CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUGGE, 25 MAART 2003, 14de K.
DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUGGE, VEERTIENDE KAMER, zetelende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken: IN DE ZAAK, ambtshalve vervolgd door het Openbaar Ministerie: - bij wie zich voegden als burgerlijke partijen ter terechtzitting van 25/02/2003: 1. HET CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, 2. A. M.H. 3. K. G. - bij wie zich voegden als burgerlijke partij ter terechtzitting van 26/02/2003: S. A. - bij wie zich, (…) voegde als burgerlijke partijen ter terechtzitting van 25/03/2003: U.H. TEGEN: 1. S. J., geboren te Leuven, (…), vrachtwagenbestuurder, 2. D.D. (…) vreemdeling van Joegoslavische nationaliteit, 3. Z.B. (…), vreemdeling van Joegoslavische nationaliteit, 4. D.B. 5. K. M., Belg 6. T. A., vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, (…) 7. B. E. (Joegoslavië) 8. D.F. (Joeg.) Beklaagd van: DE VIERDE: A. (…) Bij inbreuk op de artikelen 1 en 77 bis paragrafen 1, 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
1
vreemdelingen, (…) te Zeebrugge, Oostende en bij samenhang te Brussel, te Groot-Bijgaarden en elders in het Rijk tijdens de periode van 01 januari 2001 tot en met 27 maart 2001. DE VIERDE: B. (…) Bij inbreuk op de artikelen 1 en 77 bis paragrafen 1, 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,(…) te Zeebrugge, Oostende en bij samenhang te Brussel, Groot-Bijgaarden en elders in het Rijk tijdens de periode van 28 maart 2001 tot en met 23 mei 2001 en onder meer minstens de zich noemenden (…) (Albanie) (Joegoslavie) (Turkije) die het Koninkrijk binnenkwamen minstens op 12 april 2001 en/of er verbleven hebben op minstens 12 april 2001, te Jabbeke en bij samenhang te Brussel en elders in het Rijk op 12 en 13 april 2001, (…) DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE EN DE ACHTSTE: C. (…) Bij inbreuk op de artikelen 1 en 77 bis paragrafen 1, 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,(…) te Zeebrugge, Oostende en bij samenhang te Brussel, Groot-Bijgaarden en elders in het Rijk tijdens de periode van 24 mei 2001 tot en met 30 juni 2001 en onder meer minstens de zich noemenden (…) (Albanie) die het Koninkrijk binnenkwamen minstens op 23 mei 2001 en/of er verbleven hebben op minstens 23 mei 2001, te Zeebrugge, Oostende en bij samenhang te Brussel , Groot-Bijgaarden en elders in het Rijk op 24 mei 2001, (…) DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE EN DE ACHTSTE: D (…) Bij inbreuk op de artikelen 1 en 77 bis paragrafen 1, 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,(…) te (…), en onder meer minstens (…) (…) DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE EN DE ACHTSTE: E (…) Bij inbreuk op de artikelen I en 77 bis paragrafen 1, 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,(…) te (…) DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE EN DE ACHTSTE: F. Door gebrek aan voorzichtigheid ofvoorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen, onopzettelijk de dood van een persoon veroorzaakt te hebben aan een persoon, namelijk: 1. IG (Turkije) 2. MD (Turkije)
2
3. SG (Turkije) 4. BG (Turkije) 5. HK (Turkije) 6. KK (Turkije) 7. ZK (Turkije) 8. YU (Turkije) DE EERSTE, DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE, DE VIJFDE, DE ZESDE, DE ZEVENDE EN DE ACHTSTE: G. Door gebrek aan voorzichtigheid ofvoorzorg, maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen, onopzettelijke slagen of verwondingen veroorzaakt te hebben aan een persoon, namelijk: (…) DE TWEEDE, DE DERDE, DE VIERDE EN DE ACHTSTE: H. Leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 324 bis van het strafwetboek, in casu (…) DE EERSTE, DE VIJFDE, DE ZESDE EN DE ZEVENDE: I. Te hebben deelgenomen aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van de criminele organisatie, terwijl zij wisten dat hun deelneming bijdroeg tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324 bis van het strafwetboek, in casu (…) (…) DE FEITEN: Op 08/12/2001 werden in het industriepark van (…) te Wexford in Ierland (…) dertien verstekelingen aangetroffen in een container met meubelen van de firma (…). Acht personen bleken reeds overleden. De overige vijf personen werden in zeer kritieke toestand overgebracht naar het ziekenhuis. De container werd in Zeebrugge op de boot gezet en was getrokken geweest door een trekker, eigendom van de Belgische firma (…) en bestuurd door S.J., eerste beklaagde. Hij pikte op 03/12/2001 in Keulen de container op aan de spoorcontainerterminal Eifeltorr. De container werd in Graffignana in Italië, geladen en verzegeld op 30/11/2001. Eerste beklaagde reed vanuit Keulen naar Brussel en overnachtte op de parking te Groot-Bijgaarden, waar hij diende te stoppen om de rij- en rusttijden te respecteren. Hij reed in de ochtend van 04/12/2001 verder naar Zeebrugge. De container werd daar dezelfde dag in de late namiddag met 54 andere containers geladen op het vrachtschip (…), dat vervolgens koers zetten naar de haven van Waterford in Ierland, waar het op 06/12/2001 's avonds laat aankwam. Gezien de Ierse chauffeur die de container in de haven kwam afhalen om hem naar het Wexford Business-park te brengen eerst de
3
verkeerde container meenam, werd de container met de illegalen pas op 08/12/2001 gehaald, waarna de vaststellingen gebeurden. - Na het openen van de container startte zowel in Ierland als in Zeebrugge een onderzoek, in samenwerking met de politiediensten in Turkije, Keulen, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, en met Europol en Interpol Rome. Enkele familieleden van het gezin K., dat zich in de container bevond, hadden ondertussen contact gezocht .met de Belgische autoriteiten omdat ze niets meer hadden vernomen van hun familieleden. Zij verklaarden dat de organisatie van het transport was gebeurd via een zekere D., verblijvende in Groot-Brittannië, nadien geïdentificeerd als vierde beklaagde, via een zekere M. in Frankrijk en een onbekende Albanees in Brussel, wiens GSMnummer ze hadden en die nadien derde beklaagde bleek te zijn. Toen ze de genaamde D. opbelden omdat ze ongerust werden, zei die hen dat hij contact zou nemen met de verantwoordelijke in Brussel. Bij een volgende telefooncontact vertelde hij dat hun familieleden zich in een container (…) met computermateriaal met bestemming Londen bevonden en wel zouden aankomen. Nadat zij D. van het tragische lot van hun familie op de hoogte hadden gebracht, was hij telefonisch niet meer te bereiken. - Uit de verklaringen van de bemanning (…) blijkt dat zij omwille van de slechte weersomstandigheden tijdens de overtocht het ruim niet bezochten en er derhalve niets vreemds opmerkten. Uit verder onderzoek en uit de eerste verklaringen van de overlevenden bleek dat de illegalen in de container werden gestopt op de parking in Groot-Bijgaarden, richting kust, in de nacht van 3 op 4 december 2001 en dat zij voordien werden verzameld in de Brusselse hotels (…), beiden gelegen dicht bij het Zuid-Station. Zij werden van daaruit met taxi's naar de parkeerplaats gebracht. Het bewuste transport bleek te zijn georganiseerd door Z.B., derde beklaagde, en D.D., tweede beklaagde. Deze twee personen werden door de overlevenden op foto herkend als de personen die hen in de container stopten. (…) Via het Albanese milieu werd vernomen dat derde beklaagde regelmatig gebruik zou maken van drie personen van Marokkaanse origine, werkende voor de taximaatschappij (…) om met hun voertuigen de illegalen over te brengen naar de parking langs de autosnelweg. Verder zou ook een zekere B.M., (…), voor Z.B. transporten uitvoeren naar de parking langs de autosnelwegen (Kaft 1,331 strafdossier). Na de feiten zou derde beklaagde zijn ondergedoken aangezien het Brusselse Albanese milieu hem zocht en hem verantwoordelijk achtte voor de dood van de 8 personen in de Wexfordcontainer. (Kaft 1, stuk 332 strafdossier). De broer van de overleden M.D. deelde de onderzoekers mede dat hij wist dat de verantwoordelijke voor het transport waarbij zijn broer stierf een zekere O.G. was, die op legale wijze met zijn familie in Londen woonde, en wiens telefoonnummer hij ook had. (…) O.G. werd op 15/03/2002 gearresteerd in Dover op basis van de Engelse anti-terrorisme-wet, toen hij samen met 3 andere Turken in een BMW wilde inschepen richting Frankrijk. Zij waren samen in het bezit van Britse ponden ter waarde van ongeveer 40.000 euro en hadden documenten bij zich die verwezen naar de PKK en de inning van fondsen voor deze organisatie (Kaft 2, stuk 488 strafdossier). (…)
4
De lijkschouwing van de overleden slachtoffers leerde dat de doodsoorzaak in alle gevallen anoxia, tekort aan zuurstof betrof, al naargelang met bijkomende complicaties zoals acute bronchitis van de luchtpijp, bronchopneumonie of longoedeem. De dood zou volgens de patholoog zijn ingetreden tussen de twee en de drie dagen voor 8/12/200 1, vermoedelijk op 05/12/2001. In het schip stond op de container, dewelke bovenaan vier luchtgaten had, geen andere container, doch de laadruimte was afgesloten wegens de slechte weersomstandigheden. Vier overlevenden bevonden zich onder de luchtgaten terwijl mevr. K. bovenaan zat op een geringe afstand van deze luchtgaten. De overlevenden zaten rechtop en met hun hoofd in de meest zuurstofrijke luchtlaag, wat hun redding was. (…) Zij werden in de container gestopt om 4.00 u. 's ochtends op 04/12/2001. Ze kregen 18 flessen van anderhalve liter water, kaas en brood mee in de container. Elk van hen legde een aangrijpende getuigenis af nopens de wijze hoe ze uit hun land waren vertrokken, over hoe ze, soms na weken reizen in erbarmelijke en onmenselijk omstandigheden, zonder te weten in welk land ze zich bevonden, met een minimum aan voedsel, soms in een container of een autokoffer reisden om tenslotte in de container naar Wexford te worden gestopt, waarin meer dan de helft van de groep op gruwelijke wijze de dood vond. (…) Derde beklaagde verzekerde de groep verder dat de reis geen problemen zou opleveren, want dat hij zelfs zijn neef, S. A., had meegestuurd met de container. Deze persoon was geenszins een neef, doch wel een landgenoot, die mee mocht zonder betalen. Ze mochten van de mensensmokkelaars niet praten en geen lawaai maken, zodat de chauffeur hen niet zou horen. K. K. verklaarde dat haar gezin niet was gezegd dat ze in een container zouden worden gestopt en dat zij dat tot de laatste minuut niet wist (Kaft 5, stuk 2/152 strafdossier). Haar schoonbroer, P. K., verklaarde dat de persoon die hen in Brussel naar het pand bracht, hen had gezegd dat de wijze van vervoer tot Engeland niet bespreekbaar was, maar dat het per schip zou gaan, en dat ze vervoerd zouden worden in een afgesloten ruimte met luchttoevoer en dat er voedsel zou voorzien worden (Kaft I, stuk 231/15 strafdossier). K. K. verklaarde verder dat derde beklaagde de groep illegalen zei dat ze twee of drie uren in de container zouden zitten. Toen hij de deur vergrendelde, hoorde ze hem zeggen dat ze er misschien gedurende 30 uren zouden inzitten. De verstekelingen zaten uiteindelijk in de container gedurende meer dan 101 uren. De vaartijd van Zeebrugge naar Waterford is normaal gezien 42 uren, maar door de stormkracht l0 duurde de overtocht 54 uren. - Nopens de prijs die diende te worden betaald voor de reis naar Groot-Brittannië, is in het strafdossier sprake van 45.000 DM voor het gezin G. vanuit Turkije, 12.500 DM voor S.A. vanuit Turkije, 5000 tot 6000 $ voor het gezin K. vanuit Parijs, 6000 FF voor M. H.. Soms werd de volledige prijs voordien betaald, soms een deel, soms na aankomst in Groot-Brittannië. Voor de betaling werd dan gewerkt met overschrijvingen of stortingen via de Western Union bank. (…)
5
- M.P., lid van de Ierse politie, die de overlevenden de foto' s van beklaagden voorlegde, bevestigde ter zitting dat zij foto nummer 2, zijnde D.D., en foto 6, zijnde Z.B., herkenden als de personen die hen in de nacht van 04/12/2001 in de container hebben gestopt, en dat vier van de vijf overlevenden B.Z. beschouwden als 'de baas'. (…) De overlevenden herkenden tenslotte ook de hotels (…) op foto. (…) - Uit het telefoononderzoek blijkt dat er na de Wexford-feiten wellicht paniek was bij de mensensmokkelaars. De telefoonnummers waren verbrand en iedereen maakte gebruik van elkaars SIM-kaart. Op het ogenblik van de aanhouding van tweede beklaagde, hadden zowel hijzelf, achtste beklaagde en zijn moeder een ander telefoonnummer. Ook de derde onbekende medewerker veranderde onmiddellijk zijn nummer. De Wexford-feiten weerhielden hen er echter niet van hun activiteiten verder te zetten. (…) De tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste beklaagden worden benevens voor de Wexford-feiten ook vervolgd voor een dertigtal andere transporten van illegale vreemdelingen, die op diverse wijzen kunnen worden gelinkt aan dezelfde organisatie, zoals hierna wordt uiteengezet: (…) Feit D29. Dit betreft de Wexford-feiten, zoals hoger uiteengezet. (…) BEOORDELING: OP STRAFGEBIED: A. ALGEMEEN: 1. Nopens de toepassing van artikel 77 bis § 1, § 2 en § 3 van de wet van 15 december 1980 (Vreemdelingenwet): Artikel 77 bis § 1, §2 en § 3 van de Vreemdelingenwet hebben tot doel de georganiseerde mensensmokkel aan banden te leggen door te voorzien in zware straffen, waarbij er nog een onderscheid is naargelang er al dan niet een gewoonte van wordt gemaakt of indien het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid heeft van leidend persoon of niet. (…) Het volstaat dat kan worden uitgemaakt dat de vluchtelingen, van wie de administratieve toestand quasi steeds onwettig, minstens precair is, een geldsom hebben moeten betalen voor hun overbrenging om te besluiten tot de toepassing van artikel 77 bis van de Vreemdelingenwet, waarbij het uiteraard niet vereist is dat iedere medebeklaagde van iedere vluchteling persoonlijk geld heeft ontvangen. Het feit dat men rechtstreeks of via een tussenpersoon zijn medewerking verleent en deelneemt aan een organisatie die er de gewoonte van maakt om de bedenkelijke situatie waarin vluchtelingen verkeren te misbruiken volstaat om zich plichtig te maken aan artikel 77 bis § 1, §2en §3 Vreemdelingenwet.
6
Bij lezing van het volledige artikel 77 bis bestaat er niet de minste twijfel dat het dus evenmin vereist is dat iedere beklaagde aan elk transport heeft deelgenomen om van daderschap te kunnen worden beschuldigd. De ratio legis van artikel 77 bis is de bescherming van de vreemdeling voor diegenen die van hem willen profiteren. 2. Nopens de bewijswaarde van informatie verstrekt door een anonieme getuige Waar de verklaringen van de anonieme getuigen in huidige zaak nog niet werden afgenomen volgens de bepalingen van de wet van 8 april 2002, die een wettelijke regeling voorziet met waarborgen voor de rechten van de verdediging, impliceert dit niet dat met deze verklaringen geen rekening kan worden gehouden. Dergelijke inlichtingen, verstrekt aan een politieambtenaar door een anoniem gebleven getuige mogen echter niet als bewijsmiddel van doorslaggevend belang worden aangewend bij de vorming van de innerlijke overtuiging van de rechter, doch de beklaagde vermag geen schending van artikel 6 EVRM noch miskenning van het recht van verdediging af te leiden uit de omstandigheid dat de rechter zijn overtuiging heeft gegrond, niet alleen op verklaringen van anoniem gebleven getuigen, maar bovendien op de overige hem regelmatig overgelegde bewijsgegevens waarvan hij de bewijswaarde beoordeelt (Cass., 27 juni 2000. Arr. Cass., 2000, 402), zoals daar zijn in casu de verklaringen van de medebeklaagden en van wel met name gekende getuigen (zoals bv. de overlevenden), de eigen verklaringen van de beklaagden en de objectieve en materiële feitelijke gegevens eigen aan de zaak, zoals het aantreffen van illegalen in vrachtwagens op bepaalde plaatsen en tijdstippen, de op deze personen aangetroffen telefoonnummers en namen en de vaststellingen van het telefoononderzoek. 3. Nopens de bewijswaarde van telefoniegegevens (…) Waar uit het onderzoek van het telefoonverkeer van de beklaagden niet alleen blijkt met welke andere GSM-nummers er telefonisch contact was, op welke tijdstippen dit gebeurde, hoe frequent dit gebeurde, via welke zendmast de comunicatie gebeurde, hoeveel GSM-toestellen er met een bepaald nummer werden gebruikt en langs welke trajecten de GSM-toestellen zich verplaatsten, zijn de telefoniegegevens een bijzonder nuttig bewijselement, dat, evenals de informatie van anonieme getuigen, op zich niet doorslaggevend is, doch samen met de overige bewijselementen in de zaak dient te worden beoordeeld, zoals onder punt 2 hierboven uiteengezet. Zelfs wanneer SIM-kaarten en/of GSM-toestellen worden uitgeleend of verwisseld, levert telefoononderzoek veel nuttige informatie op. Bij toestellen die op een bepaald persoon worden aangetroffen bij hun arrestatie valt immers te achterhalen welke andere nummers in dat toestel werden gebruikt, in welke andere GSM-toestellen zowel het nummer van de aangetroffen GSM als de andere nummers die in het aangetroffen GSM-toestel werden gebruikt. Dergelijk onderzoek laat dus toe de complexiteit en de omvang van het telefoonverkeer van een organisatie aan te tonen. (…)
7
4. Nopens de onopzettelijke doding/onopzettelijke slagen of verwondingen door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg (tenlasteleggingen F en G) Eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en achtste beklaagden moeten zich verantwoorden wegens onopzettelijke doding en onopzettelijke slagen en verwondingen door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid maar zonder het oogmerk om de persoon van een ander aan te randen, van de illegalen die de overtocht naar Wexford maakten. Alle beklaagden behalve eerste beklaagde worden vervolgd voor het onopzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen aan drie personen die dienden te worden gehospitaliseerd nadat zij op 21/11/2001 in Oostende uit een container waren gehaald (feit D.25) (artikel. 418-419-420 Sw.) . De wettelijke bestanddelen van deze misdrijven zijn een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, iemand doden dan wel slagen of verwondingen toebrengen en een oorzakelijk verband tussen beide. Het gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg in de zin van artikel. 418-419-420 Sw. stemt overeen met de nalatigheid of onvoorzichtigheid in de zin van artikel 1383 B.W. (Cass. 19 februari 1988, R. W. 1988-89). Elke fout, hoe licht ook, kan een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg opleveren en is voldoende om aansprakelijk gesteld te worden in de zin van artikel. 418 e.v. Sw. (Cass. 27 september 1985, Arr. Cass. 1984-85, 96 ; Cass. 15 december 1992, Arr. Cass. 1991-92, 1437). Het gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid dient in concreto beoordeeld te worden, getoetst aan de voorzichtigheid en de voorzorg die een normale, gemiddelde mens in dezelfde omstandigheden dient te vertonen. Verder dient het oorzakelijk verband tussen de fout of het gebrek aan voorzichtigw heid of voorzorg en de dood of de slagen en verwondingen vast te staan (Cass., 3 april 1987, Arr. Cass., 1986-87, 1012). Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet vaststaan dat het schadegebeuren, zoals het zich in concreto voordeed, niet zou zijn gebeurd bij ontstentenis van de fout. Een concrete fout is dus slechts niet oorzakelijk voor een schadegeval, wanneer dit schadegeval zich ook zonder de fout had voorgedaan. Met andere woorden, zodra de fout een conditio sine qua non uitmaakt voor een schadegeval, wordt ze als één van zijn oorzaken beschouwd. De Rechtbank dient dus de feiten te reconstrueren terwijl zij de vastgestelde fout wegdenkt. Blijft de schade in de hypothetische constructie van de feiten dezelfde als deze welke zich in werkelijkheid voordeed, dan was de fout niet oorzakelijk. 5. Nopens de criminele organisatie (tenlasteleggingen H en I): Opdat er sprake kan zijn van een criminele organisatie moet het luidens het eerste lid van artikel 324 bis van het Strafwetboek gaan om een "gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, en waarbij gebruik gemaakt wordt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie ofwaarbij commerciële of andere structuren worden aangewend om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken".
8
Uit het strafdossier blijkt dat de beklaagden, met uitzondering van de eerste, deel uitmaakten van een internationale organisatie die zich op grote schaal bezighield met mensensmokkel. Waar tweede en derde beklaagden en hun onbekende medewerkers evenals achtste beklaagde de mannen waren die in Brussel voor de zaken instonden, was vierde beklaagde in Engeland actief, samen met andere personen wiens namen in het dossier opduiken doch thans niet inzake zijn, en dienden vijfde, zesde en zevende beklaagden - samen met andere chauffeurs - in te staan voor het transport van zowel de illegalen als van de smokkelaars naar en/of van de parking te Groot-Bijgaarden. Uit het telefoononderzoek blijkt dat derde beklaagde in oktober 2001 ook zelf in Groot-Brittannië was. Verder waren er ook filières in Frankrijk, Nederland, Duitsland, Turkije, Oostenrijk, Hongarije enz. Er kwamen zelfs mensen uit Irak en Iran via de organisatie in België terecht. Er waren namelijk verschillende mogelijkheden om met de organisatie naar het 'beloofde land' te reizen. De familie K. reisde zelf per vliegtuig naar Zwitserland, van waaruit ze met een taxi naar hun familie reden in Parijs, waar een lid van de organisatie hen diverse malen poogde op de trein te zetten naar Engeland, wat evenwel niet lukte. Vierde beklaagde besliste dan dat de Brusselse filière zou worden ingezet, waarna de familie in de Wexford-container terecht kwam. Anderen, zoals E.I. en de familie G., reisden reeds vanuit Istanboel met de organisatie via verschillende landen naar Brussel, in verschillende stappen, waarbij ze steeds door anonieme personen die van hun komst afwisten werden opgepikt, in doorgangshuizen werden ondergebracht en die hen de volgende instructies gaven om verder te kunnen reizen. Een derde manier om met de Brusselse tak van de organisatie naar Groot-Brittannië te gaan, was door in Brussel zelf contact te zoeken met één van de leden van de organisatie. Zo gebeurde dit bijvoorbeeld door S.A. en A.M.H.. De modus operandi bestond erin de illegalen te verzamelen in hotel (…) bij het Zuid-Station in Brusse1. Meestal werden de illegalen daar afgehaald door een taxi, die ze naar de parking te GrootBijgaarden bracht, waar ze op vaste plaatsen werden afgezet en waar ze zich dienden te verbergen in het struikgewas. De smokkelaars werkten daarvoor met verschillende taxichauffeurs, die goed wisten naar waar ze met de illegalen moesten rijden. (…) De illegalen werden dan in het holst van de nacht in een vrachtwagen gestopt, al dan niet na controle van de CMR-documenten nopens de bestemming, zonder dat de smokkelaars evenwel wisten hoe lang en in welke omstandigheden de illegalen in de vrachtwagen zouden moeten verblijven. Ze susten de mensen blijkbaar met wat leugens. De deuren werden dan dichtgemaakt. Soms vuurde derde beklaagde een aantal schoten af met een pistool, zoals er één in zijn voertuig werd aangetroffen in mei 2000 (cf. anonieme getuige feit D. I 6, verklaring M.H.). Nadien keerden de smokkelaars ofwel per taxi, ofwel met eigen vervoer terug naar Brussel. De organisatie was zeer actief en de GSM-toestellen van tweede en derde beklaagden werden in de geobserveerde periodes bijna één nacht op twee intensief gebruikt op de parking te Groot-Bijgaarden, waarbij er heel vaak telefonisch contact was met één van de (taxi)chauffeurs. Aan alle wettelijke voorwaarden, vereist voor een criminele organisatie, is voldaan: Er was een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in de tijd, met een zekere hiërarchie. Zowel volgens de overlevenden als volgens tweede beklaagde was derde beklaagde de baas in België. De uibater van hotel (…) verklaarde ook dat hij zich als een baas gedroeg (Kaft 13, stuk 835 strafdossier). Het was ook derde beklaagde die bij het opstappen van de illegalen in de container alle namen opschreef en een cirkeltje zette rondde namen en zo een soort boekhouding bijhield. Hij wist ook aan D. te zeggen wat op de container stond geschreven toen de familie P. om
9
informatie vroeg omdat ze niets hoorden van hun familieleden. Tweede beklaagde werd de leider in België na het verdwijnen van derde beklaagde. Vierde beklaagde was één van de grote internationale leiders en een centrale contactpersoon. Hij verbleeft meestal in Londen en Parijs. Hij besliste dat de familie K. via de Belgische filière zou reizen toen de pogingen in Frankrijk mislukten. Er was ook een zekere taakverdeling. Er waren mensen die de illegalen in de vrachtwagens staken en er waren chauffeurs. Er waren leden die de chauffeurs opbelden, andere niet (bv. achtste beklaagde). Er waren vaste cafés in Brussel waar de leden elkaar zagen, minstens tweede, derde en achtste beklaagden, de derde onbekende medewerker van tweede en derde beklaagden, zesde en zevende beklaagden. Zij kwamen er evenwel niet allemaal tegelijk samen. De vereniging duurde in de tijd. De feiten in de dagvaarding hebben betrekking op een periode van meer dan een half jaar, doch de organisatie was wellicht reeds veel langer actief nu derde beklaagde reeds in mei 2000 in St. Niklaas werd gecontroleerd op de weg in zijn BMW 850 en in het bezit was van een ontvangstbewijs van een transfert via de Western Union Bank ten bedrage van ongeveer 250.000 Belgische frank. De finaliteit was duidelijk het in onderling overleg plegen van ernstige misdaden en wanbedrijven die met minstens drie jaar gevangenisstraf worden bestraft, meerbepaald de smokkel van mensen (i.o. artikel. 77 bis § 3 Vreemdelingenwet) en dit om direct op grote schaal vermogensvoordelen te krijgen. Er was bij meerdere personen wilsovereenstemming met het oog op de uitvoering van de misdrijven en de enige bedoeling daarbij was winst te creëren. Ze hadden een vaste modus operandi, zoals hierboven uiteengezet. Wat betreft de aangewende middelen door de criminele organisatie om haar doel te bereiken, volstaat het dat één van de in wet opgesomde middelen voorhanden is. De wet voorziet onder meer in het gebruik maken van 'listige kunstgrepen'. Deze bestaan in het aanwenden van kuiperijen, arglistigheden of ensceneringen die tot doel hebben een ander te bedriegen. Zij kunnen blijken uit een geheel van feiten waarvan elk slechts een element is van de listige kunstgreep en bijgevolg op zichzelf niet al de kenmerken ervan moet verenigen (Cass. 04/03/1963, Pas., 1963, J, 730). De rechtbank is van oordeel dat bij het organiseren van de mensensmokkel tegen betaling duidelijk listige kunstgrepen worden gebruikt, zoals overigens omschreven in artikel 77 bis van de Vreemdelingenwet. Niet alleen niets wetende vrachtwagenchauffeurs en hun firma worden bedrogen, doch vooral de illegalen zelf die soms hun hele vermogen spenderen en niet steeds weten dat ze op die manier moeten reizen, noch zeker zijn dat ze zullen aankomen. Ook de Belgische Staat en het land van bestemming, wiens wetgeving men wil omzeilen, worden bedrogen . De georganiseerde mensensmokkel bedreigt onbetwistbaar de openbare veiligheid in ernstige mate en druist in tegen de meest elementaire maatschappelijke en menselijke waarden en normen, door mensen eenvoudigweg als koopwaar te behandelen. Het gaat om niets ontziende organisaties, die zich bekwamen in het oversmokkelen van weerloze slachtoffers tegen grof en gemakkelijk geldgewin. Het is niet te tolereren dat gebruik en vooral misbruik wordt gemaakt van de precaire sociale, administratieve en financiële situatie waarin de ontredderde slachtoffers van mensensmokkel zich bevinden. Daarbij komt nog dat de slachtoffers juist omwille van de uitbuiting of uit vrees voor represailles, bedreigingen of geweldplegingen vaak zelf verstoken blijven van enige reactiemogelijkheid.
10
Deze organisaties, die opereren aan de rand van de maatschappij, treden de wetten van het Rijk en de internationale verdragsregels manifest met de voeten. Tweede, derde, vierde en achtste beklaagden worden vervolgd als leidend persoon binnen de criminele organisatie ( artikel 324 ter § 4 Sw.) (Tenlastelegging H). Eerste, vijfde, zesde en zevende beklaagden worden vervolgd als persoon die deelneemt aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van de criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie (artikel 324 ter § 3 Sw.) (Tenlastelegging I). 6. Nopens de toepassing van artikel 65 Sw.: Waar het Openbaar Ministerie afzonderlijke straffen vordert voor de feiten van mensensmokkel en de criminele organisatie enerzijds, en anderzijds voor de onopzettelijke doding en ook voor de onopzettelijke slagen en verwondingen, en aldus een maximumstraf van 13 jaar bekomt, is de rechtbank van oordeel dat alle feiten in de dagvaarding weerhouden - in de mate dat ze bewezen voorkomen - duidelijk de uitvoering en de gevolgen zijn van eenzelfde misdadig opzet, namelijk het smokkelen van mensen, zodat in toepassing van artikel 65, 1 e lid Sw. per beklaagde slechts één straf dient te worden uitgesproken, nl. de zwaarste. De maximum straf bedraagt aldus 10 jaar. B. DE SCHULDVRAAG EN STRAFMAAT PER BEKLAAGDE 1. Ten aanzien van eerste beklaagde S.J. Beklaagde wordt vervolgd voor de feiten D.29, F.l tot en met F.8, G.I tot en met G.5 en I.1. Geen van deze feiten komt de rechtbank bewezen voor op grond van de volgende overwegingen : Met betrekking tot de tenlasteleggingen D.29 en I.1 1. Uit de strafinformatie blijkt dat beklaagde op 03/12/2001 om 20.30 u. de container oppikte te Keulen en dat hij op 04/12/2001 om 0.18 u. stopte op de parking te Groot-Bijgaarden, waar hij diende te overnachten gelet op de rij- en rusttijden. Eerste beklaagde verklaarde op 04/12/2001 rond 0.30 u. te zijn gaan slapen, nadat hij een tablet Diazepam 10 mg. en een tablet Ibuprofen 600 mg. had genomen. Hij werd niet wakker in zijn rustperiode en hoorde ook zijn hond niet, die nochtans zeer waakzaam is. In de nacht van l0 op 11/12/2002 gebeurde een wedersamenstelling, waarbij dezelfde trekker en een container van hetzelfde type, met hetzelfde gewicht aan lading en op dezelfde manier gestapeld, werden gebruikt. Om 3.15 u. werden 3 rode zegels en 2 blauwe zegels (identiek aan de zegels gebruikt voor de lading bij de feiten) één voor één doorgeknipt. Daarna werden de deuren geopend en stapten de figuranten in groepjes van vier personen in, zoals beschreven door de overlevenden, waarna de containerdeur werd afgesloten. Dit instappen werd drie keren herhaald. Uit de geluids- en trillingsmetingen in de cabine, verricht door de deskundige (…) dient besloten dat luchtgeluiden zoals praten in de container niet waarneembaar waren in de cabine, dat het breken van het zegel slechts twee maal hoorbaar was op de vijf tests, dat het ontgrendelen van de deuren duidelijk hoorbaar, voelbaar en meetbaar was in de cabine, zowel via geluid als via trillingen, dat het openen van de deuren niet of weinig hoorbaar was, maar wellicht tot goed voelbaar en meetbaar via
11
trillingsmetingenen dat het instappen van de personen niet hoorbaar was, maar wellicht tot goed voelbaar en meetbaar via trillingsmetingen. (…) Verder verklaarde de deskundige ter zitting dat een normaal slapend persoon van de vastgestelde geluiden bij het ontgrendelen van de deuren kàn wakker worden, waaruit blijkt dat dit zeker niet voor ieder mens zo hoeft te zijn. De trillingen zouden moeten worden vergeleken met deze die men voelt bij het stilstaan van een voertuig naast een baan bij het voorbijrijden van een voertuig. De deskundige zei verder dat het mogelijk is dat een chauffeur met 22 jaar dienst - die regelmatig in zijn stuurcabine slaapt en een gewenning heeft voor de geluiden op dergelijke parkings - daar niet wakker van wordt. Als men daarbij ook de effecten van de medicatie, die beklaagde verklaarde te hebben genomen en waarvan zijn huisarts bevestigde dat beklaagde inderdaad dergelijke medicatie diende te nemen (Kaft 2, stuk 406 strafdossier), in acht neemt, komt het zeer aannemelijk en niet abnormaal voor dat beklaagde niet wakker is geworden. (…) 2. Bovendien verklaarde geen enkele van de overlevenden dat ze de chauffeur hadden gezien (behalve M.H. in een eerste verklaring, die hij nadien wijzigt) en geen enkele overlevende herkende eerste beklaagde op foto. Daarbij verklaarde geen van hen ooit dat ze waren gereisd met een 'afgesproken' transport, dit is wanneer de chauffeur meewerkt. (…) 3. Dat eerste beklaagde de nacht van de feiten op de parking te Groot-Bijgaarden sliep was niet abnormaal. (…) (…) 5. Gezien overigens blijkt dat eerste beklaagde op 04/12/2001 voor de eerste keer een container naar de terminal FCT diende te brengen (zie overzicht Kaft I, stuk 229/76 strafdossier), dat hij zoals hierboven werd uiteengezet geenszins vertrouwd was met de manier van werken op deze termininal en ook voor de eerste keer een doorvoercontainer vervoerde, is de rechtbank van oordeel dat het wel zeer risicovol zou zijn dat een chauffeur die meewerkt aan mensenhandel dit bij dergelijk transport zou doen. (…) (…) 7.Verder toonde het onderzoek van het telefoonverkeer van beklaagde aan dat er tussen 01/12/2001 en 10/12/2001 169 telefooncommunicaties werden geregistreerd op zijn GSM-nummer (…), waaronder veel communicaties met zijn echtgenote, met (…) en met (…), doch waaronder geen enkel telefooncontact met een andere beklaagde of ander persoon die in het dossier wordt vermeld als .(mogelijks) betrokken bij de feiten, noch met slachtoffers of hun familieleden, dit zowel voor, tijdens als na de feiten (Kaft 3, stuk 2 1/4 strafdossier). 8. (…) De rechtbank is van oordeel dat indien eerste beklaagde aan een transport van illegalen had meegewerkt, hij er op 3 en 4/12/2001 minstens zou voor gezorgd hebben dat alles op administratief vlak toch in orde was en dat hij zich niet verdacht zou hebben gemaakt door op 03/12/2001 verschillende keren de tachograafschijf te openen om te zien of de rij- en rusttijden werden gerespecteerd. Hetzelfde kan worden gezegd voor wat betreft de bestemming van de container. Waar (…) verklaarde hem twee keren gezegd te hebben dat de container naar Ierland moest, herinnerde eerste beklaagde zich dat niet meer. Bij de onderzoeksrechter verklaarde hij zich te menen te
12
herinneren dat de container naar Dartford moest, en dat hij niet wist in welk land Dartford lag. Indien hij betrokken was bij het illegalentransport, dan had hij er zich in elk geval van vergewist dat de container wel degelijk naar Groot-Brittannië ging. Dat hij verder dacht dat een transport over zee tot Ierland drie à vier uren duurde en nadien verklaarde dat hij dacht dat er eerst drie à vier uren werd gevaren naar Engeland, waarna de container naar Noordwest Engeland reed om dan verder per schip te worden vervoerd, is mogelijks uit onwetendheid en kan niet als een vermoeden van schuld geïnterpreteerd worden. 9.Voorts is uit het strafdossier gebleken dat eerste beklaagde enkel het gewicht van de container kende, doch niet de inhoud, zodat hij ook niet kon weten of er plaats was voor 13 mensen in de container. (…) Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de rechtbank er stelling van overtuigd is dat beklaagde op geen enkele manier betrokken was bij het transport van 04/12/201, doch integendeel spijtig genoeg zelf het slachtoffer werd van niets ontziende mensensmokkelaars. Hij dient derhalve te worden vrijgesproken voor de tenlasteleggingen D.29 en I.1. Met betrekking tot de tenlasteleggingen F.l tot en met F:8 en G. 1 tot en met G.5: Zoals hierboven reeds uiteengezet, dient onderzocht of er beklaagde in concreto een gebrek aan voorzichtigheid kan worden toegeschreven, getoetst aan de voorzichtigheid en de voorzorg die een normale, gemiddelde mens in dezelfde omstandigheden dient te vertonen, in oorzakelijk verband met de schade. (…) Het niet controleren van het zegel in Keulen staat sowieso niet in oorzakelijk verband met de schade, doch de vraag stelt zich of beklaagde een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid kan worden ten laste gelegd bij zijn vertrek in Groot-Bijgaarden de ochtend van 04/12/2001. (…) De rechtbank merkt ten overvloede op dat, zelfs indien het feit dat beklaagde het zegel niet controleerde bij zijn vertrek op de parking te Groot-Bijgaarden, zou beschouwd moeten worden als een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, quod non, het oorzakelijk verband tussen deze fout en de schade zelfs ook niet vaststaat. (…) Beklaagde dient derhalve ook vrijgesproken te worden voor de tenlasteleggingen F.1 tot en met F.8 en G.1 tot en met G.5, zijnde de onopzettelijke doding door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid (…).
13
II. OP BURGERLIJK GEBIED: 1. Ten aanzien van de burgerlijke partij A.M.H.: Deze burgerlijke partij betreft één van de vijf overlevende slachtoffers van de Wexford-feiten en vordert een bedrag van 5.433,86 euro wegens morele en materiële schade. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 5.000 euro lastens tweede, derde, vierde, vijfde en achtste beklaagde. (…) 2. Ten aanzien van de burgerlijke partij K.G.: Deze burgerlijke partij betreft één van de vijf overlevende slachtoffers van de Wexford-feiten, die zijn vrouw en twee kinderen verloor tijdens de overtocht. Hij vordert een provisioneel bedrag van 75.526,83 euro wegens morele en materiële schade. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een definitief bedrag van 50.000 euro lastens tweede, derde, vierde, vijfde en achtste beklaagde. (…) 3. Ten aanzien van de burgerlijke partij S.A.: Deze burgerlijke partij betreft één van de vijf overlevende slachtoffers van de Wexford-feiten en vordert een bedrag van 5.433,86 euro wegens morele en materiële schade. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 5.000 euro lastens tweede, derde, vierde, vijfde en achtste beklaagde. (…) 4. Ten aanzien van de burgerlijke partij H.U.: Deze burgerlijke partij betreft de vader van Y.U., één van de acht overleden slachtoffers van de Wexford-feiten en vordert een bedrag van 10000 euro wegens morele en materiële schade. De rechtbank begroot deze vordering ex aequo et bono op een bedrag van 6 000 euro lastens tweede, derde, vierde, vijfde en achtste beklaagde. 5. Ten aanzien van de burgerlijke partij HET CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING: (…) De burgerlijke partij vordert per feit een vergoeding van 2.500 euro voor de morele schade en materiële schade (inzetten personeel voor de begeleiding en ondersteuning van de slachtoffers, administratieve kosten, .... ) die zij heeft geleden omdat zij van oordeel is dat elk feit van verhandeling van mensen een inbreuk vormde op haar doelstelling. Deze burgerlijke partij legt echter geen enkel bewijskrachtig stuk voor omtrent de door haar effectief geleden schade. De Rechtbank neemt aan dat door de criminele organisatie, waarvan tweede tot en met achtste beklaagde deel uitmaken, de doelstellingen van het Centrum manifest werden geschonden, zodat de burgerlijke partij principieel gerechtigd is op de vergoeding van de door haar geleden schade. Het wordt echter niet bewezen welke slachtoffers het Centrum heeft begeleid, hoeveel tijd daarvoor door het personeel werd ingenomen, welke administratieve kosten er zijn gemaakt, voor welke feiten er is tussengekomen .... De Rechtbank meent dan ook dat de vordering van deze burgerlijke partij dient te
14
worden herleid tot een provisionele vergoeding van 250 euro lastens tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste beklaagden. Gelet op de vrijspraak van eerste beklaagde is de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de vordering van deze burgerlijke partij lastens eerste beklaagde. (…) OM DEZE REDENEN: (…) DE RECHTBANK, Rechtdoende OP TEGENSPRAAK ten opzichte van eerste, tweede en vijfde t/m achtste gedaagde & BIJ VERSTEK ten opzichte van derde en vierde gedaagde. Verbetert en vult de dagvaarding aan zoals voormeld. Herkwalificeert feit I.2 in hoofde van vijfde, zesde en zevende beklaagde zoals voormeld. Verklaart de feiten in hoofde van eerste beklaagde, S.J., niet bewezen, spreekt deze gedaagde voor de hem tenlastegelegde feiten vrij en ontslaat hem dienaangaande van alle verdere rechtsvervolging zonder kosten. Verklaart de feiten sub. G.6 t/m G.8 in hoofde van zevende beklaagde, B. E., niet bewezen, spreekt deze gedaagde voor deze hem tenlastegelegde feiten vrij en ontslaat hem dienaangaande van alle verdere rechtsvervolging zonder kosten. Verklaart de overige feiten bewezen: OP STRAFGEBIED: * Veroordeelt de tweede gedaagde - D. D. - hoofdens de feiten sub. C, D.l t/m D.29, E, F.l t/m F.8, G.l t/m G.8 & H.l samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstraf van ACHT (8) JAAR & - een effectieve geldboete van DUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND (5 000) EURO. (…) * Veroordeelt de derde gedaagde - Z.B. - hoofdens de feiten sub. C, D.l t/m D.29, E, F.1 t/m F.8, G.1 t/m G.8 & H.l samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstrafvan TIEN (10) JAAR & - een effectieve geldboete van TWEEDUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op TIENDUIZEND (10 000) EURO. (…)
15
* Veroordeelt de vierde gedaagde - D.O. - hoofdens de feiten sub. A, B.l, B.2, C, D.l t/m D.29, E, F.l t/m F.8, G.l t/m G.8 & H.2 samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstraf van TIEN (10) JAAR & - een effectieve geldboete van TWEEDUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op TIENDUIZEND (10 000) EURO. (…) * Stelt vast dat in hoofde van vijfde gedaagde - K.M. - éénheid van opzet overeenkomstig artike1 65 Sw. dient te worden aangenomen met de feiten vermeld in het kracht van gewijsde gegaan vonnis dd. 28/05/2002 van de 14e Kamer van deze rechtbank waarbij hij werd veroordeeld wegens gelijkaardige feiten tot een effectieve gevangenisstraf van 18 maanden en een effectieve geldboete van 500 Belgische frank. Oordeelt dat de bij voormeld vonnis dd. 28/05/2002 uitgesproken straf niet voldoende is om een juiste bestraffing uit te maken van al de misdrijven, deze die het voorwerp waren van het in kracht van gewijsde gegaan vonnis dd. 28/05/2002 en de thans aanhangige feiten. Veroordeelt de vijfde gedaagde uit dien hoofde, "bijkomend" voor wat betreft de feiten die het voorwerp waren van het in kracht van gewijsde gegaan vonnis dd. 28/05/2002, en de thans aanhangige feiten sub. D.1 t/m D.29, E, F.l t/m F.8, G.l t/m G.8 & I.2, voor al deze feiten samen tot: - een effectieve gevangenisstraf van ZES (6) MAANDEN & - een geldboete van DUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND (5 000) EURO. (…) Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft NEGEN/TIENDEN (9/10) van de uitgesproken geldboete van 1 000 EURO en de erop van toepassing zijnde vervangende gevangenisstraf. (…)
* Veroordeelt de zesde gedaagde - T.A.E. - hoofdens de feiten sub. D.1 t/m D.28, E, G.6 t/m G.8 & I.2 samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstraf van TWEE (2) JAAR & - een geldboete van DUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND (5 000) EURO. (…) Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft NEGEN/TIENDEN (9/10) van de uitgesproken geldboete van 1 000 EURO en de erop van toepassing zijnde vervangende gevangenisstraf. (…)
16
* Veroordeelt de zevende gedaagde - B.E. - hoofdens de feiten sub. D.1 t/m D.28, E & I.2 samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstrafvan TWEE (2) JAAR & - een geldboete van DUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND (5 000) EURO. (…) Gelet op artikel 8 der wet van 29 juni 1964, beveelt dat de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet, uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft NEGEN/TIENDEN (9/10) van de uitgesproken geldboete van 1 000 EURO en de erop van toepassing zijnde vervangende gevangenisstraf. (…)
* Veroordeelt de achtste gedaagde - D.F. - hoofdens de feiten sub.litt. C, D.1 t/m D.29, E, F.1 t/m F.8, G.1 t/m G.8 & H.1 samen tot: - een effectieve hoofdgevangenisstraf van ZES (6) JAAR & - een geldboete van DUIZEND EURO te vermeerderen met 40 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND (5 000) EURO. (…) OP BURGERLIJK GEBIED: Verklaart de vordering van de burgerlijke partijen ontvankelijk en in de mate zoals hierna bepaald gegrond. - Wat betreft de vordering van de burgerlijke partij A.M.H.: Veroordeelt (…) solidair om te betalen aan de burgerlijke partij A. M. H. de som van VIJFDUIZEND (5 000) EURO ex aequo et bono ten titel van morele en materiële schadevergoeding vermengd, vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 04/12/2001 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens eerste beklaagde. - Wat betreft de vordering van de burgerlijke partij K.G.: Veroordeelt (…) solidiar om te betalen aan de burgerlijke partij K.G. de som van VIJFTIGDUIZEND (50 000) EURO ex aequo et bono ten titel van definitieve morele en materiële schadevergoeding vermengd, vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 04/12/2001 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens eerste beklaagde.
17
- Wat betreft de vordering van de burgerlijke partij S.A.: Veroordeelt (…) solidair om te betalen aan de burgerlijke partij S.A. de som van VIJFDUIZEND (5.000) EURO ex aequo et bono ten titel van morele en materiële schadevergoeding vermengd, vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 04/12/2001 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens eerste beklaagde.
- Wat betreft de vordering van de burgerlijke partij U.H.: Veroordeelt (…) solidair om te betalen aan de burgerlijke partij U. H. de som van ZESDUIZEND (6 000) EURO ex aequo et bono ten titel van morele en materiële schadevergoeding vermengd, vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 04/12/2001 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens eerste beklaagde. - Wat betreft de vordering van de burgerliike partij HET CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING: Veroordeelt (…) solidair om te betalen aan de burgerlijke partij "Het centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding" de provisionele som van TWEEHONDERDVIJFTIG (250) EURO ex aequo et bono ten titel van morele en materiële schadevergoeding vermengd, vermeerderd met de vergoedende intresten vanaf 04/12/2001 tot heden en vanaf heden de gerechtelijke intresten en de kosten. Wijst het meergevorderde af als zijnde ongegrond. Verklaart zich onbevoegd om te oordelen over de vordering lastens eerste beklaagde. (…) Aldus gevonnist en uitgesproken op de openbare tercechtzitting van vijentwintig maart tweeduizend en drie om 12.20 uur. (…)
18