De Politieacademie Toets Nieuwe Opleiding Opleiding: Politiekundige, hbo bachelor Variant: voltijd Visitatiedata:
7 en 8 juli 2005
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2005
2
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 11 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 26 29 32 34
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
39 41 43 47 51
3
4
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
5
6
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van een panel dat in opdracht van NQA de opleiding Politiekundige bachelor van de Politieacademie heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de toets nieuwe opleidingen van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in juni 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 7 en 8 juli 2005. Het panel bestond uit de volgende personen: Mevrouw mr. dr. M.F. Andriessen (voorzitter); Mevrouw drs. N.E. Kramers (domeinpanellid Politie Nederland); De heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de toenmalige NAO (12 mei 2003), nu NVAO. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Politieacademie is het bij wet aangewezen Politie Onderwijs- en Kenniscentrum van de Nederlandse Politie en heet sinds april 2004 de Politieacademie, voorheen het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister van Justitie en de korpsen zijn haar opdrachtgevers. De Politieacademie is binnen het ministerie van BZK een zelfstandig bestuursorgaan. De Politieacademie draagt bij aan de leefbaarheid en veiligheid van de samenleving door ondersteuning van de professionalisering van de politie. © NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
7
De doelstelling van de Politieacademie is als volgt omschreven: “Een centrum waarbij het accent ligt op het verzamelen en genereren van, voor de politie relevante kennis, het toepasbaar en toegankelijk maken voor de politiepraktijk en ten slotte het, door onderwijs en training, aanbieden van kennis en ontwikkelen van competenties. Het expertisegebied van de Politieacademie moet uiteindelijk de inrichting van de totale politieorganisatie, de relatie van de organisatie met haar omgeving, algemene organisatiebrede thematieken, de aansturing van de politieorganisaties en sturing binnen politieorganisatie, management, leiderschap en leiderschapsontwikkeling omvatten.” De Politieacademie bestaat uit de volgende organisatie-eenheden: Faculteit Algemene Politiekunde, Faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap, Centrum voor Competentiemeting & Monitoring, Centrum voor Interne Dienstverlening, Kennisnetwerk, Maatwerk, School voor Politie Leiderschap, het Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit, Internationaal Politie Onderwijs en Bestuur- & Concernstaf. Binnen de Politieacademie volgen jaarlijks ongeveer 30.000 personen een of ander leertraject, waaraan 1.400 personeelsleden verbonden zijn. De Faculteit Algemene Politiekunde heeft ruim 5.000 studenten. Het personeelsbestand bedraagt 371 fte inclusief tijdelijke inhuur (bijvoorbeeld gedetacheerde docenten uit korpsen. In augustus 2005 betreft het aantal bachelor studenten 170, waarvan 15 studenten een individueel programma doorlopen, afgestemd op de vooropleiding en ervaring. Vanaf 1998 zijn initiatieven genomen om de bedrijfsopleidingen van de politie om te vormen in een stelsel van beroepsonderwijs, aansluitend op BVE en WHW. De beroepsprofielen zijn in 2000-2001 het uitgangspunt geweest voor de verdere ontwikkeling van het beroepsonderwijs binnen de politie. Dat heeft geresulteerd in vijf initiële beroepsopleidingen en elf postinitiële leergangen. Onder de Faculteit Algemene Politiekunde vallen de vijf initiële opleidingen voor alle medewerkers in een uitvoerende politiefunctie: assistentpolitiemedewerker, politiemedewerker, all-round politiemedewerker, politiekundige bachelor en politiekundige master. De elf postinitiële leergangen vallen onder de Faculteit Bijzondere Politiekunde & Leiderschap, met uitzondering van de Strategische Leergang Leiderschap, die is ondergebracht bij de School voor Politieleiderschap. De Toets Nieuwe Opleiding wordt aangevraagd voor de voltijd opleiding Politiekundige bachelor, een vierjarige opleiding, voor medewerkers van de Nederlandse Politiekorpsen. Uitgangspunt van het onderwijs binnen de opleiding Politiekundige bachelor is het competentiegerichte, duale leren; een combinatie van leren op de Politieacademie en in de praktijk. De helft van het programma vindt plaats op de academie in Apeldoorn, locatie de Kleiberg, en de andere helft binnen het korps waar de student werkzaam is. Op de Politieacademie en binnen het korps wordt de student door verschillende mensen begeleid. De student heeft op de academie naast de docenten te maken met een leerprocesbegeleider en binnen het korps met een trajectbegeleider en een praktijkcoach. Een ander uitgangspunt is docentonafhankelijke toetsing. Proeven van Bekwaamheid zijn ontwikkeld door het Bureau Examinering, onderdeel van het Centrum voor
8
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Competentiemeting en Monitoring van de Politieacademie, in samenwerking met interne en externe deskundigen. De opleiding heeft een samenwerkingsverband met de opleidingen Integrale Veiligheidskunde (IVK) en Integrale Veiligheidszorg (IVZ) van drie hogescholen in Nederland, Saxion Hogeschool Enschede, de Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Utrecht. Binnen dit samenwerkingsverband werkt de Politieacademie aan coëducatie, waarbij de Politieacademie verantwoordelijk is voor de uitvoering van het politieonderwijs. De opleiding Politiekundige bachelor heeft naar aanleiding van verschillende evaluatieuitkomsten het curriculum van de bachelor aangepast. Dat heeft geresulteerd in een vernieuwd curriculum met ingang van het studiejaar 2004-2005. Het panel heeft zowel het oude als het vernieuwd curriculum bestudeerd. Om in aanmerking te komen voor accreditatie door de NVAO heeft de opleiding een Toets Nieuwe Opleiding laten uitvoeren door de NQA. Conform het toetsingskader van een Toets Nieuwe Opleiding is de beoordeling op een tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) uitgevoerd. Indien het toetsingskader van een Toets Bestaande Opleiding van toepassing zou zijn, zou het panel het oordeel ‘goed’, bijvoorbeeld bij de facetten 1.2, 2.1 en 5.2, hebben toegekend. Gezien het feit dat het gaat om een nieuwe opleiding die in 2002 is gestart, heeft het panel waar mogelijk de gerealiseerde kwaliteit meegenomen in haar beoordeling. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding(en) door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding(en) geldt (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden (juni 2005), zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek (juli 2005). Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
9
dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met bestuurders en opleidingsmanagement. Verder is per opleiding gesproken met docenten, studenten en met werkveldvertegenwoordigers voor de opleiding. Voorafgaand, aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in augustus 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in september 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in oktober 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag toets nieuwe opleidingen kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen van de opleiding De drie facetten bij dit onderwerp zijn allen met ‘voldoende’ gewaardeerd. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief. 1.5.2 Programma Alle zes facetten zijn bij het onderwerp programma ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De bij het onderwerp inzet van personeel behorende facetten zijn alle drie ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De twee facetten zijn bij het onderwerp voorzieningen beide ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief. 1.5.5 Interne Kwaliteitszorg De twee facetten bij dit onderwerp zijn beide ‘voldoende’ gewaardeerd. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De drie facetten behorend bij dit onderwerp zijn allen ‘voldoende’ beoordeeld. De oordelen op het onderwerp zijn voor de Politiekundige bachelor derhalve positief.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau Bachelor 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Totaal oordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaal oordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaal oordeel
1.7
Opleiding Politiekundige bachelor Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
13
14
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Facetten
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De beoogde eindkwalificaties die de opleiding Politiekundige bachelor hanteert, zijn geformuleerd in competenties en staan beschreven in het Beroepsprofiel Politiekundige bachelor (2000). Het beroepsprofiel is in samenspraak met het beroepenveld, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende korpsen en het Openbaar Ministerie, tot stand gekomen. De Minister van BZK en de Minister van Justitie hebben het beroepsprofiel in april 2000 vastgesteld, zoals staat beschreven in de documenten Leren in Veiligheid (2002) en Functioneel Ontwerp (2003). • De door de opleiding gehanteerde competenties uit het beroepsprofiel zijn verdeeld in vier groepen: vakmatig methodische competenties, bestuurlijk organisatorische en strategische competenties, sociaalcommunicatieve en normatief-culturele competenties, leer- en vormgevingscompetenties. • De opleiding Politiekundige bachelor werkt samen met drie hogescholen in Nederland, Saxion Hogeschool Enschede, de Haagse Hogeschool en de Hogeschool van Utrecht. De afspraken en verantwoordelijkheden zijn in een convenant, Samenwerkingsovereenkomst LSOP – Hogescholen en ROC’s (2000), vastgelegd voor de duur van zes jaar. Met de opleidingen IVZ en IVK van deze drie hogescholen zijn de gehanteerde eindkwalificaties vergeleken. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband er toe geleid dat de verschillende curricula van de genoemde opleidingen op elkaar zijn afgestemd. De afstemming tussen de curricula en de competenties heeft geresulteerd in gemeenschappelijke thema’s die als basis dienen voor de inhoud van het programma (Nationale Benchmarking, juli 2005). • De Politieacademie maakt onderdeel uit van een internationaal samenwerkingsverband van verschillende politiehogescholen in zes Europese landen, het Collège Européenne de Police (CEPOL). Binnen dit samenwerkingsverband is door de Politieacademie en vijf andere landen een gemeenschappelijk concept competentieprofiel tot stand gekomen en wordt gewerkt aan een definitief competentieprofiel, zoals beschreven staat in Internationale BAMA benchmark (2005). • In het door de Politieacademie opgestelde document Diploma-equivalentie, editie 20042005 (oktober 2004) worden de kwalificaties van verschillende hbo-opleidingen (zoals hbo-Verpleegkunde, Sociaal Juridische Hulpverlening, Bestuurskunde, IVK en
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
15
Verkeerskunde) met de competenties van de Politiekundige bachelor vergeleken. Volgens dit document zijn veelal overstijgende competenties gemeenschappelijk, bijvoorbeeld de competenties ‘waarnemen, signaleren en reageren, resultaten vertalen naar handelen’ en ‘een eigen standpunt kunnen innemen en verdedigen’. De opleiding geeft aan dat de equivalentie van de eindkwalificaties geen doel op zich is, maar een middel om de flexibiliteit van de het politieonderwijs te vergroten. • Uit gesprekken met het opleidingsmanagement en vertegenwoordigers van het werkveld en het bestudeerde materiaal, concludeert het panel dat het Beroepsprofiel Politiekundige bachelor (2000) aansluit bij de eisen en wensen vanuit de praktijk.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voldoende
Criteria: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft de samenhang tussen de vier genoemde groepen competenties (zie facet 1.1) en de Dublin-descriptoren in een matrix weergegeven. Hieruit blijkt een evenwichtige afdekking van de competenties over de Dublin-descriptoren. Het panel vindt de waargenomen aansluiting, de gemaakte koppeling tussen de competenties en de Dublin-descriptoren, overtuigend. • Uit de Diploma-equivalentie, editie 2004-2005 (oktober 2004) blijkt dat de overstijgende gehanteerde competenties in overeenstemming zijn met de eindkwalificaties van verschillende Nederlandse hbo-opleidingen. Middels deze vergelijking wordt door de overeenstemming van eindkwalificaties ook indirect het hbo-niveau aangetoond. • De opleiding hanteert de competenties (Beroepsprofiel Politiekundige bachelor, 2000) als uitgangspunt voor de ontwikkeling van de kernopgaven. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat de kernopgaven het niveau van de opleiding weerspiegelen. De kernopgaven zijn eveneens in samenspraak met het beroepenveld tot stand gekomen en allemaal geaccordeerd door de politieministers. • Op het niveau wordt, zoals beschreven in het zelfevaluatierapport, toegezien door een politiekundige en onderwijskundige Validatiecommissie. De Validatiecommissie bestaat uit mensen uit het directe werkveld binnen de politie en uit toets- en onderwijskundigen Binnen de opleiding tot Politiekundige bachelor wordt ieder kwartiel met studenten het onderwijs geëvalueerd. Reflectie op deze evaluatie-uitkomsten heeft geleid tot een aangepast curriculum. • Gebaseerd op de gesprekken en het bestudeerde materiaal, waaronder de weergegeven relatie tussen de eindkwalificaties van een Politiekundige bachelor en de Dublindescriptoren, concludeert het panel dat de gehanteerde eindkwalificaties het niveau van een bachelor voldoende weerspiegelen.
16
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Voldoende
Criteria: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor: mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit de argumentatie in facetten 1.1 en 1.2 blijkt dat de competenties, zoals beschreven in het Beroepsprofiel Politiekundige Bachelor (2000), in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en zijn vastgesteld door de Ministers van BZK en Justitie. Gebaseerd op de gesprekken met directie, opleidingsmanagement en vertegenwoordigers van het werkveld en het bestudeerde materiaal, concludeert het panel dat de gehanteerde competenties in samenspraak met het beroepenveld tot stand zijn gekomen en dat de eindkwalificaties voldoende zijn afgestemd met de gestelde eisen vanuit het beroepsdomein. • De opleiding heeft in een matrix de relatie tussen de gehanteerde competenties en de Dublin-descriptoren weergegeven, zoals ook blijkt uit de argumentatie in facet 1.2. De competenties, geformuleerd onder de groep ‘vakmatige en methodische competenties’, weerspiegelen voornamelijk de beroepsgerichtheid van het beroepsprofiel. Bijvoorbeeld met de competenties ‘toezicht kunnen houden en corrigerend optreden in complexe situaties’ en ‘beheerst, geloofwaardig en probleemoplossend kunnen optreden’. Het panel vindt de mate van beroepsgerichtheid voldoende in het beroepsprofiel aan de orde komen. • De actualiteit wordt bewaakt door verschillende commissies, zoals de Politieonderwijsraad en de Validatiecommissie. Een voorbeeld van een wijziging in het programma ten behoeve van actualisering is, het invoegen van kernopgave Optreden Publiek Domein. Deze wijziging toont, aldus het panel, aan dat de opleiding aanpassingen verricht op basis van relevantie en actualiteit. • De Politiekundige bachelor leidt op tot bachelor of policing, expliciet niet tot een specifieke functie binnen de politie, maar tot een beroepsbeoefenaar die mobiliseert, organiseert, een specifieke context managet en ook een uitvoerende rol vervult. Afhankelijk van het korps waar de politiekundige werkzaam is, wordt bepaald welke functie vervuld wordt. Het panel concludeert dat de eindkwalificaties zijn afgestemd op de startende Politiekundige bachelor.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
17
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het programma van de voltijd opleiding heeft een duaal karakter, doordat de helft van de opleiding plaatsvindt in de praktijk. De invulling van het praktijkgedeelte in het programma wordt gerealiseerd doordat een kwartiel op de academie (en hogescholen) en een kwartiel op het korps elkaar om en om afwisselen. Hierdoor is de actuele beroepspraktijk vanaf het eerste studiejaar tot en met het laatste studiejaar doorlopend geïntegreerd in het programma. • Bestudering van het studiemateriaal (boeken, tijdschriften, readers, digitale bronnen, casussen) laat zien dat nationale vakliteratuur wordt gebruikt bij het verwerven van kennis. De gebruikte vakliteratuur staat per programmaonderdeel beschreven in de Studiewijzer (2004). Het panel vindt de gehanteerde vakliteratuur kwalitatief goed en relevant voor de opleiding. Internationale vakliteratuur komt in het vierde studiejaar aan bod. Aanvullende vakliteratuur wordt in het Open Leercentrum aangeboden. De studenten geven in gesprekken aan dat het studiemateriaal erg duidelijk is en beschikbaar op de academie. Dit komt overeen met de evaluatie-uitkomsten van de Halfjaarlijkse Onderwijs Evaluatie Initieel (HOEI). • In de Studiewijzer (2004), kernopgaven en de Proeven van Bekwaamheid zijn duidelijke verwijzingen naar actuele vakliteratuur opgenomen. Bij praktijkgerichte opdrachten wordt verwezen naar voorgeschreven en aanbevolen recente (wetenschappelijke) literatuur. De boekenlijst wordt jaarlijks geactualiseerd door de betreffende docent van het thema. Studenten bevestigen literatuurbijstellingen op basis van actualiteit, in het gesprek met het panel. • Onderzoeksmatige aspecten komen in de uitwerkingen van de kernopgaven aan bod. In veel proeven worden studenten geacht analyses of meta-evaluaties uit te voeren (Map Proeven van Bekwaamheid/ Examinering). In het laatste jaar vindt een internationaal vergelijkend onderzoek plaats in het thema Gemeenschappelijke Veiligheidszorg. Het panel heeft hiervan nog geen resultaten kunnen inzien, omdat het programmaonderdeel pas recent van start is gegaan. Daarnaast heeft het opleidingsmanagement onderzoekscomponenten, met betrekking tot toegepast onderzoek, verder in het programma geïntegreerd.
18
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
• Het panel heeft enkele werkstukken bestudeerd van eerste, tweede en enkele derdejaars studenten en vindt dat deze van een behoorlijk hbo-niveau getuigen. De integraliteit van de verschillende opdrachten en de wijze waarop de studenten de probleemsituaties aan pakken getuigen van een beroepsgerichte en onderzoeksmatige aanpak. Het panel is hierover positief. Verder heeft het panel proeven en examenopdrachten uit het vierde jaar bestudeerd en vindt deze compleet en voldoende uitdagend. De eindproducten daarvan heeft het panel niet kunnen beoordelen, omdat deze nog niet bestaan. • Uit het gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat zij tot dusver tevreden zijn over de reeds waargenomen kwaliteiten van hun studenten. Een algemene verhoging van het niveau binnen een korps kan met de kwaliteiten van deze studenten gerealiseerd worden, omdat zij beschikken over goed analytisch en probleemoplossend vermogen, aldus het werkveld. • In het zelfevaluatierapport staat beschreven dat in elk kwartiel (10-12 weken) een of meerdere thema’s centraal staat. Voorbeelden hiervan zijn Sociaal Psychische Problematiek, Jeugdzorg, Ernstige Delicten en Gemeenschappelijke Veiligheidszorg. De thema’s zijn gebaseerd op relevante beroepssituaties. Dit sluit aan bij de opzet van de opleiding waarbij de praktijkgerichtheid wordt vergroot door naast het leren in de praktijk ook praktijksituaties in het onderwijs in te brengen. Na bestudering van de kernopgaven en het studiemateriaal, constateert het panel dat de centrale thema’s van kernopgaven en projecten zijn gebaseerd op actuele beschrijvingen van relevante beroepssituaties. De sterke aandacht voor de praktijk wordt bevestigd in gesprekken met studenten, docenten en vertegenwoordigers van het beroepenveld. • Een deel van het programma dat op de academie plaatsvindt, wordt verzorgd door de drie eerder genoemde hogescholen. De opleiding geeft aan dat studenten de meerwaarde van het onderwijs op de hogescholen niet altijd zien en dat zij de reisafstand bezwaarlijk vinden. Studenten zitten vaak in aparte ‘politie-groepen’ waardoor er van coëducatie geen sprake is, terwijl dat één van de doelstellingen van het samenwerkingsverband is. Studenten, met wie het panel sprak, herkennen zich niet allemaal in de genoemde kritische geluiden. De Politieacademie heeft, aansluitend op het convenant (Samenwerkingsovereenkomst LSOP – Hogescholen en ROC’s, 2000), een concretisering van verdere samenwerking met de drie hogescholen weergegeven in Voorstel vervolg samenwerking Politieacademie – Hogescholen (mei 2005). Daaruit blijkt de uitwerking van het doel ‘coëducatie’ per relevante kernopgave. De Politieacademie heeft, de wijze waarop de uitvoering van de Politiekundige bachelor vanuit de drie hogescholen dient plaats te vinden, per relevante kernopgave weergegeven in Samenwerking Politieacademie en hogescholen t/m 2006 in beeld (juni 2005). • In het curriculum is weergegeven dat in het laatste jaar een internationaal vergelijkend onderzoek in het kader van de kernopgave Gemeenschappelijke Veiligheidszorg, ten behoeve van een oriëntatie in het buitenland, plaatsvindt. • De opleiding actualiseert haar curriculum naar aanleiding van de uitkomsten van verschillende evaluaties die na een kwartiel en een halfjaar plaatsvinden (KEII en HOEI). Volgens de gesprekken en het bestudeerde materiaal hebben relatief kleine wijzigingen in eerdere stadia plaatsgevonden (Map Onderwijsinhoud). Het panel stelt vast dat contacten met het beroepenveld, docenten, examinatoren, studenten en gastdocenten geregeld input leveren voor de actualisering van het onderwijs. © NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
19
• Daarnaast heeft de Politieacademie een Kennisnetwerk waarin kennisontwikkeling is gebundeld. Vanaf het najaar 2004 heeft de Politieacademie vijf lectoraten ingevoerd. Bij elk lectoraat hoort een kenniskring waarin kennis van onder andere docenten en onderzoekers is gebundeld. Het panel heeft doelstellingen van de kenniskring waargenomen en beoordeelt deze positief. • Door het competentiegericht werken in opdrachten en projecten wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de ontwikkeling van beroepsvaardigheden (competentiegerichte leertrajecten: Map Onderwijsinhoud, Kernopgaven), waaronder ‘integrale beroepsvaardigheden’ en ‘fysiek mentale vorming’. Het toepassen van kennis en inzicht op dit gebied wordt aan de orde gesteld in de afzonderlijke thema’s en komt terug in de inhoud en beoordeling van de projecten, zowel het ‘product’ als het ‘proces’ worden beoordeeld. Competenties op het gebied van samenwerken, communiceren, beroepshouding en adviseren komen hierbij aan de orde (Map Proeven van Bekwaamheid/ Examinering en Map Onderwijsinhoud, Kernopgaven). • Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat studenten ontevreden zijn over de hoeveelheid groepsopdrachten. Ook hebben zij aangegeven meer (theoretische) diepgang te wensen. Het panel heeft waargenomen dat de opleiding de curriculumopbouw heeft gewijzigd en de kernopgave Optreden Publiek Domein heeft ingevoerd. Door deze wijziging is het curriculum geactualiseerd en is ook meer theoretische diepgang gerealiseerd. Het panel hecht eraan op te merken dat de kritische opmerkingen van de studenten over het niveau (diepgang) wellicht toe te schrijven zijn aan het relatief hoge instroomniveau. De gemiddelde student heeft veelal een hbo- of wo-opleiding afgerond (facet 2.5). Het panel plaats de kritische opmerkingen van de studenten in het licht van het instroomniveau. • De vertegenwoordigers van het werkveld geven aan dat zij het programma volledig en toereikend vinden. Specifiek geven zij aan dat zij vinden dat alle relevante thema’s van het politiewerk aan bod komen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het gehanteerde didactische concept is competentiegericht onderwijs, waarbij aldus het zelfevaluatierapport, de opleiding expliciet heeft gekozen voor sociaal constructivistische leerprincipes: volwaardigheid van leeractiviteiten, situeren en abstraheren, gemotiveerdheid, metacognitiviteit en zelfregulatie van het leerproces. Deze vijf leerprincipes zijn uitgewerkt volgens het gehanteerde didactische concept in een programma dat door competentiegerichte leertrajecten (thema’s; kernopgaven) is vormgegeven. Reële en complexe probleemsituaties uit de beroepspraktijk zijn hierbij het uitgangspunt. Door deze principes en vormgeving wil de opleiding bevorderen dat 20
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
studenten zelfstandig kennis leren verwerven en kennis en vaardigheden geïntegreerd kunnen toepassen. Tevens wil zij bereiken dat de student zelf sturing geeft aan de eigen ontwikkeling, waarbij naast de student verschillende actoren om de student heen een begeleidende en/ of coachende rol vervullen. • De opleiding bestaat uit vier studiejaren. Het programma wordt voltijd aangeboden waarbij ieder studiejaar uit vier kwartielen bestaat. Deze vinden om en om op de academie (10-12 weken) en binnen het korps (10-12 weken) plaats. Ieder kwartiel staan één of twee thema’s centraal, voor de minimale duur van twee achtereenvolgende kwartielen, waardoor ieder thema op de academie en vervolgens binnen het korps aan de orde komt. Voor ieder thema is een kernopgave ontwikkeld. De competenties uit het gehanteerde Beroepsprofiel Politiekundige Bachelor (2000) dienen hiervoor als basis. De competenties in de kernopgaven zijn vaak geconcretiseerd en worden als leerdoelen beschouwd. • Binnen het competentiegericht onderwijs is het werken aan projecten en opdrachten een belangrijke werkvorm. Werkvormen als ‘werkcolleges’, ‘zelfstudie’, ‘practica’ (meelopen), ‘vaardigheidstrainingen’, ‘presenteren’ en ‘leren in de digitale stad Behrloo’, geven hierbij een belangrijke ondersteuning. Naast de praktijkgerelateerde projecten binnen school, ontwikkelt de student zich via opdrachten in de praktijk buiten school. Blackboard en het portfolio dienen ter ondersteuning van het ontwikkelproces van de student gedurende de gehele opleiding. De opleiding geeft aan dat de studenten de digitale leeromgeving Behrloo een meerwaarde vinden, vanwege de realistische situaties en de praktijkgerichtheid. Daarentegen blijkt uit de STEM (2004) dat de studenten ontevreden zijn over het gebruik van het portfolio, trajectbegeleiders, leerprocesbegeleiders en docenten maken onvoldoende gebruik van het portfolio (score respectievelijk 1.8, 2.5 en 2.0). De Politieacademie is naar aanleiding van de evaluatie-uitkomsten in 2004 het academiebrede project ‘Portfolio in breder perspectief’ gestart. Daarin wordt de rol van het portfolio in het leer- en begeleidingproces uitgewerkt, waaruit blijkt dat de vrijblijvende functie van het portfolio wordt vervangen door een formele functie voorafgaand en tijdens proeven. Het Bureau Examinering is verantwoordelijk voor de ontwikkeling hiervan, zoals weergegeven in Portfolio (september 2005). Het panel oordeelt positief over deze verbeterplannen en –acties. Het panel stelt vast dat de gehanteerde werkvormen aansluiten bij het didactisch concept van de opleiding. • Een ander uitgangspunt dat de opleiding bij de uitvoering van het competentiegerichte onderwijs hanteert, is een docentonafhankelijke toetsing. Het Bureau Examinering is onderdeel van het Centrum voor Competentiemeting en Monitoring van de Politieacademie en valt daarmee buiten de Faculteit Algemene Politiekunde. Het Bureau Examinering ontwikkelt de toetsing (Proeve van Bekwaamheid) en is verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan. Voor de toetsing gelden de volgende uitgangspunten. De beoordeling moet een integratie zijn van kennis, vaardigheden, inzicht, attituden, ervaring en persoonlijke eigenschappen. Daarnaast moet de toetsing onafhankelijk zijn en in een zo realistisch mogelijke context plaatsvinden. Elke kernopgave wordt afgesloten met een Proeve van Bekwaamheid, die uit één of meerdere examenopdrachten kan bestaan. De toetsing wordt door de academie, het korps en/of het Bureau Examinering uitgevoerd. Het Bureau Examinering heeft in een Transitietabel (Map Proeven/ Examinering) inzichtelijk gemaakt welke competenties bij welke proeven van bekwaamheid worden gemeten.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
21
• Het Bureau Examinering gaat in de beschrijving van de proeven globaler aangeven wat er van de student verwacht wordt. Op deze wijze moet voorkomen worden dat studenten zich, aldus de opleiding, pragmatisch gaan focussen op de concreet beschreven competenties, maar meer de diepte in gaan. Het panel vindt, gebaseerd op het gevoerde gesprek met toetskundigen en examinatoren, de verbetering goed aansluiten op de eerdere wijziging in het curriculum die volgens het panel een gewenst resultaat laat zien. Tevens gaat het Bureau Examinering de ontwikkelinggerichte toetsen verder ontwikkelen om een betere feedback op het leer- en ontwikkelingsproces van de student te realiseren. Het panel vindt deze ontwikkeling goed aansluiten op de beoogde verbeterslag bij de studentbegeleiding (zie facet 4.2). • Het panel heeft verschillende proeven bestudeerd en vindt deze relevant en vindt dat ze aansluiten bij de programma-inhoud. De proeven vertonen een opbouw van de ontwikkeling van de verschillende competenties. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport en Portfolio (september 2005) aan dat de mogelijkheden van een portfolio bij de proeven worden betrokken. Het panel oordeelt hierover positief, gezien de eerder genoemde uitkomsten van de STEM (2004). • Na bestudering van het programma (Map Onderwijsinhoud, Studiewijzer), de Proeven van Bekwaamheid (Map Proeven van Bekwaamheid/ Examinering) en de gevoerde gesprekken, concludeert het panel dat de competenties, zoals benoemd in de kernopgaven en de proeven, gerelateerd zijn aan de competenties uit het gehanteerde Beroepsprofiel Politiekundige bachelor (2000). Na bestudering van het vernieuwd curriculum en de verkregen toelichting hierop, vindt het panel dat een duidelijke relatie aanwezig is tussen de beoogde eindkwalificaties en de inhoud van het programma. • De vertegenwoordigers van het werkveld, met wie het panel sprak, zijn positief over het vernieuwd curriculum. Zij maken daarover geen enkele kritische opmerking. Het panel is hierover positief.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria: het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding hanteert competentiegericht onderwijs als didactisch concept. Competentiegerichte leertrajecten zijn in het programma in thema’s weergegeven (Map Onderwijsinhoud, Studiewijzer, nieuwe curriculum). Ieder thema komt op de academie en binnen het korps aan de orde. Hierdoor vindt een inhoudelijke samenhang plaats tussen ‘leren’ op de academie en het ‘werkend leren’ binnen het korps. • Door het panel is vastgesteld dat de gehanteerde competenties uit het beroepsprofiel als leerdoelen binnen een kernopgave fungeren. Uit bestudering van het vernieuwd curriculum (Map Onderwijsinhoud, Studiewijzer) blijkt dat binnen een kernopgave en de proeven meerdere competenties uit ieder van de vier groepen (zie facet 1.1 en Beroepsprofiel Politiekundige Bachelor, 2000) aan de orde komen. Dezelfde competenties
22
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
komen in andere kernopgaven en proeven aan de orde, maar in een meer complexe situatie. Hierdoor wordt een opbouw in niveau gerealiseerd. Het vernieuwd curriculum laat een opbouw in complexiteit zien. • Het panel constateert dat de samenhang binnen het curriculum wordt bewaakt door een onderwijskundige en politiekundige Validatiecommissie. • Studenten ervaren, blijkend uit de gevoerde gesprekken, een samenhang in het vernieuwd programma. Daarnaast geven de vertegenwoordigers van het werkveld in een gesprek aan dat het programma voldoende samenhang weerspiegelt. De kritische opmerkingen die het panel in de evaluatie-uitkomsten heeft waargenomen, hebben betrekking op het oude curriculum. Het panel concludeert dat de kritiek niet van toepassing is op het vernieuwd curriculum en dat een goede samenhang in het vernieuwd curriculum is gerealiseerd, waarin een opbouw in complexiteit en niveau wordt gegarandeerd.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op het programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding werkt met leerperioden van vier kwartielen per jaar. Studenten worden via diverse kanalen geïnformeerd over de studeerbaarheid van het programma: Studiewijzer (2004), kernopgaven en de proeven. De student weet hoeveel tijd hij moet reserveren voor elk thema. Ook heeft de student zicht op wat er aan het eind van een onderwijsperiode verwacht wordt doordat de kernopgaven en de proeven dit concreet weergeven en aan het begin van ieder kwartiel in het bezit van de student zijn. De studielast van de opleiding, is helder verantwoord in de Wet op het Politieonderwijs, zichtbaar in de Studiewijzer (2004) waarin eveneens het Onderwijs- en Examenreglement (OER) is opgenomen. De opleiding biedt de student voldoende informatie aan om zijn studie te plannen. • De opleiding signaleert eventuele studiebelemmeringen door middel van de moduleevaluaties KEII en HOEI en via de STEM. Hierin meet de opleiding de tevredenheid van studenten over bijvoorbeeld de studielast. De uitkomsten hiervan worden gebruikt om factoren die de studievoortgang belemmeren (zoveel mogelijk) weg te nemen. Zo houdt de opleiding zicht op de studeerbaarheid van het programma. • Uit de STEM (2004) blijkt dat de studielast onvoldoende gelijkmatig is verdeeld over de gehele opleiding (score 2.0). Mede hierom is het vernieuwd curriculum tot stand gekomen. Het panel heeft het oude en het vernieuwd curriculum bestudeerd en concludeert een verbetering in de verdeling van de programmaonderdelen in het vernieuwd curriculum, een meer evenwichtige opbouw is gerealiseerd.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
23
• Uit het gesprek met de studenten blijkt dat zij tevreden zijn met de opbouw van het vernieuwd curriculum. Echter, enkele studenten geven in de gesprekken met het panel aan een spanning te ervaren tussen het werken binnen het korps en het werkend leren binnen het korps. Het schoolwerk is onderdeel van het werken binnen het korps, maar door de werkdruk wordt het schoolwerk in de avonduren gedaan. Studenten uiten deze klachten niet altijd, werken binnen het korps is voor hen belangrijk. Het panel vindt dit weliswaar een punt van zorg, maar concludeert dat de studenten in zijn algemeenheid een gezonde studielast ervaren. Daarnaast constateert het panel dat de Politieacademie leercontracten gaat invoeren tussen student, opleiding en korps (vergelijk facet 4.2). Daarin zijn afspraken in faciliterende zin opgenomen. • Na bestudering van het programma en op basis van de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld, concludeert het panel dat het bestudeerde vernieuwd programma goed studeerbaar is.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria: Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De toelatingseisen voor de Politiekundige bachelor staan beschreven in het OER, dat is opgenomen in de Studiewijzer (2004). De Politieacademie hanteert voor Politiekundige bachelor de wettelijke toelatingseisen binnen de kaders vanuit de Wet op het LSOP en het Politieonderwijs. Deze kaders omvatten onder andere het selectiebeleid van de Politie. De Politieacademie leidt medewerkers van de Politie op. Alle studenten zijn in dienst bij een korps en zijn dus medewerker van de Politie. Zij hebben de gehanteerde selectieprocedure succesvol doorlopen. Het korps waarbij de student werkzaam is, bepaalt vervolgens (in overleg met de student) in welke opleiding de student gaat instromen. Het panel merkt op dat de selectieprocedure strenge eisen hanteert en onder meer uit een psychologische en een persoonlijkheidstest bestaat. Daarnaast is er veel animo om bij de politie te werken. Beide resulteren volgens het panel in een groep bachelorstudenten die het ‘neusje van de zalm’ vertegenwoordigen in vergelijking met een gemiddelde groep hbo-studenten. • Er wordt in het eerste studiejaar aandacht besteed aan het selecteren van studenten. Zij die naar het oordeel van de opleiding niet geschikt zijn stromen na het eerste studiejaar uit. Hiervoor heeft de opleiding een criterium opgesteld en vastgelegd in het OER. Een student dient in het eerste studiejaar minimaal 70% van het totale aantal te behalen EC’s te verwerven, anders krijgt hij een negatief bindend studieadvies. • Het panel heeft het curriculum bestudeerd en concludeert dat het voldoende is geënt op de kwalificaties van instromende studenten van vwo, havo of mbo.
24
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
• De opleiding heeft een procedure voor Erkenning Verworven Competenties (evc), beschreven in het Functioneel Ontwerp (2003) en vastgelegd in het OER. Afhankelijk van de afspraken tussen het korps en de student wordt een verkorte of individuele route afgesproken. Uit de evaluatie Actoren Primair Proces Initieel (APPI) blijkt dat de korpsen ontevreden zijn over de uitvoering van de evc-procedure. • Gebleken is dat de zittende en de instromende studenten veelal een hbo- of wo-diploma in hun bezit hebben. De vertegenwoordigers van het werkveld (vertegenwoordigers van de korpsen) geven aan dat er verschillende argumenten zijn vanuit de korpsen om wel of geen hbo-gediplomeerden naar de hbo-bachelor te sturen. Dit heeft met de beleidsvoering en de daaraan ten grondslag liggende visie van een korps te maken. Het panel stelt vast dat niet alle korpsen dezelfde behoefte aan individuele routes of vrijstellingen op basis van evc’s hebben. Er wordt, gezien de vooropleiding van de studenten, relatief weinig gebruik gemaakt van verkorte routes op basis van de evcprocedure. Het panel concludeert dat de ontevredenheid, die uit de APPI-evaluatie naar voren komt, niet een algemene ontevredenheid weerspiegelt. Uit het gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld is immers gebleken dat korpsen ondanks de hbo- of wo-kwalificaties van hun studenten, bewust kiezen om de student de gehele opleiding te laten volgen. • In de STEM (2004) hebben studenten hun ontevredenheid geuit over de mogelijkheden voor het volgen van individuele routes. Er wordt volgens hen onvoldoende rekening gehouden met hun al verworven competenties (scores tussen 1.8 en 2.0). Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat studenten het niet vervelend vinden om met hun kwalificaties de gehele opleiding te doorlopen. Studenten herkennen de negatieve scores uit de STEM (2004), maar vinden het niet vervelend om vrijstellingen op basis van evc’s te missen. • Het panel stelt vast dat de studenten enerzijds aangeven dat de evc-procedure niet werkt (STEM 2004) en dat zij anderzijds niet negatief oordelen over de uitvoering ervan. Dit blijkt tevens uit het gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld. Uit het gesprek met het opleidingsmanagement en de vastgestelde doelen in het Beleidsdrieluik, Beleidsen Actieplan 2004-2007, blijkt dat de opleiding de evc-procedure gaat optimaliseren. concrete stappen die hierin worden genomen staan beschreven in Notitie over EVC (2005) en de uitwerking van de procedure is in Politieonderwijzer Fase III (juli 2005) uitgewerkt. Het panel vindt de waargenomen documenten, waaruit blijkt dat de opleiding de evc-procedure gaat optimaliseren, positief.
Facet 2.6
Duur
Voldoende
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De studieomvang van de afzonderlijke thema’s zijn vermeld in de Studiewijzer (2004) van de opleiding. De totale studieomvang omvat, blijkens de Studiewijzer (2004), 240 EC’s. © NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
25
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel: het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De Politieacademie streeft een evenwichtige personeelsopbouw na wat betreft praktijkervaring vanuit de korpsen (executief personeel) en andere relevante praktijkervaring van daarbuiten (burger of administratief-technisch personeel). Het streven dat de academie hanteert voor het docerend personeel is dat 50% van het personeelsbestand uit executief en 50% uit burger personeel bestaat. • Het panel heeft de personeelsgegevens van de docenten van de opleiding bestudeerd (Map Personeel, P-foto docenten). Daaruit blijkt dat zeven van de twintig docenten een recente achtergrond hebben bij verschillende korpsen of als hulpofficier van Justitie en dat dertien van de twintig een andere relevante achtergrond hebben. Het panel vindt dat er voldoende recente praktijkervaring in het docentenbestand aanwezig is, ondanks dat de verhouding tussen executief en burger personeel niet overeenkomt met het gewenste streven van de Politieacademie. • De opleiding wordt, naast het vaste personeel, verzorgd door personeel van buiten de opleiding. Bijvoorbeeld met examinatoren vanuit het Bureau Examinering, medewerkers van korpsen, gastdocenten en docenten van de drie hogescholen. • Het panel heeft een CV-overzicht (Map Personeel) van de examinatoren bestudeerd en constateert dat zij allemaal werkzaam zijn bij een korps in Nederland en dus directe praktijkervaring hebben. Hetzelfde geldt voor de trajectbegeleiders en de praktijkcoaches. • Uit de Samenstelling docenten team Saxion Hogeschool te Enschede en de Reactie Bevindingenrapport Politiekundige Bachelor (september 2005) blijkt dat het personeel van de drie hogescholen een academische achtergrond heeft. • Gastdocenten worden vast ingezet in het curriculum en komen bijvoorbeeld van het Interregionaal Bureau Gedrag (thema Jeugdzorg). Voor het thema Sociaal Psychische Problematiek worden ook gastdocenten ingehuurd, waaronder ex-dak- en thuislozen. • Bureau Examinering heeft in Regeling voor het afnemen van examens door het Bureau Examinering (augustus 2004) competentie- en functieprofielen waaraan vaste- en freelance examinatoren, correctoren, rollenspelers, gecommitteerden en acteurs moeten voldoen. Daarnaast zijn, in hetzelfde document, eisen met betrekking tot stage en training voor deze groep medewerkers opgenomen. Het panel is hierover positief. • Vanaf het najaar 2004 heeft de Politieacademie vijf lectoraten ingevoerd. Bij elke lectoraat hoort een kenniskring. In de kenniskringen zitten docenten, onderzoekers, professionals en relevante partners. De lector leidt een kenniskring.
26
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
• Naast docenten uit de beroepspraktijk draagt een aantal docenten bij aan onderzoeken en maakt een aantal gebruik van de mogelijkheid om stage te lopen. Enkele docenten nemen deel aan kenniskringen en één docent is gedetacheerd in de praktijk ten behoeve van onderzoek. • De studenten geven in de STEM (2004) aan dat zij vinden dat de docenten over actuele vakkennis beschikken (score 4.2). In de gesprekken met de studenten wordt de tevredenheid over de beroepsgerichtheid van de docenten bevestigd. • Op basis van de totale personele weergaven, concludeert het panel dat een groot deel van het personeel recente ervaring heeft met de beroepspraktijk of daarin nog werkzaam is. Bij de werving van docenten is bewust geselecteerd op personen die bij de politie werkzaam zijn en op personen die niet bij de politie werkzaam zijn. Het panel oordeelt hierover positief.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen continueren. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Politiekundige bachelor wordt verzorgd door een docententeam van 20 docenten (17,83 fte), een onderwijskundige en een teamleider. Er staan totaal 170 studenten ingeschreven bij de bachelor opleiding en 45 bij de master. Dit resulteert in een student – docent ratio van 12:1. Docenten participeren verder regelmatig in het onderwijs van de hbo master voor leidinggevenden. • Uit Begroting 2005 Politieacademie (maart 2005) blijkt dat de academie geld beschikbaar heeft gesteld om personeel, zoals gastdocenten en acteurs in te huren voor de opleiding Politiekundige bachelor. • Het ziekteverzuim binnen het bachelor-master team bedraagt minder dan 2% (MARAP, Faculteit Algemene Politiekunde). Dit is ruim onder het gemiddelde ziekteverzuim van 9% binnen de gehele faculteit. • Van de 17,83 fte docenten is 14 fte docent-onderzoeker. Een docent-onderzoeker heeft naast de onderwijstaak ook als taak het uitvoeren van onderzoek op hun vakgebied. Het verrichten van onderzoek beslaat gemiddeld 35% van de jaaraanstelling, zoals in het Bedrijfsplan Faculteit Algemene Politiekunde staat beschreven. Tevens heeft de opleiding meerdere kenniskringen op verschillende vakgebieden. Gemiddeld bedraagt de bijdrage van docenten 0,2 fte per kenniskring. Een kenniskring bestaat uit acht tot twaalf lieden, waarvan twee docent-onderzoekers. • Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) 2004, een academiebrede evaluatie onder alle medewerkers, blijkt dat de algemene tevredenheid onder het personeel goed is. Het personeel van de academie ervaart voldoende ruimte in de uit te voeren functie voor eigen initiatieven (score 4.4). Verder vindt het personeel van de academie het werk zinvol (score 4.4) en voelt men zich betrokken bij het werk (score 4.4). In de gesprekken
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
27
met de docenten van de opleiding wordt het positieve beeld bevestigd. Kritische punten, uit het MTO, hebben betrekking op het management en de beleidsvoering. • Studenten geven aan dat zij tevreden zijn over de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de docenten. Uit de STEM (2004) blijkt deze tevredenheid eveneens. Docenten komen volgens de studenten hun afspraken na (score 4.1) en de docenten zijn bereikbaar voor ondersteuning bij leervragen (score 4.0). • Het panel is het eens met de conclusie van de opleiding dat de huidige personele capaciteit voldoende toereikend is voor de huidige en de toekomstige studentenaantallen.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding heeft doelstellingen voor organisatieontwikkeling en personeelsbeleid in het Beleidsdrieluik, Beleids- en Actieplan 2004-2007 vastgelegd. De opleiding streeft een evenwichtige personeelsopbouw na, zoals beschreven in facet 3.1. Daarnaast streeft de opleiding na dat iedere docent hbo- of wo-gekwalificeerd is en een didactische aantekening heeft. Deze kwalificaties en andere vakinhoudelijke scholing vinden plaats door het initiatief vanuit de docententeams en de docenten individueel. • Uit het personeelsoverzicht (Map Personeel) blijkt dat de docenten inhoudelijk en onderwijskundig zijn gekwalificeerd voor de verzorging van het onderwijs. Uit de P-foto docenten blijkt dat alle docenten een relevante ho-opleiding hebben afgerond en dat veertien van de twintig docenten een didactische aantekening of didactische vrijstelling hebben. • Uit de Reactie Bevindingenrapport Politiekundige Bachelor (september 2005) blijkt dat het personeel van de drie hogescholen academisch geschoold is. • Het panel heeft competentieprofielen bestudeerd voor examinatoren en andere medewerkers die betrokken zijn bij de opleiding, zoals beschreven in Regeling voor het afnemen van examens door het Bureau Examinering (augustus 2004). Het Bureau Examinering borgt dat de eisen, met betrekking tot stage en training, die voor deze groep medewerkers in hetzelfde document zijn opgenomen, worden nageleefd. Het Bureau Examinering gaat bijvoorbeeld per examinator bepalen in hoeverre de examinator de beoogde competenties bezit. Het panel heeft hiervoor een lijst met aanmeldingen gezien. • Uit het Beleidsdrieluik, Kaderbrief 2005-2008 blijkt dat 2% van de loonsom van een personeelslid van de academie gereserveerd wordt voor professionalisering, voor besteding van deze middelen bestaat een Scholingsplan BAMA - team. Hieruit blijkt dat diverse scholingen, ten behoeve van onderwijsvernieuwing, zijn gefaciliteerd. Bijvoorbeeld ‘bijscholing leerprocesbegeleider’ en scholing ter ondersteuning van de kernopgave Sociaal Psychische Problematiek, maar ook op het gebied van EVC en in het kader van POP, vindt scholing plaats. Verder heeft het panel een specifieke cursus ten behoeve van de professionalisering van de trajectbegeleiders aangetroffen, opleiding voor
28
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
trajectbegeleiders op maat (maart 2005) en een training voor de praktijkcoaches. De opleiding voor trajectbegeleiders ziet er volgens het panel goed doordacht uit. • Uit het MTO (2004) blijkt dat het personeel van de Politieacademie vindt dat er voldoende ruimte is voor eigen initiatieven (score 4.4). Tevens blijkt uit het MTO (2004) dat het personeel van de academie geen duidelijk loopbaanbeleid ervaart (score 2.4). Het panel vindt deze uitkomsten opmerkelijk, omdat er wel degelijk ruimte is voor scholing en opleiding. Het gehanteerde beleidsuitgangspunt hierbij is dat het initiatief vanuit de docenten dan wel de teams dient te komen. • Uit de STEM (2004) blijken alleen positieve oordelen ten aanzien van de kwalificaties van docenten. Volgens de studenten zijn de docenten deskundig op hun eigen vakgebied (score 4.4). Uit de gesprekken met de studenten blijkt tevens dat zij tevreden zijn over de kwaliteit en verzorging van het onderwijs. Zij oordelen positief over de onderwijskundige en inhoudelijke kwaliteiten van de docenten, zij zijn in het bijzonder enthousiast over de docenten op het terrein van trainingen. Op basis van de gevoerde gesprekken en de bestudeerde documenten, concludeert het panel dat het personeel voldoende gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Onderwerp 4 Facet 4.1
VOORZIENINGEN Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Politiekundige bachelor is gehuisvest in Apeldoorn, locatie de Kleiberg. Het gebouw staat in de bossen bij Apeldoorn, op loopafstand van het busstation. Het gebouw is overzichtelijk ingericht. Het bevat naast leslokalen, een hoorcollegezaal en verschillende groepswerkplekken, waarvan enkele voorzien van een computer. In het gebouw zijn verder een Open Leercentrum (OLC), een sportruimte, een schietbaan, een restaurant en een centrale receptie aanwezig. Er zijn werkplekken met computers voor de studenten en flex-werkplekken voor docenten. Van de 21 computers voor de studenten zijn er negentien aangesloten op het internet en drie op het intranet. Naast deze onderwijsmiddelen zijn enkele specifieke onderwijsmiddelen beschikbaar, zoals wapens, simulatiemiddelen, inventaris sportzaal en dojo. • Het OLC beschikt over een goede collectie boeken, tijdschriften en audio-visuele middelen die actueel wordt gehouden. Het OLC is vier dagen in week tot ’s avonds tien uur geopend. Er is een schietbaan aanwezig op locatie de Kleiberg, maar studenten maken gebruik van de schietbaan op locatie in Apeldoorn. Deze schietbaan voldoet beter aan de eisen die voor een schietbaan gelden. Studenten geven aan veelal gebruik te maken van de schietbaan op de andere locatie in Apeldoorn. • Uit de STEM (2004) blijkt dat studenten tevreden zijn over de e-mailfaciliteiten (score 4.0) en zij vinden dat er voldoende leermiddelen in het OLC beschikbaar zijn (score 4.0). De
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
29
gesprekken met de studenten bevestigen deze uitkomsten en daarnaast blijkt uit het gesprek met de studenten dat zij tevreden zijn over het gebruik van Blackboard. Ze geven aan dat de opleiding daarin een verbeterslag heeft gemaakt. • Hoewel het gebouw verouderd is, stelt het panel vast dat de huisvesting en de materiele voorzieningen toereikend zijn. Het panel concludeert dat de IT-voorzieningen (pc’s, beamers) en de ICT-materialen toereikend zijn en voldoende up-to-date. Het gebouw is goed ingericht en toegankelijk voor studenten, maar verouderd. De verhuizing in 2007 naar de nieuwe locatie in Apeldoorn vindt het panel een positieve ontwikkeling. Evenals het feit dat de nieuwe locatie meer centraal is gevestigd in Apeldoorn. Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding kent een duaal karakter waarvoor de opleiding een specifieke begeleidingsstructuur heeft ontwikkeld om de student gedurende de gehele opleiding te kunnen begeleiden. Deze houdt in dat de student in het korps wordt begeleid door een praktijkcoach en een trajectbegeleider en op de academie door de docent (coach) en de leerprocesbegeleider. De praktijkcoach (korps) en de docent (academie) bewaken en verzorgen de inhoudelijke kant van het onderwijs. De trajectbegeleider (korps) en de leerprocesbegeleider (academie) vormen de basis van de studentbegeleiding. Het uitgangspunt van de opleiding is dat laatstgenoemden gedurende de gehele studie zijn gekoppeld aan de student en aan elkaar. • De studenten leggen een portfolio aan ter ondersteuning van de studentbegeleiding, dat als uitgangspunt wordt gebruikt voor bijvoorbeeld voortgangsgesprekken, functioneringsgesprekken of een proeve van bekwaamheid. • Het panel heeft het bovenstaande begeleidingssysteem bestudeerd en vindt het een goed concept dat aansluit op het didactische concept dat de opleiding hanteert. • Het panel stelt vast dat er binnen de opleiding voldoende personele capaciteit (zie facet 3.2) aanwezig is om de studievoortgang te realiseren. Uit de STEM (2004) blijkt dat de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van de praktijkcoaches goed is (score 4.0), onbekend is de mate van bereikbaarheid en beschikbaarheid van de trajectbegeleiders. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat de studenten wisselend tevreden zijn over het tot nu toe functioneren van de studentbegeleiding. De kritische noten van de studenten hebben betrekking op de verschillen in aanpak die zij ervaren bij de leerprocesbegeleider en de trajectbegeleider en het onvoldoende gebruik van het portfolio (zie facet 2.2). De kritiek wordt bevestigd in de STEM (2004). Daarin geven studenten aan dat de afstemming tussen de begeleiding vanuit het korps en vanuit de academie onvoldoende is (score 2.6). De opleiding geeft aan dat de onvoldoende score toe te schrijven is aan het feit dat de praktijkcoach en de trajectbegeleider geen docenten zijn, maar ervaringsdeskundigen. Zij zijn collega’s van de student.
30
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
• De gesprekken met de studenten bevestigen de evaluatie-uitkomst met betrekking tot de studiebegeleiding. Zij geven aan verschillende ervaringen te hebben met hun trajectbegeleider en hun leerprocesbegeleider. Zij bevestigen de in het zelfevaluatierapport beschreven kritische punten met betrekking tot de verschillen in aanpak tussen de begeleiders. Opvallend is dat de kritiek door de studenten wordt herkend, maar niet door alle studenten als een probleem wordt gezien. • Om de kwaliteit van de begeleiding in het korps te verbeteren en te borgen in de toekomst, heeft de opleiding een specifiek opleidingstraject voor de trajectbegeleiders (opleiding voor trajectbegeleiders op maat, maart 2005) en een driedaagse cursus voor de praktijkcoaches, ontwikkeld. In Borging kwaliteit van de begeleiding (september 2005) geeft de opleiding aan op welke wijze de kwaliteit van de studentbegeleiding naar aanleiding de evaluatie-uitkomsten (voorjaar 2005) verbeterd is en hoe deze in de toekomst nog verder geoptimaliseerd wordt. Daaruit blijkt namelijk dat de Politieacademie de training voor de praktijkcoaches verder heeft geoptimaliseerd met informatiebijeenkomsten en praktijkopdrachten en er zijn via Maatwerk (onderdeel van de Politieacademie) specifieke vervolgtrajecten uitgezet bij enkele korpsen. Samen met het Bureau Examinering zijn proeven van bekwaamheden ontwikkeld ter afsluiting van de cursus voor praktijkcoaches, blijkend uit Borging kwaliteit van de begeleiding (september 2005) en Reactie Bureau Examinering, Verbetering kwaliteit in korpsen (september 2005). Verder blijkt dat het gebruik van het portfolio wordt geoptimaliseerd door het onder meer onderdeel te laten zijn van de toetsing (zie verder facet 2.2). Het panel is positief over de verschillende verbetertrajecten die de Politieacademie heeft ingezet en vindt daarbij de opleiding voor de trajectbegeleiders erg gedegen en goed uitgewerkt. • Ook op strategisch niveau zijn binnen de Politieacademie verbetertrajecten met betrekking tot de studiebegeleiding ingezet. Zo heeft de Politieonderwijsraad, naar aanleiding van de evaluatie-uitkomsten, in opdracht van het Ministerie van BZK en in samenwerking met de Politieacademie een set van criteria en normen opgesteld voor de periode werkend leren, zoals beschreven in Plan van Aanpak, Politieonderwijsraad (mei 2005). Daarnaast wordt een leercontract ontwikkeld tussen korps, student en academie. Hierin worden onder andere aspecten in faciliterende zin opgenomen, zoals beschreven in Op weg naar een studieovereenkomst (2005). Verder heeft de Politieacademie een conferentie over werkend leren ontwikkeld, met als doel om op strategisch niveau (korpsleidingen en management Politieacademie) een aantal onduidelijkheden en knelpunten in het werkend leren deel te bespreken en op te lossen, Borging kwaliteit van de begeleiding (september 2005). Het College van Bestuur van de Politieacademie heeft hiertoe in juni opdracht gegeven. De conferentie zal in het najaar van 2005 plaatsvinden, zoals blijkt uit Advies Werkend Leren, juni 2005 en verslag voorbereidingsgroep conferentie Werkend Leren, augustus 2005. Het panel is positief over de maatregelen die vanuit de Politieacademie ondernomen zijn om de kwaliteit van de studiebegeleiding te verbeteren. • Studenten worden via diverse kanalen geïnformeerd over het programma en de studie. Veel informatie kunnen zij via de digitale weg oproepen, voornamelijk via Blackboard. En e-mail. Daarnaast hebben de studenten de Studiewijzer en krijgen zij kernopgaven voorafgaand aan het betreffende kwartiel aangereikt waarin voldoende informatie staat. Uit de STEM (2004) blijkt echter dat studenten matig tevreden zijn over de
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
31
informatievoorziening met betrekking tot studievoorlichting, roostering en tentamendata. Het aanmelden voor een proeve verloopt matig (score 2.7) en de afnamedata voor de proeven zijn niet altijd even tijdig beschikbaar (score 2.9). De mate waarin de benodigde studie-informatie wordt verstrekt, in de studievoorlichting, scoort eveneens matig (score 2.7), evenals het tijdig beschikbaar zijn van het werkrooster voor de periode in het korps (score 2.9). Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat de opleiding een verbeterslag heeft gemaakt omtrent het optimaliseren van de informatievoorziening. • Het panel concludeert dat de personele capaciteit toereikend is voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten. Verder stelt het panel vast dat de verbeterplannen en –acties van de Politieacademie adequaat zijn een aansluiten op de kritische geluiden van studenten en evaluatie-uitkomsten. De wijze waarop de Politieacademie op verschillende niveaus in de organisatie heeft geanticipeerd op evaluatie-uitkomsten en geluiden van studenten en de producten en plannen die daaruit zijn voortgekomen, maakt dat het panel overtuigd is van de borging van de kwaliteit en de verbetering daarvan. Het panel wil hierbij opmerken dat zij deze ook noodzakelijk acht, omdat de kwaliteit van de gehele opleiding gemoeid is met de kwaliteit van de begeleiding binnen de korpsen, deze is deels en wordt overtuigend verbeterd wat leidt tot een voldoende oordeel op dit facet.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Systematische aanpak
Voldoende
Criteria: Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De Politieacademie werkt volgens het kwaliteitsbeleid van de Nederlandse Politie, het INK-Management Model, uitgewerkt door de productgroep Kwaliteitsbeleid & -Onderzoek in het Kwaliteitsstelsel Politieacademie. Binnen dit kwaliteitsstelsel hanteert men een vierjarige controlecyclus voor beleidsdocumenten en een jaarlijkse cyclus voor de Kwaliteitskalender (uitkomsten PDCA). • De factoren waarop gestuurd wordt staan beschreven in het Toetsingskader. Het toetsingskader is voor de Faculteit Algemene Politiekunde ingedeeld in verschillende portefeuilles. De portefeuilles zijn onderwerpen van het kwaliteitsstelsel, enkele voorbeelden zijn ‘curriculum’, ‘contacten hogescholen’, ‘e-campus en Blackboard’, ‘professionalisering en organisatieontwikkeling’ en ‘contacten korpsen’. Elke portefeuille is opgedeeld in inhoudelijke onderwerpen waarvoor doelstellingen zijn geformuleerd. Deze doelstellingen zijn omgezet naar te behalen resultaten en toetsbare streefdoelen. Deze zijn vervolgens weer vertaald naar meetbare activiteiten waarop geëvalueerd wordt. De directieleden zijn de portefeuillehouders. De uitvoering van het kwaliteitsstelsel wordt gefaciliteerd door de productgroep Kwaliteitsbeleid & -Onderzoek.
32
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
• Uit gesprekken met het management en uit de bestudeerde kwaliteitszorgdocumentatie blijkt dat de Politieacademie en de opleiding diverse evaluaties periodiek en systematisch uitvoert aan de hand van de academie vastgestelde streefdoelen. Het panel stelt vast dat dit op verschillende manieren gebeurt, voornamelijk schriftelijk via speciaal ontwikkelde formulieren (Map Kwaliteitszorg). Voorbeelden van evaluaties zijn de STEM, KEII en de HOEI. Daarnaast voert de opleiding gesprekken met studenten, docenten, vertegenwoordigers van het werkveld en andere actoren betrokken bij de opleiding om onder andere het curriculum te actualiseren. Het panel beoordeelt dit positief. • Het panel concludeert dat de Politieacademie de score 3.0 op een vijfpuntsschaal als streefnorm hanteert, zoals vastgelegd in Reactie Bevindingenrapport Politiekundige Bachelor, bijlage Normen (september 2005). Hierbij gaat de Politieacademie uit van de volgende normering: een score van 4.0 en hoger is goed. Een score tussen de 3.5 en 4.0 geeft een behoorlijke tevredenheid aan. Een score tussen 3.0 en 3.5 geeft een matige tevredenheid aan en een score lager dan 3.0 betekent dat er sprake is van een probleem en dat directe actie vereist is. • Het panel heeft verschillende verbetermaatregelen aangetroffen. Voorbeelden zijn het vernieuwd curriculum, de optimalisering van Blackboard en de verbetering van de kwaliteit van de begeleiding vanuit de korpsen. Van het laatstgenoemde voorbeeld moet het effect nog blijken. • Uit het document Aanpassing van het kwaliteitsstelsel ‘daadwerkelijk verbeteren centraal’ (juni 2006) blijkt dat de opleiding de interne kwaliteitszorg verder wil optimaliseren door het flexibeler te maken. De frequenties van de evaluaties worden aangepast. De nieuwe frequenties staan schematisch in het genoemde document weergegeven. Het panel oordeelt hierover positief.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De Politieacademie heeft in het Kwaliteitsstelsel Politieacademie weergegeven welke doelgroepen betrokken zijn bij kwaliteitszorg, zowel intern als extern. Hieruit blijkt dat medewerkers (waaronder docenten), studenten, vertegenwoordigers van het werkveld, praktijkcoaches en trajectbegeleiders betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg van de Politieacademie middels verschillende evaluatiemiddelen. • Uit het Kwaliteitsstelsel Politieacademie en het toetsingskader blijkt welke doelgroep op welke wijze en met welke frequentie geëvalueerd wordt. De huidige frequenties van het interne kwaliteitsstelsel worden aangepast volgens het schema uit Aanpassing van het kwaliteitsstelsel ‘daadwerkelijk verbeteren centraal’ (juni 2005).
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
33
• Medewerkers hebben inspraak via het MTO, de APPI, het team waarvan zij deel uitmaken (bijvoorbeeld het docententeam) en via participatie in verschillende commissies ten behoeve van verbeter- en ontwikkeltrajecten. • Studenten hebben inbreng via onder andere de studenttevredenheidsmeting (STEM) en de kwartiel en halfjaarlijkse module-evaluaties. In de STEM wordt op allerlei aspecten ingegaan die invloed hebben het programma geëvalueerd, zoals de inhoud van het programma, de kwaliteit van de docenten en de studentenbegeleiding. In de moduleevaluaties komen gelijke aspecten aan bod alleen hebben deze direct betrekking op het thema dat geëvalueerd wordt. • Studenten hebben zitting in een Studentenraad. De Studentenraad overlegt periodiek met de directeur van de opleiding, de teamleider van de BAMA en een lid van de Ondernemingsraad. In dit overleg worden evaluatie-uitkomsten besproken en zijn studenten in de gelegenheid vragen te stellen aan en over de opleiding. Uitkomsten van dit overleg worden opgenomen in docentvergaderingen. Vanuit het perspectief van de studenten fungeert de Studentenraad als opleidingscommissie. Vanuit het perspectief van de docenten wordt hierin voorzien door de Validatiecommissie. • Het beroepenveld wordt bij de opleiding betrokken op verschillende manieren. Het personeel van de opleiding is deels werkzaam in het beroepenveld en zij worden dus via het MTO, de APPI en het docententeam bij de kwaliteit van het onderwijs betrokken. Het beroepenveld wordt tevens via gastdocenten, bijeenkomsten met vertegenwoordigers van het beroepenveld en verschillende commissies ten behoeve van verbeter- en ontwikkeltrajecten bij de kwaliteit van het onderwijs betrokken. • Het panel heeft een evaluatiemiddel ingezien waarmee ook de toekomstige alumni bij de opleiding worden betrokken.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Afstudeergarantie
Voldoende
Criteria: De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Indien de licentie voor de opleiding wordt verleend, zal het College van Bestuur (CvB) van de Politieacademie de aan de opleiding Politiekundige bachelor ingeschreven studenten, middels een door het panel waargenomen brief, garanderen dat zij het programma volledig kunnen doorlopen. • Verder geeft het CvB geeft in Reactie Bevindingenrapport Politiekundige Bachelor (september 2005) aan dat de afstudeergarantie in de eerstvolgende herziening van het OER wordt opgenomen en dat de afstudeergarantie onderdeel wordt van het leercontract
34
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
tussen student, opleiding en korps, zoals weergegeven in Op weg naar een studieovereenkomst (2005). • Uit het Beleiddrieluik, Convenant 2003-2007 blijken afspraken met betrekking tot het aantal jaarlijks instromende studenten binnen de academie en financiële afspraken voor de bekostiging daarvan. Het convenant is afgesloten tussen de Minister van BZK en de Minister van Justitie enerzijds en het CvB van het LSOP anderzijds.
Facet 6.2
Investeringen
Voldoende
Criteria: - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: De opleiding Politiekundige bachelor wordt sinds april 2002 aangeboden, investeringen vanuit de Politieacademie, om de opleiding te ontwikkelen zijn reeds gedaan. De Politieacademie heeft voor alle opleidingen een budget van € 23,6 miljoen, dat vrijwel geheel is geïnvesteerd, zoals beschreven in Reactie Bevindingenrapport Politiekundige Bachelor, september 2005. Voor de onderwijsuitvoering van alle initiële opleidingen (exclusief examinering) ontvangt de Politieacademie een algemene bijdrage van € 44,3 miljoen. Daarvan is € 2.570.000 bestemd voor de Politiekundige bachelor. Deze kosten zijn gefinancierd vanuit een bijzondere bijdrage die door het Ministerie van BZK is toegekend voor de ontwikkeling van het nieuwe onderwijs. Concreet heeft dit bedrag betrekking op de inzet van docenten voor ontwikkeling en de inzet van externe deskundigheid ter ondersteuning van die ontwikkeling. De kosten zijn gespecificeerd opgenomen in de jaarrekening van de Politieacademie en als zodanig terug te vinden in de jaarcijfers van de Politieacademie over drie jaren. Vanaf de uitvoering van het nieuwe onderwijs is de feitelijke ontwikkeling niet meer apart inzichtelijk gemaakt. De ontwikkeling en actualisatie is vanaf dat moment in de reguliere werkzaamheden van het docententeam en de beleidsmedewerker ingebed. Het panel constateert dat de academie indertijd voldoende middelen beschikbaar heeft gesteld voor het tot stand brengen van de opleiding, wat verder blijkt uit Beleidsdrieluik, Convenant 2003-2007 en Begroting 2005 Politieacademie (maart 2005). • De Politieacademie heeft geïnvesteerd in nieuwbouw (zie ook facet 4.2) in Apeldoorn waar alle organisatieonderdelen van de Politieacademie zullen worden gehuisvest. Vanaf 2007 zal de Politieacademie met de opleiding Politiekundige bachelor naar de nieuwe locatie verhuizen. Het panel heeft de plannen hiervan gezien.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
35
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit het Beleidsdrieluik Politieacademie, Convenant 2003-2007 blijken de afspraken tussen de politieministers en de Politieacademie met betrekking tot instroom en financiering. De Politieacademie wordt begroot op een productieafspraak van 2.000 studenten voor de vijf initiële opleidingen. Hiervan kunnen zeker 200 studenten jaarlijks instromen voor de opleiding tot Politiekundige bachelor en master. Deze jaarlijkse instroom van 200 studenten is verwerkt in de jaarlijkse Algemene Bijdrage die van het Ministerie van BZK wordt ontvangen voor de uitvoering van het onderwijs. • Kengetallen met betrekking tot de reeds gerealiseerde instroom van de opleiding zijn in het onderstaande schema weergegeven: Instroomjaar 2002 2003 2004 Totaal
Ingestroomd
Opleiding gestaakt 38 42 44 124
2 5 7
Doorgestroomd binnen de academie 3 3 6
Totaal opleiding
• Tot en met het studiejaar 2004-2005 is de gewenste instroom niet gerealiseerd. Uit de aanmeldingen voor het aankomende cohort 2005-2006 blijkt een toename van de instroom. Het Ministerie van BZK heeft aangegeven (Begroting 2005 Politieacademie, maart 2005) dat extra inzet richting de korpsen gepleegd dient te worden om de instroom meer te stimuleren. Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld. Inmiddels is in augustus 2005 een extra instroom gerealiseerd in een verkort traject voor hbo’ers en academici, waardoor de Politiekundige bachelor een instroom van 170 studenten heeft gerealiseerd. In het jaar 2006-2007 wordt een instroom van 95 studenten verwacht voor de bachelor- en masteropleiding en vanaf 2007 verwacht de opleiding rond de 200 instromende studenten te hebben. • In de Begroting 2005 Politieacademie (maart 2005) geeft de Politieacademie in een tabel aan hoe, op basis van een instroom van 48 studenten in de Politiekundige bachelor, de Politieacademie tot een financieel gezonde organisatie komt, met een totale instroom van 2.021 studenten in de vijf opleidingen van de Politieacademie. Doordat minder mensen in de Politiekundige bachelor zijn ingestroomd, bestaat de instroom in 2004 ook uit ‘executieve doorstroom’ en heeft meer instroom in de niveaus 2 en 3 plaatsgevonden. Zo is een optimale instroom binnen de gehele Politieacademie gerealiseerd. • De Politieacademie heeft onderzoek gedaan naar de reden van de lage instroom (Stagnatie Instroom pk5 en pk6, december 2003). Enkele conclusies uit het onderzoek zijn dat de korpsen een onbekendheid ervaren met de opleiding. Door een toenemende
36
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
33 37 41 111
bekendheid van de opleiding en de kwaliteiten van de studenten die uitstromen, verwacht de opleiding een toename van instroom. Deze toename is zichtbaar in het bovenstaande schema, waarbij voor het jaar 2005 een bezetting van 170 is gerealiseerd. • Naast de Begroting 2005 Politieacademie (maart 2005) heeft het panel de Financiële Kaderbrief Begroting 2006-2009 (mei 2005) en de Begroting 2006-2007 van de Faculteit Algemene Politiekunde bestudeerd. De Financiële Kaderbrief is de begroting van de academie in grote lijnen, zoals deze is ingeleverd bij het Ministerie van BZK. Hieruit blijkt dat de Mediatheekorganisatie van de academie in 2004 is begroot voor € 4,1 miljoen en voor dat voor het Kennisnetwerk € 3,3 miljoen is begroot. Het panel heeft de realisatie hiervan aangetroffen. De financiële kaders in de Begroting 2006-2007 hebben meer voorspellende waarde. Hierin staan de baten en lasten in diverse tabellen in een meerjarenbegroting tot en met 2009 weergegeven. • Het panel is voldoende overtuigd dat de meerjarenbegroting een realistische basis biedt voor het opstarten en het continueren van de Politiekundige bachelor.
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
37
38
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
39
40
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
41
42
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid NQA: De heer drs. G.J.H. Vermeulen
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel
Voorzitterskwaliteiten
x
Auditorkwaliteiten
x
x
x
x
Relevante werkvelddeskundigheid
x
x
Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
x
Panellid, voorzitter: Mevrouw mr. dr. M.F. Andriessen
Panellid domein Politie Nederland: Mevrouw drs. N.E. Kramers
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
x
x
Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden.
Mevrouw mr. dr. M.F. Andriessen Ingezet vanwege haar ervaringen als voorzitter: visitatiecommissie MER, oud-voorzitter College van Bestuur Hogeschool van Amsterdam, oud-voorzitter Hogeschool Larenstein. Heeft vanuit eerdere visitaties kennis van het visitatie- en accreditatiesysteem. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime internationale ervaring als criminoloog (werkzaam geweest als universitair (hoofd)docent, visiting professor University Berkeley, USA). Opleiding: J.F.Kennedyschool, Universiteit Harvard (1993) Proefschrift Criminologie (1976) Nederlands recht, Rijksuniversitiet Groningen (1964-1969)
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
43
Werkervaring: Assciate, Boer&Croon Group (1994-1997) Algemeen Directeur, Welzijn Den Haag (1990-1994) Visiting Professor, University Berkeley, USA (1990) Voorzitter CvB, Hogeschool van Amsterdam (1986-1990) Lid CvB, Rijksuniversitiet Groningen (1984-1986) Universitait (hoofd-)docent Criminologie (1976-1984)
Mevrouw drs. N.E. Kramers Ingezet vanwege haar werkervaring als plaatsvervangend korpschef bij de politie, regiokorps Groningen. Was tevens werkzaam bij het regiokorps Twente. Is INK-auditor en is als secretaris betrokken geweest bij visitatiecommissies binnen de Nederlandse Politie, INK-politie. Opleiding: Bestuurskunde, Universiteit Twente (1984-1989) Werkervaring: Plaatsvervangend korpschef, Regiopolitie Groningen (2001-heden) Bureaumanager, Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (2000-2001) Secretaris visitatiecommissies INK-Politie (1999-2000) Adviseur korpsbeheerder en hoofd Kabinet & Beleid, Regiopolitie Twente (1994-1997) Beleidsmedewerker emancipatie en projectadviseur bestuurlijke vernieuwing, Gemeente Ede (19901994) Contractmedewerker, Ministerie SZW (1988-1990)
De heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor) Ingezet als NQA-auditor. Hij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Hij heeft bij Lloyds auditcursussen gevolgd. Verder heeft hij ruime ervaring als onderzoeker op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt. Opleiding: Doctoraal Psychologie KU Nijmegen (1976-1983) Atheneum B (1969-1976) Werkervaring: Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad; secretaris en projectleider diverse visitatiecommissies (1995 – 2003). Vanaf januari 2004 NQA Beleidsonderzoeker B&A Groep Den Haag (1990-1995) Onderzoeker ITS Nijmegen op het gebied van onderwijsongelijkheid en –kansen (1984 – 1990) Studentassistent Bureau Studentenpsychologen Technische Hogeschool Eindhoven (1980-1982) Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register (2003) Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden (2003) Cursus INK EFQM-auditor (1998) Cursus beleidsonderzoek en –advies (1991)
44
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Mevrouw M. Snel: Mevrouw Snel heeft als student panellid en als NQA-auditor ervaring met visiteren. Getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyds Register. Opleiding: Bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede (2004) Werkervaring: NQA-auditor, the Netherlands Quality Agency (2005-heden) Jr-personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra (2004-2005)
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
45
46
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Politiekundige bachelor op 7 en 8 juli 2005.
Donderdag 7 juli 2005 9.30 uur
Aankomst panel Leden panel: Mevrouw mr. dr. M.F. Andriessen Mevrouw drs. N.E. Kramers De heer drs. G.J.H. Vermeulen Mevrouw M. Snel Ontvangstcomité Opleiding Politiekundige Bachelor De heer Van der Vegt Mevrouw De Wit
10.00 uur
Lokaal X (onbekend) College van Bestuur & Directie Faculteit Algemene Politiekunde Mevrouw Stam De heer Hilarides De heer Van der Vegt Mevrouw De Wit
11.00 uur 12.30 uur 13.00 uur
Het gehele panel Overleg panel Lunch Rondleiding onderwijslocatie
13.30 uur
Het gehele panel Presentatie Politiekundige bachelor en digitale leeromgeving Behrloo
14.30 uur
Het gehele panel Materiaalbestudering
17.30
Het gehele panel Afsluiting
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
47
Vrijdag 8 juli 2005
Lokaal X (onbekend) 9.00 uur Overleg panel
10.00 uur
11.00 uur 11.15 uur
12.30 uur 13.00 uur
14.00 uur
Het hele panel Gesprek opleidingsmanagement Mevrouw De Wit Mevrouw Engbers Mevrouw Van Sluijs Het hele panel Korte pauze/ Overleg panel Gesprek studenten De heer Van Es Mevrouw Vellinga Mevrouw Van Dinther Mevrouw Brugman De heer Giersbergen
Gesprek studenten De heer Den Os Mevrouw Bakker De heer Postma De heer Ariëns
Panelleden: Kramers en Vermeulen Lunch Gesprek docenten De heer Vogel De heer R. Bakker De heer T. Bakker De heer Marttin De heer Bos De heer Jellema Panelleden: Kramers en Vermeulen Gesprek examinatoren en toetskundigen De heer Van Winzum Mevrouw Vellerius De heer Van Buuren De heer Huijgens De heer Niemeijer Mevrouw Mulder Mevrouw Van den Brink Mevrouw Schokker
Panelleden: Andriessen en Snel Gesprek docenten De heer Van Eden Mevrouw Van der Hooft De heer Mali De heer Diependaal De heer Gill De heer Vos Panelleden: Andriessen en Snel
Het gehele panel
48
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
15.00 uur
16.00 uur 17.30 uur
Gesprek vertegenwoordigers werkveld De heer Van Gijselaar De heer Brinkman De heer Sintruije De heer Huiskamp Mevrouw Snijder
Gesprek vertegenwoordigers werkveld De heer Van Wijk De heer Eckhardt De heer Spel De heer Brouwer Mevrouw Brongers De heer Nijhol Mevrouw Fijn van Draatt De heer Kleijberg
Panelleden: Kramers en Vermeulen Panelleden: Andriessen en Snel Overleg panel Tweede gesprek met College van Bestuur/ mondelinge rapportage Mevrouw Stam De heer Hilarides De heer Van der Vegt Mevrouw De Wit Het hele panel
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
49
50
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
Bijlage 4:
Algemeen I. II. III. IV. V. VI.
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Leren in Veiligheid Functioneel Ontwerp Bedrijfsplan Faculteit Algemene Politiekunde CD: Beroepsprofielen en kernopgaven Bedrijfsplan Politieacademie Nota Diploma equivalentie Onderwijs Examen Reglement (in Studiewijzer)
Onderwijsinhoud VII. Studiewijzer Politiekundige Bachelor oude curriculum VIII. Studiewijzer Politiekundige Bachelor vernieuwd curriculum IX. Studiepark kernopgave Verkeersveiligheid X. Leeropdrachten kernopgave Sociaal Psychische Problematiek XI. Curriculumwijziging Proeven van Bekwaamheid/ Examinering XII. Transitietabel XIII. Proeve van Bekwaamheid kernopgave Verkeersveiligheid XIV. Proeve van Bekwaamheid kernopgave Sociaal Psychische Problematiek XV. Proeve van Bekwaamheid kernopgave Jeugdzorg XVI. Competentieprofiel Examinatoren XVII. Criteria Examenraad XVIII. Overzicht EVC pk5 en pk6 Personeel XIX. XX. XXI. XXII.
Onderzoek binnen Faculteit Algemene Politiekunde P-foto docenten P-foto examinatoren Overzicht gastdocenten
Kwaliteitszorg XXIII. Kwaliteitsstelsel Politieacademie XXIV. Toetsingskader XXV. Evaluatie-instrumenten (KEII – HOEI, STEM, APPI, EXIT, MTO) XXVI. Procedure KEII en HOEI Leestafel XXVII. XXVIII. XXIX. XXX. XXXI.
Portfoliomap Voorbeelden studieparken Voorbeelden Proeve van Bekwaamheden Stagnatie Instroom pk5 en pk6 Inhoud opleiding Pedagogische Didactische Aantekening
© NQA - visitatie Politieacademie, Politiekundige bachelor
51