A VUmc-compas toetsing
Toets
CAT B 3.2 14-15 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
B CAT Psychisch functioneren 14-15
Cursuscoördinator (vice-)
mw. dr. U.M.H. Klumpers / prof. dr. T.J. de Vries
Gelegenheid
1
Toetsdatum
27 maart 2015
Tijd
15.15 – 17.15 uur (15.15 – 17.45 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
WN-gebouw en MF-A301
Aantal en type vragen
55 meerkeuzevragen: 1 tweekeuzevraag, 18 driekeuzevragen,
e
31 vierkeuzevragen, 5 vijfkeuzevragen Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus drinken is toegestaan, eten NIET (opbergen in tas) toiletbezoek is toegestaan anderhalf uur na aanvang van de toets gedurende het laatste half uur van de toets mag de toetsruimte niet worden verlaten fraude wordt bestraft
Succes!
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 1 van 16
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 2 van 16
1
Antipsychotica hebben affiniteit voor meerdere typen receptoren. Vermindering van negatieve symptomen door antipsychotica wordt met name toegeschreven aan a. blokkade van dopamine D2 receptoren b. activatie van D1 receptoren c.
blokkade van 5HT2a receptoren
d. activatie van muscarine receptoren 2
Op de poli ouderen ziet u als arts assistent de heer V., van 73 jaar. Hij is bekend met schizofrenie met paranoïde wanen en heeft nu toenemend last van vergeetachtigheid. Bij het psychiatrisch onderzoek vraagt u aan patiënt of hij de overeenkomst tussen een fiets en een auto aan u kan uitleggen. Welke psychische functie test u met deze vraag? a. De vorm van het denken b. Het geheugen c.
De executieve functie
d. Het abstractievermogen e. De inhoud van het denken 3
Welke factor is geassocieerd met een ongunstig beloop van schizofrenie? a. Acuut begin b. Begin op latere leeftijd c.
Slecht premorbide functioneren
d. Aanwezigheid van depressieve symptomen 4
Een 23-jarige Amerikaanse toerist is in het weekend, wegens een paranoïd psychotisch beeld, opgenomen middels een IBS op een gesloten afdeling van een GGZ-instelling. Op woensdag is de achterdocht inmiddels sterk verbleekt. In overleg met patiënt en zijn vrienden mag hij op vrijdag met ontslag om een paar dagen later terug naar te huis te vliegen. Tijdens opname heeft hij geen medicatie genomen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Beginnende schizofrenie van het paranoïde type b. Delier c.
Psychotische stoornis door een middel
d. Waanstoornis 5
Welke van de volgende fenomenen valt onder de negatieve symptomen van schizofrenie? a. Nihilistische wanen b. Incoherentie c.
Spraakarmoede
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 3 van 16
6
U bent als arts-assistent psychiatrie net gestart bij een FACT team. Op het spreekuur ziet u voor het eerst mevrouw Z. Zij is 64 jaar oud en al bijna 40 jaar bekend met schizofrenie waarvoor zij ook al net zolang wordt behandeld met antipsychotica. Bij binnenkomst valt u op dat zij veel onwillekeurige bewegingen maakt met haar mond. Dit komt waarschijnlijk door a. acathisie b. acute dystonie c.
parkinsonisme
d. tics e. tardieve dyskinesie 7
Benjamin is 19 jaar. Twee jaar geleden was er bij hem gedurende 4 maanden sprake van een paranoïde psychose. Daardoor lukte het hem niet om zich te concentreren en hij is gestopt met zijn opleiding. Hij is nu al enkele maanden thuis. Hij voelt zich niet meer zo betrokken bij zijn vrienden. Van binnen voelt hij zich vlak en leeg. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Aanpassingsstoornis b. Depressie in engere zin c.
Schizofrenie, negatieve symptomen
d. Psychotische depressie 8
De kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van schizofrenie wordt voornamelijk bepaald door genetische factoren in interactie met omgevingsfactoren. Eén van de psychologische factoren die invloed hebben op de incidentie van schizofrenie is a. wonen op het platteland b. eerste of tweede generatie migrant zijn c.
9
enig kind zijn, geen broers of zussen hebben
Mevrouw J., 48 jaar, meldt zich bij haar huisarts met depressieve klachten. Ze vertelt dat ze graag opgenomen wil worden omdat een opname haar 10 jaar geleden ook goed heeft geholpen. Welke wet is van toepassing op deze arts-patiënt relatie? a. WGBO b. Wet Bopz c.
10
Zowel WGBO als de wet Bopz
Een rechter heeft besloten dat een 60-jarige vrouw met een voorlopige machtiging wordt opgenomen. De vrouw weigert om medicatie in te nemen ter behandeling van haar psychiatrische stoornis. Wanneer mag bij deze vrouw dwangmedicatie worden toegediend? a. Een voorlopige machtiging betekent dat dwangmedicatie is toegestaan b. Dwangmedicatie is alleen toegestaan als de vrouw tijdens de opname een gevaar vormt voor zichzelf of anderen c.
Dwangmedicatie mag zodra de 60-jarige vrouw zich tegen medicatietoediening verzet
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 4 van 16
11
U werkt als arts-assistent psychiatrie bij de crisisdienst en wordt gevraagd om Anil, 26 jaar, op het politiebureau te beoordelen. Anil is van de weg gehaald in verband met gevaarlijk rijgedrag. Hij vertelt dat een jaar geleden zijn grootvader is overleden en via “Winti” is zijn grootvader nu in hem getreden. Zijn grootvader laat hem gevaarlijke dingen doen, zoals het stuur van zijn auto plotseling naar rechts trekken. Welk type waan heeft deze patiënt? a. Transculturele waan b. Paranormale waan c.
Telepathische waan
d. Beïnvloedingswaan 12
De heer R., van 50 jaar komt bij u als huisarts voor een kennismakingsgesprek. De heer R. is excentriek gekleed, maakt een wat onverzorgde indruk en heeft een bijzonder taalgebruik. Uit zijn verhaal blijkt dat hij niet of nauwelijks geïnteresseerd is in relaties of contacten met anderen. Hij vertelt dat hij zich anders voelt dan anderen en het idee heeft er niet bij te horen. Wanneer mensen dichterbij komen raakt hij gespannen en achterdochtig. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis b. Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis c.
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
d. Autisme spectrum stoornis Casus 1, behorende bij vraag 13 en 14 De heer S., een jongeman van 24 jaar, heeft al enkele jaren last van waanbeelden en leidt een teruggetrokken bestaan. Hij heeft al verschillende behandelingen ondergaan en ook al verschillende antipsychotica voorgeschreven gekregen, maar zijn klachten blijven bestaan. Zijn psychiater besluit hem clozapine voor te schrijven. 13
Wat is de belangrijkste reden dat voor clozapine wordt gekozen? Clozapine a. geeft een veel sterkere blokkade van dopamine D2 receptoren b. is soms wel werkzaam in behandelingsresistente patiënten c.
heeft een minder sederend effect dan de meeste andere antipsychotica
d. heeft een lagere affiniteit voor serotonine 5-HT2 receptoren 14
De psychiater besluit om in de eerste maanden wekelijks bloedonderzoek te laten doen bij de patiënt. De belangrijkste reden hiervoor is de kans op a. verhoogd prolactine b. agranulocytose c.
verhoogd alkalische fosfatase
d. verlaagd hemoglobine Einde casus 1
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 5 van 16
15
Wanneer een patiënte u vertelt: “De media hebben mijn leven geruïneerd. Ik weet zeker dat ik afgeluisterd word en in de stad word ik achtervolgd door James Bond”. Rapporteert u deze bevindingen in het psychiatrisch onderzoek bij a. stoornis in de waarneming b. stoornis in het denken
16
Joris van 7 is een slim jongetje: op school doet hij het qua leerprestaties uitstekend. Toch heeft de leerkracht de ouders uitgenodigd voor een zorggesprek. Joris heeft namelijk de neiging om met zijn handen te gaan wapperen als hij iets leuk vindt en wordt daarmee gepest door zijn klasgenoten. Welk van de drie hoofdcriteria van een autisme spectrum stoornis herkent u in deze casus? a. Stereotiep gedrag b. Communicatiestoornis c.
17
Sociale interactiestoornis
De ouders van Gert van 13 komen op de polikliniek kinderpsychiatrie. Gert is recent gestart op het VMBO, maar daar gaat het niet goed. Hij is heel erg goed met computers en is daar de hele dag mee bezig. Bij informatica presteert hij dan ook uitstekend, maar de andere vakken gaan slecht. Daarnaast maakt hij voortdurend ruzie met klasgenoten, omdat Gert graag de hele dag met hen over computers praat. Hij wordt heel boos als zij niet naar hem willen luisteren. Hij is al in diverse vechtpartijen verzeild geraakt. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk op basis van deze beschrijving? a. Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis b. Gedragsstoornis c.
Autisme spectrum stoornis
d. Obsessief-compulsieve stoornis 18
In welk hersengebied liggen de noradrenerge cellichamen die de cortex innerveren? a. Het ventrale tegmentale gebied (VTA) b. De substantia nigra c.
De locus coeruleus
d. De raphe kernen 19
Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson treden vermoedelijk op als gevolg van een medicatie-geïnduceerde verhoging van de dopaminerge neurotransmissie in het ventrale striatum. Met degeneratie van welke van onderstaande hersengebieden gaat dit vooral gepaard? a. Substantia nigra b. Ventrale tegmentale gebied (VTA) c.
Dorsale striatum
d. Locus coeruleus
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 6 van 16
20
Een patiënte beschrijft de volgende klachten: “Ik ben zo verschrikkelijk moe, ik zou het liefst de hele dag in bed liggen, eten en slapen. Ik heb constant honger, ben in de afgelopen maanden zeker 3 kilo aangekomen en ik slaap zeker 10 uur per dag, terwijl ik normaal 8 uur slaap. Ik wil nergens naar toe, want ik voel me vreselijk onzeker bij anderen.” Ook uit de rest van de anamnese blijkt dat ze voldoet aan een depressieve stoornis, een lichamelijke oorzaak is uitgesloten middels onderzoek. Bij welk subtype depressie passen haar klachten? Depressie met a. melancholische kenmerken b. atypische kenmerken c.
21
ontwijkende kenmerken
U bent huisarts. Voor u zit een 39-jarige vrouw. Zij denkt erover om zwanger te worden, want straks lukt het niet meer. De partner van patiënte heeft recidiverende depressieve episoden. De laatste episode was 5 jaar geleden. Hij kon hierdoor lange tijd niet werken en heeft toen veel schulden opgebouwd. Het paar heeft hierdoor ernstige financiële problemen. Patiënte vraagt zich af of bovengenoemde factoren een risico kunnen vormen voor het kind. Bestaan er in deze casus risicofactoren voor psychopathologie bij het kind? a. Nee, er is geen verhoogd risico, want de partner van patiënte is nu niet depressief b. Ja, er is een verhoogd risico vanwege de depressies van de partner van patiënte en vanwege de financiële problemen c.
22
Nee, er is geen verhoogd risico want patiënte heeft geen psychische stoornis
Wat is het farmacotherapeutische middel van eerste keus bij katatonie? a. Antidepressivum b. Antipsychoticum c.
23
Benzodiazepine
U werkt als psychiater bij GGZ inGeest en ziet op de polikliniek voor depressieve stoornissen meneer A. Hij is afgelopen week gestart met het gebruik van amitriptyline en komt nu op controle om eventuele bijwerkingen te bespreken. Welk van de volgende bijwerkingen kunt u verklaren door de anticholinerge werking van amitriptyline? a. Sedatie b. Orthostatische hypotensie c.
Droge mond/obstipatie
d. Gewichtstoename
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 7 van 16
24
Mevrouw H., 73 jaar, ziet u in de huisartsenpraktijk. Ze geeft aan dat ze vooral moeite heeft met slapen. Ze is moe overdag. Desgevraagd kan ze nergens van genieten. Ze ontkent somber te zijn. Ze denkt regelmatig dat het leven voor haar zo geen zin meer heeft. De klachten zijn ontstaan na een galblaasoperatie een jaar geleden. Ze heeft moeite de dagelijkse routine vol te houden. Deze klachten passen het beste bij een a. dysthymie b. depressieve stoornis c.
aanpassingsstoornis
d. stemmingsstoornis door een somatische aandoening 25
Als huisarts wilt u een antidepressivum voorschrijven. De patiënt zegt echter dat hij eerder een SSRI heeft geprobeerd en veel nare bijwerkingen had. Hij wil perse geen SSRI meer. Welke van onderstaande middelen komt dan in aanmerking? a. Escitalopram b. Mirtazapine c.
26
Sertraline
De heer L., 43 jaar, komt bij de psychiater met klachten van somberheid, slaapstoornissen en verminderde eetlust. In het verleden zijn deze klachten succesvol behandeld met een SSRI. De psychiater besluit om opnieuw een geneesmiddel voor te schrijven. Welke van de volgende geneesmiddelen zal daarbij zijn voorkeur hebben? a. Imipramine b. Mianserine c.
Citalopram
d. Bupropion 27
Een 24-jarige vrouw komt samen met haar vriend bij de huisarts. Hij vertelt dat ze al een aantal dagen "in de war" lijkt te zijn. Ze praat overdag aan een stuk door, is een deel van de nacht het huis aan het schoonmaken, is erg prikkelbaar en snel boos, en maakt hem over van alles en nog wat verwijten. Ze heeft in de afgelopen maanden haar rechtenstudie afgerond, heeft daar keihard voor gewerkt. Ze heeft gisteren een open sollicitatiebrief van drie A4-tjes naar de Hoge Raad gestuurd waarin zij zichzelf aanbiedt als beleidsadviseur van het dagelijks bestuur dan wel als lid van het wetenschappelijk bureau. Ze uit allerlei ideeën over een betere rechtsgang in ons land. Overigens vindt ze het onzin om naar de huisarts te gaan, haar mankeert niets. Wat is uw waarschijnlijkheidsdiagnose? a. Schizoaffectieve stoornis b. Manie c.
Geagiteerde depressie
d. Narcistische persoonlijkheidsstoornis
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 8 van 16
28
Op welke complicatie moet men bedacht zijn als men een patiënt gedurende langere tijd behandelt met lithium? a. Hypothyreoidie b. Agranulocytose c.
Stevens-Johnson syndroom
d. Diabetes mellitus 29
Welk symptoom past niet in het beeld van een hypomane episode? a. Overmatige activiteit b. Verhoogde stemming c.
Grootheidswanen
d. Spraakzaamheid e. Verhoogde afleidbaarheid 30
U hebt als coassistent zojuist een beoordeling gedaan bij een patiënt met een manisch toestandsbeeld. U hebt aangeboden het psychiatrisch onderzoek uit te schrijven. Bij de conatieve functies beschrijft u a. eufore stemming b. gestoord realiteitsbesef c.
verhoogd associatief denken
d. expansief gedrag 31
Een 26-jarige studente vertelt tijdens een intake gesprek op de poli psychiatrie dat zij zoveel slaapt, overdag op de bank en alsnog de hele nacht. Het geeft problemen met haar studie en in haar relatie. Het huishouden stelt ze ook uit en het is thuis rommelig. Als zij richting een deadline gaat nemen de klachten toe. Als het lukt om aan de slag te gaan verzandt ze in details en besteedt ze veel aandacht aan zijsporen. Uiteindelijk levert ze bijna nooit opdrachten op tijd in. Er is door de huisarts geen somatische verklaring gevonden. Er is geen sprake van een depressieve stoornis. Welke persoonlijkheidsstoornis is het meest waarschijnlijk op basis van deze informatie? a. Afhankelijke b. Borderline c.
Obsessief compulsieve
d. Ontwijkende
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 9 van 16
32
Een 31-jarige vrouw is gediagnosticeerd met de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. In haar voorgeschiedenis is zij eerder opgenomen geweest na ernstig automutileren en een depressieve episode en was zij opgenomen op de detox van de verslavingszorg in verband met afhankelijkheid van cannabis en alcohol. In de voorgeschiedenis speelt dat zij opgroeide in een gezin met een alcoholistische moeder en een afwezige vader, patiënte zorgde voor haar jongere zusjes. Nu meldt zij zich op de polikliniek omdat haar relatie net verbroken is na 2 jaar en zij depressieve klachten heeft. Ze is bang terug te vallen in alcoholgebruik. Ze kan haar emoties goed reguleren, maar maakt een lege indruk. Er is sprake van disfunctioneren op meerdere levensgebieden. Welke behandeling zou het meest geïndiceerd zijn bij patiënte? a. Schema Focussed Therapie (SFT) b. Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) c.
Dialectische Gedrags Therapie (DGT)
d. Individuele psychotherapie 33
e
Anna is 14 jaar en zit in de 2 klas HAVO/VWO. Ze haalt veel onvoldoendes. Al van jongs af aan hoort ze van haar ouders en leerkrachten, “er zit meer in, als ze maar wat meer aandacht besteedt aan haar schoolwerk en beter oplet”. De laatste tijd piekert ze hier meer over en slaapt moeilijk in. Ook spreekt ze nog maar weinig met haar vriendin af en spijbelt regelmatig. In het psychiatrisch onderzoek blijkt dat zij al heel lang concentratieproblemen heeft. Welke comorbide diagnose overweegt u naast de diagnose ‘ADHD, overwegend aandachtsgestoorde type’? a. Depressieve stoornis b. Leerstoornis (dyslexie) c.
Autismespectrum stoornis
d. Oppositionele opstandige stoornis 34
Stephanie is 16 jaar en gebruikt al bijna 8 jaar atomoxetine in verband met ADHD, gecombineerde type. Op de basisschool merkten haar ouders een duidelijk positief effect. Nu ze 16 jaar is, wil ze weten of haar ADHD-symptomen verminderd zijn en of ze met de medicatie zou kunnen stoppen. U bespreekt dit met haar. Welke ADHD-symptomen hebben de meeste kans nu te zijn verminderd ten opzichte van 8 jaar geleden? a. Concentratiezwakte b. Problemen met plannen c.
35
Hyperactiviteit
Peter, 8 jaar, komt samen met zijn ouders naar de polikliniek kinderpsychiatrie. Zij zijn verwezen door de schoolarts in verband met concentratieproblemen. Ze hebben begrepen dat er sprake kan zijn van een hersenziekte, ADHD. Ze willen graag een hersenscan. U legt uit dat dit op individueel niveau geen meerwaarde heeft, maar dat er op groepsniveau wel veranderingen bekend zijn. Welke veranderingen zijn bij ADHD op het gebied van de hersenen gevonden? a. Kleinere hersenvolumes b. Grotere hersenvolumes c.
Functieverschillen in de temporaalkwab
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 10 van 16
36
Bij de “Fight or Flight” reactie speelt het hormoon Acetylcholine (ACh) een belangrijke rol bij zowel de parasympatische als sympatische innervatie via de binding aan muscarineen/of nicotine ACh receptoren. Blokkering van de muscarine receptoren remt a. alleen de parasympatische innervatie b. alleen de sympatische innervatie c.
zowel de parasympatische- als de sympatische innervatie
d. geen van beide systemen 37
Mevrouw A., wordt samen met haar man gezien op de poli angststoornissen. Zij vertelt dat zij continu een angstig gevoel heeft, waardoor zij vaak hartkloppingen heeft en rusteloos is. Zij geeft aan dat zij zich veel zorgen maakt of haar man zijn baan wel zal behouden in deze tijden van crisis. Ook is zij direct ongerust wanneer haar man iets later thuis is dan normaal. Zij belt dan direct naar zijn werk om te vragen of er iets gebeurd is. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Paniekstoornis b. Specifieke fobie c.
Gegeneraliseerde angststoornis
d. Obsessieve compulsieve stoornis 38
Het hersenangstcircuit of vreescircuit van kinderen en volwassenen met angststoornissen functioneert abnormaal. Wat is de functie van de amygdala in het hersenangstcircuit (of: vreescircuit)? a. Ontvangt de visuele angststimulus b. Bevat herinneringen aan eerder meegemaakte angstsituaties c.
Brengt de motoriek in een alarmtoestand
d. Activeert de schrikreflex 39
De heer M., is een 28-jarige man die sinds zijn puberteit een gegeneraliseerde angststoornis heeft. Voordat de gegeneraliseerde angststoornis ontstond, maakte hij zich zorgen om lichamelijke verschijnselen, die gepaard gingen met angstklachten. ‘Zorgen om lichamelijke verschijnselen, die gepaard gingen met angstklachten´ wordt het beste beschreven door de term a. angstgevoeligheid (ook: angstsensitiviteit) b. gedragsinhibitie c.
dysfunctionele cognitie
d. selectieve aandacht
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 11 van 16
40
Op de SEH meldt een 33-jarige vrouw zich. Ze geeft aan dat ze ‘plots’ in het park stond. Ze weet niet hoe ze daar terecht is gekomen en ook niet hoe ze aan haar pijnlijke knie komt. Ze geeft aan dit al vaker is voorgekomen en dat ze ook wel eens stemmen hoort. Zij gebruikt geen middelen en heeft verder een blanco somatische voorgeschiedenis. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Borderline persoonlijkheidsstoornis b. Schizofrenie c.
Nagebootste stoornis
d. Dissociatieve identiteitsstoornis 41
Jan is een jongen van 8 jaar die als hij aan zijn overleden oma denkt, zich gespannen voelt. Hij moet dan een plaatje van een voetballer aanraken en erover wrijven. Daarna voelt hij zich veel beter en ontspannen. Jan wil graag voetballer worden en vindt zijn gedrag niet vreemd of storend. Zijn ouders maken zich zorgen, omdat Jan steeds vaker over zijn voetbalplaatje moet wrijven en daardoor buiten school bijna niet meer met vriendjes speelt. Nu wil hij het plaatje ook al mee naar school nemen, om zich daar ook beter te voelen. Om het rustgevende herhalingsgedrag te laten afnemen is de meest geëigende behandeling a. imaginaire exposure b. responspreventie c.
sociale vaardigheidstraining
d. exposure in vivo 42
De heer T., een 45-jarige bankier, kampt met een terugkerende zich opdringende gedachte 'ik ga met de hond neuken', zodra hij zijn buurvrouw ziet wandelen met haar hond. Hij voelt zich er vreselijk gespannen onder, want hij raakt enigszins seksueel opgewonden. Hij is bang dat hij het in werkelijkheid misschien wel eens echt zou kunnen gaan doen. Om de spanning te laten zakken zegt hij bij herhaling gebedjes op, waarna de spanning kortdurend zakt. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Schizofrenie met akoestische imperatieve hallucinaties b. Parafilie c.
Obsessieve compulsieve stoornis
d. Psychopathie
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 12 van 16
Casus 2, behorende bij vraag 43 en 44 Mevrouw R., van 35 jaar, komt bij haar huisarts en geeft aan dat ze al een paar nachten de slaap niet kan vatten en angstig is vanwege een aantal nare gebeurtenissen die recent hebben plaatsgevonden. De huisarts besluit om haar een kortwerkende benzodiazepine voor te schrijven om de angst wat te onderdrukken en makkelijker in slaap te komen. 43
Welke van de volgende middelen ligt dan het meest voor de hand? a. Buspiron b. Diazepam c.
Lorazepam
d. Mirtazepine e. Quetiapine 44
Ondanks dat de huisarts heeft aangegeven zeer voorzichtig met alcohol om te gaan, besluit de vrouw dit advies te negeren. In de vroege ochtend wordt ze door haar man naar de eerste hulp gebracht met ernstige ademhalingsproblemen. Na het uitvragen van haar medicijngebruik, besluit de arts om haar een injectie met flumazenil te geven. Wat is het werkingsmechanisme van dit middel? a. Competitieve GABA-B receptor antagonist b. Competitieve benzodiazepine receptor antagonist c.
Inverse benzodiazepine agonist
d. Inverse GABA-B receptor agonist Einde casus 2 45
Kim, 15 jaar, komt bij u onder behandeling vanwege anorexia nervosa. Er is sprake van ernstig ondergewicht, bij een BMI van 14. Naast de persisterende wens om niet aan te komen, meldt zij dat ze nergens zin meer in heeft en de hele dag somber is. Thuis zijn er vaak conflicten met haar ouders, die dan proberen om haar te dwingen wat te eten. Vanuit de voorgeschiedenis komt het beeld naar voren van een meisje dat erg perfectionistisch is en dus veel van zichzelf eist. Ze haalde altijd hoge cijfers op het VWO, maar leerde daar ook heel hard voor. Daarnaast speelde ze op hoog niveau hockey. Wat heeft de prioriteit in de behandeling? a. Herstel van gewicht b. Psychotherapie gericht op het verminderen van het perfectionisme c.
Systeemtherapie gericht op het verbeteren van de ouder-kind relatie
d. Antipsychotica om het verstoorde lichaamsbeeld te herstellen
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 13 van 16
46
Dirk is een 13-jarige jongen, die nu 4 maanden op de middelbare school zit. Hij is inmiddels vaak aangesproken op zijn verbaal agressieve gedrag en zijn gebrek aan respect voor volwassenen. Bij het minste of geringste wordt hij boos, weigert zich te voegen naar regels en als dit besproken wordt, ligt de schuld altijd bij een ander. Op de lagere school is hij veel gepest en speelde deze problematiek ook al. Welke stoornis speelt hier waarschijnlijk? a. ADHD b. Post-traumatische stress-stoornis c.
Oppositionele opstandige stoornis
d. Gedragsstoornis 47
Sinds 2 jaar heeft Marc, 16 jaar, regelmatig conflicten met zijn vader. Met zijn moeder veel minder, ze bemiddelt altijd. Vader vindt zijn zoon lui en ongemotiveerd voor school. Hoewel de leerkrachten geen problemen in de omgang met hem aangeven, zijn de schoolprestaties onder de maat. Vader probeert zijn zoon te helpen met huiswerk, maar hierdoor loopt de spanning alleen maar verder op. Wel is het gelukt zijn zoon aan een baantje te helpen. Wat is hier het meest waarschijnlijk aan de hand? a. Oppositioneel opstandige gedragsstoornis b. Gedrag passend binnen een normale ontwikkeling c.
48
Ouder-kind relatieprobleem
PTSS bij kinderen gaat vaak gepaard met angststoornissen. Dit gaat met name om de a. sociale fobie b. gegeneraliseerde angststoornis c.
paniekstoornis
Casus 3, behorende bij vraag 49, 50 en 51 De heer S., meldt zich bij de huisarts met ademhalingsproblemen. Hij is al jaren een verstokt roker die al vaak geprobeerd heeft te stoppen met roken. 49
De huisarts wijst hem voor de zoveelste keer op de schadelijke effecten van roken. “Wist u dat roken verantwoordelijk is voor circa …% van alle gevallen van vroegtijdig sterven?” a. 10 b. 25 c.
40
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 14 van 16
Vervolg casus 3 50
De heer S., schrikt hiervan en geeft aan dit keer echt te willen stoppen vanwege zijn gezondheid. Hij snapt niet waarom het maar niet lukt en vraagt aan de huisarts: “Hoe werkt nicotine eigenlijk in mijn hersenen?” De huisarts vertelt dat het primaire belonende effect van nicotine in de hersenen wordt veroorzaakt door a. blokkade van de dopamine heropname b. activatie van de GABA-A receptor c.
blokkade van NMDA receptoren
d. activatie van ionkanalen 51
De huisarts besluit om de heer S., farmacotherapeutisch te ondersteunen en schrijft varenicline voor. De heer S., wil graag weten hoe dit medicijn werkt. Het werkingsmechanisme van varenicline berust op a. partiële activatie van nicotine receptoren b. blokkade van nicotine receptoren c.
partiële activatie van dopamine receptoren
d. blokkade van dopamine receptoren Einde casus 3 52
Verschillende hersengebieden spelen een rol bij het verslavingsproces. Welk hersengebied speelt een dominante/cruciale rol bij het verhoogde risico op terugval en bij verminderde impulscontrole? a. Parietale cortex b. Prefrontale cortex c.
Orbitofrontale cortex
d. Hippocampus e. Temporale cortex 53
Er is onderzoek gedaan naar overerfbaarheid van roken en rookgedrag bij tweelingen. Welke factoren bepalen de initiatie van rookgedrag? a. Vooral genetische factoren b. Vooral omgevingsfactoren c.
54
Genetische en omgevingsfactoren in gelijke mate
De incidentie van de ziekte van Parkinson is bij rokers a. hoger b. lager c.
hetzelfde als bij niet rokers
Let op! Vraag 55 staat op het volgende blad CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 15 van 16
55
Pieter is een 19-jarige student, hij gaat ieder weekend lekker los. De ene avond gebruikt hij XTC en de andere avond alcohol. Dit doet hij nu zo’n anderhalf jaar. Hij heeft zijn eerste jaar studie zonder problemen gehaald maar de afgelopen twee blokken heeft hij niet gehaald. Een maand geleden is hij aangehouden door de politie omdat hij onder invloed scooter reed. Het gebruik van Pieter kan het best omschreven worden als a. middelenmisbruik b. middelenafhankelijkheid c.
recreatief middelengebruik
CAT Psychisch functioneren / afname 27 maart 2015
Pagina 16 van 16