605 Concept-notulen van de Raadsvergadering van 4 november 2010. Tijd: 16.00 uur Plaats: Stadhuis, Stadserf, Breda.
CONCEPT-AGENDA I.
Opening.
II.
Mededelingen.
III. Vaststellen van de agenda. IV. Begroting 2011 en Belastingverordeningen 2011 1.
Begroting 2011: algemene beschouwing 1e termijn (richtlijn 16.05 uur – 18.15 uur) Totaal: maximaal 15 minuten per fractie. Eerste deel (max. 7 minuten zonder interrupties): Door de fracties dient in beleidsmatige zin te worden ingegaan op de conclusies op hoofdlijnen van het raadsvoorstel begroting 2011. Eventueel kan in beleidsmatige zin ook worden ingegaan op de vast te stellen verordeningen. Hierbij dient te worden ingegaan op de vraag of men de begroting een goede uitwerking vindt van de in de kaderbrief Koers@Breda vastgestelde beleidsmatige en financiële kaders. Tweede deel: (max. 8 minuten) debat met de raad. De andere fracties hebben de gelegenheid om te reageren en vragen te stellen. In de lijn met de door het FVO vastgestelde vergaderorde van de raad wordt fracties gevraagd evt. amendementen bij voorkeur in eerste termijn in te dienen. Moties dienen bij voorkeur in 2e termijn te worden ingediend. Deze kunnen wel in eerste termijn worden aangekondigd. De fracties wordt wel gevraagd de moties en amendementen die men voornemens is in te dienen uit logistieke overwegingen uiterlijk 4 november om 12.00 uur (digitaal) onder embargo bij de griffie aan te leveren. Deze worden bij de aanvang van de vergadering uitgedeeld; ze zijn echter pas “rechtsgeldig” als het officiële exemplaar door de woordvoerder tijdens de raadsvergadering aan de voorzitter is overhandigd. De burgemeester beëindigt de algemene beschouwing 1 e termijn met een opsomming (nummering) van alle reeds in eerste termijn daadwerkelijk ingediende amendementen en moties. Schorsing (richtlijn: 18:15 uur – 19:15 uur)
2.
Reactie van college 1e termijn. (richtlijn: 19:15 uur – 20:15 uur) Het college krijgt gelegenheid te reageren op de bijdragen van de fracties in 1e termijn en de aangekondigde en reeds ingediende amendementen en moties. Schorsing (richtlijn: van 20:15 uur – 20:30 uur)
3.
Begroting 2011: algemene beschouwing 2e termijn. (richtlijn: 20:30 uur – 22.00 uur) Totaal : maximaal 10 minuten per fractie. Eerste deel: reactie op college en op andere fracties, tevens mogelijkheid om reeds in 1e termijn aangekondigde moties en amendementen daadwerkelijk in te dienen. Tweede deel: debat met de raad. De andere fracties hebben de gelegenheid te reageren en vragen te stellen.
606 De burgemeester beëindigt de algemene beschouwing 2e termijn met een opsomming (nummering) van alle ingediende amendementen en moties. Schorsing, indien daar behoefte aan is. (richtlijn: 22:00 uur – 22:15 uur 4. Reactie van college 2e termijn. (richtlijn: 22:15 uur – 22:30 uur) Het college krijgt gelegenheid te reageren op de inbreng van de fracties in 2 e termijn en de ingediende amendementen en moties. Schorsing, indien daar behoefte aan is. (richtlijn 22.30 – 22.45 uur) 5. Besluitvorming. De raad besluit, na het debat en gehoord hebbende de reactie van het college – in genoemde volgorde – over de ingediende amendementen, moties, begroting 2011 en Belastingverordeningen 2011. 5.1. Besluitvorming over amendementen. 5.2. Besluitvorming over moties 5.3. Besluitvorming over de begroting 2011: De raad wordt voorgesteld: a. In te stemmen met de beleidsvoornemens zoals verwoord in de Begroting 2011; b. In te stemmen met de keuzes, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de Begroting 2011; c. Kennis te nemen van het financieel perspectief voor de jaren 2011-2014, zoals opgenomen in bijlage 6.2 van de Begroting 2011; d. Van de geraamde investeringen 2011 (bijlage 6.3) een bedrag van € 8.623.000,-beschikbaar te stellen voor investeringen in bedrijfsmiddelen, instandhouding, en overige investeringen kleiner dan € 1 miljoen. Voor alle overige investeringen geldt dat afzonderlijke voorstellen aan de raad moeten worden voorgelegd; e. In te stemmen met de bijstelling van de afspraken met het rijk uit het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma stedenbeleid fysieke pijler zoals opgenomen in bijlage 6.1 van deze begroting voor de periode 2010 – 2014; f. De begroting 2011 vast te stellen. 5.4. Besluitvorming over belastingverordeningen 2011. De raad wordt voorgesteld de volgende verordeningen vast te stellen: a. De “verordening afvalstoffenheffing Breda 2011” b. De “verordening rioolheffing Breda 2011” c. De “legesverordening Breda 2011” d. De “verordening precariobelasting Breda 2011” e. De “verordening hondenbelasting Breda 2011” f. De “verordening havengelden Breda 2011” g. De “verordening marktgelden Breda 2011” h. De “verordening staangeld Breda 2011” V.
Rondvraag. Raadsleden kunnen hier vragen van procedurele of huishoudelijke aard stellen.
VI.
Sluiting.
607
AANWEZIGEN. A.A. AARTSEN (VVD), B.E.A. ADANK (VVD), S. AKINCI (GROENLINKS), L.A.M.C. VAN BEEK (CDA), P.J.L.M. DE BEER (D66), M.A.E. DE BIE (D66), S. BIJLSMA (PVDA), P.L.A.L. BOS (D66), S. VAN MOURIK- VAN DER BRUGGEN (PVDA), K.H.D.M. DIJKHOFF (VVD), P.J.L. ERNST (VVD), R.A.C. GIEBELS (PVDA), M. HAAGH-REIJNE (PVDA), A. HARDORFF (PVDA), E.P.M.M. VAN HASSELT-BLANKERS (VVD), M.P. HEERKENS (PVDA), M.F.M. HENDRICKX (CDA), C.A. VAN DER HORST (VVD), A.E.G. DE JONG (TON), R.J.F.M. KLUIJTMANS (D66), A. KOGER (GROENLINKS), A.J.J.M. LIPS (CDA), S.E. LUCASSEN-VAN OOSTERHOUT (VVD), P.J. VAN LUNTEREN (SP), H. VAN MAANEN (VVD), J.NOUHI (PVDA), D.J. QUAARS (VVD), J.H. VAN DER SANDEN (SP), P.H. SCHELTENS (GROENLINKS), S. SCHOKKER (GROENLINKS), M. SPAPENS (SP), K. STUBENITSKY (LEEFBAAR BREDA), F.H.W. SZABLEWSKI (PVDA), E. ÜÇERLER (CDA), I.W.F.D. VERKUYLEN (CDA), A. VOORN (CDA), B. VOS (D66), D.M.L. VUIJK (B‟97), P. VAN YPEREN (B‟97). WETHOUDERS: A. ARBOUW (VVD) B. BERGKAMP (CDA), S.M. BOELEMA (D66), C. MEEUWIS (VVD), W. WILLEMS (GROENLINKS), BURGEMEESTER: P.A.C.M. VAN DER VELDEN, VOORZITTER.
608
I.
OPENING.
DE VOORZITTER: Dames en heren, mag ik u vragen de plaatsen in te nemen. Ik zie dat er op dit moment nog wat wordt uitgegeven. Ik weet niet of daar een vergunning voor is verleend. Ik stel voor dat we toch beginnen met de aanvang van de raadsvergadering. Wethouder Meeuwis solliciteert naar een functie bij TNT. Ik wil vragen of iedereen de plaatsen wil innemen. Dan maakt wethouder Meeuwis nog de laatste mensen blij. Zijn er een paar over? Ik stel voor dat de mensen die ons zo voortreffelijk bedienen, deze vanavond mee krijgen. Dames en heren, ik open de vergadering. Berichten van verhindering zijn niet ontvangen. Wel zijn de leden Bijlsma en Spapens iets verlaat. Ook wethouder Arbouw heeft enige vertraging opgelopen en hoopt over 10 minuten hier aanwezig te zijn. Dat is de bekende tegenslag op de weg. II.
MEDEDELINGEN.
DE VOORZITTER: Er zijn geen mededelingen. III.
VASTSTELLEN VAN DE AGENDA.
DE VOORZITTER: U kunt instemmen met de agenda? Dan aldus. IV.
BEGROTING 2011 EN BELASTINGVERORDENINGEN 2011.
DE VOORZITTER: Voor u ligt de concept begroting 2011. We weten allen dat de begroting een belangrijk instrument is. Het geeft ook de gemeentebesturen het financiële kader waarbinnen we mogen werken aan de toekomst van deze stad. Vanavond, door de grote bezuinigingsopgave waar we voor staan, heeft het ongetwijfeld een extra dimensie. En het meer met minder is zeker ook voor dit college in deze bestuursperiode een belangrijk vertrekpunt. Het zal duidelijk zijn dat het college ook zeker oog heeft voor de veranderingen die dit van stad en organisatie vraagt. Overleg, respect, waardering voor inzet en creativiteit, zorgvuldigheid, dat zijn ook de waarden, en ik zeg dat nogmaals -, die het college en ook uw raad hoog heeft en leidraad van werken mogen en moeten zijn. Ik wil u dit vanuit mijn positie als lid van het college, maar ook als voorzitter van uw raad, graag meegeven voor het debat wat zo meteen begint. In de eerste termijn van de begrotingsbehandeling krijgt iedere fractie uiteraard het woord. Eerst gaat de fractie in op de begroting. We hebben afgesproken dat iedere fractie daarvoor 7 minuten heeft. Daarna is er nog per fractie 8 minuten voor het debat met de raad. Ik verzoek eigenlijk alle leden van de fracties dringend om in het deel van de eerste 7 minuten geen interrupties te plaatsen. Dat zijn de spelregels die we in het FVO overleg hebben afgesproken. Ik hoop dat we dat met elkaar kunnen respecteren. Het is de planning om dit deel van de behandeling om en nabij 18.15 uur te mogen afronden. En voor de volgorde is afgesproken dat het lot bepaalt welke fractie als eerste het woord krijgt. Daarna krijgen de fracties op volgorde van afnemende grootte het woord. En die volgorde wil ik dan ook hanteren voor de tweede termijn. Ik ga nu een lot trekken. 1. Begroting 2011: algemene beschouwing 1e termijn. DE VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Verkuylen, fractievoorzitter van het CDA. Mag ik u uitnodigen? MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel voorzitter.
609 We bespreken vandaag de begroting 2011, een begroting die niet alleen is ingegeven door een koerswijziging als gevolg van een nieuwe coalitie. Ook de economische crisis is onmiskenbaar van invloed. In de opmaat van deze begrotingsbespreking zijn wij als CDA meermalen bevraagd op ons sociale gezicht in deze tijd van economische crisis. Eerlijk gezegd, ben ik nog nooit een definitie van sociaal gezicht tegen gekomen. Dus wat is nu wel en wat is nu niet sociaal? Maar aan de hand van een aantal punten uit de begroting wil ik u laten zien dat het CDA volgens ons wel degelijk een sociaal gezicht heeft. En dan begin ik met de ogen en de oren. Duidelijk is te horen en te zien dat we, gezien het financiële perspectief, forse keuzes moeten maken. Vanavond staan we nog maar aan het begin hiervan. Het CDA is een gezinspartij en dat betekent dat wij specifiek kijken naar de belangen van gezinnen met kinderen. Zo vinden wij het belangrijk dat bijvoorbeeld de versobering van de Breda Pas, de voorzieningen voor kinderen zoveel mogelijk in stand blijven. Kansen voor jongeren staan bij ons centraal. Zij zijn de toekomst. Wij willen dat zij optimaal worden toegerust om hun plekje in de maatschappij in te nemen, bij voorkeur via betaald werk want werk is in onze optiek de beste manier om maatschappelijk mee te doen. Hoewel wij weten dat de afgelopen jaren al veel bereikt is om te voorkomen dat scholieren zonder diploma of zonder andere startkwalificatie het onderwijs verlaten, hebben we toch grote zorgen op dit punt, vooral als het gaat over MBO-ers. Breda doet het met ruim 11% slechter dan de regio die 8,7% scoort en dan de rest van het land dat 7,8% scoort. Per jaar gaat het in Breda om ruim 400 scholieren en dat is voor ons echt te veel. Het zou de ambitie van het CDA zijn om beter te scoren dan het landelijke gemiddelde. Dat begint volgens ons al bij extra begeleiding van zwakkere leerlingen in het basisonderwijs. En dat hoeft lang niet altijd met inzet van professionals. Basisschool de Weilust is bijvoorbeeld een goed voorbeeld van hoe dat ook met vrijwilligers kan. Graag horen wij van het college of men onze opvattingen deelt en hoe men denkt het aantal voortijdige schoolverlaters aanmerkelijk terug te dringen. Ook voor ouderen hebben we oog en oor. Bredanaars willen graag in hun eigen wijk of dorp oud worden. Het CDA wil dan ook dat het ingezette GWI beleid met kracht wordt doorgezet en dat het bouwen van levensloopbestendige woningen een volwaardige plaats krijgt in de discussie over de stedelijke herprogrammering, een discussie waarin de raad gelukkig, dankzij het initiatief van het CDA, een belangrijke stem heeft. Levensloopbestendig bouwen komt ook de vitaliteit van onze dorpen ten goede en dat vinden wij een goede zaak. En dan de neus. Het CDA is ondernemend genoeg om kansen te ruiken en die te pakken. Minder overheid en meer maatschappij. Dat willen wij. Ondernemerschap en creativiteit moeten kansen krijgen maar dat vereist een optimale dienstverlening van de kant van de overheid. De ambities van Breda moeten wat het CDA betreft dan ook omhoog. Een 6,5 vinden we echt niet genoeg. Dus minder overheid maar wel een betere overheid. We zijn voorstander van solide financieel beleid. Geen gaten met gaten stoppen. Geen geld uitgeven dat je nog niet binnen hebt en de generaties na ons niet opzadelen met schulden die wij maken. Dat beleid zien we duidelijk terug in deze begroting. Kansen ruiken. Dat doet atletiekvereniging Sprint ook. Zij willen graag trainingsaccommodatie zijn bij de Olympische Spelen van 2012 in Londen. Dat is een kans die wij hen gunnen als grootste atletiekvereniging van Nederland. Het is een kans die ook wij met beide handen willen aangrijpen om Breda in sportief Nederland beter op de kaart te zetten. Daarom willen we het samen met onze coalitiepartners mogelijk maken dat ze snel kunnen starten met de renovatie en de uitbreiding van hun banen, zonder het solide financieel beleid aan te tasten en wij dienen daarom hierover een amendement in. DE VOORZITTER: Het dictum luidt: constaterende dat de bedoelde BTW teruggave naar verwachting op enig moment zal worden gerealiseerd, twee het om die reden verantwoord lijkt om het benodigde bedrag van 1,6 miljoen voor te financieren, waardoor Sprint in staat is om in 2012 de genoemde trainingsfaciliteiten aan te bieden, dit een belangrijke uitstraling heeft voor Sprint als grootste atletiekvereniging van Nederland en naar de stad Breda als geheel. Is ondersteund door de fracties CDA…. Besluit, - ik ga maar even verder -, het voorliggende ontwerp raadsbesluit te wijzigen in die zin dat atletiekvereniging Sprint het BTW bedrag van 1,6 miljoen wordt voorgefinancierd vanuit het extra budget dat in het college coalitieakkoord Breda is uitgetrokken als impuls breedtesport, deze voorfinanciering te verrekenen met de teruggave van de belastingdienst. Aldus besloten enzovoort. Is ondersteund door de fracties CDA, VVD, D66, GroenLinks. Maakt deel uit van de beraadslagingen. MEVROUW VERKUYLEN: Dan kom ik bij de mond. Wij willen geen zaken alleen maar met de mond belijden maar wij willen beloften nakomen. In het coalitieakkoord @Breda is de verbreding van de wijkontwikkeling naar andere delen van de stad aangekondigd, omdat het niet sociaal is, om de wijkontwikkeling beperkt
610 te houden tot een paar specifieke wijken, die daarmee ook het stempel krijgen dat juist zij als enigen op achterstand staan. Alsof het niet onze verantwoordelijkheid is naar de hele stad te kijken hoe het staat met de leefbaarheid, de criminaliteit en de kwaliteit van de fysieke omgeving. Het CDA wil dat aan die verbredingsbelofte daadwerkelijk gestalte wordt gegeven. Haagpoort is een wijk die hier volgens ons nadrukkelijk voor in aanmerking komt. We roepen het college op om hiervoor met concrete plannen te komen. Samen met de andere partners, want zo kijken we tegen onze samenleving aan. Samen ook met de wijkraad, want wijk- en dorpsraden zijn volgens het CDA een onmisbare schakel in het contact tussen gemeente en burger. En als het gaat over de renovatie van het Jan Ingenhouszplein, dan weten we inmiddels dat een grote raadsmeerderheid dit een topprioriteit vindt. We weten ook dat het bestuur van de Rooi Pannen in gesprek is met het college over hun bijdrage hieraan. Graag roepen wij het college en de Rooi Pannen op om de gesprekken voort te zetten vanuit een positieve intentie om tot een daadwerkelijke aanpak van het plein te komen. Het liefst zien we in het voorjaar een plan van aanpak tegemoet voor in ieder geval een eerste fase. Graag horen wij de reactie van het college hierop. DE VOORZITTER: Voor de orde: de eerste 7 minuten zijn gepasseerd. Bij deze dus. Gaat u verder. MEVROUW VERKUYLEN: Afspraak is afspraak. DE VOORZITTER: Ja. En die 7 minuten zijn voorbij. Afspraak is afspraak. Maar ik denk dat u nu gaat vertellen wat afspraak is afspraak volgens uw partij is. DE HEER AKINCI: Misschien een vraag aan mevrouw Verkuylen: kunt u de rest van uw betoog even afmaken als het kan? MEVROUW VERKUYLEN: Ja, heel graag. Een minuut nog. Dat geldt voor onze verkiezingsbeloften om de gemeentelijke lasten met niet meer te verhogen dan de inflatiecorrectie. In de voorstellen van het college is dat gelukt. We zijn het eens met versoberingsvoorstellen op het gebied van afvalservice en het riool, daar kunnen we mee leven. Want in deze economisch slechte tijden willen wij de rekening niet bij de burger leggen. We kijken eerst naar ons zelf; wat zijn de echte taken van de gemeente. En we brengen de lasten van het gemeentelijk apparaat aanmerkelijk omlaag. En wat ons betreft is het de hoogste tijd om daarin concreet te worden. De vraag voor de CDA fractie was: is dit een sociale begroting? Ons antwoord is overduidelijk: Ja. Er wordt een solide financieel beleid gevoerd en we laten de mensen die het echt nodig hebben, niet vallen. En dat past bij het sociale gezicht van het CDA. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. Wie van u? DE HEER VAN LUNTEREN: Mag ik nog een vraag stellen? DE VOORZITTER: Mijnheer Van Lunteren en mevrouw Haagh. Eerst mijnheer Van Lunteren. Gaat uw gang. DE HEER VAN LUNTEREN: U begint uw betoog met te zeggen: we hebben een sociaal gezicht. En aan het slot zegt u dat het niet ten koste mag gaan van alle mensen. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het wel ten koste gaat van de mensen die het al heel slecht hebben. De langdurigheidstoeslag gaat er af, de Breda Pas wordt uitgekleed, de bijzondere bijstand wordt terug geschroefd en de WMO wordt uitgekleed. Dus ergens gaat het toch ten koste van een groep burgers in de stad. Wat is daar dan uw antwoord op? Zijn dat geen inwoners? MEVROUW VERKUYLEN: Dat zijn absoluut wel inwoners maar de stad is groter. En dat wil niet zeggen dat het niet her en der pijn zal doen. Een van de grote verworvenheden ook in deze begroting vinden wij dat we de 110% hebben kunnen handhaven. Maar als u alleen maar deze voorstellen noemt, dan kijkt u wat mij betreft toch een beetje selectief naar de begroting. En ik moet ook constateren dat er ook op
611 andere punten forse bezuinigingen plaats vinden die wellicht nog veel harder ingrijpen, als het gaat om het terugdringen van het onderhoudsniveau van het riool. We hebben niet het geld uitgetrokken om de gaten in het asfalt te dichten. En op onderhoud en beheer van de buitenruimte, mag ik u in herinnering brengen, dat we de afgelopen 2 jaar maar liefst 10 miljoen hebben ingeleverd. DE HEER VAN LUNTEREN: Met alle respect mevrouw Verkuylen, maar mag ik nog een vraag stellen voorzitter? DE VOORZITTER: Kort. Daarna mevrouw Haagh. DE HEER VAN LUNTEREN: U gaat een vergelijking maken tussen mensen en een steenoven, rioolpijpen en gaten in het asfalt. MEVROUW VERKUYLEN: Nee, helemaal niet. DE HEER VAN LUNTEREN: Die vergelijking trekt u wel. MEVROUW VERKUYLEN: Nee, nee, nee, nee. DE HEER VAN LUNTEREN: Er is nogal een verschil. Bent u dan niet als sociaal gezicht voor de sterkste schouders en de zwaarste lasten. Dat is toch sociaal of niet? MEVROUW VERKUYLEN: Ik heb mijn betoog afgesloten met de mededeling dat wij de mensen die het echt nodig hebben niet laten vallen en ik durf mijn hand er voor in het vuur te steken dat dit met deze begroting ook niet gebeurt. DE HEER VAN LUNTEREN: We gaan opletten gedurende de komende periode. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh, Partij van de Arbeid. MEVROUW HAAGH: Ik ben benieuwd welke mensen het dan zijn die u niet laat vallen want volgens mij vallen er wel degelijk een heleboel mensen en als u mij nog eens de bezuiniging op mensen noemt die mensen in onze stad aangaat, anders dan de kwetsbare groepen, dan sta ik daar heel graag voor open want ik heb ze niet kunnen vinden. Mijn vraag betreft allereerst de Haagpoort. Begrijp ik het goed dat u eigenlijk de wijkraad zo belangrijk vindt en de ondernemers zo belangrijk vindt dat u die op dezelfde wijze als we al lang gedaan hebben, weer om de tafel zet met het college om ze weer hetzelfde plan uit te laten werken wat we al hebben en de synergie met de Rooi Pannen wellicht te laten lopen omdat dat moment er nu is. Want u vraagt niet meer dan wat er al lang ligt en wat allang gedaan is. En daar maakt u niemand in de Haagpoort gelukkig mee volgens mij. MEVROUW VERKUYLEN: Ik heb heel duidelijk een oproep gedaan aan zowel het college als de Rooi Pannen. Ik heb hen ook geconfronteerd met het feit dat een grote raadsmeerderheid dit een topprioriteit vindt. Dus ik wacht graag op de reactie van het college. MEVROUW HAAGH: Maar u doet een oproep voor iets wat er al ligt. Dat is een beetje vreemd. MEVROUW VERKUYLEN: Ik heb nog niet zwart op wit wat de Rooi Pannen hieraan gaat bijdragen en de bijdrage van de Rooi Pannen vinden we wel een voorwaarde erbij.
612 MEVROUW HAAGH: Misschien had u ze even kunnen bellen. Misschien een ander interessant onderwerp want u noemt. U heeft het over minder overheid, optimale dienstverlening en als overheid niet overal op zitten. En dat zal ik nou eens even combineren met die kwetsbare groepen, bijvoorbeeld over de langdurigheidstoeslag. Er wordt flink gekort, ook voor mensen met kinderen. Ook de gezinnen krijgen keihard de klappen om de oren. En wat gebeurt er, wat is de uitleg? Ja, ze worden niet helemaal gekort, misschien kan het wel via de bijzondere bijstand. Meer overheid dus, daar zit de overheid boven op, daar moet de overheid alles weten, daar moeten zij weer op hun knieën om iets gedaan te krijgen. Is dat wat u bedoelt met betere dienstverlening en minder overheid in dit geval? MEVROUW VERKUYLEN: Daar wil ik nog even twee dingen over zeggen. Ten eerste is de langdurigheidstoeslag in eerste instantie een structuurverandering, en een goede structuurverandering. Want wat wij niet sociaal vinden, - en nou ga ik misschien iets heel hards zeggen -, is mensen zonder meer een zak met geld toe stoppen en zoek het maar uit. En het leuke en het goede van de langdurigheidstoeslag is dat je inderdaad dat contactmoment hebt om op maat te kijken wat iemand nodig heeft. En het is wat ons betreft niet zo asociaal als om mensen inderdaad af te schrijven met: je kan niks en hier heb je je onderhoud en dat is het. Iedereen kan iets en iedereen gaat ook iets doen wat ons betreft. En daar is juist de langdurigheidstoeslag en de wijziging die daarin wordt voorgesteld een heel goed voorbeeld van. Het komt ook uit het rekenkamerrapport over re-integratie. De grote klacht is dat mensen zich niet gezien en gehoord voelen. Ze voelen zich in een systeem en geen individu dat wel iets kan. Ze voelen zich een nummer. DE VOORZITTER: Goed. Anderen nog? Vragen of interrupties? De heer Van Lunteren tot slot. DE HEER VAN LUNTEREN: Nog even doorgaand op dit punt: u zegt dan komen ze bij het loket en dan kunnen we maatwerk bieden. Nou, stel dat er onder die groep, want het is natuurlijk al een hele uitgemergelde groep die al tienduizend keer geherindiceerd is, dus de mensen die daar komen, kunnen al bijna niet meer werken. Maar stel dat er een paar tussen zitten, heeft u daar dan banen voor? Welke garantie gaat u die mensen geven dat u ze aan het werk helpt? Zonder geld kunnen ze niet leven en daarom moeten ze aan het werk. Maar heeft u die banen? Zijn die banen er? MEVROUW VERKUYLEN: Dat is de investering in de economie die wij eigenlijk heel erg belangrijk vinden. Maar wij vinden niet alleen werk een belangrijke manier om maatschappelijk mee te doen maar ook allerlei andere zaken die participatie bevorderen, dus ook vrijwilligerswerk. DE HEER VAN LUNTEREN: Maar daar krijgen ze geen geld voor en dat levert geen brood op de plank. MEVROUW VERKUYLEN: U doet net alsof sociaal alleen maar geld is en dat vind ik zo mager en zo kaal. Er is deze week nog een onderzoek van het CBS verschenen waarin staat dat mensen niet gelukkig worden van geld, mensen worden gelukkig van aandacht. DE HEER VAN LUNTEREN: Ja, daar hebben ze wat aan. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh. Even, gezien de tijd: nog anderen onder u? Dan tot slot mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Mensen worden niet gelukkig van geld maar van aandacht. Ik houd hem vast vanavond. Ik ben benieuwd hoeveel van de mensen die nu zulke harde klappen krijgen die mening met u delen. U noemde net dat het een belangrijke investering is in de economie. Ik hoor graag welke investering dat is want die ben ik even niet tegen gekomen. MEVROUW VERKUYLEN: Volgens mij gaan wij toch het nodige in bedrijventerreinen investeren bijvoorbeeld.
613
MEVROUW HAAGH: En dan gaan al die mensen die u aan een baan helpt daar werken?Is dat dan die relatie die u legt? MEVROUW VERKUYLEN: Zonder bedrijventerreinen geen bedrijven en zonder bedrijven geen banen. MEVROUW HAAGH: Ja, zo simpel kan het leven ook zijn. Maar goed, iets minder simpel is wat mij betreft de motie, of uw amendement, waarin we het over Sprint hebben, een onderwerp waarover hier in de raad al vaak gesproken is. Aan u de vraag, - en ik neem aan dat u dat nagezocht heeft -, hoe zeker die BTW teruggave is, hoe dat er voor staat met die 1,6 miljoen. Wat is het risico daarvoor? En waarom is er gekozen voor deze dekking? Er wordt gekozen om het nu te onttrekken uit een breedtesportbudget. Daar heeft u vast een gedachte bij. Die gedachte, die overweging, zou ik graag horen en als het een voorfinanciering is waarom er niet gekozen wordt voor het investeringsbudget of de algemene middelen, dan gaat het in ieder geval niet ten koste van de ook voor het CDA zo belangrijke overige breedtesport. MEVROUW VERKUYLEN: Dat is de goede verwachting die wij hebben over de BTW teruggave. Het is een kwestie van tijd en tijd zit ons op dit moment even dwars. Het is niet meer dan logisch. Het gaat dan in dit geval over sport, over breedtesport maar ook over topsport en wij zijn daarom bereid om daarvoor te kijken naar dit budget. DE VOORZITTER: Goed, de tijd is afgerond. Ik geef nu het woord aan de heer De Beer, fractievoorzitter D66. DE HEER DE BEER: Dank u wel voorzitter. In de begroting 2011 staat helder op een rij wat we reeds verwachtten. Er komt minder geld uit Den Haag, minder uit Den Bosch en dat betekent dus flink bezuinigen. Om klaar te zijn voor de toekomst moeten we nu reageren en dat vereist scherpe politieke keuzes en D66 staat voor deze politieke keuzes. Politiek is voor ons niet de kunst van het ja zeggen maar de kunst van het afwegen, kiezen voor beleid en daarmee ook vertellen wat je niet doet, en belangrijker nog, waarom niet. Wij vragen ook van de andere partijen deze discipline om alleen geld uit te geven wat er is. Juist de komende maanden is dat extra belangrijk, als we de creativiteit en de ideeën van de stad extra gaan aanboren bij de takendiscussie. De belangrijkste prioriteiten van deze begroting lezen we in ons verkiezingsprogramma. Zo blijven we in Breda werk maken van de beste opleiding voor iedereen. En in 2011 investeert Breda daarvoor tientallen miljoenen. Bijna de helft gaat naar Brede Scholen en het verbeteren van de kwaliteit van onderwijshuisvesting. De bouw van Het Huis van de Heuvel start, evenals de realisatie van de Mandt, de Stee en Brede School Viandenlaan. En ook nieuwe mogelijkheden voor Brede Scholen worden verkend. En D66 vindt het heel belangrijk dat dit ook tot nieuwe plannen leidt. In 2009 is een motie van D66 en GroenLinks aangenomen om de mogelijkheden voor de Brede School Brabantpark te verkennen. En wij zijn erg blij dat er vandaag een breed gesteunde motie ligt, straks door de PvdA ingediend, om zo spoedig mogelijk inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor deze Brede School in Brabantpark. Naast investeringen in het basisonderwijs zet dit college ook in op actieve samenwerking met ROC‟s, voortgezet onderwijs en HBO instellingen. Zo wordt onder andere de Internationale School gerealiseerd en heeft ook schooluitval de volle aandacht en blijven we die actief tegen gaan. Ik sluit me dan ook aan bij de woorden van het CDA en daar willen we prioriteit van maken, ook in de aankomende periode. Onderwijs blijft immers voor D66 topprioriteit. Ook de verbindingen tussen cultuur, sport en onderwijs vindt D66 van groot belang. D66 is blij met de continuering van de subsidie voor De Stilte, waardoor De Stilte haar danslessen in het onderwijs kan doorzetten. En de investering in de nieuwe accommodatie bij Sprint, die belangrijk is voor zowel topsport als breedtesport, gaat na vandaag ook door. Cultuur en sport zijn onderdelen van het DNA van de stad. En D66 ziet cultuur en sport dan ook als belangrijke motoren van onze samenleving. En waar in veel steden fors wordt gesneden, investeren we in Breda juist op zoiets als de bibliotheek, behoud van filialen, betere openingstijden, betere dienstverlening. Volgens D66 is een bibliotheek ook een wezenlijk onderdeel van de Bredase kenniseconomie. We kijken uit naar het plan van aanpak van het college. Een sterke bibliotheek en op alle dagen geopend. Een goede opleiding op ieder niveau is niet alleen investeren in mensen maar ook in economische groei. Bedrijven kijken meer en meer naar onderwijs als belangrijke reden om zich te vestigen.
614 Opgeleide werknemers die bij de bedrijven aan de slag kunnen. D66 wil de economische kracht van Breda vergroten en inzetten; meer werkgelegenheid in de komende periode. En daarbij past ook een overheid die niet alleen dienstbaar is naar haar inwoners maar ook richting het bedrijfsleven. Wij zijn dan ook blij dat het college alle regels gaat screenen. En waar het ook maar even kan moeten regels verdwijnen of worden vereenvoudigd. Nieuwe bedrijvigheid ontwikkelen en aantrekken. We moeten bedrijven daarbij zoveel mogelijk plaatsen op de huidige locaties in de stad. Wat D66 betreft, gaan we de komende periode dan ook door met het herstructureren van bedrijventerreinen en het herbestemmen van kantoor- en werklocaties. Deze begroting voorziet al in een investering van 3,7 miljoen. Nieuwe werkgelegenheid in Breda is voor D66 een must. Ook in de bereikbaarheid van Breda blijven we investeren. 7,6 miljoen euro voor hoogwaardig openbaar vervoer, wegen en betere fietsvoorzieningen. Dat is weer een investering waar de Bredanaar direct, maar ook indirect, van profiteert. In een bereikbare stad is het immers goed wonen. Maar het trekt ook dagjesmensen en bedrijvigheid aan. Wij houden van deze slimme investeringen en de open blik naar buiten. Breda is een sterke stad, ideaal gelegen, mooi verbonden met Brabantstad, Drechtsteden, Antwerpen en West Brabant. En die sterke stad kunnen we alleen blijven als we ook blijven investeren in kwaliteit van wonen en leven. Dat is voor D66 een van de prioriteiten. Een woningmarkt waar Breda datgene bouwt waar de markt om vraagt: woningen met een tuin, een beter aanbod voor jongeren en starters, slim bouwen en slim omgaan met de beschikbare ruimte in de stad. D66 wil blijven investeren in de kwaliteit van de stad. De woningbouwcorporaties hebben in het voorjaar al veel vertrouwen uitgesproken ook in de wijkontwikkeling waarmee we onverminderd doorgaan. We investeren zo‟n 14 miljoen euro in mensen, groen en stenen in de wijken. De prioriteit van een duurzaam Breda vindt D66 ook terug in deze begroting; niet alleen zuinig zijn op het buitengebied en stedelijk groen maar ook investeren in groenprojecten en duurzaamheid. Onze ideeën bij de kadernota over LED verlichting bij sportverenigingen en zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen. En we zullen ook zelf blijven zoeken naar nieuwe slimme plannen die Breda op een efficiënte manier verduurzamen. En voorzitter, zo zijn we weer terug bij efficiency, de kern van goed beleid: met zo min mogelijk geld zo groot mogelijke effecten bereiken. D66 vindt het belangrijk dat we zuinig omgaan met belastinggeld. Financiële problemen wentelen we niet af op onze inwoners. Bij de belastingen volgen we alleen de indexatie en verhogen we de belastingen niet extra. En die keuze zorgt er voor dat Bredanaars meer dan 5 miljoen euro kunnen besteden in plaats van die kwijt te zijn aan belasting. Kwijtschelding van belasting houden we ook overeind. Het armoedebeleid blijft met de huidige grens van 110% werken. En zo blijft Breda ook voor mensen met een kleinere beurs een prettige en sociale stad, sociaal ook omdat we iedereen willen activeren. Iedereen kan iets en iedereen doet iets. Breda moet bezuinigen maar gaat niet op slot. We gaan weliswaar 10% minder uitgeven maar 90% van de bestedingen en investeringen gaan ook door. Zuinig zijn en focussen op kwaliteit, kwaliteit van wonen, leven en werken en natuurlijk kwaliteit van onderwijs. Want daar begint het allemaal mee. Voorzitter, deze periode gaan we er voor zorgen dat Breda sterker uit het dal komt. Nu doorpakken voor een sterk Breda in de toekomst. En dat is precies 7 minuten, als het goed is. DE VOORZITTER: Ongelooflijk. Zijn er nog vragen? De heer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Dank u wel voorzitter. We hebben geluisterd naar de heer De Beer van D66 en om heel eerlijk te zijn, hadden wij vooraf onze hoop gevestigd op GroenLinks en D66, als het gaat om ook het sociale gezicht te kunnen laten zien van deze coalitie. U begon daar zelf ook over. En eigenlijk hadden wij daar ook alle aanleiding toe, zeker toen wij in de voorbereiding naar deze vergadering nog eens uw verkiezingsprogramma bestudeerd hebben, waarin zinnen staan als: D66 wil extra budgetcoaches neer zetten, de Breda Pas moet behouden blijven en ook in het kader van armoede moeten kinderen ruimer de gelegenheid krijgen om te sporten. Dat ademt een bepaalde geest uit die wat ons betreft op gespannen voet staat met het feit dat in de begroting een aantal maatregelen bij dezelfde mensen gestapeld terecht komt. De langdurigheidstoeslag, het afschaffen van de collectieve ziektekostenverzekering, de Breda Pas en het feit dat er dan ook nog landelijke maatregelen overheen komen. Dus ik kan uw opmerking over het niet afwentelen van de problemen op de inwoners, niet helemaal plaatsen. Wilt u daar nog op reageren, ook in het verlengde van uw eigen opmerkingen over dat sociale gezicht van D66?
615
DE HEER DE BEER: Absoluut. E dan begin ik ook even met uw opmerking: daar komt het landelijke overheen. Dat is sowieso iets waar we ons zorgen over maken. Dan is de impact van de maatregelen namelijk ook veel groter. As je het hebt over meervoudig gehandicapte kinderen die bijvoorbeeld met die korting van de AWBZ te maken hebben. Wat daar gebeurt, is triest. En laat ik dus sowieso zeggen dat wij lokaal maar een beperkte speelruimte hebben. Laten we het daar dan even over eens zijn. Maar goed, dan discussiëren we dus over de speelruimte… DE HEER HARDORFF: Daar wil ik even op reageren want daar ben ik het namelijk helemaal niet mee eens. U maakt namelijk heel expliciet in deze begroting de keuze om in een maatschappelijk domein cultuur onaangeroerd te laten en maakt de bewuste keuze om maatregelen tot armoede gestapeld terecht te laten komen bij dezelfde mensen. Dat is een keuze van u en dat heeft niks met bewegingsruimte te maken. DE VOORZITTER: Mijnheer De Beer. DE HEER DE BEER: Ik kwam nu bij de speelruimte en bij de rest van uw vraag. Maar u voegt er nu weer een aspect aan toe. Als we het over cultuur hebben, dan is dat in deze begroting misschien wel onaangetast. Maar cultuur heeft wel degelijk een aantal incidentele geldstromen moeten laten lopen. Daar is dus ook gewoon een veer gelaten om het zo maar te zeggen. Tegelijkertijd is cultuur wel heel erg belangrijk. Dat heeft u ook in mijn betoog gehoord, dat vinden wij het DNA van de stad. Voorzitter, het armoedebeleid, ja daar zijn natuurlijk een aantal keuzes te maken. En als je kijkt naar waar andere steden keuzes maken om het op 100% te houden en het niet te verhogen naar 110%, - het niveau wat we in Breda kennen -, waren wij er geen voorstander van om dat te laten dalen naar 100%. Dat is een hele belangrijke keuze en ik denk ook de allerbelangrijkste want dat is ook de norm voor de kwijtschelding van de belastingen en dat heeft ook heel erg veel impact, ook voor die gezinnen. DE HEER HARDORFF: Voorzitter, ik zou daar toch even op willen reageren want wat volgens mij de kern is en waar mensen een beetje een rad voor de ogen wordt gedraaid, is namelijk dat u zegt dat het blijft op 110%, - overigens zijn er gemeenten waar het hoger is -, maar wat u doet voor die groep die binnen die 110% valt, wordt wel degelijk uitgekleed en niet zo‟n klein beetje ook. DE HEER DE BEER: Ja, u heeft vast in de ongeveer 450 gemeenten die we hebben een paar gemeenten gevonden waar het misschien iets hoger zal zijn, maar ik weet in ieder geval in andere vergelijkbare stedelijke omgevingen als Tilburg, waar de PvdA bijvoorbeeld de grootste is, of Amsterdam…. MEVROUW VAN DER SANDEN: Pardon, Tilburg… DE HEER DE BEER: dan is Breda een hele sociale stad. MEVROUW VAN DER SANDEN: In Tilburg is het 120%. DE HEER AKINCI: Ja, en 5 jaar. DE HEER DE BEER: Met een vijfjarennorm? MEVROUW VAN DER SANDEN: Ja, maar na die 5 jaar is het gewoon nog steeds 120%. En al die andere mensen die toeslagen hebben in het kader van het armoedebeleid, komen niet na 5 jaar in aanmerking maar hebben gewoon allerlei andere rechten. U zegt dat het in Tilburg minder is, namelijk 100%. Dat is dus niet. het is 120%.
616 DE HEER DE BEER: Nee, ik heb het over die combinatie met die vijfjarentermijn. Dan denk ik dat mensen in Breda een prima voorziening houden. En misschien dat daar iets op ingeleverd gaat worden. Maar wat mij tegen de borst stuit in het hele debat, is sowieso dat af en toe de telefoons af gaan, maar met name bijvoorbeeld de opmerking van de heer Van Lunteren zojuist, die de mensen die in aanmerking komen voor die langdurigheidstoeslag benadert als een soort container met mensen die zielig zijn en niets kunnen. En ik weet van een aantal mensen vanuit die groep dat die absoluut niet binnen dat profiel passen, dat hier door de SP of door de PvdA soms wordt neergezet. MEVROUW VAN DER SANDEN: Maar pardon, het profiel is dat er geen uitzicht is op een baan. Je moet minimaal 3 of 5 jaar geen baan hebben en er moet ook geen uitzicht zijn op. Het is niet zo maar een club die morgen weer aan de slag kan. Het gaat echt om de groep mensen die het heel erg slecht heeft en waar allerlei re-integratiebureaus al mee aan de slag zijn geweest en waar het niet is gelukt. En als je nu dus al 10 jaar bijvoorbeeld in zo‟n situatie zit, of bijvoorbeeld Wajonger bent, dan heb je ook recht op bijzondere bijstand, maar je zit wel in een rolstoel en je bent heel moeilijk te bemiddelen en dan zegt u: jammer dan, we gaan lekker korten. En dan verwijst u naar die andere gemeenten van 120% maar dan is het na 5 jaar. Maar het is juist die grote groep die al jarenlang in een uitzichtloze situatie zit en die gaat u korten, sterker nog die gaat u halveren in wat ze krijgen. En we zitten nu al… DE HEER DE BEER: Voorzitter, ik denk dat de SP zo meteen ook nog aan bod komt… DE VOORZITTER: Ik stel voor om kort interrupties te plaatsen. Dat hebben we ook getracht af te spreken, via de voorzitter. Dat is wat meer ordentelijk en dat hebben we ook zo afgesproken. Ik probeer mee te helpen in wat u met elkaar hebt afgesproken. De heer De Beer. DE HEER DE BEER: U pakt een mooi podium om dat verhaal nog even neer te zetten en u zegt dan dat wij stellen: jammer dan. Ik denk dat daar toch echt een verschil van mening in zit tussen onze partijen. Want naar mijn mening druipt uw betoog juist van: jammer dan. Die mensen zitten daar al 10 jaar, die hebben we al aandacht gegeven en vervolgens laten we die maar gewoon en die voorziening blijft gewoon zo. Laten we die mensen maar buiten het stadskantoor houden, zorg dat ze niet aan een balie komen. En ik denk dat het voornamelijk te maken heeft met het feit dat we de mensen juist wel aan een balie willen hebben en dat we ook de behoefte kunnen zien zodat je maatwerk kan leveren. En dat je in sommige gevallen misschien ook bijzondere bijstand kan verlenen… DE HEER HARDORFF: Voorzitter, mag ik daar toch even op reageren want er wordt volgens mij een beetje een karikatuur gemaakt van het feit dat de Partij van de Arbeid en de SP goed zien wat er in die groep gebeurt, dat er een groep is die je graag aan het werk wil helpen en waar je het maximale voor wil doen en aan de andere kant een groep voor wie dat echt niet kan en waar u gestapeld problemen creëert, door de maatregelen die u liever neemt dan bijvoorbeeld meer bezuinigen op cultuur, wat overigens in andere steden ook gebeurt, namelijk in Tilburg, in Eindhoven en in Helmond, om maar even wat vergelijkingen te maken die u zelf ook maakt. Het is een keuze die u maakt maar u moet zich niet verschuilen achter die keuze. Spreek dat gewoon uit. DE HEER DE BEER: Nou, ik wilde nu even de loep weer terugpakken naar ons verkiezingsprogramma. In principe doen we dus inderdaad precies wat ons verkiezingsprogramma zegt. Dat heeft u net nog even voorgelezen. Ik zou graag willen dat u dat vaker zou doen, dat voorlezen uit ons verkiezingsprogramma. Maar wij vinden het heel belangrijk dat gezinnen met kinderen worden ontzien en dat we dus door een slim pakket van maatregelen…. DE HEER HARDORFF: Mijnheer De Beer, pardon mijnheer de voorzitter, die worden niet ontzien want de collectieve ziektekostenverzekering wordt afgeschaft en de Breda Pas wordt voor hen niet verruimd, zoals u het hier zelf betoogt, misschien voor die groep gelijk gehouden, maar voor anderen uitgekleed. Dus het is gewoon niet waar. DE HEER DE BEER:
617 We gaan de kinderen ontzien. En na het schrijven van het verkiezingsprogramma is er ook wel een iets ander financieel perspectief gekomen. In de tussentijd hebben we bijvoorbeeld 64 miljoen afgeboekt, om maar even een dwarsstraat te noemen. De mogelijkheden zijn dus beperkt en als je dan aan de slag gaat met beleid dan is de stelling van D66 in ieder geval dat we kinderen met gezinnen moeten ontzien. En dat gebeurt dus ook in deze maatregelen. DE VOORZITTER: Goed. Nog anderen? We hebben nog een minuut. Zijn er nog andere fracties die interrupties of vragen willen stellen? Dan is het woord aan mevrouw Van der Sanden. DE HEER HARDORFF: Voorzitter,… DE VOORZITTER: Mevrouw Van der Sanden. Nee, mevrouw Van der Sanden, SP. MEVROUW VAN DER SANDEN: Ik hoorde zojuist even een opening bij mijnheer De Beer. Hij zei dat het zo belangrijk is dat de mensen aan de balie komen, dat je de mensen kunt helpen. Kunnen we dan niet gewoon afspreken dat ze voor die langdurigheidstoeslag en de Breda Pas en de bijzondere bijstand gewoon bij u aan de balie komen? Dan heeft u de mensen gezien en krijgen ze toch gewoon de vergoeding die ze echt hard nodig hebben. DE HEER DE BEER: Ik denk dat u een beetje te makkelijk praat over de praktijk want we hebben het hier over een contact tussen iemand die in een vervelende positie zit en een professional die vervolgens op professionele wijze gaat beoordelen wat er met zo iemand nog kan en wat zo iemand nog zou willen doen. Dat kan ook vrijwilligerswerk zijn. Het hoeft niet allemaal in een betaalde verbeterde positie te zijn. MEVROUW VAN DER SANDEN: Maar daarvoor hoef je die korting toch niet toe te passen. Dan kun je toch die € 350,-- handhaven die een alleenstaande ouder krijgt in plaats van dat te halveren? DE HEER DE BEER: Ik vind dat mensen die al langer in die positie zitten, dat we daar in ieder geval die langdurigheidstoeslag voor behouden, want we behouden hier ook een voorziening mee, en dat is ook iets waar D66 zich heel hard voor heeft gemaakt, evenals voor de inkomensgrens van 110%, evenals voor het ontlasten van gezinnen met kinderen. DE VOORZITTER: Ik dank de heer De Beer zeer. De tijd is voorbij en ik geeft u het woord aan de heer Akinci, GroenLinks. DE HEER AKINCI: Voorzitter, iets na mijn 18e verjaardag begon ik met rijlessen. In mijn geval werden deze betaald door mijn moeder. En aangezien die lieve schat was vergeten om vooraf af te spreken dat ik alleen op rijles mocht wanneer ik zou beloven om niet te roken, kon ik met een gerust hart nog even een paar sigaretten weg werken voordat ik aan mijn eerste rijles begon. Op die manier hield ik de zenuwen een beetje onder controle. Een van de eerste dingen die de rijinstructeur mij leerde, was dat het achter het stuur zo ontzettend belangrijk was om op de weg vooruit te kijken. Wie niet vooruit kijkt, kan niet anticiperen, zit constant zenuwachtig bij te sturen naar links of naar rechts en veroorzaakt uiteindelijk brokken. Het tweede dat de instructeur mij leerde, was dat ik niet alleen maar ver naar voren moest kijken maar ook af en toe naar mijn directe omgeving moest kijken, naar rechts, naar links en op bepaalde momenten ook even in de achteruitkijkspiegel. Ik moest daaraan denken toen ik deze begroting las. Zij kijkt vooruit en anticipeert op wat er de komende jaren op ons af komt, zij sorteert voor zodat de gemeente straks de juiste keuzes kan maken en zij houdt rekening met wat er om ons heen gebeurt. Mijn complimenten aan het college voor dit document. Voorzitter, laat ik tijdens mijn autorit op een aantal plaatsen stil staan. GroenLinks constateert dat binnen de begroting van Sociale Zaken wat onrust is. We hebben er net al het een en ander over gehoord in de interruptiedebatten. Dat is omdat er rijksgelden weg vallen
618 en dat is omdat de wethouder een systeemverandering heeft aangekondigd. En een onderdeel daarvan is het halveren van de langdurigheidstoeslag. Voor de groep arbeidsplichtigen heeft GroenLinks daar op voorhand geen moeite mee. De ruimhartige langdurigheidstoeslag in Breda kan door de armoedeval onbedoeld de prikkel weg nemen om te gaan werken. Er is echter ook een groep kwetsbaren die bijvoorbeeld om medische redenen is vrijgesteld van de arbeidsplicht. Moeten deze mensen voortaan een verplichte gang naar het loket maken om in aanmerking te komen voor een bescheiden aanvulling op hun inkomen? Wat GroenLinks betreft, is armoedebestrijding juist in eerste instantie voor deze kwetsbare groepen bedoeld, oftewel GroenLinks vraagt het college in de uitwerking om een systematiek waarbij de gelden voor armoedebestrijding in eerste instantie bij die groepen terecht komen die zelf weinig mogelijkheden hebben om hun eigen inkomenspositie te verbeteren. Graag een reactie daarop. Voorzitter, ik rijd verder naar de post onderwijs. En ik wil de wethouder feliciteren met de opening van Noorderlicht, de Brede School in de wijk Breda Noord. En dat doe ik ook in de richting van haar voorgangers, de heer Snier en mevrouw Heerkens. Deze coalitie heeft de ambitie uitgesproken om in de hele gemeente Brede Scholen neer te zetten. En dan gaat het niet in eerste instantie alleen maar om gebouwen maar om een onderwijsconcept. Tevens constateert GroenLinks dat er op het gebied van volwassenenonderwijs in Breda nog wel het een en ander te verbeteren valt aan de structuur. En dat past ook nadrukkelijk bij de ambitie van deze coalitie om zo veel mogelijk mensen zo veel mogelijk in de gelegenheid te stellen hun eigen sociaal economische positie te verbeteren. We weten dus waar we naar toe willen. Maar wat wordt onze route naar deze bestemming? De Tom Tom? Dat vraag om een ontwikkelingsvisie waarin we deze zaken nadrukkelijk willen meenemen. Graag een reactie van de wethouder. Voorzitter, de volgende tussenstop is cultuur. Kunst en cultuur willen de laatste tijd nog wel eens neergezet worden als hobby, een linkse hobby zelfs. Dat is kortzichtig in onze ogen. Juist een aantrekkelijk cultureel klimaat draagt bij aan de ontplooiing en de ontwikkeling van mensen en aan de aantrekkelijkheid van de stad voor bijvoorbeeld de creatieve klasse, zo goed beschreven door Richard Florida. Die zorgt voor innovatie en nieuwe creatieve werkgelegenheid. En het draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de stad als vestigingsstad voor bedrijven want die komen graag naar een stad met een uitdagende cultuur. Kortom, cultuur in al haar facetten draagt bij aan de economie. En economie wordt dan ten onrechte soms weer omschreven als rechtse hobby. Als linkse en rechtse hobby‟s dus samen komen, zal dat waarschijnlijk vooral een hele verstandige hobby zijn. Met grote tevredenheid constateert GroenLinks dat er, zoals ook is afgesproken, niet wordt bezuinigd op het budget van cultuur. De wethouder is tevens doende met het zoeken naar oplossingen voor een aantal knelpunten die binnen de begroting van cultuur nog bestaan. GroenLinks vraagt daarbij nadrukkelijk aandacht voor De Stilte maar zeker ook voor die zaken die bijdragen aan de beeldcultuur in Breda, zoals de inbedding van Breda Photo, het Filmfestival en de ambities rondom Graphic Design. Dit zijn juist ook de zaken die van belang zijn voor in ieder geval onze ambitie om in 2018 culturele hoofdstad te zijn. DE VOORZITTER: Even een huishoudelijke mededeling. Een rode Citroen 04-PD-RL blokkeert de ganse poort van de ondernemer Dickens & Jones. Dit past onder de concrete vorm van regelvermindering of zoiets. Gaat u verder mijnheer Akinci. DE HEER AKINCI: U zei dat volgens mij op 4 minuten en 45 seconden op de weg van mijn betoog. Dus ik ga nog een kleine 3 minuten verder. DE VOORZITTER: De auto staat in de file. DE HEER AKINCI: Voorzitter, milieu. De fractie GroenLinks heeft zorgen bij de passage met betrekking tot het uitvoeringsprogramma klimaat. Er is afgesproken dat in een financieel krappe tijd vooral die maatregelen naar voren worden gehaald die geen geld kosten, ofwel maatregelen die zichzelf terug verdienen. En met veel duurzaamheidsmaatregelen is dat ook zo. Daar is vaak wel een voorfinanciering voor nodig, zoals bij de biomassacentrale. Onze fractie pleit er voor om niet terughoudend te zijn om te investeren in maatregelen die zichzelf binnen afzienbare tijd terug verdienen. Graag een reactie. En zo‟n zelfde zorg voorzitter, is er bij het groenbeheer en het onderhoud van de stad. Onze fractie snapt het uitgangspunt sober en doelmatig, maar we willen de wethouder wel op alle fronten aanmoedigen om te kijken naar efficiencymaatregelen, misschien een benchmark te doen met andere gemeenten en vooral ook naar creatieve financieringsmogelijkheden te kijken. Sober mag
619 niet leiden tot grotere uitgaven in de toekomst. En misschien kunnen partijen als Intratuin, - ik noem het nog een paar keer: Intratuin, Intratuin, Intratuin -, daar wel een bijdrage aan leveren. Voorzitter, het zijn financieel sombere tijden, met een forse financiële opgave die voor ons ligt. Maar die biedt ook mogelijkheden. Mogelijkheden om kritisch te kijken naar de effectiviteit van het beleid, naar efficiënt werken en naar het terug geven van de verantwoordelijkheid aan de inwoners van Breda. Het duurde even maar na een tijdje behaalde ik mijn rijbewijs. Mijn eerste auto was een Ford Escort en had een kleine afwijking naar links. Na een tijdje heb ik deze ingeruild voor een nieuwe auto met chauffeur. Het is een slee van zo‟n 300 meter lang, rijdt elektrisch, is geel met blauwe strepen en sommige mensen noemen het een trein. En met die trein willen we de komende 4 jaar met grote snelheid vooruit. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. De heer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Dank u wel voorzitter. Ondanks uitgesproken intenties een paar maanden geleden, vindt er toch een parallelle raadsvergadering plaats op twitter en om daar toch een brug tussen te slaan, zou ik graag een tweet van de heer Adank in het debat met de heer Akinci willen brengen. De heer Adank van de VVD twitterde namelijk: de PvdA wil liever bezuinigen op cultuur in plaats van mensen stimuleren aan het werk te gaan. Nou heb ik net een interruptiedebat met de heer De Beer gehad. En volgens mij ging het daar over het geld afpakken van mensen die al moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, door de combinatie van maatregelen die dit college voorstaat en wat nog te verwachten is van het landelijke verhaal. Bent u het met de VVD eens dat dat geld afpakken van die mensen die al moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, het investeren in de werkgelegenheid van mensen is? DE HEER AKINCI: Ik vind uw vergelijking enigszins onzinnig. DE HEER HARDORFF: Dat vond ik dus ook maar ik was benieuwd hoe u er over dacht. DE HEER AKINCI: Ten eerste kan ik niet verantwoordelijk gehouden worden voor de tweets van de heer Adank, los van wat ik daar van vind. Het is zijn eigen vrijheid om te tweeten wat hij wil. Ik kan de context van het twitterdebat niet helemaal plaatsen. Soit. Vervolgens zegt u: hier gebeurt iets in de begroting en daar gebeurt iets in de begroting. U koppelt dat aan elkaar en komt vervolgens tot de conclusie dat er geld van arme mensen afgepakt wordt. Zo vertaal ik even uw zaak. Allereerst heeft u net gehoord wat ik daarover gezegd heb en in de tweede plaats, - en dat is volgens mij wel belangrijk -, kan er wel degelijk gekeken worden naar systeemverandering binnen de armoedebestrijding om te kijken of de overheid die meest kwetsbaren die soms nog niet genoeg geholpen worden, een steun in de rug kan zijn. Dat gaat niet alleen om een financiële steun, dat gaat ook om een ontwikkelingssteun. Bijvoorbeeld als je het hebt over mensen naar de arbeidsmarkt toe leiden, helpen aan werk, het onderwijs heb ik net genoemd, het vavo onderwijs in Breda, daar kan nog een hoop verbeteren. Al die zaken gebeuren ook en ik vraag ook aandacht voor die zaken… DE HEER HARDORFF: Voorzitter, DE HEER AKINCI: U zegt dat het wordt afgepakt van de arme mensen. Ik kan dat niet plaatsen in de complexiteit van dat hele veld waar we het over hebben. DE HEER HARDORFF: Laat ik mijn vraag dan herdefiniëren want volgens mij was die heel erg helder. Volgens mij doe je in de begroting niets anders dan keuzes maken, de ene ten gunste van de andere. U kiest er duidelijk voor en daar bent u trots op, om het niet aanpakken van het culturele veld te verdedigen ten koste van het feit dat er toch pijnlijke maatregelen, - en dat erkent u ook -, genomen moeten worden op het gebied van armoede waar een aantal zaken in combinatie bij dezelfde mensen tot gigantische problemen leiden. De gretigheid waarmee dat gebeurt, wordt door u als GroenLinks toch wel met een opmerkelijke verve verdedigt.
620 DE HEER AKINCI: Dat is onzin. Volgens mij heeft u niet naar de bijdrage zitten luisteren. Ik heb wel degelijk aandacht gevraagd voor de problemen bij de meest kwetsbare groepen en de wethouder gevraagd om een reactie om te kijken hoe dat in een systematiek verwerkt kan worden. Ik had gehoopt op uw steun maar kennelijk…. DE HEER HARDORFF: Maar bent u dan bereid als die voorstellen komen om die groepen die het het hardste treft te ontzien en die te steunen als GroenLinks? DE HEER AKINCI: Als u nu even een vraag stelt en ook naar het antwoord luistert, komen we misschien ergens. Ten tweede constateer ik ook dat als je het hebt over de totale begroting Sociale Zaken, afgerond 130 miljoen dit jaar, dat een kwart van de begroting is. Dat is relatief nog meer dan in de afgelopen jaren. De begroting in totaliteit is flink omlaag gegaan. We hebben dat ook bij de jaarrekening weer gezien. Als je kijkt naar het percentage wat deze stad daar aan uitgeeft, dan is dat niet omlaag gegaan. Als je het hebt over de langdurigheidstoeslag, dan is dat een systeemkwestie. Ik heb daar zorgen over in de uitwerking bij bepaalde groepen maar dat wordt in eerste instantie niet neergezet als een grove bezuiniging. Dus u kunt dat beeld wel opwerpen dat er hier bezuinigd wordt op de gelden die voor armoedebestrijding beschikbaar zijn, maar dat is simpelweg nog niet aan de orde. DE HEER HARDORFF: Mijnheer Akinci, het gaat van 9 ton naar 3 ton in de begroting. Dat is een bezuiniging van 6 ton op de langdurigheidstoeslag. Hoe kunt u zeggen dat dat alleen systeemverandering is en geen bezuiniging? DE HEER AKINCI: Kijkt u nou naar het totaal wat er op die post ter beschikking is. Ik kan u direct de pagina in de begroting nog laten zien. We hebben het over een totaal van 129 miljoen wat in dit soort zaken gestoken wordt. U kunt wel driftig nee schudden maar het staat er echt. Ik zie dus niet dat Breda daar niets in zou doen. Ja, anderzijds worden er een aantal systeemkeuzes gemaakt waar ik nogmaals ook mijn zorgen over heb geuit die er wat ons betreft toe moeten leiden dat de meest kwetsbaren ontzien worden. DE HEER HARDORFF: Als ik nog een vraag mag stellen voorzitter. Dus een gezin, man, vrouw, aan de onderkant, die echt niet aan het werk kunnen komen, voor wie de Breda Pas wordt gehalveerd, voor wie de collectieve ziektekostenverzekering niet meer mogelijk wordt gemaakt en voor wie de langdurigheidstoeslag verlaagd wordt, die wordt door u niet getroffen? Die zal door u beschermd worden? DE HEER AKINCI: Ja, dat is zo‟n ontzettende… DE HEER HARDORFF: Maar daar gaat het toch om. U zoekt het in de totaliteit. U schermt met bedragen als 129 miljoen terwijl het gaat om mensen op individueel niveau. U zegt: het is maar een systeemverhaal, ze hoeven zich geen zorgen te maken. En ik denk dat dat geen fair verhaal is. DE HEER AKINCI: Het is een systeemdiscussie. Volgens mij heeft u daar zojuist ook mevrouw Verkuylen van het CDA over gehoord. Als je het hebt over kinderen dan is dat een categorie waar je extra aandacht voor moet hebben. Als je het hebt over mensen die bijvoorbeeld om medische redenen niet aan de slag kunnen en dus ook geen eigenstandige mogelijkheid hebben om hun sociaal economische positie te verbeteren, ja dan heb je het over kwetsbare mensen die je op enigerlei wijze tegemoet moet komen. Anderzijds is er ook een grote groep arbeidsplichtigen waarbij, - en dat moet u ook erkennen -, de langdurigheidstoeslag en andere maatregelen in het kader van de armoedebestrijding de afgelopen jaren onbedoeld hebben geleid tot het wegnemen van prikkels tot de arbeidsmarkt. Daar moet u zich ook van bewust zijn.. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, …
621 DE HEER AKINCI: en die mensen proberen te bereiken met alle participatie- en re-integratietrajecten die de gemeente ook aanbiedt. En dat is dat werkgelegenheidsgebeuren wat in ieder geval deze coalitie ook heel erg belangrijk vindt. DE VOORZITTER: De heer Van Lunteren, SP. DE HEER VAN LUNTEREN: Het wordt een prachtig systeem maar het gaat wel om mensen. En ik heb van mijnheer Meeuwis geleerd vorige keer dat er 350 mensen zijn van die langdurigheidstoeslaggroep van 2200 mensen, die eventueel misschien nog uitzicht hadden op werk en de rest, die andere 1850 dus niet. Over de rug van die mensen snijdt u ook. Waarom pakt u dan niet gewoon die 350 mensen die het betreft? U ziet toch zelf ook wel… DE HEER AKINCI: Mijnheer Van Lunteren, ik constateer exact hetzelfde als ik net bij de heer Hardorff heb gedaan. Ik heb daar mijn zorgen over geuit. Ik heb daar ook vanuit onze partij een aantal vragen bij gesteld en daar beoordeel ik de wethouder straks op, als het gaat om de daadwerkelijke uitvoering van het beleid. Dat is ook het kader wat wij hier neer zetten. U kunt daar verder een heel karikaturaal verhaal van maken. Ik heb dat punt gemaakt. Het gaat ons om die kwetsbare groepen. Daar is de armoedebestrijding voor bedoeld. U doet net alsof ik dat ontken. U doet net alsof ik over die mensen heen loop. Maar roep vooral het beeld nog 5 keer op, zou ik zeggen. DE HEER VAN LUNTEREN: Dat doe ik niet, ik constateer alleen dat u zich zorgen maakt en verder niks doet voor die mensen. En daar maak ik mij dan weer zorgen om. U constateert het wel, u geeft ons gelijk dat dat zorgelijk is maar u doet niks voor die mensen en onze vraag, - en mijnheer Hardorff vroeg dat zojuist ook heel duidelijk -, is: wat gaat u dan doen voor die mensen, voor die andere mensen die niet aan het werk kunnen, die wel gepakt worden door die maatregelen die nu genomen worden? DE HEER AKINCI: We hebben, als het gaat om de uitwerking van dit beleid, en daar kunnen we drie commissievergaderingen over praten wat mij betreft. In december gaan we het over die detailuitwerking hebben. U weet ook nog niet precies wat alles gaat betekenen voor verschillende groepen. Ik vraag me af of de wethouder nu al kan beoordelen wat bepaalde beleidskeuzes die nog gemaakt moeten worden, betekenen voor bepaalde groepen. Ik heb u alleen net aangegeven waarop onze fractie in de commissie en in de raad de uiteindelijke systeemcriteria ook zal beoordelen en dat is op de effecten voor die meest kwetsbaren die zelf geen mogelijkheden hebben om zelf hun sociaal economische positie te verbeteren. Dat hoort ook bij die verantwoordelijkheidsladder. Als u dat niet genoeg vindt, jammer dan. DE VOORZITTER: Ik stel voor dat de trein de halte heeft bereikt. Ik geeft nu het woord aan de SP, de heer Van Lunteren. Gaat uw gang. En dank voor de heer Akinci. DE HEER VAN LUNTEREN: Dank u wel voorzitter. Never waste good crises, dat is het motto van de neo conservatieven en de liberalen. Als de geesten rijp zijn voor de kaalslag, moet je toeslaan. De weerloze is dan machteloos. En dit liberale college gaat er volle bak in. Het meest schrijnende van de afgelopen maand was nog wel bij de commissie Economie. Die commissie gaat over geld en het gaat over mensen en vooral over het armoedebeleid. En na ruim anderhalf uur debat had de VVD nog niet een keer iets gezegd over mensen, laat staan over armoedebeleid. Het gaat voor hen blijkbaar alleen om geld, om stenen stapelen, om het imago van de stad. Maar de VVD geeft blijkbaar geen moer om de mensen. En helaas, de stempel van die partij, van de VVD, drukt enorm op de coalitie. De rechtse hobby‟s zijn dan ook niet van de lucht. Koopkrachtbehoud, hobby 1. De koopkracht mag niet lijden onder het beleid van de gemeente, maar dan wel alleen voor de rijke mensen en als je in de bijstand zit, dan ben je blijkbaar geen mens, dan tel je niet mee. Mevrouw Korteweg en de heer Hopmans hadden een prachtige inbreng in de commissie Maatschappij. De coalitie heeft er helaas geen oor voor. Het barmhartige CDA vindt het zelfs asociaal om de allerarmsten jaarlijks een extraatje te geven. Laat dat even op u inwerken. Ik kijk
622 dan ook hoopvol naar het sociale geweten van de coalitie, mevrouw Koger. Go Koger go! Zet hem op! Ik bedoel: ik ben trots op u! Hobby 2. De overheid moet kleiner. Het moet allemaal meer met minder, hoorde ik het CDA zojuist nog zeggen. Gelukkig had mijnheer Adank dat beter in de gaten en begon deze zich toch ook wel zorgen te maken dat het onverantwoord zou zijn om nog verder te snijden, om de kwaliteit van dienstverlening te kunnen garanderen. Nou, eindelijk begint er een klein beetje hoop door te dringen. Ik zou zeggen: Go Adank go! Mijn steun heeft u want het kan zo niet verder en bij de gemeente is het al bijna net zo erg als bij de politie. Dus zet hem op! Hobby 3. De parkeermeters van de VVD. Als er ergens nog wat geld te halen is, dan is het wel bij de parkeertarieven. Dan hebben we als gemeente nog iets van een inkomstenbronnetje. Maar de rechtse vleugel wil de meters dicht. Liever pakken ze de scootmobielers de deeltaxi af. Waar blijft de menselijke maat? Gelukkig probeert wethouder Willems hier een bres in de coalitie te slaan. Go, Willems go! Ik heb er zelfs een motie over gemaakt. Ik zal deze even overhandigen, ter ondersteuning van mijnheer Willems. Zet hem op! Voorzitter, er waren wel meer barstjes te beluisteren.. O, pardon. DE VOORZITTER: Verzoekt het college wijziging van het parkeerbeleid niet eerder te effectueren dan op het moment dat de financiële situatie van de gemeente zich heeft gestabiliseerd. Is ondertekend door de leden van SP en Breda‟97. Maakt deel uit van de beraadslagingen. Gaat u verder. DE HEER VAN LUNTEREN: Dit is zeker mede namens Breda‟97. Voorzitter, er waren meer barstjes te beluisteren in het VVD akkoord van de coalitie. CDA wil ineens wel het van Ingenhouszplein opknappen, GroenLinks wil wel wat doen voor de langdurigheidstoeslag en D66 wil, - zo las ik in de krant ineens -, geld voor de Stadstv. Het CDA wil ook ineens wel een transferium. Als ze er vanavond onderling allemaal niet uit komen met de amendementjes, dan moeten we er de komende tijd maar eens flink werk van maken want het primaat ligt immers bij de raad. Ik heb het allemaal genoteerd. Dus daar komen we op terug, misschien zelfs vanavond. Voorzitter, Breda is rijk en de scenario‟s voor de nabije toekomst zijn over het algemeen niet zo ongunstig. Het binnenlands bestuur berekende dat de schade van het regeringsbeleid wel mee valt. 1,2 miljard bij de gemeenten eraf maar wel 900 miljoen erbij. Dus als je dat verdeelt over die 425 gemeenten, valt dat best wel mee wat er dan over Breda wordt uitgestrooid. Ik zag dat de journalisten van BN de Stem dat ook al hadden geconstateerd. Wethouder Boelema wil dat niet horen. Nee, dat snap ik want het ondermijnt de noodzaak voor deze kaalslag. Voorzitter, nog wat open eindjes van de afgelopen maand en dan met name wat vragen aan de stille sloper wethouder Meeuwis. Het is toch vooral zijn portefeuille. Het FMO bleek achteraf toch wel succesvol maar het wordt niet voortgezet. Wat gaan we dan wel doen mijnheer Meeuwis? Dat was een vraag die is blijven hangen: wat gaan we dan wel doen in plaats van het FMO? Elke euro aan preventie is drie maal zo effectief als aan repressie. Dus voor de prijs van een VVD promotiekaravaan de straatsoldaat, kan drie maal zo veel resultaat bereikt worden door de bestaande succesvolle organisatie te versterken. Wist mevrouw Boelema trouwens van dit efficiency voordeel? Ik heb daar ook een motie over, mede namens de PvdA. DE VOORZITTER: Verzoekt het college voorafgaand aan de raadscommissie bestuur van 2 december een voorstel waarin de kaders van het werkbudget voor deze veiligheidsregisseurs ter beoordeling aan de raad voor te leggen. Voldoende ondertekend door de SP en de Partij van de Arbeid. Maakt deel uit van de beraadslagingen. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, het coalitieakkoord belooft dat niemand er op achteruit zal gaan, de allerarmsten doen dat nu echter wel. Alle communicerende vaten van de heer Meeuwis lopen leeg en er komt geen nieuw vat wat de behoeften compenseert. Integendeel, de kaalslag van wethouder Meeuwis gaat in de WMO drie dubbel zo hard door. Vraag aan de wethouder: hebben die mensen minder recht op koopkrachtbehoud dan de rijken? Wel zo eerlijk om dat dan ook aan het coalitieakkoord toe te voegen. In Breda tel je alleen maar mee als je bijzonder rijk bent en er een beetje appetijtelijk uit ziet. Ik kan me niet voorstellen dat alle 24 leden van de coalitie dit vinden. Ik stel dan ook een hoofdelijke stemming voor bij de moties over langdurigheidstoeslag die zo meteen nog wel ingediend zullen worden. Is wethouder Meeuwis inmiddels ook uit die rekensom over de langdurigheidstoeslag? Weet hij inmiddels al hoe die groep is opgebouwd en wat voor mensen daar in zitten? Slechts 350 mensen uit die groep hebben een beetje uitzicht op werk, als dat al lukt. Dan blijven er dus 1850 mensen over, - ik zei het net al -, die betalen voor dat gelag. Advies aan de wethouder: verdiep u eens in de mensen achter die getallen. Pak daarna vooral de mensen hard
623 aan die het fout doen. Dan hebt u mijn steun. Als mensen kunnen werken en ze maken er profijt van, profiteren, langharig werkschuw tuig, pak ze aan. Maar dan wel met rugnummers en niet een hele groep stigmatiseren. Dat zou ik eigenlijk aan het hele college mee willen geven: verdiep u eens in het wel en wee van de mensen. Wie vertegenwoordigt u hier in Breda? Uit de inspraak in de commissies en uit significant onderzoek van de SP blijkt regelmatig dat uw beleid totaal niet aansluit bij de werkelijkheid buiten. De koopzondagen discussie als laatste dieptepunt. Ik heb voor de voorzitters van GroenLinks en VVD straks een boekje, Statistiek voor Dummies. Dat krijgt u zo na mijn inbreng. Wat de wethouder betreft, die laat zich informeren door vertegenwoordigers van vertegenwoordigers. De vertegenwoordigden, degenen wiens belangen gediend worden, zijn vaak niet eens op de hoogte van uw vraag, laat staan van uw antwoord dat die zogenaamde vertegenwoordigers u geven namens hen. Een pijnlijke constatering, en ik hoor graag welke les wethouder Meeuwis hieruit leert, zeker gelet op de takendiscussie die volgt. Dan gaan we wel luisteren naar al die creatieve inbrengen, zoals die net werden genoemd. Ik maak me daar toch een beetje zorgen over. DE VOORZITTER: Misschien dat u tot een afronding kunt komen. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik heb nog precies drie vragen aan wethouder Boelema mijnheer. DE VOORZITTER: Heel snel dan. DE HEER VAN LUNTEREN: Pardon? DE VOORZITTER: Nee, de heer van Lunteren. Nog geen ruimte voor vragen van de zijde van het college. Gaat u verder. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik weet niet precies waar u het over heeft maar ik heb het gewoon over alle vertegenwoordigers van vertegenwoordigers. Maar met name de koopzondagen…… DE VOORZITTER: Mijnheer Van Lunteren, gaat u verder. DE HEER VAN LUNTEREN: Dan nog drie vragen aan wethouder Boelema over het Grondbedrijf want daar komt natuurlijk de hele erfenis waar we het vandaag over hebben, vandaan. Onderkent de wethouder dat met de uitgifte van erfpacht de gemeente veel meer grip houdt op de ontwikkelingen van de stad en dat er door het innen van pacht jaarlijks een veel constanter en beter gecontroleerde stroom inkomsten binnen komt? En dat uitgifte in erfpacht eigenlijk een politieke keuze is en dat het misschien op dit ogenblik wel een hele verstandige koers is om zo om te gaan met het grondbedrijf. Bent u bereid om deze optie te bestuderen en de raad hiervoor een voorstel voor te leggen? Ik heb eventueel een motie. Het zou van uw kant een aardige pleister op het lekkende vat van de gemeentebegroting zijn. Tot zover voorzitter. Ik reken op antwoorden op al mijn vragen. DE VOORZITTER: Wie heeft behoefte tot het stellen van een vraag of interruptie? De heer Dijkhoff, VVD. Gaat uw gang. DE HEER DIJKHOFF: Ik ben in eerste instantie wel blij met de inbreng van de heer Van Lunteren omdat het in ieder geval heel erg duidelijk is. Parkeerbeleid moet een inkomstenbron worden, particulier eigendom gaan we via de introductie van erfpacht weer een beetje doorkruisen. En u richt zich zoals vanouds ook weer op verdeling van de koek die er nu is en niet op het kijken hoe we kunnen zorgen dat als we deze op hebben er volgende keer ook nog wat koek over is, om over brood nog maar te zwijgen. Er is veel kritiek op de plannen van het college en de coalitie. Daar windt u ook geen doekjes om. Dat is helder. U zou het allemaal anders willen. U zou ook allemaal bezuinigingen niet willen
624 hebben. Dan rijst natuurlijk wel de vraag, voordat ik kan beginnen met bedenken of dat interessant is om in overweging te nemen, hoe u dat dan wel dekt en betaalt. DE HEER VAN LUNTEREN: Het is allemaal een kwestie van keuze. Waar haal je het geld vandaan? Haal je het bij de groepen die het al slecht hebben of haal je het waar het geld zit? Ik noem de parkeertarieven niet voor niks. Een dubbeltje er bij op zal de kop niet kosten. DE HEER DIJKHOFF: En hoeveel halen we daar mee binnen? DE HEER VAN LUNTEREN: Het gaat onder andere om de parkeertarieven. De OZB, daar zit nog ruim 5 miljoen zoveel in en daar kunnen we ook bij halen. Het is allemaal niet zo moeilijk om de keuzes niet te leggen bij de weerlozen en de zwakkeren van de samenleving maar een beetje meer te verdelen over de rijken, over de mensen die het wel kunnen missen. DE HEER DIJKHOFF: Voordat ik doorvraag voorzitter, want dit is voor mij nog een beetje vaag, komen er straks nog moties en amendementen met die voorstellen uitgewerkt voor die alternatieven, zodat ik me daarin kan verdiepen? DE HEER VAN LUNTEREN: Vast. We hebben daar uiteraard als oppositie goed over nagedacht. Die komen uw kant nog wel op. DE HEER DIJKHOFF: Dan wacht ik met vragen tot ik die gelezen heb. DE VOORZITTER: Akkoord. Anderen nog? De heer De Beer, D66. DE HEER DE BEER: Dank u wel voorzitter. Op enig moment hoor ik de heer Van Lunteren zeggen in zijn betoog dat hij de investeringsideeën van de coalitie voorbij ziet komen in kranten en nieuwsberichten en dan denkt: daar kan ik me wel bij vinden, daar kan ik misschien nog iets mee doen de komende periode. De eerste vraag aan de heer Van Lunteren is: komen er ook ideeën van bezuinigingen die wij produceren als coalitie, waarvan u zegt: prima, daar kan ik me ook in vinden, dat ga ik ook in de gaten houden. Dat is vraag een. En de tweede vraag is de volgende. Ik hoor u eigenlijk een hoop nee verkopen, blokkeren, terwijl er toch een hoop onderwerpen in staan die ook uw achterban moeten interesseren. Het investeren in wijken, het open houden van bibliotheken in wijken. Ik hoor u daar helemaal niet over. Wat is uw alternatief op de totale begroting, vraag ik me dan af. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik krijg 7 minuten spreektijd. Als ik dan eerst moet gaan praten over driekwart van de begroting die wel redelijk is, dan is dat zonde van mijn tijd. Ik wil me juist inzetten voor de mensen die het al slecht hebben. Dus als u dat wilt horen: er staan zeker goede dingen in. Uiteraard de Brede Scholen. Natuurlijk, daar ben ik helemaal voor, hulde. Investeren in breedtesport, hulde. DE HEER DE BEER: En als ik nou zou zeggen voorzitter, go Van Lunteren, go, dan weet ik eigenlijk niet wat ik dan zeg. Waar staat u dan voor? U noemt nu de Brede Scholen maar ik mis een beetje het totaalverhaal op de stad. Want we hebben hier natuurlijk wel een hele stad te besturen. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik beperk me bij mijn inbreng tot de zaken die mij zorgen baren en die beter zouden kunnen in de begroting. Daarvoor staan we hier, denk ik. Dat jubelen en hartstikke goed roepen, doen we dan wel weer een andere keer. Er zijn een aantal dingen die ik in die korte tijd graag wil inbrengen. En zoals ik al zei, ben ik heel blij met de investering in onderwijs, in sport, hartstikke goed. Bij cultuur heb ik nog wel een aantal vraagtekens want ik heb zelfs de directeur van het Chassé theater horen
625 zeggen dat het best wel wat minder kan met zijn subsidies. Dus misschien is daar ook nog wel wat weg te halen mijnheer Dijkhoff. Er zijn natuurlijk altijd goede dingen. DE VOORZITTER: Goed. Zijn er nog vragen? Mevrouw Verkuylen, CDA. MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel voorzitter. Ik sluit me aan bij mijn twee voorgangers dat u een heleboel dingen roept over wat u allemaal niet goed vindt in de begroting en mijn vraag is dan ook: hoe had u het dan anders gewild? En u dient hier een paar moties in waar eigenlijk helemaal geen financiële vertaling aan zit. Dan zou ik van u toch wel graag willen horen hoe u het dan wel zou hebben gewild. En als het dan gaat over dat jaarlijkse extraatje, dat vinden wij absoluut niet asociaal. Wij vinden het asociaal omdat zonder meer over te maken en dan te zeggen: u zoekt het maar uit. Want wij willen het de mensen niet laten uitzoeken. DE HEER VAN LUNTEREN: U wilt de mensen graag aan het loket hebben en er dan nog eens een keer in wrijven dat ze geen werk kunnen krijgen. Dat is ook aardig. Als u werk hebt, is het wat anders maar zolang u geen werk hebt, moet u de mensen niet uitnodigen bij het loket en in ieder geval geen honger laten lijden. Daar gaat het om, dat ze gewoon hun ijskast kunnen kopen. MEVROUW VERKUYLEN: U maakt een ontzettende karikatuur van ons sociale stelsel in Nederland. Dat is op zich goed. En in Breda hebben wij altijd een uitstekend armoedebeleid gehad. DE HEER VAN LUNTEREN: Gehad ja, daar zegt u het precies. En dat willen we in stand houden MEVROUW VERKUYLEN: En als u wilt luisteren, dan is meermalen gezegd dat de 110% is gehandhaafd. Wij houden een fatsoenlijk armoedebeleid. DE HEER VAN LUNTEREN: Precies, maar als uw ijskast kapot gaat, dan is dat pech. Als uw wasmachine kapot gaat, is dat pech. Als u een keer naar de tandarts moet, is dat pech. MEVROUW VERKUYLEN: Volgens mij hebben we daar de bijzondere bijstand voor. DE VOORZITTER: De heer Akinci. DE HEER AKINCI: Voorzitter, terwijl ik hier even moet vragen om twee koppen koffie, toch even een vraag aan de heer Van Lunteren. U heeft het over die 350 mensen die uitzicht hebben op werk en de rest schrijft u af. DE HEER VAN LUNTEREN: Misschien uitzicht hebben op werk. DE HEER AKINCI: Die uitzicht hebben op werk, dat waren uw letterlijke woorden. Wat mij tegenvalt is dat u niet kijkt naar het totale aantal mensen met een arbeidsplicht. U zegt, er zijn een aantal mensen die hebben uitzicht op werk en de rest schrijf ik af. Terwijl uw partij het volgens mij met ons eens zou moeten zijn over dat verbeteren van de sociaal economische positie en de kansen van mensen en dan zou u toch juist met mij moeten strijden voor het verbeteren van de kansen en het verbeteren van het uitzicht en het verbeteren van het perspectief van die andere kleine 1600 mensen. En daar hoor ik u niet over en dat vind ik een beetje een tekortkoming in uw verhaal. Waarom legt u daar ook niet wat meer de focus op, op kansen op mogelijkheden, wat kunnen we voor die mensen betekenen op het gebied van onderwijs met banen ook voor laaggeschoolden. Want dat vind ik een goed verhaal. DE HEER VAN LUNTEREN: En dat is ook ons verhaal. Iedereen die kan werken, moet werken.
626
DE HEER AKINCI: Daar hoor ik het u niet over hebben. DE HEER VAN LUNTEREN: Maar dat zijn wel twee kanten van een verhaal. Je hebt levensonderhoud en je hebt een toekomstperspectief. En als je geen toekomstperspectief kan bieden, moet je toch op zijn minst zorgen voor levensonderhoud. En die stap vergeet uw coalitie nogal eens. Als mensen geen snel uitzicht hebben op een baan, dan moet je ze wel in leven houden om maar even te chargeren. DE HEER AKINCI: Maar dan toch, - want daar legt u dan misschien een essentieel verschil van visie bloot -, zou het dan niet zo moeten zijn, en dat leg ik dan maar bij u neer als vraag, dat je eerst gaat kijken wat je kan doen om het perspectief van mensen te verbeteren, om mensen zo snel mogelijk een trap op die ladder krijgen, om mensen te helpen aan een baan en aan economische zelfstandigheid. En pas als dat niet lukt, ga je kijken naar het verbeteren van de inkomenspositie. En u draait het om. U zegt: iedereen heeft recht op een uitkering en als je toevallig werk hebt, hoeft dat niet. Dat vind ik een essentieel verschil van visie, wat me enigszins van u teleurstelt, moet ik zeggen. DE VOORZITTER: Een slotreactie van de heer Van Lunteren. En dan is de termijn voorbij. Mijnheer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik zou de piramide van Maslow nog eens moeten bestuderen maar het gaat er ook om wanneer je geen perspectief hebt op de toekomst. Natuurlijk moeten we die mensen alle hulp bieden. Ik ben ook bij de BSW geweest. Ik ben ook bij Kapabel geweest. Het perspectief is niet zo groot voor die groep. Die kan misschien drie maanden ergens werken voor een hongerloontje met subsidie van de overheid en dan staat die groep weer helemaal terug bij af vooraan. Ik weet niet of u die geluiden ook wel eens hoort maar die hoor ik wel. DE HEER AKINCI: Ik constateer voorzitter,… DE VOORZITTER: Nee, de termijn is afgerond. Ik dank de heer Van Lunteren. Het woord is aan de heer Van Yperen, fractievoorzitter Breda‟97. DE HEER VAN YPEREN: Mijnheer de voorzitter, bij deze begroting is beheersing van de financiën een van de hoofddoelen van het totaal. Bezuinigen klinkt als leidraad door alles heen. We moeten ook bezuinigen; daar is geen twijfel over. Zo staan de zaken er vandaag voor. En we weten nog lang niet wat ons te wachten staat. Welke bezuinigingen komen daar nog eens boven op; wat krijgen we nog over ons heen? Maar in wezen moeten we aan de slag. Het is net als bij de rijksoverheid: hoe kiezen we de manier om de miljoenenbezuiniging aan te gaan pakken? De keuze is om er of meteen de tanden scherp in te zetten of meer tijd te gebruiken met de hoop dat de economie er morgen beter voor staat dan vandaag. Breda‟97 kiest voor het aanpakken op basis van de korte termijn en niet voor het rekenen op een betere toekomst. Dat vinden we inderdaad wat gevaarlijker dan de andere methode. Maar voor Breda‟97 geldt wel als strikte voorwaarde dat die groepen die het in de samenleving van vandaag al moeilijk genoeg hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen, er zo min mogelijk van mogen werken. Als we gaan kijken naar het beeld van deze groepen in de maatschappij, dan weten we precies wie vandaag die kwetsbare groepen zijn en wie er toe behoren. We weten ook precies wat nodig is om een normaal leven te kunnen leiden. Daarbij hoort ook het zoeken naar een baan. We weten precies wat dat oplevert vandaag de dag. Breda‟97 ondersteunt het besluit van het continueren van de uitkeringen op 110%. Prima. Dat uit de bezuinigingsronde houden, daarmee precies houden zoals het was, is een goede zaak. Daar staat scherp tegenover dat nu op vele andere fronten wel wordt ingegrepen. Kwetsbare groepen worden niet ontzien onder het mom van efficiency, onder het mom van menselijke aanpak en onder het mom van we zorgen wel voor een baan voor u. En dan heb ik het over een aantal zaken die vanavond al vaak naar voren zijn gekomen. Dan praten we over de langdurigheidstoeslag, over de veranderingen in de Breda Pas, over de collectieve ziektekostenverzekering. Maar we moeten keuzes maken op dit gebied. Breda‟97 kiest primair voor de steun aan deze groepen. We moeten primair stellen wat we daaraan kunnen doen. Dat is alleen
627 belangrijk, niet alleen voor die mensen maar ook voor de stad. We moeten trots zijn op het feit als we het kunnen dat we het ook moeten doen. Daar moeten we van uit gaan. Zo is ook belangrijk de steun aan gehandicapten en aan ouderen die verzorging nodig hebben. Dat betekent dus dat onder andere veranderingen worden voorgesteld in de WMO, zonder eigenlijk in overleg te gaan met dezelfde groep. Is het college bereid met deze groepen te overleggen voordat de voorgestelde veranderingen definitief worden doorgevoerd? U bent degene die bij voortduring roept dat u transparant bent en de burger een plaats geeft bij de besluitvorming. In het collegeprogramma van @Breda geeft u heel duidelijk aan dat u een plaats gereserveerd heeft om de groepen zelf aan het woord te laten en om zelf te komen met de mogelijkheden. U gaat uw maatregelen treffen, u praat niet met die groepen. Waar is die maat van die belofte? Technocratisch is iets anders dan transparant. Als men goed gesitueerd is, waar merkt men dan de bezuinigingen in Breda aan? Is er iets waarvan zij kunnen zeggen: hier helpen wij Breda ook met de touwtjes aan elkaar te knopen. Dat zeggen ze niet van de vermindering van onderhoud van wegen en plantsoenen. Daar hoeft u niet op te rekenen. Waar kunnen ze nu van zeggen: wij dragen ook ons steentje bij om problemen van vandaag voor een goed deel op te lossen. Het is niet leuk mijnheer de voorzitter, maar de onroerend zaakbelasting verhogen tot het wettelijke maximum is een oplossing, waarbij de mogelijkheid blijft bestaan voor kwijtschelding voor degenen die woningen in eigendom hebben maar wel tot de groep behoren van het financieel minimum. Dat levert ons 5,7 miljoen op. Een bijkomend voordeel is dat het naar twee kanten werkt. Het geeft ook een verhoging van de rijksmiddelen die Breda dan kan verwachten. Ook het heffen van toeristenbelasting geeft de mogelijkheid die nog nooit gebruikt is in wezen tot verhogen van het inkomen. Breda‟97 vindt ook dat een aantal afspraken, die al op de rit zijn gezet door de vorige raad en zijn uitgewerkt door het college, moeten doorgaan. Natuurlijk, als voorbeeld kan dienen de renovatie en de vernieuwing van het Sprint sportpark. Prima, het vorige college heeft dat allemaal van te voren op papier gezet. En nog steeds geldt inderdaad de teruggave van de belastingen. Het amendement geeft nog eens aan dat het ook serieus is voor de hele raad. Wat dat betreft, staan wij daar volledig achter. Maar ook de beloften die aan de burgers zijn gedaan en waar de raad unaniem en duidelijk over was, moeten we niet terug draaien. En dan praat ik hier over inderdaad het terugdraaien van het Ingenhouszplein en de Haagweg. We kunnen dat gewoon niet langer aanzien. We kunnen dat uitstel op een gegeven moment niet langer toestaan. Over het Dr. Jan Ingenhouszplein is al zo vaak gesproken en is al zoveel beloofd. Daar is al zoveel aan gerekend en er zijn zulke duidelijke plannen van. Er is zoveel aan getekend. En daar komt nog bij dat de Rooi Pannen, ROC, nu een extra punt geeft aan de mogelijkheid van het ontwikkelen van het monument en wat daarbij komt. Dat betekent dus dat we dit met alle geweld op moeten pakken, hoe dan ook. De belofte alleen maakt het al waar dat we dit doen. We weten genoeg, we kunnen het morgen op papier gaan bekijken op het stadskantoor hoe we het zouden moeten doen. We zullen ook, samen met de Partij van de Arbeid en andere fracties, daar een motie over indienen. We begrijpen niet helemaal waarom in @Breda, maar ook in deze begroting de post cultuur zo goed als buiten schot blijft. Er zijn een aantal punten binnen de begroting die we graag ter discussie zouden willen stellen. Moeten we nou doorgaan met het FilmFestival? Het barst van de Filmfestivals in ons landje. Ook al had het een positief effect. En natuurlijk hebben we graag een gemeentelijk Bredaas museum en is het beeld van wat we voor ogen hadden nou het beeld van het museum dat we wilden? Is het museum zichtbaar? Is het voor de gemiddelde toerist wel te vinden? Wat gaat het gebouw ons kosten door de noodzakelijke opknapbeurt? Vergist u zich niet, ik zou graag een Bredaas museum hebben, maar dan van kwaliteit met mogelijkheden. Zoals zijn bijvoorbeelden alle investeringen erfgoed vandaag de dag nu wel op zijn plaats, gezien onze bezuinigingsopdracht? Kan dat niet wachten? We zouden graag ook de begroting van het onderdeel cultuur taakstellend willen bediscussiëren. Nu weten we nog te weinig om dat op te pakken, we weten te weinig om daar kritiek op te geven, te weinig om aan te geven wat wel en niet moet. Maar het zou dus wel degelijk in de volgende commissievergaderingen kunnen. DE VOORZITTER: De tijd zonder interrupties is voorbij. Ik vind dat ik dat toch moet opmerken. U weet dat vragen en interrupties vanaf nu gesteld kunnen worden. Gaat u verder. DE HEER AKINCI: Voorzitter als u mij toestaat, wil ik er bijna meteen op reageren want u heeft het nou over het onderwerp cultuur. Ik hoor u praten over het Filmfestival schrappen, ook al heeft het een toegevoegde waarde voor de stad. Inzake het Bredaass museum overigens, ben ik het met u eens dat daar kan nog wel een kwaliteitsverbetering dient te komen en de erfgoedinvesteringen moeten we maar uitstellen. En vervolgens zegt u te weinig te weten om een keuze te maken. Ik constateer dat uw fractie toch ook afgelopen week aanwezig is geweest bij een bijeenkomst waarbij te uit en te na alle cijfers en achterliggende cijfers van cultuur zijn meegerekend. Dus waar ik eigenlijk even
628 naar toe wil, is op basis van welke afweging u toch die eerste keuzes al heeft gemaakt. Want het is kennelijk voor u al wel duidelijk dat er geschrapt moet worden. DE HEER VUIJK: Voorzitter, mag ik even reageren op mijnheer Akinci. Er was volgens mij een besloten vergadering en het is volgens mij niet opportuun om daar nog even buiten te klappen. Dus ik vind dat vanavond hier eigenlijk niet aan de orde. Sorry dat ik het zeg. DE HEER VAN YPEREN: U beschikt blijkbaar over al die gegevens. Ik krijg die graag van u. Dan kunnen we in ieder geval kijken, terecht kijken, en precies kijken waar dan op een gegeven moment de mogelijkheden zitten, om ook daar te kijken wat we kunnen bezuinigen. DE HEER AKINCI: Ik vind dat toch een beetje onvoldoende. We stellen nu een begroting vast. Nu is het moment om in tussenposten en binnenposten keuzes te maken. Dan komt u met het verwijt: ik weet in de openbaarheid niet hoe de getallen in elkaar zitten…. DE HEER VAN YPEREN: U weet nog lang niet alles van de begroting van in wezen cultuur. Het is een grove opsomming. We zijn blij met een heleboel dingen binnen cultuur. We zijn geen cultuurbarbaren. Maar we willen graag kijken waar we de accenten kunnen leggen. En tot nu toe is dat praktisch onzichtbaar. DE VOORZITTER: De heer Lips. DE HEER AKINCI: Ik constateer toch….. DE VOORZITTER: Nee, de heer Lips. DE HEER LIPS: Dank u wel voorzitter. DE VOORZITTER: We hebben afgesproken om te beginnen via de voorzitter. Ik herhaal dat nog een keer. Het is uw wens geweest en ik vind het ook een terechte wens. Ik vind het ook passen in de norm. En het woord is nu aan mijnheer Lips. DE HEER LIPS: Ja voorzitter, ik ben toch eigenlijk wel verbaasd dat u zo wilt bezuinigen op cultuur. Als bedrijven zich vestigen in Breda … DE HEER VAN YPEREN: Wie zegt dat eigenlijk? DE HEER LIPS: Dat zegt u. DE HEER VAN YPEREN: Nee, ik wil een goed overzicht hebben wat daar wel en niet wordt besteed aan wat. En dan kunnen we altijd zeggen, kijk hier op een gegeven moment zijn een aantal zaken die de moeite waard zijn… DE HEER LIPS: U heeft het op een bepaald moment over het Bredaas Museum… DE HEER VAN YPEREN: Dat kost alleen meer geld als je dat op wil knappen. DE HEER LIPS: Maar goed, maar als bedrijven zich hier vestigen, dan vinden ze dat heel belangrijk. Cultuur is heel belangrijk en telt mee of een bedrijf zich hier vestigt of niet.
629
DE HEER VAN YPEREN: Absoluut. DE HEER LIPS: Dus dat bent u wel met me eens? DE HEER VAN YPEREN: Absoluut. DE HEER LIPS: Dus u vindt eigenlijk niet dat we op cultuur moeten bezuinigen maar u vindt dat we het wel goed onder de loep moeten nemen? DE HEER VAN YPEREN: Nou begrijpt u me absoluut niet. Ik heb het volgens mij hartstikke duidelijk gezegd dat we het totale plaatje willen hebben, dat we goed willen kijken waar mogelijkheden zitten, waar de accenten zitten. En dat betekent dus alleen dat we op een gegeven moment dan pas goed kunnen aangeven waar je eventueel kunt bezuinigen zonder….. DE HEER LIPS: U bent voor mij nu een stuk duidelijker. DE HEER VAN YPEREN: Ik ben blij toe. DE VOORZITTER: Anderen nog behoefte aan een vraag? De heer Dijkhoff en daarna de heer De Beer. DE HEER DIJKHOFF: Dank u wel voorzitter. Ik wil de heer Van Yperen in ieder geval complimenteren met zijn originaliteit. De meeste lokale partijen vechten juist voor alles wat Bredaas is en laten de rest weg. Daar heeft de heer Van Yperen minder de neiging toe. Vervolgens hoor ik een hele hoop kritiek op allerlei culturele zaken en vervolgens de zinsnede: maar ik weet er te weinig van om er kritiek op te hebben. Daarin kan ik het met een deel eens zijn, want voordat we dat soort grote beslissingen gaan nemen om ook de indruk te wekken in de beeldvorming dat dat weg is, moet je daar gedegen over nadenken. Ik hoop dat de heer van Yperen zo dadelijk kan beamen het met me eens te zijn. Maar een andere prangende vraag voorzitter… DE HEER VAN YPEREN: Precies wat ik al zeg. U herhaalt mijn woorden. DE HEER DIJKHOFF: Fijn, dat is het dus goed begrepen heb. Dank u wel. Voorzitter, de heer Van Yperen wil ook graag ander beleid en dat respecteer ik natuurlijk. Hij had ook een alternatieve bron voor de dekking. Dat is de OZB. Dan vraag ik graag of de heer Van Yperen kan uitleggen waarom mensen in een bescheiden koopwoning veel meer moeten bijdragen dan mensen in bijvoorbeeld een dure huurwoning. Je kunt natuurlijk allerlei parallellen trekken maar u weet dat de OZB niks te maken heeft met hoeveel geld iemand heeft maar met het feit of iemand toevallig een woning heeft gekocht dan wel gehuurd. DE HEER VAN YPEREN: Dat kan ik u eenvoudig uitleggen. De onroerend zaak belasting wordt geheven op de kwaliteit en op het bezit van de woning. Dat betekent dat als je een kleine woning hebt, die laag is en hoog als je een hele dure woning hebt. Dat is een ding. Dat wordt geschat en die schatting bepaalt op een gegeven moment de hoogte van het bedrag. DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter, de heer Van Yperen weet toch dat de huurwoningen hier buiten vallen? DE HEER VAN YPEREN: De huurwoningen vallen er buiten maar dacht u nu echt dat die er buiten vielen? Nee, niet helemaal want wat daar op een gegeven moment wordt betaald aan onroerend zaak belasting,
630 wordt bij de huur wel degelijk berekend. Alleen voor die woningen van mensen die inderdaad tot het financieel minimum behoren, hebben we al jaren kwijtschelding. En die is behoorlijk in Breda. En daar zijn we trots op. Net zo goed als we trots zij tot nu toe op het sociaal beleid. En dat hoort er ook bij. Wilt u nog meer weten? DE HEER DIJKHOFF: Ik zal niet happen voorzitter maar ik wil wel graag constateren dat ik heel benieuwd ben hoe de heer Van Yperen dan gaat reageren als er huurverhogingen zouden zijn want dat suggereert u nu buiten de regels om. DE HEER VAN YPEREN: Heel aardig dat u het vraagt. Huurverhogingen worden namelijk landelijk vastgesteld. DE HEER DIJKHOFF: Waardoor de OZB dus niet doorgerekend kan worden. DE HEER VAN YPEREN: En dat betekent dus dat ze, wat dat betreft, gedeeltelijk er buiten vallen. Als je dus nu deze belasting zou invoeren, heeft dat op dit moment niets te maken met de huren. En dat is een kracht. Want dan is het de eerste keer dat u mensen met een behoorlijk inkomen inderdaad mee laat doen aan het oplossen van het probleem van Breda. DE VOORZITTER: De heer De Beer. DE HEER DE BEER: Dank u wel voorzitter. Het heeft ook wel te maken met wat de heer Dijkhoff net opmerkte. Allereerst compliment vanuit D66 dat u met alternatieve bezuinigingen komt. Dat is in ieder geval heel sterk van u. Maar daar wil ik u tegelijkertijd ook op bevragen. Ik woon zelf in Princenhage in een jaren 70 wijk. Daar staan duizenden woningen met vergelijkbare gezinnen met, zeg maar, een modaal inkomen, met kinderen, gezinnen, sportlidmaatschap, krant, hogere energierekening, belasting. En u zegt: al die gezinnen, die ook in Bavel en Ulvenhout wonen, die willen we volledig de maximale OZB verhoging op gaan leggen. En om dat te pareren hoor ik u net zeggen: ja maar goed, als we dan allemaal in de penarie zakken, hebben we in ieder geval nog het vangnet van het armoedebeleid. Is dat nou werkelijk wat Breda‟97 wil? DE HEER VAN YPEREN: Ho ho, mijnheer De Beer. Wat zeg ik? U betaalt nu onroerend zaak belasting. Maar we heffen niet datgene wat eigenlijk mag. Dat scheelt een stukje. En dat kleine stukje wat er boven op komt bij iedereen, ook in Princenhage, ook bij die modale gezinnen, dat kleine stukje verhoging brengt mee dat we van het rijk ook een portie meer krijgen. Want het rijk zegt: als je dat niet heft, die maximale mogelijkheid, dan hoef je ook niet op extra geld van ons te rekenen. Dus het werkt van twee kanten. DE HEER DE BEER: Maar voorzitter, even een volgende vraag. DE VOORZITTER: Laatste vraag. En dan gaan we naar een afronding, gezien de tijd. DE HEER DE BEER: Kijk we zitten natuurlijk, - daar kunt u uw ogen niet voor sluiten -, toch in een speciale tijd. Afgelopen jaren zijn er toch nog veel mensen die door verlies van hun baan inkomensverlies hebben gehad. Armoede in deze raad gaat blijkbaar maar over 2% van Breda. Maar armoede is veel breder. Het gaat ook over inkomensdalingen van mensen die net onder een modaal inkomen zitten maar wel de verplichting van een koophuis zijn aangegaan…. DE HEER VAN YPEREN: Dat moet u nou eens in uw oren knopen en eens kijken naar de moties die vandaag komen. Want dat heeft u nou net nodig wat u nu zegt. Dat is treffend iets van D66. Dus we rekenen op een positieve bijdrage aan al die moties, wanneer we het hebben over al die moeilijke zaken die we op een gegeven moment willen aanpakken. Dan zijn we dolgelukkig. DE VOORZITTER:
631 Ik stel voor tot een afronding te komen. Dank aan de heer Van Yperen. Het woord is aan de fractievoorzitter van Trots op Nederland, de heer De Jong. DE HEER DE JONG: Dank u voorzitter. We zitten al een tijdje in economisch zwaar weer. Daar zegt ik niks nieuws mee en het deed me ook denken aan een gebeurtenis vlak na de gemeenteraadsverkiezingen, toen ik werd uitgenodigd door mevrouw Huijbregts. Ik heb haar toen gezegd: er moet misschien wel zoveel bezuinigd worden dat het over twee raadsperioden uitgesmeerd moet worden. In het afgelopen half jaar werden we als raad en commissieleden meerdere malen onaangenaam verrast door forse financiële tegenvallers. Met de financiële tegenvallers nog vers in het geheugen, dacht ik bij het lezen van de begroting weer terug aan mijn advies van destijds. Is de bezuinigingsopdracht niet groter dan een raadsperiode lang is? Het moge duidelijk zijn dat het college en de coalitiepartijen een andere koers varen en er naar streven het gemeentelijke huishoudboekje weer zo snel mogelijk op orde te hebben. Inmiddels zijn we verder bijgepraat door wethouder Arbouw, het Grondbedrijf en de accountant over de financiële risico‟s die we nog lopen. En eerlijk gezegd dacht ik wel eens: waar gaat dit eindigen. Hoe dan ook, het bracht mij wel tot het voortschrijdend inzicht dat het uitsmeren van de bezuinigingen over twee raadsperioden eigenlijk geen reële optie is. Hoewel wij deze begroting dan ook voor het grootste gedeelte onderschrijven en tevreden zijn over het feit dat er geen verhoging van de lastendruk zal plaats vinden, hebben we ook een aantal punten van zorg en bedenkingen. Op een aantal gebieden hebben we tevens een aantal gemiste kansen gesignaleerd. Ik zal beginnen met de bedenkingen en de punten die onze zorg hebben. Dat betreft het project Via Breda, de staat van ons rioolstelsel, het onderhoud van onze wegen, de bezuiniging op de arbeidsparticipatie en het niet vervangen van vernield straatmeubilair. Om bij het eerste punt te beginnen, het project Via Breda, dat een van de visitekaartjes van Breda moet worden. Dit is een groot project met tal van risico‟s en problemen, waarbij we ook nog eens mede afhankelijk zijn van partners die van mening kunnen veranderen en ons met vertragingen en verliezen kunnen opzadelen. Van ons Grondbedrijf hebben we vernomen dat iedere maand vertraging de gemeente € 200.000,-- kost. Hier en bij andere grote projecten liggen dus grote financiële risico‟s op de loer en moet er naar ons idee zwaarder ingezet worden op risicomanagement. Een ander punt van zorg is de staat van ons rioolstelsel. Ook hier lopen we grote financiële risico‟s. Hoe is het eigenlijk gesteld met ons riool? Wie het weet, mag het zeggen. De eerste tegenvaller hebben we ook hier al weer te pakken. Het historisch riool aan de Vlaszak is er door het verkeer dat er over heen rijdt, slechter aan toe dan werd verwacht. Wij vrezen dat er, net als in de rest van Nederland, nog meer tegenvallers zullen volgen, die niet gedekt kunnen worden door een paar bezuinigingen op de afvalservice. Het kiezen van een ambitieniveau aan de onderkant van het midden, zoals de wethouder het verwoordde, dat neer komt op reactief handelen naar aanleiding van calamiteiten, vinden wij onverstandig en zou wel eens tot veel meer kosten kunnen leiden. Wij pleiten dan ook voor een grotere financiële reserve ten laste van het vrije investeringsvermogen dan wel door het trager opbouwen van het weerstandsvermogen van het Grondbedrijf naar 55 miljoen in 2015. Wethouder Bergkamp heeft in de vergadering van de commissie Bestuur van 14 oktober 2010 gezegd dat hij liever een bedrag van 30 miljoen zou hebben genoemd in plaats van 55 miljoen met de toevoeging dat het eventueel meer zou kunnen worden. Hier zit nogal wat licht tussen volgens mij. Zit hier geen extra financiële ruimte? Het onderhoud van onze wegen. In verband met de kosten van strooizout en de staat van de wegen heeft de wethouder de hoop uitgesproken dat we niet zo‟n strenge winter krijgen als de afgelopen winter. Die hoop vinden wij een te wankele basis, temeer daar je het klimaat niet in de hand hebt maar als gemeente wel aansprakelijk gesteld kunt worden voor schade die ontstaan is als gevolg van achterstallig onderhoud. Wij hadden dan ook liever gezien dat er meer geld voor het onderhoud van de wegen was uitgetrokken of dat er een alternatieve vorm van financiering, bijvoorbeeld in de vorm van sponsoring door het bedrijfsleven voor gevonden zou zijn. De bezuinigingen op de arbeidsparticipatie. De re-integratie van de uitkeringsgerechtigden kan juist veel kansen kan bieden, indien de re-integratie zoveel mogelijk door de eigen ambtenaren wordt uitgevoerd en vraag en aanbod beter op elkaar wordt afgestemd. Wij verwachten dan ook dat de beoogde bezuiniging niet ten koste van de re-integratie zelf gaat maar opgevangen kan worden door efficiëntere bedrijfsvoering. Tot op heden missen wij echter concrete plannen van het college. Het niet vervangen van vernield straatmeubilair. Wij vrezen dat dat gaat leiden tot verloedering van de stad en juist meer vandalisme uitlokt, temeer daar er € 600.000,-- bezuinigd gaat worden op het stadstoezicht.
632 Gemiste kansen. Daar hebben we er ook een aantal van gesignaleerd. Dat betreft de Europese subsidies, de revitalisering van bedrijventerreinen, het hergebruiken van braakliggende en afgewaardeerde gronden en eventuele andere vormen om de inkomsten te vergroten. Voor wat betreft de Europese subsidies, missen wij een overzicht van subsidies die we binnen willen gaan halen. Waarom wordt niet bij ieder traject of taakveld aangegeven of er subsidiemogelijkheden zijn en welke we binnen willen halen? Kortom, het ambitieniveau kan hier best wat hoger. Ontwikkeling en revitalisering van bedrijventerreinen, waarvoor nog steeds meer vraag is dan we financieel aan kunnen. Wij vragen ons dan ook af of hier geen andere financiering zoals publiekprivate constructies of provinciale subsidies mogelijk zijn, zodat die bedrijven en dus ook de werkgelegenheid, alsnog binnen gehaald kunnen worden. DE VOORZITTER: Even voor de orde: er is nu ruimte voor het stellen van vragen want de 7 minuten zijn gepasseerd. Gaat u verder. DE HEER DE JONG: Hergebruik van braakliggende en afgewaardeerde gronden en eventuele andere vormen om de inkomsten te vergroten. Tot op heden missen wij vervangende plannen voor braakliggende en afgewaardeerde terreinen. Hier zouden activiteiten ontwikkeld kunnen worden die gelden opleveren, bijvoorbeeld het vestigen van een stadscamping op het voormalige CSM terrein. Wellicht zou het college een task force in het leven kunnen roepen die dergelijke plannen gaat ontwikkelen. Tot slot hebben we besloten een aantal amendementen en een aantal moties van de gezamenlijke oppositiepartijen mede te ondertekenen. Waarom? Omdat we dit waardevolle wijzigingen en aanvullingen op de begroting vonden die we ondanks onze bedenkingen voor het overige wel steunen. Dank u. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. Zijn er vragen in de richting van de heer De Jong? De heer Akinci. Gaat uw gang. DE HEER AKINCI: Voorzitter, allereerst dank voor het gesprokene. U heeft volgens mij in de punten die u noemde en de zorgen die u noemde precies aangegeven waar nu de moeilijkheid zit in de komende tijd. Want er moeten op een heleboel fronten pijnlijke keuzes gemaakt worden en afhankelijk van de politieke kleur kan je dus op een heleboel terreinen zeggen: dit had meer gemoeten. U had het ook over gemiste kansen en ik wil eigenlijk op een gemiste kans ingaan die u niet genoemd heeft maar waar Trots op Nederland, althans de Brabantse Partij van Trots op Nederland, de afgelopen week wel de publiciteit mee heeft gezocht namenlijk de gemiste kans dat u de ambitie van Brabantstad als culturele hoofdstad 2018 niet wilt ondersteunen. U zegt dat dat geen zin heeft en verkwisting van geld is. Ik bespeurde eerder bij u en uw fractie eigenlijk best wel wat enthousiasme voor dat project omdat ik dacht te bespeuren dat u ook ziet wat op toeristisch gebied, op economisch gebied en op DNA gebied, zoals de heer De Beer het zou zeggen, precies de potentie is van dat traject naar culturele hoofdstad toe. Dus eigenlijk wil ik aan u vragen: vindt u nu intrinsiek vanuit u zelf nu ook dat het allemaal onzin is of vindt u het eigenlijk toch wel een goede en gezonde ambitie die kan bijdragen aan de kracht van Breda en de kracht van de regio? DE HEER DE JONG: Ja, dat persbericht hebben wij inderdaad de wereld in geslingerd, om het zo maar even te zeggen, naar aanleiding van overleg met de andere Brabantse fracties en ons hoofdkantoor en wij hebben ons daar aan geconformeerd. DE HEER AKINCI: Een aanvullende vraag voorzitter, in dat geval. Want dat schept dan weer wat ruimte volgens mij om te gaan kijken of we toch daar niet samen de schouders onder gaan zetten. Stel dat, - en ik snap uw politieke commitment -, een meerderheid van de raad alsnog op een bepaald moment zegt: ja wij gaan vol voor die ambitie. Hebben wij u dan, als die beslissing eenmaal genomen is, helemaal binnenboord om daar gezamenlijk de schouders onder te zetten? DE HEER DE JONG: Nou, dan heeft verder verzet weinig zin, lijkt me. DE HEER AKINCI:
633 Kijk, dat vind ik nou een mooi verhaal. Dank u wel mijnheer De Jong. DE HEER VUIJK: Voorzitter, mag ik daarover nog een vraag stellen aan de heer De Jong? DE VOORZITTER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: Om nog even terug te komen op Brabantstad culturele hoofdstad. Ja we zijn samen op reis geweest en in het persbericht las ik volgens mij toch duidelijk de mening van Trots op Nederland Tilburg en zonder het plan al meteen af te willen schieten, zou ik zeggen: ik zit eigenlijk gewoon op een inhoudelijke discussie te wachten hier in de gemeenteraad en dan moeten we daarbij ook betrekken wat het commitment is met de andere 5 steden. Ik proef bij u al echt het afschieten door zeg maar de meningvorming van andere steden. Herkent u dat? DE HEER DE JONG: Ik ben niet mee geweest met die reis. Maar ik heb het u al eerder horen zeggen dat u commitment bij andere Brabantse steden miste en wellicht zou in dat verband toch eens wat meer duidelijkheid moeten komen. DE HEER VUIJK: Vindt u dan niet dat eerst wij daarover een inhoudelijke discussie moeten voeren alvorens ons standpunt te bepalen? DE HEER DE JONG: Dat zou inderdaad wel wenselijk zijn, alleen staat er niet zo gek veel over Brabantstad in deze begroting en daar hebben we het vanavond over. DE VOORZITTER: Goed. Anderen nog? Dan de heer Scheltens en daarna de heer Vos. Mijnheer Scheltens. DE HEER SCHELTENS: Ik zat net naar de voorletters van de heer De Jong te kijken. Die heet A.E.G. Ik zou in dit verband willen zeggen: AEG laat ons niet in de steek. DE VOORZITTER: Dan de heer Vos. DE HEER VOS: Ja voorzitter, ik had nog een laatste vraag. Ook voor u is het zeg maar de eerste begrotingsraad. Trots op Nederland deed mee aan de verkiezingen om ook hier het stadhuis een beetje op te schudden, om het zo maar eens te zeggen in mijn eigen woorden. En nu ligt de eerste begroting voor van de nieuwe coalitie. Ik hoor u een aantal kritische noten geven. Ik hoor ook een aantal positieve dingen. En ik vroeg mij eigenlijk af of u, met uw ambitie om hier de boel een beetje op te schudden, dit nou eigenlijk een goede begroting vindt of een begroting zoals de Partij van de Arbeid of de SP dat omschreven? MEVROUW HAAGH: Burgemeester, ik hoop daar in mijn eigen termijn zelf nog iets over te zeggen straks. Dat zou ik heel fijn vinden. DE HEER DE JONG: Ik vind dat deze begroting recht doet aan de economische omstandigheden op dit moment en daar zullen we rekening mee moeten houden. DE VOORZITTER: Wilt u reageren op de AEG opmerking? DE HEER DE JONG: Ik zal het in gedachten houden mijnheer Scheltens.
634 DE VOORZITTER: Volgens mijnheer Vos was dit de laatste vraag. Ik weet het niet zeker. Nog anderen? Anders stel ik voor dat we de heer De Jong hartelijk dank zeggen en geef ik het woord aan Leefbaar Breda, de heer Stubenitsky. DE HEER STUBENITSKY: Dank u wel voorzitter. Terugkijkend op de afgelopen 7 maanden, word ik niet echt vrolijk. De houding van deze vier rechtse coalitiepartijen en het rechtse college ten aanzien van de bewoners van Breda doet mij, - en van huis uit ben ik toch eigenlijk rechts -, toch steeds meer waardering krijgen voor links. Het meest verbaas ik mij toch over de houding van het CDA dat tot 2006 een trotse partij was die het in Breda voor het zeggen had, van 2006 tot 2010 aan het linkerhandje van de Partij van de Arbeid liep, en nu trouw het rechterhandje van de VVD vast houdt. Maar wijsheid komt met de jaren, daar wees Ger Posthuma mij reeds meerdere malen op. Maar hoe dan nu verder? Want er zal toch flink bezuinigd moeten worden. En dat mag niet ten koste gaan van de mensen van ons mooie stad die wat minder mee geprofiteerd hebben van onze welvaart en onze technische vooruitgang. Maar om aan die mensen tegemoet te komen zonder dat het voor de gemeente geld kost, dien ik in de tweede termijn een motie in met betrekking tot gelijke behandeling van al onze bewoners ten aanzien van betalen voor gemeentelijke producten. De heer Akinci begon zijn betoog met autorijles. Ik heb mijn rijbewijs al 45 jaar en begin bij het parkeren en ik eindig in 2018. En dat allemaal binnen 7 minuten. DE HEER AKINCI: Dat is lang parkeren. DE HEER STUBENITSKY: Dit zijn de eerste 7 minuten. U mag nog niks zeggen, mijnheer Akinci. Tijdens de verkiezingen, slaakte de VVD de kreet: winkels dicht, parkeermeters dicht. En ja, als je dan de verkiezingen wint, moet je die belofte waar maken, misschien wel tegen wil en dank, net als de stadsmariniers. En moet je aan een maatregel die een jaar of drie geleden pas is ingevoerd, gaan sleutelen. Waarom was dat parkeren tot 22.00 uur ook al weer ingevoerd, behalve om meer geld binnen te krijgen? Er waren bewoners, eigenlijk alleen in de Adriaan van Bergenstraat, die in het weekend als zij ‟s avonds thuis kwamen hun auto niet meer op de vergunningplaats kwijt konden omdat er dan stappers stonden. Nu worden in een paar ver weg straatjes de parkeermeters gesloten. Ja, een kinderhand is gauw gevuld. Maar dan de neveneffecten. Het zou € 120.000,- kosten. En dat moet toch ergens vandaan gehaald worden. Dus hier en daar wat kleine verhogingen van de tarieven en het is opgelost. Maar niet alleen de bewoners van de binnenstad zijn de dupe van het betaald parkeren tot 22.00 uur. Want zou het teruglopend aantal bezoekers van het Chassé theater ook geen verband houden met het betaald parkeren ‟s avonds op het Chasséveld? En dan toezicht op afstand in de parkeergarages. Zou een verschrikkelijke niet te blussen brand in een parkeergarage vorige week in Haarlem misschien voorkomen hebben kunnen worden, als er een toezichthouder aanwezig was geweest die bovendien wist waar een brandblusser hing? En hoe zit het met het veiligheidsgevoel voor oudere mensen en vrouwen? Hoe lang doet die ene toezichthouder erover om van de Baronesgarage naar de Pathé Breda garage te komen als hij op zijn monitor heeft gezien dat er iemand lastig gevallen wordt? Ruim voldoende voor mij om de motie van de SP aangaande het parkeren te steunen. Wat Leefbaar Breda betreft, mag er wel bezuinigd worden op geld dat in de bodemloze milieuput gesmeten wordt. Het laatste jaar zijn er steeds meer geluiden te horen die er op wijzen dat we door de zelfbenoemde en dikbetaalde “milieudeskundigen” zwaar belazerd worden. Zelfs Elsevier besteedt in een groot artikel in hun magazine van 13 februari 2010 veel en kritische aandacht daaraan en heeft heel grote vraagtekens. Men besluit het artikel met: we hebben nog alle tijd om uit te zoeken hoe het echt zit met het klimaat. Al sinds 1998 stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde al helemaal niet meer. Het is een feit dat we niet in staat zijn om het huidige gebrek aan opwarming te verklaren. Het is absurd dat we dat niet kunnen. De fanatieke klimaatdoemdenkers weigeren kritische rapporten te lezen maar wat ons betreft kunnen we die 2,3 miljoen euro die Breda elk jaar aan CO2 reductie uit geeft beter voor belangrijkere zaken gebruiken. En ik heb er vanavond al genoeg de revue horen passeren. Dan kom ik onvermijdelijk aan de € 500.000,-- voor de stadsmariniers. Nog zo‟n verkiezingsbelofte van de VVD die we nu met z‟n allen moeten betalen. Ik heb er vorige week al op gewezen dat het aantal meldingen van jeugdoverlast volgens officiële politiegegevens landelijk met 6,5% was gestegen en in Rotterdam met hun voortreffelijke succesvolle stadsmariniers maar liefst met 17,5 terwijl in Breda het aantal meldingen jeugdoverlast in 2009 ten opzichte van 2008 maar liefst met 20,2% was gedaald. In Geeren Noord is zelfs de afgelopen maanden een enorm succes geweest met een simpele brief. We doen het gewoon hartstikke goed in Breda. Ik dien geen motie in om de
635 veiligheids- en verbindingsregisseurs met voorrang te behandelen bij de sollicitatieprocedure voor de stadsmarinier en zo te belonen voor het goede resultaat wat ze met hun inspanningen behaald hebben, hoewel ik er van uit ga dat de wethouder zelf zo verstandig is om die kennis niet verloren te laten gaan. Wel vraag ik me af wat de wethouder zal gaan doen met € 400.000,-- werkkapitaal die hij uit de pot van € 500.000,-- over houdt als hij maar een nieuwe functionaris hoeft aan te stellen. Krijgen ze alle 5 een nummer? Een leuke tweedehands auto voor € 25.000,-- en de rest voor de benzine. Maar als de motie van de SP aangaande de werkbudgetten aangenomen wordt, horen we dat op 2 december. Ik ga mijn betoog superpositief eindigen. Tijdens de commissievergadering van 12 oktober heb ik al gesproken over de race voor culturele hoofdstad voor 2018. Ik vertelde toen dat ik zeer onder de indruk was van wat die vermelding had gedaan met Si Boei (Sibiu), - zo spreek je het uit hoorde ik van een Roemeense medewerker van het danstheater -, Sibiu in Roemenie waar ik tijdens mijn vakantie toevallig door heen reed. Een stad in een land wat voor het grootste deel nog in de eerste helft van de vorige eeuw leeft. Een stad die in 2007 culturele hoofdstad was en waar nu de West Europese welvaart van de toekomst vanaf straalt en hotels en winkelcentra staan waar wij in Breda niet aan kunnen tippen. Vandaar misschien dat ons bezoek aan het Ruhrgebied mij een beetje was tegengevallen. Ik denk dat ik er te veel van verwachtte. Toch ben ik er van overtuigd dat die benoeming een heel gunstig effect op Breda kan hebben. Ik verheug me er nu al op dat ik over 8 jaar tegen mijn kleinkinderen en zelfs misschien mijn achterkleinkinderen door Breda lopend en wijzend op de tentoonstelling of andere evenementen, trots kan zeggen: kijk, daar heeft opa in 2010 ook zijn medewerking aan verleend. Per slot van rekening heeft Breda al een naam op het gebied van beeldcultuur. Kijk maar eens naar bijvoorbeeld het Grafisch Museum. Onlangs een succesvol in Breda gehouden fotomanifestatie Cult die 55 duizend meer dan tevreden bezoekers trok. Ik pleit er nu niet voor om er meer geld in te steken maar wel om het vuurtje brandend te houden. Ik eindig mijn verhaal eenvoudig: Cultuur is beschaving. Dank u. DE VOORZITTER: Dank u zeer. Zijn er vragen? Mevrouw Verkuylen en de heer Akinci. Mevrouw Verkuylen, CDA. MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel voorzitter. Ik kan het natuurlijk niet voorbij laten gaan. Linksom rechtsom linkerhand rechterhand. Dat is nou het kenmerk van het CDA. Het CDA is een middenpartij weet u wel. DE HEER STUBENITSKY: Dat is heel makkelijk ja. MEVROUW VERKUYLEN: Dat is niet altijd makkelijk. Het is niet altijd makkelijk. Maar wij nemen wel onze verantwoordelijkheid. Wij willen graag blijven meedoen en onze verantwoordelijkheid nemen om te besturen. En ik moet zeggen dat ik dat wel een beetje bij u mis. Want als u zegt dat milieu dat vind ik allemaal maar niks en daar gaat veel te veel geld in, waarom komt u dan niet met een amendement of met een motie en neemt u uw verantwoordelijkheid ook om te kijken of u daar een raadsmeerderheid voor krijgt? DE HEER STUBENITSKY: Omdat ik weet, dat als ik met een motie kom over CO2 reductie, die toch niet gesteund zal worden door de anderen. Dat is heel simpel. Daar zijn we nog niet aan toe. MEVROUW VERKUYLEN: Maar wij kiezen er in ieder geval niet voor om mopperend aan de kant te blijven staan. Wij kiezen er voor om daadwerkelijk ook de handen uit de mouwen te steken en mee te besturen. DE VOORZITTER: Mijnheer Akinci. DE HEER AKINCI: Voorzitter, laat ik dan allereerst ook maar positief beginnen; dat sluit mooi op elkaar aan. Prachtige woorden over de culturele ambities van deze stad waar ik het hartgrondig mee eens kan zijn. Waar ik het wat minder mee eens kan zijn, is uw opmerking die u over het klimaat maakt. U vindt het allemaal maar onzin dat hele CO2 verhaal, zoals u dat noemt. Ik wil u toch nog even herinneren aan de afspraak die we tijdens de verkiezingen hebben gemaakt. U zei toen: laten we eens goed met elkaar in debat gaan over de mogelijkheden. Het IPCC dat internationale panel wat
636 onderzoek doet naar de gevolgen van CO2 uitstoot, lag enigszins onder vuur. Dat was terecht want ze waren op een aantal punten niet zo zorgvuldig geweest. We hebben toen tijdens dat debat afgesproken: er wordt nu een contra onderzoek gedaan en als de uitkomsten van dat contra onderzoek waar onder andere het PBL in Nederland aan heeft meegewerkt, de conclusies van het IPCC overeind laat staan, dan zou u accepteren dat er toch wel een bepaalde waarheid zit in dat hele klimaatverhaal. Nu is het zo dat op 15 juli van dit jaar PBL heeft gezegd: jongens er zijn wat onzorgvuldigheden maar de conclusies van het IPCC staan volledig overeind. Waarom twijfelt u nog? Ik dacht dat we hadden afgesproken dat vanaf dat moment u ook niet meer zou twijfelen aan de onderzoeksresultaten van al die duizenden wetenschappers die dit internationaal onderzoeken. DE HEER STUBENITSKY: Die dik betaald worden om dat te zeggen. Dat is gewoon het hele punt mijnheer Akinci. DE HEER AKINCI: Mag ik dan concluderen dat het niet uit maakt welk onderzoek er komt en dat u gewoon altijd zult blijven ontkennen dat er een broeikaseffect is wat wordt veroorzaakt door CO2? Want in dat geval zijn we uitgepraat. Dan zal er ook nooit een moment komen waarop u open zult staan voor al die argumenten en dan zult u ook altijd tegenstander blijven van het uitgeven van geld voor klimaatbeleid. DE HEER STUBENITSKY: U gelooft. Ik geloof niet. Dat is het verschil mijnheer Akinci. DE VOORZITTER: Goed. Andere vragen nog? Dan dank ik de heer Stubenitsky en geef ik het woord aan de heer Dijkhoff, fractievoorzitter VVD. DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter dank u wel. Mag ik beginnen met mijn eigen fractie te vragen om nu niet te twitteren want ik denk dat mijn bijdrage wel genoeg voer geeft om zo meteen de nodige vragen gesteld te krijgen. De eerste begroting van ons college en onze coalitie. Zo voelt dat voor de VVD toch wel. En deze begroting is wat ons Breda nodig heeft om de financiële drama jaren door te komen en om daar sterker uit te komen. Door naast te bezuinigen ook duidelijk te investeren in de aantrekkelijkheid van Breda, onze economie en onze veiligheid. En om Breda er niet alleen doorheen te loodsen maar met een afgeslankte overheid straks weer in haar kracht te zetten, of zoals de eerste VVD premier in de Nederlandse geschiedenis het vorige week zei: snoeien om te groeien. Alleen zo kan ook ons Breda in de toekomst weer in volle bloei komen te staan. Deze begroting staat dan voor ons ook niet zozeer in het teken van 2011 als een jaar. Het is voor ons een stap in de richting naar een veiliger, sterker en beter Breda. Het is een belangrijk deel van een langer traject waarin we werken aan een Breda dat wij als VVD samen met onze coalitiepartners willen en waaraan we ook met de oppositie gezamenlijk blijven werken. In tijden van tegenspoed moeten politici vooral slecht nieuws brengen, tenminste de coalitie moet dat. De oppositie mag dat. De oppositie kan ook de coalitie overal de schuld van geven. Dat is niet fair maar misschien op korte termijn wel lonend. Zo‟n oppositie verdient ons Breda niet en zo‟n oppositie heeft Breda gelukkig ook niet. Dat ziet de VVD ook bij de takendiscussie en de raadscommissie woningbouwprogrammering en dat is een compliment waard. De VVD wil een Breda waarin iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en doet wat hij kan. Dat betekent dus dat de Bredanaar niet bij een probleem als eerste naar de overheid moet kijken. En dat wij als politici bij iedere tegenwind in de stad niet te voorschijn moeten springen om ons Moeder Theresa complex te etaleren. De overheid is geen geluksmachine en ook geen pinapparaat. En soms doen we dingen al heel lang. En die zijn ook logisch totdat je er ineens mee stopt. Neem bijvoorbeeld het wegbezuinigen van de kerstbomen. De eerste reactie is dan: een beetje schraal dat dat ook nog eens moet. De tweede gedachte is na een tijdje: waarom deden we dat eigenlijk als overheid überhaupt zelf? En de derde gedachte is dan: dit moet in deze samenleving toch ook geregeld kunnen worden zonder belastinggeld. En net als je als VVD dan vier zeven meter hoge kerstbomen bij elkaar hebt geritseld en over vervoermogelijkheden aan het denken bent, dan komt Intratuin al om de hoek kijken en blijkt dat een ondernemer zijn verantwoordelijkheid neemt. Chapeau, en veel logischer dat het zo gebeurt dan dat de overheid het doet. De VVD wil een Breda dat nooit iemand afschrijft maar blijft geloven in de kansen van morgen. De VVD voert geen armoedebeleid. We willen namelijk een beleid dat armoede tegen gaat en dat is werkbeleid. Met sociale taken stoppen we niet. Maar de VVD is wel kritisch op de manier waarop ze worden uitgevoerd. Meer geld tegen een probleem aan gooien garandeert geen oplossing. Het garandeert wel een grotere bureaucratie, meer loketten, en een focus op het systeem in plaats van
637 op de mensen. Een systeem waarin een tweedehandse zo goed als nieuwe rollator zelf betaald moet worden, maar je een gloednieuwe gratis kunt krijgen, is een verkeerd systeem. En een systeem waarin een re-integratiebedrijf jaar in jaar uit een bonus kan opstrijken voor het een half jaartje aan het werk zetten van dezelfde mensen, is een verkeerd systeem. De VVD wil dus een opbouwend beleid, waarin mensen kansen hebben. En daarbij past ook dat we ervoor zorgen dat sociale problemen niet erfelijk worden, dat kinderen een eerlijke kans krijgen om er zelf iets van te maken, ongeacht wat hun ouders doen. De VVD wil dan ook van de wethouder weten of hij dat met de voorgenomen maatregelen, onder andere rond de langdurigheidstoeslag, kan garanderen of dat hij daarvoor nog aanvullende maatregelen zal moeten treffen. En in dat geval wil de VVD graag een harde toezegging dat het college specifieke en gerichte maatregelen treft om te zorgen dat kinderen niet in hun ontwikkeling geraakt worden. De VVD wil een Breda waar we de mensen zoveel mogelijk ruimte geven om hun geluk te vinden en zich te ontwikkelen zoals zij willen. En die ruimte moet er ook financieel zijn. En daarom zijn wij er als VVD trots op dat we zelfs in deze moeilijke tijden de lasten voor de Bredanaar onderliggend klein kunnen houden. De VVD wil een Breda dat spaarzaam is met regels maar deze wel stevig handhaaft. Afspraak is afspraak, wet is wet. De heldere no nonsens aanpak in Geeren is een mooi voorbeeld dat zeer effectief blijkt. De jongens die daar de boel verziekten, zijn geen baby‟s dus die moet je dan ook niet pamperen. De VVD wil een Breda waar men zich thuis voelt en wat dus ook veilig is, waar oog is voor de problemen in je eigen buurt. De VVD is blij dat inmiddels de nuchterheid waarmee straks de stadsmariniers de problemen gaan oplossen, ook in de politieke discussie is geslopen. En als deze nuchterheid bij de politieke partijen stand houdt, hebben wij er alle vertrouwen in dat de stadsmariniers de steun krijgen die ze verdienen en een eerlijke kans krijgen om hun waarde te bewijzen. Niet omdat de VVD daar blij van wordt maar gewoon omdat het werkt. En de VVD wil een Breda waarin lef, creativiteit en ondernemerszin gestimuleerd en gewaardeerd worden. Het aantrekkelijk houden van Breda en het opknappen van bedrijventerreinen zijn daar elementen van maar zeker ook incubators voor jonge ondernemers en de verbinding leggen tussen onderwijs en ondernemen. Lef moet lonen en er zijn meer en meer mooie Bredase voorbeelden, of het nu op allerlei verschillende manieren bootje varen is vanuit de Haven of de internationaal befaamde google experts van Eneco, het komt uit Breda. De VVD wil een Breda dat aantrekkelijk is voor bezoekers, waarin gastvrijheid de toon zet en waar mensen graag naar toe komen, keer op keer. Dit wordt ondersteund door citymarketing en bijvoorbeeld door het bescheiden houden van de parkeertarieven. Winkels dicht, parkeermeters dicht, waar we nu een mooie eerste start mee gaan maken. En wat de VVD betreft, kan dit de komende jaren als de tekorten van het parkeerbedrijf worden ingelopen, wellicht worden uitgebreid. Als ik het toch over winkels heb, die mogen van de VVD langer open. En om eerlijk te zijn: wij zien de winkels het liefste iedere zondag open. Het zou een krachtig en aantrekkelijk signaal naar bezoekers zijn. Maar we zijn liberalen dus we dringen hierin onze mening niet op. Wel bieden we de vrijheid aan ondernemers om op zondag open te gaan en het is aan de ondernemers zelf om te kiezen. DE VOORZITTER: Het is goed om op te merken dat u in de gelegenheid bent om interrupties te plegen of vragen te stellen. Gaat u verder mijnheer Dijkhoff. DE HEER DIJKHOFF: Nog drie zinnen. De VVD wil een Breda dat het lef heeft om keuzes te maken. Niet dat alles een beetje borrelt maar dat een paar dingen echt voor iedereen bruisen. Bijvoorbeeld dat we kiezen voor beeldcultuur en daarin een positie uitbouwen We hebben net weer een succesvolle Breda Foto achter de rug, waar de schoonheid van fotokunst en de pracht van onze stad elkaar perfect aanvullen. Voorzitter, de VVD wil een Breda waarin iedereen in Breda de kans heeft om te genieten van het leven en te werken aan zijn dromen. En deze begroting is een goede stap om te komen daar waar we uiteindelijk willen zijn: in ons Breda dat weer in alle opzichten in bloei staat. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. Wie met een vraag? De heer Van Lunteren, SP. DE HEER VAN LUNTEREN: Dank u voor de complimenten dat we op een goede manier oppositie voeren, dat incasseren we dan toch maar even.
638 Geen armoedebeleid maar werkbeleid. En twee zinnen later zegt u: de re-integratie aanpakken want de marktwerking die we daarin hebben doorgevoerd die werkt eigenlijk helemaal niet. De mensen worden gewoon na drie maanden weer aan de kant gezet en moeten weer helemaal opnieuw beginnen. Dus blijkbaar werkt dat werkbeleid niet en zitten mensen in de armoede, of ontkent u dat? DE HEER DIJKHOFF: Ik zal niet ontkennen dat er mensen zijn die geen werk hebben. U moet wel verschil maken tussen werkbeleid zoals dat tot nu toe gevoerd is en waarin je niet alleen maar kunt zeggen dat marktwerking faalt. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de aansturing en de keuzen die je maakt. Waar in onze ogen veel meer het probleem ligt, is een focus op een systeem op mensen als groepen categorisch een label te geven en er dan als groep categorisch mee om te gaan en niet te richten op het individu en het maatwerk wat daarbij past. En er zijn inderdaad uitwassen die niet deugen. Daar zal ik ook niet omheen draaien. DE HEER VAN LUNTEREN: Dan zijn we al een aardig eind naar elkaar aan het toegroeien. Dus groepen niet stigmatiseren, niet iedereen in een hokje duwen. Dus waarom zouden dan die 1850 mensen die niet meer aan het werk kunnen, dan moeten lijden onder die 350 die het misschien wel zouden kunnen? Dan zou je die toch individueel even moeten beoordelen en misschien wel een langdurigheidstoeslag moeten.. DE HEER DIJKHOFF: U heeft al geconcludeerd dat die mensen niet aan het werk kunnen. Ik kan die conclusie niet trekken. DE HEER VAN LUNTEREN: Dat heeft mijnheer Meeuwis gedaan voor mij. DE HEER DIJKHOFF: Dan lees ik zijn antwoorden toch iets anders dan u. Waar het om gaat, is dat je dus naar dat maatwerk toe gaat en naar dat individu. U focust op mensen en u heeft in uw bijdrage de VVD verweten geen bal of geen moer dat weet ik niet meer, om mensen te geven. Er zijn meer mensen dan de 4% waaraan u steeds refereert. En u gaat er van uit dat er een overheid is en dat er zielige mensen zijn en dat is de enige relatie. Er is geen overheid die geld heeft zolang er niet andere mensen zijn die belasting afdragen. En ik vind het heel terecht dat er soms in je leven een situatie kan zijn dat je aan je medemensen vraagt, - want dat is het -, om even in jouw levensonderhoud te voorzien. Daar hoort ook de plicht en de verantwoordelijkheid bij om zoveel mogelijk weer zelf aan het werk te komen zodat je ook weer de medemensen daar mee kunt dienen. DE HEER VAN LUNTEREN: Voor de helderheid: bedoelt u dan ook het vrijwilligerswerk waar het CDA over sprak of bedoelt u echt werk voor eerlijk loon? DE HEER DIJKHOFF: Uiteindelijk gunnen wij, en of dat nou uit integratieperspectief is of perspectief van maatschappelijk deelnemen, participatie zoals ze dat dan vaak noemen, dat gaat in eerste instantie via werk, onderwijs, sport en cultuur, en dat gunnen wij iedereen. DE VOORZITTER: Andere vragen? De heer Vos, D66. DE HEER VOS: Ik vind dat je de grootste partij in de raad wel meer dan een vraag mag stellen. En het debat moet ook niet alleen gaan tussen coalitie en oppositiepartijen. Al luisterend naar u, kwam ik tot de volgende vraag: We willen als VVD Breda veiliger maken en vooral ook het veiligheidsgevoel verhogen. Dat is politieke prioriteit. Als D66 delen wij die ambitie volledig. Maar de afgelopen tijd heeft mij wel de volgende vraag bezig gehouden. In Breda zijn parkeergarages bij uitstek de plaats waar het gevoel van onveiligheid bijzonder hoog is. En nu wil deze wethouder, en daar heeft hij ook al uitspraken over gedaan in de krant, de medewerkers die juist zorgen voor de sociale veiligheid en dat veiligheidsgevoel, vervangen door camera‟s. En ik vroeg mij zo af, en daar zijn ook al ingezonden brieven over gekomen in de krant en we hebben er ook al veel reacties op gehad, wat is daar nou veilig aan?
639 DE HEER DIJKHOFF: Laat ik voorop stellen dat het terugdringen van het onveiligheidsgevoel niet de prioriteit is van de VVD. Wij maken niet de scheiding tussen de feitelijke veiligheid en een gevoel. We hebben niet het idee dat mensen zich onveilig voelen en dat er per definitie iets aan de hand is. Dus als je kijkt naar die parkeergarages, ja dan snap ik de framing van met name de oppositie die zegt: dat is voor die parkeermeters. Maar dat wordt natuurlijk feitelijk niet onderbouwd. Dat heeft veel meer te maken met een efficiencyslag om het parkeerbedrijf dekkende te krijgen en de tekorten van de afgelopen jaren weg te werken. En als je dan ziet dat er nu ook al tijden zijn waarbij bepaalde service op afstand wordt verleend, en waarin je ook ziet dat in andere steden dit ook gedaan is en daar geen negatieve gevolgen voor de veiligheid zijn, durven wij dit prima aan. DE HEER VOS: Ik heb daar nog wel een vervolgvraag over want onlangs hebben wij ook gesproken over de inzet om de veiligheid te verbeteren in debat met de wethouder integrale veiligheid. Toen heeft uw collega de heer Adank een heel betoog gehouden over de inzet van de stadsmarinier die u ook noemt en een van de prioriteiten daarin is wel degelijk het verhogen van het veiligheidsgevoel in buurten en wijken. DE HEER DIJKHOFF: Dat klopt. DE HEER VOS: En ik zou u toch willen meegeven op het moment dat wij straks die nadere bespreking met de wethouder gaan geven ook richting de VVD, denk daar nou eens goed over na of dat wel verstandig is want wat ons betreft, beperk je daarmee wel degelijk het veiligheidsgevoel in de als een van de meest onveilig ervaren locaties in onze stad: parkeergarages. DE HEER DIJKHOFF: U vraagt of ik het later mee wil nemen. Daar kan ik natuurlijk makkelijk ja op zeggen maar ik wil ook niet het veiligheidsgevoel niet bevorderen. Maar dat is als het goed is de uitkomst van het verbeteren van de objectieve feitelijke veiligheid. Als het veiliger wordt, voel je je ook veiliger. Daar zit dus die relatie. DE VOORZITTER: Mijheer Vuijk, Breda‟97. DE HEER VUIJK: Ik wil de heer Dijkhoff toch even vragen over winkels dicht parkeermeters dicht. Ik vraag me af of hij dit wel een goed voorstel vindt wat er nu is weggelegd of meer een drogproduct. Want uiteindelijk was het volgens mij de bedoeling om niet zomaar in wat inlopers wat parkeermeters vrij te krijgen, maar meer om het grote Chasséveld voor het publiek vrij te maken. Kunt u daar een antwoord op geven? DE HEER DIJKHOFF: Ja. Natuurlijk is het zo dat onze ambities verder reiken. Daarom gaf ik ook al aan dat wat ons betreft in de toekomst bij succes en bij het inlopen op het tekort van het parkeerbedrijf, dit uitgebreid zou kunnen worden. Is daarmee dit voorstel in onze ogen slecht? Nee. Je moet een begin maken en je moet feiten onder ogen zien, zien dat er tekorten zijn. En dat is veel meer. Kijk, het voorstel wat er nu ligt inzake parkeermeters dicht doen, levert minder inkomsten op van ruim een ton. Dat zijn niet de grote klappen die het parkeerbedrijf te verwerken heeft gekregen. Als die tekorten er niet waren geweest, zou je met die efficiencyslag factor 5, 6 maal zo veel hebben kunnen vrij spelen. Dat zit er nu even niet in maar het is een mooi begin. DE HEER VUIJK: Mag ik daar nog even op reageren voorzitter? Breda‟97 voert al vanaf 1997 een beleid van parkeren en pendelen. Toch hebben wij dit jaar gewoon gezegd: laten we dat nou eens gewoon pragmatisch bekijken en er maar niet op ingaan vanwege 5 ton die als tekort in de begroting staan. We doen er gewoon een tonneke af bij. Zou het dan niet realistischer zijn om dan inderdaad te zeggen, wij stellen onze wensen daartoe maar eens een jaar uit tot het exploitatietekort werkelijk is ingelopen? DE HEER DIJKHOFF: Nee.
640 DE VOORZITTER: Goed. Helder. Dan is hiermee de bijdrage van de heer Dijkhoff afgerond en dan gaan we tot slot naar mevrouw Haagh, Partij van de Arbeid. MEVROUW HAAGH: Voorzitter, last but not least. Collega‟s, nog heel even, daarna gaan we eten. Maar ook even welkom voor de mensen thuis achter de computer. De eerste begroting van deze coalitie staat in het teken van onzekere tijden. En ondanks die financiële onduidelijkheden maakt deze coalitie zonder visie of onderbouwing, harde keuzes, keuzes die het sociaal economisch evenwicht in onze stad verstoren. En die vallen ons als Partij van de Arbeid rauw op ons dak. Ik ga zo meteen in op die inhoudelijke keuzes. Daarna wil ik ook nog iets zeggen over de toon en de uitstraling. Want vorm en inhoud gaan hand in hand en dat geldt ook voor het besturen van een stad. Bij de keuzes die deze coalitie maakt, verschuilt zij zich achter twee dingen: ten eerste de economische crisis en ten tweede de verantwoordelijkheidsladder. En zich daarachter verschuilend, trekt het college zich terug in een ivoren toren om daar vervolgens uit te komen met maatregelen waarbij rechts Breda haar vingers aflikt. Want bezuinigen dat doet deze coalitie tot nu toe heel eenzijdig. Bij de kwetsbare Bredanaars, - ze zijn al eerder genoemd -, daar vallen de klappen. Ouderen met een AOW, mensen in de bijstand, eenoudergezinnen met problemen, dat zijn de groepen die u aanpakt. En u bent bezig met problemen op te stapelen. U bent niet bezig met problemen op te lossen. Daar waagt u zich niet aan. En het lijkt wel of de coalitie daar trots op is. Het zijn juist deze inwoners die geen enkele blaam treft voor de crisis waarin Breda nu zit en de sores die we moeten oppakken. Het zijn deze mensen die van u wel de eerste en de hardste klappen krijgen met deze begroting. En dat is triest, ja triest mevrouw Verkuylen, voor Breda wat tot voor kort zo‟n sociaal gezicht had. Het aanpakken van de langdurigheidstoeslag, het versoberen van de Breda Pas, het morrelen aan de collectieve ziektekostenverzekering. Het is allemaal nodig om de maatregelen, de bezuinigingen op Sociale Zaken te halen. En de Partij van de Arbeid heeft hier al eerder gezegd dat het niet realistisch is om 5 miljoen op arbeidsparticipatie te halen. Daar waarschuwden we u voor en nu zien we daar de gevolgen van. De VVD verweet de vorige coalitie vaak voor Sinterklaas te spelen. Deze coalitie speelt een beetje een Zwarte Piet. Wie rechts is krijgt lekkers, wie links is de roe. En het kabinet Rutte deelt ook rake klappen uit op zijn en haar beurt met bijvoorbeeld de hogere bijdrage in de zorg, het inperken van de positie van BSW werknemers en het aanpakken van Wajongers. En ik kan eigenlijk niks anders doen dan de VVD met de heer Dijkhoff voorop gewoon feliciteren met de wijze waarop u in no time hier in Beda aan de touwtjes trekt en de touwtjes flink om het CDA, GroenLinks en D66 heeft weten vast te knopen. Want waar is het geluid van Pechtold en Halsema? Waar is dat sociale gezicht en de barmhartigheid van het CDA? Het is echt aan u om er voor te zorgen dat dat armoedebeleid, wat de VVD gewoonweg niet wil, toch een beetje in stand te houden. En dat is ook een oproep die ik aan u doe, een oproep die ook in de motie verwoord staat. En gelukkig heb ik gehoord dat ook D66 en GroenLinks zich zorgen maken over de maatregelen die uit Den haag komen. Die komen er boven op. En in onze motie zie je ook hoe het bij elkaar optelt. Het is een handreiking; kijk er goed naar. Kijk hoe we het armoedebeleid op een goede manier in stand kunnen houden. En natuurlijk hoor ik u nu al denken: waar gaat de PvdA dat van betalen. Nou, dat staat ook in de motie. Die richting wordt ook aangegeven. U wordt op uw wenken bediend vanavond. Het onderwerp cultuur is al vaker genoemd en heilig verklaard door deze coalitie. Maar kijk nou eens kritisch naar de culturele subsidieverstrekking. Kijk naar het Filmfestival. Zet de miljoenen voor het Chassé theater en het Graphic Design Museum nou maar een af tegen armoede en isolement. Naast cultuur is er ook ruimte in de OZB, kunnen ook zaken als erfgoed en buitenruimte kritisch bekeken worden. En wij komen zelf met een extra structurele dekking. Ik kom namelijk ook met een motie om toeristenbelasting te gaan heffen. En dat kan snel. Genoeg over de inhoud. Nu naar de houding. Stoere taal, kil en afstandelijk, een houding van: we hebben de stad eigenlijk niet nodig, we weten het zelf goed. En het aangekondigde primaat bij de raad heb ik nog niet zo goed kunnen vinden. We mogen eigenlijk blij zijn als we na aandringen antwoord krijgen op onze vragen. Maar meepraten en meedenken over bijvoorbeeld bezuinigingen op het gebied van MO en Sociale Zaken, vindt u tot nu toe niet nodig. Maar goed, primaat bij de raad is een, het betrekken van deskundigen, professionals en vrijwilligers in onze stad is iets anders. Dat vinden we veel ernstiger. En dan neem ik de WMO als voorbeeld. We stevenen af op een tekort van 3 miljoen in de WMO. En daar moeten we onze verantwoordelijkheid voor nemen. In Breda is de laatste jaren goed samengewerkt met het hele WMO veld aan het huidige stelsel, in heel goed overleg, met vallen en opstaan. Maar dat is nu niet gebeurd. En de maatregelen die door het college de stad in geworpen zijn, zijn zonder goed overleg gegaan. Wij zien dat heel graag anders. En daarom dienen we daar ook een motie voor in.
641 Iets wat ook bij goed gedrag hoort, is: afspraak is afspraak. En dat vond ook de commissie Ruimte toen er werd gesproken over gefaseerde aanpak van het Dr. Jan Ingenhouszplein en de Haagweg. En ik kan het hier vanavond eigenlijk niet mooier zeggen dan dat de heer Lips dat deed in zijn betoog in de commissie Ruimte nog maar vier weken geleden. En om dat betoog kracht bij te zetten, mijnheer Lips, komen wij vanavond met de hele oppositie met een amendement en afspraak is afspraak, toch? CDA en GroenLinks? Voorzitter, in ons Breda houden we de stad economisch en sociaal in balans. In een solidair Breda dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten en doen wij er alles aan om gestapelde problematiek te voorkomen. We zetten de schouders er onder om sterker uit de crisis te komen en daarbij kijken we naar alle inwoners, want Breda is van ons allemaal. Wat gebeurt er met de Bredanaar die zijn baan verliest? Wat gebeurt er met iemand die met een beperking in de bijstand zit? Wat gebeurt er met een kind wat niet mee kan komen op school? En wat gebeurt er met de ouderen met alleen een AOW die echt afhankelijk zijn van het WMO beleid? Dat zijn de vragen waarmee ik ‟s avonds naar mijn bed ga en waarmee ik „s ochtends ook weer wakker wordt. En de fractie van de Partij van de Arbeid maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in de stad voor deze grote groep mensen en uiteindelijk daarmee voor de hele maatschappij. Met onze moties en voorstellen willen wij voorkomen dat de kloof tussen arm en rijk in Breda groter wordt. En we hopen dat u dat met ons doet. Daar wil ik het bij laten. DE VOORZITTER: Wie voor vragen? Mijnheer Lips. Zal ik eerst de motie….. Als eerste amendement Ingenhouszplein, ingediend door PvdA, Breda‟97, SP, Leefbaar Breda, Trots op Nederland. Besluit, aan het ter vaststelling voorliggende ontwerp raadsbesluit als beslispunten toe te voegen, het college op te dragen in het voorjaar van 2011 de integrale aanpak en het opknappen van het Dr. Jan Ingenhouszplein ter hand te nemen als eerste fase in de uitvoering van het door gemeente en stakeholders gemaakte totaalplan. Hiervoor een budget ter beschikking te stellen van 1,2 miljoen en dit te dekken uit de restantmiddelen van € 200.000,-- van het project Nieuwe Mark en het restant uit de beschikbare vrije investeringsmiddelen van het meerjaren investeringsprogramma voor 2010-2014. Maakt deel uit van de beraadslagingen. Dan een motie met betrekking tot toeristenbelasting. Ingediend door de PvdA en ondersteund door SP en Breda‟97. Draagt het college op om met ingang van 2011 toeristenbelasting te gaan heffen op overnachtingen binnen de gemeente Breda en hiertoe een voorstel uit te werken, de met het voorstel gepaard gaande extra inkomsten te verwerken in een begrotingswijziging en deze ter besluitvorming aan te bieden aan de raad. Motie. Verzoekt het college met spoed een coalitieoverleg te organiseren met als doel het huidige armoedebeleid te handhaven, daarbij gebruik makend van bovenstaande constateringen en overwegingen. Dan een motie met betrekking tot de visie op de toekomst van de WMO in Breda. Verzoekt het college de voorgestelde bezuinigingen een korte periode op te schorten om eerst samen met de WMO stakeholders een visie op de toekomst van de WMO te formuleren, waarbij zowel kwalitatieve als financiële argumenten worden betrokken, met inachtneming van de te verwachten tekorten op het WMO budget. Wie van u heeft vragen? Mijnheer Lips en dan de heer Akinci. DE HEER LIPS: Voorzitter, ik heb eigenlijk geen vragen maar twee opmerkingen. De eerste opmerking betreft het Jan Ingenhouszplein. Wij zullen eerst de beantwoording van het college afwachten en daar in de tweede termijn op terug komen. De tweede opmerking die ik in uw richting wil maken, is dat u zegt dat de VVD hier aan de touwtjes trekt in de raad. Ik merk daarbij op dat ik spreek vanuit ervaring. En ik moet dan toch wel even een harde opmerking in uw richting maken dat de PvdA in de vorige periode als grootste partij vele malen harder aan de touwtjes trok dan nu de VVD doet. MEVROUW HAAGH: Dan mag ik concluderen mijnheer Lips dat u gewoon een hele rechtse partij geworden bent en dat u zich dus feilloos bij het VVD beleid…..
642 DE HEER LIPS: Nee, nee, wij zijn een middenpartij. DE VOORZITTER: Goed. De heer Akinci, GroenLinks. DE HEER AKINCI: Voorzitter, ik ben, en dat toch meer op een serieuze noot, ik vind het verhaal van mevrouw Haagh schokkend. Ik wil iets zeggen over een aantal dingen die u noemt bijvoorbeeld, kritisch kijken naar cultuur. Dat mag je vinden, maar binnen het welzijnsveld was tot nu toe, - goed, u heeft u een motie over de WMO weg gelegd, maar welzijnsveldbreed mocht niet eens kritisch gekeken worden naar de bestedingen. Dat is wat u heel lang heeft volgehouden. Maar ik vind het ook schokkend omdat u een aantal verwijten maakt die ofwel prematuur zijn ofwel uiteindelijk niet kloppen. En ik tel die even vanaf afgelopen half jaar op. Mondiaal beleid, ja dat zou geschrapt worden, nee gebeurt toch niet. Kerstbomen, dat die weg zouden gaan, was schandalig. Ze komen er toch. U heeft problemen gemaakt over de daklozenopvang die in 18 jaar PvdA nooit fatsoenlijk op niveau gebracht is en die dit college gaat aanpakken. En nou zijn het weer de meest kwetsbaren die aan alle kanten de dupe zullen zijn terwijl de uiteindelijke uitwerking van de systematiek nog niet helemaal bekend is en daarvan de effecten dus ook nog niet bekend zijn. Dus het is een hoop grootspraak in die zin en een hoop bangmakerij. Dat vind ik niet passen bij een partij die zegt met alternatieven te komen, die zegt een duidelijke visie te hebben op de ontwikkeling van de stad en die zegt ook mee te willen praten. Het punt is dat het een beetje gaat lijken op “The Boy who cried wolf”. Je kan heel vaak zeggen dat iets schandalig is en op een gegeven moment valt het wel weer mee. Maar er komt een moment dat zelfs een partij als GroenLinks, - en ik geef toe dat wij op een aantal punten als het bijvoorbeeld gaat om sociaal beleid, ook inhoudelijke bondgenoten zijn -, niet meer naar u luistert omdat uw verhaal een groteske karikatuur is van de werkelijkheid. Dat heeft u nu al een aantal keren aangegeven en dat vind ik eerlijk gezegd schokkend. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh. DE HEER AKINCI: Ik wil nog een laatste opmerking maken voorzitter. Het enige waar u mee kunt komen als financieringsdekking is, of uit de vrije investeringsruimte die er op papier is maar in werkelijkheid niet, of door de belastingen op allerlei fronten maar te verhogen. Ik vind dat te mager en PvdA onwaardig. MEVROUW HAAGH: Mijheer Akinci, u bent er dol op om terug te pakken op het verleden. U bent er dol op om steeds terug te slaan naar wat er in het verleden is gebeurd. Ik leef in de toekomst. Ik leef met de huidige begroting en daar zijn onze voorstellen ook op gericht. Laten we ons dus daartoe beperken. U deed zelf uitspraken over uw zorgen die u had voor bepaalde groepen. Die zorgen hebben wij ook en die vindt u in de motie. En in onze motie zeggen we ook: neem nou de kans als coalitie, heel erg meedenkend, we dicteren u niet, we bieden u een handreiking, zodat u als coalitie eens goed kunt kijken naar: wat overkomt ons nou eigenlijk. Wat zijn de maatregelen waar uw Femke Halsema zich met hand en tand tegen staat te verzetten op dit moment in Den Haag en die ook hier op ons af komen en die aan het stapelen zijn. En nu bieden wij de mogelijkheid: ga daar nou nog eens goed naar kijken met z‟n allen. En die voorstellen, die dekkingsvoorstellen zijn denkrichtingen. Zo geef ik die ook aan u mee. En dat het voor u moeilijk is om naar cultuur te kijken, kan ik me voorstellen. Maar Buitenruimte staat ook genoemd. Dat stond in uw groteske lijstje bij de verkiezingen voor bezuinigingen. Daar mag u gerust uit putten. Wij komen heel concreet, mijnheer Akinci, met een voorstel voor toeristenbelasting. Dat doen we niet zomaar. Dat is niet zomaar belasting verhogen. Dat is ook heel goed kijken hoe dat in den lande wordt gedaan en daarbij concluderend dat wij als een van de weinigen van de 50 grootste gemeenten dat gewoonweg niet doen. Dat is iets heel normaals. Dat kun je op een snelle en effectieve wijze invoeren. En dan gaan wij nogmaals heel laag zitten. Want als u naar onze motie kijkt, dan ziet u dat het om een laag bedrag gaat als je dat vergelijkt met Eindhoven date op 3,5 euro per nacht zit en daarbij 1,3 miljoen structureel aan zijn begroting toe voegt. Dan is dit een heel bescheiden bedrag. DE VOORZITTER: Gezien de tijd, wil ik ook de anderen de ruimte geven tot het stellen van vragen. De heer Dijkhoff, VVD.
643 DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter, dank u wel. Ik zou graag aan de Partij van de Arbeid de vraag willen stellen om te kiezen in hun kritiek en verwijten want het is of we ons zouden verschuilen achter bezuinigingen en geen visie hebben. Dan kijk ik ook even terug. Natuurlijk snap ik dat u dat liever niet doet. Ik zal het ook kort houden. U heeft er ook totaal geen belang bij om dat te doen. Maar in de verkiezingstijd werden wij namelijk nogal aangevallen op onze visie, die niet goed zou zijn in uw ogen en waarvan een aantal maatregelen nu ingevoerd wordt. Dus ik neem aan dat u toch wel erkent dat dit niet verschuilen achter bezuinigingen is maar dat er een visie is die we niet delen maar waarvan ik hoop dat u kunt erkennen dat wij hem hebben. MEVROUW HAAGH: Vandaar ook mijn felicitaties aan uw kant. Want die zie ik perfect terug in de begroting. En de keuzes. DE HEER DIJKHOFF: Dat is ook consequent met uw beleid. Ook die felicitaties waren te ruimhartig. U maakt een opmerking dat een aantal mensen getroffen zou worden die geen blaam treft. Dan veronderstel ik dat u mensen kunt aanwijzen waar we iets mee kunnen in deze stad die wel blaam treffen voor de financiële crisis. Dus ik zou graag van u horen wie dat dan zijn. En tenslotte had u het over een combinatie van toon en daden. Uw toon is heftig. Dat is uw goed recht. Als ik dan kijk naar de daden, dan ben ik echt zwaar teleurgesteld. Want ik krijg een hele lijst van wat bezuinigingen of alternatieven of inkomstenverhogingen, belastingverhogingen lijken maar het eindigt dan een beetje in: en gaat u nu nou maar eens zelf lekker nadenken over hoe het allemaal anders kan. U komt niet met een plan, met een lijst van bedragen die uitgewerkt zijn. En u zegt dat u ons de mogelijkheid biedt, pardon voorzitter, mevrouw Haagh biedt ons de mogelijkheid, maar het is toch een beetje alsof ik een huiswerkopdracht krijg en naar de docent ga en zeg: ik bied u de mogelijkheid om het zelf nog maar eens te doen. DE VOORZITTER: Afronden. MEVROUW HAAGH: Weet u mijnheer Dijkhoff, toen ik de begroting las, had ik hetzelfde. Taakstelling 2 miljoen MO. Geen verdere invulling, geen duidelijke bedragen. We hebben meerdere malen gevraagd naar bedragen voor de Breda Pas, langdurigheidstoeslag en wij krijgen daar geen antwoord op. Wij moeten dat steeds opnieuw vragen en wij krijgen daar geen antwoord op. Dan kan ik er ook geen concrete bedragen tegenover stellen. DE HEER DIJKHOFF: Maar u kunt wel bij voorbaat zeggen dat…. MEVROUW HAAGH: Als u uw college nou vraagt ons daarop ook wat gerichter te informeren in plaats van wel een persbericht naar buiten te doen met wat er aan komt, ja dan krijgt u van mij concretere bedragen. Maar waar het nu om gaat, specifiek, want u zegt… DE VOORZITTER: Even kort, mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Maar hij heeft ook nogal veel gezegd. DE VOORZITTER: Maar gezien de tijd, moet u afronden want ik wil ook nog anderen de gelegenheid geven. MEVROUW HAAGH: Maar u zegt: er ligt niet zoveel? DE VOORZITTER: De heer van Lunteren. MEVROUW HAAGH: De motie, de motie.
644
DE HEER DIJKHOFF: Wie heeft er nou schuld voorzitter. Die vraag wil ik toch wel graag beantwoord hebben. Daar zijn misschien toch wel mensen die zich dat aantrekken in Breda. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh: MEVROUW HAAGH: Ik ga eerst in op wat u zegt: er ligt niet veel. Er ligt een motie over de WMO. We hebben om de tafel gezeten met alle WMO groepen, klankbordgroepen en de begeleidingscommissie die niet blij zijn met de maatregelen die er liggen. Ze willen bezuinigen, ze zijn zich daar heel bewust van. Maar ze willen wel mee kunnen denken met deze coalitie. En dat is iets over de toon. Waar wij graag ons steentje aan bijdragen. Vandaar dat we ook tegen u zeggen: gebruik dat nou en gooi dat gewoon niet weg. Dat zijn dingen die wij ook als oppositie tot onze verantwoordelijkheid willen nemen. DE HEER DIJKHOFF: Lang verhaal, geen antwoord voorzitter. DE VOORZITTER: Gaat u in op de vraag van de heer Dijkhoff over de blaam of niet? MEVROUW HAAGH: De blaam van de crisis, ik zou daar heel graag een boom met u over willen opzetten. Die moeten we toch in een andere hoek zoeken. Die zoeken we bij de banken en de verzekeraars. Daar is het waar alles is mis gegaan. De mensen in de bijstand kunnen aan de woningcrisis verduveld weinig doen. Zij zouden dolgraag een huis kopen. Maar dat zit er niet in want voorlopig kunnen ze niet eens een koelkast kopen. DE VOORZITTER: Tot slot de heer van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Eigenlijk een beetje ter voorbereiding op de tweede termijn. Ik hoor de heer Akinci eigenlijk zeggen: wacht u nu maar af, het valt allemaal mee, we gaan de lasten niet verhogen voor de mensen die het al moeilijk hebben en de oppositie is veel te voorbarig. Begrijp ik nou goed dat u er keihard voor gaat staan dat de mensen aan de onderkant het niet voor hun rekening krijgen? Want volgens mijnheer Dijkhoff is het het tegenovergestelde. Wat is nou de koers van de coalitie precies in deze? Is het nou de lijn van mijnheer Dijkhoff of de lijn van mijnheer Akinci? DE HEER AKINCI: Voorzitter, misschien dat mevrouw Haagh de vraag voor mij wil beantwoorden maar ik doe het liever zelf. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik stel hem ook aan u. DE HEER AKINCI: Kijk, de opmerking die ik heb gemaakt tijdens mijn eerste termijn en ook in de interrupties naar u toe, zijn volgens mij volstrekt helder, ook in wat dat betreft voor de meest kwetsbare groepen die zelf geen perspectief tot verbetering hebben op de sociaal economische ladder of in ieder geval op dit moment. Dat is helder. Waar ik mij aan gestoord heb in de richting van mevrouw Haagh, is dat zij een aantal dingen in haar verhaal opblaast, dat zij vervolgens als je kijkt naar de uiteindelijke motie, zegt: dat is een handreiking van de oppositie. Creatief bedacht, en ik pak hem tot op zekere hoogte zelfs graag op. Maar dan is dat weer een heel ander verhaal. Maar ik stoorde mij vooral aan het feit dat in het verhaal van mevrouw Haagh dit allemaal al wordt neergezet als beklonken, er is niks mee te doen, rechts Nederland lik je vingers er maar bij af want wij hebben totaal geen invloed. Het is van tweeën een ... MEVROUW HAAGH: Mijnheer Akinci, u gebruikt nu een vraag van de heer Van Lunteren en ...
645 DE HEER AKINCI: De heer Dijkhoff heeft u al op een aantal consequenties gewezen en ik doe dat ook en dat is de betekenis van ... DE VOORZITTER: Tot slot mevrouw Haagh om haar reactie te geven op het debat tussen de heer van Lunteren en de heer Akinci. Daarna gaan we schorsen. Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: U gebruikt of ontwijkt een vraag van de heer Van Lunteren om nog eens even op mij in te gaan. Het doet pijn mijnheer Akinci, als je de vinger op de zere plek legt. DE VOORZITTER: Goed. Hiermee…. DE HEER DE BEER: Voorzitter, ik mis een amendement van de PvdA. DE VOORZTTER: Welk amendement? Ik heb voorgelezen wat ik heb ontvangen, mijnheer De Beer. Even voor de orde. Ik heb voorgelezen wat is ontvangen en er is aangekondigd zo nodig in de tweede termijn nog met moties of amendementen te komen. Dat kan ik niet voorkomen. Dat is aan de volksvertegenwoordigers zelf, ongeacht datgene wat we in een zekere usance van de raadsvergaderingen als geldende regel hebben. Maar dat heb ik in deze zin ook zo verstaan. De vergadering is geschorst tot 19.30 uur. SCHORSING 2.
REACTIE VAN COLLEGE 1E TERMIJN.
DE VOORZITTER: Mag ik de leden vragen de plaatsen in te nemen? Ik open de beraadslagingen. Ik zal eerst met u delen het overzicht van de in de eerste termijn ingediende moties en amendementen. Daar zullen de diverse bestuurders en wethouders op in gaan. Nummer 1 is een motie over het parkeerbeleid, ingediend door SP en mede ondersteund door Breda‟97. Nummer 2. Werkbudget Veiligheidsregisseur nieuwe stijl, ingediend door de SP en ook door anderen ondersteund. Nummer 3. Toeristenbelasting. Ingediend door de Partij van de Arbeid. Nummer 4. Armoedebeleid. Ingediend door Partij van de Arbeid, ook ondersteund door andere fracties. Nummer 5. Visie op toekomst WMO. Ingediend door Partij van de Arbeid en mede ondersteund door SP en Breda‟97. Amendementen. Atletiekvereniging Sprint. Ingediend door CDA. Ondersteund door andere fracties. Aanpak Ingenhouszplein. Ingediend door Partij van de Arbeid en ook ondersteund door andere fracties. Dit is het resultaat van de eerste termijn. Nu is het college aan het woord. Aan uw voorzitter, de burgemeester, zijn geen vragen gesteld. Dank daarvoor. Ik ervaar dat toch als serieus. Openbare orde, veiligheid zijn toch essentiële dingen. Dus dat betekent dat we dat verder kunnen delen in de functionele commissies. Maar toch dank daarvoor. Aan het woord is nu wethouder Boelema en vervolgens de wethouders Arbouw, Meeuwis, Bergkamp en Willems. Ik streef er naar om maximaal een uur te benutten voor de beantwoording. Het woord is aan de wethouder van Financiën en Onderwijs.
646 WETHOUDER BOELEMA: Dank u wel voorzitter. Met trots maar ook wel met enige terughoudendheid vanwege de harde maatregelen die wij als college moeten nemen, presenteer ik u samen met de collega‟s de eerste begroting. Het college zal vanuit de verschillende portefeuilles kort reageren op de vragen die u in uw bijdragen hebt gesteld. Maar vooruitlopend daarop, zou ik graag als wethouder Financiën namens het college dit begrotingsvoorstel in perspectief willen plaatsen. Helaas kan het college niet anders concluderen, en daar zit onze terughoudendheid -, dan dat de eerste begroting van dit college zware tijden aankondigt voor de stad. Aan de andere kant, - en dat is onze trots -, gaat de stad desondanks niet op slot en is er ruimte voor innovatie en investeringen. In het coalitieakkoord hebben de coalitiepartijen aangegeven dat zij kiezen voor een sober, behoedzaam en solide financieel beleid. En dat betekent: niets uitgeven wat er niet is. We vinden dit nodig om in de toekomst de weg vrij te maken voor nieuwe initiatieven maar ook voor het verbeteren van onze reservepositie als gemeente. Dit doet pijn, maar om te zorgen dat de pijn op de lange termijn niet meer pijn gaat doen, hebben we in 2011 rekening gehouden met een bezuiniging, oplopend tot 10 miljoen en in 2012 oplopend tot 30 miljoen. De financiële crisis trekt een zware wissel op onze stad en wij worden gedwongen door de omstandigheden om daarop te anticiperen. Maar het geeft ons ook een kans, een kans om patronen die soms vanzelfsprekend zijn geworden, te doorbreken, kritisch naar onszelf als gemeentelijke organisatie te kijken en de bezuinigingen hand in hand te laten gaan met verbeteringen. Het regeerakkoord heeft gevolgen voor de voorliggende begroting 2011. Een aantal van u refereerde daar ook al aan. Weliswaar gaat het voor de jaren 2012 tot en met 2015 volgens de normeringsystematiek van het rijk: trap op, trap af. Maar de effecten op de uitkering van het Gemeentefonds en de doeluitkeringen zijn vooralsnog onzeker voor ons. En dat beeld lijkt verre van rooskleurig. De gevreesde extra korting op het Gemeentefonds blijft uit maar de korting is wel forser dan waar wij in ons perspectief tot nu toe rekening mee hebben gehouden. Als op termijn nou toch blijkt dat er een aantal meevallers zitten vanuit het Gemeentefonds, dan gebruiken wij die als eerste om onze reservepositie te verstevigen en het weerstandsvermogen te vergroten. Ik zou dus ook willen zeggen dat ik de bezuinigingen zeker niet bagatelliseer. En dit college maakt er werk van om te zorgen dat we naar een solide financieel beleid streven. Met de Voorjaarsnota 2011, die anders wordt dan andere keren, - want u krijgt gewoon een herziene begroting van het college -, worden nieuwe keuzes voorgelegd of aangevuld. Want op dat moment weten wij pas zeker vanuit de circulaires van het rijk, wat er allemaal op ons af komt. Wij hebben in de diverse commissievergaderingen en ook vanavond al gemerkt hoezeer uw raad betrokken is bij de afwegingen die gemaakt moeten worden. Waar in het verleden de wensenlijstjes domineerden, hebt u zich nu verdiept in de noodzaak om grondwaarden af te boeken en tegelijk ons perspectief sluitend te houden. Hulde daarvoor, want wij zijn blij dat u de noodzaak tot bezuinigen met ons deelt. Wij verschillen natuurlijk over de weg hier naar toe. Daar hebben wij meningsverschillen over. Die komen vanavond ook weer duidelijk uit de verf, maar de noodzaak staat voor iedereen als een paal boven water. Waar kiest het college voor? Stad in beweging. Door investeringen, investeringen in de kwaliteit van onze stad en innovatie. We zijn hiermee begonnen vanaf de start van dit college. Bijvoorbeeld door uitspraak te doen over de stedelijke herprogrammering, en door binnen het onderwijs met een keuze te komen voor een evenwichtig aanbod van Brede Scholen, verspreid over de stad. Mocht u nou nog iets over Brabantpark willen indienen in de volgende termijn, dan zal ik al vast zeggen dat het college deze motie ondersteunen zal. Ja, je moet ook wat positiefs te melden hebben. Een aantal van u heeft terechte zorg geuit over de volwasseneneducatie. Het klopt dat het rijk daar enorm op gekort heeft, namelijk 44% van het budget. We hebben daar wel als gemeente, samen met het ROC, onze schouders onder gezet en ESF subsidie binnen gehaald, waardoor we nog meer mensen toch kunnen bedienen. En ik denk dat dat nou een vorm van partnerschap is waar dit college zo naar op zoek is. Samen de schouders eronder, niet miezemuizen over wat Den Haag voor ons besluit maar kijken hoe we samen meer geld kunnen maken met elkaar. Met de voordracht van Breda met de Bredase binnenstad voor Unesco en de titel Beste Binnenstad, proberen wij ook op deze manier mensen aan de stad te binden. Maar dat proberen wij ook door de investering in breedtesport. Wethouder Bergkamp zal hier nog even op ingaan. Er zijn aan mij ook wat vragen gesteld over het voortijdig school verlaten. Gisteren heb ik u toevallig de laatste cijfers doen toekomen die u meteen ook gebruikt heeft in uw bijdrage. Maar ik kan u gerust stellen: u heeft de cijfers net iets anders gelezen dan dat ze bedoeld zijn. Wij voldoen wel aan de norm maar ik ben het met u eens dat wij dit gewoon beter kunnen doen. Dat moet. Het rijk geeft ons ook die kans want in het nieuwe regeerakkoord staat ook dat de doelstellingen nog
647 meer aangescherpt moeten worden. Daar licht ik u ook graag volgende week en tijdens de commissievergaderingen nog wat meer over in. Dit college heeft een groot vertrouwen in de kracht van mensen en organisaties. Wij nodigen die uit om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen en wij geloven ook dat zij dat doen. Een aantal van u heeft daar ook al voorbeelden van genoemd. Wij zien die eigen verantwoordelijkheid naast de sociale ook zichtbaar worden in de fysieke ontwikkeling. We onderzoeken bijvoorbeeld de mogelijkheid, - en dat gaat ook over deregulering -, over vergunningsvrij bouwen en zelfs welstandsvrij bouwen. We onderzoeken ook of de toetsing van bouw- en woningtoezicht vereenvoudigd kan worden. Dit om aan de ene kant te besparen en aan de andere kant te innoveren en de dienstverlening te verbeteren. We spannen ons in om de kwaliteit van de openbare ruimte op een hoog niveau te houden. En dat doen we met veel minder middelen dan in de voorbije jaren. Dat betekent dat wij een beroep doen op corporaties maar ook op winkeliers en bewoners. En dan het anders met minder. Ja, wat betekent dat? Dat betekent wel dat de stad in beweging blijft. Maar dat betekent ook dat wij zorg hebben voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Wij zijn er trots op dat wij de 110% norm kunnen handhaven en de heer Meeuwis zal hier ook nog verder op ingaan. Dat betekent dat we proberen zoveel mogelijk de kwetsbaren in onze samenleving, die het echt niet kunnen, in de verantwoordelijkheidsladder te ontzien. En dat betekent aan de andere kant ook dat wij willen investeren in de stad en dat betekent ook dat we de lasten niet onnodig moeten verhogen. Wij zijn er trots op dat wij ondanks de financiële crisis een perspectief kunnen bieden dat wij de lasten de komende jaren niet meer dan met de inflatiecorrectie verhogen. En om u even een beeld te geven: als u als raad zou besluiten om die onbenutte belastingcapaciteit wel in te zetten, de OZB dus wel te verhogen, dan betekent dat een verhoging van 20,5% van de OZB. Dan heeft u ongetwijfeld gelezen in de krant dat de afgelopen week ook stappen zijn gezet in het doorontwikkelen van de organisatie. En dat betekent ook… Ik geloof dat het nogal wat geroezemoes oplevert, dat percentage… De doorontwikkeling van de organisatie is ook voor ons een kans om in die bedrijfsvoering te innoveren. Dat betekent….
DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, dat percentage brengt inderdaad wat rumoer. Hoe komt u op 20%? Wilt u dat even toelichten? WETHOUDER BOELEMA: Daar zit een berekening achter. DE HEER VAN LUNTEREN: Daar vraag ik dus naar. Geeft u die eens. Want ik heb gelezen dat het 3% verhoging zou zijn. WETHOUDER BOELEMA: Waar heeft u dat gelezen? DE HEER VAN LUNTEREN: Dat er nog ruimte zat van 3%. Waar haalt u dan 20% vandaan? WETHOUDER BOELEMA: Ik kan u de technische berekening uitleggen. Dat wil ik u ook best geven. Dat doe ik alleen niet nu. Maar dat kunt u bij mij opvragen. Maar u kunt van mij aannemen dat het 20% is. DE HEER VAN LUNTEREN: Dan parkeren we even die 20% voor de luisteraar thuis. DE VOORZITTER: De afspraak is dat we deze termijn nog niet zouden interrumperen. Ik vraag daar dus ook enige terughoudendheid in. Gaat u verder, wethouder. WETHOUDER BOELEMA: Ik was gebleven bij onze interne organisatie want een heel groot deel van de bezuinigingen van de komende jaren moet gehaald worden in onze interne bedrijfsvoering. Daartoe heeft onze coalitie besloten: eerst snijden in eigen vlees. Dat betekent dat het college deze week daarin ook stappen heeft genomen, door te kijken naar de doorontwikkeling van de organisatie en op een effectievere
648 manier te kijken hoe we zaken kunnen aansturen. Een mooi voorbeeld daarvan is ook de stadsmarinier, waarin we kijken hoe, juist los van alle lagen, van de bureaucratie en de organisaties, slagkracht ontwikkeld kan worden. Wij zien hierin een mooie innovatieve kans om te kijken hoe wij juist op deze manier hier met onze organisatie verder kunnen komen. Ik geloof dat ik al mijn vragen die er nog lagen benut heb, behalve dan, - want daar was ik gebleven -, over de belastingen. En een van de moties gaat ook over de toeristenbelasting. Ik kan u mededelen dat het college onder leiding van wethouder Meeuwis bezig is met een onderzoek over de voor- en nadelen van toeristenbelasting. Dat betekent dat wij daar wel degelijk mee bezig zijn om te bekijken of dat een bron is die wij zouden kunnen inzetten om onze gemeentelijke financiën meer te spekken. Maar dat betekent niet dat we dat in 2011 al kunnen invoeren. Dus het dictum van de motie kunnen wij niet ondersteunen. De motie wijzen we daarom dus af. Maar wij beloven u dat wij daarop terug komen en dat we dan verder met elkaar spreken over de voor- en nadelen. Dan ben ik volgens mij echt door mijn vragen heen. DE VOORZITTER: Dan is het woord aan wethouder Arbouw. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, misschien toch even ter interruptie. Ik heb niks gehoord over erfpacht en dat was toch een hele duidelijke vraag van mijn kant. DE VOORZITTER: Wethouder Bergkamp, Grondzaken. DE HEER HARDORFF: Voorzitter, we zouden niet interrumperen maar mogen wij na afloop wel een vraag stellen aan de wethouder? DE VOORZITTER: Op zich hebben we daar de 2e termijn voor maar… DE HEER HARDORFF: Ja, maar in de 2e termijn ga je ook in op de moties en amendementen van andere partijen. Volgens mij is dit het moment om ook op de opmerkingen van het college in te gaan. DE VOORZITTER: Ik probeer te doen wat we afgesproken hebben. Maar gaat uw gang mijnheer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Wat mij verbaast, is dat wethouder Boelema als wethouder Financiën, daarmee een beetje sprekend namens de rest van het college, als het gaat over het meer algemene verhaal, niet in gaat op de opmerkingen die gemaakt zijn over de houding en de attitude van dit college. Want zij begon haar termijn als wethouder in april, kan ik mij nog wel herinneren, met de woorden: Anders, ja. Maar wij kunnen niet anders dan constateren dat bijvoorbeeld een hoop vragen die wij gesteld hebben over de begroting, niet beantwoord werden of niet beantwoord konden worden. Een heel concreet voorbeeld is bijvoorbeeld: welk bedrag is nu gemoeid met de bezuiniging op de Breda Pas, die u zelf noemde. Dat antwoord kon niet gegeven worden terwijl enkele dagen later wel partijen in de stad hoorden bij monde van communicatie van uzelf dat het om een halvering ging. Hoe kan het toch dat wij dat als raad niet kunnen horen mar u dat wel aan de stad kunt communiceren? WETHOUDER BOELEMA: Volgens mij is het zo dat het college de meeste vragen gelijkelijk beantwoord heeft en een aantal niet en dat klopt omdat, - ik schets u ook het perspectief vanaf 21 september met het uitkomen van de begroting, - er tot nu een hele hoop is gebeurd. Niet alleen in Breda, omdat wij voortvarend aan de slag zijn als college, maar ook omdat er gewoon landelijk het een en ander gebeurt. Daarom probeer ik ook in een wat bredere context te praten met u over die ontwikkelingen die wij zien als college om daarmee de begroting in een breder perspectief te plaatsen. Een van de dingen, en dat is denk ik nieuw in de communicatie van dit college richting de raad, om recht te doen aan de duale verhoudingen die er zijn, is natuurlijk dat wij zien dat wij niet alles kunnen weten. Dat komt omdat er een hoop onzekerheden zijn. Wij bieden u als raad de mogelijkheid om gedurende 2011 ook in te grijpen op de lopende begroting. Dat is volgens mij iets
649 unieks wat ook moet volgens mij als u zelf aan zet wilt blijven. Dat is volgens mij nieuw en een voorbeeld van hoe wij met uw raad om gaan. Waar dat gaat over uw vraag, ja natuurlijk is het zo dat nog niet al die bezuinigingen zijn ingevuld. Als wij die plannen al zouden hebben geweten op 21 september, zouden wij die ook in de begroting gezet hebben. Zo moet je dan ook redeneren. Een aantal van die dingen komt dus en ik snap uw ongeduld daarover. Een gedeelte is al bekend en een gedeelte wordt bekend en de heer Meeuwis zal daar verder op ingaan. DE HEER HARDORFF: Mevrouw Boelema ik wil daar toch even op ingaan want dat had niks te maken met ongeduld. Ik vraag me af hoe het kan, dat binnen een week de raad niet geïnformeerd kan worden over welk bedrag het gaat maar dat u wel aan de rest van de stad kunt laten weten dat het om een halvering gaat. Dat verbaast me en dat heeft niks met het moment te maken volgens mij. WETHOUDER BOELEMA: U heeft daar zelf kennelijk ook kennis van kunnen nemen. Ik heb gezegd dat wij als college…. DE HEER HARDORFF: Ja mevrouw Boelema, ik wil hier toch even op reageren. Het is natuurlijk een gotspe dat wij hier zelf informatie uit de stad nodig hebben omdat wij goede contacten hebben met partijen om van hen te horen wat u van plan bent met de Breda Pas, terwijl wij u die vraag stellen. MEVROUW BOELEMA: Mijnheer Hardorff, nu draait u het wel om. En nu word ik toch wel even wat politiek. U zegt bij monde van uw fractievoorzitter tegen mij en tegen dit college: u overlegt niet met de stad. Nu doen wij dat dus wel; de heer Meeuwis zal daarop ingaan. Dan overlegt u dus met de gesprekspartners van ons en dan weet u dus meer dan dat u als raadslid weet. Kijk, nu draait u dus de zaak om. Wij overleggen dus zeer zeker wel met de stad. Daar is dit dus een exemplarisch voorbeeld van. DE HEER HARDORFF: Nee, dat is hier geen voorbeeld van. Dit is een voorbeeld van dat u een mededeling doet aan de stad die u in diezelfde week niet aan ons als raad wilt doen. Dat verbaast ons. MEVROUW BOELEMA: Volgens mij maakt u er nu gewoon een woordspelletje van. Ik constateer dus dat wij als college wel met de stad communiceren en ook met u. DE VOORZITTER: Ik wil hiermee afronden omdat we hebben afgesproken dat tijdens de schorsing ook nagedacht zou worden over aanvullende vragen. Dit is gewisseld. Het woord is aan wethouder Arbouw. WETHOUDER ARBOUW: Dank u wel voorzitter. Voor mij twee onderwerpen. Het ene onderwerp betreft de veiligheidsregisseur annex stadsmarinier en de motie 2 van de SP. En het andere onderwerp is Via Breda. Ik zou met het laatste onderwerp willen beginnen. Trots op Nederland, mijnheer De Jong, dank u voor uw vraag. Want als je de begroting van 2011 met elkaar bespreekt, zou het vreemd zijn als je het grootste project van Breda, in feite de grootste ontwikkeling van Breda waar we mee te maken hebben, niet aan de orde zou stellen. Dank dus voor uw vraag. Het is ook terecht dat u zegt dat u dat risicomanagement zeer belangrijk vindt. Want laten we wel wezen, in deze tijd is het bouwen van zo‟n hoge snelheidslijn terminal geen sinecure. U snapt dat in deze tijden de gebiedsontwikkeling er rond omheen een spannend dossier is. Dus ja, het college kijkt nauwlettend naar het projectmanagement en kijkt ook zeker goed naar het risicomanagement. Sterker nog, de afgelopen weken is dit bijna dagelijks onderwerp voor het college geweest waar we ons in brede zin mee bezig houden. Het belang is ook zeer groot. Het belang is zeer groot dat we spoedigst kunnen starten met de bouw van de terminal. Dat is voor de economie van de stad van belang en natuurlijk ook voor het aantrekken van de bedrijvigheid naar Breda. Ik was vanmorgen in Bergen op Zoom om uitleg te geven hoe wij als stad om gaan met de stedelijke herprogrammering. De gedeputeerde was daar en ook andere vastgoedspelers en corporaties. En zeker ook die terminal en het aantrekken van die bedrijvigheid waren daar onderwerp van gesprek. Want iedereen ziet dat dat voor Breda en voor West Brabant een enorm belangrijke ontwikkeling is. Om die reden wil ik ook aangeven dat we echt flink aan het dossier aan
650 het trekken zijn omdat de stap om de uiteindelijke gunningsfase van de aanbesteding nu in te gaan. Dat is van groot belang voor deze ontwikkeling. En zoals ik het nu kan overzien, zullen we die laatste stap op zeer korte termijn ook nemen. Dan voorzitter, de motie 2 van de SP. Naast het feit dat hij het natuurlijk over de veiligheidsregisseur heeft en in de commissie nog steeds praat over de stadsmarinier, gaat het uiteindelijk om zijn vraag om op 2 december in de commissie Bestuur het werkbudget te bespreken. Ik wil het volgende zeggen. Mijnheer Van Lunteren, dan heeft u niet helemaal begrepen wat ik in de commissie ook uitgelegd heb en waar dat werkbudget voor bedoeld is. Ik heb daarin aangegeven dat met name de grootte van het werkbudget voor het totaal aan stadsmariniers zeer belangrijk is om die stadsmarinier in staat te stellen in te spelen op leefbaarheids- en veiligheidsvraagstukken die op dat moment aan de orde zijn en die door het normale optreden van verschillende partijen of de gemeente, niet snel opgelost kunnen worden. Daar heeft hij kapitaal voor om dat ook snel en adequaat en slagvaardig aan te pakken. Dat weet ik dus niet van te voren. Sterker nog, we leggen dat juist bewust laag in de organisatie bij een belangrijke functionaris die kan overzien wat er op dat moment nodig is. En hij zal daar achteraf uiteraard ook richting bestuur en college verantwoording over moeten afleggen. En ik heb u in de commissie ook toegezegd dat we ook halfjaarlijks met elkaar zullen zien hoe er gebruik gemaakt wordt van dat werkkapitaal. Ik heb ook aangegeven dat we dat budget niet opknippen in kleine stukjes en dan verdelen over de stadsmariniers maar dat we met name vanuit het totaal van het werkbudget voor de pool van mensen daar willen inzetten waar het het hardste nodig is. En dat kan dus in het ene deel van de stad anders liggen dan in het andere deel van de stad. Dan voorzitter, vroeg de heer Stubenitsky nogmaals om met name ook om de kennis en deskundigheid van de huidige veiligheidsregisseurs en verbindingsregisseurs te benutten. Ik heb ook al in de commissie toegezegd dat we dat zeker zullen doen en dat zal ik bij deze opnieuw bevestigen. Ik hoop u vrij spoedig de verdere uitwerking van het concept stadsmarinier te kunnen presenteren, zodat we inderdaad ook op 1 januari met de vijf stadsmariniers kunnen beginnen. Dank u wel. DE VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Meeuwis. WETHOUDER MEEUWIS: Dank u wel voorzitter. Aan mijn adres zijn ook een aantal vragen gericht. Als ik zo naar de bijdragen luister, dan beluister ik door u geventileerd, wat onrust over zaken die niet helemaal duidelijk zijn, als het gaat over de begroting van Sociale Zaken en deels ook over het welzijnswerk wat onderwerp van discussie is. Ik wil u echter aangeven dat, hoewel we al een half jaar bezig zijn als college, het helaas nog niet mogelijk is gebleken om het hele programma, zoals afgesproken in april, ter beoordeling al op zijn uitwerking aan u voor te leggen. Er wordt echter, dat kan ik u verzekeren, wel met man en macht aan gewerkt om dat zo snel mogelijk allemaal wel voor elkaar te krijgen. Maar goed, de systematiek vraagt er om dat wij op een gegeven moment met u overleggen en we doen dat dus ook graag. Laat ik eens even beginnen met de langdurigheidstoeslag. Daar tendeert een bepaalde richting. De bijdragen van uw raad geven het antwoord op de vragen die door u zelf gesteld worden. Deze coalitie heeft dit college de opdracht gegeven om een verandering in de systematiek van inkomensondersteuning toe te passen. Dat betekent dat we van een meer collectieve, generieke vorm van maatregelen naar een wat meer individualistische, op de eigen verantwoordelijkheid geënte aanpak willen. Wat we ook willen, en wat ook is afgesproken, is dat alle beleid, linksom, rechtsom, gericht is op participatie. Niet omdat dat een rechtse hobby is maar omdat we al die mensen hard nodig hebben, ook als ze nu nog niet in staat zijn om volledig mee te doen in dat arbeidsproces. Op de laatste verantwoordelijkheidstrap hanteren we binnen Sociale Zaken ook de participatieladder om te beoordelen hoe ver mensen van de arbeidsmarktkans af staan. En daar zijn een aantal gradaties in te onderkennen. En wat wij hebben aangegeven, is dat wanneer je daar heel dicht bij zit, dan een extra stimulans in de vorm van een financiële prikkel een heel goed instrument kan zijn om aan de slag te komen. De zorg die ik beluister, spitst zich toe op de meest kwetsbaren. En daar heeft dit college gevoel bij en zicht op. En met alle respect, maar ik heb natuurlijk de bijdrage van de heer Akinci niet nodig om dat gevoel in het college ook merkbaar te houden. En als ik dan nu vraag: kunt u binnen de spelruimte van het armoedebeleid van deze stad ruimte vinden om specifieke kwetsbare groepen te ontzien, om daar andersoortige maatregelen voor te nemen die er nu misschien niet zijn, dan is het antwoord daarop dat ik dat en dat wij dat eigenlijk best willen. In het coalitieakkoord staat ook dat we kinderen in achterstandsituaties zoveel mogelijk willen ontzien en zelfs additioneel zouden willen ondersteunen. En die ruimte zie ik ook in deze mogelijkheden. En als ik u beluister, hoor ik ook een wens om daar zo goed mogelijk gebruik
651 van te maken. Wat ik u dus wil vragen, - want wij gaan deze voorstellen op 30 november met elkaar bespreken en dan staat ook het hele pakket aan maatregelen dat wij voorstaan binnen het armoedebeleid, het participatiebeleid ook op de agenda -, om er dan ook eens rustig met elkaar over van gedachten te wisselen. Ik zeg u dus toe, op basis van de vragen die zowel van de heer Dijkhoff als van de heer Akinci en die ik ook een beetje bij mevrouw Haagh heb beluisterd, om te kijken naar die specifieke doelgroepen of we daar iets mee zouden kunnen doen, dat we daar dan ook mee een de slag moeten gaan. Voor wat betreft de WMO, komen er ook wat bijzondere vragen naar boven, die zich vooral toespitsen op het overleg wat er niet zou zijn. En ik ben toch enigszins verbaasd over de normaal gesproken toch zo goed geïnformeerde raadsleden die hierover spreken omdat de lijst met voorstellen en maatregelen die wij in het kader van met name het voorzieningenbeleid van de WMO, - want de WMO is heel breed -, dat een deel van die maatregelen zelfs is aangedragen door degenen die het betreft. Wij hebben uitgebreid overleg gehad als gemeentelijke organisatie met de begeleidingscommissie. En daar zitten vertegenwoordigers in van alle partijen die van die voorzieningen gebruik moeten maken, onder andere gehandicapten, ook mensen die geestelijke zorg nodig hebben, en met hen is dit doorgesproken. En als ik naar de interruptie van de heer Hardorff luister naar mevrouw Boelema, inzake hoe het nou mogelijk is dat er zaken besproken worden met partijen buiten deze raad om, ja, dan is dat natuurlijk een beetje een moeizaam dilemma aan het worden op deze manier want als u wenst dat wij met een onderbouwd en gedragen verhaal, - en natuurlijk kan niet iedereen blij en gelukkig gemaakt worden met het soort maatregelen wat wij nu voorstaan, - maar als wij met dat soort onderbouwde verhalen willen komen, moeten wij dus wel dat overleg hebben. MEVROUW HAAGH: Voorzitter, zou ik over dit onderwerp toch een specifieke vraag mogen stellen? DE VOORZITTER: Heel kort, want nogmaals, we hebben zekere afspraken gemaakt. MEVROUW HAAGH: Dat begrijp ik maar ik wil ook niet dat dingen een ander leven gaan leiden. DE VOORZITTER: U krijgt ook nog een tweede termijn. Korte vraag. MEVROUW HAAGH: Dat begrijp ik ook. Kijk, we hebben gesproken met die begeleidingscommissie mijnheer Meeuwis, en we hebben inderdaad gehoord dat u een gesprek heeft gehad en daar heeft gevraagd: welke maatregelen zou u aandragen? Die hebben zij aangedragen maar daarna is er geen overleg geweest. Zij zijn geconfronteerd met bepaalde maatregelen terwijl ze u te kennen hebben gegeven juist samen, gemeente, begeleidingscommissie en klankbordgroep, samen visie te willen formuleren waarmee men die kanteling van de WMO ook daadwerkelijk samen gaat bewerkstelligen. En dat is het grote verzoek. Doe dat samen en kijk dan welke maatregelen daarin passen. En daar is het echt nog niet van gekomen. Vandaar ook onze motie om dat een beetje kracht bij te zetten, om die stap verder samen te maken. WETHOUDER MEEUWIS: Wat er gebeurd is, is dat er overleg is geweest. Er zijn natuurlijk meer zaken die als input dienen voor een dergelijk besluit wat heeft geleid tot het besluit om het voorzieningenniveau te herzien. Er is ook gekeken naar wat andere gemeenten doen op dit vlak. Wat is gebruikelijk in andere gemeenten? Wat mag men algemeen als gebruikelijk veronderstellen en wat moet wel en niet. En daar moet u zich wel van bewust zijn. Wij lopen natuurlijk tegen een structureel tekort aan in die WMO. Dat geld moet dus ergens verdiend worden. Wij zoeken dus naar mogelijkheden. Wij hebben degenen om wie het gaat ook als een van de eersten om die input gevraagd. Vervolgens hebben wij gekeken wat financierbaar en haalbaar is, mede rekening houdend met de input die door de betrokkenen zelf is ingebracht. En met dat verhaal komen wij ter informatie naar u toe. MEVROUW HAAGH: Maar bent u nu bereid om eerst te werken aan een stuk visie en te kijken of die maatregelen daarbinnen passen? Ik vind het hartstikke goed dat u in Tilburg gaat kijken. .. WETHOUDER MEEUWIS: Maar die visie zit…..
652 MEVROUW HAAGH: Nee, die ….. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh, … WETHOUDER MEEUWIS: Voorzitter, … DE VOORZITTER: Ik stel voor dat wethouder Meeuwis toch de ruimte krijgt om zijn totaalverhaal af te maken. U krijgt een 2e termijn. Dan heeft u de ruimte om te reageren. Dus een korte reactie en dan stel ik voor dat de wethouder verder gaat. WETHOUDER MEEUWIS: Die visie zit natuurlijk in de keuzes besloten die wij rondom dat voorzieningenniveau hebben genomen. En daar zit een rationalisatieslag in, daar zitten elementen in van wij zijn de enigen die een dergelijk voorzieningenniveau hebben. En vergist u zich niet, zelfs als u op dit moment naar andere steden zou verwijzen, dan wil ik u er op wijzen dat wij in deze discussie die wij hier nu voeren, zeker niet uniek zijn, want iedereen zit met tekorten. En iedereen en ook andere gemeenten en andere bestuurders moeten ook zien hoe zij het voorzieningenniveau, wat echt noodzakelijk is en wat echt gewenst is, en waarvan ik ook wil dat het overeind blijft, gestalte geven. En dat betekent dat er keuzes gemaakt worden. En dan is het natuurlijk zo dat in een individueel geval er altijd een terugval in voorzieningen kan zijn, wat ongewenst is. Dat is een effect van een dergelijke operatie. De vraag is, hoe ernstig dat is als algemene maatregel. Ik heb u in een eerdere discussie, als het gaat over het voorzieningenniveau en mensen die daar in de problemen komen, die dus zaken niet meer voor elkaar krijgen, bijvoorbeeld in de sfeer van eigen bijdragen, en daardoor inkomenstechnisch in een probleemsituatie komen, daarvan hebben wij gezegd en u gemeld, dat wij dus mogelijkheden zien. En dan gaan wij dus weer uit van die individuele situatie en dat persoonlijke gesprek, om daar in de bijzondere bijstandsverstrekking het een en ander aan te doen. Mooier kan ik het in die zin dus ook niet maken. En ik hecht er waarde aan om met name dat laatste misschien nog eens extra te benadrukken. We stappen gewoon af van dat collectieve denken. En dat is ingebed in dat coalitieakkoord wat er ligt, die eigen verantwoordelijkheid die ook vraagt om een individuele benadering. We zeggen niet: voor deze groep is dat een mooie voorziening, terwijl een deel het misschien ook zonder prima zou kunnen doen maar wel het budget opsoupeert wat voor een ander deel mogelijkerwijs heel hard nodig is. En ik kan daar dus ook voor de volle 100% achter staan. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, mag ik een verhelderende vraag stellen? DE VOORZITTER: Nee, dat gaan we straks doen. Ik stel voor dat de wethouder nu verder gaat met de beantwoording. WETHOUDER MEEUWIS: Dan nog even terug naar het niveau van die langdurigheidstoeslag. Dat had ik zojuist nog even willen doen. Wat u zich moet realiseren, is dat er wordt gekort. Dat klopt. Dat is geen bezuiniging. Dat is een instrument wat wij op deze manier inrichten om participatie te stimuleren. Ik heb u aangegeven hoe belangrijk dat dat is. Ik heb u aangegeven in de eerdere discussie hierover hoe wij het vangnet eronder zien. Ik heb u net aangegeven dat wij in de discussie over deze maatregel die in een verordening moet worden vastgelegd met u, hoe wij naar specifieke groepen apart willen kijken. Dat heb ik u nu toegezegd. Ik wil u er ook even aan herinneren, - en met name voorzitter, in de richting van de fractie Partij van de Arbeid, - dat er 20 jaar gelobbyd is om die grens boven die 100% uit te tillen. Dat is na de vorige verkiezingen gelukt, eindelijk. Het is naar 110% gegaan, het is van 5 jaar naar 3 jaar gegaan. Dat is, even voor de duidelijkheid, nog maar een situatie van 22 maanden. En wat heeft deze coalitie gedaan? Die heeft dat gewoon omarmd. Die heeft gezegd: wij houden dat vast. Wij gaan daar gewoon mee door. Wij vinden dat een goede verworvenheid en wij vinden dat belangrijk. Zo is het en niet anders. Dus als u mij of dit college kilheid en hardheid verwijt, dan moet u toch eens even in uw eigen notulen van 4 jaar en 8 jaar en 12 jaar geleden kijken naar hoeveel moeite u toen heeft moeten doen en het niet voor elkaar heeft gekregen. En nu krijgt u het zo in de schoot geworpen.
653 DE HEER SZABLEWSKI: We hadden het, we hadden het…. DE HEER VAN LUNTEREN: We hadden het lef moeten hebben om het af te schaffen. WETHOUDER MEEUWIS: Dan heb ik nog 2 moties. O pardon voorzitter, ik vergeet een vraag van de heer Van Lunteren. Die vraag gaat over de vertegenwoordigers van de vertegenwoordigers. Mijnheer Van Lunteren? U had een vraag over de vertegenwoordigers van de vertegenwoordigers. U doelt daarbij op de vraag die u ook hebt gesteld via artikel 41 vragen ten aanzien van het draagvlak van het Retail platform. Wij hebben intussen niet alleen van het Retail platform maar ook van andere ondernemersclubs in de binnenstad, en de bewoners van de binnenstad, een ondertekend convenant mogen ontvangen. Dat betekent dat dat voldoende draagvlak geeft voor het punt waarvoor neem ik aan uw vraag gesteld is, namelijk de invoering van de koopzondagen. Als het goed is, wordt in de raadsvergadering van december de verordening aan u voorgelegd. Daar is dat convenant, waar deze partijen allemaal voor hebben getekend, bijgevoegd. Wij zien dat als voldoende draagvlak. En de overige vragen zal ik graag op basis van de schriftelijke vragen aan u doen toekomen. Nu de moties. Ten aanzien van, en ik heb het antwoord zojuist al gegeven, de motie over de WMO, heb ik gezegd wat ik daarover heb willen zeggen. Ik adviseer u dus die motie niet aan te nemen. En vervolgens de motie betreffende de bezuinigingen op het armoedebeleid. Die hebben wij nog even expliciet besproken omdat het een wat bijzondere motie is, waarbij u het college vraagt om de hele bezuinigingen rondom Sociale Zaken als college met de coalitiepartijen te bespreken. Ik vind het verleidelijk maar het creëert een soort trialisme in deze raad waar ik u denk ik geen plezier mee doe. En ik zou ook onrecht doen aan uw deskundigheid en ervaring en inbreng om die buiten deze discussie te houden. Ik wil u dus om die reden vooral aanraden om ook zelf niet voor deze motie te stemmen. Dat was het, volgens mij heb ik alles gehad, voorzitter. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. Het woord is aan wethouder Bergkamp. WETHOUDER BERGKAMP: Voorzitter, ik wil in aanvulling op wat collega Meeuwis zegt over koud en kil, en het overleg met betrokkenen, toch nog eens even benadrukken dat ik denk dat zijn reactie glashelder is wat betreft het voorzieningenniveau. Want daar is met de begeleidingscommissie over gesproken. De WMO bestaat uit 9 prestatievelden. Collega Boelema doet het gebied van de jeugd, collega Meeuwis doet een aantal prestatievelden, ik doe er zelf ook een aantal op het gebied van vrijwilligerswerk en sport en diversiteit. En ik weet niet wat een ivoren toren is maar ik kan in ieder geval in aanvulling op wat hij zei, getuigen van het feit dat maar ik die, ook als u mijn agenda zou zien, niet ken. En als we al een ivoren toren zouden hebben, zou ik er nooit zijn. Ik ben meer in de stad met iedereen, dan dat ik op het stadskantoor ben. Dus dat overleg, wat mij betreft, op die prestatievelden van de WMO, vindt plaats. En het laatste wat ik er nog van wil zeggen, is dat er blijkbaar ooit besloten is om ook nog een klankbordgroep in te stellen. Als je het over bestuurlijke drukte hebt, kan je het ook over adviesdrukte hebben. Maar ik heb de klankbordgroep WMO uitgenodigd om met ideeën en gedachten te komen, waarvan de klankbordgroep vindt dat deze nuttig en bruikbaar zijn. En naarmate de kwaliteit van het advies toeneemt, zal de bereidheid om dat over te nemen, ook toenemen. Ik heb het zo geloof ik letterlijk gezegd en ik denk dat het ook letterlijk in het verslag staat. Dus in die zin ligt die uitdaging ook aan die kant. En wat betreft meer specifieke vragen in mijn portefeuille, wil ik het volgende zeggen. Wat betreft de wijkontwikkeling, - laat ik daar mee beginnen -, en het Jan Ingenhouszplein in het bijzonder, begrijp ik heel goed, - u heeft dat in eerdere sessies ook uitgesproken -, het belang van wat u heeft, bij het zo snel mogelijk aanpakken van de fysieke onderdelen van zeg maar de Haagpoort en het Jan Ingenhouszplein in het bijzonder of als eerste. Ik heb al eerder aangegeven dat wat het college betreft en ook wat mijzelf betreft, wij zodra we maar enigszins kans zien in het kader van de financiële situatie van de gemeente om daar invulling aan te geven, we dat ook zeker zullen doen. Weet dat ik vanmiddag nog overleg heb gehad met de directie van het bestuur van de Rooi Pannen, in aanwezigheid van de voorzitter van de wijkraad en dat wij daar aan het kijken zijn. We lopen twee sporen af. We zijn aan het kijken naar het plan wat er ligt en wat verdere participatie en betrokkenheid van de Rooi Pannen nog zou kunnen betekenen in dat plan. En aan de andere kant, heb ik u ook al aangegeven, dat wij binnen de financiële boekhouding en huishouding van de gemeente aan het kijken zijn of er dekking gevonden kan worden voor de 1,2
654 miljoen waar we het over hebben. Het college is van mening dat in de huidige financiële situatie die dekking van 1,2 miljoen, of 1. Maar goed die 2 ton die in het amendement van de Partij van de Arbeid staat vanuit de Haven is toegevoegd aan de algemene middelen. Dus die 1,2 miljoen kan niet uit het investeringsbudget gehaald worden wat er nu is omdat dat in onze ogen op dit moment vanuit het financiële perspectief wat collega Boelema ook schetst, een niet verantwoorde keuze is. Maar de opmerkingen die u maakte, met name ook de bijdrage van mevrouw Verkuylen daarin, geeft nog eens steun aan de gesprekken die wij voeren en de zoektocht die wij doen. En ik verwacht, maar hoop vooral, dat het ons lukt om bij de Voorjaarsnota met een uitgewerkt voorstel te komen zowel inhoudelijk omdat we dat met betrokkenen doen. Daar is al heel veel gebeurd dus daar moet niet het grootste probleem liggen. Maar het is met name dat onze zoektocht naar middelen ook iets oplevert. En in eerder verband heeft het CDA in het kader van herprioritering binnen de wijkontwikkeling daar ook al een aantal, wat mij betreft, zinvolle dingen over gezegd en die betrekken we ook zeker bij die zoektocht. En dat betekent dat we het amendement zoals dat door de Partij van de Arbeid is ingediend, ontraden. En dat heeft dan vooral te maken met de dekking van dat amendement en niet met de inhoudelijke opdracht. DE HEER VUIJK: Voorzitter, een hele korte vraag. Ik hoor wethouder Bergkamp zeggen dat er wel geld is maar dat hij het niet verantwoord vindt om het geld in te zetten. Dus als wij het nou met zijn allen wel verantwoord vinden om dat geld in te zetten, en ik geloof dat ik een pittige discussie met de heer Lips heb gehad in de commissie Ruimte…. DE VOORZITTER: Nee, korte vraag. DE HEER VUIJK: En dan is er gewoon geld. Ja of nee? WETHOUDER BERGKAMP: Voorzitter, ik heb in de jaren dat ik hier actief ben, geleerd dat er een verschil is tussen het college en de raad. En ik geef u het antwoord en het advies van het college. En daar heb ik niks meer aan toe te voegen. DE VOORZITTER: Gaat u verder. WETHOUDER BERGKAMP: Dat is een punt. Ik kijk even naar mijn lijstje en ik doe het even in een willekeurige volgorde. Er is een amendement ingediend om de aanpassing van de baan bij Sprint te realiseren en voor te financieren uit het sportbudget. Mede in relatie tot de opmerking die gedeputeerde van Haaften gisteren maakte in een bijeenkomst over Olympische ambities, het staat nog niet zwart op wit maar ik leid daar uit af dat die aanvraag wat betreft de provincie in ieder geval net zo hoog staat als ik al dacht dat die zou staan. Ik geloof het pas als ik het op papier zie maar dat lijkt het college in ieder geval een goed amendement. Dus wij adviseren dat amendement over te nemen. De heer Van Lunteren stelde een vraag en deed een suggestie over erfpacht. In 2008 is door de toenmalige raad bij de vaststelling over de nota over het grondbeleid vastgesteld dat dat niet zo‟n goed instrument was. Maar ik ben zeker bereid, - en er komt binnenkort een nota over de grondprijzen -, om de voor- en nadelen nog eens op een rijtje te zetten en u en ons de kans te bieden daar de discussie nog eens over te voeren. Ik neem aan dat u met die toezegging tevreden bent. De heer De Jong stelde een vraag. Het was meer zijn zorg. Die begrijp ik op een aantal terreinen. Alleen zien we op dit moment geen andere mogelijkheden dan met het rioolstelsel en het onderhoud van de stad en met het straatmeubilair, om te gaan zoals we dat doen. Wat betreft dat straatmeubilair, wil ik nog wel wijzen op het feit dat collega Boelema binnenkort met u praat over het jeugdbeleid en dat een van de onderwerpen van het jeugdbeleid is: spelen en jeugd. En in dat kader willen we ook eens met u praten over een wellicht wat andere inrichting van de buitenruimte waarbij we niet op elke hoek een wipkip hebben staan. Het is niet om te lachen maar serieus bedoeld. Dat zijn volgens mij de antwoorden op de vragen die aan mij gesteld zijn. DE VOORZITTER: Dank u zeer. Tot slot wethouder Willems.
655 DE HEER HARDORFF: Voorzitter, ik zou nog een verduidelijkende vraag aan de heer Bergkamp willen stellen. Hij was bezig iets te gaan zeggen over wijkontwikkeling maar werd volgens mij even van zijn a propos gebracht. Door mevrouw Verkuylen van het CDA was namelijk de suggestie gedaan om de wijkontwikkeling te verbreden. Dat verhaal hebben we eerder gehoord, alleen hebben we toen van haar geen dekking gehoord waaruit dat betaald zou moeten worden. Ik kan me nog wel D66 herinneren, - en daar waren wij het helemaal mee eens in de commissie -, die zei: handen af van de wijkontwikkeling… DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter, een punt van orde. De PvdA verdubbelt zo zijn spreektijd. DE HEER HARDORFF: De Driesprong en de Heuvel, hoe staat u daar in? DE VOORZITTER: In de 2e termijn krijgt u de gelegenheid om te reageren op datgene wat voor u van belang is. Het woord is aan wethouder Willems. WETHOUDER WILLEMS: Dank u wel voorzitter. Voor de hekkensluiter de laatste 10 minuten. DE VOORZITTER: Het mag ook korter. WETHOUDER WILLEMS: Wat zegt u? DE VOORZITTER: Het mag ook korter. WETHOUDER WILLEMS: Dat wou ik net zeggen. Het kan waarschijnlijk korter want er zijn niet zo heel veel vragen in mijn richting gesteld, maar wel enkele opmerkingen gemaakt waar ik toch even kort bij stil wil staan. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik trots ben op Breda, trots ben ook op uw raad en trots ook op de ambities die dit college ook heeft geformuleerd op het gebied van cultuurbeleid. Ik voel ook uitdrukkelijk weer dat er een hele brede steun is voor de ambities die wij op dit punt hebben geëtaleerd, zowel in culturele hoofdstad maar ook onze profilering op het gebied van beeldcultuur en erfgoed en dat we daar ook vooral mee door moeten gaan. Helaas zijn er ook enkele fracties die daar vragen bij stellen. Wij zijn er trots op dat wij zo‟n beetje de enige stad van Nederland zijn die niet bezuinigt op cultuur. En de argumenten waarom we dat doen, zijn eigenlijk door een heleboel van uw eigen leden van de raad al voldoende aangeven. Want het lijkt me alleen maar een compliment waard. Dat is goed voor de werkgelegenheid, goed voor het welbevinden van mensen, goed voor de economische uitstraling van de stad. En dat zijn op zich al argumenten genoeg. De tweede opmerking betreft het parkeerbeleid. Breda wil een gastvrije stad zijn, wil een aantrekkelijke stad zijn en dat betekent ook dat je ten aanzien van je bezoekers probeert hen zoveel mogelijk tegemoet te komen en dat je ook ten aanzien van de middenstand en de culturele voorzieningen kijkt wat je in deze tijd van economische crisis kunt betekenen. In die zin hebben we er inderdaad voor gekozen als college om een eerste stap te maken in het beleid van parkeermeters dicht als de winkels dicht zijn. De budgettaire situatie laat ons niet toe om daar grote stappen in te zetten, wellicht in de toekomst meer. De heer Dijkhoff heeft dat ook beaamd. Maar goed, je kunt beter nu wel beginnen omdat je laat zien dat je het collegeakkoord op alle mogelijke onderdelen serieus neemt en ook in uitvoering brengt. Daar ga ik dus niet aan morrelen want als je aan het ene ding gaat morrelen, dan komen alle andere dingen vervolgens ook ter discussie te staan en daar kiezen wij dus niet voor. De SP heeft samen met Breda‟97 daar een motie over ingediend om daar mee te wachten. Dat lijkt me uiterst onverstandig om twee redenen. Op de eerste plaats heeft het helemaal niets te maken met de parkeertarieven. Het invoeren van parkeermeters dicht wordt niet betaald uit de parkeertarieven maar uit de efficiencyverbetering in de bedrijfsvoering en brengt dus ook pas op langere termijn de dekking met zich mee. De parkeertarieven hebben puur te maken met het structurele tekort waar we mee zitten door tegenvallende parkeerinkomsten. Daar moet je dus een lichte verhoging van de parkeertarieven voor invoeren en daar kan je dus ook niet mee wachten. Het lijkt me dus niet logisch om de motie aan u aan te bevelen. De derde opmerking betreft de vragen van GroenLinks over milieu. De heer Stubenitsky ging daar op een andere manier op in, op het klimaatvraagstuk. Ik heb ook in de commissie al aangegeven
656 dat wij op het gebied van klimaatbeleid nog steeds met zeer ambitieuze plannen bezig zijn in lijn met de Klimaatnota die uw raad heeft vastgesteld. Dat leidt tot een jaarlijks uitvoeringsprogramma. En inderdaad moet het beleid zichzelf betalen. Dat betekent ook dat we op een heleboel fronten met corporaties, met bedrijven, met de gemeentelijke gebouwen, met de sportsector, klimaatmaatregelen nemen die zichzelf inderdaad terugverdienen en die dus ook gefinancierd worden omdat ze rendabel zijn. Dat ziet u in de begroting dus ook niet erg terug want soms zijn het subsidies die helpen maar over het algemeen zijn het dus rendabele investeringen die we samen met de markt en voor een deel ook met onze eigen gemeentelijke initiatieven realiseren. In de commissie zullen wij binnenkort weer praten over het Uitvoeringsprogramma Klimaat, want dat wordt ieder jaar vernieuwd. Dan kunt u ook daarin verschillende maatregelen weer tegen komen. Tot slot voorzitter, was er een vraag van de heer De Jong over Europese subsidies. Wij geven daar veel zicht op. Het gaat om enorm veel gelden rond de Europese subsidies. Ik geloof dat er op dit moment al zeker 6 of 7 subsidietrajecten lopen richting Europa. We houden u graag op de hoogte van al die aanvragen en ook de uitkomsten daarvan via de reguliere verantwoording in de bestuursrapportage en dergelijke. Als dat nog beter kan, moeten we daar eens naar kijken. Maar het is een veld op veel verschillende niveaus. Dat kun je dus niet met een rapportage af. Dat heeft soms te maken met Via Breda en dan weer met mobiliteitsbeleid, dan met klimaat of cultuur of andere beleidsterreinen. Dus eigenlijk per beleidsterrein zetten wij in op het maximaliseren van de Europese steun. En u ziet ook in de jaarrekening voortdurend welke gelden wij hebben binnen gehaald. Van te voren is niet altijd te voorspellen wat je binnen haalt. Dus dat blijven dan verwachtingen en daar kunnen we dan met u over communiceren. DE VOORZITTER: Goed. Daarmee heeft het college in drie kwartier de beantwoording gedaan. Ik stel voor om de vergadering te schorsen tot 20.40 uur en dan te beginnen aan de 2 e termijn. Mijnheer Akinci? DE HEER AKINCI: Graag een punt van orde. Kan dat niet iets langer? Ik begrijp dat er net een uur geschorst is maar we moeten deze zeer zinnige antwoorden toch ook op goede wijze laten indalen, zal ik maar zeggen. DE VOORZITTER: De gedachte was een kwartier, maar als er behoefte is aan een langere schorsing, stel ik voor om om 20.45 uur de beraadslagingen te heropenen. Ja? Akkoord? 2e SCHORSING 3.
BEGROTING 2011: ALGEMENE BESCHOUWING 2E TERMIJN.
DE VOORZITTER: De beraadslagingen worden heropend. We zijn nu aan de 2e termijn. Dat betekent dat iedere fractie 10 minuten krijgt. De moties en amendementen die in deze termijn nog worden ingediend, krijgen uiteraard een opvolgend nummer en daarnaast kan de raad ook onderling met elkaar in debat gaan. Het woord is aan mevrouw Verkuylen, CDA fractie. MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel voorzitter. Ik wil even twee dingen in herinnering roepen. Al sinds een aantal jaren behoort Nederland tot de top tien van de meest welvarende landen ter wereld, ook voor wat betreft de sociale component. Dat is een. Ten tweede vindt de inkomenspolitiek prima in Den Haag plaats. En als ik de verhalen van SP en PvdA hoor, dan is het net alsof wij hier door onze hoeven dreigen te zakken, wat betreft het sociale beleid. Niets is minder waar. Het moet allemaal een tandje lager, dat is duidelijk want de financiële situatie is ernstig. En ik vraag me wel eens af of dat voldoende wordt beseft. En dan komt het verhaal ook een beetje over als een karikatuur van de huidige situatie. Wij starten het komende jaar met 15 miljoen in de min. We zijn een heel eind door onze reserves heen en als het een beetje tegen zit, hebben we enkele tientallen miljoenen tekort voor de boeg. Daar nu niets aan doen, is de rekening neer leggen bij onze kinderen. En ik heb al eerder gezegd dat wij dat niet willen. Ik hoor ook andere partijen gelukkig een lans breken voor gezinnen met kinderen: coalitiegenoten, D66, de VVD, GroenLinks en de PvdA gelukkig ook. En ik heb ook het college en de wethouder horen zeggen ook mee te willen helpen aan het scheppen van kansen voor kinderen. Ik ben blij met de steun vanuit het college om inderdaad te werken aan het verhogen
657 van de ambitie voor wat betreft de voortijdige schoolverlaters. Naar ons idee moet je vooral investeren aan de voorkant, dus kansen scheppen voor kinderen. Dan het sociale beleid. Dat is eigenlijk het thema van vanavond. Wat ik hoor en wat ik zie en wat ik lees, is vooral een heel groot cordon rondom de bestaande situatie. Die moet en die zal gehandhaafd worden. En ik moet zeggen dat ik dat eigenlijk heel schraal vind. En van de kant van de PvdA wordt het college, en daarmee ook de coalitie, een visie verweten……. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter mag ik een vraag stellen? MEVROUW VERKUYLEN: Mag ik even mijn zin afmaken? DE VOORZITTER: Ik stel voor dat mevrouw Verkuylen even haar zin af maakt. U krijgt dan de ruimte voor het stellen van een vraag. MEVROUW VERKUYLEN: De oppositie, in ieder geval de PvdA, verwijt de coalitie een visie en eerlijk gezegd wil ik dat verwijt andersom leggen. Door zo strikt en star vast te houden aan een bestaande situatie, wordt ook een discussie uit de weg gegaan over veranderingen in systemen en het ter discussie stellen van ingesleten patronen. En daardoor zou het beschikbare budget, wat inderdaad minder is, - daar kunnen wij ook niks aan doen -, nog beter ten goede kunnen komen aan de mensen die het echt nodig hebben. MEVROUW HAAGH: Mag ik daarop reageren voorzitter? DE VOORZITTER: De heer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik wil meteen even de bal terug kaatsen. Een hele flauwe kaats want als er ergens begonnen is met een cordon sanitaire dan is het wel door de coalitie door te zeggen: we komen niet aan de inkomens van de rijke mensen in de stad. We gaan niet aan de OZB tornen. Kijk eens hoe moeilijk het is om door dat cordon sanitaire van u heen te komen. MEVROUW VERKUYLEN: Kennelijk is het goed beleid… DE HEER VAN LUNTEREN: Dat is toch precies hetzelfde andersom. Dan zit toch de pot de ketel te verwijten. U bent het toch met mij eens dat je het beter daar kan halen waar de sterkste schouders zijn dan bij de mensen die het helemaal niet kunnen missen. DE VOORZITTER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Bent u klaar? DE VOORZITTER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Dat is nou precies die beperkte visie die ik zie. DE HEER VAN LUNTEREN: Die u heeft. MEVROUW VERKUYLEN: Want waar het gaat over goed beleid, daar gaat het niet alleen over inkomensoverdracht. Dan gaat het over: hoe maken wij onze stad sterker en hoe bouwen wij inderdaad aan onze toekomst. En
658 dan gaat het over economische kansen scheppen en kansen voor kinderen en dan gaat het niet alleen over inkomensoverdracht. En dat is mijn bezwaar tegen de beperkte visie. MEVROUW HAAGH: Voorzitter,… DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: U heeft het over beperkte visie maar we hebben wel voortschrijdend vermogen. Want structureel 14 miljoen ligt er op Sociale Zaken. 3 Miljoen WMO, 5 miljoen MO en dat telt alsmaar op. Dat moet u toch ook zien. MEVROUW VERKUYLEN: Ik heb u mijn visie in de 1e termijn gegeven op de harde kant van de zaak. MEVROUW HAAGH: Mag ik u een vraag stellen? Als u dat alles bij elkaar optelt, dat wetende, dan moet u het er toch mee eens zijn dat er enigszins een balans moet komen. En dan heb ik het niet over het oude bij elkaar houden. Dat heeft u mij ook niet horen zeggen. Het gaat er om dat we hier met 22 miljoen structureel op Sociale Zaken en MO zitten. En dat vindt u heel normaal en daar moeten we gewoon mee door. MEVROUW VERKUYLEN: Maar dan heeft u het weer alleen over geld. En dan heeft u het niet over de inhoud van het systeem. MEVROUW HAAGH: Nee ik heb het over de mensen die daar allemaal onder vallen, onder die maatregelen. Maar het geld is wel nodig om even de disbalans duidelijk te maken. Ik zie nergens anders 22 miljoen bezuinigingen terug mevrouw Verkuylen, niet op andere dingen. En dat is de vraag: waar gaat u dat leggen? Hoe gaat u met de mensen om die met de OZB inderdaad een beetje kunstmatig laag gehouden worden. Dat is toch geen faire balans meer? DE VOORZITTER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Moet ik het u nog een keer uitleggen? Sociaal beleid heeft niet alleen te maken met een hoeveelheid geld of een hoeveelheid bezuinigingen. Het heeft te maken met aandacht om inderdaad kansen te scheppen en inderdaad te kijken wat iemand wel kan. En een getal erbij, dat zegt mij op zich helemaal niets. DE VOORZITTER: Gaat u verder mevrouw Verkuylen: MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel. Ik heb ook in mijn eerste termijn benoemd, dat wij er zeker voor staan dat de mensen die het echt nodig hebben, inderdaad ook gezien en gehoord worden en begeleid worden. En we zijn inderdaad ook blij met de toezegging van het college om te kijken om rond de langdurigheidstoeslag te zorgen dat inderdaad de mensen die het echt nodig hebben, - en het is al genoemd, wederom de gezinnen met kinderen, de mensen die geen uitzicht hebben op werk, specifiek in de gaten worden gehouden. Ook het praten met de stad is aan de orde geweest. Dat vinden wij verschrikkelijk belangrijk. Het is niet voor niets dat wij rond die stedelijke herprogrammering ook gezegd hebben: wij willen als raad met stakeholders daarover praten. Wij willen daarover een gedragen advies geven. Wij zijn ook met de stad in gesprek over de WMO. En wij zijn ook blij om te horen dat het geluid vanuit de stad ook van belang is rondom de invulling van de koopzondagen, dat er niets wordt opgelegd maar dat er gekeken wordt naar wat de stad wil en wat de stad aan kan. De Haagpoort. De wethouder heeft daar een uitgebreid antwoord op gegeven. Wij zijn blij om te horen dat inderdaad verder wordt gesproken, dat gekeken wordt wat mogelijk is. Ik heb al in mijn eerste termijn gezegd dat wij hechten aan een solide financieel beleid. Dat betekent ook dat wij nu
659 niet meegaan met het amendement, maar dat we wel graag in het voorjaar ermee terug willen komen bij…. MEVROUW HAAGH: Mag ik daar iets over vragen? DE VOORZITTER: Als mevrouw Verkuylen even haar zin mag afmaken. MEVROUW VERKUYLEN: en dan zou het wat ons betreft ook niet alleen over de stenen moeten gaan maar over de wijkontwikkeling in het algemeen. DE HEER VUIJK: Voorzitter, mag ik daar even op in gaan? DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh is voor u. Mevrouw Haagh. En dan de heer Vuijk. MEVROUW HAAGH: Ja mevrouw Verkuylen, het interessante is dat de heer Bergkamp vanavond niks anders verteld heeft dan in de commissie Ruimte, vier weken geleden en dat toen het pleidooi om de Haagpoort aan te pakken, om het Ingenhouszplein aan te pakken net zo groot was en nu opeens niet meer. Hoe kan dat nou? Aan de financiële situatie is in die vier weken helemaal niks veranderd. U vraagt wel om een voorfinanciering van Sprint van 1,6 miljoen. Dat kan dan blijkbaar wel, gezien de financiële situatie. Maar hier, waar ruimte zit in het meerjareninvesteringsprogramma, - dat staat gewoon in de begroting, die ruimte is er nog want lang niet alles is ingevuld -, daar wordt nu geen gebruik van gemaakt. Het verhaal is niet anders dan vier weken geleden. Waarom spreekt u nu andere woorden uit? DE VOORZITTER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Inmiddels zijn de besprekingen met de Rooi Pannen wel degelijk verder gegaan en geven wat dat betreft ook perspectief op een goede afloop en wij vinden het nu niet het moment om uitgebreid investeringsruimte daar uit te gaan nutten. Dat is klaar. Wij trekken dit liever naar de Voorjaarsnota. Dat is het moment bij de kaderstelling waarop we keuzes willen maken. En dan geef ik u op een briefje dat er een heleboel keuzes voorliggen. DE VOORZITTER: De heer Vuijk. DE HEER VAN LUNTEREN: Voor mijn helderheid, is dat een toezegging dat bij de voorjaarsnota dat geregeld is, dat van Inge Houszplein? MEVROUW VERKUYLEN: Nou dat is, dat heeft u mij niet horen zeggen, nee. DE HEER VAN LUNTEREN: Dat was voor de helderheid. Dank u. MEVROUW VERKUYLEN: Maar ik …. DE VOORZITTER: Nee, ik stel voor de heer Vuijk. Het woord is aan mevrouw Verkuylen en dan de heer Vuijk. MEVROUW VERKUYLEN: Ik heb wel nadrukkelijk gememoreerd dat bij een grote raadsmeerderheid dit op punt 1 van de prioriteitenlijst staat. En dat is wat ons betreft heel veel waard.
660 DE VOORZITTER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: Dank u wel voorzitter. Ik denk dat ik maar zal beginnen want anders kom ik toch niet aan de beurt. DE VOORZITTER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: Dank u wel. Ik weet niet wat er in de tussentijd gebeurd is, tussen de commissie Ruimte en deze behandeling. Ik weet nog goed dat ik net achter mijnheer Lips zat en dat wij het samen wel even gingen doen. De heer Lips heeft zich nog omgedraaid, zo van wij gaan er voor, links om of rechts om. Hij kwam met een andere financiering waarvan ik dacht: nou die klopt niet. Ik kreeg nog twee ton in mijn schoot geworpen van een andere coalitiepartij, GroenLinks, om een en ander klaar te maken. Nu is het moment daar, we hebben geld maar men vindt het kennelijk niet verantwoord om geld uit te geven. Dat is een keuze. Maar ik weet dus niet wat er tussen de commissie Ruimte en nu gebeurd is. Is er bij u iemand de deur binnen komen lopen om de heer Lips terecht te wijzen of…? MEVROUW VERKUYLEN: Nou,.. DE HEER LIPS: Misschien dat ik daar zelf even op kan reageren… MEVROUW VERKUYLEN: Volgens mij ben ik aan het woord dus daarom wil ik even zelf reageren. DE HEER LIPS: Nou weten jullie meteen wie de baas is! HEER HARDORFF: wist u dat 4 weken geleden ook dan? DE VOORZITTER: We hadden afgesproken om het woord te voeren via de voorzitter. Nou heb ik natuurlijk een beperking. Ik heb niet in die zin een positie bij het CDA maar bij deze raad wel. Ik stel voor dat eerst mevrouw Verkuylen antwoordt en daarna zo nodig de heer Lips. Maar het woord is aan mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Op de eerste plaats zitten we over de prioriteit van Haagpoort en het Jan Ingenhouszplein als fractie volledig op een lijn. Laat dat helder zijn. Maar uw betoog geeft nu precies aan waarom wij niet vinden dat het slim is om op dit moment hiertoe te besluiten. Want er wordt zo‟n beetje hap snap her en der wat geld vandaan gehaald. En dat is niet de manier waarop wij een financieel beleid willen voeren. DE HEER VUIJK: Pardon dat ik even interrumpeer, maar dat hap snap beleid werd door de heer Lips in de commissie Ruimte aangedragen: twee tonnetjes hier, 50.000,-- euro daar. Ik heb het gehaald uit het geld waar het voor bedoeld is, het investeringsbudget. En dat er uiteraard uit de discussie Nieuwe Mark, die door mijzelf nog is aangezwengeld ook, nog twee ton kwam, dat was meegenomen. DE VOORZITTER: Goed, dan stel ik voor dat mevrouw Verkuylen verder gaat. Ik constateer wel dat de tien minuten overschreden zijn. Ik stel voor dat u verder gaat en gezien de aard van het debat wil ik dan ook de anderen enige ruimte geven, maar dan moeten we dat ook bij de andere fracties doen. Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Even kort de motie en amendementen. Heel kort. De parkeertarieven steunen wij niet.
661 De veiligheidsregisseurs. Er was al afgesproken dat er achteraf verantwoord wordt richting de raad. Dat is wat ons betreft voldoende. Dus dat zullen wij ook niet steunen. Toeristenbelasting. Ik heb even snel een rekensommetje gemaakt maar volgens ons levert het gewoon netto heel weinig op. En als het gaat om het terug dringen van administratieve lasten bij ondernemers, kun je je toch ook afvragen of dit een goede zaak is. Dus op dit moment hebben wij er geen behoefte aan. Coalitieoverleg. Wij zijn heel goed als coalitie in staat om zelf te bepalen wanneer wij coalitieoverleg hebben. Een visie op de toekomst van de WMO. Dat laten wij graag aan de beleidsmakers in Den Haag over. Sprint lijkt ons helder en het Jan Ingenhouszplein ook. Dus dan ben ik aan het eind van mijn betoog. DE VOORZITTER: De heer Hardorff tot slot en dan gaan we naar de volgende. DE HEER HARDORFF: Even nog een opmerking want ik kan het niet laten. Het is natuurlijk niet voor niks geweest dat wij vier weken geleden in de commissie er zo uitdrukkelijk over gesproken hebben. De heer Lips is zelfs als eerste spreker met een voorstel gekomen met de woorden: dit gaan we regelen. Beloofd is beloofd. Er is geen woord veranderd met betrekking tot de informatie van de wethouder en met betrekking tot het investeringsbudget. Nu snap ik waarom u zo graag wilde dat de raadsvergaderingen niet meer te zien zijn want dit is echt beschamend eigenlijk tegenover de mensen die dat thuis zitten te bekijken. Dit zijn nou de dingen die het vertrouwen in de politiek tot het nulpunt laten dalen. DE HEER AKINCI: Voorzitter, en dit vind ik beschamend want de Partij van de Arbeid heeft net als alle andere fracties in gezamenlijkheid besloten dat vanwege de bezuinigingen op het raadsbudget de raadsvergaderingen niet meer via de televisie te zien zijn. Punt. DE VOORZITTER: Ik geef het woord nu aan de heer De Beer, fractievoorzitter D66. DE HEER DE BEER: Voorzitter, ik heb eigenlijk in de eerste termijn onze D66 visie heel duidelijk neergezet en daarbij ook duidelijk aangegeven waarom wij ons kunnen vinden in deze begroting. Ik heb daar in deze termijn niet veel nieuwe zaken aan toe te voegen, behalve dan om te melden dat ik de reactie van het college uitstekend vond. Ik denk dat heel duidelijk is gemaakt dat cultuur hier in deze stad veilig is en dat we daar hele goede stappen in zetten en dat ook de kracht van cultuur heel goed tot uiting is gekomen. We hebben ook gezien dat het college de ambitie voor het voortijdig schoolverlaten heel ambitieus op pakt en dat we daar ook een beleidsvisie gaan verwachten. En wat ik ook belangrijk vind voorzitter, in het debat in de eerste termijn van onze fracties vanuit de raad, vond ik dat het besef van de financiële situatie nog wat onvoldoende naar voren kwam. En die hoorde ik in de beantwoording van het college weer, heel goed op een rij gezet, nadrukkelijk doorklinken. En de rode draad daarin is eigenlijk: als we niet op passen, zijn de reserves niet meer toereikend om niet onder preventief toezicht te komen. En dat is de huidige situatie. Dat is nou precies de situatie waardoor we nu dus niet naar aanvullende investeringen kunnen gaan. En dat is waarom we op een hele sociale en rustige manier naar die bezuinigingen moeten kijken. Als we dan kijken naar de beeldvorming die is neergezet, dan is het met name een focus op armoedebeleid. En dan wil ik toch nog maar eens gezegd hebben, - ik geloof dat de heer Akinci het in de eerste termijn ook al noemde, - dat een kwart van onze begroting in deze gemeente nog steeds naar de sociaal zwakkeren gaat, dat we die ten bate daarvan inzetten: 129 miljoen euro van de 516 miljoen euro. MEVROUW HAAGH: Voorzitter, DE HEER DE BEER: Dus die 22 miljoen…. MEVROUW HAAGH: Mag ik hier even een opmerking bij plaatsen want …
662
DE VOORZITTER: Ik stel voor dat de heer De Beer even zijn zin afmaakt. Daarna krijgt u de ruimte. DE HEER DE BEER: Ja, na deze zin zou mevrouw Haagh zeker interrumperen want ik wilde het volgende stellen over die 22 miljoen euro, waarvan u zegt dat u die nergens op een ander beleidsveld ziet terug komen. Als we het over cultuur hebben, dan hebben we het over 16 miljoen euro. Dus we moeten wel reëel zijn. Je moet ook in procenten denken. Hoeveel is het en waar gaat het naar toe? En als ik dan zie dat een kwart van onze begroting nog steeds naar de zwakkeren binnen onze gemeente gaat, dan denk ik dat Breda een hele sociale stad blijft. MEVROUW HAAGH: Ja, mag ik voorzitter? DE VOORZITTER: Het woord is aan u, mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Ik denk namelijk heel graag in percentages. MO: 24 miljoen beïnvloedbaar 5 miljoen bezuinigen. Dat is 20% van die 24 miljoen. Laat dat helder zijn. De bedragen die u noemt voor Sociale Zaken zijn voor een heel groot deel niet beïnvloedbaar. We hebben het gewoon over de uitkeringen en we zijn wettelijk verplicht om dat door te geven. Het beïnvloedbare bedrag is veel kleiner en daarom wordt nu heel veel weg gesneden. En dan zou het u sieren als u, wat dat betreft, op cultuur, waar forse miljoenen, bijvoorbeeld naar Chassé en Graphic Design Museum gaan, toch nog eens aar die 16 miljoen te kijken. DE HEER DE BEER: Mevrouw Haagh, we hebben een brede overeenstemming in deze raad om die kerntakendiscussie open te voeren. Die overeenstemming hebben we al lang en breed. En ik heb een beetje het idee dat u iedere keer daar een beetje zand in de machine aan het gooien bent terwijl ik denk: voer dat debat nou eens open met de stad. Dat denk ik ook op het gebied van de WMO. Waarom duwt u dat nou weer richting het college? Die WMO stakeholders spreken wij ook bij die kerntakendiscussie. U wilt heel graag zaken naar het college duwen, terwijl ik zeg: we zitten hier met zijn negenendertigen, gekozen door Breda. En laten we zelf ook luisteren naar de stad. MEVROUW HAAGH: U doet echt een prachtige uitnodiging, die ik ook graag aanneem. Als u nu zegt, weet u wat, die 5 miljoen MO en Sociale Zaken, laten we daar met z‟n allen goed over praten, laten we dat niet door het college doen, want dat is de opdracht die u namelijk als coalitie aan het college heeft gegeven met @Breda. Maar als u nu zegt: dat moeten we inderdaad niet doen, we moeten er met z‟n allen over praten, graag, dat doe ik meteen en dat geldt idem dito voor de WMO want dan gaan we samen aan die visie werken. De maatregelen zijn al gekomen. DE HEER DE BEER: Voorzitter, we zijn aan het herkauwen. MEVROUW HAAGH: Ik ben niet aan het herkauwen. Ik ben op uw uitnodiging aan het ingaan en die neem ik heel graag aan. Laten we de volgende raadsvergadering daarover spreken. DE HEER DE BEER: Hartstikke fijn. Die deal hebben we al. Kijk de deal is de deal die we bij de kerntakendiscussie hebben gemaakt en dat is dat we de stad open tegemoet treden. En om daarin nou weer een procentje in de koers te gaan verzetten, daar moeten we geen energie in steken. Laten we dat debat open met de stad aangaan. Dat proces is al lang in de communicatie gegooid. Ik heb al enthousiaste geluiden vanuit de stad gehoord. Waarom daar nou wijzigingen overwegen? Ik zeg: laten we die openheid aanhouden maar laten we hier zeker niet de beeldvorming neer zetten dat we geen sociale stad zijn terwijl er 129 miljoen in sociaal beleid wordt neergezet, voorzitter. DE VOORZITTER: Gaat u verder, mijnheer De Beer. DE HEER DE BEER: En als ik dan op dat armoedebeleid nog even verder ga, dan valt ook het volgende op.
663 De SP heeft in 2006 er nog voor gepleit om het armoedebeleid naar 120% te zetten. Wat dat betreft denk ik ook dat de SP daar een consistente lijn heeft gehanteerd. Toen hadden we een dominante PvdA en die hebben toen gezegd: het kan niet, want we zitten aan de grenzen van wat we kunnen. Dus in die zin denk ik dat het opkomen voor de armen qua timing een beetje krokodillentranen is, voorzitter. En de motie die daarover gaat, zullen we dan ook absoluut niet steunen. DE HEER VAN LUNTEREN: Mijn naam staat er ook onder, voorzitter. DE HEER DE BEER: Pardon, voorzitter? DE HEER VAN LUNTEREN: Mijn naam staat ook onder die motie. Doet u het dan voor mij. DE HEER DE BEER: Ik kon het niet helemaal verstaan maar het was vast grappig. DE HEER VAN LUNTEREN: Mijn naam staat ook onder die motie. En als u het niet doet voor mevrouw Haagh, doet u het dan voor mij. Steun de motie dan omdat ik en mijn partij zo consistent zijn. DE HEER DE BEER: Ik ben zelf ook graag consistent. Daar hebben we het college ook over gehoord en dat is iets wat we ook in de eerste termijn hebben gehoord. En twijfel: kunnen we nou voor kwetsbare groepen niet een uitzondering maken? En tegelijkertijd hoor ik dan het college in de beantwoording heel duidelijk zeggen: ja dat doen we, dat doen we voor gezinnen met kinderen. En als we dan toch op die zieligheidsladder doorgaan, zo van wie is er nou het zieligst in de stad, dan heb ik en heeft D66 nog het meest te doen met kinderen, met gezinnen met kinderen. En die moeten we dan beschermen en daar zetten we als coalitie heel breed op in en het college was daar ook heel erg duidelijk in. Voorzitter, ik zal nog even kort de moties af gaan. Sprint. Dat is helder. Wij zijn erg blij met het feit dat ook de provinciale subsidie is toegekend. We kunnen daar gewoon aan de slag en daar hebben 2100 leden gewoon profijt van. Dus laten we dit nou niet alleen als een topsportontwikkeling zien. Dit is heel nadrukkelijk een ontwikkeling die de breedtesport in Breda een enorme boost geeft. De motie parkeertarieven. De wethouder was daar klip en klaar in. Die is op een uitstekende wijze ontraden. Kijken naar het WMO verhaal. U suggereert dat hier een hele grote beleidsruimte in de visie. Er is een WMO visie, die is er landelijk. We hebben lokaal ook een aantal beleidsstukken omtrent de WMO. En ik verwacht van het college dat we in deze bezuinigingsexercitie als raad ook goed op de hoogte worden gehouden van de stappen die daarin worden gemaakt. En ik heb geen enkele reden om er aan te twijfelen dat dat niet zou gebeuren, mede omdat de wethouder ook heeft gezegd dat dat contact met de begeleidingscommissie er absoluut is. En ik heb al gezegd dat dit dwars door het traject van de kerntakendiscussie loopt. De motie toeristenbelasting. Ik ben bijna geneigd om een motie te gaan verzinnen om de wethouder op te roepen dat onderzoek maar te staken want in iedere stad, - vraag het maar bij uw collega‟s, - blijkt dat de uitvoeringskosten van een dergelijke maatregel om en nabij de 50% van de opbrengst bedragen. Dat zijn hoge uitvoeringskosten, en dan heb ik het alleen nog maar over de overheidskant en niet over de kant van het bedrijfsleven. Maar goed, als de wethouder doorgaat met dat onderzoek, dan wil ik ook zien hoe die uitvoeringskosten als totaalplaatje daarin staan, voorzitter. Motie veiligheidsregisseur. Daar zit volgens mij wel een interessante gedachte achter. We willen daar als raad natuurlijk goed bij betrokken blijven, bij alle budgetten, bij alle budgetten in deze stad. Dus die gedachte an sich is goed. Ik heb wethouder Arbouw ook in de commissievergadering horen zeggen: ja, wij komen terug bij u als raad, wij gaan na een jaar inzicht geven in die bestedingen. En dan willen wij als fractie opnieuw bezien of we daar op fatsoenlijke wijze op kunnen sturen. Want we willen dat absoluut niet te ver van de raad af houden. Dat zou ook niet consistent zijn want dat was juist onze klacht bij het FMO. Voorzitter, het amendement over het Ingenhouszplein. Ik zou zeggen: de wethouder is goed bezig op dat vlak. Laat die onderhandelingssituatie gewoon in tact. Ga nou niet eerst dat geld geven en daarna die onderhandelingssituatie laten uitkristalliseren. Voor D66 is het erg belangrijk dat er…
664
DE HEER VUIJK: Voorzitter, mag ik de heer De Beer even… DE VOORZITTER: Gaat uw gang. DE HEER VUIJK: Vroeg of laat kost het geld. Of dat je nu als gemeente het initiatief neemt of dat je gaat zitten wachten op de Rooi Pannen. Vroeg of laat kost het geld. We hebben uiteindelijk voor de Haagdijk geloof ik iets van 5,5 miljoen nodig. En we hebben in die motie ook aangegeven dat we de fasering ook belangrijk vinden en dat de Haagpoort wijkvereniging dat ook zo ziet. U kunt toch niet zeggen: we gaan nog eens in gesprek over iets wat al drie jaar loopt? DE HEER DE BEER: Het is niet nog een keer in gesprek. Kijk, de gesprekken met de Rooi Pannen duren niet al 10 jaar. Het is heel belangrijk en we hebben al van de wethouder gehoord dat daar nu op dit moment al slagen in gemaakt worden. Dus we moeten die situatie ook laten ontstaan. En wij zijn daar in de commissie ook klip en klaar over geweest. Op het moment dat er een financiële meevaller is, dan is het Ingenhouszplein wat D66 betreft gewoon aan de beurt. DE HEER VUIJK: Ik houd u aan die belofte. DE VOORZITTER: Ik wil tot een afronding komen. Ik zou de heer de Beer willen vragen, gezien de tijd, tot een afronding te komen. MEVROUW VAN DER SANDEN: Mag ik heel even iets vragen voorzitter? Ik ben niet zo heel goed met cijfers geloof ik, maar u zegt: als we een meevaller hebben, gaat die naar het Jan Ingenhouszplein, en wethouder Boelema hoorde ik zeggen dat meevallers rechtstreeks naar de reserve gaan. Dus waar gaan ze nou naar toe? DE HEER DE BEER: Dat is een interessante vraag. Kijk, ik denk dat het college heel erg verstandig handelt door niet te suggereren dat we nu een totaalbeeld hebben in deze begroting. In het voorjaar zijn alle ontwikkelingen vanuit het landelijke pas bekend. En we kunnen wel zeggen dat de korting van het gemeentefonds wel mee zal vallen, maar al die overhevelingen, daar zit het hem met name in: de WSW, Wajong exercitie, alles samenvoegen, de jeugdzorg die er aan zit te komen, tijdspad niet bekend, ook niet bekend welke korting het rijk daaraan koppelt. En even een moment nog mevrouw van der Sanden. In het voorjaar is dat totaalbeeld bekend. Dan kunnen we al die losse eindjes bij elkaar knopen en dan kunnen we ook dit soort zaken organiseren en daarvoor is het nu echt nog te vroeg. Daar zitten veel te veel risico‟s in. DE VOORZITTER: Ik stel voor dat de heer De Beer nu tot een afronding komt DE HEER DE BEER: Ja. Over het Ingenhouszplein wil ik nog wel kwijt dat het voor D66 belangrijk is dat dat ook echt een verblijfsplein in de toekomst blijft. DE VOORZITTER: Wilt u tot een afronding komen? DE HEER DE BEER: Ja. Dat was de afronding van dit amendement. DE VOORZITTER: Nu de eindsprint. DE HEER DE BEER: De motie over armoedebeleid. Nogmaals die beeldvorming. Wij zijn gewoon erg content met het feit dat we het armoedebeleid kunnen handhaven, op die 110%, op die drie jaar. Ik hoor de VVD
665 zeggen: wij doen niet aan armoedebeleid. De heer Hardorff kent ons verkiezingsprogramma vrij aardig en dan zou ik zeggen: beoordeel dan deze uitkomst eens. Wij zijn blij met die 110% en ook met een voorzieningenniveau wat bovengemiddeld is vergeleken met vergelijkbare steden. Dank u wel voorzitter. DE HEER HARDORFF: Mijnheer de voorzitter. DE VOORZITTER: Het woord is aan de heer Akinci. DE HEER HARDORFF: Mag ik niet nog een vraag stellen? DE VOORZITTER: Nee, nee. We zijn royaal over de tijd mijnheer Hardorff. We hebben dat wel met elkaar afgesproken. Dus dan kunt u wel…. Dat vind ik niet aardig. Daarbij hebben we afspraken gemaakt, heel nadrukkelijk. Dan vraag ik ook van u allen om die spelregels daar enigszins in te hanteren. Anders zullen anderen terecht kunnen zeggen: waarom de een meer tijd dan de ander? Ik probeer dat dus evenwichtig te bewaken. Het woord is aan de heer Akinci. DE HEER AKINCI: Voorzitter, mevrouw Haagh eindigde haar, niet zozeer haar bijdrage als wel haar laatste reactie in de richting van GroenLinks, met de opmerking: ja het doet pijn als de vinger op de zere plek gelegd wordt. Nee mevrouw Haagh, het doet pijn als ik hoor dat de Partij van de Arbeid hele groepen mensen afschrijft. Misschien dat we daar dan toch nog eens een discussie over moeten voeren. Want ik kan me dat eigenlijk niet voorstellen. Maar ik wil toch echt met u in eerste instantie… DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, met alle respect, er wordt ons steeds verweten dat we een karikatuur van alles maken maar u doet dat nu toch ook wel zelf hoor. Mevrouw Haagh is mans genoeg om voor zichzelf op te komen maar ik wil daar toch bezwaar tegen maken. Houd daar toch eens mee op man. DE HEER AKINCI: Ik heb het nu even niet over u. Ik heb het over mevrouw Haagh. DE VOORZITTER: Even een punt van orde. Ik stel voor, ik heb het in het begin van de beraadslagingen ook gezegd: laten we met respect en met zorgvuldigheid met elkaar dat gesprek ingaan, dus ook daar de terminologie naar hanteren. Ik weet dat er af en toe hier en daar bepaalde keuzes zijn. Dat zijn niet mijn keuzes. Ik vind dat in deze zaal respectvol over elkaars argumenten gesproken moet worden. Dat wil ik aan eenieder vragen. Mijnheer Akinci gaat u verder. DE HEER AKINCI: Voorzitter, ik vind dat toch even jammer. Ik constateer in de volledige inhoudelijkheid dat ik het in de eerste termijn met de PvdA in ieder geval niet heb kunnen hebben over wat dit college allemaal doet en wat je moet doen om mensen een stap op die participatieladder te laten zetten. Daar zat van mijn kant geen onvertogen woord bij. Kijk even naar wat dit college namelijk doet. De baanbonus als het gaat om jongere werkelozen, kijk naar de Wajongers die tegenwoordig zelfs op de bestuursvleugel van het stadskantoor rondlopen. Als je het hebt over zelf ook het goede voorbeeld geven, maalt dit college, deze coalitie werk van kansen. En ik wil graag als het om dat punt gaat, met u kijken naar de output. MEVROUW HAAGH: Als ik daar toch op mag reageren want hij spreekt mij zo persoonlijk aan voorzitter. DE VOORZITTER: Gaat uw gang. MEVROUW HAAGH:
666 Als u het heeft over het arbeidsmarktbeleid wat we onlangs met elkaar vast stelden, waar we hard samen aan gewerkt hebben, dan staan wij daar helemaal gelijk. En dat weet u ook van ons. Wij doen alles aan die participatieladder, die participatieladder vinden wij belangrijker dan een zieligheidsladder die ik net hoor en de verantwoordelijkheidsladder. Daar kent u de Partij van de Arbeid ook op en daar had u mij dan net even over moeten vragen in plaats van nu iets van te zeggen. Want u weet dat wij alles in staat zullen stellen om die mensen uit de bijstand te krijgen, aan het werk te krijgen, met participatiebanen, met opstartbanen. En daar heeft u ons helemaal aan uw kant. En daar zien we ook graag de voorstellen en de verdere uitwerkingen van komen. DE HEER AKINCI: Dan hebben we dat in ieder geval al binnen. Dat was eigenlijk de hoop die ik in eerste instantie had, dat u in uw visie in uw eerste termijn, naar voren zou brengen in plaats van alleen maar aan die kwetsbare kant te gaan zitten en die groep af te schrijven. Ik ben blij dat u dit nou zegt want dat is in ieder geval een gezamenlijke basis waarop we verder kunnen werken. Voorzitter, in de richting van de heer Van Lunteren, de oppositieleider het volgende. Ik vond het mooi in uw interruptiedebat met de heer Dijkhoff omdat u aan het eind concludeerde, - en dat is eigenlijk een overeenstemming die we kennelijk nu met mevrouw Haagh toch wel hebben, - dat u het met de heer Dijkhoff, en daarmee ook met deze coalitie eens bent dat je moet gaan kijken of je maatwerk kan verrichten, dat je gaat kijken bij de kwetsbaren, welke groepen je kunt helpen, welke groepen kunnen worden geactiveerd, welke groepen zelfs met een beetje extra ondersteuning economisch helemaal zelfstandig kunnen worden. Dat betekent dus dat we van generieke maatregelen afgaan, - en dat heb ik de wethouder ook in zijn beantwoording horen zeggen, - en dat we naar specifieke maatregelen toe gaan werken. Vervolgens, en dat is een van de momenten waarop we volgens mij wel met z‟n allen moeten gaan kijken of datgene wat geboden wordt, aan de verwachting voldoet die u en ik hebben op dat punt. Worden de meest kwetsbaren, die zelf die stap niet kunnen zetten, die niet zelfstandig kunnen werken aan de verbetering van hun sociaal economische positie, - er is bijvoorbeeld al gesproken over kinderen, dat is nadrukkelijk een voorbeeld, - worden die mensen ontzien in de aanpassing van de systematiek? Volgens mij, op het moment dat we het op dat punt met elkaar eens kunnen zijn, dan kunt u het volgens mij ook eens zijn met het beleid zoals het zo juist door de heer Meeuwis is omschreven. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, een kleine vraag: waar is dan die systematiek? Want die herken ik niet. In mijn ogen wordt nu iedereen over een kam geschoren en gaat bij iedereen de langdurigheidstoeslag er af. Voor iedereen gaat de Breda Pas er af. Wanneer komen die gezinnen met kinderen dan in beeld? DE HEER AKINCI: Dat is exact het punt. De langdurigheidstoeslag zoals die nu is vorm gegeven is een generieke maatregel waarbij niet wordt gekeken naar het onderscheid per groep. Volgens mij heeft de wethouder zojuist uitgelegd: nee we willen daar een onderscheid in maken want sommige mensen binnen de groep die nu in aanmerking komt voor de generieke langdurigheidstoeslag hebben meer ondersteuning nodig in de financiële sfeer, terwijl een heleboel andere mensen ondersteuning nodig hebben in een heel andere sfeer. Daar moet je dus het onderscheid in maken en wil je dat kunnen maken dan moet je van generieke maatregelen af. Dat heb ik hem horen zeggen. Op 30 november is het moment dat GroenLinks in ieder geval gaat beoordelen of dat in de systematiek ook geslaagd is. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, dat incasseren we dan maar even als winstpuntje. Ik begrijp dat de huidige voorstellen van tafel zijn, zoals die er nu liggen. DE HEER AKINCI: Nee, want nogmaals, we gaan het volgens mij op 30 november hebben over de uitwerking van de voorstellen. En u heeft mij ook in de eerste termijn horen zeggen waarop wij die gaan beoordelen en dat is bijvoorbeeld op de effecten op de meest kwetsbaren die zelf op dit moment geen stappen kunnen zetten in de verbetering van hun sociaal economische positie. Maar dat is niet per definitie voor groepen die zelf wel degelijk in de richting van de arbeidsmarkt of andere vormen van activering toegeleid kunnen worden. En dat is het onderscheid wat wij wel heel nadrukkelijk maken. DE HEER SZABLEWSKI: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp een paar dingen niet. Kan ik daar een vraag over stellen?
667 DE HEER AKINCI: Ik weet niet of u die dingen dan wel gaat begrijpen, mijnheer Szablewski. DE HEER SZABLEWSKI: Wat zegt u? DE VOORZITTER: Het woord is aan de heer Szablewski. DE HEER SZABLEWSKI: U kunt op z‟n minst een poging doen. DE VOORZITTER: Mijnheer Szablewski, gaat uw gang. U spreekt u zelf een beetje tegen als u zegt: het zijn geen generieke maatregelen. Maar vervolgens zegt u er achter aan: maar wij gaan straks wel voor groepen mensen uitzonderingen maken. Dat is volgens mij ook een generieke maatregel. Maar even voor de orde: als je zegt dat iedereen die nu een langdurigheidstoeslag krijgt, ook gezinnen met kinderen, - dat staat in het voorstel, - € 250,-- in moet leveren, en als zo iemand na 3 jaar, na 4 jaar, na 5 jaar, want let u wel op, er zitten mensen bij die al 8 jaar in die situatie zitten, met alle inspanningen van de wethouder, en daar zijn we het allemaal over eens, als het kan aan het handje nemen, voor werk, maar dan lukt het niet. In het voorstel van dit college en uw coalitie staat gewoon dat die mensen dus € 250,-- gekort worden, generiek, en ik wil dan van u weten welke groepen u dan op het oog heeft die u wilt uitzonderen van deze generieke maatregel. Dan zegt u: dat zijn gezinnen met kinderen. Nee, dat is niet zo. DE VOORZITTER: Mijnheer Szablewski, het is duidelijk. Ik denk dat het langer is dan een interruptie. Het woord is aan de heer Akinci. DE HEER AKINCI: Ik zal daar heel kort op proberen te antwoorden want op deze manier komen we er niet uit. Kijk, u vindt een korting op een generieke uitkering een generieke maatregel. Nee, je moet het omdraaien: het weghalen van inkomensondersteuning generiek voor iedereen en dat geld toeleiden voor die mensen die dat qua inkomensondersteuning echt nodig hebben. Dat is een specifieke maatregel waarbij je uitgaat van maatwerk. En al die groepen die dat niet nodig hebben, groepen individuen, - dat is dus niet een groep die voldoet aan bepaalde kenmerken die je van buiten af al kunt zien, - daar moet je dat individuele maatwerk leveren. Op die groepen, op die mensen, daar gaan we andere trajecten op zetten. En u kunt dat niet met me eens zijn, u kunt dat niet willen snappen, dat gun ik u allemaal van harte. Maar dat is het beleid waar wij de wethouder straks op gaan beoordelen op 30 november. Daar zullen we kritisch op zijn conform de kaders die ik gesteld heb in mijn eerste termijn en volgens mij heeft de wethouder dat ook van harte begrepen, in ieder geval beter kennelijk dan u in dit geval. DE HEER SZABLEWSKI: Maar U probeert te ontsnappen om uw sociale gezicht te bewaren maar het is u niet gelukt. DE VOORZITTER: Ik stel voor dat nu de heer Akinci verder gaat. DE HEER AKINCI: Dat laat ik graag aan de beoordeling van andere mensen over, voorzitter. DE VOORZITTER: Gaat u verder. DE HEER AKINCI: In ieder geval dank ik de wethouder voor zijn beantwoording op dat punt. Hij heeft ook duidelijk gezegd dat 30 november het hele pakket van maatregelen, inclusief de effecten ter bespreking komen in de commissie. Daarmee is volgens mij de motie 4 van de PvdA ook overbodig geworden. We gaan niet alleen in coalitieverband spreken over het armoedebeleid. Wij gaan in de commissie op 30 november het hele beleid met z‟n allen bespreken in de openbaarheid. Voorzitter, dank ook voor de uitleg op het punt van de WMO. Ook daar geldt dat in de beantwoording is toegezegd dat een aantal generieke maatregelen en voorzieningen voor iedereen
668 meer in de sfeer van het individuele maatwerk worden getrokken. Dan rijst bij ons wel de vraag in de richting van de wethouder wat het bijvoorbeeld betekent voor iemand die op dit moment met zijn scootmobiel in de deeltaxi kan, waarvan we hebben gezegd, dat dat straks niet meer kan. En het klopt dat een heleboel andere gemeenten, de meeste zelfs, dat niet doen. Maar wat betekent dat voor die persoon die daarmee onevenredig benadeeld wordt? Ik heb de wethouder horen zeggen dat maatwerk in individuele gevallen mogelijk is. Zo heb ik het in ieder geval verstaan. Daar wil ik graag een reactie over. En ook de vraag om met de groepen, of het nou een cliëntenraad is of andere belangenvertegenwoordigers, in gesprek te blijven, niet alleen bij het invoeren van het huidige pakket maar misschien ook na een jaar nog eens evalueren welke niet voorziene en niet gewenste effecten het heeft gehad en of dat nog om een aanpassing vraagt. Het is goed dat er een gesprek gaande is met de groepen maar laat dat vooral ook blijven bestaan. Voorzitter, op het gebied van welzijn heb ik in de commissie al gepleit voor welzijnsbeleid 2.0 waarbij je ook nog eens gaat kijken welke output factoren je nu daadwerkelijk wil bewerkstelligen en welke middelen daar voor nodig zijn. Ik zal daar niet al te veel op ingaan. In de richting van de wethouder Milieu het volgende. Ja mijnheer Stubenitsky, even tussendoor, ik gun u uw eigen geloof maar ik blijf graag bij onze waarheid, als u het goed vindt. Helder antwoord. We kunnen, omdat het sluitende business cases zijn, uitvoering blijven geven aan de maatregelen van het uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid. Ik neem aan, - want zo vertaal ik dat, - dat daarmee de ambitie om 2 ton CO2 reductie te behalen in 2012, zeg ik even uit mijn hoofd, gestalte kan krijgen. Vervolgens tot slot nog heel kort een reactie op een aantal van de moties. Er is er eigenlijk nog maar eentje, namelijk die met betrekking tot de toeristenbelasting. Het instrument vinden wij niet goed. Er blijft te veel aan de strijkstok hangen, namelijk ongeveer 1/3 van het geld wat je ophaalt. Daarmee is het niet zo‟n efficiënte maatregel. DE HEER HARDORFF: Even ter interruptie. Mijnheer Akinci, als ik daar even op mag reageren. Het is zo dat van de G20 steden alleen Tilburg en Almere geen toeristenbelasting heffen. Laten dat dan net de steden zijn waar je liever niet overnacht. Al die andere steden wel. Dus is het niet zo dat wanneer je dan toch aan het benchmarken bent, dan ook die andere 17 steden die het dus wel doen, tot deze conclusie hebben kunnen komen dat het uiterst zinvol is en wel degelijk inkomsten genereert en het daarom wel doen. Waarom wijst u dat dan toch af? DE HEER AKINCI: Ik was nog niet bij dat punt en dat duurt sowieso heel lang voor ik daar ben, in ieder geval grammaticaal gezien. Inhoudelijk… DE VOORZITTER: U heeft niet veel tijd meer want u bent al over de tijd heen. Dus ik vraag u om ook in relatie naar de andere sprekers, en recht doende aan wat we hebben afgesproken, om nu tot een afronding te komen. Aan u is de keuze wat u nog wel of niet wilt belichten. Maar u heeft uiterlijk nog een minuut en niet langer. DE HEER AKINCI: Ik was eigenlijk klaar. Ik heb alleen deze reactie nog op de PvdA. U vindt het instrument toeristenbelasting effectief; ik vind dat niet. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat de wethouder, gaat kijken naar die sectoren van de economie waarbij je normaal die toeristenbelasting zou kunnen toepassen, en gaat kijken of wij in de fondsvormende sfeer nou een bedrag bij elkaar kunnen harken wat we dan vervolgens gaan investeren in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Dat is een systeem waar wij als fractie in ieder geval ook veel meer in zien, omdat het efficiënter is. Dan heb je in die zin met minder geld en met minder administratieve rompslomp hetzelfde of meer bereikt. Tot zover voorzitter. DE VOORZITTER: Het woord is aan de heer Van Lunteren, SP. DE HEER VAN LUNTEREN: Dank u wel voorzitter, chairman, of hoe ik u precies moet noemen. Positief oppositie voeren. Nogmaals bedankt voor het compliment. Oppositieleider. Dat laat ik aan de kijker over maar het zijn lovende woorden. Hartelijk dank daarvoor. Erfpacht komt er aan. Ook hartstikke mooi. Meedenken en meewerken, uiteraard doen we dat hartstikke graag.
669 Ook over het bieden van kansen en het creëren van werk, als dat er is, voor die mensen. Hartstikke goed. Want wie kan werken, moet werken. Natuurlijk. Wel voor een eerlijk loon, laat ik er dat wel bij zeggen. Maar wie kan werken, moet werken. Maar laten we wel eerlijk zijn tegen elkaar. Er komen heel veel ontslagen bij: 12000 TNT ers, 10% ambtenaren stuurt u zelf de laan uit, 20 parkeerbeheerders worden straks ontslagen, heb ik gelezen in de krant. Die komen er allemaal bij en daar moeten we wel banen voor hebben. En wat als die er niet zijn? De economie trekt langzaam aan maar zoveel banen zijn er niet op korte termijn. Dus die mensen komen allemaal in de bijstand te zitten straks, ze komen allemaal thuis. Hartstikke mooi als ze een opleidinkje kunnen volgen maar ze moeten wel te eten hebben en ook de kinderen. We moeten wel voorkomen dat die mensen in de armoede terecht komen. En dat is een andere kant van het verhaal. Ik heb net al verteld dat we de mensen aan een baan moeten helpen maar als die er niet is, moet je hen ook aan eten helpen en aan een dak boven het hoofd en niet in de ellende van de neerwaartse spiraal brengen. U verwijt ons dat wij hen aan de kant laten staan daarmee. Maar in mijn ogen drukken jullie hiermee gewoon die mensen de afgrond in. Ze staan bij u niet eens meer aan de kant. Nou weet ik dat niet meer heel zeker na alle inbrengen in de 2e termijn want blijkbaar is er ineens ruimte en kantelt er een heleboel en is ineens alles weer open tot 30 november. Of het is uitstel, of niet. Maar ik heb voor de zekerheid een motie dat u uitspreekt dat u die mensen wel op waarde weet te schatten. Eens even zien, ik had hem nog, hier, kijk eens aan. Want het valt me op zodra ik daar over begin, vooral bij GroenLinks. En ik kan me niet voorstellen dat ze bij GroenLinks vinden dat die mensen allemaal de afgrond in moeten. En als ik hem daar dan op bevraag, dan vindt mijnheer Akici het belangrijker om de PvdA te pesten dan antwoord te geven op mijn vraag. En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat bij de fractie GroenLinks, misschien achter mijnheer Akinci, toch veel meer sociaal gevoel leeft dan mijnheer Akinci naar buiten brengt. DE HEER AKINCI: Voorzitter, dat vraagt bijna om een reactie en om een vraag. Ook in de commissie was volgens mij volstrekt duidelijk dat niet u of niet de Partij van de Arbeid bepaalt wat het sociale gezicht van GroenLinks is. Dat doen we zelf. Wij weten de mensen heel goed op waarde te schatten door juist ook te zien welke potentie daar in zit, bijvoorbeeld door mensen naar werk te begeleiden. Er is niet genoeg werk maar het is ook niet zo dat er totaal geen banen zijn. En daar moet je de juiste match in vinden. Dat is volgens mij prioriteit nummer een. Pas op het moment dat dat niet lukt, komt dat vangnet kijken. Dat is de volgorde die je in acht moet nemen en zo zien wij het ook. En het begint bij ons niet bij een vangnet want een vangnet is een vangnet en dat zit aan het eind van de rit. Zo ziet onze maatschappijvisie er uit. Dat is in onze ogen niet asociaal maar juist ontzettend sociaal. Het uitgangspunt is economische zelfstandigheid voor mensen. DE HEER VAN LUNTEREN: Maar u bent het met mij eens dat dat vangnet dan wel stevig moet zijn. Daar zitten nu al mensen in dat vangnet en die moeten er niet doorheen donderen, om het maar even plat te zeggen, doordat u dat helemaal uitholt. DE VOORZITTER: Even voor de orde. Het dictum luidt: verzoekt het college uit te spreken dat zij mensen die leven rond het bestaansminimum ook als gewaardeerde inwoners erkent en dat de financiële opgave niet op hen zal worden afgewenteld. DE HEER VAN LUNTEREN: Want armoede is geen karikatuur, voorzitter. Dat is gewoon een werkelijkheid en niet iedereen kan daar aan de bak. Ik heb nog even uitgerekend voor mevrouw Boelema. Of het nou waar is of niet van die 20%, zullen we uit de berekening wel halen. Maar stel dat het waar zou zijn, dan zou over een hypotheek van € 350.000,-- per maand ongeveer € 6,-- verhoging plaats vinden. Ik denk dat ze dat in het Ginneken wel kunnen missen voor de armoede in de stad, als ik zo vrij mag zijn. En voor de € 200.000,-- hypotheek zou het ongeveer neer komen op € 4,-- per maand, € 3,50 om precies te zijn. Ik denk dat mensen dat er wel voor over hebben als we daar de armoede mee uit de stad kunnen halen. Misschien dat we die rekensom nog eens goed moeten bekijken. En dat zou misschien die muur die opgeworpen wordt, dat cordon waar mevrouw Verkuylen over sprak, kunnen slechten. Over de vertegenwoordigers wacht ik even de antwoorden van de wethouder af maar ik neem dat die wel even verder op de werkwijze… mijnheer Meeuwis. Geachte voorzitter, mijnheer Meeuwis zit even niet op te letten. Het is al laat, de concentratie… DE VOORZITTER:
670 Ik heb een strategische positie maar dat zag ik niet. Maar het is aan de heer Meeuwis zelf om te kijken hoe en wat. Maar niettemin: hij luistert nu. DE HEER VAN LUNTEREN: Ja, maar ik hoop dat in de antwoorden wel terug komt dat het niet alleen gaat over de werkwijze over het Retail platform in deze, maar alle vertegenwoordigers van vertegenwoordigers die we benaderen in de stad. Want het gaat ons om de werkwijze. Het is dat de SP daar de enquête doet, en dat het Retail platform daar in een keer denkt: o, we moeten ook maar. Tot dat wij die enquête hebben gedaan, hebben ze geen woord gesproken met de winkeliers. Ik hoop dat u dat ook even in uw antwoorden meeneemt, de werkwijze van het Retail platform. Over het Parkeerbedrijf handhaaf ik de motie. 20 mensen eruit, veiligheidsproblemen. Dat is alle reden om wel even pas op de plaats te maken, alleen al om financiële redenen, zou ik zeggen. Sport steunen we niet om kort te gaan. Het moet niet ten koste gaan van breedtesport, wat ons betreft. Je kunt beter dat geld stoppen in breedtesport dan in Olympische dromen want mensen die talent hebben komen toch wel via Papendal op de goede weg. Laat ik het hierbij laten, voorzitter. Ik heb nog wel een motie over de raadsvergoeding. Die laat ik dan boven de markt hangen. Ik dien hem in maar ik houd hem meteen aan als stok achter de deur. Mochten we toch besluiten om de meest kwetsbare groepen in de samenleving in Breda toch te pakken, dan denk ik dat we wel zo fair moeten zijn om ook onszelf daarmee in de vingers te snijden. Vandaar. Ik heb 10%, nee 20% van onze eigen raadsbudget er voor over dat als we die arme mensen pakken, - de meest kwetsbare mensen, - we 20% van onze eigen raadsvergoeding daar dan ook op inleveren. Wel zo fair naar die allerarmsten. Ik houd hem aan tot na de 30e en bij de eerstvolgende keer zullen we daarover stemmen. Dank u wel voorzitter. DE VOORZITTER: U houdt de motie aan? DE HEER VAN LUNTEREN: Ik houd hem aan tot na de 30e en mocht dan toch blijken dat de allerarmste en kwetsbare groepen in de stad gepakt worden, dan vind ik dat …. DE VOORZITTER: Dan wordt de motie bewaard en dan moet u hem op de volgende vergadering opnieuw indienen. Zo is de formele kant. Het is nu de begrotingsbehandeling. Maar goed, dat is de formele kant. U heeft hem aangekondigd. Ja? DE HEER VAN LUNTEREN: Nu indienen? Ik krijg van alle kanten: nu indienen. En dan zullen we wel zien hoe sociaal en meelevend u bent. DE VOORZITTER: De heer Van Lunteren heeft een plenaire consultatie achter de rug en dat betekent: verzoekt de raad de raadsvergoeding voor raadsleden te verlagen tot 80% van het huidig wettelijk maximum. Maakt deel uit van de beraadslagingen. Het woord is aan de heer Van Yperen, Breda‟97. DE HEER VAN YPEREN: Mijnheer de voorzitter, het aantal onderwerpen dat steeds aan de orde is, zal niet veranderen, zal op dezelfde punten steeds terug komen. Dat houdt niet in dat niet ook Breda‟97 er prijs op stelt zijn mening te geven over bepaalde onderwerpen. Het antwoord van het college met betrekking tot de sociale paragraaf was niet anders dan we verwachtten, eerlijk gezegd. We weten gewoon met elkaar dat de bezuinigingen er zijn en die kunnen we niet onder tafel kletsen. Die zijn er en op dat terrein zeer zeker ook. We blijven aandacht vragen voor die kwetsbare groepen en wij vinden dat het Breda siert als we kunnen zeggen tegen elkaar dat op een gegeven moment we de mensen, de zwakken in deze samenleving, die het financieel moeilijk hebben, met zijn allen kunnen steunen. Nou hoor ik dat ook enigszins uit de woorden van de wethouder. Dus wat dat betreft, moet ik eerlijk zeggen, als dat de basis is, dan kunnen we wel verder met elkaar. Dat zal op een gegeven moment nooit op dezelfde hoogte komen. Dat vermoed ik tenminste. Maar het uitgangspunt ziet er toch niet zo slecht uit. Eind november krijgen wij te horen hoe op een gegeven moment de stand van zaken daarover is. Het enige wat mij is opgevallen bij de wethouder is dat hij zegt: ter informatie. Ter informatie betekent niet dat we er over gaan discussiëren. En dat vind ik toch vervelend want we zouden graag willen
671 meedoen in de besluitvorming daarover op een gegeven moment. Misschien kan de wethouder daar nog een keer op ingaan want ter informatie is voor mij iets anders dan dat we het met elkaar bespreken en op een gegeven moment onze mening ook mee kan doen met de besluitvorming. Overigens kunt u er van op aan dat we alle moties die ingediend worden en die om ondersteuning van diegenen gaan, absoluut zullen ondersteunen. Het tweede punt, de onroerend zaak belasting. Ik stel de wethouder voor om daar eens duidelijkheid over te geven en ons schriftelijk op de hoogte te stellen over hoe de zaken precies zijn, wat 20% verhoging betekent, wat we daardoor meer ontvangen, wat de gevolgen zijn voor iedereen, maar ook wat de gevolgen zijn doordat we het maximum vragen, wat er dan extra van het rijk binnen komt. Daar ben ik zeer benieuwd naar. En als we dat weten, zouden we alsnog kunnen besluiten om dat eens toe te passen. Want uiteindelijk is dat geld wat we ergens vandaan halen op een bijzondere plaats. En die mensen willen graag meewerken om Breda op een gegeven moment beter te maken. Het volgende punt is het Ingenhouszplein. Wel het geld, maar niet verantwoord om het in te zetten. De wethouder komt daarmee in de Voorjaarsnota. Mevrouw Boelema heeft net verteld dat die er totaal anders uit ziet dan we gewend zijn. Maar ook dat zal zijn plek daar wel in vinden. Ik wil daar wel op wachten. Dat betekent niet dat ik uw belofte, de belofte van de raad, niet wil nakomen. Want we hebben met elkaar beloofd dat we het aan zullen pakken. En als de wethouder nou al 3 maanden nodig heeft, dan geeft dat niet. Dat gun ik hem. Maar dat betekent niet dat onze motie overbodig is want wij willen wel dat het uitgevoerd wordt. DE HEER LIPS: Voorzitter, mag ik een interruptie plaatsen? DE VOORZITTER: Gaat uw gang. DE HEER LIPS: Mijnheer Van Yperen, ik ben heel erg blij met de wijze waarop u dit nu benadert. In de raadscommissie Ruimte ben ik degene geweest die het aangezwengeld heeft… DE HEER VAN YPEREN: Dat heb ik van mijn collega gehoord. DE HEER LIPS: We zijn daar op werkbezoek geweest. Ik ben ook van mening: afspraak is afspraak. Ik heb vanmiddag nog met de voorzitter van Haagpoort gesproken. Ik heb het haar uitgelegd dat het nu een topprioriteit wordt bij de Voorjaarsnota. Zij kon daar zelf geweldig mee leven. Ik ben dus alleen maar blij dat we het hebben opgestart. En dat het iets meer tijd kost en de wethouder ook de kans krijgt om met de Rooi Pannen daarover verder van gedachten te wisselen, vind ik een goede zaak. Ik ben blij met uw benadering in deze van dit onderwerp. DE HEER VAN YPEREN: Maar dat laat niet los, wat de heer Vuijk zojuist zei: het moet dan toch gebeuren. En we moeten daar toch op een gegeven moment geld aan besteden. Dat houdt dus in dat de motie die wordt ingediend namens die partijen, nog wel degelijk op zijn plaats is. De uitvoering behoeft er niet morgen te zijn. We zijn bereid om te luisteren naar de wethouder met zijn Voorjaarsnota maar we hebben het met elkaar beloofd: elke fractie hier in de raadszaal. En daar kunnen we niet onderuit. De motie Sprint. Daar sta ik volledig achter, in zoverre dat Sprint aan de gang kan gaan. Wat we ooit aan de provincie gevraagd hebben dat daar binnen is, is prima, ze moeten aan de gang. Dat is echt noodzakelijk. Alleen verbaas ik mij over het feit dat er twee tegenstellingen zijn. We hebben wel geld maar het is niet verantwoord om in te zetten, hoor ik van de ene wethouder. De andere wethouder, mevrouw Boelema, zegt: geen geld uitgeven dat er niet is. Dat zijn al twee tegenstellingen. En dan gaat u nog eens een keer zeggen: we gaan het voorlopig voorschieten, voorschieten van belastinggeld wat we terug krijgen. Eerlijk gezegd was de situatie tot aan vandaag zo dat Sprint daar op zat te wachten en dat wordt nu door u wat korter gemaakt zodat ze aan de gang kunnen. Op zichzelf is dat een prima idee maar waarom haalt u de dekking uit breedtesport? U krijgt het weer terug. Laat dat bij breedtesport en haal het uit de algemene middelen of uit de investeringsruimte die we nog hebben. Want breedtesport heeft uw aandacht altijd gehad en dat wil nu ook zo houden. Als u het daar weg haalt, dan bent u wel 1,5 miljoen kwijt op dat gebied. Ik stel dus voor, heel simpel, de dekkingsgraad anders. En als u dat verandert, sta ik volledig achter die motie. Dan denk ik dat ik er aardig doorheen ben.
672 Cultuur. Ik heb cultuur aan de orde gesteld en niet omdat ik een cultuurbarbaar ben. Dat ben ik zeker niet. Cultuur is heel belangrijk. Het is het visitekaartje dat we afgeven. Maar ook daar dienen we te kijken wat we met dat geld doen en hoe we het uitgeven. Ik vertrouw de heer Willems absoluut met zijn benadering. Maar ik wil wel graag weten hoe hij het doet. En ik denk dat iedereen in deze zaal dat wil weten. Ik kan me niet voorstellen dat u zich omdraait en zegt: het zal wel goed gaan daar. Dat betekent dus eigenlijk dat we vragen: geef eens inzicht in hoe dat daar precies gebeurt, laat ons eens kijken hoe mijnheer Willems het doet. Dat moet koren op zijn molen zijn. Hij moet eigenlijk kunnen zeggen: Van Yperen, je hebt groot gelijk, ik kom er morgen mee. Goed, dat was mijn tweede bijdrage en ik kan u vragen of er nog vragen zijn. DE VOORZITTER: Dank u wel mijnheer Van Yperen. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, misschien nog wel even een vraag van mijn kant aan de heer Van Yperen. Want u gaat nu met uw van Ingenhouszplein, - vreselijke naam, - akkoord zoals het nu loopt. Maar…. DE HEER VAN YPEREN: Nee, nee. DE HEER VAN LUNTEREN: Maar heeft u een toezegging gehoord van het college dat dat geregeld is bij de jaarrekening van volgend jaar. Want dat heb ik niet gehoord. DE HEER VAN YPEREN: Ik heb aangegeven dat de motie helemaal niet overbodig is. Want wat in die motie staat, dat geldt nu ook. Het is een amendement, inderdaad. Dat geldt ook nog in principe als we de wethouder zover krijgen dat hij in de Voorjaarsnota aan ons aangeeft hoe hij het precies gaat doen. Klopt dat? DE HEER VAN LUNTEREN: De dekking maakt ons niet zoveel uit als het maar komt, begrijp ik. Dat zegt u eigenlijk? DE HEER VAN YPEREN: Zo is het. DE HEER VAN LUNTEREN: Ja. DE VOORZITTER: Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer De Jong, Trots op Nederland. DE HEER DE JONG: Dank u voorzitter. Ik zal het kort houden. Voor wat betreft het antwoord van de wethouder met betrekking tot het risicomanagement van Via Breda, ben ik toch wel gerust gesteld. Voor wat betreft het antwoord van de wethouder met betrekking tot het riool, blijft me dat toch zorgen baren. Ik hoop dat het mee valt en we een keer geluk hebben. Meer kunnen we daar op dit moment niet van verwachten. Voor wat betreft de Europese subsidies en andere subsidies, denk ik dat wethouder Willems mijn vraag niet helemaal goed heeft begrepen. Ik had gevraagd of bij ieder taakveld aangegeven kon worden of er subsidiemogelijkheden zijn en wat men daarvan verwacht binnen te halen. Nou lijkt het mij om een overzicht te maken gewoon een kwestie van al die taakvelden en subsidieposten bij elkaar tellen. En op een gegeven moment hebben we daar dan een overzicht van. Dat dat uit verschillende taakvelden komt en een complex geheel is, geloof ik best. Maar ik denk toch wel dat wij daar een goed overzicht van zouden kunnen krijgen van de wethouder. Voor het overige ben ik benieuwd wat er uit de takendiscussie met de stad gaat komen. In Eindhoven hebben ze hele positieve ervaringen. Dus ik heb goede hoop. Voor wat betreft de moties, wil ik het volgende zeggen. Motie 1 steunen wij niet. Motie 2 steunen wij ook niet. Motie 3, inzake de toeristenbelasting steunen wij wel. Als wij langs alle kanten moeten schrapen om te bezuinigen en geld bij elkaar te halen, dan kun je wel zeggen dat de overheadkosten hoog zijn maar dat vind ik dan geen argument om het niet te doen.
673 Inzake de motie van het armoedebeleid, heeft wethouder Meeuwis mij overtuigd dat hij toch ook voor de schrijnende gevallen en de allerkwetsbaarsten, de kinderen in onze stad, veel aandacht heeft en op individueel niveau dingen kan regelen als het nodig is. Die steunen wij dus ook niet. De visie op de toekomst WMO steunen wij ook niet. Dan de amendementen. De atletiekvereniging Sprint steunen wij wel. Het aanpakken van het Jan Ingenhouszplein. Ik heb mijn voorganger, de heer Van Yperen, zo juist gehoord. Ook ik zou de wethouder nog een paar maanden de tijd willen geven. DE VOORZITTER: Akkoord. Geen vragen? Dan dank ik u zeer. Het woord is aan de heer Stubenitsky, Leefbaar Breda. DE HEER STUBENITSKY: Dank u wel voorzitter. Ik had in de eerste termijn gezegd dat ik een motie zou indienen. Mijn motie dien ik in omdat er bij de behandeling van de business case Dienstverlening nogal wat commotie was tussen de oppositie en de coalitie over het zinnetje dat er in stond en luidde: om burgers/afnemers te stimuleren gebruik te maken van de mogelijkheid om gemeentelijke producten via internet te bestellen, kan overwogen worden de tarieven voor het fysiek bestellen en afhalen van de gemeentelijke producten te verhogen. Het argument van het amendement wat ik toen indiende om dat ongeldig te verklaren was toch een beetje vaag en niet zonder twijfel. Ik wil de discussie niet over doen maar ik wil voorkomen dat straks de prijzen voor fysiek afhalen gewoon verhoogd kunnen worden omdat die mogelijkheid in het raadsvoorstel al aangekondigd wordt. En daarom heb ik in de motie opgenomen dat een prijsverschil ter verhoging eerst ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd moet worden. Het lijkt in een ideale maatschappij een overbodige motie. Maar ik wil de zekerheid dat we niet verrast worden. Bovendien moeten nu alle bewoners meebetalen aan de voorbereiding van die modernisering van die digitale voorzieningen, ook degenen die hier straks geen gebruik van zullen maken. Ik had verwacht dat mijnheer Akinci van GroenLinks mij in mijn eerste termijn aan zou vallen omdat ik begon over de vier rechtse partijen in de coalitie in plaats van op mijn visie op het milieu, waar wij het wel nooit over eens zullen worden omdat we allebei stijfkoppen zijn. Dus kennelijk is hij het wel met mij eens dat GroenLinks verdacht veel rechtse trekjes heeft. DE HEER AKINCI: De burgemeester heeft zojuist verzocht of we het debat een beetje fatsoenlijk willen houden. En om u zelf nou een stijfkop te noemen, dat zou ik u niet aan willen doen. DE HEER STUBENITSKY: Ik noem u en mijzelf stijfkoppen, mijnheer Akinci. Geen probleem. DE VOORZITTER: Misschien is het even goed om het dictum van uw motie voor te lezen. Verzoekt het college bewoners/afnemers van gemeentelijke producten/diensten te stimuleren gebruik te maken van de digitale mogelijkheden die de gemeente biedt in het kader van de dienstverlening en hierbij geen onderscheid te maken in de beprijzing van fysieke of digitale levering van deze producten en diensten, tenzij de raad hier toestemming voor geeft. Maakt deel uit van de beraadslagingen. DE HEER STUBENITSKY: Motie nummer 8. Ik moet er overigens nog wel even bij vermelden dat ik zojuist in de schorsing van mijn vrouw hoorde dat zij het niet kan volgen via internet, waarschijnlijk omdat ze een wat oudere computer heeft. Dat tussendoor. De moties. Met de toeristenbelastingmotie van de PvdA heb ik, net als de spellingcontrole van mijn computer wat moeite, omdat ik het een belasting vind die nergens op slaat maar ik heb geen alternatief voor de inkomsten die we daarvoor zouden genereren en daarom steun ik hem toch. Het amendement van het Ingenhouszplein heb ik mede ondertekend en steun ik natuurlijk. Met het amendement van Sprint heb ik wat moeite omdat ik net als mijnheer Van Yperen de dekking niet helemaal betrouwbaar vind. De motie van de SP over de raadsvergoedingen steun ik niet. De rest van alle moties steun ik wel. DE VOORZITTER: Geen vragen meer? Dan is het woord aan de heer Dijkhoff, VVD. DE HEER DIJKHOFF: Dank u wel voorzitter.
674 In de eerste termijn kreeg mijn fractie, - dus ik neem aan dat we hem mogen delen, - van de SP een boek Statistiek voor Dummies. Dat deed me nogal denken aan de gevleugelde uitspraak: zijn leugens ergere leugens dan statistieken. Maar goed, u weet dat wij als VVD ook als vrijgevig te boek staan. Dus ik heb daarom ook voor u een boek terug in de aanbieding, het welbefaamde: Economie voor Dummies. Ik hoop daar volgend jaar de vruchten van te horen. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, we ronden net bij de SP een hele cursus af van Alfred Kleinknecht, dus ik zal kijken of hij gelijk had. Dank u wel. DE HEER DIJKHOFF: Prima. DE HEER LIPS: Het lijkt hier wel Sinterklaasavond. DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter, de beantwoording van het college heeft de VVD tot tevredenheid gestemd. Dank ook voor de heldere toezegging op alle punten, in het bijzonder ook wethouder Meeuwis als het gaat om de uitgangspositie van kinderen om sociale problematiek niet erfelijk te laten worden. En ik wil natuurlijk via het college ook de ambtenaren die hier hard aan gewerkt hebben, danken voor het werk, voor deze begroting. Er staat veel te gebeuren, grote hervormingen. En op zich, ondanks dat er al veel gebeurd is en in gang gezet is, zit het college er nog maar kort. Het zijn heldere keuzes, niet bang, en zonder de nodige hervormingen te nemen. En hopen dat het wel weer over waait en goed komt, dat was een beeld wat de heer Van Yperen ook schetste en waar hij ook niet achter zou kunnen staan. Ik ben blij dat u ook inderdaad vond dat het college deze keuze niet maakt maar inzet op economie en werkgelegenheid als kansen zich voordoen, die ook grijpen, en vooral gericht op die werkgelegenheid, of het nou gaat om toerisme, bedrijven, of misschien zelfs als er nog een kans komt voor iets lang gedroomds voor Breda als een evenementenhal, als het kan: doen. De kritiek van de oppositie in alle termijnen, ja, dat kenmerken wij als VVD toch een beetje als grote woorden en geen alternatieven. Er wordt flink aangezet. Mensen die geen blaam treffen, zouden er voor op moeten draaien. Enig doorvragen leert dan dat het meer een holle kreet is, want dat er helemaal niemand in Breda zou blijken te zijn die dan blaam zou hebben getroffen waardoor dus alles wat je doet negatieve effecten geeft bij mensen die geen blaam treffen. Dan is er een hele grote motie… DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, mag ik even. DE VOORZITTER: Gaat uw gang. DE HEER VAN LUNTEREN: Als we het dan over karikatuur hebben, is dit er ook wel weer een. Het verschil zit hem natuurlijk in de sterkste schouders en de zwaarste lasten. Is mijnheer Dijkhoff dat dan niet met ons eens dat je voor die € 6,-- per maand, zoals ik snel even heb uitgerekend, gewoon heel veel kan laten betalen. Dat missen ze daar echt niet. DE HEER DIJKHOFF: Er zijn ook… DE HEER VAN LUNTEREN: Dat is een portie bitterballen. DE HEER DIJKHOFF: De sterkste schouders en de zwaarste lasten. U kent de VVD als de partij die het progressief belastingsysteem wil hervormen, ofwel behouden. Dat betekent dat je niet alleen meer betaalt als je meer verdient, maar zelfs relatief meer betaalt. Dus ons Nederlandse systeem is op allerlei manieren ingericht om de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen. Zelfs als je nog drie keer zo ver zou gaan als het college, zou die redenering nog steeds opgaan. Dat is een verschil tussen ons in inzicht, of dat een oneindig argument is wat je altijd maar kunt gebruiken, dat de status van nu niet bevalt, volgens die doctrine doe je maatregelen, en volgend jaar bevalt die nieuwe status ook weer niet.
675
DE HEER HARDORFF: Mijnheer de voorzitter, zou ik daar toch even op mogen reageren in het verlengde van de SP? Want zelfs als je het principe niet zou huldigen van de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, maar we dragen allemaal evenveel lasten, vindt u dan niet dat het op dit moment niet zo is dat alle Bredanaars even veel bijdragen aan het oplossen van dit probleem maar dat dit onevenredig hard gelegd wordt bij de mensen die afhankelijk zijn van voorzieningen die de gemeente treft? DE HEER DIJKHOFF: Ik kan me zoiets alleen maar voorstellen als je de wereld en in dit verband Breda bekijkt met twee dingen die ik niet deel, namelijk vanuit de status quo redenerend en vanuit de microscoop waarmee je alleen maar inzoomt op de mensen die u herhaaldelijk als kwetsbaar dan wel zielig bestempelt. Als je kijkt naar een breder traject van alle Bredanaars, deel ik die mening niet, dat die verdeling uit balans zou zijn. DE HEER HARDORFF: Maar dan wil ik een aanvullende vraag stellen. Kunt u nou uitleggen in hoeverre de bewoner van het huis van 4,5 ton in het Ginneken evenveel betaalt als dat gezin wat afhankelijk is van de langdurigheidstoeslag en dat nu met € 250,-- gekort ziet? DE HEER DIJKHOFF: Nee, want die betaalt meer, dus dat kan ik niet uitleggen, dat die hetzelfde zou betalen. Voorzitter, motie nummer 4…. DE HEER VAN LUNTEREN: Kunt u misschien percentueel ook nog even duiden, want absoluut zou u gelijk hebben maar percentueel verschilt dat nogal. € 1,-- eraf bij € 100,-- of € 1,-- eraf bij € 1.000,--. Dat maakt nogal wat uit. DE HEER DIJKHOFF: Ja, zoals ik al zei, redeneert u dan vanuit de status quo en de microscoop versie met een bepaalde focus en dan richt u niet verder naar wat er nodig is om te zorgen dat niet steeds meer mensen van die voorzieningen gebruik moeten maken maar juist steeds minder mensen. En dat gaat maar op een manier, dat gaat toch echt via de economie in de private sector. Zoals gezegd, een prachtig boek daarover voor u. De grote motie nummer 4 belooft meer bezuinigingen terug te draaien dan waar in die motie zelf dekking voor geboden is. En aan het eind van die motie wordt het nog bonter want er verandert met die motie niet eens iets. Niet de oppositie biedt hier vanavond een alternatief om de kritiek en de zware woorden te dekken, maar vraagt de coalitie om nog eens na te denken. En zo weinig zelfvertrouwen bij de oppositie, vinden wij als VVD zelfs niet leuk. Zelfs het bedenken van alternatieven wordt door deze motie bij de coalitie neergelegd. En voorzitter, men kan van de coalitie veel verwachten, maar niet dat we zelf ook nog eens voor oppositie gaan spelen en alternatieven aan gaan dragen. MEVROUW HAAGH: Mijnheer de voorzitter, ik wil daar graag even op reageren. Als hier de heer Meeuwis een handreiking doet door te zeggen, wij gaan 30 november met z‟n allen nog wel even praten, dan is het prachtig. Dan bent u allemaal heel erg blij. Als hier de oppositie een handreiking doet door te zeggen: jongens, kijk nog eens even heel goed naar hoe de pijn hier verdeeld wordt in onze stad en dat dat niet evenredig is en dat dat niet rechtvaardig meer te noemen is, en wij u vragen om daar naar te kijken met wel degelijk dekkingsmogelijkheden die voldoende zijn, - let wel, wij zijn de enigen die vanavond extra structurele inkomsten wat dat betreft, aandragen,- en u kunt er om lachen. Maar als over een paar maanden dit college met hetzelfde voorstel komt, wil ik zien of u het dan ook afwijst. Wat dat betreft, vind ik het wel heel erg triest dat u die handreiking waar u in Den Haag zo dol op bent, zo afwijst. DE HEER DIJKHOFF: Ik hoorde niet helemaal een vraag. Maar voorzitter, in mijn ogen is een handreiking een concreet plan met: we zijn het niet helemaal eens met wat u doet, en als u nou dit laat en zo doet, komt het per saldo goed terecht. En wat u nu biedt in deze motie is een moraliserend vingertje en dat is echt geen handreiking. Het feit dat ik toestemming krijg van u om zelf nog eens over dingen na te denken, noem ik geen handreiking. En voorzitter, de oppositie heeft de mond vol van opkomen voor kwetsbare mensen. Maar er is telkens geen enkele discussie over hoe je zorgzaam beleid voert en hoe je dat invult.
676 Ik moet een uitzondering maken. Ik heb een klein debatje gehad met de heer Van Lunteren van de SP in de eerste termijn, mijn eerste termijn na een interruptie. Daar hebben wij heel even op inhoud gesproken. Dat vond ik prettig. Ik geloof dat er een wedstrijd oppositieleider is en ik weet niet of we als coalitie mogen stemmen maar dat vind ik een te waarderen feit. Op dat korte debatje na, gaat het hier niet over mensen maar over tabellen en over cijfers. En we komen vandaag niet verder dan het simplisme dat geld gelijk staat aan zorgzaamheid. Als er minder geld naar iets gaat, is het slecht en als er meer geld naar iets gaat, dan is het goed. Dat is een simplisme waar de VVD van hoopt dat we daar de komende maanden bij de concrete uitwerking en invulling en de discussie daarover van af kunnen komen en dat we dus in het debat hier in de raad het niveau van de telraampolitiek kunnen overstijgen. Voorzitter, de oppositie zegt tegen mensen: we zijn er voor u. En wij zijn goed en zij zijn slecht. En wij zorgen voor u en wij kunnen het beter. En vanavond was, nadat we dat al maanden gehoord hebben, de uitgelezen kans om dat te laten zien. Helaas heb ik geen concrete alternatieven gezien en moet ik constateren dat de oppositie weinig te bieden heeft, op angst na. En wat er dan overblijft, is niet financieel solide. Want voorzitter, Breda‟97, SP, en volgens mij wat ik uit de inbreng ook opmaakte, de Partij van de Arbeid, boeken de hele onbenutte belastingcapaciteit van de OZB in en denken daarmee: volgend jaar hebben we er 5,7 miljoen bij… MEVROUW HAAGH: Dat is pertinent onjuist mijnheer Dijkhoff. DE HEER DIJKHOFF: Dus u bedoelt dat u niet 5,7 miljoen jaarlijks erbij wilt halen? MEVROUW HAAGH: Als u nou echt de moeite had genomen om die motie 4 goed te lezen… DE HEER DIJKHOFF: Dat heb ik gedaan. MEVROUW HAAGH: Daar staat in om daar goed naar te gaan kijken. En wij zeggen nergens dat je naar het maximale toe moet.. DE HEER DIJKHOFF: Oké. MEVROUW HAAGH: Maar weet dat 1% verhoging al bijna 3 ton structureel… DE HEER DIJKHOFF: Breda‟97 en de SP waren in ieder geval niet alleen helder over het instrument van de OZB maar ook over tot hoever. Hoeveel zou u dan volgend jaar…. MEVROUW HAAGH: Kijk, we gaan over bedragen spreken met elkaar als die bedragen ook in de begroting zijn en zelf schuift u die vooruit naar de Voorjaarsnota. Daarmee schuiven wij lekker mee naar die Voorjaarsnota met u. Bij deze… DE HEER DIJKHOFF: U zegt wel dat u een aantal bedragen niet wilt bezuinigen maar…. MEVROUW HAAGH: Het bedrag wat wij concreet aandragen is een bedrag op toeristenbelasting. Maar we zeggen: laten we alsjeblieft een beetje laag starten want als je het vergelijkt met andere gemeenten, dan is dat heel acceptabel. Dat is wat we nu concreet doen. Het praten met elkaar over de OZB ruimte om die te benutten, dat komt zodra wij de cijfers hebben. Ik ben er heilig van overtuigd dat dat het grote debat gaat worden bij de Voorjaarsnota. Dat weet u ook. Ik ben benieuwd of u het kunstmatig laag kunt houden. Maar laten we praten over bedragen als we weten welke dat zijn. Die staan niet in de begroting. DE HEER DIJKHOFF: Pardon, maar dat vind ik…
677 MEVROUW HAAGH: Het is niet anders dan dit. DE HEER DIJKHOFF: Ik heb al genoeg woorden gesproken over het gebrek aan alternatieven. Dat blijkt hier nu ook weer uit. De SP en Breda‟97 zijn in ieder geval helder dat ze de volledige capaciteit willen benutten, en daarmee wat bezuinigingen willen terug draaien voor volgend jaar, zoals ik begrepen heb. Helaas gaat dat niet. En laat ik dan de verwachtingen en de rekensommen van de Partij van de Arbeid ook maar wat temperen. Het volledig verhogen van de capaciteit van de OZB zou een tariefsverhoging van 20% inhouden waar de wet maar een tariefsverhoging van 3,5% per jaar toestaat. Dan kunt u dus in uw rekensom meenemen dat de voorstellen die u daarvoor indient niet toegestaan zijn en die dekking dus ook niet gehaald kan worden. DE VOORZITTER: Goed. Dat was het mijnheer Dijkhoff? Ik dank u zeer. Het woord is aan mevrouw Haagh, Partij van de Arbeid. MEVROUW HAAGH: Goed. Dank u wel voorzitter. Laat ik eens met iets vrolijks beginnen. Want wij hebben in ons bezit een motie die bijna al raadsbreed gesteund is en ook door de coalitie wordt ondersteund. En dat is eigenlijk niet eens zo‟n hele makkelijke motie want het gaat om een Brede School, een Brede School in Brabantpark waarover in de vorige periode vaak gesproken is en waarvan we allemaal weten dat het een wijk is die sociaal zeker extra aandacht kan gebruiken. Wij hebben die motie opgesteld omdat wij in de commissie hoorden van wethouder Boelema dat een Brede School niet per se een nieuwe school hoeft te zijn maar dat ook het samen voegen van functies in Brabantpark voldoende zou kunnen zijn. Wij vinden dat wat voorbarig en wij willen heel graag met elkaar spreken over de mogelijkheden om toch ook de variant van nieuwbouw voor Brabantpark, - want dat is wat de wijk verdient, - mee te nemen, binnen de financiële mogelijkheden die er zijn, maar wel die variant op tafel leggen. En daar dienen we een motie voor in namens veel andere partijen. DE VOORZITTER: Het dictum luidt: verzoekt het college nog voor het einde van het jaar naar de raad te komen met de uitkomsten van de verkenning naar de mogelijkheden van de realisatie van een Brede School in Brabantpark. 2. In deze uitwerking ook een variant voor te leggen waarin nieuwbouw voor de Brede School Brabantpark is voorzien. Is ondertekend door Partij van de Arbeid, VVD, SP, D66, Breda‟97, CDA, GroenLinks. Maakt deel uit van de beraadslagingen. MEVROUW HAAGH: Dank u wel voorzitter. Het armoedebeleid. Daar is veel over gesproken. We krijgen te horen van coalitiepartijen en ook van het college de 110% en de drie jaar voor die langdurigheidstoeslag. Dat is mooi, dat is zo goed in Breda. Dat hebben we toch maar bereikt. Gelukkig hebben we dat bereikt. Daar hebben we inderdaad heel lang voor moeten strijden. Maar wat er nu gebeurt, is dat de regelingen daaronder echt uitgekleed worden. En met uitgekleed bedoelen we toch wel echt bezuinigen. Als we het hebben over 6 ton langdurigheid, op de langdurigheidstoeslag, een halvering van de Breda Pas en de collectieve ziektekostenverzekering, dan heb je bij elkaar zo een miljoen. En zet dat nou eens af tegen de miljoenen die naar een Chassé Theater gaan en naar een Graphic Design Museum. We horen het, we hebben een GroenLinks wethouder die zeer trots is op het feit dat er niet op Cultuur wordt bezuinigd. Maar wij willen die miljoenen toch weleens tegenover die harde maatregelen zetten die nu worden aangekondigd. DE VOORZITTER: Het woord is aan mijnheer Vos. DE HEER VOS: Voorzitter, dank u wel. Dan wil ik toch even, nou mevrouw Haagh weer ingaat op de bezuinigingen, doorgaan waar de heer Dijkhoff net gebleven was, namelijk: wat is uw alternatief? Want de andere kant van het Partij van de Arbeidverhaal wordt vanavond niet verteld. U wil namelijk de OZB verhogen. Als mijnheer Dijkhoff concreet wordt in uw richting, dan wordt u weer heel vaag en dan gaat u het weer bagatelliseren. U bent, - en dat moet ik de heer Dijkhoff nageven, - lang niet zo dapper als Breda‟97….. DE VOORZITTER:
678 Een korte interruptie, mijnheer Vos. DE HEER VOS: Wat ik wil duidelijk maken, is dat u hier bezwaar maakt tegen 22 miljoen aan bezuinigingen en dat u geen alternatief heeft. U zegt dat er bezuinigd moet worden op stadsbeheer. Dan is de keerzijde meer verloedering in de stad, meer zwerfvuil, meer verlichting die niet werkt, dus een toename van onveiligheid,…. DE VOORZITTER: Mijnheer Vos, DE HEER VOS: Dat soort zaken noemt u niet. MEVROUW HAAGH: Mijnheer Vos, het is duidelijk dat wij het vanavond niet met elkaar eens zijn want wij noemen die alternatieven wel. Die alternatieven staan in de motie en u noemt die nu zelf ook op. Alleen bent u het er niet mee eens. Dat is mogelijk, wij zijn het er niet mee eens dat de pijn zo oneerlijk verdeeld wordt en daarom ook het voorstel. Ik begrijp heel goed…. DE HEER VOS: Begrijp ik goed dat uw alternatief een toename van de verloedering van de stad is, een toename van onveiligheid… MEVROUW HAAGH: Dat maakt u er van. DE HEER VOS: en dat er bezuinigd moet worden op cultuur, waar de bibliotheek onder valt? Dus die zal moeten sluiten? En dat is het wel zo‟n beetje. MEVROUW HAAGH: U vilt het nu zelf op uw eigen manier in. DE VOORZITTER: U heeft uw punt, mijnheer Vos. U heeft uw punt gemaakt. Ik denk dat het niet zinvol is om daar nog langer over door te gaan. Ik stel voor dat mevrouw Haagh verder gaat. MEVROUW HAAGH: Mijnheer Vos, u vult het op uw eigen manier in. U weet ook hoe wij daarin staan en zeker als het gaat om een bibliotheek en cultuur in de wijken. Daar maken wij ons keihard voor. Het is niet voor niks dat ik een Filmfestival, een Graphic Design Museum en een Chassé Theater noem. DE HEER AKINCI: Voorzitter, als u mij toestaat. Weet u wat ik nou zo typisch vind, mevrouw Haagh? In Den Haag doet uw partijleider Job Cohen er werkelijk alles aan om te voorkomen dat dit “rechtse” kabinet gaat bezuinigen op de “linkse” hobby cultuur. En u wilt hier flink bezuinigen op cultuur. Ik weet niet of u denkt dat het een rechtse hobby is maar daar mag in ieder geval flink het mes in. Ik zou bijna zeggen, een Wouter Bosje. MEVROUW HAAGH: U maakt er weer een prachtige karikatuur van. Ik zou zo graag willen mijnheer Akinci dat u het woord solidariteit weer eens een keer gebruikt en daar goed naar kijkt, kijkt hoe wij het eerlijk verdelen. En ja, dan is de Partij van de Arbeid niet te flauw om te kijken naar, - zoals u het noemt, - linkse hobby”s, omdat we overal, - en u zegt het, - de pijn eerlijk verdelen. Dan vinden wij ook dat je dat moet doen. Vandaar dat dat ook in ons voorstel staat. Wat betreft dat armoedebeleid, u bent duidelijk geweest over de motie.. DE HEER VOS: Ik wil nog een punt aanvullen. Mevrouw Haagh is eerder begonnen over: waar is Pechtold en waar is Halsema? Dit kabinet verhoogt de BTW voor het theaterkaartje. Het theater wordt al minder toegankelijk voor de gewone man in de straat en in de wijk. En de Partij van de Arbeid in Breda doet daar nog eens een schep boven op door nog eens extra te bezuinigen op het Chassé waar onlangs nog de culturele amateurmanifestatie heeft plaats gevonden…
679
DE VOORZITTER: Mijnheer Vos, mijnheer Vos, Mijnheer Vos, ik denk dat u voldoende heeft gesproken en ik denk dat het niet zinvol is om uitgebreid…. U heeft met uw fractie een tweede termijn gehad. Ik denk dat uw buurman uitgebreid de explicatie heeft gegeven. Laten we ook proberen langs die lijn te kijken wat onderdelen voor interrupties zijn. Want anders heeft het geen zin om met elkaar over woordvoering te spreken. Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: U bent dol op cultuur, u bent dol op het Chassé Theater en u beschermt dat en u zegt: die landelijke maatregelen daar moeten we heel goed naar kijken want dat is erg vervelend. Ik kan u vertellen dat er ook heel veel op mensen af komt die nu hier van de aanpak van het armoedebeleid ook al een veel slechtere situatie krijgen. En dan heb ik het over de toename van de zorgtoeslag. En dan heb ik het over de Wajongers. Want dat zijn nou eens net dezelfde mensen die de maatregelen treffen die wij vanavond hier ten toon spreiden. En dan hoor ik u niet zeggen: we moeten kijken wat er uit Den Haag komt. En dat stelt me echt teleur. D66 heeft het altijd over eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht. Dat is uw verhaal. Maar daarbij ook altijd een sociaal element. En dat heb ik toch een beetje moeten missen. DE HEER DE BEER: Voorzitter, correctie. Ik heb dat in mijn eerste termijn genoemd, dus dit is gewoon kletskoek. MEVROUW HAAGH: U vindt het kletskoek, ik zie het niet terug in de steun voor onze aanpakken om dat wel te bereiken. DE HEER DE BEER: Omdat die aanpak ook kletskoek is. MEVROUW HAAGH: Natuurlijk. Dat zou ik ook zeggen als ik u was. Goed, om die kletskoek dan maar eens even anders te doen: de motie op de langdurigheidstoeslag, zoals ik die in de eerste termijn heb ingediend, zou ik terug willen trekken. Daar krijg ik duidelijk geen steun voor binnen de coalitie. Maar ik wil hem opsplitsen in drie delen. Want ik ben wel eens benieuwd hoe de partijen hier denken over die aanpak van die langdurigheidstoeslag, de Breda Pas en de collectieve ziektekostenverzekering. Dus graag daarover stemming en als dat even kan voorzitter, zo meteen daar hoofdelijke stemming over. Dan wil ik graag nog iets zeggen over het amendement van het Dr. Jan Ingenhouszplein. Ik ben blij vanavond met diezelfde belofte die ik ook een paar weken geleden had gehoord, over de prioriteit van het Dr. Jan Ingenhouszplein. Hartstikke fijn. Fijn dat die belofte nog steeds staat maar jammer dat het dan niet tot daden kan komen. Maar daarvoor stel ik dan een wijziging voor voorzitter, in het amendement zoals we dat ingediend hebben. Ik stel voor om het dictum te wijzigen in: beslispunt 1, het voorjaar van te schrappen en beslispunt 2 te schrappen en daarvoor in de plaats te zetten: dit als preprioriteit te behandelen met betrekking tot de Voorjaarsnota. Dan voldoe ik volgens mij prima aan de woorden, aan de discussie zoals die net heeft gelopen en dan weten we ook wat ons woord waard is bij de behandeling van de Voorjaarsnota. De Toeristenbelasting. Ja, een heel open eerlijke kans om in ieder geval de structurele middelen van deze gemeente een stukje beter te maken. Daar waar 17 van de 20 schoonste gemeenten het wel doen, die enigszins toerisme in hun stad hebben, wordt het hier weg geschoven omdat het te veel rompslomp zou zijn. Ik kan u vertellen dat dat ook zo is met de hondenbelasting en dat doen we ook gewoon. U wijst hem nou af en dat is erg zonde want het zijn allemaal mogelijkheden… DE HEER DIJKHOFF: Voorzitter, ik wil graag in het kader van de handreiking, wanneer mevrouw Haagh een afgedekte motie heeft inzake afschaffing van de hondenbelasting, daar serieus naar kijken. MEVROUW HAAGH: U had zelf ook met moties kunnen komen. Maar die heb ik niet gezien vanavond. Dan heb ik nog een punt over de WMO. En dat vind ik wel een belangrijke. Want als we het dan toch over inhoud hebben, mijnheer Dijkhoff, dan gaat dat voorstel echt over de inhoud. Dat gaat over de visie hoe wij een kanteling in de WMO krijgen en dat is een gesprek wat het hele WMO veld graag wil aangaan. En een gesprek is meer dan communicatie over maatregelen, namelijk echt in gesprek zijn, samen werken, allianties smeden, met partnerschappen, wat omarmd wordt. En ik
680 was wat blij met het gebaar van mevrouw Boelema in haar eerdere beantwoording. Ze maakte het gebaar van initiatieven uit de stad willen wij omarmen en niet meer wegduwen. DE HEER AKINCI: Voorzitter, ik wil toch even een punt markeren, als dat mag. Want ik krijg ondertussen die opgesplitste motie van u. Ik wil alleen maar even het punt markeren want ik vind het historisch. De Partij van de Arbeid wil 1/3 van het cultuurbudget van de stad schrappen. Ik markeer dat alleen maar even. Ik vind het uniek, ik vind het historie, bij elkaar 30%. Ik vind het wonderbaarlijk. MEVROUW HAAGH: Ik heb hier gezegd dat ik u graag eens hoor over hoe u over die drie deelvelden denkt. Maar ik vind het een mooi punt wat u maakt. Want we hebben zo meteen nog een schorsing. En ik ben bereid om met u naar een andere dekking te kijken. Ik had namelijk ook wat andere dingen aangegeven. En als wij er samen uit komen dat het een efficiëntie slag moet worden op buitenruimte, dan vullen we die samen in. Want het is mij een lief ding waard… DE HEER AKINCI: U heeft werkelijk vandaag al zoveel handreikingen op handreiking op handreiking gedaan dat ik niet meer weet wat het ware gezicht van de Partij van de Arbeid op dit moment nog is. MEVROUW HAAGH: Ik constateer.. DE VOORZITTER: Mevrouw Haagh, u moet nu tot een afronding komen omdat we de tijd al royaal gepasseerd zijn. MEVROUW HAAGH: Ik constateer dat u interesse heeft in de inhoud van die deelmoties. En daar ben ik blij om. Maar u vindt de dekking niet goed. Als u de dekking niet goed vindt, gaan wij daarover praten en zijn wij daar volgens mij binnen 10 minuten uit. DE VOORZITTER: Goed, ik stel voor dat we nu tot afronding komen. Ik wil even de dictums voorlezen, zoals ik die zojuist heb ontvangen en dan voor de schorsing, waarbij ik voorstel die te laten duren tot 22.30 uur,zal ik nog de lijst met moties en amendementen opsommen, zoals die er nu in totaliteit uit ziet. Amendement rondom het Dr. Jan Ingenhouszplein. Gewijzigd amendement. Het college op te dragen in 2011 de integrale aanpak en het opknappen van het Dr. Jan Ingenhouszplein ter hand te nemen als eerste fase in de uitvoering van het door de gemeente en stakeholders gemaakte totaalplan. 2. Dit als een preprioriteit te behandelen met betrekking tot de Voorjaarsnota. Dan motie 10, met betrekking tot de langdurigheidstoeslag. Verzoekt het college de kortingen op de langdurigheidstoeslag ongedaan te maken. 2. Alles in het werk te stellen om ook deze groep te betrekken bij de samenleving via werk of andere vormen van activering, de dekking te halen uit een taakstelling van 10% op Cultuur. Dan de collectieve ziektekostenverzekering voor de minima. Af te zien van de versobering voor de collectieve ziektekostenverzekering voor de minima, de dekking te halen uit een taakstelling van 10% op Cultuur. 3. Het deelnemen aan aanvullende ziektekostenverzekering te blijven stimuleren. Ingediend, mede namens de SP. Dan de versobering Breda Pas. Ook ingediend door de Partij van de Arbeid, mede namens de SP, Verzoekt het college af te zien van de versobering van de Breda Pas. De dekking te halen uit een taakstelling van 10% op Cultuur. DE HEER SZABLEWSKI: Mijnheer de voorzitter, misschien even voor de orde. De heer Akinci heeft een misverstand in de wereld geholpen wat ik even uit de wereld wil helpen. DE VOORZITTER: Ja. DE HEER SZABLEWSKI:
681 Het is geen 3 maal 10%. Het is 1 maal 10% waar alle drie die moties uit worden gefinancierd. DE HEER AKINCI: Dus ik kan ook al geen moties maken. DE VOORZITTER: Ik ga nu naar uw fractievoorzitter die het laatste woord krijgt. En ik neem aan dat zij tot die toelichting zo nodig weet te komen. Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: De toelichting is helder. Wij zijn bereid om wel kritisch te kijken naar die culturele subsidies en kritisch te kijken naar de miljoenen op cultuur. Dat durven wij aan, zeker met het oog op de mensen die het kwetsbaarst zijn in onze stad. En laat ik afsluiten met dat ik eigenlijk de coalitie en deze begroting best dankbaar ben voor het feit dat de oppositiepartijen heel dicht bij elkaar zijn gekomen vanavond. Daar waar sommige oppositiepartijen als heel rechts betiteld werden, zie je dat ze nu met oog voor die kwetsbare groepen heel hard mee stemmen en mee praten met partijen als de SP en de Partij van de Arbeid. En ik denk dat dat nog een lange periode gaat voortduren. DE VOORZITTER: Goed. Ik kom op een afronding en opsomming van amendementen en moties. Amendement 1. Atletiekvereniging Sprint. Amendement 2. Aanpak Ingenhouszplein. Gewijzigd. Dan moties. Parkeerbeleid. MEVROUW VERKUYLEN: Voorzitter mag ik daar nog even een vraag over stellen? Ik kan hier eigenlijk niet in lezen dat er een wijziging van de begroting wordt voorgesteld. Is het amendement dan misschien veranderd in een motie? DE VOORZITTER: Ik geef even aan wat nu het totaal is. Ik wil zo meteen even schorsing om alles nog eens in zijn inhoud goed te kunnen toetsen. Maar ik wil nu even de volgorde opsommen. Motie 1. Parkeerbeleid. Motie 2. Werkbudget veiligheidsregisseurs nieuwe stijl. Motie 3. Toeristenbelasting. Motie 4 is vervallen. Motie 5. Visie op toekomst WMO Motie 6. De financiële opgave. Motie 7. De raadsvergoeding. Motie 8. Gelijke behandeling bewoners ten aanzien van betalen voor gemeentelijke producten. Motie 9. Brede School Brabantpark. Motie 10. De langdurigheidstoeslag. Motie 11. Collectieve ziektekostenverzekering voor minima. Motie 12. Versobering Breda Pas. Motie 13. Aanpak Ingenhouszplein. Ik kom daar zo op terug. Ik wil 5 minuten schorsen. Dus ik verzoek u nadrukkelijk rondom de raadszaal te blijven zodat we om 22.30 uur kunnen aanvangen met de laatste termijn. SCHORSING 4.
REACTIE VAN HET COLLEGE 2E TERMIJN.
DE VOORZITTER: Ik stel voor dat we aanvangen. Mag ik de bode vragen om met de bel te rammelen? De beraadslagingen worden heropend. Mag ik vragen de plaatsen nu in te nemen? Het woord is aan wethouder Boelema. WETHOUDER BOELEMA: Dank u wel voorzitter.
682 Ik wil even terugkomen op de OZB van de eerste termijn en hoe ik tot de 20,5% ben gekomen. Voor de mensen die met mij mee willen rekenen, die kunnen naar pagina 173 van de begroting, waarin het gaat over de onbenutte belastingcapaciteit. En dan kunt u lezen dat, als de maximale belastingcapaciteit 0,1201% van de WOZ waarde is, en dat wij als Breda een percentage van 0,0996% hebben. Als u dat door elkaar deelt, komt u op 1,205, wat betekent dat dat dus een verhoging van 20,5% is. Zo kom ik dus aan de berekening. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, mag ik dan vragen aan de wethouder: bent u het dan met me eens dat het dan op netto op € 6,-- per maand voor een huis van € 350.000,-- komt? WETHOUDER BOELEMA: Dat ligt aan de waarde van het huis. Maar het klopt natuurlijk wel dat het absoluut een ander getal is dan relatief. DE HEER VAN LUNTEREN: € 350.000,-- WOZ is dus € 6,-- per maand, een portie bitterballen. WETHOUDER BOELEMA: Wat dit college doet, is uitvoeren wat er in het coalitieakkoord staat. En dat heeft te maken met het hele lastenpakket waar een burger mee te maken heeft. En in het coalitieakkoord staat dat wij de OZB in principe met de inflatiecorrectie verhogen. Daar houdt dit college zich aan en ik moet zeggen dat we daar ook trots op zijn dat we dat in financieel krappe tijden ook met elkaar voor elkaar krijgen. Daar wil ik ook nog even het volgende bij zeggen. Er werd ook enigszins gesuggereerd, alsof wij de OZB kunstmatig laag houden en dat is natuurlijk absoluut niet het geval. Waar het ook gaat over onze afvalstoffenheffingen en rioolheffing, zijn dat ook kostendekkende producten, daar waar dat in het verleden nog wel eens kunstmatig bijgeplust werd. Nu is het zo dat die leges voor ons kostendekkend zijn. En dat geldt in principe voor de OZB ook. Dus daar zit niks kunstmatigs aan met elkaar. Vervolgens de motie over dienstverlening en de beprijzing. Ik zie er op zich geen kwaad in als ik die zou aannemen want het is natuurlijk sowieso zo dat u als raad altijd gaat over de beprijzing van onze producten. Naast de begroting, stellen wij nu ook de leges en de beprijzing van een aantal producten vast. Daar bent u dus altijd zelf bij. Dus in die zin, - en dat heb ik in de commissie ook al toegezegd, - blijft u daar een vinger aan de pols houden. U bent uiteindelijk zelf altijd aan zet als raad. Dan nog even de motie over de toerismebelasting. Wij hebben als college gezegd dat wij dat onderzoeken onder regie van wethouder Meeuwis en ik vond de suggestie van de heer Akinci wel een hele aardige. Ik heb dat even collegiaal overlegd en wij nemen die suggestie die u doet ook mee in dat hele plan om te kijken of we dat renderend kunnen inzetten, juist dat het ook ten goede komt aan die binnenstad en die ondernemer. Dat is even zoals ik het nu gelezen heb, in de zin van promotie en dat soort zaken. DE HEER AKINCI: Misschien toch een hele korte aanvulling daarop. Het ging me niet zozeer alleen om de inzet maar ook om de fondsvorming. Zodat wanneer je met de partners aan fondsvorming doet, je efficiënter en met minder overhead dat bedrag bij elkaar kunt halen dan bij de inzet van het experiment toerismebelasting, simpelweg om te zorgen dat datgene wat je aan belasting int, ook zo maximaal mogelijk rendeert. WETHOUDER BOELEMA: Dat is denk ik een mooie toevoeging aan het product wat straks in de raadscommissie Economie besproken gaat worden. U heeft mij ook nog gevraagd hoe het nou zit met de OZB en de korting die wij op het Gemeentefonds krijgen. Ik heb u in de commissie Bestuur ook al verteld dat wij natuurlijk niet echt gelukkig zijn met de systematiek die feitelijk een perverse prikkel is om de burger op kosten te jagen die het rijk hanteert. Ik heb toen ook de oproep gedaan aan een van onze raadsleden die toevalligerwijs ook in de Tweede Kamer zit, om toch eens een keer de minister daarop te bevragen waarom zulk soort systematieken in het Gemeentefonds gehanteerd worden. U zult begrijpen dat wij daar als college niet blij mee zijn, dat dat op deze manier gekoppeld wordt. Vervolgens de Brede School en de motie daarover. Ik heb al gezegd dat we die van harte kunnen ondersteunen. Ik zal u ook meteen een tijdspad geven wat ik daarbij in gedachten heb. U vraagt het college om voor het einde van het jaar met een plan te komen waarin dan ook het financiële scenario zit. Dat kan ik u toezeggen. Maar misschien moet u ons net een weekje over januari de
683 tijd geven, maar dan kan ik u wel beloven dat wij 20 januari in de commissie Maatschappij hierover kunnen praten. En daar zit dan ook alles in wat u eigenlijk daarover vraagt. Dus dan kunt u uw eigen afwegingen daarover maken. En dan zijn mijn onderwerpen op, voorzitter. DE VOORZITTER: Dank u zeer. Wethouder Meeuwis. Gaat uw gang. WETHOUDER MEEUWIS: Voorzitter, dank u wel. Ik loop even de punten langs zoals ze nog in de tweede termijn door de raad zijn aangestipt. Als eerste punt werd een van de beleidsregels aanpassingen in de WMO, de scootmobiel, uitgelicht door de heer Akinci. Ik stel ook voor om dit gewoon in de volle breedte van de commissie te bespreken. Maar ter informatie nu: de achterliggende gedachte bij deze maatregel is, ook in de referentie van omliggende gemeenten, wat gebruikelijk is voor dit soort zaken, is dat dit een bijzondere regeling is die alleen Breda kent. Maar wat u ook moet weten, is dat een voorwaarde om in een scootmobiel te zitten, is dat je wel ook nog gewoon mobiel bent. Je kunt nog lopen. Een scootmobiel is geen rolstoel, even voor de duidelijkheid. Een scootmobiel is voor de korte afstanden en een taxidienst is voor de langere afstanden. Dus in die zin is dat misschien ook een van de redenen waarom we aldus hebben besloten. Ik wil daarbij aansluiten op….. DE VOORZITTER: De heer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Een scootmobiel krijg je als je 800 meter kan lopen. 100 zelfs? Ik heb begrepen 800. Dan brengt een taxi je ergens heen en dan kan je daar verder niks, als je je scootmobiel niet mee mag nemen. Dan heb je toch ook niks aan die taxi? WETHOUDER MEEUWIS: Ja, maar ik gaf u in eerste argument aan dat wij er ook aan hechten om, zeg maar het beleid wat wij hier voeren, wel een beetje synchroon te laten lopen met wat andere gemeente doen. Want dat vinden wij op zich wel te rechtvaardigen. En dan zijn er twee mobiliteitsoplossingen binnen de WMO voor dichtbij en voor wat verder weg met als uitgangspunt dat je de voorzieningen hebt, die je nodig hebt. Want daar is die WMO voor bedoeld. Het is geen Zonnebloem. De WMO is bedoeld om mensen te ondersteunen, om voorzieningen te hebben om normaal mee te kunnen doen aan het sociaal verkeer. En voor het bereiken van voorzieningen dichtbij is daar de scootmobiel en voor wat verder weg is daar de taxi. DE HEER SPAPENS: Voorzitter, mag ik een korte vraag stellen ter verduidelijking? U geeft aan dat u op dit moment kijkt naar de omliggende gemeenten, misschien wel in heel Nederland om Breda aan te passen aan die gemeenten. Bent u er van op de hoogte dat Breda tot ongeveer aan de laatste verkiezingen een voorbeeldgemeente was op het gebied van de WMO? Het verbaast mij dus zeer dat u nu naar andere gemeenten gaat kijken hoe wij het hier moeten gaan invullen. WETHOUDER MEEUWIS: Nee, ik kijk naar een redelijke invulling van een enorm tekort wat wij op de WMO hebben en hoe ik dat met redelijke voorzieningenaanpassingen met het in stand houden van datgene wat echt noodzakelijk is, voor diegenen die dat echt nodig hebben, zonder daar aan te komen, toch een voorzieningenniveau op peil kan houden. Dat is wat ik wil, binnen die financiële opgaven die er liggen. Dat is dus het argument wat er bij hoort. DE VOORZITTER: Gaat u verder, wethouder. WETHOUDER MEEUWIS: De heer Van Yperen vroeg wat meer procedureel naar het hoe het nu na mijn opmerking dat deze maatregelen en wijzigingen in beleid ter informatie worden aangeboden. Ja, dat is de feitelijke situatie. Want in uw eigen verordeningen heeft u dit soort beleidsregels gemandateerd aan het college en het college heeft dat gemandateerd aan de directeur Sociale Zaken. Het is dus de bevoegdheid van de directeur Sociale Zaken om, binnen een aantal randvoorwaarden, dit soort
684 besluiten te nemen. Die besluiten zijn dus in die zin ook gewoon al genomen. Dat even om de verwachtingen ook enigszins te temperen. DE HEER VAN YPEREN: Waar praten we dan de 30e over? WETHOUDER MEEUWIS: Nou, het is uw wens geweest om dit te bespreken. Dus uw wens is mijn opdracht. DE HEER VAN YPEREN: Bespreken, maar… WETHOUDER MEEUWIS: De nieuwe beleidsregels in het kader van de WMO voor de voorzieningenaanpassingen. DE HEER VAN YPEREN: Dus we krijgen een verhaaltje en dan kunnen we weer naar huis? WETHOUDER MEEUWIS: Wat zegt u? DE HEER VAN YPEREN: U houdt een verhaaltje en dan kunnen we naar huis. WETHOUDER MEEUWIS: Als u uw taakopvatting zo ziet, dan zou dat zo kunnen, ja. Ik wil niet vervelend doen maar deze mandateringsafspraken zijn door vorige besturen genomen. U snapt dus waar ik heen wil. DE HEER VAN YPEREN: Ik wil naar het uitgangspunt: transparant en meespreken. Daar wilt u toch naar toe? Want dat staat in @Breda. Dat kom ik steeds tegen. WETHOUDER MEEUWIS: Ja, maar deze raad heeft afgesproken dat zij dat op deze manier georganiseerd wil hebben, om voor u moverende redenen. En als u dat anders wilt, dan moet u dan anders organiseren. Dat staat u dus ook vrij. En daar wil ik ook graag met u over praten. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, voor mijn helderheid dan: er werd zojuist allemaal ruimte geschapen door andere coalitiepartijen dat we de 30e wel zouden kunnen praten over individuele benadering in plaats van collectieve benadering, zodat we echt maatwerk kunnen gaan leveren bij de mensen. Is er dan nog wel ruimte om dat de 30e in te vullen of neemt u dat mee in uw voorstel en zegt u nu toe dat dat zo is al in uw voorstel? Hoe moet ik dan de 30e duiden? WETHOUDER MEEUWIS: Er zijn twee commissies. Die komen er aan. Op de 25e hebben we een commissie Economie en dan praten we over de langdurigheidstoeslag. Dat is een verordening. Die wordt door u vastgesteld. Het is andersom. Op de 30e praten we in de commissie Economie over de langdurigheidstoeslag en nog wat andere zaken En dan stelt u voor de langdurigheidstoeslag een verordening vast. Dan praten we over de toezegging die ik zojuist heb gedaan, over wat voor flankerend beleid er nodig is voor nader te bepalen kwetsbare groepen. Daar zijn wat voorstellen voor gedaan. Daar beslist u over. De WMO beleidsaanpassingen, dat is een besluit. Daar krijgt u informatie over. Ik wil het volgende voorstellen. Die hele bijzondere bijstand en dat soort zaken zit in Economie. Dat is een keuze, dat heeft u ook zo bepaald dat dat op die manier verdeeld wordt. Maar de effecten van beleidsaanpassingen op terrein van maatschappelijke ondersteuning kunnen bijvoorbeeld op inkomensvlak effecten hebben. En daar moeten we natuurlijk over praten. Dus het zou zo maar een suggestie kunnen zijn die door de voorzitter Maatschappij voor dit debat werd gesuggereerd, om dat misschien samen op te pakken. Dat is handig voor de samenhang. DE HEER SZABLEWSKI: Mijnheer de voorzitter, mag ik een vraag stellen aan de wethouder? DE VOORZITTER: Een korte vraag.
685
DE HEER SZABLEWSKI: Wij hebben bij de ter inzage liggende stukken voor de commissie Economie een stuk gelezen over de aanpassingen die u van plan bent te plegen op de langdurigheidstoeslag. Mag ik nu begrijpen uit uw woorden dat u met een nieuwe versie komt waarin u meeneemt dat er voor bepaalde groepen uitzonderingen worden gemaakt op die regel en dat u ook met een aanpak komt waarin u concreet aangeeft hoe u met de Breda Pas om gaat en ook concreet aangeeft hoe u denkt te gaan handelen bij de collectieve korting bij de ziektekostenverzekering. Begrijp ik het goed dat wij op de 30e uitgebreid hierover gaan praten op basis van een nieuwe notitie die u gaat aanreiken? WETHOUDER MEEUWIS: Nee, dat heb ik niet gezegd. DE HEER SZABLEWSKI: Maar wat gaan we dan wel doen de 30e? WETHOUDER MEEUWIS: We gaan de verordening waarin de langdurigheidstoeslag is geregeld, - althans het voorstel dat is gedaan vanuit het college, - daar bespreken. Ik heb vandaag de vraag gekregen of er voor bepaalde groepen aanvullend beleid aan de orde kan zijn. En daar wil ik graag met u over spreken. En dat kunnen we dan vervolgens in andere afspraken of in flankerende afspraken vast leggen. DE VOORZITTER: Dit is voldoende gewisseld. Nee mijnheer Szablewski, dit is voldoende gewisseld. De wethouder gaat nu verder. WETHOUDER MEEUWIS: Er is nog een vraag gesteld over de werkwijze van het Retail platform door de heer Van Lunteren, voorzitter. Ik heb bij mijn 1e termijn al geantwoord dat het mij verstandig lijkt, omdat die schriftelijke vragen al bij mij liggen, om dat even op die manier af te wikkelen. Dat stel ik u dus nog een keer voor. En dan wil ik toch even graag een opmerking maken, als u mij dat permitteert. Ik zal het kort houden, gezien de tijd. De noodkreet “waar is het werk” moet u toch ook een beetje in het perspectief zien van waar wij in West Brabant voor staan, Breda en haar omgeving. Wij zien op relatief korte termijn, vele tienduizenden vacatures als gevolg van de vergrijzing op ons af komen waar we maar ten dele invulling aan kunnen geven met de huidige capaciteit die we op die arbeidsmarkt kunnen aanbrengen als samenleving. En dat is de echte uitdaging waar we voor staan en dat is misschien ook wel de belangrijkste reden waarom we nu zo moeten inzetten op participatie, zodat mensen nu leren hoe ze dan in die ontstane arbeidsmarktvraag mee kunnen spelen. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, mag ik dan vragen hoe lang die korte termijn is? WETHOUDER MEEUWIS: Tussen nu en 2015. DE HEER VAN LUNTEREN: Dus de komende 5 jaar vallen die mensen compleet in de armoede? WETHOUDER MEEUWIS: Nee, dat zeg ik juist niet. Wat ik zeg, is dat je juist nu alles in het werk moet stellen om die participatie in te zetten, dat mensen ervaring opdoen, dat mensen in leerwerktrajecten zitten, zodat ze dan ook klaar zijn, zo snel mogelijk. Want die 5 jaar niks doen, zou echt verloren tijd zijn. DE HEER VAN LUNTEREN: Voorzitter, in het boek Economie voor Dummies kun je geen kleren wassen. DE VOORZITTER: Ik denk dat dit voldoende gewisseld is. WETHOUDER MEEUWIS: Ik wil nog even de moties doen.
686 DE VOORZITTER: Wethouder, de moties. WETHOUDER MEEUWIS: De motie versobering Breda Pas. Ja, ik vind het een bijzondere motie omdat het voorstel nog bij mij ligt en ook nog niet met de collega‟s in het college gewisseld is. Dus het lijkt me wat voorbarig dat we hier al besluiten over iets waar het college nog geen standpunt over heeft ingenomen. Ik stel dus voor om dat even af te wachten. De uitwerking van de regeling heeft u nog niet gezien. Die heeft nog niemand gezien, althans daar ga ik wel even van uit. DE VOORZITTER: Dat is de opvatting van het college. Gaat u verder wethouder. WETHOUDER MEEUWIS: Datzelfde geldt voor de versobering van de ziektekosten. Daar stel ik u hetzelfde voor. Ten aanzien van de motie langdurigheidstoeslag… DE HEER HARDORFF: Voorzitter, mag ik toch een vraag stellen aan de wethouder? Want dat is wel belangrijk. Wij hebben hem namelijk ingediend. Met betrekking tot die collectieve ziektekostenverzekering, zegt u: ik zie dat het voor mensen wel degelijk wat uit maakt of ze voordeel hebben van het feit dat we die korting op de ziektekostenverzekering afsluiten. Bent u bereid om te kijken of toch in enige vorm dat voordeel voor mensen te behouden is en wilt u daar naar streven? WETHOUDER MEEUWIS: Volgens mij werkt het hier als volgt: wij doen als college collegiaal een voorstel aan uw raad. En daar spreken wij dus eerst als college over. En dat is het voorstel wat u krijgt en waar u dan mee doet wat u denkt dat u er mee moet doen. DE HEER HARDORFF: Maar tegelijkertijd is het zo dat u het al wel noemt als mogelijke bezuinigingsmaatregel maar waar we nog niks van mogen vinden omdat u er nog geen bedrag aan koppelt? WETHOUDER MEEUWIS: Wat is dus de vraag? DE HEER HARDORFF: Wat is de vraag. U kondigt het zelf aan als maatregel, als mogelijke maatregel om bezuinigingen te realiseren. WETHOUDER MEEUWIS: Maar dan bent u toch geïnteresseerd hoe die maatregel eruit ziet voor dat u die afschiet, of niet? DE HEER HARDORFF: Maar u noemt hem als maatregel op basis waarvan u een bezuiniging calculeert. Dus blijkbaar zijn er achterliggende bedragen die u in gedachten heeft en die u kunt bezuinigen door het niet meer op die manier te doen. WETHOUDER MEEUWIS: Er is nog geen bedrag en er is nog geen maatregel. Wat schiet u dan af? DE HEER HARDORFF: Hoe noemt u het dan zelf? WETHOUDER MEEUWIS: Nou ja, ik zou zeggen: wacht u even af. Op 25 november, - zeg ik dat goed, - op 30 november liggen ze allemaal voor. Dus delete het nog even niet van uw pc, zou ik zeggen. DE VOORZITTER: Ik stel voor dat dit gewisseld is en er kennis is genomen van de opvattingen daarover. Gaat u verder wethouder. WETHOUDER MEEUWIS:
687 Dan de motie met betrekking tot de afwenteling van de financiële opgave. Dat vind ik een moeilijke motie. Natuurlijk willen wij als college graag uitspreken dat mensen, die leven op en rond het bestaansminimum, als gewaardeerde inwoners en burgers van de stad worden erkend. Dat is natuurlijk zo. En we hebben gewisseld hoe wij zien hoe die financiële effecten bij hen terecht komen. Die discussie was om 17.00 uur. Die doe ik dus niet over hier. Als u hem verandert in: en dat wij maximaal hen zullen ondersteunen om zinvol een bijdrage aan de maatschappij te leveren, dan accepteer ik hem van harte. En dan de motie over de langdurigheidstoeslag. Daar heb ik denk ik voldoende over gezegd. Die ontraad ik u van harte. MEVROUW HAAGH: Voorzitter, mag ik een procedurele vraag stellen? We spreken net over de voorstellen die u inhoudelijk gaat bespreken met de commissie, langdurigheidstoeslag collectieve ziektekostenverzekering en Breda Pas. Komen die voorstellen ook naar de raad? Gaan die door naar de raad? Of is dat een informatieve uitwisseling van gedachten? Dat is belangrijk voor onze moties, om te weten. WETHOUDER MEEUWIS: De langdurigheidstoeslag is in ieder geval een verordening. Die moet dus door de raad worden vastgesteld. Nou ben ik even kwijt hoe dat met die andere zaken zit. Volgens mij geldt daar hetzelfde voor. Maar dat weet ik niet 100% zeker. Dat moet ik u eerlijk bekennen. MEVROUW HAAGH: Is het mogelijk om dat even uit te zoeken en te melden? Dan weten wij of we de moties hanteren of boven de markt laten hangen. DE VOORZITTER: Het is aan de andere kant ook aan de volksvertegenwoordigers om richting te geven middels moties. Wij kunnen dat allemaal preciseren maar u hebt hier de ruimte om hier via moties richtinggevende opvattingen te uiten. En ik denk dat dat ook juist de reden is om hier bijeen te zijn. Maar als u dat wilt, dan wil ik wel een paar minuten schorsing vragen en kijken wat daar de betekenis van is als de wethouder daar behoefte aan heeft. WETHOUDER MEEUWIS: Ik heb het al door gekregen. Voor die andere zaken worden geen verordeningen aangenomen. DE VOORZITTER: Nou, dat is snel bediend. Dan dank ik de wethouder. Het woord is aan wethouder Bergkamp. WETHOUDER BERGKAMP: Voorzitter, kort 2 onderwerpen, Sprint en het Jan Ingenhouszplein. Over Sprint zijn toch wat opmerkingen, met name uit de hoek van de heer Van Yperen gemaakt over de financiering. Ik denk dat het duidelijk moet zijn dat, - het stond ook in het amendement wat ingediend is door een aantal partijen, - dat het voorstel is om dat deel wat van de Belastingdienst terug moet komen, voor te financieren uit het extra budget wat gereserveerd is voor Sportimpuls. In de tussentijd zijn we bezig met de uitwerking van de Sportnota. Die zal in het vroege voorjaar bij u op tafel liggen. In de commissie in de tussentijd hebben we naar alle verwachting ook een uitkomst van het gesprek bij de Belastingdienst en komen die twee dingen bij elkaar. Volgens ons is het dus een redelijk sluitende oplossing. En naar de heer Van Lunteren toe moet ik toch even zeggen dat ik zelf zijn kwalificatie, als het gaat om Sprint, wel heel erg mager vind. Het Olympisch plan is gebruikt om bij de provincie financiering te bepleiten. Ik zal het niet uitgebreid behandelen maar dat Olympisch Plan kent 8 terreinen en topsport is er pas 1. Maar ook breedtesport en welzijnsambitie en ruimtelijke ambitie zitten in dat Olympisch Plan. Dus we gebruiken dat Olympisch Plan puur even als financieringsvorm om bij de provincie te pleiten om mee te investeren. Want als ik naar Sprint kijk met 2100 leden, dan zijn er misschien 100 leden die puur in de topsportklasse zitten maar er zijn er nog 2000, met alle vrijwilligers die actief zijn in het Brabantpark, als het gaat om het atletiekidee wat er is, als het gaat om de Singelloop met honderden vrijwilligers. Dus het is volgens mij ook een signaal wat je als raad geeft, naar een hele grote vereniging die in de stad op maatschappelijk vlak volgens mij op uitmuntende wijze bezig is. Dat wilde ik u toch even meegeven. DE HEER HARDORFF:
688 Voorzitter, mag ik nog een korte vraag in de richting van de wethouder stellen over Sprint? Want wat wij aan willen geven, is dat wij hem inhoudelijk heel graag zouden willen steunen maar de bezwaren delen die de heer Van Yperen heeft over de dekking. We hebben ook de wethouder van Financiën gehoord die zegt: we gaan voor financiële degelijkheid en we willen geen geld uitgeven wat we nog niet hebben. Dat kleeft toch een beetje aan de dekking zoals die hier geformuleerd ligt. Zou u dan de indieners van de motie ook adviseren om het te dekken uit of de investeringen of de algemene middelen, als toch het vertrouwen er is dat vanuit de belasting dat geld terug komt. Want nou wordt in ieder geval de suggestie gewekt dat, mocht dat niet zo zijn, het ten koste gaat van andere breedtesport. WETHOUDER BERGKAMP: Voorzitter, ik heb die neiging niet. Wat mij betreft, kan het prima zo omdat het een goede bypass is en we in het voorjaar verder kijken op basis van de uitkomsten van het overleg met de Belastingdienst. Overigens moet ik ook de toezegging van de provincie nog ontvangen. Wat ons betreft, is het dus een prima manier om invulling te geven aan dat wat velen van u afgelopen jaren bepleit hebben. En wat betreft het Jan Ingenhouszlein en de uiteindelijke motie die het volgens mij nu geworden is, het volgende. Als ik naar de tekst kijk, - volgens mij heb ik dat al een aantal keren aangegeven, dan is dat wat we gaan doen. Het college heeft dus geen enkele behoefte aan die motie. En ik mag er toch vanuit gaan dat u ook enig vertrouwen heeft in dat wat deze wethouder zegt. Ik heb vastgesteld dat er geen vragen gesteld zijn over de wijkmeester in Tuinzigt, om maar eens iets te noemen. Nou dat is ook niet voor niks. Ik wou op dezelfde manier met het signaal omgaan wat u afgeeft als het gaat om de prioriteit die u en wij samen willen geven aan het Jan Ingenhouszplein. DE VOORZITTER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: U zegt dat het geen zin heeft om die motie over te nemen. Maar als er in staat wat u zelf denkt, kunt u hem ook gewoon ontvankelijk verklaren. Is het glas nou half vol of half leeg? En het voorbeeld van de buurtmeester…. DE VOORZITTER: De afspraak is gemaakt dat amendementen en moties zonder meer in stemming gebracht worden, los van de opvatting aannemen of afwijzen. Dat zijn afspraken die gemaakt zijn in het fractievoorzittersoverleg. Tenzij u wenst in te trekken. Dat kan. DE HEER VUIJK: Nee, nee, we houden hem overeind. DE VOORZITTER: Ik herinner u even aan de afspraken die u met elkaar heeft gemaakt, mijnheer Vuijk. Akkoord. Ik dank wethouder Bergkamp. Wij gaan over tot de stemmingen. Er zijn amendementen en moties ingediend en er is verzocht tot hoofdelijke stemming. MEVROUW VERKUYLEN: Voorzitter, volgens mij was er in het programma voorzien dat we nog even een schorsing zouden hebben. Ik heb behoefte aan een schorsing van 5 minuten. DE VOORZITTER: Als er behoefte is aan schorsing, - maar ik dacht ik probeer het zo even, - dan gaan we schorsen. Ik nodig u nadrukkelijk uit om hier om 23.10 uur terug te zijn. SCHORSING 5.
BESLUITVORMING.
DE VOORZITTER: Mag ik vragen de plaatsen in te nemen? Mag ik de bode vragen om even met de bel rond te gaan, zowel buiten als beneden? Mag ik u vragen de plaatsen in te nemen? Nu het debat is afgerond, gaan we over tot besluitvorming.
689
5.1.
Besluitvorming over amendementen.
DE VOORZITTER: Op de eerste plaats stemmen we over de amendementen. Er is een amendement en een amendement is een motie geworden. Aan de orde is amendement 1 inzake de begroting, amendement rondom wijziging ontwerp raadsbesluit in die zin dat atletiekvereniging Sprint het BTW bedrag van 1,6 miljoen wordt voorgefinancierd vanuit een extra budget dat in het coalitieakkoord @Breda is uitgetrokken als Impuls Breedtesport. Deze voorfinanciering te verrekenen met de teruggave van de Belastingdienst. Is er behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Mevrouw Haagh Partij van de Arbeid en de heer Van Lunteren, SP en de heer Vuijk, Breda‟97. Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Dank u wel voorzitter. Wij kunnen ons vinden in de inhoud van de motie maar niet in de dekking. We hebben daar ook een alternatief voor aangedragen. Wij vinden het risico wat nu gelopen wordt door de breedtesport Breda niet aanvaardbaar en er is helaas geen andere dekking want dan waren we wel meegegaan met deze motie. DE VOORZITTER: De heer Van Lunteren SP. DE HEER VAN LUNTEREN: Ik heb goed naar de wethouder geluisterd en wij gaan voor de motie stemmen met dien verstande: we snappen het belang van Sprint en we hopen dat hij zijn woord houdt en dat de breedtesport er niet onder gaat lijden. DE VOORZITTER: De heer Vuijk, Breda‟97. DE HEER VUIJK: Wij zijn voor Sprint maar tegen het amendement vanwege de dekking. DE VOORZITTER: Dan gaan we over tot stemming. Wie is voor het amendement? Wie is tegen het amendement? De fractie van de Partij van de Arbeid en de fractie van Breda‟97. Het amendement is aangenomen. 5.2.
Besluitvorming over moties.
DE VOORZITTER: Dan kom ik bij motie 1 met betrekking tot de parkeertarieven. Is er behoefte tot het afleggen van een stemverklaring? Nee. Wie is voor de motie? SP, Leefbaar Breda, Partij van de Arbeid. Wie is tegen? De andere fracties. De motie is geacht te zijn verworpen. Motie 2. Werkbudget veiligheidsregisseur nieuwe stijl. Behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? De heer Dijkhoff, VVD. DE HEER DIJKHOFF: Los van de inhoud, zouden we hem alleen al niet kunnen steunen omdat het zou moeten gaan om stadsmariniers. DE VOORZITTER: Andere stemverklaringen? Wie is voor de motie? De fractie van de SP, Leefbaar Breda, Partij van de Arbeid. Wie is tegen de motie? De overige fracties. De motie is verworpen.
690 De toeristenbelasting. Behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Wie is voor de motie? Partij van de Arbeid, Leefbaar Breda, SP. Wie is tegen de motie? De motie is geacht te zijn verworpen. Dan motie 4. Armoedebeleid. Motie 4 is vervallen. Motie Visie op de toekomst van de WMO. Behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? De heer Akinci, GroenLinks. DE HEER AKINCI: Voorzitter, heel kort. We denken dat de WMO een dermate ingewikkeld beleidsterrein is dat je met doelgroepen, cliëntenraden en dergelijke moet blijven praten. Dat is niet eenmalig maar dat is continu, ook om de effecten te evalueren. Ik meen begrepen te hebben dat dat ook gewoon gaat gebeuren en daarom is, wat ons betreft, de motie overbodig. DE VOORZITTER: Andere leden nog behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? Zo niet, dan is aan de orde de motie. Wie is voor de motie? Partij van de Arbeid, SP, Leefbaar Breda. Wie is tegen de motie? De motie is geacht te zijn verworpen. De motie met betrekking tot afwenteling van de financiële opgave. Het afleggen van een stemverklaring? De heer Akinci en de heer De Beer. Mijnheer De Beer, gaat uw gang. DE HEER DE BEER: Voorzitter, wij vinden deze motie multi interpretabel en gaan hem daarom niet steunen. DE HEER AKINCI: Voorzitter, in soortgelijke bewoordingen. Het eerste deel, - de wethouder heeft het ook gezegd, - is natuurlijk ontegenzeggelijk waar. We zijn ook zeker niet van plan de hele financiële opgave op deze groep af te wentelen. Maar het is in deze tijden ook niet te voorkomen dat je gedoseerd bij alle groepen binnen de samenleving een gedeelte van de financiële opgave zult moeten neerleggen. Dus alleen vanwege dat laatste, kunnen we dit dictum niet steunen. DE VOORZITTER: Nog andere stemverklaringen? Zo niet, dan wordt de motie in stemming gebracht. Wie is voor de motie? Partij van de Arbeid, Leefbaar Breda, SP en Breda‟97. Wie is tegen de motie? De motie is geacht te zijn verworpen. Dan de motie met betrekking tot de raadsvergoeding. Behoefte tot het afleggen van een stemverklaring? Wie voor de motie? De leden van de SP. Wie is tegen de motie? De motie is geacht te zijn verworpen. Motie gelijke behandeling van al onze bewoners ten aanzien van betalen voor gemeentelijke producten. Behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Dan gaan we over tot stemming. Wie is voor de motie? De ganse raad. De motie is geacht te zijn aangenomen. Voorleggen nieuwbouwvariant Brede School Brabantpark. Motie. Behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Wie is voor de motie? De motie is unaniem aangenomen.
691 Nu gaan we over tot de hoofdelijke stemming. De motie gaat over de langdurigheidstoeslag. Afleggen van stemverklaringen? Mijnheer Akinci. DE HEER AKINCI: Voorzitter, ik doe dat voor deze moties, maar dat mag ook voor de volgende moties worden geacht. Allereerst zijn we het niet eens met de dekking. Daar viel op zich nog wel over te praten, zei de indiener van de motie. We zijn het ook niet eens met de strekking, of de suggestie die uit gaat van deze moties, namelijk dat je op het veld van Sociale Zaken helemaal niets zou mogen veranderen en dat alles in beton gegoten moet worden. Dat lezen wij er wel degelijk in want er mag niks veranderd worden en er mag niks gekort worden. Wij denken dat je ook op dat veld moet kijken naar innovaties, naar veranderingen om mensen meer naar werk te geleiden. Deze moties laten daar geen ruimte voor en daarom gaan wij niet akkoord. DE VOORZITTER: Nog andere stemverklaringen? Mijnheer De Beer. DE HEER DE BEER: Voorzitter, kortheidshalve sluit ik me aan bij de heer Akinci. DE VOORZITTER: Nog andere stemverklaringen? Dan gaan we over tot stemming. U wordt geacht voor of tegen de motie te stemmen. Aan de orde is nummer 2 en dat is DE HEER ADANK van de VVD fractie: Tegen.
DE GRIFFIER DE HEER PIKET (hierna de griffier): De heer Akinci: DE HEER AKINCI: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Beek. MEVROUW VAN BEEK: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Beer. DE HEER DE BEER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw De Bie. MEVROUW DE BIE: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Bijlsma. MEVROUW BIJLSMA: Voor. DE GRIFFIER: Mijnheer Bos.
692 DE HEER BOS: Tegen. DE GRIFFIER: Mijnheer Dijkhoff. DE HEER DIJKHOFF: Tegen. DE GRIFFIER: Mijnheer Ernst. DE HEER ERNST: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Giebels. MEVROUW GIEBELS: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Hasselt-Blankers. MEVROUW VAN HASSELT: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Heerkens. MEVROUW HEERKENS: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hendrickx. DE HEER HENDRICKX: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Van der Horst. DE HEER VAN DER HORST: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Jong. DE HEER DE JONG: Tegen. DE GRIFFIER:
693 De heer Kluijtmans. DE HEER KLUIJTMANS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Koger. MEVROUW KOGER: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Lips. DE HEER LIPS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Lucassen. MEVROUW LUCASSEN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Maanen. MEVROUW VAN MAANEN: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw van Mourik- van der Bruggen. MEVROUW VAN MOURIK: Voor. DE GRIFFIER: De heer Nouhi. DE HEER NOUHI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Quaars. DE HEER QUAARS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van der Sanden. MEVROUW VAN DER SANDEN: Voor. DE GRIFFIER: De heer Scheltens. DE HEER SCHELTENS: Tegen.
694
DE GRIFFIER: Mevrouw Schokker. MEVROUW SCHOKKER: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Spapens. DE HEER SPAPENS: Voor. DE GRIFFIER: Mijnheer Stubenitsky. DE HEER STUBENITSKY: Voor. DE GRIFFIER: De heer Szablewski. DE HEER SZABLEWSKI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Üçerler. DE HEER ÜÇERLER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Voorn. DE HEER VOORN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Vos. DE HEER VOS: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: Voor. DE GRIFFIER: De heer Van Yperen. DE HEER VAN YPEREN: Voor. DE GRIFFIER: De heer Aartsen.
695 DE HEER AARTSEN: Tegen. DE GRIFFIER: Met 14 stemmen voor en 25 stemmen tegen is de motie verworpen. DE VOORZITTER: Waarvan akte. Dan gaan we over naar de motie Collectieve Ziektekostenverzekering voor de minima. Behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? Zo niet, dan gaan we weer over tot stemming en de eerste is de heer Adank weer. DE GRIFFIER: De heer Adank. DE HEER ADANK: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Akinci. DE HEER AKINCI: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Beek. MEVROUW VAN BEEK: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Beer. DE HEER DE BEER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw De Bie. MEVROUW DE BIE: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Bijlsma. MEVROUW BIJLSMA: Voor. DE GRIFFIER: De heer Bos. DE HEER BOS: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Dijkhoff. DE HEER DIJKHOFF: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Ernst.
696 DE HEER ERNST: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Giebels. MEVROUW GIEBELS: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hardorff: DE HEER HARDORFF: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Hasselt. MEVROUW VAN HASSELT: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Heerkens: MEVROUW HEERKENS: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hendrickx. DE HEER HENDRICKX: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Van der Horst. DE HEER VAN DER HORST: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Jong. DE HEER DE JONG: Voor. DE GRIFFIER: De heer Kluijtmans. DE HEER KLUIJTMANS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Koger. MEVROUW KOGER: Tegen. DE GRIFFIER:
697 De heer Lips. DE HEER LIPS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Lucassen. MEVROUW LUCASSEN: Tegen. DE GRIFFIER: Mijnheer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Maanen. MEVROUW VAN MAANEN: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Mourik. MEVROUW VAN MOURIK: Voor.
DE GRIFFIER: De heer Nouhi. DE HEER NOUHI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Quaars. DE HEER QUAARS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van der Sanden. MEVROUW VAN DER SANDEN: Voor. DE GRIFFIER: De heer Scheltens. DE HEER SCHELTENS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Schokker. MEVROUW SCHOKKER: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Spapens.
698 DE HEER SPAPENS: Voor. DE GRIFFIER: De heer Stubenitsky. DE HEER STUBENITSKY: Voor. DE GRIFFIER: De heer Szablewski. DE HEER SZABLEWSKI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Üçerler. DE HEER ÜÇERLER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Voorn. DE HEER VOORN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Vos. DE HEER VOS: Tegen. DE GRIFFIER: Mijnheer Vuijk. DE HEER VUIJK: Voor. DE GRIFFIER: De heer Van Yperen. DE HEER VAN YPEREN: Voor. DE GRIFFIER: Mijnheer Aartsen. DE HEER AARTSEN: Tegen. DE GRIFFIER: Met 15 stemmen voor en 24 tegen is de motie verworpen. DE VOORZITTER: Aan de orde is de versobering Breda Pas. Behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? De heer Akinci.
699
DE HEER AKINCI: Nog een toevoeging hierop. We zijn tegen deze motie met de uitdrukkelijke mededeling dat wij op 30 november wel degelijk de effecten van deze maatregelen in alle integriteit met alle andere maatregelen zullen beoordelen. DE VOORZITTER: Goed. Dan gaan we over tot stemming. De heer Adank. DE HEER ADANK: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Akinci. DE HEER AKINCI: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Beek. MEVROUW VAN BEEK: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Beer. DE HEER DE BEER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw De Bie. MEVROUW DE BIE: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Bijlsma. MEVROUW BIJLSMA: Voor. DE GRIFFIER: De heer Bos. DE HEER BOS: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Dijkhoff. DE HEER DIJKHOFF: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Ernst. DE HEER ERNST: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Giebels.
700
MEVROUW GIEBELS: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Haagh. MEVROUW HAAGH: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hardorff. DE HEER HARDORFF: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Hasselt. MEVROUW VAN HASSELT: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Heerkens. MEVROUW HEERKENS: Voor. DE GRIFFIER: De heer Hendrickx. DE HEER HENDRICKX: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Van der Horst. DE HEER VAN DER HORST: Tegen. DE GRIFFIER: De heer De Jong. DE HEER DE JONG: Voor. DE GRIFFIER: De heer Kluijtmans. DE HEER KLUIJTMANS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Koger. MEVROUW KOGER: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Lips. DE HEER LIPS: Tegen.
701 DE GRIFFIER: Mevrouw Lucassen. MEVROUW LUCASSEN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Van Lunteren. DE HEER VAN LUNTEREN: Voor. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Maanen. MEVROUW VAN MAANEN: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van Mourik. MEVROUW VAN MOURIK: Voor. DE GRIFFIER: De heer Nouhi. DE HEER NOUHI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Quaars. DE HEER QUAARS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Van der Sanden. MEVROUW VAN DER SANDEN: Voor. DE GRIFFIER: De heer Scheltens. DE HEER SCHELTENS: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Schokker. MEVROUW SCHOKKER: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Spapens. DE HEER SPAPENS: Voor. DE GRIFFIER: De heer Stubenitsky. DE HEER STUBENITSKY:
702 Voor. DE GRIFFIER: De heer Szablewski. DE HEER SZABLEWSKI: Voor. DE GRIFFIER: De heer Üçerler. DE HEER ÜÇERLER: Tegen. DE GRIFFIER: Mevrouw Verkuylen. MEVROUW VERKUYLEN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Voorn. DE HEER VOORN: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Vos. DE HEER VOS: Tegen. DE GRIFFIER: De heer Vuijk. DE HEER VUIJK: Voor. DE GRIFFIER: De heer Van Yperen. DE HEER VAN YPEREN: Voor. DE GRIFFIER: En de heer Aartsen. DE HEER AARTSEN: Tegen. DE GRIFFIER: Met 15 stemmen voor en 24 stemmen tegen is de motie verworpen. DE VOORZITTER: Dan is aan de orde motie Dr. Jan Ingenhouszplein. Behoefte aan het afleggen van stemverklaringen? Mevrouw Verkuylen, CDA. MEVROUW VERKUYLEN: Dank u wel voorzitter. Het CDA gaat uit van vertrouwen en niet van wantrouwen. Wij vertrouwen het college, gelet op de duidelijke uitspraken die de wethouder heeft gedaan. Wij zullen deze motie dus niet steunen. En dit zeg ik namens de coalitie. DE VOORZITTER:
703 Dan een stemverklaring van de heer Hardorff, Partij van de Arbeid. DE HEER HARDORFF: Een korte stemverklaring want we zijn het namelijk niet eens met mevrouw Verkuylen inzake het vertrouwen. We konden ook niet vertrouwen op het woord van GroenLinks en het CDA in de commissie. Dus we houden hem overeind en we steunen hem uiteraard. DE VOORZITTER: Wie is voor de motie? De Partij van de Arbeid, SP, Breda‟97, Leefbaar Breda, Trots op Nederland. Wie is tegen? De overige leden van de raad. Dat betekent dat de motie is verworpen. 5.3.
Besluitvorming over de begroting 2011.
DE VOORZITTER: We gaan over naar de besluitvorming over de begroting 2011. Mag ik even uw aandacht nog? U wordt gevraagd in een keer te stemmen over de punten a tot en met f omdat die onlosmakelijk met elkaar van doen hebben. Ik vraag wie behoefte heeft aan het afleggen van een stemverklaring. Mevrouw Haagh. Andere leden nog van uw raad? Dan is het woord aan mevrouw Haagh, Partij van de Arbeid. MEVROUW HAAGH: Voorzitter, het zal duidelijk zijn dat de Partij van de Arbeid de begroting 2011 niet steunt omdat we het niet eens zijn met de wijze waarop de pijn van de bezuinigingen wordt verdeeld in onze stad. DE VOORZITTER: Dan gaan we nu over tot stemming. Wie is voor de begroting, de ontwerp begroting? Wie is tegen de ontwerp begroting? Ik zie de fracties SP, Breda‟97, en Partij van de Arbeid. Daarmee is de begroting aangenomen. 5.4.
Besluitvorming over belastingverordeningen 2011.
DE VOORZITTER: Aan de orde is de besluitvorming over de belastingverordeningen 2011. Mag ik nog even uw aandacht? Hier kunnen wel steeds de punten apart aan de orde gesteld worden, als daar behoefte toe is. Is daar behoefte toe? Nee. Dan stel ik aan de orde wie voor de belastingverordeningen 2011 zijn. Wie is voor? Dat is unaniem aangenomen. V.
RONDVRAAG.
DE VOORZITTER: Is er behoefte aan een rondvraag? VI.
SLUITING.
DE VOORZITTER: Tot slot wil ik namens u allen, iedereen die aan deze begroting heeft meegewerkt, de ambtelijke diensten, dank zeggen voor alle inspanningen. Ik zeg dat ook aan de mensen die in dit huis gezorgd hebben, zowel de voorafgaande weken als heden, voor een adequate goede opvang en facilitering. En ik zou u eigenlijk, ook al zijn er diverse wensen naar ook de afspraak van de fractievoorzitters, juist nu uitnodigen om even beneden met elkaar kort een glaasje te drinken. Daarna kan iedereen zijns weegs gaan. Maar ik denk dat het juist na zo‟n moment van gedachtewisseling de moeite waard is om even met elkaar stoom af te blazen en na te spreken. Dank voor uw inbreng. De beraadslagingen zijn gesloten. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2010 , voorzitter , griffier.