VUmc-compas toetsing •
Toets
CAT B2.1.4 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
Cursus 2.1.4 Inteqratie thema Cure or Care?
Cursuscoördinator
Prof. dr. R.J.B.J. Gemke / Drs. A.F. Nagelkerke
Toetscode
CAT214T/09-01-2007
Studiejaar/ fase
Eerste jaar/ Bachelor
Gelegenheid
1 (T)
Toetsdatum
09 januari 2007
Tijd
12.00-14.30 uur
Toetsduur
2,5 uur
Plaats
de TenT-hal (op het terrein van de VU) / extra tijd in J175
Aantal en type vragen
50 vierkeuzevragen / een antwoord is correct
Aantal versies
1
Druk
tweezijdig bedrukt
Aantal pagina's toets
11 inclusief dit voorblad
Toegestane hulpmiddelen
geen
Inleveren na afloop
antwoordformulier met naam en studentnummer
De toetsopgaven
na afloop mee te nemen
Antwoordsleutel
na afloop op Blackboard
e
•
Attentie: • • •
Mobiele telefoons uit en in je tas Tijdens het eerste uur en het laatste half uur géén toiletbezoek Fraude wordt bestraft
Succes met het tentamen!
Made By Emiel Kop
[email protected]
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
1
1
Eén van de volgende alternatieven is ONJUIST. Welke? Bekende complicaties van cystic fibrose (CF) zijn:
2
a.
ABPA (allergische bronchopulmonale aspergillosis)
b.
meconium ileus
c.
diabetes mellitus
d.
malabsorptie door glutenallergie.
Bacteriën zijn vaak verantwoordelijk voor chronische luchtweginfectie bij cystic fibrose. Welke van de volgende is daarbij NIET typisch?
3
a.
Streptococcus pneumoniae (pneumococ)
b.
Haemofilus influenzae
c.
Staphylococcus aureus
d.
Pseudomonas aeruginosa.
Welke van de volgende alternatieven is ONJUIST? a.
bij cystic fibrose (CF) bestaat een abnormaal hoog zoutgehalte van het zweet
b.
het CFTR-gen is relatief klein
c.
voor de diagnose CF is een pancreasinsufficiëntie niet obligaat
d.
bij CF kan de endocriene pancreasfunctie verminderen door ziekteverschijnselen in de exocriene pancreas.
4
5
Welke van de volgende alternatieven is ONJUIST? a.
de coating van moderne pancreasenzympreparaten blijft intact in zuur milieu
b.
door een gezonde pancreas wordt bicarbonaat uitgescheiden
c.
pepsine werkt het best in basisch milieu
d.
pepsine, trypsine en chymotrypsine zijn alledrie proteases.
Welke van de volgende alternatieven is ONJUIST? a.
CF-patiënten met obstipatie ontwikkelen vaker een DIOS (distaal intestinaal obstructie syndroom)
b.
6
met de leeftijd neemt het voorkomen van DIOS toe
c.
DIOS komt vaker voor tijdens verergering van de luchtweginfectie
d.
de obstructie van de darm bij DIOS kan zowel partieel als volledig zijn.
Welke van de volgende factoren is GEEN oorzaak van het persisteren van bacteriële infecties van de lagere luchtwegen bij cystic fibrose? a.
vorming van biofilm door bacteriën
b.
verminderde respons van neutrofiele granulocyten
c.
slechte penetratie van antibiotica in taai purulent sputum
d.
resistentie tegen antibiotica.
Made By Emiel Kop
[email protected] CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
3
7
Genetische aandoeningen zijn niet evenredig verdeeld over verschillende etnische groepen. Welke stelling is juist? a.
bij sikkelcelziekte is de ziekte prevalentie 1 op de 12 African Americans
b.
bij Tay-Sachsziekte is de dragerfrequentie 1 op de 2,500 - 3,000 joodse mensen van Ashkenazische afkomst
c.
bij cystic fibrose is de ziekte prevalentie 1 op de 2,500 - 4,500 mensen van Kaukazische afkomst
d. 8
bij sikkelcelziekte is de drager frequentie 1 op de 500 African Americans.
Sinds de ontdekking van cystic fibrose (CF) in de jaren '30 is CF getransformeerd van een fatale tot een chronische maar "te managen" ziekte. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan a.
het succes van gentherapie
b.
een goed verlopend screeningsprogramma
c.
gedeeld vertrouwen in innovatieve behandelingen
. d. 9
het succes van beenmerg tranplantatie.
Onder mensen met voorouders uit Europa komt dragerschap van cystic fibrose frequent voor. Naar analogie met het heterozygotenvoordeel bij sikkelcelziekte vermoedt men ook hier een selectief voordeel. Welke aandoening zou op grond van het ziektebeeld, de geschiedenis en de verdeling over de wereldbevolking hiervoor verantwoordelijk kunnen zijn?
10
a.
cholera
b.
AIDS
c.
alzheimer
d.
rivierblindheid.
Wat maakte de preventie van de Tay-Sachsziekte (TSZ) bij Joodse mensen van Ashkenazische afkomst in de jaren '90 succesvol?
11
a.
het top-down preventie programma
b.
het feit dat er behandelingsmogelijkheden voor TSZ kwamen
c.
het specifieke ziektebeeld en de context waarin het plaats vond
d.
de beladen tegenstrijdigheden in de strijd tegen TSZ.
In een artikel over de historische ontwikkeling van het erfelijkheidsdenken in de 20e eeuw wijzen de auteurs Snelders en Pieters erop dat het erfelijkheidsconcept telkens een "plastisch karakter" heeft gehad. Zij bedoelen daarmee dat a.
het genetisch determinisme na 1900 volledig is verdwenen
b.
men ervan uitging dat gedrag geen invloed kon uitoefenen op het erfelijk materiaal
c.
in wetenschappelijke opvattingen over ziekte en persoonlijke eigenschappen telkens verschillende mengvormen van erfelijke aanleg en omgevingsfactoren werden meegewogen
d.
erfelijk materiaal tijdens het leven onder invloed van gedrag andere eigenschappen kon verkrijgen.
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
Made By Emiel Kop
[email protected]
4
12
Na de herontdekking van de mendeliaanse principes van overerving kwam aan het begin van de 20e eeuw een nieuwe erfelijkheidsleer tot ontwikkeling. Wat was kenmerkend voor deze nieuwe ontwikkeling na 1945? a.
genetische determinisme speelden na 1945 geen enkele rol in ziekteverklaringen
b.
er heerste een medisch optimisme over de mogelijkheid erfelijke aandoeningen te voorkomen door middel van sociale hygiëne
c.
men ontwikkelde een duidelijk idee over de rol van genen bij het ontstaan van ziekten
d.
de ontdekking van het kiemplasma in de jaren vijftig betekende een doorbraak in het erfelijkheidsdenken.
13
Welke onderstaande factoren zijn relevant voor een goede voedselvertering in het duodenum?
14
15
16
17
18
a.
het activeren van galzuur in een pH neutrale omgeving
b.
het activeren van chymotrypsine in pH neutrale omgeving
c.
a en b zijn juist
d.
a en b zijn onjuist
Welke bijzondere eigenschappen heeft het enzym pepsine? a.
werkt optimaal in een zuur milieu
b.
werkt relatief aspecifiek
c.
a en b zijn juist
d.
a en b zijn onjuist
Hoe groot is de doelgroep waar de Jeugd Gezondheids Zorg (JGZ) zich op richt? a.
200.000
b.
1 miljoen
c.
4 miljoen
d.
6 miljoen.
Hoeveel uur slaapt een baby van één jaar gemiddeld per etmaal? a.
10 uur
b.
15 uur
c.
18 uur
d.
20 uur.
De invloed van ouders op determinanten van jeugdgezondheid is het sterkst voor a.
kinderen van 0-3 jaar
b.
kinderen van 4-5 jaar
c.
kinderen van 6-8 jaar
d.
kinderen van 9-12 jaar.
Welke soort kanker treedt bij 15-24 jarigen het minst op? a.
lymfomen
b.
darmkanker
c.
leukemieën
d.
hersenkanker.
Made By Emiel Kop
[email protected]
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
5
19
20
Welke oorzaak voor verlies van kwaliteit van leven komt bij 0-14 jarigen het minst voor? a.
astma
b.
verstandelijke handicaps
c.
aangeboren lichamelijke handicaps
d.
verkeersongevallen
Vanaf 2003 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de JGZ voor de (kies het meest juiste antwoord) a.
21
0-4 jarigen
b.
12-19 jarigen
c.
0-19 jarigen
d.
0-24 jarigen.
Een neonaat met meconiumileus wordt verdacht van cystic fibrose (CF). Welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd?
22
a.
longfunctieonderzoek
b.
bepaling van Natrium in meconium
c.
een zweettest, bij een afwijkende uitslag of twijfel gevolgd door DNA-onderzoe
d.
een zweettest, bij een normale uitslag gevolgd door DNA-onderzoek.
DNA-onderzoek naar dragerschap van CF bij een familielid van een persoon met CF, vindt in de regel plaats
23
24
a.
vanaf volwassen leeftijd
b.
voor het 12 e levensjaar
c.
door de huisarts, m.b.v. gespecialiseerd laboratorium onderzoek
d.
tijdens de zwangerschap, aangezien het alleen dan relevant is.
De dragerschapsfrequentie in de Nederlandse bevolking van CF is a.
1 op 10
b.
1 op 30
c.
1 op 100
d.
1 op 1000.
CF is een autosomaal recessief erfelijke aandoening. Welke aandoening erft nog meer autosomaal recessief over?
25
a.
fragiele-X-syndroom
b.
hemofilie A
c.
fenylketonurie
d.
neurofibromatose type I.
Bij DNA-onderzoek naar CF-dragerschap wordt het CFTR-gen onderzocht. Men zoekt daarbij naar a.
puntmutaties, deleties, neutrale polymorfismen en "unclassified variants"
b.
30-40 mutaties welke frequent gevonden worden bij CF
c.
iedere verandering in het DNA middels sequencing
d.
een afwijkend natrium- en chloridetransport.
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
Made By Emiel Kop
[email protected]
6
26
Een gen bevat DNA dat codeert voor een eiwit. Echter niet al het DNA in een gen codeert daadwerkelijk voor een eiwit. Hoe heten de coderende DNA sequenties van een gen?
27
a.
intronen
b.
atronen
c.
exonen
d.
codon.
Eén van de volgende stellingen is ONJUIST. Welke? a.
piepen ontstaat door oscillatie van de wand van de vernauwde luchtweg
b.
een stridor die zowel bij inademing als uitademing te horen is past bij een meer dan lichte vernauwing van de luchtweg
28
c.
crepitaties ontstaan door het open en dicht gaan van longblaasjes
d.
crepitaties zijn meestal inspiratoir.
Lokaal verminderd ademgeruis past NIET bij
29
a.
een infiltraat met open bronchus
b.
een corpus alienum
c.
een pneumothorax
d.
een pleura-empyeem.
Welke van de volgende complicaties is NIET typisch voor cystic fibrose?
30
a.
obstructie van de dunne darm bij tieners
b.
nierinsufficiëntie
c.
oesofagus varices
d.
azoöspermie.
Een arteriool vertoont vasodilatatie waarbij de diameter (inwendige doorsnede) tweemaal zo groot wordt. Bij gelijkblijvende drukgradiënt over dit vat zal de bloedstroom (ml/minuut) hier doorheen
é 31
a.
halveren
b.
2x zo groot worden
c.
4x zo groot worden
d.
meer dan 10x zo groot worden.
••<••;
>
Ts-s-
:v.--v
Bij een geïsoleerd ventrikelseptumdefect treedt op a.
centrale cyanose welke zich kort na de geboorte ontwikkelt
b.
een geruis dat gehoord wordt na de tweede harttoon
c.
een geruis dat toeneemt bij inspanning
d.
aanwezigheid van het Eisenmenger-syndroom op de eerste dag na de geboorte.
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
Made By Emiel Kop
[email protected]
7
32
33
Bij een laryngitis subglottica verwacht u het meest a.
piepende expiratoire rhonchi
b.
een inspiratoire stridor
c.
het gebruik van hulpademhalingsspieren bij de uitademing
d.
een asymmetrie in de bewegingen van linker en rechter borstkas.
Slaapapneu komt niet alleen voor bij kinderen, maar meer nog op middelbare en oudere leeftijd. Het wordt onderscheiden in 2 typen: obstructief en centraal. Het obstructieve type
34
a.
treedt vaak op tijdens de REM-slaap
b.
wordt behandeld met extra zuurstof
c.
komt door bronchospasmen
d.
wordt veroorzaakt door slecht functioneren van de hoest-reflex.
De belangrijkste determinanten voor het ontstaan van turbulentie in bloed, stromend door een vaatsegment, zijn
35
a.
de viscositeit en gemiddelde stroomsnelheid van het bloed
b.
de transmurale druk en inwendige diameter van het vaatsegment
c.
de dichtheid van het bloed en de transmurale druk
d.
de viscositeit van het bloed en de lengte van het vaatsegment.
Een kind van drie maanden oud heeft een geruis. Het is levendig en groeit goed. Echocardiografie toont een klein ventrikelseptumdefect in het musculeuze septum met hoge snelheid van de bloedstroom over het defect, van de linker naar de rechter hartkamer. Een van de volgende stellingen is ONJUIST. a.
36
spontane sluiting van het defect is te verwachten
b.
het kind zal cyanotisch zijn
c.
de druk in het longvaatbed zal lager dan de druk in de aorta zijn
d.
het bloed in de linkerkamer zal volledig gesatureerd zijn.
Bij een kind met transpositie van de grote vaten is er soms, voorafgaand aan een eventuele operatie, een noodbehandeling nodig. Bij deze ingreep wordt er door middel van een ballon een defect gecreëerd in het intra-atriale septum (boezemtussenschot). Welke stelling is ONJUIST? a. b.
de zuurstofsaturatie in de lichaamsslagader stijgt vrijwel direct na deze ingreep via het defect op boezemniveau zal er meer zuurstofrijk bloed via de linker- naar de rechterboezem en vervolgens de rechterkamer gaan
c.
na deze ingreep is er de komende maanden geen operatie meer nodig
d.
binnen enkele dagen tot een week is een correctie van de transpositie van de grote vaten noodzakelijk.
Made By Emiel Kop
[email protected] CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
8
37
Sommige aangeboren hartafwijkingen gaan gepaard met een geruis door turbulenties van bloed ten gevolge van een drukverval. Bij welke hartafwijking verwacht je een geruis?
38
a.
een persisterend foramen ovale
b.
transpositie van de grote vaten
c.
een groot ventrikelseptumdefect met sterk verhoogde druk in het longvaatbed
d.
een klein ventrikelseptumdefect (VSD).
Van de hieronder genoemde hartafwijkingen, heeft er één geen verhoogde longdoorbloeding:
39
a.
groot ventrikelseptumdefect met vernauwing van de longslagader klep
b.
groot ventrikelseptumdefect zonder vernauwing van de longslagader klep
c.
een grote persisterende ductus arteriosus
d.
een compleet atrioventrikulair septum defect.
Welke stelling is juist? a.
hartgeruisen worden veroorzaakt door turbulente bloedstroom door een drukverval
b.
hartgeruisen worden veroorzaakt door turbulente bloedstroom door een verschil in zuurstofsaturatie
c.
hartgeruisen worden veroorzaakt door turbulente bloedstroom door ritmestoornissen
d.
hartgeruisen worden veroorzaakt door turbulente bloedstroom door verhoogde long doorbloeding.
40
Welke stelling is juist? Een coarctatio aortae (vernauwing in de lichaamsslagader) a.
wordt gekenmerkt door krachtige arteriële liespulsaties en krachtige arteriële pulsaties aan de rechter arm
b.
geeft normale nierperfusie
c.
komt niet voor bij zuigelingen
d.
wordt gekenmerkt door zwakke of afwezige arteriële liespulsaties en krachtige arteriële pulsaties aan de rechter arm.
41
Een stelling is goed, welke? Bij de huisarts presenteert zich Paultje. Hij is 2 dagen oud en ernstig cyanotisch, er is geen hartgeruis hoorbaar, hij sabbelt rustig aan zijn speentje. a.
Paultje heeft waarschijnlijk een hartafwijking, hij moet vandaag nog gezien worden door een kindercardioloog (eventueel via een verwijzing door een kinderarts)
b.
Paultje heeft geen hartafwijking, want hij heeft geen geruis over het hart
c.
Paultje heeft waarschijnlijk een hartafwijking, u regelt een afspraak bij een kinderarts in de loop van de komende week
d.
Paultje heeft waarschijnlijk een longaandoening waardoor hij niet goed in staat is zuurstof op te nemen, een hartafwijking is onwaarschijnlijk.
Made By Emiel Kop
[email protected] CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
9
42
Welke stelling is juist? a.
elk kind met een geruis over het hart heeft een aangeboren hartafwijking
b.
elk kind zonder geruis heeft geen hartafwijking
.
c.
een twee weken oude cyanotische zuigeling zonder hartgeruis die goed drinkt en verder gezond oogt, moet worden onderzocht door een kindercardioloog
d.
een hoestend, ziek kind met lage zuurstof saturatie heeft altijd een aangeboren hartafwijking.
43
Welke stelling is juist? Een atriumseptumdefect type secundum (ASD II) a.
kan alleen chirurgisch worden gesloten
b.
kan vaak ook met behulp van het plaatsen van een device ("parapluutje") via kathetertechniek worden gesloten
c.
kan ook met behulp van medicijnen (prostaglandines) worden gesloten
d.
kan zowel chirurgisch, als medicamenteus, als met behulp van kathetertechniek worden gesloten.
44
45
46
Welke van de volgende antwoorden is ONJUIST? a.
gastro-oesofageale reflux komt bij CF relatief vaak voor
b.
thoracale fysiotherapie vindt bij voorkeur vóór de maaltijd plaats
c.
hoesten verhoogt de kans op gastrooesofageale reflux.
d.
de meeste patiënten met CF ontwikkelen op den duur een levercirrhose.
Welke van de volgende antwoorden is ONJUIST? a.
pancreasinsufficiëntie wordt manifest als 70% van het orgaan verloren is gegaan
b.
sondevoeding is bij CF een gebruikelijke behandeling
c.
hoge doses pancreasenzymen kunnen leiden tot perianale irritatie
d.
fibroserende colopathie komt voor bij een te hoge dosis pancreasenzymen.
Welke van de volgende antwoorden is ONJUIST? a.
galstenen bij een patiënt met CF dienen chirurgisch of middels vergruizing te worden aangepakt
b.
astma is een contra-indicatie tegen gebruik van niet-selectieve beta-blockers bij oesofagusvarices
47
c.
bij CF-leverziekte dreigt een tekort aan essentiële vetzuren
d.
galstenen bij CF worden NIET beïnvloed door ursodeoxycholzuur.
Welke van de volgende antwoorden is ONJUIST? a.
bij CF is het vetmeta bol isme in de cel afwijkend
b.
bij CF is de vetopname in de darm verminderd
c.
neutrofiele granulocyten veroorzaken bij CF beschadiging van de luchtwegwand
d.
pseudomonas aeruginosa verliest bij CF-patiënten na verloop van gemiddeld een jaar zijn mucoïde vorm.
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
Made By Emiel Kop
[email protected]
10
48
Welke van de volgende omstandigheden is een contra-indicatie voor longtransplantatie bij cystic fibröse?
49
50
a.
lagere luchtweginfectie met Burkholderia cenocepacia
b.
lagere luchtweginfectie met Pseudomonas aeruginosa
c.
een-seconde-waarde (FEV1) < 30 % van de referentiewaarde
d.
pancreasinsufficiëntie.
Welke van de volgende methodes van sputumevacuatie wordt NIET aanbevolen? a.
verneveling van NaCI oplossing in hogere dan fysiologische concentratie
b.
verneveling met een DNA-splitsend enzym
c.
verneveling met N-acetyl-cysteïne
d.
bevordering van positieve druk tijdens expiratie door middel van een PEP-masker.
Inspiratoire Stridor staat op de voorgrond bij a.
compressie van de rechter hoofdbronchus bij abnormaal verloop van de aorta
b.
cyste in de luchtweg juist onder de stembanden
c.
asthma bronchiale
d.
longontsteking.
CAT B214 thema Cure or Care / 09-01-07
Made By Emiel Kop
[email protected]
11