informatie over de
Regio Utrecht
Alle tien tevreden? De ontvlechting verliep vlot. Nu gaat het BRU verder met tien gemeenten. Secretaris-directeur Cor Koenst van het BRU staat stil bij de samenwerking. Hij constateert dat gemeenten er verschillend over denken.
-> pagina 2
Minder woningzoekende statushouders Op 1 juli 2004 moet landelijk de huisvestingsachterstand van statushouders zijn weggewerkt. De tien gemeenten van het BRU werken er hard aan. Voor het BRU-gebied als geheel is de achterstand zelfs al weggewerkt. Maar de individuele gemeenten zijn nog niet allemaal zover.
-> pagina 2
Verbetering Verkeersmodel Regio Utrecht In 2005 komt er een nieuw Verkeersmodel Regio Utrecht. Geactualiseerd – met als basis 2002 in plaats van 1998 – en uitgebreid. Het model gaat ook rekening houden met ochtend- en avondspits. En er werken meer gemeenten aan mee.
-> pagina 9
Volgende fase Regionaal Structuurplan (RSP) Het RSP-proces gaat een volgende fase in: de inhoudelijke uitwerking van de Nota Structuurvisie. Een complex onderdeel, gegeven ook de hoeveelheid betrokkenen en de beperkte doorlooptijd.
-> pagina 10
Gedragsbeïnvloeding maakt verkeer veiliger Mensen maken het verkeer onveilig. Doelgroepgerichte gedragsbeïnvloeding kan het verkeer mogelijk veiliger maken. Het BRU heeft dit principe uitgewerkt in een Meerjarenvisie Gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid.
-> pagina 10
38
BruBerichten
Februari 2004
Statushouders Gemeenten zijn verplicht statushouders (asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen) te huisvesten. Het Rijk bepaalt elk halfjaar hoeveel Cor Koenst (rechts) in gesprek met bewoners van Utrecht
statushouders per gemeente dit moeten zijn. Het BRU ziet bij de tien aangesloten gemeenten toe
En nu verder met tien . . . De verkleiningsoperatie van het BRU naar tien gemeenten is uiteindelijk vlot verlopen.
Iedereen tevreden? Cor Koenst, secretaris-directeur van het BRU: “De ontvlechting zelf is zeker goed gegaan. Maar in het algemeen vinden sommige gemeenten dat dingen beter zouden kunnen. Dat werd bevestigd op een werkconferentie van het BRU, waar vertegenwoordigers van de tien gemeenteraden en colleges over de BRU-samenwerking spraken.”
Zijn er veel knelpunten? “Dat verschilt per onderwerp en per gemeente. De een is zeer tevreden over bijvoorbeeld de RSP- en RVVP-procedures terwijl de ander vindt dat hij te weinig bij het proces betrokken is. In ieder geval zijn voor het BRU duidelijkheid en helderheid de belangrijkste aandachtspunten. Zowel wat betreft besluitvorming als de uitvoering van de taken.”
Hoe kan het beter? “Zoals gezegd, de geluiden vanuit gemeenten zijn divers. Er is dan ook niet één oplossing. Het BRU voert hierover met elke gemeente afzonderlijk gesprekken.”
Wat gebeurt daarmee? “Misschien moeten we procedures aanpassen of nog duidelijker communiceren. Ik vind dat we dat al goed doen, gemeenten kunnen daar echter anders over denken. We proberen aan alle wensen tegemoet te komen; uiteraard rekening houdend met praktische haalbaarheid.” In een volgende BRU-berichten gaan we dieper in op de vernieuwingsplannen.
Meer informatie: Cor Koenst 030 – 2862525
[email protected]
2
op de uitvoering van de huisvestingstaak. Hoe is de stand van zaken, landelijk en in de regio? Landelijk gezien is er nog steeds een huisvestingsachterstand, maar die wordt ingelopen. Op 1 januari 2004 wachtten 2.889 statushouders op huisvesting in Nederland. Een jaar eerder waren dat er nog 8.151. Dat getal is deels toe te schrijven aan de terugloop in het aantal verleende statussen, maar vooral aan de extra inspanningen van de betrokken partijen: gemeenten, woningcorporaties en Vluchtelingenwerk Nederland. De achterstand moet volgens het Rijk op 1 juli dit jaar helemaal weggewerkt zijn. Als de dalende lijn zich voortzet, moet dat lukken. In de praktijk komt het neer op een reductie tot 1.600 te bemiddelen statushouders. Dat is het aantal dat het COA (Centraal Opvang Asielzoekers) verwacht steeds minimaal in behandeling te hebben.
Problemen bij de huisvesting De ene gemeente slaagt beter in de huisvesting van statushouders dan de andere. Een aantal problemen speelt een rol (zie kader). Het meest gehoord is ‘gebrek aan passende woonruimte’. Toch lukt het veel gemeenten te voldoen aan de huisvestingsvraag, ondanks hun beperkte woningaanbod. ‘Gebrek aan woonruimte’ lijkt dan ook niet het werkelijke probleem. Een ander belangrijk punt is de ‘woningweigering’ door statushouders. Officieel komen woningweigeringen zelden voor. Zonder gegronde reden voor een weigering verliest een statushouder namelijk zijn recht op bemiddeling. Het aantal gronden waarop een woning geweigerd kan worden is door de overheid zeer beperkt. Daarnaast kan een statushouder zelf al in zijn huisvesting hebben voorzien maar nog wel steeds op de bemiddelingslijst staan. Gemeenten zien dit ook als een woningweigering, terwijl dit bij het COA niet als zodanig wordt erkend. Woningweigering zorgt voor vertraging in de procedures en leegstand; een situatie die voor iedereen nadelig is, met name voor de verhuurder en andere woningzoekenden.
krijgen steeds sneller een woning Gesignaleerde problemen bij huisvesting statushouders Gebrek aan ‘passende’ woonruimte Gebrekkige afspraken met woningcorporaties ◆ Onvoldoende personele bezetting ◆ ‘ Woningweigering’ ◆ ◆
De rol van het BRU Het BRU rapporteert elk halfjaar over de uitvoering van de huisvestingstaak in de tien aangesloten gemeenten. Als de achterstand in een gemeente structureel is, wordt dit met het BRU overlegd. In het uiterste geval, als een gemeente niet meewerkt aan de taakuitvoering, kan het BRU op grond van de Huisvestingswet zelf de huisvesting ter hand nemen en de rekening aan gemeenten presenteren. Dat is in Nederland echter nog nooit gebeurd.
Veel verschillen tussen BRU-gemeenten Gemiddeld loopt de taakstelling in de tien BRU-gemeenten goed op schema: er waren op 1 januari 2004 zelfs 48 méér statushouders gehuisvest dan de taakstelling
voorschreef. Daarmee is de achterstand omgezet in een voorsprong, echter met een belangrijke kanttekening. Het BRU is verdeeld in vijf voorlopers en vijf achterlopers (zie tabel). De vijf achterlopers moeten nog 137 statushouders huisvesten en de streefdatum van 1 juli 2004 is voor hen dan ook een zware opgave. Het BRU overlegt met deze gemeenten over de te varen koers.
Nieuwe regels De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister Dekker (VROM) om de Huisvestingswet te wijzigen zodat statushouders sneller een woning krijgen. Provincies mogen dan op eigen initiatief de taakstelling van de gemeenten herverdelen. De rol van een regiobestuur, zoals het BRU, is hierbij nog niet duidelijk.
Tabel: Gerealiseerde huisvesting statushouders ten opzichte van de taakstelling Gemeente
Maarssen De Bilt IJsselstein Bunnik Vianen Houten Driebergen-Rijsenburg Nieuwegein Zeist Utrecht Totaal BRU
Gerealiseerd in het
Achterstand op
Voorsprong op
Nieuwe taakstelling
Aantal te huis
2e halfjaar als percentage
1 januari 2004
1 januari 2004
1e helft 2004
vesten status
van de taakstelling
houders voor 1
in die periode
juli 2004
178% 40% 57% 200% 120% 33% 175% 21% 85% 133% 104%
49 47 23 10 8
137
1 3 8 62 111 -185
11 12 9 4 6 12 5 17 16 71 163
60 59 32 14 14 11 2 9 -46 -40 115
De afgelopen drie jaar zijn in Nederland gemiddeld 7.713 statushouders per jaar gehuisvest. Voor de BRU-10 lag dit gemiddelde op 341 statushouders.
Meer informatie: Micha Bekker, 030 - 2862555,
[email protected] 3
Utrechtse bedrijvigheid in De provincie Utrecht bulkt van de bedrijvigheid. We zouden niet eens half weten hóeveel, als de provinciale zender TV Utrecht er niet wekelijks aandacht aan zou schenken. Het programma BV Utrecht zet ondernemers in de regio, van multinational tot eenmanszaak, in de spotlight. Sinds dit
bv utrecht
jaar mede dankzij een financiële bijdrage van het BRU.
Bij Utrechtse gemeenten is regisseur Monique Lesterhuis geen onbekende. Voor het programmaonderdeel “Made in...” hangt zij geregeld met gemeenten aan de telefoon, op zoek naar bedrijven die een bijzonder product maken. “Als we iets geschikt vinden, gaan we in die plaats de straat op en geven we mensen een keus uit drie artikelen met de vraag: welk product komt uit uw gemeente?” Zo brengt BV Utrecht met laagdrempelige televisie de Utrechtse ondernemersgeest in beeld.
Goed op beeld “We zoeken de persoon achter de innovatie. Er is altijd iemand die het idee heeft bedacht. Hoe persoonlijker, hoe beter, want dat is herkenbaar voor kijkers. Verder moet het er goed uitzien op beeld.” Dat laatste is jammer voor de vele innovatieve ICT-bedrijven in de provincie. Groenewoud beaamt dat: “Dat klopt, hoewel we laatst toch een ICT-item hadden. Maar de meeste business die zich afspeelt rond een computer en een telefoon, is lastig te verfilmen.”
Utrecht op zijn slimst
Het programma is een productie van het mediabedrijf Beeldland van Johan van Kempen en Kees Groenewoud. Mede-producent Groenewoud en regisseur Lesterhuis geven tekst en uitleg: “Wij zijn altijd op zoek naar innovaties, daar ligt de nadruk op. ”Lesterhuis noemt het voorbeeld van een fruitteler die een oogstband heeft ontwikkeld, waardoor het oogsten een stuk eenvoudiger en lichter wordt. “Maar het kan ook een maatschappelijke innovatie zijn. Een reisbureau in Amersfoort organiseert ‘reizen met een doel’, waarin je lekker vakantie kunt vieren en tegelijk nuttig vrijwilligerswerk doet.”
Bekend
Bedrijven zien BV Utrecht graag langskomen, aldus Lesterhuis. “We zorgen er wel voor dat het geen reclamefilmpje wordt. Objectiviteit is nodig voor de geloofwaardigheid van het programma. Trouwens, we móeten wel, anders komt het Commissariaat van de Media op bezoek. We maken immers een productie voor een publieke omroep.”
4
Het BRU als partner Toch zijn er onderwerpen genoeg. De verschillende partners van het programma, die ook financieel bijdragen, hebben genoeg contacten in het veld en signaleren nieuwe ontwikkelingen. Die partners zijn de Provincie Utrecht, de Kamers van Koophandel in Utrecht en Gooien Eemland, Unité (Utrechts netwerk voor innovatie en technologie) en het BRU. Ze hebben zitting in de adviesraad van het programma. “We maken dankbaar gebruik van de kennis en de middelen van de partners, maar uiteindelijk bepalen we zelf wat geschikt is voor ons publiek en wat niet” verzekert Groenewoud.
Betrokken Dat gaat hen blijkbaar goed af, want het publiek weet hen te vinden. “Het programma leeft, dat is zeker. De rubriek ‘De Specialist’ volgt bijvoorbeeld ondernemers die zich tussen het geweld van warenhuizen en winkelketens hebben toegelegd op één product. Hun hele ziel en zaligheid leggen ze erin en kijkers waarderen dat.”
Subsidie Een formule die werkt. En die blijft werken? Groenewoud weet het niet zeker: “Er zijn nog genoeg onderwerpen om onze rubrieken mee te vullen en als dat niet meer lukt, hebben we nieuwe rubrieken in petto. Dat is geen probleem. De financiën blijven echter een punt, daar werken we elk seizoen weer hard aan. Nu draaien we mede door een eenmalige subsidie van de EU. Twintig afleveringen maken we dit jaar in ieder geval. En daarna moeten we zien.” En, Lesterhuis, lachend: “BV Utrecht heeft dus subsidie nodig. Zet dat maar in BRU-berichten!”
Meer informatie: Dianne Westerink 030 – 2862579
[email protected]
Op weg naar een Deltametropool in 2030 In 2030 zal de Randstad zijn uitgegroeid tot een Deltametropool waar ook Utrecht deel van uitmaakt. Onlangs verscheen het Ontwikkelingsbeeld Randstad, een toekomstvisie op de Deltametropool. De samenwerkende randstadoverheden hebben daarmee in kaart
2030
de kijker
gebracht hoe de internationale concurrentiepositie én het leefklimaat van de Randstad verbeterd kunnen worden. Het Ontwikkelingsbeeld laat zien welke projecten voor groen en water, infrastructuur en openbaar vervoer, wonen en werken nodig zijn voor de ontwikkeling van de Randstad tot een Deltametropool. Drie kaarten met toelichting tonen achtereenvolgens: ◆ Het langetermijnperspectief voor 2030 ◆ De lopende projecten tot 2010 ◆ De strategische projecten die tussen 2010 en 2020 uitgevoerd zouden moeten worden
Uitgangspunt voor overleg Deze visie is ontwikkeld door Regio Randstad, een samenwerkingsverband van de vier grote steden, de vier kaderwetgebieden en de vier provincies van de Randstad. Het Ontwikkelingsbeeld is het centrale inhoudelijke document van deze Randstadsamenwerking. Het is uitgangspunt in het overleg met het Rijk over de Nota Ruimte, die voor de zomer verwacht wordt. Het BRU gebruikt het Ontwikkelingsbeeld ook als bouwsteen voor de ‘ambitie 2004’, die in het kader van het Regionaal Structuurplan wordt opgesteld.
BV Utrecht:
Het Ontwikkelingsbeeld Randstad is te vinden op www.regio-randstad.nl Er zijn ook nog enkele gedrukte exemplaren te verkrijgen bij Vera Cerutti.
iedere vrijdagavond om
2030
18.10 uur op Regio TV
Ambitie
Utrecht, met ieder uur een herhaling tot 9.10 uur de volgende dag. Meer informatie op www.bvutrecht.nl
Meer informatie: Vera Cerutti 030 – 2862535
[email protected]
5
Pilotproject recreatie en toerisme De regio Utrecht zit vol toeristische mogelijkheden, méér dan op dit moment worden benut. Het BRU start daarom een pilotproject voor het Kromme-Rijn gebied, om recreatie en toerisme te stimuleren.
‘Recreatie en toerisme’ is een thema uit het REOSprogramma (Regionaal-Economische OntwikkelingsStrategie) van het BRU. De behoefte aan stimulering van ‘recreatie en toerisme’ is er wel in de Utrechtse regio, maar door een aantal knelpunten is dit nog niet goed van de grond gekomen.
Knelpunten oplossen in pilot De knelpunten gelden in meer of mindere mate voor het hele BRU-gebied: ◆ Er zijn veel belanghebbenden en verschillende belangen ◆ Er is een gebrek aan samenwerking ◆ Onderzoek heeft tot weinig concrete acties geleid ◆ En er zijn planologische belemmeringen Het pilotproject Kromme-Rijn is bedoeld om dergelijke knelpunten op te lossen en een actieplan voor het Kromme-Rijn gebied op te stellen. Andere delen van het BRU-gebied kunnen daar dan hun voordeel mee doen.
Waarom Kromme-Rijn?
6
De keuze voor het Kromme-Rijn gebied is vooral een praktische; hier is namelijk op toeristisch gebied al veel voorwerk verricht voor het rapport Toekomstvisie Bunnik. Daaruit blijkt dat er zeker behoefte is aan meer verblijfstoerisme, omdat dit geld voor het behoud van het landschap kan opleveren. Er is wel een voorwaarde aan verbonden: meer toerisme moet de beeldkwaliteit en de identiteit van het landschap versterken. Bovendien is spreiding van de bezoekers over het gebied gewenst.
Actieplan verschijnt in mei Binnenkort gaat de pilot van start met een inventarisatie bij de verschillende gemeenten en organisaties in het Kromme-Rijn gebied. Na analyse van de uitkomsten wordt een actieplan opgesteld. Hiermee kunnen de Kromme-Rijn gemeenten de toeristisch-recreatieve mogelijkheden binnen drie jaar beter benutten en vergroten. Het project richt zich op de recreatieve vrijetijdsbesteding van de eigen bewoners, dagjesmensen en verblijfsrecreanten. In mei 2004 wordt het actieplan opgeleverd. Is het resultaat positief, dan komt daarna de rest van het BRU-gebied aan de beurt.
van start
NV Utrecht: duidelijk profiel De Utrechtse overheden willen de bereikbaarheid van Utrecht waarborgen en de positie van Utrecht binnen de Deltametropool versterken. Onder de noemer ‘NV Utrecht’ hebben drie gemeenten (Amersfoort, Hilversum, Utrecht), twee gewesten (Eemland en Gooi- en Vechtstreek), de Provincie en het BRU een langetermijnvisie vanaf 2010 opgesteld. De ‘NV Utrecht’ wil haar sterke kanten verder ontwikkelen. Dat betekent een verdere uitbouw van de economische-motorfunctie, aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiemilieus en het waarborgen van de bereikbaarheid van Utrecht als centrale knoop van verbindingen.
Kromme-Rijn gemeenten zijn: De Bilt Bunnik Driebergen-Rijsenburg Houten Utrecht Wijk bij Duurstede Zeist
Ambitie betekent investeren Er zijn aanzienlijke investeringen nodig in stedelijke netwerken, in bereikbaarheid en in aantrekkelijke leefmilieus, vindt NV Utrecht. Van de ambities is een folder gemaakt, die gepresenteerd wordt aan alle deelnemende gemeenten. Daarbij zullen ook partijen van de ‘noordvleugel van de Randstad’ en van het Rijk uitgenodigd worden. De folder dient tevens als inbreng voor de Nota Ruimte, de opvolger van de Vijfde Nota.
Stedelijke netwerken, selectieve economische groei De NV Utrecht wil een ‘ontmoetingsplaats’ voor talent zijn, gericht op cultuur en multimedia, vrije tijd, horeca, detailhandel, ontwikkeling van de kenniseconomie en de vestiging van hoofdkantoren. Deze ontwikkelingen moeten zich concentreren op de volgende knooppunten: stationsgebied Utrecht, stadscentrum Leidsche Rijn, De Uithof, stationsgebied Amersfoort, Mediapark/stationsgebied Hilversum en Lage Weide als knooppunt van water-, weg- en spoorverbindingen.
Bereikbaarheid Om de bereikbaarheid van Utrecht te waarborgen moet geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van Randstadspoor, capaciteitsvergroting van de snelwegen rondom Utrecht, aanleg van de Noordelijke Randweg Utrecht, spoorverdubbeling voor de HSL-oost en -west en in het realiseren van de Gooise ring en Stichtse lijn.
Aantrekkelijke leefmilieus Het uitbouwen van het aantrekkelijke leefmilieu van Utrecht vereist opwaardering van binnenstedelijke woon- en werkgebieden, ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties en landelijk wonen. Bovendien zijn investeringen nodig in de ontwikkeling en restauratie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de groenblauwe ‘slingers’ rondom Utrecht en Amersfoort.
Meer informatie: Meer informatie: Jacqueline Jonkers 030 - 2862566
[email protected]
Vera Cerutti 030 - 2862535
[email protected]
7
Fietstunnel bijna klaar Twee moten à 23,5 meter De fietstunnel loopt onder de autoweg N408 en de busbaan. Het gesloten gedeelte is Foto’s: Strukton Bouw
gebouwd in een bouwkuip aan de oostzijde van de N408. Hij bestaat uit twee moten van elk 23,5 meter. Aan weerszijden van het gesloten gedeelte
De fietstunnel onder de Laagravenseweg (N408) is bijna klaar. Binnenkort kunnen naar schatting 2.000 fietsers per dag veel veiliger deze drukke autoweg kruisen. Hiermee is voorzien in een ontbrekende schakel in het fietskernnet – de belangrijkste fietsverbindingen – uit het RVVP. Het BRU heeft ongeveer 1,4 miljoen euro bijgedragen aan de fietstunnel. Nu zijn er nog verkeerslichten voor fietsers op het drukke kruispunt van de Laagravenseweg met de Houtenseweg. De wachttijden bij die verkeerslichten zijn echter erg lang. Bovendien is het in de spits op de Laagravenseweg vaak zo druk dat het autoverkeer stilstaat op de oversteekplaats. Dit heeft al tot diverse ongevallen met fietsers geleid.
8
Vertraging Opdrachtgever voor de bouw van de tunnel is de Provincie Utrecht. De tunnel zou eigenlijk al eind december 2003 klaar zijn, maar er was meer grondwater dan verwacht. Bovendien bleek het grondwater ijzer te bevatten. Het oplossen van deze problemen en een vorstperiode betekenden een vertraging van zo’n drie maanden. Eind maart is de tunnel officieel klaar. Er wordt verwacht dat het aantal fietsers tussen het gebied van de gemeenten van Houten, Utrecht (Hoograven) en Nieuwegein dankzij de tunnel met zo’n 20% zal toenemen.
bevindt zich een open tunnelbak. Het gesloten gedeelte is tijdens een weekendafsluiting van de N408 in het baanlichaam van de weg geschoven. Daarna zijn de oostelijke en westelijke toeritten gerealiseerd.
Meer informatie: Rob van de Veen 030 – 2862521
[email protected]
model Nieuw Verkeersm
Nieuwe versie Verkeersmodel Regio Utrecht
Het verkeersmodel is in 1999 ontwikkeld in samenwerking met de Provincie Utrecht, de gemeenten De Bilt, Houten, Maarssen, Nieuwegein, Utrecht, Vianen, Woerden en Zeist, en Rijkswaterstaat directie Utrecht. Het VRU geeft een beeld van verkeer gedurende een etmaal. Beleidsmaatregelen en infrastructurele ontwikkelingen kunnen deze verkeersstromen op termijn beïnvloeden. Door middel van het VRU kan deze (mogelijke) invloed worden uitgerekend. Kiest de reiziger bijvoorbeeld in een bepaalde omstandigheid voor de auto of de fiets? Waar zullen de files blijven staan en waar zullen ze verdwijnen? Het model maakt daarnaast duidelijk of bepaald beleid effectief is en of een nieuwe verbinding berekend is op de toegedachte taak. Specifiek voor het autoverkeer is van het VRU versie 1 een spitsmodel (SRU) afgeleid. Dit model brengt de ochtend- en avondspits in beeld en kan de knelpunten aangeven in de infrastructuur. De
Er is een nieuwe versie in de maak van het Verkeersmodel Regio Utrecht (VRU). In de tweede versie van het VRU worden drie modellen gemaakt voor auto, fiets en openbaar vervoer, voor in de ochtendspits, de avondspits en de rest van de dag. Zo ontstaat een nog beter beeld van het verkeer in de regio en de effecten daarvan.
weergave van het etmaalmodel is op dat punt veel globaler.
Basisjaar en prognosejaar De nieuwe versie van het VRU, versie 2, kent een aantal verbeteringen ten opzichte van de huidige versie 1. In het VRU versie 1 is 1998 het basisjaar (het jaar waarin actuele verkeersstromen zijn gemeten) en 2015 het prognosejaar. Het basisjaar ligt al geruime tijd achter ons en in de tussentijd is er veel gebeurd – denk alleen al aan Leidsche Rijn. Wat het prognosejaar betreft, zou het praktisch zijn als dat overeenkwam met het prognosejaar van het nieuwe randstedelijk verkeersmodel van Rijkswaterstaat dat in voorbereiding is. VRU 2 krijgt daarom als basisjaar 2002 en als prognosejaar 2020.
Drie modellen, drie momenten op de dag In tegenstelling tot VRU 1 worden er nu drie modellen gemaakt voor auto, fiets en openbaar vervoer. En het etmaalmodel wordt voor autoverkeer, het openbaar vervoer
en het fietsverkeer opgesplitst in ochtendspits, avondspits en de rest van de dag. Hierdoor kan specifiek gekeken worden naar de invloed van spitsmaatregelen zoals prijsbeleid. Ook heeft het een kwaliteitsverhogend effect op de onderzoeksmogelijkheden en -uitkomsten voor het openbaar vervoer. Daarnaast wordt bij VRU 2 een inventarisatie gemaakt van de inwoners en arbeidsplaatsen binnen de hele provincie – dus ook buiten het studiegebied –, op een gedetailleerder niveau. Zo zijn ook over de grenzen van het studiegebied betere uitspraken mogelijk. Behalve de kwaliteit, neemt met VRU 2 overigens ook het aantal deelnemers toe: naast de bovengenoemde gemeenten nemen aan het nieuwe model ook Breukelen, Bunnik en IJsselstein deel. VRU 2 wordt naar verwachting begin 2005 opgeleverd.
Meer informatie: Theo van Nispen 030 – 2862506
[email protected]
9
Veiliger in Verkeersonveiligheid is vaak een gevolg van menselijk gedrag. Mensen nemen risico’s in het verkeer - bewust of onbewust. En vaak weten ze niet eens hoe ze zich eigenlijk zouden moeten gedragen. Educatie, voorlichting en handhaving maken verkeersdeelnemers bewuster van de risico’s en brengen het gewenste gedrag onder de aandacht. Het BRU heeft in dat kader onlangs een Meerjarenvisie Gedragsbeïnvloeding verkeersveiligheid opgesteld. De meerjarenvisie is opgesteld in de aanloop naar Duurzaam Veilig fase 2, die staat voor een integrale aanpak van verkeersonveiligheid. Duurzaam Veilig fase 2 start op 1 januari 2005; vanaf dat moment worden regio’s zelf verantwoordelijk voor een integrale aanpak.
Doelgroepbenadering Het BRU heeft haar meerjarenvisie vormgegeven aan de hand van het concept Permanente Verkeerseducatie (PVE). Specifieke verkeerseducatie voor elke leeftijdscategorie is de kern van dit landelijk erkende concept. PVE onderscheidt zes doelgroepen, gebaseerd op een combinatie van leeftijd en vervoermiddelen. Voor iedere doelgroep wordt een passend pakket van maatregelen opgesteld.
RSP: ruimtelijk plan én uitvoeringsplan Het opstellen van het Regionaal Structuurplan (RSP) gaat een volgende fase in. Daarvoor ligt nu een plan van aanpak gereed. Bijzonder is dat het plan, dat in overleg met de tien BRU-gemeenten totstandkwam, niet alleen ingaat op het ruimtelijk plan, maar óók op de uitvoering. Daarmee onderscheidt het zich van bijvoorbeeld het Streekplan. De volgende grote stap in het RSP-proces is de inhoudelijke uitwerking van de Nota Structuurvisie. Die uitwerking is behoorlijk complex, omdat er veel belanghebbenden en actoren zijn en de doorlooptijd beperkt is. Daarom is in overleg met de tien BRU-gemeenten een gedegen plan van aanpak opgesteld. Een belangrijk uitgangspunt van het plan van aanpak is, dat er meer
10
gebruik zal worden gemaakt van inhoudelijke kennis die bij het BRU én de gemeenten aanwezig is. Die inhoudelijke betrokkenheid van de gemeenten is extra belangrijk omdat de gemeenten de uitvoering straks voor een belangrijk deel zelf ter hand nemen. Zo wordt de ontwikkeling van Leidsche Rijn opgenomen in de RSP-plannen en uitgevoerd door de gemeente Utrecht.
Plannen van aanpak Voor twee belangrijke sporen in het RSP zijn deelplannen van aanpak opgesteld: RSP-inhoud en RSP-financieel. RSP-inhoud is een beschrijving van het ruimtelijk plan, in beeld gebracht met behulp van een kaart. Ook beschrijft RSP-inhoud de MER-procedure en de watertoets. Het RSP-financieel richt zich op de financieel-economische haalbaarheid: onder meer het investeringsprogramma van het BRU en gemeenten, de (financiële) uitvoering en het opstellen van de uitvoeringscontracten.
het verkeer 350.000 Inventarisatie Bij het opstellen van de visie is het BRU ondersteund door adviesbureau Diepens en Okkema. De onderzoekers hebben gesproken met de gemeenten, Povincie, ROV Utrecht, 3VO en de Politie Regio Utrecht. Daarbij hebben zij onder andere geïnventariseerd welke activiteiten deze partijen nu verrichten, in hoeverre gedragsbeïnvloeding verankerd is in beleid en welke knelpunten men ervaart bij de uitvoering. Op basis van deze inventarisatie is in een workshop in beeld gebracht hoe gedragsbeïnvloeding er in de toekomst uit kan zien. Het gaat met name om de inhoud (welke projecten), de uitvoering (wie doet wat), financiën en organisatie. Voor elk van deze onderdelen zijn aanbevelingen gedaan voor een goede aanpak van gedragsbeïnvloeding.
woningen in 2010 Tot 2010 zal de woningvoorraad in de 23
‘oude’ BRU-gemeenten met nog ruim 25.000 woningen groeien tot een totaal van 350.000 woningen. Dat is de prognose van de zesde woningmarktmonitor voor de 23 gemeenten, die in december 2003 is verschenen.
Uitvoering kan op korte termijn starten Naast de Meerjarenvisie 2004 – 2015 bevat het eindrapport een uitvoeringsplan voor de komende drie jaar en een werkplan voor 2004. Het BRU gaat binnenkort met gemeenten om tafel, om afspraken te maken over de opname van activiteiten in de gemeentelijke beleidsplannen.
Meer informatie: Peter Stehouwer 030 - 2862529
[email protected]
Meer weten?
Het was de laatste keer dat het BRU de ontwikkeling van de woningvoorraad in beeld bracht voor 23 gemeenten. Vanaf nu gebeurt dat alleen nog voor ‘de tien’.
Woningvoorraad blijft groeien In 2003 zijn in het BRU-gebied 4400 woningen gebouwd. Van de nieuwbouw is 20% geproduceerd in de sociale sector. De overige nieuwbouw bestaat voornamelijk uit dure koopwoningen. Door de nieuwbouw, transformatie en sloop van woningen is de woningvoorraad gegroeid van 300.000 woningen in 1995 naar 320.000 woningen in 2002. Naar verwachting zal de productie van nieuwbouwwoningen de komende jaren op een gelijk niveau blijven. Daarmee zullen er in 2010 volgens planning 350.000 woningen zijn.
Het plan van aanpak voor het RSP staat op de website van het BRU: www.regioutrecht.nl
Het RSP moet een financieel haalbaar en breed gedragen plan worden voor de periode 2005-2015. ◆ februari 2004 vaststelling Plan van aanpak ◆ najaar 2004 vaststelling Ontwerp-RSP ◆ begin 2005 vaststelling definitief RSP 2005-2015 ◆ medio 2005 uitvoeringsplan RSP (uitvoeringscontracten e.d.)
De monitor beschrijft ook de ontwikkelingen op het gebied van vraag, aanbod en verdeling van de sociale huurwoningvoorraad. De voorraad aan sociale woningen zal niet meer groeien. De nieuwbouw van sociale woningen zal naar verwachting gelijk blijven aan de sloop en verkoop van sociale woningen.
RSP
RSP vanaf nu
Geen extra sociale woningen
U kunt de woningmarktmonitor downloaden via www.regioutrecht.nl
Meer informatie: Meer informatie: Frank Lith tel. 030 – 2862560
[email protected]
Rink Drost
[email protected] 030 - 2862557
11
Nieuwe vervoerder Regiotaxi Utrecht
Colofon
[email protected] www.regioutrecht.nl Postadres: Postbus 14107 3508 SE Utrecht Tel 030 – 2862525 Fax 030 – 2862500 Eindredactie: Ingrid de Waal Redactie: Els Koch Rob van Zanten Bas van Pul (JCM Tekstproducties, Utrecht) Grafisch ontwerp: Ellen Bakker, Utrecht Druk: Kerckebosch, Zeist
Op 7 januari is het contract met Cibatax, de nieuwe vervoerder voor Regiotaxi Utrecht, getekend. De vervoerder gaat per 1 juni 2004 in de regio rijden. Op de foto portefeuillehouder Tchernoff van verkeer (links) en J. Baetsen van Cibatax. 12
Foto: Piet Burggraaf van foto Marius.
Uitslag prijsvraag
Op 15 december heeft portefeuillehouder Infrastructuur Van den Bergh van het BRU (tweede van links) de prijzen uitgereikt voor de prijsvraag 'De zwakste schakel'. Mevrouw A. Berghuizen (links) heeft de suggestie gedaan om het verkeersplein aan het begin van de Amsterdamsestraatweg in Utrecht zodanig aan te passen, dat fietsers niet meer de gehele rotonde om hoeven te fietsen. Het plan wordt nog in 2004 daadwerkelijk uitgevoerd. Dat kan door het plaatsen van twee extra verkeerslichten.