A VUmc-compas toetsing
Toets
CAT B 3.1 14-15 / Cursus-afhankelijke toets
Cursus
B Infectie en inflammatie 14-15
Cursuscoördinator (vice-)
dr. M. van Agtmael / mw. drs. T.A.M. Hekker
Gelegenheid
1
Toetsdatum
26 september 2014
Tijd
8:45 - 10:45 uur (8:45 - 11:15 uur voor extra-tijd studenten)
Plaats
TenT-hal VU campus
Aantal en type vragen
51 meerkeuzevragen: 19 driekeuzevragen, 29 vierkeuzevragen,
e
3 vijfkeuzevragen Druk
tweezijdig bedrukt
Toegestane hulpmiddelen
geen
Studentinstructie: Dit tentamen mag niet door studenten worden meegenomen MC-toets: kies het beste (volledig juiste en meest complete) antwoord • • • • • • • • •
mobiele telefoons uit en in de tas onder de stoel alléén toetsbenodigdheden op tafel vul je studentnummer en naam duidelijk in op het formulier kras NIET in de barcode rechtsonder; ook GEEN doorhalingen zo nodig foutieve hokjes corrigeren door zeer goed te gummen vragen over de inhoud van de toets worden NIET beantwoord commentaren na afloop naar de JVC van je cursus toiletbezoek NIET toegestaan fraude wordt bestraft
Succes!
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 1 van 11
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 2 van 11
1
Overgevoeligheidsreacties komen naar verhouding veel voor bij gebruik van penicillinen. Hoeveel procent kruisovergevoeligheid is er ten aanzien van de cefalosporinen? a. 10% b. 45% c.
2
85%
Wat is het effect van clavulaanzuur in combinatie met amoxicilline? a. Door synergie met de amoxicilline wordt het bactericide effect versterkt b. Het beschermt de amoxicilline tegen afbraak door enkele β-lactamasen c.
3
Het verhoogt de absorptie van amoxicilline door verlaging van de pH
Wat is een belangrijke interactie van ciprofloxacine? a. Gelijktijdig gebruik met vitamine K–antagonisten verkort de INR b. Antacida (zoals magnesiumzouten) verminderen de resorptie c.
4
Melkproducten verhogen de resorptie
Wat is waar over clindamycine? a. Doordat de klaring voornamelijk via de nieren gaat moet de dosering worden aangepast bij nierinsufficiëntie b. Clindamycine werkt met name tegen Grampositieve bacteriën en anaeroben c.
Clindamycine bindt aan de 5`uiteinde van het bacteriële DNA en remt daarmee de replicatie
5
Welk antibioticum is een glycopeptide? a. Vancomycine b. Gentamicine c.
Rifampicine
d. Piperacilline 6
De werking van glycopeptide antibiotica is inhibitie van de a. eiwitsynthese b. DNA-synthese c.
7
celwandsynthese
Doxycycline behoort tot de groep van de a. beta-lactams b. tetracyclinen c.
8
macroliden
Wat remt claritromycine van de bacterie? a. De eiwitsynthese b. De celwandsynthese c.
De DNA-synthese
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 3 van 11
9
Wanneer heeft therapeutic drugmonitoring zin? a. Als de interindividuele variabiliteit in de farmacokinetiek beperkt is b. Als er een duidelijke relatie tussen geneesmiddelconcentratie en effect is c.
10
Als het geneesmiddel en het klinisch effect beiden goed te meten zijn
Wat is de meest voorkomende en tevens de ernstigste vorm van nefritis bij SLE? a. Membraneuze glomerulonefritis (WHO class V) b. Diffuse proliferatieve glomerulonefritis (WHO class IV) c.
Focale proliferatieve glomerulonefritis (WHO class III)
d. Mesangale lupus glomerulonefritis (WHO class II) 11
Een 14-jarig meisje wordt verwezen door de huisarts in verband met sinds een week bestaande verspringende gewrichtspijnen en koorts. Twee weken voor het ontstaan van deze klachten heeft zij een keelontsteking en rode huiduitslag in het gelaat gehad. Bij onderzoek worden een polyartritis van polsen, linkerknie en enkels, koorts (38,5˚C) en een systolische souffle aan het hart vastgesteld. Laboratoriumonderzoek toont een sterk verhoogde bloedbezinking (BSE 92 mm/1e uur) en CRP-gehalte (132 mg/l) en een verhoogd aantal leukocyten (16,4 x 109/l). Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Jeugdreuma (juveniele idiopathische artritis) b. Acuut reuma c.
12
Septische artritis
Welke factor is geassocieerd met een verhoogd risico op het ontstaan van reumatoïde artritis? a. Alcoholgebruik b. Roken c.
Aanwezigheid van het HLA B27 antigeen
d. Aanwezigheid van antinucleaire factoren (ANF) 13
Een 45-jarige man heeft sinds twee dagen een mono-artritis van de rechterenkel. Er is geen voorafgaand trauma geweest. Een half jaar geleden heeft hij identieke klachten aan het MTP1-gewricht van de rechter hallux en de linkerenkel gehad, die spontaan zijn verdwenen. Bij lichamelijk onderzoek wordt een mono-artritis met warmte en roodheid van de rechterenkel vastgesteld. Wat is bij deze patiënt nu het beste aanvullende onderzoek? a. Echografisch onderzoek van de rechterenkel b. Röntgenonderzoek van de rechterenkel c.
Onderzoek van het serumuraatgehalte in het bloed
d. Gewrichtspunctie en onderzoek van synoviaalvloeistof
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 4 van 11
14
Bij een 36-jarige vrouw wordt de diagnose reumatoïde artritis gesteld. Wat is de meest gebruikelijke eerste keus medicamenteuze behandeling? a. Prednison b. Methotrexaat c.
TNF-alfa-antagonist
d. Rituximab 15
Een 58-jarige man wordt verwezen door de huisarts in verband met progressieve pijn en functiebeperking van de rechterschouder. Acht dagen tevoren heeft hij een lokale corticosteroïdinjectie in de schouder gehad vanwege een slijmbeursontsteking (bursitis subacromialis). Aanvankelijk namen de pijnklachten hierna af, maar sinds vier dagen heeft hij progressieve pijn. Bij onderzoek is de rechterschouder warm en licht gezwollen en wordt koorts (38,2˚C) vastgesteld. Laboratoriumonderzoek toont een verhoogde bloedbezinking (BSE 48 mm/1e uur) en CRP-gehalte (154 mg/l) en een verhoogd aantal leukocyten (12,2 x 109/l). Nierfunctie en serumuraatgehalte zijn normaal. Een röntgenfoto van de schouder is niet afwijkend. Wat is nu de meest waarschijnlijke oorzaak van de schouderklachten bij deze man? a. Hardnekkige bursitis subacromialis b. Jicht (artritis urica) c.
Reactieve artritis
d. Septische artritis 16
Welke subcutaan toe te dienen ‘biological’ (biofarmaceutisch middel) is geschikt voor de behandeling van reumatoïde artritis? a. Etanercept b. Cyclosporine c.
Basiliximab
d. Natalizumab 17
Welke complicatie is een risicofactor voor een slechte prognose bij patiënten met systemische sclerose? a. Aanwezigheid van calcinose b. Aanwezigheid van subcutane calcificaties c.
Afwezigheid van antistoffen tegen DNA topoisomerase I (anti-Scl 70)
d. Aanwezigheid van pulmonale hypertensie 18
Een 38-jarige vrouw wordt verwezen door de huisarts vanwege sinds drie maanden bestaande klachten van moeheid, spierpijnen in schouders en kuiten, gewrichtspijnen en tintelingen in de handen. Bij lichamelijk onderzoek heeft zij moeite met het heffen van de armen en het maken van kniebuigingen. Er zijn geen tekenen van artritis aan de perifere gewrichten waarneembaar. Laboratoriumonderzoek verricht door de huisarts toont een verhoogd serum-CK-gehalte (CK 180 U/l). De bloedbezinking is normaal. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? a. Polymyalgia reumatica b. Hypothyreoïdie c.
Hyperparathyreoïdie
d. Reumatoïde artritis CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 5 van 11
19
Welk histomorfologisch kenmerk is karakteristiek voor de gewrichtsontstekingen bij reumatoïde artritis? a. Verhoogde activiteit van osteoblasten in het onderliggende bot b. Afname van de dikte van de synoviale membraan c.
Verdwijnen van T-helpercellen, plasmacellen en macrofagen uit het synoviaal stroma
d. Vorming van pannus 20
Welke beschrijving hoort bij deze X-thorax afwijking?
a. Longcarcinoom b. Pneumonie c.
Lymfadenopathie
d. Geen afwijkingen 21
Wat betekent een positieve Mantoux test? a. Dat het lichaam eerder in contact geweest is met Mycobacterium tuberculosis b. Dat er sprake is van open tuberculose c.
22
Dat de patiënt eerder niet goed is behandeld voor tuberculose
Hoe onderscheidt een inflammatoire gewrichtsaandoening zich van een niet-inflammatoire gewrichtsaandoening? a. De ochtendstijfheid is aanzienlijk en lang b. Er zijn geen algemene symptomen c.
23
Er is met name pijn bij bewegen
De kinderarts van een 10-jarige patiënt heeft het vermoeden op common variable immune deficiency (CVID). Wanneer is deze diagnose onwaarschijnlijk? Als er sprake is van: a. recidiverende sinopulmonale infecties (bv sinusitis en brochiectasieën) b. auto-immuniteit, bijvoorbeeld auto-immuun thrombopenie (ITP) c.
slechte respons op pneumokokkenvaccinatie
d. recidiverende Pneumocystis jiroveci infecties 24
De 17-jarige Jonathan is bekend met cystic fibrosis. Zijn longfunctie is de laatste maanden achteruitgegaan. Op vermoeden van een bacteriële lagereluchtweginfectie wordt sputumonderzoek verricht. Welke bacterie is de meest waarschijnlijke verwekker? a. Proteus mirabilis b. Pseudomonas aeruginosa c.
Streptococcus pneumoniae
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 6 van 11
25
Wat is het typische kenmerk van necrotiserende fasciitis? a. Gasvorming b. Voorafgaand wondje c.
Koorts
d. Lokale pijn 26
Een 45-jarige patiënt met de hematologische maligniteit AML (acute myeloide leukemie) wordt direct na zijn chemokuur ziek met koorts en hoesten. Hij is leukopeen. Hij slikt de gebruikelijke antimicrobiële profylaxe waaronder een antimycoticum (tegen fungi). Je denkt aan een opportunistische infectie. Op de X-thorax is een interstitieel beeld te zien. Wat is de meest waarschijnlijke verwekker? a. Cryptococcus neoformans b. Aspergillus spp. c.
Toxoplasma gondii
d. Atypische mycobacteriën e. Pneumocystis jiroveci 27
Onderstaand figuur geeft het verloop van het antigeen (Ag) niveau en/of de antistofrespons tegen een micro-organisme weer. Welke indeling past het beste bij de nummers 1, 2 en 3?
a. 1= IgM, 2= Ag, 3= IgG b. 1= IgA, 2= IgM, 3= IgG c.
1= IgM, 2= IgG, 3= IgA
d. 1= IgA, 2= Ag, 3= IgM 28
Een 60-jarige man komt bij de huisarts 1 week na een wondje aan zijn voet opgelopen tijdens het kamperen. Hij heeft krampende pijn in zijn voet en in zijn kaakspieren. Wat is het meest waarschijnlijke micro-organisme dat deze infectie veroorzaakt? a. Staphyloccocus aureus b. Streptococcus pyogenes c.
Clostridium tetani
d. Clostridium perfringens
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 7 van 11
29
Een 60-jarige man afkomstig uit Somalië komt naar de SEH met klachten van koorts, gewichtsverlies en nachtzweten. Hij heeft een klier van 4 cm doorsnee palpabel in de hals. Op de X-thorax zijn geen afwijkingen. Meest waarschijnlijk gaat het hier om a. primaire tuberculose b. reactivatie van tuberculose c.
latente tuberculose
d. miliaire tuberculose 30
Leptospirose is een zoönose veroorzaakt door een spirocheet. De diagnose wordt gesteld door een PCR op a. feces b. urine c.
liquor
d. keeluitstrijk 31
Een patiënt heeft een exantheem over het gehele lichaam, inclusief handpalmen en voetzolen. Meest waarschijnlijk gaat het hier om a. lues b. dengue c.
mazelen
d. chikungunya 32
De meest waarschijnlijke verwekker van een tromboflebitis na een behandeling met intraveneuze antibiotica in het ziekenhuis is a. Pseudomonas aeruginosa b. Streptococcus pyogenes c.
Staphylococcus aureus
d. Escherichia coli 33
Wat is het verschil tussen flagellen en fimbriae (beiden structuren op het oppervlak van bijvoorbeeld E. coli)? a. Flagellen zorgen voor aanhechting, fimbriae voor uitwisseling van DNA b. Flagellen dienen voor uitwisseling van DNA, fimbriae voor voortbeweging c.
34
Flagellen zorgen voor voorbeweging, fimbriae voor aanhechting
Welke verwekker vindt men het vaakst bij een acute exacerbatie van chronische bronchitis? a. Haemophilus influenzae b. Bètahemolytische streptokokken groep A c.
Pseudomonas aeruginosa
d. Influenzavirus
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 8 van 11
35
In de pathogenese van cerebrale malaria wordt de slechte prognose het meest bepaald door a. de hypoxie b. de hypotensie c.
de sekwestratie van de erytrocyt
d. het uiteenvallen van de schizont e. het verschijnen van gametocyten in het perifere bloed 36
Een verder gezonde student heeft een Salmonella gastro-enteritis opgelopen na een barbecue. Wat is het aangewezen beleid? a. Adviseren om goed te blijven drinken b. Azitromycine voorschrijven c.
37
Cotrimoxazol voorschrijven
In een wondkweek zitten Grampositieve kokken in druiventrossen. Deze zijn katalasepositief. Welke test wordt nog uitgevoerd om te weten over welke bacteriën het gaat? a. Oxidase b. Optochine c.
Indol
d. Coagulase 38
Vul de ontbrekende woorden in: Tijdens de Gramkleuring vormt ….. een complex met kristalviolet bij …….. bacteriën. a. jodium; Grampositieve b. jodium; Gramnegatieve c.
alcohol; Grampositieve
d. alcohol; Gramnegatieve 39
Wat staat centraal in de pathogenese van het stafylokokken toxic shocksyndroom? a. Het ontbreken van TSST-1 antistoffen b. Hypotensie, koorts en erytheem c.
De leukocyten functiestoornis
d. De hypervirulente bacteriën 40
Je maakt nasi in een wok, goed doorbakken, van gekookte rijst die 4 dagen in de koelkast heeft gestaan. Vijf uur na de maaltijd krijg je darmkrampen en diarree. Wat is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van je klachten? a. Toxine van Bacillus cereus b. Salmonella darminfectie c.
Campylobacter darminfectie
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014
Pagina 9 van 11
41
Wat is de belangrijkste reden van resistentievorming bij een pneumonie veroorzaakt door Mycobacterium tuberculosis? a. De cavernevorming b. De immuunstatus van de patiënt c.
42
Matige therapietrouw
Een astmapatiënt heeft moeite met ademen tijdens een aanval omdat bij a. inademen de bronchiolen nauwer zijn dan normaal b. inademen de β1-receptoren worden geprikkeld c.
uitademen de bronchiolen nauwer zijn dan normaal
d. uitademen de hulpademhalingsspieren niet volledig meewerken 43
Een 40-jarige Nederlandse man heeft hemoptoë. Zijn voorgeschiedenis vermeldt recidiverende luchtweginfecties en kinkhoest. Hij heeft nooit gerookt. Een eerdere sputumkweek toonde Pseudomonas aeruginosa. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de hemoptoë? a. Bronchiëctasieën b. Astma c.
Tuberculose
d. Ziekte van Churg Strauss 44
Op de SEH zie je een 73-jarige man met een ernstige COPD-exacerbatie. Hij is bekend met COPD GOLD stadium IV en niet gestopt met roken. In de ambulance kreeg hij al een masker met 100% zuurstof. Hij is verminderd aanspreekbaar, doet alleen de ogen open. Je doet een arteriële bloedgasanalyse. Wat is de te verwachten uitslag? a. Hypercapnie en metabole acidose b. Hypocapnie en metabole alkalose c.
Hoog O2-gehalte en respiratoire acidose
d. Hypoxemie en respiratoire alkalose 45
Welke van de volgende geneesmiddelen heeft GEEN direct bronchodilaterend effect? a. Salbutamol b. Theofylline c.
Ipratropium
d. Omalizumab 46
Welke afwijkingen worden meestal gevonden bij het longfunctieonderzoek van patiënten met longfibrose? TLC=totale longcapaciteit, TLCO=diffusie-capaciteit voor CO, FEV1=forced expiratory volume in one second. a. TLC en FEV1 beiden verhoogd b. TLC verhoogd en FEV1 verlaagd c.
TLC verhoogd en TLCO verlaagd
d. TLC verhoogd en TLCO normaal e. TLC en TLCO beiden verlaagd CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014 11
Pagina 10 van
47
Theofylline en gentamicine zijn voorbeelden van middelen met een smalle therapeutische breedte. Dit betekent dat a. ze een korte halfwaardetijd hebben b. ze veel interacties met andere geneesmiddelen hebben c.
48
het risico op overdosering groot is
Een 60-jarige man werkt als belastingadviseur, maar heeft nu moeite met voltijds werken vanwege vermoeidheid. Bij het traplopen is hij na een verdieping al buiten adem en hij hoest al een paar jaar, met vooral ’s ochtends opgeven van sputum. Hij rookt sinds zijn 16de zo’n 20 sigaretten per dag. Je laat spirometrisch onderzoek verrichten en constateert een obstructieve longfunctiestoornis. Je stelt de diagnose COPD. Wat is nu de aangewezen behandeling om verdere verslechtering tegen te gaan? a. Stoppen met roken b. Luchtwegverwijders c.
Inhalatiecorticosteroïden
d. Fysiotherapie 49
Patiënten met astma en hooikoorts kunnen ’s nachts wakker worden met klachten zoals hoesten en piepende ademhaling. Wat is hiervan de oorzaak? a. Blootstelling aan huisstofmijten b. Te lage bloedspiegel van astmamedicatie c.
Late fase inflammatie in het kader van allergie
d. Nachtelijke IgE release door eosinofiele granulocyten 50
Wat is kolonisatieresistentie? a. Een resistentiemechanisme in pathogene micro-organismen dat kolonisatie met commensale micro-organismen tegengaat b. Het ontstaan van resistentie in de gekoloniseerde flora van commensale microorganismen c.
Het vermogen van commensale micro-organismen om kolonisatie met pathogene micro-organismen tegen te gaan
51
Een patiënt (nooit in het buitenland geweest) wordt intraveneus behandeld met penicilline voor een bewezen pneumokokkenpneumonie. Zijn lichaamstemperatuur daalt en hij knapt op. Echter op dag 7 ontstaat opnieuw hoge koorts (40.8 °C) met oplopen van het 9
leukocytenaantal (22 x 10 /l). Wat is er vermoedelijk aan de hand? a. De pneumokok is ongevoelig voor penicilline b. Er is een complicatie ontstaan, bijvoorbeeld longabces of empyeem c.
De patiënt heeft een penicilline-allergie
CAT Infectie en inflammatie / afname 26 september 2014 11
Pagina 11 van