grote bladen zijn er acht na de oorlog in dienst getreden; hiervan komen er 4 zeker niet uit de illegaliteit voort. Werkzaam bij persbureaux. Bij het A.N.P. en de Radio zijn vier vrouwen werkzaam; deels als bureauredactrices, deels in de verslaggeverij; één van haar is werkzaam te Batavia. Voor de buitenlandse pers werkte één medewerkster aan de AP (Associated Press) en één aan de U P (United Press) en één is correspondente voor een der Londense ochtendbladen. De weduwe van een oorlogsslachtoffer zet het correspondentschap van haar man voor een Belgisch blad voort. Werkzaam bij de provinciale pers. Bij de Provinciale pers werken 11 vrouwen; voor het merendeel verzorgen zij vrouwen- en kinderrubriek, sommigen houden zich bezig met stads- of provinciale verslaggeverij. Voor zover bekend, is hiervan niet een uit de illegale pers voortgekomen; van de 11 zijn er 6 na de oorlog in het vak gekomen. zij kunnen ten dele nog als adspiranten worden beschouwd. Lokale bladen: In hoeverre de vrouwen werkzaam bij zuivere lokale bladen en zeer kleine dagbladen als vak-journalisten te beschouwen zijn, is moeilijk uit te maken. De betrokkenen beschouwen zichzelf als „pur sang", in vele gevallen blijft het een
Slechts in zoverre als een dergelijk blad voor haar de aanloop vormt tot een grotere krant, zou men ze als leerling-journaliste kunnen beschouwen. Tien van dergelijke vrouwen antwoordden op onze vragenlijst. Geen vrouwen in dienst: Behalve de reeds genoemde Nieuwe Rotterdamse Courant en Trouw deelden 39 hoofdredacteuren van dagbladen ons mede, dat er geen vrouwen op de redactie werkzaam waren; hetzelfde berichtten ons 10 hoofdredacteuren van periodieken. Vrouwen bij periodieken. Als wij de grote bladen nagaan, kunnen wij concluderen: De Groene laat de Vrouwenrubriek verzorgen door vijf vrouwen, die echter niet als journaliste beschouwd kunnen worden; ten dele zijn het literatoren, ten dele zijn ze er toevallig te land gekomen. Vr\j Nederland: Aan Vrij Nederland werkt een vrouw mee, die de vrouwenpagina verzorgt en ook wel films recenseert. Zij is haar journalistieke werk in 1931 begonnen. Zij maakt geen deel uit van de redactie. Haagse Post; Ook hier is een vrouw belast met de verzorging van de vrouwenpagina. Elsevier: Aanvankelijk maakte een vrouw deel uit van de redactie; zij had hoofdzakelijk de zorg voor de vrouwenpagina, doch ook ander werk. Daarna werd met de zorg voor de vrouwenpagina een vrouw belast, die als publiciste haar sporen verdiend had, doch zich terugtrok. Thans berust zelfs de leiding van de vrouwenpagina bij een man. De Nieuwe Eeuw: Ook hier verzorgt een vrouw de vrouwenpagina, waarop alle onderwerpen voor vrouwen van belang aan de orde worden gesteld. De Linie en De Hervormde Kerk: Bij de twee grote confessionele bladen zijn geen vrouwen werkzaam, ondanks het feit, dat de voorloopster van het algemeen weekblad der volkskerk, mede op initiatief van een vrouw gesticht is, die er ook tien jaar lang de leiding van had. Toen was het echter niet officieel kerkelijk. Vrouwenbladen: Van de negen meest bekende vrouwenbladen staan er acht onder vrouwelijke leiding. Vak- en vooropleiding. Gaan we na, welke vak- en vooropleiding de vrouwelijke journalisten hebben gehad, dan blijkt dat de meesten H.B.S. of Gymnasium hebben; 2 waren onderwijzeres, 2 bezochten buitenlandse scholen en universiteiten, 1 had drie-jarige H.B.S., 2 Mulo, 1 alleen lagere school, 1 was lerares huishoudschoolonderwijs. Academische opleiding genoten 3 juristen. 1 klassieke letteren, 1 Ned. geschiedenis, 1 studeerde philosofie, 1 volgt colleges, 2 deden paedagogiek MO, 1 Ned. MO. Twee vrouwelijke journalisten zijn voortgekomen uit het leeszaal- en bibliotheek-
wezen. Een volgde terwille van de journalistiek de Theologische maatschappelijke cursus aan de R.K. Universiteit te Nijmegen; 2 volgden de opleiding aan de R.K. school voor maatschappelijk werk. Bijna algemeen werd geantwoord, dat de journalistieke opleiding in de praktijk genoten was. Verschillende zijn via de krantenadministratie of correctie bij de redactie terecht gekomen. In een aantal gevallen kregen wij de indruk, dat zij daar eigenlijk nog zitten, doch dat zij, als er niemand anders is, ook wel eens naar een brandje of vergadering van een of andere lokale vereniging worden gezonden. Uit deze enquête blijkt dus, dat de vrouw, die in het openbare leven een steeds grotere rol gaat spelen, zich ook meer en meer bij de pers laat gelden, hoewel het blijkens deze gegevens nog bestaanbaar is, dat twee grote Nederlandse dagbladen in haar staf geen enkele vrouw tellen. Daarnaast zien wij echter een groeiend aantal vrouwelijke beroepsjournalisten, die haar vak verstaan en zich niet altijd uitsluitend op vrouwelijk terrein begeven. Er is onder haar zelfs een tendenz van afkeer van de speciale vrouwenrubriek, hoewel enkele onder haar er naar streven, de vrouwenrubriek in de culturele weekbladen op een hoog peil te houden. Men mag gevoegelijk zeggen, dat de capabele vrouw in de pers de gelijke concurrente is van de man. Eventuele weerstanden, die ze dikwijls nog ondervinden, verdwijnen wel, nadat zij hebben getoond, wat zij waard zijn. Want nog zijn er mannen-redacties, die huiveren om in dit „vrije" beroep, een vrouw tussen de mannen op te nemen. DRA. M. G. SCHENK. ANNE BIEGEL. Amsterdam, 1947.
Een half millioen „De Waarheid" heft een juichkreet aan! Ze heeft een nieuwe, zeer moderne rotatiepers in Engeland kunnnen kopen. Het hele geval kost een half millioen. En dat geld is door de vrienden van De Waarheid dubbeltje na dubbeltje bijeengebracht. Voor dat laatste nemen wij ons petje af. Er blijkt in communistische kring een grote mate van offerbereidheid te bestaan en we willen het idealisme, dat daarachter steekt, zeker niet kleineren. E r is echter meer nodig voor het doen van zo'n grote aankoop in het buitenland. Er is een deviezenvergunning voor vereist. Die is blijkbaar verstrekt. De regering Weet, waarvoor deze pers gebruikt, liever gezegd: misbruikt zal worden. Voor ophitsing, het stichten van Wanorde, het dienen van de politiek ener buitenlandse mogendheid ten koste van het landsbelang. E r zijn tal van krantenbedrijven, die naar vernieuwing van outillage op groter of kleiner snakken, maar De Waarheid wordt het best bediend.
'Radio en Ters Op het Internationaal Katholiek Radiocongres te Freiburg (Zw.) heeft de heer P. A. M. Speet, directeur van de K.R.O., een voordracht gehouden over de leidende beginselen van het radioprogramma. Hij bracht onder meer ter sprake de verhouding radio en pers en zeide: „Trop souvent les Broadcasters ont ressenti Ie manque d'une critique raisonnable et bien fondée dans la presse sur les emissions radiophoniques. L'absence dans les quotidiens d'une critique radiophonique, j'entends: une critique veritable, comme pour Ie cinéma et Ie theatre." De spreker werkte dit onderwerp breed uit (pag. 23-24-25 van zijn rede) en belandde tenslotte bij de uitzending van nieuws door de radio. Daaromtrent concludeerde hij: „Un journal parlé, s'il est radiogénique, n'est'pas un danger pour la Presse; il lui est plutöt une aide". Meer in het bijzonder over radiouitzending van het laatste nieuws had de heer Speet zich tevoren aldus uitgelaten: „Grace a 1'heureuse simplieité de son fonctionnement, grace surtout a sa rapidité, la Radio a conquis, dans Ie domaine de 1'information, une place prépondérante, qui suscite de tenaces jalousies. Qu' un evenement important se produise, quelques instants, après, la voix d'un speaker en lance 1'annonce dans 1'éther. A la même minute, des milliers, que dis je?, des millions de gens sont avertis." Ook dit onderwerp werd uitvoerig beschouwd en vond zijn bekroning in de verzekering omtrent de radionieuwsdienst: „Son auditoire, c'est Ie monde". Het is waar, dat de radio snel werkt en een schier onbegrensd publiek trekt. Vandaar, dat de Omroepen zeker recht hebben op uiteraard beperkte nieuws-uitzending. Vroeger geschiedde dat door middel van het A.N.P.; de gelijkgeschakelde Ned. Omroep had zijn B.N.O.; na de oorlog bracht „Herrijzend Nederland" een complete radio-nieuwsdienst mee naar Hilversum. Deze Nieuwsdienst handhaafde zich onder de Stichting Radio Nederland in Overgangstijd en zendt (niettemin met beperkte personeelsbezetting) ook nu nog uit ten behoeve van de Nederlandse Radio-Unie. Men kan er over twisten, of deze Nieuwsdienst in wezen eigenlijk niet veel anders is dan een soort A.N.P., een doublure dus, die haar kostbaarheid bewijst middels de rekeningen aan de Overheid. En dus zou de vraag kunnen rijzen of deze Nieuwsdienst niet beter ware terug te brengen tot het A.N.P., het officieuse bureau, dat aan de Nederlandse Dagbladpers nieuws verschaft. Ik meen te weten, dat sedert geruime tijd aan deze zaak wordt gedokterd, nochtans zonder oplossing tot de huidige dag. Doch wat er ook moge gebeuren, bij voorbaat moeten
WIJ MOETEN ELKANDERS PROBLEMEN VERSTAAN.
wij opkomen, zowel voor de belangen der radio-journalisten, als voor het herstel van de vroegere regeling, waardoor - - bij wijze van gentleman agreement — de nieuws-distributie in hoofdzaak blijft aan de dagbladpers. Urgent nieuws kan vóór het verschijnen van de kranten door de aether gaan, onder beding, dat de dagblad-redacties op gemakkelijke wijze in het bezit kunnen komen van de radio-programma's. Hier nader ik het punt van de dagblad-recensie na radio-uitzendingen. De afwezigheid van een „critique veritable, comme pour Ie cinéma et la theatre" kan de heer Speet niet volhouden, zeker niet voor ons eigen land, als ik hem verwijs naar meerdere grote dagbladen, die ernstig nota nemen van radio-concerten en andere belangrijke radio-uitzendingen van culturele aard. Om niet te spreken van de gewestelijke pers rondom de Radio-stad, die sinds jaar en dag niet verzuimt een of andere betekenende studio-uitvoering bij te wonen, althans, wanneer die tot zijn kennis wordt gebracht. Het is mogelijk, dat de omroepleiders de dagblad-critici niet steeds aanwezig zien; doch zij mogen toch niet onkundig' worden geacht van het feit, dat men een radio-concert of -luisterspel het gunstigst kan beoordelen thuis, aan het toestel. Want alleen daar komen de klanken zuiver over, terwijl ze in de studio verstrooid zijn en vanwege de vormproblemen en geheel andere retiproceerwrjze, onsamenhangend. Maar komt er een gast-dirigent van naam, dan zal geen criticus verzuimen, naar Hilversum te komen, mits hij een uitnodiging ontvangt. En nu meen ik, dat de Programma-leiding van enige omroep niet steeds diligent is. Ik concludeer, dat de Pers zeker nota neemt van belangrijke radiouitzendingen, evenals van toneel- en filmpremières, en dat zij zeker niet de Radio zal veronachtzamen, mits de Omroep-leiding eenzelfde uitnodigende houding aanneemt als de directies van schouwburg en bioscoop. A. V. O.
Nederlandse Dagbladpers Als bestuursleden van de N.D.P. 1915 zijn herkozen de heren J. van de Kieft, directeur van „De Arbeidspers", G. H. J. B. Bodewes, directeur „De Gelderlander", C. M. Dosker, directeur „De Maas- en Roerbode", J. W. Henny, directeur „Het Leids Dagblad" en M. K. van Houten, directeur „Trouw". In de vacatures van wijlen de heer C. Slewe en van de heer J. Groenewegen, die zich niet herkiesbaar stelden, werden gekozen de heren J. Kuypers, directeur „De Maasbode" en mr. H. Dikkers, directeur „Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant".
7
BOEKEN ^ ^ JOURNALISTEN Ik zorg voor mijn kinderen. — Wie dit boek openslaat en leest, vindt tevens opengeslagen het hart van de schrijver. Want als hij verhaalt van de paterfamilias, die de zieke moeder vervangt en zijn kinderen verzorgt in de sfeer van zijn boswoning, dan toont hij zich zelf: met verontschuldigende onhebbelijkheidjes, die hij hardop biecht, doch vooral — nochtans onbedoeld — zijn open en opgewekt karakter, die een zorgzame aard geenszins uitsluit. Door deze roman van een familie voor elke andere familie, speelt een levendige geest, die aanstonds terugvoert naar de badinerende Tijdspiegelaar, of naar de oorspronkelijke gewone man van de K.R.O., die zo puntig het zijne er van wist te zeggen. Jan Derks heeft reeds verschillende romans op zijn naam staan; doch geen er van is zo doordringend, zo schilderachtig en ontroerend als „Ik zorg voor mijn kinderen". Dit is veel meer dan journalistiek werk; het peilt de ziel van mensenkinderen, of ze jeugdig zijn, dan wel volwassen. Nadat hij dit boek voltooid had en het als feuilleton in De Tijd had gepubliceerd, werd J a n Derks hoofdredacteur van zijn blad en trok zich terug uit allerlei neven-arbeid. Het zou echter te betreuren zijn, indien hij nu ook een streep zette achter deze jongste roman. Wij weten, waar zijn fort ligt: in de spontane beschrijving van vreugde en leed, in dit boek meer bijzonderlijk de gevoelige bladzijden over het Communiefeest van zijn dochtertje. Dit talent mag niet verloren gaan voor de vaderlandse romankunst. Het Kerkelijk recht. — In de serie van Romen's Compendia (wij noemen: Moraal-theologie, Aflatencodex en Bijbelteksten) is thans verschenen „Het Kerkelijk recht", meei dan 1400 pagina's commentaar op de Codex, met vermelding van het particulier kerkelijk recht voor Nederland en België, door de Capucijnerpaters dr. Hubertus van Groessen en dr. Clementinus van Vlissingen (uitgave J. J. Romen & Zonen, Roermond). Een uitgave als deze verscheen niet eerder in onze taal. Zij is daarom, doch méér wegens de inhoud, niet alleen bestemd voor priesters, maar ook voor ontwikkelde leken, bijvoorbeeld juristen, die thans gemakkelijk het burgerlijk recht kunnen toetsen aan het kerkelijk recht, maar ook journalisten, die in dit werk handleiding bezitten. Wij denken o.a. aan het hoofdstuk „strafrecht", waarin steeds de opvattingen van de Kerk en de Staat beide naast elkaar zijn geplaatst. Zo is dit boek voor de practijk als vademecum bij het schrijven van bepaalde dagbladartikelen, zeer bruikbaar. Maar ook is het lezenswaard voor journalisten, die het willen beschouwen als een interessant, zoal niet onontbeerlijk middel tot verrijking van kennis.
8
Zephyr Books. — De bekende boeken-exportfirma Meulenhoff & Co. te Amsterdam zond de catalogus van Zephyr Books, met de jongste uitgaven van Britse en Amerikaanse schrijvers. Uit de lange reeks noemen wij Edmund Wilson's „Memoirs of Hecate Country", uit Amerika verbannen, omdat de schrijver wel zeer de spot heeft gedreven met het uitgeversbedrijf in New York. Los van de Zephyr-collectie staat een roman van Thomas Hardy „The return of the native", uitgegeven door the Heritagepress te New York, doch „printed and made in the... Netherlands", tot meerdere eer derhalve van onze deviezen-positie. De oorlog en het Vaticaan. — De hinderlijke pers-censuur in oorlogstijd was doorgaans een handicap voor waarheidsgetrouwe berichtgeving. Dagblad-redacties moesten vaak gissen; de D.N.B.-berichten waren onbetrouwbaar, eenzijdig gekleurd, dus waardeloos. Slechts het clandestiene nieuws gaf schaars inzicht over wat er buitenslands gebeurde. Bovendien kon men moeilijk verlangen, dat het diplomatiek verkeer een uitlaat vond in de pers. In het bijzonder de katholieken moesten noodgedwongen onkundig blijven van de Pauselijke activiteit in het kader van de oorlogvoering. Wij wisten, dat het Vaticaan hard werkte voor de vrede, doch er bleek niets van in de krant, hoogstens iets in de bevriende radio. Eindelijk, na 2% jaar bevrijding is er meer licht gekomen door middel van een lijvig boek, dat Cianfarra schreef over „De oorlog en het Vaticaan", en dat nu voor ons ligt in de Nederlandse bewerking van Hans Verhoeven (uitgeverij „Keizerskroon", Amsterdam). Cianfarra was jarenlang correspondent van de New York Times te Rome, kan dus worden beschouwd als insider, althans, voor zover dit begrip geldt in het raam van de diplomatie. Hij is er nochtans in geslaagd, een journalistiek beeld te schetsen van hetgeen Pius XII vóór en gedurende de jongste wereldoorlog onvermoeid deed, om de volken en hun leiders tot rede te brengen. Hem kan zelfs enige autoriteit worden toegemeten door het contact met Vaticaanse hoogwaardigheidsbekleders, geïnformeerd omtrent de Pauselijke politiek. Het relaas is boeiend en verlucht met anecdotische bijzonderheden. Journalisten vinden in dit boek ruimschoots stof tot beschouwingen, weliswaar historie, die enkele jaren achter ons ligt, maar die zich toch leent voor welkome nabetrachting. Mochten wij een bemerking hebben, dan is het deze, dat de beschrijving is afgesloten eind November 1943, zodat wij niet alles weten uit de bewogen Vaticaanse jaren daarna. Een supplement te zijner tijd mag daarom niet uitblijven.
Dr. Melchior en de „Willeni Barendsz". — Het geruchtmakende boek van de scheepsarts dr. A. Melchior over de eerste walvisvaart van de „Willem Barendsz" (uitgave Gottmer, Haarlem) is in zekere zin journalistiek werk, hier en daar zelfs knap reporterswerk, mede door de vele tekeningen van meer dan gewone kwaliteit. Alleen reeds wegens deze omstandigheden bevelen wij dit actuele werk bij collega's hartelijk aan. Maar zij moeten er bovendien kennis van nemen, omdat de schrijver niet heeft geschroomd, maatschappelijke wantoestanden te brandmerken, ondanks men hem wilde binden aan het redersbelang. Dr. Melchior stelde nochtans het algemeen belang boven alles en stoorde zich niet aan een onverantwoorde censuur, waarvoor de scheepsjournalist Jaap Kolkman in eerste aanleg is gezwicht. De dagbladen, die over deze miserabele zaak ter persconferentie werden ingelicht, weten reeds, dat is aangedrongen op een regeringsonderzoek; maar de anderen weten nog niet alles van de achtergronden in de onderneming van de „Willem Barendsz". Wij zullen er op deze plaats slechts één belichten, omdat ze nauw verband houdt met de journalistieke beroepseer. E r is gezegd, dat de van de „Willem Barendsz" verzonden pers-telegrammen niet altijd klopten met de publicaties in de bladen. Volgens dr. Melchior gingen die telegrammen eerst rechtstreeks naar het Ministerie, doch moesten later worden verzonden aan het adres van de rederij. Gelukkig, dat dr. Melchior niet is gezwicht en — het lijkt ons zo bij de lezing van zijn boek — objectief zijn klachten hoeft beschreven. Hij werd hierbij gesteund door zijn collega-scheepsarts Bierman, wiens inleiding tot het boek onder andere deze zin bevat: „Na de aanvankelijke berichten is, ondanks censuur op de berichtgeving, nu wel in de pers doorgedrongen, dat er aan boord ongewenste toestanden hebben geheerst." Terwille van onze vrijheid van pers kan niet genoeg worden gelaakt, dat door de „Willem Barendsz" de nationale zaak is geschaad, onder andere door een schandelijke oplegging van censuur. De Volkshuisvesting. — In een reeks over de Nederlandse volkshuisvesting tussen twee wereldoorlogen schreef dr. ir. H. G. van Beusekom over de volkshuisvesting. Wie dit onderwerp in zijn krant pleegt te behandelen, vindt in deze uitgave (Het Spectrum te Utrecht) belangrijk materiaal, vooral in het hoofdstuk over de ontwikkeling der sociale opvattingen. Kleine gids K.A.B. — Als uitgave van de Ned. Katholieke Arbeidersbeweging verscheen „De Kleine gids van de grote K.A.B." ten dienste van de plaatselijke bestuurders en propagandisten. Dit boekje bevat 142 pagina's allerlei, dat ook de katholieke pers kan helpen in haar werk van de dag.
Levensvormen. — Dr. E. M. J. Breukers heeft de karakterleer van Ludwig Klages verklaard in een werkje, dat hij „Levensvormen" noemde. Dit boek sluit aan bij zijn proefschrift „De bijdrage van Klages tot de algemene psychologie", en is — evenals bedoelde dissertatie — uitgegeven door J. J. Romen & Zonen te Roermond. Wij kunnen ons voorstellen, dat niet alle collega's weten, wie Klages is en wat hij beoogt. Hij zegt van zichzelf, dat hij ons psychologie biedt, zoals wij die van een psycholoog mogen verwachten, en dat hij vrijwel de eerste is, die ons geen stenen voor brood geeft, als wij, hunkerend naar mensenkennis grijpen naar psychologische lectuur. De zogenaamde schoolpsychologie bestrijdend, stelt Klages daar tegenover een rijke karakterleer, waarin vooral het systeem der drijfveren belangrijk is en oospronkelijk. Met deze regels menen wij de weg te hebben gewezen aan hen, die uit dit wetenschappelijke werkje voordeel kunnen trekken, bijvoorbeeld jongeren, die in Nijmegen de wetenschappelijke journalistieke opleiding zullen genieten.
DE LINIE - DE GROENE Basis van wederkerigheid. O p 6 S e p t e m b e r schreef Prof. D . v a n D a n t z i g in D e G r o e n e : „ H e t zou mij h o o g s t wenselijk v o o r k o m e n , indien politieke d a g b l a d e n o p basis v a n w e d e r k e r i g h e i d elk a a r wekelijks één k o l o m ter volledige v r y e beschikking stelden. Elk v a n d e z e b l a d e n zou h e t r e c h t b e h o u d e n , in d e eigen k o lommen de beweringen van de „ l o g é ' s " zo g o e d het k a n te w e e r leggen, belachelijk te m a k e n , enz. „ M a a r v o o r a l v a n b e l a n g is, d a t elk b l a d d e k o p y v a n d e „ g a s t " , h o e dit o o k m o g e luiden, o n g e wijzigd o p n e e m t . . . H e t a l g e m e n e journalistieke peil zou d a a r d o o r ongetwijfeld niet onaanzienlijk v e r h o o g d w o r d e n en d e vrijheid v a n m e n i n g s v o r m i n g z o u er wel bij v a r e n " . „ W a a r a a n hij t o e v o e g d e : „ I k zou d a a r o m h a a s t willen v r a g e n , w e l k e b l a d e n h i e r t o e h e t initiatief willen n e m e n , w a r e het niet, d a t ik al lang b e g r e p e n h e b ernstig g e v a a r te lopen, mij in illusies t e verliezen, w a n t het is haast te m o o i o m w a a r te w o r d e n " . H i e r o p r e a g e e r d e D e Linie als v o l g t : „ W i j z o u d e n dit niet tot d e d a b l a d e n willen beperken m a a r o o k tot d e w e e k b l a d e n willen uitstrekken. O m h e t duidelijk uit te d r u k k e n : D e Linie p l a a t s t een k o l o m in D e G r o e n e en D e
katholieke journalistiek We hebben ons telkens weer in ons werk, vooral als verslagschrijver, te realiseren, dat door o n s het grootste deel van het publiek kennis neemt van wat zich buiten zijn gezichtskring afspeelt. We hebben er ons daarbij voortdurend rekenschap van te geven, dat ook anderen dan de huisgenoten des geloofs van onze inzichten kennis nemen. We hebben daarbij in aanmerking te nemen, dat we hen daartoe vaak een voor hen vreemde gedachtenwereld inleiden en dat vertrouwde begrippen voor ons bij h e n niet zelden bevreemding, soms (ook) wrevel wekken. Zonder nu dadelijk aan proselietenmakerij te denken behoort de katholieke journalist er zich van bewust te zijn, dat bij voorlichting geeft o o k — indien hij deze categorie onder zijn lezers mag tellen — aan niet-katholieke mede-christenen, aan niet-gelovige landgenoten. Dit zal niet in het minst zijn beginselvastheid vermogen te beïnvloeden, maar het zal zijn wijze van uitdrukken dienen te bepalen. Met name zal deze overweging hebben te gelden voor die bladen, die in overwegend katholieke streken verschijnen, waar een ook qualitatief belangrijke groep niet-katholieken tot de lezerskring behoort. In dagen van opvallende katholieke manifestaties, als wanneer velen spoedig geneigd zijn, zich sterk lid te voelen van de
aardse Ecclesia Triumphans, dient hun critische zin hen er toch van te weerhouden de bovengenoemde groep lezers te prikkelen; ook wanneer dit onbedoeld zou gebeuren valt het bezwaarlijk te verontschuldigen. Wij schrijven dit naar aanleiding van de klacht, die in „Vrij Nederland" van 11 October voorkomt over een uitlating van het Limburgs Dagblad, waarin was opgemerkt: „Ook het Noorden, het door het „Calvinisme zo aangevreten Noor„den, heeft een tijd gekend van „echte geestesbeschaving, welke „zich in schier alle domeinen der „kunst openbaarde." Deze klacht werd geuit naar aanleiding van het tegenover elkaar stellen van de protestantse en de katholieke visie op de Maria-verering, die zich verscherpt richtte op het grootse Maria-congres. Ons blad is er niet om alle minder gelukkige zinsneden in onze kath. pers te signaleren. Het zou echter te kort schieten in zijn taak van voorlichting geven aan de vakgenoten, indien het naliet te wijzen op het gevaar van het verstoren van het onderling begrip juist in die streken met een gemengde bevolking, waar de andersdenkende lezer de wijze van uitdrukken van het kath. dagblad zou kunnen gaan beschouwen als de mening van het kath. volksdeel in een niet verantwoorde volstrektheid. S. Z.
G r o e n e plaatst een k o l o m in D e Linie. B e i d e b l a d e n m o g e n o p elk a a r c o m m e n t a a r l e v e r e n . . . Wij w a c h t e n g a a r n e o p voorstellen v a n D e G r o e n e in d e z e g e e s t " . Het antwoord van De Groene k w a m een w e e k l a t e r : „ H e t s p r e e k t vanzelf d a t wij d e z e uitn o d i g i n g (of u i t d a g i n g ) v a n h a r te a a n v a a r d e n " . Besprekingen over de wijze, w a a r o p dit a c c o o r d zou w o r d e n u i t g e v o e r d , w e r d e n tussen d e beid e redacties aangeknoopt. „ I n m i d d e l s hield D e Linie zich v a n bijval v a n D e G r o e n e o v e r tuigd, b e s t e m p e l d e het als een effect v a n d e vrijheid, w a a r o n d e r wij leven. O m duidelijk te zijn: nooit of n i m m e r zou D e Linie zich d o o r d e w e t g e v e r laten v o o r schrijven, w a t zij t h a n s vrijwillig, en m e t b e h o u d v a n h a a r vrijheid a a n v a a r d t . D e vrijheid namelijk o m , als het h a a r wenselijk zou schijnen, w e e r te b e ë i n d i g e n , w a t zij t h a n s b e g i n t " . In d e Linie v a n 1 0 O c t o b e r r e a geerde de redactie van De G r o e n e n a d e r als v o l g t :
„Nu beide bladen beginnen met artikelen uit te wisselen, lijkt h e t ons g o e d dit n a d r u k k e l i j k v o o r o p te stellen. Er is een verschil w a a r wij niet o v e r h e e n k o m e n en d a t o o k o n z e h o u d i n g in dit journalistieke e x p e r i m e n t b e p a a l t . D e G r o e n e e r k e n t het b e t r e k k e l i j k e recht v a n D e Linie o p h a a r w a a r heid en D e Linie v e r w e r p t d e z e e r k e n i n g o m d a t zij die b e t r e k k e lijkheid v e r w e r p t . D e Linie k o m t tot d e G r o e n e als e x p o n e n t v a n de waarheid, volstrekt naar wezen en v o r m , e n d e G r o e n e v e r w e r p t die v o l s t r e k t h e i d als p r e tentie. N o c h t a n s g e l o v e n wij beiden, d a t er uit het n a d e r e c o n tact tussen z o ongelijke g r o o t h e d e n iets g o e d s k a n v o o r t k o m e n , o m d a t het in vrijheid gezocht en a a n v a a r d is. In elk geval is het gesloten a c c o o r d tussen Linie en G r o e n e een gebeurtenis in d e geschiedenis v a n het N e d e r l a n d s e p e r s w e z e n . D e z e te verzwijgen in o n s J o u r n a l i s t e n - m a a n d b l a d zou een w e zenlijk t e k o r t a a n ^belangstelling
zijn.
Van, allerlei kanten en kranten DE PERSZUIVERING. D e L e i d s c h e C o u r a n t schrijft over zuivering en h e r i n n e r t er aan, d a t g r e n z e n zijn o v e r s c h r e d e n , die zek e r niet o v e r s c h r e d e n hadden mogen worden. Een treffend v o o r b e e l d h i e r v a n geeft A B C in d e „ L e i d s e P o s t " : „ W a t d o e n wij t h a n s t e g e n d e c o m m u n i s t i s c h e infectie? G e l u k k i g m o g e n wij t h a n s in N e d e r l a n d w e e r tegen het c o m m u n i s m e w a a r s c h u w e n . Er is een tijd geweest, d a t dit blijkbaar niet m o c h t . A l t h a n s in verschillende u i t s p r a k e n v a n d e Commissie v o o r d e Perszuivering k a n m e n lezen, d a t h e t a a n journalisten euvel w o r d t geduid, d a t zij tijdens d e b e z e t t i n g anti-communistische a r tikelen schreven, w a n t , zo h e e t t e het, d a a r m e e s p e e l d e n zij d e b e zetter in d e k a a r t . „ D w a z e a r g u m e n t a t i e ! Alsof het c o m m u n i s m e niet o n d e r alle o m s t a n d i g h e d e n ook tijdens nazi-terreur, een d o delijk g e v a a r b e t e k e n t ! " A l d u s A B C en a l d u s d e L. Crt. Onze orgaan-redactie meent te w e t e n , d a t o n d e r d e initialen A B C schuil g a a t . . . D r B e e k e n kamp. PERSVRIJHEID, Collega Smits b e s p r e e k t in N . Noord-Hollandsch Dagblad de kwestie L u n s h o f - N e d e r l a n d . Hij constateert: H e t v r e e m d e — en a a n d e w a r e persvrijheid vijandige — v a n d e z a a k is, d a t een cultureel g o e d als een d a g b l a d v a n het type „Nederlander", met een Christelijk-Historische traditie, o p d e z e wijze als k o o p w a a r is verhandeld. M a a r misschien n o g v r e e m d e r — en a a n d e w a r e persvrijheid n o g vijandiger — is het, d a t d e z e transactie g e s t e u n d schijnt te w o r d e n d o o r b e p a a l d e , zeer k a p i t a a l k r a c h t i g e o n d e r n e m i n g e n , die zich o p d e z e wijze v a n invloed o p d e grootpers meester maken. M a a r het a l l e r v r e e m d s t e — en a a n d e w a r e persvrijheid m e e s t vijandige — is, d a t d e journalist Lunshof, die bij dit alles b e t r o k ken is, m e d e een rol speelt in d e beweging van „Nationaal Reveil". Blijkbaar g a a t d e nieuwe „ N e d e r lander" onder redactie van Lunshof v o l o p w e d d e n o p d a t p a a r d .
10
M a a r h o e is dit alles t e v e r k l a r e n in h e t licht v a n d e p r o g r a m p u n t e n v a n „ N a t i o n a a l R e v e i l " , d a t zegt h e t te v e r w e r p e n als o n z e nationale belangen worden vastgekoppeld aan de belangen van kapitalisten en d a t g r o t e w a a r d e n o n dergeschikt g e m a a k t w o r d e n a a n het w i n s t b e j a g v a n d e e c o n o m i s c h sterkeren? H e t doel v a n d e transactie v a n „ D e N e d e r l a n d e r " en d e wijze, waarop dat doel w o r d t nagestreefd, schijnen ons een e v e n g r o t e b e l e m m e r i n g v o o r d e gezonde ontplooiing van de persvrijheid, als d e a a n v a l , w e l k e via de rechtspraak tegen d e erkenning v a n het b e r o e p s g e h e i m v a n d e journalist is ingezet!
O p zijn b e u r t heeft d e K . V . P . voorzitter A n d r i e s s e n tijdens een persconferentie d e verhouding v a n partij en pers b e s p r o k e n v a n uit d e gezichtshoek d e r partij. O o k hij a c h t t e een juiste v e r h o u ding van de grootste waarde. E e n te sterke b i n d i n g v a n d e p e r s leek h e m onjuist. H e t niet h e b b e n v a n een partij-pers is geen nadeel voor de K.V.P.
v. O. HET GELD BESLIST. De Nederlander was vóór de oorlog een blad, dat nauw verbonden was met de Christelijk-Historische Partij. Daarin kwamen ook de inzichten tot uiting van jonge vooruitstrevende C.H., w.o. Prof. Lieftinck. Na de oorlog heeft het blad echter moeilijk een vaste koers kunnen vinden. Een neutraal blad, de Telex, dat eerst onder leiding stond van de liberale heer Hans, ging er een fusie mee aan. Hoofdredacteur werd toen de heer P. Brijnen van Houten, een uit Indië gerepatrieerd journalist, die onlangs nog fel te keer ging tegen Mr. Welter wegens diens houding tijdens de oorlog. Deze hoofdredacteur heeft nu echter plotseling afscheid genomen van zijn lezers. Hem. werd namelijk medegedeeld, dat commissarissen voornemens waren de aandeelhoudersvergadering voor te stellen de exploitatie van ,,De Nederlander" over te dragen aan een andere financiële groep, die zich reeds verzekerd had van de redactionele medewerking van de heer H. A. Lunshof, oud-hoofdredacteur van „Elseviers Weekblad". De heer Brijnen van Houten ziet geen
kans om tot vruchtbare samenwerking met de heer Lunshof te komen. Zo zullen de lezers plotseling dus weer een andere politiek opgediend krijgen dan ze eerst gewoon waren. De financiële groep beslist. Of dit aan de zuiverheid der journalistiek ten goede komt, is voor ons geen vraag („De Stem", Breda) E E N ABUISJE. Onlangs werden de directies van dag- en weekbladen verblijd met een circulaire, waarin mededeling werd gedaan, dat krachtens, een beschikking van het Directoraat-Generaal van de Prijzen de prijs van het papier met niet minder dan vijf gulden per 100 kg verhoogd was. Zoals alles op dit ondermaanse heeft ook deze beschikking oorzaken en gevolgen. De gevolgen zijn pijnlijk-duidelijk: stijging van de prijzen der bladen. De Volkskrant ging voorop met een stijging van vier cent per weekabonnement, andere volgden of zullen volgen. De oorzaak is minder helder. E r is sprake van een abuis in de calculatie, een term die ons nogal euphemistisch aandoet. In de vergadering van aandeelhouders van de papierfabriek Van Gelder, vermeldt het verslag, bracht een aandeelhouder het abuis ter sprake. De voorzitter merkte naar aanleiding hiervan op, eigenlijk niet goed begrepen te hebben wat dit abuisje (let op dit aardige -je), waarover ook hij in de courant had gelezen, is geweest. Daar kunnen wij inkomen, maar misschien brengt het volgende hem op weg. Van Gelder heeft in één jaar tijd zijn oorlogsverlies van zes millioen ingehaald en bovendien nog een millioentje overgehouden. Dit was een prettig resultaat en wettigde alleszins een prijscorreetie van het papier. Het abuis bestaat dan ook ongetwijfeld hierin dat een verhoging: van de papierprijs werd aangekondigd, maar dat een verlaging de bedoeling was. Wij hopen spoedig hiervan meer te horen (Nieuwe
Eeuw)
HET EI EN WIJ Mevrouw Eleanor Roosevelt, lid van de Amerikaanse delegatie bij de U.N.O., heeft haar reeds langs verwachte aanval op Ruslands aanklachten betreffende oorlogophitserij, geopend. Mevrouw Roosevelt vertelde dat de Verenigde Staten zich zullen verzetten tegen elke poging om beteugeling van oorlogophitserij tot plicht der algemene U.N.O.-vergadering te maken. Mevrouw Roosevelt wierp zich op als kampioene der vrije pers en liet zich scherp uit over de gecontroleerde pers. „De gecontroleerde pers is gelijk een ei — indien een deel slecht is, dan is het geheel slecht." Zij gaf toe dat aan de vrije pers fouten kleefden, doch zij meende, dat deze fouten geen regeringscontröle rechtvaardigen en zeide dat een vrije pers aan de wereld ten voordele strekt.
REDACTIERAAD AAN „DE TIJD" A a n „ D e T i j d " is tegelijk m e t het i n g a a n d e r b e n o e m i n g v a n collega M r J. D e r k s tot h o o f d r e d a c teur ingesteld een r e d a c t i e r a a d , die d e h o o f d r e d a c t e u r in het b e p a l e n v a n het beleid v a n d e krant zal bijstaan. D e z e r e d a c t i e r a a d is v o o r t g e k o m e n uit d e overweging, dat de krant gemaakt wordt, ond e r leiding en o p p e r s t e v e r a n t woordelijkheid v a n d e h o o f d r e dacteur, d o o r d e gehele r e d a c t i e en d a t het d a a r o m billijk is, als een d o o r het bestuur v a n d e o n d e r n e m i n g e r k e n d recht, a a n d e leiding'gevende redacteuren stem in d e b e p a l i n g v a n het beleid te geven. D e r e d a c t i e r a a d , die o n d e r leiding staat v a n d e h o o f d r e d a c teur en w a a r v a n d e chefs d e r v o o r n a a m s t e afdelingen b e n e v e n s a n d e r e r e d a c t e u r e n , die essentiële b i j d r a g e n leveren a a n het k a r a k ter v a n d e krant, deel u i t m a k e n , heeft een statuut gekregen, d a t zijn rechten duidelijk omschrijft. Z o zal d e r a a d w o r d e n g e h o o r d , o p alle belangrijke p u n t e n , die het beleid v a n d e k r a n t r a k e n alsm e d e o v e r kwesties v a n b e n o e m i n g en ontslag v a n leidingge-
v e n d e r e d a c t e u r e n . D e r a a d zal d a a r o v e r een s t e m m i n g k u n n e n houden, doch de hoofdredacteur is niet verplicht zulk een uitspraak te a a n v a a r d e n . M o g e dit ogenschijnlijk een verz w a k k i n g v a n d e positie v a n d e r e d a c t i e r a a d zijn, in d e practijk is d e r a a d natuurlijk niet b e d o e l d v o o r een régime, d a t d o o r zulke uiterste tegenstellingen beheerst w o r d t . D e raad' is o p g e z e t als een u i t d r u k k i n g v a n een in d e r e d a c tie v a n „ D e T i j d " m e e r en m e e r in toepassing g e b r a c h t e o p v a t t i n g d a t d e r e d a c t i e een e n s e m b l e is, dat met d e hoofdredacteur samen d e k r a n t m a a k t . W a n n e e r er nu in een principiële kwestie een o n o v e r b r u g b a r e tegenstelling tussen d e r e d a c t i e of een m e e r d e r h e i d d a a r v a n en d e h o o f d r e d a c t e u r ontstaat, d a n is h e t e n s e m b l e toch v e r b r o k e n en d e s a m e n w e r k i n g feitelijk niet m e e r mogelijk. D a t blijkt overigens o o k z o n d e r red a c t i e r a a d wel. D e r e d a c t i e r a a d is er juist o m d e s a m e n w e r k i n g te v e r s t e r k e n en d e onderlinge geestelijke a f s t e m m i n g t e verfijnen.
er wel zeer bijzondere omstandigheden aanwezig moeten zijn alvorens van een journalist kan worden geeist, dat hij zijn bron noemt. Men zou het heel spoedig aan de bladen kunnen zien als het zo werd dat niemand aan de pers inlichtingen durfde te geven uit vrees dat de anonymiteit van de bron niet werd geëerbiedigd. Daarom is de zaak tegen de Noorse journalist niet alleen een journalistieke vak-aangelegenheid maar een openbare, die in hoge mate het gehele kranten-lezende publiek aangaat. C. J. S.
Persvrijheid in Amerika De inaugurale rede van prof. Hocking.
In het groot-auditorium van de Leidse Universiteit heeft prof. dr. W. E. Hocking, gast-hoogleraar van de Harvard-University, een inaugurale oratie gehouden over het onderwerp „Freedom of press in America". Prof. Hocking vergeleek in de aanvang van zijn voordracht de Nederlandse en de Amerikaanse conceptie van persvrijheid in de loop der tijden, waarbij hij aan de Nederlandse vormgeving in de wet voorkeur gaf op grond van de beperkende bepalingen van strafbaarheid bij overtreding van algemeen geldende morele L. H . principes, terwijl Amerika iedere beperking bij de wet verbood. Spr. ging na. hoe de Amerikaanse visie gedurende verschillende perioden in de practijk heeft voldaan, om daarbij tevens te wijzen op de snelle veranderingen in de positie van de pers Noors journalist veroordeeld gedurende de laatste 100 jaar, tengevolge van de enorme technische Een Noors journalist, medewerker van Justitie Steincke werd voorkovlucht van het dagbladbedrijf. van „Dagbladet", is tot in de hoog- men, dat de betrokken journalist een ste instantie, n.1. door de Noorse zelfde straf kreeg als welke thans zijn Een van de meest invloedrijke verHoge Raad, veroordeeld de bron te anderingen was het ontstaan van de Noorse collega wacht. noemen van een artikel dat hij had Artikel 170 van het Deense straf- plicht voor de burger, zich een megeschreven over een „verkeerde" ning te vormen over het wereldgewetboek bepaalt dat getuigenis alNoor. Onze collega heeft geweigerd leen mag worden geweigerd, wanbeuren en de problemen van de eigen en is blijven weigeren zijn bron te neer het aflegggen van een getuige- staat. Slechts op die basis is een genoemen, zodat het er uitziet dat hij verklaring „verlies van burgerlijke ordende samenleving mogelijk, doch drie maanden gevangenisstraf zal daarmede werd tevens de pers de achting en welvaart" zou meebrenmoeten ondergaan wegens zijn weigen. Als er iets is wat zeker is (al- plicht opgelegd, de daarvoor nodige gering om ontrouw te worden aan de dus „Politiken") dan i-s het dat een voorlichting naar beste vermogen te ongeschreven wet van alle persmenverstrekken. Uiteraard kan dit Deens journalist, die zich laat dwinsen, dat de bron moet worden begen zijn bron te verraden, in elk ge- slechts, wanneer zij vrij is, om haar schermd, zoals het Deense blad „Po- val de achting van zijn collega's zou taak naar eigen inzicht te volbrenlitiken" het uitdrukt, waaraan wij verliezen en ook zijn aardse wel- gen. deze bijzonderheden ontlenen. vaart. Zijn bronnen zouden worden Nu het recht op persvrijheid derHet Scandinavische Journalisten- verstopt, hij zou hoogstwaarschijnlijk halve is gegrond op een plicht, nu verbond, een organisatie van de vak- uit zijn vakorganisatie worden gezet, verliest dit recht zijn kracht, wanverenigingen der journalisten in alle hetgeen weer zou meebrengen, dat' neer de plicht niet wordt nageleefd, Scandinavische landen, heeft zich tot hij in de practijk niet meer in staat m casu, wanneer de waarheid niet in de ministeries van justitie dezer lanzou zijn zijn werkzaamheid in de vrijwilligheid door de pers wordt geden gewend met het dringende ver- Deense pers voort te zetten. Op zich- diend. Het recht op persvrijheid zoek, dat er duidelijke wetsregelen zelf zou art. 170 dus voldoende zijn daarmede een voorwaardelijk zullen worden in het leven geroepen, om te verhinderen, dat Deense pers- wordt recht, zoals in wezen alle rechten die aan persmensen het recht geven mensen in hetzelfde geval zouden aan voorwaarden verbonden zijn. hun bronnen geheim te houden. komen te verkeren als hun Noorse Thans staat de overheid voor de „Politiken" brengt in herinnering, collega. taak, een uitweg te vinden uit dit dat er zich enige jaren geleden in Het zou intussen het beste zijn, zo dilemma tussen het eerbiedigen van Denemarken een soortgelijk geval besluit het Deense blad zijn beschoude persvrijheid en de zorg, dat de heeft voorgedaan. Alleen door het in- wing over deze zaak, indien volkovoorwaarde voor die vrijheid wordt grijpen van de toenmalige minister men duidelijk werd uitgemaakt, dat nageleefd.
B&scheciniHty \AOH 'é huoep&tytkeifa,
11
ZUIVERE JOURNALISTEN IN DUITSLAND Stem van katholieke pers roept in de woestijn. Een correspondent van de Volkskrant is de gast geweest van de journalisten uit de Britse zone, die in de oude keizersstad Aken hun „journalistengesprekken" voeren. Journalistieke kopstukken houden er inleidingen over actuele journalistieke problemen, die dan tot onderwerp van een brede gedachtenwisseling worden gemaakt. Dr. Leo Hilberath, de directeur van de eerste Duitse journalistenschool te Aken zal spreken over de beroepsscholing der journalisten, dr. Friedrich Vogel uit Dusseldorp over persrecht en persvrijheid, Hermann Schater uit Aken over het dagbladwezen. Stuk voor stuk versjofelde journalisten, ondanks hun leidende functie in het nieuwe Duitsland en veler doctorstitel. De honger spreekt uit hun ogen. Er is een lijdende trek om veler mond. Het zijn meest journalisten, die de gruwelen van het concentratiekamp aan den lijve hebben ondervonden, „zuivere" journalisten, die recht van spreken en schrijven hebben, wegens hun houding in de barre nacht van het Derde Rijk. Zij staan voor een ontzettend moeilijke taak. Onverschillige lezers Daar is eerst het ontstellende gebrek aan papier. De grote dagbladen verschijnen nog maar tweemaal per week: er gaan nu geruchten, dat het driemaal per week zal worden met een verkleind formaat. Daar is vervolgens de onverschilligheid van het volk, dat alleen maar belangstellingheeft voor eten en drinken. Maar deze journalisten waren idealisten en zijn het gebleven. Naast me — aldus de correspondent - - zit dr. Joseph Hofmann, hoofdredacteur van de „Aachener Volkszeitung". Hij heeft meegedaan (Vervolg van pag. 11) Prof. Hocking ging niet dieper in op de mogelijkheden, die daarbij voor de overheid open staan, doch wees op de neventaak van de overheid, om de gevaren van persvrijheid in de uitingen naar buiten te voorkomen, door een eigen voorlichting naar het buitenland te verzorgen, terwijl voor de overheid tevens een belangrijke opvoedende taak jegens de pers is weggelegd. In sterker mate kan echter het lezend publiek een invloed ten goede aanwenden, door bij uitstek steun te verlenen aan die organen, die zich hun plichten bewust tonen. Ook de universitaire gemeenschap kan een opvoedende taak vervullen, door alom het besef weer levendig te doen worden, dat er een objectieve waarheid in het leven bestaat, die het waard is, gediend te worden. Slechts op basis van die levensovertuiging is op de duur het bereiken van eenheid van de mensheid mogelijk.
12
aan de Putsch van 20 Juli 1944, die honderden leidende figuren uit het katholieke kamp het leven heeft gekost, waardoor nu de heropbouw van het katholiek-sociale leven buitengewoon belemmerd wordt. Dr. Hofmann is een persoonlijke vriend geweest van dr. Hein Houben, hoofdredacteur van de „Katholieke Wereldpost" in Breda, met wie hij lang en hartelijk heeft samengewerkt op de redactie van de vooroorlogse „Komische Zeitung". Hij spreekt met weemoed over het verscheiden van deze karaktervolle mens en begaafde journalist, die in een concentratiekamp stierf. „Das hat das andere Deutschland gemacht, furchtbar!" Daar is onder deze journalisten geen aanmatigende trots, maar de ruiterlijke erkenning, dat Duitsland een grote en zware schuld op zich heeft geladen. Men wil weten, hoe alles in Nederland is en het blijkt, dat men het hier een sprookjesland waant, een luilekkerland. Als ze de waarheid vernemen, kijken ze op. Ze weten wèl wat Duitsland Nederland heeft aangedaan, maar dr. Hofmann zegt, dat de gruwelen op rekening komen van de nazi-terreur en van de geest door deze terreur gekweekt. Dovemansoren Deze journalisten aanvaarden hun schone taak weer als roeping. Ze willen hun volk een blijde boodschap brengen, die van de democratie. De katholieke journalisten willen dit ook, maar willen ook dieper graven. Zij willen vooral de blijde boodschap van het Evangelie uitdragen in het leven van alle dag. Maar alle journalisten schrijven practisch voor dovemansoren. Ze staan alleen. En daarom groeit de behoefte aan contact met het buitenland. Engelse journalisten waren uitgenodigd om aan de „Akense journalisten-gesprekken" deel te nemen, maar de pasmoeilijkheden bleken te groot. Dr. Hofmann is al naar Engeland geweest en heeft met succes nieuwe contacten gelegd. Ook in de Zweedse perswereld heeft men grote belangstelling voor het werk van deze journalisten. Met Nederland is nog geen enkel contact tot stand gebracht. Toch voelt men grote behoefte juist met ons land een geestelijke, politieke en culturele gedachtenwisseling aan te knopen. „Wij kunnen van uw Nederlandse democratische opvattingen heel wat leren", bekennen mij de leiders. Maar zij voegen er onmiddellijk aan toe: „Dit alles moet groeien. Het Derde Rijk heeft u te veel kwaad gedaan om spoedig te vergeten en te vergeven". Er wordt ook onder deze journalisten niet gelachen. Bittere ernst kenmerkt hun besprekingen. Zij weten waar het om gaat en wat er op het spel staat. Maar zij geloven in de ordende kracht van een zuiver beginsel, vooral de katholieke journalisten, die spreken als mensen die weten. Dat was de meest hoopvolle les, die ik meenam van deze begroetingsavond in een tot puin vervallen Duitse stad.
HET PROCES LUNSHOF In het vonnis, waarbij coll. H. A. Lunshof, oud-hoofdredacteur van „Elseviers Weekblad" door de Arrondissements Rechtbank te Amsterdam is veroordeeld tot een boete van ƒ 10.—, subs. 10 dagen hechtenis, in verband met de publicatie der z.g. „geheime notulen van Lingadjatti", komen o.m. de volgende overwegingen voor: „Overwegende, dat verdachte bijmonde van zijn raadsman heeft betoogd, dat voor hem geen wettige verplichting bestond om als getuige de Rechter-Commissaris mededeling te doen van de relatie van wie hij een exemplaar van de zogenaamde geheime notulen van Lingadjatti ontvangen had, immers hem als journalist in zover krachtens art 218 Strafvordering verschoningsrecht toekomt van het geven van getuigenis. Overwegende, hieromtrent dat de verplichting tot geheimhouding, welke evengemeld art. 218 op het oogheeft, kan geboren zijn door de Wet of door de Stand, het beroep of het ambt zelf; dat de wetgever die verplichting, voorzover zij geboren is door de stand, het beroep of het ambt zelf, slechts erkent voor zoveel naar het oordeel des Rechters met het geheim blijven van het iemand in gemelden hoofd als zodanig toevertrouwde een belang gemoeid is, dat praevaleert boven het algemeen belang, dat de Rechter om zich een oordeel te kunnen vormen en te beslissen volledig naar waarheid wordt ingelicht; dat nu naar het oordeel van de Rechtbank met betrekking tot het geheim blijven van de nieuwsbronnen van de journalist, hoezeer in het algemeen een ongestoord functioneren der pers, wat overigens iets anders en minder is dan de bij de grondwet gewaarborgde vrijheid der pers voor de samenleving gewenst kan worden geacht, een zodanig publiek belang niet aanwezig is. Overwegende, dat het bewezene volgens de Wet strafbaar is, omdat het oplevert na te melden misdrijf. Overwegende, dat verdachte deswege strafbaar is, omdat te zijnen aanzien geen strafuitsluitingsgronden zijn gebleken; Overwegende, dat verdachte's raadsman te dezen aanzien heeft gesteld, dat hier sprake is van overmacht, aangezien verdachte, zou hij zijn geheim aan de Rechter prijsgeven, in de ogen zijner beroepsgenoten onmogelijk en door hen moreel gewraakt zou worden; Overwegende, dat evenwel naar het oordeel der Rechtbank voorschriften van moraal, welke in een bepaald beroep voor beroepsgenoten bij de uitoefening van het beroep mogen gelden, een beroep op overmacht niet kunnen rechtvaardigen."
I n het Januari-nummer verschijnen de stukken voor de a.s. jaarvergadering der leden.